[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-04-16. Laatste update: 2025-04-22 10:43
Wttewaall van Stoetwegenzaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Economische ontwikkeling Caribisch deel Koninkrijk

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Economische Zaken hebben op 16 april 2025 overleg gevoerd met de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken, en de heer Szabó, staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, over Economische ontwikkeling Caribisch deel Koninkrijk.

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Olger van Dijk

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Michon-Derkzen

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Meijers

Voorzitter: Kamminga

Griffier: Van der Graaf

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Baudet, Bruyning, Van Haasen, Kamminga en White,

en de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken, en de heer Szabó, staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.

Aanvang 15.00 uur.

Economische ontwikkeling Caribisch deel Koninkrijk

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 10 maart 2025 inzake reactie op verzoek commissie op de brief van Stichting CARIF (36600-IV, nr. 49);
  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 oktober 2024 inzake reactie op de haalbaarheidsstudie naar een regionale ontwikkelingsmaatschappij voor het Caribisch deel van het Koninkrijk (29697, nr. 156);
  • de brief van de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 10 maart 2025 inzake economische ontwikkeling en zelfredzaamheid Caribische delen van het Koninkrijk (36600-IV, nr. 51).

De voorzitter:

Goedemiddag, allemaal. Welkom bij het commissiedebat Economische ontwikkeling Caribisch deel Koninkrijk. De voorzitter en de waarnemend voorzitter waren vandaag helaas verhinderd, vandaar dat ik het even waarneem. Ik zeg ook alvast dat ik mijn collega Aukje de Vries, die gister tot laat of eigenlijk vanochtend tot vroeg bezig was, ook vervang met een inbreng namens de VVD. Dat zal ik uiteraard aan het einde doen. Ik zal dan een beroep doen op een van mijn collega's om even het voorzitterschap over te nemen.

Maar allereerst heet ik natuurlijk de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van harte welkom. Ik heet ook de leden van harte welkom. Ik zal ze nog even kort introduceren. Het zijn de heer Bamenga van D66, de heer White van GroenLinks-PvdA, de heer Van Haasen namens de PVV, mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract en de heer Baudet namens Forum voor Democratie. Welkom, allemaal. Welkom ook aan de mensen op de tribune en de mensen die dit van elders kijken.

Het is een debat met twee bewindspersonen, we hebben drie uur staan en we hebben best een aantal Kamerleden. We hebben vier minuten spreektijd. Ik zou dus voorstellen om met drie interrupties op elkaar te beginnen. Mocht het nou snel gaan, dan kunnen we er in de termijn richting het kabinet wellicht vier van maken. Maar we doen er aan elkaar even drie. Ik geef meteen het woord aan de heer Bamenga, voor zijn inbreng namens D66.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Economische ontwikkeling in het Caribisch deel van ons Koninkrijk is geen abstract begrip, maar raakt direct aan de bestaanszekerheid van mensen. Een duurzaam en toereikend inkomen is de basis voor een waardig bestaan, voor gelijke kansen en voor perspectief op de eilanden. Dat vraagt om gerichte investeringen, eerlijke kansen voor ondernemers en een overheid die betrouwbaar en ondersteunend is. D66 staat voor een economie die werkt voor de mensen.

Voorzitter. De verduurzaming van de economieën van het Caribisch deel van ons Koninkrijk biedt aanzienlijke kansen voor de werkgelegenheid, energieonafhankelijkheid en samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven. Tegelijkertijd draagt ze bij aan de leveringszekerheid van energie. Toch lijkt het kabinet zich hier te passief op te stellen. Waarom wordt er geen concrete steun verleend aan veelbelovende projecten, zoals een zonneveld met e-buspark op Curaçao, terwijl juist zulke initiatieven bijdragen aan de noodzakelijke energietransitie? Waarom laat het kabinet ruimte voor oneerlijke concurrentie door partijen als het Chinese BYD, terwijl Nederlandse bedrijven als VDL buitenspel dreigen te raken?

Er ligt 150 miljoen euro op de aanvullende post, maar het blijft onduidelijk hoe dat geld wordt ingezet. Wat is de visie van het kabinet op de rol van Nederland in het versnellen van duurzame ontwikkeling op de eilanden? Wat kan de staatssecretaris hier toezeggen? Wanneer worden er eindelijk knopen doorgehakt over ondersteuning vanuit de SDE++-middelen?

Voorzitter. Al in 2022 kwam het kabinet met plannen om een pilot op te starten voor elektrisch vliegen tussen de eilanden van het Caribisch deel van ons Koninkrijk. De korte afstanden tussen een aantal eilanden maken het perfect voor innovatie op dit gebied. Wat is er tot op heden terechtgekomen van deze ambities, overwegende dat het budget eerder zou kunnen komen vanuit het Groeifonds? Is het kabinet nog steeds van plan om door te gaan met deze ambitie voor een pilot voor elektrisch vliegen?

Voorzitter. De studie van Deloitte laat helder zien dat het huidige ecosysteem in het Caribisch deel van het Koninkrijk te zwak is voor een klassieke regionale ontwikkelingsmaatschappij. Tegelijkertijd ligt er een helder alternatief: de oprichting van een Economisch Groeiplatform Carib. Dat is een coördinerend mechanisme dat regelingen bundelt, expertise verbindt en bureaucratie verlaagt. Toch kiest het kabinet ervoor om dit voorstel niet op te volgen. Waarom eigenlijk? Waarom wordt dit concrete, gedragen advies uit de studie terzijde geschoven? Waar is de urgentie? We weten dat ondernemers nu vastlopen in versnipperde regelingen en ontoegankelijke fondsen. Hoe borgt het kabinet zonder zo'n platform dat investeringen in bijvoorbeeld duurzame energie of innovatieve maatregelen daadwerkelijk landen bij de ondernemers die ze nodig hebben? Voor D66 is het helder: zonder regie, coördinatie en zichtbare versterking van lokale structuren blijft het risico levensgroot dat kansen onbenut blijven en goedbedoeld beleid verzandt in losse flodders. Waarom durft het kabinet niet te investeren in een krachtige verbindende structuur, zoals het EGC?

Voorzitter. Tot slot nog een aantal losse vragen. Volgende maand gaat u naar de Caribbean Climate & Energy Conference. Wat zal daar de inbreng van Nederland zijn? Hoe gaan we daar kansen binnenspelen voor het Caribisch deel van ons Koninkrijk? Welke ondersteuning krijgen de eilanden om minder afhankelijk te worden van import en om de voedselzekerheid en de lokale productie te vergroten? Op welke manier trekt Nederland samen op met het Caribisch deel van ons Koninkrijk in het beperken van de schade als gevolg van de handelstarieven van Trump?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bamenga. Ik zie geen interrupties, dus we gaan door naar de heer White namens GroenLinks-PvdA.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We zien dat veel mensen in het Caribisch deel van ons Koninkrijk moeilijk rond kunnen komen. Tegelijkertijd zien we dat een groot deel van de economische inkomsten terechtkomt bij een aantal grote ondernemers. Wat GroenLinks-PvdA betreft moeten we samen met de eilanden toewerken naar een economie die meer in balans en meer toekomstgericht is.

Om de economie op de eilanden toekomstbestendig te maken, is het voor GroenLinks-PvdA allereerst van groot belang dat het onderwijs op de eilanden dusdanig sterk is dat alle jongeren een passende opleiding kunnen volgen. Onderwijs is de basis van een goede economie. Jongeren moeten de kans krijgen om een opleiding te doen die bij hen past. De opleidingen moeten goed aansluiten bij de arbeidsmarkt. Over de kwaliteit van het onderwijs zijn er nog veel zorgen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Welke concrete stappen zien de minister en de staatssecretaris om het onderwijs te versterken? Hoe staat het met de verbetering van vve en de toegankelijkheid van de kinderopvang? Daardoor zijn ouders die naar hun werk moeten, er zeker van dat er goede opvang voor de kinderen is.

Een andere fundamentele basisvoorziening is de connectiviteit. Zowel de fysieke als de digitale verbindingen zijn essentieel. Ik denk bijvoorbeeld aan een kabel richting de eilanden die snel internet garandeert en aan het openbaar vervoer. Zo kunnen mensen daadwerkelijk op een betaalbare manier bij hun werk komen. Op bijvoorbeeld Saba leven grote zorgen over de betaalbaarheid van de verbindingen met Sint-Maarten en Nederland. Maar ook de elektriciteitsvoorzieningen moeten op orde, zo veel mogelijk zelfvoorzienend en duurzaam zijn. Welke stappen zet het kabinet hierin?

Voorzitter. We lezen dat het kabinet inzet op het versterken van de landbouw en daarmee de voedselvoorziening. Dat is belangrijk en goed. Ik zou wel aan de bewindspersonen willen vragen om hierbij in te zetten op duurzame landbouw. Die draagt niet alleen bij aan voedselzekerheid, maar ook aan de bescherming van het vaak al kwetsbare leefmilieu. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?

Voorzitter. GroenLinks-PvdA heeft grote zorgen over het feit dat we zien dat de lokale bevolking, met name die op de grotere eilanden, veel te weinig profiteert van het toerisme. Een kleine groep ondernemers verdient heel veel geld. De lokale bevolking leeft deels in armoede. Mensen verdienen lage inkomens bij hun vaak onzekere werk in het toerisme. Ziet het kabinet deze ongelijkheid ook? Is de minister het met ons eens dat we hier stappen in moeten zetten? Ik hoor bijvoorbeeld signalen dat grote ondernemers uit Europees Nederland of uit de VS gebruik kunnen maken van regelingen die niet openstaan voor de inwoners van de eilanden. Klopt dat? Zo ja, willen de bewindspersonen ervoor zorgen dat dit wordt rechtgetrokken en dat ook juist lokale, kleinere partijen en ondernemers ervan gaan profiteren?

In het verlengde hiervan maken we ons zorgen over de toegang tot het bankingsysteem, met name op de kleinere eilanden, Saba en Sint-Eustatius. Inwoners, bewoners, bezoekers en ondernemers lopen hiertegenaan. Hier is eerder aan gedacht. Er zijn ook al eerder vragen over gesteld. Graag een reactie van het kabinet over hoe dit wordt aangepakt.

Eerder is gesproken over de regionale ontwikkelingsmaatschappij. Het kabinet schrijft in de brief dat dit geen verstandige weg is. Mijn vraag is dan wel hoe we ervoor kunnen zorgen dat er voldoende financiering voorhanden is om de regionale economie te versterken op een toekomstbestendige en duurzame manier. Zijn er niet ook nog mogelijkheden om via het EU-coronaherstelfonds middelen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk te realiseren? Graag ook hierop een reactie van de bewindspersonen.

Tot slot vraag ik graag nog aandacht voor snelle procedures voor werkvergunningen, met name op Saba en Sint-Eustatius. Als daar nu bijvoorbeeld een nieuwe leraar wordt aangenomen, duurt het vaak erg lang voor een werkvergunning geregeld is. Herkent het kabinet dit probleem?

Ik sluit af met de aansporing aan het kabinet om concrete en integrale actie te ondernemen. Dat is niet alleen in het belang van de economie, maar ook van de leefbaarheid van de eilanden.

Ik zie uit naar de beantwoording. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik dacht dat ik ... Nee, is er geen interruptie? Excuus. Er zijn geen interrupties, dus we gaan door naar de heer Van Haasen namens de PVV.

De heer Van Haasen (PVV):

Bedankt, voorzitter. In de hal van dit gebouw ligt het originele Statuut, ondertekend door voormalig koningin Juliana. "Steunend op eigen kracht", staat erin opgetekend. Maar dat schuurt met de honderden miljoenen euro's die de Nederlandse belastingbetaler jaarlijks afdraagt aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. "Doch met de wil elkander bij te staan" werd bittere realiteit toen de economie daar instortte tijdens de coronacrisis en Nederland voor ruim 1,3 miljard euro moest bijspringen. Voor de PVV is economische zelfredzaamheid dan ook van groot belang, niet alleen om de afhankelijkheid van Europees Nederland te verminderen, maar ook voor de trots en eigenwaarde van de Caribische Koninkrijksgenoten.

De economie herstelt zich, vooral dankzij het toerisme. Dat is goed nieuws. The Caribbean is booming. Maar de regio is kwetsbaar. Eén externe schok uit Europa of Amerika en alles valt stil. Die eenzijdige afhankelijkheid moet worden doorbroken. Economische diversificatie is noodzakelijk, niet alleen op papier, maar ook zichtbaar op de eilanden. In de brief van staatssecretaris Szabó over de conferentie Taking the Reins staat dat de eilanden prioriteiten hebben genoemd: voedselzekerheid, handel, connectiviteit en de blue economy. Dat zijn prima uitgangsposities. Maar wie neemt daadwerkelijk de teugels in handen? Wij vrezen voor stagnatie als we dat aan de eilanden zelf overlaten, gezien de beperkte uitvoeringskracht en bestuurlijke capaciteit. Kijk naar voedselzekerheid. Kleinschalige initiatieven helpen, maar als we echt een verschil willen maken, is een grootschalige aanpak nodig. Alleen dan dalen de prijzen en wordt de productie rendabel.

In de brief wordt het OWAC-systeem genoemd, een techniek om gebouwen met zeewater te koelen. Dat is goed voor de hotels, maar ook uitstekend geschikt voor grootschalige kastuinbouw. Waarom benutten we dit potentieel niet?

Het wringt ook op het gebied van handel en connectiviteit. De haven van Curaçao heeft een groot potentieel, maar blijft onbenut zolang deze alleen tijdens kantoortijden open is.

In de luchtvaart hangt een dreiging boven de markt: de voorgenomen CO2-heffing bij de vliegtaks in 2027. In een interview op televisie in Curaçao werd de staatssecretaris hierover bevraagd. Hij verwees daarbij door naar de minister van Economische Zaken. Laat die nou net tegenover ons zitten. Dit is dus een mooie gelegenheid. De PVV is tegen klimaatheffingen zoals deze. Maar als een kabinet daaraan vasthoudt, moet een uitzondering voor het Caribisch deel van het Koninkrijk mogelijk zijn. Frankrijk heeft zijn overzeese gebiedsdelen gewoon vrijgesteld. Frankrijk en Nederland delen niet alleen een luchtvaartmaatschappij, maar ook nog eens een eiland: Sint-Maarten. Hoe kunnen we verdedigen dat het Nederlandse deel straks duurder en moeilijker bereikbaar wordt, net als Saba en Statia? Betaalbare luchtverbinding is voor alle zes eilanden cruciaal voor toerisme, handel, onderwijs en gezondheidszorg, dus voor alles. Toen door de coronacrisis het toerisme stilviel, zakte de economie in en moesten wij bijspringen. Als we nu zelf de toerismesector ondermijnen door een CO2-heffing, graven we onze eigen financiële valkuil. Ik doe dus een oproep aan de minister: regel een vrijstelling voor de Nederlandse Caraïben, net zoals Frankrijk heeft gedaan. Als dat niet vanzelf gebeurt, zijn we graag bereid om dat via een motie alsnog te regelen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haassen, voor uw inbreng namens de PVV. Dan is nu het woord aan mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over de economische ontwikkelingen in Caribisch Nederland. Het is goed dat we dat doen. Maar laten we ook eerlijk zijn: we praten hierbij ook over een patroon van structurele traagheid, versnippering en bestuurlijke afstandelijkheid van de rijksoverheid richting Caribisch Nederland.

Laat ik beginnen met de Bovenwindse Eilanden Saba en Sint-Eustatius. Die staan voor grote uitdagingen qua infrastructuur en bereikbaarheid. Saba heeft ons in een gesprek laten zien hoe nijpend de situatie is: toerisme loopt terug, vluchten zijn schaars en duur en er is geen sprake van eerlijke concurrentie. Zij vragen om een PSO, een public service obligation. Dat is geen luxe, maar noodzaak.

Ook op de Benedenwindse Eilanden zijn er uitdagingen, met name op Bonaire. De druk op de infrastructuur op Bonaire neemt snel toe. Hoe wordt er op Bonaire rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht van het eiland? Hoe wordt voorkomen dat de groei leidt tot onomkeerbare schade aan natuur en leefomgeving?

Het ministerie werkt aan de wijziging van de Luchtvaartwet BES. Mijn vraag aan de bewindspersonen is dan ook: garandeert die wijziging dat Saba en Statia weer aantrekkelijk worden voor toerisme? Wordt er rekening gehouden met de unieke situatie van kleine, kwetsbare eilanden in een geografisch en bestuurlijk ingewikkeld Koninkrijk?

Dan de veerdienst. In de brief van 10 maart lezen we dat deze dienst van waarde blijft. Maar de subsidie loopt eind dit jaar af. Wat is de stand van zaken? Kan de staatssecretaris garanderen dat de veerverbinding behouden blijft, met voldoende kwaliteit en frequentie? Want eerlijk is eerlijk, als we 250 miljoen kunnen investeren in de bereikbaarheid van Ameland, dan mogen we ook iets structureels doen voor Saba. Waar blijft de reflectie hierop?

Voorzitter. Uit het rapport Klein gebied, grote opgave blijkt dat de fysieke infrastructuur ernstig tekortschiet. Is er al een langetermijnagenda of is de staatssecretaris bereid die alsnog met de eilanden samen op te stellen?

