Zeden en (on)veiligheid van vrouwen
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 16 oktober 2024 overleg gevoerd met mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over Zeden en (on)veiligheid van vrouwen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Pool
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Meijer
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Becker, Bruyning, Krul, Mutluer, Van Nispen, Pool, Van der Werf en Wijen-Nass,
en mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 14.03 uur.
Zeden en (on)veiligheid van vrouwen
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 11 januari 2024 inzake onderzoeksrapport Gestalkt. Gezien. Gehoord? Vervolgonderzoek op "De aanpak van de stalking door Bekir E. (2019)" (29279, nr. 831);
- de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 26 maart 2024 inzake beleidsreactie op het onderzoeksrapport Gestalkt. Gezien. Gehoord? Vervolgonderzoek op "De aanpak van de stalking door Bekir E. (2019)" van de Inspectie Justitie en Veiligheid (29279, nr. 848);
- de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 23 januari 2024 inzake WODC-rapport "Evaluatie Wet clausulering recht op contact of omgang na partnerdoding' (34518, nr. 14);
- de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 februari 2024 inzake reactie op verzoek commissie over de EU-richtlijn voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld (28345, nr. 276);
- de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 24 mei 2024 inzake reactie op verzoek commissie over invulling motie van het lid Uitermark c.s. inzake het oprichten van een expertisecentrum georganiseerd en gewelddadig misbruik van kinderen (Kamerstuk 34843-104) (31015, nr. 273);
- de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 juni 2024 inzake voortgang aanpak seksuele misdrijven (34843, nr. 111).
De voorzitter:
Dames en heren, hartelijk welkom bij het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen. Hartelijk dank voor uw komst naar de Kamer. Mevrouw de staatssecretaris, fijn dat u bij ons bent. Welkom aan het publiek. Welkom aan de leden. Dit debat duurt vandaag tot 17.00 uur. De fracties hebben vier minuten spreektijd en drie interrupties in de eerste termijn. Mevrouw Van der Werf, aan u de eer om te beginnen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Rechtbankverslaggever Saskia Belleman verwoordde het laatst heel goed: "Er zijn toch wel veel mannen die vrouwen zien als hun bezit, die ze willen beheersen, die ze willen isoleren, die ze zien als een object." Er komt langzaam meer aandacht voor femicide en psychisch geweld, maar we zijn er nog lang niet. Nog te vaak worden we geconfronteerd met schrijnende gevallen van lichamelijk, seksueel of psychisch geweld tegen vrouwen. Het is naar om te zeggen, maar femicide is voorspelbaar. Keer op keer horen we achteraf dat er al veel signalen waren. Het voorkomen van femicide begint daarom bij de herkenning van deze rode vlaggen door hulpverleners. De eerste persoon die met de melding te maken krijgt, moet zich realiseren: dit is vaker gebeurd. Kijk bijvoorbeeld naar de zaak van het Rotterdamse meisje Hümeyra, die op de dag van haar moord in de fietsenstalling op school voor de vijfde keer aangifte wilde gaan doen, maar waarbij elke keer er een ander etiketje op de melding werd geplakt. Hulpverleners moeten daarom beseffen als ze ergens thuis komen: dit kan ik niet objectiveren als ik beide partners spreek of als ik met het gezin om tafel ga zitten. Daarom vraag ik de minister welke concrete stappen er worden genomen voor meer aandacht voor de rode vlaggen voor femicide in opleidingen van politieagenten, maatschappelijk werkers, pedagogisch hulpverleners, psychologen en andere professionals.
Niet alleen professionals, maar ook de omstanders van deze vrouwen worstelen met wat ze moeten doen met een relatie waarbij de man de vrouw steeds meer isoleert. Dan kan de omgeving wel denken "stap daar dan ook uit", maar als je in nood bent en geen vluchtplan hebt, dan doe je dat niet. Daarom pleit ik vandaag met collega Becker voor een laagdrempelige hulplijn, een centrale bel- en/of chatfunctie die 24/7 bereikbaar is, in plaats van in elke regio een eigen lijn via Veilig Thuis. Wij begrijpen dat het plan eigenlijk al klaarligt. Waar wachten we nog op om deze hulplijn in de lucht te krijgen? Zou een expertisenetwerk, dat er momenteel bijvoorbeeld ook voor eergerelateerd geweld is, ook niet voor femicide kunnen helpen om de kennis te verspreiden en snel de juiste actie te ondernemen bij die rode vlaggen?
Daarnaast vraagt D66 al sinds 2020 aandacht voor de lacune in de wet dat psychisch geweld op zich niet strafbaar is. In het actieplan zien we dat er nog wordt doorverwezen naar onderzoek tot 2028. Kan dat niet sneller? De veiligheid van vrouwen en kinderen moet namelijk centraal staan, ook in rechtszaken rond scheidingen en omgangsregelingen. Kinderen kunnen door de dader worden ingezet om de controle te houden. Contactmomenten rond omgangsregelingen zijn achteraf vaak een groot veiligheidsrisico gebleken voor de moeder van het kind. We hebben nu van staatssecretaris Struycken een RSJ-advies ontvangen over het meenemen van kindonveiligheid in de rechtszaal. Dat is superbelangrijk, maar daar moeten we ook de moeder bij meenemen. Dat rapport liegt er niet om: rechters zijn ter zitting niet voldoende geïnformeerd, de regie ontbreekt, er is onduidelijkheid over wie er moet signaleren en wie ervoor zorgt dat de informatie op de juiste plek terechtkomt, er zijn te lange wachtlijsten, er is onvoldoende kennis over de meldcode Huiselijk geweld en er is een gebrek aan passende hulpverlening. Welke actie gaat de staatssecretaris op deze punten ondernemen en welke concrete doelen stelt zij daarvoor?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. U heeft een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Een informatieve vraag. Ik vind dat er veel goede voorstellen in zitten, zeker het voorstel van D66 en de VVD over de hulplijn voor de rode vlaggen bij femicide. Ik denk dat ik dat voorstel ga steunen, maar ik ben wel nog benieuwd wie je dan aan de telefoon krijgt als je die lijn belt. Ik kan me voorstellen dat de politie daar moet zitten. Daar komen ook meldingen binnen. Het is nog niet eens gelukt om een vast aanspreekpunt bij de politie te organiseren; dat zou een van mijn vragen zijn geweest. Maar je wilt ook hulp. Dus wie krijg je nou aan de telefoon en wat gebeurt er dan?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Er ligt nu een plan klaar voor hoe dat zou kunnen gebeuren. Ik heb niet heel specifiek voor ogen wie dat precies zou moeten zijn, zolang het maar duidelijk is dat diegene in nauw contact staat met experts op het gebied van femicide. Nu is het heel erg afhankelijk van bijvoorbeeld gemeenten, waar op sommige plekken al best veel kennis en geld is om dit goed te regelen en op andere plekken nog helemaal niet. In Rijswijk bijvoorbeeld, waar in anderhalf jaar tijd drie vrouwen zijn vermoord op deze manier, heeft de burgemeester zich hier gigantisch voor ingezet. Ik weet dat Veilig Thuis het in Rotterdam heel goed doet. Ik zag gisteren nog een post van een medewerker van Veilig Thuis op LinkedIn en dacht: jeetje, ik wou dat die overal aan de telefoon zat. Ik wil hier dus niet de suggestie wekken dat sommige organisaties of de politie dit werk niet goed oppakken, maar ik denk wel dat je dat strak moet trekken en dat er landelijk één punt moet komen waar de kennis en expertise op dit onderwerp zit. Dat is er bijvoorbeeld ook voor eergerelateerd geweld, zoals mevrouw Becker heel goed weet. Nu zijn er namelijk ook meldingen waarbij dat niet goed wordt opgepakt. In de zaak van Hümeyra is dat funest gebleken.
De voorzitter:
Is het voldoende beantwoord? Dan gaan we door naar mevrouw Bruyning; aan u het woord.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik val direct met de deur in huis. Door mijn voorganger Judith Uitermark is een motie ingediend met betrekking tot de bevordering van het opzetten van een expertisecentrum of meldpunt voor georganiseerd en gewelddadig kindermisbruik in samenwerking met Stichting Misbruikt! en het Kenniscentrum Transgenerationeel Georganiseerd Geweld. Die motie is aangenomen. Er is in het voorjaar een verkennend gesprek geweest met uw voorganger en er zouden vervolggesprekken worden gevoerd. Kan de staatssecretaris alvast delen hoe de gesprekken zijn verlopen? Op welke termijn verwacht de staatssecretaris een meldpunt of expertisecentrum op te richten? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het oprichten van een meldpunt buiten de politie, aangezien slachtoffers van georganiseerd en gewelddadig kindermisbruik het moeilijk vinden om zich te melden bij de politie en het buiten de politie organiseren een effect zou kunnen hebben op de meldingsbereidheid?
Voorzitter. Ik wil graag nog een urgent en belangrijk onderwerp bespreken: femicide, een tragische uiting van gendergerelateerd geweld. Deze geweldsuiting is niet alleen een misdaad, maar ook een ontkenning van de meest fundamentele mensenrechten van vrouwen. In de strijd tegen femicide verdient het Verdrag van Istanbul bijzondere aandacht. Dit verdrag vormt de hoeksteen van internationale inspanningen om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te bestrijden. De Europese Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, die op 13 juni jongstleden in werking is getreden, benadrukt de noodzaak van een aantal elementen.
Ten eerste stelt artikel 25 dat er gespecialiseerde ondersteuning van slachtoffers moet zijn. Kan de staatssecretaris aangeven of deze gespecialiseerde ondersteuning er daadwerkelijk is voor slachtoffers van psychisch geweld, hoe deze is vormgegeven en of deze daadwerkelijk beschikbaar is voor iedereen?
Ten tweede staat in artikel 29 de geharmoniseerde hulplijn centraal. Deze hulplijn moet anoniem en veilig zijn, waardoor slachtoffer zonder angst voor represailles hulp kunnen zoeken. Dit is een cruciale stap in het bieden van directe ondersteuning aan vrouwen in nood. Ook ervaringsdeskundigen en nabestaanden pleiten voor een aparte hulplijn. Hoe staat de staatssecretaris tegenover de aanbeveling voor een geharmoniseerde hulplijn op Europees niveau voor slachtoffers voor huiselijk geweld?
Laten we ook kijken naar de vooruitstrevende wetten in landen zoals Engeland, Amerika, Frankrijk, Nieuw-Zeeland en Australië, waar psychisch geweld of coercive control expliciet strafbaar is gesteld. Coercive control, of dwingende controle, betreft een patroon van gedragingen door een dader om macht en controle over een slachtoffer te behouden, vaak zonder fysiek geweld. Onderzoek naar erkenning van deze subtiele maar destructieve vorm van controle is essentieel voor een effectievere bestrijding van femicide. De criminalisering van coercive control in deze landen biedt een voorbeeld voor anderen om te volgen. Het heeft slachtoffers een krachtig middel gegeven om hun ervaringen te articuleren en om gerechtigheid te zoeken. Deze wetten erkennen dat geweld tegen vrouwen niet alleen fysiek is, maar ook psychologisch en emotioneel.
In het licht van deze internationale inspanningen moeten we ons blijven inzetten voor versterking van wetgeving en beleid. In Nederland hebben we namelijk recentelijk succesvol seksuele intimidatie strafbaar gesteld, maar zit er tot doodslag en moord een leemte als het gaat om femicide. Het opvullen van die leemte is juist van groot belang. Is er bij de staatssecretaris de behoefte om naast afgerond en lopend onderzoek versneld werk te maken van het aanscherpen van wetgeving omtrent coercive control vergelijkbaar met vooruitstrevende wetgeving in landen zoals Engeland en Nieuw-Zeeland?
We pleiten ook voor nauwere samenwerking tussen overheden, instellingen en maatschappelijke organisaties om bewustwording te vergroten en slachtoffers te ondersteunen. Femicide moet niet alleen als een nationaal probleem worden gezien, maar ook als een wereldwijde crisis die grenzen overschrijdt. Welke samenwerking loopt er momenteel tussen Nederland en andere landen in de Raad van Europa en eventueel daarbuiten om best practices en kennis over gendergerelateerd geweld te delen?
Laten we samen streven naar een wereld waarin vrouwen vrij zijn van angst en geweld, en waar gelijkheid en gelijkwaardigheid zegevieren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Mevrouw Mutluer, aan u het woord.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Vorige maand had ik de eer om de reizende expositie van Open mind en Wim Hertgers met foto's van allemaal slachtoffers te openen. Die expositie moet zorgen voor bewustwording. Dat is broodnodig, denk ik, want alleen al in Rijswijk — dat werd al genoemd — werden in de afgelopen vijftien maanden drie vrouwen vermoord, een aantal dat niet alleen burgemeester Sahin, maar de hele stad diep in het hart raakte. Dan is een plan van aanpak geen luxe. Wij hebben er nu een. Het is er trouwens eentje die zonder de inspanningen van deze Kamerleden echt niet tot stand was gekomen. Het is een start, maar het is er eentje met heel veel losse maatregelen en in mijn beleving zonder echte regie. En nog belangrijker — even los van het feit dat het niet eens in het regeerakkoord wordt genoemd — ik mis het geld om het plan van aanpak uit te voeren. Dat dwingt mij om zelf met een initiatiefvoorstel en met een amendement bij de begroting te komen.
Ook mis ik de strafbaarstelling van psychisch geweld. Dat punt is net ook al benoemd. Het is een heel belangrijke wet, niet alleen van ons, maar ook van Amnesty en van nabestaanden. Het is een van de belangrijkste rode vlaggen voor femicide. In België en Engeland doen ze het al. Ik ga niet wachten tot er in 2028-2029 een rechtsvergelijkend onderzoek klaar is voordat we dat voor elkaar kunnen krijgen. Ik vind het een ereschuld van ons en ik hoop dat deze staatssecretaris dit aanpakt en zo snel mogelijk met dit wetsvoorstel komt. Wat mij betreft had dit gisteren nog mogen gebeuren. Want doordat de huidige wetgeving tekortschiet, komt het nu zelden tot vervolging en dergelijke zaken, terwijl het een van de belangrijkste voorbodes van femicide is.
Dit geldt ook voor stalking. Hümeyra was een van de eerste onderwerpen die ik moest oppakken als Kamerlid; mijn maidenspeech ging over stalking. Een van de conclusies die toen al werden getrokken, was dat de bejegening van en met name de communicatie met slachtoffers te wensen overlaat. Dingen worden niet goed aan elkaar gekoppeld, waardoor slachtoffers aan hun lot worden overgelaten. Een anonieme online hulplijn, 24/7, lijkt mij fantastisch: morgen invoeren. Maar als je niet investeert in Veilig Thuis, waar ze te maken hebben met enorme wachtlijsten, en als je niet investeert in vrouwenopvang, waar nu vrouwen worden opgevangen op vakantieparken en in hotels, dan gaat het niet werken. Het is wat mij betreft en-en. Ik wil dus ook graag een reactie van de minister daarop.
Hetzelfde geldt voor de communicatie vanuit de politie. De inspectie is vrij hard. Die zegt dat de communicatie tussen politie en slachtoffers verbeterd moet worden. We hebben niet voor niets een motie ingediend voor één aanspreekpunt bij de politie. Maar die motie wordt gewoon niet uitgevoerd. Dat kan niet! De formulieren van het screeningsinstrument die politieagenten moeten invullen om de risico's in te schatten, worden niet op de juiste wijze ingevuld. Dat kan niet! U merkt mijn emotie; ik word hier gewoon boos over. Dit moet anders. Daarom vraag ik ook om regie van deze staatssecretaris, want het is nu versnipperd. Als je dit niet goed oppakt, is het levensgevaarlijk. Ik ben daarom heel erg gecharmeerd van de experimenten die in Rotterdam plaatsvinden met de pilot slachtofferdevice, waarbij de reclassering een seintje krijgt als een stalker dicht in de buurt van het slachtoffer komt. In België koppelen ze dat aan je telefoon. Ook dat slachtofferdevice moet je gewoon landelijk uitrollen, gewoon een apparaat waarmee vrouwen stalking veel sneller kunnen opgeven.
Dan het heftige onderwerp Gino. Dat speelt nu al dagen. Het is het topje van de ijsberg. De Nationaal Rapporteur zegt niet voor niets dat het aantal geregistreerde incidenten met minderjarigen echt explosief is gestegen. Ik wil van deze staatssecretaris weten hoe ze dit gaat voorkomen en hoe ze mijn motie gaat uitvoeren die oproept om de mogelijkheden te verruimen om minderjarige zedendelinquenten voor langere tijd te kunnen volgen.
Tot slot straatintimidatie. Hartstikke mooi dat de eerste strafvervolging is geweest, maar waak ervoor dat dit artikel wordt misbruikt of gebruikt bij gevallen van aanranding omdat het makkelijker is om het dan via de kantonrechter af te doen.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw bevlogen betoog. Aan u het woord, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Hümeyra was een jonge vrouw die werd gedood door haar stalker. Ze trok overal aan de bel, maar werd niet gehoord. Ze werd in de steek gelaten. Ze schreeuwde om hulp, maar kreeg die niet door gebrek aan urgentie, gebrek aan samenwerking en handelingsverlegenheid bij instanties. De conclusies van het onderzoek waren hard en pijnlijk — het is al gezegd — en het is een veel breder probleem. Onveiligheid van vrouwen wordt te vaak niet herkend en de aanpak ervan schiet tekort. Het overkwam Hümeyra, maar ook veel te veel anderen. De moord op een vrouw omdat ze vrouw is, "femicide" genoemd, komt veel te vaak voor, tientallen keren per jaar. Dat gebeurt vaak niet in een opwelling; er gaat vaak een proces van maanden of jaren aan psychisch geweld aan vooraf.
Dit toont aan dat het kán worden gestopt, als het maar herkend wordt en als er maar ingegrepen wordt op die momenten dat dat kan. Dit moet echt nog beter. Waarom is het nu nog steeds zo lastig om bijvoorbeeld een vast aanspreekpunt bij de politie te realiseren, zodat je weet waar je terecht kunt als slachtoffer? Misschien is de hulplijn nog wel een beter idee, als het maar werkt. Waarom is het schenden van contact- en locatieverboden zo moeilijk te handhaven en te bewijzen? Is de staatssecretaris bereid om daar stappen in te zetten? En, inderdaad, gaan de bezuinigingen op de opvang nou echt helpen om de veiligheid te vergroten, vraag ik enigszins cynisch.
