[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2024-01-16. Laatste update: 2024-02-22 16:32
Plenaire zaal
Eindpublicatie / Gecorrigeerd

29e vergadering, dinsdag 16 januari 2024

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Aartsen, El Abassi, Agema, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Brekelmans, Bromet, Bruyning, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Dobbe, Van Eijk, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Hertzberger, Heutink, Van Hijum, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Keijzer, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Kops, De Kort, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Maatoug, Madlener, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paul, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Ram, De Roon, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Tuinman, Uitermark, Valize, Vedder, Van der Velde, Veldkamp, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van der Wal, Welzijn, Westerveld, White, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten en Zeedijk,

en mevrouw Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris Cultuur en Media, mevrouw Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:

Ik open de vergadering en ik open ook 2024. Ik begin natuurlijk niet zonder u een prachtig nieuwjaar te wensen. Zo'n nieuwjaar betekent toch een stukje weemoed en wellicht verlangen naar vroeger. Daarom begin ik met een heel mooi gedicht van Theun de Winter, die dit jaar 80 werd en een heel mooi gedicht schreef over zijn jeugd op Texel, waar hij soms naar terugverlangt. U zult de tekst misschien kennen, want Maggie MacNeal heeft het ooit prachtig gezongen. Daar gaat ie.

Ik weet niet wat het is maar er is iets mis

Hoe zou dat komen

Ik loop 't liefst alleen, niemand om me heen

In mezelf te dromen

'k Wil terug naar de kust

Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust

Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m'n jeugd voorbijging

'k Voel me hier niet goed waar ik wonen moet

Tussen al die mensen

Laat me nu maar gaan achter de meeuwen aan

En mijn vage wensen

'k Wil terug naar de kust

Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust

Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m'n jeugd voorbijging

O, hoe kom ik hier vandaan

Was ik maar niet weggegaan

'k Hoor de branding in m'n hoofd

Had ik eerder maar geloofd

Wat die stem toen heeft voorspeld

Dat geluk verdwijnt voor geld

Mist en regen, westenwind

Zeg mij of ik 't ooit weer vind

Oftewel, Terug naar de kust, van Theun de Winter, die dit weekeinde 80 jaar werd. Als u de uitvoering van Maggie MacNeal niet kent, moet u die toch even googelen en op YouTube terugluisteren, want die is prachtig. Morgen gaan we Komrij lezen en donderdag Rutger Kopland, geselecteerd door de minister-president zelf.

Vragen Boswijk

Vragen Boswijk

Vragen van het lid Boswijk aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Rode Kruis ziet 'onzichtbare ramp' in Afghaanse wintermaanden".

De voorzitter:

Wie ook een dichter is, is natuurlijk de heer Derk Boswijk, van de fractie van het CDA. Hij heeft in ieder geval de gave van het woord, in ieder geval nu. Hiermee open ik namelijk tevens het mondelinge vragenuurtje. Ik geef hem graag het woord. Hij gaat een vraag stellen aan de minister van Buitenlandse Zaken, die speciaal voor ons een vliegtuig later heeft genomen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Na deze introductie ga ik, denk ik, iedereen teleurstellen, maar dank. Ik herinner mij een van mijn eerste debatten hier in de Tweede Kamer. Dat is inmiddels bijna drie jaar geleden. Dat debat ging over Afghanistan en het terugtrekken uit Afghanistan. Een van de vragen die we toen als CDA hebben gesteld aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, is: laten we Afghanistan hiermee niet aan zijn lot over? Het antwoord toen was: nee, we laten Afghanistan niet in de steek. Dit is inmiddels bijna drie jaar geleden en de taliban hebben inmiddels al ruim tweeënhalf jaar de touwtjes stevig in handen. Wat bij mij het meest op het netvlies gebrand staat, zijn de hartverscheurende beelden van de vrouwen en de meisjes die niet meer naar school mogen en soms letterlijk uit het straatbeeld van Afghanistan verdwijnen.

Deze beelden lijken erg op wat er in de jaren negentig in Afghanistan is gebeurd. De internationale gemeenschap lijkt opnieuw dezelfde strategie als toen te kiezen, namelijk: we negeren Afghanistan en kijken collectief de andere kant op. Ondertussen voltrekt zich een stille ramp. Gisteren luidde het Internationale Rode Kruis de noodklok omdat meer dan 28 miljoen Afghanen dringend humanitaire hulp nodig hebben. Na de machtsovername door de taliban is het land geteisterd door aardbevingen, aanslagen, strenge winters, hoge werkloosheid en wijdverbreide honger. Ondertussen zet Pakistan 1,7 miljoen gevluchte Afghanen terug de grens over. Terwijl wij als westerse landen wegkijken, zien we vooral dat China, Rusland en regionale machten in het vacuüm springen. We zien hoe, net zoals Al Qaida in de jaren negentig voet aan de grond kreeg in Afghanistan, de Afghaanse afdeling van IS vorige week nog de verantwoordelijkheid opeiste voor een aanslag in Iran.

Ook nu zien we dat een land op 5.000 kilometer afstand invloed heeft op Nederland. 8% van de vluchtelingen die in Nederland komen, komt namelijk uit Afghanistan. Aandacht voor Afghanistan moet wat het CDA betreft uit een humanitair oogpunt, maar is uiteindelijk ook in ons eigen belang; denk aan veiligheid en migratie. Daarom heb ik de volgende vragen. Op welke manier kunnen wij als Nederland het leed van de Afghaanse bevolking verzachten? Klopt het wat het Rode Kruis stelt, namelijk dat doordat er geen diplomatieke banden zijn met de taliban, noodhulp slechter terechtkomt bij de Afghaanse bevolking? Zo ja, klopt het dat Japan recent zijn ambassade heeft geopend zonder de taliban te erkennen? Zou dit kunnen helpen bij het verbeteren van de noodhulp en het verzachten van het leed van de Afghaanse bevolking? Spreken wij Pakistan aan op het feit dat het 1,7 miljoen Afghaanse vluchtelingen, waarvan veel mensen direct gevaar lopen, zonder pardon de grens overzet?

Tot zover.

De voorzitter:

Heel goed. Het woord is aan de minister.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dank u wel. Het is zeer terecht dat de heer Boswijk aandacht vraagt voor de situatie in Afghanistan. Deze Kamer en haar leden hebben zich jaren ingezet om bijvoorbeeld de positie van vrouwen en hun rechten in Afghanistan te verbeteren. Daar is op ingezet. Ik herinner me uit een debat waar ik toentertijd zelf niet bij was dat de Kamer ook gezegd heeft dat het van belang is om de kwetsbare mensen in Afghanistan te blijven steunen. Dat is iets anders dan de taliban. Nederland zet zich dus ook in Afghanistan in om de bevolking te ondersteunen, door noodhulpverlening en door basisnoden zoals gezondheidszorg te ondersteunen. Er wordt ook steun geboden aan het maatschappelijk middenveld, voor zover dat er nog is. Dat ziet vaak ook op de positie van vrouwen, want die verslechtert inderdaad heel erg snel en is ook al heel erg snel verslechterd. De omstandigheden van de afgelopen periode, met de aardbevingen, zijn ontzettend naar. Dat is klap op klap voor een land dat al kwetsbaar is. Dat betekent ook dat we vorig jaar vanuit Buitenlandse Zaken nog een keer 25 miljoen extra hebben bijgedragen aan het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN. Bovendien is de Dutch Relief Alliance actief met een tweejarig programma van 12 miljoen euro. Deze hulp komt boven op alle hulp die al wordt geboden via het Rode Kruis en de Verenigde Naties, die ze zelf kunnen inzetten. Dat betekent tegelijkertijd niet dat we daarbij stilzitten, maar wel dat Nederland een van de grootste ondersteuners is van alles wat er in Afghanistan gebeurt. De verschillende maatschappelijke organisaties en hulporganisaties daar blijven we ook steunen.

De heer Boswijk vraagt daarbij heel nadrukkelijk: hoe kunnen we dat beter doen? We zien nu namelijk dat we een situatie hebben waarin andere landen, zoals Rusland en China, misschien geopolitiek voor ons uit gaan om onze positie in te nemen, terwijl daarbij naast hulp natuurlijk ook altijd weer een ander verhaal komt kijken. Hoe zorgen we ervoor dat wij daar nog steeds vooraan staan? Het betekent dat we Afghanistan niet in de steek laten, zoals ik aangaf. We geven grote bedragen aan hulporganisaties om ervoor te zorgen dat ze de hulp op de vloer, bij de mensen zelf, kunnen brengen. Dat doen we via vertrouwde en goede hulporganisaties. Die hulp wordt onafhankelijk en neutraal verleend, zonder tussenkomst van overheden. Dat is heel erg belangrijk, want je wilt niet dat de hulp blijft liggen bij de taliban, maar dat die rechtstreeks bij de mensen terechtkomt. Het is wel zo dat humanitaire organisaties te maken hebben met restricties, bijvoorbeeld op de inzet van vrouwelijke hulpverleners.

Dan de volgende vraag. Japan heeft de ambassade geopend; waarom doet Nederland dat niet? Nederland erkent de taliban niet als vertegenwoordiger van de Afghaanse bevolking. Dat is ook in lijn met de motie-De Roon die toentertijd door de Kamer is aangenomen. We gaan dus geen officiële banden met het regime aan. Als we daar een ambassade openen, kan daar het idee van uitgaan dat we ze wél erkennen. Ik zou dat niet willen doen. Ik zou die stap dus niet willen zetten. Tegelijkertijd zien we wel dat de situatie verslechtert. De heer Boswijk zegt terecht dat Pakistan op dit moment bezig is om mensen terug de grens over te duwen. Ik kan tegen de heer Boswijk zeggen dat we alles op alles zetten, ook bij de Pakistaanse autoriteiten, om erop aan te dringen dat ze dat niet doen, dat ze een pas op de plaats maken en dat ze er uiteindelijk voor zorgen dat er goede opvang en hulp is.

Betekent dat dan dat we niet op zoek zijn naar nieuwe wegen waarmee de hulp beter terechtkomt? Nee, dat doen we wel. We kijken samen met andere landen hoe we die kunnen versterken en verstevigen.

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan de minister voor de antwoorden. Dank ook voor het lijstje met de steun die wij ook via de ngo's aan de Afghaanse bevolking bieden. Tegelijkertijd moeten we concluderen dat het verre van voldoende is. Het Rode Kruis luidt natuurlijk niet voor niets opnieuw die noodklok. Ik stel toch nogmaals de volgende vraag. Ik ben het ermee eens dat we de taliban niet moeten erkennen en dat we daar terughoudend mee moeten zijn. Maar, nogmaals: Japan erkent ook de taliban niet en heeft wel de ambassade geopend, net zoals de Europese Unie inmiddels ook een kantoor heeft geopend. Het Rode Kruis stelt zelf in het persbericht dat het gebrek aan vertegenwoordiging wel de noodhulp belemmert. Ik stel dus nogmaals de vraag aan de minister of ze bereid is om daar toch eens naar te kijken; ik snap dat het misschien meer tijd nodig heeft dan hier in het vragenuurtje. Is de minister ook bekend met het rapport dat afgelopen november is opgeleverd door de VN waarin staat dat "uit onderzoek blijkt dat meer interactie met de taliban vrouwenrechten in Afghanistan doen verbeteren"? Kent de minister dit rapport en wat is haar mening daarover?

Minister Bruins Slot:

Allereerst het volgende. Zoals de heer Boswijk ook eerder heeft gevraagd, heeft het kabinet aangegeven de mogelijkheden van terugkeer naar Kabul te inventariseren met like-minded countries, met gelijkgezinde landen. Maar terugkeer kan alleen als de veiligheidssituatie voor ons land dat toelaat. Bovendien mag het openen van de ambassade, zoals ik aangaf, niet betekenen dat we daarmee het regime erkennen. Dat maakt ook dat op dit moment niet voldaan is aan die twee voorwaarden, dus aan de veiligheidssituatie en het niet willen erkennen van het regime. In lijn met wat de heer Boswijk zegt, oefent Nederland wel druk uit op het talibanregime via de Europese Unie en de Verenigde Naties. Die hebben wel allebei kantoren in Afghanistan. Die voeren ook diplomatieke missies uit zonder dat zij het talibanregime erkennen. Martin Griffiths, de VN Emergency Relief Coordinator, was meerdere keren naar Afghanistan om de taliban te wijzen op hun verplichtingen richting de Afghaanse bevolking. Op die manier zetten we er als Nederland dus toch druk op. Tegelijkertijd blijven we ook kijken naar mogelijkheden van terugkeer, maar aan die voorwaarden is niet voldaan.

Het rapport van de Verenigde Naties waarover de heer Boswijk het heeft, suggereert inderdaad dat we roadmaps inzetten met de internationale verplichtingen voor Afghanistan, bijvoorbeeld mensenrechten, rechten van vrouwen en meisjes, en de noodzaak van een inter-Afghaanse politiek; dat zijn de uitgangspunten. Het rapport biedt een basis, maar eigenlijk zijn er nog vrij veel stappen onduidelijk wat betreft hoe we dan verder moeten gaan om toch een bepaalde mate van contact te hebben, hoe je dat op een fatsoenlijke en goede manier kan doen. Ik heb begrepen dat de Verenigde Naties daar in de komende periode verder aan gaan werken. Het lijkt mij in ieder geval van belang, ook gezien de nadruk die de heer Boswijk daarop legt, dat wij als Nederland samen met gelijkgezinde landen zoals Duitsland en Noorwegen, die hier ook actief op zijn, dat proces nauwgezet volgen om te kijken of daar lessen uit te leren zijn.

De heer Boswijk (CDA):

Tot slot. Is de minister bereid om ons proactief op dit dossier te blijven informeren? Stel dat er weer een vervolg op dit rapport komt, krijgen we dit dan ook als Kamercommissie, met bijgesloten de mening van het kabinet?

Minister Bruins Slot:

Ik ben het met de heer Boswijk eens dat het belangrijk is om geopolitiek ook naar Afghanistan toe te denken, om niet alleen vrouwen en meisje ontzettend te ondersteunen, maar om ook te begrijpen dat daar waar wij ruimte laten, andere landen die ruimte weer oppakken. Dat betekent dat ik zeker bereid ben de Kamer te informeren, mochten er eventuele vervolgstappen zijn.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt.

De heer Van Baarle (DENK):

De humanitaire situatie in Afghanistan is verschrikkelijk te noemen. 28 miljoen mensen dreigen echt onder de ondergrens te zakken. Die hebben geen verblijf, geen warme plek in de winter. De minister somde op wat Nederland doet: vorig jaar 25 miljoen en in een periode van twee jaar 12 miljoen gecommitteerd. Maar het Rode Kruis geeft eigenlijk aan dat het ondanks dat Nederland inderdaad een van de grootste gevers is, niet voldoende is. Kan de minister nu aangeven of er namens Nederland in voorzien is dat daar iets bij gaat om meer mensen te kunnen helpen in Afghanistan, of dat het financieel hierbij blijft?

Minister Bruins Slot:

Het mooie van de manier waarop wij en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het Rode Kruis maar bijvoorbeeld ook de VN-organisaties financieren, is dat wij hun grote bedragen geven die zij zelf zo goed mogelijk kunnen besteden. Los van de bedragen die ik noemde en die we nog extra besteed hebben naar aanleiding van de aardbevingen, kunnen het Rode Kruis en VN-organisaties dus ook zelf weer meer geld richting Afghanistan alloceren. Voor 2024 geldt dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nog met een brief naar deze Kamer komt om aan te geven waaraan hij komend jaar zijn ondersteuning en steun wil verlenen. De Kamer kan daarbij kijken of dat voldoende ten goede komt aan Afghanistan.

De heer Van Baarle (DENK):

Het antwoord op de vraag of Nederland extra geld gaat committeren, komt dus nog in die brief, als ik het goed begrijp.

Minister Bruins Slot:

Nederland heeft zich al aan extra geld gecommitteerd. Het gaat om 25 miljoen voor het Afghanistan Humanitarian Fund van de VN en 12 miljoen extra. Maar voor 2024 komen er natuurlijk nieuwe hulpbedragen. Daar wordt eerst de Kamer keurig over geïnformeerd, zodat de Kamer zich daarover kan uitspreken.

De heer Van Baarle (DENK):

De minister viel mij even in de rede, maar dat vond ik niet erg, want dat was volgens mij goed om de beantwoording scherp te krijgen. Met uw welnemen, voorzitter, wil ik daar nog een tweede vraag achteraan stellen. De minister geef aan dat het Rode Kruis lopende de activiteiten zelf de vrijheid heeft om het budget te alloceren, maar het Rode Kruis geeft juist aan dat het onvoldoende heeft. Los van de brief en de vraag wat Nederland nog gaat doen, welke inspanning levert de minister in internationaal verband om ook andere landen te vragen extra bij te dragen om de mensen in Afghanistan te helpen? En welke resultaten levert dat op?

Minister Bruins Slot:

Boven op wat wij doen, sporen we natuurlijk ook internationaal onze collega-landen aan. Dat ben ik helemaal met de heer Van Baarle eens. Dat doen we ook wat betreft Pakistan, door met landen samen te werken en te kijken hoe we de Pakistaanse autoriteiten kunnen overtuigen om Afghanen niet over de grens terug te zetten. Ik weet zeker dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en ik meer dan bereid zijn om andere landen te motiveren om extra in te zetten voor Afghanistan.

De heer Tuinman (BBB):

Ik heb met Afghanen geleefd, ik heb met hen gelachen en ik heb ook met hen gevochten. Eén ding is mij bijgebleven, namelijk dat de Afghaanse bevolking ontzettend weerbaar is. Dat geldt ook voor de Afghaanse mensen in Nederland. Daar gaat mijn vraag over. In hoeverre maakt u gebruik van de Afghaanse mensen, van de kennis en kunde en van de netwerken van de Afghanen in Nederland om ingangen te vinden en om de voorraden, de ondersteuning en de hulp daadwerkelijk in Afghanistan te krijgen bij de mensen die het nodig hebben om de noden voor deze winter te verlichten?

Minister Bruins Slot:

Allereerst wil ik de heer Tuinman bedanken voor het werk dat hij heeft gedaan in Afghanistan, voor de bijdrage die hij daar heeft geleverd. Maar juist daarom werken we samen met de Dutch Relief Alliance in Nederland, omdat die organisaties goed de verbinding kunnen leggen met een land als Afghanistan. Denk daarbij ook aan de kennis en kunde van Afghanen in Nederland.

De heer Veldkamp (NSC):

Dank voor uw gedicht, voorzitter. Dank aan de heer Boswijk voor zijn vraag en dank aan de minister voor haar antwoorden. Vanuit de NSC-fractie zal ik niet meteen het aangaan van diplomatieke betrekkingen en het openen van ambassade met de taliban willen bepleiten. Ik hoor dat u werkt en blijft werken aan humanitaire hulp in Afghanistan. Hoe kan worden gewaarborgd dat de hulp ter plaatse niet in verkeerde handen valt?

Minister Bruins Slot:

Wat je daarin ziet, is het volgende. Het klinkt een beetje als een tegenstrijdigheid, maar gezien de brede achtergrond van de heer Veldkamp kan ik mij indenken dat hij het vanuit zijn diplomatieke ervaring herkent. Door het feit dat er nu geen oorlog meer is — helaas is er wel een regime dat we niet erkennen, en terecht — kan de humanitaire hulp wel beter verstrekt worden dan in de situatie daarvoor. Er is namelijk relatief meer stabiliteit in het land, ondanks het gegeven dat ik het echt heel tragisch vind hoe de positie van vrouwen eigenlijk gewoon … "Gemarginaliseerd" is niet eens het juiste woord voor de situatie van de vrouwen in Afghanistan.

Mevrouw Dobbe (SP):

De positie van vrouwen: daarvoor kwam ik ook naar voren. Wij maken ons daarover enorm zorgen, net als de meeste mensen hier. Zij zitten nu in een enorm kwetsbare positie. Dat geldt extra als er een humanitaire crisis is. Als er honger ontstaat en humanitaire nood, zijn het vrouwen en meisjes die daarvoor vaak een hoge prijs betalen. Amnesty heeft een rapport gepubliceerd waarin bijvoorbeeld staat dat er meer gedwongen uithuwelijkingen zijn. Er wordt uitgehuwelijkt omdat er anders geen eten is. Er wordt zelfs geruild voor eten. Daar maken wij ons ernstig zorgen over. Het is heel goed dat wij als Nederland humanitaire hulp geven, maar in hoeverre wordt er dan rekening gehouden met en gewerkt binnen de humanitaire hulp om de positie van vrouwen te versterken?

Minister Bruins Slot:

Daarbij is het allereerst van belang om te zeggen dat de hulpverlening — dat zeg ik ook nog in antwoord op de vraag van de heer Veldkamp — van Nederland niet via de autoriteiten loopt, maar via de VN-organisaties en de non-governmental organisaties. De humanitaire partnerorganisaties van Nederland richten zich inderdaad op de meest hulpbehoevenden, de meest kwetsbaren. Daar zitten veel vrouwen en meisjes tussen, precies zoals mevrouw Dobbe beschrijft. Zij worden bijvoorbeeld voorzien van opvang en bescherming. Maar ze krijgen ook voedselhulp en hulp bij de ondersteuning van de dagelijkse gang van zaken. Nederland ondersteunt alleen projecten in Afghanistan die vóór en dóór vrouwen geleverd worden. Dat is ook een van onze voorwaarden voor zowel het leveren van hulp voor basisnoden als het leveren van hulp voor het maatschappelijk middenveld. Daarom steunt Nederland ook enkele projecten die zich specifiek richten op vrouwen, waarbij de focus ligt op het versterken van zowel de economische empowerment als de sociale inclusie van vrouwen.

We doen dat niet alleen in Afghanistan. Ik ben zelf bijvoorbeeld ook in Indonesië geweest. Daar ben ik in gesprek gegaan met Afghaanse vrouwen die, onder andere door steun vanuit Nederland, de mogelijkheid krijgen om te studeren op een buitenlandse universiteit.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dat is goed om te horen. Zou u ons willen informeren over de voortgang op het gebied van het verstrekken van de humanitaire hulp? Ik heb het dan over die 25 miljoen waar u het eerder over had. Dan weten wij in hoeverre dat ook bijdraagt aan de positie van vrouwen en meisjes in Afghanistan.

Minister Bruins Slot:

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaat over humanitaire hulpverlening. Zij geeft de Kamer natuurlijk elk jaar informatie over hoe dat allemaal gaat. Dat staat dus ook in de reguliere rapportages.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik steun de lijn van de minister om de taliban niet diplomatiek te erkennen en om daar ook geen stapjes in te zetten, zoals het openen van een diplomatieke post. Het is volgens mij heel goed dat ze dat duidelijk aangeeft naast, natuurlijk, het veiligheidsargument. Het is ook goed dat wij onze humanitaire steun via internationale organisaties verlenen, want de situatie in Afghanistan is enorm schrijnend voor miljoenen mensen. Nou biedt dat natuurlijk ook een mogelijke context, en een voedingsbodem, waarin er meer terroristische activiteiten kunnen plaatsvinden, waardoor partijen als Al Qaida en IS weer sterker kunnen worden. Mijn vraag is als volgt. Wat is op dit moment de inzet vanuit het Westen — de VS staat daarbij voorop, mogelijk met internationale partners zoals Nederland — om, zij het op afstand, iets te doen tegen de mogelijke opkomst van meer terrorisme?

Minister Bruins Slot:

Wij blijven natuurlijk internationaal samenwerken, bijvoorbeeld ook in VN-verband, op het gebied van counterterrorism. De anti-ISIS-coalitie is ook nog steeds actief. De dreiging van jihadistische aanslagen is gewoon reëel. Er is sterke internationale samenwerking nodig om die zo goed mogelijk te kunnen weerstaan.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Ik wil graag nog even doorvragen over de inzet richting Pakistan. Wij hebben net op meerdere manieren gehoord hoe afschuwelijk de situatie in Afghanistan is. Het is ook helemaal terecht dat het Rode Kruis daar echt onze aandacht voor vraagt. Dat maakt het natuurlijk extra schrijnend dat een land als Pakistan massaal mensen terugstuurt, met name vrouwen en meisjes. De VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten zegt daarover dat die juist grote risico's lopen. Kan de minister iets specifieker zijn over de inzet richting Pakistan? Is die inzet bilateraal of gebeurt dit ook in multilateraal verband? Is er daarbij extra aandacht voor de zorgen rondom de rechten van vrouwen en meisjes?

Minister Bruins Slot:

De zorgen daarover zijn gewoon groot, omdat het een hele onwenselijke situatie is dat er op dit moment, zeker in de winterperiode, zo veel mensen worden teruggestuurd. We hebben ons hier in de afgelopen periode hard voor ingezet. Naar aanleiding van de motie van mevrouw Piri en de heer Van der Lee over de aanpak van de bescherming van vluchtelingen in de regio, buiten Afghanistan, hebben we een bedrag van 30 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van Afghaanse vluchtelingen en hun gastgemeenschappen in Pakistan. Dat gebeurt via de UNHCR en via UNICEF, omdat er ook heel veel kinderen tussen zitten. In de komende periode hebben we nog meer geld beschikbaar gesteld voor de Afghaanse regio. De minister voor BHOS zal naar voren brengen hoeveel dat in 2024 is.

In Pakistan proberen we via verschillende samenwerkingsverbanden invloed uit te oefenen op de Pakistaanse autoriteiten. Dat doen we met gelijkgezinde landen. We dringen er bij de autoriteiten echt op aan om te stoppen met de verplaatsingen, om een pas op de plaats te maken en om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Dat doen we bilateraal en samen met de Europese Unie en de Verenigde Naties. We zijn ook vicevoorzitter van een platform. We proberen het geld dat we besteden aan het opvangen van Afghaanse vluchtelingen te gebruiken als pressuremiddel om zo druk te zetten op de Pakistaanse autoriteiten. We krijgen nu vooral als reactie terug: we zetten alleen mensen uit die geen papieren hebben; Afghanen die wel papieren hebben om hier te verblijven, blijven hier. Maar goed, het zijn allemaal heel kwetsbare mensen. De situatie in Afghanistan zelf is ook verschrikkelijk. Het levert nog niet de gewenste resultaten op, maar we zetten er wel druk op, zowel bilateraal als multilateraal, bijvoorbeeld in EU-verband.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank aan de minister. Tot zover dit onderwerp. Fijn dat u bij ons was. Dank voor uw aanwezigheid.

Vragen Michon-Derkzen

Vragen Michon-Derkzen

Vragen van het lid Michon-Derkzen aan de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "Klimaatactivisten op Schiphol niet vervolgd na fouten met identificatie".

De voorzitter:

We gaan luisteren naar een vraag van mevrouw Michon-Derkzen aan de minister van Justitie en Veiligheid. Het woord is aan mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Het gaat niet goed met ons klimaat. Vriend en vijand zijn het daarover eens, maar over de oplossing is minder overeenstemming. Dat is prima. Dat scherpt juist aan en daarover voer je het debat. Daarvoor gebruik je alle mogelijkheden die je hebt in een democratische rechtsstaat. Maar als het over het klimaat gaat, dan lijken andere regels te gelden.

Op 5 november 2022 drongen demonstranten van Extinction Rebellion het beveiligde deel van Schiphol binnen, nadat zij met een slijptol het hek hadden doorgezaagd. Even voor de duidelijkheid: er was ruimte om te demonstreren, maar niet in het beveiligde gebied. Deze demonstranten liepen op de start- en landingsbanen van privévliegtuigen. Schiphol is een veiligheidsrisicogebied en dat is niet voor niets. Ik wil aan de minister vragen waarom voor het binnendringen van de baan op Schiphol, wat een veiligheidsrisicogebied is, wél de Wet openbare manifestaties geldt maar niet de Luchtvaartwet, die het juist verbiedt om dit deel te betreden. Is de minister het met mij eens dat iedere terrorist via de Wet openbare manifestaties heel makkelijk zo'n gebied kan binnendringen en grote schade kan aanrichten op een luchthaventerrein?

Voorzitter. In antwoord op mijn schriftelijke vragen van mei vorig jaar bleek dat er 182 personen geïdentificeerd waren, waarvan 7 zich hadden vastgeketend aan vliegtuigen of juist het hek waren over geklommen en het terrein op waren geweest. In het persbericht van vorige week lazen we dat voor vier personen het onderzoek is afgerond. Die zaken hadden dus naar zitting kunnen komen. Waarom is de strafzaak tegen deze vier verdachten niet doorgezet? In het persbericht lezen we dat het OM, het Openbaar Ministerie, redeneert dat dit te lang geleden heeft plaatsgevonden. Wat is "te lang geleden"? Wat is in dezen een redelijke termijn? Klopt het dat een verdachte zo de boel kan frustreren, zodat deze redelijke termijn wordt overschreden?

Voorzitter, daar laat ik het bij voor nu.

De voorzitter:

Heel goed. Het woord is aan de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Met het betreden van het beveiligde gedeelte van Schiphol door de activisten op 5 november zijn de grenzen van de demonstratievrijheid ook wat mij betreft overschreden. Het brengt veiligheidsrisico's met zich mee en dat is een misdrijf. Er is ook sprake geweest van vernielen en van het klimmen over hekken. Laat duidelijk zijn: dit alles valt volgens het Openbaar Ministerie niet onder het demonstratierecht. Het OM heeft naar 175 mensen een waarschuwingsbrief gestuurd.

Mevrouw Michon-Derkzen vraagt specifiek waarom de Luchtvaartwet niet geldt en de WOM wel. Daar kan ik op ingaan. Voor bepaalde delen van Schiphol geldt wel dat ze zijn aangewezen op grond van de Luchtvaartwet. Daar kan je in gevallen ook op handhaven. Er zijn hiervoor op Schiphol ook mensen aangehouden; dat is ook gebeurd. In de waarschuwingsbrief die daarna naar die 175 mensen is gegaan — wellicht komen we straks nog te spreken over de aantallen en over de identificatie — is ook verwezen naar het belang van luchtvaardigheid. Nee, sorry, ik bedoel luchtvaartveiligheid; ja, dat was even een lastige. Maar zoals altijd is het op dat moment ook altijd een lokale afweging in de context hoe men daarmee omgaat. Dat weet mevrouw Michon-Derkzen en dat maakt het ook heel lastig om dit soort gesprekken hier te voeren.

Ten aanzien van die vier zaken is er nog een specifieke vraag. Eerder meldde het OM al dat het die vier verdachten zal vervolgen. Inmiddels is besloten om deze zaken te seponeren. Het OM heeft aangegeven dat dit gaat over de juistheid van identificatie en de bewijsbaarheid van het feit dat er geen enkele twijfel bestaat, maar precies zoals mevrouw Michon-Derkzen ook aangaf, spelen het tijdsverloop tot aan de zitting en de te verwachten straffen een rol. Ook op dat moment is de beoordeling weer aan het OM om te kijken wat er in het dossier staat, wat er voorligt en wat de realistische kans is om daar nog een werkbare en succesvolle zaak van te maken. Daarnaast is het goed om te noemen dat het feit dat een substantieel deel van het onderzoek naar de identificaties niet goed is gegaan of niet meer verifieerbaar is, ook een rol heeft gespeeld. Het is dus een combinatie van factoren.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, daar vreesde ik al voor. Het merendeel van de opgepakte demonstranten wilde zich niet identificeren. Ze hadden juist maatregelen genomen om identificatie te bemoeilijken, bijvoorbeeld door bewerking van de vingertoppen. Maar niet kunnen voldoen aan de verplichting om je ID-bewijs te tonen kan leiden tot een boete, zoals we hier met elkaar hebben vastgesteld. Waarom wordt een dergelijke boete dan niet standaard gegeven? In antwoord op mijn eerdere vragen gaf de minister aan dat het een verplichting is om je ID-bewijs te tonen als de politie daarom vraagt. Dat hebben we hier met elkaar afgesproken, maar hoe kan het dan dat mensen deze plicht omzeilen en wat is de consequentie daar dan van? Ziet de minister mogelijkheden tot het verbeteren van het vaststellen van deze ID-weigeraars? Sterker nog, is het oproepen om niet mee te werken aan die wettelijke plicht om je ID-bewijs te laten zien, an sich niet al een strafbaar feit?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan gaan we inderdaad terug naar wat hier nou echt aan de hand was. Vervolgens is er een plek om te demonstreren. Deze mensen weigeren om daar te gaan demonstreren, maar veroorzaken een illegale actie waarmee ze echt zichzelf en anderen in gevaar brengen. Vervolgens werken ze niet mee en weigeren ze zich te identificeren. Dat vind ik zeer, zeer kwalijk. Dat is de kern van wat hier aan de hand is. Ik vind de vragen van mevrouw Michon-Derkzen heel erg terecht. Dat zijn ook de vragen die ik heb in mijn gesprekken met het Openbaar Ministerie. Ik heb ook op korte termijn weer zo'n gesprek. Dat gesprek had ik toevallig al staan, want dit is niet de enige demonstratie waarover we met elkaar spreken. Het gaat erom hoe je op dat moment ter plekke in die context, met zoveel mensen, de identificatieplicht beoordeelt terwijl je probeert te handhaven en terwijl je op dat moment ook andere gevaren moet afwegen. Hoe gaat men daar dan mee om? Maar gevoelsmatig vind ik wel dat er een verschil is tussen een dakloze die zich op dat moment niet kan identificeren en mensen die er heel erg bewust alles aan hebben gedaan om zich niet te kunnen identificeren; daarmee kijk ik wellicht vooruit voor een nieuw kabinet. Maar goed, dat zijn verschillende stoelen en die moet je niet gaan vermengen. Ik zal echter zeker het gesprek met het Openbaar Ministerie aangaan en daar ook over terugkoppelen. Mevrouw Michon-Derkzen heeft bij een vorig debat ook om een brief gevraagd die ik samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken over het demonstratierecht maak naar aanleiding van een heleboel verschillende voorbeelden van de afgelopen tijd. Ik zal zorgen dat we daarin ook hierop terugkomen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank aan de minister. Ik kijk zeer uit naar deze brief. Ik vind het dus belangrijk om ook dit onderdeel daarin mee te nemen. Zijn er ook geen slimmere oplossingen te verzinnen, ook in de forensische opsporing, om identificatie te vergemakkelijken? Juist door deze fout laat het OM eigenlijk alle aanklachten varen; dat hoorde ik de minister ook in haar eerdere antwoord zeggen. Ik vind het spijtig om te zeggen dat een overheid dan wel in haar hemd staat. Het is niet uit te leggen dat klimaatactivisten, hoe belangrijk hun motief ook is, wegkomen met het overtreden van de wet. Tot slot wil ik dus vragen wanneer het kabinet een onderscheid durft te maken tussen demonstraties en het ontwrichten van de openbare orde. Hopelijk staat daar ook iets over in die brief. We zien namelijk dat al deze discussies ook spelen in Frankrijk, in Duitsland en in andere landen. Daar wordt gesproken over een andere manier van strafbaarstelling en een andere manier om tegen het georganiseerd en stelselmatig ontwijken van de wet op te treden. Ik vind dat wij daar in Nederland ook stappen in moeten zetten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zal deze elementen zeker meenemen in de brief, want mevrouw Michon-Derkzen weet dat een groot deel van haar vragen, die ik overigens heel logisch vind, bij de collega van Binnenlandse Zaken ligt. Ik zal er alles aan doen om die brief zo snel mogelijk te sturen. De brief wordt, terecht, ook steeds uitgebreider, maar het is allemaal even relevant. 90 mensen zijn wel correct geïdentificeerd. Dat zeg ik er nog even bij. Zij hebben ook zo'n waarschuwingsbrief gehad. Dat betekent ook dat zij in de systemen staan en op het moment dat ze het nog een keer zouden doen, kan er dus veel effectiever en gerichter gehandhaafd worden. Het is dus niet zo dat je ermee wegkomt, maar de situatie zoals die nu is, is voor mij ook heel onbevredigend; dat geef ik zeker mee. Ik neem dus samen met de collega al deze elementen mee in die brief.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

400 activisten van Greenpeace en Extinction Rebellion zijn door de hekken gebroken bij Oost-Schiphol en hebben de platformen bestormd, en dan blijkt dus dat er maar 90 juist zijn geïdentificeerd. Dat is al zeer bedenkelijk. Vervolgens blijven er vier zaken over die voor de rechter zouden worden gebracht. Die worden gewoon geseponeerd, terwijl de activisten wel geïdentificeerd zijn. Waarom? Dan komt er weer zo'n antwoord van: ja, we hebben te weinig capaciteit en ze krijgen toch maar een kleine straf. Ze straffen hier continu te laag! Gaan we dat als argument gebruiken? Zeggen we: we gaan ze eerst te laag straffen en vervolgens gaan we ze ook maar niet vervolgen, want ze krijgen toch een lage straf? Zo komen ze er toch veel te makkelijk mee weg? Ze krijgen een briefje thuis. Dat kan toch gewoon niet? De mensen thuis begrijpen er helemaal geen snars van.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga hier nu wel achter onze professionals staan, dus de marechaussee, de lokale politie op verschillende plekken, het Openbaar Ministerie en de burgemeesters. Die doen echt hun best, zowel om het demonstratierecht te respecteren en te faciliteren als om op te treden op het moment dat mensen daar misbruik van maken. Ik vind dat dat hier ook onze taak is. Als het gaat over de vraag wie hier de boel verstierd heeft, dan zijn dat inderdaad de mensen die door die hekken zijn gebroken, zichzelf en anderen in onveiligheid hebben gebracht en bewust een situatie hebben gecreëerd waarmee zij het ongelofelijk moeilijk hebben gemaakt voor de mensen die er staan voor onze veiligheid. Dat is de kern. De kern is niet dat onze mensen niet hun best doen en vervolgens mensen weg laten komen met een lage straf. Ik vind het niet oké als dat scenario hier wordt geschetst. Dat is hier niet aan de hand. We hebben het net uitvoerig gehad over wat er wel aan de hand is.

Veel belangrijker is wat je in de toekomst doet. Ik ben heel erg blij dat er wordt gekeken hoe je dit soort zaken in de toekomst kunt voorkomen en hoe je sneller kunt schakelen met de herkenning. De KMar kijkt ook naar de eigen procedures en draaiboeken: kunnen we daar makkelijker op een andere manier mee omgaan? Uiteindelijk zal ik dus ook met het Openbaar Ministerie in overleg gaan en zeggen: als dit een bepaald verdienmodel is waarbij mensen misbruik maken van het demonstratierecht, wat hebben jullie dan nodig van de politiek om daar op een bepaalde manier op te kunnen reageren? Maar het is absoluut aan het Openbaar Ministerie om die afwegingen te maken, want zij moeten met de capaciteit en de inzet die zij hebben, zorgen dat zij ons veilig kunnen houden. Dat zijn zware afwegingen en daar gaan we wat mij betreft niet makkelijk over praten.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, maar de minister blijft wel politiek verantwoordelijk en kan ook ingrijpen. U grijpt niet in. U laat er gewoon 400 weglopen en zelfs die vier zaken die er waren, heeft de minister laten seponeren. Dat kan toch gewoon niet?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zeg richting mevrouw Faber dat wij in Nederland niet het Openbaar Ministerie vertellen wie het moet vervolgen en wie niet. Het is een onafhankelijke macht en zo hoort het ook. Ik ben politiek verantwoordelijk, absoluut, maar dat betekent wat mij betreft nooit dat ik een aanwijzing ga geven en ga bepalen wie het Openbaar Ministerie vervolgt. Die optie is er wel, maar die heb ik nooit ingevuld en dat ga ik ook nooit doen. Ik ken helaas iets te veel voorbeelden uit andere landen, waar dit wel zo gaat. Zo moeten we niet willen worden.

Mevrouw Helder (BBB):

Aan dit kat-en-muisspel tussen de overheid en Extinction Rebellion moet gewoon een einde komen. De capaciteit van de politie baart mij zorgen. Zij moeten die mensen iedere keer weer van het asfalt halen of krijgen in de media weer de schuld van alles. Extinction Rebellion weet heel goed hoe zij de wet moet omzeilen. Zij gaat daarin gestructureerd te werk. Het OM vervolgt ze niet, want ze zijn geweldloos. Doe het dan gewoon zoals Spanje het doet, want daar noemen ze het een criminele organisatie en dan wordt het een heel ander verhaal. Zij weten precies hoe ze de wet moeten omzeilen en maken daar ook gestructureerd gebruik van. Als ze misbruik maken van het demonstratierecht, dan moet je optreden. Ik vind dat de minister met het Openbaar Ministerie moet gaan overleggen over de vraag: kunnen we hen aanmerken als een criminele organisatie?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik vind dat mevrouw Helder hier de kern te pakken heeft. Ze zegt dat het een kat-en-muisspel is. In dit geval maakt degene tegenover de overheid misbruik van het demonstratierecht en daarmee houdt men onze politiemensen, de KMar, ongelofelijk bezig; laat ik het maar even netjes formuleren. Ik vind dat heel erg kwalijk, want ik weet waar we die mensen anders ook kunnen inzetten. Dat weet mevrouw Helder ook. Dat is absoluut onderdeel van het gesprek. Ik zal dit ook meenemen. We hebben hier andere kaders en andere definities, maar ik betrek dit graag bij het gesprek om te bekijken wat er mogelijk is. Het gaat dan niet alleen om deze organisatie specifiek, maar om de vraag wat je doet met organisaties die in algemene zin heel erg bewust — dat zijn mijn woorden en het is aan het OM om dat per organisatie in te vullen — misbruik maken van het demonstratierecht. Zij brengen daarmee anderen en zichzelf in gevaar en zorgen er vervolgens voor dat we hier elke week staan. Is dat nou het demonstratierecht? Nogmaals, het is niet aan mij om dat in te vullen, maar ik neem het wel mee in de zorgvuldige formulering die we net hebben besproken.

De heer Boswijk (CDA):

Voor het CDA is het recht van demonstratie een groot goed. Het maakt voor ons niet uit of je een trekker onder je kont hebt of een potje lijm in je hand: demonstreren op snelwegen doe je gewoon niet! Dat moet keihard worden aangepakt. Als mensen van Extinction Rebellion worden gearresteerd, goed zijn geïdentificeerd en een boete krijgen, zien we helaas telkens weer dat organisaties daarachter die boetes gaan betalen. De éne prikkel die je dan hebt, wordt daarmee ook nog weggehaald. Zou de minister ook deze praktijken kunnen aanpakken? Collega's hebben dit al als een vorm van anarchie benoemd. Er zijn heel veel mensen in Nederland, onder wie ikzelf, die het heel slecht trekken dat mensen gewoon maar doen waar ze zin in hebben en daar ook nog mee wegkomen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben het helemaal eens met de heer Boswijk. Het is niet aan ons als politiek om te kijken wat de reden is voor het feit dat iemand demonstreert. Het demonstratierecht is een groot goed. Op het moment dat je dat recht misbruikt en het op een manier doet waarmee je anderen in gevaar brengt en onze mensen, die we op andere plekken heel hard nodig hebben, zó bezighoudt, dan deugt dat gewoon niet. Ik zal dit element meenemen in mijn gesprekken met het Openbaar Ministerie. Ik weet niet in hoeverre het daar wel of niet een weging van kan maken, zodat het relevant genoeg is voor het gesprek dat we nu hebben. Anders zal ik dit, denk ik, ook betrekken bij de brief die ik samen met Binnenlandse Zaken heb toegezegd. Is het dan in georganiseerd verband? Is het individueel? We moeten het uit elkaar trekken en vooral op papier zetten hoe het werkt in Nederland. Dan is het uiteindelijk aan de Kamer om daar iets van te vinden of om iets daaraan te veranderen. Ik zal ervoor zorgen dat ik het in mijn verschillende gesprekken meeneem en dat ik de Kamer goed erover informeer of het een wegende factor is of niet.

