[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2024-06-24. Laatste update: 2024-06-24 19:41
Troelstrazaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Initiatiefnota van het lid Kröger over “Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem”

Opening

Verslag van een notaoverleg

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 24 juni 2024 overleg gevoerd met de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president, over Initiatiefnota van het lid Kröger "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem" (36532).

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat,

Stoffer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat,

Nava

Voorzitter: Thijssen

Griffier: Reinders

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Kisteman, Kröger, Postma, Rooderkerk, Teunissen, Thijssen en Vermeer,

en de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president.

Aanvang 15.16 uur.

Initiatiefnota van het lid Kröger over "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem"

Aan de orde is de behandeling van:

  • de initiatiefnota van het lid Kröger "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem" (36532);
  • de brief van het lid Kröger d.d. 17 mei 2024 inzake antwoorden op vragen commissie over de initiatiefnota van het lid Kröger "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem" (Kamerstuk 36532-2) (36532, nr. 4);
  • de brief van de minister voor Klimaat en Energie d.d. 25 april 2024 inzake reactie op de initiatiefnota van het lid Kröger "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem" (Kamerstuk 36532-2) (36532, nr. 3).

De voorzitter:

Welkom bij deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat. Aan de orde is een initiatiefnota van het lid Kröger over "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem". Welkom daarom ook aan de initiatiefnemer, mevrouw Kröger, en de minister voor Klimaat en Energie, de heer Jetten. Van de zijde van de Kamer zijn de volgende leden aanwezig: de heer Kisteman van de VVD, mevrouw Postma van NSC, mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren en de heer Vermeer van BBB. Ik zal zelf ook een inbreng doen. Ik zal dan mevrouw Teunissen vragen om het voorzitterschap even van mij over te nemen. Ik ben de heer Thijssen van GroenLinks-PvdA.

Laten we dan beginnen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord graag aan de heer Kisteman van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Kisteman (VVD):

Voorzitter, er is nog een vraag aan mijn linkerzijde.

Mevrouw Postma (NSC):

We krijgen ook interrupties, neem ik aan? Heeft u daar een maximum aan gesteld of mogen we net zo lang doorgaan tot we vinden dat het goed is?

De voorzitter:

Dit is echt een cruciaal onderdeel van het energiesysteem, heb ik net begrepen. We zijn niet met heel veel leden. Laten we gewoon kijken hoe het gaat. Er moet altijd ruimte zijn voor nuttige interrupties, vind ik.

De heer Kisteman (VVD):

Voorzitter, dan begin ik. Vandaag bespreken we de initiatiefnota van mevrouw Kröger over energiecoöperaties. Ik vervang hier vandaag mijn collega Erkens. Ik wil, ook namens mijn collega Erkens, mijn dank uitspreken aan mevrouw Kröger en haar team voor het opstellen van de nota en al het werk dat hierin is gestoken.

Wat de VVD betreft zijn energiecoöperaties een goede toevoeging aan ons energiesysteem. Op deze manier kunnen mensen zelf lokaal energie opwekken, wat het draagvlak voor de energietransitie kan vergroten. Echter, de VVD ziet ook risico's. Energiecoöperaties worden met name opgezet door actieve, mondige en vaak hoogopgeleide burgers. De VVD kijkt daarom kritisch naar de voorstellen van mevrouw Kröger om bijvoorbeeld belastingvoordelen te geven aan deze groep of voorrang bij een aansluiting op het stroomnet. De VVD vindt dan ook dat de nota een erg rooskleurig beeld schetst en er te weinig wordt stilgestaan bij de risico's. Zo komen de voordelen van energiecoöperaties uitgebreid aan bod, maar de nadelen niet.

Daarom heb ik de volgende vragen. Energiecoöperaties worden vaak opgezet door mensen die al kennis hebben van de energiesector en die het zich kunnen veroorloven om hier tijd en middelen aan te besteden. Hoe wil mevrouw Kröger ervoor gaan zorgen dat ook andere groepen uit de maatschappij energiecoöperaties kunnen gaan opzetten? Hoe wordt voorkomen dat, net als met de salderingsregeling, een selecte groep mensen profiteert van de voordelen en de rekening uiteindelijk bij een andere groep komt te liggen?