Dan de arbeidsmigratie. De IND werkt niet. Punt. De afhandeling van werk- en verblijfsvergunningen is bureaucratisch vastgelopen, met alle gevolgen van dien voor ondernemers en publieke instellingen. Er is capaciteit op Saba en Statia, maar alle aanvragen gaan alsnog naar Bonaire, waar ze blijven liggen. Het is geen mysterie waar het misgaat. Het komt door bureaucratie, een gebrek aan capaciteit en een systeem dat niet is ontworpen voor kleinschalige eilanden. Mijn vraag is: wil de staatssecretaris werk maken van een herziening van deze hele procedure en wil hij onderzoeken of IND-locaties op Saba en Statia voortaan ook zelf aanvragen mogen afhandelen in plaats van deze alleen door te sturen?

Voorzitter. Bonaire heeft zich ontwikkeld tot het bestuurlijke en economische zwaartepunt van Caribisch Nederland. De Rijksdienst Caribisch Nederland zorgt voor een aanzienlijke structurele geldstroom, er zijn meer directe internationale verbindingen en Bonaire is simpelweg groter. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat deze centrale rol niet ten koste gaat van de andere eilanden? Hoe kan de RCN ook op de overige eilanden een belangrijke rol spelen?

Voorzitter. Tot slot het probleem dat alles raakt. Er is onduidelijkheid over verantwoordelijkheden. In elk debat benoemen we het, maar nog steeds zijn er tien ministeries betrokken bij de eilanden en is er geen duidelijke eindsturing. Dat moet anders. De staatssecretaris van BZK is politiek verantwoordelijk, maar als iedereen een beetje verantwoordelijk is, dan is niemand echt verantwoordelijk. Daarom hebben wij vorig jaar een motie ingediend voor een rijksbrede begrotingsbijlage voor de BES. Wat is de stand van zaken? Kan deze bijlage uiterlijk met de Voorjaarsnota worden opgeleverd, zodat we eindelijk weten waar het geld vandaan komt en waar het naartoe gaat?

En dan verder: kunnen we ook de interne geldstromen op de eilanden zelf inzichtelijk krijgen? Zolang we die niet kennen, blijft beleid namelijk in het luchtledige hangen. Dat is bestuurlijk niet verantwoord.

Voorzitter. De BES zijn geen blok aan ons been. Ze zijn geen bijlage en geen voetnoot. Ze vallen onder de Grondwet, onder het Statuut en onder de Kroon. Dat vraagt om betrokkenheid, om coördinatie en vooral om politieke wil.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Van Haasen namens de PVV.

De heer Van Haasen (PVV):

Ik heb een vraag aan mevrouw Bruyning. Zij begint haar verhaal met de bestuurlijke afstandelijkheid van de rijksoverheid richting de eilanden. Ziet zij ook niet in dat er ook bestuurlijke afstandelijkheid is van de eilanden richting de rijksoverheid?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank aan de collega voor deze vraag. Ik ga niet ontkennen dat die bestuurlijke afstandelijkheid van beide kanten komt. Tegelijkertijd — daar heb ik het ook al eerder met de collega over gehad — denk ik dat de verantwoordelijkheid om die bestuurlijke afstandelijkheid te verkleinen voornamelijk bij Nederland ligt en niet bij het Caribische deel van Nederland.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer Van Haasen (PVV):

Dan ben ik wel benieuwd waarom die verantwoordelijkheid bij Nederland ligt en niet bij de eilanden.

De voorzitter:

Mevrouw Bruyning, u had hem al verwacht.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Absoluut. Ik gaf aan … Laat me het anders nuanceren richting de collega. Ik vind dat de eerste stap moet liggen bij Nederland. Dat zal ik uitleggen, maar misschien moet ik hier dan een hele geschiedenisles gaan geven en dat ga ik niet doen. In het kort: we weten dat er ingewikkelde verhoudingen zijn geweest tussen Caribisch Nederland en Nederland, en per 10-10-10 zijn die veranderd; tegelijkertijd is dat nog steeds een wond die doorettert en voortduurt en altijd onderliggend is aan de samenwerking. Er moeten dus gelijkwaardigheid en respect zijn, en al die andere dingen die daarbij horen. Ik vind persoonlijk, maar ook als Tweede Kamerlid, dat Nederland daar de eerste stap in moet zetten en daar het voortouw in dient te nemen.

De heer Van Haasen (PVV):

Begrijp ik goed dat u vindt dat Europees Nederland de eilanden respectloos behandelt?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik vind het altijd heel fijn als ik verkeerd gequoot word, maar het is goed dat ik het even kan nuanceren. Ik heb net in mijn tekst niet aangegeven dat Europees Nederland de eilanden respectloos behandelt. Tegelijkertijd denk ik wel dat het lastig is om vanuit de constellatie waaruit we zijn gekomen en die we met z'n allen proberen te ontgroeien, in gelijkwaardigheid de communicatie en het respect op het juiste peil te krijgen om met elkaar de goeie samenwerking aan te gaan, zodat de eilanden kunnen groeien en Europees Nederland de eilanden ook wat meer kan loslaten, waardoor iedereen tot zijn recht kan komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door naar de heer Baudet voor zijn inbreng namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):

Bedankt. Hier in de Tweede Kamer heb ik gemerkt dat de werkwijze vaak is dat we vanuit een bestaande situatie kijken naar "hoe kan dat nou ietsje beter" of "waar moeten we iets schuiven om dat ene dossier net naar een voldoende te trekken" en dat soort dingen. Maar wat ik heel erg mis, is een grote visie over waar we nou naartoe willen met Nederland. Waar willen we over 30 jaar zijn? Wat voor soort land willen we zijn? Dat mis ik ook in de discussie over het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ik heb nog niet zo vaak meegedaan aan het debat in deze commissie, maar ik volg die discussie al jaren.

Vroeger hadden we natuurlijk heel veel meer land in de wereld. Wat nu Indonesië is, was allemaal van ons; Zuid-Afrika was van ons. Dat was fantastisch. Nederland was echt een groot land, geweldig. Een imperium. En over het laatste beetje dat we nog over hebben, zitten we alleen maar te kruidenieren. Dan moeten we daar een schutting bouwen, dan is er daar weer een boom op een huis gevallen. Dat is allemaal wel waar, maar zou het niet fantastisch zijn als deze regering, zolang die er nog zit, in ieder geval een proces in werking zet, via een ministeriële werkgroep of iets van dien aard, om de mogelijkheden te onderzoeken om een speciale economische zone in het Koninkrijk met een heel laag belastingtarief à la Hong Kong, Dubai en Singapore te gaan ontwikkelen? Daardoor gaan heel veel pensionado's daarnaartoe om te genieten van het mooie weer en daardoor kan het een springplank worden voor de enorme markten in Latijns-Amerika. Misschien kunnen we daar dan een eigen lanceerplatform opzetten om zelf ook weer naar de sterren te gaan reiken. We zouden eigenlijk het hele denken over het Caribisch gedeelte van Nederland moeten veranderen, om misschien als gevolg daarvan ook ons hele zelfbeeld als natie te veranderen, weer een trots land te worden en weer een groot project te hebben.

Dubai heeft een oppervlakte van 35 vierkante kilometer. Daar wonen 3,8 miljoen mensen. Het is een van de rijkste, meest innovatieve en meest waanzinnig gave regio's in de wereld. Sint-Maarten heeft een oppervlakte van 88 vierkante kilometer en is dus meer dan twee keer zo groot. Daar wonen 43.000 mensen. Als daar 300.000 à 500.000 Nederlanders naartoe gaan, is het ook qua bevolkingssamenstelling helemaal van ons en hebben we het helemaal onder controle. Dan kunnen we daar gewoon geweldige dingen doen. Zou een van de ministeries die hier aanwezig zijn, of misschien wel allebei, in overweging willen nemen om een werkgroep te starten om dat nou eens te laten uitzoeken? Wat kunnen we daar nou mee doen? Hoeveel interesse bestaat daarin vanuit Nederland? Ik denk heel veel. Hoeveel mensen zouden hun oude dag willen slijten op die eilanden? Prachtig weer, lekker uitkijken over de Gulf Stream, waanzinnig. Maar ook: welke bedrijven zouden daar kunnen aarden? Kunnen we daar iets bouwen? Kunnen we daar iets maken wat van Nederland weer een land maakt met echt een overzees project?

Wat daar in de grond zit voor de kust van Venezuela en Suriname moet er allemaal uit gehaald worden, die enorme hoeveelheid olie en dat soort dingen allemaal. Dat kunnen wij allemaal gaan doen. Daar ligt enorme rijkdom en er liggen enorme kansen.

Ik ga een uniek iets doen, namelijk mijn spreektijd niet volmaken. Ik zou het waanzinnig leuk vinden als we er een serieus gesprek over kunnen voeren. Is dat niet een visie voor Nederland, net als misschien een grote luchthaven in de Noordzee of andere dingen? Ik heb het over een groot project waar wij de komende 20, 30, 40, 50 jaar enorme dynamiek en enorme economische groei uit kunnen halen. En bovendien is het extra grond voor ons toch zeer dichtbevolkte land.

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk eens aan, met nog drie seconden op de klok. Maar u heeft nog een interruptie van de heer White namens GroenLinks-PvdA, dus wellicht krijgt u nog iets meer spreektijd.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Ik ben natuurlijk heel erg benieuwd naar de visie van de heer Baudet omtrent de economische ontwikkelingen die hij voorziet op de eilanden. Het lijkt me ook heel erg goed om grote projecten daar te ontwikkelen. Maar ik ben ook heel erg benieuwd hoe u kijkt naar de effecten voor de lokale bewoners die op dit moment daar leven en wat het betekent voor hun positie en rol.

De heer Baudet (FVD):

Nou, die mogen meeprofiteren van de enorme groei die Nederlanders daar gaan bewerkstelligen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag, zie ik.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Helemaal goed. Ik denk dat het prima is als de lokale inwoners van de eilanden economisch ook kunnen profiteren van zo'n mogelijk denkbeeld. Maar ik kan me voorstellen dat het ook nadelige gevolgen heeft. We hebben natuurlijk ook het kenmerk van gentrificatie, dus dat de bewoners die op een bepaalde locatie wonen in de knel komen als er verrijkt wordt. Heeft u daar opvattingen over? Wat is uw reflectie daarop?

De heer Baudet (FVD):

Het is heel goede vraag om bij uit te leggen wat ik denk dat een verkeerde manier van denken is. Natuurlijk, waar iets groots wordt verricht zullen misschien ook bepaalde mensen moeten worden uitgekocht omdat er een snelweg of wolkenkrabber moet worden gebouwd. Dan gaat er een bepaald lokaal iets verloren; dat is waar. Maar als je een groot project ontwikkelt, dan heb je een groter en hoger doel voor ogen. Dat geldt ook voor bepaalde … Het Victoriahotel in Amsterdam — dat kent bijna iedereen waarschijnlijk wel — is een prachtig negentiende-eeuws gebouw. Daarbij staat één heel klein achttiende-eeuws huisje, dat van iemand was die zich niet wilde laten uitkopen. Dat was een principieel mens. Thomas Rosenboom heeft er een roman over geschreven. Dat huisje staat er nog steeds. Het staat ook een beetje symbool voor heel veel kleine huisjes en hutjes en woonplaatsen die op een gegeven moment toch opgaan in een grotere stad. Ja, als wij daar echte industrie en vooruitgang gaan brengen, dan zal er natuurlijk wel wat veranderen. Maar ik denk dat weinig vlinders terugverlangen naar de tijd dat ze nog rupsen waren.

De voorzitter:

Ik kijk even rond. Ik zie geen verdere interrupties. Dan kijk ik even wie van de collega's het voorzitterschap even van mij wil overnemen. De heer White.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Kamminga van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank, voorzitter. Het is natuurlijk een groot genoegen om vandaag namens de VVD als voormalig woordvoerder Koninkrijksrelaties mijn collega Aukje de Vries te mogen vervangen. En dan ook nog eens op een onderwerp dat me altijd na aan het hart gaat: de economische ontwikkeling op de BES-eilanden en de CAS-landen. Het blijft een weerbarstig probleem. In eerdere debatten zei ik heel vaak: het voelt soms weleens als Groundhog Day. Ik moet zeggen dat je de vooruitgang net iets beter ziet als je wat langer weg bent dan als je er ieder halfjaar een debat over voert. Maar nog steeds hebben wij als VVD nog wel veel zorgen.

De economieën zijn nog steeds afhankelijk van toerisme en de kosten van het levensonderhoud zijn nog steeds heel erg hoog. Veel subsidies voor de ondersteuning van die hoge kosten van het levensonderhoud op met name de BES-eilanden lopen ook nog eens af of zijn net afgelopen. En we moeten er wel voor zorgen, zeker op de BES-eilanden, dat de kosten voor levensonderhoud en voorzieningen als energie en internet gewoon betaalbaar zijn. Kan de staatssecretaris iets meer toelichten over de plannen op dit punt voor de komende periode? Welke stappen gaat hij zetten? Wat verwacht hij van de eilanden? Welke mogelijkheden en kansen ziet hij om de economie vooruit te brengen? Het zal u niet verbazen wat de inzet van de VVD is. Die is helder. Wat de VVD betreft moeten we volop inzetten op het verlagen van de kosten door investeringen in plaats van extra toeslagen voor de eilandbewoners.

Voorzitter. Een terugkerend thema is het belang van diversificatie van de economie. Ze zijn nu te afhankelijk van één sector. Dat is en blijft kwetsbaar. We zeggen dit al erg lang, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er wel heel veel onderzocht en bestudeerd wordt, maar dat er te weinig gerealiseerd en uitgevoerd wordt. Hoe kijken de bewindspersonen naar dit punt? Waar zien zij kansen om nu echt die stappen te zetten? Welke bottlenecks zijn er nog?

Ook de afhankelijkheid van de import van voedsel moet en kan wat de VVD betreft sterk worden verminderd. De voedselproductie op de eilanden moet prioriteit krijgen, om ook daar weer de kosten voor de eilanders te verlagen. Er is 24 miljoen euro beschikbaar, maar ook hier vliegen onderzoeken, gesprekken en kwartiermakers je weer om de oren. De VVD wil nu echt minder gaan praten, daadwerkelijk dingen gaan doen en resultaten zien.

De haven van Saba is essentieel voor de economie van het eiland. Er is 40 miljoen beschikbaar in het jaar 2025/2026, mede dankzij de VVD, maar wat is nu de stand van zaken? Want 2025 vordert gestaag en het meeste geld is juist in dat jaar beschikbaar.

Hetzelfde geldt voor de veerdiensten van Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba. Ook deze zijn cruciaal voor de economieën. Deze verbindingen hebben echt toegevoegde waarde. Maar in de brief van de staatssecretaris over de economische ontwikkeling leidt dit niet tot enige vervolgactie. Hoe zorgen we ervoor dat die verbinding in stand blijft? Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar en welke acties onderneemt hij?

Een stap die we sowieso kunnen zetten, is de regeldruk voor ondernemers verminderen. Welke kansen zien de bewindspersonen hier? De bancaire dienstverlening werd al genoemd. Ook daar spreken we al tijden over, eigenlijk al jaren, maar nog steeds is die onvoldoende op orde. Dat is toch echt wel een basisvoorziening.

Op de BES-eilanden heerst ook het probleem dat sommige functies niet vervuld worden. Ik geloof dat collega White het al had over de tewerkstellingsvergunningen. Ik sluit me daar kortheidshalve bij aan.

Voorzitter. Ik wil het uiteraard ook nog even over de CAS-landen hebben. De VVD is blij dat de landspakketten en de gemaakte afspraken op een aantal onderdelen hun werk doen, maar ook hier kan het tempo echt omhoog. Dat vraagt om scherpe keuzes, juist ook van de landsbesturen zelf. In het debat hebben we al een paar keer voorbij zien komen wat we als Nederland moeten doen, maar in de beleving van de VVD zijn de landen eerst zelf aan zet om die stap te zetten. Welke mogelijkheden zien beide bewindspersonen daar? Welke stappen worden er gezet? Welke stappen kunnen nog een extra duwtje gebruiken, wellicht ook van ons als Kamer? Hoe gaan we er echt voor zorgen dat ook de hervormingen van bijvoorbeeld het belastingsysteem nu echt van kracht gaan worden, ook met het oog op het aflopen van de onderlinge regelingen?

