[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-07-02. Laatste update: 2025-07-10 14:18
Troelstrazaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Politie

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 2 juli 2025 overleg gevoerd met de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, over Politie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

Pool

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

Brood

Voorzitter: Pool

Griffier: Van Tilburg

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Aardema, Boswijk, Eerdmans, El Abassi, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool, Six Dijkstra, Van der Werf en Wijen-Nass,

en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 13.59 uur.

Politie

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 april 2025 inzake beleidsreactie op evaluatie Eenduidige Landelijke Afspraken (28684, nr. 778);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 april 2025 inzake beleidsreactie op brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid over inrichting meldkamer governance (25124, nr. 116);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 mei 2025 inzake voorbereidingen herdenkingen 4 mei en veiligheidssituatie en/of verstoringen rondom Nationale Dodenherdenking (36600-VI, nr. 139);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 mei 2025 inzake evaluatie WODC naar het programma Implementatie Vernieuwing C2000 (25124, nr. 117);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2025 inzake WODC-rapport Aanhoudend dienstbaar (29628, nr. 1255);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2025 inzake inspectierapport Faciliteren of begrenzen? (34324, nr. 37);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 mei 2025 inzake aanpak van geweld in het publieke en semipublieke domein (28684, nr. 780);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2025 inzake WODC-onderzoek naar publiek-private samenwerking in het kader van de politietaak (29628, nr. 1276);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 juni 2025 inzake eerste halfjaarbericht politie 2025 (29628, nr. 1277).

De voorzitter:

Dames en heren, bij dezen open ik graag het commissiedebat Politie van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Allereerst een hartelijk woord van welkom aan de minister en zijn ondersteuning, die hem vandaag ongetwijfeld ook weer zal helpen

We zijn met veel leden en dat is hartstikke leuk, maar het betekent ook dat we een beetje scherp moeten zijn op de spreektijden. De spreektijd bedraagt vier minuten. Interrupties mogen natuurlijk, maar hou ze zelf alsjeblieft een beetje kort, zonder dat ik daar heel erg op moet aandringen. Anders is er geen tijd meer voor een echt debat met de minister en dat willen we natuurlijk niet. We doen in eerste instantie drie interrupties, maar alleen als u ze echt kort houdt.

We gaan gelijk beginnen met de eerste termijn van de Kamer en wel met de eerste spreker, mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank, voorzitter. Ik moet dus heel snel praten.

Ik begin met een groot compliment uit te delen over de inzet van de politie tijdens de NAVO-top. Dat kan niet ongezegd blijven! Zelfs als inwoner van Den Haag heb ik er op allerlei manieren van genoten, bijvoorbeeld wakker worden met helikoptergeluiden, maar ook op woensdagavond met de hele buurt gaan kijken. Ik vond het prachtig. Ik heb veel politiemannen en -vrouwen gesproken. Een heel groot compliment, want wat een mooi visitekaartje.

Voorzitter. Dat brengt mij bij een punt dat ik wil maken, namelijk de slagkracht van de politie. Ook tijdens de NAVO-top zagen we natuurlijk weer dat de politie te maken kreeg met demonstraties die vooraf verboden waren. Die demonstraties zijn gelukkig tegengehouden, maar je kijkt desondanks toch wel met ongemak naar hoe de politie door het hoge gras achter demonstranten aan holt. Ik vond het echt geen beelden om erg trots op te zijn.

Hoe zit het nou met de slagkracht van de politie? Ik zag twee mooie onderzoeken in de stukken over ondersteuningsgroepen, die aanhoudings- en ondersteuningsteams. Ik wil daar niet tot achter de komma over doorgaan, maar hoe zorgen we er nou voor dat de politie slagvaardiger wordt? Ik kijk daarbij ook naar het onderzoek naar publiek-private samenwerking. Zit daar nou wat in? Ik vraag dat ook in het licht van mijn motie om de ME beter uit te rusten. Hoe staat dat ervoor? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de politie beter haar werk kan doen? Overigens denk ik bij dat pps-onderzoek, politie en publiek-private samenwerking, ook gelijk aan de aanpak van winkeldiefstal, ook iets waarover ik een motie heb uitstaan. Graag hoor ik iets over de voortgang.

Voorzitter. We hebben de hele ochtend gesproken over de financiële situatie van de politie. Die is ronduit zorgelijk. Ik denk dat het daarom goed is om hier te zeggen dat het budget van de politie in de periode 2017 tot 2025 van 5,5 miljard naar ruim 8 miljard is gestegen. Het is dus niet zo dat zij, zeg maar, op de nullijn zitten en dat je zou moeten denken: goh, de personeelskosten gaan omhoog en daar zijn ze niet voor gecompenseerd. Ze zijn van 5,5 miljard naar 8 miljard gegaan in een periode van zeven of acht jaar, maar we stevenen nu wel af op een tekort van 300 miljoen.

Ik wil graag van de minister weten hoe dit tekort heeft kunnen ontstaan en hoe we het binnen de perken gaan houden. Er is eigenlijk een tekort van 800 miljoen, maar dat hebben we terug weten te brengen naar 300 miljoen. Dat stelt mij niet heel erg gerust, want ik denk dan toch: wat doen we dan als over twee jaar blijkt dat het toch geen 300 miljoen maar 400 miljoen zou moeten zijn?

Ik heb het vorig jaar ook al bij de begroting gevraagd, maar hoe zorgen we er nou voor dat we focussen op de kerntaken? We willen juist dat we de agenten op straat met rust laten en dat die zich richten op hun kerntaken. Dat wil zeggen dat er niet te veel politie naar personen met verward gedrag zou moeten gaan, iets waar de Kamer haar best voor heeft gedaan. Er moet niet te veel politie naar voetbal en daar doen we dus ook onze best voor. Er moet ten slotte ook niet te veel politie naar demonstraties die überhaupt niet plaats mogen vinden door een besluit van de burgemeester. Hoe zorgen we er nou voor dat we de politie zodanig gaan helpen dat we blauw op straat, de kerntaken van de politie, overeind houden? Dat begint met de samenwerking met anderen, de boa's, zowel groen en blauw, de KMar en anderen.

Het derde punt dat ik wil maken, betreft het politieonderwijs. We hebben daar een rondetafel over gehad en ik vond die vrij heftig, om het zo maar te zeggen. Je ziet dat de Politieacademie de organisatie is die ervoor moet zorgen dat onze politieagenten op een goede en professionele manier hun werk kunnen doen. De Politieacademie doet dat met alles wat ze in zich heeft, maar zij kan de vraag niet aan. Dat is mij wel duidelijk geworden.

Je ziet daarom dat er in Amsterdam een eigen rechercheacademie komt. Er is verder de Intel Academy. Dat wordt allemaal zelf georganiseerd. Ik vraag me dan wel af met welk geld dat eigenlijk wordt gedaan, maar het kan dus allemaal. Die eigen initiatieven zijn er dus zeer beducht voor dat ze uiteindelijk wel een gecertificeerd diploma kunnen uitreiken, want daar hebben ze dan weer de Politieacademie voor nodig. Dat vind ik kafkaësk en daarom zou ik de minister willen vragen hoe hij de ontwikkeling van het politieonderwijs ziet. Is die wel gericht op de kerntaken van de politie? Zorgen we er daarmee wel voor dat we voldoende mensen in staat stellen om het belangrijke werk van de politie te doen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Mutluer heeft een interruptie.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Om zo mijn collega iets meer tijd en ruimte te geven om in te gaan op de politieopleiding.

Ook ik schrok van de wijze waarop de Politieacademie haar taken vervult. De Politieacademie kan het niet aan en samenwerking met andere organisaties, bijvoorbeeld universiteiten, lijkt mij dan ook broodnodig. Zo vond ik de opmerking van de academie dat ze kijkt naar kwaliteit en dat ze dus niet alle mbo'ers kan aannemen, ook weer getuigen van kortzichtigheid. Je kan namelijk ook nadenken over hoe het wel kan. Mijn vraag aan mijn collega is daarom hoe zij de herziening of de herschikking van deze politieopleiding voor zich ziet. Zo gaat het namelijk niet langer.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Bedankt voor de vraag, mevrouw Mutluer. Ik vind dat de Politieacademie die opleidingen moet verzorgen die de markt niet kan verzorgen. Het gaat mij dus om die heel specifieke politieopleidingen. Dat moeten ze op een goede manier doen, want we willen dat er professionele agenten op straat en in de opsporing werken. Tijdens de rondetafel heb ik daarom de vraag gesteld wat de meerwaarde is van academische studies bij de Politieacademie. Zou je bij de Politieacademie niet juist de vaardigheden moeten bijbrengen die een agent nodig heeft voor zijn werk?

Ik begrijp uit de vraag van mevrouw Mutluer dat zij vindt dat er meer samengewerkt moet worden met de reguliere mbo's, omdat je ziet dat er veel boa's naar de politie doorstromen. Maar voor het hele werkveld en dus ook voor werken in het veiligheidsdomein geldt dat niemand meer bij een organisatie begint om 40 jaar later bij dezelfde organisatie te stoppen. Je moet makkelijker kunnen wisselen tussen boa, politie en defensie. Daar heeft de Kamer al vaker iets over gezegd. Ik kijk daarvoor ook mijn andere collega's aan. Dat speelt bij werving en selectie. Als iemand voor een functie wordt afgewezen, moet je hem of haar attenderen op een andere functie in het veiligheidsdomein. En ook bij de opleidingen is volgens mij echt veel winst te halen door de luiken een beetje open te zetten. Je zult moeten gaan samenwerken voor ons doel om vakbekwame mensen op te leiden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is voldoende voor mevrouw Mutluer. Dan nu de heer Van Nispen voor zijn interruptie.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil nog even terug naar de financiële problematiek bij de politie. De informatie die we vanochtend kregen, was inderdaad heftig, ook al wisten we het voor een deel al wel.

Ik hoorde mevrouw Michon-Derkzen zeggen dat er steeds meer geld naar de politie is gegaan en dat de Kamer uit alle macht probeert om zaken binnen de perken te houden. Ze noemt daarbij demonstraties, voetbalwedstrijden en personen met verward en gevaarlijk gedrag. Ik weet niet of het komt doordat we daarin onvoldoende succesvol zijn, maar feit is wel dat de druk op de politie enorm is. En die financiële problematiek is ook enorm.

Mijn concrete vraag aan mevrouw Michon-Derkzen is daarom wat er volgens haar volgend jaar moet gebeuren met dat gat van 43 miljoen. Vanochtend hebben we namelijk gehoord dat dat geld eigenlijk op geen enkele manier gehaald kan worden uit de plooien van de politie, want de politie heeft al 500 miljoen zelf weten op te brengen om die bezuiniging te dichten. Wat gaan we dus doen om te voorkomen dat …

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik deel totaal de frustratie die ik hoor in de vraag van de heer Van Nispen. Ik heb bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend met het verzoek de politie door te lichten. We moeten gewoon weten hoeveel agenten er op straat zijn. Hoe groot is de operationele capaciteit nu eigenlijk? Ik heb de stukken echt zorgvuldig bestudeerd, inclusief de grafieken die we er nu bij hebben gekregen over de financiële situatie, maar het is in mijn ogen niet genoeg, want ik wil het veel preciezer hebben.

Er werd vanochtend inderdaad gerefereerd aan die 800 miljoen als het tekort. Maar dat blijkt uiteindelijk toch minder te zijn. Dat is een getal in de toekomst, maar je wilt natuurlijk gewoon een reeks hebben. Wat is er nou per jaar tekort, wat kan je er per jaar aan doen en wat blijft er dan nog over? Ik vind de informatie die we hebben gekregen dus veel te weinig concreet en specifiek. Ik hoop daar vandaag meer over te horen van de minister, want in die motie van mijn hand over de doorlichting van de begroting heb ik ook gezegd dat we volgend jaar een apart wetgevingsoverleg over de begroting van de politie willen hebben. Als het over meer dan acht miljard gaat, vind ik het oprecht onze taak als parlementariërs, verantwoordelijkheid voor het budgetrecht, te weten waar die 8 miljard naartoe gaat. Ik denk dat de heer Van Nispen dat zal aanspreken.

Voorzitter. We willen allemaal hetzelfde, namelijk slagvaardige politie. Ik denk dat iedereen hier dat vindt. En ik denk ook dat we het er allemaal over eens zijn dat we er nu onvoldoende zicht op hebben. Dat enkele feit vind ik heel zorgelijk.

De heer Van Nispen vraagt mij wat ik vind dat er volgend jaar moet gebeuren. Dat kunnen we eigenlijk niet weten, want we hebben er dus onvoldoende zicht op. Het enige wat ik er nu over wil zeggen, is dat op een begroting van 8 miljard 40 miljoen vinden mij niet een al te hoog percentage lijkt. Maar nogmaals, wij kunnen er nu niet veel over zeggen. Wat levert het sluiten van politiebureaus bijvoorbeeld op? Dat weten we allemaal niet. Welke zouden dat dan moeten zijn? Dat weten we niet. Welke staan er op het lijstje? Weten we niet. Dus iedereen die hier nu iets over zegt, berijdt gewoon zijn eigen hobbelpaardje.

De voorzitter:

Ja, hartelijk dank. We zijn met nog meer leden, dus we moeten nog kortere antwoorden geven! De heer Van Nispen heeft nog een interruptie.

De heer Van Nispen (SP):

Ik steun het verzoek om meer informatie en een apart debat volledig. Dat hadden we eerder moeten doen. Steun, want daar zijn we het over eens. Maar het blijft dan nog steeds de vraag hoe we dat probleem voor volgend jaar oplossen. We zitten in een demissionaire periode en in een periode dat de politieke partijen verkiezingsprogramma's gaan schrijven. Ik kan u nu al voorspellen dat geen enkele partij zal opschrijven: wij willen graag dat er bezuinigd wordt op de politie, dat er minder agenten komen, dat mensen minder agenten in de wijk tegenkomen en dat het dus allemaal minder veilig wordt. Ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen dat met mij eens is.

Weet je, iedereen gaat weer zaken beloven. En dan moet je toch op z'n minst zorgen dat je geen dingen belooft als je weet dat je straks in een gat valt. Je zegt dan namelijk: dat zoeken ze bij de politie maar uit. En dat gaat dan weer ten koste van de instroom en ten koste van de opleidingen. Dat hebben we vanochtend allemaal gehoord! Dat gebeurt, tenzij we nu zeggen: neem even de tijd om die informatie op orde te krijgen. Dat was ook het pleidooi vanmorgen van de heer Otte van het Openbaar Ministerie. Ik vond dat heel verstandig. Ik zou mevrouw Michon-Derkzen willen vragen om daarop te reageren en om die vraag samen met mij aan de minister te stellen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zal hier kort op antwoorden, voorzitter. Ik heb uit de brief van de minister begrepen dat die 40 miljoen op te lossen is voor 2026. In de brief staat overigens "enkele tientallen miljoenen", maar volgens mij is het dus 42 miljoen. Maar dat hoor ik ook graag van de minister. Het is blijkbaar op te lossen voor 2026, maar het zou goed zijn dat de minister daar nu ook op ingaat.

Wat moet er in de jaren daarna gebeuren? Ik heb vanochtend begrepen dat we de informatie daarover in het najaar krijgen. Die informatie moeten we vervolgens in het WGO, dat we met elkaar hebben afgesproken, meerjarig bespreken, want de minister vindt dat nu, gezien zijn demissionaire positie, te ver gaan.

Ik heb het dus zo opgevat dat het voor 2026 op te lossen is. Zo lees ik althans de stukken van de minister. Maar daarna hebben we dus met elkaar wel even een kluif te verhapstukken. Dat probleem zullen we met elkaar moeten aanpakken en iedereen zal daarvoor natuurlijk zijn eigen agenda inzetten.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Zijn er nog andere interrupties? Ja, mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Het is de laatste week voor het zomerreces en dan is het altijd goed om even terug te blikken. En misschien moeten we nu zelfs wat verder teruggaan in de tijd.

De start van de nationale politie is inmiddels twaalf jaar geleden. Ik heb het even opgezocht: in die tijd hebben vijf ministers van de VVD zich over dit dossier gebogen. Dat zijn de heren Opstelten, Van der Steur en Blok, mevrouw Yeşilgöz en de heer Van Weel. We hebben het nu over de problemen van vandaag, maar hoe reflecteert u op wat ik nu maar even "dit bewindvoerderschap over deze portefeuille" noem?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat vind ik een prachtige vraag, omdat het mij de gelegenheid geeft om een klein historisch perspectief te schetsen van de positie van de VVD op de politie.

Onder Rutte I is in 2010 de nationale politie ontstaan. Ik vind dat nog steeds de enige goede weg. Het is namelijk de logische manier om met de politie om te gaan. In 2012 is er bezuinigd op de politie, omdat we te maken kregen met een grote financiële crisis. De politie is toen om 300 miljoen gevraagd, maar vanaf de kabinetten-Rutte III en verder is er zwaar geïnvesteerd in de politie. Het is immers gegaan van 5,5 miljard naar ruim 8 miljard.

Mevrouw Van der Werf vraagt mij te reflecteren op de VVD-positie over de politie en dan zit mijn zorg dus niet bij het budget, want dat is verhoogd. Wat ik wel zorgelijk vind — dat hoorde je vandaag ook weer — is dat de informatie over de politie echt tekortschiet. Het gaat dan dus om sturingsinformatie. Wie zit waar? Waar zitten de operationele mensen? Hoe krijg je nou boven water wat er in Groningen en wat er in Heerlen gebeurt?

Het betekent dat er een gezamenlijke opgave ligt, namelijk van zowel de politie als het ministerie. Daarom ben ik op zich ook heel blij met de presentatie van vanochtend, want daar zit geen woord Spaans bij! De tegel is nu gelicht, in eerste instantie door de politie zelf. Die had daar, vond ik, kraakheldere sheets over. Ik weet niet of de minister die kent. Ik kijk hem even aan, want we hebben het vanochtend allemaal gehoord. Dat moet nu dus ook aangepakt worden. Maar ja, dat is dus mijn reflectie hierop.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank voor deze reflectie. Maar deze tekorten zijn natuurlijk geen natuurverschijnsel. Sterker nog, uw partij stond erbij en keek ernaar. Het is natuurlijk ook niet alleen maar de schuld van de heer Van Weel, die nu een oplossing aan het zoeken is voor volgend jaar. Ik keek ook even terug naar het aantal agenten. Dat zijn er maar net meer dan bij de start. In 2012 waren er 51.552 operationeel. Vorig jaar waren dat er 51.610. Al die posters met die kekke oranje streep eronder met "meer blauw op straat" hebben 50 man opgeleverd. Hoe reflecteert u daar nou op?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dan kan ik nog een keer het VVD-perspectief vertellen. Door opeenvolgende ministers is er budget bij gekomen voor de politie. We hebben 700 extra wijkagenten met de motie-Hermans, los van wat er elke keer bij de start van een nieuw kabinet bij is gekomen. Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens als ze zegt: we hebben er te weinig concreet blauw op straat voor teruggezien. We zaten er allemaal bij. Vandaag horen we eigenlijk: kijk eens aan, we hebben nog heel erg veel tekorten, want huisvesting en IV zijn te duur. Ik wil maar zeggen: het zit dus niet in het ophogen van het budget voor de politie, want in al die jaren zijn de lonen omhooggegaan en wordt er wat gedaan voor de PTSS-problematiek. Gelukkig is er voor al die dingen geld vrijgemaakt. Het resultaat, blauw op straat, schiet tekort. Daar heb ik ook eerder een punt van gemaakt. Ik vind dat er binnen de politie veel te veel kantoortijgers zijn. Ze moeten allemaal veel meer op straat. Ik vind dat je niet met één dienst per maand je executieve status moet behouden, maar dat je veel vaker diensten moet draaien. Ik heb vanochtend ook nog aan de vakbondsvoorzitter gevraagd of dat ruimhartiger kan. Wij moeten hier dus met elkaar sturen op de prestaties van de politie, om ervoor te zorgen dat degenen die operationeel werk kunnen doen, ook daadwerkelijk het operationele werk doen. Dat is wat we moeten doen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Uw laatste interruptie, mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank aan mevrouw Michon dat zij ook eerlijk toegeeft dat het niet is gelukt om genoeg mensen op straat te krijgen. Ik denk dat we dat allemaal kunnen constateren. Waar ik het niet helemaal mee eens ben, is dat ze dan ook een beetje de schuld geeft aan de politie zelf, zo van: er zijn zo veel kantoortijgers daar op de zaak. We hebben vanochtend ook gehoord dat de politiek gewoon veel te weinig geleverd heeft. Met mijn eerdere punt wilde ik zeggen: vijf periodes lang stond uw partij erbij en keek uw partij ernaar. Er is ook nu heronderhandeld. Er was ook nu weer de gelegenheid om te zeggen: we doen er wél extra geld naartoe. Ik vind het prima dat u hier een soort van beschouwende blik geeft, maar het is niet uit de lucht komen vallen. Het is dan volgens mij ook heel eerlijk om dat er even bij te zeggen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik heb het idee dat mevrouw Van der Werf een opmerking blijft maken omdat ze anders haar punten niet heeft gemaakt. In de opeenvolgende kabinetten waar we naar gekeken hebben, zat de partij van mevrouw Van der Werf ook. Daarbij hebben we dus inderdaad, gelukkig, aan de start ook extra geld voor de politie weten vrij te maken, waarvoor dank voor de medewerking. Wij sturen hier met elkaar op aantallen politieagenten. Dat is namelijk ook precies — dat is vanochtend ook gedeeld — een probleem van de politie: wij zetten, terecht, een hek om blauw op straat, om die wijkagent. Dat hek moet wat mij betreft zelfs nog steviger en hoger, nu we met deze bezuinigingen te maken kunnen krijgen. We komen niet aan het blauw op straat. We komen niet aan de wijkagent. Dat betekent dus dat je ergens anders keuzes moet gaan maken.