Ook de SP vindt dat psychisch geweld strafbaar gesteld moet worden. Slachtofferhulp Nederland pleit daarvoor, Amnesty International en vele anderen. Strafbaarstelling biedt aan alle partijen in de keten handelingsperspectief. Er kan eerder ingegrepen worden om escalatie te voorkomen. Kan de staatssecretaris het standpunt heroverwegen en dit niet op de lange baan schuiven? Ik benadruk dat dit een rol kan spelen bij femicide, waar wij het nu over hebben, maar ook bij de aanpak van sektes en de keiharde uitsluiting en het sociaal doodverklaren aldaar, bij criminele families, bij mensenhandel. Het is dus niet alleen sec op femicide nodig om tot de strafbaarstelling van psychisch geweld te komen.
Voorzitter. Het zal je maar gebeuren: je bent een jonge vrouw en opeens figureer je in een pornofilm, zonder dat jij het bent. Deepfake: je gezicht is geplakt. Dat gebeurde in maart dit jaar bij een aantal Kamerleden. Er was toen veel ophef in de media, want spanning en sensatie. Maar een diepere analyse van dit probleem en echte politieke oplossingen bleven volgens mij uit. Ophef in plaats van oplossingen, zoals zo vaak. Ik vind dat heel erg pijnlijk voor al die vrouwen die dat overkomt. De ervaring is dat je opgeroepen wordt om melding te doen bij de politie, maar vervolgens hoor je maandenlang niets, terwijl die beelden rond blijven gaan op het internet. Dat kan toch niet? Dan voel je je als slachtoffer toch niet geholpen door de overheid, die er voor je moet zijn als je haar nodig hebt?
De SP vindt dat er een plek moet zijn waar je terechtkunt, om laagdrempelig en snel je verhaal te kunnen doen. Met als doel één, het opsporen van de daders. Dit mag namelijk niet ongestraft blijven. Twee, het verwijderen van die beelden, want het zijn ernstige privacy-schendingen en dat moet stoppen. En drie, hulp aan mensen die dit overkomt. Het verschilt per persoon, maar laten we wel de vraag stellen: wat heb je nodig? Volgens mij moet dit een samenwerking zijn tussen de politie, misschien de Autoriteit Persoonsgegevens en/of de nieuwe onafhankelijke autoriteit ATKM. Maar dat is niet de oplossing waar de staatssecretaris nu mee komt, noch een antwoord op de motie die de SP al in 2020 indiende in het debat over het burgerinitiatief internetpesten van Peter R. de Vries. Volgens mij is dit veel te veel wat we eigenlijk zouden willen voor de pilot van Off Limits, met alle respect. Vindt de staatssecretaris echt dat het serieuze verzoek vanuit de Kamer hiermee is afgedaan? Opsporing, verwijdering van beelden, hulp aan slachtoffers: mag ik hierop een heel serieuze reactie?
Ik wil aansluiten bij de vragen die gesteld zijn door mevrouw Bruyning over het expertisecentrum georganiseerd en gewelddadig seksueel misbruik van kinderen. Ik had het niet beter kunnen formuleren, dus daar sluit ik mij bij aan.
Ten slotte. Juist in de openbare ruimte moet iedereen zich veilig voelen, maar dat is nu niet het geval. Twee op de drie vrouwen van 12 tot 25 jaar is weleens lastiggevallen op straat. Een derde van de jonge vrouwen voelde zich onveilig of bang door straatintimidatie. Mannen hebben daar minder last van. Die zijn vaker dader. We hebben dit recent strafbaar gesteld. De eerste boete is inmiddels ook wel opgelegd, maar we moeten niet denken dat we er hiermee zijn, want de meeste gevallen zijn natuurlijk niet goed te bewijzen. De handhaving is moeilijk, met als risico dat mensen het vertrouwen verliezen en dat er iets aan gedaan wordt. Hoe ziet de staatssecretaris dat?
Ook ons is het risico ter ore gekomen dat een geval van aanranding ten laste wordt gelegd als straatintimidatie. Dat kan nooit de bedoeling zijn van deze nieuwe wet. Graag een reactie daarop. Kortom, wat kan er nog meer tegen gedaan worden, vooral qua preventie en ter bevordering van de veiligheid op straat en in parkjes waar mensen nu niet durven te komen? Want dat mensen dat niet meer durven, is te gek voor woorden. Graag een reactie hierop.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik ben sowieso blij dat collega Van Nispen straatintimidatie in relatie tot aanranding aanhaalt, en hoe dat nu wordt gebruikt of misbruikt, of hoe je het ook wilt noemen. Ik zoom even in op die straatintimidatie. Uiteindelijk valt en staat het met de inzet van boa's om meer mensen op heterdaad te betrappen. Gemeenten hebben daar niet altijd evenveel capaciteit voor. Nu zijn er in Rotterdam boa's ingezet die er niet uitzagen als boa's, maar die mensen wel op hun gedrag konden aanspreken. Wat zou er volgens de SP gedaan moeten worden om in de praktijk beter te doen landen dat straatintimidatie daadwerkelijk wordt aangepakt en dat het voorstel dat wij hebben gedaan ook goed wordt uitgevoerd?
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor de vraag. Volgens mij vinden we hetzelfde. Als het voorkomt — en het komt veel te vaak voor, daar zijn we het helaas over eens — dan moet het aangepakt worden. Als boa's daarbij kunnen helpen, is dat prima. Als politieagenten daarbij kunnen helpen, is dat prima. Als er verklaringen zijn van omstaanders, dan kunnen die ook gelden als bewijs. Het probleem is dat dit te vaak niet het geval is. Soms heb je camerabeelden, soms niet. Kortom, die bewijslast is heel erg lastig. Waar wij elkaar ook vinden — en ik probeer niet flauw te doen — is dat je moet zorgen dat je straatintimidatie voorkomt. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, maar het heeft alles te maken met normen en waarden en het heeft alles te maken met opvoeding. Dit heeft wat ons betreft, en dan ga ik een laagje dieper, ook wel te maken met het terugtrekken. Het is niet alleen opvoeding door de ouders, maar waar is tegenwoordig nog de conciërge op school, die rotjochies aanspreekt op onfatsoenlijk gedrag tegenover jonge vrouwen? Waar is tegenwoordig nog de wijkagent die in de wijk straatschoffies kan aanspreken als ze asociaal gedrag vertonen?
Kortom, het gaat nog wel een paar slagen verder. Niet dat mevrouw Mutluer en ik het daar níét over eens zouden zijn, maar … Natuurlijk is handhaving belangrijk. Daar hebben we voor gewaarschuwd bij de behandeling van de wet over straatintimidatie. "Ja, handhaving zal moeilijk worden." Nou, dat blijkt nu ook! Volgens mij moeten we dus veel meer doen aan de voorkant. Daarmee maak ik het wel een beetje tot een collectieve verantwoordelijkheid. Niet om te zeggen dat er geen taak is voor de opvoeders, maar de vraag is ook wel waar wij als samenleving blijven als het zaak is elkaar aan te spreken in gevallen waarin dat helaas nodig is.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de rol van religie. Die is er ook. Niet alleen één religie; er zijn meer religies waarin de vrouw als minderwaardig wordt gezien en ook dat moeten we durven te benoemen. Wat mij betreft hoort ook religiekritiek thuis in dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Becker, aan u het woord.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Mannen die vinden dat hun vrouw hun bezit is, dat ze haar mogen isoleren van haar omgeving en soms uiteindelijk zelfs vermoorden: het is helaas geen uitzondering in dit land. Te veel jongens groeien op met de gedachte of het voorbeeld thuis dat zij bepalen wat een vrouw wel en niet mag. In sommige culturen ook met het idee — de heer Van Nispen zei het net terecht — dat zij een vrouw met geweld moeten corrigeren als zij de eer van de familie aantast. Dat heeft afschuwelijke gevolgen. Te veel vrouwen worden geïntimideerd, zijn slachtoffer van psychisch en lichamelijk geweld, worden seksueel misbruikt en vermoord. Dat moeten we een halt toeroepen. Dat zijn we verplicht aan de vrouwen die het niet hebben overleefd, aan hun nabestaanden, maar ook aan al die vrouwen die nu, op dit moment, iedere dag in angst leven.
In de eerste plaats moeten ouders kinderen leren dat je een vrouw nooit zo behandelt, maar helaas schijnt een op de tien jongeren het goed te keuren als een man zijn ongehoorzame vrouw slaat. Daarom moeten we er ook aandacht aan besteden in het onderwijs en we moeten er scherp op zijn als vrouwenhaat wordt verspreid via social media. Over vrouwenhaat en hoe we daarmee kunnen omgaan, dienden we onlangs nog met een aantal partijen Kamervragen in. Het kabinet zei: "Het is niet nodig om dit aan te merken als extremistische ideologie." Kunnen we dan wel zowel online als offline voldoende ingrijpen, vraag ik de staatssecretaris. Wat wordt haar specifieke aanpak om die voedingsbodem, die rolbevestigende patronen te doorbreken en vrouwenhaat aan te pakken? Zou zij daar een brief over kunnen toezeggen? En kan zij daarin ook de uitkomsten van het gesprek tussen de NCTV en de Britse overheid meenemen?
Voorzitter. We zetten gelukkig wel stappen voor de veiligheid van vrouwen. We regelden in de nieuwe Wet seksuele misdrijven dat je expliciet toestemming moet geven voor seksuele handelingen en we stelden ook seksuele intimidatie strafbaar. De eerste man die het normaal vond om een vrouw op straat te intimideren is inmiddels veroordeeld. Maar ik vraag de staatssecretaris hoe het nu staat met de daderprofielen die zouden worden opgesteld. En wat is er gebeurd met de middelen voor de implementatie van de Wet seksuele misdrijven? Die kunnen gemeenten hierbij namelijk misschien ondersteunen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik wil deze interruptie wijden aan consent, dat nodig is om verkrachting uiteindelijk tegen te gaan. Middels de Wet seksuele misdrijven hebben we dat geregeld. Maar in de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld hebben we dat niet kunnen regelen. Ik weet nog dat ik in een interpellatiedebat toenmalig minister Yeşilgöz vroeg waarom zij dat consent niet in die richtlijn had gekregen, en wat dat betekent voor de bescherming van Nederlandse vrouwen in andere landen, waar ze het niet zo nauw nemen met consent. Ik noem bijvoorbeeld Hongarije. Hoe kijkt mijn collega daarnaar? Moet deze staatssecretaris daar, in tegenstelling tot de voormalige minister, wel werk van maken in EU-verband?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik was er destijds niet bij, maar ik ken mevrouw Yeşilgöz niet als iemand die in internationaal verband géén werk maakt van het recht van vrouwen op zelfbeschikking. Ik denk, en dat is ook iets waarin mijn partij vooroploopt, dat Nederland internationaal ook een rol te spelen heeft in het verdedigen van de rechten van vrouwen over de hele wereld. Onlangs heeft mevrouw Roelien Kamminga van mijn fractie daar nog een motie over ingediend, die zegt: er wordt bezuinigd op OS, maar als je gaat bezuinigen, bezuinig dan niet de vrouwenrechten en de lhbtiq-rechten helemaal weg, maar zorg dat we die Nederlandse vrijheid blijven uitdragen met elkaar. Dat geldt ook voor dit soort onderwerpen.
Als ik daar nog iets aan mag toevoegen: heel lang is het juist altijd over dit soort onderwerpen gegaan in internationaal verband, zoals SheDecides, en was er ontzettend veel ophef als vrouwen in de wereld wat werd aangedaan, terwijl het hier in Nederland achter onze eigen voordeuren gebeurt. Daarom ben ik een aantal jaren geleden begonnen met eergerelateerd geweld. Ik was toch nog niet zozeer op de hoogte van femicide. Ik vind het heel goed dat wij nu proberen om dat met elkaar steeds hoger op de agenda te zetten en er aandacht aan besteden.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van mevrouw ... Nee?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, straks.
De voorzitter:
Zo dadelijk dus. U heeft nog zo'n twee minuten spreektijd, mevrouw Becker. Gaat u vooral rustig verder.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, voorzitter, dank u wel. Dan femicide, we hadden het er net al over. We hebben veel nabestaanden van slachtoffers van femicide gesproken en die zeggen: er waren signalen, er waren rode vlaggen, maar daar is niet op gehandeld. Daarom stellen mevrouw Van der Werf en ik vandaag voor om een laagdrempelig meldpunt te ontwikkelen voor vrouwen en omstanders die zich grote zorgen maken, zodat ook de hulpverleners met de juiste landelijke expertise kunnen worden ondersteund, data kunnen worden verzameld en er echt actie kan worden ondernomen. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris hiernaar kijkt. Hoe gaat zij er verder voor zorgen dat er bij de politie en Veilig Thuis meer deskundigheid komt om de rode vlaggen te zien en ernaar te handelen?
Ik wil het ook hebben over de daders, want de nabestaanden geven aan dat het zo goed zou zijn geweest als de potentiële dader al veel sneller verplicht in een BORG-traject had kunnen worden gezet, dus veel sneller had kunnen worden gedwongen tot behandeling. Hoe gaat zij dit oppakken? Kan snelrecht daar wellicht een rol in spelen?
De voorzitter:
Een derde interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Is dat ook mijn laatste, voorzitter?
De voorzitter:
Zeker.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dat is jammer, maar ik wil die met alle liefde besteden aan mijn collega van de VVD. Ik denk dat zij wel kan raden waar mijn vraag over gaat, namelijk de uitvoering van het plan van aanpak Stop femicide! Ik benoemde in mijn bijdrage dat in het regeerakkoord het woord "femicide" niet voorkomt en dat er ook geen extra middelen voor worden uitgetrokken; alles wordt opgepakt binnen de bestaande begrotingen van VWS en JenV. Ik ben voorstander van een anonieme 24/7-hulplijn. Maar als je daar niet de middelen voor uittrekt — ik weet dat het drie ton kost, oplopend tot 1,5 miljoen — en als je geen geld uittrekt voor het intensiveren van de bewustwording en de opleiding bij de politie, Veilig Thuis en het OM, gebeurt er niks. Is mijn collega dat met mij eens? Wil zij meedoen met de amendementen die wij bij de begrotingsbehandeling gaan indienen en die ervoor moeten zorgen dat het plan van aanpak betreffende femicide daadwerkelijk goed en adequaat wordt opgevolgd? Anders gaat er in mijn beleving namelijk niet zo heel veel gebeuren.
Mevrouw Becker (VVD):
De VVD staat altijd voorop om ervoor te zorgen dat er extra geld voor veiligheid wordt geregeld. Dat hebben wij ook deze regeerperiode weer gedaan. Ik sta ook helemaal niet onwelwillend tegenover mogelijke amendementen om te bezien of er financieel iets nodig is. Maar dit probleem gaat veel verder dan de vraag of er wel of niet een bedrag beschikbaar is. Ik zie dat er in de organisatie iets verkeerd gaat omdat wij Veilig Thuis langs allerlei verschillende gemeenten hebben georganiseerd. Dan is er nog de politie. Die heeft wel het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld, maar heeft niet zoiets voor femicide. En dan zijn er ook nog verschillende burgemeesters die een rol spelen. Nabestaanden zeggen dat zij op verschillende plekken aan de bel hebben getrokken, maar dat signalen niet werden herkend.
We moeten het dus ook anders gaan organiseren. De vraag is of dat per se meer geld kost. Het zou ook geld kunnen besparen als je een landelijke unit hebt die expertise beschikbaar stelt en die de backoffice vormt van zo'n telefoonnummer. Ik stel me zo voor dat dan ook politieagenten en hulpverleners daar te rade kunnen gaan als zij een expert nodig hebben omdat zij een rode vlag vermoeden en zich afvragen wat ze moeten doen. Ik ben dus niet alleen op zoek naar antwoord op de vraag of we hier al dan niet geld voor moeten uitgeven, maar vooral ook naar antwoord op de vraag hoe het gaat met het organiseren van de regie.
Nog één korte zin. Wij zaten afgelopen week samen bij een technische briefing. Daar bespraken we dat in de beslisnota die aan kabinetsleden is verstuurd, staat: u moet zich realiseren dat dit plan van aanpak vooral een beschrijving is van lopende zaken; het gaat nog niet om nieuwe dingen en zorgt niet voor regie. De minister van VWS is namelijk verantwoordelijk voor het ene stukje en de minister en staatssecretaris van Justitie zijn dat voor het andere stukje. Er is dus een oproep die wij samen kunnen doen, denk ik, mevrouw Mutluer: kom nou met die regie en kom nou met die plek waar mensen die zich zorgen maken ook echt geholpen worden.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u vooral verder. U heeft nog ongeveer een minuut.
Mevrouw Becker (VVD):
Dan stalking. Collega's hebben er al het nodige over gezegd. Er ligt een lijst van aanbevelingen uit het onderzoek naar de dood van Hümeyra. Als je die aanbevelingen ziet, hoop je dat die heel snel worden opgevolgd. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dat gebeurt?
Ik sluit mij aan bij het pleidooi van andere partijen om psychisch geweld strafbaar te stellen; mijn collega Ellian had het er al eerder over. Vier jaar onderzoek doen, betekent nog vier jaar van verschrikkelijke misdaden die we niet goed kunnen aanpakken, terwijl we ook een titel zouden kunnen hebben in het Wetboek van Strafrecht om psychisch geweld strafbaar te stellen.
Voorzitter, tot slot. Waar sprake is van geweld tegen vrouwen, zijn ook vaak kinderen de dupe. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat we daar aandacht voor hebben? Zelfs als de vader de moeder heeft gedood, wordt regelmatig gekeken of de dader toch omgang moet hebben met het kind omdat dit goed zou zijn voor de ontwikkeling van het kind. Daarbij wordt niet altijd het protocol gevolgd voor gezag, omgang en hulp na partnerdoding. Er wordt niet altijd een curator benoemd die het belang van het kind vertegenwoordigt. De Raad voor de Kinderbescherming spreekt niet altijd met de kinderen en Slachtofferhulp wordt niet altijd betrokken. Kan de staatssecretaris met een plan komen om het kind centraler te stellen in deze aanpak?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Heel veel goede punten; volgens mij komen we wel ergens en moeten we samen optrekken op een flink aantal punten. Ik wil het nog specifiek hebben over stalking, een van de mogelijke rode vlaggen die uiteindelijk leiden tot vreselijke ellende, zoals we weten. De voorstellen die wij in het verleden gedaan hebben, wil ik graag kort herhalen en dan wil ik aan mevrouw Becker vragen of zij vindt dat daarmee ook een wereld te winnen is. Bijvoorbeeld: geef het slachtoffer standaard bewijs van een contactverbod als zo'n verbod wordt opgelegd en maak dan ook duidelijk waar en hoe je een schending van dat contactverbod kunt melden. Zorg dat er een centraal systeem is bij de politie waaruit zo'n contactverbod blijkt, zodat de politie ook weet dat er sprake is van zo'n verbod. En zorg ervoor dat het schenden van een contactverbod altijd wordt beoordeeld. Ik vind dit heel logische zaken, want waarom verbied je iets zonder dat je het kunt afdwingen? Maar het is in de praktijk allemaal nog niet gerealiseerd. Ik vraag mij af hoe mevrouw Becker daarnaar kijkt.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vind dat allemaal zeer terechte punten, nog los van dat er ook is gezegd dat de politie hier eigenlijk een casusregisseur op moet zetten. En we hebben nu wel een screeningsinstrument, maar heeft degene die dat screeningsinstrument invult wel daadwerkelijk kennis van zaken? En dan is er nog dat ene aanspreekpunt. Ik heb in een eerder debat al het slachtofferdevice genoemd, net als mijn collega dat vandaag deed. Kunnen we dat device uit de pilotfase tillen? Het risico is dat we heel vaak in plannen van aanpak of in Kamerstukken warme woorden spreken over het belang van het aanpakken van dit probleem, terwijl het eigenlijk zit in deze concrete maatregelen. Hoe zorgen we voor een follow-up? Hoe zorgen we ervoor dat er een bewindspersoon is die erop aanspreekbaar is en die de voortgang rapporteert zonder dat wij iedere keer in drie commissies moeten terugkomen op ingediende moties die nooit zijn uitgevoerd? Ik trek dus graag samen op.