Voorzitter. Dan had ik ten slotte toch nog een wat meer technische vraag. Ik was al die stukken aan het lezen en toen zag ik dat enerzijds de werkloosheid op een aantal van de eilanden naar beneden gaat, maar dat er juist bij de jeugdwerkloosheid een opwaartse trend is. Ik vroeg me af of die trend te duiden valt en of er extra stappen te zetten zijn om die tegen te gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Bamenga van D66. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Mevrouw Kamminga is er namens haar collega, dus ik zal geen al te moeilijke vraag stellen. We hebben zelf in een eerder debat een motie ingediend om de economie juist extra te stimuleren in het Caribisch deel van Nederland. Het gaat juist om het Economisch Groeiplatform Carib. Daar ligt een heel rapport van Deloitte aan ten grondslag, dat aangeeft dat dit heel erg belangrijk is en dat dit de economische ontwikkeling en innovatie van de zes eilanden extra zal stimuleren. De VVD twijfelde daar nog over. Ik ben benieuwd of mevrouw Kamminga daar minder over twijfelt. Deze motie is namelijk aangehouden, en we zitten nog steeds te wachten tot de VVD bereid is om door te pakken met de hervormingen. Minder praten, meer doen, zoals mevrouw Kamminga net al zei.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Mijn betoog ging juist ook over meer verantwoordelijkheid nemen vanuit de landen zelf, want volgens mij beginnen we hier heel vaak aan de verkeerde kant. Drie landen hebben om hen moverende redenen gekozen om autonoom te zijn. Ik denk dat we ze dan ook de ruimte moeten geven om dat te doen. Maar er hoort ook een bepaalde verantwoordelijkheid bij en die ligt wat mij betreft in eerste instantie daar. Volgens mij werd er nog in de tijd dat ik woordvoerder was een motie ingediend om een ROM in te stellen. Uit onderzoeken blijkt dat het gewoon een te klein werkgebied is. Nou worden er allerlei alternatieven verzonnen. Ik ben er op voorhand nog niet van overtuigd dat we dat allemaal vanuit Nederland moeten organiseren en financieren. Ik ben vooral benieuwd wat er vanuit die landen zelf komt en wat zij van plan zijn op tafel te leggen. Ik vind dat je dan best bereid moet zijn om te kijken of wij ook vanuit Nederland een stap kunnen zetten, maar ik vind wel dat we aan de goede kant moeten beginnen. Dat hoort in mijn beleving bij de verantwoordelijkheid en de zelfstandige taak die die landen hebben en zelf wilden hebben.

De voorzitter:

Heeft u een vervolgvraag? Ja.

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij hebben de eilanden zelf al hun verantwoordelijkheid genomen. Er zijn op dit moment allerlei projecten gaande. Dat heb ik volgens mij ook aangegeven in mijn inbreng. Er is dus juist vanuit hier ietsjes meer nodig. Wij vragen precies om wat er vanuit hier nodig is, dus volgens mij past het perfect bij de kaders die mevrouw Kamminga zojuist schetste. Ik ben dus benieuwd of mevrouw Kamminga bereid is om ons hierin te steunen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dat is natuurlijk een mooi betoog, maar de andere kant van de medaille is dat ik juist een hele hoop projecten en heel veel hervormingen heb opgenoemd waar men volgens mij echt nog wel een been bij kan trekken. Dan heb ik het over het innen van belasting en het hebben van een ordentelijk belastingsysteem. Volgens mij begint het er in eerste instantie bij dat de landen doen wat we afgesproken hebben en dat ze die moeilijke hervormingen doorvoeren. Daarmee speel je meer geld vrij en los je die staatsschuld af. Zo komt er dus meer geld vrij. Dat kunnen ze gewoon zelf doen. Dan hoeven ze zich ook geen zorgen te maken over dat wij ons vanuit Nederland gaan bemoeien met hoe ze dat besteden. Daar kunnen ze dan helemaal zelf over gaan. Volgens mij is dat een win-winsituatie. Nogmaals, als ik al die stappen voldoende zie, dan kun je best kijken wat er nog bij moet en wat je redelijkerwijs wel of niet kan vragen van de landen. Want dat zien wij natuurlijk ook. Op die schaal kunnen ze niet alles alleen. Daar hebben wij ook een rol in en verantwoordelijkheid voor. De VVD loopt daar niet voor weg. Maar wat mij betreft moet het wel in de juiste volgorde. Daar zit onze aarzeling. Uiteraard blijven we altijd kijken naar dit soort moties. Maar nogmaals, ik zie ook nog een aantal stappen die de landen zelf kunnen zetten voordat we overgaan tot wat wij als Nederland nu weer extra bij kunnen leggen.

De voorzitter:

De laatste vervolgvraag voor de heer Bamenga. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Ik zie toch wel heel veel gepraat en weinig doen, terwijl ik zojuist vanuit de VVD hoorde dat ze juist minder willen praten en meer willen doen. Er is gewoon een studie verricht. Het is niet zo dat ik dat zeg, maar een studie van Deloitte. Die geeft gewoon aan wat nodig is voor een goed ecosysteem dat kan zorgen voor economische ontwikkeling en meer innovatie. Dat is gewoon de oprichting van het Economisch Groeiplatform Carib. Ik begrijp, werkelijk waar, niet waarom de aarzeling op deze manier door de VVD wordt geformuleerd. Als we echt met z'n allen willen staan voor die economie en voor innovatie, zou ik zou het toch heel erg fijn vinden, juist voor de eilanden, als u projecten die daar lopen en het creëren van een ecosysteem, dat daar heel erg belangrijk is, steunt.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Volgens mij is mijn hele betoog er juist op gericht geweest om die economische ontwikkeling te steunen en vooruit te brengen. Nogmaals, als je duurzame ontwikkeling en duurzame onafhankelijkheid wil, zul je echt je eigen economie moeten hervormen. Dat is volgens mij de eerste stap. Nogmaals, wij zijn van harte bereid. We hebben in al die jaren talloze projecten gesteund voor ontwikkeling. We hadden het al over zonne-energie. Ik heb mensen in contact gebracht in Nederland en bijvoorbeeld op Curaçao in het kader van de vraag: hoe kun je met elkaar het gesprek aangaan? Maar mijn punt is dat het niet altijd allemaal van de overheid hoeft te komen. Dat is wat we hier heel vaak doen. We kijken de hele tijd wat de overheid nog kan doen. Volgens mij — zo kent u het liberale VVD-verhaal — is het juist goed voor duurzame economische ontwikkeling dat we zorgen dat ze daar op eigen benen staan, dat ze daar hun eigen keuzes kunnen maken. Dat kan niet door alleen maar geld te blijven geven vanuit Nederland. Dat betekent ondersteunen waar het moet. Maar ik zie hier echt nog een aantal andere stappen die we ook kunnen zetten. Nogmaals, ik ben van harte bereid, na dit vlammende betoog van de heer Bamenga, dit nog een keer aan mijn collega duidelijk te maken. Maar wij zullen dit als VVD over de hele linie wegen. We zullen kijken naar alle stappen die er zijn en naar wat waar nodig is. Maar nogmaals, wij vinden wel dat het wederkerig moet zijn en van beide kanten moet komen.

De voorzitter:

Dan zie ik nog één interruptie van mevrouw Bruyning van NSC. Gaat uw gang.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Ik heb eigenlijk één hele simpele vraag. Vindt collega Kamminga dat Europees Nederland een ordentelijk belastingstelsel heeft? Hebben wij dat zelf als Europees Nederland?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Als je dat vergelijkt ... Er zijn altijd punten op de i te zetten, maar ik vind dat wij een deugdelijk belastingsysteem hebben. Ik denk dat heel veel landen in de wereld daar heel jaloers op zouden zijn. Gaan er dingen mis? Ja. Ik heb eerder met mevrouw Bruyning op andere dossiers debatten gehad over bijvoorbeeld een toeslagenstelsel. Daar zouden wij als VVD ook van alles aan willen doen. Mijn betoog is dus niet dat het bij ons perfect is. Maar we heffen wel belasting. We heffen belasting op iedereen. Ik kijk naar wat er in de voortgangsrapportage staat en naar die landspakketten, die we nota bene samen hebben afgesproken. Wij zetten als Nederland stappen. Wij doen ons deel in het kader van die hervormingspakketten. Dan is het toch niet gek dat ik vraag: willen jullie ook jullie deel doen? Dat is wat wij hier vragen.

De voorzitter:

Dan komen we aan het einde van de inbreng van mevrouw Kamminga van de VVD. Ik geef het voorzitterschap terug aan mevrouw Kamminga.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk heel even naar mijn rechterkant. Hoelang heeft u ongeveer nodig? Een halfuurtje. Zullen om dan om 16.00 uur weer afspreken? Redden we dat? Ik mats u: we hervatten om 16.05 uur.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het commissiedebat Economische ontwikkeling Caribisch deel Koninkrijk. Wij hebben net de eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad en zijn nu aanbeland bij de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik heb gehoord dat de minister als eerste het woord gaat voeren. Kamerleden, wij zitten redelijk in de tijd. Ik zou zeggen dat we vier interrupties doen, maar dan wel kort. Als het lange inleidingen zijn, tel ik ze als twee. De minister.

Minister Beljaarts:

Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we dit debat vandaag hebben, want ondernemerschap en het mkb vormen de ruggengraat van de economie en zijn ook bepalend voor het leefklimaat op de eilanden. Daarom bezoek ik volgende week Curaçao om de economische samenwerking te versterken en lokaal ondernemerschap te stimuleren. De landen binnen het Koninkrijk zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun economisch beleid, maar Nederland staat naast hen om hen te ondersteunen waar dit nodig en wenselijk is.

Ik weet hoe belangrijk het is dat ondernemers de juiste kansen krijgen. Ondernemers zijn het kloppend hart van de eilandelijke economieën. Ze verdienen kansen en geen obstakels. Daarom zet het kabinet zich in om het ondernemersklimaat te versterken, samen met lokale overheden en ondernemers zelf. Een goed voorbeeld hiervan is het Centrum van Ondernemerschap bij de Kamer van Koophandel op Bonaire, dat startende en bestaande ondernemers begeleidt in hun groei en ontwikkeling. Ook spreek ik volgende week op Curaçao met de voorzitters van de Kamer van Koophandel, de Vereniging Bedrijfsleven Curaçao (VBC), de Sociaal-Economische Raad en de Curaçao Investment & Export Promotion Agency (CINEX).

Daarnaast investeer ik in de professionalisering van de Kamer van Koophandel Saba en Sint-Eustatius. Dat helpt ondernemers om sneller en beter hun activiteiten op te starten en ook uit te breiden. Ook werk ik aan een betere toegang tot financiering, onder andere via Qredits en de MKB Duurzaamheidslening, zodat ondernemers de middelen hebben om te investeren in hun toekomst.

Toerisme blijft een cruciale sector voor de eilanden. Ik ondersteun hen dan ook graag bij het ontwikkelen van een toeristische sector die economische kansen creëert met respect voor de prachtige omgeving. Zo laat ik door het CBS een pilot exit survey op Saba en Sint-Eustatius uitvoeren, financier ik een onderzoek naar de impact van toerisme op Bonaire en naar de mogelijke invoering van toerismebelasting op Saba en Sint-Eustatius, en ondersteun ik samen met RVO Sint-Eustatius bij de ontwikkeling van hun toerismemasterplan als onderdeel van de regiodeal.

Daarnaast heb ik aan de Tourism Corporation Bonaire een subsidie verstrekt voor het uitvoeren van een aantal concrete projecten, waaronder trainingen voor de professionalisering van de sector en het bevorderen van innovatie in deze sector. Een belangrijk speerpunt is verder de ondersteuning van de eilanden bij het ontwikkelen van economische visies die aansluiten bij hun specifieke behoefte en ambities. Dit helpt hen niet alleen bij het creëren van een sterkere economie, maar ook bij het inspelen op de bredere economische ontwikkelingen en kansen in de regio.

Ik erken de uitdagingen: de kleinschaligheid van de economie, de hoge kosten van levensonderhoud en de kwetsbaarheid van de lokale markten. Maar juist door daar samen aan te werken, door te luisteren en te handelen, kunnen we bouwen aan een economisch sterke en duurzame toekomst voor de eilanden. Samen met bestuurders, ondernemers en inwoners blijft mijn ministerie zich vol energie inzetten voor een toekomstbestendige economie in Caribisch Nederland.

Voorzitter. Er zijn een aantal vragen aan mij gericht over de CO2-heffing en de vliegtaks. Deze liggen zoals bekend op het terrein van mijn collega's van KGG en IenW. Derhalve zal ook de coördinerende bewindspersoon, de staatssecretaris, deze vragen behandelen.

Ik begin met enkele vragen van de leden Bamenga en White. Dank voor de vragen. De Kamerleden Bamenga en White hebben onder andere de vraag gesteld waarom er geen Economisch Groeiplatform Carib wordt opgezet in het Caribisch deel van het Koninkrijk en hoe we die regionale economie versterken. Die vragen liggen allemaal in het verlengde van elkaar, vandaar dat ik ze even in deze samenhang beantwoord. Een sterkere economische ontwikkeling in het Caribisch deel van het Koninkrijk is belangrijk. Daarom is ook op verzoek van de Kamer onderzocht of een ROM wenselijk en haalbaar is. De conclusie is duidelijk: op dit moment niet. Er is weinig draagvlak, het ondernemersklimaat is er nog niet klaar voor en ook de bestuurlijke complexiteit maakt zo'n structuur kwetsbaar. Ik volg die conclusie ook. In plaats van het inrichten van nieuwe structuren werk ik dus via de bestaande initiatieven aan een sterke economische ontwikkeling. Ik werk samen met de staatssecretaris van BZK en de openbare lichamen aan onder andere de ontwikkeling van de economische strategieën voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, het infrastructuuronderzoek, dat net is afgerond, en het mogelijk maken van lenen door de BES voor investeringen op de kapitaalmarkt. Dat is ook nodig, want we zien dat ondernemers tegen praktische knelpunten aan lopen, zoals versnipperde regelingen en beperkte toegang tot fondsen. Daarom verbeteren we de toegankelijkheid met informatiebijeenkomsten, maar ook met persoonlijk advies via de Kamer van Koophandel, een duidelijk overzicht van de verschillende regelingen op de website van RVO, en hulp bij het aanvragen van Europese fondsen door RVO en de speciaal gezant. Deze aanpak sluit aan bij de praktijken op de eilanden en bouwt voort op wat er al is. Zo versterken we het ecosysteem voor bedrijven en innovatie op een manier die werkt en gedragen wordt.

Voor de autonome landen is economisch beleid een verantwoordelijkheid van de landen zelf. Verder spelen de RVO en de Tijdelijke Werkorganisatie van BZK, TWO, een belangrijke rol. TWO werkt samen met de landen aan hervormingen en heeft bijvoorbeeld in januari een conferentie georganiseerd om ook de samenwerking op economisch beleid tussen de landen te versterken. Binnenkort wordt de Borgstelling MKB-kredieten, de BMKB, door de staatssecretaris van BZK voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten opengesteld. Ik zal het daar ook volgende week op Curaçao over hebben.

Dan blijf ik bij de heer White, die mij vroeg of het kabinet ongelijkheid ziet tussen de kleine groepen rijke ondernemers en de lokale bevolking in armoede. Het kabinet ziet dat toerisme een belangrijke economische motor was en is, maar dat de opbrengsten niet altijd neerslaan bij de lokale bevolking. Daarom ondersteunen we ook initiatieven die bijdragen aan lokale economische kansen. Een voorbeeld daarvan is het "community-based tourism"-programma van de RVO op de BES-eilanden, waarbij lokale ondernemers worden geholpen om toeristische producten op te zetten en zo direct te profiteren van toerisme. Overigens profiteert de bevolking in de keten natuurlijk altijd als bedrijven in het toerisme het goed doen, doordat de belastingen weer bijdragen aan mogelijkheden van de landen om te investeren in infrastructuur, gezondheidszorg et cetera. Uiteraard speelt hier ook de werkgelegenheid een belangrijke rol.

Dan blijf ik bij de heer White, die mij vroeg naar de signalen dat de grote ondernemers uit Europese landen en de Verenigde Staten gebruik kunnen maken van regelingen die niet openstaan voor inwoners van de eilanden. Het is mij niet bekend dat bedrijven uit de Verenigde Staten of Europees Nederland gebruik kunnen maken van regelingen die niet gebruikt kunnen worden door de inwoners van de landen zelf. Ik verneem uiteraard graag van de heer White welke signalen dat zijn. Dan zal ik die absoluut bestuderen.

Dan blijf ik bij de heer White, die mij vroeg naar de mogelijkheden om via het EU-coronaherstelfonds middelen voor het Caribisch deel te realiseren. Ik ben verheugd over de suggestie van de heer White en ik ben graag bereid om deze mogelijkheden te onderzoeken. Ik moet daarbij wel aanmerken dat de Caribische gebiedsdelen vanwege hun speciale status geen onderdeel uitmaken van de EU en daarom ook geen aanspraak kunnen maken op alle EU-middelen en -regelingen. Eventueel kan ik hier in het najaar per brief op terugkomen.

Dan ben ik aangekomen bij mijn laatste vraag. Die was van mevrouw Kamminga en ging over de kansen van de vermindering van regeldruk. Dat is natuurlijk ook in Nederland een actueel onderwerp, want het verminderen van regeldruk is altijd mijn inzet. Dat is een grote prioriteit, zodat ondernemers kunnen ondernemen zonder onnodige red tape. In den brede kijk ik dus ook naar een aanpak van die regeldruk, ook in Caribisch Nederland. Dat is ook voor mij een prioriteit. Ik ben bijvoorbeeld bezig om de vestigingswet aan te passen. Hierover ben ik op dit moment ook in gesprek met de openbare lichamen. Het doel daarvan is om de regeldruk te verlagen en de belangen van de ondernemers op de eilanden te dienen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Haasen (PVV):

Ik zou de minister graag het volgende willen vragen. Hij legt weer erg de nadruk op toerisme. Dat snap ik ook wel, want dat is daar natuurlijk de grootste motor. Maar we hebben kunnen zien dat diversificatie van de economie gewoon hartstikke belangrijk is. Ik hoor weinig over dat onderwerp in zijn betoog. Zou hij daar nog wat dieper op in willen gaan?