Maar wij sturen met elkaar sinds jaar en dag op aantallen agenten. Wat betreft die aantallen agenten hebben we, ook door het tekort bij de Politieacademie en de enorme pensioengolf, keer op keer in debatten gezegd: "Opschieten met de instroom bij de Politieacademie! Verkort die opleiding, want we willen de sterkte op orde houden." Ik vind het in die zin een knappe prestatie dat die sterkte is gestegen, terwijl er zo'n enorme pensioengolf is geweest. Dat is gelukt omdat de Politieacademie de opleiding van vier naar twee jaar heeft bekort. Dus wij zitten non-stop, een paar keer per jaar, met elkaar te duwen om ervoor te zorgen dat er voldoende blauw op straat is, en terecht. Dat moeten we blijven doen, ook met de uitdaging die we nu hebben. Daar kan mevrouw Van der Werf mij altijd op bevragen. Daar wil ik ook prima verantwoording over afleggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn verder geen interrupties op dit punt. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van de heer Eerdmans. U heeft vier minuten.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u zeer. In het hoofdjaarbericht staan de financiële problemen bij de politie. Daar schrik je van. Het gaat om een tekort van 300 miljoen euro vanaf 2030. Dat is gewoon echt heel zorgelijk. Het OM en burgemeesters vrezen voor minder wijkagenten, voor een dalend aantal opsporingszaken en voor roosters die niet meer rondkomen, en dus voor een hele hoge druk op het personeel.

Voorzitter. Dat is problematisch. Op zich zie ik verklaarbare redenen, zoals natuurlijk digitalisering en personeelskosten. Maar ik zie ook als reden: hogere huisvestingskosten als gevolg van de duurzaamheidseisen. Als ik het goed begrijp, komt de taak van de nationale politie, die primair verantwoordelijk is voor onze veiligheid, in het geding omdat wij duurzaamheidsverplichtingen moeten nastreven. Dat vind ik onbegrijpelijk. Ik denk ook dat politiemensen zelf niet zitten te wachten op een warmtepomp, maar vooral zitten te wachten op goede spullen en voldoende collega's om hun werk fatsoenlijk uit te voeren. Ik wil dus graag een reactie. Wat vindt de minister van deze eisen die worden gesteld aan de politie? Kunnen die eisen worden afgezwakt?

Voorzitter. De boekhouding blijkt op het ministerie toch een rommeltje te zijn. 900 verdachten van gewelds- en zedenzaken ontlopen hun straf. Dat bleek vorige maand uit het rapport van de Rekenkamer. Dat is overigens al tien jaar zo. Namen van verdachten en veroordeelden worden door elkaar gehusseld. Er zijn invoerfouten, maar ook fraudegevallen. Ambtenaren zeggen: we liggen er al wakker van sinds 2005. Nou zit ik te denken: Van Nispen zat hier toen al. Die heeft dit volgens mij ook weleens aan de orde gesteld in al die tijd. Mijn vraag aan de minister, ook mede namens de SP: om hoeveel verdachten gaat het nou eigenlijk precies op dit moment? Hoe gaat deze chaos nou opgeruimd worden? Het is overigens niet alleen het ministerie van Justitie; ook andere departementen gaan hieronder gebukt.

Voorzitter. Het vertrouwen in de politie is 80%. Dat is echt fors. Dat is hoog. Daar ben ik blij mee. Volgens mij geldt dat ook voor de politie als werkgever. Dat is ook belangrijk. Er wordt namelijk heel veel van de politie gevraagd. Ik denk altijd: wat hebben wij toch een mooi land, waarin de politie optreedt, maar ook niet bij elke verkeerde opmerking iemand meteen kreupel slaat, zoals je weleens in andere landen ziet. Tegelijkertijd vraag ik me af: hoelang blijf je nog je geduld bewaren als agent, als je ziet hoe de meute je sart, beledigt en uitdaagt? Dat overkomt heel veel hulpverleners; dat weten we. We hebben duidelijk gezegd als JA21: wie aan de hulpverleners komt, komt aan ons. Samen met de VVD hebben we nu het taakstrafverbod voor geweld tegen hulpverleners ingebracht. Dat is superbelangrijk, want je moet daarbij echt zij aan zij staan met de hulpverleners.

Tegelijkertijd is preventie belangrijk. Deze of afgelopen week is de campagne "Blijf jezelf, tel tot 11" gestart om die agressie tegen hulpverleners te voorkomen. Maar welke analyse ligt daar nou aan ten grondslag? Want ik heb bij het debat over oud en nieuw gevraagd: weten we inmiddels waar dat geweld met oud en nieuw vandaan komt? Eigenlijk is het antwoord daarop: we weten het niet. Ik denk dat het heel erg te maken heeft met drank, drugs en alle remmen los. Maar werkt zo'n campagne dan wel voor mensen die zich overgeven aan het moment en helemaal uit hun dak gaan? Dat is mijn vraag.

Voorzitter. Dan over demonstraties. Er wordt gewerkt aan een nieuwe bevoegdheid, lees ik, om politie ook in openbare bronnen te kunnen laten meelezen. Geldt dat nou ook voor Telegram- en WhatsApp-groepen? Daar ben ik benieuwd naar, want dat snijdt natuurlijk met de privacy. Maar er wordt wel om gevraagd vanuit het veld. Ook graag een reactie op hoe het nu loopt met het wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding. Ligt dat op schema met het WODC-onderzoek daarnaar? Graag een reactie.

Voorzitter. Tot slot het Zweedse bendegeweld. We weten dat dat zich uitsmeert. Dat zijn dus bendes die zorgen voor ongeveer 360 schietincidenten in Zweden en 50 doden. Dat is een nieuw fenomeen. Dat breidt zich ook uit buiten Zweden, naar landen als Noorwegen en Duitsland, en dus ook naar Nederland, wordt gezegd. Afgelopen week was er nog een aantal arrestaties vanwege een moord in het Brabantse Oosterhout. Maar mijn punt is: die bendes ronselen gewoon jongens op school, maar ook in openbare groepen op WhatsApp en Telegram. Die zijn heel jong en heel kwetsbaar. Een Deense criminoloog noemt dat de nieuwe kluseconomie: je wordt gewoon geronseld en erbij getrokken voor het gooien van een granaat of het plegen van een moord. Kortom: is er contact met de autoriteiten in Zweden om dit fenomeen in kaart te brengen en ook in Nederland absoluut bij de bron aan te pakken?

Voorzitter, daar moet ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijke dank voor uw inbreng. De heer Six Dijkstra.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal vandaag een aantal onderwerpen aanstippen. Dat zal grotendeels gaan over de aanpak van gedigitaliseerde criminaliteit en cybercrime door de politie. Daar hebben we als commissie een tijd geleden een heel interessant werkbezoek over gehad.

Maar eerst wil ik nog even ingaan op de financiële positie van de politie. Vanochtend hebben we hier een gesprek over gehad en het kwam ook terug in de halfjaarbrief: er is sprake van grote structurele tekorten. Dat is ook door mijn voorgangers aangekaart. Die zijn nu boven tafel, maar die hebben natuurlijk wel grote gevolgen voor de keuzes van de politie, en daarmee ook voor de samenleving. De politie moet natuurlijk dermate wendbaar zijn in haar financiering dat de operationele capaciteiten niet gaan lijden onder die tekorten. Wat ons betreft zijn er ook geen taboes om dit voor elkaar te krijgen. We gaan niet ontkomen aan pijnlijke keuzes op termijn.

De politie deed ook een duidelijke oproep om minder te verschotten in de begroting. Dat is wat mij betreft niet aan dovemansoren gericht. Uiteraard zijn investeringen in bijvoorbeeld hightechcrime en andere expertisen nodig om de opsporing toekomstbestendig te maken. Daar zal ik in mijn spreektekst later ook uitgebreid op terugkomen. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat de basis op orde gebracht wordt. Ik heb dat al eerder gevraagd, maar toch vraag ik opnieuw aan de minister: ziet hij nog mogelijkheden om de politiebegroting te ontschotten, zodat dit de wendbaarheid van de politie ten goede komt?

Voorzitter. Dan iets heel anders. Voor het eerst zijn er meer geregistreerde slachtoffers van digitale strafbare feiten dan van fysieke strafbare feiten. Waarschijnlijk is dat eigenlijk al jarenlang zo. Maar bij deze vorm van criminaliteit speelt een belangrijke rol dat de meldingsbereidheid door schaamte erg laag ligt. Er moet wat ons betreft meer aandacht komen voor slachtofferpreventie. We moeten ook waarschuwen voor digitale kwetsbaarheden, bijvoorbeeld door mensen tijdig in te seinen dat ze aangevallen worden, gehackt zijn of in een database staan et cetera.

Ontbrekende grondslagen voor gegevensdeling binnen de politie met andere overheden en/of private partijen belemmeren dit nu, zegt de politie ook. De AVG kan hierbij beperkend werken, terwijl die eigenlijk bedoeld is om mensen te beschermen. De politie heeft behoefte aan een apart framework hiervoor en aan een grondslag voor het delen van bepaalde gegevens. Daarbij is te denken aan hashes, IP-adressen en telefoonnummers, die soms ook worden aangemerkt als persoonsgegevens, terwijl ze eigenlijk een relatief kleine inbreuk op de privacy maken. Wil de minister daarom in kaart brengen op welke punten en voor welke relaties er een grondslag nodig is voor meer gegevensdeling? Zou dit mogelijk kunnen zijn vanuit het perspectief van slachtofferpreventie, waarbij "zo min mogelijk inbreuk op de privacy" het uitgangspunt is? Is de minister het met mij eens dat het inrichten van een apart datadelingsframework voor slachtofferpreventie nut heeft? Ik overweeg op dit punt een motie.

Daarnaast is een probleem bij dit soort zaken dat er sprake is van massaal slachtofferschap. Soms zijn er bij gedigitaliseerde criminaliteit bijvoorbeeld wel 300 slachtoffers in één zaak. Het dilemma dat dan ontstaat, is dat het waarborgen van de slachtofferrechten van alle slachtoffers moet worden afgewogen om de opsporing en de vervolging werkbaar te houden. In de praktijk worden daardoor niet alle slachtoffers benaderd voor een strafzaak, maar slechts een deel. Wat ons betreft moeten we toe naar een systeem waarin het bij dit soort zaken veel eenvoudiger wordt om tot wel honderden slachtoffers te kunnen voegen, zonder dat daarbij het hele strafrechtsysteem wordt platgelegd. Zou de minister bereid zijn om te verkennen wat er op dit vlak mogelijk is, en of hier wetswijzigingen of beleidswijzigingen voor nodig zijn en, zo ja, welke? Ik wil graag een toezegging op dit punt.

Dan heb ik nog een aantal vragen over de hackbevoegdheid van de politie. Onder omstandigheden kan dit een zeer nuttige bevoegdheid zijn. De politie geeft echter wel aan dat de voorwaarden om deze in te zetten dermate strikt zijn dat ze de bevoegdheid in de praktijk nog nauwelijks kunnen inzetten. Wat is het beeld van de minister hierbij? Waar zitten volgens hem de belemmeringen? Moet en kan hier iets aan gewijzigd worden? Vormt de structuur van verslaglegging vooraf een belemmering? Zou dat ondervangen kunnen worden door toe te werken naar een andere constructie waarbij bijvoorbeeld sprake is van continu toezicht?

Voorzitter. Dan bad hosting, een grote frustratie van de politie bij opsporing en handhaving. Op mijn verzoek heeft er een verkenning plaatsgevonden naar de aanpak hiervan. Dat heeft nuttige aanknopingspunten opgeleverd. Dus ook dank aan de minister voor de heldere brief op dat punt; daar ben ik erg blij mee. Wat ons betreft is het belangrijk om daar vaart in te houden, zodat we ook snel de nodige vervolgstappen in gang kunnen zetten. Daarom zou ik ook graag op een later moment een motie willen indienen om die verkenning uit te werken in een concreet plan van aanpak.

Mag ik nog één laatste zin, voorzitter, om af te ronden?

De voorzitter:

Een laatste zin.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Een afrondende zin. Tot slot. We hebben het natuurlijk vaak over de wijkagent, maar ook de recherche staat onder druk, hebben wij gehoord. Het tekort is eigenlijk nog veel groter dan bij wijkagenten. Welke acties, vraag ik de minister, worden er ondernomen om specifiek meer rechercheurs te werven.

Dat was het van mijn kant.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is de vloer aan de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met complimenten aan alle 27.000 politieagenten die vorige week en de tijd daarvoor ervoor hebben gezorgd dat de NAVO-top veilig is verlopen. Ook complimenten aan deze minister. Het is indrukwekkend om te zien hoe de grootste veiligheidsoperatie ooit in ons land tot een succes is gebracht en waartoe onze veiligheidsdiensten in staat zijn. Op voorstel van de NAVO steunt dit kabinet het plan om 1,5% van het bbp per jaar te besteden aan de versterking van de maatschappelijke weerbaarheid. We zien dat alle ministeries al hard aan het lobbyen zijn over hoe dat ingevuld moet worden. Wat het CDA betreft hoort de politie daar zeker onder. Graag een reactie hoe de minister daarnaar kijkt.

Zonder de politie kon deze veiligheidsoperatie niet slagen. Daarom is het zo tegenstrijdig dat we collectief lof uitspreken voor politie, terwijl deze regering onvoldoende de problemen erkent waarmee de organisatie te maken heeft. We hebben een brief ontvangen van de politievakbonden, die bezorgd zijn over de grote financiële tekorten bij de politie. Vanmorgen is het ons in deze Kamer uitgebreid toegelicht door de politie. De korpschef heeft aangegeven dat er een structureel tekort is van ruim 800 miljoen. Het loopt zelfs tegen de 900 miljoen aan. Als dit zo doorgaat, gaat het ten koste van de politiemensen. We kunnen het ons niet veroorloven dat zij de dupe worden van de problemen die dit kabinet nu creëert. Wat zijn volgens de minister de gevolgen als de financiële problemen niet worden opgelost? Hoe voorkomt hij dat dit ten koste gaat van politieagenten zelf?

Voorzitter. Samen met collega's Mutluer en Van der Werf heb ik eind vorig jaar een initiatiefnota gemaakt over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen, met het plan om PTSS landelijk te erkennen als beroepsziekte voor zowel de politie, brandweer, ambulance, Defensie en de boa's. De minister heeft toegezegd om nog voor de zomer met een kabinetsreactie te komen. Komt die deze week dan nog, vraag ik de minister.

We vragen ons sowieso af of er wel genoeg urgentie wordt gevoeld bij dit onderwerp. Deze week lazen we dat PTSS nog steeds niet landelijk erkend is als beroepsziekte bij bijvoorbeeld de brandweer, terwijl er vorig jaar al een breed aangenomen motie hiervoor lag. Er is ook nog steeds geen geld voor gereserveerd. Hoe kan dat, vraag ik de minister. De brandweermensen worden er moedeloos van en voelen zich niet serieus genomen. Dat begrijpen we.

Voorzitter. Tot slot de bewapening van de groene boa's. Onze boa's moeten steeds vaker werk doen dat overlapt met politiewerk, waardoor zij in gevaarlijke situaties terechtkomen, vooral in het buitengebied, als het gaat om drugscriminaliteit en ondermijning. De minister schreef in antwoorden op onze schriftelijke vragen hierover dat rond de zomer een beschouwing komt over het boa-bestel. Is deze al gereed? En nog belangrijker: is er ook samenspraak met de groene boa's over de totstandkoming daarvan? Kan de minister de toezegging doen dat er in deze beschouwing geen inperking wordt opgenomen van de bevoegdheden van groene boa's? In hoeverre worden hierin toekenningscriteria van geweldsmiddelen voor groene boa's verbeterd, ook expliciet aan de kant van Justis?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ruim binnen de tijd; een voorbeeld voor alle Kamerleden. Er zijn nog enkele vragen aan u, allereerst eentje van de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Wij hebben gisteravond ook onze complimenten uitgedeeld aan de minister voor de NAVO-top. Ik vond het heel opvallend dat tijdens die hele NAVO-top geen één activist op de snelweg te bekennen was. Hoe kwam dat nou? Dat was omdat er een noodverordening was. Toen heb ik tegen de minister gezegd: waar een wil is, is een weg; als we die ellendelingen, die idioten, niet meer op de A12 willen hebben, dan moet je dus inderdaad zeggen "er is geen plek op de A12 voor jullie", want dan gebeurt het ook niet. Ik heb de minister dus verzocht: laten we eens kijken naar die noodverordening, want misschien valt dat wel te herhalen, te reproduceren, als we dan toch een aankondiging zien van XR om weer op de A12 te gaan zitten en onze snelweg te blokkeren. Niemand mag dat doen, want in het normale leven zijn er zes regels die verbieden dat we op de snelweg lopen, maar blijkbaar is er voor een activist van Extinction een uitzondering beschikbaar. Ik snap dat niet. Heel veel mensen snappen dat niet. Kortom, de vraag aan het CDA is: zou JA21 gesteund kunnen worden als wij bij de minister gaan bepleiten om permanent een noodverordening uit te delen bij elke aankondiging van Extinction om de A12 te blokkeren?

De heer Boswijk (CDA):

De heer Eerdmans vindt mij aan zijn zijde als het gaat over de frustratie over de mensen die ondermijnend bezig zijn. Dat zorgt voor enorme druk op het politieapparaat. Het is als burger buitengewoon frustrerend om te zien dat je schijnbaar straffeloos de wet kunt overtreden. Daarom hebben wij vaker samen moties ingediend en heel veel moties van JA21 gesteund die dan ook werden aangenomen. Ik heb ook de motie gezien van collega Eerdmans over die noodverordening. Die noodverordening is inderdaad succesvol geweest. Ik vraag me alleen af in hoeverre het juridisch houdbaar is om dat permanent te doen. Ik heb mij recent laten informeren door wat juristen en wat burgemeesters. Er is eigenlijk al heel veel mogelijk. Het gaat nu vooral fout omdat burgemeesters nog onvoldoende op de hoogte zijn van hun instrumenten, maar ook omdat het Openbaar Ministerie, dat burgemeesters vaak adviseert, verschillende adviezen afgeeft. Dus de ene regio krijgt een ander advies van de burgemeester dan de andere. Daar kwam ik achter toen ik, wat is het, een week of drie geleden met 30 burgemeesters heb afgesproken, onder anderen burgemeesters die pas geleden de demonstraties hadden van Christenen voor Israël. De vraag was: waarom grepen jullie niet in en die andere gemeenten wel? Ze zeiden: wij kregen van het OM dit advies. Toen zeiden andere burgemeesters: hé, dat is gek; ik had in een soortgelijke situatie een ander advies gekregen. Dus mijn vraag aan de minister zou eigenlijk, via deze interruptie, zijn: erkent hij dit probleem en hoe kijkt hij naar het voorstel van JA21?

De heer Eerdmans (JA21):

Die motie ligt er inderdaad. Die is gisteravond ingediend. Ik wacht natuurlijk ook op de appreciatie daarvan. Niettemin ben ik het eens met een aantal dingen die u noemt. Daar gaat het ook over bij bijvoorbeeld de burgemeester van Den Haag. Die zegt: niet altijd zit iedereen in de meewerkstand. Mij gaat het hierom. Als Trump komt, is de A12 schoon. Als Trump weg is, kunnen ze zich gewoon weer parkeren, zich totaal aan niemand iets gelegen laten liggen, kunnen ze wetten overtreden, mensen en de politie tot last zijn en moeten er bussen naar het ADO-stadion. Het gaat helemaal nergens over. Dus ik wil gewoon dat dit permanent wordt. Natuurlijk gaan we niet een permanente noodverordening zetten op de A12, maar wel op het moment dat er een aankondiging is dat er weer idioten op de A12 gaan zitten, zich laten vastplakken en wegslepen enzovoorts. Dat is vermoeiend, irritant en kost geld en energie. We hebben de politie heel hard nodig voor andere dingen. Kortom: CDA, denk alsjeblieft mee en ga in de meewerkstand. Dan gaan we de minister overtuigen. Ik hoop overigens ook op de andere collega's, ter linker- en rechterzijde. We gaan gewoon die A12 verdedigen; daar komt het op neer. Geen idioten meer op de A12, zittend, slapend of liggend; gewoon niet. Mijn vraag is inderdaad: laten we het gewoon mogelijk maken. In feite hebben we gezien dat het met Trump mogelijk is en zonder Trump niet. Ik vraag me af: wat heeft Trump daarmee te maken?