De voorzitter:
Uw derde interruptie, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dat gaat goed, dus ik probeer er nog een. Ik ben ook benieuwd hoe mevrouw Becker kijkt naar een plek waar mensen terechtkunnen die bijvoorbeeld het slachtoffer zijn van deepfakeporno, met als doel het opsporen en verwijderen van de beelden en hulp aan slachtoffers. Even voor de duidelijkheid, anders vliegen de meldpunten hier straks over tafel: ik ben er niet op uit om allemaal extra meldpunten te creëren. Het moet belegd worden bij de club die dat het beste kan, zo was ook mijn interruptie aan mevrouw Van der Werf. Maar het gaat er wel om dat er maar één punt is waar een slachtoffer zich hoeft te melden om al de zaken geregeld te krijgen die voor hem of haar van groot belang zijn. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Becker dat punt ziet.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ben heel geïnteresseerd in het antwoord van de staatssecretaris, want ik heb hier principieel niks op tegen. Sterker nog, ik denk dat het goed is voor slachtoffers die met de handen in het haar zitten en zich afvragen wat ze kunnen doen. Ik denk dat het over het algemeen goed is als vrouwen in ieder geval aangifte doen in dergelijke gevallen, al kan er soms internationaalrechtelijk niet meteen iets tegen gedaan worden. Dus ik ben heel benieuwd wat de staatssecretaris hierover zegt.
En nu u mij toch een vraag heeft gesteld, wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om ook meteen een vraag aan de staatssecretaris te stellen. Er is een nieuwe richtlijn, de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. Die verplicht Nederland tot een éénloketfunctie met betrekking tot seksueel geweld. Hoe is de staatssecretaris daarmee aan de slag? Want misschien kunnen al die vragen over de behoefte om op één loket expertise te verzamelen, daar ook een plek krijgen. Heeft de staatssecretaris daar bijvoorbeeld gesprekken over met het Centrum Seksueel Geweld?
De voorzitter:
Oké, hartelijk dank. Mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag voeren we het debat over zeden en onveiligheid van vrouwen. Ik begin met het punt van zeden. In het vorige commissiedebat, in maart dit jaar, heeft mijn collega de vorige minister bedankt dat de aangenomen moties om necrofilie en lijkschennis strafbaar te stellen hebben geresulteerd in een wetgevingstraject. Dat traject zal uiterlijk in de tweede helft van dit jaar worden opgestart. We zouden graag de stand van zaken op dat punt ontvangen.
Dan de onveiligheid van vrouwen. Je denkt daarbij natuurlijk meteen aan twee verschrikkelijke verschijningsvormen: eerwraak en femicide. Als eerste de eerwraak. Die term is wat BBB betreft volstrekt verkeerd. Het heeft iets positiefs in zich, wreken van het eergevoel, terwijl het moord is, niets meer en niets minder. Wat BBB betreft is het ook gekwalificeerde moord, want het gaat om de eigen familie. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Aangezien de staatssecretaris ook inburgering in de portefeuille heeft, stel ik haar de vraag of er bij de inburgering hiermee rekening wordt gehouden, in de zin dat nieuwkomers erop worden gewezen dat het fenomeen eerwraak hier strafbaar is en daarnaast ook volstrekt onacceptabel. In ieder geval wil BBB graag dat deze eerwraak als strafverzwarende omstandigheid wordt opgenomen in artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht. We vinden dat de wetgever een signaal moet afgeven tegen dit toch wel groeiende probleem en dat het daarnaast niet meer dan gerechtvaardigd is tegenover het slachtoffer. Is de staatssecretaris hiertoe bereid? We overwegen hiertoe eventueel een motie.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Goed om te horen dat BBB ook paal en perk wil stellen aan eerwraak en eergerelateerd geweld. Dat vindt de VVD al jaren en die is daar ook al jaren mee bezig. In die hele strijd van ons om te proberen om meer te doen aan eergerelateerd geweld, gaat het dan ook over de strafbaarstelling. Daar hebben we al verschillende debatten over gehad. Eergerelateerd geweld en ook moord met eer als motief zijn op dit moment strafbaar en zijn ook al strafverzwarende omstandigheden. Het probleem bij eerwraak en eergerelateerd geweld is vaak dat het gaat om hele familie die het geweld goedkeurt, ertoe aanzet. We hebben laatst nog een zaak gezien waarin in appgroepjes van de familie gewoon wordt voorbesproken dat het goed zou zijn dat een onschuldig meisje wordt vermoord. Medeplichtigen kunnen heel vaak nog niet worden aangepakt. Wil BBB met de VVD meedoen om dit probleem op te lossen en daar aandacht aan te besteden in het Wetboek van Strafrecht — daar hebben ook vragen over gesteld aan het kabinet — in plaats van alleen te kijken of we het überhaupt strafbaar moeten stellen?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik deel de mening van de VVD dat het een complex probleem is en dat het inderdaad vaak een hele familie is die hierbij betrokken is. Ik zou best graag met mevrouw Becker verder willen kijken of we daar eventueel samen in zouden kunnen optrekken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel.
Voorzitter. Hier blijft het wat mij betreft nog steeds niet bij. We zouden ook graag zien dat min of meer hetzelfde wordt geregeld voor femicide. Ik pak dat samen met intieme terreur. Dat is een ernstige vorm van partnergeweld, die zich kenmerkt door een patroon van controle en dwang, bijvoorbeeld het isoleren, vernederen, intimideren van de partner, maar ook ernstig fysiek geweld en seksueel geweld. Het kan ook gaan om controle van de financiën en dreigementen tegen het slachtoffer. De meeste vormen zijn al apart strafbaar, maar het bewijzen van een patroon van dergelijke gedragingen is vaak lastig en slachtoffers worden te laat erkend. Een aparte strafbaarstelling van intieme terreur als een soort van kapstokartikel zou dan wel kunnen helpen. Is de staatssecretaris dit met mij eens en, zo ja, is zij bereid om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een dergelijk wetsartikel? Intieme terreur is namelijk ook vaak een voorbode van femicide, van vrouwenmoord. Ik ben ook benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.
Voorzitter. Afsluitend heb ik nog één vraag over de nieuwe Wet aanpak seksuele misdrijven, die onlangs is ingegaan. Het gaat hier over het strafbaar maken van seksuele straatintimidatie: een persoon seksueel benaderen in het openbaar op een manier die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is. Twee weken geleden is door de Utrechtse rechtbank iemand veroordeeld op basis van deze wet en ik verbaasde me toch wel over de strafmaat. De veroordeelde in deze zaak had een vrouw verbaal geïntimideerd en bij de heupen aangerand. Vervolgens krijgt verdachte een straf van €280, waarvan €180 voorwaardelijk. Wij vinden dat toch wel erg laag. Als je foutparkeert of je knipperlicht vergeet, is dat nog duurder. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris hier tegen aankijkt en of zij bereid is om de straffen te verhogen wanneer uit meerdere uitspraken die volgen blijkt dat die straffen zo laag blijven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik begin met twee excuses, allereerst dat ik te laat was en alweer excuses dat ik ook weer wat eerder weg moet. Het is zo'n dag vandaag. Maar goed, we gaan er het beste van maken.
Twee op de drie jonge vrouwen voelen zich onveilig op straat. Het zijn echt bizarre cijfers en het is schrijnend om te zien. Het is goed dat op 1 juli de Wet seksuele misdrijven eindelijk in werking is getreden. Eindelijk. Dat betekent onder andere dat straatintimidatie strafbaar is gesteld. Heel veel partijen, waaronder het CDA, hebben zich hier jarenlang voor ingezet. Begin deze maand is voor de eerste keer iemand veroordeeld voor het intimideren van een vrouw op straat. Als ik het teruglas had je het ook gewoon aanranding kunnen noemen, maar goed. Het CDA is blij dat deze laffe daden nu ook eindelijk strafbaar zijn en dus daadwerkelijk resulteren in een terechte veroordeling. Want mensen die denken dat vrouwen op straat lastigvallen de normaalste zaak van de wereld is, worden nu eindelijk geconfronteerd met de gevolgen. Wel hebben we grote zorgen over de doorlooptijden van dit soort zaken en vooral ook zedenzaken. Die liggen nog steeds gigantisch hoog en er wordt aan alle kanten geroepen om meer capaciteit. Het laatste dat moet gebeuren, is dat slachtoffers daardoor ontmoedigd worden om überhaupt aangifte te doen. Heeft de staatssecretaris hier concrete plannen voor? Op welke manier kan de aangiftebereidheid op peil blijven en kunnen de doorlooptijden worden verkort. Ik heb hier later nog een voorbeeld over.
Voorzitter. Met de voorganger van deze staatssecretaris hebben we het vaker gehad over het strafbaar stellen van psychisch geweld, in het verlengde van de aanpak van femicide. Voormalig minister Weerwind heeft altijd gezegd dat er gewoon voldoende mogelijk is in de huidige wetgeving, maar dat is echt niet zo. Onder andere Slachtofferhulp Nederland heeft aangegeven dat het zelden komt tot een vervolging van psychisch geweld, onder andere door bewijsproblemen. Daar loopt het vaak spaak. Het gaat bij psychisch geweld om verschillende puzzelstukjes die kunnen leiden tot dwingende controle en die puzzel is strafrechtelijk gezien niet makkelijk te leggen vanwege ontbrekend overkoepelend beleid en wetgeving. Daarom ziet het CDA echt meerwaarde in een aparte strafbaarstelling, om de vrouwen te helpen en te voorkomen dat zulke gevallen uitlopen op daadwerkelijk femicide. Wij zijn ervan overtuigd dat zo'n strafbaarstelling ertoe leidt dat eerder in de toxische relatie ingegrepen wordt, omdat dan ook meer mogelijk is voor bijvoorbeeld de politie om op te treden. Wij zijn heel benieuwd — het is al eerder langsgekomen — hoe de staatssecretaris hiernaar kijkt. Volgt zij hier de lijn van haar voorganger, die beweerde dat er genoeg handvaten zitten in de huidige wetgeving, of is zij van plan om met meer te komen?
Voorzitter. Het is een goede stap dat er een plan van aanpak Stop femicide! ligt. Er moet een duidelijke strategie komen om tekenen van femicide, de zogenaamde "red flags", vroegtijdig te signaleren en actie te ondernemen. Wat gaat de staatssecretaris nu concreet doen? Wat zijn haar eerste stappen op dit onderwerp? Wordt het opgepakt door zowel VWS als JenV of gaan ze daar vaker gezamenlijk in optrekken?
Er was vanochtend ook een debat over slachtofferbeleid en daar zit gewoon wat overlap. Een punt dat we daar gemaakt hebben, wil ik toch hier ook nog even maken omdat misschien deze staatssecretaris daar ook een visie op heeft. Dat gaat over eerwraak. Daar kwam een voorbeeld langs, een voorbeeld dat ons ook is aangedragen. Een rechercheur geeft aan dat er een meisje is van wie naaktfoto's worden verspreid. Ze komt uit een strenggelovig gezin. Zij heeft aangifte gedaan of is ongeveer in staat om aangifte te doen, maar vervolgens wordt heel erg uitgelegd door rechercheurs — dat is ook heel terecht — dat indien er een verdachte wordt aangehouden, er vervolgens een zitting in de openbaarheid gehouden wordt. Daar hebben we vanochtend met de staatssecretaris voor Rechtsbescherming uitgebreid over gesproken. Er wordt dan dus een mededeling gedaan: "Let erop. Als we een verdachte vinden en als we die gaan voorgeleiden, dan zal er een openbare zitting plaatsvinden." Op dat moment vervalt bij dit soort meiden vaak de bereidheid om die aangifte door te zetten. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris dat probleem herkent en of ze bereid is om daar iets mee te doen. Zonder nou in het gebied van de staatssecretaris voor Rechtsbescherming te treden, denk ik wel dat we hier ook met het Openbaar Ministerie stappen kunnen zetten. Want het is ongelofelijk treurig als op deze manier mensen niet voorkomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Daarmee zijn we aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer gekomen. Ik kijk naar de staatssecretaris om te zien hoe lang zij nodig heeft voor de beantwoording. Wat denkt u? Een halfuur? Zullen we er 15.15 uur van maken? Oké. Ik schors tot 15.15 uur.
De voorzitter:
Dames en heer, welkom terug. Mevrouw de staatssecretaris, aan u het woord voor uw beantwoording in de eerste termijn, met drie interrupties van de zijde van de Kamer.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter, dank u wel. Wat keek ik uit naar dit commissiedebat over zo'n ontzettend belangrijk onderwerp. Ik wil alle complimenten aan uw Kamerleden geven voor de bevlogenheid waarmee dit onderwerp vandaag ter sprake komt, de strijdbaarheid die ik hierbij voel, de ideeën die langskomen, de voorbereiding en de passie waarmee er gesproken wordt. Ontzettend veel dank daarvoor. Dat wil ik alvast hier benoemd hebben.
Vandaag spreken wij met elkaar over onveiligheid van vrouwen, vrouwen die gevaar lopen in hun relatie, in hun familie, op straat of op hun werk. Het is eigenlijk treurig dat wij hierover met elkaar moeten spreken in Nederland anno 2024, maar het is wel hoognodig, want de omvang van het probleem is enorm. Te vaak worden we opgeschrikt door weer een moord op een vrouw of meisje, of lezen we erover in de krant als een zaak door de rechter wordt behandeld. Dat zijn alleen de zaken die een fatale afloop hebben. Een veelvoud van de ellende die veel vrouwen en meisjes te verduren hebben, haalt niet eens de krant. Erger nog, het bereikt te vaak niet eens de instanties die hier iets aan kunnen doen, zoals Veilig Thuis of de politie.
Het is van groot belang dat signalen van onveiligheid vroeg worden herkend en dat zo snel mogelijk de juiste hulp wordt ingeschakeld. Hiervoor is een bewuste samenleving nodig. Kijk naar elkaar om, zou mijn boodschap dan ook aan eenieder zijn, ook buiten deze Kamer. Hiervoor zijn ook ervaren en goed geschoolde professionals en de juiste interventies nodig. Ik vind het daarbij belangrijk dat we als samenleving duidelijke normen met elkaar afspreken en dat we die naleven, dat we elkaar aanspreken en doorvragen als we vermoeden dat iemand in een onveilige situatie zit, en dat we nieuwkomers in Nederland ook duidelijk maken wat wel en wat niet kan.
Binnen de brede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling ben ik zelf als staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor de politiële en justitiële aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is belangrijk dat signalen over onveiligheid terechtkomen bij politie en justitie en dat beschermende maatregelen en het strafrecht goed kunnen worden ingezet, maar dan moeten we in Nederland wel over dit onderwerp praten en signalen herkennen. In mijn recente gesprekken met het Openbaar Ministerie, de politie, Veilig Thuis en de burgemeester van Rijswijk werd dit beeld bevestigd. Binnenkort praat ik ook met nabestaanden van femicideslachtoffers. We zijn het hun en alle slachtoffers van geweld verschuldigd om alles op alles te zetten om dit geweld tegen te gaan. Als we het hebben over de onveiligheid van vrouwen mogen we natuurlijk ook de mannen niet vergeten, de mannen als plegers, die hun gedrag moeten veranderen, maar mannen kunnen ook slachtoffer worden. Vaak is dit een taboe, maar ook voor hen moet de juiste hulp en bescherming bereikbaar en beschikbaar zijn. Kortom, er valt nog veel te doen. Het is dus fijn om vandaag met u over dit onderwerp te praten.
Ik heb een vijftal acties die ik vanuit mijn verantwoordelijkheid in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling graag zou willen benoemen. Om huiselijk geweld en kindermishandeling te bestrijden en om femicide te voorkomen, is een brede aanpak nodig. Daar hebben we politie en OM voor nodig, maar ook Veilig Thuis, jeugdbescherming, burgemeesters, gemeenten en de vrouwenopvang, en zeker ook de directe naasten van mogelijke slachtoffers. Binnen die brede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en het voorkomen van femicide zijn er een aantal zaken waar ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor deze aanpak de komende tijd werk van ga maken. Ik noem vijf punten en daarna zal ik vooral ingaan op de twee punten waar vanuit de Kamer vandaag specifiek aandacht voor is gevraagd, psychisch geweld en bescherming van slachtoffers. Een van de vijf punten waarmee ik concreet aan de slag ga, is de samenwerking tussen zorg en straf. Die moeten beter op elkaar aansluiten. Het tweede punt is de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld, het derde de bescherming van slachtoffers, het vierde de toepassing van het tijdelijk huisverbod en het vijfde is structureel onderzoek.