In de initiatiefnota wordt ook voorgesteld om energiecoöperaties voorrang te geven op het net. Er zijn echter allerlei duurzame projecten en initiatieven die ook wachten op een aansluiting en zelfs vertraging oplopen omdat de netuitbreidingen niet snel genoeg gaan. Hoe verhoudt het voorstel van mevrouw Kröger zich hiertoe? De VVD is van mening dat, als er uitzonderingen worden gemaakt, dit weloverwogen moet gebeuren en dat die beter kunnen worden gemaakt voor projecten die bijvoorbeeld een grotere bijdrage kunnen leveren aan de CO2-reductie. Hoe kijkt mevrouw Kröger hiernaar?

In de initiatiefnota worden ook een aantal subsidies voorgesteld. Hoeveel middelen verwacht mevrouw Kröger dat hiervoor nodig zijn? En zijn deze middelen eenmalig of zijn ze structureel? Waarmee wil mevrouw Kröger deze middelen dekken?

Tot slot, voorzitter. Energiecoöperaties moeten een goede plek in ons energiesysteem krijgen. Dat is de VVD met mevrouw Kröger eens. Echter, daarom hebben we juist de afgelopen maanden de Energiewet behandeld. Hieraan zijn vanuit de Kamer verschillende voorstellen toegevoegd om energiecoöperaties een goede plek in het systeem te geven. Tevens werkt het kabinet aan een wetsvoorstel over energiecoöperaties. Daarom kijkt de VVD nu enigszins kritisch naar de noodzaak van deze initiatiefnota. Zou het niet beter zijn om meerdere vragen en suggesties aan het kabinet mee te geven voor het wetsvoorstel, zodat we als Kamer uiteindelijk uitvoerig kunnen stilstaan bij de risico's, de voordelen en de te maken afwegingen?

Daarbij wil ik het graag laten, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Kisteman. U heeft een interruptie van mevrouw Postma. Gaat uw gang.

Mevrouw Postma (NSC):

De heer Kisteman had het over coöperaties voorrang geven op het net en zei dat het beter zou zijn om juist de grote energieprojecten voor te laten gaan. Is de heer Kisteman het niet met ons eens dat juist veel kleinere, regionale projecten, zoals coöperaties, maar misschien ook energy hubs, ervoor zorgen dat die sommetjes optellen tot een groter geheel en daardoor juist voorrang verdienen, omdat ze in hun rol regionaal de oplossing kunnen zijn?

De heer Kisteman (VVD):

Er zijn plekken in Nederland waar deze keuze tussen de hubs, de kleinere projecten of de coöperaties niet eens meer gemaakt kan worden. We waren recent toevallig in de Achterhoek. Daarbij ging het over woningen waar alles volledig vastloopt. Er zijn dus plekken waar die keuzes niet eens meer gemaakt kunnen worden. Daarom zeggen wij: hou het dan eerst bij die grotere voordat we die focus kunnen aanbrengen.

Mevrouw Postma (NSC):

Naast plekken waar het inderdaad echt knelt waar naar mijn idee nog altijd een keuze kan worden gemaakt, blijven er ook heel veel andere plekken over waar die keuze nog wél gemaakt kan worden. Hoe kijkt de heer Kisteman daar dan tegen aan?

De heer Kisteman (VVD):

Dat is wat ik in de tekst ook aangeef: dan zouden wij voorrang willen geven aan grotere projecten dan de energiecoöperaties.

De voorzitter:

Er zijn geen vervolginterrupties. Mevrouw Postma, met uw inbreng alstublieft.

Mevrouw Postma (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract heeft enorm veel waardering voor het schrijven van initiatiefnota's. Wij willen op die manier ook onze dank uitspreken aan deze initiatiefnemer, die hier veel moeite in heeft gestopt, zodat wij met elkaar hierover van gedachten kunnen wisselen.