Minister Beljaarts:

Als het gaat om de landen, dan past ons natuurlijk ook een terughoudende rol, omdat dat primair de verantwoordelijkheid is van de landen. Het is ook een van de gesprekken die ik volgende week met de regering wil voeren, om ook te kijken waar er een hulpvraag is. Daar waar we kunnen meedenken, gaan we dat absoluut doen. Maar dat is niet iets wat wij gaan opleggen. Die hulpvraag om samen met ons te kijken, moet bij de landen vandaan komen. Ik weet dat er ook waterstof- en energieprojecten zijn. In de haven zijn er ook andere projecten die niet alleen gerelateerd zijn aan toerisme. In dit specifieke geval kijkt onder andere de regering van Curaçao hier ook naar. Maar mij past een terughoudende rol om ons vanuit Nederland te bemoeien met iets waar de autonome landen zelf over gaan.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer Van Haasen (PVV):

We hebben hier laatst een debat gehad over Selibon. Dat is het afvalbedrijf op Bonaire. Het afval is een groot probleem op alle zes de eilanden, vooral op de Benedenwindse Eilanden; die hebben daar alle drie gigantische problemen mee. Als u daarnaartoe gaat, vraag ik me af of u misschien iets coördinerends kan betekenen voor deze drie eilanden, om een samenwerking te realiseren om ook dat probleem aan te pakken.

Minister Beljaarts:

Ik zoek heel even naar mijn verantwoordelijkheid voor afvalverwerking binnen Economische Zaken. Maar ik zeg uiteraard toe aan de heer Van Haasen dat als die vraag voortkomt uit de gesprekken die ik met de regering of de Statenleden daar zal voeren, ik die absoluut zal meenemen en met plezier zal doorgeleiden binnen het kabinet.

De voorzitter:

Uw derde interruptie.

De heer Van Haasen (PVV):

Ik vraag dit vanwege het volgende. In de jaren zeventig kwam BFI uit Amerika naar Europa, omdat afval het nieuwe zwarte goud was. Dat is gewoon een gigantisch verdienmodel en dat zou het ook kunnen zijn voor de Benedenwindse Eilanden. Daarom leg ik deze vraag bij u neer. Dat wou ik even verduidelijken.

Minister Beljaarts:

Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dan zag ik volgens mij ook nog de hand van de heer White omhooggaan. Of was het die van de buurman? De heer Bamenga namens D66.

De heer Bamenga (D66):

Dank voor uw reactie, minister. Volgens mij reageerde de minister op een vraag over een regionale ontwikkelingsmaatschappij. Hij gaf ook aan dat dit niet wenselijk is. Volgens mij gaf ik in mijn bijdrage aan dat het ecosysteem in het Caribisch deel van het Koninkrijk volgens de adviezen inderdaad veel te zwak is. Maar er is juist een alternatief advies gegeven over een economisch groeipad voor Carib. Ik zou graag willen dat de minister reageert op het alternatief dat gepresenteerd is in de gedane studies.

Minister Beljaarts:

Dat klopt inderdaad. Volgens mij hadden we eenzelfde lezing van het rapport van Deloitte. Ik refereerde eraan om niet per se gelijk naar nieuwe initiatieven te kijken, omdat er al bestaande structuren zijn die we op een hele goede manier samen met de eilanden zouden kunnen utiliseren. Als je iedere keer een nieuw vehikel of een nieuwe organisatie optuigt, dan is het gevaar ook dat dat heel veel tijd kost, en dat kost natuurlijk ook heel veel overleg. U weet hoe complex dat kan zijn met alle overlegstructuren. Daarom kiezen wij er vooralsnog voor om de bestaande structuren juist beet te pakken en te kijken waar de samenwerking en de consensus mogelijk is, dus om daarin de versnelling te zoeken. Met die inschatting denken wij dat dat de snelste manier is om echt het verschil te maken.

De voorzitter:

Dan de heer White nog en dan de heer Baudet.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de reactie van de minister. Ik zou graag nog even in willen gaan op een puntje dat ik in heb gebracht, namelijk dat de eilanden mogelijk ook gebruik zouden kunnen maken van EU-middelen. We weten dat de eilanden niet tot de EU behoren. Vanuit GroenLinks-PvdA denken wij dat daar echt een soort weeffout zit. Nederland is als zijnde het Koninkrijk ook lid van de EU. Als het Koninkrijk lid is van de EU en de BES-eilanden behoren tot het Koninkrijk, dan zouden de BES-eilanden uiteindelijk ook onderdeel moeten zijn van de EU. Daar zit dus ergens een weeffout in. Ik snap de praktische aanvliegroute, zal ik maar zeggen, die de minister nu pakt. Maar ik zou toch willen kijken hoe we een maat kunnen vinden om te kijken hoe de eilanden, omdat ze onderdeel zijn van het Koninkrijk, toch gebruik kunnen maken van die EU-middelen.

Minister Beljaarts:

Daarin moet ik even wat terughoudend zijn, omdat dit natuurlijk over meerdere departementen gaat, waaronder dat van mijn collega hier. Wat betreft de lijn naar de Commissie heeft dit natuurlijk ook met Buitenlandse Zaken te maken. Ik wil hier dus heel voorzichtig zijn met toezeggingen. Wat ik de heer White absoluut wil toezeggen, is dat ik met de betreffende bewindspersonen ga kijken of hier inderdaad sprake is van een weeffout. Daar komen we op terug. Als de heer White er genoegen mee neemt dat ik daar geen al te ambitieuze termijn aan hang omdat ik nog afstemming moet hebben en dit waarschijnlijk hele complexe materie is, dan is dat een toezegging die ik met plezier wil doen.

De voorzitter:

Wellicht dat de staatssecretaris daar straks nog iets aan kan toevoegen, want volgens mij is het een onderwerp dat vaak terugkomt. Er is geen vervolgvraag meer. Dan gaan we door naar de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

In mijn bijdrage probeerde ik een denkrichting te wijzen voor wat je ook allemaal kan doen met deze stukken land. Ik heb daar niets over gehoord van de minister. Ik snap dat hij de wat meer economisch gerichte vragen misschien bij de staatssecretaris wil neerleggen. Dat is prima, maar volgens mij zijn er ook op bestuurlijk niveau allerlei opties. Even iets heel anders, out of the box: je zou bijvoorbeeld alle mensen die Nederland binnenkomen en een asielaanvraag doen, linea recta met een vliegtuig naar bijvoorbeeld Saba kunnen brengen. Saba is in essentie een vulkaan met daaromheen wat grond. Daar zet je ze allemaal neer en totdat die asielaanvraag wordt geaccepteerd of afgewezen, zitten ze daar. Dat zou je kunnen doen, bijvoorbeeld. Ik heb een heleboel andere ideeën genoemd, zoals …

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Baudet (FVD):

… een soort speciale economische zone, flat tax, pensionado's erheen, dat soort dingen allemaal. Maar er zijn natuurlijk 10, 20, 30 ideeën. Is de minister bereid — we hoeven niet nu te beslissen wat het gaat worden — om een werkgroep in te richten, gewoon op het ministerie? Laat nou eens ambtenaren scenario's uitwerken, zoals we dat ook hebben gedaan met die luchthaven op de Noordzee. Gewoon scenario's.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Baudet (FVD):

Wat zijn de mogelijkheden? Zou de minister zo'n toezegging kunnen doen? Dan komt het misschien in september een keer terug en dan kunnen we erover doorpraten.

De voorzitter:

Ik ga deze voor twee rekenen, meneer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Dat zou zo interessant kunnen zijn.

Minister Beljaarts:

Ik weet dat de staatssecretaris zo nog deels terugkomt op die vraag, dus ik wil hem het gras niet voor de voeten wegmaaien. Ik vind het fantastisch om de ambitie van de heer Baudet te horen om een soort Singapore op de eilanden te creëren. Het is wel essentieel dat de landen waar eventueel iets van die ideeën zou kunnen plaatsvinden de autonome landen zijn. Die gaan echt zelf over hun beleid. De gemeenten binnen Caribisch Nederland hebben niet de omvang en geografisch niet het oppervlak voor het beeld dat u schetste. Ik wil het graag heel feitelijk houden en de verantwoordelijkheden die bij de landen liggen, bij de landen laten. Dus ik ben niet voornemens daar een werkgroep voor op te zetten.

De voorzitter:

Dit is uw derde interruptie, want de vorige heb ik echt als twee gerekend. Die was heel lang. Dan heeft u er nog eentje over; u heeft er in totaal vier. Kort.

De heer Baudet (FVD):

Ik vind dit echt heel erg teleurstellend, want de minister maakt zich er nu met een soort jantje-van-leiden van af. Dit is een denkrichting. Ik denk nog steeds: je kan met hoogbouw … Er passen een heleboel mensen in de Burj Khalifa, hoor. Dus dat geldt ook voor een klein grondgebied. Als je de lucht in gaat met bijvoorbeeld een opvanglocatie … Maar dat is het punt niet. Het punt is: is het nou mogelijk om dit gekruidenier dat we hier al jaren doen, die kleine dingen, te ontstijgen en gewoon eens out of the box te denken? Het zijn "autonome landen", maar ze horen wel bij het Koninkrijk. Wij kunnen ook lobby's organiseren. OCW heeft ook een hele sterke lobby hier in de politiek en stuurt ons ook. Wij kunnen ook een lobby opzetten om de regering van Curaçao een bepaalde kant op te bewegen. De minister maakt zich er hier overduidelijk op een hele flauwe manier van af. Maar wat is erop tegen om gewoon eens een groepje slimme mensen bij elkaar te zetten, van binnen het ministerie en van daarbuiten? Laten we nou eens helemaal out of the box gaan denken.

De voorzitter:

Volgens mij is uw punt helder.

De heer Baudet (FVD):

Wat gaan we doen met dat geweldige gebied daar in de Golfstroom?

Minister Beljaarts:

Dank. Nou, een geweldig gebied is het zeker. Ik denk dat wij onze dagen goed kunnen vullen met het verdelen van de aandacht over waar we wel over gaan binnen Nederland zelf. Het zou het kabinet niet sieren als het over autonome landen gaat nadenken zonder hun betrokkenheid. Overigens kan die denkrichting natuurlijk altijd plaatsvinden, ook zonder een werkgroep geïnitieerd vanuit het ministerie. Ik blijf echter bij mijn vorige besluit.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik nog heel even rond. Ik zie geen verdere vragen aan de minister, dus ik dank hem voor de beantwoording. We gaan door naar de staatssecretaris.

Staatssecretaris Szabó:

De microfoon is mijn zwakste punt. Dan weet u dat vanaf nu, voorzitter.

Voorzitter. Ik begin met een algemene inleiding en vervolgens heb ik een aantal blokjes van vragen die ik wil verwerken, namelijk: economische visie, randvoorwaarden voor ondernemerschap, voedselzekerheid, infrastructuur en overige of, zoals wij dat noemen, andere belangrijke thema's, met uw welnemen.

Voorzitter. Al vanaf de start van mijn ambtsperiode spreek ik van het belang van een goed werkende economie en groeiende zelfredzaamheid voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook goed bestuur en solide overheidsfinanciën dragen bij aan de economische ontwikkeling en aan de zelfredzaamheid. Deze twee zijn wat mij betreft randvoorwaardelijk. Door goed bestuur wordt het vestigingsklimaat voor ondernemers verbeterd en toekomstbestendige overheidsfinanciën zorgen ervoor dat het eilandbestuur zelf kan investeren in het land. Het is derhalve goed dat er nu een debat over economische ontwikkelingen op de eilanden plaatsvindt. Ik ben daarom ook blij om hier te zitten vandaag.

Voorzitter. Eerst heb ik een aantal observaties betreffende de landen, de CAS-landen. In het eerste kwartaal van 2025 hebben belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden op de eilanden, zoals de installatie van het kabinet-Eman op Aruba en de verkiezingen op Curaçao. Ik heb afgelopen week kennisgemaakt met het nieuwe kabinet-Eman en met premier Pisas op Curaçao en ik heb zijn partij gefeliciteerd met de behaalde overwinning. Die was behoorlijk fors voor Nederlandse begrippen, kan ik u vertellen. Het is aan deze nieuwe regering om te werken aan een goede toekomst voor de hele bevolking van het land. Daar valt ook een gezonde duurzame economische ontwikkeling onder. Het is belangrijk dat alle eilanden eigenaarschap tonen en verantwoordelijkheid nemen voor het bevorderen van economische zelfredzaamheid.

Voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten geldt dat ik instrumenten ter beschikking stel om duurzame economische ontwikkelingen te stimuleren, maar het is nu aan Curaçao, Aruba en Sint-Maarten zelf, als autonome landen, om hier op een goede manier gebruik van te maken. De openstelling van de borgstelling mkb-regeling voor de landen is hier een mooi voorbeeld van. Veel bedrijven hebben moeite om te investeren en door te groeien. Dat zet de rem op de economische groei. Met de invoering van deze BMKB-regeling wordt de toegang tot kapitaal op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten verbeterd voor het bedrijfsleven.

Daarnaast wordt vanuit de landspakketten intensief samengewerkt met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten om hun ondernemingsklimaat te versterken. Zoals eerder aangegeven, lopen die landspakketten over twee jaar af. Ik heb intensieve discussies met alle drie de regeringen, waarin ik aangeef dat deze aflopen en dat het niet vanzelfsprekend is dat we dit voortzetten. Je zult namelijk nooit iets 100% goed kunnen laten aflopen. Wat mij betreft is het echter wel vanzelfsprekend dat men nu al hierover begint na te denken. Welke activiteiten die we nu uitvoeren, zijn dusdanig belangrijk dat het goed is om nu al te weten dat we die straks goed kunnen implementeren? Dat betekent dat je nu al moet gaan nadenken over welke resources je daarvoor nodig hebt. Je kunt je ambtenaren omscholen. Je kunt kijken of je mensen van buitenaf binnen kunt halen. Als je dat nu niet doet, dan zie ik al het probleem ontstaan dat men over twee jaar zegt: we hebben al die pakketten afgerond en we moeten allemaal dingen gaan doen, maar hoe nu verder, want we hebben niet voldoende capaciteit! Daar heb ik op gewezen. Zo sta ik er ook in.

Dat een vruchtbaar ondernemersklimaat vooral jongere en enthousiaste ondernemers kan helpen, heb ik tijdens mijn reis van vorige week en ook tijdens die van daarvoor ondervonden. Zo sprak ik met innovatieve agrarische ondernemers over hoe zij bijdragen aan voedselzekerheid en het vergroten van de zelfredzaamheid van Curaçao. Ook sprak ik met mensen die in de digitalisering zitten, ICT'ers dus, die hun eiland verder proberen te brengen en dan niet alleen het eiland zelf. Ik heb namelijk ook met ondernemers gesproken die inmiddels in al meer dan twintig landen werkzaam zijn. Dat betekent ook dat digitalisering niet grensgebonden is. Je kunt dus succesvol zijn als je ook over de grenzen heen kijkt en als je goede producten levert. Dit zijn mensen voor wie ik kansen wil creëren. Door hun meer mogelijkheden te bieden voor bijvoorbeeld financiering, kunnen zij een belangrijke bijdrage leveren aan de economie van hun land. Echter, het uitgangspunt is: zelf ondernemen en ondernemersrisico nemen, want zo werkt het in het bedrijfsleven. Ik zal daarover een voorbeeld geven. Ik ben heel vaak onder de indruk van dingen, maar vorige week was ik op Curaçao bijzonder onder de indruk van een ondernemer van D'Farm. Die meneer en zijn vrouw waren ontslagen bij de olieraffinaderij en hij had zoiets van: ik moet weer verder. Toen heeft hij D'Farm opgezet. Daar wordt sla verbouwd en hij gaat binnenkort ook andere producten verbouwen, in de toekomst mogelijk ook voor export. Ik vroeg hem hoe hij dit allemaal had gefinancierd, waarop zijn antwoord was: ik heb mijn auto verkocht, ik heb mijn huisraad deels verkocht en ik ben gewoon begonnen en ik heb nu elf mensen voor mij werken. Dit is dus een prachtig voorbeeld dat ik ook in mijn hoofd blijf houden, want zo kan het ook. Dat is dus ook ondernemersrisico. Je hoeft ondernemers dus niet op allerlei manieren constant te ondersteunen. Mensen kunnen het met innovatieve oplossingen ook vaak vanuit zichzelf.

De lokale economieën zijn nauw verbonden met de ontwikkelingen in de rest van de wereld. De recente aankondiging van president Trump over de hoge Amerikaanse importheffingen zullen ook effect hebben op het Caribische deel van het Koninkrijk. Dit komt door de grote onderlinge economische verbondenheid, bijvoorbeeld doordat er veel Amerikaanse toeristen naar de eilanden afreizen.