De heer Boswijk (CDA):

Dank. Ik ben daar heel benieuwd naar. We hadden nog een andere vraag. We zien dat het snelrecht vaak een afschrikwekkende werking heeft. In hoeverre wordt dat nu bij de demonstraties van Extinction Rebellion gebruikt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Of dat specifiek bij deze demonstraties zo is, zou ik niet weten. Als je bijvoorbeeld kijkt naar alles rond oud en nieuw — dat is een heel ander voorbeeld, want dan gaat het helemaal niet over een bepaald recht — dan wil je dat er snel gehandeld kan worden bij mensen die bijvoorbeeld hulpverleners belagen. Ik besef dat ik een heel ander voorbeeld aanhaal, maar toevallig heb ik het daar onlangs heel uitvoerig over gehad en toen stelde ik deze vraag. Het kan zijn dat je op dat moment snelrecht niet kunt inzetten, omdat je die personen óf nog niet hebt kunnen identificeren óf niet weet wie specifiek verantwoordelijk was voor hetgeen waarvoor je eigenlijk snelrecht wilt inzetten. Ik zal dit dus nagaan en ervoor zorgen dat ik terugkoppel hoe dat staat in verhouding tot demonstraties. Het idee dat het bestaat, wil helaas niet altijd zeggen dat je het ook ter plekke effectief kunt inzetten. Maar ik neem het mee, ook in relatie tot demonstraties algemeen.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Ik heb een vraag aan de minister naar aanleiding van het artikel waar mevrouw Michon haar vragen over heeft gesteld. In dat artikel staat ook te lezen dat er bij deze grootschalige aanhouding lessen zijn getrokken en dat die hebben geleid tot een bijstelling van de werkwijze van Justitie. Kan de minister aangeven wat de bijstelling van die werkwijze is? Is die naar uw mening ook voldoende effectief?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De KMar is bijvoorbeeld opnieuw naar de eigen werkprocessen gaan kijken. Hoe kan het effectiever? Want zij zitten er natuurlijk ook niet op te wachten dat ze allerlei werk doen, dat daarna, even simpel kort door de bocht geformuleerd, voor niets blijkt te zijn geweest. We gunnen ze beter. De KMar is daar nu mee bezig. Ik heb voor deze mondelinge vraag wel gevraagd of er al een update is en of ik al met de Kamer kan delen wat dat dan precies inhoudt. Dat heb ik niet, maar op het moment dat we daarover wat kunnen melden, zullen we u dat ook laten weten. Ik hoop dat dit uiterlijk het geval zal zijn in de brief die ik mevrouw Michon-Derkzen heb toegezegd. Ik kan mij echter voorstellen dat dit iets heel specifieks is waar het ook gaat om gezichtsherkenning en de werkwijze van de KMar, en dan zorg ik dat u er op een andere manier inzicht in krijgt. Zo snel als mogelijk dus, maar vandaag was dat nog niet paraat.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik wil de minister feliciteren met haar prijs voor grootste privacyschender. En dit is haar kans om daar iets tegenover te stellen. Ook in dit geval is namelijk de privacy geschonden, namelijk van de mensen die uiteindelijk niet worden vervolgd. Er is sprake geweest van gezichtsherkenning, gedaan door de Marechaussee. Door die gezichtsherkenning zijn mensen ook fout geïdentificeerd. Vindt de minister dit wenselijk en wat is de wettelijke grond hiervoor?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Degenen die verkeerd zijn geïdentificeerd hebben ook echt een brief gehad van het Openbaar Ministeries met daarin excuses vanuit de KMar. Dus daar is alle erkenning voor gegeven en zo hoort het ook. Ik denk dat ik het daar even bij laat, want anders steek ik het debat een andere kant op in.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Oké, nou, het is misschien wel goed als het debat de andere kant op getrokken wordt, want we hebben het wel over privacyschendingen die hier begaan zijn. Mijn vraag is dan ook wat de wettelijke basis is om te experimenteren. Daarnaast liggen er nog steeds de gegevens van die 90 mensen die wel terecht zijn geïdentificeerd. Die gegevens worden bewaard. Waar is nou de wettelijke grond te vinden om überhaupt aan gezichtsherkenning te doen en om die gegevens te bewaren? Is de minister bereid om opdracht te geven om die gegevens te verwijderen? Want naar wat ik heb gezien, is er geen wettelijke basis voor.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Op het moment ... Laat ik het dan toch zeggen: hier zijn mensen actief bezig geweest om de wet te omzeilen, om zichzelf en anderen in gevaar te brengen en om hun eigen vingertoppen zo te mishandelen dat ze niet geïdentificeerd konden worden. Dus ik vind het bijna schokkend dat geen enkele vraag van mevrouw Teunissen daarover gaat en dat zij bovendien niet enigszins meeleeft met degenen van de KMar die deze mensen veilig proberen te houden en daar ongelofelijk veel werk in steken, maar vervolgens hier neer worden gezet als degenen die de wet zouden overtreden, als zou er geen wettelijke basis zijn voor hun handelen. Ik hoop dat mevrouw Teunissen nooit in de positie komt dat zij hulp nodig heeft van de KMar of de politie, maar zij doen dit om mevrouw Teunissen veilig te houden. Om er dan van uit te gaan dat ze dit alleen maar moeten doen binnen de kaders die herkenbaar zijn voor een leek en dat ze anders de wet overtreden, vind ik echt zeer kwalijk. Het is gebeurd volgens de regels die we hebben. Aan degenen die verkeerd geïdentificeerd zijn omdat ze zelf niet meewerkten, is zelfs excuses aangeboden. Bij degenen waarbij is gebleken dat het niet een-op-een honderd procent geverifieerd kon worden, is gezegd: dat doen we dan niet. Dus dit is de opbouw van hoe het gaat. De wettelijke basis is uiteraard te vinden in de Politiewet. Het is niet zo dat onze mensen aan de slag zijn en dan maar gewoon wat doen. Ik weet niet hoe vaak ik dat hier aan deze kant moet verdedigen maar er ligt ook een verantwoordelijkheid van volksvertegenwoordigers om onderbouwd zulke vragen te stellen en niet te doen alsof de wet niet geldt voor de KMar, het Openbaar Ministerie of de politie. Dit is een rechtsstaat!

De voorzitter:

Tot zover dit onderwerp. O, maar we hadden niet gerekend op de heer Sneller. Het woord is aan hem.

De heer Sneller (D66):

Ik had ook niet op mezelf gerekend, voorzitter, maar ik heb nog een vraag naar aanleiding van de vragen van mevrouw Teunissen. Wat betreft het protocol dat nu door de politie wordt gebruikt om die gezichtsherkenning te doen, is er wel degelijk ook vanuit juridische experts twijfel over de legaliteit ervan. Mijn vraag is of wij als Kamer meer informatie kunnen krijgen over wat nou precies de basis daarvoor is en of wij dat protocol ook kunnen krijgen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik wil niet een tweede interruptie van de heer Sneller uitlokken, omdat zijn fractie die dan kwijt is, maar ik wil hierover toch nog het volgende zeggen. Er zijn al gedetailleerde Kamervragen gesteld over het systeem, waarop ook uitvoerig is geantwoord, waarbij ook de wettelijke basis ervoor is aangetoond. Dus ik ben even op zoek naar waar de heer Sneller zelf naar op zoek is. Ik probeer daarmee ook te voorkomen dat de heer Sneller met een tweede vraag komt; elke fractie heeft namelijk maar twee vragen, dus ik probeer hier echt mee te denken. Ik kan er natuurlijk ook in het halfjaarbericht politie nog eens op ingaan, zodat de heer Sneller dan haakjes heeft om te zeggen: dit is wat ik bedoel en daar wil ik op doorvragen. Ik wil hem die gelegenheid namelijk graag bieden, want het mij is een lief ding waard dat er geen twijfel over bestaat dat iedereen functioneert conform de kaders die we met elkaar hebben afgesproken. Als er dan dingen misgaan, wat altijd kan — het is mensenwerk — kijken we met elkaar hoe we iedereen kunnen helpen. Ik zorg dus dat ik hier in het halfjaarbericht nog nader op inga. Ik hoop dat ik dan het antwoord heb gegeven dat ik denk dat hij zoekt.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit onderwerp.

Vragen Six Dijkstra

Vragen Six Dijkstra

Vragen van het lid Six Dijkstra aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister voor Rechtsbescherming, over het bericht "Nederlandse telefoons online stiekem te volgen: 'Extreem veiligheidsrisico'".

De voorzitter:

Dan gaan we luisteren naar de heer Six Dijkstra van de fractie van Nieuw Sociaal Contract, met eveneens een vraag aan deze minister. Het woord is aan hem.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Online privacy is stuk, zo is opnieuw gebleken. Iedere handeling die je op het internet doet en elke app die je gebruikt, laten sporen achter. Hier wordt grof geld mee verdiend. Schimmige datahandelaars, die de persoonlijke gegevens van miljarden personen doorverkopen aan de hoogste bieder, hebben momenteel vrij spel. Ook afgelopen week bleek weer via berichtgeving van BNR dat grote datasets van locatiegegevens, verzameld door mobiele apps, door het platform datarade.ai worden verhandeld aan eenieder die bereid is om ervoor te betalen. Deze data blijken vrij gemakkelijk te relateren aan personen, waaronder veel Nederlanders. Ook de gegevens van hoge officiers van Defensie en mensen met een hoge vertrouwelijke functie in het veiligheidsdomein liggen op straat. Deze grove privacyschending heeft daarmee ook directe gevolgen voor de nationale veiligheid. Mijn vraag aan de minister is wat het kabinet wil gaan doen, op nationaal of internationaal niveau, om deze praktijken aan banden te leggen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Deze vragen zijn eigenlijk gesteld aan mijn collega, de minister voor Rechtsbescherming. Hij is in het buitenland voor werk. Daarom sta ik hier. Ik zeg dat er even bij, omdat ik af en toe wellicht naar hem moet verwijzen of naar de collega-staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Ik weet dat daar ook al vragen bij zijn ingediend, omdat zij daar primair over gaan.

Ik heb het bericht ook gelezen. Ik vind het ook absoluut zorgwekkend als op deze manier met persoonsgegevens wordt omgegaan. Dank dus voor het agenderen van deze vragen. Bescherming van persoonsgegevens, waaronder de locatiegegevens waarover het hier specifiek ging, is namelijk niet voor niets een fundamenteel grondrecht in onze democratische rechtsstaat. De Algemene verordening persoonsgegevens is er onder meer om te waarborgen dat mensen controle hebben over hun eigen persoonsgegevens. Ook al denk je dat je dat helemaal hebt: als op deze manier blijkt dat je net iets had gemist, dat je het net niet goed hebt gezien of dat het al verwerkt is, schendt dat je gevoel van privacy zeer. Met gegevens mag dus niet zomaar aan de haal worden gegaan. Daar gelden regels voor. Op die regels moet ook goed toezicht worden gehouden.

De vraag was wat er nou concreet gebeurt. Wellicht is het goed als ik daar een paar zinnen over zeg, waarbij ik het beknopt houd. Juist met het oog op het toezicht houden heeft het nu demissionaire kabinet, toen het begon, ervoor gekozen en besloten om de Autoriteit Persoonsgegevens de komende jaren 0,5 miljoen euro extra budget toe te kennen, dat specifiek zal worden gebruikt en nu wordt gebruikt om toezicht te houden op zogenaamde cookies en online tracking. Namens de minister voor Rechtsbescherming zeg ik graag toe dat hij in een brief ingaat op hoe dat geld is ingevuld en wat ermee wordt gedaan. Dat zal hij natuurlijk bij de Autoriteit Persoonsgegevens moeten ophalen, maar ook vanuit zijn eigen handelen. Uiteindelijk is de belangrijkste grondslag in dit geval dat jij toestemming hebt gegeven. Je hebt bewust moeten kunnen zien dat men met jouw gegevens zou gaan handelen, waarna jij zegt: nou, dat vind ik prima. Daar gaat het om: dat mensen vooraf en expliciet toestemming hebben gegeven om hun persoonsgegevens te verwerken voor specifieke doeleinden. Iemand moet er dus duidelijk mee akkoord zijn gegaan dat het kan worden doorverkocht aan derden. Daarbij geldt als voorwaarde — die ik zelf heel belangrijk vind als iemand die ook dingen downloadt, zoals wij allemaal — dat iemand goed moet zijn geïnformeerd over het verstrekken van die gegevens, zodat je ook echt weet waar je eventueel mee instemt. Ik denk dat dit elementen zijn waarop we strak toezicht nodig hebben.

Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat we in Europees verband met elkaar optrekken. Ik zal zorgen dat er ook wordt ingegaan op de laatste stand van zaken daar, dus van het algemene onderwerp tracking en cookies.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank aan de minister. Ik heb daarbij wel de volgende vraag. In deze casus gaat het echt om bulkdatasets van locatiegegevens van heel veel mensen. Het zijn ook zaken waarvan ik mij afvraag of ze überhaupt conform de wet zijn verzameld en doorgestuurd. In dit geval gaat het om een Duits bedrijf, Datarade. Ik ben benieuwd of deze minister of de minister voor Rechtsbescherming contact heeft gehad met Duitse collega's, om bij hen te rade te gaan over wat hier speelt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zit even te kijken, maar ik zie dat niemand appt. Ik krijg daar nu dus geen antwoord op. Ik weet niet of minister Weerwind dat heeft gedaan, maar ik zal zorgen dat dat terugkomt in zijn brief, en ook de uitkomst van dat contact als dat er is geweest. Uiteindelijk denk ik dat de heer Six hier een heel belangrijk punt aanstipt: of je nou toestemming geeft of niet, je moet ook weten dat het gaat over zogenaamde adressenhandel, wat daar nog meer achter zit en wat voor consequenties dit voor jou kan hebben. Beide zaken neem ik dus sowieso mee, zeg ik even. Ik zie nu dat er nog geen is contact geweest, maar er wordt wel op ingegaan in de brief.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel. Dan ben ik ook benieuwd naar het volgende. Als het blijkbaar binnen de wettelijke grondslag toegestaan is dat grote datasets verhandeld worden die direct te relateren zijn aan natuurlijke personen — dat was hierbij namelijk het geval — volstaat de wettelijke grondslag dan nog wel, zelfs als je toestemming geeft? Ik kan me namelijk voorstellen dat niet iedereen die cookies accepteert, daadwerkelijk doorheeft waar die ja tegen zegt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is in de kern en per casus aan de autoriteit om dat te beoordelen, maar je hebt dus een paar fases die daaraan voorafgaan. Je moet daar expliciet toestemming voor hebben gegeven, dus het moet expliciet onder jouw aandacht zijn gebracht. Het moet dus niet alleen maar een "oké" zijn; het moet er duidelijk hebben gestaan. Op het moment je dat niet expliciet hebt gedaan, kan verstrekking van gegevens aan de derde partij soms toch rechtmatig zijn, maar dan moet er echt sprake zijn van gerechtvaardigd belang. Dat is conform artikel 6 van de AVG. Bij dit soort bulkdata en adressenhandel is het moeilijk voor te stellen dat er ook nog eens een gerechtvaardigd belang is, maar het gaat over die lagen. Het is uiteindelijk aan de autoriteit om dat te beoordelen. Dan komen we een beetje bij het gesprek dat we net hadden: die autoriteit is onafhankelijk, dus we kunnen niet per casus aan haar vragen wat er is gebeurd. Maar we kunnen natuurlijk wel het gesprek aangaan en vragen: heb jij genoeg tools in handen en zitten hier lessen in die je in algemenere zin bij ons op tafel kunt leggen, zodat wij als kabinet en Kamer weten of er meer voor nodig is?

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dan mijn volgende vraag. Ik snap dat de Autoriteit Persoonsgegevens nog enige tijd nodig heeft om het allemaal in kaart te brengen. Zou u alvast kunnen schetsen welke rechten mensen van wie deze rechten geschonden zijn — ik verwacht dat dat het geval zal zijn in deze casus — dan vervolgens hebben?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Misschien kunnen we 'm zo uitzetten in die brief, waarvan ik zal aangeven dat het fijn zou zijn als die snel komt. Dit zijn namelijk zaken die het team van minister Weerwind paraat heeft, denk ik. We kunnen dan niet specifiek ingaan op de casus, maar wel op wat je kan doen als je rechten geschonden zijn. Daarbij zal er natuurlijk recht zijn op verwijdering en inzage, maar waarschijnlijk zoekt meneer Six naar: wat zijn nou al die rechten en wat zijn alle stappen die een individu kan zetten? Ik zorg ervoor dat dat terugkomt in een stappenplan in die brief.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel. Dat wordt gewaardeerd. Dan trek ik het wat breder. Er zijn ook een aantal in Nederland gevestigde bedrijven, althans bedrijven met filialen in Nederland, die echt het opstellen van heel gedetailleerde profielen van personen als verdienmodel hebben, voor commerciële winst dan wel voor surveillancedoeleinden, om door te verkopen aan legitieme dan wel niet-legitieme organisaties. In een eerder artikel van Follow the Money werden er ook een aantal genoemd. Dat waren LiveRamp, Comscore en Whooz. Welke mogelijkheden ziet de minister om dit soort praktijken in Nederland concreet aan banden te leggen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dit is al met al een interessante sessie, maar nu vind ik dat meneer Six ook voor mij persoonlijk interessante vragen over mijn portefeuille opwerpt. Aan de ene kant is het prima als het allemaal valt binnen de kaders en je toestemming geeft. Als je de gevolgen daarvan niet kunt overzien … Ik heb te maken met een helaas groeiende lijst van mensen die bewaakt en beveiligd moeten worden en die potentieel gevaar lopen. Ik wil eigenlijk dat we hen veel beter kunnen beschermen. Dat is de balans waarnaar we zoeken. Ik zal zorgen dat ik hierbij stilsta bij een volgende update van bewaken en beveiligen, waarbij we dat hele stelsel herzien. Is dat wenselijk vanuit dit idee? Zo ja, hoe richt je dat dan in? We hebben bijvoorbeeld afspraken kunnen maken met de Kamer van Koophandel, maar dat is een heel ander instituut dan waarop de vragen van de heer Six betrekking hebben. Ik ga dus zelf in op de vraag wat de veranderende tijd van ons vraagt om proactief te handelen op dit soort mechanismen.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel. Dat wordt gewaardeerd. Ik wil ook vragen aan de minister om te kijken of ze daarin mee kan nemen wat de rol en de verantwoordelijkheid zijn van de grote internationals, zoals Oracle, die ook via zogeheten "real-time bidding" gegevensprofielen van mensen opstellen, en of zij daarin mee kan nemen wat daar op nationaal dan wel internationaal of Europees niveau aan gedaan kan worden qua wetgeving dan wel handhaving.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat we samen zo een hele uitgebreide brief namens mijn collega's hebben geschreven, maar dat is ook goed. Daarvoor moeten Binnenlandse Zaken en BZK ook aanhaken, denk ik. Ik zorg ervoor dat we dat erbij betrekken. Dat zal waarschijnlijk een brief zijn van collega Weerwind met BZK en wellicht EZK, maar daar nemen we deze ook in mee.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is een flinke brief geworden, meneer Six.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Ja, ik zie ernaar uit.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ook.

De voorzitter:

Het wordt een dikkertje.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Als ik had geweten dat mijn collega zo veel vragen zou stellen, dan had ik mijn vraag eerder gesteld, namelijk bij de voorgaande indiener van de vragen. Even concreet, want ik vind dat wij niet lichtzinnig hoeven om te gaan en mogen omgaan met het gegeven dat deze gegevens worden verhandeld door, in mijn beleving, criminelen; zo mag ik ze wel samenvatten. Ik snap dat de minister zegt: ik ga het een en ander bespreken met onze AP en ga na wat ze met de extra middelen die zij hebben gekregen, met dit gegeven gaan doen. Ik wil concreet aan de minister vragen wanneer deze gegevens van de markt af worden gehaald en wanneer onze AP in staat is om deze datahandel daadwerkelijk de nek om te draaien. Hoelang gaat het duren?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Maar het is niet strafbaar. Daarom trok ik het uit elkaar richting de heer Six. Als jij expliciet en vooraf toestemming geeft, dan mag dat gewoon. Het is dus geen strafbaar feit. Waar de AP toezicht op moet houden, is of er inderdaad expliciet en vooraf toestemming wordt gevraagd aan de betrokkene en of de betrokkene daar kennis van heeft kunnen nemen. Men moet erop toezien dat dat goed gebeurt. Op het moment dat dat gebeurt, dan mag het. In die stappen moet het. Dat half miljoen is natuurlijk wel vrijgegeven om juist dat toezicht te kunnen houden. Ik zal zeker aan minister Weerwind vragen of hij nader kan ingaan op hoe de AP dat inricht en dat doet. De AP is daar natuurlijk volledig onafhankelijk in. Daar kunnen wij dus nooit op sturen, maar dat was volgens mij ook niet de vraag. Het is wel een knip. Het ene is toegestaan, is geen strafbaar feit; het mag gewoon. Het wordt problematisch als je het niet volgens de regels hebt gedaan. Daar hebben we een toezichthouder op.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit mooie en interessante onderwerp. Dank aan de minister voor het feit dat ze vandaag maar liefst twee vragen heeft beantwoord, waarvan eentje als invaller; dat wordt hogelijk gewaardeerd. We wensen haar een prettige werkdag verder. Tot zover.

Afscheid van het lid Jansen (FVD)

Afscheid van het lid Jansen (FVD)

Aan de orde is het afscheid van het lid Jansen (FVD).

De voorzitter:

Aan de orde is het afscheid van de heer Freek Jansen. Vanochtend ontving ik zijn afscheidsbrief. Hij spreekt zelf van een "apologie", à la Willem van Oranje. In zijn brief vertelt hij dat hij zijn zetel tijdelijk ter beschikking stelt aan zijn fractiegenoot de heer Pepijn van Houwelingen, in verband met de parlementaire enquête over het coronabeleid. De heer Jansen schrijft: "Als enige partij bestrijden wij het valse bewustzijn, dat sinds het midden van de vorige eeuw zorgvuldig is geconstrueerd en dat de Europese ziel geketend houdt; een vals bewustzijn dat ons zelfhaat, schuldgevoel en taboes doet reproduceren, waardoor de politieke maatregelen, die evident noodzakelijk zijn om ons volk en onze beschaving te beschermen, niet worden genomen." De rest van zijn brief kunt u zelf teruglezen.

De heer Jansen heeft dus al afscheid genomen. Daarom heeft de Kamer thans 149 leden. De heer Jansen eindigt met de kreet: "Moge Nederland als Idaveld behouden blijven." Dat is Noorse mythologie, zo hebben wij bij elkaar gegoogeld. We stellen voor weer terug te keren naar het Midgaard, de woonplaats van de mensen.

Het is de gewoonte dat een Kamerlid dat voortijdig afscheid neemt, een kleine sneer krijgt van de Voorzitter, dus bij dezen. We hebben eigenlijk nog nooit meegemaakt dat een Kamerlid dat nog maar enkele weken is beëdigd, ons alweer heeft verlaten. Het is toch wel op z'n minst een ongewone figuur te noemen, waar wij eigenlijk niet zo heel blij mee moeten zijn. Maar het is uw keuze, meneer Jansen. We begrijpen dat u van plan bent om terug te keren. Laten we zeggen dat we daarnaar uitzien!

In afwachting van de stemmingen schors ik enkele minuten, zodat u desgewenst afscheid kunt nemen van de heer Jansen in het Ledenrestaurant.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:

Order, order! Aan de orde is de regeling van werkzaamheden. Ik geef graag het woord aan de heer Paternotte van de fractie van D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Door de commissie OCW is voor deze vergadering een stemming aangeleverd over het controversieel verklaren van een wetsvoorstel aangaande de kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs. Afgelopen vrijdag is er een brief van de minister en een brief van de hogescholen, de universiteiten en de studenten verschenen. Daarin wordt aangegeven wat de gevolgen daarvan zouden zijn voor de hogescholen die op dat geld rekenen en voor de studenten die anders niet de €200 voor de tegemoetkoming van de pechgeneratie zouden krijgen. Daarom doe ik, mede namens de SP, GroenLinks-Partij van de Arbeid, DENK, Volt, de Partij voor de Dieren, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, Nieuw Sociaal Contract en JA21, het voorstel om deze stemming aan te houden en deze terug te verwijzen naar de commissie OCW.

De voorzitter:

Prima. U heeft een meerderheid. Dat is bij dezen besloten.

Heel goed. Dan beginnen we met de stemmingen over 36407, de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten …

O, er is een vraag van mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik zou bij punt 6 op de stemmingslijst, de stemmingen over moties ingediend bij het debat over de Klimaatnota 2023 en de Klimaat- en Energieverkenning 2023, graag mijn motie op stuk nr. 1333, over Lelystad Airport, willen aanhouden.

Stemming Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten

Stemming Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2023/959, richtlijn nr. 2023/958 en verordening nr. 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 mei 2023 (PbEU 2023, L130) met het oog op aanpassingen van het emissiehandelssysteem op het terrein van broeikasgasinstallaties en luchtvaart en een uitbreiding naar scheepvaart en brandstofleveranciers (36407).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract en BBB voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV en FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen Wijziging van de Opiumwet

Stemmingen Wijziging van de Opiumwet

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen (36159).

In stemming komt het gewijzigde amendement-Helder (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, de PVV en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, Nieuw Sociaal Contract en FVD ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 22 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Krul/Bikker (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, de PVV en FVD ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Daniëlle Jansen (stuk nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, de VVD, de PVV en BBB ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Sneller/Mutluer (stuk nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Daniëlle Jansen (stuk nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB voor dit amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Sneller/Mutluer (stuk nr. 21) en het amendement-Daniëlle Jansen (stuk nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV en BBB voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66 en FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen moties Wijziging van de Opiumwet

Stemmingen moties Wijziging van de Opiumwet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen,

te weten:

  • de motie-Bikker over onderzoeken op welke wijze en met welke waarborgen een lijst IIA kan worden vormgegeven in de Opiumwet (36159, nr. 14);
  • de motie-Krul c.s. over onderzoeken op welke manier designerdrugs aanbiedende sites uit de lucht gehaald kunnen worden (36159, nr. 15);
  • de motie-Tielen c.s. over brede communicatie en voorlichting over alle drugs aan alle doelgroepen bij de implementatie van de gewijzigde Opiumwet (36159, nr. 16);
  • de motie-Diederik van Dijk c.s. over een actieplan om het verkeerd gebruik van hallucinerende geneesmiddelen tegen te gaan (36159, nr. 17);
  • de motie-Diederik van Dijk c.s. over de nieuwe indicatieve stoffentest introduceren bij alle eenheden en het Post Interventieteam (36159, nr. 18) (overgenomen).

In stemming komt de motie-Bikker (36159, nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de PVV en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, de VVD, Nieuw Sociaal Contract en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krul c.s. (36159, nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66 en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen c.s. (36159, nr. 16).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Diederik van Dijk c.s. (36159, nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, de VVD, Nieuw Sociaal Contract, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Klimaatnota 2023 en Klimaat- en Energieverkenning 2023

Stemmingen moties Klimaatnota 2023 en Klimaat- en Energieverkenning 2023

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Klimaatnota 2023 en de Klimaat- en Energieverkenning 2023,

te weten:

  • de motie-Kröger c.s. over concrete maatregelen in kaart brengen om energiecoöperaties te stimuleren (32813, nr. 1321);
  • de motie-Kröger c.s. over zich inspannen voor de uitvoering van de afspraken van COP28 (32813, nr. 1322);
  • de motie-Kröger c.s. over onderzoeken hoe verduurzamingssubsidies zo vormgegeven kunnen worden dat ze toegankelijker worden voor huishoudens met een laag of gemiddeld inkomen (32813, nr. 1323);
  • de motie-Postma over advies vragen over hoe te voorkomen dat de energietransitie leidt tot een toename van de energiearmoede (32813, nr. 1324);
  • de motie-Tjeerd de Groot/Grinwis over de Kamer informeren over de gevolgen voor Nederland van de conclusies van COP28 en het daarvoor vereiste aanvullende beleid (32813, nr. 1325);
  • de motie-Erkens c.s. over het gesprek aangaan met betrouwbare partners over langetermijncontracten voor de levering van energie (32813, nr. 1326);
  • de motie-Dassen c.s. over een wettelijke verankering van energiebesparingsdoelen per sector (32813, nr. 1328);
  • de motie-Kops over biomassa als greenwashing bestempelen (32813, nr. 1330);
  • de motie-Kops over het terugdraaien van de toezegging van 15 miljoen euro aan het klimaatschadefonds (32813, nr. 1331);
  • de motie-Christine Teunissen/Beckerman over het op geen enkele wijze steunen of faciliteren van BECCS voor kolencentrales (32813, nr. 1332);
  • de motie-Grinwis c.s. over onderzoeken hoe recyclingcapaciteit die aantoonbaar emissies reduceert versneld kan worden vergund (32813, nr. 1335);
  • de motie-Grinwis c.s. over actievere sturing op verduurzaming van de warmtevoorziening en daarmee op vermindering van de importafhankelijkheid op het gebied van warmte (32813, nr. 1336);
  • de motie-Beckerman c.s. over uitspreken dat nieuwe gaswinning bij Ternaard onder de Waddenzee geen doorgang mag vinden (32813, nr. 1337);
  • de motie-Beckerman/Christine Teunissen over extra middelen vrijmaken voor de aanpak van sociale huurwoningen met gebreken en huurders de mogelijkheid bieden die aanpak te initiëren (32813, nr. 1338);
  • de motie-Beckerman over toetsing van het bestaande en toekomstige klimaatbeleid op rechtvaardigheid van verdeling van klimaatkosten (32813, nr. 1339);
  • de motie-Erkens c.s. over het gesprek aangaan met betrouwbare partners over langetermijncontracten voor de levering van energie (32813, nr. 1326).

De voorzitter:

Mevrouw Postma verzoekt haar aangehouden motie op stuk nr. 1324 alsnog in stemming te brengen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (32813, nr. 1321).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Nieuw Sociaal Contract, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (32813, nr. 1322).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en Nieuw Sociaal Contract voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (32813, nr. 1323).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de VVD, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Postma (32813, nr. 1324).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot/Grinwis (32813, nr. 1325).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en Nieuw Sociaal Contract voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, de PVV, FVD en BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Erkens c.s. (32813, nr. 1344, was nr. 1326).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dassen c.s. (32813, nr. 1328).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Wij hadden voor de voorgaande motie, de motie van de heer Erkens op stuk nr. 1326, willen stemmen, maar dat hebben we niet gedaan. Ik zou dat wel graag opgenomen willen hebben.

De voorzitter:

Daar heeft u nu spijt van, hè?

De heer Stoffer (SGP):

Daar hebben wij heel veel spijt van.

De voorzitter:

We nemen het op in de Handelingen. Het is voor de eeuwigheid vastgelegd.

In stemming komt de motie-Kops (32813, nr. 1330).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PVV, FVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en Nieuw Sociaal Contract ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Postma (NSC):

Dank u, voorzitter. Mijn motie op stuk nr. 1324 (32813) was ontraden, maar is aangenomen. Ik zou daar graag een kabinetsreactie op ontvangen.

De voorzitter:

Ja, we zullen het doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Kops (32813, nr. 1331).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en Nieuw Sociaal Contract ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Christine Teunissen/Beckerman (32813, nr. 1332).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

De motie op stuk nr. 1333 is aangehouden.

In stemming komt de gewijzigde motie-Grinwis c.s. (32813, nr. 1345, was nr. 1335).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Nieuw Sociaal Contract, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (32813, nr. 1336).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Nieuw Sociaal Contract, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Beckerman c.s. (32813, nr. 1346, was nr. 1337).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie, Nieuw Sociaal Contract en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Christine Teunissen (32813, nr. 1338).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman (32813, nr. 1339).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, DENK, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en Nieuw Sociaal Contract voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, de PVV, FVD en BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen Verdere behandeling van aanhangige stukken

Stemmingen Verdere behandeling van aanhangige stukken

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met de verdere behandeling van aanhangige stukken (36408).

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat tot het toevoegen van een brief (stuk nr. 30).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, DENK, de VVD, Nieuw Sociaal Contract, de PVV, FVD en BBB voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie, de SGP en het CDA ertegen, zodat het is aangenomen.

Dan zijn we nu bij de laatste bladzijde van de stemmingslijst.

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot het doen vervallen van enkele brieven (stuk nr. 29).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, de PvdD, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, Nieuw Sociaal Contract en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, FVD en BBB ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel voor om de lijst vast te stellen zoals deze nu is komen te luiden.

De voorzitter:

Tot zover de stemmingen. We hebben het weer overleefd.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van de Partij voor de Dieren bij de stemmingen op 21 december over de motie-Van Vroonhoven/Vermeer (36470, nr. 6) geacht wenst te worden vóór deze motie te hebben gestemd.

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op maandag 12 februari van 10.00 uur tot 16.00 uur over het onderdeel Sport en bewegen en aanverwante zaken.

Aangezien alle ingeschreven sprekers zich hebben teruggetrokken, stel ik voor het tweeminutendebat Internationaal spoor van de agenda af te voeren.

Op verzoek van de fractie van de PVV benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de leden Faber-van de Klashorst, Van der Velde, Vondeling en Aardema tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures en het lid Ram tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Edgar Mulder;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Boon tot lid in plaats van het lid Mooiman en de leden Faber-van de Klashorst, De Vree, Vondeling, Aardema, Markuszower en Van den Born tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid De Vree tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Maeijer en de leden Valize, Smitskam, Aardema, Markuszower en Edgar Mulder tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Vlottes tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Maeijer en de leden Valize, Aardema, Madlener en Vondeling tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Van der Hoeff tot lid in plaats van het lid Mooiman, het lid Nijhof-Leeuw tot plaatsvervangend lid in plaats van Tony van Dijck, het lid Faber-van de Klashorst tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Graus en de leden Valize, Aardema, Vondeling en De Vree tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid de leden Pool, Emiel van Dijk, Haasen, Tony van Dijck, Edgar Mulder en Smitskam tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Boutkan tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid De Roon, het lid Heutink tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Graus en de leden Van Meetelen, Nijhof-Leeuw, Claassen en Crijns tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Boutkan tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Madlener en de leden Van Meetelen, Crijns, Van der Velde, Van der Hoeff en Boon tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Boon tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid De Roon en de leden Boutkan, Kops, Heutink, Blaauw en Esser tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Deen tot lid in de bestaande vacature en de leden Graus, Nijhof-Leeuw, Vondeling, Smitskam, Leon de Jong en Blaauw tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Deen tot lid in de bestaande vacature, het lid Van den Born tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Agema en de leden Graus, Nijhof-Leeuw, Van der Hoeff en Van der Velde tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Deen tot lid in de bestaande vacature, het lid Esser tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Tony van Dijck, het lid Vlottes tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Edgar Mulder en de leden Heutink, Crijns, Smitskam en Maeijer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Faber-van de Klashorst tot lid in de bestaande vacature, het lid Boutkan tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Agema en de leden Heutink, Vlottes, Van den Born en Esser tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Deen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Graus, het lid Boon tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Madlener en de leden Esser, Van den Born, Leon de Jong en Van der Velde tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Maeijer tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Tony van Dijck, het lid Crijns tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Graus, het lid Claassen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Agema en de leden Esser, Leon de Jong en Smitskam tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van der Velde tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kops, het lid Crijns tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Madlener en de leden Van der Hoeff, Blaauw en Claassen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Valize tot lid.

Op verzoek van de fractie van Nieuw Sociaal Contract benoem ik:

  • in de commissie voor de Werkwijze het lid Postma tot lid in plaats van het lid Omtzigt en het lid Olger van Dijk tot plaatsvervangend lid;
  • in de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven het lid Soepboer tot lid;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Bruyning tot lid en het lid Welzijn tot plaatsvervangend lid;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Postma tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Vroonhoven;
  • in de Kunstcommissie het lid Palmen tot lid.

Op verzoek van de fractie van de BBB benoem ik in de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Tuinman tot lid.

Op verzoek van de ChristenUnie benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Grinwis tot lid in de bestaande vacature en het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Grinwis;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Bikker tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Ceder tot lid in de bestaande vacature en het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ceder;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Ceder tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Ceder tot lid in de bestaande vacature en het lid Grinwis tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ceder;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Ceder tot lid in de bestaande vacature en het lid Grinwis tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ceder;
  • in de commissie voor de Werkwijze het lid Grinwis tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de fractie van de SP benoem ik:

  • in de commissie voor de Werkwijze het lid Van Nispen tot lid en het lid Beckerman tot plaatsvervangend lid;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Van Nispen tot lid.

Op verzoek van de fractie van DENK benoem ik in de commissie voor de Werkwijze het lid Ergin tot lid in plaats van het lid Van Baarle.

Op verzoek van de fractie van Volt benoem ik in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Koekkoek tot lid in plaats van het lid Dassen en het lid Dassen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Koekkoek.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda het tweeminutendebat Politie (CD d.d. 21/12), met als eerste spreker het lid Mutluer van de fractie van GroenLinks-PvdA.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Van Baarle van de fractie van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. We zien het schrikbarende aantal slachtoffers dat op dit moment valt in Gaza. We zien de verschrikkelijke situatie van meer dan 1,5 miljoen Gazanen in het zuiden van Gaza die gedwongen werden om te vluchten. We zien het illegale nederzettingenbeleid van de regering van Israël dat doorgang vindt. We zien een aanklacht tegen de regering van Israël wegens genocide. We zien dat er via bedrijven vanuit het Westen nog steeds financiering plaatsvindt van het illegale nederzettingenbeleid van Israël. Er zijn genoeg aanleidingen om zo snel mogelijk een plenair debat te voeren over de actuele situatie in Gaza. Ik zou dat graag willen doen door voor te stellen om van het dertigledendebat een meerderheidsdebat te maken en om dat zo snel mogelijk in te plannen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even of daar een meerderheid voor is.

De heer Brekelmans (VVD):

Uiteraard is dit een zeer belangrijk onderwerp. We hebben donderdag een debat met de minister van Buitenlandse Zaken staan over de RBZ. Daar kan het in behandeld worden. Twee weken later is er een debat over de Europese Top en twee weken later is er de begrotingsbehandeling. Er zijn volgens mij dus heel veel momenten waarop dit terug kan komen. Geen steun dus voor dit debat.

De heer Paternotte (D66):

Een zeer terecht verzoek om het hierover te gaan hebben. Donderdag is er een debat met de minister van Buitenlandse Zaken en volgende week donderdag met de premier. Beide dagen staat dit ook op de agenda, dus wat ons betreft gaan we het daar bespreken.

De voorzitter:

Dus geen steun.

De heer De Roon (PVV):

Geen steun.

De heer Tuinman (BBB):

Geen steun. Met betrekking tot de demonstraties van ambtenaren hebben wij Kamervragen gesteld. We stellen sowieso voor om even te wachten op die antwoorden.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Inhoudelijk zeker steun. Dat weet de heer Van Baarle ook. Maar omdat we overmorgen met de minister van Buitenlandse Zaken spreken en volgende week met de premier, lijkt het me onnodig om nog een apart debat in te plannen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

De situatie is heel belangrijk om te bespreken. Er komen weliswaar twee raden aan, maar wat de partij voor de dieren betreft, kan hier ook nog een apart debat voor ingepland worden, dus steun.

De heer Krul (CDA):

Steun bij de Raad Buitenlandse Zaken.

De heer Flach (SGP):

Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De heer Veldkamp (NSC):

Van de NSC-fractie geen steun. We spreken donderdag al met de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Idem. Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik bedank Volt en de Partij voor de Dieren,

De voorzitter:

Ja, het is nog geen meerderheid.

De heer Van Baarle (DENK):

Helaas.

De voorzitter:

Dan de heer Dijk van de SP.

Meneer Dijk, u vraagt zes debatten aan. Dat kunt u misschien ook tegelijkertijd doen.

De heer Dijk (SP):

Je zou zeggen: je kunt er ook een nietje doorheen rammen. Maar ik ga dat niet doen. Het zijn inderdaad zes debatten.

Het eerste gaat over de tarieven van huisartsen. De rechter heeft de huisartsen gelijk gegeven: de tarieven moeten worden verhoogd. De rechter stelt ook dat de NZa opnieuw onderzoek moet gaan doen naar de kosten van huisartsen. Eigenlijk wilden we het aanvragen van een debat daarover niet afwachten, want wij gaan gewoon ervan uit dat die kosten verhoogd worden. We willen daar dan nu alvast een debat voor aanvragen.

De voorzitter:

U wilt daar een debat over. Helder. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.

Mevrouw Tielen (VVD):

Meneer Dijk heeft vier aanvragen voor een debat met de minister van VWS. Volgende week behandelen we de begroting. Dan kan alles besproken worden. Dus geen steun voor deze vier debataanvragen.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer van het CDA ... Herstel, BBB.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ach ...

De voorzitter:

Those were the days!

Mevrouw Keijzer (BBB):

Heeft u spijt, voorzitter?

De voorzitter:

Nee, hoor.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Geen spijt? Dat is dan toch wel bijzonder spijtig.

Ik ben even in verwarring, want ik hoor de heer Dijk zeggen: ik ga ervan uit dat ze verhoogd worden, en op het moment dat dit gebeurt, wil ik er een debat over hebben. Is dat wat hij zegt?

De heer Dijk (SP):

Ja, omdat het tot nu toe de hele tijd tegengehouden is, dus vandaar. We hebben hier vaker het debat over gevoerd, dus ik zou er nu al graag een debat over willen aanvragen. Het vermoeden is dat de NZa erop terugkomt, maar ik zou het nu alvast willen doen.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Voorzitter. Als ze verhoogd worden, lijkt het me dat je er geen debat over moet hebben, want dan gebeurt wat de heer Dijk wil. Nadat ik die uitspraak heb gelezen, lijkt het mij een no-brainer. Het lijkt mij veel handiger om voor volgende week aan de regering te vragen wat ze ervan vindt, en daar dan bij de begroting van VWS over te spreken.

De voorzitter:

Helder, dus geen steun.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Tielen: de vier aangevraagde debatten kunnen prima bij de begroting van VWS. Dus geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Het zou inderdaad snel behandeld kunnen worden bij de begroting, maar ik ga de aanvraag van de heer Dijk niet blokkeren, dus steun.

De voorzitter:

Dus wel steun.

Mevrouw Paulusma (D66):

Voorzitter. Het zijn belangrijke onderwerpen, maar het debat van volgende week is ook belangrijk; dat gaat namelijk over de begroting. Wat D66 betreft kunnen alle vier de debatverzoeken dus volgende week behandeld worden.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Het klopt dat de begrotingsbehandeling eraan komt, maar ik denk dat de zorg wat meer aandacht vergt dan alleen de begroting bespreken. Ik denk dus dat het wel gerechtvaardigd is dat we een aantal extra zorgdebatten inplannen. Misschien kunnen we ze clusteren. Anders steun, ook namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):

Geen steun, omdat het bij het begrotingsdebat kan.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Idem als collega Tielen. Alle vier de debatten kunnen volgende week. Het vierde debat gaat over private equity. Daarover zou ik wel graag een brief willen, namelijk over de uitvoering van de motie-Bikker/Omtzigt.