De heer Boswijk (CDA):

Ik stel voor dat we Trump gewoon vaker gaan uitnodigen! Nee, maar ik beschouw mezelf minder op het niveau van Trump als normale sterveling, dus ik kan me voorstellen dat de risico's dan wat anders zijn als er een blokkade van de A12 is, hoewel ik het buitengewoon irritant, onacceptabel enzovoorts vind. Maar ik kan me voorstellen dat er andere regels gelden als er een wereldleider langskomt met grote potentiële consequenties voor het bondgenootschap, enzovoort. Dus ik snap dat je dan andere instrumenten kan gebruiken, zoals een noodverordening. Maar nogmaals, wij zitten in de meewerkstand, want ik deel de frustratie van collega Eerdmans. Hij weet ook uit de geschiedenis dat wij heel veel moties van hem hebben gesteund. Sterker nog, we hebben ze ook samen ingediend. Bij dezen wil ik even van de minister horen hoe hij ernaar kijkt. Mijn gevoel zegt dat dit juridisch niet houdbaar is. Dus het is misschien mooi als de motie wordt aangenomen, maar als die dan vervolgens wordt vernietigd, helpt het niet. Ik ben vooral benieuwd of er niet al heel veel instrumenten zijn waar burgemeesters allang iets mee kunnen, maar dat door onwetendheid of onwil — ik heb geen idee — mogelijk niet doen. Dat is misschien nog een veel snellere route om dit op te pakken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Eerdmans, uw laatste interruptie dan. Laat maar? Die bewaren we nog eventjes. Mevrouw Mutluer had ook nog een vraag.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Collega Boswijk en ik hebben vaker samen opgetrokken als het gaat om PTSS, zowel bij de brandweer als bij de politie. Zo verwacht ik weinig van het demissionair kabinet als het gaat om de landelijke erkenning van PTSS en boter bij de vis. Daarom heb ik een eigen amendement, waarvan ik nog steeds hoop dat het CDA dat gaat ondersteunen. Ik richt mijn vraag op de politie. Wij zien dat de politie met name te maken heeft met tegenwerking als het gaat om PTSS. Dan lijkt ook nog het budget voor PTSS-hulp en de schadevergoedingen tekort te schieten. Zeker gezien de financiële tekorten waar de politie mee te maken heeft, vind ik dat voorkomen moet worden dat uiteindelijk deze agenten, die kwetsbaar zijn en PTSS hebben, de rekening moeten gaan betalen. Is hij het met me eens? En wat vraagt hij eigenlijk concreet aan de minister richting de begroting, zeker ten aanzien van het stukje over de politie en PTSS, uiteraard in relatie tot de financiële tekorten waar de politie nu mee van doen heeft?

De heer Boswijk (CDA):

Allereerst wil ik wat zeggen over het amendement over PTSS bij de brandweer. Ik ga er alles aan doen om te zorgen dat wij dat gaan steunen, maar ik zeg in alle openheid: wij hebben in onze fractievergadering vorige week besloten dat we geen financiële claims gaan doen tot aan de verkiezingen. Daar heb ik toen mee ingestemd. Nu denk ik: dat had ik nooit moeten doen. Dus ik moet kijken of ik daar nog een bocht kan maken. Dan weten jullie dat ook allemaal.

Het andere punt gaat over PTSS bij onder andere de politie. We hebben ook in de brief kunnen lezen dat dat inderdaad een financieel probleem is. Ik ben heel benieuwd hoe de minister reflecteert op de lezing die wij vanochtend hebben gehad. Ik denk dat wij allemaal van mening zijn dat politieagenten niet het kind van de rekening mogen worden, helemaal niet de mensen die door hun werk in een kwetsbare positie zijn gekomen. Tegelijkertijd — dat zeggen we ook in onze initiatiefnota — zijn er veel meer punten die voor nog meer frustratie zorgen. Dat is niet alleen geldtekort, maar ook het feit dat je zelf de bewijslast hebt om aan te tonen dat je PTSS hebt en, als dat het geval is, dat door je werk komt en niet door iets anders. De voorzitter van de vakbond zei vanmorgen dat dat er soms voor zorgt dat mensen een tweede trauma hebben. Ik denk eerlijk gezegd dat wij met z'n drieën een heel mooi rond verhaal op dit punt hebben gemaakt. Het zou mooi zijn als het kabinet, zoals het heeft beloofd, nog deze week erop kan reageren, zodat we wellicht nog voor de verkiezingen hier ook met de Kamer nog iets mee kunnen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat is zo te zien voldoende. Dan is het woord aan de heer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Toepasselijk voor de OG en het AOT is om letterlijk met de deur in huis te vallen. Dat doe ik om te beginnen met de laatste regel uit het WODC-rapport Aanhoudend dienstbaar. Daar staat namelijk dat ondanks gebrekkige wet- en regelgeving en gebrekkig toezicht de OG's en AOT's doorgaans hun taken beheerst en met goed resultaat uitvoeren, hetgeen pleit voor de professionaliteit van de operationeel leidinggevenden en het uitvoerende personeel. Een terechte dikke pluim voor deze politiemensen, dus. Als je dan bedenkt dat AOT'ers fulltime bezig zijn met hun werk en hun inzetten, terwijl OG'ers dit doen als neventaak, dan doet die laatste groep het dus prima.

Dan de verschillen en de aanbevelingen over het inzetten van beide eenheden. Een AOT wordt ingezet met toestemming van een hoofdofficier van justitie of een burgemeester. Een OG wordt ingezet met toestemming van een sectorhoofd politie of een chef van dienst, altijd na toetsing van de casus door de leiding van het AOT. Met andere woorden: de aanhoudingen die de basiseenheid te boven gaan, dus waarbij meestal sprake is van een geweldsprobleem, doch die te licht zijn voor een AOT, worden opgepakt door een OG — vergeef me de afkortingen, voorzitter — na toetsing door een hogere politiechef en afstemming met de leiding van het AOT. Als de inschatting wordt gemaakt dat de klus te zwaar is of te moeilijk wordt, bijvoorbeeld door zwaar vuurwapengevaarlijke verdachten, neemt het AOT het alsnog over. Wat ons betreft is dat voldoende gewaarborgd.

We onderschrijven wel de aanbeveling dat de regelgeving omtrent besluitvorming en inzet van OG's beter beschreven zou moeten worden. Dat geldt ook voor het achteraf administreren van een OG-inzet. Dat moet net als bij een AOT-inzet, niet met een simpele mutatie in het politiesysteem. En natuurlijk moet je een OG voldoende uitrusten met middelen en voertuigen, zodat ze hun werk goed en veilig kunnen doen. Dat is ook in het belang van de verdachten, trouwens. Ik heb weleens een verdachte na een inval horen zeggen dat hij blij was door een AOT of OG te zijn aangehouden en niet een inval van rivaliserende criminelen voor z'n kiezen had gekregen, omdat het dan slechter met 'm was afgelopen. Verder ben ik benieuwd naar het antwoord van de minister over de overige aanbevelingen.

Voorzitter. Nu iets ernstigers. Wij maken ons ook ernstige zorgen over de financiële situatie bij de politie. We hebben vanochtend in de gesprekken met onder anderen de korpschef gehoord dat men de problemen nu op tafel heeft en dat er hard gewerkt wordt aan oplossingen. In de brief van de minister staat dat er personele maatregelen genomen dienen te worden om dit resterende tekort op te lossen. Waar nu al ernstige capaciteitsproblemen zijn, waar nu al geknepen wordt, kan het niet zo zijn dat er nog meer personele maatregelen worden genomen. Dat gaat ons echt raken in de nationale veiligheid.

Voorzitter. Ik chargeer nu, maar er wordt te veel vergaderd over zaken die allang besloten zijn binnen de politie. Stuur die chefs de straat op om leiding te geven aan echt politiewerk. Daar valt nog heel wat capaciteit te genereren. Hoe gaat de minister de middelen vinden om in ieder geval op korte termijn de gaten te dichten?

Dan nog iets over demonstraties. De PVV komt niet aan het recht op demonstratie, maar men moet zich daarbij wel aan de regels houden. Een van die regels is dat demonstraties van tevoren moeten worden aangemeld bij het lokale gezag. Dat is niet voor niks, want dan kan het gezag maatregelen nemen om het te faciliteren en hoeft er niet ad hoc opgetreden te worden. Zo noem ik ook het landelijk registreren van aangekondigde demonstraties, zodat er een overzicht is van wat er staat te gebeuren, zodat je daarop kunt inspelen.

Voorzitter. Ten slotte nog een opmerking over het meldpunt 144 Red een dier. De PVV vindt dat dit meldpunt bij de politie dient te blijven, en niet uitbesteed moet worden aan een andere organisatie. Uitbesteden is niet praktisch. Een burger doet dan een melding bij deze organisatie, die de melding dan weer moet doorgeleiden naar de politie om op te treden. Dat is een onnodige omweg. Laat het gewoon bij de politie. Bovendien blijkt in de praktijk dat er bij dierenmishandeling vaak ook onderliggende problemen zijn, zoals huiselijk geweld, kinderleed en verslavingsproblematiek. Meldpunt 144 heeft dus wel degelijk een signalerende functie, ook voor andere problemen. Graag een reactie van de minister.

Tot zover.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Van Nispen was als eerste, voor zijn laatste interruptie alweer.

De heer Van Nispen (SP):

De heer Aardema sprak natuurlijk met verve over zijn zorgen over de financiële problemen bij de politie. Hij vond dat politiechefs wat vaker de straat op moeten. Maar hij zei ook tegen de minister dat hij het financiële gat moet dichten. Nou is eigenlijk mijn vraag aan de heer Aardema, die het vanmorgen ook allemaal heeft aangehoord: wat is tot nu toe zijn conclusie of zijn oproep aan de minister? Vindt hij nou dat dit nog uit de plooien van de politieorganisatie zelf kan komen of vindt hij dat de politie dit moet voorkomen en sowieso zelf het gat moet dichten om ervoor te zorgen dat er in ieder geval in 2026, in deze demissionaire periode, geen problemen komen met het vullen van roosters en met de opleidingen, waar mensen op straat de gevolgen van ondervinden?

De heer Aardema (PVV):

Die problemen zijn er nu al, want er is nu al een groot capaciteitsprobleem. Je kunt nog wel door gaan snijden, maar dan kom je op een gegeven moment op het bot en wordt het alleen maar erger. Je zult middelen moeten vinden. Wat ons betreft heeft nationale veiligheid een heel hoge prioriteit. Als we nu eens de instroom van asielzoekers met minstens de helft kunnen indammen en wat minder miljarden in het klimaat zouden steken, dan blijft er zo veel geld over dat iedere diender gewoon in een eigen dienstauto zou kunnen rijden.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik zag dat de heel El Abassi ook een vraag heeft voor u.

De heer El Abassi (DENK):

Ik zou de PVV willen vragen wat de PVV ervan vindt dat er op azc-demonstraties met NSB-vlaggen rondgelopen wordt.

De heer Aardema (PVV):

Kijk, ik zou het niet goedkeuren als men met dat soort vlaggen gaat rondlopen. Maar goed, er wordt ook met Palestijnse vlaggen gezwaaid. Is dat goed?

De heer El Abassi (DENK):

Ik probeer die vergelijking te snappen: een Palestijnse vlag, een vlag van een land, versus een NSB-vlag.

Een tweede vraag. Wat vindt de PVV ervan dat bij azc-demonstraties raadsleden en burgemeesters bedreigd en geïntimideerd worden?

De heer Aardema (PVV):

Een simpel antwoord: je mag niet bedreigen en je mag niet intimideren. Dat staat gewoon in het Wetboek van Strafrecht, dus dat moet je gewoon niet doen. Dat geldt voor alle geledingen. Ik had het net over de Palestinavlaggen, maar er zijn ook mensen die met Hamasvlaggen lopen te zwaaien. Dat moeten we ook niet doen.

De voorzitter:

De heer El Abassi voor zijn laatste interruptie.

De heer El Abassi (DENK):

Dan ben ik ook nieuwsgierig naar het antwoord op mijn laatste vraag. Wat vindt de PVV ervan dat Kamerleden tweets gaan sturen dat niet de burgemeester de baas is, maar dat deze demonstranten de baas zijn in die gemeente?

De heer Aardema (PVV):

Als ik naar Extinction Rebellion kijk, dan lijkt het soms wel alsof zij de baas zijn. Het lijkt alsof zij gewoon straffeloos dingen kunnen doen, zoals op de snelweg zitten. Collega Eerdmans zei dat net ook al. Het lijkt de omgekeerde wereld, maar dat moeten we gewoon niet willen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat zijn de interrupties tot zover. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ook mijn grote waardering voor alle politiemensen en het veilige verloop van de NAVO-top. Bijna gelijktijdig worden wij en de politie geconfronteerd met een financieel ravijn: een tekort van bijna 900 miljoen. In mijn blik is dat geen klein euvel, maar een mokerslag voor de politieorganisatie. Ik ben blij dat de transparantie er eindelijk is, maar laten we eerlijk zijn: de situatie is meer dan zorgelijk, want de basis is niet helemaal op orde. De taskforce van de politie heeft inmiddels 500 miljoen aan bezuinigingen gevonden onder de noemer dat de operationele slagkracht niet wordt geraakt. Maar laten we eerlijk zijn: wie snijdt in de ICT, opleidingen, personeelszorg of bedrijfsvoering, raakt wel degelijk de mensen op straat. Het raakt de kern van het politiewerk. Ik vind het ook heel terecht dat de regioburgemeesters, het OM en de bonden de noodklok luiden. Ze spreken over een bestaand tekort van 300 miljoen en daarmee een verlies van bijna 2.500 fte. Het tekort van 43 miljoen in 2026 zou uitkomen op 750 fte. En dat terwijl het ziekteverzuim heel erg hoog is, de werkdruk oploopt, de opsporing piept en kraakt, wijkagenten verdwijnen en cybercrime groeit.

De minister stelt dat de bezuinigingen in 2026 de basisteams niet treffen, maar dan is mijn vraag: wat dan wel? Ik wil daarin meegenomen worden als Kamerlid en precies weten: welk geld, welke taken en ten koste van wat? De suggestie dat dit pijnloos kan, klopt simpelweg niet, want de rek is eruit. Je moet de druk van de ketel halen, bijvoorbeeld via de middelen uit het hoofdlijnenakkoord die voor de politie zijn toegekend. Ik wil daar een reflectie en een reactie op.

Ik zou niet willen dat deze ombuigingen ten koste gaan van arbeidsvoorwaarden, vroegpensioen, opleidingen of PTSS-hulp. Wat betreft PTSS gaf ik in een interruptiedebatje met mijn collega al aan dat ik zie dat heel veel agenten ondanks de nieuwe regeling nog steeds vastlopen in bureaucratie, tegenwerking en juridische trajecten. Als het budget voor PTSS-hulp nu ook onder druk komt te staan, vrees ik echt het ergste. Ik vind dat daar duidelijkheid over moet komen, dus graag een reactie.

Dat brengt me gelijk bij De blauwe familie, want ook de agenten uit die documentaire hadden te maken met PTSS naar aanleiding van datgene wat er met hen is gebeurd en wat hun is overkomen. Ik begreep dat er wel al een erkenning is en dat het nu staat of valt met wat die erkenning financieel betekent. Ik wil van de minister horen of dat klopt. Ik hoop namelijk dat daar snelheid in komt, zodat dat hoofdstuk afgesloten kan worden.

Dan iets heel anders: cold cases. De Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers, het platform "Cold Case, Never Give Up" en ik hebben onlangs een plan ingediend om ervoor te zorgen dat er meer coldcasezaken opgelost worden. Ik wil dit plan straks aan de minister overhandigen, maar ik zal het in een paar punten samenvatten. Wat ons betreft komt er een landelijke coördinatie van coldcasezaken, met een eenduidige registratie van de zaken en een landelijke database voor het selecteren van kansrijke zaken. Ik ga via een motie, hopelijk medeondertekend door meerdere collega's, de minister oproepen om dat plan uit te voeren.

Ik zou willen dat de minister ook ingaat op de bewaartermijnen en het bewaren van politiegegevens voor het oplossen van cold cases. Volgens de Raad van State en de AP moeten die gegevens na vijf jaar worden vernietigd. De AP heeft op een motie van mij gereageerd. Die zegt ook: de uitvoerbaarheid van die motie hangt af van heldere criteria om relevante gegevens gericht te kunnen bewaren; dan kan de wet aangepast worden. Ik hoop dat de minister daar duidelijkheid over geeft.

Voorzitter. Tot slot over politiegeweld. Sinds 2010 bestaan de Eenduidige Landelijke Afspraken over de aanpak van geweld tegen publieke dienstverleners, de zogenoemde ELA. Maar ook uit de derde evaluatie blijkt dat de afspraken nog steeds niet goed worden nageleefd. Er komen weer nieuwe afspraken, nieuwe onderzoeken. Ik denk bij mezelf: waarom lukt het maar niet? Tegelijkertijd — dan rond ik af — stijgt ook het aantal klachten over geweldsgebruik door de politie. Is dit dan de andere kant van de medaille? Hoe ga je nou zorgen dat zowel geweld tegen als geweld vanuit de politie serieus en effectief wordt aangepakt?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik sluit mij ook aan bij mijn voorgangers wat betreft de complimenten over de NAVO-top. Met het reces in aantocht lijkt het mij goed om eens wat breder de balans op te maken, en vandaag in het bijzonder. Hoe staat het ervoor met de politie? Het is één jaar geleden dat deze minister werd beëdigd. Heeft hij zijn ambities waargemaakt? Hij noemde vorig jaar drie prioriteiten: weerbaarheid, de aanpak van ondermijnende criminaliteit en herstel van vertrouwen in de rechtsstaat. Maar is hij ondertussen de basis, de politie, niet uit het oog verloren, vraag ik hem. En een kleinere vraag: is dit nou het juiste moment om in de zomer bij te gaan klussen als Asielminister?

We hadden vandaag verontrustende gesprekken met de politie, de vakbonden en ook de regioburgemeesters. Zij hebben allemaal de noodklok geluid, want de politie komt structureel honderden miljoenen tekort. De minister gaf gisteravond nog aan dat hij dat tekort in beginsel wil oplossen binnen de huidige begroting. Ook zei hij dat de capaciteit absoluut niet geraakt gaat worden. Maar in het gesprek vanochtend was de heer Dijsselbloem heel duidelijk: er is echt additioneel geld nodig, anders wordt de operationele slagkracht wel degelijk geraakt. Houdt de minister na dit gesprek van vanochtend vol dat het klopt wat hij gisteren zei, namelijk dat dat niet gaat gebeuren? Hoeveel signalen heeft de minister nog nodig voor hij wel over de brug gaat komen met die structurele investeringen?

Voorzitter. Dan een andere zorg, die ik vanochtend ook heb benoemd. Zelfs als de minister zijn Excelsheet voor de komende jaren rond weet te krijgen, is de allerbelangrijkste vraag natuurlijk niet kwantiteit maar kwaliteit. Wat betekent dit voor wat de politie aan mensen kan leveren? We zien de problemen rondom huiselijk geweld, femicide, zeden en allemaal dit soort zaken, waarvan we de afgelopen jaren al constateerden dat er te weinig gebeurt en dat er te weinig mensen en te weinig specialisten zijn. Hoe gaan we dat dan doen als we dat nu met rust laten omdat we denken: we zijn al druk bezig om überhaupt de slagkracht op orde te krijgen? Hoe denkt de minister dit op peil te kunnen houden?

Er zijn gelukkig hordes enthousiastelingen die aan de slag willen bij de politie en aan de instroom wordt niet gemorreld om het financiële gat te vullen. Maar er is ook nu niet voor iedereen plek op de Politieacademie. Ziet de minister mogelijkheden om die capaciteit te vergroten? Een van de bepalende factoren is het lage aantal stageplekken. En dan zijn er nog genoeg studenten van mbo 3-opleidingen uit het veiligheidsdomein die dolgraag een vervolgopleiding willen volgen, maar slechts drie op de tien lukt dat daadwerkelijk. Hoe zou je dat beter kunnen laten aansluiten?

Voorzitter. Tot slot wil ik het graag hebben over een gesprek dat ik vorige week had met twee politieagenten uit Amsterdam. Dat ging over stalking, intieme terreur en femicide. Die agenten gaven aan dat de kennis hierover, zeker bij de jonkies, nog onvoldoende is, zowel op straat als in de meldkamer. Om een rode vlag te herkennen, moet je wel eerst weten welke tinten rood er zijn. Zij hadden een hele concrete suggestie: geef iedere agent een cursus over dit onderwerp. Is de minister bereid om dit idee uit de organisatie op te pakken en een cursus op te zetten over het herkennen van en het handelen bij huiselijk geweld, stalking, intieme terreur en femicide, en deze aan te bieden aan elke politiemedewerker?