Ik begin, met uw goedvinden, bij de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld. Bij psychisch geweld wordt ernstige schade toegebracht door dwang, bedreiging, controle en vernedering. Soms gaat het zo ver dat sprake is van dwingende controle, of intieme terreur, zoals het hier eerder ook genoemd werd. Op dit moment wordt psychisch geweld maar heel weinig vervolgd en bestraft. Ik wil ervoor zorgen dat professionals psychisch geweld eerder herkennen, dat het bewijs beter in het strafdossier komt en dat het OM op die manier vaker kan beslissen om een zaak van psychisch geweld voor de rechter te brengen. Uw Kamer is al meerdere keren geïnformeerd over de reden dat nu nog niet wordt gekozen voor een aparte strafbaarstelling. Daar wil ik het volgende over zeggen. Ik constateerde dat er in de vragen die net werden gesteld, verwezen werd naar medio 2028. Wellicht is er verwarring met andere lopende onderzoeken, maar ik kan u vertellen dat wij de uitkomsten van een tweetal lopende onderzoeken in mei 2025 verwachten. Dat is een onderzoek in Nederland naar de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld en een onderzoek in het buitenland naar de aparte strafbaarstelling. Die uitkomsten verwacht ik in mei 2025. De vraag die hier dus eigenlijk ook ligt, is of we nu al moeten toewerken naar aparte strafbaarstelling of dat we toch eerst de uitkomsten van deze onderzoeken, die we dus in mei 2025 krijgen, moeten bekijken alvorens met een wetsvoorstel aan de slag te gaan, zonder dat we weten wat er uit die onderzoeken komt. Het zou mijn voorkeur hebben om zeker te kijken naar wat er in mei 2025 uit de onderzoeken komt, en tegelijkertijd een parallel traject te doorlopen waarin we onderzoeken wat we kunnen doen om toch richting een aparte strafbaarstelling te gaan, want die roep vanuit de Kamer is in ieder geval heel helder. Daar wil ik nog wel één ding aan toevoegen. Ook bij een aparte strafbaarstelling blijft het gegeven dat als je iets succesvol voor de rechter wil krijgen, dus leidend tot een berechting, maar ook als je überhaupt een goed dossier wil overleggen bij de rechter, je goede bewijsvorming en goede dossiervorming nodig hebt. Het bevorderen van de deskundigheid bij onze professionals daarin vraagt echt nog steeds al onze aandacht. Of we nou wel of niet een aparte strafbaarstelling hebben, aan de voorkant hebben we dus echt werk te doen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dat klopt, voorzitter. Als ik alle Kamerleden hier goed hoor, dan willen we allemaal dat psychisch geweld strafbaar wordt gesteld. Ik wil niet tot mei 2025 wachten op groen licht. In mijn beleving is de wens duidelijk en geven wij ook duidelijk richting aan deze staatssecretaris: pak het op en kom met dat wetsvoorstel. Die twee onderzoeken kunnen haar in mijn beleving alleen maar helpen om het een en ander goed te doen, want op dit moment kunnen belaging, bedreiging en mishandeling gebruikt worden om psychisch geweld aan te pakken, zei de minister destijds, maar dat is in de praktijk niet afdoende gebleken. Strafbaarstelling zoals in Engeland en België, die je zo kan copy-pasten, kan helpen. Ik wil vandaag van de staatssecretaris horen: ik ga dit doen en in mei neem ik die onderzoeken mee om het goed te finetunen. Doet ze dat niet, dan zullen we die uitspraak nogmaals — hoe zeg je dat? — bestendigen in de Kamer.
Staatssecretaris Coenradie:
De oproep is helder. Het is ook geen onwelwillendheid om te kijken naar een aparte strafbaarstelling, dus laat ik mijn woorden dan nog wat duidelijker formuleren. Ik wil echt kijken naar een apart wetsvoorstel. Overigens is een wetsvoorstel ook niet binnen een dag beklonken, dus daar gaat tijd overheen. Daarmee wil ik benadrukken dat ik de uitkomsten van de lopende onderzoeken ook zeker wil meenemen, want die zijn er niet voor niets en ik vind ook dat we die onderzoeken anders tekortdoen. Tegelijkertijd vraagt het ook nog iets anders van ons, namelijk: hoe kunnen we er tot die tijd, totdat er daadwerkelijk een wet ligt, voor zorgen dat zaken alsnog goed door het OM bij de rechter worden gebracht? Wat kunnen we doen aan een waterdichte dossiervorming en een waterdichte bewijsvorming? Daarvoor gaat in januari een pilot van start en die zal een halfjaar duren. In die pilot gaan de betrokken organisaties concreet aan de slag met het verbeteren van de bewijsvoering bij psychisch geweld, waaronder dwingende controle en intieme terreur. Deze pilot moet voor medewerkers van onder andere Veilig Thuis, de politie en het OM heel concrete en duidelijke werkafspraken opleveren, die in een volgend stadium ook in andere regio's in Nederland kunnen worden gebruikt. Er wordt momenteel een projectleider geworven. Ik verwacht de resultaten daarvan na de zomer van 2025. Het is dus niet zo dat we stilzitten. Wat mij betreft gaan we een tweesporenpad bewandelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Was dat voldoende? De heer Van Nispen heeft een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
De staatssecretaris wierp de vraag op of wij moeten wachten op die onderzoeken. Ik heb het antwoord op die vraag. Het antwoord is nee. Volgens mij is het heel goed dat de staatssecretaris zegt wat er allemaal nog meer gebeurt, maar ik wil het toch even specifiek hebben over die strafbaarstelling. Dat is geen doel op zich. Dat is een middel voor de aanpak van dat verschrikkelijke probleem dat uiteindelijk leidt tot femicide, criminele netwerken van families en sektes, waar ik het ook over heb gehad. Het delict strafbaar psychisch geweld wordt echt gemist in het Wetboek van Strafrecht. Bij mij is dat inzicht ook gegroeid. Vorig jaar dacht ik: misschien kun je ook wel zonder. Inmiddels heb ik heel veel informatie, onderzoeken en noem het maar op, ontvangen uit alle hoeken, zoals van Amnesty International en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Er is al zo veel informatie over. Mijn hele concrete verzoek lijkt me best redelijk voor iemand die heel ongeduldig is aangelegd; ik denk dat de staatssecretaris dat ook is. Als de staatssecretaris nou alvast begint met het verzamelen van die informatie en met schrijven, dan kan er in mei 2025, vlak voor of na indiening bij de Raad van State of voor mijn part voor het Kamerdebat, zolang het maar een logisch moment is, nog iets met die onderzoeken gebeuren. Dan kunnen we gaan finetunen; dat woord gebruikte mevrouw Mutluer. Ik denk dat dat een heel redelijk voorstel is. Dan zetten we er wel vaart achter en dan nemen we tegelijkertijd ook die onderzoeken serieus. Zou dat een toezegging kunnen worden?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik zal nog wat concreter zijn in mijn woorden: ja, ik kan dat toezeggen. We gaan daarmee aan de slag. Ik voel de urgentie. Ik heb ook oog voor de onderzoeken, waarvan we de uitkomsten in mei krijgen. Het zou belachelijk zijn om die op een zijspoor te zetten. Ik zie dus de waarde van die uitkomsten. Tegelijkertijd benoem ik ook wat we nog meer aan het doen zijn, om aan te geven dat we niet stilzitten, dat ik de urgentie voel en dat we direct aan de slag zijn gegaan om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de dossiervorming en de bewijsvorming nu al veel beter wordt dan ze waren. We zien nog te vaak dat zaken niet voor de rechter komen. We zien dat vervolging nog te vaak niet gebeurt. Dat heeft te maken met het bevorderen van de deskundigheid van de professionals. Dat is ook het geval bij een aparte strafbaarstelling. Dat is eigenlijk het enige punt dat ik eraan wil toevoegen. Dat doet er dus niks aan af, maar dat wil ik eraan toevoegen. Op het moment dat je praat over aparte strafbaarstelling, moet je nog steeds zorgen dat je aan de voorkant de signalen en de patronen herkent. Je moet zorgen voor een juist dossier en voldoende bewijsvorming. Wat vraagt dat? Dat vraagt een politie die weet waar ze op moet letten en hoe ze zaken moet herkennen. Dat vraagt een OM dat duidelijk aangeeft wat we nodig hebben. Dat vraagt een Veilig Thuis dat alert is en de juiste interventies verder uitzet. Dat vraagt het allemaal. Dat wil ik vanaf aankomende januari verder oppakken.
De voorzitter:
Dat zullen we als toezegging noteren, als u dat goedvindt, staatssecretaris. Heeft u ook een beetje een termijn voor wanneer de Kamer daar iets over hoort? Dan zetten we dat erbij.
Staatssecretaris Coenradie:
Dat zal dan toch ook in mei 2025 zijn, temeer omdat we daarvoor de uitkomsten van die onderzoeken nodig hebben. Anders zou het een beetje contrair zijn met wat ik net heb aangegeven.
De voorzitter:
Mevrouw Becker heeft een interruptie.
Mevrouw Becker (VVD):
Toch even in alle scherpte, want ik weet dat er ontzettend veel mensen zijn die meekijken met dit debat omdat ze zich zo'n zorgen maken over het feit dat Nederland in tegenstelling tot veel andere landen die strafbaarstelling nog niet geregeld heeft. Die hebben ook eerdere brieven van het kabinet gelezen waarin staat: dit jaar start een WODC-onderzoek naar de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld, dat in 2027 zal worden herhaald; op basis van deze bevindingen kunnen eventueel verdere stappen worden overwogen. Wat zegt deze staatssecretaris nu concreet? Doet zij hier de toezegging dat zij met een wetsvoorstel komt, ja of nee?
Staatssecretaris Coenradie:
Ja, die toezegging doe ik.
De voorzitter:
Helder. Ik zie instemmend geknik aan de zijde van de Kamer. Dat is altijd een goed teken. Zijn er verdere interrupties op dit punt, gewaardeerde leden? Nee? Staatssecretaris, wilt u dan verder gaan?
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Het derde punt dat ik graag wil toelichten, is de goede bescherming van slachtoffers. Ik zet me in voor de verdere toepassing van het zogenaamde slachtoffer-device. Daar is ook hier wel over gesproken. Volgens mij is bij de meeste mensen hier wel bekend wat dit is, maar buiten de Kamer is dat misschien niet het geval. Het is een gps-kastje dat slachtoffers kunnen dragen. Het geeft een seintje als de verdachte, of de dader, te dicht in de buurt komt. De reclassering maakt dan de inschatting of er sprake is van een bedreigende situatie of niet. De eerste pilot in Rotterdam, op kleine schaal, is positief verlopen. Het gevoel van veiligheid van de betrokken slachtoffers werd hierdoor vergroot. We gaan de toepassing van het slachtoffer-device nu dus in drie regio's verder beproeven. Daarbij gaan we goed bekijken wat ervoor nodig is om het gebruik van het slachtofferdevice breder toepasbaar te maken.
Gezien het decentrale zorgstelsel en de betrokken organisaties, zoals crisisdiensten en Veilig Thuis, kan het gebruik van het slachtofferdevice niet met één druk op de knop over het hele land worden verspreid. De pilot heeft ook duidelijk gemaakt dat het gebruik ervan ingebed moet zijn in een goede regionale samenwerking. Eerder benoemde ik al dat ik in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling stevig wil inzetten op samenwerking met gemeenten. Ik ben vorige week, of twee weken geleden, in de gemeente Rijswijk geweest. Daar heb ik gesproken met de betreffende burgemeester. Ik heb ook haar zorgen gehoord. Zij gaf aan: er is het plan van aanpak Stop Femicide!, maar hoe moeten we dat nu vertalen naar de lokale aanpak? Wij hebben daarover aangegeven — dat deed ik overigens samen met mijn collega, de staatssecretaris van VWS — dat we heel binnenkort met de VNG in gesprek gaan om te kijken wat we verder kunnen doen om gemeenten veel meer een idee en een feeling te geven bij het uitrollen van die lokale aanpak.
Met uw goedvinden wil ik graag naar de beantwoording van de vragen gaan. Misschien zijn er terloops al wat vragen beantwoord. Dat kan ik me zo voorstellen. Anders hoor ik dat heel graag. Ik kom op de vragen over huiselijk geweld, kindermishandeling, stalking en femicide.
Mevrouw Mutluer zei dat de communicatie tussen politie en slachtoffer beter moet en dat dit ook geldt voor het screeningsformulier bij de politie. Dat vraagt regie van de staatssecretaris, gaf mevrouw Mutluer aan. Voor het verbeteren van de communicatie met slachtoffers van stalking is het met name van belang om te zorgen voor één aanspreekpunt voor slachtoffers bij de politie en bij andere betrokken organisaties. In de beleidsreactie is aangekondigd dat hiernaar een verkenning wordt gestart. Deze verkenning is in april 2024 gestart en is erop gericht om vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid en aansluitend op de behoeften van slachtoffers te bezien wat nodig is voor het slachtoffer en wat de verbetermogelijkheden zijn als het gaat om de taken van de betrokken organisaties. De eerste fase van deze verkenning is afgerond. De betrokken organisaties, inclusief de slachtofferadvocatuur en Slachtofferhulp Nederland, hebben met elkaar geconcludeerd dat alle betrokken organisaties naast het goed organiseren van één aanspreekpunt bij de politie ook een verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat het contact met een slachtoffer van stalking tijdens het volledige traject goed verloopt. Hoe en op welke manier de organisaties dat in samenhang met elkaar gaan doen, wordt nu verder door hen uitgewerkt. Ik ondersteun hen uiteraard daarin. Voor de zomer van 2025 informeer ik uw Kamer over de uitkomsten in de brief over de voortgang van het plan van aanpak Stop Femicide!
Specifiek voor het screenen geldt dat hier continu aandacht voor is binnen de politie. Toch heb ik uw oproep gehoord. Dat betekent dat ik daar nader over in gesprek zal gaan. Ik ga kijken of deze signalen kloppen en uitzoeken hoe het kan dat het zogeheten SASH-formulier, oftewel dat screeningsformulier, niet altijd of te weinig — dat weet ik dus nog niet — wordt toegepast. Dat baart me zorgen, want dat is nou een van de zaken waarmee we patronen kunnen herkennen en nog beter kunnen duiden waar nou eigenlijk sprake van is. Het gebruik van dat SASH-formulier heeft wat mij betreft prioriteit. Ik ga daar werk van maken. Ik ga kijken hoe dit kan en wat de politie nodig heeft om dit te kunnen gebruiken. Dat antwoord moet ik in dezen nog even schuldig blijven.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De staatssecretaris moet het maar zeggen als ze precies hierna hierover wilde beginnen. Dan is dat natuurlijk helemaal goed. Maar dit raakt volgens mij heel erg aan de eerste vraag die ik heb gesteld. Die ging over de opleidingen voor hulpverleners. De staatssecretaris heeft het nu over dat formulier. Het is helemaal goed dat daar meer kennis over komt en dat dat wordt gebruikt. Maar waar gaat het mij om? Dat is eigenlijk tweeledig. Je wil eigenlijk dat binnen het sociale domein iedereen die bij mensen over de vloer komt — dan kan het gaan om politiemensen, naar aanleiding van 112-meldingen, of om maatschappelijk werkers van Veilig Thuis die een melding hebben gekregen dat het niet goed gaat, of om pedagogen die zijn ingeschakeld omdat er sprake is van kindermishandeling — bij de eerste signalering of bij het eerste contact met zo'n gezin weet wat die moet doen. Op dit moment weet ik dat op mensen op sommige plekken wel degelijk echt goed zijn bijgeschoold, maar dat is op andere plekken niet het geval. Ik weet ook dat er toch nog vaak niet het juiste besluit wordt genomen door medewerkers. Ik noem een voorbeeld dat ik heel vaak heb teruggekregen, waarbij er toch samen met een man en een vrouw om tafel wordt gezeten. Dan wordt er even gepraat: "Goh, wat vervelend. Hoe vaak gebeurt het nou dat jullie ruzie met elkaar hebben?" En dan wordt er daarna dus niet nog even apart met die vrouw gesproken. Heel precies op dat punt wil ik graag weten wat de staatssecretaris van plan is. Hoe wil zij hier verbetering in krijgen, niet alleen wat betreft de opleiding, maar ook in de praktijk?
Staatssecretaris Coenradie:
Dat zijn serieuze signalen, die ik uiteraard meeneem. Dit zeg ik voordat ik daar verder inhoudelijk op inga. Die vraag stond inderdaad nog open; die zou nog beantwoord worden. Ik weet dat dit bij de politie concreet wordt meegenomen in opleidingen. Dan gaat het over hoe je het herkent en hoe je bijvoorbeeld een screeningsformulier gebruikt. Dat wordt bijvoorbeeld bij de politie dus aan de voorkant, in de opleiding, wel gedaan. Ik ben bij Veilig Thuis geweest. Zoals het er nu naar uitziet, heb ik daar eind november een meeloopdag. Dit zijn signalen die ik meeneem en waar ik naar kijk. Ik ga kijken hoe dit nou wordt opgepakt. Dan vraag ik: neem mij nou eens mee van het moment van melding tot aan het moment waarop er bijvoorbeeld een interventie wordt ingezet.
Voor mij is het verbeteren van de signalering een belangrijke pijler. Want daar begint het mee. Het begint aan de preventieve kant. Verschillende activiteiten richten zich daar ook op. De bewustwording in de samenleving moet versterkt worden wat betreft intieme terreur. Ik hoor dat te veel mensen nog geen idee hebben van die rode vlaggen waar we het over hebben: wat zijn die en hoe herken je die eigenlijk? Ik gaf in het begin van mijn spreektekst aan: kijk naar elkaar om. Maar waar kijk je dan naar? Hoe herken je het? Wat stel je vervolgens voor vragen? Waar moet je vervolgens zijn? Ik denk dat heel veel mensen dat niet weten. Daarin ligt dus echt ruimte voor verbetering. We moeten kijken wat we daarin kunnen doen.
Dan de deskundigheidsbevordering van professionals, gericht op hulpverleners, politie, Veilig Thuis en onderwijs: we gaan samen met de organisaties aan de slag voor een integrale structuur voor bij- en nascholing. Er komt ook een verbetering van de veiligheids- en risicotaxatie, zodat rode vlaggen sneller worden herkend en de juiste acties worden ondernomen. Ook start ik een pilot om signalen van psychisch geweld en intieme terreur beter in het dossier te krijgen. Dat moet ook bijdragen aan de deskundigheid van de betrokken professionals.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat leidt tot enkele vragen. Mevrouw Mutluer was de eerste. Het woord is aan haar.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Die vraag is ook in het kader van scherpte. In de Kamerbrief las ik dat het aanspreekpunt bij de politie — er was een motie van mijn hand en die van collega Lahlah over het hebben van één aanspreekpunt — er niet zou komen. Maar ik hoor de staatssecretaris nu duidelijk zeggen: dat komt er wel, maar we gaan even nadenken over hoe dat wordt ingevuld. Ik weet dat er binnen de politie bijvoorbeeld wel regisseurs zorg en veiligheid zijn. Maar dat is iets tijdelijks; op enig moment willen ze dit borgen in de organisatie. Mijn angst is dat dit dan weer verloren gaat. Wij willen nogmaals pleiten voor één duidelijk aanspreekpunt waar de juiste kennis en kunde is, zodat alle informatie over stalking en andere vormen van rode vlaggen bij één agent terechtkomt, die ook de verbinding met het zorgdomein kan maken. Ik wil dus heel graag nogmaals concreet van de staatssecretaris horen wat zij op dat vlak gaat doen. Hoe gaan we dat uiteindelijk ook te zien krijgen? Het moet namelijk niet alleen maar bij woorden blijven.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik was vorige week bij Veilig Thuis en ik heb ook gesproken met de politie. Dat was overigens in Breda. Zij kennen dus ook een apart aanspreekpunt. Zij kennen daar ook een specialist. Tegelijkertijd voel ik er niet helemaal iets voor om het bij één persoon te beleggen. Er gaan natuurlijk meerdere agenten op meldingen af. Zij moeten allemaal, wat mij betreft, de signalen herkennen. Ze moeten wat mij betreft ook allemaal weten wat er speelt, wat signalen zijn van kindermishandeling en huiselijk geweld en hoe dat opgepakt moet worden. Ik zou dit niet bij één agent willen beleggen. Maar ik zie aan mevrouw Mutluer dat zij iets anders bedoelt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Even ter verduidelijking.