De voorzitter:

Ja, maar we doen eerst even deze aanvraag.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Oké. Dan kom ik zo terug.

De heer Claassen (PVV):

Voorzitter. Om te voorkomen dat we voor geen enkel verzoek steun geven: wel steun voor dit debat.

De heer Krul (CDA):

Geen steun.

De voorzitter:

U hebt geen meerderheid, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Nee, voorzitter. Ik zie wel een dertigledendebat. Dat is mooi. Dat tel ik alvast.

De voorzitter:

Ja, bij dezen.

De heer Dijk (SP):

Wilt u dat ik de andere drie nu tegelijkertijd doe? Dat kan ook wel. Als ik zo'n beetje de reacties lees, kan er in ieder geval een dertigledendebat komen over het tekort aan medicijnen en de afhankelijkheid van het buitenland. Dat is het tweede verzoek dat ik doe.

De voorzitter:

Ja, maar dan wil ik wel eerst kijken of daarvoor een meerderheid is.

De heer Dijk (SP):

Zeker.

De voorzitter:

Gaat u die drie clusteren?

De heer Dijk (SP):

Over deze wil ik in elk geval een dertigledendebat. Ik heb net al van de Partij van de Arbeid-GroenLinks gehoord dat ze dat steunen. Dat zijn dertig leden.

Het volgende debat gaat over de tandartszorg. Daarover zou ik graag nog een mening willen van de hele Kamer, omdat dit een groot, specifiek onderwerp is waar veel discussie over is. Ik tel daar een volle meerderheid voor in deze Kamer, dus ik ga ervan uit dat mensen dit steunen. Dan kunnen we daar iets langer over spreken dan tijdens een begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Dat gaat specifiek over het bericht dat er meer tandartsen zijn maar de wachtlijst groeit. Dat is dus nu uw aanvraag.

De heer Dijk (SP):

Ja, zeker.

De voorzitter:

Heel goed. Dat was even voor de helderheid. Mevrouw Keijzer van BBB.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Dank u, voorzitter. De debataanvraag over het tekort aan antibiotica gaat over strategische afhankelijkheden. Daar wil ik steun voor uitspreken.

Het lijkt me goed om de andere verzoeken, hoe belangrijk ze ook zijn, bij de begroting te betrekken.

De voorzitter:

Dus geen steun voor de tandartsen en de wachtlijsten.

De heer Claassen (PVV):

Geen steun. Wij denken dat het goed toegevoegd zou kunnen worden aan het debat over de toegankelijkheid van de zorg.

De heer Krul (CDA):

Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

De fractie van DENK steunt de verzoeken.

De voorzitter:

Er is geen meerderheid.

Dan hebben we ook nog staan: private equity.

De heer Dijk (SP):

Dat heeft u goed gezien. Over private equity, met name in de huisartsenzorg, is al langere tijd een discussie. Het is een wens van mijn partij en andere partijen om dat in de ban te doen. De minister heeft tot nu toe geweigerd om dat te doen. Daarom vraag ik hierover een debat aan. Als dat een dertigledendebat is, zou ik dat ook fantastisch vinden, want er moet gewoon een voorstel komen om private equity uit de huisartszorg te bannen.

De voorzitter:

Maar eerst gaan we even bekijken of u een meerderheid heeft, want het is een debataanvraag.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Er zijn al meerdere voorstellen gedaan om private equity aan banden te leggen maar het gaat maar door. Dus ik denk dat het goed is dat we hierover een debat gaan voeren. Dus steun namens GroenLinks-PvdA en ook namens de Partij voor de Dieren.

De heer Krul (CDA):

Steun voor het debat, maar wij zouden — volgens mij gaat de heer Grinwis dat voorstel ook doen — wel eerst een brief van het kabinet hierover willen ontvangen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Eerst inderdaad graag een brief over onder andere de uitvoering van de motie-Bikker/Omtzigt over de adviescommissie private equity. Na ommekomst van die brief kunnen we dan bezien of een debat opportuun is. Maar nu dus geen steun voor een debat maar wel steun voor een brief.

De voorzitter:

Ja, vooralsnog geen steun voor een debat.

De heer El Abassi (DENK):

Steun voor het debat.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Nee. Wel 30 leden, dus dat is mooi. Zal ik gelijk doorgaan, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, maar ik stel nog even vast dat we dit op de lijst gaan zetten. Dan uw volgende voorstel.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. In de wereld maar ook in ons land zijn er Amerikaanse multinationals die zelfs de minimale belasting van 15% weten te ontduiken. Jaar in, jaar uit zijn het de VS die ervoor zorgen dat er allemaal geitenpaadjes zijn om niet eens het minimale percentage aan belasting te betalen. Dat moeten wij als Kamer niet accepteren. Ik wil dan ook graag een debat hierover voeren om ervoor te zorgen dat het kabinet druk gaat uitoefenen op de Verenigde Staten om net zoals alle andere mensen, net zoals alle andere bedrijven in ons land en net zoals alle mensen die over hun consumptie zelfs belasting betalen, heel netjes het heel lage minimumtarief van slechts 15% te gaan betalen. Ik kan mij niet voorstellen dat Kamerleden hier niet voor zijn.

De heer Van Baarle (DENK):

Na dit gloedvolle betoog van de heer Dijk kan ik natuurlijk niet anders dan zijn verzoek steunen.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Vorige week hebben we er schriftelijke vragen over gesteld. We wachten de antwoorden af. Wat ons betreft kan dit betrokken worden bij het commissiedebat Internationale fiscaliteit. Dus geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun, voorzitter.

De heer Idsinga (NSC):

Heel belangrijk punt. Ik heb er zelf ook schriftelijke vragen over gesteld de afgelopen week. Ik wacht even de antwoorden daarop af en laten we daarna even verder kijken wat dan de beste mogelijkheid is om dit debat te voeren.

De voorzitter:

Dus geen steun?

De heer Idsinga (NSC):

Dus voor nu even geen steun.

De voorzitter:

Helder. Nu ik toch "helder" zeg, geef ik meteen het woord aan mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (BBB):

Ik sla ook meteen aan, voorzitter, maar geen steun; het kan bij een commissiedebat.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Een belangrijk debat voor een rechtvaardiger beleid. Dus steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik wil steun geven maar daarbij wel het verzoek doen om het pas in te plannen op het moment dat er ook schriftelijke antwoorden zijn. De bijheffing is namelijk pas per 1 januari ingevoerd. Dus ik zou wel graag eerst iets meer informatie willen en dan steun ik het debat.

De heer Sneller (D66):

Niet alle andere Nederlanders, zeg ik tegen de heer Dijk. Het is een belangrijk onderwerp, maar laten we dat in een commissiedebat bespreken.

De heer Krul (CDA):

Betrekken bij een commissiedebat.

De heer Flach (SGP):

Bij een commissiedebat. Geen steun.

De heer Vlottes (PVV):

Steun.

De voorzitter:

Er is een meerderheid. Dan gaan we dat debat inplannen.

De heer Dijk (SP):

Dat is hartstikke mooi. Ik zou me trouwens wel bij de heer Van der Lee willen aansluiten dat het handig is om daarbij ook eerst de antwoorden op die vragen te hebben zodat we die er ook bij kunnen betrekken.

De voorzitter:

Dat lijkt mij zonder meer logisch. Dan uw volgende aanvraag.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Toen ik hier de Kamer in kwam en voor de eerste keer mijn bijdrage deed, had ik het erover dat ik vroeger in de kartonfabriek in Hoogkerk ruwe handen met heel veel eelt had gekregen. Ondertussen zijn die handen overigens roze geworden want dat eelt is er in de loop der jaren afgesleten. Maar die kartonfabriek wordt bedreigd met sluiting en dat heeft ermee te maken dat heel veel andere papier- en kartonindustrie in Europa wel staatssteun krijgt, bijvoorbeeld als het gaat over de hogere energiebijdragen. Ik vraag dit debat aan omdat dit kwartaal deze fabriek bedreigd wordt met sluiting. Het gaat over 100 mensen die daar werken en hun gezinnen die nu in onzekerheid zitten. Ik heb er eerder ook schriftelijke vragen over gesteld. De beantwoording ervan is uitgesteld. Dit is echter een probleem dat niet kan wachten. Ik zou het ook prima breder kunnen trekken naar de papier- en kartonindustrie in Nederland en hoe wij ervoor gaan zorgen dat deze maakindustrie, deze productie in ons land kan blijven in plaats dat die naar een ander land verhuist waar de arbeidsvoorwaarden en de uitstoot een stuk minder goed gegarandeerd zijn.

Mevrouw Postma (NSC):

Belangrijk onderwerp inderdaad. We zien dat niet alleen deze fabriek er last van heeft maar ook andere. Iedereen heeft in het nieuws bijvoorbeeld ook over Nyrstar kunnen lezen. Het lijkt mij heel goed om dit soort dingen samen te voegen en om te kijken of we een groter debat kunnen hebben in commissieverband. Als dat plenair kan is dat fijn, maar ik ben wel van mening dat het snel moet gebeuren. Dus wellicht is het dan slimmer om het in commissieverband te gaan doen.

De voorzitter:

Maar is dat steun of geen steun?

Mevrouw Postma (NSC):

Het is steun, met daarmee meteen de werkwijze van "doe het anders in commissieverband" en de vraag: kan het ook vergroot worden naar meerdere bedrijven?

De voorzitter:

Maar het is steun?

Mevrouw Postma (NSC):

Ja.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dit is de grote verbouwing van Nederland: hoe we van een fossiele economie naar een groene economie gaan en hoe we de banen behouden. Het is superbelangrijk dat we dit plenair doen, dus volle steun.

De heer Erkens (VVD):

Voorzitter. Geen steun voor een plenair debat, maar wel voor een commissiedebat. Mijn voorstel zou zijn om misschien gezamenlijk met de heer Dijk eens een briefing aan te vragen over de bredere impact op onze industrie en daarna een commissiedebat te voeren.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Het is echt niet zo dat we geen belangrijke onderwerpen kunnen bespreken in commissieverband, dus echt geen steun. Dit is echt een prima onderwerp voor een commissiedebat. Het is wel heel belangrijk, maar doe er geen afbreuk aan door van alles maar een plenair debat te maken. Dat is niet nodig.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Voorzitter. Belangrijk onderwerp, maar het is goed om dat in commissieverband te doen.

De heer El Abassi (DENK):

Belangrijk onderwerp, dus steun voor het verzoek.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Dezelfde lijn als collega Erkens. Dat spreek ik mede uit namens broeder Flach van de SGP. Graag ook een brief van de ministers van EZK en voor Klimaat en Energie over het bredere verband van bedrijven die op dit moment genoodzaakt zijn hun productie stil te leggen. Daar wil ik dan op korte termijn in commissieverband verder over spreken.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Tegen.

Mevrouw Helder (BBB):

Nee, geen steun, voorzitter. Dit kan in een commissiedebat. En zoals ik het heb begrepen, is er een commissiedebat over het verdienvermogen.

De heer Kops (PVV):

Dit kan in een commissiedebat, dus geen steun voor een apart debat.

De voorzitter:

Geen meerderheid, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Alles kan in een commissiedebat. Mijn punt is dat deze fabriek bedreigd wordt met sluiting, dit kwartaal. Om het achter de hand te hebben, zou ik dus toch graag een dertigledendebat aan de lijst willen toevoegen.

De voorzitter:

Dat gaan we inplannen. Nog eentje!

De heer Dijk (SP):

Nog eentje, voorzitter. Er zijn namelijk mensen die zo veel geld en vermogen hebben dat ze het in hun leven onmogelijk op kunnen maken. Die types, die figuren in onze samenleving, maar ook in de wereld, hebben hun vermogen afgelopen jaar verdubbeld, terwijl wij hier ook heel vaak spreken over mensen die met honger op bed gaan en die de energierekening niet kunnen betalen.

De voorzitter:

En daar wilt u een debat over.

De heer Dijk (SP):

Het wordt tijd dat we hier een groot debat over gaan voeren, een groot plenair debat over hoe de belastingen in ons land, maar ook in de wereld, georganiseerd zijn. Daar doe ik een aanvraag voor.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Op zich wil ik wel steun geven aan dit debat. Ik wil wel op het volgende wijzen. Volgens mij was de heer Dijk er bij het Belastingplan ook bij, toen we hier ook over hebben gesproken. Er zijn zelfs moties aangenomen, van ons, maar ook van de SP, om een miljardairsbelasting in te voeren. De Nederlandse regering moet zich daarvoor inzetten. Ik zou dus ook nog graag een reactie willen hebben op hoe het staat met de uitvoering van die moties, voorafgaand aan dit debat, dat mijn steun heeft.

De heer Van Baarle (DENK):

Wij steunen het verzoek.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Wij ook.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Geen steun.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Voorzitter. Geen steun. Weet je? Het lastige van deze discussie is altijd: hoe voorkom je nou dat al deze mensen vervolgens, omdat ze zo veel geld hebben, naar het buitenland vertrekken? Je moet dus gewoon een goed belastingstelsel hebben, waarin je goed belasting heft. Dit is een onderwerp dat wat mij betreft bij het commissiedebat dat binnenkort aan de orde komt betrokken kan worden.

De heer Idsinga (NSC):

Voorzitter. Ik heb een aantal weken geleden een debat aangevraagd over een onderwerp dat hier nauw aan raakt. Ik zou de heer Dijk het aanbod willen doen om dit daarbij te betrekken, want ik zou niet een apart debat hierover willen voeren.

De voorzitter:

Dus geen steun.

De heer Flach (SGP):

Geen steun, mede namens CDA en ChristenUnie.

De heer Sneller (D66):

Wat de heer Idsinga zei.

De voorzitter:

Geen meerderheid, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Nee, maar ik tel wel 30 leden, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Tot volgende week!

De heer Dijk (SP):

Tot volgende week!

De voorzitter:

Mevrouw Helder dan, van de fractie van BBB.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag een debat aanvragen met de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "Hoe gaan klimaatvandalen van Extinction Rebellion vrijuit?" Het is ook in het vragenuur geweest. De minister heeft een brief aangekondigd. Ik vind dit dus ook wel een apart debat rechtvaardigen. We moeten het er apart over hebben. Ik doe dit verzoek mede namens de collega van de VVD. Als het debat wordt toegekend, dan natuurlijk graag na de brief van de minister.

De voorzitter:

Dat is logisch. We gaan kijken of u een meerderheid bij elkaar weet te regelen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. We moeten stoppen met het criminaliseren van milieuactivisten. Geen steun.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wij geven juist wel steun om dat eens aan te pakken.

De heer Sneller (D66):

Geen steun voor dit debat, maar wel voor het debat dat zo meteen wordt aangevraagd over het demonstratierecht in de breedte.

De voorzitter:

Hohoho.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Het verzoek is mede namens mij, maar ik zie dit dus als een debat over het demonstratierecht. Zo'n debat hebben we eerder op de lijst gehad, maar het is eraf gevallen. Ik zou dit debat dan willen voeren met de minister van BZK en de minister van JenV gezamenlijk.

De voorzitter:

Dus u ondersteunt uw eigen aanvraag.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter, geen steun.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Steun.

De heer Flach (SGP):

Steun, voorzitter.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):

Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Nee, geen steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. We hebben hier net mondelinge vragen over gehad en er is een ander debat aangekondigd door de Partij voor de Dieren over het demonstratierecht in bredere zin. Dat lijkt ons zinniger, dus geen steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Daar sluit ik me bij aan.

De voorzitter:

Dat is een meerderheid.

Mevrouw Helder (BBB):

Ja, voorzitter. Het stoppen met het criminaliseren van Extinction Rebellion, dat doen ze zelf wel, maar wij hebben er een debat over. Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Het woord is aan het lid El Abassi. Tja, er waren al mensen die steun aan zijn aanvraag hadden verleend. Meneer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag vond er een walgelijke haatactie plaats van Pegida om het heilige boek van meer dan een miljoen Nederlanders te verbranden. Het verbranden van de Koran doet mij denken aan een van de zwartste bladzijdes uit onze geschiedenis. Het is pure discriminatie, het is beledigend, het is haatzaaien. Dit heeft niets, maar dan ook niets met de vrijheid van meningsuiting te maken. Net als veel mensen heb ik met pijn in mijn hart moeten aanschouwen hoe een fascistische daad door de overheid gefaciliteerd werd. Wat DENK betreft moeten dit soort haatacties net als in Denemarken worden verboden. Daarom vraag ik nogmaals een debat aan met de minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:

Duidelijk. De heer Sneller had zich hier al voor uitgesproken.

De heer Sneller (D66):

Ik had me uitgesproken voor de debataanvraag van mevrouw Teunissen over het demonstratierecht in de breedte.

De voorzitter:

Ja, doen we straks.

De heer Sneller (D66):

Dat zou ook mijn reactie zijn op deze aanvraag.

De voorzitter:

U steunt dit debat.

De heer Sneller (D66):

Niet.

De voorzitter:

Niet.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Steun.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ook steun namens ons.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Nee, geen steun, net als de heer Sneller bij dat demonstratiedebat.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Geen steun. Het kan in de commissie.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid. De heer Flach gaat u ook niet helpen, denk ik. We kunnen even naar hem luisteren.

De heer Flach (SGP):

Geen steun.

De voorzitter:

Geen steun, nee. Jammer. Maar de heer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee voorzitter, ook geen steun, maar wel voor een brief, mede namens collega Krul. Dan kan het t.z.t. in een commissiedebat.

De voorzitter:

Oké, ik zal dit deel van het stenogram doorgeleiden. Er is geen steun.

De heer El Abassi (DENK):

Ook geen 30 leden?

De voorzitter:

Dan maken we er een dertigledendebat van. Dat kan zeker.

De heer El Abassi (DENK):

Graag.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer El Abassi (DENK):

Dank je wel.

De voorzitter:

Dan gaan we luisteren naar mevrouw Dobbe van de fractie van de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel, voorzitter. Afgelopen vrijdag werden we wakker en toen was Jemen gebombardeerd, met steun van de Nederlandse regering. Dat roept uiteraard heel veel vragen op. Waarom was de Tweede Kamer niet vooraf geïnformeerd? Wat en waar was het volkenrechtelijk mandaat voor deze aanval? Wij hebben het niet gezien. Hoe serieus wordt bijvoorbeeld de VN nog genomen als het gaat om het mandaat om een ander land aan te vallen? Wat zijn de gevolgen van deze aanvallen, ook voor de regio en voor het conflict in het Midden-Oosten, waar het nu alleen maar verder escaleert en niet de-escaleert? Wij denken dat dit echt wel een apart debat verdient, dus niet samengevoegd met een ander debat. Daarom vragen wij er een debat over aan.

De voorzitter:

Duidelijk.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Het verdient absoluut een debat. Uiteraard hebben wij ook een aantal vragen, maar het heeft geen enkel nut om zo'n debat pas over drie à weken te gaan voeren in de plenaire zaal. Aangezien we donderdag een commissiedebat hebben met de minister van Buitenlandse Zaken, vindt mijn fractie dat een gelegenheid om het debat hierover te voeren. Dus geen steun.

De heer Tuinman (BBB):

Nee, we vinden het wel belangrijk, maar twee dingen: er komt een commissiedebat en er zijn vandaag precies hierover Kamervragen gesteld. We willen dat ook eventjes afwachten.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Op die Kamervragen moet een antwoord komen, maar ik denk dat ook de vragen die hier nu vanaf de katheder zijn geformuleerd, in een brief kunnen worden beantwoord. Dat heb ik eigenlijk liever. Als die brief er dan is, kunnen we bekijken hoe we daar verder mee omgaan in een debatsfeer.

De voorzitter:

Dus geen steun, stel ik vast.

De heer Veldkamp (NSC):

Steun, voorzitter.

De heer Krul (CDA):

Steun.

De heer Brekelmans (VVD):

Geen steun. Dat kan donderdag.

De heer Van Baarle (DENK):

Het is van belang om goed te reconstrueren waarom de Kamer niet is geïnformeerd. Dat kan alleen echt in een debat. Daarom zou ik dit willen steunen en heb ik ook het verzoek om het debat zo snel mogelijk te houden.

De voorzitter:

Toe maar, toe maar!

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Het klopt dat er aankomende donderdag al een commissiedebat is, maar het punt van de artikel 100-brief die niet is gekomen en de Kamer die niet vooraf is geïnformeerd, is cruciaal. De Partij voor de Dieren steunt daarom een apart debat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is ons helder waarom er geen artikel 100-brief is gekomen, dus een commissiedebat is prima. Dus geen steun voor een plenair debat.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik ben het niet helemaal eens met wat mevrouw Dobbe zei, maar ik vind het wel een logisch verzoek om er een apart debat over te houden. Om dat over een aantal weken te doen heeft alleen weinig zin. Mijn voorstel is: laten we eerst donderdag het debat met de minister voeren. Als er daarna een reden is om nog een apart debat in te plannen, zal mijn fractie daarvoor zijn.

De voorzitter:

Er is geen meerderheid, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wel 30 leden, voorzitter?

De voorzitter:

Een dertigledendebat kunnen we zeker inplannen.

Mevrouw Dobbe (SP):

Zo snel als mogelijk zou fijn zijn.

De voorzitter:

Dat ook weer niet.

Dan gaan we luisteren naar mevrouw Ouwehand, van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De Partij voor de Dieren heeft samen met GroenLinks-Partij van de Arbeid met verbazing gekeken naar de gang van zaken bij de informatiebesprekingen van de heer Plasterk. Óf die zogenaamde basislijn over de rechtsstaat is al vastgesteld — dan lijkt het me tijd voor een debat over de vraag of onze rechtsstaat nog wel veilig is — óf die basislijngesprekken zijn nog bezig terwijl er ook al over andere inhoudelijke zaken, zoals financiën, wordt gesproken; dat vernemen we tenminste uit de media. Dat zou tegen de afspraken zijn. De vraag is dus: wat is de stand van zaken? Daarom verzoek ik mede namens de heer Timmermans op basis van artikel 11.2 van het Reglement van Orde om een brief van de informateur, waarin hij ingaat op de volgende vragen. Kan hij bevestigen dat hij de informatieopdracht naar de letter uitvoert en dat er pas over inhoudelijke thema's kan worden gesproken nadat er overeenstemming bestaat over die gezamenlijke basislijn over de Grondwet en de rechtsstaat? Kan de informateur bevestigen of ontkennen dat er reeds over andere inhoudelijke thema's is gesproken? Kan de informateur bevestigen of ontkennen dat er advies is ingewonnen bij departementen en dat er gesproken is met adviseurs van het kabinet over het inhoudelijke beleid? En natuurlijk de kernvraag: is er overeenstemming over een gezamenlijke basislijn voor waarborging van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat?

De voorzitter:

U vraagt dus om een brief.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag om een brief. Het zou heel fijn zijn als de informateur daarin antwoord geeft op de zojuist gestelde vragen.

De voorzitter:

Duidelijk.

De heer Markuszower (PVV):

Geen steun.

Mevrouw Helder (BBB):

Net zo kort: geen steun.

De voorzitter:

De aanvraag was ook namens u, meneer Timmermans.

De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):

Ja, die was ook namens mij. Ik wil er nog aan toevoegen: nu we in de media zien dat ook Klaas Knot en de directeur van het CPB zijn binnengelopen bij de informateur, neem ik aan dat er toch over veel meer wordt gesproken dan alleen de democratische rechtsstaat. Dat lijkt mij op gespannen voet te staan met de opdracht die de informateur van deze Kamer heeft gehad. We moeten daar dus dringend informatie over krijgen van de informateur.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Voorzitter, geen steun voor het verzoek.

De heer Paternotte (D66):

Steun, maar ik vraag me af of er steun nodig is om een brief te vragen.

De voorzitter:

Nee, eigenlijk niet. Ik kan het eigenlijk gewoon doorgeleiden. Daar heeft u gelijk in. Aanvankelijk stond er dat mevrouw een debat wilde, maar ik begrijp dat ze dat veranderd heeft in een brief. Ik kan dat dus eigenlijk ook gewoon doorgeleiden; u heeft daar helemaal gelijk in. Maar ik vraag het even. Wellicht willen mensen iets toevoegen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee, voorzitter. Om een brief kan altijd gevraagd worden. Wij zouden een debat nu niet willen steunen — dat is ook niet gevraagd — omdat volgens ons, hoe benieuwd we ook zijn, binnen de randvoorwaarden van de uitspraak van de Kamer wordt gehandeld, namelijk dat begin februari de verkenner, de informateur terugkomt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun, mede omdat we wel informatie via de media krijgen, maar het in het belang van transparantie belangrijk is dat er direct met de Kamer wordt gepraat.

De voorzitter:

Ik zal het stenogram doorgeleiden aan de informateur.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Fijn. En zou u dan willen vragen of de informateur, laten we zeggen, morgen of overmorgen kan antwoorden? We horen deze berichten wel uit de media. We hebben daar vragen over. Het zou fijn zijn als de Kamer op korte termijn wordt geïnformeerd.

De voorzitter:

Ja, vragen kan altijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo is het!

De voorzitter:

Een vraag van de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Ik heb een vraag aan u, voorzitter. Die is procedureel en gaat niet per se alleen over dit onderwerp. Een vraag aan de regering kan natuurlijk altijd worden gesteld. De vraag is of aan anderen dan de regering een brief …

De voorzitter:

Wij kunnen alles. We kunnen nog 15 miljoen Nederlanders een brief schrijven, als we dat willen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo is het! En de Kamer is het hoogste orgaan in onze parlementaire democratische rechtsstaat.

De voorzitter:

Kijk, dan hoort u het eens van een ander, meneer Markuszower!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo is het! Dank u wel.

De voorzitter:

Zo gaan we het doen.

De heer Flach van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Wij mochten gisteren een lijvig boekwerk ontvangen van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen. Als we niets doen, groeit Nederland in korte tijd door naar 23 miljoen inwoners, zo is daar onder andere in te lezen. We kunnen niet met onze armen over elkaar blijven zitten. Scherpe keuzes zijn nodig. Vanuit de SGP vinden we het belangrijk dat we hier als Kamer over in debat gaan. Het lijkt mij logisch dat daar de minister van SZW bij is en wellicht ook de minister van Binnenlandse Zaken. Die was gisteren namelijk ook bij de aanbieding. Maar omdat het kabinet demissionair is en er ook aan de formatietafel over gesproken zal worden, verwacht ik geen inhoudelijke kabinetsreactie. Wel zou ik willen vragen om een brief, waarin wordt ingegaan op wat ambtelijk en juridisch nodig is om uitvoering te geven aan de scenario's die in het rapport worden geschetst. Omdat het verschillende beleidsterreinen raakt, kan ik mij voorstellen dat er in de verschillende commissies eerst voorbereidingen worden getroffen voor zo'n debat, door middel van verdiepende technische briefings. Dus haast is er niet mee, maar het is wel goed om dat debat een keer te voeren met een grondige voorbereiding.

De voorzitter:

Maar u wilt gewoon een plenair debat?

De heer Flach (SGP):

Exact.

De voorzitter:

Maar niet een haastig debat?

De heer Flach (SGP):

Nee.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik ben het eens met een niet haastig debat dat kan worden voorbereid. Dan zouden wij inderdaad graag een rondetafelgesprek en een gesprek met de commissie ingepland zien. Onder die condities: steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Idem, voorzitter. Steun dus voor een debat. Het is een weloverwogen verzoek. Ik zou het dan wel een kabinetsreactie kunnen noemen. Ik snap dat het inderdaad niet al te inhoudelijk kan, gezien het demissionaire karakter, maar ik wil graag eerst een goede brief alvorens we het debat inplannen.

De heer Krul (CDA):

Steun.

Mevrouw Becker (VVD):

Steun voor het debat, een brief en een grondige voorbereiding.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):

Waanzinnig belangrijk onderwerp. Dat verdient een grondige behandeling in de Kamer, dus hoe breder we dit kunnen behandelen met elkaar, hoe beter.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun. Dank voor het genuanceerde verzoek. Steun voor die aanvliegroute.

De heer Markuszower (PVV):

Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Becker van de VVD. Ik voeg daar toch aan toe dat wij wel eerst een kabinetsreactie willen hebben. Dan steun voor het debat.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Fantastisch rapport, voorzitter. Allerlei tabellen, waaronder bijvoorbeeld een tabel over 1,2 miljoen mensen aan arbeidspotentieel. Dat is interessant in het kader van de discussie over arbeidsmigratie. Dus ik ben heel blij met dit verzoek. Langs de lijnen die mevrouw Becker net aangaf: steun.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Van harte steun, met voorbereiding.

De heer Dijk (SP):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Steun.

De voorzitter:

Dat is een meerderheid. We gaan het inplannen. Dank u wel, meneer Flach.

Dan de heer Thijssen van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik wil een debat aanvragen over onze economie. We zien namelijk dat onze economie ervoor zorgt dat miljardairs steeds rijker worden. We hebben het gisteren in een rapport van Oxfam gezien. De vijf rijkste mannen ter wereld verhogen hun inkomen met 100% in één jaar. We hebben het recent ook gezien in de Quote 500: Nederlandse miljardairs die er jaarlijks miljarden bij krijgen. En de gewone Nederlander moet het doen met 1% of 2% extra inkomen. Het is dus tijd voor een debat met de minister van Economische Zaken en Klimaat over hoe we gaan zorgen dat de economie werkt voor Nederlanders, zodat het vergroten van ons verdienvermogen ten goede komt aan Nederlanders en niet aan buitenlandse miljardairs.

Graag uw steun.

De voorzitter:

Nou, of ik steun laat ik even in het midden, hoor.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dat neem ik sowieso aan. Want u bent voor het debat.

De voorzitter:

Blind. Blind.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Voorzitter. Geen steun. Er staat volgende week een debat gepland over het verdienvermogen van Nederland. Volgens mij is dat een uitstekend moment om dit te bespreken.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

Mevrouw Zeedijk (NSC):

Geen steun.

De heer Flach (SGP):

Geen steun. We hebben volgende week een commissiedebat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dit is een belangrijk debat, maar het kan in het commissiedebat dat volgende week al staat gepland.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Steun.

De voorzitter:

Dan de heer Van Baarle, DENK. De heer Van Baarle? O, herstel. Neem me niet kwalijk. Het gaat me iets te snel allemaal.

De heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):

Steun, voorzitter.

De heer Krul (CDA):

Ja, ik zie de gelijkenis wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, ik ook! Dat is echt een eeneiige tweeling. Dat moet nog eens worden uitgezocht.

De heer Krul (CDA):

Geen steun voor het debat.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Geen steun.

Mevrouw Helder (BBB):

Geen steun. Dit kan bij het commissiedebat.

De heer El Abassi (DENK):

Steun voor het debat.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Nou, wel voor een dertigledendebat volgens mij. Dank.

De voorzitter:

Zullen we dat dan maar doen? Bij dezen.

Dan de heer Tuinman van de fractie van BBB. U mag spreken bij de interruptiemicrofoon.

De heer Tuinman (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Het gaat om een vooraankondiging. Komende donderdag is het commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken. Daarbij wil ik graag een motie indienen. Aangezien de RBZ al op maandag 22 januari zal plaatsvinden, is deze week, donderdagavond, de enige mogelijkheid voor zowel een tweeminutendebat als stemmingen. Vandaar dit verzoek.

De voorzitter:

Dat gaan we inboeken. Het wordt gewaardeerd dat u dit even mededeelt, dan kunnen de leden daar rekening mee houden.

Mevrouw Teunissen van de fractie van de Partij voor de Dieren is de laatste spreker bij deze regeling. Het woord is aan haar.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u, voorzitter. Er is veel te doen over het demonstratierecht in Nederland. Er zijn steeds vaker ambtenaren die demonstreren tegen het beleid van hun eigen overheid. We hebben vanmiddag een discussie gehad over klimaatactivisten. Vandaag staan er ook vier verdachten terecht voor het belagen van Kick Out Zwarte Piet in Staphorst. We hebben in de Kamer een hoorzitting over het demonstratierecht gehad. We hadden met elkaar in meerderheid ook afgesproken om een plenair debat te voeren. Dat debat is vervallen. Daarom wil ik graag opnieuw een plenair debat over het demonstratierecht in Nederland aanvragen, met de ministers van JenV en van Binnenlandse Zaken. Ik wil ook graag een brief van het kabinet over het demonstratierecht, waarin de voorbeelden die ik net noemde ook aan bod komen.

De voorzitter:

Heel goed. We gaan even kijken of daar een meerderheid voor is.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Van harte steun, zowel voor de brief als voor het debat.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Dat hebben we eigenlijk net met elkaar ... Ik probeer het allemaal niet ingewikkelder te maken dan het is, maar we hebben net een verzoek van mevrouw Helder voor een dergelijk debat, dat mevrouw Teunissen nu voorstelt, met een meerderheid gesteund. Ik steun dus een dergelijk debat. In het vragenuurtje heeft de minister al de eerder aangekondigde brief nog een keer bevestigd. Dat is een brief van minister De Jonge samen met minister Yeşilgöz. We wachten die brief af, en dan gaan we het wat mij betreft met elkaar hebben over demonstraties in alle vormen, maten en soorten.

De voorzitter:

En dus?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dus steun ik dat debat van mevrouw Helder, zoals ik net al heb gedaan.

De voorzitter:

Maar u steunt dit debat niet?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Nee, want we gaan er toch niet twee debatten van maken. Laten we dat niet doen.

De voorzitter:

Helder, helder. Ik snap het, ik snap het. Maar ik wilde het effe horen.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Het CDA steunt een debat over het demonstratierecht. Dat is déze aanvraag. De vorige was dat níét, die versmalde dat. Daarom hebben we dat verzoek niet gesteund. Zo ingewikkeld is het ook helemaal niet. Dus wij steunen dít verzoek.

De voorzitter:

Kijk, dat wilde ik effe horen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun voor dit debat. Dit is namelijk een heel andere aanvraag. Die gaat over het demonstratierecht, en dat steunen we.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Flach (SGP):

Dat kan prima aan de orde komen in het debat dat aangevraagd is door mevrouw Helder. Dus geen steun.

De voorzitter:

Geen steun.

De heer Sneller (D66):

Dít is het debat dat ik steun.

De voorzitter:

Ja, het is zo verwarrend allemaal vandaag.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Het is toch eigenlijk heel simpel, voorzitter. Je hebt vrijheid van betoging, wat een belangrijk grondrecht is, behoudens "eenieders verantwoordelijkheid volgens de wet". Dat staat er ook achter. Volgens mij kan dit onderwerp prima aan de orde komen in het debat dat mevrouw Helder net aangevraagd heeft en waar een meerderheid voor was. Dus geen steun voor dit debat.

De voorzitter:

Geen steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Om te borgen dat er in ieder geval een debat gaat plaatsvinden, steun ik dit debatverzoek, maar laten we er alsjeblieft één debat van maken, mochten er twee meerderheden zijn.

De heer Markuszower (PVV):

Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Derkzen en mevrouw Keijzer.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik ga heel graag in debat over het demonstratierecht, dus wij steunen het verzoek.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Wij steunen dit ook.

De heer Dijk (SP):

Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Grinwis, dus ook steun.

De voorzitter:

Er is een meerderheid voor uw aanvraag, mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Tot zover de regeling van werkzaamheden. Dank voor uw aandacht. Ik schors enkele ogenblikken, en dan gaan we praten over de begroting.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We gaan vandaag beginnen met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik heet de bewindslieden van harte welkom: de minister van OCW, de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de vers benoemde staatssecretaris van OCW; nog van harte gefeliciteerd. Van harte welkom. Het is een bijzondere dag vandaag, want er zijn maar liefst acht leden die in dit debat hun maidenspeech gaan houden. Dat is, voor zover we nu weten, een record. Daarom ga ik er iets meer over zeggen. We hebben de volgende parlementaire traditie. Voor iedere nieuwgekozen volksvertegenwoordiger is de eerste grote speech altijd een belangrijk moment. Daar gaan we ook apart bij stilstaan. Dat betekent dat ik na iedere maidenspeech ga schorsen, zodat de persoon waar het om gaat gefeliciteerd kan worden. Sommige Kamerleden hebben aangegeven dat ze aan het eind van hun maidenspeech ook wel vragen willen beantwoorden. Ik zal vooraf zeggen bij welke Kamerleden die hun maidenspeech houden dat het geval is.

Verder hebben we een aantal afspraken gemaakt over het aantal interrupties bij de begrotingsbehandeling. Bij deze begrotingsbehandeling, waarin veel leden spreken en waarin drie bewindslieden een rol spelen, is de afspraak dat we per fractie acht interrupties toestaan. Het gaat om acht interrupties, onderling, maar ook donderdag in de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik hoop dat dat duidelijk is. Ik zie dat er geen vragen zijn. Dan gaan we beginnen. De heer Paternotte heeft toch een vraag. Het zijn acht vragen.

De heer Paternotte (D66):

O, dat is alles?

De voorzitter:

Ja.

De heer Paternotte (D66):

Oké.

De voorzitter:

Nog een korte toelichting. In het verleden gaven we wat meer ruimte voor interrupties, maar toen hadden we de reguliere begrotingsbehandeling, die al in september begon en voor de kerst eindigde. Nu zitten we toch wat krapper in de tijd. We hebben de al behandelde begrotingen op dezelfde manier behandeld als de begrotingen die we tot aan het februarireces gaan behandelen.

De voorzitter:

Als eerste van de zijde van de Kamer zal het woord worden gevoerd door mevrouw Van der Velde. Zij spreekt namens de PVV. Zij houdt haar maidenspeech. Ik verzoek haar om achter de katheder te gaan staan. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Redbad, oftewel Radboud, it Reaklif en de Slach by Warns, oftewel het Rode Klif en de Slag bij Warns, en Friezen om utens, oftewel Friezen buiten Friesland. Een geheel eigen taal, een eigenzinnige cultuur, eigen tradities en een eigen geschiedenis: dat is Friesland. Dat is de provincie van mijn ouders en de provincie waar ik vandaan kom. Nergens binnen Nederland zult u een volk vinden dat zo trots is op zijn wortels als de Friezen. Ook ik als Fries om utens ben ontzettend trots op de provincie waar ik oorspronkelijk vandaan kom. Ik houd van de Friese taal, het Friese landschap en de eigenzinnige Friese mensen. Mocht ik op een gegeven moment met pensioen gaan, dan zie ik mijzelf ook zeker terugverhuizen naar Friesland. Want u kunt de Fries wel uit Friesland halen, maar u kunt Friesland niet uit de Fries halen. Dit is een stukje trots dat ik altijd bij mij zal dragen, een stukje trots dat ik werkelijk iedere Nederlander gun.

Het doet er niet toe uit welke provincie je komt, uit welk dorp of uit welke stad: er is altijd wel iets in de eigen omgeving om trots op te zijn, waar je ook trots op mag zijn. Maar ja, dat telt schijnbaar niet bij de begroting, als je naar het onderdeel over cultuur kijkt. Bijvoorbeeld bij het onderdeel over de opera maakt het deel van het land waaruit je komt wel degelijk uit. Wat vindt de minister er bijvoorbeeld van dat Opera Zuid zo veel minder krijgt dan de opera in het noorden of het midden? Daar horen wij natuurlijk graag een antwoord op.

Helaas leeft de Nederlander tegenwoordig ook nog eens in een schaamcultuur. Ja, u hoort het goed: een schaamcultuur. Want trots op de eigen omgeving is vaak ver te zoeken. Beroepsactivisten maken Nederlanders wijs dat ze die trots ook niet meer mogen hebben. Dat geldt ook voor onze cultuur, tradities en geschiedenis. Zo liggen onder andere Zwarte Piet, carnaval en onze VOC-geschiedenis al jaren onder vuur. Die VOC-geschiedenis — het is nogal een ding — wordt naar het schijnt gelijkgetrokken met de slavernijhandel. Nu vraagt u zich misschien af hoe die nou gelijk kan worden getrokken met de slavernijhandel. Dat is heel simpel: de kwartiermaker van het nieuwe aanstaande slavernijmuseum zei over een replica van het VOC-schip De Amsterdam dat het in de zeventiende en achttiende eeuw slaven zou hebben verplaatst van het ene continent naar het andere. Maar weet u wat dit schip daadwerkelijk vervoerde? Dat waren specerijen, porselein, thee, zijde en andere soorten textiel. Dit was namelijk een handelsschip. Maar nee, wij Nederlanders moeten ons schamen voor die Nederlandse geschiedenis van handeldrijven. Volgens deze nieuwe kwartiermaker vervoerde het schip dus slaven. Dat is natuurlijk fout, maar als mensen over deze duistere periode hun "feiten" al niet eens recht kunnen hebben, vraag ik mij af wat voor andere "feiten" dit slavernijmuseum zal verkondigen. Wordt er wel nagekeken of deze "feiten" kloppen?

Voorzitter. Niet alleen onze culturele sector werkt mee aan deze schaamcultuur, maar ook organisaties zoals de NPO dragen hieraan bij. Als u niet dagelijks om de oren wordt geslagen met feiten zoals dat vlees, geschiedenis, auto's, vliegen en een vuurtje stoken slecht voor ons zijn, komen deze feiten ook weer als venijnige steken terug binnen de programmering. U bent de reden dat de ijsberen op sterven liggen op de Noordpool. U bent ook de reden dat Nederland straks onder water staat en dat de wereld vergaat. En schaam u vooral voor de kleine geneugten die u heeft. Voel u vooral niet te goed over uw leven en over het land waar u woont.

Voorzitter. In de begroting staat het volgende. "De Nederlandse Publieke Omroep" — oftewel de NPO — "vervult een essentiële rol in de verrijking en verbinding van de Nederlandse samenleving met informerende, inspirerende en impactvolle programma's. Als open en diverse publieke omroep geeft de NPO zo veel mogelijk mensen en meningen in onze veelkleurige maatschappij de ruimte." Ja, zo zou dat moeten zijn en dat zou de PVV natuurlijk ook graag zien, want iedere Nederlander betaalt mee aan de NPO. Maar laten we heel eerlijk zijn: wanneer was de laatste keer dat u naar de NPO keek en dacht: wat een fijne, diverse en open omroep is het eigenlijk? De NPO wilde nota bene Ongehoord Nederland van de buis laten verdwijnen, omdat het geluid van deze kleine omroep de NPO niet aanstond. Maar goed, ook D66 wilde Ongehoord Nederland graag laten verdwijnen van de buis, maar we zien vooralsnog dat vooral D66 zelf van het toneel verdwijnt. Mevrouw Uslu is vertrokken naar Corendon en haar fractiegenoot Steven van Weyenberg is ook vertrokken naar hogere oorden, als minister van Financiën. De NPO heeft recent aangegeven dat Ongehoord Nederland weer aan mag schuiven bij het volgende bestuurlijke overleg aan het einde van deze maand. Het blijft natuurlijk frappant dat de baas van de NPO, Frederieke Leeflang, heeft aangegeven dat zij haar functie niet meer fatsoenlijk uit kan voeren door Ongehoord Nederland. Dat is op z'n zachtst gezegd bijzonder te noemen, net als haar enthousiasme voor een mogelijke wettelijke verankering van de journalistieke code van de NPO in de Mediawet, waar de omroepen zich nu vrijwillig aan hebben gebonden. Hierdoor kunnen er sancties komen op afwijkend gedrag en wordt het toezicht op naleving gedelegeerd aan het Commissariaat voor de Media. De PVV maakt zich daar grote zorgen over, omdat je dan in feite over een staatstoezicht spreekt, met alle gevolgen van dien. Onze fractie zal zich daar altijd tegen blijven verzetten.