NSC erkent de waarde van energiecoöperaties, die, zoals de nota ook stelt, bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen, de energieonafhankelijkheid, meer draagvlak voor wind- en zonprojecten en versterkte lokale gemeenschappen. Nieuw Sociaal Contract steunt dan ook de ontwikkeling van energiecoöperaties; dat stond ook al zo in ons verkiezingsprogramma. Maar dan komen we bij de grote vraag: grote regionale initiatieven of kleinschaligheid? We hebben het zelf in ons verkiezingsprogramma over kleinschalige lokale opwek van energie. Wij denken niet dat die energiecoöperaties, de burgerinitiatieven, in feite tot het hart van de energietransitie zouden kunnen of moeten behoren, zoals de nota eigenlijk aangeeft. Wij denken dat van burgers niet kan worden verwacht dat zij de primaire energietransitie op land zullen dragen. Wat voor beeld heeft de indiener hier voor ogen? Is het doel grote regionale coöperaties die de energietransitie dragen? Of is het doel kleinschaligheid voor wie dat wil? Graag een reactie.

Dan de bijdrage van de gemeenten. De nota legt ook taken neer bij de gemeenten, maar hoe zien de gemeenten dit zelf? Hebben zij hiervoor de capaciteit, dus de mensen maar ook de financiële middelen? En zo niet, moet het Rijk dan bijspringen? Is elke gemeente hier vrij in of legt de rijksoverheid dit op? Wat is de budgetaanvraag die dan bij gemeenten komt te liggen? Heeft de indiener hier bijvoorbeeld bij de VNG naar geïnformeerd of heeft zij hier zelf gedachten over?

Dan de reeds behandelde Energiewet. In de nota wordt veel verwezen naar de door de Tweede Kamer reeds behandelde Energiewet. Daarbij zijn verschillende amendementen en moties aangenomen, ook van de indiener zelf, waarvan wij een deel hebben ondersteund. Hoe veranderen deze amendementen en moties, maar ook de rest van de Energiewet de nota die hier al ligt? Is deze initiatiefnota dan nog volledig of moet die worden aangepast? Zo ja, op welke punten?

We hebben het ook over wind op zee. De initiatiefnota geeft ook aan dat wind op zee tot de mogelijkheden behoort. Zou de initiatiefnota hier wat meer over willen vertellen? Dit beeld heb ik namelijk nog niet helemaal scherp. We hebben het enerzijds over regionaal deelnemen; moeten we het dan zo zien dat degenen die bij de aanlanding van wind op zee zitten, mee mogen doen of is dit iets wat in het hele land zo is? En is dat een soort financieringscoöperatie die je dan aangaat? Hoe ziet de initiatiefnemer dit?

Dan de bestaanszekerheid. De indiener geeft aan dat dit goed is voor de bestaanszekerheid, maar wij vonden de onderbouwing nog wat summier. Dit kwam ook terug in de beantwoording van de vraag, maar toch zou ik graag een toelichting willen: hoe kunnen mensen met een laag inkomen of een middeninkomen volgens de initiatiefnemer meedoen? Dat vraag ik ook omdat die groepen vaak helemaal geen leningen willen aangaan en niet kunnen voorfinancieren. Hoe kunnen zij hierin participeren? Vergroot dit, als dit niet lukt, dus juist niet de kloof tussen de mensen die het geld hebben en de mensen die dat niet hebben?

Dan de financiële onderbouwing. Er is een financiële paragraaf bijgesloten. Ik zou graag nog wat meer toelichting willen. Er staat in dat er 4,5 miljard ruimte is. Ik ben bang dat die er misschien niet meer is. Dus graag een reactie daarop. En wat is er echt nodig om dit voor elkaar te krijgen? Kan de indiener daar wat meer duidelijkheid over geven?

Dan sluit ik af, denk ik. Ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb.

De voorzitter:

U heeft nog ruim een minuut.