Voorzitter. Dan een aantal onderwerpen die betrekking hebben op Caribisch Nederland, dus de BES-eilanden. Onze verhouding met Bonaire, Saba en Sint-Eustatius is natuurlijk anders dan onze verhouding ten opzichte van de autonome landen binnen het Koninkrijk. Ook hier geldt dat economische ontwikkeling en zelfredzaamheid in eerste instantie de verantwoordelijkheden zijn van de openbare lichamen zelf, al zien wij op bepaalde opgaven ook een rol voor de rijksoverheid weggelegd. Onze rol hebben wij reeds in de brief over economische ontwikkeling beschreven. Een voorbeeld daarvan is het uitbreiden van het onderwijsaanbod, om zodoende beter aan te sluiten op de behoefte van de arbeidsmarkt. Maar ook hier geldt — dat heb ik ook gezien op de eilanden — dat ondernemers daar zelf ook een rol in hebben, want zij moeten natuurlijk de beste mensen binnenhalen. En ja, soms is het zo dat er geen goede scholing is op die eilanden. Ik heb ook gezien dat ondernemers zelf programma's hebben ontwikkeld om mensen om te scholen om up-to-date blijven om diensten en producten te leveren.

Om te komen tot duurzame economische ontwikkeling is er allereerst een duidelijke visie en strategie nodig, waar de drie eilanden zichzelf naartoe moeten ontwikkelen. Die strategie bestond nog niet, dus ik heb het initiatief genomen om er samen met de openbare lichamen naar te streven om nog dit jaar per eiland een economische ontwikkelingsstrategie op te stellen voor de middellange en langere termijn. Deze strategie biedt vervolgens de basis om als eiland, in samenspraak met de lokale en regionale stakeholders en het Rijk, stevige vervolgstappen te kunnen zetten. Ik ben blij dat wij met de Regio Deals al een belangrijke impuls kunnen geven aan de economische ontwikkeling en zelfredzaamheid.

In de uitvoeringsrapportages van de Regio Deal heeft u kunnen lezen dat we de afgelopen periode weer een aantal goede resultaten hebben bereikt samen met de eilanden. Er zijn bijvoorbeeld stappen gezet voor het bouwen van een Enrichment Center op Saba en het versterken van de kenniseconomie. Sint-Eustatius richt zich op Statia Day 2026 en het versterken van het cultureel toerisme, wat een impuls aan de lokale economie zal geven. Voor de mensen die niet weten wat Statia Day is of daar nog niet van hebben gehoord: het is 250 jaar geleden dat de First Salute was. Eigenlijk heeft Nederland toen als eerste land Amerika erkend. Dat is belangrijk geweest voor Nederland. Dat is ook belangrijk geweest, en mogelijk belangrijker, voor Amerika. Het is nu ook buitengewoon belangrijk voor de mensen die op het eiland wonen, want wij zien dit moment dat eraan komt als hét moment voor Statia om een boost te geven aan de economische ontwikkeling. Het gaat daar niet al te goed. De toeristische sector is daar ook niet echt goed ontwikkeld. Het eiland is moeilijk te bereiken. We hebben nu dus samen met de mensen op Statia en ook samen met mensen van mijn ministerie een programma gestart om te kijken hoe we Statia op de kaart kunnen zetten, niet alleen richting Nederlanders, maar met name ook richting Amerikanen. De Amerikanen komen altijd verderop bij Sint-Eustatius aan land. Het zou ook fijn als ze Statia aandoen, omdat het toerisme dan een boost krijgt. Het is geen klein pils. Er moeten heel veel activiteiten worden ontplooid, ook op het gebied van marketing. Dat is ook helemaal nieuw voor de eilanders zelf. Ook voor veel van mijn ambtenaren zijn dit andere aanpakken dan voorheen. Maar als dit allemaal goed wordt uitgevoerd, dan vertrouw ik erop dat het toerisme op Statia zich duurzaam kan ontwikkelen. Deze kans mogen we niet laten liggen. We hebben niet lang meer de tijd. Ik wil dus ook vragen aan iedereen die op deze trajecten zit om de deadlines goed in de gaten te houden, want dit is "a once in a lifetime" voor het eiland.

Voor Bonaire ligt de focus onder andere op de bereikbaarheid en het verbeteren van de logistieke keten. Ook hier zal de economie van profiteren. We werken met Bonaire toe naar een convenant rond de zomerperiode, zodat deze Regio Deal dan ook echt van start kan gaan op Bonaire.

Voorzitter. Economische ontwikkeling is belangrijk. Diverse randvoorwaarden hebben invloed op de economische groei. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn kleine eilanden waar grote opgaven spelen. Soms zijn er grote investeringen nodig om de basis op niveau te houden. Een voorbeeld is de investering van het Rijk om de zeehaven van Saba toekomstbestendig te maken. Dat is al eerder naar voren gekomen. Een ander voorbeeld zijn de beschikbaar gestelde middelen voor de wegen op Bonaire. Om deze eilanden zelfredzamer te maken, dienen zij ook in staat gesteld te worden om zelf structureel investeringen te kunnen doen in hun infrastructuur. Dit laat het onlangs uitgebrachte AEF-rapport dan ook zien. Ik ga de komende periode hard aan de slag.

Dan initiatieven met betrekking tot de landen en de BES-eilanden samen. Tot slot is het vergroten van de voedselzekerheid ook een middel om de zelfredzaamheid op alle zes de eilanden te stimuleren. Het kabinet heeft 24 miljoen euro beschikbaar gesteld om de afhankelijkheid van de eilanden van geïmporteerd voedsel te verkleinen. Deze afhankelijkheid maakt de eilanden namelijk kwetsbaar en het zorgt voor veel te hoge prijzen in de supermarkten en in de winkels. Vers voedsel van eigen bodem betekent betaalbaarder groente en fruit voor de inwoners. Groente en fruit komen dan tegen lagere prijzen in de supermarkten te liggen. Op dit moment bekijk ik, samen met de aangestelde kwartiermaker, hoe dit geld ingezet zou kunnen worden. Ondernemers in de agrarische sector zijn hard nodig om de voedselzekerheid te vergroten. Ook wat dit onderwerp betreft, ben ik verbaasd dat er zo weinig voedsel wordt verbouwd op de eilanden. Ik weet dat dat in het verleden veel vaker is gedaan. Ik kijk ook naar nieuwe technologische ontwikkelingen. We hebben hier Wageningen. We hebben in Nederland de Westlanden. Pardon, ik bedoel het Westland; er is er maar eentje. Ook die zijn geïnteresseerd om te kijken hoe ze op dit dossier samen kunnen werken met de eilanden. Ik ga er ook van uit dat we de komende jaren grote stappen kunnen zetten en hier ook een succesvolle sector van kunnen maken.

Dan, voorzitter, het blokje economische visie. Ik begin dan met de vraag van de heer Bamenga.

De voorzitter:

U kunt interrumperen wanneer u wilt, meneer White. U heeft vier interrupties. We zitten nog goed in de tijd, dus ik ben nu nog flexibel. Dat kan naarmate het debat vordert anders worden. Maar als u nu een interruptie heeft, kunt u uw gang gaan, meneer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. De staatssecretaris heeft het terecht over het bevorderen van het ondernemersklimaat en dat juist de investeringen van belang zijn. Hier spelen banken natuurlijk een hele belangrijke rol in, maar ze lijken ook heel erg voorzichtig te zijn in het verstrekken van leningen. Ik ben dus ook benieuwd naar het volgende. Het voorstel van CARIF lijkt ook in de koelkast te zijn gezet. Zou de staatssecretaris kunnen toelichten of het kabinet bereid is om nog te heroverwegen hoe een dergelijk investeringsinstrument toch kan bijdragen aan duurzame ontwikkeling op de eilanden?

Staatssecretaris Szabó:

Ik ben ertoe bereid om mij vol in te zetten voor het beleid dat ik hier heb neergelegd. Dat beleid is vrij strak en gaat over goed bestuur, solide financiën, zelfredzaamheid en economische groei. Alle instrumenten die daarvoor nodig zijn en die ook behapbaar zijn, zal ik daarvoor inzetten.

De voorzitter:

De heer White heeft een vervolgvraag. Dit is uw derde interruptie, meneer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Ja. Hoor ik dus goed dat zo'n investeringsinitiatief als CARIF nog steeds behoort tot de mogelijkheden?

Staatssecretaris Szabó:

Wat u goed heeft gehoord, is de zaak die ik op tafel heb gelegd en waar ik in wil investeren. Dat betreft onder andere die 24 miljoen voor voedselzekerheid, de Regio Deals en dat soort zaken. Dat is het beleid waar ik me aan houd.

De voorzitter:

Ik dacht dat ik nog iemand zag bewegen. De heer Van Haasen wil iets vragen. Ik ga even kijken naar de administratie. De heer White heeft inmiddels drie interrupties gehad, evenals de heren Van Haasen en Baudet. De heer Bamenga heeft er een gehad. Bewaart u 'm dus nog eventjes. Vervolgt u uw betoog, staatssecretaris. We zijn aangekomen bij het kopje economie, toch?

Staatssecretaris Szabó:

Visie. Of hoe noemden we het?

De voorzitter:

Economische visie.

Staatssecretaris Szabó:

Economische visie. De eerste vraag is van de heer Bamenga. Wat is de visie van het kabinet op de rol van Nederland in het versnellen van duurzame ontwikkeling op de eilanden? De verschillende ministeries staan achter het oplossen van de gestelde opgave uit de brief voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Een voorbeeld hiervan is dat we samen met de eilanden werken aan een economische ontwikkelvisie. Hierbij ligt de focus op de langere termijn, zoals aangegeven. Daarmee borgen we duurzame ontwikkelingen. Die visie komt nog dit jaar en wat mij betreft zo snel mogelijk. Het bevorderen van duurzame ontwikkelingen is voor de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten een autonome aangelegenheid, zoals eerder aangegeven. Waar wenselijk en mogelijk kan Nederland de landen daarbij vanuit de landspakketten de komende twee jaar nog ondersteunen.

Een vraag van meneer Van Haasen. Na afloop van het evenement Taking the Reins is een voorbeeld genoemd van het benutten van techniek: zeewater wordt gebruikt voor het koelen van hotels. Waarom wordt dit niet ook gebruikt voor kas- en tuinbouw? Dat is een goeie vraag. De technologieën om gebouwen te koelen met behulp van zeewater wordt op Curaçao op enkele plaatsen toegepast. Ik ben vorige week bij een bedrijf geweest, Pro-Tec, dat een nieuw kantoor had. Dat bedrijf was hiermee bezig. Het gaf heel duidelijk aan: we hebben te weinig geschoolde mensen, dus we gaan ze zelf scholen. Dat vond ik prachtig, tijdens het bezoek. Dit is een voorbeeld van technologie die tussen de landen kan worden uitgewisseld in de follow-up van de Taking the Reinsconferentie. Bij deze concrete toepassing in bepaalde bedrijfstakken kan Nederland desgewenst assisteren. Maar de keuze is natuurlijk aan de landen zelf.

Nog een vraag van u, meneer Van Haasen. Wie neemt de teugels werkelijk in handen bij de conferentie? Het doel van de conferentie was om een samenwerkingsprogramma op te zetten voor het bevorderen van de samenwerking tussen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten op economische onderwerpen. Dit proces is nu gaande. Het initiatief om de uitkomsten in de samenwerkingsplannen verder te brengen, ligt bij de Caribische eilanden zelf. Nederland kan in het kader van het landspakket de komende twee jaar bepaalde vervolgactiviteiten blijven ondersteunen, in goede samenspraak met de CAS.

Dan een vraag van mevrouw Kamminga. Hoe ga ik samen met de eilanden de economische zelfstandigheid verbeteren met behulp van de landspakketten en Regio Deals? Met het landspakket stimuleren wij ondernemerschap en het investeringsklimaat, bijvoorbeeld door het verminderen van bureaucratie en betere toegang tot financiering. Andere instrumenten die het kabinet inzet, zijn, zoals aangegeven, het openstellen van de BMKB-regeling voor bedrijven in het Caribische deel van het Koninkrijk en het ter beschikking stellen van 24 miljoen euro voor voedselzekerheid. De conferentie in januari van dit jaar faciliteerde de samenwerking tussen de drie landen op het gebied van economisch beleid. Hier heb ik u in een brief over geïnformeerd.

Wat betreft de CN. De BES-eilanden, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, zijn zelf aan zet voor het opstellen van de economische ontwikkelstrategie, zoals aangegeven. De minister van Economische Zaken en ik ondersteunen de eilanden waar nodig met expertise. Ook hebben we ons gezamenlijk gecommitteerd aan een aanpak van de vijf geïdentificeerde opgaven, zoals beschreven in de brief. Ik ben blij dat we met de Regio Deals een extra middel hebben voor de zeehaven op Saba en de wegen op Bonaire. Dat zie ik als een stevige financiële impuls voor de drie eilanden.

Nog een vraag van u, mevrouw Kamminga. Hoe zorg ik ervoor dat alle hervormingen, onder andere die uit de landspakketten, ook leiden tot concrete resultaten? Kunnen we vanuit Nederland ook een stap zetten? Ik ben het met mevrouw Kamminga eens dat concrete, duurzaam geborgde resultaten voorop moeten staan. Daarom hecht ik er ook aan dat de evaluatie in 2026 van de Onderlinge regeling Samenwerking bij Hervorming die resultaten laat zien. Op basis van deze evaluatie wil ik samen met de regeringen van de landen bezien of en hoe de samenwerking op lopende en waardevolle thema's wordt voortgezet. Ik kijk dan met name of we nog additionele kennis en kunde kunnen leveren. Dat betekent niet dat we dit traject van landspakketten weer opnieuw gaan optuigen, want alles is eindig. Vandaar mijn gesprekken met de eilanden om aan te geven, zoals ik daarnet heb aangegeven, dat ze nu na moeten denken over welke capaciteit ze straks nodig hebben om de implementaties goed te verrichten. Want er is nog een hoop te doen. Ik heb zelf ook belastingdiensten bezocht. Je ziet daar heel veel stapels papier. Wat mij opviel — dat vond ik wel heel interessant — was dat ik vervolgens ook een presentatie kreeg over de digitale belastingdienst van de toekomst. Ik heb in mijn vorige leven vanuit een bedrijf verantwoordelijkheid gehad voor werkzaamheden bij de Nederlandse Belastingdienst. Ik werd helemaal weggeblazen door dit verhaal, maar er zit nog wel een heel groot verschil tussen die stapels papier die je ziet liggen op de planken, met belastingaangiften van twee, drie jaar geleden, en het verhaal rond digitalisering. Dat moet toch samenkomen. Vandaar ook dat ik steeds benadruk: denk na over je capaciteit en ga mensen trainen, want anders valt het straks stil.

De voorzitter:

Eén interruptie van mevrouw Kamminga van de VVD.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank voor uw betoog. We worden als VVD weleens in het frame gezet dat we streng zijn om streng te zijn. Dat zal misschien eens zo zijn, maar in dit geval zit dat er niet achter bij mij, maar juist wel de motivatie om die dingen te doen voor de mensen die daar wonen, voor de ondernemers en voor de inwoners, zodat ze het uiteindelijk gewoon beter hebben dan ze het nu hebben. Daar zijn een aantal van die structurele hervormingen voor nodig. Ik snap het betoog van de staatssecretaris heel goed. Er komt echt nog een evaluatie. Tegelijkertijd volgen we die grote hervormingen natuurlijk nu ook al. Waar ziet de staatssecretaris dus nog een punt waarop wij misschien een extra stap moeten doen om te zorgen dat we ook echt die heuvel overgaan en dat die hervormingen ook echt gaan beklijven? Want die tijd is natuurlijk gewoon krap. Ik zou het gewoon zo jammer vinden. We hebben hier vaak debatten over allerhande dingen, maar waarmee zouden we die landen, en daarmee ook u misschien, echt kunnen helpen om dat zetje te geven? Nogmaals, dat zeg ik niet om gewoon streng te zijn of om met ons vingertje te wijzen, maar juist om te zorgen dat ze daar een betere toekomst krijgen.

De voorzitter:

Dat was een vraag aan de staatssecretaris om een concreet antwoord.

Staatssecretaris Szabó:

Dat is een goede vraag. Ik zit na te denken over al die activiteiten binnen de landspakketten en over waar we mogelijk nog additionele steun zouden kunnen geven, maar u zou mij kunnen helpen door de discussie die ik nu heb te ondersteunen. Die gaan erover dat er goed moet worden nagedacht over welke resources ze nodig hebben. Die discussies zijn heel serieus. Als ik met die eilanden spreek, zeg ik wel tegelijkertijd dat we in Nederland ook op allerlei dossiers te weinig resources en geld hebben, dus wat dat betreft is het niet uniek wat daar gebeurt. Maar ik ben ook heel welwillend om de komende twee jaar heel serieus te kijken in hoeverre wij ze ook kunnen ondersteunen om die resources bijvoorbeeld op te leiden en om die resources beschikbaar te stellen. Wat ik echter niet ga doen, is van duizend-en-een trajecten die nu lopen te zeggen: dit zijn misschien de 300 succesvolle en laten we daar eens wat meer aandacht aan besteden. Nee, de aandacht moet worden besteed aan hoe je het straks kunt implementeren.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Szabó:

Dan ga ik naar een vraag van de heer Baudet over de grote visie. Allereerst zijn de autonome landen hier zelf aan zet voor de vorming van mogelijke vrijhandelszones, waar u het over heeft gehad. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de belastingdruk in het Caribisch Nederlandse deel relatief laag is. Op mijn reis naar de eilanden heb ik vele inspirerende gesprekken gevoerd met ondernemers. Zij geven aan dat het kunnen ondernemen en handelen vooral gebaat is bij het weghalen van diverse belemmeringen. Mijn focus ligt dan ook op goed bestuur en solide overheidsfinanciën als basis voor zelfredzaamheid. Dat beleid heb ik ingezet. Het zal de komende jaren al moeilijk genoeg worden om dat goed uit te voeren, maar ik wil gewoon resultaat zien. Ik wil gewoon zien dat die mensen veel zelfredzamer worden op economisch vlak en daardoor waarschijnlijk ook nog op andere vlakken. Zij moeten hun eigen economie opbouwen. Met name de autonome landen zullen dat autonoom moeten doen. De BES-landen zullen we ondersteunen. Dat is dus het beleid. Ik denk dat dit ook redelijk nieuw beleid is. Althans, als ik met mensen op de eilanden praat, hebben ze ook zoiets van "oei, hier waait een andere wind". Die wind waait pas sinds 3 juli vorig jaar en die wil ik ook zo voortzetten, zonder al te grote fluctuaties daarin te hebben.