Voorzitter. Niet alleen is ons omroepbestel onvoldoende pluriform, er is op dit moment ook weinig ruimte voor diverse meningen. Dan kunt u denken aan de bijzonder eenzijdige berichtgeving van de NPO. Ook volgens de NPO is kleinburgerlijk Nederland slecht en mag het zich schamen voor alle plezierige dagelijkse zaken. Verder zijn alle asielzoekers zielig, net als die eerdergenoemde ijsberen, en is er vooral interesse voor gemarginaliseerde groepen, maar ook weer niet voor alle, want niet iedereen is zielig genoeg en u mag zich natuurlijk tegoed doen aan nieuws dat aangeleverd wordt door Hamas, nota bene door de EU aangemerkt als terreurorganisatie. Het zou bijna lachwekkend zijn als het niet zo ernstig is. De PVV trekt de conclusie dat we nog veel te doen hebben op het gebied van cultuur en media op dit vlak. Nederlanders moeten weer trots worden op Nederland en op onze cultuur en geschiedenis, want er is veel om trots op te zijn. Ik hoop dan ook vanuit de grond van mijn hart dat de liefde en trots die ik aan het begin van mijn betoog genoemd heb, straks door iedere Nederlander gevoeld gaan worden. Dat was het onderdeel media en cultuur. Ik zou verder natuurlijk nog even door willen gaan met het onderdeel emancipatie.

Voorzitter. De PVV heeft de afgelopen jaren op het gebied van emancipatie een eigen geluid vertegenwoordigd. In die tijd leken veel andere partijen zich vooral te willen binden aan progressief-linkse en links-liberale geloofsartikelen. Het leek erop dat deze partijen vooral het geluid van, al dan niet gesubsidieerde, belangengroepen en activisten vertegenwoordigden of hierbij aanhaakten uit onwetendheid en conformisme. Ondertussen voerde de PVV een duidelijke koers, een koers van gezond verstand en het vertegenwoordigen van opvattingen uit de bredere samenleving. Dat betreft ook opvattingen vanuit holebi en feministen die in de media en politiek niet of nauwelijks aan bod komen, en als ze wel aan bod komen is dat vaak in negatieve zin. Dit is het fundament onder de consistente lijn die wij zullen doorzetten en waar nodig zullen aanscherpen.

We zien momenteel grote veranderingen plaatsvinden in Nederland, maar ook in de landen om ons heen. Dat gebeurt dus niet alleen in Nederland en ook niet alleen op het gebied van bijvoorbeeld asiel en migratie, maar ook als het gaat om de invloed van de militante woke-ideologie. In de VS, vanwaaruit deze ideologische waanzin is overgewaaid, zien we een kentering ontstaan die ongetwijfeld ook hier zijn beslag zal krijgen. Gezond verstand, feiten en rechtvaardigheid kunnen wellicht razendsnel weer de overhand krijgen. Of het nu is op het gebied van emancipatie, van media en cultuur, van onderwijs of van welke portefeuille dan ook, de PVV zal er in de komende kabinetsperiode alles aan doen om Nederland na decennia van ideologische gekte eindelijk weer te helpen normaliseren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Van der Velde.

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech en ik verzoek u om even voor mij te gaan staan, zodat de collega's u ook kunnen feliciteren.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn nu toe aan de tweede maidenspeech van een lid van de Partij voor de Vrijheid. Ik geef het woord aan de heer Van der Hoeff.

De heer Van der Hoeff (PVV):

Voorzitter. Vandaag voer ik mijn eerste onderwijsdebat en dat is dan ook nog eens de begrotingsbehandeling. De lijn van de PVV op ons onderwijs is al jaren duidelijk en consistent. Ik zal namens de PVV die lijn dan ook voortzetten.

Voorzitter. De Onderwijsraad kwam afgelopen zomer met de waarschuwing dat een vierdaagse lesweek, een uitleenbare docent onvermijdelijk zijn ... Nee, ik pak het even opnieuw op.

Voorzitter. De Onderwijsraad kwam afgelopen zomer met de waarschuwing dat de vierdaagse lesweek én de uitleenbare docent onvermijdelijk zijn geworden in de strijd tegen het lerarentekort. Het lerarentekort is namelijk ongelijk verdeeld en dus moet solidariteit leidend zijn. Voor ons is een vierdaagse lesweek volstrekt onacceptabel. Ook zien we niets tot weinig in een plan om leraren uit te lenen aan scholen waar het lerarentekort het grootste is. Dat is geen duurzame oplossing en wij vrezen dat dit juist ertoe zal gaan leiden dat nog meer leraren het onderwijs zullen verlaten. Zeker voor leraren die pas een aantal jaren aan het werk zijn, is dit onwenselijk. Mijn driedelige vraag aan de minister is dan ook: waarom zijn er zulke verschillen tussen scholen, hoe ziet de minister de uitvoering van een dergelijk plan op basis van solidariteit en deelt zij de waarschuwing van de Onderwijsraad?

Voorzitter. Het onderwijs verkeert in een systeemcrisis. Hoe zijn we eigenlijk in deze situatie terechtgekomen? De politiek heeft de fout gemaakt de notie te omarmen dat het onderwijs zelf het beste weet hoe ons geld in het onderwijs besteed moet worden. Dat was het startschot voor bestuurders om zich meester te maken van het eigenaarschap van het onderwijs. Zij konden voortaan met de lumpsum, de financiering van de scholen door de overheid, doen wat ze wilden. Niet de leraren, niet de ouders en niet de politiek bepaalden wat er gebeurde, maar de bestuurskoepels namen het eigenaarschap over. Zij konden in alle vrijheid beslissen welke vernieuwingen er doorgevoerd werden. Het waren altijd vormen van het nieuwe leren die leraarextensief en dus niet begrensd zijn; grote klassen, leerpleinen, weinig leraren en dus weinig kosten. Ze zetten zichzelf op salarissen net onder de norm van topinkomens. Ze konden bijna ongebreideld fuseren tot massa-instituten zoals we die in het mbo en hbo zien.

Dit is echter slechts een deel van de analyse over het verval van het onderwijs. Ons onderwijs is ook een soort vergaarbak geworden van allerlei vormen van activisme. Het gaat van klimaat tot gender en er is steeds minder tijd en aandacht voor de basis, de kern. Graag een reflectie van de minister!

Dat de discrepantie tussen leraren en de bestuurders groter dan ooit werd, is een aantal weken geleden duidelijker geworden dan ooit. Het bestuur van de OOadA, de Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel, kwam met het idee om de leerkrachten te bedanken met een voetenbankje in de vorm van een kartonnen doos. Een doos, voorzitter! Een kartonnen doos. Het was vast ludiek bedoeld, maar het is illustratief voor de haast onoverbrugbare kloof tussen bestuurders en het onderwijs en de leerkrachten. De feeling met de werkvloer is veelal zoek. Intussen ging de kwaliteit met het jaar achteruit tot we zijn aangeland in 2023, het derde jaar op rij waarin de onderwijsinspectie vaststelde dat het niet goed gaat met de basisvaardigheden van de leerlingen.

Voorzitter. Maar liefst 25% van de 15-jarigen kan niet goed lezen en schrijven. Het onlangs verschenen PISA-onderzoek heeft ons echter verder met de neus op de feiten gedrukt. Inmiddels kunnen we een derde van de leerlingen classificeren als semi-analfabeet. Een derde, voorzitter! Een derde is semi-analfabeet. In het mbo is het niet veel beter. 15% van de mbo 2-studenten en 7% van de mbo 3-studenten verlaat de opleiding zonder het referentieniveau 2F te behalen. Dit niveau is minimaal nodig om normaal te kunnen functioneren in de maatschappij. In het basisonderwijs is het niet beter gesteld met de leerprestaties. Te weinig leerlingen halen het vereiste taal- en rekenniveau om zonder problemen hun schoolcarrière te vervolgen.

Dit zijn uiterst zorgwekkende cijfers die onwaardig zijn voor een eerstewereldland als Nederland. Een derde van de kinderen wordt als functioneel analfabeet sociaal gehandicapt het leven in gestuurd. Een totale schande. In sommige wijken in onze grote steden, zoals bijvoorbeeld Rotterdam-Zuid en Laak, ligt het percentage nog hoger. Een dramatische ontwikkeling. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Even iets over de totale leegte van het begrip "kansenongelijkheid". Er wordt altijd gesteld dat we alle kinderen en jongeren de kans willen geven om zich optimaal te ontwikkelen en het beste uit zichzelf te halen. Er wordt gesteld dat niet uitmaakt wat het opleidingsniveau, het inkomen of de herkomst van hun ouders is, of in welke wijk ze opgroeien. Maar natuurlijk maakt het uit of je geboren bent in het chique Amsterdam-Zuid of in de Schilderswijk, en natuurlijk doet het ertoe of er thuis Nederlands wordt gesproken, er Nederlandse boekjes worden gelezen en er naar Nederlandse televisieprogramma's wordt gekeken. Wij betogen al jaren dat het onderwijs kansenongelijkheid niet kán oplossen. Het onderwijs kan en moet — dat is zelfs haar eerste taak — kansengelijkheid bevorderen. Het onderwijs hoort de emancipatiemotor van de samenleving te zijn, die kinderen verheft en ze in staat stelt om hun dromen waar te maken, en die ervoor zorgt dat zij het beter zullen krijgen dan hun ouders.

Voorzitter. Wij constateren helaas precies de tegengestelde beweging. Het bevorderen van kansengelijkheid heeft nul zin zolang ons onderwijs de basis niet op orde heeft. Weet u wat kansengelijkheid bevordert? Alle scholen in elke stad en elk dorp — in Laak is inmiddels 50% van de inwoners laaggeletterd — moeten aan dezelfde strenge kwaliteitsnormen voldoen als de scholen in de blanke enclaves waar de bakfietsen rijden. De kerndoelen, de basiskennis en eindtermen moeten hetzelfde zijn. Leraren moeten dezelfde kennis en vaardigheden hebben, opgeleid en gediplomeerd door pabo's en lerarenopleidingen die dezelfde kwaliteitsnormen streng handhaven. Scholen moeten kinderen minimaal leren schrijven, lezen en rekenen. Dát bevordert kansengelijkheid als geen andere beleidsmaatregel. De beheersing van de basis van taal en rekenen is de sleutel tot het leven met zingeving. Dát maakt onderwijs weer de grote gelijkmaker die het altijd was.

Voorzitter. De realiteit is echter dat kinderen tegenwoordig slechter lezen, schrijven en rekenen dan toen hun ouders het funderend onderwijs verlieten. Niet voor niets is de vorige minister met een masterplan basisvaardigheden gekomen om deze maatschappelijke ramp te beteugelen.

Voorzitter. Binnen dit kader wil ik het graag hebben over het plan om de lerarenopleiding gratis te maken. Allereerst, gratis bestaat niet. De rekening zal hoe dan ook opgebracht moeten worden. Wij zien liever dat een eventuele lening rentevrij blijft en dat na een dienstverband van een x-aantal jaren de kosten worden kwijtgescholden. Er is geen enkele garantie dat ze ook in het onderwijs gaan werken en daar, bovenal, blijven werken, zeker met de krappe arbeidsmarkt als de onze. Graag een reactie hierop van de minister.

Voorzitter. Het steeds virulenter worden van antisemitisme aan onze universiteiten baart ons ernstig zorgen. De PVV weigert te geloven dat dit het gevolg is van het conflict in het Midden-Oosten. Wij zien het vooral als een voortvloeisel van het activistische gedachtegoed waarmee ieder conflict door de binaire bril van het kolonialisme wordt bekeken. Het wordt verklaard als antizionisme, maar zoals de legendarische professor Jacques Presser hierover heeft gezegd: het nieuwe fascisme zal zichzelf antifascisme noemen. Ondertussen voelen Joodse studenten zich niet meer veilig aan onze universiteiten en blijft keihard optreden tegen haatzaaiers achterwege. Wat gaat de minister doen zodat de Joodse studenten zich weer veilig kunnen voelen aan onze universiteiten?

Voorzitter. De centrale eindtoets is twee jaar geleden doodverklaard en vervangen door de prestatieneutrale doorstroomtoets. De eindtoets zou namelijk onbedoeld de indruk hebben gewekt dat dit het einde zou betekenen van de doorlopende leerlijn. De eindtoets zou zogenaamd ook geleid hebben tot extra prestatiedruk. Nu zitten we dus met de doorstroomtoets opgezadeld, die nog ná het voorlopig schooladvies afgenomen wordt. Ik wil er, binnen het kader van kansengelijkheid, dan ook voor pleiten om de doorstroomtoets vóór het voorlopig schooladvies af te nemen. Zo voorkomen we, in mooi Nederlands, the soft bigotry of low expectations, waar juist veel kinderen met een migratieachtergrond mee te kampen hebben.

Voorzitter. Ik ga afronden. Vorig jaar werd de noodklok geluid over de instroom van het aantal vluchtelingenkinderen. Er kwamen bijvoorbeeld in Den Haag maandelijks vier klassen bij en dat in een tijd van een gierend lerarentekort. Gezien de huidige duizelingwekkende aantallen minderjarige asielzoekers die wekelijks richting ons land vooruitgestuurd worden, zouden we graag willen weten hoe de situatie nu is. Hoeveel minderjarige asielzoekers stromen in ons onderwijs in en ziet de minister ook dat we er geen capaciteit meer voor hebben?

Tot zover mijn bijdrage, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

De voorzitter:

En ook u, meneer Van der Hoeff, van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik vraag u te gaan staan voor de katheder en dan wordt u gefeliciteerd.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We gaan over naar een spreker van de VVD die al langer lid is van de Kamer en dus niet zijn maidenspeech houdt, en dat is de heer De Kort. Ik geef hem het woord.

De heer De Kort (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Op zich bijzonder dat je met twee jaar en negen maanden eigenlijk al een ervaren Kamerlid bent hier en nu. Desalniettemin heel veel felicitaties aan beide collega's van de PVV met hun mooie maidenspeech. Ik ben ook heel benieuwd naar de overige zes maidenspeeches.

Namens de VVD zal over deze onderwijsbegroting het woord worden gevoerd door collega Martens-America en mijzelf. Ik zal ingaan op het primair en het voortgezet onderwijs en mijn collega zal ingaan op het vervolgonderwijs, media en cultuur.

Voorzitter. De periode dat je het meest wordt gevormd in je leven is volgens mij je schoolperiode en in het bijzonder je periode op de basisschool en op de middelbare school. Als ik naar mijzelf kijk, heb ik tot mijn 15de een zorgeloze schoolperiode gehad. Op de basisschool heb ik geleerd om te lezen, te schrijven en te rekenen, maar ook om vriendjes en vriendinnetjes te maken, om samen te werken. Voetballend op het schoolplein heb ik daar geleerd wat het inhoudt om te winnen en om te verliezen. Het was een heel vormende periode. Ik gun onze Nederlandse kinderen en jongeren allemaal zo'n zorgeloze periode, waarin je de ruimte krijgt om fouten te maken maar ook om te leren van die fouten en je de ruimte krijgt om je talenten te ontwikkelen. Degenen die mij al iets langer volgen in deze Kamer, weten dat voor mij mijn visuele beperking de motivatie is geweest om de politiek in te gaan. De afgelopen jaren heb ik mij ingezet om juist die talenten voorop te zetten in de arbeidsmarkt. Dat wil ik blijven doen, maar ook dat ontwikkelen van talenten is iets wat heel belangrijk is in het onderwijs. Ik zal in mijn bijdrage ingaan op drie thema's. Ten eerste en volgens mij ook het belangrijkste, de basisvaardigheden, ten tweede het lerarentekort en ten derde de veiligheid op onze scholen.

Allereerst dus de basisvaardigheden, voor ieder kind een goede basis. Daarbij speelt thuis een belangrijke rol, maar zeker ook het onderwijs, want in het onderwijs worden kinderen voorbereid op de maatschappij. Helaas is uit recent onderzoek wederom gebleken dat juist die basisvaardigheden achterblijven. Als ik dan dieper inzoom op dat PISA-rapport, valt mij ook helaas op dat juist bij de gezinnen waar thuis geen Nederlands wordt gesproken de taalachterstand groter is dan bij gezinnen waar wel Nederlands wordt gesproken. Ik vraag mij dan ook af of het kabinet een specifieke aanpak ziet om die gezinnen waar taalachterstanden plaatsvinden, even ongeacht de achtergronden, sowieso beter te kunnen helpen. Ik heb daarvan zelf goede voorbeelden gevonden in Duitsland. Wat de VVD betreft zou het goed zijn als we de kinderen bij wie juist sprake is van zo'n taalachterstand, nog dwingender naar vve begeleiden. Daar kan namelijk een goede basis worden gelegd. Dat is ook het fundament voor een goed verder verloop van een schoolcarrière.

Daarnaast vindt de VVD het belangrijk om de leerplicht naar de leeftijd van 4 jaar te vervroegen. Ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt. Kan zij overzien welke effecten dit mogelijk kan hebben op het verder verbeteren van de basisvaardigheden?

Voorzitter. Dan het tweede punt: het lerarentekort. Inmiddels staan er zo'n 40.000 vacatures open in het primair en voortgezet onderwijs. Maar juist een bevlogen en deskundige leraar kan het verschil maken voor een kind. Dan kijk ik terug naar mijn eigen schoolperiode. Toen ik plotseling nagenoeg blind werd, stond er één docent op: Toon Leijten, mijn docent economie. Als je plotseling een handicap krijgt, kun je niet meteen braille lezen of meteen met spraaksoftware werken. Het was Toon die na het geven van z'n vakken economie en na het achtste lesuur alle boeken ging voorlezen: aardrijkskunde, biologie, het maakte niet uit. Hij deed ook andere vakken. Hij nam de tijd. Hij stak z'n nek uit. Ik gun iedereen een Toon. Juist mensen zoals Toon moeten we vooral ontzorgen. We moeten ervoor zorgen dat zij met hun vak en met hun ambacht bezig kunnen zijn. Want het zijn die docenten die het verschil kunnen maken voor ieder kind, voor iedere scholier.

Het is dan ook jammer dat docenten te vaak worden geconfronteerd met administratieve lasten. Dan kunnen ze namelijk niet bezig zijn met hun vak. Het is niet eens altijd Den Haag dat die regels oplegt, want we hebben er met hele goede redenen voor gekozen dat scholen en schoolbesturen heel veel vrijheid hebben, maar het betreft juist ook vaak interne regeldruk, door de school of door de schooldirectie opgelegd. Ik denk dat het goed is als de onderwijsinspectie een soort van benchmark gaat maken, want dat is een partij die bij al die scholen langskomt. Zij kunnen gaan kijken: hoe zit het nu met die administratieve lasten voor die docenten? Dan kunnen we die druk wegnemen. Dan kan de docent weer bezig zijn met z'n vak en met het doceren van onze kinderen en jongeren. Ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt.

De afgelopen jaren hebben we ook het een en ander gedaan om de salarissen van leraren omhoog te brengen. Dat was ook terecht, want die vakkrachten verdienen dat. Ik hoop dat u dat ook kunt opmaken uit mijn verhaal over Toon. Zo zijn er namelijk nog heel veel andere bevlogen en deskundige docenten. Maar het mag niet zo zijn dat die salarisverhoging leidt tot het werken van minder uren. Daarom is het goed dat de minister bezig is met de voltijdbonus. Ik vraag me dan ook af wat daarvan de laatste stand van zaken is. Wanneer wordt die voltijdbonus over het gehele onderwijsveld uitgerold?

Dan nog een punt voor de lange termijn, om ook meer leraren te werven voor de toekomst. Dan kijk ik specifiek naar de pabo. De pabo is nu nog heel erg generiek ingericht, terwijl het best zo kan zijn dat studenten een specifieke behoefte hebben. Misschien weten ze al dat ze graag willen worden opgeleid om te gaan doceren aan het jonge kind, groep 1 of 2, de kleuters. We zien ook, even heel generaliserend gesteld, dat mannelijke studenten vaker de behoefte hebben om niet die kleuters maar juist het oudere kind les te gaan geven. Het zou goed zijn om een splitsing in het pabo-aanbod aan te brengen met opleidingen specifiek voor het jonge kind en het oudere kind. Natuurlijk moeten we daarnaast ook nog het generieke aanbod in stand houden voor de studenten die de behoefte hebben het gehele pabo-aanbod in hun studie te volgen. Hoe kijkt het kabinet daarnaar? Wanneer komt er een dergelijke specifiekere inrichting van de pabo?

Voorzitter. Dan het derde punt: de veiligheid op onze scholen. Iedere leerling moet in alle veiligheid z'n lessen kunnen volgen en iedere leerkracht moet in alle veiligheid z'n vak kunnen uitoefenen. Dan heb ik het zowel over fysieke als sociale veiligheid. Dan baart het de VVD zorgen dat we het wapenbezit onder jongeren flink zien toenemen. In 2019 werden er — ik zou bijna "slechts" zeggen omdat het verschil zo groot is, maar ieder wapen is er natuurlijk één te veel — nog 315 jongeren betrapt met een wapen, terwijl dat er in 2022 maar liefst 1.268 waren. Dat is dus meer dan een verviervoudiging. De scholen hebben vaak het nakijken, want zij kunnen een leerling niet langer dan een week schorsen. In extreme gevallen moeten ze leerlingen van school kunnen verwijderen, maar dat kunnen ze niet als er nog geen alternatief is gevonden. De conciërge of een ander personeelslid van de school heeft ook niet altijd de gelegenheid om bijvoorbeeld tassen of jassen te fouilleren. Mijn vraag aan de minister is of zij zich net zo veel zorgen maakt over deze ontwikkeling als de VVD. Ziet zij andere instrumenten of maatregelen die scholen kunnen inzetten om dit wel aan te pakken? Met name in de grote steden is deze problematiek steeds erger aan het worden. Wij verwachten dan ook dat we, in samenwerking met politie en alle andere actoren die ervoor nodig zijn, er echt voor zorgen dat de leerlingen en de leerkrachten in alle veiligheid hun talenten kunnen ontwikkelen, hun fouten mogen maken en daar ook van leren, en dus die zorgeloze schoolperiode kunnen hebben waarover ik het in het begin van mijn verhaal had.

Voorzitter, tot zover mijn bijdrage. Dan gaan we naar mijn collega, denk ik.

De voorzitter:

Ja. Hartelijk dank voor uw inbreng. Uw collega, mevrouw Martens-America, zal haar maidenspeech houden, ook namens uw partij, de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Gaat uw gang.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter, dank. Als volksvertegenwoordigers zijn wij de stem van onze buurt, ons dorp en onze stadsgenoten in dit huis. Dat zijn we logischerwijs voor hen die op ons hebben gestemd, maar, wellicht vandaag de dag steeds belangrijker, ook voor hen die niet op ons hebben gestemd. Want wij vertegenwoordigen Nederlanders niet alleen namens onze partij, maar ook middels de bagage die wij meenemen. Mensen zullen onze accenten herkennen, lezen dat we dezelfde opleiding delen, een vergelijkbare vluchtgeschiedenis hebben, in dezelfde levensfase zitten of simpelweg houden van dezelfde voetbalclub. Het vervullen van onze controlerende en wetgevende taak doen wij namelijk voor alle Nederlanders. Ik draag daar dan ook de komende jaren in alle nederigheid graag mijn steentje aan bij.

Dan wil ik graag beginnen bij die herkenbaarheid, want ruim 25 jaar geleden ging een 11-jarige Claire een tikkie jong naar de middelbare school. Het advies was: Claire is jong en weinig geïnteresseerd in school; begin maar lekker op de mavo. Dankzij mijn ouders was ik mij nooit bewust van bestaande oordelen over mavo versus havo en havo versus vwo. Ik begon al even ongeïnteresseerd aan mijn middelbare school. Gezien de weg die ik heb bewandeld, kan het niet anders dan dat ik mijn ouders regelmatig hoofdpijn heb bezorgd. Uiteindelijk was het devies thuis in huize Martens: werk hard, niet klagen en zorg gewoon dat je je papiertje haalt. Of dat nu een mbo-, een hbo- of een wo-diploma zou worden, het kwam nooit ter sprake, zolang ik maar niet de handdoek in de ring zou gooien. Op de momenten dat ik dat wel dreigde te doen, was daar mijn vader, met als resultaat dat ik tussen de zes maanden dat ik op het mbo heb gezeten en naar de havo ging, schoonmaakster was in een hotel om de hoek en, op het moment dat ik fulltime moest werken naast mijn studie, bekendstond als de slechtste stewardess die Nederland ooit heeft gekend. Zoals heel veel andere mensen in Nederland werd ook ik regelmatig gedwongen om om te gaan met tegenslagen. Uiteindelijk, via een omweg en een stapeling van diploma's, bleek dat de theoretische kant mijn weg was en kwam ik goed terecht in het bedrijfsleven.

Voorzitter. Ik spoel door naar het heden. Ik begin graag bij de politieke hype van 2023, namelijk de zeven vinkjes. Ik noem dit "vinkschaamte". Om toch maar een disclaimer te plaatsen: dit is geenszins een aanval op literaire vrijheid, maar voor mij een prachtige symboliek voor het savioursyndroom dat wij hier in Den Haag regelmatig hebben. Ik bedoel dat het nastreven van succes en het hebben van hoogopgeleide — of laten we zeggen "theoretische" — ouders in sommige progressieve hoeken toch iets is waar je je voor zou moeten schamen en niet iets om trots op te zijn. Er bestaat dus zoiets als: hoeveelvinkjeshebjij.nl. Ondanks de wellicht juiste intenties van dit mechanisme legt het exact bloot waarom een drievinker niets snapt van de zelfschaamte van een zevenvinker, laat staan van het opgelegde medelijden. Volgens die website ben ik namelijk een drievinker. Daar ben ik niet trots op. Daar schaam ik mij niet voor. Dat ben ik gewoon, en met mij mijn ouders en mijn broertje. Mijn vader had tot de financiële crisis van 2008 een succesvolle mkb-onderneming, mijn moeder heeft een fijne baan en mijn broertje is na het afronden van de Herman Brood Academie een van Neerlands succesvolste hardstyle-dj's. Ik heb een familie waar ik trots op ben. Wij weten wat hard werken is en dat is onderdeel van ons leven. Wij staan absoluut niet te wachten op de mening van een zevenvinker.

Nou is dit natuurlijk louter een theorie, maar het legt bloot hoe er vanuit bepaalde hoeken, ondanks de juiste intenties, onjuist wordt gekeken naar het grootste gedeelte van ons land. Want praktisch geschoolde huishoudens, ouders die hun kinderen vol trots afzetten bij een technische opleiding en hen zien opgroeien tot zelfstandige burgers, snappen helemaal niet dat wij kijken met medelijden, en begrijpen niet hoe een groep theoretisch geschoolde schoolbestuurders hen ziet. Zij zijn ook helemaal niet hulpbehoevend. Ik durf zelfs te wedden dat het grootste gedeelte van deze Nederlanders helemaal niet zou willen stijgen op de vinkenladder. Het legt haarfijn bloot dat bestuurders en beleidsmakers soms ver afstaan van het grootste gedeelte van Nederland, onze handen, ons hart, de economie, de motor, de gewone Nederlander. Te vaak gaat het over symboliek. Te vaak poogt een theoretische zevenvinker te bepalen hoe een praktische drievinker zijn of haar leven zou moeten leiden.

Persoonlijk geniet ik altijd enorm van het ongemak wanneer ik in diezelfde progressieve hoek moet laten vallen dat ik een drievinker ben. Een Claire, lid van de VVD, hoogopgeleid, Gooise r, zit op hockey: dat past absoluut niet in het plaatje. Wat moet je daar nou mee? Representatie gaat namelijk veel verder dan partijkleuren, geslacht of afkomst. Dankzij mijn ouders kreeg ik de ruimte om te ontdekken of ik een praktische mbo'er was of, wat uiteindelijk bleek, een theoretische stapelaar. Ik kreeg de veilige zoektocht naar de vraag of het mbo mijn trotse eindstation zou zijn of een opstap naar het hbo. Ik gun dat iedereen, elke vmbo-leerling en elke mbo'er. Ik ga me daar de komende jaren keihard voor inzetten.

Ik zou bij deze begrotingsbehandeling graag stil willen staan bij drie onderwerpen. Eén: de noodzakelijke maatschappelijke herwaardering van ons mbo-onderwijs. Twee: het beheersbaar krijgen van de instroom van internationale studenten. En drie: media en cultuur.

Voorzitter. Ik heb net een gloedvol betoog gehouden over mbo'ers en hoe belangrijk ze zijn in onze samenleving. Zij vormen met 40% de grootste groep in het vervolgonderwijs. Na deze opleidingen zullen zij maatschappelijke rollen vervullen die essentieel zijn voor onze economie, in de zorg, in de bouw en in de detailhandel. Tekorten aan personeel zijn overal en iedereen ziet dat op dit moment. Er is wat mijn fractie betreft dan ook alles aan gelegen om een maatschappelijke herwaardering van het mbo-onderwijs te bewerkstelligen. Mbo-onderwijs zou een gerespecteerd en gewaardeerd eindstation moeten zijn, en niet een automatische opstap naar het hbo. En ja, dat vraagt een lange adem. Ik denk dat we dat met z'n allen moeten doen. De collega's die ik hierover recent heb gesproken, delen dezelfde ambitie. Ik wil een aantal complimenten uitdelen, onder anderen aan de minister. Ik zie absoluut dat er liefde voor deze beroepsgroep is. Ik hoop dat we hier nog veel mooie dingen voor kunnen doen. Ik heb een aantal vragen aan de minister. Ik hoop dat hij deze kan beantwoorden. De minister is bezig met de uitrol van baangarantie voor mbo'ers. Er zijn echter ook een hele hoop mbo-opleidingen waarbij het arbeidsmarktperspectief toch zeer gering is. Mijn vraag is: hoe rijmt de minister dit met de plannen voor baangarantie? Ik zou de minister willen vragen of hij zijn contacten in de sector wil gebruiken om de gunstige uitstroomkansen en het regelmatig hoge salaris onder de aandacht te brengen van deze jongere doelgroep. Een aantal mbo's zijn hier heel druk mee bezig; een aantal ook niet.

Van het aanjagen van de instroom maak ik graag de stap naar het beperken van de instroom, en dan specifiek bij het hbo en het wo. Nederland kent een aantal heel populaire studies. Dat zien we bij de instroom van het aantal studenten. Dat gaat gepaard met hoge kosten voor de Nederlandse samenleving. Op een aantal uitzonderingen na is de zogenaamd stayrate erg laag. Dan hebben we het nog niet gehad over de toch al grote tekorten aan studentenwoningen. Wat de VVD betreft maakt de minister dan ook vaart met de drie numerusfixusopties om te zorgen dat deze instroom beperkt kan worden. We hebben recent een brief gekregen van de minister waarin staat dat het toch allemaal lastig is, maar mijn vraag is: wanneer komt deze brief dan wel? Wat is de volgende stap? Zijn we op tijd voor de selectie van januari 2025?

Voorzitter. En dan tot slot media en cultuur. Ons landje is klein en kent een grote culturele sector. Het mooie is dat dit voor iedereen een andere betekenis heeft, of het nu musea met onze grootste schilders, Opera Zuid, die ook mijn collega van de PVV noemde, regionale feesten en tradities, de pride in de hoofdstad of onze dance-industrie betreft.

Voorzitter. Ik wil graag afsluiten met een punt over de NPO. Een sterke publieke omroep is namelijk in het belang van ons allemaal. De laatste tijd piept en kraakt het en zien we veel negatieve berichten in de pers. Er gaan op dit moment de meest wilde verhalen over schijnconstructies en uitgaven. Wij verwachten van allerlei organisaties dat er op een transparante manier inzicht wordt gegeven in belastinggeld. Maar waarom dan niet in Hilversum? De politiek moet wegblijven bij een inhoudelijk oordeel, maar het gebrek aan transparantie voedt cowboyverhalen. Daarom dien ik samen met mevrouw Keijzer een voorstel in om transparantie binnen de publieke omroep af te dwingen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech. Ik verzoek u om even voor mij te staan en de felicitaties in ontvangst te nemen.

De voorzitter:

We gaan door met de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn toe aan de volgende maidenspeech, van mevrouw Pijpelink. Zij spreekt namens de fractie GroenLinks-PvdA. Zij heeft aangegeven bereid te zijn om aan het einde van haar betoog vragen te beantwoorden, als die er zijn. Gaat uw gang.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. In 1999 startte ik op 24-jarige leeftijd als docent geschiedenis en staatsinrichting in het voortgezet onderwijs. Dat was een mooie tijd, waarin het best bikkelen was als beginnend docent. In de twintig jaar waarin ik werkzaam ben geweest in het onderwijs, als toetsmaker vmbo bij Cito, als docent geschiedenis, als afdelingsleider vwo en als toezichthouder in het primair onderwijs, heb ik heel veel ontwikkelingen voorbij zien komen. Ik noem er een paar. Een nieuw organisatiemodel, waarbij vo-scholen zich van een platte organisatie met veel autonomie voor de vakdocenten ontwikkelden naar een teamstructuur georganiseerd rondom onderwijsniveaus. Een nieuw curriculum, waarbij het onderwijs en vaardigheden een pregnante plek kregen ten opzichte van de harde vakkennis. Het opkomende internet zou er immers voor gaan zorgen dat alle kennis online beschikbaar en toegankelijk was. De steeds verdergaande digitalisering van het onderwijs en het lesaanbod. Een toename in de complexere zorg voor leerlingen met problemen — dat waren zowel leerproblemen als privéproblemen — onder wie veel leerlingen die thuis als mantelzorger moesten fungeren.

Voorzitter. Het kan niet genoeg genoemd worden: lesgeven is topsport. Je redt het als docent alleen als je mentaal en fysiek in goede conditie bent. Leerlingen ruiken het als je een keer je dag niet hebt. Na een dag lesgeven heb je alles van jezelf gegeven, want dat is wat docenten doen. En echt, wat kijk ik met warmte en plezier terug op twintig jaar vo. Ik heb, denk ik, nooit meer zo veel positief verschil kunnen maken voor jonge mensen. En nu ga ik verder met onderwijs, vanaf deze plek, in dit huis van de democratie.

De ontwikkelingen die ik als docent en afdelingsleider meemaakte, zie ik in nauw verband met de drie crises die we al enige tijd in het onderwijs moeten constateren. Ten eerste is dat het schrijnende, langdurige en beschamende tekort aan voldoende leraren. Ten tweede is dat de erbarmelijke en verontrustende ranking van wat we leerlingen leren op het gebied van lezen en schrijven. En ten derde noem ik de eerder afgenomen dan toegenomen kansengelijkheid voor onze jongeren, als gevolg van de inrichting van ons onderwijs. De kranten staan vol van deze crises. Iedereen vindt er wat van. Schoolleiders breken hun hoofd erover en leraren doen er alles aan om de schade zo goed en zo kwaad mogelijk te beperken. En onze jeugd? Die verliest steeds meer het vertrouwen in zijn toekomst en heeft mentale klachten. En intussen krijgt die nog meer toetsen op zijn bord, want dat wordt gezien als de oplossing. Dit is wat onze fractie betreft de meest wezenlijke en essentiële crisis van onze tijd. We laten leerkrachten, docenten en vooral onze jongeren zitten. We wijzen met de vinger alle kanten op om oorzaken aan te wijzen. We spreken uit dat het allemaal niet zo kan en mag. Ondertussen doen we als politiek werkelijk te weinig of misschien juist wel te veel, en dichten we beleidsgat met beleidsgat. We praten hier al veel te lang over, met nul resultaat, schooljaar in, schooljaar uit. Dit gaat allemaal ten koste van de toekomst van dit land: onze jeugd.

Mijn vraag aan de minister is dan ook: hoe wil ze dit oplossen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de zittende docenten en leerkrachten blijven? Hoe zorgen we ervoor dat startende docenten niet na een paar jaar wegrennen naar andere sectoren? Hoe halen we de 83.000 mensen in Nederland die een onderwijsbevoegdheid hebben maar niet werkzaam zijn in het veld, weer voor de klas? Hoe staat de minister tegenover een deltaplan lerarentekort, waar mijn collega's Westerveld en Van den Hul in 2018, zes jaar geleden, al om hebben gevraagd in een motie? Als rasechte Zeeuw zeg ik: een deltaplan is het zwaarst denkbare plan. Het water klotst namelijk al een flinke tijd tegen de dijken en die dijken staan op het punt van bezwijken. De bescherming van de kwetsbaren, de jeugd in dit geval, vraagt de allerhoogste inzet en prioriteit. Wat mij betreft is dat ruimschoots aan de orde.

Hoe geven we leraren echte rugdekking? Ik heb het over rugdekking in die zin dat leraren aan alles merken en voelen dat we hun professionaliteit écht erkennen en hen alle ruimte geven. Ik heb het over rugdekking in die zin dat we als overheid en politiek in al het beleid en financiering laten zien dat we deze beroepsgroep zien als het fundament van onze samenleving. Docenten en leerkrachten zijn het leger dat nodig is om onze jeugd vertrouwen in zichzelf en in de wereld om zich heen te laten voelen. Laten we de beroepsgroep echt erkennen als professionals in leerprocessen, kennisoverdracht en de begeleiding van onze kinderen en jongeren. Dat kunnen we doen door de regeldruk te verlagen, door ruimte te geven aan de professionele autonomie van docenten, door de toetsdruk te verlagen en door praktische ondersteuning in de les te faciliteren. Graag hoor ik van de minister hoe zíj leraren hun professionele autonomie wil teruggeven.

Laten we ook als politici niet vergeten: leren en kennisoverdracht gebeuren tussen mensen. Juist in het funderend onderwijs zitten jonge kinderen en jonge mensen die nog gevormd willen worden, die voorbeelden willen, die helden willen en die willen weten hoe de mens voor de klas zijn of haar leven invult. Het is dé basis om tot leren te kunnen komen.

Kennisoverdracht is een complex proces. Docenten en leerkrachten weten hoe het werkt en hoe het niet werkt. Wanneer gaan we als overheid en politiek hun expertise en autonomie nu eens echt ruimte geven? Durven we los te laten en te vertrouwen? Het onderwijs legt heel graag verantwoording af over de resultaten, maar wil ook rugdekking, vertrouwen en ruimte voor die professionele autonomie. Durven we zelfs ons eigen aandeel te zien in die PISA-resultaten? Vinden wíj dat echte vakkennis er nog toe doet? Vinden wij dat onderzoek en wetenschap belangrijk is?

Voorzitter. Ja zeggen op deze vragen is makkelijk, maar daar hoort een houding bij in daad en in woord. Want het leren hoe kritisch te denken, staat onder druk. Kritisch denken is meer dan een standpunt innemen. Het is op basis van feiten, kennis, je eigen normen en waarden en het respectvol omgaan met de normen en waarden van de ander een kwestie belichten. Sommige politici verwarren dit met indoctrinatie, maar dat is het niet. Het is diepgang creëren in het lesaanbod en het faciliteren van het scherpen van jouw mening en opvattingen als leerling in de veilige setting van de klas.

Met de uitdagingen van de toekomst op het gebied van klimaatadaptatie, de veranderingen in onze energiebronnen en AI-technologie is het erg nodig dat we onze kinderen en jongeren leren om kritisch te denken. Daarmee bedoel ik: kennis hebben om te wegen wat er gebeurt, om daar iets van te vinden en om vervolgens te kunnen komen tot creatieve oplossingen. Het gaat daarbij volgens onze fractie over oplossingen voor de toekomst en niet over oplossingen uit het verleden. Dat vereist creativiteit en nieuwsgierigheid. Dat is ook een onderdeel van kritisch denken. Deze vaardigheden verdienen alle leerlingen, waar ze ook vandaan komen en wat hun achtergrond ook is. Door ons onderwijssysteem neemt de kansengelijkheid eerder af dan toe. Latere selectie, bredere brugklassen en het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage zijn allemaal onderwerpen waar ik mij in de komende jaren hard voor wil maken.

Voorzitter. Met de drie genoemde crises staat er heel veel op het spel voor Nederland, op economisch, sociaal en mentaal gebied. Durft deze Kamer het aan om die drie crises recht in het gezicht te kijken, om haar eigen bijdrage aan de oplossing te erkennen en om leerkrachten en docenten te zien als het leger dat ons helpt om het tij te keren, om onze jeugd klaar te stomen en te ondersteunen en om iedereen gelijke kansen te geven? Onze fractie zegt ja en ik hoop dat andere fracties dat ook doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd. Ik nodig ook u uit om hier voor te gaan staan om de felicitaties van de collega's in ontvangst te nemen.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn toe aan de inmiddels vijfde maidenspeech. Die zal worden gehouden door de heer Stultiens. Hij staat al gereed en zal spreken namens de fractie van GroenLinks-PvdA.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Als jonge voetballer hoop je ooit met Messi te mogen spelen. En als jonge wiskundestudent hoopte ik ooit met Robbert Dijkgraaf onderzoek te mogen doen. Dat is allebei niet gelukt, helaas. Maar ik vind het toch heel eervol om hier vandaag te mogen staan als Kamerlid in debat met deze minister over de Onderwijsbegroting.

Ik wil het over drie thema's hebben. Het eerste is het belang van onderwijs en wetenschap, het tweede de diplomakloof in de samenleving en het derde is de begroting zelf; want dat is natuurlijk waar we vandaag eigenlijk officieel voor bij elkaar komen.

Wetenschap heeft ons door de jaren heen heel veel goeds gebracht: de gloeilamp, vaccinaties, de wasmachine, het internet, de Debat Direct-app, waardoor vrienden en familie thuis mee kunnen kijken. Opa, ik hoop dat het werkt, anders sturen we het filmpje na afloop nog wel rond. En de wetenschap kan ook nog heel veel goeds gaan brengen in de toekomst, maar dat gaat niet vanzelf. Het vraagt van ons allemaal, als samenleving maar ook als Kamer, dat we de wetenschap serieus blijven nemen. De aarde is niet plat, klimaatverandering is geen mening; en long covid zit niet tussen je oren, weet ik uit mijn eigen omgeving.

Dat vraagt ook dat we nieuwsgierig blijven naar hoe dingen echt zitten, dat we willen weten wat de effecten van ons beleid zijn. Wat gebeurt er met de staat van de natuur? Neemt de armoede toe of af? Doen we genoeg om klimaatverandering tegen te gaan? Ik zou het daarom heel zonde vinden als de partijen die nu formeren, in de mogelijke PVV-coalitie werkelijk zouden besluiten om niet te gaan doorrekenen. Dat is niet links of rechts, dat is gewoon een keuze voor een eerlijke of feitenvrije politiek.

Voorzitter. Maar er zijn niet alleen meer onderzoek en rapporten nodig. Er is ook meer interesse vanuit de Kamer nodig om ook echt te willen bestuderen wat erin staat en daar tijd voor te maken. Minder krantenkoppen, meer rapporten. Dat vraagt dat we minder aandacht besteden aan minister Jetten die zijn schoonfamilie bezoekt in Argentinië, en meer aan minister Dijkgraaf, die iets verderop telescopen heeft geopend in Chili om te kijken wat we kunnen leren van zwarte gaten. Ik hoop daarom dat u donderdag nog wat tijd heeft om ons meer te vertellen over die reis en het belang daarvan voor wat we de komende tijd kunnen verwachten.