De voorzitter:

Hartelijk dank. U heeft een vraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

In het amendement waarmee we in gezamenlijkheid 10 miljoen hebben weten vrij te spelen voor de aanpak van femicide, stond ook het verzoek om de politie met die middelen te trainen. Ik zou zeggen: één plus één is twee. Zou daarmee niet de suggestie van mevrouw Van der Werf verder gefinancierd moeten worden? Volgens mij zijn we het er helemaal over eens dat de politie deze taken goed moet uitvoeren en beter moet gaan herkennen en signaleren, zodat we vrouwenlevens kunnen redden.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Daar sta ik in beginsel positief tegenover. Dat lijkt mij een goed idee. De verkorting van de politieopleiding knelt natuurlijk ergens, zo hoorden we vanochtend ook. Die twee jaar aan kennis kun je niet zomaar even in twee andere jaren proppen. Het enige waar ik voor zou willen waken … Ik zou het echt breder willen trekken dan alleen femicide. Als je naar de huiselijkgeweldcijfers kijkt, zie je dat zo'n 1,5 miljoen Nederlanders daarmee te maken krijgen. Dat is echt een heel stuk groter en breder. Laten we dat dan in één keer proberen te pakken, als je toch probeert om mensen zowel in de meldkamer als operationeel hierin op te leiden.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan zijn we aangekomen bij de inbreng van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Binnenkort barst de verkiezingscampagne los, als die niet al is losgebarsten. Ik voorspel dat er helemaal niemand is die voor zal stellen om miljoenen euro's te bezuinigen op de politie. Dat is mijn voorspelling. Dat is ook verstandig, want ik denk dat vrijwel iedereen hierin zal willen investeren. We vinden veiligheid altijd met z'n allen een heel belangrijk thema, omdat criminelen moeten worden opgespoord, omdat de politie al structureel overbelast is en agenten het zwaar hebben, en omdat we vinden dat wijkagenten weer de oren en ogen in de wijken moeten worden.

Maar toch zal er allemaal maar bitter weinig van terecht gaan komen als we niet uitkijken, want de politie stevent af op een heel fors begrotingstekort, structureel zo'n 300 miljoen euro aan onopgeloste problematiek. Dat is dan nog exclusief de 50 miljoen euro vanuit de Voorjaarsnota of de rijksbrede taakstelling. Hoe zit het precies? Maar de vraag is vooral: waar gaan die bezuinigingen dan terechtkomen? De politie heeft al heel veel gedaan om de tekorten te dempen, namelijk de rest van die 800 miljoen euro die het was. Nog meer snijden betekent dat de veiligheid van het personeel, de opsporing van misdrijven, het werk in de wijken en zelfs de nationale veiligheid in het gedrang kunnen komen. Dat mogen wij niet laten gebeuren. De Nederlandse Politiebond zegt ook: laat politiemedewerkers niet de rekening betalen van jarenlang financieel beleid waarin structurele tekorten zijn genegeerd; investeer in mensen, investeer in veiligheid, investeer in de maatschappij. Ik sluit me daar van harte bij aan.

We hoorden vanochtend ook een hele duidelijke waarschuwing: een deel van de personele groei zal niet plaatsvinden; er zal gestuurd gaan worden op onderbezetting, anders wordt het financiële probleem nog groter. De vraag gaat zijn: ten koste van wat gaat dit nou? Zeer waarschijnlijk ten koste van allerlei verkiezingsbeloftes, wederom. Nogmaals, tenzij we daar iets aan doen. We hebben dat al geprobeerd met een aangenomen Kamermotie van 28 mei, waarin we tegen de regering hebben gezegd: als je moet gaan bezuinigen, hoe dan ook, wie dan ook, zorg er dan voor dat dat niet ten koste gaat van het personeel, dat het niet leidt tot minder inzetbaarheid, minder zichtbaarheid, hogere werkdruk, minder collega's of veiligheid van politiemensen. Hiermee heeft de Tweede Kamer in meerderheid al tegen de politie gezegd: in ieder geval niet ten koste van deze zaken die wij zo belangrijk vinden. Graag hoor ik de minister daar nog een keer over, ook vandaag. Wij mogen dit op deze manier niet laten gebeuren.

De heer Otte zei vandaag terecht: er is tijd nodig; nu geen onbezonnen acties of bezuinigingen waar we in de toekomst spijt van gaan krijgen. Ik zou ook willen dat de minister ingaat op het argument van de voorzitter van de Nederlandse Politiebond dat incidenteel geld nu leuk lijkt, maar dat je er niet zoveel aan hebt, omdat je daar geen personeel van kunt aannemen. Ik zou de minister daartoe willen oproepen. Dat zouden we ook in meerderheid kunnen doen. Natuurlijk, de minister is demissionair, maar als wij in meerderheid iets aan de minister vragen, kan daar een oplossing voor worden gevonden. Dat is dus de oproep die ik aan de minister zou willen doen.

Voorzitter. Dan de discussie over de politiebureaus. Toekomstbestendige politie vraagt om volwaardige politiebureaus, zeker ook in de regio. Dat is wat wij vanuit de politie horen. Er is dus een aangenomen Kamermotie die de regering oproept een pas op de plaats te maken met het sluiten van politiebureaus. Las ik het nou goed dat de minister stelt dat het een demissionair minister niet past om verstrekkende, meerjarige besluiten te nemen? Nee, dat zou juist zijn als je bureaus zou sluiten. Dát zijn pas verstrekkende, meerjarige besluiten, want die bureaus komen nooit meer terug. Dit is juist een pleidooi om de aangenomen motie te volgen en dus die pas op de plaats te maken. Graag een bevestiging van de minister.

Voorzitter. Dan wil ik het ook nog hebben over het politieonderwijs. Collega's refereerden al aan het zeer interessante rondetafelgesprek. Er zijn grote zorgen over de opleidingscapaciteit, met name bij de opsporing. Die staat echt op omvallen. De vraag is zo hoog dat de Politieacademie het nu al niet aankan. Dan zijn er opties: je kunt de Politieacademie uitbreiden, je kunt extern gaan opleiden, je kunt het allebei doen. Maar de constatering was dat de minister hier niet uit kiest en de regie niet neemt. Dat is de vraag die ik aan de minister wil stellen: waar kiest hij dan voor? De krapte op de Politieacademie is een feit, maar het is ook weer geen natuurverschijnsel. Het is niet zo dat je daar nooit iets aan zou kunnen doen. Die vraag zou ik dus nadrukkelijk bij de minister neer willen leggen.

Ten slotte, voorzitter.

De voorzitter:

Kort.

De heer Van Nispen (SP):

Ja. Ten slotte vraag ik de minister om in te gaan op de forensische geneeskunde, want het wegvallen van de belangrijke taak van de medische arrestantenzorg is echt een noodkreet vanuit dat beroep. Als je die experts verliest, zou dat hele beroep weleens kunnen omvallen, dus ik wil graag dat de minister daar nog op ingaat. Ziet hij mogelijkheden om dat te voorkomen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. U heeft een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja. Ik waardeer de heer Van Nispen altijd zeer. Ook al zijn we het inhoudelijk niet altijd met elkaar eens, ik waardeer het dat hij benoemt hoe het zit en dat we daar met elkaar over in debat kunnen gaan. Dat is bijvoorbeeld het geval met de huisvesting van de politie. De motie van de heer Van Nispen hierover heb ik ook gesteund: geen bureaus sluiten, want die zijn juist voor de buurt zo herkenbaar en die zijn voor agenten de start van hun dienst. Maar vanochtend hoorde ik dat gezegd werd: 75% is personeel en de andere 25% is ICT of huisvesting. Dan is ook hier, aan ons, de vraag: waarvan zeggen wij dan dat je het zou willen oplossen? Ik hoor de minister elke keer zeggen over de bureaus, over de huisvesting, dat we toe moeten naar een ander concept, naar het concept van politieposten. Ik zit daar zelf erg op te kauwen: zou je een andere manier van huisvesting kunnen hebben, waardoor je bijdraagt aan een oplossing en tegelijkertijd de nabijheid, die wij allebei zo belangrijk vinden, overeind houdt? Hoe kijkt de heer Van Nispen naar zo'n ontwikkeling in huisvestingsconcepten? Kan hij daar iets over zeggen?

De heer Van Nispen (SP):

Dank voor de vraag. Het is inderdaad niet helemaal zwart-wit. Je hoeft niet altijd alles tot in de eeuwigheid te houden zoals je het ooit had. Daar sta ik best voor open. Ik wil daar best goed naar kijken, maar tot nu toe heb ik nog geen manier gezien waarvan ik zeg: dat rechtvaardigt inderdaad het sluiten van bepaalde bureaus in bepaalde regio's; dat is verstandig. Ik ben daar dus nog niet van overtuigd. Nogmaals, het hoeft niet tot in lengte van jaren zo te blijven, maar ik zie vooralsnog geen beter alternatief dat ervoor zorgt dat de aanrijtijden van politieauto's goed blijven en dat agenten zichtbaar de oren en ogen in de wijken blijven. Dat staat voor mij echt voorop. In die zin ben ik er nog niet van overtuigd dat het verantwoord is om dat te doen. Volgens mij hebben we nu juist spijt van bepaalde sluitingen in het verleden, waardoor we bepaalde aanrijtijden hebben en denken: hadden we die bureaus nou maar niet gesloten. Daarom blijf ik daarop hameren.

Maar ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen mij niet vraagt om te zeggen: u moet vandaag kiezen tussen bezuinigen op personeel en bureaus sluiten. Dat vind ik namelijk een oneigenlijke keuze. Ik vind niet dat wij voor die keuze gesteld moeten worden. Ik denk namelijk — dat is eerder mijn invalshoek — dat er uiteindelijk geld bij moet. De politieorganisatie heeft zelf al geprobeerd er veel aan te doen. Daar hebben we vanochtend veel waardering voor gehoord. Dan moeten we ook met elkaar bereid zijn om te kijken of we dat tekort politiek kunnen oplossen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Nog een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

We hebben overigens ook vanochtend gehoord dat een aantal maatregelen van de politie zelf, zoals overbezetting voor niet-operationele werkzaamheden … Ik zou zeggen: prima, daar kun je ook niet tegen zijn. Maar als het gaat over de huisvesting, werd ik getriggerd door de bijdrage van de heer Dijsselbloem. Hij zei terecht: het gezag heeft het belang dat er politie in de wijk is en ook zichtbaar in de wijk is. Ten aanzien van het sluiten van bureaus en nieuwe concepten van huisvesting zouden wij graag concreet willen zien waar het dan over gaat, dus de concrete plaatsen. Dat is een uitnodiging aan de minister. Mijn fractie hecht er zeer aan dat dan ook de burgemeester en de regioburgemeester dat een goede weg vinden en dat verantwoorden. Zo brengen we het gezag in positie, want dat wordt daar ook op aangesproken. Hoe kijkt de heer Van Nispen daartegen aan? Kunnen we de burgemeester en de regioburgemeester een rol laten spelen bij de ontwikkeling van de huisvesting?

De heer Van Nispen (SP):

Als de vraag aan de minister is om daar eens naar te kijken, dus als het een vraag om informatie is, kan ik die natuurlijk steunen. Of ik het een verstandig idee vind om te zeggen — ik chargeer een beetje — dat we toestaan dat in de ene regio allerlei bureaus worden gesloten, waardoor het daar op manier X gaat, terwijl er in een andere regio juist bureaus worden geopend, waardoor het daar op manier Y gaat, weet ik niet. Daar ben ik een beetje terughoudend in. Ik ben er nog niet helemaal over uit of je dat soort grote verschillen zou moeten laten bestaan.

Wat ik ook nog wil zeggen over de huisvesting: het is ook wel een beetje een punt van de wat langere termijn. Natuurlijk moet je daarnaar kijken, daarover nadenken en met een visie komen voor hoe dat zou moeten, maar dat neemt natuurlijk nooit de financiële problematiek weg die we nu hebben, in deze periode, waarin het kabinet demissionair is en waarin er verkiezingsprogramma's geschreven worden. Dit is ook iets wat meer jaren gaat duren. Ik vind het ook goed dat er nagedacht wordt over innovatieve concepten en bepaald werk dat in de toekomst eventueel niet meer nodig is of zou verdwijnen. Prima, daar moet je allemaal over nadenken, maar dat zorgt vandaag de dag niet voor extra wijkagenten en dat lost die problemen niet op.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat is voldoende zo. Dan gaan we luisteren naar de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter, dank. Ik wil toch beginnen met te zeggen dat ik het stuitend vind. Ik stelde de vraag wat er gevonden wordt van azc-demonstranten die politie, raadsleden en een burgemeester aanvallen, en van een Kamerlid dat dan zegt dat niet zij de baas zijn, maar dat de burgemeester de baas is. Dan heb ik niks aan een antwoord over Extinction Rebellion. Dit is namelijk gewoon opruiend en gevaarlijk.

Voorzitter. Het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over het politieoptreden bij demonstraties is alarmerend. De inzet van de ME werkt vaak escalerend en de rol van de politie is onduidelijk. Op Spaanse universiteiten vinden regelmatig demonstraties plaats, waarbij pro-Palestijnse studenten kamperen voor universiteitsgebouwen. Er is één groot verschil met Nederland: in Spanje is tijdens de protesten nog nooit iemand opgepakt. Opstootjes tussen demonstranten en politie zijn er nauwelijks geweest, terwijl de studenten daar vergelijkbare doelen nastreven als in andere landen, waar protesten juist wel uit de hand lopen. Ik zou de minister willen vragen hoe dat komt. Wat kunnen wij leren van Spanje?

Het optreden van de politie wordt gekenmerkt door willekeur en dat ziet Nederland. Wie hier te maken krijgen met intimidatie — dat is duidelijk: harde arrestaties en buitensporig geweld — zijn niet de boeren, die in hun trekkers provinciehuizen bestormen en Kamerleden bedreigen, niet de azc-demonstranten die in het hele land raadsleden en burgers intimideren en bedreigen, en ook niet de tegendemonstranten die geweld gebruiken tegen mensenrechtenactivisten, zoals in Katwijk; nee, dat zijn de klimaatdemonstranten, de anti-Zwarte Pietdemonstranten en de pro-Palestinademonstranten. Juist de mensen die opkomen voor het klimaat, tegen racisme en voor de mensenrechten worden geïntimideerd. Pro-Palestinademonstranten worden thuis opgezocht, geïntimideerd, geslagen met wapenstokken en massaal gearresteerd.

Terwijl mensen in het land onderling tegenover elkaar komen te staan, zijn politici in dit huis bezig met opruiing. We zagen gisteren dat Douwe Bob door politieke framing met de dood is bedreigd en het land moest ontvluchten. We zien partijleiders bij demonstraties waar NSB-vlaggen worden meegedragen, leiders die daar roepen dat zij de baas zijn, en niet de burgemeester, terwijl ze weten dat diezelfde demonstranten raadsleden en burgemeesters hebben bedreigd en geïntimideerd, geweld hebben gebruikt en vuurwerkbommen hebben gegooid. Eerder tweette deze politicus ook nog "I love Katwijk", nadat Katwijkers gewelddadig tekeer waren gegaan tegen vreedzame demonstranten.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Wat vindt de minister van deze opruiende uitingen van politici? Is de minister zich ervan bewust dat deze uitingen zorgen voor tweespalt in de samenleving? Heeft de minister onderzocht of hier sprake is van opruiing? Wat vindt de minister van demonstranten die met NSB-vlaggen rondlopen? Is de minister het met mij eens dat dit strafbaar is? Wat is er met deze demonstranten gebeurd? Zijn ze al opgepakt? Wat doet de minister met Kamerleden die bijdragen aan het framen van mensen zoals Douwe Bob, voor velen een volksheld, die moest vluchten voor zijn eigen veiligheid? Is er onderzoek gedaan naar mogelijke smaad en laster?

Voorzitter. Dan de Maccabi-rellen in Amsterdam. Vrouwen werden belaagd, bespuugd en zelfs aan de deur met de dood bedreigd, enkel omdat zij zichtbaar solidair waren met Palestina. En wat doet het Openbaar Ministerie? Het seponeert de zaak. De reden? De ov-beelden zouden zijn gewist. Maar hier ontstaat een strijdig beeld. Het Amsterdamse vervoersbedrijf spreekt de lezing van het OM tegen. Volgens hen zijn de beelden niet gewist. Sterker nog, de beelden zijn helemaal niet opgevraagd. Kan de minister dit verhelderen?

De voorzitter:

Rondt u af?

De heer El Abassi (DENK):

De vraag is of het überhaupt nog wat uitmaakt. Dit kabinet zegt een speciale relatie met Israël te hebben. In de praktijk betekent dit onderdanigheid van Nederlandse zijde. Maccabi-hooligans kwamen op bezoek, hebben onze inwoners geterroriseerd en lachen ons nu vierkant uit vanuit Israël, want ze worden toch niet vervolgd. Kan de minister dit bevestigen? Waar blijven de reacties van partijen die normaal gesproken schande spreken van buitenlands tuig dat onze straten terroriseert?

Tot slot, voorzitter.

De voorzitter:

Heel kort, want u bent ver in de rode cijfers.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter, dan laat ik het hierbij.

De voorzitter:

Dan dank ik u voor uw inbreng. We gaan luisteren naar mevrouw Wijen-Nass.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik ga beginnen met het geweld tegen politieambtenaren. Het was weer eens ruim 12.000 keer raak: 12.543 keer, om precies te zijn. Dat zijn allemaal geweldsincidenten tegen de mannen en vrouwen die voor onze veiligheid opkomen. Dat is wat BBB betreft onacceptabel. Agressie tegen hulpverleners en politie kan gewoon niet. Uit respect voor hen moeten we dit soort tuig echt zwaarder gaan straffen. Daarom heeft mijn fractie al meerdere moties ingediend om een taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners in te voeren. Het duurt ons veel te lang. Mijn fractie wil deze wet nog graag behandelen voor het verkiezingsreces ingaat. Ik ben benieuwd hoe het staat met deze wet en of de minister mij hier een update van kan geven.

De voorzitter:

U heeft een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank aan mevrouw Wijen-Nass voor dit belangrijke punt. Daar kwam ik zelf niet meer aan toe, dus dan kan ik het zo nog even doen. Ik zal ook steun geven aan alle initiatieven die ervoor zorgen dat geweld tegen politieambtenaren wordt ingedamd. Vandaar de initiatiefwet van JA21 en de VVD, want het duurt ook ons te lang. Maar de minister heeft eerder ook gezegd met een wetsvoorstel te komen. Dat zou voor de zomer in consultatie gaan. Ik hoop dat dat is gebeurd. Maar ik heb nog iets wat ik aan mevrouw Wijen-Nass wil vragen. We hebben eind 2024 een WODC-rapport gekregen. In de stukken lees ik dat de eenduidige landelijke afspraken in 2026 worden aangepast en naar ons toe komen. Is mevrouw Wijen-Nass het met mij eens dat het allemaal rijkelijk lang duurt en dat wat we daadwerkelijk kunnen doen, namelijk het aanscherpen van de eenduidige landelijke afspraken, echt in een versnelling zou moeten?

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ja, zeker. Dat ben ik helemaal met mevrouw Michon-Derkzen eens. Het moet zeker veel sneller. Het duurt allemaal veel te lang. Dat zei ik net ook. Ik ben heel benieuwd naar de beantwoording van de minister op dit punt.

Dan kom ik nu bij mijn volgende punt, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Ja, gaat u verder.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Mijn volgende punt gaat over de herdenking van 4 mei. Dat is een moment dat in het teken hoort te staan van respect, stilte en waardigheid. Mijn fractie schaamt zich er diep voor dat de sfeer op sommige plekken volledig is verziekt. Dat mensen het op zo'n dag, op zo'n moment, überhaupt nodig vinden om de boel te verstoren of te escaleren is ziekelijk. Ik wil op deze plek de politie nog eens danken voor haar hele belangrijke rol bij het in goede banen leiden van herdenkingen. Ze staan er natuurlijk ook vaak voor garant dat demonstraties veilig verlopen. Maar ook bij herdenkingen hebben zij een hele belangrijke rol.

Meneer de voorzitter. Ik ben wel verontwaardigd over de manier waarop we omgaan met mensen die juist proberen zo'n herdenking wel waardig te houden, die opstaan als anderen over de schreef gaan. Ik heb het hier over Marco Kroon. Dat is een man die handelde uit betrokkenheid, ter bescherming van een herdenking die ons allemaal na aan het hart gaat. Wat gebeurt er vervolgens? Hij wordt niet bedankt, maar hij mag zich melden voor een verhoor, omdat demonstranten aangifte hebben gedaan. Wat BBB betreft is dat werkelijk de wereld op zijn kop. Daarom wil ik de minister vragen wat hij daarvan vindt. Vindt hij het ook buiten proportie dat die zaak überhaupt in behandeling wordt genomen? Mocht het zover komen dat er daadwerkelijk vervolgstappen worden ondernomen tegen de heer Kroon, is hij dan bereid om gebruik te maken van zijn bijzondere bevoegdheid om die zaak te stoppen?