De voorzitter:

Dan vermoed ik dat u uw laatste interruptie wil gebruiken, meneer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

De laatste interruptie, dus het maakt niet uit wat u antwoordt, staatssecretaris, want ik kan toch niks meer terugzeggen, maar ik zou het waarderen als ik een serieus en inhoudelijk antwoord krijg, want ik ben serieus en inhoudelijk in mijn insteek. De staatssecretaris kiest woorden als "zelfredzaamheid" en "we moeten die mensen helpen met hun eigen landje, gebiedje". Precies die manier van denken heeft Europa de wereld gekost. Vroeger waren wij gewoon overal de baas, overal. In Afrika, Azië, overal. Overal waren Europeanen de baas. Toen ineens gingen we daar die mensen helpen. Wat heeft dat ons gebracht? Wat zijn wij er nou beter van geworden dat het nu allemaal een soort van onafhankelijke plekken zijn waar ze elkaar aan het uitmoorden zijn, waar chaos is en dat soort dingen? Dit is nog een laatste stukje koloniaal gebied. Wij kunnen daarmee doen wat we willen. En wat gaan we doen? Een soort halve ontwikkelingshulp. Why? Dit is van ons. Wij kunnen daar iets prachtigs van maken. Zelfs een PVV'er uit de meest rechtse regering ooit gaat gewoon door met in essentie antiwesters, anti-Europees en antiblank beleid. Waarom?

Staatssecretaris Szabó:

Ik ben vroeger woordvoerder ontwikkelingshulp geweest voor een partij die u ook kent, voorzitter. Ik was daar heel kritisch over, want ik zag daar helemaal niks in. Zoals u mogelijk weet, was ik ook het eerste Kamerlid dat zei: laten we hiermee stoppen totdat iemand mij uitlegt wat de resultaten zijn. Toen ik Kamerlid was, hadden we al 200 miljard uitgegeven aan ontwikkelingshulp. Zo zat ik er toen al in en zo zit ik er nog steeds in. Ik kom weer terug bij ontwikkelingshulp. Mijn beleid, het beleid van uw partij, voorzitter, was toen: we moeten met name kijken naar onderwijs en economische ontwikkeling. Dat is wat ik ook hier op de eilanden doe. Ik kijk naar goed bestuur, solide financiën en economische ontwikkeling. Economische ontwikkeling kan alleen maar als er ook goed onderwijs is. Dat is het beleid waarop ik heb ingezet vanaf 3 juli vorig jaar en dat ga ik ook blijven doen, want alleen dan ben je succesvol.

De voorzitter:

Ik zag wat beweging, maar het waren schijnbewegingen kennelijk. U kunt uw betoog vervolgen.

Staatssecretaris Szabó:

Dank u wel.

De voorzitter:

De microfoon staat al aan, dus dat scheelt.

Staatssecretaris Szabó:

Dan een vraag van de heer Bamenga. Op welke manier trekt Nederland samen met het Caribisch deel van ons Koninkrijk op met betrekking tot de schade als gevolg van handelstarieven van Trump? Ik heb daar net al even over gesproken, maar we zijn het aan het monitoren. We betrekken daarbij ook het ministerie van Buitenlandse Zaken als het gaat om de samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Door tussenkomst vanuit BZK werken we ook samen met Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Gezamenlijk staan we dus in nauw contact met de regeringen van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten en met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Zoals ik in mijn inleiding aangaf, houden we ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en trekken we in het Koninkrijk samen op. "Nauwlettend" betekent iedere dag, want iedere dag verandert er wel iets op dit dossier. Dat wat betreft de economische visie.

Dan kom ik bij het volgende blokje: randvoorwaarden voor ondernemerschap.

De voorzitter:

Voor u vervolgt, zie ik de heer Bamenga nog.

De heer Bamenga (D66):

Ik heb even een vraag over twee opmerkingen van de staatssecretaris. Hij geeft namelijk aan dat er een ontwikkelvisie aan zit te komen. Wanneer weten we niet, dus ik krijg graag even een toezegging dat dat zo snel mogelijk gebeurt. De staatssecretaris zei "zo snel mogelijk", maar dat is natuurlijk nog geen termijn, dus zou dat in ieder geval voor september naar de Kamer kunnen komen? De laatste opmerking die de staatssecretaris net maakte, ging over het monitoren. Het zou dus heel fijn zijn dat wij iets terugkrijgen van: het zit zo of het zit zo in elkaar. Want het is fijn dat u monitort, maar we zouden graag als Kamer geïnformeerd willen worden over hoe dat nou precies zit. Dus wanneer worden wij geïnformeerd?

Staatssecretaris Szabó:

Wat het monitoren betreft: het verandert iedere dag. Het is redelijk nieuw wat er nu gebeurt, dus we zullen ook even kijken, ook in samenspraak met u, hoe we dat gaan doen en hoe we hierover kunnen informeren. Als er hele rare dingen gebeuren, informeer ik u vanavond al, maar als we het periodiek kunnen doen, graag. Dat is één. Twee. Over die ontwikkelstrategieën ben ik al een hele tijd met de eilanden aan het praten. De eerste gesprekken zijn ook al geweest. Ik heb daarnet trouwens aangegeven dat het dit jaar is en wat mij betreft zo vroeg mogelijk. We zijn dus ook al bezig om te kijken welke economische prioriteiten zij zelf gaan benoemen. Daar hebben we de eerste gesprekken voor gehad. Die informatie ligt er al. Het is niet zo dat we langetermijndingen gaan doen. We hebben nu gekeken waarop ze willen gaan lopen en vervolgens bekijken we hoe ze dat het meest effectief kunnen doen. Die informatie komt dit jaar naar u toe.

De voorzitter:

Een derde interruptie?

De heer Bamenga (D66):

Nee, volgens mij heb ik nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Ik wil hier geen interruptie aan wijden, want er zijn genoeg onderwerpen. Maar wat is periodiek? Is dat per maand? Is dat één keer in de drie maanden?

Staatssecretaris Szabó:

Heeft u het over de tweede vraag? Of was dat de eerste vraag?

De heer Bamenga (D66):

Dat was de eerste vraag.

De voorzitter:

De eerste.

De heer Bamenga (D66):

Wat is periodiek? Het andere is ... Volgens mij geeft u weer het antwoord "zo snel mogelijk", maar ik wilde juist ...

Staatssecretaris Szabó:

Voor het einde van het jaar krijgt u in ieder geval een voortgangsbrief.

De voorzitter:

Dan noteren we: "Voor het einde van het jaar." Dan de vraag of "periodiek" jaarlijks of halfjaarlijks of driemaandelijks is.

Staatssecretaris Szabó:

Over dat eerste onderwerp?

De voorzitter:

Ja.

Staatssecretaris Szabó:

Ja, dat moeten we bekijken. Nogmaals, het is een redelijk nieuw dossier. Ik denk dat we dat samen moeten bepalen.

De voorzitter:

Oké. Er komt eerst een eerste en naar aanleiding daarvan ...

Staatssecretaris Szabó:

Ja.

De voorzitter:

"Voor het einde van het jaar", werd gezegd.

Staatssecretaris Szabó:

Ja, en daar waar nodig eerder.

De voorzitter:

Oké. Dit is wel een extra interruptie, want de staatssecretaris gaat wel over zijn eigen antwoorden. Ik ben ook streng geweest tegen de heer Baudet, dus ...

De heer Bamenga (D66):

Dit kan toch niet? Ik bedoel ... Ja, maar dit kan toch niet? Eerst zegt de staatssecretaris: het kan misschien wel morgen zijn. Dan komt er een toezegging: voor het einde van het jaar. Dat is toch zo'n groot verschil? Ik bedoel ... Ik verwacht dat de staatssecretaris misschien zegt dat de eerste over een maand komt of over ... Maar toch niet aan het einde van het jaar? Dan snap ik het helemaal niet meer.

Staatssecretaris Szabó:

Nee.

De voorzitter:

De staatssecretaris.

Staatssecretaris Szabó:

Het hangt ... Even als volgt. Wij moeten samen bespreken wanneer die zou moeten komen. Kijkend naar de situatie nu, denk ik dat we voor het eind van het jaar met de eerste rapportage komen. Als er daarvoor dingen gebeuren waarover we moeten praten en u moeten inlichten, dan krijgt u daar eerder informatie over.

De voorzitter:

We noteren dat en als u dat sneller of anders wil, dan is het aan u, meneer Bamenga, om een motie of iets anders te overwegen. Tegelijkertijd is de toezegging wel dat we in ieder geval tussentijds worden geïnformeerd, als er iets acuuts is. Dat noteer ik dan in ieder geval. Oké. Vervolgt u uw betoog?

Staatssecretaris Szabó:

Oké. Dan vroeg de heer White welke initiatieven er concreet worden ondernomen om de bancaire dienstverlening op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te verbeteren. De minister van Financiën verkent de mogelijkheid om middels een dienstverleningsovereenkomst met de lokale bank de dienstverlening over de gehele breedte te verbeteren. De onrendabele top van het aanbieden van de diensten zou dan door middel van een bijdrage weggenomen kunnen worden. Ook beziet De Nederlandsche Bank hoe contant geld beter beschikbaar gemaakt kan worden op Saba en Sint-Eustatius. De lopende gesprekken zijn nog te pril om daar details over te delen. De minister van Financiën en ik streven ernaar om uw Kamer op korte termijn te informeren over concrete stappen en het toekomstperspectief voor de bancaire dienstverlening op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius.

Dan was er een vraag van mevrouw Bruyning: hoe wordt er op Bonaire rekening gehouden met het ruimtelijke draagvlak van het eiland? Bonaire werkt allereerst aan een ruimtelijke structuurvisie om te bepalen hoe Bonaire om wil gaan met de spaarzame ruimte en op welke wijze Bonaire hier invulling aan wil geven. Dit doet men in het kader van het ruimtelijke ontwikkelingsplan, waarover ik samen met mijn collega van VRO overleg voer met Bonaire. Aanvullend werkt Bonaire aan een economische ontwikkelstrategie om te bepalen waar het economische prioriteit aan wil geven. Dat geeft ook invulling aan de visie op migratie.

Dat was er nog een vraag van NSC over het economisch zwaartepunt op Caribisch Nederland, Bonaire. Ja, oké. Het klopt dat het hoofdkantoor van de RCN gevestigd is op Bonaire. Dat laat onverlet dat de RCN ook diensten aanbiedt en gevestigd is op Sint-Eustatius en Saba. Ik zie er met de directeur van de RCN op toe dat de diensten op een gelijkwaardige wijze op de drie eilanden worden aangeboden en ook zichtbaar en aanwezig zijn op Sint-Eustatius en Saba.

Dan was er nog een vraag van de heer White. Hij zei: ook de elektriciteitsvoorziening moet op orde zijn, namelijk zo veel mogelijk zelfvoorzienend en duurzaam. Welke stappen zet het kabinet hierop, was zijn vraag. Het kabinet werkt aan een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening op de BES-eilanden. Denkt u bijvoorbeeld aan zonnepanelen op Saba, Bonaire en Statia. In samenwerking met de lokale energiestakeholders stimuleert KGG duurzame projecten op de BES. De inzet van duurzame technologie zorgt er ook voor dat de eilanden meer zelfvoorzienend zijn. Tijdens mijn bezoeken heb ik ook gezien dat daar hard aan wordt gewerkt, met goede resultaten.

Dan nog een vraag van de heer White: welke concrete stappen zetten de ministeries om het onderwijs te versterken? Ik ben het met u eens dat het onderwijs de basis is voor een goede economie. Daar heb ik net ook uitgebreid bij stilgestaan. Met Bonaire, Saba en Sint-Eustatius werken we onder andere samen aan de uitvoering van de derde onderwijsagenda per eiland. Onderwijs is een landsaangelegenheid binnen de landspakketten. Daar waar mogelijk ondersteunen we daarin. Daarnaast worden er via het ministerieel vierlandenoverleg periodiek afspraken gemaakt over onderwijs en over diverse samenwerkingsprojecten, zoals samenwerking wat betreft de lerarenopleiding op de Benedenwindse Eilanden. Zoals ik net aangaf, heeft onderwijs ook mijn aandacht als het gaat om wat de ondernemers doen, omdat ik denk die een steeds belangrijkere positie krijgen om hun mensen goed en tijdig op te leiden.

Dan nog een vraag van de heer White en mevrouw Bruyning. Die ging over snelle procedures voor werkvergunningen op Saba en Sint-Eustatius. Zij vroegen of ik die problemen herken. Ja, ik herken die problemen. Dit moet beter. Ik zeg dan ook toe dat ik mij in samenwerking met de ministeries van AenM en SZW zal inzetten om dit proces te optimaliseren. Het is goed om te melden dat ik samen met de ministeries van AenM en SZW en de RCN-diensten — denk aan de IND en SZW — reeds bezig ben om te komen tot een versnelde procedure voor prioritaire beroepsgroepen. Ik verken daarbij ook de mogelijkheden voor verbetering van IND- en SZW-faciliteiten op Saba en Sint-Eustatius, om die afhandeling te versnellen. Het is wel goed om met de Kamer te delen dat het probleem ook wordt veroorzaakt doordat de landen van herkomst traag zijn in het verschaffen van documenten die nodig zijn voor de behandeling van de aanvragen. Het ligt dus niet alleen aan onze eigen procedures, maar ook aan die van andere landen. Daar kunnen de RCN, IND en SZW helaas weinig aan doen.

De voorzitter:

Voor u vervolgt heeft u een interruptie van mevrouw Bruyning van NSC.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen wat het tijdsbestek is dat hoort bij wat hij net aangeeft. Aangezien het probleem al langer speelt, zou enige spoed passend zijn.

Staatssecretaris Szabó:

Daar kom ik graag op terug bij u na overleg met de betrokken departementen. Dat zeg ik toe.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Komt de staatssecretaris daar dan schriftelijk op terug?

Staatssecretaris Szabó:

Ja, niet tijdens deze vergadering.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dat snap ik.

De voorzitter:

Dan noteren we als toezegging dat er schriftelijk teruggekomen wordt op de termijn. Oké.

Staatssecretaris Szabó:

Ja.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. Volgens mij gaat u nu ook naar een ander onderwerp. Klopt dat?

Staatssecretaris Szabó:

Ja, dat heeft u goed gezien, voorzitter. Dat is mijn volgende blokje, voedselzekerheid; ik heb nog drie blokjes. De heer Van Haasen heeft een vraag gesteld over de landbouw. Zoals aangegeven heeft het kabinet 24 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een periode van vier jaar om de voedselzekerheid op de zes eilanden te vergroten. Ik wil hierbij in zowel kleinschalige als grootschalige initiatieven investeren. Hierbij vind ik het belangrijk dat het ondernemerschap wordt gestimuleerd. Het voorbeeld dat de heer Van Haasen noemt zou een mooie optie zijn, maar daar kan ik hier nu nog niet op vooruitlopen. Dat ging over het gebruiken van zeewater in kassen. Ik hoop dat er op de eilanden ook meegekeken wordt en dat Nederlandse ondernemers hier in Nederland zoiets hebben van: hé, dat nemen we van de heer Van Haasen over. Ik informeer de Kamer in mei over de inzet van de betrokken middelen, dus die 24 miljoen.

Dan een vraag van de heer Bamenga. Die gaat daar in principe ook over. Hier staat nog wel bij dat ik het belangrijk vind — dat heb ik net ook al gezegd, maar ik kan het nog een keer herhalen omdat het zo belangrijk is — dat lokale private partijen en ondernemers worden gestimuleerd om activiteiten te ontplooien op het gebied van landbouw en innovatie. Ook de samenwerking met niet alleen Nederlandse ondernemingen, maar ook het Westland en Wageningen is hierbij buitengewoon belangrijk. Want het kan. Het kan in de openlucht, maar het kan bijvoorbeeld ook in containers. Zo ben ik onder andere op bezoek geweest in Sint-Maarten. Daar ben ik een container ingestapt die meer leek op een discotent dan een voorziening waar sla werd gekweekt, met allemaal ledlampjes en zo. Het mooie was dat je die ledlampjes dusdanig kunt gebruiken en manipuleren dat je met het ene sla maakt en met het andere kiwi's laat groeien of wat dan ook. Die kansen zijn er dus gewoon. Ik heb ook al aangegeven: jongens, waarom schalen we niet op? Als je één container hebt waarin het lukt, kun je er ook immers ook honderd neerzetten. Ook die gesprekken voer ik en ook die uitingen doe ik qua communicatie, ook richting de Nederlandse ondernemers die nu meekijken: jongens, er liggen ontzettend veel kansen; pak die! De Nederlandse kennis en kunde, hier in Europees Nederland, moeten we daar immers zo veel mogelijk uitbuiten om de economie zo veel mogelijk te versnellen.