De voorzitter:
U mag verduidelijken wat u bedoelt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het gaat er mij niet om dat één agent als enige kennis heeft van intieme terreur. Volgens mij moet je alle agenten hierin opleiden, continu en constant. Maar het kan niet zo zijn dat een slachtoffer drie keer het verhaal moet gaan doen bij verschillende agenten bij de politie en dat die informatie elkaar vervolgens niet bereikt, dat die niet met elkaar gekoppeld wordt en dat het zorgdomein niet wordt benaderd. De inspectie zegt niet voor niets naar aanleiding van Hümeyra dat de communicatie echt nog te wensen overlaat. Mijn concrete vraag is nogmaals ter verduidelijking: hoe gaat de staatssecretaris daarvoor zorgen? Want ik ben bang dat het gewoon bij woorden blijft en het geen daden worden.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik maak me hier erg hard voor, dus dit blijft niet bij woorden maar dit worden zeker daden. Ik wil in ieder geval heel duidelijk stellen dat we continu zoekende zijn naar hoe we zorg en straf, en de samenwerking tussen al de betrokken organisaties kunnen aanscherpen. Daar heb ik wel echt nog even wat meer tijd voor nodig. Ik zit hier slechts drie maanden. Ik wil, zonder dat ik gelijk een heel systeem overhoop gooi, met de juiste mensen aan tafel. Ik heb daarin al eerste stappen gezet. Ik heb gekeken naar waar mijn verantwoordelijkheid ligt en wat ik kan doen. Sterker nog, ik zit volgende week ook met mijn collega van VWS om tafel om te kijken wat we nu al concreet kunnen doen zonder dat we te veel wachten en zaken aan het uitstellen zijn. Ik kan nog niet meer zeggen dan wat ik hier nu over zeg. Maar ik zie ook dat het onnodig zou moeten zijn dat slachtoffers elke keer opnieuw hun verhaal moeten doen. Dat begrijp ik. Daar zal ik dus ook extra scherp op zijn. Dat mag natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Dat werkt alleen maar averechts. Als je weet dat je zestien keer hetzelfde verhaal zou moeten doen, dan doet dat, denk ik, ook iets met de meldingsbereidheid. Daar moet dus op een andere manier aan gewerkt worden. De uitvoeringsvraag is alleen: bij wie beleg je dat en wie is dan eigenlijk de zogeheten casusregisseur? Ik noem het maar even zo. Daar moeten we eigenlijk naartoe werken.
De voorzitter:
Mevrouw Becker had ook nog een vraag voor u.
Mevrouw Becker (VVD):
De staatssecretaris geeft terecht aan dat ze nog maar een aantal maanden onderweg is. Zij ontdekt waarschijnlijk ook iedere keer vanuit nieuwsgierigheid hoe het systeem in elkaar zit. Ik denk dat het haar dan ook zal opvallen dat er ontzettend veel protocollen en handreikingen zijn, en organisaties die met de beste bedoelingen bezig zijn met deze onderwerpen. Die belanden ook iedere keer in Kamerbrieven. Maar er zit ook iets van frustratie bij de Kamer, want waar leidt dit uiteindelijk in de praktijk tot een verschil?
Ik noem een voorbeeld. Er is samen met Regioplan gewerkt aan een voorstel over hoe je ervoor kan zorgen dat het niet uit hoeft te maken waar je in Nederland melding doet als je gestalkt wordt, omdat het overal even serieus wordt opgepakt. Regioplan zegt dan: daar is landelijke regie voor nodig. Er moet dus een soort van landelijke coördinator komen die met al de regio's in overleg gaat. Datzelfde geldt, denk ik, voor deskundigheidsbevordering of voor één aanspreekpunt bij de politie. Als we iedere keer weer los met die organisaties in gesprek gaan over hoe het opgepakt wordt, dan doen ze het in Breda of Rotterdam misschien heel goed, maar weten ze op een andere plek niet waar ze moeten beginnen. Ik denk dat daar juist voor deze staatssecretaris een mooie rol ligt, namelijk om zelf die regisseur te zijn. Hoe kijkt zij daarnaar?
Staatssecretaris Coenradie:
Het had zomaar een goed idee van mijzelf kunnen zijn! Nee hoor, u bent me net voor. Want ja, in alle nieuwsgierigheid heb ik veel vragen gesteld en heb ik me ook vaak een beetje verwonderd. Dus ik zie al wel enkele verbeterpunten, soms heel praktische, en er zijn vragen waar ik nog antwoorden op moet krijgen. Tegelijkertijd moet het niet zo zijn dat het in de ene regio goed werkt en dat men in de andere regio nog heel erg achterloopt. Ik verbaas me er ook over dat binnen één organisatie zaken soms niet met elkaar verbonden zijn. Dus die kritische vragen heb ik vorige week bij verschillende instanties neergelegd; dat mag u best weten. Maar daarmee zijn we nog niet bij de oplossing. Dat betekent dat daar voor mij een heel duidelijke rol ligt. Voor mij, maar tegelijkertijd ook voor de andere staatssecretaris, dus ik ga ook met haar kijken wat wij daar samen concreet in kunnen doen.
Mijn idee, mijn voorstel, is — maar nogmaals, dat wil ik afstemmen met de staatssecretaris van VWS — om gezamenlijk met VNG, Veilig Thuis en Reclassering Nederland te kijken hoe we dit vanuit ons allen kunnen oppakken en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er in alle regio's uniformiteit is en men van elkaar leert, maar dan wel in een versneld tempo. Het kan niet zo zijn dat het in een aantal regio's goed loopt en dat er in andere regio's een andere werkwijze is, of dat de regionale samenwerking niet goed loopt. Dat kan niet het geval zijn. Dus die rol neem ik op me. Maar ik kan de staatssecretaris van VWS daarin niet uitvlakken, dus ik wil er samen in optrekken. Dat gesprek zal ik volgende week met haar hebben, om te kijken wat we samen kunnen doen. Als we een idee hebben over in welke vorm we dat kunnen gieten, gaan we ook de concrete gesprekken met VNG, Veilig Thuis, Reclassering Nederland, OM en politie verder voeren. Dat staat los van de gesprekken die ik überhaupt voer, om te kijken hoe de samenwerking tussen de organisaties nog beter kan.
De voorzitter:
Dank u wel. Voldoende op dit punt? Nee, de heer Van Nispen heeft nog een vraag aan de staatssecretaris.
De heer Van Nispen (SP):
Ik deel de frustratie en de zorg. De staatssecretaris wil ook het beste. Maar mag ik dan specifiek inzoomen op de politie? Ik denk dat de samenwerking met instanties inderdaad deels taaie kost is. Bij de politie kun je een aantal zaken doen die echt concreet en snel kunnen helpen, zoals het vaste aanspreekpunt. Ik heb nog niet duidelijk gehoord of er een duidelijke toezegging over ligt. Denk ook aan de vragen die wij hebben gesteld over het contactverbod. Krijgt een slachtoffer nu altijd een standaardbewijs mee waarin staat: er is bij uw dader een contactverbod opgelegd? Wordt dan ook duidelijk waar een schending kan worden gemeld? Heeft de politie een centraal systeem van de geldende contactverboden? Wordt een schending van een contactverbod altijd beoordeeld op hoe ernstig die is en welke gevolgen die zou moeten hebben? Het ligt erg voor de hand, maar volgens mij is het antwoord op deze vragen: nee, dat is op deze manier nog niet geregeld. Dat snap ik dan niet zo goed. Dit zijn heel concrete voorstellen waar de staatssecretaris nu of in tweede termijn, of misschien volgende week, ja tegen kan zeggen. Ik snap dat ze enig onderzoek wil doen, maar volgens mij is dit heel concreet en zouden dit soort zaken echt kunnen helpen.
Staatssecretaris Coenradie:
Op het tweede zou ik graag echt later willen terugkomen, met uw goedvinden, want dat wil ik echt even goed uitzoeken voordat ik daar een antwoord op geef. Op het eerste wil ik het volgende antwoord geven. De inspectie heeft specifiek voor de politie aanbevolen om de taakomschrijving van de casusregisseur te concretiseren en te zorgen voor een betere borging en een meer uniforme invulling van deze rol binnen ieder basisteam. De politie heeft in de formalisering van de functie "regisseur zorg en veiligheid", zoals die heet, waar ook stalking onder valt, een landelijk kader uitgewerkt, om te voldoen aan meer eenduidigheid in de regievoering. De politie heeft in één eenheid inmiddels onderzoek gedaan naar uniforme uitgangspunten, heldere rollen en verantwoordelijkheden voor de werkzaamheden zorg en veiligheid, inclusief stalking, in de basisteams. Hiermee heeft de politie een concreet beeld gekregen over hoe onder andere regievorming er binnen een eenheid uit kan zien. Alle eenheden hebben nu de opdracht om na te gaan wat passend is om regie te borgen en om hier ook een plan voor te maken. Ook bekijkt de politie hoe deze acties gemonitord kunnen worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Is dat voldoende? Oké. Gaat u dan vooral verder met uw betoog.
Staatssecretaris Coenradie:
Nou, betoog, ik zit in de beantwoording van de vragen. Terloops komen er vragen tussendoor en dat snap ik eigenlijk hartstikke goed. Ik probeer niet in herhaling te vallen, maar ik hoop daarbij op de oplettendheid van eenieder hier.
Mevrouw Becker vroeg naar de opvolging van het rapport-Hümeyra. Dat rapport van de inspectie, als vervolg op het kritische rapport uit 2019, helpt ons bij het verder verbeteren van de aanpak van partnerstalking en ex-partnerstalking. Hieruit blijkt dat er de afgelopen jaren ook veel verbeterd is. De inspectie is positief over de voortgang die is geboekt door de politie, het OM en Veilig Thuis. Veel van de knelpunten die vier jaar geleden door de inspectie zijn benoemd, zijn voortvarend opgepakt. De uitvoeringsorganisaties hebben stappen gezet. Echter, er zijn nog steeds verbeteringen nodig, met name op het gebied van de communicatie met slachtoffers en op het gebied van de zaakverantwoordelijkheid en regie, met name dus bij de politie.
Ik zoom in op enkele belangrijke verbeteracties. O, ik word er terecht op gewezen dat ik dat al heb gehad. Ik wil daarbij het volgende aangeven, ook in antwoord op de vraag van mevrouw Van der Werf. Meerdere Kamerleden hebben een apart telefoonnummer als idee naar voren gebracht. Ik ben vorige week bij Veilig Thuis geweest, zoals ik nu een paar keer heb aangegeven. Het eerste wat ik mij afvroeg, was: wat is eigenlijk het telefoonnummer van Veilig Thuis? En weet iedereen dat? De vraag stellen, is 'm beantwoorden, denk ik. En in hoeverre zijn zij altijd bereikbaar? Nou, 24/7 kreeg ik te horen. Maar er is ook een chatfunctie, begreep ik. En tot hoe laat is die dan bereikbaar? Is die ook 24/7 bereikbaar? Nee, die is tot 17.00 uur bereikbaar. Dat deed mij enigszins de wenkbrauwen fronsen. Dat heeft ook gemaakt dat ik kritisch ben en kritisch ben geweest in dat gesprek over de bereikbaarheid van Veilig Thuis. Daarom ben ik samen met mijn collega de staatssecretaris van VWS aan het kijken wat we daarin nog beter kunnen doen. Wat mij betreft gaat het om de bereikbaarheid, de bekendheid en de benaderbaarheid, of er nu wel of niet één meldpunt is.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Misschien na dit punt?
De voorzitter:
Dan kunt u even uw punt afmaken.
Staatssecretaris Coenradie:
Bij VWS wordt er nu onderzoek gedaan naar meldpunten. Daar komt een brief over. Die verwachten we voor het eind van dit jaar. Wij hebben gevraagd om dit hierin mee te nemen, om te kijken wat we hiermee kunnen doen. Want ook bij het hebben van een apart telefoonnummer gaat het er aan de achterkant om wat je er vervolgens mee doet. En hoe ga je dit op een juiste manier doorzetten? Want als dat al niet werkt, kun je bij wijze van spreken nog tien telefoonnummers in de wereld helpen, maar ja … Wat gebeurt er vervolgens? Ook bij een apart telefoonnummer gaat het wederom om de benaderbaarheid, de bekendheid en de bereikbaarheid. Dat vraagt ook bemensing. Dus dat is wellicht niet iets wat we zomaar even kunnen neerzetten. Maar toch wil ik wel onderzoeken wat we daarmee kunnen doen. Ik ben ook even benieuwd wat er komt uit het onderzoek van VWS naar meldpunten. Maar die brief komt dus voor het eind van dit jaar.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank aan de staatssecretaris voor de constructieve beantwoording, haar hele termijn al. Dat is heel fijn. U heeft natuurlijk helemaal gelijk dat het om bereikbaarheid en benaderbaarheid gaat. Maar waar ik mij de afgelopen jaren over heb verbaasd, is dat andere onderwerpen wel snel zo'n campagne, een plek, een telefoonnummer krijgen, en femicide niet, terwijl er elke acht dagen een vrouw wordt vermoord in Nederland. Ik ben er een beetje huiverig voor — dat zeg ik dan ook maar eerlijk — om nu een onderzoek van VWS af te wachten om te kijken of een extra meldpunt of nummer zin zou hebben of niet. Ik denk dat het dat wel heeft. Dan heeft u helemaal gelijk dat het wel herkenbaar moet zijn en dat er goede mensen bij de telefoon moeten zitten. Het maakt mij niet uit of er aan de achterkant een samenwerking is van verschillende hulpinstanties, als er maar een soort van centrale expertise en coördinatie is die dat inhoudelijk kan aansturen en mensen daarbij kan helpen en desnoods opleiden. Maar ik zou niet willen zeggen: we gaan dit even naar de toekomst parkeren omdat we nog niet precies weten op welke manier dit effectief is. Want ik denk dat we kunnen constateren dat we het allemaal belangrijk genoeg vinden.
Staatssecretaris Coenradie:
We vinden het zeker allemaal belangrijk genoeg. Ik ben er daar ook eentje van. Maar tegelijkertijd — dat geeft u ook in uw betoog aan — moeten we het ook aan de achterkant goed organiseren. Dus ik zeg toe dat ik wil kijken hoe we dat organiseren, want ik vind ook dat als we iets lanceren, we dat ook goed moeten lanceren. Anders zwakken we de bereidwilligheid van mensen om dat telefoonnummer te bellen gelijk af, als we er niet voor zorgen dat aan de achterkant zaken goed worden opgepakt. Dus dat moet wel goed gebeuren.
De voorzitter:
U heeft ook nog een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ook van mijn kant waardering voor de bereidwilligheid van de staatssecretaris ten aanzien van het punt dat wij hier vandaag hebben neergelegd, niet namens onszelf maar namens heel veel nabestaanden die zeggen: was er maar zo'n plek geweest waar het echt serieus was genomen, want dan was mijn zus of dochter er misschien nog wel geweest. Fijn dat de staatssecretaris wil kijken naar zo'n meldpunt, een plek om te melden, met expertise aan de achterkant. Ik begrijp ook dat zij dat in overleg met Veilig Thuis wil doen. Maar er is naar mijn informatie ook al heel veel over overlegd, ook op verschillende departementen. Dat staat ook in een van de brieven. Er is gekeken of er op één plek aan een telefoonnummer gewerkt moet worden, maar dan wordt er toch voor gekozen om nog verder te verkennen. Zou het, met de signalen vanuit de Kamer die wij hier vandaag neerleggen, niet mogelijk zijn om in ieder geval voor de begroting van Justitie en Veiligheid ons een brief te sturen en aan te geven of er op korte termijn wel of niet iets in deze richting mogelijk is? Ik zou het deze staatssecretaris met haar bereidwilligheid namelijk ook gunnen om dit zelf op te pakken, in plaats van dat we weer in een situatie terechtkomen waarin wij weer moties gaan indienen en de staatssecretaris blijft verkennen. Is het mogelijk om ons duidelijkheid te geven voor de begrotingsbehandeling?
Staatssecretaris Coenradie:
Dat brengt me terug naar de vraag die mevrouw Becker voor de schorsing stelde. De vraag is of we er altijd extra middelen voor nodig hebben om iets georganiseerd te krijgen. Ik ben nu ook een beetje hardop aan het denken. Als je kijkt naar een voorjaarsbegroting, heb je het ook over de vraag of je middelen nodig hebt om dit te bewerkstelligen, terwijl het misschien ook mogelijk is om dit zonder extra middelen mogelijk te maken als je dit goed organiseert. Ik wil eens kijken wat we kunnen doen zonder de benodigde extra middelen op dit gebied om een apart telefoonnummer of een aparte meldlijn te bewerkstelligen. Bij een telefoonnummer denk ik nog steeds aan bellen, maar het moet wel meerdere functies hebben. Dat is dan wel weer een onderzoek, maar ik wil kijken hoe we dit kunnen doen zonder extra middelen. Daarmee kunnen we dit misschien ook voortvarender oppakken.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording, maar het is nog niet helemaal naar tevredenheid.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik zou nog een korte vraag willen stellen over het proces. Ik waardeer ontzettend de bereidheid en ook dat de staatssecretaris zegt dat zij het haar taak vindt om zelf hier met een voorstel te komen dat niet per se extra geld hoeft te kosten. Ik had het ook niet over de Voorjaarsnota maar over de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid, want dat is natuurlijk het moment waarop we eens per jaar met elkaar fundamenteel stilstaan bij wat we doen. Als wij als Kamer weten dat de staatssecretaris een bepaalde richting opgaat en het gaat regelen, is dat heel relevant voor ons. Dan weten we of we zelf met voorstellen moeten komen. Dat kunnen moties of amendementen zijn, of niet. Misschien zegt de staatssecretaris wel: ik heb het uitgezocht, maar het kost geld. Of: ik heb het uitgezocht en het kost geen geld, maar het vergt wel een wijziging in regelgeving. Kan zij met een eerste inzicht komen voor die begrotingsbehandeling?