Dan nog een laatste punt, meneer de voorzitter. Ik heb daar plenair een debat over aangevraagd, maar daar was op dat moment geen meerderheid voor, dus ik vraag de minister hier langs deze weg aandacht voor. Het gaat om het volgende. Landelijk gezien stijgt de algemene acceptatie van lhbti+-personen, maar in Amsterdam, onze hoofdstad, dé stad die internationaal symbool zou moeten staan voor vrijheid en diversiteit, zien we het tegenovergestelde gebeuren. De cijfers zijn ronduit schokkend. Nog maar 43% van de Amsterdamse jongeren zegt homoseksualiteit te accepteren. Als we inzoomen op specifieke delen van de stad, zoals Amsterdam Nieuw-West, zien we dat er zelfs een school is waar dat is weggezakt naar nog maar 9%. Dat is niet zorgelijk; dat is onacceptabel. Ik ben heel benieuwd hoe de minister van Justitie en Veiligheid gaat optreden tegen strafbare overtredingen op dit punt. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat geweld tegen deze personen keihard wordt aangepakt?

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Hij wil graag een schorsing van twintig minuten. Hartstikke goed.

De voorzitter:

Goed. Het is 15:35 uur en daarom heropen ik dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid over de politie. We zijn aangekomen bij de eerste termijn van de zijde van het kabinet, in de hoedanigheid van de minister. Ik geef hem graag het woord, allereerst voor een introductie; daarna doen we dan de interrupties en de verdere beantwoording van de vragen. Het woord is aan de minister.

Minister Van Weel:

Dank, voorzitter. Naar het zich laat aanzien — maar niks is zeker in deze tijden — is dit mijn laatste debat voor het reces. Ik ben blij dat het gaat over de politie, een organisatie waarvan ik weet dat we die allemaal een warm hart toedragen. Ik zal heel kort een inleiding houden en daar meteen de financiën bij pakken. Dat wordt dus één blokje. Daarna ga ik in op personeel, taakuitvoering en andere belangrijke zaken. Zo zal ik daar met u doorheen gaan.

Laat ik beginnen met de NAVO-top. Ik ben blij dat ik na het WGO dat ik gisteren met een aantal van u mocht hebben, vandaag nog een keer in de gelegenheid ben om de tienduizenden mensen, waaronder 27.000 politieagenten, die hebben bijgedragen aan het succes van deze top, ontzettend te bedanken. Het is een top waarvoor rekening werd gehouden met het ergste, met allerlei scenario's en zaken die mis konden gaan, met tekorten elders in het land, maar uiteindelijk hebben we gezien dat we een vreedzame, rustige, veilige top hebben gehad, met lof van eigenlijk iedereen, niet in de laatste plaats van de andere wereldleiders die aanwezig waren. Vele NAVO-toppen bezocht hebbende kan ik u vertellen dat slechte koffie al de oorzaak kan zijn van een deal die het niet redt. Ook bijvoorbeeld een gebrek aan toiletten of toiletten die overstromen — ik ben ook op een COP geweest in Sharm el-Sheikh — kunnen een akkoord drastisch onder druk zetten. Van dat alles was hier geen sprake. Het was veilig en gastvrij en ik denk dat het een enorm succes is voor Nederland, ook op de inhoud. Dank dus voor uw complimenten, die ik meteen weer doorgeleid.

Dan het minder goede nieuws. Ik heb u in het halfjaarbericht politie meegenomen in het tekort dat bij de politie is ontstaan. Ik ben blij, zeg ik hier in alle eerlijkheid, dat we nu inzicht hebben in wat er mis is met de politiebegroting. We wisten allemaal dat er meerjarige exploitatietekorten te zien waren op die begroting en dat we dat alleen maar konden laten lopen vanwege de onderbezetting in de politieorganisatie. Dat gaf financiële lucht om deze situatie te tolereren. Die tijden zijn voorbij. Daar zit ook een stuk goed nieuws aan vast, namelijk dat de vulling van de politieorganisatie goed loopt. De Politieacademie zit vol. Daar kom ik zo meteen nog op terug. Zoals mevrouw Michon al memoreerde, zijn we, ondanks de pensioengolf die we nu al meemaken, in staat om de organisatie te laten groeien, in lijn met wat u allen van ons en de politie heeft gevraagd.

Maar dat noopt ons er wel toe om te komen tot het meerjarig sluitend maken van die begroting. Laat ik vooropstellen dat het meerjarig sluitend maken van een begroting geen bezuiniging is. Mevrouw Michon memoreerde het al: we zijn in de afgelopen jaren van 5,5 miljard naar meer dan 5,8 miljard gegaan. In principe moet elke organisatie, ook die van mij, het ministerie, haar taken uitvoeren binnen de beschikbare budgetten. Het probleem was dat dit de politie niet lukte. Dat hebben ze niet gedaan. Op een aantal vlakken liepen de kostenoverschrijdingen drastisch uit de klauwen. Een daarvan betreft de IV-projecten. Daar is separaat onderzoek naar gedaan door EY. Daar zijn drastische ingrepen verricht. Dat is onderdeel van het van 900 miljoen naar 300 miljoen brengen; zo is die enorm stijgende curve, die uiteindelijk al het andere verdringt, omgebogen.

Het is dus niet zo, zeg ik tegen de heer Van Nispen, dat we niks doen aan de problemen die zijn geconstateerd. Datgene wat je vanuit beheersverantwoordelijkheid moet doen, hebben we aangepakt. Denk daarbij aan het ombuigen van kostenoverschrijdingen, het terugbrengen van de bezetting naar de formatie, het op orde brengen van het formatiehuis, dus mensen met een goede schaal op de goede positie zetten en niet te hoog zetten, en het repareren van de zaken die nooit goed waren ingecalculeerd. Ook waren er wel voorzieningen, arbeidsvoorwaardelijk, ten aanzien van PTSS of anderszins, toegezegd — die toezeggingen werden ook nagekomen — maar daarvoor was er nooit geld bij gekomen. Dat soort zaken worden nu allemaal aangepakt. Als je dan uiteindelijk de minder pijnlijke maatregelen neemt, als je alle beheersmaatregelen neemt, als je de technische ruimte pakt die je nu eenmaal hebt in de wijze van begroten, dan resteert een problematiek die oploopt naar 300 miljoen.

Wat gaan we daar nou mee doen? We weten het nu pas sinds kort. U heeft die brief van mij gekregen vrij kort nadat ik het LOVP voor de eerste keer heb ingelicht over de staat. Ik moet komen met een sluitende begroting voor 2026, dus ik moet nu iets doen. Gelukkig is de problematiek die resteert voor 2026 overzichtelijk; niks is pijnloos, zeg ik erbij, maar het is overzichtelijk. Ik kan er invulling aan geven zonder dat het aan de operationele slagkracht raakt. Dat is wat ik heb gezegd en daar sta ik voor. Ik heb niet gezegd dat we niet aan de knoppen van personeel of anderszins gaan zitten. Dat kan niet, want er zijn maar een aantal knoppen in de organisatie. Maar "personeel" kan ook bestaan uit ondersteuning, uit bedrijfsvoering. De korpschef gaf een voorbeeld en zei: er zijn functies die normaal gesproken bedoeld waren voor agenten om kentekens na te zoeken, maar dat kunnen ze nu op hun mobiel. Het betekent dus ook dat we op een slimmere manier kijken naar de formatie: welke formatie hadden we en wat zit daar voor lucht in? Je raakt je operationele slagkracht niet als je dat zo doet. Die slagkracht kun je in stand houden. Je kunt je basisteams en je recherchecapaciteit in stand houden en laten groeien en, last but not least, we kunnen de instroom in stand houden. Dat is namelijk heel belangrijk. Als je dat niet doet als organisatie, ben je weg op de arbeidsmarkt. Dan ben je je betrouwbaarheid kwijt, creëer je langjarige gaten in de organisatie en loopt het mis in de opleiding. Dat zijn dus de zaken waarvan de korpschef heeft gezegd — en ik volg haar daarin — dat ze daar niet aan wil komen. Dat noemen we nu de taboes, om het zo maar te zeggen, voor de invulling van de begroting voor 2026.

Maar daarmee heb je geen 300 miljoen gevonden. Dat is de reden dat we de knip hebben gemaakt. We komen voor 2026 met een begroting waarbij de operationele slagkracht in stand blijft en zelfs nog kan groeien, conform projectie, maar dan houden we wel een restopgave over waarover we met de gezagen in overleg willen. Als we daar keuzes in moeten maken — en ja, dat zijn geen makkelijke keuzes meer, want de makkelijke keuzes zijn al gemaakt in aanloop naar de resterende problematiek — moeten we dat gezamenlijk doen. Daar komen we ook met uw Kamer over te praten, nog dit najaar, dan wel begin volgend jaar, op het moment dat we scherper in beeld hebben aan welke knoppen we nog kunnen draaien.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat levert enkele vragen op. Allereerst is het woord aan mevrouw Van der Werf. We doen maximaal drie interrupties per persoon, als ze puntig zijn, want anders lopen we echt uit de tijd.

Mevrouw Van der Werf (D66):

De minister zegt dat hij de operationele slagkracht bedoelt en dat hij dus niet gaat snijden in het huidige bestand van mensen, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je dan niet snijdt in de werkdruk. We weten dat de Wet seksuele misdrijven, om maar een voorbeeld te noemen, meer werk oplevert. Dan gaan we dus wel merken dat mensen minder goed geholpen kunnen worden. Dat is precies wat ik in mijn inbreng bedoelde met kwantiteit en kwaliteit. Kan de minister daar een eerlijke reflectie op geven? Wat gaat dit dan betekenen?

Minister Van Weel:

Met operationele slagkracht bedoel ik dat we de basisteams, de gebiedsgebonden politie en de opsporings- of recherchecapaciteit, die daadwerkelijk bijdragen aan de zichtbaarheid en de nabijheid van de politie, aan het oplossen van strafrechtzaken — daar vallen ook zedenrechercheurs onder, dus dat betreft ook de opvolging van de Wsm — in stand houden. Dat betekent dat je op sommige andere vlakken, ook in 2026 al, moet gaan kijken waar het minder kan. Dat kan bijvoorbeeld door te kijken naar de overbezetting bij niet-operationele functies, waarvan al jaren sprake is. Vanuit beheersmatig oogpunt is het vreemd dat een organisatie al jaren een bepaalde formatie heeft, maar meer mensen inzet. Dat is geen adequaat beheer. Maar bij het schrappen van niet-operationele functies kunnen we bijvoorbeeld wel zeggen: hier zitten toevallig twee digitale whizzkids, die ontzettend bijdragen aan het terugdringen van de digitale criminaliteit; die willen we niet missen. Maar als we in de bedrijfsvoering op de niet-operationele sterkte kunnen bezuinigen, dan gaan we dat wel doen. Ik zie niet zozeer hoe de dienstverlening daarmee in het gedrang komt.

We kijken nu op een hele kritische manier naar de formatie van de organisatie. We kijken bijvoorbeeld naar de functies die zijn komen te vervallen of die niet meer zo worden ingevuld als vroeger. Misschien kunnen we ook in de ondersteuning van de bedrijfsvoering dingen slimmer aanpakken. Dat is het soort maatregelen waar in eerste instantie naar wordt gekeken. Het kan dus zo zijn dat de bezetting daar lager wordt, voor bepaalde werksoorten, maar dat geldt dus niet voor de werksoorten die raken aan de operationele slagkracht.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dit is wel een antwoord, maar eigenlijk geen antwoord op mijn vraag. Vanochtend werd er ook, onder andere door de NPB, heel duidelijk gezegd: je kan natuurlijk nooit garanderen dat zo'n bezuiniging op de werkvloer, op functies van mensen die niet direct de straat opgaan, niet raakt aan dat werk. Als er minder mensen achter de balie staan of als er minder mensen zijn die andersoortig werk doen waarmee ze blauw op straat ondersteunen, raakt dat natuurlijk wel degelijk aan de kwaliteit van het politiewerk en dan gaan mensen dat ook merken. De zedenrecherche bijvoorbeeld is al jaren niet op peil geweest. Het is fijn dat de mensen die daar nu zitten, behouden kunnen blijven, maar eigenlijk zegt de Kamer al heel lang: er zouden er meer bij moeten komen om de werklast überhaupt draaglijk te kunnen houden. Wat gaat de minister nou doen om ervoor te zorgen dat wij als Nederlanders de kwaliteit van het politiewerk kunnen behouden?

Minister Van Weel:

Er zitten keuzes in deze slag, waarin we de tering naar de nering zetten, om het zo maar even te noemen, waarin we de uitgaven van de politie terugbrengen tot binnen het kader van de inkomsten die zij jaarlijks krijgt. Als Kamer en als minister zijn wij er verantwoordelijk voor om te zorgen dat organisaties dat doen. Binnen de keuzes die er zijn voor 2026 — ik zal voor u inzichtelijk maken hoe die worden gemaakt, want dat stelt u in staat om uiteindelijk een oordeel te vellen over de begroting en over de vraag of ik de woorden die ik hier uitspreek, gestand doe — zijn voor mij kwaliteit, zichtbaarheid, nabijheid en de basisteams de leidraden om die keuzes te maken. Ik kan niet zeggen dat er geen functie van afgaat, dat er geen politiebureau dichtgaat en dat we ergens geld zullen vinden. Die exercitie is al gedaan om van 800 miljoen naar 300 miljoen te gaan. Het resterende bedrag voor 2026 vinden op een begroting van 8 miljard plus gaat echt lukken zonder dat door de buitenwereld gevoeld wordt dat de dienstverlening van de politie minder wordt; dat geloof ik. Ik kan u niet garanderen dat er geen functie niet bezet wordt onder dit regime, maar de operationele slagkracht blijft en daar gaat het om. Bij de zedenrechercheurs kan de groei voorlopig gewoon doorgaan zoals we die hadden voorzien.

De voorzitter:

Dank. Voor nu voldoende zo, mevrouw Van der Werf? Ja, zie ik. Mevrouw Michon-Derkzen stak als eerste daarna haar vinger op.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik wilde nog even terugkomen op de tekorten die nu duidelijk zijn geworden en de reactie van de minister daarop. Even een inkijkje. Is de minister zich niet helemaal rot geschrokken? Bij de voorbereiding van mijn debatten kijk ik altijd even debatten terug. Niet voor niets hebben we al vanaf het moment van de begrotingsbehandeling, met mijn motie over de doorlichting, de wens geuit om meer inzicht te krijgen, omdat je aan je water voelt dat het niet echt lekker gaat daar; we hebben er weinig zicht op. Bij het commissiedebat in april was het EY-rapport net openbaar geworden en toen schrokken we ons rot van de tekorten op IV. Als je alles opstapelt, is het nu bij elkaar dus 800 miljoen. Ik ben benieuwd wat de reactie van de minister was. Heeft hij als beheerder — want dat lijkt me zo ongemakkelijk eraan — ook niet gedacht: "Moet ik mijn beheerdersrol misschien anders of steviger invullen? Wat overkomt mij nu?" Kan de minister daar iets meer over zeggen, ook om ons comfort te geven, zodat we dit over een tijdje niet weer hebben?

Minister Van Weel:

Het feit dat boo, de basis op orde, een gekende afkorting is in de politieorganisatie en dat iedereen daarmee te maken heeft, gaf mij al bij aantreden aan dat de basis niet op orde was, dat daar een probleem zat. Daar hebben we het ook over gehad, ook in die eerste debatten. Dat ongemak had ik dus wel. Bij het optillen van de tegel kwam daar uiteindelijk maar liefst ruim 800 miljoen onder vandaan, zoals u zegt, en daar ben ik enorm van geschrokken. Enorm.

Wat heb ik in dit traject gedaan? Ik prijs de korpschef, want zij heeft gezegd: ik wil hier wat aan doen en dat ga ik in alle transparantie doen; we zullen moeten gaan ombuigen, want zo gaat het niet verder. Zij heeft ook het EY-rapport in gang gezet, wat uiteindelijk, hoe pijnlijk ook, heeft blootgelegd welke structurele problemen er zaten in het IT-beheer en de projecten van de politie. Daar prijs ik haar voor.

Tegelijkertijd heb ik gezegd: dan wil ik ook vol comfort hebben over alles wat er aan cijfers naar boven komt. Ik heb de directie Financieel-Economische Zaken van het ministerie dus laten meekijken, als een zijlicht, bij alles waar de taskforce meekwam. Dat heeft mij comfort gegeven ten aanzien van de bedragen die daar uit zijn gekomen. Vinden wij die bedragen net zo hard als de politie of kunnen we daar iets aan afdoen? Zijn dat bedragen die onvermijdelijk zijn of kunnen daar nog keuzes in gemaakt worden? We hebben dus geholpen in zowel het valideren van de omvang, als het kijken naar wat je financieel-technisch of met keuzes zou kunnen doen om het tekort kleiner te maken. Ik denk dat dat heeft bijgedragen aan het terugbrengen van die 800 miljoen naar 300 miljoen.

Ik ben niet voornemens om dat concept snel los te laten, want in de aanloop naar de keuzes die we volgend jaar moeten gaan maken, zal ik behoefte houden aan dat extra comfort. Ik denk ook dat de politie geholpen is met een zijlicht bij de keuzes die in kaart moeten worden gebracht. Ik denk dat de doorlichting waar u zo lang om heeft gevraagd er nu ligt en dat die transparantie goed is. Die zal de Kamer de komende jaren beter in staat stellen om te kijken wat de impact van de keuzes is: als ik hier nu geld in steek, verdwijnt dat dan in een zwart gat of zie ik daar daadwerkelijk output voor terug?

Ik denk dat de politie en de regioburgemeesters daarvoor wel iets terug zullen vragen, namelijk: kunt u vanuit Den Haag dan ook zo min mogelijk gelabeld geld voor specifieke taakjes geven? Dat maakt het namelijk weer moeilijk voor de gezagen in de organisatie om dat in stand te houden. Het is een gezamenlijke queeste van meer inzicht versus kijken waar we kunnen ontschotten en hoe we de politie kunnen helpen om het beheer makkelijker te maken. Daar wil ik graag samen met u, de politie en de gezagen een ronde in maken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Michon-Derkzen, met haar tweede interruptie.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, ik heb een vervolgvraag. We hoorden het vanochtend ook: de politieorganisatie is een sui-generisorganisatie. Dat is een soort specialis. De minister is verantwoordelijk voor het beheer. Wij hebben als parlementariërs het budgetrecht. Zo eenvoudig is het leven ook, ongeacht hoe de clip eruitziet. Met de informatie die we nu hebben vind ik het te mager — dat wil ik wel gezegd hebben — dat de minister zegt dat we daar samen de goede keuzes in gaan maken, met alle respect voor wat er nu gebeurt binnen de politie; dat wil ik ook gezegd hebben. Richting het debat dat we in het najaar zullen hebben, waarin we wat meerjarig vooruitkijken, moeten we specifieker weten hoe het zit. Neem een heel simpel voorbeeld als de huisvesting: wat levert bij wijze van spreken bureau X of bureau Y op? Het concept, het alternatief, moet er dan gelijk naast staan. Wat de minister net als queeste aanhaalde, moet er gelijk mee oplopen. Daar ontbreekt het vaak aan. Ik wil de minister ook uitnodigen om nog een concretiseringsslag van de politie te vragen voor de informatie die we vandaag hebben gekregen, ten behoeve van het debat in het najaar.

Minister Van Weel:

Dat wil ik zeker doen. We leven toe naar een debat in het najaar. Ook daarin moet een balans worden gevonden tussen als Kamer sturen op de verwarmingskosten in Westerwolde en de vraag welke huisvestingstaakstelling we meegeven aan de politie. We zullen ergens de balans moeten vinden tussen het werkbaar houden voor de organisatie, sui generis of niet, om zelf het dagelijks beheer te kunnen doen enerzijds en de politieke keuzes die we maken en de vraag of we comfort hebben bij het beheer anderzijds. Dat het comfort bij het beheer zoals het was een knauw heeft gekregen, moge duidelijk zijn. Op dat vlak zullen we dus aan vertrouwen moeten gaan werken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dat was voldoende hierover. Er zijn veel vragen. De heer Van Nispen was nu als eerste.

De heer Van Nispen (SP):

Toch even over dat bedrag voor het jaar 2026, want daarna … Die 300 miljoen zal mogelijk ingrijpende keuzes vergen. Het kan betekenen dat er geld bij moet, maar het kan ook iets anders zijn, afhankelijk van de politieke meerderheid. De minister zei: voor 2026 is het overzichtelijk, zonder af te doen aan de formatie; de operationele slagkracht blijft in stand en we kunnen ook de instroom bij de politie in stand houden. Dat is allemaal taboe verklaard. Dat klinkt toch een beetje als: dat gaat dus geen pijn doen. Tegelijkertijd hoorden wij vanmorgen dat het uitgesloten is dat de politieorganisatie dit zelf gaat ophoesten en dat het geen pijn doet, want natuurlijk doet het wel ergens pijn. Ik ga de minister dus toch vragen waar dit dan pijn gaat doen. Zegt hij hiermee nou dat er vanuit hem geen extra geld komt en dat de politie die 43 miljoen op de een of andere manier toch maar zelf moet ophoesten, uit de eigen begroting?