Dan het volgende blokje, over infrastructuur. Waarom wordt er geen concrete steun verleend aan veelbelovende projecten zoals het zonneveld en het e-buspark op Curaçao? Ook dat was een vraag van de heer Bamenga. De inkoop van elektrische bussen is een verantwoordelijkheid van de autonome regering op Curaçao. Curaçao heeft een autonome positie binnen het Koninkrijk en bepaalt zelf zijn economische beleid. Het is dus aan Curaçao om de uitvoering en financiering vorm te geven. Nederlandse bedrijven kunnen hierop inspelen als marktpartijen. We houden de geopolitieke ontwikkelingen nauw in de gaten, gelet op de veranderingen in de wereld.

Dan kom ik ook op het onderwerp rond de Chinese bedrijven die mee kunnen dingen. Dit onderwerp wordt steeds belangrijker, ook vanuit geopolitieke optiek. We houden dus ook in de gaten wat er om ons heen gebeurt. Specifiek richting de autonome landen heeft Nederland formeel geen rol, maar we hebben wel het gesprek over hoe wij naar dit soort onderwerpen kijken.

Twee vragen over elektrische vliegtuigen, ook van de heer Bamenga. Wat is er tot op heden terechtgekomen van de ambities? Die waren immers hoog; die heb ikzelf ook gezien. Is het kabinet, overwegende dat het budget eerder zou komen vanuit het Groeifonds, nog steeds van plan om door te gaan met deze ambities en met een pilot voor elektrisch vliegen? Er zijn diverse haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. Het ministerie van IenW heeft bijgedragen aan diverse conferenties en werkgroepen. Op dit moment heeft het ministerie van IenW vanwege het beperkte draagvlak en de beperkte financiële middelen en personele capaciteit bij zowel de eilanden als IenW geen actieve beleidsinzet op dit onderwerp.

Wel zie ik kansen voor drones als een mooie toevoeging aan de economische ontwikkelingen en connectiviteit op de eilanden. Drones kunnen een verbetering zijn ten opzichte van traditionele transportmiddelen, bijvoorbeeld voor medisch transport en goederenvervoer, maar ook voor het vervoer van personen. Ik denk dat een aantal Kamerleden al weten dat ik in 2018 met de heer Rutte, toen nog premier, op handelsmissie naar China ben geweest en dat ik als eerste Nederlander in een autonome drone heb gevlogen. Daar zit dus geen piloot in en daar zit geen stuur in. Er zit ook geen rem in. Er zit alleen een iPad in waarop je aangeeft dat je van A naar B gaat. De ontwikkelingen rond die modaliteiten zetten zich voort, want dit is alweer zo'n zeven jaar geleden. Ik zie veel kansen op de eilanden. Ik voer die gesprekken daar ook. Denk bijvoorbeeld aan het voor de toeristische sector inzetten van drones waar mensen in kunnen zitten. Daar heb ik vorige week nog over gesproken met de toeristische bond. Maar denk ook aan het vervoer van mensen tussen de eilanden; dan wordt het nog belangrijker. Dan komen we weer op de discussie over de veerboten en de subsidies. Drones zijn veel goedkoper. Je moet alleen wel de certificering regelen. Ik heb begrepen dat vorige week de wetgeving door de ministerraad is gekomen om met onbemande drones te kunnen vliegen op de BES-eilanden, maar ik hoop dat dit zo snel mogelijk ook voor bemande drones wordt geregeld. Die bewegingen zijn er dus. Het is niet zo dat we daar volgende week of volgend jaar op vakantie met zo'n ding kunnen vliegen, maar het zijn wel modaliteiten die niet kunnen worden tegengehouden. Voor de langere termijn lost dit dus ook heel veel andere problemen op de eilanden op, ook in het vervoer tussen de eilanden.

Dan ga ik door naar een vraag van mevrouw Kamminga en van mevrouw Bruyning over de stand van zaken met betrekking tot de haven van Saba. Er is een start gemaakt met de bouw van de zeehaven van Saba door Ballast Nedam, een Nederlandse onderneming. De focus ligt in de eerste fase op het verplaatsen van het koraal en het testen van het ontwerp in een laboratoriumomgeving. Verder is de eerste tranche van de financiële middelen ter hoogte van 30 miljoen euro op basis van de KR-begroting voor 2025 overgemaakt aan Saba. Het streven is om eind 2026 de nieuwe zeehaven gereed te hebben. Dat is ambitieus, maar haalbaar, werd mij verteld door Ballast Nedam. We moeten ook rekening houden met de periodes waarin het daar even wat meer waait. Dan moet je gewoon stoppen. Ik heb het projectprogramma bekeken. Ik hoop dat dit zo spoedig mogelijk kan worden afgerond, want dit zal een gigantische boost geven aan de economie van Saba, ook als het gaat om toerisme. Je hebt daar nu met name ecotoerisme, maar straks kun je daar ook met bepaalde boten aanmeren, bijvoorbeeld vanuit St. Barts of Sint-Maarten. Er zijn dus grote kansen voor economische ontwikkeling.

Dan nog een vraag van mevrouw Bruyning over het garanderen van een wetswijziging voor Saba en Sint-Eustatius zodat het aantrekkelijker wordt voor toeristen omdat de cijfers dalen. Met de wijziging van de Luchtvaartwet BES wordt de wettelijke basis gelegd waarop de zogenaamde public service obligations, de PSO's, ingesteld kunnen worden. Een PSO biedt de mogelijkheid om eisen te stellen aan bepaalde onderdelen van de vliegroute. Denk hierbij bijvoorbeeld aan frequenties en ticketprijzen. Op dit moment is er nog geen financiering voor de PSO. Ook wordt nog gekeken of de PSO het beste instrument is om de bereikbaarheid Caribenbreed te verbeteren. Daarom worden ook andere instrumenten onderzocht. De minister van IenW zal u hier voor de zomer in de Tweede Kamer over informeren.

Voorzitter. Dan mijn laatste blokje. Dan heb ik weer een vraag van D66, van de heer Bamenga. Hij vroeg naar stappen om jongeren op de eilanden perspectief te bieden. De landen zijn primair zelf verantwoordelijk voor het bieden van een goed toekomstperspectief voor hun jongeren. Er is uitgebreid gesproken over wat er allemaal kan rond economische ontwikkeling. Ik heb ook heel veel jongeren enthousiast gezien. Er is veel kennis en kunde. Dat moeten we niet onderschatten. Maar om dat nog beter te krijgen is onderwijs een belangrijke randvoorwaarde voor toekomstperspectief en ontwikkeling. Het ministerie van OCW werkt samen met onderwijsinstellingen aan het ontwikkelen van opleidingen waar lokaal behoefte aan is, zoals de opleidingen voor apothekersassistent en doktersassistent op Bonaire, Curaçao en Aruba. In mei worden in de landen samen met OCW, de tijdelijke werkorganisatie en het programma Strategic Education Alliance, de SEA, rondetafelgesprekken georganiseerd met overheden, het onderwijsveld en werkgevers om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Daarnaast werken we met de landen via het landspakket aan economische ontwikkeling, arbeidsmarktflexibilisering en diversificatie, waarmee het toekomstperspectief van jongeren wordt versterkt.

De stelling over hoge jeugdwerkloosheid, die op tafel is gelegd door, ik meen, mevrouw Bruyning of de heer Bamenga, kan ik niet goed plaatsen. In zijn algemeenheid is de werkloosheid laag. Het probleem is juist dat de jeugd vertrekt van de eilanden. We voeren ook gesprekken over hoe we dat kunnen voorkomen.

Dan een vraag van de heer White over concrete stappen om het onderwijs te versterken. Met Bonaire, Saba en Sint-Eustatius werken we onder andere samen aan de uitvoering van de derde onderwijsagenda per eiland, zoals aangegeven. Het is een landsaangelegenheid. Ik ben het met u eens dat onderwijs de basis is voor een goede economie. Daarmee ben ik het ook met mezelf eens trouwens, want ik heb dit al een paar keer verteld vandaag. Binnen het landspakket zijn er mogelijkheden om de landen daarbij te ondersteunen als het land daarvoor kiest. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld samen met de onderwijsinspectie van de landen doorlichtingen van het onderwijs uitgevoerd, waar een groot aantal stakeholders bij betrokken is geweest. Daarnaast worden via het Ministerieel Vierlandenoverleg OCW periodiek afspraken gemaakt over diverse samenwerkingsprojecten.

Dan nog drie vragen. Deze is nog van de heer White, over kinderopvang. Voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geldt dat het kabinet werkt aan het verbeteren van de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid. Uw Kamer ontvangt uiterlijk in juni een update van de staatssecretaris van SZW. Voor de landen geldt dat het wederom gaat om een autonome verantwoordelijkheid van de landen zelf.

Dan een vraag van mevrouw Bruyning over de stand van zaken met betrekking tot de motie van NSC over het creëren van meer inzicht in de rijksuitgaven in Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Vanuit mijn coördinerende rol informeer ik uw Kamer reeds op hoofdlijnen over de uitgaven van verschillende departementen aan Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dit overzicht is opgenomen in bijlage 6 van de begroting van Koninkrijksrelaties. Gelet op de motie van mevrouw Bruyning heb ik besloten om dit overzicht te concretiseren en om per departement op te nemen op welk artikel middelen worden uitgegeven en of er sprake is van een subsidie, inkomensoverdracht of een bijdrage. In het jaarverslag van 2024 van Koninkrijksrelaties zal deze werkwijze voor het eerst worden toegepast. Deze informatie ontvangt u dus medio mei; dus nog even geduld, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Bruyning.

Ik heb er nog drie. Mevrouw Bruyning vroeg om geldstromen van overheden op de eilanden inzichtelijk te maken. Volgens mij heb ik daar, met uw welnemen, zojuist al antwoord op gegeven. Nee, dit is een ander punt. Neem me niet kwalijk; ik heb al zoveel zitten oplezen. Ik deel de behoefte van NSC om inzicht te krijgen in de geldstromen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Om dit inzicht te vergroten ontvangt u vanaf dit jaar een Integraal Overzicht Financiën BES. Middels kerngetallen zal een beeld worden geschetst van de financiële positie van de eilanden. Daarnaast zal inzicht worden geboden in de verschillende inkomstenbronnen van de eilanden en de ontwikkeling van de lasten. U ontvangt dit overzicht in september. Daarnaast onderzoek ik de mogelijkheid om de financiële data van de eilanden op te laten nemen op findo.nl. Op die site worden de financiële data van decentrale overheden bijgehouden. Op die manier zijn de data voor iedereen toegankelijk. Ook in gesprekken met de eilanden, eigenlijk vanaf dag één dat ik daar aanlandde, hebben we het erover gehad hoe we data zo veel mogelijk beschikbaar kunnen stellen, want data zijn sinds de digitalisering is ingetreden de basis voor het bestaan.

Dan een vraag van de heer Van Haasen: wat zal de differentiatie van het tarief van vliegbelastingen naar afstand betekenen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk? Het kabinet heeft ervoor gekozen om het tarief van de vliegbelasting te differentiëren naar afstand. Langere vluchten worden hierdoor hoger belast. Mijn collega's van Financiën en IenW zijn druk bezig om de vormgeving en verschillende vormen van differentiatie van deze maatregel te bepalen. Bij iedere variant wordt gekeken naar lokale effecten op het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ze hebben kennisgenomen van de zorgen van het Caribisch deel van het Koninkrijk met betrekking tot deze maatregelen en nemen deze zorgen mee in de besluitvorming. Deze maatregelen worden opgenomen in het Belastingplan 2026, dat met Prinsjesdag wordt gepresenteerd.

Voorzitter, dan de laatste vraag. Die is van u, van mevrouw Kamminga, en gaat over de hoge kosten van levensonderhoud: kan de staatssecretaris iets meer toelichting geven op de plannen voor de komende periode? Zoals u weet, heeft het kabinet met Prinsjesdag structureel 9 miljoen euro extra vrijgemaakt voor het versterken van de bestaanszekerheid op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Met verschillende collega's in het kabinet is bekeken hoe deze koopkrachtmiddelen het efficiëntst kunnen worden ingezet. De uitkomsten hiervan lopen mee in de voorjaarsbesluitvorming. Ik verwacht uw Kamer en de eilanden over het precieze pakket uiterlijk in mei te informeren.

Dit waren de antwoorden op de gestelde vragen, hoop ik, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb al een paar handen gezien: van de heer Bamenga, van de heer White en van mevrouw Bruyning. Meneer Bamenga, uw laatste interruptie.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris gaf net aan dat er eigenlijk geen apart beleid is voor elektrisch vliegen. Voor mij is dat verbazingwekkend, omdat wij onlangs — nou ja, dat was in december — samen met collega De Groot van de VVD een motie hebben ingediend, die is aangenomen en die juist gaat over het faciliteren van dit beleid vanuit de regering om te zorgen dat de belemmeringen voor elektrisch vliegen worden weggenomen. Ik vraag me dus af hoe het komt dat er op dit punt geen beleid is. Ik stel die vraag nog een keer. Als dat inderdaad zo is, wil ik graag de toezegging dat dit zo snel mogelijk wordt gerealiseerd, ook naar aanleiding van de motie die wij hebben ingediend.

Staatssecretaris Szabó:

Met uw welnemen neem ik over dit onderwerp contact op met de minister van IenW. Ik kom dus terug op het antwoord op uw vraag, ook over die motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wordt dat opgepakt. Dan de heer White voor zijn laatste interruptie.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Ik was nog even aan het wachten, omdat ik dacht dat ik ook een vraag gesteld had omtrent digitale verbindingen, over de connectiviteit. Ik noemde bijvoorbeeld een kabel richting de eilanden die een sneller internet kan garanderen. Volgens mij heb ik die vraag niet teruggehoord. Ik zou dus nog om een reflectie willen vragen.

De voorzitter:

Wie van u kan ik daar het woord voor geven? Ik dacht inderdaad al dat ik de minister zag bewegen. De minister.

Minister Beljaarts:

Dank. We zijn daarover in gesprek om te kijken wat de mogelijkheden zijn. Dat klopt. Dat heeft niet alleen met zeekabels te maken, maar ook met satellietcommunicatie. Daar lopen verschillende initiatieven voor. We hebben dat in consultatie om te kijken wat wijsheid is. In de vaste commissie voor Digitale Zaken van uw Kamer hebben we het ook vaker gehad over de vraag of er een kabel vanuit Nederland naar Caribisch Nederland nodig is of dat dat op een andere manier kan gebeuren. Die gesprekken lopen. Daar is ook nog niks over besloten. Er is ook geen funding voor op dit moment. Ik kan de heer White nu dus geen update geven.

De voorzitter:

Heel kort, omdat dit nog een openstaande vraag was.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, een hele korte vraag inderdaad. Ik was even benieuwd of de commissie voor Defensie hier ook bij betrokken is. Ik heb namelijk begrepen dat er vanuit Defensie ook hele logisch gedachten zijn omtrent die zeekabel richting de Cariben.

Minister Beljaarts:

Hoort bij een korte vraag ook een kort antwoord? Nee? Dat dacht ik al. Dank voor de vraag. Dat klopt in brede zin ook. We hebben zelfs vandaag nog gesprekken gevoerd, ook over zeekabels. Dat ging niet alleen over de connectiviteit, maar ook over de veiligheid van de zeekabels en hoe we daar toezicht op houden. Die gesprekken zijn er dus zeker. De departementen zijn allemaal betrokken en in gesprek met elkaar. Daar kan ik de heer White dus comfort in geven.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dan had de heer Van Haasen nog een interruptie; dat is ook zijn laatste.

De heer Van Haasen (PVV):

Bedankt, voorzitter. Ik wil nog even kort terugkomen op de connectiviteit en de CO2-heffing. Als dit in september met Prinsjesdag naar de Kamer komt, dan moeten we daar eigenlijk nu op acteren om in orde te krijgen wat we willen realiseren. Dat is de ontheffing voor het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Het wordt steeds tussen ministeries heen en weer geschoven. Maar mijn vraag is of er dan wel druk komt op de ministeries die er wel over gaan om dit te realiseren. Anders ben ik geneigd om hier een motie over in te dienen om dat toch op de agenda te zetten.

De voorzitter:

De staatssecretaris. Graag via de microfoon.

Staatssecretaris Szabó:

Ik heb al aangegeven dat ik dit onderwerp ook onder de aandacht breng bij mijn collega's die hierover gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. We gaan netjes het rijtje af. Ik kan het mis hebben, maar volgens mij mis ik nog antwoorden op twee vragen die ik had gesteld of die zijn beantwoord toen ik net even wegliep. De eerste ging over de reflectie op en de stand van zaken van de veerdienst en over de garantie of die behouden zou blijven of niet. De andere vraag ging over de fysieke infrastructuur. Ik vroeg of daar een langetermijnagenda voor is en of die anders met de eilanden zelf kan worden opgesteld. Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dan bespaart u mij een vraag, want ik had de vraag over de veerdienst ook nog staan. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Szabó:

We zijn bezig met de veerdienst. Als ik het wel heb, komt IenW daarop terug. Ja, we zijn in overleg met IenW. U wordt dus nog geïnformeerd over waar die discussie precies staat. Kunt u de vraag over de fysieke infrastructuur nog een keer herhalen?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Uit het rapport Klein gebied, grote opgave blijkt dat de fysieke infrastructuur ernstig tekortschiet. Is er al een langetermijnagenda of is de staatssecretaris bereid die alsnog samen met de eilanden zelf op te stellen?