Ik heb nog een paar andere vragen aan de minister op dit punt. Zou hij meer kunnen vertellen over het plan om op elk ministerie een chief scientific advisor aan te stellen, als een soort brug tussen wetenschap en beleid? En nu ik toch een Engels woord heb gebruikt, heb ik nog een vraag over het wetsvoorstel Internationalisering in balans dat eraan komt. Kan de minister ook toezeggen dat er genoeg aandacht is voor de positieve effecten van internationalisering, de bijdrage van de wetenschap, onze persoonlijke ontplooiing en de contacten met de rest van de wereld, ver weg of juist net over de grens? Vanuit Zeeland, Friesland, Limburg krijg ik ook vaak de vraag wat de gevolgen daarvan zijn. Of om mijn collega Hertzberger van NSC te citeren — ik zal het niet te vaak gaan doen, maar er zijn gewoon zo veel goede columns geschreven: "Er is geen grotere verrijking dan in de collegebanken de rest van de wereld te ontmoeten. Dat je leert hoe klein je bent, hoe beperkt je blik is."

Dan kom ik bij het tweede blok. Er wordt misschien niet altijd genoeg geluisterd naar de wetenschap, maar naar het belang van mensen met een theoretische opleiding wordt bijzonder goed geluisterd. Het werd net overigens de, wat ik een interessante term vond, "vinkschaamte" genoemd. Ik schaam me niet voor mijn vinkjes, maar ik schaam me wel over hoe ongelijk het is verdeeld in Nederland. Elk jaar opnieuw zie je in de Monitor Brede Welvaart onder mensen met een praktische opleiding minder tevredenheid met het leven en werk, minder besteedbaar inkomen, minder vermogen, minder ervaren gezondheid, minder vertrouwen in mensen en instituties. Elk jaar, keer op keer. Het zal een van de prioriteiten worden, niet alleen van mij en van mijn collega Mikal Tseggai, maar eigenlijk van onze hele fractie, om deze kloof te verkleinen. Want zoals de directeur van ons wetenschappelijk bureau, Tim 'S Jongers, het mooi heeft verwoord: "Hoogopgeleiden in Nederland hebben belachelijk goed voor zichzelf weten te zorgen." Ik wil voor iedereen in het land belachelijk goed gaan zorgen. Er is sprake van een oneerlijke spreiding van kennis, macht en inkomen.

Daarom heb ik een paar vragen aan de minister. Hoe staat het met de uitvoering van de motie van De Hoop en Bouchallikh over het toevoegen van opleidingsniveau als discriminatiegrond aan de Algemene wet gelijke behandeling, zodat het niet langer mogelijk is voor verzekeraars om onderscheid te maken op basis van diploma? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat het niet langer mogelijk is om onbetaald stage te lopen? Zeker in het onderwijsveld zijn de cijfers nog niet goed genoeg. Wordt het niet tijd voor hardere maatregelen? Want maandenlang onbetaald stagelopen is een privilege dat niet iedereen zich kan veroorloven.

Dat brengt me bij het derde blokje. Als oud-ambtenaar van Financiën vind ik dit een van de leukste blokjes: de begroting zelf. Ik noem ook gelijk mijn grootste kritiekpunt op wat er vandaag voorligt. Het gaat om de rijksbrede dekkingsopgave. Die is hier ook wel bekend als de kaasschaaf, maar in gewone mensentaal is dat het toch weghalen van geld dat was gereserveerd voor onderwijs. Dat is vorig jaar al gebeurd met 200 miljoen euro en dit jaar met 160 miljoen euro. De komende jaren loopt dit op tot 1,5 miljard euro minder voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Met 1,5 miljard kun je een heleboel bachelors Friese taal oprichten. Wij zullen een voorstel doen voor één bachelor. Ik wil aan de minister vragen hoe hij aankijkt tegen deze bezuiniging. De minister van Financiën verkondigde bij haar vertrek trots dat de staatsschuld lager was dan ooit. Maar onze vraag is wel: tegen welke prijs? Ik wil mevrouw Kaag trouwens veel succes wensen in haar nieuwe rol als VN-gezant voor Gaza. Ik hoop dat het kabinet haar van harte zal steunen.

Dan de begroting. Laten we met elkaar niet meegaan in het frame dat het geld op zou zijn. Want als ik één ding heb geleerd bij Financiën, is het dat het een politieke keuze is hoeveel geld je uittrekt en vooral bij wie je de rekening legt. Ik weet dat de verkiezingen voorbij zijn, maar ik zou iedereen ons doorgerekende verkiezingsprogramma toch van harte aanraden. Daarin laten we als GroenLinks-PvdA zien dat andere keuzes mogelijk zijn. Als je echt bereid bent om de rekening neer te leggen bij de mensen met de sterkste schouders, dan heb je genoeg geld. Dan heb je genoeg geld om de basisbeurs structureel te verhogen, voor mbo-, hbo- en wo-studenten. Genoeg geld om de rente op studieschulden te maximeren, zoals vele partijen in de campagne hebben beloofd. Genoeg geld voor zeggenschap op de universiteiten, zodat mensen ook voldoende geld krijgen om zo'n rol aan een universiteit of hogeschool kunnen vervullen. We zullen daarom de komende dagen een aantal moties en amendementen indienen. We hopen op brede steun van de Kamer.

Voorzitter. Ik ga concluderen. Laten we met elkaar goed blijven luisteren naar de wetenschap en de inzichten uit onderzoek. Laten we meer rekening houden met de belangen van mensen met een praktisch diploma en laten we zorgen dat er genoeg geld overblijft voor onderwijs en onderzoek, zodat we ook in de toekomst nog genoeg nieuwe Robbert Dijkgraafs zullen krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ook u verzoek ik om voor mij plaats te nemen en de felicitaties van de collega's in ontvangst te nemen.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn toe aan de derde spreker van de fractie van GroenLinks-PvdA. Dat is mevrouw Westerveld. Ik geef haar het woord.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin natuurlijk met felicitaties aan alle collega's die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden of nog gaan houden. En welkom in de OCW-commissie. Het is ook heel fijn om te zien dat er mensen met onderwijservaring bij ons in de commissie komen.

Voorzitter. Ik zal de komende tijd niet meer woordvoerder voor het hele onderwijs zijn, zoals in de afgelopen jaren. Dat stokje heb ik overgedragen aan hele goede opvolgers, zoals u hebt kunnen horen, maar ik voer namens onze fractie nog wel het woord over een onderwerp dat ik echt heel belangrijk vind, namelijk onderwijs aan kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Laat ik maar met de deur in huis vallen: dat lerarentekort is natuurlijk een probleem voor iedereen die in het onderwijs werkt en voor alle jongeren, maar vooral voor de jongeren die extra ondersteuning nodig hebben. Voor deze leerlingen en voor hun families heeft dat lerarentekort de meest dramatische gevolgen. "Kansengelijkheid" is op papier een heel mooi woord, maar de harde werkelijkheid is dat de meest kwetsbare jongeren in de praktijk én in het beleid vaak keihard worden overgeslagen. Daarom wil ik de komende jaren extra hard gaan knokken voor deze groep, want ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, hebben gewoon recht op onderwijs. Op papier is dat goed geregeld, zoals ik net al zei, maar in de praktijk is er nog een hele wereld te winnen. Heel veel beloften die bijvoorbeeld bij de invoering van passend onderwijs zijn gedaan, zijn na al die jaren niet waargemaakt.

Mijn eerste vraag aan de minister is hoeveel prioriteit die kinderen echt hebben in het beleid. Ik illustreer deze vraag aan de hand van een aantal voorbeelden. In november 2020, dus drie jaar geleden, dienden collega's Van den Hul en Kwint een motie in die vroeg om de wachtlijsten voor speciaal onderwijs in beeld te brengen. Afgelopen oktober kregen we de resultaten daarvan toegestuurd. Daaruit bleek dat onderzoeksbureau Oberon inschat dat zo'n 1.630 kinderen op wachtlijsten staan. Dat zijn weer met name kinderen die ernstige leerachterstanden of gedragsproblemen hebben. Ik vraag de minister hoe het nou kan dat het drie jaar duurt voordat wij zo'n onderzoek toegestuurd krijgen. Degenen die denken dat dat dan wel een heel lijvig en groot onderzoeksrapport zal zijn met heel veel bijlagen, moet ik teleurstellen, want inclusief alle tabellen bestaat het rapport uit acht pagina's.

Voorzitter. Een ander voorbeeld: pas in het voorjaar van 2024 horen we meer over de stand van zaken met betrekking tot de moties over passend onderwijs, maar dat debat was al in april jongstleden. Waarom duurt dit een jaar? Ik noem ook de problemen in het leerlingenvervoer: leerlingen met een beperking moeten soms uren wachten op een bus; soms komt die bus helemaal niet. Kinderen maken ook traumatische situaties mee. Een jaar geleden hield deze Kamer een spoeddebat waarin alle partijen vonden dat er meteen actie ondernomen moest worden. Maar als ik nu lees wat er gebeurt, lees ik over handreikingen, webinars en een brief over doelgroepenvervoer die pas komend voorjaar komt, terwijl we echt een jaar geleden met deze hele Kamer concrete actie vroegen. Er is niets concreets gebeurd. De problemen voor deze leerlingen zijn nog even groot. Scholen die onderwijs geven aan jongeren die hulp nodig hebben, merken ook nog niets van de beloofde vermindering van regeldruk en bureaucratie. Wat is er met al die suggesties gedaan?

Voorzitter. Nog een ander voorbeeld: al vier jaar op rij, bij vier begrotingen, probeer ik een reiskostenvergoeding te regelen voor leerlingen in het praktijkonderwijs, want net zoals hun leeftijdsgenoten in het mbo maken ook zij kosten voor vervoer naar school maar ook omdat ze op stage gaan. Juist dit is een groep waarvan de ouders vaak tot de armste inkomenscategorie behoren. Al vier jaar op rij is dit gewoon gedoe en lukt het ons niet om de handen in de Kamer op elkaar te krijgen voor een bedrag van een paar miljoen op een onderwijsbegroting van 50 miljard. Tot een jaar geleden, want toen beloofde minister Wiersma in het vragenuur dat hij dit onderwerp serieus zou oppakken. Hij voegde de daad bij het woord, want in de afgelopen Voorjaarsnota konden we lezen dat er 12 miljoen beschikbaar zou komen voor een reiskostenvergoeding voor leerlingen uit het volwassenenonderwijs en leerlingen uit het praktijkonderwijs. Wij waren daar heel blij mee, maar tot onze verbazing en schrik zagen wij in deze onderwijsbegroting dat het geld voor specifiek het praktijkonderwijs pas in 2026 beschikbaar komt en dat de leerlingen dit de komende twee jaar dus uit eigen zak moeten betalen. Ik heb hierover een amendement ingediend om deze ongelijkheid op te lossen. Ik ga ervan uit dat de collega's dat amendement kunnen steunen. Anders hoor ik het graag.

Voorzitter. Dan door naar het mbo, waar studie-uitval een enorm probleem is.

De voorzitter:

Een ogenblik, want op dit onderwerp heeft de heer Ceder een vraag. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mevrouw Westerveld heeft een punt. Reiskosten in het praktijkonderwijs moeten geregeld worden. Ik vroeg me nog wel af hoe het met de dekking staat. Ik heb naar het amendement gekeken en ik vind het jammer dat u het geld weghaalt bij de maatschappelijke diensttijd. Dat is volgens mij ook een regeling waarmee we juist jongeren willen helpen. Ik denk dat dat hartstikke goed is en het wordt ook gesteund door de Kamer. Ik worstel hiermee, want ik steun het doel wel, maar kunnen we niet op zoek naar een andere dekking, misschien samen of ook met andere partijen, juist omdat we ook die maatschappelijke diensttijd zo waardevol vinden voor jongeren?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik ben blij met deze vraag van de heer Ceder, want dan kan ik het ook wat beter uitleggen. Als je hier een voorstel doet en een amendement indient, dan moet je natuurlijk ook aangeven waar dat geld vandaan komt. Wij hebben deze twee keer 1 miljoen inderdaad gehaald uit de niet-juridisch verplichte middelen van het budget van de maatschappelijk diensttijd. Ik ben geen tegenstander van de maatschappelijke diensttijd. Daarin zitten inderdaad hele mooie projecten. We hebben wel al eerder aangegeven in debatten daarover dat wij het budget dat daarnaartoe gaat wel heel erg groot vinden. In de afgelopen jaren is dat ook gebleken: er is voortdurend een onderbesteding geweest op het budget dat kabinetten beschikbaar hebben gesteld voor projecten uit de maatschappelijke diensttijd.

We hebben nu in deze begroting gekeken naar waar wij het geld vandaan kunnen halen. Een deel van dit budget dat voor de komende jaren gereserveerd is, is niet juridisch verplicht. Dat gaat niet ten koste van lopende projecten, dus er worden geen lopende projecten stilgezet, maar het is wel een bedrag van 1 miljoen, waarvan wij denken dat we dat uit deze dekking kunnen halen zonder dat het dus ten koste gaat van die mooie projecten waar de heer Ceder, terecht, op wijst. Dat is terecht, want daar gebeuren inderdaad mooie zaken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank voor deze toelichting. Het is inderdaad zo dat lopende regelingen niet geraakt worden, maar het zou een uitbreiding mogelijk wel in de weg kunnen staan. Als we kijken naar de maatschappelijke diensttijd, hoe die aan het groeien is en hoe belangrijk die is, zoals mevrouw Westerveld net ook aangaf — de voorbeelden daarvan zijn alom te vinden — dan vraag ik mij toch af of ik mevrouw Westerveld niet kan verleiden om te kijken hoe wij deze dingen niet tegenover elkaar kunnen stellen, maar ervoor kunnen zorgen dat beide dingen door kunnen gaan en de ruimte hebben om uit te breiden. Ik moet dan zelf ook op zoek, want dingen kosten nu eenmaal geld. Ik vraag me af hoe mevrouw Westerveld daar tegenover staat.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

We kunnen natuurlijk altijd kijken naar een andere dekking als die een meerderheid krijgt van de Kamer, maar ik denk niet dat we nu die projecten tegenover elkaar zetten. Wij willen niet dat het ten koste gaat van mooie projecten die al lopen. Alleen, als je kijkt naar de maatschappelijke diensttijd, dan zie je vanaf het moment dat die werd ingevoerd een onderbesteding op die gelden. In het coalitieakkoord is het jaarlijkse budget van de maatschappelijke diensttijd ook nog eens verdubbeld en het is overgeheveld van het ministerie van VWS naar het ministerie van OCW. Er blijft nog steeds een heel groot bedrag over, 117 miljoen, meen ik, dat in de afgelopen tijd niet is uitgegeven. Het lijkt mij sterk dat dat budget in de komende jaren ineens wel helemaal opgaat aan de doelen waarvoor het is gereserveerd. Nogmaals, het gaat dus niet ten koste van de lopende budgetten en bij mijn weten is in de afgelopen jaren het budget dat ervoor beschikbaar was, nog geen enkele keer uitgeput.

De heer Krul (CDA):

We hebben hier in de Kamer gesproken met jonge mensen die de maatschappelijke diensttijd hebben doorlopen. Zij gaven aan dat het hen zelfs met hun startkwalificatie niet lukte om mee te komen in de maatschappij, maar dat het hen door die mdt is gelukt om niet alleen trots te zijn op henzelf en om zelfvertrouwen te winnen, maar ook gewoon om te functioneren. Een van de redenen waarom dat geld tot op heden niet altijd helemaal opgemaakt is, is dat je op een zorgvuldige manier wilt groeien. Je wilt de kwaliteit van die projecten waarborgen. We weten dat er wel veel meer vraag is naar die mdt, zowel vanuit organisaties als vanuit jongeren. Soms is dat wel frustrerend, want we zouden willen dat dat geld allemaal besteed zou kunnen worden, maar je moet ook een kwaliteitswaarborg kunnen leveren. Ik wil dus concreet vragen aan mevrouw Westerveld of zij dan accepteert dat zij die mogelijke groei nu hiermee eigenlijk de nek omdraait.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dat lijkt me nogal een overdrijving als wij uit een budget van 200 miljoen, meen ik, 1 miljoen gaan weghalen. Ik zeg het nog een keer: normaal gesproken reserveer je iets in de begroting en op het moment dat dat aan het einde van het jaar niet opkomt, dan wordt dat niet automatisch daarbij opgeteld. In de maatschappelijke diensttijd zitten projecten. Daar zitten heel goede projecten tussen. Ik gaf dat net ook al aan in mijn antwoord aan de heer Ceder. Maar het is wel zo dat de budgetten de afgelopen jaren nooit op zijn gemaakt. Het lijkt me heel, heel, heel sterk dat dit de komende jaren wel gaat gebeuren. Zoals ik net al zei, hebben we bovendien een bedrag van twee keer 1 miljoen nodig, terwijl er in die maatschappelijke diensttijd nu 200 miljoen zit. Nogmaals, dat is geld dat de afgelopen jaren niet is opgekomen en ik denk niet dat dit de komende jaren wel gaat gebeuren. Bovendien is dit het niet-juridische deel van de begroting. De heer Krul weet volgens mij net als ik dat het best wel ingewikkeld is om ergens een dekking vandaan te halen in de begroting van OCW die bovendien al loopt, omdat de meeste middelen gewoon juridische gedekt zijn.

De heer Krul (CDA):

Dat begrijp ik. Ik ben ook blij dat mevrouw Westerveld in ieder geval het belang van die mdt nog een keer onderstreept en ook zegt dat er misschien nog weleens hele mooie dingen kunnen gaan gebeuren. Ik sluit me in ieder geval aan bij de oproep van de heer Ceder om dan misschien samen nog eens te kijken naar andere mogelijkheden. Want het zou ontzettend jammer zijn, zeg ik maar even via deze interruptie, om deze projecten dus wel tegenover elkaar te stellen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Mijn kritiek in eerdere debatten op de maatschappelijke diensttijd was dat ik zag dat het vooral om projecten ging die ten goede kwamen aan mensen die al goed waren opgeleid en veel minder aan de praktisch opgeleide jongeren. Daar heb ik toen een aantal keren een punt van gemaakt. Gelukkig wordt er bij deze projecten ook steeds beter rekening mee gehouden dat ze echt ten goede komen aan alle jongeren. Maar de jongeren die naar het praktijkonderwijs gaan, zijn net zo goed praktisch opgeleide jongeren. We hebben de afgelopen dagen allemaal de mails kunnen lezen van een aantal van hen. Zij gaven aan: ik moet de reiskosten voor mijn stage nu uit eigen zak betalen en het is ongelofelijk ingewikkeld voor mij om dat te doen. Als we niet uitkijken houden we volgens mij wederom een ongelijkheid in stand. Dat komt niet per se voort uit een kwade bedoeling, maar het is wel weer een ongelijkheid als studenten van hogescholen, universiteiten en roc's wel een reiskostenvergoeding krijgen of vaak een ov-kaart krijgen, maar deze jongeren niet. Dat vind ik een ongelijkheid. Als wij die ongelijkheid kunnen verhelpen, dan moeten we dat doen. Gelukkig gaat de minister dat vanaf 2026 structureel doen. We moeten er ook gewoon voor zorgen dat deze jongeren de komende jaren de reiskostenvergoeding niet uit eigen zak hoeven te betalen. Bovendien is dat al een toezegging geweest. Als we dat als Kamer nog niet geregeld hebben, terwijl niet alleen ik, maar alle partijen hier in de Kamer de afgelopen jaren hebben gezegd dat goed praktijkonderwijs van belang is, dan vind ik dat de Kamer de daad bij het woord moet voegen.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld vervolgt haar betoog.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ja, voorzitter. Ik wilde door naar het mbo, waar studie-uitval een enorm probleem is. Wij pleiten al een paar jaar voor bekostiging van oriëntatiejaren, omdat wij weten dat het voor heel veel Nederlandse leerlingen te vroeg is om te kiezen, helemaal voor leerlingen die naar het mbo gaan. Ik was een tijdje geleden op het YouLab op Graafschap College. Dat kan een hele mooie manier zijn, maar zij komen niet in aanmerking voor bekostiging. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld en ik hoor graag de reactie van de minister daarop.

Voorzitter. Het is zo dat lang niet elke mbo-student een stageplaats kan vinden. Voor sommige van deze studenten wordt het moeilijk of onmogelijk om hun opleiding succesvol af te ronden. Vaak is er sprake van stagediscriminatie. We zien dat de wet de eindverantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van de praktijkplaatsen bij de opleiding legt. Volgens onze fractie zou dat ook kunnen betekenen dat de onderwijsinstelling voortaan stageplekken moet toewijzen in plaats van dat studenten hiernaar moeten solliciteren. Ik ben benieuwd wat de minister denkt van deze suggestie.

Voorzitter. Ik wilde ook nog wat zeggen over cultuur en media. We hebben geen aparte wetgevingsoverleggen daarover, wat ik zeer betreur, dus dan komen deze onderwerpen ook bij dit debat aan de orde. Ik wilde beginnen met de constatering dat wij en ook de culturele sector zich grote zorgen maken over de plannen op de formatietafel en ook over de huidige begroting. Wij maken daaruit niet op dat de plannen over bijvoorbeeld de eerlijke beloning, fair pay, waargemaakt kunnen worden.

Ik heb een aantal hele concrete vragen aan onze nieuwe staatssecretaris. Ik wil haar vragen: hoe ziet ze dat? Is ze bereid om bij subsidieverlening de harde eis te gaan stellen dat culture instellingen de fairpractice- en fairpayafspraken zullen nakomen? Datzelfde geldt voor de toegankelijkheids- en verduurzamingsopgave. Hoe staat het met de eerdere toezegging om beter te kijken naar een eerlijke verdeling van cultuurgelden over alle regio's? We zien bijvoorbeeld heel concreet dat Opera Zuid dreigt te verdwijnen. Ik krijg daar ook graag een concrete reactie op.

Zou het ook niet heel mooi zijn om in navolging van landen als Groot-Brittannië en Frankrijk musea in staat te stellen om in ieder geval één dag per maand gratis toegang aan te bieden?

Voorzitter. GroenLinks en PvdA vinden de bibliotheek ook een basisvoorziening. Daarom pleiten we al langer voor de versterking van het landelijke netwerk. In de brief las ik dat de aanvragen uit de SPUK-regeling het budget overschrijden. Dat is eigenlijk hartstikke mooi, want dat betekent dat er behoefte is aan zo'n regeling, maar ik zou ook heel graag van de staatssecretaris horen of zij denkt dat ze het verschil in financiering kan overbruggen, zodat al die aanvragen gewoon kunnen worden gehonoreerd.

Ik wil graag van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs het volgende weten. Vanaf 2026 krijgen scholen structureel geld om basisvaardigheden te verbeteren. Kan zij er eens over nadenken of ze in die wet ook de bibliotheek op school als voorwaarde kan verankeren?

Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over media. Ik zei net al dat we geen apart WGO Media hebben gehad. Er zijn hier wel een aantal harde woorden geuit over media. Ik vind het jammer dat we daar geen discussie over kunnen voeren met elkaar, maar zo gaat dat bij maidenspeeches. Ik maak me wel zorgen, want ik hoor verschillende geluiden van de partijen. Volgens de VVD is een sterke publieke omroep nodig in het belang van ons allemaal. Vanuit de PVV hoorden we heel andere geluiden. Ik ben dus benieuwd hoe dat verdergaat. We zullen dat hopelijk binnenkort bespreken in het mediadebat.

Ik sluit af met een belofte, namelijk dat de fractie van GroenLinks-PvdA zich sterk zal blijven verzetten tegen intolerantie en zich zal inzetten voor een samenleving waarin iedereen zichzelf kan zijn. Ik hoop dat de bewindspersonen dat ook zullen doen. Investeringen in goed onderwijs en een goed cultureel netwerk, in kansen voor jongeren en een bloeiende sector, maar ook in onafhankelijke en goede kwaliteitsmedia zijn daarom van essentieel belang.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Ik ga het woord geven aan de volgende spreker, de heer Paternotte, die namens D66 spreekt. Ik ben van plan om daarna even te schorsen voor de dinerpauze. In de avond kunnen de andere woordvoerders dan het woord voeren. Dan geef ik nu het woord aan de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wat een eer om in aanwezigheid te zijn van zo veel mensen die hier hun maidenspeech houden en dat ik dit record mag meemaken. Ik wil de mensen die hun maidenspeech hebben gehouden, van harte feliciteren. Ik zie natuurlijk ook zeer uit naar de maidenspeeches van collega's Hertzberger, Soepboer en Van Zanten. Voor twee van de drie bewindspersonen in vak-K geldt natuurlijk ook dat dit hun eerste begrotingsbehandeling is, zij het dat mevrouw Paul vorige keer in een Kamerzetel zat. Hen wil ik daar ook alvast mee feliciteren. Ik denk dat wij als onderwijswoordvoerders de komende tijd regelmatig heel pittige debatten zullen krijgen, maar we hebben allemaal één heel duidelijke gezamenlijke taak: in onze fracties als een soort hitteschild gaan staan tussen het onderwijs en de klas, en de politiek.

Voorzitter. Het lijkt af en toe een soort virus. Dan wil de Tweede Kamer of de politiek verplicht vijf uur sport in de wet, verplichte weerbaarheidslessen, mindfulness, een Week van het geld, het Wilhelmus zingen in de klas, Streetwise-verkeerslessen van de ANWB, aparte lessen rouwverwerking, een verplichte moestuin op elke school, kookles of meer boerderij-educatie, en o ja, ook graag meer aandacht voor de basisvaardigheden, want op de een of andere gekke manier is daar te weinig tijd voor. Ik voorspel u dat het onvermijdelijk is dat u het in de komende tijd in uw fractie een keertje hebt over een groot maatschappelijk vraagstuk en dat iemand zegt: daar zou op scholen nou eens meer aandacht voor moeten komen. Voordat iedereen dan enthousiast is en meteen zegt "laten we er een verplicht vak van maken": beste collega's, grijp alstublieft in. Leraren verdienen de vrijheid om niet continu afgeleid te worden door wat 150 Tweede Kamerleden en al die gemeenteraadsleden bedenken. Ik zal dat ongetwijfeld zelf ook moeten doen, want in de opsomming die ik net noemde, zat ook een voorbeeld van D66-huize.

2023 was een jaar zonder begrotingsbehandeling. Het kabinet is achttien maanden missionair geweest. Het is goed om even vast te stellen dat u niet heeft stilgezeten. De studiebeurs is terug. Ook is de loonkloof tussen basisscholen en middelbare scholen weg, want er is €1.800 per maand meer salaris bijgekomen voor een basisschooldocent. Veel meer mensen zien echt de waarde van het mbo; daar kwam zonet terecht ook een compliment voor. Meer havisten en vwo'ers overwegen nu een mbo-studie. Ruim 100.000 kinderen hebben nu elke dag een rijke schooldag met sport, cultuur en muziek. Op meer dan een kwart van de scholen zijn kinderen fitter, gemotiveerder en eten ze gezonder met dank aan de schoolmaaltijden. En er zijn 1.200 wetenschappers bijgekomen, waardoor Nederland weer wordt gezien als topland voor de wetenschap. Dat is echt niet niks. En er moet nog veel meer gebeuren maar niet voordat de heer Krul een interruptie pleegt.

De voorzitter:

Ja, de heer Krul. Gaat uw gang.

De heer Krul (CDA):

Ik zal bekennen dat ik zat te wachten op het onderwerp maaltijden om te kunnen interrumperen. Het is wel heel vroeg in het betoog van de heer Paternotte, maar hij zal het wel overleven, denk ik. Het is een mooie opsomming van de heer Paternotte. Hij heeft het erover dat kinderen fitter zijn en dat er heel veel gebeurt, ook als het gaat om gezonder eten. Maar er gebeurt af en toe ook iets waar we minder gelukkig van worden. Ik doel dan op scholen met een continurooster waar kinderen voor de maaltijd — of het nou een schoollunch is of het eten uit hun eigen broodtrommeltje — voor een televisiescherm gezet worden omdat ze maar vijftien minuten hebben, waarbij tegelijkertijd eten en televisie kijken als lestijd geldt. Is de heer Paternotte het met ons eens dat dit een ontwikkeling is die wat minder positief is?

De heer Paternotte (D66):

Schermtijd is voor jonge ouders, zo zeg ik uit ervaring, soms ook wel even een klein moment op de dag, maar het moet zeker niet te veel worden. Als dit het resultaat is van het feit dat René Peters telefoontjes uit de klas heeft getrokken en er dan nog maar een keer per dag naar een scherm gekeken wordt en je er ook nog iets van kunt leren, vind ik het allemaal niet zo'n ramp, maar het moet niet te lang duren. Ik ben overigens benieuwd waar de heer Krul naartoe wil.

De heer Krul (CDA):

Dat zal uit mijn eigen inbreng blijken. Waar ik naartoe wil, is dat kinderen die in een continurooster maar vijftien minuten hebben om te eten, niet met volle broodtrommeltjes weer naar huis gaan omdat ze te afgeleid waren in die vijftien minuten en ze hun bammetje niet op kregen vanwege dat prachtige filmpje over Peppa Big of Bingo. Daar zullen wij een voorstel voor doen en ik wist dat de heer Paternotte iets zou vertellen over schoollunches. Dus dacht ik: ik ga hem nu gelijk pakken, want dan hoef ik dat straks zelf niet te doen.

De heer Paternotte (D66):

Hoe dan ook, of er nou een scherm bij is of niet, er zal af en toe wel iets gegeten moeten worden op school om te zorgen dat je weer verder kan, want die lesdagen zijn ook niet zo ontzettend kort. Ik zal inderdaad wel even iets meer doorvragen als mijn dochter de volgende keer de mandarijnen niet gepeld heeft en zegt: ik had er geen tijd voor.

De heer De Kort (VVD):

Ik ben het helemaal met de heer Paternotte eens over die basisvaardigheden. We moeten inderdaad die scholen niet te veel lastigvallen met allerlei lespakketten of met het Wilhelmus zoals het CDA ooit heeft voorgesteld, waarbij ik opmerk dat de VVD ook bepaalde dingen heeft voorgesteld. Wat ons betreft moet twee derde van alle lestijd ten minste naar die basisvaardigheden gaan. Taal en rekenen komen namelijk ook gewoon terug in geschiedenis, aardrijkskunde en andere vakken. Hoe ziet D66 dat en stelt D66 ook een bepaald minimum daarvoor?

De heer Paternotte (D66):

Ik gaf zonet een voorbeeld van al die verplichtingen in die lespakketten. Volgens mij is de VVD nog steeds voor het wettelijk vastleggen van die drie uur per week sport. Dus het is prima om aan de andere kant te zeggen: twee derde van de week basisvaardigheden. Maar de heer De Kort geeft terecht aan dat dit niet per se allemaal hoeft te zitten in het vak taal. Sterker nog, als je een taalrijk vak hebt, zoals geschiedenis en aardrijkskunde, dan kan daar heel veel van geleerd worden, omdat het dan gaat om echt lezen en niet om het eruit halen van signaalwoorden, waar Nederlandse leerlingen overigens fantastisch goed in zijn. Of je dat op die manier moet gaan vastleggen, daarvan weet ik niet of je daarmee het doel bereikt. Ik merk dat die scholen graag willen dat wij ze niet overladen met dingen waar ze eigenlijk helemaal geen tijd voor hebben en dat wij leraren de mogelijkheid geven om niet al te veel afgeleid te worden door allemaal papierwerk en regeldruk maar om ze met de kerndoelen in de hand aan de slag te laten gaan.

De heer De Kort (VVD):

Ik heb al aangegeven dat wij er als VVD ook schuldig aan zijn geweest. Ik denk dat D66 en de VVD elkaar op dit terrein wellicht kunnen vinden. Daarnaast is het belangrijk dat hoe eerder we beginnen, we ook een beter fundament kunnen neerleggen. Zeker waar het gaat om kinderen met een taalachterstand is het van belang ervoor te zorgen dat er stappen gemaakt worden om die basisvaardigheden te verbeteren. Hoe kijkt D66 aan tegen bijvoorbeeld een meer dwingend opleggen van vve voor kinderen met een taalachterstand en het vervroegen van de leerplicht naar de leeftijd van 4?

De heer Paternotte (D66):

Daar zijn wij zeker niet principieel tegen. Aangezien wij nogal voor het onderwijs zijn, zijn wij ook zeker niet tegen eerder beginnen. De meeste Nederlandse ouders sturen hun kinderen natuurlijk ook met 4 naar de basisschool toe. Maar ik heb nog geen onderbouwing gezien in de trant van: het vanaf 4 in plaats van 5 verplicht stellen, gaat echt helpen en het verschil maken. Maar als dat zou blijken, zijn wij daar niet principieel op tegen.

De voorzitter:

De heer Paternotte vervolgt z'n betoog.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik noemde zonet een aantal dingen die in die achttien maanden zijn gebeurd. Daar kan overigens voor een heel groot deel nog aan doorgewerkt worden, met steun van deze Kamer. Dat is niet niks, maar er moet nog veel gebeuren.

Het is wel goed om te benoemen dat er sinds de verkiezingen ook in het onderwijs een onzeker vaarwater is, omdat het woord "bezuinigingen" vaak wordt genoemd, terwijl er nog grote problemen zijn. Van de vier onderhandelende partijen is er één partij die het programma heeft laten doorrekenen: de VVD. Daarbij vinden we meer dan een miljard aan bezuinigingen op onderwijs. Maar ook in de lijstjes van speerpunten en op de flyers en de posters van andere partijen kwam onderwijs vaak helemaal niet voor. En ondertussen sturen scholen kinderen steeds vaker naar huis omdat er geen leraar is. De leesvaardigheid gaat achteruit. Het onderwijsveld is dus gebaat bij duidelijkheid en bij een steun in de rug. Ik hoop daarom ook dat de collega's de mooie woorden — ik vond ze niet allemaal mooi, maar ik hoorde heel veel mooie woorden in de maidenspeeches — ook in hun eigen fracties de komende tijd blijven herhalen.

Het PISA-onderzoek van voor de kerst was namelijk dramatisch; daar kunnen we niet omheen. Een op de drie komt functioneel analfabeet van school. Ook het niveau op het gebied van rekenen daalt. Het gaat niet over heel Europa, maar Nederland staat inmiddels zelfs bijna onderaan. Afgelopen vrijdag was ik in Rotterdam-Zuid, in Feijenoord, op de Bogermanschool. Daar gebeurde de afgelopen jaren grappig genoeg precies het omgekeerde. Jarenlang scoorden ze daar ondergemiddeld. De inspectie was eigenlijk niet eens heel erg kritisch, want de leerlingen kwamen toch al met een flinke taalachterstand op die school, dus je kon ook niet te veel verwachten. Maar in drie jaar tijd wist de school dat toch te veranderen, dankzij scherpe keuzes. Lesmethoden met vooral plaatjes en korte tekstjes gingen eruit; samen met de klas verhalen lezen ging erin. De school kiest duidelijke prioriteiten binnen de kerndoelen. Leraren worden vrijgehouden van papierwerk. Ze kiezen er rigoureus voor om bijna alle fratsen uit de lesmethoden, het curriculum en vrijwillige lespakketten buiten de school te houden. Dankzij de schoolmaaltijden zitten de kinderen niet meer met honger en frisser in de klas. En dankzij de Rijke Schooldag is er meer ruimte voor talentontwikkeling na de schoolbel, waardoor er minder druk zit op sport en muziek tot 15.00 uur 's middags. En toen de lesmethode voor rekenen op het basisniveau even niet op voorraad was, hebben ze noodgedwongen maar een hoger niveau besteld. Ze moesten wel, want anders hadden ze geen lesmethode. Het resultaat was dat ze twee derde van de leerlingen naar dat hogere niveau wisten te tillen, fors boven het landelijk gemiddelde. Dus toen de basislesmethode weer op voorraad was, wilde geen leerkracht meer terug naar dat niveau. Ze wilden niet terug naar lage verwachtingen. Hoge verwachtingen werden de norm.

Voorzitter. Vanochtend betoogde ik met basisschoolleraar Jan van de Ven dat leesonderwijs minder moet gaan om begrijpend lezen. Ik had het daar zonet al over met de heer De Kort. Nederlandse kinderen blinken namelijk uit in het opzoeken van informatie in tergend saaie korte teksten en zijn geweldig in het markeren van signaalwoorden. De minister verwees in reactie hierop naar de curriculumherziening. Ik ben blij dat die er komt, met die nadruk op rijke en diepgaande teksten. Maar het nieuwe curriculum moet nog wettelijk verankerd worden. De toetsen en methoden moeten nog worden aangepast. En de curriculumherziening is al heel erg lang bezig, terwijl jongeren nu misschien wel blijvend moeite blijken te hebben met lezen. Daarom vraag ik de minister: hoe gaat zij ervoor zorgen dat deze ontwikkeling nu al wordt ingezet? Hoe gaan we de ambities opschroeven? Ik benoemde net namelijk die school die laat zien dat het helpt als leraren hoge verwachtingen hebben van kinderen. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat. Waarom heeft de overheid dan zulke lage verwachtingen van scholen? Het lijkt dezelfde gedachte als achter begrijpend lezen, waarbij vaak wordt gekozen voor die korte oppervlakkige teksten. Hoe ziet de minister dit?

Voorzitter. Volgende maand gaan we het uitgebreid hebben over het lerarentekort. Dat vormt een fundamentele bedreiging voor de kansengelijkheid. Uit het onderwijsveld kwam een brede oproep voor een stagevergoeding voor leraren in opleiding, omdat bijna negen op de tien leraren in opleiding geen stagevergoeding krijgen, terwijl leraren die als stagiair voor de klas staan toch bijna hetzelfde werk doen en dezelfde spanning ervaren — mevrouw Pijpelink beschreef het net — als leraren die bevoegd voor de klas staan. De uitval is al behoorlijk hoog, dus zou daarvoor niet inderdaad een stagevergoeding moeten komen? Hoe ziet de minister dat?

Voorzitter. Binnenkort komt er van de andere minister een wet internationalisering in het vervolgonderwijs. Over dit onderwerp heb ik de afgelopen tijd veel gesproken met veel partijen, van de universiteiten tot de hogescholen. Gisteren ben ik op bezoek geweest bij De Haagse Hogeschool, een instelling die na 95 jaar bouwen in de internationale top 5 staat. Zij maken zich echt heel erg zorgen over de gevolgen van maatregelen die in de afgelopen verkiezingscampagne zijn genoemd. Zowel voor de hotels als voor de studenten van Nederlandse en internationale bodem zou dat enorme gevolgen kunnen hebben, want zonder een internationaal karakter zijn dit soort scholen een schim van zichzelf. De hoge kwaliteit van hun onderwijs komt juist doordat ze studenten uit verschillende landen samen laten studeren. Ik wilde hierbij uit een column citeren, maar dat heeft de heer Stultiens al gedaan. Een Nederlandse student vertelde me dat als de hotelschool een Nederlandstalige opleiding zou zijn, hij liever naar het buitenland was gegaan, omdat hij weet dat je in de hotelwereld veel meer kansen hebt in de wereldtaal. Nederland is een topland van wetenschap en vervolgonderwijs, omdat we staan voor de wereld en ons niet verstoppen achter de dijken.

Het is dus helder wat wij willen. Er is schaarste, dus er is meer sturing nodig, maar laten we nou niet de historische blunder maken om bijna alle bachelors in het Nederlands te doen. Er staat veel op het spel als we nu niet de goede keuzes maken. Denk aan alle tekorten op de arbeidsmarkt die je krijgt, zoals in Denemarken gebeurde nadat zij in 2018 de deur dichtdeden voor internationale studenten. Bij de VVD is al een bezuiniging van 800 miljoen euro ingeboekt. Bij een andere partij zagen we het plan om zo goed als alle bachelors in het Nederlands te gaan doen. Misschien is meer verengelsing, zoals ik ooit in een column las, soms nog wel een beter idee dan wat je in sommige verkiezingsprogramma's leest.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik heb een vraag aan de heer Paternotte. Dat is mooi, want de VVD gaat met een voorstel komen om ervoor te zorgen dat we de Engelse instroom gaan beperken. D66 komt vandaag met een voorstel om verder te verengelsen. Ik heb eigenlijk een hele simpele vraag. Wat is het antwoord van de heer Paternotte aan al die mensen die hierheen komen met prachtige verhalen over Engelse studies psychologie en hier geen woonruimte kunnen vinden?

De heer Paternotte (D66):

Daarom moeten er ook iets meer mogelijkheden zijn om te sturen op die instroom. Alleen zag ik voorstellen om dat helemaal te doen met taalbeleid. Ik was gisteren bij de hotelschool. Daar heb je inderdaad ook studenten die woonruimte moeten kunnen vinden, maar voor een heel groot deel van de tijd dat ze hier zijn, doen ze dat in het Skotel, het woonhotel van de school zelf. In de doorrekening van het VVD-programma zie je het plan om, buiten de vier technische universiteiten, alle Engelstalige bachelors te verbieden. De hotelschool levert inderdaad wat woonruimte op, want die kun je opdoeken. Zo kijk ik bijvoorbeeld ook naar de Roosevelt Academy in Middelburg, de toerismehogeschool in Breda en de scheepvaartopleidingen. Hoe gaan we dat doen? Ik hoop dat u de plannen niet serieus meende, maar ik ben heel erg bang dat als we dat doorzetten, het echt funest wordt.

De voorzitter:

Mevrouw Mertens-America.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Martens, voor de zekerheid.

De voorzitter:

O, Martens.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Geen probleem. Dank voor het antwoord van de heer Paternotte. Daarmee raakt de heer Paternotte ook meteen de uitdaging waar we voor staan. In ieder geval wat de VVD betreft zou niet top-down moeten worden opgelegd welke numerus fixus waar zou moeten plaatsvinden. Volgens mij zijn onderwijsinstellingen daar zelf ontzettend goed toe in staat. Neem bijvoorbeeld de Brainportregio. Ik ben het geheel eens met de heer Paternotte dat als we zeggen dat daar alles in het Nederlands moet, we grote tekorten hebben op de arbeidsmarkt. Maar nogmaals, er zijn natuurlijk ook heel veel studies waarbij het voor de Nederlandse samenleving als geheel, als je kijkt naar de stayrate, geen enkele toegevoegde waarde heeft om bijvoorbeeld meer Duitse studenten psychologie in Enschede te hebben. Is de heer Paternotte het dus met de VVD eens dat we echt kritischer moeten gaan kijken naar waar dat wel en niet kan en dat Nederland op dit moment niet gebaat is bij per definitie uitgaan van meer internationalisering?

De heer Paternotte (D66):

Wij vinden dat je de meerwaarde moet kunnen aantonen als je een studie in het Engels wilt aanbieden. Als je die meerwaarde kan aantonen, moeten wij dat niet gaan verbieden. U noemt precies dat voorbeeld van Brainport. Ja, er zijn inderdaad heel veel studies waarbij je je dat goed kan voorstellen. Dat zijn technische opleidingen; dit is een technische universiteit. Maar de universiteiten die geen technische universiteit zijn, hebben ook heel veel technische opleidingen. Ik begrijp dan bijvoorbeeld niet waarom de VVD voor de technische universiteiten een uitzondering wil maken, maar dat het bij diezelfde technische studies bij andere universiteiten gewoon weer in het Nederlands moet.