Minister Van Weel:

Ik heb ook geen ander geld. Ik moet het ministerie en een hoop andere uitvoeringsorganisaties draaiende houden. We hebben grote tekorten bij de DJI, zoals u weet. Als u kijkt naar de totale Justitiebegroting, zult u zien dat er niemand is die mij aan het einde van het jaar geld teruggeeft en zegt: dank, ik hoef volgend jaar minder. Ook voor mij als ultieme eindbeheerder geldt dat ik het moet doen met het geld dat mij is toevertrouwd. Deels de tering naar de nering zetten, is iets wat we van alle organisaties verlangen. Ik zou een gezonde politieorganisatie achter willen laten, met visie, die binnen haar jasje in staat is om het werk uit te voeren dat we van de politie vragen. Als je in een formatie of in de toekomst meer geld aan die organisatie geeft, moet je weten dat dat meteen gaat zitten in meer output en slagkracht. Die gezondheidsswitch wil ik maken. Zoals ik zei, ga je niet niks merken van de ingrepen die nu gedaan zijn of die in 2026 gedaan worden. Maar er zal niemand ontslagen worden, er zijn geen consequenties voor de rechtspositie van de mensen die er zitten, het zal geen consequenties hebben voor de gebiedsgebonden politie, noch voor de opsporing.

Ja, we gaan bijvoorbeeld de niet-operationele sterkte, de overbezetting, afbouwen. Eigenlijk is dat gezond, zoals ik al zei, maar zelfs daarbij gaan we kijken of we daarbinnen kunnen differentiëren tussen mensen die wel degelijk meer raakvlakken hebben met de operationele output versus mensen die op overbezetting zitten in de bedrijfsvoering. Ook gaan we kijken of we processen slimmer kunnen inrichten. Die hele slag gaan we maken. Ik kan geen geld vinden zonder te bezuinigen op ofwel bedrijfsvoering, ofwel arbeidsvoorwaarden, ofwel personeel, ofwel materieel. Dat zijn de enige draaiknoppen die er zijn. Maar daarbinnen heb ik gezegd hoe ik het ga doen, waarbij ik de operationele slagkracht in stand houd.

De heer Van Nispen (SP):

Of je dit nu "het meerjarig sluitend maken van de begroting" of "het ombuigen van de kostenoverschrijding" of "het terugbrengen van de formatie" noemt, in gewonemensentaal is het een bezuiniging. Dat is het begrotingstechnisch misschien niet, maar in gewonemensentaal wel; zo zal het ook gevoeld worden door politieagenten. Dit voelt gewoon als een bezuiniging op de politie, ondanks alle verkiezingsbeloftes uit vorige verkiezingsprogramma's en ondanks alles wat iedereen nu weer opschrijft in de programma's. Nou ja, dat weet ik nog niet, maar dat voorspel ik. Is het niet buitengewoon pijnlijk en ook slecht voor het vertrouwen dat er nu, in deze demissionaire periode, toch een begin wordt gemaakt met bezuinigingen op de politie, die gewoon gevoeld gaan worden op de werkvloer? Daarna werken die natuurlijk ook door in hoe mensen het voelen, als er geen mensen zijn die opsporingshandelingen verrichten in zaken waarvan aangifte is gedaan et cetera. Dit is toch buitengewoon onhandig en vervelend? Waarom kunnen we als Tweede Kamer de minister dan niet het mandaat geven om wel op zoek te gaan naar dat extra geld? Dan kunnen we die bezuinigingen nu in ieder geval voorkomen en een pas op de plaats maken, niet alleen met het sluiten van bureaus, zoals we hebben afgesproken, maar ook met deze bezuinigingen, die kennelijk voor het begrotingsjaar 2026 doorgevoerd gaan worden.

Minister Van Weel:

Ik druk toch even terug op het woord "bezuinigingen". Zo zou dat in uw eigen huishoudboekje ook niet werken. Als u elke maand te veel geld uitgeeft, meer dan u binnenkrijgt, en er tegen u gezegd wordt "meneer Van Nispen, het wordt nu tijd dat u gaat uitgeven wat u binnenkrijgt elke maand", zegt u ook niet: kom op zeg, ik ga niet bezuinigen! De toonzetting moet net anders zijn.

De politiebegroting is enorm gegroeid de afgelopen jaren en die zal ook verder doorgroeien, conform de investeringen die we hebben gedaan overeenkomstig het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. We zien echter dat het, door de oplopende overschrijdingen binnen de politie en door de toenemende vullingsgraad, gaat knellen binnen het jasje van de politie. Dan kun je zeggen: jeetje, het knelt; het jasje moet meteen groter. Ik zeg niet dat ik daar op zich tegen ben, maar ik zou toch eerst zeker willen stellen dat als het jasje groter wordt, de persoon die erin past niet ook verder doorgroeit. Ik zou structurele maatregelen willen om te zorgen dat extra input ook extra output is, en dat er niet steeds inherent stijgende kostensoorten zijn, zoals de IV er een is geweest de afgelopen tijd. Ik zou zeker willen stellen dat dat opgelost is. Ik ben het dus met u eens, maar ik verzet me een klein beetje tegen het frame dat er nu iets afgehaald wordt, terwijl de hoeveelheid geld die de politie krijgt, gelijk blijft of stijgt.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Meneer Van Nispen, is dat voldoende op dit punt? U heeft nog één interruptie over; ik snap het. Even kijken. Dan is mevrouw Mutluer aan de beurt.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp heel goed dat een organisatie opnieuw naar de inrichting kijkt en die checkt, transparant is over de besteding en voorstellen doet om het geld effectiever in te zetten. Laat ik dat vooropstellen.

Aan de andere kant hoor ik nog steeds de woorden van de regioburgemeester, die in het gesprek dat we vanochtend hadden, zei: je kunt wel stellen dat je niet bezuinigt op de operationele slagkracht, maar op het moment dat je de niet-operationele slagkracht vermindert of daar goed naar kijkt, ook financieel gezien, en daar allerlei voorstellen voor doet, gaat dat, omdat die mensen ten dienste staan van het apparaat, uiteindelijk toch het apparaat en de politiemensen raken. Dat vind ik een heel terechte constatering en ik kan dat dus niet weerleggen zolang ik niet concreet weet met welke suggesties en voorstellen men zal komen en wat daarvan de neveneffecten kunnen zijn.

Mijn concrete vraag en suggestie was dan ook: kunnen we nu niet pas op de plaats maken? Kunnen we niet beter de druk van de ketel halen door die 170 miljoen euro voor de politie die bij hoofdlijnenakkoord ter beschikking zijn gesteld nu deels in te zetten voor dat tekort van 43 miljoen in 2026? Dan hebben ze in ieder geval de tijd en de ruimte om het zorgvuldig te doen. De Kamer heeft budgetrecht en dit geeft ze de tijd om ons te laten zien waarom welke keuzes er worden gemaakt en welke effecten men daarvan verwacht. Daar heb ik namelijk behoefte aan.

Voorzitter, het probleem is wel dat het tweeminutendebat mogelijk deze week niet plaatsvindt en ik daardoor dus ook geen mogelijkheid heb om met een meerderheid de minister aan te sturen. Ik wil daarom dat hij hier serieus antwoord op geeft.

Minister Van Weel:

Dat zal ik doen. Ik wilde ook nog terugkomen op de suggestie van de HLA-gelden, want de regioburgemeesters hebben mij dat ook gesuggereerd. Ik moet de verwachtingen wel temperen, want die middelen zitten niet in mijn achterzak. Die staan op de politiebegroting! Die worden onder andere gebruikt voor de PTSS-kosten van 45 miljoen, die niet gedekt waren door het vorige kabinet. Er gaat verder een enorm bedrag naar digitale opsporing en daarover hebben we allemaal, ook de gezagen zelf, de regioburgemeesters, gezegd dat we daar enorm achterlopen. We zien hier een enorme groei en we kunnen het niet meer behappen.

Ik heb al die posten tegen het licht gehouden. Ik kan u nog wel vertellen dat er één post is die ik bereid ben over te hevelen. Dat is een post die mij zelf aan het hart gaat, omdat ik daarin geloof. Maar ik ben bereid om die vanwege het algemeen belang toch over te hevelen naar de resterende problematiek. Die post is het extra innovatiegeld uit het regeerprogramma. Het gaat dan om 10 miljoen in 2026 en 15 miljoen in 2027. Ik geloof in de toekomst van AI, quantum, onbemande systemen et cetera. Ik wilde hiermee een impuls geven aan de doorontwikkeling daarvan, omdat ik denk dat het een essentieel onderdeel is van de toekomst. Maar alles afwegende is het hemd nu nader dan de rok. Ik ben daarom bereid om in 2026 en 2027 af te zien van dat geld, maar meer ruimte is er niet binnen de HLA-gelden. Het staat allemaal op de politiebegroting en dat deelt de korpschef ook.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Mutluer nog een keer op dit punt? Nee. Dan de heer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Ik wilde toch even terug naar de vragen die de vorige leden hebben gesteld. Noem het dan maar niet "bezuinigingen" maar "ombuigingen", want dat kan volgens mij ook. De minister schetst dat zijn ministerie, zijn mensen, ook hebben meegekeken en dan rijst bij mij de vraag of er discussie is geweest met de korpsleiding over wat wel en wat niet.

Minister Van Weel:

Dat waren hele interessante meetings, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Aardema. In die zin heeft het zijlicht ook wel zijn nut bewezen. Er is bijvoorbeeld gekeken naar de facturenfrictieruimte en hoe de politie daarmee omgaat. De experts van het ministerie zeiden: wat kun je hanteren als frictieruimte? Je hebt immers altijd vacatures, omdat mensen van de ene naar de andere positie gaan. Dat levert geld op.

Dat is een van de voorbeelden waarbij de input van het ministerie en alle discussies hebben geleid tot het kunnen reduceren van de financiële problematiek, zonder dat dat pijn doet in de organisatie. Dat lukte dus door te zeggen: uit rijksbrede ervaring is gebleken dat dit de manier is om met het ramen van de bezettingsgraad en de frictie om te gaan.

Zo zijn er meer discussies geweest. Er is ook een aantal keer doorgevraagd: hoe hard is deze afspraak, nou? Staat dit echt in de cao's? Hoe diep zit dat? Dat soort discussies heeft dat zijlicht opgeleverd. Maar uiteindelijk is iedereen het erover eens dat dit de plaat is en dat dit is wat je verantwoord aan technische maatregelen kunt nemen.

De voorzitter:

Dank. Dat zijn voor dit moment de vragen. De minister continueert.

Minister Van Weel:

Ik kijk nog even of ik onder het kopje financiën dingen ben vergeten. Dat is het geval, want de heer Van Nispen vroeg nog naar incidenteel geld. Hij deed dat omdat de bonden daar ook naar hebben gevraagd. Maar dat is dus geen oplossing voor deze problematiek. Het gaat namelijk om structureel oplopende problematiek, die uiteindelijk uitkomt op een "plateau". Dat is niet het woord, maar die 300 miljoen is dus wel waarop het stabiliseert. Het is een opgave die er ligt en die aangepakt gaat worden naar mate de organisatie meer gevuld raakt.

De heer Eerdmans vroeg naar de duurzaamheidseisen. Ze zouden in zo'n geval ook hoog op mijn verlanglijstje staan van dingen om te schappen, want het levert weinig op. Maar we hebben hier te maken met wettelijke verplichtingen om de CO2-uitstoot te reduceren. Ik wil er nog wel een keer naar kijken, maar in de regel houden we ons aan de wet. Dus als er echt geen uitvlucht mogelijk is, zitten we daar, vrees ik, aan vast.

De voorzitter:

De heer Eermans, heeft u een opmerking op dit punt? Nee? Oké.

Minister Van Weel:

Dan kom ik bij het kopje personeel en daar zit ook het onderwijs in.

Hoe zit het met de eenheden die zelf een academie of een onderwijsinstelling oprichten, vroeg mevrouw Michon-Derkzen. Alle breed-executieve politiemedewerkers volgen na hun instroom de Politieacademie. Dat weet u. De basispolitieopleiding en de opleiding voor specialistische inzet bevinden zich allemaal daar. In de functie is de vereiste opleiding vastgelegd en daar wordt dan ook aan vastgehouden. De academies en de opleidingen waar u, mevrouw Michon, het over heeft, zijn vaktechnische opleidingen die daarna spelen.

Los van de basispolitieopleidingen zijn er zogenoemde "veldacademies" in de eenheden. De Intel Academie en de opsporingsacademie dragen bijvoorbeeld kennis en vaardigheden uit hun eigen ervaring over aan agenten. Natuurlijk moeten ze elkaar aanvullen en moet je dubbelingen voorkomen. Als je vindt dat dingen in de basisopleiding thuishoren, moeten die niet in een veldacademie zitten. Die moeten naar die basisopleiding. Het is dus de bedoeling dat ze elkaar aanvullen. De certificering zit verder echt alleen bij de Politieacademie.

Ik ben zelf op bezoek geweest bij een veldacademie voor verborgen plaatsen in auto's. Het is enorm interessant om te zien wat voor expertise je kunt opbouwen in het onderkennen van een verborgen ruimte in een auto en hoe je die vervolgens open krijgt als je weet dat die er zit. Dat gebeurt door kortsluiting te maken op de carrosserie met de oplader van je telefoon. Daarna moet je drie keer drukken op het mistlampknopje en het handschoenenkastjes opendoen. En dan pas komt de verborgen ruimte aan het licht!

Dit is een voorbeeld van … Ik vertrouw dit publiek! Ik hoor zeggen dat er mensen meeluisteren, maar dit is dus een voorbeeld van de praktijkkennis van mensen die in een bepaalde niche heel veel kennis hebben opgedaan en dat breed delen met collega's. Ik ben daar ontzettend voor en dat hoeft van mij niet allemaal geconcentreerd te zijn in de Politieacademie.

De voorzitter:

Het leidt wél tot een vraag van Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat is wel dramatisch, maar niet zo dramatisch als al de geheimen die de minister hier prijsgeeft over het aanpakken van verborgen ruimtes.

Zonder gekheid. Ik wist niet dat die veldacademies zo heten, maar het gaat dus om eenheden die vakspecialistische kennis overbrengen. Die eenheden worden niet erkend door de Politieacademie. Althans, ze ploeteren om ervoor te zorgen — en dat is nog niet gelukt — dat ze via de Politieacademie een certificaat kunnen verstrekken aan de agenten die daar iets hebben geleerd. Dat dat gelukt zou zijn, is niet waar, want het zijn twee gescheiden trajecten. De Politieacademie werkt dus niet alleen niet goed samen met die regionale academies, maar ook niet met dat initiatief, dat nota bene vanuit de bonden is gekomen.

Het IVV is een club van de bonden en die club zorgt er dus voor dat agenten sneller opgeleid worden en door kunnen stromen. De IVV heeft heel specifieke opleidingen, bijvoorbeeld rijden met licht en optische geluiden. Het IVV werkt niet samen met de Politieacademie en daarom wil ik toch echt tegen de minister gezegd hebben dat hier sturing nodig is. Volgens mij willen we gewoon allemaal dat iedereen wordt gestimuleerd om zijn werk beter te doen door een opleiding te volgen. De Politieacademie moet daaraan bijdragen en hun niet het leven moeilijker maken.

Minister Van Weel:

Ik wil er graag in duiken, maar mijn beleving is niet dat de Politieacademie niet meewerkt. Het zijn gewoon, zoals ik al zei, twee verschillende beesten. Bij de een gaat het om het overdragen van praktijkkennis aan collega's. Daar hoeft van mij ook geen diploma met allerlei stempels aan vast te zitten. Certificering brengt strengere eisen met zich mee en geldt natuurlijk wel voor de basisopleidingen en de vaktechnische opleidingen die de academie geeft. Dat is mijn belevingswereld, maar als ik ernaast zit, kom ik graag bij u terug.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Weel:

Zie ik mogelijkheden om de Politieacademie uit te breiden om aan de instroomwensen te blijven voldoen? De Politieacademie zit op dit moment aan haar maximale capaciteit, maar dat geldt eigenlijk ook voor de absorptiecapaciteit van de politieorganisatie voor mensen die uit de academie komen. Die hebben weliswaar een fantastische opleiding gehad, maar ze moeten in de praktijk wel worden meegenomen door eenheden om uiteindelijk het vak in de vingers te krijgen.

Ik kan me dat zelf nog herinneren uit mijn operationele tijd bij de marine. Op papier waren wij een volledig gevuld schip, maar ondertussen was ik wel vijf collega's aan het opleiden. Op dat moment was ik de enige die volledig gekwalificeerd was om het werk te doen. Dat schiet niet op! De uitstroom uit de academie moet dus wel behapbaar zijn voor de eenheden die uiteindelijk die uitstroom moeten opnemen en die mensen verder moeten opleiden. Ik denk dat we daar op dit moment aan onze max zitten.

Mevrouw Mutluer vroeg naar de stage en de vooropleiding mbo: kunnen die beter aansluiten op de politieopleiding? Politiewerk is niet voor iedereen weggelegd. Het is zwaar werk dat veel van mensen vraagt. Iedereen moet daarom gewoon voldoen aan de aanstellingseisen om in te kunnen stromen. Dat is soms moeilijk als je op zoek bent naar personeel, maar uiteindelijk is de organisatie het meest gebaat bij het vasthouden aan de kwaliteitseisen. "Kwaliteit" moet ik het niet noemen, want het gaat om de aanstellingseisen die de organisatie stelt.

Onder anderen de heer Six Dijkstra vroeg om meer rechercheurs. Het belangrijkste wat hier gebeurd is, is dat de directe instroom in het vakgebied tactische opsporing van de recherche mogelijk wordt gemaakt. Dan hoef je dus niet meer vanuit de gebiedsgebonden politie door te stromen. Dat is een nieuwe route, die gaat zorgen dat we meer directe opsporingscapaciteit beschikbaar krijgen. Diverse eenheden zijn al gestart met een tijdelijk alternatief voor deze nieuwe instroomroute. Er blijkt daar veel animo te zijn om van buiten in te stromen. Ik kom ook op veel politiebureaus dit soort mensen tegen. Het zijn jonge, zeer gemotiveerde mensen die via zijinstroom echt tot het hart van de politieorganisatie komen en daar hun bijdrage leveren.

Mevrouw Van der Werf vroeg naar het tekort aan femicidespecialisten. We hebben het net al even gehad over de kwaliteitseisen die leidend zijn bij alle opgaven die we hebben. Het aantal specialisten met specifieke expertise, dat de afgelopen jaren is geworven, is wel toegenomen. Ik denk dat de vraag naar specialisten alleen maar verder zal toenemen. Wij nemen deze keuzes mee wanneer we de begroting voor 2026 opstellen en we nemen het ook mee naar het overleg dat wij samen aangaan.

"Kan iedere agent een opleiding krijgen voor het herkennen van femicide en huiselijk geweld?" Binnen de politie wordt geïnvesteerd in kennis, deskundigheid en bewustzijn, zowel in de basisopleiding als daarna.

In het verlengde van deze vraag vroeg mevrouw Mutluer ook nog of de 10 miljoen voor de aanpak van femicide voor die scholing kan worden gebruikt. Die middelen worden voor meerdere doelen ingezet. Ik zeg dat ook namens de staatssecretaris, die natuurlijk primair voor dit beleidsterrein verantwoordelijk is. De politie heeft al aangegeven dat met die 10 miljoen de bestaande scholings- en leermiddeleninstrumenten zullen worden verbeterd en doorontwikkeld.

De heer Boswijk is er nu niet, maar hij zal dit vast teruglezen. Hij vroeg of er nog een reactie komt op zijn initiatiefnota. Ik werk op dit moment, ook met de andere betrokken bewindspersonen, aan die kabinetsreactie. Daarbij houden we rekening met de werkgeversverantwoordelijkheid en het feit dat elke beroepsgroep uniek is. Het zijn niet allemaal gelijke beestjes. De aanpak moet dus passen bij de betreffende doelgroep. Ik ben bang dat ik het niet red om deze week met die reactie te komen. De heer Boswijk vroeg daarnaar en ik kan hem zeggen dat ik spoedig na de zomer en ruim voor het verkiezingsreces zal komen met een reactie op die initiatiefnota over PTSS.

De heer Boswijk merkte op dat er nog geen geld is gereserveerd voor PTSS. Dat is inderdaad een van de punten die bij de doorlichting naar boven zijn gekomen. Voor de politie zit dat nu dus in het oplossingenpakket. Bij de politie is dus geen gebrek aan geld, maar voor de brandweer verwijs ik de heer Boswijk door naar collega Struycken, die daar inmiddels voor verantwoordelijk is. Hij zal daarover met u het debat aangaan.

Dat brengt mij bij het kopje uitvoering, voorzitter. Ik zeg u er ter geruststelling maar gelijk bij dat de blokjes steeds dunner worden.