Staatssecretaris Coenradie:
Het lastige is dat ik daarin niet iets kan toezeggen, omdat ik ook te maken heb met de coördinator hiervan en dat is de staatssecretaris van VWS. Waar het gaat om het verder lanceren van een apart telefoonnummer, zijn mijn intenties goed. Ik neem dit dus verder met haar op, maar het ligt ook bij haar. Ik kan daar dus niet nu al te veel op vooruitlopen. Ik voel wel de urgentie, maar ik kan daar gewoon echt nu niet verder iets over zeggen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Even hierop doorvragend. Volgens mij is het wel een hele grote uitdaging voor deze staatssecretaris om binnen de bestaande budgetten een anonieme onlinehulp 24/7 voor elkaar te krijgen. Ik heb zelf onderzoek gedaan: 3 ton, 1,5 miljoen op enig moment de komende jaren. Dat heb je niet zomaar. Als je het binnen je eigen begroting zoekt of binnen de bestaande budgetten, dan zal je Veilig Thuis moeten benaderen en dan zal je de politie moeten benaderen. We weten allemaal dat Veilig Thuis een enorme wachtlijst heeft. Als het ravijnjaar komt, moet de GGD nog meer gaan bezuinigen. Dat raakt ook Veilig Thuis en andere opvangen weer. Met andere woorden, in mijn beleving weten we het antwoord op de vraag al en willen wij alleen maar een commitment van deze staatssecretaris, dat zij zegt: ik ga het regelen, maar ik ga me ondertussen ook hardmaken voor het vangnet daarna. Ze heeft namelijk helemaal gelijk: je kan wel een telefoonnummer hebben, maar als je de achterkant niet goed hebt geregeld, dan gebeurt er ook nog niks. Ik heb vertrouwen in haar. Ik zie commitment bij haar. Zij heeft de hele Kamer achter zich. Ik zou zeggen: maakt u zich alstublieft heel erg hard voor onder andere dit onderwerp, maar ook voor al die voorzieningen aan de achterkant die mogelijk met enorme problemen te kampen krijgen de komende tijd. Dat is dan ook de toezegging die ik van haar vraag.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik ga me daar hard voor maken bij mijn collega van VWS. Het begrotingsvraagstuk ligt ook wel bij de VWS-begroting. Ik zit volgende week met mijn collega van VWS. Wat ik in ieder geval wil toezeggen, is dat u voor … Ik kijk even naast me. Wanneer is de behandeling van de VWS-begroting? O, die staat volgende week al. Eh, ja. U ziet mij … Eén seconde.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter, we zitten een beetje in tijdnood. We hebben volgende week de VWS-begroting. Ja, ik zie jullie allemaal knikken. En dan is JenV aan beurt. Dan zou het bij ons op de begroting moeten komen. Ik kan daar echt nu even nog niets op zeggen. Dus met alle liefde van de wereld, echt met alle liefde van de wereld, maar ik wil nu ook niet te snel in toezeggingen verzanden die ik niet kan waarmaken. Want dat is ook het eerlijke verhaal. Ik ga dit opnemen met mijn collega van VWS en ik beloof er naar aanleiding van dat gesprek bij de Kamer op terug te komen. Ik ga me er dus hard voor maken. De oproep is helder en mijn intentie is hopelijk ook helder in dit debat. Dat wil ik in ieder geval doen en meer dan dat kan nu niet toezeggen.
De voorzitter:
Bedankt daarvoor. We zullen die toezegging noteren. Op welke termijn komt u daar dan op terug bij de Kamer? Dan weten we dat een beetje.
Staatssecretaris Coenradie:
Er is ook zoiets als haalbaarheid, dus dat is een beetje een conflict dat ik nu heb met mijzelf en de mensen die mij aan alle kanten helpen. Ik zie ook wel de behoefte om daar duidelijkheid over te hebben voor een begroting. Het maakt dan — dat snap ik vanuit de Kamer — echt niet uit met wie het gesprek gevoerd wordt, als het maar zo'n beetje geregeld wordt, als ik het even zo mag samenvatten. De JenV-begroting staat gepland voor eind november. Ik snap best dat de Kamer zegt: wij willen graag weten waar wij nou eigenlijk mee moeten aankomen. Ik ga dus de toezegging doen dat u voor de behandeling van de begroting van JenV helderheid krijgt over wat we hiermee kunnen doen en wat ik eventueel kan toezeggen, zodat de Kamer ook weet waar zij aan toe is bij het al dan niet indienen van moties of wat dan ook.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat wordt gewaardeerd. Zijn er nog interrupties op dit punt? Dat is niet het geval. Gaat u dan vooral verder met uw verhaal.
Staatssecretaris Coenradie:
Er is een klein risico dat ik toch een beetje in de verdubbeling zit, dus ik hoop dat iedereen daar alert op is. Maar goed.
Ik heb vanuit BBB vragen gekregen over aandacht voor eerwraak bij inburgering, en dat eerwraak strafbaar en verboden is in Nederland. Ja, er is aandacht voor vrijheidsrechten zoals het zelfbeschikkingsrecht, voor eerwraak en voor de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Dat komt ook terug in de inburgering. Omdat ik daarop wil inzoomen, zal ik binnenkort een les Kennis van de Nederlandse Maatschappij volgen, waarin dit ook wordt besproken. Zo kan ik zelf ook een idee krijgen bij hoe dit wordt besproken. Is dit simpelweg een toetsmoment, waarbij er een vinkje wordt gezet of je goed of fout hebt geantwoord, of wordt hier bijvoorbeeld ook over gediscussieerd? Ik heb daar nog niet een heel goed beeld van, dus ik zal zelf ook zo'n les volgen om daar een idee bij te krijgen. En omdat ik het een zeer belangrijk onderwerp vind, verken ik dan ook verdere mogelijkheden om aandacht voor eergerelateerd geweld nog sterker neer te zetten in het inburgeringsbeleid.
Dan ook nog een vraag van BBB over de hogere straffen voor eerwraak en of ik bereid ben om die op te nemen in het Wetboek van Strafrecht. Eerwraak in de vorm van fataal geweld met eermotief valt onder de bestaande strafbepalingen van doodslag en moord. Van moord is sprake als de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dat betekent dat hij zich heeft kunnen beraden op het besluit om iemand om het leven te brengen, zoals u ongetwijfeld al wist. In het geval van eerwraak is het natuurlijk goed voorstelbaar dat er sprake is van voorbedachten rade, omdat het levensdelict doorgaans zal zijn gepland. Dan zal moord ten laste kunnen worden gelegd en kunnen worden bewezen. Op moord is een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar gesteld. Dus hier kan al de zwaarst mogelijke straf voor worden opgelegd. Als voorbedachten rade niet kan worden bewezen, kunnen het OM en de strafrechter een eermotief als strafverzwarende omstandigheid meenemen binnen het wettelijk strafmaximum bij respectievelijk de strafeis en de strafoplegging wegens doodslag. De maximumgevangenisstraf voor doodslag is heel recent, op 1 juli 2023, fors verhoogd van 15 naar 25 jaar met de zogenoemde Wet-Hümeyra. Gelet op het voorgaande, zie ik nu geen noodzaak voor aanvullende wetgeving.
Dan een vraag vanuit NSC. Wetten in andere landen hebben psychisch geweld strafbaar gesteld; is er behoefte om versneld werk te maken van het strafbaar stellen van dwingende controle? Ik ben helemaal voor het versnellen en verbeteren van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld. Daarvoor hoeven we ook niet een langdurig wetstraject af te wachten. Komend halfjaar start dan ook die pilot in de drie regio's om tot duidelijke werkafspraken te komen. Over een aparte strafbaarstelling heb ik zojuist het voorgaande gezegd. Ik hoop dus dat ik daarmee voldoende heb gezegd.
Ik denk dat ik zo even wat vragen kan overslaan. U ziet mij natuurlijk met al die mapjes en u denkt "waar blijft mijn vraag?", maar ik ben er nog niet.
Vanuit het CDA zijn er zorgen over de doorlooptijden van zedenzaken. De vraag is dan ook of ik plannen heb om de aangiftebereidheid op peil te houden en de doorlooptijden te verbeteren. Zedenzaken kennen een langere doorlooptijd dan andere zaken. Er worden al langere tijd inspanningen verricht om de aanpak van zedenzaken en de capaciteit van de strafrechtketen te versterken. Er zijn in de afgelopen jaren aanvullende middelen beschikbaar gesteld, onder andere voor de politie en het Openbaar Ministerie, om hun capaciteit uit te breiden en de werkvoorraden terug te dringen. Daarnaast werkt de strafrechtketen via het Actieplan Versterken ketenaanpak zedenzaken — dat is een hele naam — aan verkorting van de doorlooptijden. Er zijn voorzichtige tekenen van verbetering van de doorlooptijden, vooral bij het OM. Maar dat blijf ik uiteraard wel volgen.
Er was ook nog een vraag van het CDA over het feit dat de zitting in de openbaarheid zou zijn en dat dat medegedeeld wordt aan slachtoffers op het moment dat zij aangifte doen. Die vraag kan ik even niet terugvinden in mijn papieren. Er ligt nu een voorstel bij de Raad van State om te kijken hoe we dat eruit kunnen gaan halen. Dat zeg ik zo goed, volgens mij. Dat is dus iets wat nu bij de Raad van State ligt. Zeg ik dat nou goed of niet?
De heer Krul (CDA):
Nee, dat denk ik niet. Maar dat geeft niet.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Krul.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik wil daar nog even iets aan toevoegen. Het gaat dus om het eruit halen van de persoonsgegevens in de documenten, zodat die niet meer zichtbaar zijn.
De heer Krul (CDA):
Ik wil het debat van vanochtend niet overdoen, want daar gaat het nu even niet om. In Nederland hebben we nou eenmaal in artikel 121 van de Grondwet geregeld dat alle zittingen in de openbaarheid geschieden. Dat is ook heel belangrijk. Rechters kunnen het bevel geven om een zitting achter gesloten deuren te doen, als daarmee het belang van, vaak de dader als het gaat om minderjarigen, maar ook het slachtoffer, gediend wordt. Dat gebeurt bijvoorbeeld als het gaat om zaken die heel gevoelig liggen, zoals zedenzaken of zaken van seksuele uitbuiting. Maar dat beginsel van openbaarheid noopt rechercheurs om slachtoffers in het voorgesprek, voordat ze überhaupt zover zijn om aangifte te doen, mede te delen: let erop, mocht dit uiteindelijk tot een aanhouding komen, mocht hier uiteindelijk een zitting uit voortkomen, dan zal die in beginsel in de openbaarheid geschieden. Dat zorgt ervoor dat veel meiden, ook als geweld vanuit eerwraak op de loer ligt, afhaken in het proces. Om die reden daalt de aangiftebereidheid bij die groep, omdat ze weten dat er zomaar iets heel ergs met ze kan gebeuren als naar buiten komt of als de familie erachter komt dat zij aangifte hebben gedaan. Ik begrijp dat het juridisch gezien moeilijk is om hierop in te grijpen. Maar we zouden daar wel in een gesprek, zeg ik maar even, op een bepaalde manier iets kunnen doen en iets moeten doen om te voorkomen dat bij deze groep de aangiftebereidheid daalt. Ziet de staatssecretaris daarin een rol weggelegd voor haarzelf?
Staatssecretaris Coenradie:
Als het gaat om de openbaarheid van de zitting: dat ligt wel bij mijn collega Struycken. U bent daar vanochtend ongetwijfeld geweest. Dat neemt niet weg dat die vraag er nu ligt. Ik wil toch bij mijn collega de vraag neerleggen om daar een antwoord op te formuleren.
De heer Krul (CDA):
Nee, dat vind ik te makkelijk. Uw collega heeft mij vanochtend namelijk verteld: over de zitting kunt mij u prima iets vragen, maar over het feit dat er in het hele proces uiteindelijk in een gesprek met slachtoffers zoiets plaatsvindt, moet u toch echt bij mijn collega Coenradie zijn. Daar ben ik nu. Ik zal de rechtsbescherming en wat er in de zitting plaatsvindt even buiten beschouwing laten. Maar moeten we niet een bepaalde verantwoordelijkheid nemen in het begin van dit proces, om te voorkomen dat de slachtoffers van seksuele uitbuiting en mogelijke slachtoffers van eerwraak afzien van aangifte, uit angst voor het feit dat hun gegevens, hun persoon of het feit dat ze überhaupt aangifte hebben gedaan openbaar worden?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik begrijp uw wens, zeker als het gaat om het voor minderjarige slachtoffers makkelijker te maken om hun zaak achter gesloten deuren te behandelen. Ik sta erachter dat wordt bekeken of er mogelijkheden zijn om met inachtneming van het uitgangspunt van de openbaarheid van zittingen, waar ik het net over had, de veiligheid en de privacy van slachtoffers te borgen. Ik neem dit dus mee in mijn gesprekken met de politie hierover.
De voorzitter:
Een interruptie nog van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Tot slot. Dit vind ik een mooi antwoord. Het zou al mooi zijn als een rechercheur aangeeft dat er echt wel mogelijkheden zijn tot het houden van een zitting achter gesloten deuren. In de praktijk zien we gewoon dat die informatie te weinig bekend is bij de slachtoffers. Er is ook vrij weinig jurisprudentie, omdat er niet bijgehouden wordt hoe vaak zo'n verzoek wordt gehonoreerd. Dit zijn allemaal onderdelen die denk ik in de gesprekken van deze staatssecretaris met de politie een plaats hebben, en niet zozeer in de gesprekken die uw collega Struycken voert met de rechtspraak.
Staatssecretaris Coenradie:
Zoals ik net aangaf, neem ik het mee in de gesprekken met de politie. We willen er alles aan doen om de meldingsbereidheid te verhogen. Daar is dit natuurlijk een onderdeel van. Iedereen moet zich veilig kunnen voelen bij het doen van een melding, of dat nou bij de politie is of bij Veilig Thuis. Men moet niet het idee hebben dat er negatieve consequenties zouden kunnen zijn en het mag geen onveilig gevoel geven. Ik neem het dus mee.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik heb ook vragen gekregen, onder andere vanuit BBB, over de handhaving op seksuele intimidatie. Er zijn een aantal zaken voor de rechter gekomen. Er wordt gevraagd of ik er al zicht op heb of de aanpak iets gaat opleveren en of de huidige strafmaat afschrikkend genoeg is. De eerste vijf rechtszaken over seksuele intimidatie in het openbaar hebben plaatsgevonden en die hebben ook allemaal tot een veroordeling geleid. Ik ben er wel van overtuigd dat van deze uitspraken in ieder geval een duidelijk signaal uitgaat, namelijk dat seksuele intimidatie geen plek heeft in onze samenleving en dat het ook bestraft wordt. De veroordelingen laten ook zien dat de Wet seksuele misdrijven, zoals die vanaf 1 juli van dit jaar zo mooi heet, effect heeft en bijdraagt aan een veiligere samenleving voor iedereen. Ik kan natuurlijk niet ingaan op de individuele opgelegde straffen en op de individuele zaken an sich. In het algemeen geldt echter dat de maximale straffen die voor een delict kunnen worden opgelegd, in de wet zijn vastgelegd, en dat het vervolgens ook aan de rechter is om te bepalen welke straf in een individuele zaak passend en geboden is. Hierbij houdt de rechter rekening met meerdere per individuele zaak meewegende factoren, waaronder de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechter houdt ook rekening met de persoon en de omstandigheden van de verdachte. Uit de uitspraken in de eerste rechtszaken over seksuele intimidatie blijkt dat in een deel van deze zaken door de rechter, gelet op de aard en de ernst van de gedragingen, een geldboete passend wordt geacht. Voor de hoogte van deze boete heeft de rechter voorzichtig gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting in de rechtspraak voor de misdrijven belediging en bedreiging. Die hebben raakvlakken met deze overtreding.
Hierover zijn nog wel meer vragen gesteld, dacht ik. Mevrouw Becker vroeg hoe het staat met het geld dat is vrijgemaakt voor de implementatie van de Wsm, om de wet nu maar even af te korten. Voor de uitvoering van de wet is sinds dit jaar structureel een aanvullend bedrag van 20 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een kostenraming waarbij gebruik gemaakt is van het Prognosemodel Justitiële Ketens en van eigen inschattingen door de organisaties die de wet uitvoeren. Er is bijvoorbeeld aanvullend een structureel bedrag van ruim 5 miljoen aan de politie, 1,5 miljoen euro aan het OM en 1 miljoen euro aan het Centrum Seksueel Geweld beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn onder andere bedoeld voor capaciteitsuitbreiding en voor het opvangen van extra zaken; ze zijn opgenomen in de reguliere financieringslijnen van de organisaties. Daarnaast is voor de implementatie van het wetsvoorstel binnen de ketenorganisaties in de periode 2022-2024 een incidenteel bedrag van 3,6 miljoen euro beschikbaar gesteld.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank voor die informatie. Ik was ook benieuwd of gemeenten ook van deze middelen gebruik kunnen maken. Volgens mij was het mevrouw Mutluer die terecht zei: het is goed dat we dit wetsvoorstel hebben, maar we hebben natuurlijk ook boa's, handhavers, nodig die daadwerkelijk aan de slag kunnen, en dan het liefst op basis van daderprofielen. Daar ging mijn andere vraag over. Kunnen gemeenten nog een beroep doen op middelen, of zijn die inmiddels uitgeput?
Staatssecretaris Coenradie:
Als het goed is, zou ik daar graag zo meteen in tweede termijn op terug willen komen. Maar dan wil ik wel graag doorgaan op de vraag die ook door mevrouw Becker is gesteld, namelijk of we duidelijkheid hebben over daderprofielen. Zoals eerder aan de Kamer is toegelicht, onder anderen door mijn ambtsvoorganger en door de minister van OCW, is voor een onderzoek naar daderprofielen van seksuele intimidatie nodig dat er voldoende jurisprudentie beschikbaar is. Daar is op dit moment nog geen sprake van; we hebben slechts vijf uitspraken. Ik kan helaas niet zeggen hoe snel voldoende jurisprudentie zal worden ontwikkeld, maar ik blijf de ontwikkelingen daarin monitoren en ik zal de Kamer, samen met mijn collega van OCW, rond het einde van het jaar hierover nader informeren.