Staatssecretaris Szabó:

Ook hierover wordt u nader geïnformeerd, want we zijn hier ook met verschillende ministeries over in overleg.

De voorzitter:

Dan denk ik dat de vervolgvraag van mevrouw Bruyning is of u hier enige indicatie van kan geven. Dat helpt ons natuurlijk ook bij de sturing daarop.

Staatssecretaris Szabó:

U wordt geïnformeerd in de voortgangsbrief Economische ontwikkeling aan het eind van het jaar.

De voorzitter:

Mevrouw Bruyning, u had nog een interruptie.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik hoor dat de staatssecretaris aangeeft: aan het eind van het jaar. Maar de subsidie voor de veerverbinding loopt eind dit jaar af. Dus als de Kamer daar iets eerder over geïnformeerd zou kunnen worden, dan zou dat wel fijn zijn. Anders lijkt me dit een soort ramp in wording.

Staatssecretaris Szabó:

Dat was inderdaad het eerste punt waar u naar vroeg. Ja, daar wordt u eerder over geïnformeerd.

De voorzitter:

Ook hiervoor geldt ... Niet om vervelend te zijn, maar om te voorkomen dat de Griffie iedere week naar het departement moet bellen om te vragen of die brief is er al is, is het voor ons als Kamer wel makkelijker om enige indicatie te hebben. Voor het einde van het jaar is hierover misschien iets meer te zeggen, juist ook omdat het een aangelegen punt is, gelet op het verloop van de subsidie. Dat hoeft echt niet op maandniveau, maar dan weten we een beetje wanneer we dat kunnen verwachten.

Staatssecretaris Szabó:

Dat ga ik wél doen; het wordt oktober.

De voorzitter:

Oktober. Kijk eens aan. Dan noteren we dat. Dan zullen we tot die tijd het ministerie ook niet lastigvallen. Iedereen is door zijn interrupties heen, dus dat maakt het overzichtelijk. Ik dank beide bewindspersonen voor de beantwoording en kijk even rond of er nog behoefte is aan een tweede termijn. Ja, daar gaan we meteen mee door. De eerste die het woord krijgt, is dan natuurlijk de heer Bamenga namens D66.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst zou ik graag een tweeminutendebat willen aanvragen.

Ten tweede is er nog een openstaande vraag over de Chinese bedrijven die volgens mij een betere positie krijgen dan de Nederlandse bedrijven. Die vraag is wel beantwoord, maar de vraag was eigenlijk wat de visie van de staatssecretaris is. Ik krijg daar graag een ander antwoord op dan: we zijn daarover in gesprek met de landen.

Dan mijn laatste punt. Volgens mij kreeg ik net de toezegging van de staatssecretaris dat hij met IenW gaat kijken naar de uitvoering van een motie van mij. We weten alleen nog steeds niet wanneer precies wij daar als Kamer een terugkoppeling van krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan gaan we door naar de heer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Allereerst dank aan de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording, en natuurlijk de staf voor zijn ondersteuning. Er zijn goede voornemens, maar ik mis nog voldoende concrete acties rondom de problematiek van banking. Waarom kunnen bewoners geen bankrekening openen? Is er een gebrek aan pinautomaten, en dus een gebrek aan cashflow, waardoor het toerisme niet maximaal benut kan worden? Geen bankrekening kunnen openen heeft ook invloed op andere zaken, zoals huisvesting, ondernemerschap en digitale connectiviteit. Ik zou dus graag nog van de minister en staatssecretaris willen horen welke concrete acties op het gebied van banking we kunnen verwachten.

De voorzitter:

Meneer Van Haasen ziet af van een tweede termijn. Dan is het woord aan mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ook ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden. Economie is iets wat we samendoen, met z'n allen. Daar is natuurlijk geld voor nodig, dus moeten we ook grote investeringen doen om een economie op poten te helpen. Daarmee werk je ook aan de zelfredzaamheid. Laten we er dus de nadruk op blijven leggen om samen met de landen te kijken naar hoe we dat samen, in gelijkwaardigheid en met respect, voor elkaar kunnen krijgen, zodat beide ervan kunnen profiteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Als woordvoerder van de VVD dank ook ik beide bewindspersonen voor de beantwoording. Ik zou toch hopen dat er niet een te groot gat zit tussen de kortetermijnoplossingen en de langetermijnoplossingen, want ik heb een aantal goede suggesties gehoord waarvan ik denk: daar gaan mijn liberale hart sneller van kloppen, dat zijn mooie vergezichten, met de kansen die er liggen. Tegelijkertijd zie ik dat er acute problemen zijn. Ik deel met de staatssecretaris ... Ik heb ook ooit in zo'n kas gestaan. Dat is hartstikke mooi, daar groeit van alles, maar tegelijkertijd constateer ik ook dat een paar jaar later het nog steeds bij die ene kleine container dan wel kas is gebleven. Ik doe dus een oproep aan de bewindspersonen om, daar waar ze er kansen toe zien, de opschaling van die goede voorbeelden echt kracht bij te zetten, zodat we niet ieder jaar opnieuw dezelfde discussie hoeven te hebben. Dat wens ik ze toe. Als wij daar als Kamer bij kunnen helpen, dan is in ieder geval mijn partij daartoe van harte bereid.

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de Kamer. De heer Baudet moest even weg, maar ik hoor nu dat hij afziet van zijn termijn. Hoelang willen de bewindspersonen schorsen voor de beantwoording? Of wilt u meteen door? We gaan meteen door. Ik geef als eerste de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Szabó:

Dank u wel. Er was een vraag met betrekking tot de positie van de Chinezen. Ik gaf al eerder aan dat de wereldorde aan het veranderen is. We houden dat nauwlettend in de gaten, ook met het ministerie van BZ. We houden ook goed in de gaten hoe aanbestedingen verlopen, of die eerlijk verlopen of niet, of er niet onder de prijs wordt geboden en binnen welke sectoren die worden gedaan. Zo heb je dus een basket aan zaken waar je naar moet kijken. Dat is dus het enige wat ik daarover kan zeggen. Dat beleid zal vanuit ons steeds meer worden aangescherpt. Maar ook hier geldt voor het Nederlandse bedrijfsleven: blijf zo scherp mogelijk aanbieden, met zo scherp mogelijke prijzen en met goede kwaliteit om zo veel mogelijk opdrachten te winnen. Dat is dus ook goed voor de bv Nederland.

De uitvoering van de motie. De motie-De Groot, zei u toch? Ja, de motie-De Groot/Bamenga. Daar zal toch mijn collega over moeten gaan, dus die leg ik toch bij mijn collega neer.

Met betrekking tot het bancaire stelsel heb ik aangegeven dat we u daar zo spoedig mogelijk over zullen informeren. Daar wil ik ook graag bij blijven.

Er was een vraag over opschalen en goede voorbeelden. Ik kom zelf uit het bedrijfsleven, zoals u weet, dus daar zal ik bovenop blijven zitten. Maar ik ben hier ook bezig met een change of mindset, ook binnen mijn eigen ministerie. Als daar dus vragen komen over hoe bijvoorbeeld onderwijs kan helpen bij het opleiden van mensen en zo — daar hebben we het vandaag ook over gehad — is het goed dat je kijkt of je daar programma's op los kan laten, maar onderwijs kan bijvoorbeeld ook goed worden gegeven vanuit de bedrijven daar zelf, dus omscholing of herscholing. Dat heb ik ook een aantal malen gemeld. Het is dus niet zo dat wij moeten antwoorden als er een vraag is. Als daar op de eilanden een vraag is, zal daar ook zelf moeten worden gekeken, zowel op de BES-eilanden als op de CAS-eilanden, op welke wijze zo effectief mogelijk kan worden geschakeld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Een korte, verhelderende vraag van de heer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij vertelde de staatssecretaris net dat hij samen met zijn collega van IenW gaat kijken naar de uitvoering van de motie als het gaat om de eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dat gaf de staatssecretaris volgens mij in eerste instantie aan. Mijn vraag was: wanneer krijgen we daar iets van te horen? Dat was mijn vraag, maar ik kreeg een antwoord op een andere vraag.

Staatssecretaris Szabó:

Volgens mij heb ik in mijn eerste termijn aangegeven dat ik hierover ook met mijn collega van IenW in overleg moet.

De heer Bamenga (D66):

Ik weet dat u daarmee in overleg gaat, maar de vraag was wanneer we er iets over terug te horen krijgen wat er uit dat overleg is gekomen.

Staatssecretaris Szabó:

We hebben heel snel reces, dus kort na het reces.

De voorzitter:

Even voor het beeld. Dit is een motie die primair op het werkveld van de collega-bewindspersoon zit, toch? Ik heb de motie er even bij gepakt, om ook even te lezen en even allemaal scherp te krijgen wat het dan is, los van het doorgeven.

De heer Bamenga (D66):

Volgens mij was de reactie van de staatssecretaris dat er geen beleid is hieromtrent. Wij pogen juist te zorgen dat er beleid komt. Daar zijn ook toezeggingen over gedaan. Het beleid heeft ook te maken met het Caribische deel van Nederland. Daar reageerde ik op.

Staatssecretaris Szabó:

Ik heb specifiek aangegeven dat er capaciteitsgebrek is op dit dossier. Er wordt dus wel degelijk nagedacht, maar de capaciteit is schaars. Dat geldt trouwens ook op het gebied van drones. Ik wil u niet al te blij maken met de gedachte dat we morgen allemaal in die drone kunnen vliegen. Dat zijn nieuwe technologieën. Mensen moeten daar ook voor geëquipeerd raken. Er is ook in Nederland, net zoals op de eilanden, op bepaalde dossiers een schaarse capaciteit.

De voorzitter:

Maar om het dan even niet al te ingewikkeld te maken, vraag ik: is het een optie dat u nog even bij uw collega informeert op welke termijn hij met dat beleid komt waarmee een stap gezet kan worden en wat dat dan gaat betekenen voor het Caribische deel van het Koninkrijk, en dat u ons daar dan even over informeert? Ik denk namelijk dat de collega's, enerzijds natuurlijk van IenW, maar vooral ook de collega's hier, graag weten wanneer we er hier mee aan de slag kunnen, dan wel of we ze misschien tot meer spoed kunnen manen.

Staatssecretaris Szabó:

Ja, dan heeft u het over de stand van zaken rond de uitvoering van de motie, als ik het goed heb?

De voorzitter:

Ja, en dan uiteindelijk over de vervolgvraag wat dat dan gaat betekenen voor de problematiek die wij vandaag besproken hebben.

Staatssecretaris Szabó:

Ja.

De voorzitter:

Ik denk dat we er niet meer van kunnen maken, meneer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Nee, maar ik hoorde net ...

De voorzitter:

Wat er lastig aan is, meneer Bamenga — ik ga u toch even interrumperen — is dat de motie die u heeft ingediend, ziet op het beleidsterrein van een andere collega. Dan is het best ingewikkeld om de staatssecretaris naar toezeggingen te vragen over een motie die qua uitvoering ergens anders ligt.

De heer Bamenga (D66):

Voorzitter, ik kan best voor mezelf spreken. U hoeft ook niet voor de staatssecretaris te spreken, en ik kan dat ook best voor mezelf. Ik stel gewoon een vraag. Volgens mij reageert de staatssecretaris daarop en krijgen we daar als Kamer na het meireces een reactie op. Punt. Dan hoef ik niet een soort extra interpretatie vanuit de voorzitter te horen.

De voorzitter:

Ja, dank. Goed. Ik neem dat mee voor een volgende keer. Dank daarvoor. Ik ben hier een voorzitter en ik zit hier voor beide partijen. Ik constateerde een misverstand, dus ik vond het belangrijk om dat helder te hebben, ook voor de verslaglegging. Het is goed dat we dat nu gemarkeerd hebben. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van dit debat. O, nog een verduidelijkende vraag.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Nou, niet per se een verduidelijkende vraag. Ik heb gewoon nog geen antwoord gehad. Ik had een vraag gesteld omtrent de problematiek die ik zie op het gebied van banking. Ik wilde graag van de minister of staatssecretaris horen welke concrete acties we kunnen doen voor bewoners op de BES-eilanden die geen bankrekening kunnen openen en voor het gebrek aan pinautomaten op de eilanden. Ik zou daarvoor graag enige acties en/of een toezegging willen horen.

Staatssecretaris Szabó:

Ik heb al aangegeven dat u daar binnenkort over wordt geïnformeerd. Daar wil ik geen datum op zetten, maar ik wil daarvoor wel het begrip "binnenkort" inzetten.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Ik vind "binnenkort" iets te ruim, voorzitter.

De voorzitter:

Dan adviseer ik u toch om daarvoor een motie in te dienen, want we kunnen natuurlijk niet een deadline stellen bij iedere vraag. Als dat echt voor een bepaalde datum moet, adviseer ik u dus om een tweeminutendebat aan te vragen, want we hebben deze vraag nu twee keer gehad. De staatssecretaris gaat over zijn eigen antwoord.

Dan constateer ik dat we hiermee aan het einde zijn gekomen van dit commissiedebat. We hebben een aantal toezeggingen, dus luister even mee, want het komt precies.

  • De eerste toezegging is van de minister van Economische Zaken. In het najaar komt er een brief over EU-hulpmiddelen voor de BES-eilanden als niet zijnde onderdeel van de EU en wordt er met betreffende bewindspersonen gekeken naar een eventuele weeffout. Die was van de minister.

Minister Beljaarts:

Ja, dank. Die toezegging zou ik graag wat extra kleuring en invulling geven met het lopende onderzoek van BZK op dit gebied, op dit ultraperifeer gebied. Dat onderzoek loopt. Dat moet eind dit jaar klaar zijn. We vullen die toezegging zo in dat het rapport aan uw Kamer wordt toegestuurd. Dat is alomvattend. Daarnaast is er na het zomerreces in uw Kamer ook nog een debat over koninkrijksrelaties en de EU. Ook dat zou misschien een mogelijkheid zijn om daar verder invulling aan te geven. Op die manier hoop ik in ieder geval ruime invulling te geven aan de toezegging.

Als u mij een persoonlijke noot toestaat, voorzitter, wil ik via deze weg lid Kamminga van harte feliciteren met de voordracht tot burgemeester van Groningen.

De voorzitter:

Veel dank daarvoor. Ik zit nog steeds in de Kamer, dus het duurt nog heel eventjes, maar dank. Is dit voldoende? Volgens mij was deze toezegging met name aan mevrouw Bruyning, toch? Excuus, aan de heer White. Was dit voldoende? Ja? Oké.

  • Dan had ik ook de toezegging van de minister dat er een terugkoppeling komt over de afvalverwerking op de BES en de samenwerking daarin.

Minister Beljaarts:

Dat klopt. Daar heb ik ook geen termijn bij genoemd. Dat was volgens mij in overeenstemming, omdat het uiteraard ook met medecollega's besproken moet worden.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Haasen knikken.

  • Dan een toezegging van de staatssecretaris: eind dit jaar komt er een terugkoppeling over de ontwikkelstrategieën.
  • Periodiek wordt de Kamer geïnformeerd over monitoring en indien nodig wordt de Kamer acuut geïnformeerd.

Dat was dat punt ... Ik kijk heel even of het woord "monitoring" voldoende concreet is. Ja? Oké. Dan noteren we dat. Ik doe even de dubbelcheck, zodat we het allemaal over hetzelfde hebben.

  • Er wordt door AenM en SZW schriftelijk teruggekomen op hoe zij samen het proces inzake de IND gaan optimaliseren.
  • De minister van IenW informeert de Kamer voor het zomerreces over de uitvoering van de motie van de heer Bamenga en de heer De Groot. Dat klopt ook.

Ik zie dat de staatssecretaris nog iets wil toevoegen.

Staatssecretaris Szabó:

Ja, een kleine toevoeging. U zult begrijpen dat de felicitatie van de minister van Economische Zaken ook mede namens de staatssecretaris Koninkrijksrelaties was.

De voorzitter:

Veel dank. Dan zie ik geen nabranders meer. O, we hebben nog meer moties. Er zit nog een hele pagina bij.

  • Dit is nog een motie richting mevrouw Bruyning. Het overzicht in de begroting wordt medio mei geconcretiseerd.

Ik zie mensen knikken.

Staatssecretaris Szabó:

Het gaat niet om een motie hier, voorzitter, maar om een toezegging.

De voorzitter:

Oké, een toezegging. Het is een toezegging naar aanleiding van de motie. Oké, helder.

  • In september wordt inzicht geboden in de geldstromen BES, en in oktober in de veerverbinding.

Deze hebben we net gehad.

  • Dan de laatste. Over banking wordt de Kamer binnenkort geïnformeerd. Daarbij heeft de heer White wel op enige urgentie geduwd. Wij hopen dat de staatssecretaris dat goed gehoord heeft.

Dan dank ik u allen voor uw aanwezigheid en sluit ik deze vergadering.

Sluiting