Hoe kunnen we focussen op de kerntaken? Dit is een vraag van Michon-Derkzen die mij absoluut ontzettend bezighoudt. Ik zat vanmorgen nog in het Veiligheidsberaad met de VNG en anderen en de minister van Binnenlandse Zaken. Daar hebben we het onder andere weer gehad over verward gedrag en waar de verantwoordelijkheid ligt. Het doet mij goed om te merken dat er steeds minder wordt gesproken over en gekeken naar de politie, maar veel meer naar de gzz en zorginstellingen als het gaat om deze problematiek. Dat is precies hoe het zou moeten zijn; ik denk dat wij dat hier allemaal delen. Per 1 januari zijn ook de taken op het gebied van identificatie en registratie in het kader van asiel overgeheveld. Ook die liggen niet meer bij de politie. Zo hoop ik dat er meer domeinen zijn waar we kunnen kijken naar de focus van de politie op de kerntaken. Publiek-private samenwerking bij winkeldiefstal is er ook één. Op dit moment zijn we in overleg met de sector. Ik hoop spoedig na de zomer een voorstel daarover, gedragen door zowel de publieke als private sector, aan de Kamer te kunnen doen toekomen. Ook de herziening van het boa-bestel gaat, denk ik, een bijdrage leveren aan wat de politie wel en niet hoeft te doen.

Laat ik dan meteen zeggen tegen de heer Aardema: vanuit die optiek wil ik niet al een toezegging doen over het behoud van 144 bij de politie. De korpschef werkt op dit moment aan voorstellen. In het kader van de kerntaken is dit een veld waarvan zij bekijkt of dat wel per se bij de politie moet of dat er ook andere organisaties meer en beter toegerust zijn, waar niet die specifieke politiekennis nodig is om 144 overeind te houden. Ik kan er nog niks conclusiefs over zeggen. Daar komen we na de zomer nog op terug. Eerst komt de korpschef bij mij terug, en dan ik bij u.

De voorzitter:

Dat leidt tot een reactie van de heer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Ik heb mijn argumenten genoemd over de praktische uitvoering van 144. Uiteindelijk komt het dan toch weer op het bordje van de politie. Maar goed, we wachten de ontwikkelingen even af.

Maar met de vorige woorden van de minister triggerde hij me toch even. Er is namelijk ook nog iets als korpscheftaken. Dan kom je weer terug bij de uitwisseling van de stewards van voetbalclubs. Ik hoorde dat dat nog steeds niet goed gaat. Kunt u daar iets meer over zeggen?

Minister Van Weel:

Daar overvalt u mij nu een beetje mee. Ik heb me daar nu niet op voorbereid voor dit debat. Ik kom daar heel graag in het volgende bericht op terug.

Waarover ik wel alvast een tipje van de sluier kan oplichten, zeg ik tegen de heer Boswijk in absentia, is de bewapening van de groene boa's. Ook naar aanleiding van aangenomen moties hier ben ik voornemens om de kan-bepaling te schrappen. Ik ga daar dus nu het gesprek met politie en OM over aan en wil de wijziging op de AMvB spoedig doen toekomen. Dan wil ik kijken of dat inderdaad het verschil maakt waarvan wij hopen dat dat het geval is. Zo dat niet het geval is — daar zal ik een redelijke termijn op zetten — moeten we werken aan nieuwe wet- en regelgeving. Maar dat duurt dan ook meteen langer, dus ik doe het liever via deze suggestie, die ook vanuit uw Kamer al een paar keer is gekomen.

Er werd gevraagd naar de voortgang op de motie van Michon-Derkzen over de uitrusting van de ME. Het is van groot belang dat ze toereikend zijn uitgerust, naast gehoorbescherming ook met beschermende kleding en middelen om veilig te kunnen optreden. We kijken daar continu naar. In het kader van het programma politie en openbare-ordemanagement worden de mogelijkheden om de slagkracht en inzet van de ME te verbeteren, bekeken. Onderdeel daarvan is of aanvullende bewapening of uitrusting daarbij van meerwaarde kunnen zijn. Dat traject loopt dus.

Mevrouw Mutluer vroeg: hoe gaan we voorkomen dat geweld vanuit en door de politie blijft groeien? Omdat we dit pas een aantal jaren registreren, denk ik dat er ook sprake is geweest van een registratiestijging, dus dat er door meer bekendheid ook beter gemeld werd door mensen. De cijfers van 2024 laten hierin wel een stabilisatie zien, waarvan ik hoop dat die zich bestendigt. Dat zou namelijk betekenen dat er in ieder geval geen stijging is, maar er gewoon sprake is geweest van een registratie-effect, waarbij een oploop te zien was omdat mensen steeds beter wisten dat dit moest worden geregistreerd en hoe dat moest. Dan is daar de stijging aan te wijten.

De brief over bad hosting. De heer Six Dijkstra zei: het is belangrijk om hier vaart in te houden; gaan we dit uitwerken in een plan van aanpak? Ja. Laat ik de antwoorden inkorten waar ze makkelijk zijn.

Zijn er problemen met de hackbevoegheid? Ik herken niet het beeld dat men daar tegen een muur aanloopt, maar er zijn wel strikte voorwaarden aan verbonden. Dat is ook in overleg met uw Kamer op een zorgvuldige manier tot stand gekomen. Met succes wordt die in de praktijk overigens ingezet. Dat blijkt onder meer uit de evaluatie van deze bevoegdheid, die aan uw Kamer is gezonden aan het eind van 2023, waarin ook een aantal grote zaken werden genoemd waarin doorbraken zijn bereikt, juist door de hackbevoegdheid. Maar er zijn toen ook wel belemmeringen aangegeven, bijvoorbeeld het aankopen van binnendringsoftware. Daar is het beleid inmiddels op aangepast. Waar belemmeringen wijziging van wet- en regelgeving vergen, zijn we dat aan het bekijken en zullen we in een halfjaarbericht berichten over hoe we dat zouden willen aanpakken.

Dan kom ik op meer gegevensdeling naar aanleiding van de gedigitaliseerde criminaliteit en cybercrime. Het notificeren en identificeren van potentiële slachtoffers is een complex en gespecialiseerd proces. De politie is daar eigenlijk niet goed op toegerust. Maar het Nationaal Cyber Security Centrum is dat wel. In het kader van de Nederlandse Cybersecuritystrategie wordt daar reeds op ingezet. Dus vanaf 1 januari van dit jaar kan de politie politiegegevens verstrekken aan het Nationaal Cyber Security Centrum. Daardoor wordt mogelijk dat uit politieonderzoek verkregen slachtoffergegevens verstrekt kunnen worden aan het NCSC. Dat kan die informatie vervolgens duiden en waar mogelijk overgaan tot notificatie en het verrichten van analyses en onderzoek voor derde partijen. Ook wordt deze zomer in samenwerking met KPN een pilot gestart met een zogenaamd "anti-phishing shield", waarbij internetgebruikers die dreigen te belanden op een niet-vertrouwde website worden geredigeerd richting een waarschuwingspagina. We hopen dat dat enorm helpt. Zelf ben ik erg gecharmeerd van de publiekscampagne Laat je niet interneppen. Ik weet niet of u die kent, maar die bestaat uit allerlei gevallen, zoals verkopers aan de deur die een horloge aanbieden voor een tiende van de prijs. Het zijn allemaal zaken waarvan we in de normale wereld allemaal aanvoelen dat het niet klopt, maar waar we online allemaal wel intrappen. Ik denk dat het gaat om een stuk bewustwording. Wat we in de echte wereld niet vertrouwen, moeten we ook online niet vertrouwen.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank aan de minister voor de antwoorden hierop. Mijn vraag richtte zich niet zozeer op slachtoffernotificatie, dus op personen of bedrijven die slachtoffer zijn geworden. Als ik met de politie spreek, hoor ik dat de politie echt behoefte heeft aan meer kaders voor slachtofferpreventie. Ik bedoel dus dat zij weten dat bepaalde IP-adressen of domeinen gebruikt worden door aanvallers om een hack te plegen of mensen op te lichten. Zij willen graag die gegevens delen, maar missen daar een framework voor. Herkent de minister dat punt?

Minister Van Weel:

Mij is verteld dat met de samenwerking en de mogelijkheden die er bestaan om het NCSC informatie te geven uit politiegegevens, ook IP-adressen, bad hosters of bad actors kunnen worden doorgegeven. Maar ik zal dat nog een keer nagaan en neem dat mee in het volgende halfjaarbericht.

De voorzitter:

Dank. Gaat u verder.

Minister Van Weel:

De heer Eerdmans vroeg naar de foute tenaamstelling. Dat is een dossier van de staatssecretaris, een zorgelijk dossier. Hij heeft daar gisteren in het WGO wel uitgebreid aandacht aan besteed.

Is er contact met Zweden? Zeker, veelvuldig. Helaas kunnen wij een hoop van elkaar leren. Daar waar ze in Zweden nu zien dat de explosieven waar wij in Nederland al een tijdje mee te kampen hebben, daarheen overslaan, hebben wij te maken met Zweedse criminele bendes die ook hier actief zijn en bijvoorbeeld pogingen tot huurmoorden doen. Dus het is zeker een zorgelijke ontwikkeling, maar wij houden elkaar daarbij goed vast. We zien inderdaad dat onze praktijken hetzelfde zijn: het gaat vaak via Telegram, het is voor een appel en een ei en het betreft vaak kwetsbare jongeren die nog niet half beseffen waar ze aan beginnen; zeer zorgelijk.

Het wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding. De minister van BZK en ik hebben gezegd dat we daar een wetsvoorstel voor gaan maken. We wachten dus nu op het WODC-rapport en maken daar één clusterwet van voor alles wat we gaan veranderen in de demosfeer. Het WODC-rapport komt na de zomer en het wetsvoorstel is onze reactie daarop. Het komt binnen een redelijke termijn na dat rapport.

De heer Eerdmans vroeg of Telegramgroepen en whatsappgroepen ook vallen onder het wetsvoorstel over openbare groepen. Ja, voor zover zij openbaar toegankelijk zijn. Voor de besloten groepen werk ik tegelijkertijd ook aan wetgeving. Ik moet eerlijk zeggen dat die wetgeving vanuit het oogpunt van privacy wel complexer is. We hebben in het verleden voorbeelden gezien van gevallen waarin we op de vingers zijn getikt, dus het moet wel kloppen. Vandaar dat ik begin met stap één. Die gaat op heel korte termijn, nog voor de zomer, in consultatie.

Mevrouw Mutluer sprak over cold cases. Ik dank haar voor haar plan. We maken zo meteen nog even een foto en dan gaan we het serieus bekijken. Ik ben bezig met mijn ultieme poging, zoals ik het heb genoemd. In het kader daarvan heb ik inmiddels al een gesprek met de Raad van State gehad. Ja, de AP geeft aan dat er mogelijkheden zijn, als je je maar beperkt in de gegevens. Maar daar komen meteen ook ontzettend veel nadelen achter weg. Een van de dingen waarover we bijvoorbeeld gesproken hebben met de Raad van State gaat over de vraag of je gegevens voor langere mag bewaren als je een perimeter legt rondom een moordgeval, een plaats delict. Dat zou wellicht werkbaar kunnen zijn, maar de grap van het oplossen van cold cases is nou juist vaak dat er ergens uit een compleet andere hoek een link kom die uiteindelijk kan leiden tot weer nieuwe beweging. Heel vaak is in die omgeving alles al in verband gebracht met die zaak en alles wat al in het dossier zit, mag gewoon bewaard worden; dat is het probleem niet. Het is echt een worsteling. Ik wil iets doen wat ook echt nut heeft en niet een lege huls optuigen waardoor we wel een heleboel bureaucratie hebben, maar geen resultaat. Ik ben dus nog bezig. Ik heb alleen wat langer tijd nodig, dus het wordt het najaar voordat ik hierop terugkom. In de tussentijd doe ik dus niks met deze gegevens.

Dan de documentaire De blauwe familie. Is er erkenning voor deze mensen? Ik kan helaas niet ingaan op individuele casuïstiek, zoals u weet. Maar de documentaire heeft wel laten zien wat een impact het heeft en welk leed dat teweeg kan brengen. De zorg, op basis van het stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, is voor alle politiemedewerkers beschikbaar, ook bij gezondheidsklachten naar aanleiding van discriminatie en racisme.

De heer Van Nispen vroeg naar de forensisch geneeskunde. We hebben het er al vaak over gehad. U weet dat er nog een bezwaar loopt op het besluit zoals dat genomen is, dus ik wil er inhoudelijk nu niet op ingaan. Ik wil ook niet de keuze die we gemaakt hebben ter discussie stellen hangende dat bezwaar, want daarmee zou ik invloed uitoefenen op dat bezwaar. Dit is een keuze die destijds gemaakt is en die in 2018 door het kabinet in gang is gezet. Ik moet nu echt even deze trein uitzitten. Dit neemt niet weg dat we natuurlijk wel kijken naar de beschikbaarheid van voldoende forensische artsen in het algemeen. Maar ik wil dat voor nu wel even loskoppelen van de medische arrestantenzorg. Daar zit een separaat programma op, het programma Versterking Forensische Geneeskunde, in opdracht van JenV, VWS en BZK.

De voorzitter:

Dank. Er is een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het uiteraard jammer dat de minister er nu niets over wil en kan zeggen. Ik heb daar overigens wel begrip voor. Maar zodra die bezwaarprocedure is verlopen, kan het natuurlijk wel opnieuw bezien worden. Het gaat hier namelijk wel om de forensische geneeskunde en als je de taak van de medische arrestantenzorg daar weghaalt, ook al is daar in het verleden misschien voor gekozen, dan dreigt het fundament onder het beroep weggeslagen te worden, zoals de artsen zelf zeggen. Naast het forensisch-medisch onderzoek en de lijkschouw vormt het namelijk een van de drie belangrijke pijlers van de forensische geneeskunde. Het zou dus wel een moment kunnen zijn waarop de minister het opnieuw kan bezien, zeker als een aantal partijen in de Kamer dat van hem vraagt, maar ook omdat hij zelf dat beroep erg belangrijk zegt te vinden.

Minister Van Weel:

4 juli is de uitspraak in het kort geding. Dat is al snel. Zoals ik al zei, ga ik hangende het bezwaar geen uitspraken doen, maar houd ik vast aan de route die is ingezet. Ik ga dus ook niet speculeren over wat er mogelijk anders zou kunnen zijn.

De voorzitter:

De minister continueert.

Minister Van Weel:

Dan de vragen over Marco Kroon, die zich moest melden op het bureau. Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de woorden van de minister van Defensie, hoewel ik echt alle begrip heb voor de emoties en gedachten daaromheen. Maar we leven in een rechtsstaat en dat recht moeten we zijn beloop laten. Dat heeft in dit geval geresulteerd in een procedure waar ik me niet in ga mengen. Dat mag u van mij ook verwachten als minister van Justitie.

Dit geldt eigenlijk ook voor een groot deel van de vragen van de heer El Abassi, die allemaal zagen op individuele gedragingen, individuele gevallen en individuele uitlatingen van politici of leiders. Ik ga daar allemaal niet op in. In algemene zin kan ik u zeggen dat ik dat wat strafbaar is, verwerpelijk vind. Dat moet niet plaatsvinden. Oproepen tot geweld is strafbaar, opruiing is strafbaar. Ik heb onlangs een wetsvoorstel over de verheerlijking van terrorisme in consultatie gebracht, want ik vind dat ook het steun betuigen aan terroristische organisaties of aan terroristische daden duidelijker strafbaar moet worden. Dus ik ben zeker bezig met de thematiek en ik realiseer me dat in het verhitte debat er meer behoefte is aan strafrechtelijk maatregelen om daar paal en perk aan te stellen. Maar ik ga niet in op individuele zaken.

De heer El Abassi (DENK):

Ik vind het ingewikkeld. Deze zelfde minister kon namelijk wel zijn mening uiten over en vertellen wat hij vond van bijvoorbeeld IS-vlaggen. Nou stel ik hem de vraag wat hij vindt van een NSB-vlag. Ik krijg daar geen antwoord op. Ik krijg een algemeen antwoord, terwijl de minister wel heel duidelijk is over een IS-vlag. Dus wat vindt de minister van een NSB-vlag die tijdens een demonstratie gewapperd wordt?

Minister Van Weel:

Dan moet ik me verlaten op wat het OM van een NSB-vlag vindt. We hebben duidelijke richtlijnen over vlaggen van terroristische organisaties. IS is aangemerkt als een terroristische organisatie. De NSB stamt volgens mij van voor die tijd, dus hoewel ik het verwerpelijk vind om met NSB-vlaggen rond te lopen, kan ik nu niet oordelen of het OM dat ook daadwerkelijk strafbaar vindt.

De heer El Abassi (DENK):

Die voorzichtigheid zag ik dus niet bij een IS-vlag. We hebben het over een nazivlag, een vlag met een fascistische ideologie erachter. Dan is het voor de minister ineens heel moeilijk om daar een mening over te hebben, om te vertellen wat hij daarvan vindt, terwijl hij dat heel makkelijk doet als het gaat om andere vlaggen. Begrijpt de minister dat mensen hier moeite mee hebben?

Minister Van Weel:

Ik weet niet eens hoe een NSB-vlag eruitziet. Als u "een nazivlag" had gezegd, had ik volmondig "ja" gezegd. Dat is mijn aarzeling hierin.

De voorzitter:

De heer El Abassi voor zijn laatste interruptie, de derde.

De heer El Abassi (DENK):

Dit is dus zo stuitend. De minister weet helemaal niet eens hoe een IS-vlag eruitziet. De minister weet helemaal niet hoe een Hamasvlag eruitziet. Er waren vlaggen met de sjahada erop, wat niks te maken heeft met IS of Hamas, maar die zijn wel uitgemaakt voor IS- en Hamasvlaggen. Daarover heeft de minister meteen een mening. Hier gaat het om vlaggen die gebruikt werden door nazi's, met een fascistische ideologie, en dan weet de minister ineens helemáál niet hoe zo'n vlag eruitziet. Ik vind het verwerpelijk.

Minister Van Weel:

Dat mag u vinden. Ik heb uitgelegd wat ik daarvan vind. Ik ken wel degelijk IS-vlaggen. Ik laat mij hierin leiden, ook als ik die uitspraken erover doe, door zaken die al door politie en OM zijn behandeld. Dan kan ik er namelijk wél wat over zeggen, want dat is het afgedaan. Dat is in het geval van deze IS-vlag gebeurd. Dan spreek ik ook met gezag. Dat kan ik nu niet. Ik was er niet bij; u zegt mij dit. Daarom kan ik er niet zo veel over zeggen. Dat heeft nik te maken met meten met twee maten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Weel:

Er is gevraagd naar een vergelijking met Spanje. Ik weet ik niet wat de Spaanse wetgeving en het Spaanse demonstratierecht zeggen. In Nederland is het vrij helder: dat recht gaat ver, maar is niet onbegrensd. Dat geldt dus ook voor het ingrijpen bij een demonstratie, wat in een voorkomend geval door de politie wordt gedaan. Dat wordt gedaan binnen de grenzen van onze regels en wetten, en daar is in de kern volgens mij niks mis mee.

Wat ik tegen homohaat in Amsterdam ga doen, vroeg mevrouw Wijen-Nass. Primair ligt dit bij staatssecretaris Paul, die coördinerend bewindspersoon is waar het gaat om emancipatie en de rechten van vrouwen en lhbtq+-personen. Er is in oktober vorig jaar wel een beweging gestart om tot een vervolg te komen op het Actieplan Veiligheid lhbti 2019-2022. De resultaten zullen in de tweede helft van dit jaar met uw Kamer worden gedeeld. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris ook dit daarin zal meenemen.

De voorzitter:

Een vraag, van mevrouw Wijen-Nass, voor de minister.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ja, dank u wel, meneer de voorzitter. Dank voor het antwoord van de minister. Mijn vraag hield vooral in: wat gaat de minister concreet doen, nu, tegen het geweld tegen die gemeenschappen in Amsterdam? Want daar is echt wel wat aan de hand. Ik begrijp dat het emancipatiedeel bij Mariëlle Paul ligt, maar wat gaat deze minister doen, die verantwoordelijk is voor Justitie en Veiligheid en dus ook voor de veiligheid in onze hoofdstad? Wat gaat hij daar specifiek aan doen?

Minister Van Weel:

Ik zeg vaak: het strafrecht is niet het panacee voor alles wat er mis is in onze maatschappij, maar het is het sluitstuk van een aanpak, en dat gebeurt dus pas als wetten worden overtreden. U noemt dat geweld wordt gebruikt. En ook voor als er wordt gediscrimineerd, hebben we wetten en dan moet de politie optreden. Met expertisecentra, ook op het gebied van diversiteit, rusten we vervolgens de politie en het OM uit om te weten en goed te kunnen herkennen wanneer hiervan sprake is en of we dan vanuit een specifieke bril, bijvoorbeeld de lhbtq-bril, anders aandacht moeten besteden aan een geconstateerd strafbaar feit. Dat is wat we doen, en dat zorgt hopelijk voor een betere aanpak van de geconstateerde strafbare uitingen. Maar daar gaat natuurlijk niet per se een preventieve werking van uit. Wat u zegt, dat emancipatiedeel is dus wel ontzettend belangrijk. Ik denk dat daar in Amsterdam ook een deel van het probleem zit; niet zozeer in de handhaving, maar wel in de emancipatiekant van dit probleem.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ik heb nog één vervolgvraag hierop. Kan ik dan concluderen dat de minister niet hier specifiek over in gesprek gaat met de burgemeester van Amsterdam?