Dan is er een vraag van mevrouw Mutluer, ook over seksuele intimidatie. De vraag is of die aanduiding niet kan worden gebruikt in gevallen van aanranding, omdat seksuele intimidatie makkelijker af te handelen is. Dat gaf mevrouw Mutluer op een gegeven moment aan. Daar kan ik het volgende over zeggen. Met deze nieuwe wet en het strafbaar stellen van seksuele intimidatie is de strafrechtelijke bescherming van burgers, onder wie vrouwen, verbeterd. Het is echter aan de officier van justitie om te beslissen welke feitelijke gedragingen en welk delict aan de verdachte ten laste worden gelegd. Hierbij zal de officier van justitie rekening houden met alle feiten en omstandigheden van het geval. Natuurlijk kan ik wederom niet ingaan op individuele zaken, maar in het algemeen geldt dat zwaardere varianten van fysieke seksuele intimidatie en lichtere varianten van aanranding dicht bij elkaar kunnen liggen. Voor aanranding is vereist dat iemand bij een persoon seksuele handelingen verricht. Daarbij valt te denken aan aanrakingen van seksuele lichaamsdelen zoals borsten, billen of geslachtsdelen. Van aanranding is in de regel geen sprake als de gedraging kortstondig plaatsvindt en bestaat uit aanrakingen van niet-seksuele lichaamsdelen, zoals een aanraking van een arm of een aai. Als dit in het openbaar gebeurt, kan er wel sprake zijn van seksuele intimidatie. Dit is ook toegelicht in de memorie van toelichting bij de Wet seksuele misdrijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Mutluer, u bent door uw interrupties heen, maar ik begrijp dat u wilt vragen om een korte opheldering. Dan kort.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ja, heel graag. Dank u wel, voorzitter. Ik stelde de volgende vraag en volgens mij stelde de heer Van Nispen hem ook. Wij krijgen berichten van slachtoffers van wie de zaak via een kantonrechter is afgedaan als straatintimidatie. De dader kreeg dan bijvoorbeeld een boete. De zaak is dus niet vervolgd via het artikel dat gaat over aanranding. Waarom niet? Omdat het op deze manier veel sneller zou gaan. Ik heb dus geen antwoord gekregen op mijn vraag, waar volgens mij de vraag van de heer Van Nispen ook op aansloot. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Ik wil niet op de stoel van het OM gaan zitten, maar ik vind dit wel een soort van misbruik van een artikel dat we met elkaar hebben bedacht.
De voorzitter:
Duidelijk. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Laat heel helder zijn dat snelheid natuurlijk niet de voornaamste reden mag zijn om een zaak af te doen. Ik wil hier dus naar kijken en er in de tweede termijn ook even op terugkomen. Ik loop nu toch een beetje vooruit op de beantwoording, maar als dit inderdaad aan de orde is, zal ik hierover ook het gesprek aangaan. Dat mag namelijk natuurlijk niet zo zijn. Het ene hoort heel duidelijk bij de Wet seksuele misdrijven en het andere hoort bij andere bewoordingen waar we ook wetsartikelen voor hebben. Zo simpel is het. Het lijkt me niet in orde dat we zaken door elkaar gaan gebruiken om maar ergens snelheid in te krijgen. Als dat geval is, veroordeel ik dat hier dus ten sterkste. Ik kan niet op de stoel van de rechter zitten, ik kan niet ingaan op individuele zaken en ik heb die casussen ook niet voor me, dus het is lastig om daar nu zo iets over te zeggen. Ik neem het in ieder geval mee. Laat ik het even weghalen uit de tweede termijn, want ik kan natuurlijk in ieder geval wel toezeggen dat ik daarnaar ga kijken. Ik zal de signalen die u hierover geeft, ook benoemen in mijn gesprekken met het OM en de politie. Dit mag natuurlijk niet zo zijn.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie. Mevrouw Wijen-Nass, aan u het woord.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dit bedoelde ik ook met mijn inbreng. In de zaak die ik toevallig heb gezien, werd iemand bij de heupen aangerand. Als je het dan behandelt via het begrip "straatintimidatie" kom je in de overtredingssfeer terecht en kom je dus uit bij een boete. Dan zit je niet meer in de categorie "misdrijven". Dat bedoelde ik ook in mijn inbreng: het is volgens mij niet de bedoeling van het strafbaar stellen van straatintimidatie dat we deze weg opgaan. Ik ben wel heel benieuwd of de staatssecretaris dat op deze manier kan meenemen. Ik kan me namelijk wel voorstellen dat het veel makkelijker is om straatintimidatie te bewijzen dan de zwaardere variant. Ik ben er heel benieuwd naar. Je hoeft hiervoor niet in te gaan op individuele casussen, maar je kan wel kijken naar de algehele lijn. Natuurlijk is het altijd belangrijk om persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden van de specifieke zaak mee te wegen. Op het moment dat je te maken hebt met een overtreding in plaats van met een misdrijf, heb je ook met andere strafmaat te maken. Daar was ik vooral heel benieuwd naar.
Staatssecretaris Coenradie:
Dan hoop ik dat het antwoord dat ik zojuist heb gegeven op de vraag van mevrouw Mutluer, enigszins volstaat. Ik neem dit mee en ik wil het uitzoeken. Het is heel simpel: het ene valt onder de Wsm en het andere valt onder een ander artikel. Uiteindelijk is het aan het OM om dat te bepalen, maar ik wil wel uitzoeken of zaken elkaar niet doorkruisen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Coenradie:
Dan nog een vraag van mevrouw Bruyning van NSC over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Uitermark, over een kennis- en expertisecentrum voor slachtoffers van georganiseerd en gewelddadig kindermisbruik. De ministeries van VWS en Justitie en Veiligheid hebben ter uitvoering van de motie twee rondetafelbijeenkomsten georganiseerd onder leiding van een externe en onafhankelijke voorzitter. Hierbij waren, naast de in de motie genoemde organisaties, ook slachtoffers, behandelaren en hulpverleners aanwezig van onder meer het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel, onderdeel van stichting Fier, het landelijk Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel en het Centrum Seksueel Geweld. Tijdens deze bijeenkomsten is op een zorgvuldige wijze inzichtelijk gemaakt wat de specifieke kenmerken en behoeften zijn van de slachtoffers van georganiseerd en gewelddadig misbruik, welke kennis en expertise er op dit moment al voorhanden is en of er op dit moment nog iets aanvullends nodig is. Op basis van de uitkomsten bereiden de genoemde ministeries nu besluitvorming voor over óf en, zo ja, wát er aanvullend nodig is. Uw Kamer wordt uiteraard geïnformeerd over de uitkomsten hiervan voor het eind van dit jaar.
De heer Van Nispen van de SP vroeg waarom het schenden van contact- en locatieverboden zo moeilijk te handhaven en te bewijzen is, en of ik bereid ben om daar stappen in te nemen. In het algemeen geldt dat de politie kan handhaven op basis van de informatie uit politiesystemen. Als het slachtoffer zelf vermoedt dat een verbod door een pleger wordt overtreden, dan kan het slachtoffer dat melden bij bijvoorbeeld de politie. In hoogrisicostalkingszaken adviseert de reclassering over de mogelijkheid van een contact- en locatieverbod middels de inzet van een enkelband. Daarnaast vraagt de reclassering in hun adviezen aandacht voor het opnemen van een realistisch en handhaafbaar gebiedsverbod. Aanbevolen wordt een straal van 5 kilometer. Zo is er voldoende reactietijd om ten behoeve van de bescherming van het slachtoffer in te grijpen als het verbod wordt overtreden. Specifiek voor het schenden van gebieds- of contactverboden op grond van artikel 38 Wetboek van Strafrecht, oftewel de vrijheidsbeperkende maatregel, geldt dat ik de signalen uit de praktijk heb gehoord dat het vaststellen van een overtreding van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van dit artikel soms als moeilijk wordt ervaren. Dat is een serieus signaal. Ik ben ook van mening dat slachtoffers zo goed mogelijk moeten worden beschermd. Ik ga hierover dan ook in gesprek met het OM om te bezien wat hierin verbeterd kan worden. Ik kom daar ook bij u op terug, maar dat gesprek moet ik wel voeren met het OM.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een procedurevraag.
De voorzitter:
Een procedurevraag. U wil weten wanneer.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, ik wil weten wanneer, voorzitter. Eerder is ook aan mij toegezegd dat zou worden teruggekomen op mijn vier concrete voorstellen over die contactverboden en het centrale systeem bij de politie. Dat is eigenlijk hetzelfde onderwerp. Het lijkt me zinnig om dat te bundelen. Dat was alles wat ik wilde zeggen.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik kom daar zo meteen op terug, ook om even te kijken wat haalbaar is.
De voorzitter:
Goed. Gaat u dan verder.
Staatssecretaris Coenradie:
Dan waren er ook vragen van de heer Van Nispen van de SP over Helpwanted en Offlimits. Door het aanwijzen van Helpwanted, onderdeel van Offlimits, als laagdrempelige meldvoorziening, is uitvoering gegeven aan het verzoek uit de motie-Van Nispen om een laagdrempelige voorziening. Bij Helpwanted kunnen slachtoffers van illegale content op het internet een melding doen. Helpwanted kan dan een luisterend oor bieden, nuttige informatie verstrekken aan melders, doorverwijzen naar relevante partijen zoals Slachtofferhulp, en indien er sprake is van onrechtmatige dan wel strafbare content, kan zij een verwijderverzoek indienen bij platformen. Indien dit aan de orde is, adviseert Offlimits het slachtoffer om aangifte te doen en kan zij hierin ondersteunen door bijvoorbeeld tips te geven over het maken van screenshots. Door deze adviesfunctie voor melders en doorverwijzing naar de politie kan vervolgens een aanloop worden genomen in strafrechtelijk onderzoek. Door deze veelzijdigheid in het hulpaanbod wordt de motie-Van Nispen daarmee gezien als afgedaan.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, want de heer Van Nispen denkt daar echt heel anders over, en dat was toch de indiener van de motie. Die had daar een bepaalde bedoeling mee. Kijk, ik heb ongelofelijk veel respect voor Offlimits en Helpwanted. Ik heb in het verleden voorstellen gedaan om de bevoegdheden en subsidies uit te breiden met amendementen. Geen misverstand: ik vind dat een ontzettend waardevolle club. Maar deze motie bedoelde het volgende. Ik heb nu als voorbeeld deepfakeporno gebruikt, wat echt afschuwelijk is. Het zal je maar overkomen. Maar je kunt je ook andere ernstige privacyschendingen op het internet voorstellen, zoals wraakporno en noem maar op. Je moet als slachtoffer bij een laagdrempelige voorziening terechtkunnen, waar drie dingen gebeuren: het opsporingstraject, het verwijderen van de beelden van het internet en het bieden van hulp als het slachtoffer dat wil. Nogmaals, met alle respect, dat is maar een heel klein stukje. Ik vind dus niet dat we slachtoffers moeten doorverwijzen: "Voor het opsporingstukje moet u daarnaartoe. Voor de hulp moet u daarnaartoe. Voor het verwijderen van de beelden moet u daarnaartoe." In 2020 zei de motie al: doe dat onder één dak. Daar is geen uitvoering aan gegeven. Ik herinner de collega's die de motie allemaal hebben medeondertekend er nog even aan. Daar word ik een klein beetje chagrijnig van. Daar kan deze staatssecretaris niet zo heel veel aan doen, maar ik vraag haar wel om dit echt opnieuw te bezien. Nogmaals, daar mag Offlimits absoluut een rol in spelen. Ik vind het een hele waardevolle club. Maar het moet wel onder één dak. De mensen die in maart slachtoffer zijn geworden van deepfakeporno hebben aangifte gedaan, maar hebben vervolgens niks meer gehoord. De beelden staan nog op het internet. Het werkt dus niet. Ik hoop dat de bedoeling van de indiener van de aangenomen motie duidelijk is.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik zal daar in ieder geval opnieuw naar kijken, met uw goedvinden en zoals u zelf overigens voorstelt.
De voorzitter:
Gaat u verder. Hoever bent u intussen met de beantwoording?
Staatssecretaris Coenradie:
Dat is een hele goede vraag. Ik heb hier nog twee vragen en dan kunnen we door naar de tweede termijn. BBB vroeg wat de stand van zaken is omtrent het wetsvoorstel over necrofilie en lijkschennis. Zoals eerder toegezegd, zouden we dit najaar gaan beginnen met de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Dat hebben we uiteraard gedaan. We zijn hard aan het werk. De door de Tweede Kamer aangenomen moties om necrofilie als misdrijf op te nemen in het Wetboek van Strafrecht en om fysieke aantasting van een lijk zelfstandig strafbaar te stellen, worden ook in dit traject meegenomen. Ik streef er uiteraard naar dit wetsvoorstel zo snel mogelijk verder te brengen.
Dan nog een vraag van mevrouw Mutluer. Ik zie even niet zo goed wat de vraag was, maar ik zie wel het antwoord. Dat gaat in ieder geval over langdurig toezicht. Dat is een vraag die u heeft gesteld. Uw motie is afgehandeld in een verzamelbrief van 4 maart jongstleden. De meeste zedendelinquenten vallen niet in herhaling als het gaat om het plegen van een nieuw zedendelict, maar de maatschappelijke perceptie is vaak anders. Er is geen aanleiding gezien om de toezichtstermijn van drie jaar te verlengen. Het probleem zit namelijk voornamelijk in beschikbare hulp, die niet tijdig of niet passend genoeg te vinden is. Het gaat om zorg die moet starten binnen het gedwongen justitiële kader en daarna ook vaak nog langere tijd nodig is. Om de beschikbaarheid te verbeteren wordt op basis van de Hervormingsagenda Jeugd samen met VNG en VWS de vormgeving van de landelijke inkoop van jeugdhulp verder uitgewerkt.
Volgens mij heb ik ze zo. Het was heel veel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga even inventariseren of er onbeantwoorde vragen zijn blijven liggen. Mevrouw Van der Werf heeft er één.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Misschien heeft de staatssecretaris het deels bij een andere vraag meegenomen, maar ik heb nog even gemist welke acties de staatssecretaris gaat nemen op het RSJ-rapport en welke concrete doelen zij zichzelf stelt om niet alleen maar de veiligheid van kind maar ook de veiligheid van de moeder te borgen in rechtszaken over scheidingen en omgangsregelingen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bruyning, u had ook een onbeantwoorde vraag.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik had gevraagd welke samenwerking er momenteel loopt tussen Nederland en andere landen in de Raad van Europa of eventueel daarbuiten, om best practices en kennis over gendergerelateerd geweld te delen. Ik had ook nog de vraag of de staatssecretaris kan aangeven of de gespecialiseerde ondersteuning vanuit artikel 25 uit de Europese richtlijn er ook daadwerkelijk is voor slachtoffers, hoe die is vormgegeven en of die beschikbaar is voor iedereen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Mutluer? Meneer Van Nispen, u heeft nog een ... O, samen? Kijk, dat scheelt.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, wij werken samen als het zo uitkomt. Wij hebben allebei een vraag gesteld over de bezuinigingen op de opvang in dit kader. Is dat niet een groot risico in dit hele geheel?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb nog een vraag gesteld over de borgtrajecten voor daders. Ik heb een vraag gesteld over de kinderen na partnerdoding en een aantal aanbevelingen bij de omgang die nog niet worden opgevolgd. Ik heb gevraagd of we een brief kunnen krijgen over de omgang met vrouwenhaat, zowel online als offline. O, en tot slot: is er al contact met het Centrum Seksueel Geweld over de EU-richtlijn die ons verplicht tot het hebben van een rape center?
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass niet. Meneer Krul ook niet. Dan zijn dit de onbeantwoorde vragen. We hebben nog twintig minuten voor dit debat, dus als u een beetje spoedig hierdoorheen kunt gaan?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik ga heel erg mijn best doen. Ik begin met de vraag van D66 over het RSJ-rapport. De aanbevelingen uit het RSJ-advies gaan over regie, samenwerking, signalering en screening op de veiligheidsrisico's, en het hulpaanbod aan kinderen en gezinnen die te maken hebben met geweld in afhankelijkheidsrelaties. De aanbevelingen passen onder andere binnen het plan van aanpak Stop femicide! en de aanpak Veiligheid voorop! Daar maak ik werk van. De focus in het RSJ-advies ligt vooral op veiligheid en onveiligheid van kinderen. De vraag in hoeverre de aandacht voor veiligheid in het familierecht kan worden verbeterd, is in dit advies nog niet beantwoord, maar wordt op dit moment wel onderzocht door het Verwey-Jonker Instituut. Het is bovendien een vraag die in de portefeuille van de staatssecretaris Rechtsbescherming valt. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het plan van aanpak Stop femicide! zal ik de aandacht voor verbeteringen op dit vlak zeker aanjagen en steunen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor het antwoord. Ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris de laatste rol die zij zelf benoemt, het aanjagen, oppakt. Dat kan namelijk heel goed door bijvoorbeeld nauwer samen te werken ten aanzien van de rapporten van Veilig Thuis, om ervoor te zorgen dat er binnen de rechtspraak niet een te nauwe blik ontstaat op een zaak en daarin veel breder met die hulpinstanties samen te werken. Dat gaat de andere staatssecretaris namelijk niet voor ons oplossen; dat ligt echt bij u.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik heb het gehoord en ik neem het mee.
Dan de vraag van mevrouw Bruyning van NSC over de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Hoe wordt hier invulling aan gegeven? Op dit moment werkt het kabinet aan de implementatie van de Europese richtlijn. Dit houdt in dat we onderzoeken of we al voldoen aan de gestelde minimumnormen en of aanvullende wet- of regelgeving nodig is. Een belangrijk onderdeel van dit proces zijn de gesprekken met de uitvoerende organisaties die nu al hulp aanbieden aan slachtoffers en hulplijnen hebben, zoals het Centrum Seksueel Geweld, Slachtofferhulp Nederland, Valente en Veilig Thuis. Begin volgend jaar gaat het wetsvoorstel voor de implementatie in consultatie. Ik verwacht het wetsvoorstel in september '25 in te dienen bij de Tweede Kamer. In de bijbehorende memorie van toelichting wordt dan toegelicht hoe het kabinet invulling geeft aan de richtlijn, inclusief de door u genoemde gespecialiseerde ondersteuning en hulplijnen. Sorry dat ik wat sneller ga praten, maar ik voel enige tijdsdruk.
Dan de vraag van de heer Van Nispen. O, ik zie dat er nog een vraag openstaat van NSC. Die gaat over de samenwerking binnen de Europese Unie.
Excuus voor het wachten. Ik heb volgens mij al in de beantwoording van zojuist aangegeven dat ik voor het versnellen en het verbeteren van de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld ben. Ik zie even niet ...
De voorzitter:
Mevrouw Bruyning, een verduidelijking.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Het ging erover of er momenteel een samenwerking loopt tussen Nederland en andere landen in de Raad van Europa of daarbuiten om best practices en kennis over gendergerelateerd geweld te delen. Het gaat dus om het delen van best practices en kennis buiten Nederland of in de Europese Unie.
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Ja ...
De voorzitter:
Anders kunnen we ... We komen hier gewoon in tweede termijn op terug. Dan gaan we nu door met de beantwoording.