De voorzitter:

U heeft acht vragen per fractie, zeg ik maar even voor de duidelijkheid. U mag doorgaan, mevrouw Martens, maar …

De heer Paternotte (D66):

Ik kom er in de tweede termijn op terug.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Het valt ons toch steeds weer op dat er een enorme karikatuur wordt gemaakt van de voorstellen die Nieuw Sociaal Contract tijdens de campagne heeft gedaan. Dat is onder andere dat wij alle bachelors in het Nederlands zouden willen. Wij hebben steeds het voorbehoud gemaakt dat er uitzonderingen kunnen bestaan voor beroepen waarvoor we sterk afhankelijk zijn van buitenlandse studenten in de arbeidsmarkt of voor bepaalde regio's. Het is vervelend dat telkens het voorbeeld van Denemarken erbij wordt gehaald als land dat op zijn schreden is teruggekeerd. Maar weet de heer Paternotte dat de instroom aan buitenlandse studenten in Denemarken nooit hoger is geweest dan 24%, en dat die in Nederland volgens het CBS boven de 40% lag? Wij zijn de koplopers van internationalisering en verengelsing in Europa. Waarom vindt de heer Paternotte dan die vergelijking met Denemarken toch steeds zo relevant?

De heer Paternotte (D66):

Ik vind de vergelijking zo relevant omdat ze daar zeiden: we willen veel minder internationale studenten. Vervolgens hebben ze gezegd dat er veel meer in het Deens moest. Daar is heel erg op gestuurd. Dat hebben ze nu drie jaar gedaan en daar komen ze nu flink op terug en hebben ze spijt van. Ze zeggen dat het een groot probleem is. Dat zeggen niet alleen politici, maar dat zeggen juist al de bedrijven. Zij zeggen: er komt nu veel te weinig talent naar Denemarken en er gaat wetenschappelijk talent Denemarken uit; dit is heel dom beleid en we schieten onszelf in de voet. Daarom komen ze erop terug. Daarom vind ik de vergelijking heel relevant. Ik hoop namelijk heel erg — mevrouw Hertzberger gaat daar in de komende jaren natuurlijk een heel belangrijke rol in spelen — dat zij niet dezelfde fout maakt.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Ik wil toch herhalen dat 24% van de instroom echt een stuk lager is dan de 41% waar wij inmiddels op zitten. De Wet op het hoger onderwijs schrijft gewoon voor dat initiërend hoger onderwijs in Nederland, dus de bachelors, in het Nederlands wordt gegeven, met een aantal uitzonderingsgronden. Dat geldt inmiddels voor 30%. Het Engels is voor een heleboel mensen een statussymbool — "kijk mij eens; ik heb een Engelstalig opleiding gedaan" — maar voor een heleboel mensen is het een taalbarrière, het verschil tussen de winnaars en de verliezers. De vraag aan de heer Paternotte is of we nu door de enorme instroom van internationale studenten niet een heel aandeel Nederlandse studenten mislopen, die een barrière voelen om een opleiding helemaal in het Engels te doen. We hadden immers ook een hotelschool voordat we verengelsten.

De heer Paternotte (D66):

Ik zei net al: op zich zijn wij er echt wel voor dat er meer instrumenten komen om op de instroom te sturen, want bij sommige studies zie je inderdaad dat het aandeel heel groot wordt. Als er meerwaarde is, vinden wij alleen dat het wel moet kunnen en dat we dat niet moeten verbieden. Mevrouw Hertzberger vraagt of er dan geen studenten zijn die zich laten afschrikken, maar ik hoor van studenten echt alleen maar het omgekeerde. Gisteren op die hotelschool zeiden ze bijvoorbeeld: als dit allemaal in het Nederlands was en ik deze topopleiding niet in Nederland had kunnen doen, dan had ik misschien wel naar het buitenland gemoeten. Die studenten willen heel graag de vrijheid hebben om te kunnen kiezen, ook voor Engelstalige bachelors. Zij willen graag worden opgeleid voor een wereldmarkt, voor een land dat misschien wel de meest open economie van de wereld heeft. Laten we er dan misschien een beetje trots op zijn dat Nederland dat internationale talent weet aan te trekken en dat hier soms de beste docenten uit de wereld naartoe willen komen, terwijl we ondertussen een hogeronderwijsstelsel hebben waarbij je geen collegegelden van €30.000 hoeft te bereiken. Het is echt knap dat we dat met elkaar voor elkaar hebben gekregen. Dus ja, de meerwaarde moet je aantonen. We zullen inderdaad iets meer moeten gaan sturen op de instroom. Maar maak nou niet de fout om te zeggen: buiten de vier technische universiteiten moeten alle bachelors weer in het Nederlands. Dan kun je de hotelscholen en de universitycolleges sluiten. Hoe gaan we International Business Administration hier op De Haagse Hogeschool dan noemen? Internationaal zakenlevenbestuur? Dat zou echt funest zijn. Ik hoop dat die plannen niet echt worden doorgezet op de formatietafel.

De voorzitter:

De heer Paternotte vervolgt zijn betoog.

De heer Paternotte (D66):

Dan kom ik bij studiefinanciering, want ik wil het hebben over geld. Daar gaat een begroting natuurlijk ook over. Sinds 2023 is er voor bijna een half miljoen studenten weer een basisbeurs. In het koopkrachtpakket van toen hebben we de basisbeurs voor uitwonende studenten verhoogd met €160. Dat was nodig, want de kosten stegen flink. Maar helaas vervalt deze verhoging weer in september. Dat betekent voor zo'n 200.000 studenten dat hun basisbeurs met meer dan €160 daalt. Dat zou heel logisch zijn als de kosten voor het studeren, de huur en de boodschappen ook weer zouden dalen, maar dat is niet zo. Studenten doen hun best om ook te werken naast hun studie en als ouders kunnen bijdragen, moeten ze dat ook doen. Maar die €160 maakt heel vaak het verschil tussen je huur wel of niet kunnen betalen en genoeg geld hebben voor een laptop of niet, en die bepaalt vaak of je aan het einde van je geld nog een stukje maand over hebt. Hopelijk niet.

Daarom doen wij samen met de SP een voorstel om de verhoging van de basisbeurs te verlengen. We betalen dat uit de Aanvullende Post bij Financiën die daar technisch gereserveerd staat voor de begroting LNV, namelijk voor het stikstoffonds. Ik verwacht brede steun, want een grote meerderheid van deze Kamer heeft zich sinds de invoering van de basisbeurs uitgesproken voor het verhogen van de basisbeurs. Deze dekking zou ook steun moeten kunnen vinden bij een meerderheid. Aan de minister heb ik nog de vraag of dit uitvoerbaar is en of dit nog voor het komende collegejaar lukt.

Voorzitter. Ik wil de inzet van mijn voorganger Jeanet van der Laan met betrekking tot studentenwelzijn graag voortzetten, zodat iedere student goed in zijn of haar vel zit. Het gaat op veel plekken gelukkig beter. Het Landelijk Kader Studentenwelzijn draagt hier ook aan bij, maar in de tussentijd zie ik nog wel knelpunten. Voor studenten is het niet duidelijk op welke ondersteuning ze recht hebben en voor instellingen en docenten is het onduidelijk wat hun verantwoordelijkheid hierin is. Ik las dat de minister een zorgplicht voor sociale veiligheid wettelijk gaat vastleggen. Ik heb aan de minister de vraag of we dat niet ook kunnen doen voor het welzijn van studenten.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb een vraag over de dekking van het vorige punt van de heer Paternotte uit de LNV-begroting. Volgens mij is de ongeschreven regel hier dat wij binnen de begroting van het departement geld halen, dus dat wij niet uit een ander departement geld halen. Ik vraag me af of D66 breekt met die lijn of dat het er nog mee eens is dat het wel keurig is om het geld binnen de onderwijsbegroting te zoeken.

De heer Paternotte (D66):

Ik ben niet bekend met die ongeschreven regel. Volgens mij bestaat die ook niet. De ongeschreven regel is wel dat een amendement gedekt moet zijn. Dat doen we ook. Het is overigens niet van de LNV-begroting, want het is geld dat nog niet is toegekend; het is de Aanvullende Post. De regel is dat je niet kunt dekken met begrotingen die al behandeld zijn. Het Belastingplan bijvoorbeeld staat al vast. Dat kan niet. Ik vind het ook logisch dat je dat niet in het lopende jaar kan wijzigen, maar dat beperkt natuurlijk de mogelijkheden. Dit is een dekking waarvan een meerderheid van partijen, althans in de verkiezingsprogramma's, heeft gezegd dat je die kunt verlagen. Wij zien mogelijkheden om dat op een effectieve manier te doen. Dat is iets wat bij de begroting LNV aan bod zal komen, want daar komt een dekkingsamendement langs. Maar het gebeurt aan de lopende band dat je voor een begroting kijkt naar een ander departement. Ik wil u niet op ideeën brengen, maar ...

De voorzitter:

De heer Ceder. Nee? Het is goed? Dan gaat de heer Paternotte naar zijn afronding. Dat denk ik gelet op de tijd, maar dat laat ik aan hem.

De heer Paternotte (D66):

Niet helemaal. Ik denk dat ik een minuut extra gaat vragen.

Voorzitter. Winston Churchill zou ooit de vraag hebben gekregen of het tijdens de Tweede Wereldoorlog niet een goed moment was om eens wat te gaan bezuinigen op cultuur, zodat er wat meer geld naar de oorlogsinspanningen kon. Zijn antwoord was: "Waar vechten we dan voor?" Cultuur geeft betekenis aan de wereld om ons heen, geeft verbeeldingskracht en empathie, en brengt mensen samen. Juist nu de samenleving steeds meer verhardt, is die verbinding meer nodig dan ooit.

Dat brengt me bij de bibliotheek in de buurt, bij uitstek de plek waar ruimte is voor ontmoeting en verbinding in een buurt of dorp, maar ook voor digitale hulp en taallessen. Laten we er daarom voor zorgen dat elke gemeente in ons kleine land een bibliotheek heeft. Het is goed dat de staatssecretaris zich ervoor inzet om in iedere gemeente een bibliotheek te realiseren en dat zij bestaande bibliotheken wil versterken. Gemeenten willen dat ook; dat is duidelijk. Er werd veel meer geld voor bibliotheken aangevraagd dan er beschikbaar was. Wat kan de staatssecretaris op korte termijn nog doen voor bibliotheken die net achter het net vissen? Waarom wil de staatssecretaris het wetsvoorstel voor een bibliotheek in elke gemeente pas in 2025 aan de Kamer sturen? Kan dat niet versneld worden?

Voorzitter. Uiteindelijk zit cultuur niet in stenen, in gebouwen of in voorwerpen. Cultuur begint bij de ideeën van mensen, de artiesten, de kunstenaars en de muzikanten. Het kabinet heeft een eerlijke betaling voor de mensen in de cultuursector verplicht gesteld en daar ook geld voor vrijgemaakt. Dat is baanbrekend. Kan de staatssecretaris vertellen wat haar verwachtingen zijn voor de komende BIS-periode? Verwacht zij dat meer gemeenten en provincies haar fairpayvoorbeeld zullen volgen? Wat kan er gedaan worden om gemeenten daarbij te ondersteunen?

Voorzitter, tot slot. Voor onze democratische rechtsstaat is een onafhankelijke, pluriforme pers die in veiligheid zijn werk kan doen essentieel. Het is de zuurstof van de democratie. Vooral journalisten die zich bezighouden met verslaggeving over misdaad of terrorisme lopen soms enorme risico's, zoals wij helaas te vaak met verschrikkelijke afloop hebben gezien. We moeten voorkomen dat journalisten zich gedwongen voelen zichzelf te censureren vanwege de veiligheid. Daarom hebben wij een amendement ingediend om beveiliging voor deze groep te financieren wanneer deze journalisten dat zelf niet kunnen.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we wat mij betreft even klaar met de eerste termijn, in de zin dat we even gaan schorsen voor de dinerpauze. Dat doen we tot 19.25 uur. Dan zien we elkaar weer.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de begrotingsbehandeling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik hoop dat iedereen genoten heeft van het diner. De bewindslieden zitten ook alweer klaar in vak K. We zijn toe aan de volgende maidenspeech, die zal worden gegeven door de heer Soepboer namens Nieuw Sociaal Contract. Ik nodig hem van harte uit om naar het spreekgestoelte te komen. Gaat uw gang.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik dacht: als ze in Nieuw-Zeeland een haka in het parlement kunnen doen, dan vindt u het vast niet erg als ik een paar woordjes in het Fries tot u richt. Ik zal u geruststellen: naderhand is er voor iedereen een stencil beschikbaar met een vertaling van die paar zinnen. Maar ik doe dat natuurlijk niet van tevoren, want elke goede docent weet: als je dat doet bij een spreekbeurt, gaat iedereen zitten lezen. En dat willen we nou net niet.

Een stukje in het Fries dus. En ik doch dat mei grutte soarchfâldichheid, omdat ik net wol dat it boadskip ferlern giet, myn taal ta karikatuer makke wurdt of foar opskuor yn 'e seal soarget. Dat binne de ôfwagings dy't ik altyd bydel gean moat as ik de taal fan myn hert sprekke wol, sels yn Fryslân. Want ik bin sprekker fan in minderheidstaal, in taal dy't op papier beskerme wurdt troch hânfêsten en wetten mar allinnich takomst hat as har sprekkers genôch moed ha, grutsk doare te wêzen en selsbetrouwen ha.

En dat is lang net altyd maklik. Der binne plakken yn Europa dêr't taalminderheden beskimpt, útskolden, achtersteld en diskriminearre wurde: de Sami, de Basken, de Sorben, de Skotten en gean sa mar troch. Allegear kinne wy in skiednis fan ûnderdrukking, in no fan ûngelikens en in takomst dy't ûnwis is. Ik stean hjir hjoed net as slachtoffer — perfoarst net, en dat sil ik ek nea dwan. Mar ik sprek hjir hjoed myn memmetaal yn ús nasjonale parlemint omdat ik jo help nedich ha.

Help mij de komende tijd om wat al lang afgesproken is in verdragen, ook echt te doen. Help mij onze officiële taal de grondwettelijke bescherming te geven die hij verdient. En natuurlijk zal ik u helpen om voor uw taal op te komen, of dat nu het Jiddisch, het Limburgs, het Papiaments of zelfs het Nederlands is. Want ik zeg het u: ook daarvan is de toekomst niet zeker.

Voorzitter. Dan over naar het hoofdgerecht: onderwijs. We zijn net terug van reces. De eerste weken in Den Haag liggen achter ons. Sommige momenten die daarin plaatsvonden, liggen mij nog vers in het geheugen. Eén moment wil ik daar vandaag uit pakken. Dat is het moment waarop ik mij niet kon inhouden om licht te gniffelen. Meesmuilend lach ik over de schokkende uitslag van de PISA-scores. Ik was zelfs even blij met Griekenland in de EU, want als dat niet zo was geweest, zouden wij als Nederland het laagst hebben gescoord qua lees- en rekenvaardigheid van de hele Europese Unie. Eigenlijk had ik in tranen uit moeten barsten, maar het werd gniffelen, en ik zal u uitleggen waarom. Hier volgt: Redenen tot gniffelen, een drieluik in mineur.

De eerste reden tot gniffelen is het Fries als referentiekader. Zoals u mogelijk van mijn introductie heeft begrepen, hebben wij in Fryslân onze eigen officiële taal, het Frysk. Zou u onder jongeren van 15 jaar in Fryslân een onderzoek houden over de lees- en schrijfvaardigheid van hun moedertaal, dan zult u tot de conclusie komen dat bijna 100% analfabeet is in zijn eigen taal. Gaandeweg zijn wij het normaal gaan vinden dat wij onze eigen taal niet functioneel kunnen maar ook niet hoeven te gebruiken. Wij zijn het normaal gaan vinden dat, zodra wij op de basisschool komen, wij onze moedertaal in de poppenhoek mogen parkeren. Wij zijn het normaal gaan vinden dat wij ons aanpassen zodra iemand dat van ons verlangt. U begrijpt dat als dat je referentiekader is, je moet gniffelen om PISA-scores.

Wel kunnen wij, denk ik, leren van de Friese situatie. Er zijn parallellen te trekken naar de staat van het Nederlands en de mogelijke toekomst daarvan. De les die wij kunnen leren, is de volgende: als wij niet in staat zijn de noodzaak van het goed beheersen van de taal te waarborgen, kunnen wij hem afschrijven. We zien dat momenteel op de universiteit gebeuren. Ik hoop dat ik in u allen medestanders vind om dit te voorkomen en om zowel voor het Fries als voor het Nederlands de toekomst zeker te stellen. Ik vraag dan ook aan de minister: bent u het met Nieuw Sociaal Contract eens dat het Fries en het Nederlands, als officiële talen van Nederland, gewaarborgd moeten worden en blijven, en dat daarvoor een duidelijke opdracht bij het Rijk ligt? Wij zullen ook nog met een amendement komen over een practoraat Fries op de mbo's aldaar.

De tweede reden tot gniffelen: verwijten en pleisters. In de brief van de minister over het duiden van de tegenvallende PISA-scores lees ik veel over de coronapandemie als de grote oorzaak voor het resultaat. Monkend las ik dat van alles de schuld kreeg behalve de schuldigen en dat er tijdelijke pleisters op wonden werden geplakt, zoals de NPO-gelden. Van die gelden hebben wij tot op de dag van vandaag geen idee wat het precies heeft uitgehaald en waar het precies naartoe is gegaan. Wij mogen over anderhalf jaar een evaluatie verwachten. We kunnen dus over anderhalf jaar constateren wat er nu mis is. Dat is exemplarisch voor onderzoek doen binnen het onderwijs: mosterd na de maaltijd. Ik verzeker u: als ik hier op dit moment een hartaanval krijg, wil ik graag nú gereanimeerd worden en direct een cardioloog zien; ik wil niet over anderhalf jaar horen dat ik een hartaanval had.

Ik heb zelf meer dan tien jaar voor de klas mogen staan. Toen corona uitbrak, gaf ik nog les. Ik heb kort mogen genieten van het digitale thuisonderwijs aan groepen pubers die het laatste beetje structuur dat het onderwijs hun nog bood als sneeuw voor de zon zagen smelten. En ja, dat was vervelend. En nee, dat is niet dé grote reden van de achteruitgaande beheersing van taal en rekenen bij onze jongeren. Ook zonder corona waren onze PISA-scores even dramatisch geweest. Dat geldt ook voor de staat van het onderwijs, overigens. Met name het vmbo zakt door de bodem. Ik vraag de minister om daar een analyse van te maken. Wat is er aan de hand op het vmbo, en in het verlengde daarvan op het mbo? Wat wil de minister daar specifiek aan doen?

De derde reden tot gniffelen: de algehele staat van het onderwijs. De aftakeling van het onderwijs zou eigenlijk voor niemand als verrassing moeten komen. Ik gniffelde in plaats van te moeten huilen, omdat ik het van mijlenver aan zag komen. Dat is dan weer niet om te gniffelen. De algehele staat van het onderwijs is namelijk wel degelijk om te huilen. We hebben dat met elkaar gedaan, dat was niet corona. Het kwam deels door mobiele telefoons en door sociale media waar niemand mee om kan gaan. U kunt dit niet, ik kan dit niet, laat staan dat onze leerlingen dit kunnen.

Maar hoofdzakelijk kwam het door slecht beleid en door slechte innovaties. In de jaren tachtig moest er bezuinigd worden. "Iedereen moet een offer brengen om de economie te redden", zei Lubbers. Zeker die kinderenpestende, vakantievierende, overbetaalde docenten moesten maar eens loon naar werken krijgen. Nou ja, werken … Het werd een offer dat het onderwijs nooit meer te boven is gekomen. De Herziening Onderwijs Salarisstructuur was veel meer dan een salariskorting. En dat was nog maar het begin. Tel de volgende zaken daarbij op. We hebben van scholen geldgedreven bedrijven gemaakt, waarbinnen parttime werken in een flexibele schil de norm is geworden. Ook hebben we systeemdenken laten winnen van vertrouwen, waardoor docenten te weinig zeggenschap over hun werk hebben en vaak vastzitten in verslagleggingsmoerassen en administratieoerwouden. We kieperen alle sociale en maatschappelijke problemen moeiteloos bij het onderwijs over het hek. We hebben docenten gedegradeerd tot coaches. We gaan ervan uit dat leerlingen in een halfuurtje instructie de kern wel kunnen oppakken. We hebben kennis ondergeschikt gemaakt aan vaardigheden, ook op de docentenopleidingen. We hebben met elkaar een stadium bereikt waarin alles fun moet zijn, waarin tussenjaren en jezelf ontdekken op de goudgele stranden van Bali de normaalste zaken van de wereld zijn en waar plichtsbesef, doorzettingsvermogen en afzien een negatieve smaak achterlaten. Zelfs een hele slechte rekenaar — en daar hebben we er nogal wat van — weet dan dat het er niet goed voor staat.

Er is nog meer, maar ik heb maar twaalf minuten en u begrijpt dat de oplossing nooit zal liggen in subsidieconfetti en symptoombestrijding, waarvan de NPO-gelden een voorbeeld zijn. Die ligt helaas ook niet in nieuwe curricula, hoe belangrijk ook, en zelfs niet in het Masterplan basisvaardigheden. Wat nodig is, is een langdurig herstelplan kwaliteit onderwijs, verdeeld in meerjarenplannen met structurele financiering. Is de minister dit met Nieuw Sociaal Contract eens? Wat zou er volgens de minister nodig zijn om tot zo'n herstelplan te komen?

Is de minister het ook met Nieuw Sociaal Contract eens dat onderwijsgeld terecht moet komen bij het primaire proces en in minimale mate bij de overheid? Is de minister bereid om zo snel mogelijk onderzoek te laten doen naar welk percentage van de lumpsum daarvoor geoormerkt zou moeten worden? Hoe waardeert de minister de loononderhandelingen met de onderwijsraden terwijl financiële ruimte door OCW wordt bepaald? Zou een directere vorm van onderhandelingen met de bonden niet logischer zijn en meer draagvlak genieten van het onderwijzend personeel in de breedste zin des woords volgens de minister?

De Onderwijsbegroting valt volgens de minister in vier hoofdthema's uiteen, te weten: lerarentekort, basisvaardigheden, gelijke kansen en sociale veiligheid. Is de minister het met Nieuw Sociaal Contract eens dat de prioriteit echt bij de eerste twee punten zou moeten liggen, en dat goed onderwijs voorwaardelijk is voor gelijke kansen?

Dan tot slot over cultuur. Cultuur is wat NSC betreft onmisbaar in een levendige democratie. Ik noem bijvoorbeeld journalistieke media, landelijke, maar zeker ook regionale en lokale, die hun rol in de maatschappij goed verstaan en ons helpen om goede gesprekken te voeren. De pers en de NPO moeten ruimte en vertrouwen krijgen om hun onafhankelijke rol binnen de democratie te kunnen blijven spelen. We willen constructief en samen met de media zoeken naar wegen om hun onafhankelijke positie te versterken en het vertrouwen in de media te herstellen. NSC is niet huiverig voor een herziening van het publieke bestel. Misschien is bestuur vanuit de gedachte van een representatieveledenstructuur wel achterhaald. Er zijn andere manieren om de pluriformiteit en transparantie in het medialandschap te borgen. Wij zullen hiervoor de komende tijd de contouren uit gaan tekenen.

Cultuur moet volgens Nieuw Sociaal Contract in iedere regio beschikbaar en bereikbaar zijn. De verdeling van cultuurgelden en subsidies is nog steeds verre van gelijkwaardig. Om een voorbeeld te noemen: de regio Amsterdam krijgt 80% van de operagelden en de regio zuid nog geen vijf. Dat is slechts één voorbeeld. De komende tijd zal Nieuw Sociaal Contract er alles aan doen om ervoor te zorgen dat er een betere verdeling komt en dat de adviezen uit het rapport Elke regio telt! ook echt worden uitgevoerd, zodat de regio de aandacht en de structurele middelen krijgt die ze verdient, niet alleen op het gebied van OCW, maar overal.

Want, foarsitter, te lang ha de minsken yn de regio yn it skaad fan De Haach libbe. It wurdt heech tiid dat wy de sinne skine litte yn dy plakken dêr't it tsjuster west hat en dat wy waarmte bringe, dêr wêr't de minsken yn de kjeld sitte. It is tiid foar in nij sosjaal kontrakt.

De voorzitter:

Dank u wel. Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik nodig ook u uit om hiervoor te gaan staan en de felicitaties van uw collega's in ontvangst te nemen.

De voorzitter:

We zijn nog steeds bezig met de behandeling van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We gaan nu wederom naar een maidenspeech luisteren, namelijk van mevrouw Hertzberger, die namens Nieuw Sociaal Contract spreekt. Zij heeft ook aangegeven dat ze geïnterrumpeerd mag worden. Ik stel wel voor om dat een beetje later in het betoog te doen, maar dat is verder aan u.

Ik geef het woord aan mevrouw Hertzberger. Gaat uw gang.

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Voorzitter. Het is een grote eer om hier, in deze Kamer, voor het eerst over onderwijs, wetenschap, cultuur en media het woord te mogen voeren, aangezien ik mijn gehele volwassen leven heb doorgebracht in in ieder geval drie van die vier gebieden: onderwijs, wetenschap en media. Ik was eerder promovendus, onderzoeker aan de universiteit als microbioloog en schrijver. Een soort thuiswedstrijd dus, en een warm bad.

Ik wil graag beginnen bij wetenschap, bij een van mijn grote voorbeelden in de wetenschap, Katalin Karikó, een Hongaars-Amerikaanse biochemicus, die vorig jaar de Nobelprijs voor de geneeskunde won met haar onderzoek naar mRNA-moleculen. Met haar onderzoek legde zij de grondslagen voor de ontwikkeling van de RNA-vaccins, die een cruciale rol speelden tijdens de coronapandemie. Ik denk dat het belangrijk is dat iedereen die zich bezighoudt met wetenschapsbeleid, haar verhaal kent. Want zij won die Nobelprijs niet dankzij wetenschapsbeleid maar ondanks wetenschapsbeleid. De Amerikanen slaagden erin haar zo goed als nooit te financieren. Haar subsidieaanvragen waren nooit succesvol. Voor haar experimenten moest zij steeds weer om onderdak bedelen bij labs die wél geld hadden gekregen. Zij was een soort wetenschappelijke bankslaper. Niemand zag in haar wat zij wel was: een Nobelprijswinnaar.

De vraag die iedereen die zich bezighoudt met wetenschapsbeleid zou moeten stellen, is hoe het mensen als Karikó in Nederland zou zijn vergaan. Zijn wij wél in staat om deze mensen de tijd en de ruimte te bieden om te knutselen, hun nieuwsgierigheid te volgen, te vallen en op te staan? Het antwoord is: waarschijnlijk niet. Want ook hier komen ze in de knel, en misschien nog wel ernstiger dan in de VS. Ze leggen het af in de competitie voor subsidies, ze vinden geen verplichte cofinanciering bij gebrek aan interesse van het bedrijfsleven, ze kunnen te weinig successen laten zien bij hun tussentijdse rapportages en het onderwerp is niet modieus genoeg, want ook in de wetenschap blijft dat belangrijk.

Dit gaat niet alleen over hoe slecht wij zijn in het herkennen van wetenschappelijke excellentie; dit gaat ook over academische vrijheid. Want de vrije wetenschapsbeoefening staat in Nederland onder druk. Wij staan 24ste op de Academic Freedom Index-lijst van 29 Europese landen en gebieden. Dat is niet vanwege autoritaire regimes of politiek inhoudelijke inmenging, zoals elders. In Nederland staat die onder druk door beleid. De executives-taal, lean management, de korte contracten voor onderzoekers en docenten, het top-down sturen op kwantitatieve output: aantallen studenten, promoties, papers. Wat ook meespeelt is dat wij valorisatie vaak inrichten door verplichte samenwerking met het bedrijfsleven: publiek-private projecten en steeds weer die grote consortia waarin je maar beter iedereen te vriend kan houden. Denk aan Katalin Karikó en vraag je af hoe succesvol zij zou zijn geweest in dit bestel. Of bekijk het wetenschapsveld eens vanuit het perspectief van iemand met onderzoeksresultaten die niet iedereen zullen bevallen, van iemand die een nieuw soort milieuvervuiling, fraude of bestuurlijke misstanden op het spoor is.

Dankzij het beleid van deze minister heeft Nederland een aantal belangrijke stappen gezet om de situatie te verbeteren, bijvoorbeeld door het Programma Erkennen en Waarderen, door meer vaste contracten en meer geld voor ongebonden onderzoek, waaronder de starters- en stimuleringsbeurzen. Dat is winst. Maar hoe vaak moeten wetenschappers nog steeds verplicht op zoek naar een bedrijf dat iets in hun werk ziet en eraan wil bijdragen? Mijn vraag aan de minister is of hij een overzicht kan maken waaruit blijkt voor hoeveel van het beschikbare wetenschapsgeld dit opgaat, inclusief de TTW's, de ZonMw's, de groeifondsen, de Nationale Wetenschapsagenda en het topsectorenbeleid. Hoe kan Nederland uit de achterhoede van de Europese ranglijst van academische vrijheid ontsnappen en meer ruimte creëren voor onontdekte Karikó's die in onze gelederen schuilgaan?

Vrijheden staan nooit op zichzelf. Academische vrijheid komt met een wetenschappelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een van de verantwoordelijkheden van wetenschappers gaat over toegankelijkheid. Dat doen wij goed, want wij gaan naar een 100% open access voor onze onderzoeksartikelen. Dat betekent dat u de resultaten van wetenschappers gratis kunt lezen. Maar helaas is de barrière om onderzoek te lezen veranderd in een barrière om onderzoek te publiceren. Want als een onderzoeker een artikel in het toonaangevende tijdschrift Nature wil publiceren, dan betaalt hij daar €10.000 voor. Daarvoor heeft Nature niks gedaan; geen geld gegeven aan het onderzoek, zelfs niet eens de eigen kwaliteitscontrole gedaan, want dat is peerreview, en dat doen publiek gefinancierde wetenschappers. Uitgeverijen hanteren marges van 40%. Dat is hoger dan de techsector, volledig met publiek gefinancierd geld.

Ik wil aan de minister vragen of hij mogelijkheden ziet om bij het open science-initiatief ook in Europees verband het voortouw te nemen om dit soort absurde bedragen aan publicatiekosten te beteugelen en het liefst naar nul terug te brengen, om de macht van de uitgeverijen in het wetenschappelijke publiceren definitief te doorbreken.

Vrijheid gaat gepaard met verantwoordelijkheid, wetenschappelijke en maatschappelijke. Wetenschappelijk gaat het prima in het hoger onderwijs, maar de vraag is in welke mate het hoger onderwijs voldoet aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld aan de kerntaak om opleidingen te verzorgen die toegankelijk zijn voor de Nederlandse burger of aan de wettelijk vastgelegde kerntaak om de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid te bevorderen. Volgens het CBS was afgelopen jaar meer dan 40% van de instromende eerstejaars in het wetenschappelijke onderwijs afkomstig uit het buitenland. Zoals eerder gememoreerd door de collega van de PvdA-fractie schreef ik daar destijds inderdaad zeer positief over. Ik denk dat dit tijdens mijn studietijd was, in 2008, toen het tweeënhalf keer zo weinig was. De instroom was destijds ongeveer 16%. Dit legt vandaag de dag een onacceptabele druk op de toegankelijkheid. Collegezalen zijn overvol, er is minder bekostiging per student beschikbaar en voor populaire studies zoals psychology wordt een numerus fixus geïntroduceerd. De toegang wordt beperkt. De docenten zijn overbelast. Een studentenkamer is in geen velden of wegen te bekennen. Wij weten hoe belangrijk uit huis gaan is in de ontwikkeling van jongvolwassenen, in hun zelfstandigheid, in hun mentaal welzijn. 70% van de thuiswonende studenten in dit land woont tegen zijn zin thuis, bij gebrek aan toegankelijke of betaalbare kamers. Dit gaat om bijna 250.000 studenten. De instroom van buitenlandse studenten gaat naar verwachting nog verder stijgen, nu dit jaar ook de beurs beschikbaar wordt voor alle studenten die een bijbaantje hebben van zes uur per week. Daarmee komt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs nog verder onder druk te staan. Dat is onacceptabel.

Die instroom van buitenlandse studenten is geen natuurverschijnsel, maar is gericht beleid. Door een steeds groter deel van de opleidingen volledig in het Engels in te richten en internationale studenten te verleiden om hier te studeren kun je als universiteit een groter deel van de taartpunten behouden, met de bijbehorende bekostiging. Geld is een belangrijke drijfveer in de internationalisering.

De keuze voor een taal voor je opleiding is geen neutrale keuze, maar een richtinggevende keuze. De keuze heeft gevolgen voor de hele samenleving, voor je taal en voor de mensen die je opleidt. Wij leiden Nederlandse burgers veelal voor werk in Nederland op, maar tijdens hun opleiding schrijven ze hun belangrijkste essays en scripties in het Engels. Projectwerk van die studenten, bijvoorbeeld in de masteropleiding maar ook in de bachelors, met een belangrijk aandeel internationale studenten, gaat niet meer over Nederlandse onderwerpen, want buitenlandse studenten kunnen geen gemeenteraadsvergadering volgen, geen beleidsstuk lezen en geen Nederlandse burgers interviewen en kunnen de media niet volgen. Niet alleen de opleiding maar ook de inhoud is veel internationaler georiënteerd. Ook in de steden merk je dit: steeds weer "English please" op de terrassen en in de winkels, mede omdat universiteiten geen enkele moeite hebben gedaan om die internationale studenten met die bijbanen een basis van Nederlands bij te brengen.

Maar dit heeft ook minder tastbare consequenties. Niet alles is zo makkelijk in getallen te vangen, maar die gevolgen zijn wel reëel, bijvoorbeeld voor de maatschappelijke binding, de herkenbaarheid en de toegankelijkheid van de universiteit als instituut. De taal creëert ook afstand, want voor sommige mensen is Engels een statussymbool en voor anderen is het een barrière. Wanneer men zich bij wetenschapscommunicatie weer eens afvraagt hoe wij wetenschappen in hemelsnaam dichter bij de mensen kunnen brengen, ligt hierin misschien een antwoord. Bijna 80% van de masteropleidingen is nu volledig in het Engels, evenals 30% van de bacheloropleidingen. Geen land in Europa heeft zijn eigen taal zo gretig verwaarloosd als Nederland. Nederlands is in hoog tempo een randverschijnsel aan het worden in de academie. Die internationalisering is compleet uit de hand gelopen en er is echt dringend balans nodig.

Uiteraard willen wij niet alle buitenlandse studenten weg hebben of alle opleidingen heel fundamentalistisch in het Nederlands maken. Dat soort karikaturen zijn echt onzin. Voor een heel aantal beroepen zijn wij gewoonweg afhankelijk van buitenlandse studenten en in de regio's zou je hier en daar gericht uitzonderingen kunnen maken, maar de wet schrijft gewoon voor dat de taal voor het hoger initiërend onderwijs — dat zijn de bachelors — Nederlands is, met uitzonderingen op basis van goede redenen, bijvoorbeeld vanwege een gastdocent of vanwege kwaliteit die niet op een andere manier te organiseren is. Er gelden dus geen uitzonderingen vanwege de uitstraling en vanwege geld.

Wij zijn bezig met een motie om de minister te verzoeken het aantal Engelstalige opleidingen samen met de universiteiten terug te dringen en de internationalisering én de verengelsing weer onder controle te brengen ten behoeve van de kwaliteit, maar vooral de toegankelijkheid. Er zijn nu eenmaal vrijheden en verantwoordelijkheden in het hoger onderwijs en de wetenschap. Voor beide zullen wij ons hier de komende jaren hardmaken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Als u ook hier voor mij wilt komen staan, dan krijgt u van de heer Omtzigt een bos bloemen; hij komt al aangerend, nou ja, rustig aangelopen. Ik schors de vergadering even.

De voorzitter:

We gaan verder met de behandeling van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het woord is aan de heer Krul, die namens het Christen Democratisch Appèl het woord gaat voeren.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het mooie van een debat met zo veel maidenspeeches is dat leden er dan toch altijd iets extra's in gooien, of dat nu gaat om de militante wokecultuur, zielige ijsberen, vinkschaamte of drievinkers. We hebben zelfs de Basken en de Sami horen noemen. We hoorden over wetenschappelijke bankslapers. En D66 had ook een inbreng.

Voorzitter. Zonder verdere gekheid wil ik iedereen van harte feliciteren met hun geweldige maidenspeech. Ik kijk erg uit naar de laatste, van mevrouw Van Zanten. Ze hebben mij in ieder geval verrijkt en ik hoop dat ze een mooie toon zetten voor de komende jaren.

Voorzitter. Onderwijs is het fundament onder een samenleving waarin iedereen tot bloei kan komen. Als we daarom één woord uit het woordenboek kunnen schrappen, dan is dat wat het CDA betreft het woord "afgestudeerd". In een wereld die razendsnel verandert en die steeds meer draait om kennis en informatie, leren we elke dag bij. Dat doen we op scholen en universiteiten, maar net zo goed thuis, online en op het werk. Leren doen we vanaf de eerste dag van ons leven om de wereld om ons heen te snappen en om te kunnen gaan met veranderingen en verschil. Kennis, vakmanschap en vaardigheden zijn de basis om mee te kunnen doen in de samenleving en je eigen talenten volop te kunnen benutten. Voor die basis zijn niet alleen de vaardigheden belangrijk. Het draait ook om mensen, als eerste om leraren, maar ook om schooldirecteuren, om ondersteunend personeel, om ouders en natuurlijk om de jongste generatie. We zetten ons met z'n allen ervoor in dat de jongste generatie het beter heeft dan wijzelf. Juist dat staat onder druk. Leren begint bij de basis en juist daar heeft het CDA veel zorgen over, want het staat er slecht voor met de basisvaardigheden. De laatste PISA-scores zijn gepresenteerd en die gaven een onthutsend beeld. Hieruit bleek dat de onderwijsprestaties alleen maar verder verslechterd zijn. Een op de drie Nederlandse scholieren — een op de drie — is inmiddels functioneel ongeletterd. Nederland presteert daarmee ver onder het Europees gemiddelde. Ook de rekenvaardigheden gaan rap achteruit.

Voorzitter. De heer Paternotte had al een mooi voorbeeld uit Rotterdam, waar er op de school Het Open Venster gewoon meer wordt gelezen, zodat het beter wordt. Maar het gaat er niet alleen om dát je leest, maar ook om hoe je leest. Want we weten dat het digitale leren een vlucht heeft genomen, maar ook leidt tot slechter lezen en schrijven. Tekst gelezen van papier wordt nou eenmaal dieper verwerkt. In de PISA-landen waar de laptop selectief gebruikt wordt, zoals in Zweden, lezen kinderen beter. Daarom grijpt het Zweedse ministerie ook steeds meer terug op papieren schoolboeken. Het zou goed zijn als er meer duidelijkheid komt rondom gedigitaliseerd onderwijs en de effecten daarvan. Dit heeft invloed op de beheersing van de basisvaardigheden. Wij willen dat de minister hier, net zoals voor het gebruik van mobieltjes, met een handreiking voor komt. Is de minister hiertoe bereid?

Voorzitter. Opvoeden en onderwijs beschouwen wij als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school. Dat is niet eens zo gek, want ouderbetrokkenheid blijkt volgens verschillende onderzoeken zowel direct als indirect alsook op de lange termijn de schoolse ontwikkeling van kinderen positief te beïnvloeden. Zo blijkt dat ouderbetrokkenheid zorgt voor lagere doublurecijfers, minder schooluitval, hogere onderwijsrendementscijfers en meer deelname aan vervolgonderwijs. In de basisschoolleeftijd is het effect van ouderbetrokkenheid op de ontwikkeling van kinderen zelfs groter dan het effect dat wordt veroorzaakt door het verschil in kwaliteit van scholen. Ook blijkt dat ouderbetrokkenheid bijdraagt aan een positievere houding van kinderen richting andere kinderen en richting volwassenen. Het zorgt er dus voor dat er een gedeeld normen- en waardenkader is van morele, sociale en maatschappelijke ontwikkeling, voor burgerschap dus. Dat ouderbetrokkenheid ertoe doet voor de prestaties, de sociale vaardigheden en het welbevinden van kinderen staat dus vast.

Voorzitter. Het CDA zal daarom samen met de SGP met een paar amendementen komen die dit gaan verankeren. We vinden het belangrijk dat de band tussen het onderwijs en de ouders versterkt wordt. Als eerste willen we middelen beschikbaar stellen om een parent-teacher association op te richten. Ik beloof dat dit de enige keer is dat ik iets in het Engels zeg. In de PTA staat het gemeenschappelijke belang van ouders, leerkrachten, directeuren en bestuurders centraal, namelijk het kind. Dit plan zorgt ervoor dat er een concentratie van belangenbehartiging plaats gaat vinden en het kind weer centraal komt te staan. Gezien het belang van goede ouderbetrokkenheid willen we ten tweede middelen beschikbaar stellen om de ouderbetrokkenheid op regionaal en lokaal niveau te versterken. Het derde voorstel is een cliffhanger.

De voorzitter:

Ah, want u wilt eerst de interruptie van de heer Paternotte beantwoorden. Ik geef hem het woord.

De heer Paternotte (D66):

Ja, ik hoorde iets in het Engels. Ouderbetrokkenheid is ongelofelijk belangrijk en kan natuurlijk het verschil maken. Je wilt natuurlijk nooit dat we het beeld van de Luizenmoeder in het echt zouden zien. Dit is een beetje waar ik aan het begin van mijn termijn op doelde. We bedenken zoiets vanuit de politiek. De ouderbelangen zijn vertegenwoordigd via Ouders & Onderwijs, Balans, de oudervereniging van ouders met kinderen met leer- en gedragsproblemen — mijn moeder heeft daar twintig jaar bij gezeten — Voor Werkende Ouders, de Reformatorische Oudervereniging enzovoorts. Voor leraren hebben wij de AOb en de CNV. We hebben dertien vakverenigingen die weer verenigd zijn in de FNV, in de FvOv. Voor leerlingen hebben we LAKS en LBVSO. Daarnaast hebben we nog de PO-Raad, de VO-raad, GO-raad, de Sectorraad Praktijkonderwijs, VOS/ABB, Verus, AVS, Velon, Voion en Kennisnet. En deze clubs komen dan weer samen in de Stichting van het Onderwijs. Wat maakt nou dat de heer Krul denkt dat we in het onderwijs echt nog een extra organisatie nodig hebben? Of zouden we eigenlijk moeten zeggen: we zien deze opdracht — die zie ik ook — en we vragen de minister om met de bestaande organisaties in gesprek te gaan over hoe we het kunnen versterken?

De heer Krul (CDA):

Wij pleiten niet zozeer voor een nieuw informeel overlegorgaan of een nieuwe belangenbehartigingsclub. We stellen twee dingen voor. Allereerst willen we concrete middelen, echt gewoon middelen, om ervoor te zorgen dat de basisvaardigheden juist in die samenwerking verbeterd worden, zodat het kind daar ook iets aan heeft. Ten tweede zie je wel dat er, ondanks die hele prachtige opsomming van de heer Paternotte, een verankering mist, die er in zo'n PTA wel kan zijn. We hebben ongelofelijk veel clubs die met ontzettend goeie dingen bezig zijn, maar er mist wat ons betreft een gremium, in dit geval zo'n PTA, waarin je die samenwerking ook echt vastlegt met de nodige middelen. Op die manier kun je een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind. Dat is wel gebleken.