Minister Van Weel:

Ik wil dit graag opbrengen in een gesprek met de burgemeester van Amsterdam, om te horen wat zij verder voor aanpak heeft. Maar ook die zal breder zijn, hoop ik, dan alleen de inzet van politie en justitie.

De voorzitter:

Oké. Gaat u verder.

Minister Van Weel:

Dan vroegen zowel de heer El Abassi als mevrouw Wijen-Nass naar signalen dat Maccabisupporters niet worden vervolgd. Het strafrechtelijk onderzoek heeft zich echt op beide kanten gericht in deze onderzoeken naar de ongeregeldheden. Er is ontzettend veel beeldmateriaal bekeken, ook naar aanleiding van de aangiften die zijn gedaan tegen Maccabisupporters, maar in acht gevallen is het niet gelukt om uit het beschikbare beeldmateriaal ook bewijsbare zaken te halen. Dat kan komen doordat beelden niet voldoende duidelijk zijn. En ook is er van veel ongeregeldheden wel beeldmateriaal maar geen geluidsmateriaal, waardoor je ook niet discriminatie of belediging — want dat zijn dan vaak de aangiften geweest — kunt aantonen. Tja, en dat leidt dan tot seponeren. Maar dat heeft niks te maken met meten met twee maten; zonder bewijs is er gewoon geen vervolging. Ook dat is aan beide kanten gebeurd. Dat is de huidige stand. Er zijn nog 84 verdachten van beide kanten, zeg ik, in beeld. Die zijn nog niet geïdentificeerd, maar de politie geeft niet op.

De voorzitter:

Mevrouw Wijen-Nass voor haar laatste interruptie.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ah nee, meer een correctie, in die zin dat ik daar niet naar heb gevraagd. Dus alleen de heer El Abassi.

De voorzitter:

Ja, waarvan akte. Excuus. Dan gaan we door.

Minister Van Weel:

Excuus.

Geweld tegen mensen met een publieke taak. Ontoelaatbaar, en dat moeten we ook adequaat bestraffen. En ja, het klinkt slap om nog een keer te komen met nieuwe eenduidige landelijke afspraken, maar dat is wel nodig en dat blijkt uit de evaluatie. Ik heb dit net ook weer met de VNG besproken en gevraagd: help ons om die afspraken duidelijker en effectiever te maken. Daar zat ook de voorzitter van het College van pg's bij, de heer Otte. Dus ik hoop dat we daarin wel stappen kunnen maken. Wat ik ook zal doen, is hopelijk nog voor de zomer komen met het beloofde taakstrafverbod in het geval van hulpverleners, zodat we dat in consultatie kunnen brengen. Ik heb er goede hoop op dat dat nog voor de zomer lukt.

De campagne "Blijf jezelf, tel even tot 11" richt zich voornamelijk op zorgmedewerkers en ziekenhuismedewerkers. Ik ben het ermee eens dat die posters tijdens de nieuwjaarsnacht op de mensen die we dan geweld zien gebruiken, niet heel veel impact hebben. We hebben wel andere middelen die we daarop inzetten, via de Taskforce Onze hulpverleners veilig. Gisteren heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet veilige jaarwisseling. In het kader van de handhaving zullen we ons ook gaan beraden op wat dat nou betekent in de communicatie in de aanloop daarnaartoe: hoe houden we het veilig voor onze hulpverleners, ook tijdens het laatste oud en nieuw waarbij nog wel vuurwerk mag worden afgestoken? Daar informeren de staatssecretaris van IenW en ik uw Kamer meer over voor het einde van het jaar.

Voorzitter, ik denk dat ik daarmee recht heb gedaan aan de meeste vragen.

De voorzitter:

Ik ga nog even kijken. Zijn er prangende vragen van de leden blijven liggen? Ik ga even het rijtje af. Dit is bij de heer Six Dijkstra het geval. Graag even uw vraag herhalen.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Zeker, voorzitter. Ik had nog een vraag gesteld over massaal slachtofferschap bij bijvoorbeeld gedigitaliseerde criminaliteit, over dat het rechtssysteem voor opsporing en vervolging niet helemaal gebouwd lijkt te zijn voor zaken waarin je honderden slachtoffers hebt. Mijn vraag aan de minister is of er nog een verkenning mogelijk is naar mogelijke beleidswijzigingen.

De voorzitter:

Dank. Ik kijk nog even verder. Geen onbeantwoorde vragen. De heer Aardema heeft nog een onbeantwoorde vraag?

De heer Aardema (PVV):

Ja, voorzitter, dank. Ik had nog een vraag gesteld naar de mening van de minister over de aanbevelingen over AOT en OG.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Minister, als u deze nog zou willen beantwoorden, zijn wij helemaal blij.

Minister Van Weel:

Ja, uiteraard. Op dat eerste kom ik terug in het halfjaarbericht. Ik ben daar ook wel benieuwd naar, want het zijn inderdaad zaken waarin enorm veel mensen slachtoffer zijn geworden en we willen die niet allemaal individueel door de strafketen hebben; dat zou een grote belasting betekenen.

Op die aanbevelingen gaan we nog reageren, dus daar kom ik op terug, zeg ik tegen de heer Aardema. We hebben hier goed kennis van genomen.

De voorzitter:

Dan dank ik u hartelijk voor de beantwoording in deze eerste termijn. We gaan door naar de tweede termijn, allereerst van de zijde van de Kamer. Gezien de tijd: één minuut spreektijd met één onderlinge interruptie. Als eerste is het woord aan mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het goed is dat we over dit debat een tweeminutendebat hebben. Mevrouw Mutluer vroeg dat bij de regeling van deze week. Ik weet niet zo goed of dat nog ingepland kan worden. Hoe dan ook, dan is het maar gezegd dat het van belang is dat er een tweeminutendebat komt. Het is ook goed om een uitspraak van de Kamer te hebben over hoe om te gaan met de situatie waar de politie nu voor staat.

Ik wil de minister hartelijk bedanken voor zijn beantwoording. Ik kijk zeer uit naar het gewijzigde boa-bestel, en ook naar die bewapening van de boa: heel goed. Taakstrafverbod: heel goed. Er komt allemaal veel moois aan. Het WODC-rapport: idem. Dat wordt nu ook iets waar iedereen zo erg naar uitkijkt; de verwachtingen zijn hooggespannen. Aanpak winkeldiefstal: idem. Ik zou de minister ook nog willen vragen om zich te verdiepen in de Politieacademie en de wisselwerking met die academies bij eenheden. Ik heb oprecht zeer het gevoel dat dat verbeterd kan en moet.

En, voorzitter, ik wil graag ook nog vragen hoe de minister aankijkt tegen de inzet van de politie bij demonstraties. Daar had gisteren ook de heer Eerdmans het over. Hij kwam daar kort op terug. Ik begrijp wel waarom hij dat vraagt, en tegelijkertijd denk ik: tja, als half politie Nederland in Den Haag is, dan halen we ze wel van de snelweg af. Dus wat leren we daar nou nog van, om er inderdaad voor te zorgen dat we daar niet continu mee geconfronteerd worden, zodat we ook nog steeds politie in de regio blijven houden? Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Dan is het woord aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u wel. Trump uitnodigen was een oplossing, geloof ik, dus dan zijn we van alle problemen af. "Meer Trumps nodig", zei mijn buurman net, dus wie weet ...

Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Eigenlijk is alles voor mij beantwoord. Ik kijk erg uit naar het wetsvoorstel gezichtsbedekkende kleding — uiteraard; daar zit JA21 nogal op te azen — na de zomer. Houd die bendes in de gaten, wil ik de minister meegeven. Eén vraag. U verwees volgens mij heel snel naar de staatssecretaris waar het ging om het rommeltje rond de administratie op het departement, waarbij blijkt dat mensen door elkaar worden gehusseld en 900 verdachten dan gewoon hun straf ontlopen. Klopt dat? En mag ik daar dan een toezegging op of een brief, zodat we, voordat de heer Duisenberg weer met een nieuw rapport komt met "het blijft een chaos", weten wat we aan die infofout kunnen doen? Want dat is denk ik echt wel een hobbel. Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. De heer Six Dijkstra.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de heldere beantwoording en voor het laatste debat met hem voor het reces. Enige puntjes waar onderling nog wat onduidelijkheid over was. Natuurlijk de slachtofferpreventie. Volgens mij is er nog wat uitzoekwerk aan onze beide kanten. Van de politie hoor ik wel duidelijke signalen dat hier echt een behoefte aan bestaat, maar dat kunnen wij dan in aanloop naar het tweeminutendebat doen, als dat in september hopelijk kan plaatsvinden. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Ja, voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister. Het is wel duidelijk dat de problemen qua financiën nu op tafel liggen. Eigenlijk was er de toezegging van de minister dat de operationele slagvaardigheid bij de politie in ieder geval in stand blijft, en ook de instroom. Dus dat is goed, alleen houden wij zeker de vinger aan de pols als het gaat over de financiën.

Cold cases. Mijn collega Mutluer had het daar net ook al over. Ik denk dat die zeker aandacht behoeven, want de collega's die 30 jaar geleden een onderzoek hebben gedaan, hebben dat uiteraard zo grondig mogelijk gedaan. Alleen zijn de technische mogelijkheden, met name op het gebied van DNA, tegenwoordig veel beter, dus sommige zaken verdienen ook echt dat ze opnieuw opgepakt worden.

Tot slot: die uiteenzetting over de verborgen ruimtes was wat mij betreft veel te kort. Dank u wel.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Mijn dank aan de minister. Ik ben blij dat er eindelijk transparantie is gekomen ten aanzien van de financiën van de politie, maar de situatie is ook wel weer heel erg zorgelijk. Ik snap dat er nu gekeken wordt naar de niet-operationele slagkracht, maar ik zeg nogmaals dat dat gewoon gaat over de mensen op straat, de mensen die het werk moeten doen, en dat dat hen ook gaat raken. Ik wil gewoon meegenomen worden in dit traject. Voor mijn part gaan we in september weer een gesprek voeren met de politie, of een rondetafelgesprek. En ik wil gewoon geïnformeerd worden via een Kamerbrief over wat wel en niet wordt gedaan en wat de verwachte impact daarvan zou kunnen zijn, zodat wij daar vanuit onze rol als Kamer ook gewoon keuzes in kunnen maken.

Ten tweede de mbo-opleidingen. Ik verzoek de minister om na te gaan hoe die samenwerking tussen de mbo-opleidingen en de Politieacademie versterkt kan worden, zodat de kwaliteiten die mensen hebben maximaal benut worden of ze ondersteund worden, zodat ze aan die eisen kunnen voldoen.

Tot slot, voorzitter, De blauwe familie. Ik begrijp niet helemaal waarom de minister zegt dat hij niet kan ingaan op individuele zaken. Dit hebben we uitgebreid hier in de Kamer besproken. Ik hoop van harte dat die afhandeling en het afsluiten van dat hoofdstuk zo snel mogelijk plaatsvinden. Dat is gewoon een oproep die ik nog even doe.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank, voorzitter, en ook aan de collega's, voor dit wederom prettige debat. Er moet mij één ding van het hart, aanvullend op alle kritische vragen over de formatie en het geld, die natuurlijk terecht zijn. Ik zou er echt voor willen waken dat we straks niet alleen voor volgend jaar, maar ook voor de daaropvolgende jaren heel blij zijn met onszelf als de excelsheet klopt maar we eigenlijk moeten constateren dat de praktijk er droeviger op is geworden. Want uiteindelijk gaat het om wat mensen ervan merken en of het politiewerk nog kan worden uitgevoerd op de manier waarop we dat wenselijk vinden. Dat is natuurlijk de echte toets; niet de rekensom die rond is, maar: kunnen we gewoon waarmaken en leveren wat we hier met z'n allen zouden willen? Dank, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst over de forensische geneeskunde als beroep. Ik herhaal mijn oproep: houd nou die drie pijlers van het beroep bij elkaar. De minister mag dat na 4 juli wel degelijk opnieuw bezien, ongeacht de afloop van die zaak. Ik zeg niet dat het morgen of volgende week moet, maar er kan wel degelijk een moment komen waarop we dit opnieuw gaan bezien. Die oproep herhaal ik hier.

Ten tweede: het geld. De minister zei: dat heb ik niet. En de minister kan zich wel verzetten tegen het frame van bezuiniging, maar ik vind het juist een frame dat de minister zegt dat het geen bezuiniging is. Want dit voelt natuurlijk wel als een bezuiniging. Mevrouw Van der Werf had natuurlijk volkomen gelijk: het gaat uiteindelijk niet alleen om die excelsheet, maar ook om hoe politieagenten, om wat zij dagelijks merken in hun werk. En misschien nog wel belangrijker: om wat de mensen op straat en in de wijken ervan merken. Dus tot slot dit, voorzitter. Als hier nou het beeld is van "tja, het kan niet anders; het moet en het zal op deze manier, en die 43 miljoen gaan we er toch bij de politie van afhalen", kan dat volgens mij niet. Het kan gewoon niet zo zijn dat wij straks weer allemaal tegen de kiezer zeggen "stem op ons, want wij investeren het meeste in veiligheid", terwijl we hier verzuimd hebben om de basis op orde te brengen. Dat gaat er bij mij gewoon niet in. Dus als de minister de komende maanden niet zelf met een oplossing komt, bij de begroting voor 2026 die hij nog gaat schrijven of aan het schrijven is, dan hebben wij hier als Tweede Kamer een hele belangrijke taak om daar wél voor te zorgen.

De voorzitter:

Dank. Dan de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Dank, voorzitter. Een groep gewelddadige hooligans uit Israël die met de Mossad zijn meegereisd, die roepen: "Dood aan de Arabieren!", en "Waarom geen scholen in Gaza? Omdat daar toch geen kinderen zijn". Palestijnse vlaggen van gevels rukken; taxichauffeurs aanvallen; geweld plegen tegen vrouwen; planken, riemen en metalen staven hebben gebruikt als wapens. Pogingen tot het binnendringen van woningen. Het onderbreken van een minuut stilte voor de overstromingen in Spanje met racistische leuzen. Allemaal op beeld. En dan hoor ik de minister zeggen: geen beeld, geen geluid; niet strafbaar, geseponeerd. Voorzitter, ik heb meer meegegeven. We zullen dat terugzien in moties en in het tweeminutendebat. Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Tot slot, mevrouw Wijen-Nass.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik kijk erg uit naar dat taakstrafverbod voor geweld tegen hulpverleners. Ook dank aan de minister voor dat hij in gesprek gaat met de burgemeester van Amsterdam om te spreken over het geweld tegen de lhbti+-gemeenschap. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor deze tweede termijn van de Kamer. Dan gaan we naar de minister voor zijn tweede termijn.

Minister Van Weel:

Dank, voorzitter. Ik zal een aantal van de vragen langslopen. Op een aantal zaken heb ik ook toezeggingen gedaan, en die ziet u schriftelijk terug of bij de begroting. Die laatste is inderdaad waar 2026 in moet neerdalen. Dat is een begroting die sluitend is. Ik probeer niet een ander frame neer te zetten. Alleen, als u zegt dat we 43 miljoen afpakken van de politie, dan wil ik wel zeggen dat de politie met heel knap werk, zonder te raken aan de kern van de organisatie, de problematiek heeft weten terug te brengen tot een beperkte omvang, maar dat er een restproblematiek blijft: het probleem is dat het niet in de begroting past. Dus als we zeggen dat er een oplossing voor moet komen, dan is het antwoord: de begroting van de politie moet omhoog. Maar dat is wat anders dan: "de begroting van de politie gaat omlaag". De begroting is de begroting. Dat is denk ik de discussie die wij met elkaar hadden. En ik heb de wettelijke verplichting om de uitvoering van de politie in dat kader te brengen. Als wij daar collectief een andere mogelijkheid voor zien en zeggen dat we dat kader willen oprekken, dan sta ik daar helemaal voor open, maar dat is niet primair waarvoor ik aan de lat sta richting uw Kamer.

De tenaamstelling. Inderdaad is dat de constatering van de Algemene Rekenkamer waar staatssecretaris Struycken mee bezig is. Die heeft daar volgens mij ook een plan van aanpak voor toegezegd. Alleen zat hij in het WGO van gisterenavond aan het einde alleen, dus ik heb dat niet live meegekregen. Maar u wordt daar zeker nog over geïnformeerd.

Over de demonstraties en het uitnodigen van Trump: we kijken of er nog andere lessons learned zijn dan het uitnodigen van de Amerikaanse president naar aanleiding van het optreden van de politie hier. Daarover zullen we met de driehoek in Den Haag zeker contact zoeken.

De voorzitter:

We hebben nog één interruptie in deze termijn, dus ga uw gang, mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, daar zit natuurlijk niemand op te wachten, maar dit is echt een belangrijk punt. Het punt is namelijk dat er gewoon verschillend wordt opgetreden en dat er ook handelingsverlegenheid is in het land. Ik zou de minister willen vragen om juist dat punt wel actief op te pakken. Daar hebben we het WODC in die zin ook niet voor nodig. Wat kan je nu doen? Kunnen we de gezagen en ook de politie in de driehoeken gewoon helpen met wat er mogelijk is, waaruit je kan kiezen? Dat las ik ook terug in het inspectierapport dat we bij de stukken hebben. Daarvan dacht ik: "Nou ja, wat let ons? Gewoon doen!".

Minister Van Weel:

Nee, dat ben ik helemaal met u eens. En dat heb ik ook geschreven in een reactie op het inspectierapport, dat we ermee aan de slag gaan om dat handelingskader op te zetten. Dus dat hoeft ook niet te wachten op het WODC-rapport. Maar dan nog: ik kan niet de afweging maken; elke driehoek maakt soms zijn eigen afwegingen.

De voorzitter:

En nog een vraag van de heer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Ja, voorzitter, een hele korte. Komt er nog een evaluatie van de NAVO-top, het optreden en vooral ook de kosten? En kunt u die met ons delen?

Minister Van Weel:

Ja, wij zullen ons moeten verantwoorden over de kosten. Ik ga er ook van uit dat er een evaluatie komt over de bredere organisatie. Wij zullen daar de veiligheidsinput aan bijdragen. En wat ik zei: er zijn ook een aantal lessons learned die ik graag vertaald zou willen zien in permanente constructies. Denk bijvoorbeeld aan het optreden tegen drones, waarvoor we nu voor de NAVO-top methoden hebben gevonden waarvan ik denk dat die wellicht ook in het normale leven soelaas kunnen bieden — om het zo maar te zeggen. Dus ik heb daar ook behoefte aan.

Over de andere punten heb ik eerder gezegd dat ik daarop terugkom of die zijn anders afgedaan, denk ik.

De voorzitter:

Ik zie geen rebellie ontstaan, dus dat zal dan zeker het geval zijn. Ik bedank de minister voor de beantwoording in de tweede termijn. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat Politie.

Ik loop graag nog even de toezeggingen met u door. Allereerst is er dus een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Michon-Derkzen. Dat wordt in principe na het reces ingepland met u, mevrouw Michon-Derkzen, als eerste spreker. Wilt u dat nog voor het reces doen, dan moet u heel erg moeilijk gaan doen met een extra regeling van werkzaamheden et cetera. Maar goed, dat is aan u.

We hebben drie toezeggingen genoteerd. De eerste toezegging:

  • De minister stuurt de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Boswijk, Mutluer en Van der Werf over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen na de zomer naar de Kamer.

De minister knikt en de Kamerleden zijn akkoord, dus dat staat dan zo genoteerd. De tweede toezegging:

  • Na de zomer informeert de minister de Kamer ook nader over het boa-bestel en over de aanpak winkeldiefstal.

De minister knikt. Dat is akkoord, ook voor de leden. Dat staat dan zo genoteerd. En dan de laatste toezegging:

  • In het volgende halfjaarbericht politie komt de minister terug op de vraag van de heer Aardema over de korpscheftaken en op de vraag van de heer Six Dijkstra over massaal slachtofferschap gedigitaliseerde criminaliteit.

De minister knikt. Kamerleden, zijn we nog toezeggingen vergeten? Dat is niet het geval. Goed, dan dank ik de minister voor zijn komst naar de Kamer en natuurlijk ook zijn ondersteuning. We danken de boa's voor de … Althans, boa's? Sorry, sorry, ik ben helemaal niet boa-bevoegd. Wat zeg ik nou? Misschien komt dat ooit nog. We danken de bodes voor de koffie en de thee, en natuurlijk de Kamerleden voor hun inbreng.

Sluiting