Staatssecretaris Coenradie:
De heer Van Nispen van de SP zei dat de bezuinigingen op de opvang niet helpen om femicide te voorkomen. Hij sprak dus over bezuinigingen op de opvang. Ik heb dat laten navragen bij mijn collega van Langdurige en Maatschappelijke zorg, de staatssecretaris van VWS. Ik heb teruggekregen dat er geen sprake is van bezuinigingen door de rijksoverheid op de vrouwenopvang.
Er staat nog een vraag open van mevrouw Becker van de VVD over het 24/7 rape center. Op dit moment werkt het kabinet aan de implementatie van de Europese richtlijn en dat houdt in dat we onderzoeken of we al voldoen aan de gestelde minimumnormen en of er aanvullende wet- en regelgeving nodig is. Ook hiervoor geldt dat de gesprekken met de uitvoerende organisaties een belangrijk onderdeel van het proces zijn. In de bijbehorende memorie van toelichting wordt ook uitgelegd hoe het kabinet invulling geeft aan de richtlijn, inclusief het door haar aangestipte rape center. Dat is het crisiscentrum voor slachtoffers van verkrachting.
Er ligt nog een vraag van mevrouw Becker: "Kunnen we wel goed genoeg ingrijpen als vrouwenhaat niet als specifieke extreme ideologie wordt benoemd? Graag een brief over vrouwenhaat." Laat ik vooropstellen dat het volstrekt onacceptabel is dat vrouwen in Nederland te maken krijgen met vrouwenhaat, seksueel geweld en femicide. Het is de taak van de overheid om dit te bestrijden en ervoor te zorgen dat vrouwen op een veilige en gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan de samenleving. In de beantwoording van de Kamervragen zijn de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van OCW en ik ingegaan op de vele manieren waarop het kabinet inzet op het bestrijden van vrouwenhaat. Ik zie dan ook eigenlijk geen noodzaak voor een aparte brief over de aanpak van vrouwenhaat.
De voorzitter:
De heer Krul nog kort op dit punt.
De heer Krul (CDA):
Niet om het onderwerp van mevrouw Becker over te nemen, maar ik ben wel benieuwd. Ik had dit antwoord verwacht, maar Nederland is wel notoir laat als het gaat om het uitvoeren van Europese richtlijnen. Daar staan we wel een beetje om bekend, omdat we natuurlijk alles zo zorgvuldig mogelijk willen doen. We worden daar regelmatig voor op de vingers getikt en ik ben benieuwd of de staatssecretaris een klein beetje richting kan geven aan de termijn waarbinnen ze dit onderzoek wil afronden. Het zou namelijk zonde zijn als we bij dit o zo belangrijke thema weer ergens achteraan in de klas zouden zitten als het gaat om het uitvoeren van die richtlijn.
Staatssecretaris Coenradie:
Daar wil ik zo eventjes op terugkomen, als u dat goedvindt. Ik ga door met de beantwoording van een vraag van mevrouw Bruyning van NSC. Maar ook hier zie ik niet de juiste beantwoording ... Die vraag ging namelijk niet zozeer over de EU-richtlijn.
De voorzitter:
Ook even in tweede termijn?
Staatssecretaris Coenradie:
Ja.
De voorzitter:
Oké, goed. Dit was het rondje onbeantwoord. Laten we doorgaan met de tweede termijn van de Kamer. We zitten helaas een beetje krap in de tijd, beste leden, dus u heeft slechts één minuut. Laten we onze vragen dan ook echt voor de staatssecretaris bewaren.
Mevrouw Van der Werf, aan u het woord.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter, en ook zeer veel dank aan de staatssecretaris.
De toezegging over de strafbaarstelling van psychisch geweld, namelijk dat we medio volgend jaar een wetsvoorstel kunnen verwachten, is niet iets wat de nabestaanden of wij hier aan tafel meteen hadden verwacht. Ik denk dat iedereen daar heel blij mee is, want dit is heel fijn om te horen.
Ik heb nog twee vervolgvragen op de punten die ik heb gemaakt.
De staatssecretaris gaf op mijn vraag over het onderwijs aan hulpverleners en de signalering die daarbij gebaat is, aan dat zij bezig is met deskundigheidsbevordering bij organisaties. Zij heeft ook nog een aantal andere actiepunten, maar desondanks stel ik mezelf de vraag wie, wanneer wat gaat doen en wat het gaat kosten. Het is prachtig dat het gratis is, maar ik heb daar toch wel mijn vraagtekens bij. Ik ben daarom benieuwd naar de uitwerking ervan.
Ik bedank de staatssecretaris voor het meedenken over de hulplijn en de expertiseplek, maar ik ga haar daarbij wel hinderlijk volgen, want het is nog steeds niet duidelijk wanneer en hoe dat er dan gaat komen. Dat is een mooi haakje voor mijn laatste punt. Ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen naar aanleiding van dit commissiedebat. Ik zou dat ook heel graag zeer binnenkort willen doen, zodat we ruim voor de begroting de kans hebben om eventueel nog vervolgstappen te zetten.
De voorzitter:
Hartstikke fijn. Dat gaat we noteren. Er is natuurlijk wel weinig ruimte plenair. Mevrouw Bruyning.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar antwoorden en de bereidwilligheid en het commitment dat ze heeft getoond. Dat al onze neuzen dezelfde kant op wijzen laat zien dat er weer hoop en vertrouwen kan komen in de politiek en dat we kunnen samenwerken voor het grotere doel.
Dat was het.
De voorzitter:
Kijk eens. Mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb ooit tijdens een femicidedebat in een slip of the tongue gezegd: wat zou het fijn zijn om een vrouwelijke bewindspersoon te hebben. En deze staatssecretaris stelt me niet teleur, want laten we onderstrepen dat dit gewoon een historisch moment is. Vandaag is toegezegd dat psychisch geweld strafbaar zal worden gesteld en daar is gewoon ontzettend hard voor geknokt de afgelopen tijd, ook door onze voorgangers. Ik vind dit echt heel mooi en daarom een compliment aan de staatssecretaris.
Ik verwacht veel van haar op dit onderwerp, ook als het gaat om de voorzieningen. Ik zie namelijk een enorme verschraling van de voorzieningen voor vrouwenopvang, hulp en ondersteuning. Ik ben blij dat ze heeft toegezegd dat ze zich daar hard voor gaat maken. Misschien lukt dat deze periode niet, want ik weet niet of dit kabinet het nog een jaar redt, maar het zou mooi om straks voorstellen te zien die laten zien dat we ons hiervoor inzetten.
Voorzitter, mijn laatste punt. Waar ik niet tevreden over ben, is wat er nu gebeurt met Donny M. en Gino. Dat was een hele jonge zedendelinquent en dan is het altijd de vraag of we het hadden kunnen voorkomen. Ik vind dan ook dat mijn motie niet voldoende en goed is afgehandeld.
De voorzitter:
De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ook heel veel dank voor de toezegging dat psychisch geweld strafbaar gesteld gaat worden. Ik vind het een heel belangrijk moment in deze discussie over onder andere femicide, maar ook in de discussie over slachtoffers van sektes, criminele familienetwerken en mensenhandel. Het kan ook daar namelijk een heel belangrijke rol gaan spelen. Ik vind het dus heel goed en heel belangrijk.
De opvang. Ik denk niet dat de staatssecretaris kan garanderen dat alle vrouwenopvangen op hetzelfde niveau blijft als het kabinet miljarden gaat bezuinigen op de gemeentes. Daar graag toch nog een reactie op. Het is een kabinetsbesluit om miljarden op de gemeentes te bezuinigen en die vrouwenopvang is vaak gemeentelijk gefinancierd.
Ik krijg nog een schriftelijke reactie op de concrete voorstellen voor het handhaven van contactverboden, maar ik heb nu nog wel één vraag. Ook die mag overigens schriftelijk worden beantwoord. In welke gevallen kan er elektronische monitoring, met een enkelband, plaatsvinden? Dat vind ik interessant.
De slachtoffers van deepfakeporno en andere ernstige privacyschendingen horen gewoon op één plek terecht te kunnen. Ze mogen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd en de opsporing, het verwijderen van die beelden en de hulp moeten echt op één plek kunnen. Het lijkt me niet nodig dat we daar een nieuw voorstel voor moeten indienen. Ik hoop echt dat daar serieus naar gekeken gaat worden.
Ten slotte, voorzitter. Ik heb de woordvoerder van de PVV in dit debat echt gemist. U heeft het deskundig voorgezeten en de staatssecretaris heeft het uitstekend gedaan, maar dat de PVV met 37 zetels hier niet aanwezig kon zijn als spreker in dit debat, vind ik opmerkelijk.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank, voorzitter. Bij een belangrijk onderwerp als dit voelt het toch ongemakkelijk dat we het debat een beetje moeten afraffelen. Het zijn heel belangrijke punten en ik hoop daarom dat we snel nader met elkaar kunnen spreken. Ik geloof dat er plenair nog een debat over femicide op de rol staat.
Mijn complimenten voor de toezegging over het strafbaar stellen van psychisch geweld. Ook fijn dat de staatssecretaris heeft gezegd dat ze voor de begroting op papier gaat zetten hoe ze eventueel een centrale hulplijn zou kunnen uitwerken. Dank daarvoor.
Ik heb wat mij betreft nog steeds onvoldoende antwoord gekregen op mijn vragen over de daders en het borgtraject, maar misschien kunnen we ook daar later mee aan de slag.
De eigen regierol van de staatssecretaris wil zij oppakken en met haar collega van VWS bespreken. Ik hoop dat dat uiteindelijk ook in een brief belandt, zodat wij daarover met haar in debat kunnen.
Tot slot nog twee punten. Ik mis de kinderen nog steeds. Hoe worden de aanbevelingen over de opvang van kinderen na partnerdoding opgepakt? Ik kan me voorstellen dat het onderwerp een brief rechtvaardigt.
De staatssecretaris is het niet met mij eens dat vrouwenhaat een aparte brief rechtvaardigt. Daarom ga ik toch nog maar eens kijken of ik die sets Kamervragen ergens apart in een debat of in een schriftelijke ronde kan agenderen, want ik heb er echt meer over te vragen dan waar we nu tijd voor hebben.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. Mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor dit debat. Ik ben heel erg benieuwd naar de uitkomst van die vijf punten. Dat zijn de punten waarover de staatssecretaris in het begin van haar eerste termijn zei dat ze er heel actief mee aan de slag gaat. Het is goed om te zien dat zij op dit punt heel actief aan de slag wil.
Ik ben ook heel benieuwd naar het strafbaar stellen van psychisch geweld.
Tot slot zou ik de staatssecretaris graag nog één ding meegeven over de inburgering. De staatssecretaris antwoordde net: ik ga zelf ook eens een les volgen om te kijken wat er nou eigenlijk gebeurt en op welke manier het onder de aandacht wordt gebracht. Ik ben eigenlijk wel heel benieuwd naar een terugkoppeling tegen die tijd, want het zal er nu vast wel onderdeel van uitmaken, maar in de praktijk lijken we daar alleen niet zo veel van te zien. Ik ben dus heel benieuwd of we dat op de een of andere manier zouden kunnen aanscherpen. Maar daar wil ik nu nog niet op vooruitlopen. Ik wil de staatssecretaris daartoe eerst in de gelegenheid stellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Krul als laatste.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik kan het kort houden. Ik ben blij met de beantwoording van de staatssecretaris. Die was prettig, niet alleen hier, maar ook toen ik het debat even elders moest volgen.
We hebben aandacht gevraagd voor haar rol in de keten bij de aangiftebereidheid van, toch vaak, nog meiden, die mogelijk het slachtoffer kunnen worden van of het risico lopen op eerwraak. Daarom ligt nu de aangiftebereid lager en daarom ben ik blij dat deze toezegging gedaan is.
Ik wil toch ook, net als mijn collega's, benoemen — dat moet echt even — dat deze staatssecretaris echt breekt met het beleid van haar voorganger. Daar ben ik gewoon blij om. Bij minister Weerwind heb ik toch af en toe het gevoel gehad dat ik tegen een muur aan praatte bij het strafbaar stellen van psychisch geweld. Daar was volgens hem geen enkele noodzaak voor en deze staatssecretaris breekt daarmee. Daar wil ik haar voor complimenteren. Wij zijn benieuwd naar de uitwerking daarvan.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie dat de staatssecretaris meteen kan beginnen met haar beantwoording in tweede termijn. We hebben nog zeven minuten!
Staatssecretaris Coenradie:
Dank u wel, voorzitter. Dan ga ik me daar gewoon aan houden.
Allereerst dank voor de complimenten. Dat geeft me een enorme boost om me hiervoor in te zetten. Ik had dat overigens niet nodig, omdat ik de urgentie echt in elke vezel voel om me hier hard voor te maken. Dus veel dank voor alle constructieve ideeën, maar ook voor de waardige manier waarop we dit debat met elkaar hebben kunnen voeren. Ik hoop dat ik dit in de toekomst op deze manier kan voortzetten.
Er zijn een paar dingen die ik in ieder geval nog even wil aanstippen. Een aantal vragen staan nog open en dat zijn terechte vragen, vragen dus waarop een antwoord moet komen. Maar ik zou daar voor de volledigheid en de precisie graag in een brief voor de begrotingsbehandeling bij de Kamer op terug willen komen. Ik hoop dat dat op een akkoord van de Kamer mag rekenen.
De voorzitter:
Ik zie instemming.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik wil niet flauw doen, want het is heel fijn dat de staatssecretaris daartoe bereid is, maar wij hebben wel echt enige voorbereiding nodig voor die begroting. Ik was zelf eigenlijk van plan om dat tweeminutendebat volgende week of de week na het herfstreces plenair te laten inplannen. Ik denk dat daar brede steun voor zal zijn in de Kamer, maar het is dan misschien wel handig dat de staatssecretaris daar met de timing van de brief rekening mee houdt.
Staatssecretaris Coenradie:
Dat begrijp ik. Ik zal daar rekening mee houden. Ik kan nu niet even een exacte datum noemen, maar ik zal er rekening mee houden dat u hiervoor genoeg voorbereidingstijd heeft.
Twee dingen zou ik nog even willen benoemen. Ik begin met het wetsvoorstel. Ik heb inderdaad een toezegging gedaan, maar daarmee wil ik niet toegezegd hebben dat ik in mei het complete wetsvoorstel klaar heb liggen. Ik heb dan de contouren van het wetsvoorstel klaar. Ik heb namelijk echt tijd nodig om hier goed naar te laten kijken. Net als bij alle acties die we verder nog aan het uitzetten zijn, wil ik dat gewoon echt goed doen. Ik hoop dat de Kamer daarmee kan instemmen, want ik kan dat niet verder bespoedigen. Ik vind ook dat ik een realistisch signaal moet afgeven.
Nog iets anders. Ik snap dat er af en toe sprake is van complexiteit, want bij wie ligt nou wat? Voor mij is dat af en toe ook een beetje gestoei. Daar moet de Kamer natuurlijk helemaal geen hinder van ondervinden, maar ik zou toch het vriendelijke verzoek willen neerleggen om de volgende keer ook de staatssecretaris van VWS uit te nodigen. Dan kunnen we denk ik meer in de breedte de vragen goed beantwoorden en voorkomen dat zaken blijven liggen, omdat ik er later op terug moet komen. Dat voorstel wil ik u doen en ik hoop dat u daar positief op reageert.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Ik kijk nog even naar de leden: is het zo voldoende voor dit debat? Ja? Hartstikke fijn.
Ik concludeer dat mevrouw Van der Werf een tweeminutendebat heeft aangevraagd. We gaan dat plenair inplannen, althans we gaan ons best doen om te kijken of dat snel kan.
De belangrijkste toezegging is dus de toezegging over het wetsvoorstel.
- De staatssecretaris heeft toegezegd om in mei 2025 de contouren van het wetsvoorstel met betrekking tot de strafbaarstelling van psychisch geweld naar de Kamer te sturen.
- De staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer in een volgende verzamelbrief te informeren over de uitkomsten van de verkenning naar het verbeteren van de communicatie omtrent stalking.
- De staatsecretaris heeft toegezegd terug te komen op de vragen over een aparte meldlijn voor femicide en wel voor de begroting van JenV, die eind november staat gepland.
- De staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer voor het einde van het jaar te informeren over de nadere werking van de Wet seksuele misdrijven.
- De staatssecretaris komt voor het einde van het jaar nader terug op de uitvoering van de motie van het lid Uitermark c.s. over het oprichten van een expertisecentrum georganiseerd en gewelddadig misbruik van kinderen (34843, nr. 104).
De laatste twee toezeggingen.
- De staatssecretaris komt terug op de vragen van het lid Van Nispen over het contactverbod.
Even nog de vraag aan de staatssecretaris wanneer dat gaat gebeuren.
Staatssecretaris Coenradie:
Ook voor de begroting.
De voorzitter:
Voor de begroting. Dan de laatste toezegging.
- De staatssecretaris komt voor de begroting JenV terug op de openstaande vragen van de leden.
Dan dank ik de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer en ... Maar er is nog een opmerking van de heer Van Nispen!
De heer Van Nispen (SP):
Misschien heb ik 'm gemist, en in dat geval excuus, maar komt de staatssecretaris ook nog terug op de motie-Van Nispen c.s. over een laagdrempelige voorziening voor slachtoffers van internetcriminaliteit (34602, nr. 3)? Ik heb daar volgens mij nog geen termijn voor gehoord.
De voorzitter:
De termijn?
Staatssecretaris Coenradie:
Wat mij betreft ook voor de begroting. Excuus.
De voorzitter:
Mevrouw Becker, ook nog een punt.
Mevrouw Becker (VVD):
Voor de notulen. U las voor dat de staatssecretaris terugkomt op de vragen over de meldlijn, terwijl ik heb begrepen dat zij een verkenning gaat doen of er een centraal meldpunt kan komen en ons daar een brief over gaat sturen. De vragen zijn op zich beantwoord, maar zij heeft dus ook de intentie uitgesproken te kijken of ze dit kan organiseren. Daarover gaat zij ons een brief sturen. Dat is misschien net wat scherper geformuleerd.
De voorzitter:
Ik zie de staatssecretaris knikken en we gaan dat dus zo als toezegging noteren. De heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik ben alleen nog een beetje zoekende wat het betekent dat de staatssecretaris terugkomt op alle vragen. Ik heb het antwoord op de vraag over die Europese richtlijn nu niet gehoord, maar ik neem aan dat dat soort dingen dus ook gewoon meegenomen wordt.
De voorzitter:
Inderdaad. Het gaat om het veegrondje en de vragen die nog openstaan. Ik zie de staatssecretaris knikken.
Ik dank de leden voor hun bevlogen inbreng vandaag. Ik dank ons publiek en ik sluit dit commissiedebat.