De heer Paternotte (D66):

Dan zeg je eigenlijk: heel veel organisaties doen op zich heel goede dingen, maar er mist ergens nog iets en dus zetten we er nog een organisatie naast. Is dat in het hoofd van de heer Krul gebaseerd op de duidelijke roep van scholen en ouders dat zij dit nodig hebben en willen? Want die roep heb ik zelf nog nooit gehoord.

De heer Krul (CDA):

Ja, we hebben die signalen wel degelijk gehoord. We zien ook de cijfers en het onderzoek dat erop wijst dat verankerde ouderbetrokkenheid leidt tot betere resultaten en een hogere kwaliteit van onderwijs. Daar zien wij dus echt een kans. Over de precieze vorm kunnen we doorpraten. Wij zien hier echt een meerwaarde in, maar als D66 er ook goede ideeën over heeft, kunnen we er de komende tijd misschien nog even over doorbabbelen. Het gaat er wat ons betreft om dat we een wezenlijke stap zetten in het verankeren van het ouderbelang, niet gericht op meer Luizenmoederpraktijken, maar op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs, en uiteindelijk dus ook op het verbeteren van de positie van het kind.

De heer De Kort (VVD):

De heer Krul geeft in antwoord op de heer Paternotte aan dat het gaat om concrete middelen. Ik vraag me dan het volgende af. We hebben de voorstellen al kunnen lezen. De dekking is me niet helemaal duidelijk. Hoe dekt u deze concrete middelen?

De heer Krul (CDA):

Wij hebben de begroting van OCW bestudeerd. Daarin wordt aangegeven dat er van pak 'm beet 15 miljard 0,1% onbestede ruimte is. Die willen wij hiervoor inzetten. Daar hebben we ook een vraag over uitstaan. Donderdag willen we er heel graag over in gesprek met de minister, omdat we het niet konden terugvinden in de regels, maar in de begrotingstabellen staat wel degelijk dat ongeveer 0,1% van die 15 miljard onbesteed is. Dat is wat ons betreft de dekkingsgrond. We gaan ervan uit dat het ministerie ons erbij kan helpen om die in de regels terug te vinden, maar dat is in ieder geval de gedachte die wij hebben.

De voorzitter:

De heer Krul vervolgt zijn betoog.

De heer Krul (CDA):

Om geconcentreerd te kunnen leren, is het nodig dat kinderen voldoende eten. Niemand zal het ontkennen. De heer Paternotte had het al over fitte scholieren. In het basisonderwijs maken steeds meer scholen gebruik van het continurooster. Voor veel ouders en leerkrachten is het een uitkomst, maar voor velen ook een crime. Kinderen hebben heel weinig tijd voor de lunch. De broodtrommels komen vaak nog gevuld met bammetjes weer terug naar huis. Hoe kan dit nou? Het komt door een gebrek aan tijd. Er is maximaal vijftien minuten om te lunchen. Om die toch als lestijd te kunnen wegschrijven, kiezen heel veel basisscholen ervoor om een televisie aan te zetten en een filmpje af te draaien. Vertel mij één ding over heel jonge kinderen voor een televisie zetten: dat bammetje is niet op binnen vijftien minuten. Het is niet goed voor het kind, maar ook niet goed voor de leraar, die al zo ontzettend weinig pauze heeft en wordt begraven in het administratieve moeras waarover de heer Soepboer het ook al had.

We hebben nog twee korte punten, voorzitter. Allereerst. Scholen in kleine dorpen en rond kernen zijn cruciaal voor de leefbaarheid van onze regio's, want elke regio telt. Jonge mensen moeten zich kunnen ontplooien waar ze zich thuis voelen. Mede doordat wij in Nederland geen normen hanteren voor de maximale reisafstand voor scholieren, verdwijnen kleine scholen steeds vaker en sneller. Het is tijd om deze tendens te stoppen en met een stevig plan te komen voor hoe onderwijs in de regio's dicht bij huis kan worden versterkt, zodat er voor alle kinderen dicht bij huis onderwijs is.

Tot slot. De talen Frans en Duits zitten in een negatieve spiraal van minder examenleerlingen en minder docenten. Het gevaar bestaat dat deze vakken überhaupt verdwijnen als schoolvakken. Dit zal ertoe leiden dat toekomstige generaties de talen van onze buurlanden helemaal niet meer machtig zijn. Met name in grensregio's is dit een groot probleem, want daar hebben deze talen een economisch, cultureel en maatschappelijk belang. Met een amendement stellen we middelen beschikbaar om scholieren enthousiast te maken voor Duits en/of Frans.

Ik ging bijna afronden, maar ...

De voorzitter:

U mag afronden en dan komt er nog een interruptie.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Ik rond af. Het CDA pleit en strijdt voor een samenleving waarin de randvoorwaarden geschapen zijn waarmee alle kinderen hun talenten kunnen ontdekken en ontplooien. Ik zal mij er de komende jaren als nieuwe woordvoerder OCW keihard voor inzetten dat iedereen een kans heeft op passend onderwijs en dat het niet uitmaakt waar je vandaan komt, in letterlijke en figuurlijke zin.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw betoog. Een interruptie van de heer Stultiens.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Helemaal in het begin was er een debatje over het plan van mevrouw Westerveld ten bedrage van 1 miljoen en over de dekking ervan. Tegelijkertijd zie ik in de plannen van het CDA een bezuiniging van 1 miljard op onderwijs, dus 1.000 miljoen. Ik vraag mij af hoe de angst om die 1 miljoen weg te halen zich verhoudt tot het weghalen van die 1 miljard bij onderwijs, zoals in het verkiezingsprogramma van het CDA staat. Ik hoor dat namelijk helemaal niet terug in uw inbreng.

De heer Krul (CDA):

Daar moet ik even over nadenken. Ik neem aan dat u doelt op de doorrekening van ons programma waarin we een reeks maatregelen voorstellen die vooral de kwaliteit van het onderwijs ten goede komen. Wij hebben, zeg ik nu uit mijn hoofd, ook de keuze gemaakt om een deel uit het wetenschapsfonds te schrappen. Dat is een keuze, net als ik de keuze van het GroenLinks-PvdA respecteer als zij zegt: wij vinden die maatschappelijke diensttijd wat minder belangrijk en kiezen er dus voor om de groeikansen daarvoor iets in te perken omdat wij iets anders ook heel belangrijk vinden. Ik voelde niet direct de noodzaak om ons verkiezingsprogramma in de paar minuten die wij hier als kleinere fractie aan spreektijd hebben, uit de doeken te doen. Ik hoop dat de heer Stultiens dat begrijpt.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dat begrijp ik. Volgens mij is de conclusie wel duidelijk dat het CDA nog steeds vindt dat er elk jaar 1 miljard weggehaald moet worden uit de OCW-begroting.

De heer Krul (CDA):

Deze vergelijking gaat dan een beetje mank. We zijn hier geen verkiezingsdebatten aan het doen. We behandelen de begroting van OCW zoals die nu voorligt. Ik ben ook heel benieuwd of alle voorstellen uit het GroenLinks-PvdA-programma hier ook zullen voorliggen in de vorm van moties of amendementen. Want dat is eigenlijk een beetje de lijn die nu voorgesteld wordt: alles wat in je verkiezingsprogramma staat, moet je bij een begrotingsbehandeling blijkbaar dus indienen, als ik de heer Stultiens goed begrijp. Maar zo is het natuurlijk niet. We behandelen de begroting die nu voorligt. We denken dat die beter kan en we hebben daar een paar voorstellen voor middels amendementen en moties. We hopen daarbij natuurlijk op brede steun, maar we begrijpen ook dat alle partijen hun eigen politieke afweging maken.

De voorzitter:

Nogmaals dank voor uw inbreng. Dan zijn we toe aan de achtste en laatste maidenspeech en die zal worden gehouden door mevrouw Van Zanten namens de BoerBurgerBeweging. Ook haar wens ik succes.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Voorzitter, aanwezigen in de zaal, mensen op de publieke tribune en in het bijzonder iedereen die werkt in het onderwijs. Allereerst wil ik de kiezers bedanken voor het vertrouwen dat ze hebben gesteld in de BBB. Ik vind het bijzonder eervol dat ik hen mag vertegenwoordigen in het hart van de democratie. Onderwijs staat net als opvoeding aan de basis van elk leven en levert een essentiële bijdrage aan ieders ontwikkeling en de kans op succesvolle deelname aan de maatschappij. Daarom moet onderwijs in Nederland beschikbaar zijn voor iedereen en moet die hoogstaand van kwaliteit zijn, ongeacht het opleidingsniveau of de plek waar iemand woont. Ikzelf zat op de kleuterschool en de lagere school in het Zuid-Hollandse dorp Hazerswoude-Rijndijk. De dorpsschool is sinds 2015 ter ziele, las ik onlangs online, wegens een tekort aan leerlingen. Ik bewaar goede herinneringen aan deze tijd toen ik met zo'n 35 andere kinderen in de klas zat. Ondanks de chaos die 36 kinderen bij elkaar veroorzaken, was er wel respect en zelfs ontzag voor leerkrachten en dus ook stilte en aandacht als het moest. Ik mocht destijds een kleuterklas overslaan en kreeg als eerste van de klas een vulpen omdat ik het netste kon schrijven. Ik verslond boeken van Thea Beckman, Jan Terlouw en Evert Hartman. Op mijn 11de ging ik naar het voortgezet onderwijs. Dat verliep iets minder voorspoedig. Ook mijn studie Media en Cultuur aan de UvA duurde iets langer dan gepland. Mijn focus was niet altijd even scherp, vooral bij saaie onderwerpen. Ik was ook wat druk en chaotisch, zoals mijn omgeving wel weet. Een lang verhaal kort: ADHD, zo bleek later. Het goede nieuws: ook met ADHD kun je Kamerlid worden. Ik vermoed overigens dat meer mensen in de politiek hetzelfde probleem hebben — althans, probleem, het kan ook een hele mooie toevoeging zijn — en ook in de journalistiek, mijn vroegere vakgebied.

Voorzitter. Hiermee probeer ik maar te zeggen dat heel veel kinderen, jongeren en volwassenen niet in het reguliere hokje passen, ook al lijkt dat van de buitenkant wel zo. Daarom is het zo belangrijk dat er goede, opmerkzame leerkrachten voor de klas staan en dat er ruimte is voor maatwerk om talenten van kinderen en jongeren ten volle te benutten. Zo sprak ik enkele weken geleden hier in Nieuwspoort een jonge vrouw die mij vertelde dat ze vroeger op het atheneum zat maar door psychische klachten en andere problemen naar het speciaal onderwijs moest, maar dat het enige onderwijs dat werd aangeboden vmbo-kader was. Dus door een gebrek aan uitdaging en begeleiding kwam ze thuis te zitten. Vandaag de dag zitten ruim 20.000 kinderen thuis. Dat zijn kinderen die wel naar school willen, maar voor wie er geen geschikte plek is. Wat kan en gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat deze kinderen zo snel mogelijk weer naar school kunnen?

Voorzitter. BBB wil beter passend onderwijs, of het nu gaat om kinderen met een leerachterstand, een beperking, een stoornis of gedragsproblemen, of om hoogbegaafde kinderen, en of dit nu op een speciaal voor het doel uitgeruste school is of op een reguliere school.

Voorzitter. Ik wil ook kort stilstaan bij een groot probleem rond het leerlingenvervoer. Wij willen strengere eisen aan de uitbesteding van leerlingenvervoer, om malafide vervoerders tegen te gaan. Ziet de minister dit ook zitten? Zo ja, wat is volgens de minister de beste manier om dit tegen te gaan?

Voorzitter. Voor BBB is het absoluut prioriteit dat jongeren beschikken over goede lees-, taal- en rekenvaardigheid. Echter, we zien de basisvaardigheden hard achteruitgaan, bijvoorbeeld in het PISA-2022-onderzoek. Wat zou helpen, is structureel meer geld én een stop op de zogenaamde subsidieconfetti. Hierdoor wordt tegelijkertijd de administratieve last voor scholen verminderd. Is de minister dit met de BBB eens?

Daarnaast vindt BBB het erg belangrijk dat jongeren adequate kennis hebben van de Nederlandse cultuur en geschiedenis, en van ingrijpende gebeurtenissen in de wereld, zoals de Tweede Wereldoorlog. Het is onbestaanbaar dat ongeveer een op de vier jongeren in ons land denkt dat de Holocaust een mythe is, of dat het aantal vermoorde joden schromelijk wordt overdreven.

Voorzitter. BBB ziet nergens in de begroting aandacht voor praktische vaardigheden. BBB kiest ervoor om in het eerste jaar van de middelbare school praktische vaardigheden aan te leren. Ik heb het over vaardigheden die nodig zijn voor ons dagelijks leven. Dit kan variëren van huishoudelijke taken tot financieel beheer en zelfzorg. Zou de minister dit willen opnemen in het curriculum?

Voorzitter. De BBB ziet een toename van online pesten en cybercriminaliteit, zoals het hacken van e-mailaccounts, grooming, online stalking en doxing. Hierom willen wij op alle onderwijsniveaus, te beginnen in het basisonderwijs, voorlichting over de digitale samenleving voor zowel docenten als leerlingen. Zou de minister dit willen faciliteren?

Voorzitter. Als het aan BBB ligt, wordt thuisnabij onderwijs de norm. Het openhouden van scholen in de regio krijgt prioriteit, met name basisscholen in de kleinere kernen, zoals de Driessenschool in Grootschermer. Hierbij steunt het Rijk de gemeente zowel financieel als anderszins. Immers, zonder basisvoorzieningen lopen de dorpen en het platteland nog verder leeg. Kan de minister een beeld schetsen van de impact op een gemeenschap als zo'n dorpsschool sluit? En hoe kijkt de minister aan tegen een krimpcheck bij het voornemen een school te sluiten?

Voorzitter. Dan het lerarentekort. BBB ziet dat er binnen de G5 31 miljoen euro wordt besteed aan het bestrijden van het lerarentekort. BBB wil dat onderwijsassistenten deelopleidingen kunnen volgen op de pabo, met verkrijging van een certificaat. Zo kunnen zij op vakniveau lesgeven in het primair onderwijs. Kijkt de minister hier positief tegen aan? Zo ja, zou dit dan de G5 kunnen ontlasten?

Voorzitter. Het is meer dan zorgwekkend dat de oorlog tussen Israël en Hamas zorgt voor groeiende Jodenhaat op sommige onderwijsinstellingen in ons land. Joodse leerlingen durven niet meer uit te komen voor hun Joodse identiteit, want ze voelen zich bedreigd. Enkele Joodse studenten hebben hierdoor zelfs besloten te stoppen met hun studie. Het is onbegrijpelijk en onacceptabel dat er door onderwijsinstellingen nauwelijks iets wordt gedaan om het oplaaiende antisemitisme een halt toe te roepen. Daarom wil ik de minister vragen in hoeverre hij bereid is om maatregelen te nemen en een veilige omgeving te creëren voor alle scholieren en studenten.

Voorzitter. BBB benadrukt dat het belangrijk is om de toegankelijkheid van het Nederlandse onderwijs voor Nederlandse studenten te waarborgen. Om dit te realiseren, is het noodzakelijk om de instroom van studenten uit het buitenland te beperken. We zien dit als een belangrijk aspect van goed migratiebeleid. Kan de minister laten weten wat de stand van zaken is omtrent zijn genomen maatregelen?

Voorzitter. Jongeren ervaren tegenwoordig een enorme druk op school door verschillende factoren, zoals prestatiedruk, de focus op hoge opleidingsniveaus, schoonheidsidealen en de impact van sociale media. Deze combinatie legt een enorme last op hun schouders. De maatschappij legt heel veel nadruk op succes en prestatie, waardoor jongeren het gevoel hebben continu te moeten voldoen aan hoge verwachtingen. Hoe is de samenwerking tussen VWS en OCW op dit onderwerp? Wordt er op dit moment gewerkt aan een gezamenlijke aanpak voor op scholen?

Voorzitter. In regio's zoals de Achterhoek, Twente en de Zaanstreek voelen mensen zich verbonden met hun culturele identiteit. Traditionele evenementen als carbidschieten en carnaval dragen bij aan sociale verbinding en gemeenschapszin. BBB pleit voor meer transparantie, betere toegankelijkheid van cultuursubsidies, evenredige verdeling over Nederland en speciale regelingen voor kleine organisaties. Giftenaftrek moet gelijk worden getrokken, zodat sociale structuren en verenigingen niet langer worden achtergesteld ten opzichte van elitaire kunstvormen. BBB vindt dat cultuur in zichzelf van waarde is, en niet via beleid politiek gemaakt moet worden, zoals nu gebeurt via opgelegde inclusie- en diversiteitspolitiek. Hoe kijkt de minister aan tegen het eerlijker verdelen van de cultuursubsidies in de regio?

Voorzitter, tot slot. BBB vindt 1 miljard euro voor kansengelijkheid aan de forse kant, vooral in tijden waarin het onderwijs onder druk staat door het lerarentekort en een derde van de 15-jarigen functioneel analfabeet is. Laten we een deel van dit miljard steken in de kwaliteit van het onderwijs en ervoor zorgen dat er straks geen 15-jarige analfabeten meer zijn.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ook u nodig ik uit om hier voor mij te gaan staan. Mevrouw Van der Plas komt er al aan met de bloemen. We zijn even geschorst.

De voorzitter:

We gaan door met de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn toe aan de tweede spreker namens de BoerBurgerBeweging. Dat is mevrouw Keijzer. Zij gaat niet haar maidenspeech houden, want dat is al een tijdje geleden, maar zij krijgt wel het woord. Gaat uw gang.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. "Media" is natuurlijk meer dan alleen de publieke omroep, maar vanwege het rapport van de commissie-Van Geel en de beperkte spreektijd ga ik mij vandaag daartoe beperken. Er gaat inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid geld naar de NPO. Het totale geactualiseerde budget is 1,2 miljard euro, de Ster-inkomsten worden geraamd op 181 miljoen en in de algemene reserve zit ongeveer 200 miljoen aan geld. Dat is best veel. De vraag is vervolgens wat je ervoor krijgt en hoe dat wordt gewaardeerd. Bij het rapport van de commissie-Van Geel zat een onderzoek naar kijk- en luistergedrag. Daar komt wat de BBB betreft geen rooskleurig beeld uit. In de top 3 van radiozenders komt niet één publieke radiozender voor. De top 3 zijn namelijk 538, Qmusic en Sky Radio. Voor tv is het beter. NPO 1 is het meest bekeken, maar daarnaast staan in de top 3 RTL 4 en SBS6. 27% van de Nederlanders maakt dagelijks gebruik van de tv-zenders van de NPO, een derde nooit. 18% luistert dagelijks naar de radiozenders van de NPO, de helft nooit.

De commissie-Van Geel stelt drie voorwaarden aan de functie van de publieke omroep, namelijk eigenheid, herkenbaarheid en een inhoudelijke grondslag, ten tweede een maatschappelijke worteling die samenhangt met de identiteit van de omroep, en ten derde verantwoordelijkheid voor het publieke bestel en het leveren van kwalitatief hoogstaande producten. De commissie-Van Geel komt tot de conclusie dat meer omroepen niet de weg zijn en kiest voor een verdere integratie — lees: fusie — tot zes omroepen. Ik houd mijn hart een beetje vast voor de strijd die zal losbarsten op het Media Park. Wat resteert er dan nog van de oorspronkelijke bedoeling van het stelsel dat ooit aansloot bij een verzuilde samenleving en daardoor een vanzelfsprekende eigenheid, herkenbaarheid en worteling had? De BBB is van mening dat de NPO met dit voorstel van de commissie nog verder komt af te staan van het evenwicht dat er volgens het huidige bestel zou moeten zijn tussen de collectiviteit, de wettelijke mediaopdracht en de eigenheid via de missies van verenigingen. En ja, er worden mooie programma's gemaakt, maar wij zijn vaak het spoor bijster bij het vaststellen welk programma bij welke omroep hoort, en zien dezelfde soort programma's bij de commerciëlen.

Voorzitter. Een ander punt dat ik vandaag nog aan wil raken, is de vraag die in het rapport van de commissie-Van Geel ook opgeworpen wordt, namelijk: wanneer is er nou sprake van een publieke taak die niet ingevuld kan worden door het bedrijfsleven en de commerciële omroepen? Dat oordeel heb je namelijk nodig om de bijdrage van de belastingbetaler te rechtvaardigen en de marktverstoring die daardoor optreedt te accepteren, om zo uiteindelijk te voorkomen dat je in staatssteundiscussies terechtkomt.

Ook de concurrentie op de advertentiemarkt is een punt van zorg. Publieke omroepen en commerciële omroepen strijden om de reclamecenten. Zij moeten daarbij concurreren met streamingsdiensten zoals Netflix, die tientallen miljarden aan content kan uitgeven. Waarom heeft het kabinet gekozen voor meer ruimte voor de NPO om extra geld uit de advertentiemarkt te halen, en niet gewoon voor het handhaven van de lagere bijdrage van 24 miljoen?

Voorzitter. Ik ga afronden. Dit kabinet is demissionair. Ik ga er dan ook van uit dat het kabinet niet komt met een beoordeling van het rapport van de commissie-Van Geel, waarmee het de lijnen uit zou zetten naar de toekomst. Klopt dat? Wel vraag ik de staatssecretaris te reflecteren op de advertentiemarkt. Door de streamingsdiensten en andere onlinecontent is die kleiner aan het worden. Dat heeft dus effect op het Nederlandse medialandschap in den brede, en dus breder dan alleen dit onderdeel. Is daarover nagedacht?

Voorzitter. De BBB heeft een voorkeur voor een NPO die zich meer moet gaan toeleggen op onafhankelijk nieuws en mooie culturele programma's, waarbij er nadrukkelijk aandacht moet zijn voor regionaal nieuws en regionale cultuur. Maar dat is voor later.

Dank u.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Er is een interruptie voor u van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik kan me voorstellen dat veel mensen op het Media Park, maar ik eigenlijk ook, wat bezorgd zijn over toekomst van de NPO en de onafhankelijke pers in het algemeen. We hebben hier namelijk van vier partijen, die alle vier aan de onderhandelingstafel zitten, een heel verschillend verhaal gehoord over de toekomst van de NPO. Ik wil mevrouw Keijzer vragen wat straks nou echt haar speerpunt gaat zijn aan die onderhandelingstafel. Want we horen hier een PVV met het oude riedeltje, we horen de VVD, die een aantal eerder gedane voorstellen uit de kast haalt, we horen in een hele mooie bijdrage dat NSC zich echt hard wil maken voor een sterke publieke omroep, en we horen van mevrouw Keijzer, van de BBB, dat we vooral de commissie-Van Geel moeten gaan volgen. Volgens mij hoorde ik haar ook spreken over minder financiering voor de publieke omroep. Dus wat wordt het nou, zou ik haar willen vragen.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Dan ben ik blijkbaar niet helemaal duidelijk geweest, want ik vraag me af of wat de commissie-Van Geel zegt nou de weg is. Als jij tot de conclusie komt dat het nu niet werkt en dat die opdracht, die nu al gewoon in de Mediawet zit, niet volbracht wordt, en jouw oplossing daarvoor is het verder verwateren van die eigenheid en pluriformiteit door minder omroepen en dus het fuseren, dan vraag ik me of of je daarmee je doel bereikt. Wordt dan wel de opdracht volbracht die erin zit, waarbij de toekomstige omroepen wél divers, pluriform en in de samenleving geworteld zijn? Ik denk dat de analyse klopt, maar dat de oplossing de juiste niet is.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Trekt mevrouw Keijzer dan niet zelf de verkeerde conclusie door aan te geven dat de top, waar mensen het meest naar kijken, vooral uit de commerciële zenders bestaat? Dat is nogal wiedes, zou ik denken, want commerciële zenders hebben over het algemeen veel meer ruimte om programma's te maken en hebben ook veel meer te investeren, terwijl de NPO met de bedragen die daarnaartoe gaan, de afgelopen jaren juist toch de hele tijd heeft moeten beknibbelen op van alles en nog wat. Mijn concrete vraag aan mevrouw Keijzer zou dus zijn: wat gaat straks aan de onderhandelingstafel nou echt de inzet van BBB worden om ook te zorgen dat mensen op het Media Park en elders wat meer rust krijgen? Staat zij voor een onafhankelijk, goed mediabestel met een solide financiering of is BBB van plan om daar van alles af te gaan halen?

Mevrouw Keijzer (BBB):

Volgens mij heeft u inmiddels de verschillende mensen die aan de formatietafel zitten, voorbij zien komen en varianten horen uiten van "daar kan ik niks over zeggen". Daar hoort u van mij dus ook vandaag niks over. Ik ben geëindigd met zeggen dat er bij ons een voorkeur ligt voor een NPO die zich meer moet gaan toeleggen op onafhankelijke nieuwsberichtgeving en mooie culturele programma's met nadrukkelijke aandacht voor de regio. Dat is wat u van mij gehoord hebt. Dat is hoe wij hiernaar kijken. Ik heb dat zojuist onderbouwd door vanuit het rapport van de commissie-Van Geel aan te geven dat de flinke hoeveelheid geld die het inmiddels kost, niet leidt tot een doorslaand succes bij het Nederlandse kijkende en luisterende publiek. Ik schrok van de cijfers. Ik vond ze weinig positief.

Dat is iets anders dan de vraag die u stelt over een van de pijlers van de Nederlandse democratie. Dat is namelijk zeer zeker de media. Absoluut. Die vormen een van de instituten die wij moeten koesteren in dit land, omdat die onderdeel zijn van het controleren van de macht. Maar alle Nederlandse kranten worden ook niet door de belastingbetaler van budget voorzien. Die zijn ook onderdeel van de onafhankelijke media. De NPO heeft nu een opdracht in de Mediawet. De commissie-Van Geel is daar kritisch op. Vandaar dat ze met een voorstel komt om het anders te gaan doen. Ik kan mij in die analyse vinden. Alleen snap ik de keuze die ze vervolgens maakt niet, namelijk om de eigenheid van de omroepverenigingen verder te laten verwateren door ze te fuseren. Dat is ook de keuze van de BBB niet.

De heer Paternotte (D66):

Ik denk dat ik een groot deel kan volgen van wat mevrouw Keijzer zegt. Ik heb alleen nog twee dingen die ik niet helemaal kan plaatsen. Dat zijn de luistercijfers van de radio met drie zenders — ik luister er zelf ook vaak naar — die vooral muziek uitzenden en mensen naar een geluid laten raden, en van de commerciële televisie, die natuurlijk inderdaad ook een hoop kijkers trekt, maar dat natuurlijk wel met hele grote budgetten doet, zoals mevrouw Westerveld zei. Daarnaast zegt mevrouw Keijzer dat zij eigenlijk een publieke omroep wil die zich meer gaat richten op nieuws en cultuur. Daarbij denk ik: dat klinkt alsof zij een publieke omroep wil die minder doet. Klopt dat?

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ja, dat klopt. Neem bijvoorbeeld de radiozenders die genoemd worden. Weet de heer Paternotte wat de eerste radiozender van de NPO is die het dichtst bij de eerste drie komt?

De heer Paternotte (D66):

Ik neem aan dat dat Radio 2 of 3 is.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Ja, dat klopt. Dat is Radio 2. Dat geeft maar weer aan dat ook ...

De heer Paternotte (D66):

66% kans, maar ja.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Nou ja, misschien had meneer Paternotte gedacht dat het Radio 1 zou zijn, als nieuwszender. Maar dat is dus niet zo. Het is Radio 2, wat ook gewoon een radiozender is waar eigentijdse muziek op te horen is. Je kunt jezelf dus afvragen wat daarvan dan de meerwaarde is ten opzichte van de drie die ik net genoemd heb. Natuurlijk zijn er nu allemaal mensen die dit een belachelijke stelling vinden, "want het is allemaal echt heel anders". Daarover kan je dus van mening verschillen. In ieder geval kiest de Nederlandse bevolking, die via belastinggeld bijdraagt aan die zenders, dus voor een andere.

Voorzitter. Dat is overigens niet de enige afweging die je hebt te maken. Vandaar dat ik ook zeg dat de NPO naar onze mening aan onafhankelijke nieuwsberichtgeving en culturele programma's zou moeten doen. Dat betekent dus wel dat een aantal dingen daar wat de BBB betreft niet meer een plek in hoeven te vinden.

De heer Paternotte (D66):

Er zijn op Radio 2 natuurlijk ook best goed beluisterde nieuws- en actualiteitenprogramma's die nu waarschijnlijk denken: hé, dit staat op de helling. Dat is enigszins met een goede reden, want mevrouw Keijzer heeft de komende tijd natuurlijk een invloedrijke positie. Moet er ook een televisiezender af, NPO 3 bijvoorbeeld?

Mevrouw Keijzer (BBB):

Het jammere van de manier waarop de heer Paternotte deze discussie voert, is dat we dan meteen met elkaar beginnen te schrappen. Het zou heel interessant zijn om van de fractie van D66 te horen hoe die kijkt naar het rapport van de commissie-Van Geel. Daarin wordt toch een flinke analyse neergelegd, niet alleen over de mate waarin mensen kijken en luisteren naar producten van de NPO, maar ook wat betreft de opdracht in de Mediawet. Als je dat leest in het rapport — ik neem aan dat de heer Paternotte dat gedaan heeft — zie je vervolgens dat de commissie-Van Geel tot de conclusie komt dat die opdracht in de Mediawet, die pluriformiteit, een breed publiek informeren en worteling hebben in de verschillende achterbannen van die omroepen, blijkbaar niet goed genoeg is. Daarom adviseert de commissie-Van Geel om te fuseren. Daar zouden wij het met elkaar over moeten hebben in plaats van het nu heel plat te maken, zo van: nou, dan moet die of die zender — Radio 2 of NPO 3, in de woorden van de heer Paternotte — verdwijnen. Op zo'n manier moeten we het niet doen. We moeten kijken welke opdracht je ze meegeeft. Vervolgens heeft dat consequenties voor de concessie. Die discussie gaan we nog uitgebreid met elkaar voeren.

De heer Paternotte (D66):

Volgens mij ben ik niet over Radio 2 begonnen en ook niet over een kleinere publieke omroep. Ik probeer te begrijpen wat mevrouw Keijzer zegt. We gaan hier het debat over voeren bij het volgende commissiedebat Media. Dat zal mijn collega Sneller dan ook doen, zeker ook op basis van het rapport. Met een aantal dingen die mevrouw Keijzer zegt, ben ik het eens. Maar ik probeer het gewoon te begrijpen. Als mevrouw Keijzer zegt "ik wil een publieke omroep die zich toelegt op nieuws en cultuur", vraag ik: is dat een kleinere omroep? Dan is het antwoord: ja. Dan probeer ik te begrijpen wat dat betekent.

Mevrouw Keijzer (BBB):

Dat is waarschijnlijk een kleinere omroep. Maar je kunt nu nog niet zeggen welke er dan vanaf kunnen, zoals de heer Paternotte zegt. Ik vind dat veel te plat. Ik ben mij er zeer van bewust dat achter al die omroepverenigingen heel veel mensen werken, overigens ook heel veel mensen in zzp-constructies. Voor hen zijn de consequenties nog groter. Ik vind het veel te makkelijk om er op deze manier over te praten. Maar als wij het hebben over de begroting van OCW, vind ik het wel goed om het ook over het medialandschap te hebben. Ik heb mijn bijdrage weliswaar toegespitst op de NPO, maar ik heb in mijn afsluiting ook gesproken over het brede medialandschap en de teruglopende reclameopbrengsten. De pot wordt steeds kleiner vanwege internationale streamingdiensten. Wat betekent dat nou voor de toekomst van de media? Daarover moeten wij het met elkaar hebben. Vandaar mijn vraag over de 24 miljoen. Het is niet heel veel op 1 miljard, maar ja, wie het kleine niet eert, is het grote ook wel weer niet weerd; zo is het ook weer. Dat was dan niet in het Fries, maar een beetje verhaspeld Volendams. En ik weet dat dat geen taal is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Ceder gaat het woord voeren, en dat doet hij namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Je schoolperiode is de meest vormende periode in je leven. Het is dé voorbereiding voor iedere persoon om zijn of haar weg te vinden in deze samenleving. Het is een tijd waarin je je identiteit vindt, je je karakter vormt en waarin je actief de wereld ontmoet. Ik ben dan ook dankbaar voor mijn eigen leraren, zoals meester Auke op de school De Brink en mevrouw Oosterwijk op het St. Nicolaaslyceum. Die deden zo veel meer dan alleen lesstof overdragen. Zij gaven betekenis aan de werkelijkheid en leerden mij om zelf na te denken en om te staan in deze wereld. Die ruimte is trouwens mede te danken aan de grondwettelijke onderwijsvrijheid in ons land.

Voorzitter. Juist deze vormende periode staat enorm onder druk. Want niet elk jong persoon wordt momenteel recht gedaan in dit land. Denk aan het enorme lerarentekort waar we nog steeds geen oplossing voor hebben en waar schoolgaande jongeren de dupe van zijn. Denk aan de onderwaardering van het mbo: onze jongeren met gouden handen, die niet altijd de waardering krijgen die ze verdienen. Maar denk ook aan het mentale welzijn van zo veel studenten die gebukt gaan onder stress en angst om te falen, omdat deze samenleving ze inmiddels leert dat succes een keuze is en daarmee dat falen ook hun eigen schuld is. Het trieste feit dat suïcide de meest voorkomende doodsoorzaak is bij jongeren onder de 30, zorgt voor rillingen over mijn rug.

Tegen al deze jongeren die meekijken en luisteren, wil ik zeggen: je bent waardevol, niet om wat je doet en wat je kan, niet vanwege wat er wel of niet lukt in je leven, maar simpelweg omdat je er bent. Omdat deze jongeren er zijn en omdat ze ook waardevol zijn, is het belangrijk dat wij hier in de Kamer, samen met al die hardwerkende leraren, betrokken ouders, conciërges, gemeenten, schoolbestuurders enzovoorts, ervoor zorgen dat onze jongeren perspectief hebben. We moeten zorgen dat ze weten dat ze er mogen zijn en dat er een overheid en een samenleving is die om hen heen staat.

Voorzitter. Een van de manieren waarop we dat kunnen doen is door middel van deze onderwijsbegroting. Daarom wil ik een aantal thema's belichten. Ik begin met mentaal welzijn. Het is mooi dat onderwijskoepels en studentenorganisaties samen hebben gewerkt aan een kader voor een integrale aanpak studentenwelzijn, die momenteel wordt uitgevoerd. Ik lees over diverse thema's en maatregelen. Uit onderzoek blijkt echter ook dat mentaal welzijn sterk samenhangt met de vraag of iemand zijn of haar leven als zinvol ervaart en of iemand betekenis vindt. Vindt de minister dat dit voldoende aan bod komt bij de aanpak van het studentenwelzijn? Kan de minister benoemen op welke manieren dit thema binnen het hoger onderwijs aan de orde komt?

Ten tweede. Ik maak me veel zorgen over het toenemende antisemitisme van de afgelopen maanden in het onderwijs, van het basisonderwijs tot het hoger onderwijs. Leerlingen en studenten in dit land voelen zich niet veilig. Vorige week waren er bijvoorbeeld op scholen zelfs twee incidenten met fysiek geweld, waarbij Joodse leerlingen werden omsingeld door 40 tot 50 jongeren. Voor mij, en ik neem aan voor de hele Kamer, staat als een paal boven water dat de school voor elke leerling of student een veilige omgeving moet zijn. Ik heb hierover een aantal vragen. Schoolbesturen geven aan dat ze behoefte hebben aan concrete richtlijnen en protocollen om effectief om te kunnen gaan met antisemitische incidenten. Dat moet een concreet stappenplan zijn waarin staat welke acties moeten worden ondernomen als er een incident plaatsvindt. Is de minister bereid om met scholen, organisaties en andere experts te zorgen voor een dergelijke handreiking en om verder het gesprek te voeren over hoe Joodse leerlingen een veilige leeromgeving kan worden geboden? In hoeverre herkennen daarnaast vertrouwenspersonen in het hoger onderwijs antisemitisme? Herkennen ze hun rol in het opvangen en begeleiden van Joodse studenten en medewerkers die hiermee te maken hebben? Kan de minister hier misschien over in gesprek met onderwijsinstellingen, om vertrouwenspersonen hierbij te ondersteunen? Het CIDI heeft een meldpunt opgericht dat hulp biedt bij aangifte en andere vervolgstappen. Kan de minister scholen in gesprekken misschien ook stimuleren om dit meldpunt verder onder de aandacht van ouders van Joodse leerlingen te brengen?

Dit toenemende antisemitisme laat ook zien hoe belangrijk het is dat leraren de ondersteuning hebben om gesprekken te kunnen voeren en in goede banen te kunnen leiden over gevoelige thema's als antisemitisme, racisme, homofobie of eenzaamheid. Je hebt organisaties zoals de Respect Foundation, die hierin goed werk doen. Voor dat gesprek moet ook de ruimte zijn. Op welke manieren kan de minister zich nog meer inzetten voor de ondersteuning van leraren en voor het vergroten van de weerbaarheid van leraren op dit punt?

Voorzitter. Dan het onderwerp vakmanschap. De samenleving schreeuwt om technici, juist gezien alle uitdagingen waar wij nu voor staan. Dit kabinet heeft op het gebied van de praktijkgerichte havo al mooie stappen gezet. Er zijn een stuk meer aanvragen ingediend dan het geld dat ervoor beschikbaar is. Dat laat zien dat het onderwijsveld ermee verder wil. Laten we nu een nieuwe stap zetten, richting het wettelijk verankeren van een echte techniekhavo als onderwijsvorm. Daar is behoefte aan. Het Gilde Vakcollege Techniek in Gorinchem is hier al mee gestart. Brugklassers krijgen nu al tien uur techniekonderwijs per week. Vanaf de derde klas werken zij aan complexe opdrachten vanuit het bedrijfsleven. De wettelijke kaders hiervoor ontbreken echter. In Gorinchem lopen ze daartegenaan doordat een techniekhavoleerling evenveel kost als een vmbo-leerling met een techniekprofiel, terwijl de bekostiging niet toereikend is. Ook zijn de wettelijke vereisten voor het curriculum hierop niet ingericht. Dat is een onwenselijke situatie die jongeren geen recht doet. Is de minister daarom bereid om te verkennen hoe het goede werk dat al gebeurt wettelijk verankerd kan worden, waarbij aandacht is voor de financiering en het curriculum?

Als het om vakmanschap gaat, kijk ik nadrukkelijk ook naar het vmbo en het mbo. Is de minister bereid om te verkennen hoe we de administratieve lasten en daarmee ook de werkdruk voor mbo-docenten kunnen verlagen? Voor het basisonderwijs loopt er al een onderzoek door de Rekenkamer naar de administratieve lasten. Is de minister bereid om ook voor het mbo te onderzoeken waar de administratieve lasten vandaan komen en hoe die verminderd kunnen worden?

Voorzitter. We zijn in Nederland gezegend met docenten die hart hebben voor hun vak. Hoe vaak komen docenten die soms al tientallen jaren voor de klas staan echter zelf bij bedrijven in hun werkveld? Zou het niet goed zijn als docenten soms ook even stage kunnen lopen, al is het maar één dag per halfjaar? Op welke manieren zou de minister dit eventueel kunnen stimuleren en hiervoor ruimte kunnen bieden?

Voorzitter. Ik dank de minister voor de brief over de studieschuld, met opties voor rentemaatregelen voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. Bij de derde optie lezen we in een voetnoot over een niet-verkende optie, namelijk om het geld te gebruiken om de eenmalige tegemoetkoming te verhogen. Is de minister bereid om deze optie verder uit te werken, met alle mitsen en maren? Daarbij zou ik graag concrete opties zien. Stel je voor dat we het geld tot bijvoorbeeld 2040 middels een kasschuif naar voren halen. Hoe hoog zou dan de tegemoetkoming zijn? Lukt het om daar nog voor de tweede termijn van het kabinet op terug te komen?

Voorzitter. Ik rond af met nog één punt: de thuiszitters. Elke thuiszitter in het onderwijs is er een te veel. Een van de problemen die hen belemmert om deel te nemen aan het reguliere onderwijs is het feit dat leerlingen in het reguliere onderwijs geen vakcertificaten kunnen halen middels het staatsexamen. Is het in het kader van passend onderwijs, waarbij we juist zo veel mogelijk leerlingen in het reguliere onderwijs een plek willen geven, niet goed als het behalen van certificaten ook voor hen mogelijk is? Is de minister bereid om de wet- en regelgeving hierop aan te passen?

Voorzitter. Daar laat ik het bij. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Beckerman. Zij voert het woord namens de Socialistische Partij. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter, dank. Ook mijn felicitaties aan iedereen die zijn of haar maidenspeech heeft gehouden.

Voorzitter. Ik wil beginnen met het boek De laatste lente van de dinosauriërs. Ik vind het echt een fantastisch boek. Het is heel populair. Het is geschreven door Melanie During. Zij ontdekte dat de dinosauriërs uitstierven in de lente. Ik wil het eigenlijk niet over dit boek hebben, maar over iets wat mij opviel aan het levensverhaal van Melanie. Zij kende als kind en puber veel tegenslagen. Er was een mooi moment in het verhaal dat zij vertelde. Zij woonde in een dorpje, Langedijk. Daar werd een nieuw fietspad aangelegd, waar van die schelpjes op werden gestort. Zij stopte een aantal van die schelpjes in haar zak. Daar zaten ook fossiele schelpjes tussen, maar dat wist zij op dat moment nog niet. Op een gegeven moment kwam ze bij de bibliotheek om een paar boeken te lenen. Ze probeerde uit haar jaszak haar bibliotheekpasje te halen. Op dat moment vielen de schelpjes die zij op dat fietspad had verzameld, uit haar zak. De mevrouw van de bibliotheek zag dat gebeuren en zei: wij hebben hier ook boeken over, natuurwetenschappelijke boeken. Ze wijst de jonge Melanie op dit soort boeken. Op dat moment is er een fascinatie geboren en daar wil ik het over hebben, want dat is het moment waarop de mevrouw van de bibliotheek haar op een spoor zet dat misschien wel de rest van haar leven bepaalt. Dat is eigenlijk ook wat goed onderwijs is of zou moeten zijn: iets zien in kinderen wat ze zelf nog niet hebben kunnen zien. Werd het daarna makkelijk voor Melanie? Nou, absoluut niet. Melanie is de eerste in haar familie met überhaupt een diploma van de middelbare school. Ze stapelde vmbo, havo en vwo, kwam leraren tegen die tegen haar zeiden: jij kunt dit niet. Het is bewonderenswaardig hoe ze doorzette en uitgroeide tot, zoals ze nu genoemd wordt, de rockster van de paleontologie.

Maar even terug naar dat moment. Is ons onderwijs nu zo ingericht dat we zorgen dat leerlingen datgene kunnen worden wat het best bij ze past, op welk niveau dan ook? Is ons onderwijs nu zo ingericht dat leraren leerlingen maximaal kunnen helpen om het beste uit zichzelf te halen? Het antwoord is, denk ik: nee. Een heel pijnlijk nee. Het is hier al vaak aangehaald: een op de drie 15-jarigen in Nederland is misschien wel onvoldoende geletterd, zo blijkt uit het internationale PISA-onderzoek naar de leesvaardigheid van middelbare scholieren. Deze groep kan niet goed genoeg lezen om mee te doen in onze samenleving. Maar ook de rekenkundige en wiskundige vaardigheden blijven verslechteren. Onze leerlingen zijn ook steeds minder goed in de natuurwetenschappen. Het lerarentekort is gigantisch: 9,4% in het hele land, 18% in de grote steden. Dat betekent dus dat een op de vijf kinderen in de grote steden geen bevoegde leraar voor de klas heeft. In sommige wijken loopt dit zelfs op tot meer dan 30%. Dit heeft grote gevolgen voor de onderwijskwaliteit én de ontwikkeling van kinderen. De kwaliteit staat zwaar onder druk.

Voorzitter. Dit is natuurlijk geen natuurverschijnsel, maar mede het gevolg van politieke keuzes. De komende jaren moeten we wat de SP betreft daarom ook een heel fundamenteel debat gaan voeren over onderwijs, alle vormen van onderwijs. Het debat begint wat de SP betreft bij de vraag: wie gaat er over onderwijs? Waarom houden we vast aan lumpsumfinanciering als dat ervoor zorgt dat niet leerlingen en leraren maar de begroting centraal staat? Voor deze manier van financieren is gekozen in een tijd waarin het marktdenken dominant was. De overheid plaatste zichzelf bewust op afstand. De overheid had nu bijna niks meer te zeggen en de democratische controle op het belastinggeld is buiten beeld. De gevolgen van dit stelsel zijn inmiddels duidelijk. De onderwijskwaliteit holt achteruit, de leerprestaties dalen in rap tempo en er ontstaat een enorme bureaucratie, die een groot gedeelte van de lumpsum opslokt. Er wordt bezuinigd op lerarensalarissen en miljarden aan onderwijsgeld komen niet terecht in het klaslokaal. Kortom, leraren en leerlingen zijn de dupe van een pervers financieringssysteem. Tegelijkertijd zien we dat er hele netwerken van commerciële organisaties opkomen, die een behoorlijk slaatje slaan uit deze situatie en zichzelf, vaak met publiek geld, weten te verrijken. Ondanks het lerarentekort zijn er heel veel goede leraren die vastzitten aan tijdelijke contracten en van baan naar baan gaan omdat scholen een flexibele schil willen.

Voorzitter. Die lumpsumfinanciering zou zogenaamd scholen de vrijheid geven om te kiezen, maar de realiteit is een andere. Ik wil wijzen op het fantastische onderzoek dat Investico deed, als we het ook hebben over het belang van goede journalistiek en goede onderzoeksjournalistiek. Investico bracht pijnlijk duidelijk in beeld wat het betekent voor het leesonderwijs. Zij stelden de vraag wie eigenlijk bepaalt wat leerlingen leren. Dat is een hele simpele en logische vraag. De onderwijsmarkt voor lespakketten is een markt zonder drempels, ontdekten zij. Scholen moeten zich verhouden tot een soort wirwar van bedrijven die telkens met nieuwe producten komen. Overheidsdiensten die scholen voorheen begeleidden bij het kiezen, zijn geprivatiseerd. Scholen die leesonderwijs willen op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten, gaan verder zonder methode. Er is vandaag al een paar keer aan gerefereerd dat scholen gewoon zeggen: wij stoppen met de methodes die worden aangeboden en doen het zelf wel weer. Het is natuurlijk een hele pijnlijke realiteit dat dat nodig is en dat er dan wel goede resultaten worden behaald.

Nog even terug naar het voorbeeld van Melanie During over het cruciale moment waarop iemand je wijst op iets wat de rest van je leven kan bepalen. Hoe gaan we ervoor zorgen dat leraren dat weer veel meer kunnen gaan doen? We vinden eigenlijk — dat is natuurlijk wel lastig in deze demissionaire periode — dat we daar in deze begroting nog te weinig van terugzien. Is het kabinet bereid om strakker te sturen op wat wel en niet werkt qua lesmethode? Wat gaat u effectief doen tegen het lerarentekort? Er zijn al veel voorstellen gedaan, waaronder het gratis maken van lerarenopleidingen. Hoe staat het met de plannen om commerciële bijles te weren en uitzendbureaus overbodig te maken? Hoe staat het met het verbieden van reclame hiervoor?

Voorzitter. Cruciaal voor de kansengelijkheid is dat iedereen goed onderwijs kan volgen op alle niveaus. De SP heeft zich jarenlang ingezet om daarvoor te zorgen, van de strijd tegen de ouderbijdrage tot de strijd tegen het schuldenstelsel en alles ertussenin. Voor vandaag doe ik enkele voorstellen op dat gebied. Ik wil aansluiten bij het mooie betoog van mevrouw Westerveld over de ov-kaart voor praktijkscholen. Praktijkschoolleerlingen was beloofd dat ze in 2024 een ov-kaart zouden krijgen. Die hebben ze nodig. Ze lopen meerdere dagen per week stage. "Ik ga het regelen" zei minister Wiersma. Maar nu breekt het kabinet de belofte en krijgen duizenden leerlingen die kaart alsnog niet. Die leerlingen moeten we koesteren en steunen. Geef deze leerlingen een ov-kaart. Dat moeten we toch deze week kunnen regelen?

Voorzitter. Ik wil ook mijn dank uitspreken aan alle leerlingen, leraren en schoolbestuurders die ons hier de afgelopen dagen over gemaild hebben en hun verhalen hebben gedeeld. Ik denk dat het heel goed is dat juist ook deze groep leerlingen de politiek weet te bereiken. Laten we vooral ook naar hen luisteren.

Voorzitter. Wij zijn er trots op dat de initiatiefwet van Kwint en Westerveld is aangenomen, waardoor de regels over de vrijwillige ouderbijdrage zijn aangescherpt. Leerlingen mogen niet meer worden uitgesloten. Maar er is meer nodig. Nog steeds blijkt een klein deel van de scholen leerlingen wel uit te sluiten als de ouderbijdrage niet wordt betaald. Uit de schoolkostenmonitor blijkt ook dat er verschillen ontstaan tussen scholen met een meer en minder kapitaalkrachtige ouderpopulatie. De ene school kan nog wel naar Rome, bij de andere school wordt het een uitje in de buurt. Daarnaast zien we dat de ICT-kosten ervoor zorgen dat voor veel ouders de schoolkosten weer oplopen. Wat de SP betreft wordt het funderend onderwijs kosteloos. Waarom schaffen we die hele ouderbijdrage niet in z'n geheel af?

Voorzitter. Dan het leenstelsel. Dat is afgeschaft, terecht. De SP is er altijd fel tegenstander van geweest. Maar daarmee zijn de problemen natuurlijk nog niet voorbij. Het is een hard gelag voor de pechgeneratie. Zij zitten niet alleen opgezadeld met een schuld, maar ook de rente daarop stijgt hard. Er is sprake van een vervijfvoudiging. Vlak voor de verkiezingen was daar een stevig Kamerdebat over. Mijn partij heeft altijd gepleit voor forse compensatie voor de schuldengeneratie. Maar waar staan we nu wat betreft die rente? We zien nadelen aan alle uitwerkingen van het amendement-Omtzigt. Waarom kiezen we er niet alsnog voor om de rente op 0% te zetten?

Voorzitter. Voor de nieuwe generatie is er nu een studiebeurs. Dat is terecht. Maar voor velen is die niet toereikend. Eenmalig kwam er een verhoging van de uitwonendenbeurs vanwege de gestegen kosten. In juli dreigt die beurs alweer lager te worden: € 164,30 eraf, terwijl studenten nog steeds tegen hoge kosten aanlopen. De SP zegt: verhoog de beurs structureel. Met D66 dienen we een voorstel in om dat in ieder geval voor volgend jaar te regelen.

Voorzitter. Mijn laatste punt over onderwijs. Wij maken ons echt zorgen over de stijgende kosten voor studenten. Het collegegeld stijgt ook al vele jaren. In de afgelopen jaren is het collegegeld met bijna €500 gestegen. Zouden we niet naar een maximale stijging per jaar van dat collegegeld toe moeten, bijvoorbeeld van 2%, zoals het ISO voorstelt? Dat is de makkelijkste manier om studenten wat te helpen bij het verbeteren van de koopkracht.

Voorzitter. Helemaal tot slot wil ik teruggaan naar het begin. Melanie During laat in de bibliotheek schelpjes uit haar jaszak vallen en de bibliothecaresse wijst haar de natuurwetenschappelijke boekjes die later mede de basis vormen voor een toekomst als paleontoloog. De bibliotheek was cruciaal. In veel wijken, kernen en dorpen zijn de afgelopen jaren bibliotheken verdwenen. Nu liggen er terecht plannen van het kabinet om nieuwe vestigingen te openen en bestaande bibliotheken te verbeteren. Alleen zijn er meer plannen dan er geld is. Het zou zonde zijn als we de volgende Melanie During hierdoor mislopen. Investeer in bibliotheken en lezen voor iedereen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng, maar u krijgt nog een interruptie van mevrouw Hertzberger.

Mevrouw Beckerman (SP):

Leuk!

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Ik wil mevrouw Beckerman vragen naar die drie opties. U heeft het over het verlagen van de rente, maar u heeft ook gezien dat het lastig is om te differentiëren aan de hand van hoeveel jaren een student onder het leenstelsel heeft gezeten. Verder zijn er natuurlijk heel veel studenten die helemaal niet extra geleend hebben maar die juist thuis zijn blijven wonen of die daarnaast gewoon keihard gewerkt hebben. Daar zou die rentestap ook niet echt bij helpen. Hoe kijkt u daarnaar?

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik vind dat een heel terecht punt. Wij zijn als SP altijd tegen dat leenstelsel of, zoals wij dat noemden, schuldenstelsel geweest. Nu zitten we eigenlijk met de gevolgen daarvan. Hoe zorg je er nou voor dat je dat op een hele rechtvaardige manier doet? We hebben heel goed gekeken naar die drie varianten. De variant waarbij alle studenten een vast bedrag krijgen, is wel een variant die zou kunnen helpen voor de student die inderdaad heel veel dingen heeft moeten laten liggen om maar te zorgen dat die niet met zo'n gigantische schuld begint. Tegelijkertijd staan daar natuurlijk ook studenten tegenover die geen schuld hebben omdat ze een enorme bijdrage hebben kunnen krijgen van hun ouders. Mevrouw Hertzberger zal het met mij eens zijn dat aan al die varianten nadelen kleven. Ik denk dat mijn vraag veel meer ging over hoeveel we bereid zijn uit te trekken voor compensatie voor deze groep studenten. Daar begint eigenlijk ons probleem, want het gaat er niet alleen om dat je begint met een schuld: er is ook nog een gigantische wooncrisis, die ervoor zorgt dat deze groep nu in een peperdure vrijesectorwoning zit, op een wachtlijst staat of een woning moet kopen voor een hoge prijs. Deze groep zit dus heel erg klem. Wij zouden graag gewoon verder willen gaan dan wat er nu wordt voorgesteld voor deze groep studenten.

Dat was het, denk ik. Een fijne avond!

De voorzitter:

Ja, dank. Dat geldt natuurlijk ook voor u, maar de heer Ergin gaat nog spreken namens de fractie van DENK.

De heer Ergin (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de collega-Kamerleden die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden.

Voordat ik begin december aan de slag ging als Tweede Kamerlid, was ik als wethouder in Schiedam verantwoordelijk voor het onderwijs. Onderwijs was mijn mooiste portefeuille, de plek waar letterlijk en figuurlijk wordt gewerkt aan de toekomst van toekomstige generaties. In een van de klassen die ik bezocht, hing een mooie quote die eigenlijk ook een samenvatting was van hetgeen we vandaag bespreken en in het onderwijs speelt: "Onderwijs is het paspoort voor de toekomst en de toekomst behoort aan hen die zich er vandaag op voorbereiden". Dat was die mooie quote van Malcolm X.

Het onderwijs in Nederland is volop in beweging en de uitdagingen worden alsmaar groter. Toen ik de begroting las, dacht ik aan alle gesprekken die ik in de afgelopen jaren heb gevoerd met leraren, die het zwaar hebben. Ze zijn met weinigen, hebben het druk en hebben het gevoel dat het klaslokaal te pas en te onpas wordt gezien als de plek waar de problemen in de samenleving maar moeten worden opgelost. Ik dacht ook aan de gesprekken met ouders die zich zorgen maken of hun kind straks, bij het verlaten van de basisschool, wel kan lezen, schrijven en rekenen. Ik dacht ook aan de gesprekken met leerlingen die zich niet volledig kunnen richten op hun talentontwikkeling en die daardoor belemmerd worden in het werken aan hun toekomst. We zien dat op vele vlakken.

Allereerst zien we dat bij de kwaliteit van onderwijsgebouwen, maar ook bij gelijke kansen, bij de vraag of leerlingen zichzelf kunnen zijn en bij een rechtvaardige behandeling van die leerlingen. Bij al die gesprekken heb ik leraren gezien die zich met hart en ziel inzetten voor hun leerlingen en die, ondanks de zoveelste verantwoording voor de zoveelste subsidiespaghetti, dag in, dag uit leerlingen iets proberen bij te brengen. Veel leraren doen dat te vaak in slechte gebouwen. Dat zijn gebouwen waar het koud is, gebouwen die soms 40 jaar terug als tijdelijke huisvesting zijn neergezet en gebouwen waar het gewoon niet meer helpt om de muren een nieuw likje verf te geven. Zo is de Prinses Julianaschool in Gouda ontruimd, omdat er plafondplaten naar beneden vielen. Op vele andere scholen, bijvoorbeeld in Rotterdam, zien we dat de vloeren letterlijk afbrokkelen. Het tekort is nijpend. Volgens de VNG is er jaarlijks 1,2 miljard nodig om de kwaliteit van schoolgebouwen weer op te krikken. We kunnen het wel hebben over de visies op goed onderwijs, maar als het gaat om huisvesting zien we dat de basis beneden elk peil is.

Voorzitter. Kunt u zich voorstellen hoe het is om als ouder nieuwsberichten te lezen en je zorgen te moeten maken over of je kind later op de dag wel gezond en veilig aan kan komen? Schoolleiders kunnen niet meer uitleggen aan ouders dat ze goed onderwijs in barslechte schoolgebouwen moeten aanbieden, of willen aanbieden. Gemeenten willen de ambities op het gebied van huisvesting verhogen, maar moeten die noodgedwongen juist verlagen, want het geld in de begroting na het ravijnjaar is gewoon zoek. Vorige maand kwam de minister met het schamele bedrag van 10 miljoen euro voor een programmatische aanpak. In maart van dit jaar moet er bekend worden of er nog 275 miljoen bij komt om scholen aan te pakken. Dat brengt mij eigenlijk tot de conclusie dat de vooruitzichten van deze begroting onvoldoende zijn voor het onderwijs. Daarom zou ik aan de minister willen vragen hoelang het nog gaat duren voor de kwaliteit van schoolgebouwen weer op orde is, zeker met deze bedragen. Wanneer wil het kabinet de achterstand die we constateren en die ook heel veel partners in het onderwijs constateren, ingehaald hebben? Hoeveel scholen hebben we, bijvoorbeeld in 2023, überhaupt aangepakt?

Voorzitter. Ik weet dat de minister binnenkort met de eerste resultaten komt van de consultatie van de nieuwe wet over onderwijshuisvesting, maar is de minister het met DENK eens dat de uitdaging eigenlijk veel verder gaat dan alleen extra geld? Moeten we niet veel dieper duiken in de bekostiging en bijvoorbeeld de gemeente verantwoordelijk maken voor het onderhoud van deze schoolgebouwen? Is de minister het met DENK eens dat de gelden van onderwijshuisvesting geoormerkt zouden moeten kunnen worden, zodat gemeenten ook daadwerkelijk de geoormerkte bedragen kunnen inzetten voor het verbeteren van scholen? Is de minister bereid om daarnaar te kijken? DENK overweegt een motie in te dienen over het verbeteren van de onderwijshuisvesting.

Dan kom ik aan bij het punt dat leerlingen zichzelf moeten kunnen zijn. Identiteit is niet iets dat je bij het binnentreden van het gebouw aan de kapstok hangt; het is er wel of het is er niet en je bent het wel of je bent het niet. In de afgelopen maanden hebben we gezien dat een legitieme roep van leerlingen om bijvoorbeeld een stilteruimte in te richten soms aan dovemansoren was gericht. We zagen dat men uitgerekend in het onderwijs — dat is de plek waar het o zo belangrijk is dat leerlingen zich thuis en welkom voelen — moeite had met het inrichten van een stilteruimte. De Kamer heeft in meerderheid een motie aangenomen waarin de minister werd opgeroepen om hier werk van te maken en het gesprek aan te gaan met het onderwijsveld. De vraag aan de minister is dan ook: wat hebben deze gesprekken opgeleverd? Zijn er afspraken gemaakt? Zo ja, wat zijn deze afspraken? Is de minister ook bereid om deze gesprekken met de vertegenwoordigers van het vo te voeren? Is de minister ook bereid om de beschikbaarheid van stilteruimtes blijvend op de agenda te zetten, zodat die niet alleen gebruikt kunnen worden door neurodivergente studenten, maar ook door leerlingen die om religieuze redenen een moment van rust willen tijdens een bomvolle lesdag?

Voorzitter. Het derde punt dat toont dat discriminatie een veelkoppig monster is, zien we ook als het gaat om stages. We zien dat vooral leerlingen met een migratieachtergrond te kampen hebben met stagediscriminatie. Zij komen op basis van hun afkomst moeilijker aan een stageplek. Vanwege hun naam moeten zij vaker sollicitatiebrieven schrijven, terwijl hun medestudenten soms veel sneller aan een stageplek komen. In het Stagepact mbo heeft de minister afspraken gemaakt met partners om stagediscriminatie tegen te gaan. Hoe gaat het eigenlijk met deze aanpak? Kan de minister aangeven hoeveel meldingen er zijn gemaakt door mbo-studenten? Hoeveel onderzoeken heeft de SBB uitgevoerd? Wat hebben de onderzoeken naar deze meldingen opgeleverd? Is de minister bereid om een soortgelijke aanpak uit te rollen naar het hbo en wo? DENK overweegt om op dit punt een motie in te dienen. Ook zou ik aan de minister willen vragen of er inmiddels mysteryguestonderzoeken zijn uitgevoerd naar aanleiding van de motie die in 2022 in meerderheid is aangenomen door de Kamer.

Voorzitter. Toen ik op de basisschool zat en aangaf dat ik advocaat wilde worden, was de boodschap duidelijk: je kunt beter iets met je handen gaan doen. Toen ik naar de middelbare school ging, moest ik een niveautje lager starten. Ik moest namelijk iets met mijn handen doen. Met mijn handen kon ik meer. Ik heb veel respect voor mensen die iets met hun handen doen, maar ik heb ook zelfkennis. Ik kan één ding zeggen en één conclusie trekken, namelijk dat ik twee linkerhanden heb. Ik kan vrij weinig met mijn handen. Vandaag nog is het onderzoek gepubliceerd van het kennisplatform KIS, waarin staat dat ouders bij onderadvisering tegen muren aanlopen. Een herkenbaar punt in dit onderzoek is ook de vermoeidheid die ontstaat als je jezelf continu moet bewijzen en alsmaar opleidingen moet stapelen. Dat geldt voor mij persoonlijk en ook voor heel veel mensen die ik spreek. Daarom vraag ik aan de minister hoe het nou zit met de aanpak van onderadvisering. Ik zou graag een reactie willen van de minister op het voorstel in het onderzoek, waarin eigenlijk wordt gepleit voor een second opinion om ouders en leerlingen een betere positie te geven als ze het gevoel krijgen ondergeadviseerd te worden.

Dan kom ik bij mijn laatste blokje. Dat gaat over rechtvaardig onderwijs. Ik heb het net gehad over stagediscriminatie. We zien ook dat veel leerlingen geen stagevergoeding krijgen. 40% van de studenten in het hbo en 51% van de studenten in het wo krijgt geen stagevergoeding. We zien dat een student te vaak wordt gezien als een goedkope arbeidskracht en niet als iemand die komt proeven aan een beroep en die daar dan ook een redelijke vergoeding voor krijgt. We zien dat de minister via de cao's afspraken wil maken over stagevergoedingen. We weten ook dat Nederland meer dan 800 cao's telt. Kan de minister aangeven in hoeveel cao's er inmiddels afspraken zijn gemaakt over stagevergoedingen? De Tweede Kamer heeft vorig jaar ook een motie aangenomen, waarin wordt gevraagd om een jaarlijkse monitor stagevergoedingen uit te voeren. Ik kon de monitor zelf niet terugvinden. Misschien ligt dat aan mij. Ik zou graag een reactie van de minister willen op deze monitor, want ik kan mij goed voorstellen dat het wel realistisch is om binnen twee jaar een monitor op te stellen. Hoe kijkt de minister aan tegen het wettelijk verankeren van stagevergoedingen, ook met het oog op studenten die bij werkgevers aan de slag gaan die niet aangesloten zijn bij een cao? Want die groep is ook behoorlijk groot.

Dan kom ik bij mijn laatste punt. Dat gaat over het leenstelsel. De invoering van het leenstelsel was al een klap in het gezicht van veel studenten. Het geld dat vrijkwam, zou gebruikt worden om de onderwijskwaliteit te verbeteren, maar ook daar is weinig van terechtgekomen. Waar de toenmalige minister maar al te graag riep dat er geen reden was om leenangst te hebben, besloot het kabinet vorig jaar om het rentepercentage te verhogen. Nog een klap in het gezicht van heel veel jongeren! DENK maakt zich ernstige zorgen over de positie van jongeren. Dit betekent niet alleen dat deze jongeren duizenden euro's extra moeten aflossen, maar ook dat zij moeilijker aan een woning kunnen komen. Voordat ik daarop inga, ben ik wel benieuwd naar de reactie van de minister op de vraag van mevrouw Beckerman, die ik ook graag onder de aandacht zou willen brengen. We zien in de brief drie voorstellen. Alle drie die voorstellen hebben nadelen. Kunnen we niet gewoon een stapje extra zetten voor de studenten die het heel moeilijk hebben en die gemiddeld met €30.000 aan lening hun studie verlaten?

We moeten ook kijken naar studenten die vanwege de schulden die ze hebben moeilijker aan een woning komen. Ik weet dat de minister in de afgelopen periode een en ander heeft gedaan. Ziet de minister geen ruimte om daar nog een aantal stappen in te zetten? We zien gewoon dat studenten moeilijker aan een hypotheek komen, waardoor ze overgeleverd worden aan relatief dure woningen, ze uiteindelijk meer betalen en ze ook meer inkomen kwijt zijn aan huisvesting.

Tot slot, voorzitter. Het is mij wellicht niet gelukt om advocaat te worden, maar het advies om iets met mijn handen te doen, ga ik zeker opvolgen. Ik ben Tweede Kamerlid geworden om mijn handen uit de mouwen te steken, voor gelijke kansen, tegen discriminatie en voor goed onderwijs in gebouwen die niet uit elkaar vallen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Teunissen gaat het stokje overnemen. Zij zal spreken namens de Partij voor de Dieren. Daarna komt nog de heer Stoffer, de laatste spreker. Nu is het woord aan mevrouw Teunissen. Gaat uw gang.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil alle collega's die hun maidenspeech hebben gehouden hartelijk bedanken en hen namens de Partij voor de Dieren van harte feliciteren.

Het eerste onderwerp dat ik wil aanstippen, is de beïnvloeding van wetenschap en onderwijs door het bedrijfsleven, en dan met name het fossiele bedrijfsleven. Nog steeds bestaan er innige banden tussen fossiele industrie, wetenschap en onderwijs. Zo financiert Shell mede acht universitaire leerstoelen. Tata Steel financiert een leerstoel. In Wageningen worden bijzonder hoogleraren gesponsord door zuivelbedrijven om te onderzoeken hoe koeien nog meer melk kunnen produceren, zich blindstarend op commerciële voordelen. Er zijn convenanten en gedragscodes gesloten tegen sponsoring van de wetenschap door het bedrijfsleven, maar die zorgen er vooralsnog niet voor dat de beïnvloeding minder wordt. De evaluatie van het sponsorconvenant laat op zich wachten. Ik vraag de minister: wanneer kunnen we dat verwachten? Wat vindt de minister van de invloed van deze fossiele multinationals op de kennisagenda's van onze universiteiten? Heeft hij handvatten om hieraan paal en perk te stellen?

Voorzitter. Ook in het primair en voortgezet onderwijs zien we misleiding door de fossiele industrie. Shell sponsort het onderwijs met lespakketten over hun duurzame activiteiten, terwijl een fractie van hun investeringsbudget hiernaar toegaat. In IJmuiden gaan kinderen op schoolreis naar Tata Steel om te leren over de "duurzame fabriek" daar, terwijl het de grootste vervuiler van Nederland is. Deze vorm van misleiding is schadelijk omdat die gebaseerd is op halve waarheden die kinderen en jongeren tot zich nemen op een plek waar kennis volledig en wetenschappelijk onderbouwd zou moeten zijn. In het onderwijs wil je dat kinderen kritisch leren denken en dat zij geen marketing als lesmateriaal voorgeschoteld krijgen. Sponsoring door de tabaksindustrie is inmiddels verboden vanwege de schadelijke invloed op de gezondheid. Waarom dan niet hetzelfde verbod op sponsoring door de fossiele industrie, zo vraag ik het kabinet. Is de minister bereid om dit te onderzoeken?

Voorzitter. Het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) is het enige proefdierenlab dat onder OCW valt. De Kamer heeft bij de vorige begrotingsbehandeling unaniem een oproep gedaan voor een afname van het aantal dierproeven met apen. Het is fijn dat de minister conform de motie snel een commissie heeft ingesteld om dit uit te werken, maar ondertussen gaat er wel weer 12 miljoen euro aan belastinggeld naar het apenproefdiercentrum. Dit wordt niet geoormerkt. Het BPRC mag dus zelf bepalen of ze het uitgeven aan proeven met apen of aan alternatieven. Dit is onbegrijpelijk. De Partij voor de Dieren roept de minister dan ook op om deze subsidie zo snel mogelijk af te bouwen en ondertussen een groot deel te oormerken voor proefdiervrij onderzoek. Graag een reactie.

Tot slot, voorzitter, groene schoolpleinen. Nog altijd kunnen kinderen bij meer dan de helft van de scholen in Nederland niet op een groen schoolplein spelen, terwijl de voordelen wetenschappelijk aangetoond zijn: een positief effect op de ontwikkeling, het welzijn en de gezondheid van kinderen. Vandaag werd een petitie ingediend met meer dan 15.000 handtekeningen om in één generatie al onze schoolpleinen groen te maken. Ik wil graag weten wat de minister ervan vindt dat 60% van de schoolpleinen nog steeds niet vergroend is, terwijl ook de bijkomende voordelen voor het klimaat en de biodiversiteit evident zijn. Is de minister bereid om in één generatie alle schoolpleinen te vergroenen, daarin de regie te pakken en met een plan van aanpak te komen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Stoffer en hij voert het woord namens de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Het was een voorrecht om vandaag acht maidenspeeches te mogen aanhoren. Ik vond het aangenaam, ik vond het mooi en ik wil u bedanken en uiteraard ook feliciteren. Het smaakt naar meer.

Voorzitter. Ik neem ons mee naar de jaren tachtig van de vorige eeuw. Er was toen een gewone jongen in een gewoon dorp die speelde bij het bouwbedrijf van de vader van zijn vriendje, op de hei tussen oefenende militairen want die had je toen nog volop. Maar op een gegeven moment mocht die jongen naar school. Er ging toen een wereld voor hem open. Daar mocht je wat leren en leerde je ook lezen. Zeker in groep 8, want toen kwam hij bij meester Post en die voelde echt aan wat hij nodig had. Er ging een wereld voor hem open en het bood ook perspectief voor de toekomst. Zo'n 35 jaar later stuurde die meester nog een briefje naar zijn oud-leerling om hem te feliciteren dat hij fractievoorzitter was geworden van de mooiste en oudste partij van het land, de SGP. U begrijpt het, het was mijn meester Post. En zo'n meester gun je iedereen. Ik heb vandaag gehoord dat er heel wat mensen zijn die een meester of een juf of wat dan ook hebben gehad die ze echt vooruit heeft geholpen. Ik denk dat dit voor veel mensen in Nederland geldt. Het is mij dan ook een genoegen en een eer dat ik de portefeuille Onderwijs, met daarbij Cultuur en Wetenschap, mag overnemen van mijn voorganger Roelof Bisschop. Ik kan uiteraard niet in zijn schoenen staan. Hij had jaren onderwijservaring en ik heb alleen maar op school gezeten, maar ik zal mij inspannen om een beetje in zijn buurt te komen.

Voorzitter. De betekenis van ouders voor het onderwijs, dat is een onderbenut kapitaal. Vanuit het CDA werd dat zojuist ook aangegeven. Denk daarbij ook aan de cruciale rol van ouders bij leesbevordering. Het terechte pleidooi van mijn voorganger Roelof Bisschop over ouders dat hij samen hield met zijn collega René Peters van het CDA neem ik dan ook graag van hem over. Met genoegen neem ik ook met collega Krul de verdediging van hun initiatiefnota Onderwijs met ouders verder op me. Voor sommige voorstellen zijn financiële middelen nodig en daarom dienen wij vandaag al een aantal amendementen in; u heeft ze vast gezien.

Voorzitter. In de formatie staat de rechtsstaat hoog op de agenda. De SGP wijst erop dat hierover ook op het gebied van onderwijs behoorlijke zorgen bestaan. En dan bedoel ik in algemene zin allerlei gemorrel aan de vrijheid van onderwijs en ook heel specifiek de plannen over informeel onderwijs. Die laatste zijn niet rechtsstaatbestendig. Het is goed om in het onderwijs alert te zijn op bedreigingen voor de democratische rechtsorde maar het kan niet zo zijn dat de middelen die we kiezen die rechtsorde juist ondermijnen. Betekent het uitstel van die plannen ook het begin van afstel?

De heer Paternotte (D66):

Dat was een prachtige opening van de heer Stoffer en mooi dat de SGP haar fractievoorzitter op de portefeuille Onderwijs heeft gezet. U gaat dat ongetwijfeld heel goed doen. Het was ook een mooi verhaal over uw meester in groep 8. Ik was in de campagne ook op de radio met een docent van mij, maar die ging op de radio vertellen dat hij op Kati Piri ging stemmen, wat ik weer wat minder geslaagd vond. Maar verder was dat leuk. Ik heb nog een vraag over die parent-teacher associations. Ik heb het amendement daarover nog even goed bestudeerd. Ik kreeg net nog een appje van een docent waarin hij zegt: bij ons op school noemen wij dat de medezeggenschapsraad. Kan de heer Stoffer uitleggen waarom hij daar een meerwaarde in ziet en hij er een extra organisatie voor wil optuigen terwijl er al zo veel organisaties zijn die juist ook willen dat het op die scholen gebeurt?

De heer Stoffer (SGP):

Jazeker. Het gaat misschien te ver om dat nu helemaal uitgebreid te doen, want dat kunnen we ook bij de behandeling van de nota doen. Het ligt er natuurlijk ook aan vanuit welk perspectief je het bekijkt. Heel veel ouders hebben nog niet het gevoel dat ze ook echt mee mogen doen. Ik heb zelf dat gevoel ook weleens gehad. Dus volgens mij kan er wat dat betreft meer. Ik denk ook dat het gewoon goed zou zijn om het wat meer te professionaliseren en om een extra organisatie hiervoor op te tuigen. Maar daar kunnen we natuurlijk met elkaar nog uitgebreid het debat over aangaan op het moment dat we de nota gaan behandelen.

De heer Paternotte (D66):

Dus ik moet het me zo voorstellen dat u nu het budget wilt vrijmaken en het dan op basis van de nota wilt instellen. Maar als u het budget vrijmaakt, dan komt het er natuurlijk. Misschien kunt u in de tweede termijn dus nog ingaan op hoe dat dan precies werkt: hoe gaat dat er dan precies aan bijdragen dat op al die scholen ouders en leerlingen inderdaad beter met elkaar gaan samenwerken? Wij denken hier namelijk toch altijd dat het op die scholen moet gebeuren. Laten we ouders dan ook motiveren om mee te doen aan die medezeggenschapsraden en laten we zorgen dat docenten de tijd hebben om die ouders te woord te staan. Maar ga nou niet weer meer onderwijsgeld steken in dingen die juist in een organisatie ver buiten die school zitten.

De heer Stoffer (SGP):

Op de school van mijn kinderen heb je ook zo'n medezeggenschapsraad. Daar zit dan een enkele ouder in, terwijl je natuurlijk heel veel ouders hebt. Ik zou het mooi vinden als het echt voor ieder kind, iedere ouder en iedere leraar een samenspel wordt. Dus wat dat betreft is het wel iets breder. Maar we kunnen daar natuurlijk nog verdere discussies over voeren. Het lijkt me goed om dat nog wat verder uit te diepen met elkaar.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag over wat u aangaf over de betrokkenheid van ouders, bijvoorbeeld bij het bevorderen van de leesvaardigheid bij kinderen. Ik deel dat overigens, maar ik ben even benieuwd naar uw opvatting. Het kan namelijk ook heel erg kansenongelijkheid teweegbrengen, omdat de ene ouder nu eenmaal meer in de positie en in de gelegenheid is om dat te doen dan de andere. Ik ben eigenlijk benieuwd naar het standpunt van de SGP op dit punt: de relatie tussen ouderbetrokkenheid en kansengelijkheid.

De heer Stoffer (SGP):

Tja, dat is misschien wel ... Nou, ik moet eigenlijk eerlijk zeggen: dat vind ik een eyeopener. Dat is namelijk inderdaad een punt. Je gaat natuurlijk een beetje uit van het ideale plaatje, maar zo is het in de praktijk natuurlijk geregeld niet zo. Misschien is dat iets waar we nog eens nader met elkaar over zouden kunnen spreken. Ik heb daar aan de voorkant namelijk niet over nagedacht; ik ben natuurlijk ook nieuw op deze portefeuille. Maar het is wel terecht, want de ene ouder is daar net wat actiever in of heeft daar wat meer over meegekregen. Daar zou een kind inderdaad de dupe van kunnen worden, zogezegd. Ik denk dat dat nog wel een goed punt is om over na te denken. Dat heb ik nu nog niet echt gedaan, dus dank voor het aandragen hiervan.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Dank voor uw eerlijke antwoord. Soms moeten we inderdaad even zoeken en even bedenken hoe iets zit. Maar dat relateer ik dan toch even aan die parent-teacher association, die PTA. Ik ben daar namelijk ook nog een beetje zoekende in. Ik vroeg mij het volgende af. De indiener vertelde dat deze vragen echt van ouders komen, maar ik vraag me echt af hoeveel docenten hierop zitten te wachten. Ik denk aan een reactie in de trant van: tja, dat noemen ze bij ons de mr. Maar ik noem het in relatie tot wat ik net zei over de ouderbetrokkenheid versus de resultaten van hun kind op school. Als oud-afdelingsleider kan ik namelijk echt wel zeggen: de kinderen, van allerlei pluimage, die uit nesten kwamen van ouders die meekeken, meeleefden, op de ouder- en de docentenspreekavond kwamen en de mentor belden, hadden gewoon een voorsprong. Ik zou dat elk kind gunnen. Sommige ouders moet je daar ook een beetje in meenemen: hoe doe je dat nou als ouder? Zouden we dat geld dan dus niet beter anders kunnen besteden, dus niet zozeer aan zo'n parent-teacher association? Ik gun het die docenten namelijk ook gewoon dat ze hun vak kunnen uitoefenen. Daar horen overigens ook gesprekken met ouders bij, maar ik zie heel veel ouders worstelen: hoe doe je dat nou? Dat speelt zeker bij de leeftijd rondom de puberteit, want dan willen ze helemaal niet dat je naar school belt en naar school gaat. Kunnen we ons geld niet beter daarin steken, zodat al die kinderen dezelfde kansen krijgen?

De heer Stoffer (SGP):

Ik denk dat je het ene kunt doen en het andere niet kunt nalaten. Het punt dat het bij de een meer gebeurt en misschien wel kansenongelijkheid creëert, vind ik echt een mooi punt. Dat werd ook aangedragen door mevrouw Pijpelink. Daar wil ik nog naar kijken. Maar het andere zou ik niet weg willen laten. U geeft een bepaalde worsteling aan. Ik heb zelf nooit op een school mogen werken. Mijn vrouw overigens wel. Maar ik heb zelf als vader van pubers ook wel die worsteling gehad: wat doe je wel en niet? Daarbij is het ene kind ook weer niet het andere kind. Mijn vrouw werkt als orthopedagoog in het voortgezet onderwijs. Ik zie vanuit die professionele kant inderdaad ook wel die worsteling.

Eigenlijk denk ik als ik het nu zo zeg ... U gaf nog wat extra's aan over die tweede kant, over ouders die dat misschien niet zo doen of kinderen die denken: maar waarom doen die ouders het wel en mijn ouders het niet? Misschien zijn ze daar trouwens wel blij mee; dat kan ook. Maar ik denk zeker dat we het punt van die kansengelijkheid nog eens heel goed moeten wegen. Dat wil ik nadrukkelijk aangeven. Dat neem ik mee. Ook bij de behandeling van de nota zullen we daar nog uitgebreider naar kijken. Ik wil er best nog over nadenken morgen, dus mochten we er in tweede termijn nog verder over willen discussiëren, dan kan dat wat mij betreft ook.

Voorzitter. Dan denk ik dat ik verderga met mijn termijn. Als het gaat om vrijheid, baart het de SGP zorgen dat de bestrijding van antisemitisme in de begroting geen thema is. Dit is een specifieke, ernstige bedreiging van de vrijheid van Joodse leerlingen. Dan kunnen we toch niet alleen in het algemeen blijven spreken over discriminatie en racisme? Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is expliciet beleid op te nemen en middelen te oormerken.

Ten aanzien van vrijheid van onderwijs moet mij nog iets anders van het hart, want de SGP vindt het onwenselijk dat we scholen bij alle grote uitdagingen telkens weer gaan lastigvallen met nieuwe verplichtingen. Er komen wetsvoorstellen over strategisch personeelsbeleid, over eisen aan bestuurders, over extra vog's, over verplichte ondersteuning van zeer zwakke scholen en ga zo maar door. Er lijkt sprake te zijn van een steeds maar verder toenemend aantal wetsvoorstellen. Mijn korte oproep is eigenlijk: zouden we daar niet gewoon mee moeten stoppen? Laten we met elkaar eens heel goed kijken wat wel en wat niet nodig is.

Voorzitter. Het lerarentekort zal het onderwijs voorlopig hoofdbrekens blijven kosten. Hoewel we dit probleem niet snel oplossen, verbaast het de SGP dat sommige eenvoudige oplossingen nog steeds achterwege blijven. Denk aan het instellingscollegegeld voor een tweede studie binnen zorg en onderwijs. Denk ook aan meer regie op stagevergoedingen in het funderend onderwijs. De SGP staat nu vooral stil bij de te rigide opleidingseisen op de pabo, want op dit moment worden studenten afgewezen die de rekenvaardigheden voor groep 8 niet halen, terwijl het heel duidelijk is dat ze alleen met kleuters willen gaan werken. Waarom laten we dit nog steeds gebeuren? Zouden we die regels niet kunnen aanpassen?

Ook de zorg worstelt met personeelsproblemen, maar vreemd genoeg ontstaan die deels door het beperken van de opleidingscapaciteit. De wachtlijsten groeien voor de opleiding tot tandarts, verpleegkundig specialist en ga zo maar door. Het kabinet onderschrijft daarom het advies van het Capaciteitsorgaan om vanaf 2024 jaarlijks de opleidingscapaciteit te verhogen. Waarom wacht het kabinet dan met de uitvoering tot 2025-2026? Zou de minister willen verkennen of nog een deel van de boventallige plaatsen bij geneeskunde dan wel de onderbenutting in andere disciplines gebruikt kunnen worden voor extra tandartsen?

Voorzitter. Dan het leerlingenvervoer. De SGP ziet twee problemen als het gaat om het vervoer van leerlingen. Het eerste is dat leerlingen die stage lopen soms in de knel komen. Sommige gemeenten gaan uit van de schooltijden, maar de stages eindigen vaak op werktijden. Het probleem komt voort uit de modelverordening van de VNG, die aangeeft dat vergoeding alleen mogelijk is als schooltijden en stagetijden samenvallen. Mijn vraag is of de minister dit probleem wil bespreken met de VNG en met de samenwerkingsverbanden. Het tweede dat ik wil opmerken is dat we vanuit het praktijkonderwijs horen dat ouders de reiskosten als een hoge hobbel kunnen ervaren. Ook door de doorlopende beroepsroutes van vmbo naar mbo ontstaan meer vragen over de kosten van vervoer. Vormen deze nieuwe ontwikkelingen geen aanleiding om het huidige systeem te heroverwegen, is mijn vraag. De SGP vindt overigens niet dat iedereen te gemakkelijk een volledige ov-jaarkaart moet krijgen, maar een passende tegemoetkoming verdient serieuze overweging wat ons betreft.

Voorzitter. Dan de schoolmaaltijden. Het kabinet heeft fiks geïnvesteerd in schoolmaaltijden. Het is goed dat kinderen met een moeilijke thuissituatie ook met een gevulde maag naar school gaan, maar dit mag geen sluipende uitbreiding van het takenpakket van de rijksoverheid en scholen worden. Hoe bevordert het kabinet dat bij uitstek gemeenten en maatschappelijke organisaties aan zet zijn? De SGP vindt het in ieder geval niet terecht dat de financiering van schoolmaaltijden nu vooral op het bord van de minister van Onderwijs komt, omdat het primair een armoedekwestie betreft.

Voorzitter. Dan nog een laatste punt. Ik besluit mijn inbreng met het onderdeel emancipatie. Het Reformatorisch Dagblad is de huiskrant van de SGP, zeg ik er maar bij. Misschien ook wel van de ChristenUnie; dat weet ik niet. Het mag van iedereen worden natuurlijk. In december werd er in ieder geval inzichtelijk gemaakt dat vrijwel alle belangenorganisaties voor emancipatie voor meer dan 90% afhankelijk zijn van subsidies. Meer dan 90%, en dat voor een maatschappelijke organisatie. Mijn vraag is of de minister het wenselijk vindt dat maatschappelijke organisaties bijna volledig leven van het staatsinfuus. Zou het niet van emancipatie getuigen dat ze ten minste voor een bepaald percentage eigen inkomsten moeten hebben, is mijn slotvraag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Stoffer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.

De voorzitter:

We gaan donderdag verder met de begrotingsbehandeling. Dan is het woord aan het kabinet. Er is al een aantal amendementen ingediend. Volgens mij zijn er ook nog een paar aangekondigd die nog niet zijn ingediend. Ik zou degenen die dat overwegen, wel willen vragen om dat dan morgen te doen. Dan kunnen de ministers en de staatssecretaris er al in de eerste termijn een oordeel over geven. Het staat u vrij om dat iets later te doen, maar het zou gunstig zijn voor de afronding van het debat op donderdag.

Dank aan de bewindslieden en hun ondersteuning, en ook aan de leden en hun ondersteuning.

Sluiting