Mevrouw Postma (NSC):

O, wat heerlijk. Dan kan ik nog twee punten doen.

Dan gaan we het hebben over de vrijwilligers. We zien vaak dat energiecoöperaties beginnen met een hele enthousiaste groep vrijwilligers. Dat zijn toch wel vaak mensen die een grote doekracht hebben, hoogopgeleid zijn en heel enthousiast zijn om wat bij te dragen aan het klimaat. Dat is fantastisch en graag wil je dat dat ook doorgaat. Zelfs de indiener rept in haar nota al van vrijwilligersmoeheid. Ze geeft aan dat het goed is om er als overheid voor te zorgen dat dit gepromoot wordt. Hoe ziet de indiener dit voor zich? Mijn ervaring met vrijwilligerswerk is dat het moeilijk is en dat promoten niet altijd werkt. Zij heeft het ook over diversificatie en over een diverse vrijwilligersgroep, en wil dus ook verschillende mensen bereiken. Ik vroeg me af wat voor verschillende typen mensen de initiatiefnemer graag wil dat erbij betrokken zijn.

Dan het laatste punt. Dat is het zwaarwegende criterium. Daar zat ik nogal op te puzzelen, want we hebben de neiging om veel zwaarwegende criteria mee te laten nemen in aanbestedingstrajecten. Ik ben zelf altijd fan van het ecologisch aanbesteden als zwaarwegend criterium. Dat wil ik er altijd graag in hebben. Mijn vraag aan de initiatiefnemer is hoe zij dit ziet. Hoe zwaarwegend moet het worden meegenomen? En moet dit gebeuren in alle projecten, zoals wind op zee, wind op land, zon en warmte?

Dat was het, voorzitter. Volgens mij zijn het veel vragen, maar ik zie de initiatiefnemer goed meeschrijven dus ik verwacht enthousiaste antwoorden.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Postma. U heeft een interruptie van mevrouw Rooderkerk. Welkom, mevrouw Rooderkerk van D66. Ga uw gang.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik heb een vraag omdat ik mevrouw Postma hoorde zeggen dat vrijwilligers zich hiervoor inzetten en je dat zou willen verbreden. Eerder hebben wij een amendement ingediend voor lokaal eigendom, om gemeenten met een motiveringsplicht meer ruimte te geven om te stimuleren dat meer mensen deelnemen aan buurtenergie en coöperaties. Ik ben benieuwd waarom NSC daartegen stemde.

Mevrouw Postma (NSC):

Nou, zoals ik al eerder zei: het is niet zo makkelijk. We hebben het wel over vrijwilligerswerk en vrijwilligerswerk is vaak vrijwillig. De ervaring leert dat mensen die heel enthousiast zijn over zoiets, met elkaar aan de slag gaan. Dat is vaak een hele kleine groep. En als je anderen de taak geeft om vrijwilligers te móéten werven, zoals je doet bij een campagne of iets anders, dan is dat een hele moeilijke opdracht. Het is echt niet makkelijk om ervoor te zorgen dat er verschillende mensen mee gaan doen aan deze energiecoöperaties. Dat zien we nu ook. Zeker als ze groter worden, is het heel moeilijk om ze in stand te houden. Ik denk dus niet dat je er zomaar van kunt uitgaan dat je een soort toverstokje hebt met elkaar, als gemeenten of als rijksoverheid, om dit te bevorderen.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Een toverstokje is er niet, maar het begint er natuurlijk wel mee dat je daar je best voor gaat doen en dat je de motivatie vindt om meer mensen deelgenoot te maken van de economische kansen die dit biedt voor mensen in hun buurt. Dus als NSC dan zegt "we weten niet hoe dat moet dus we doen niks", is dat sowieso niet de oplossing.

Mevrouw Postma (NSC):

Nee, dat is niet wat ik zeg. Je ziet vaak dat het product dan gewoon niet aantrekkelijk genoeg is voor mensen. Mensen zijn namelijk niet dom. Heel veel mensen vinden het helemaal niet leuk om avondenlang met elkaar te vergaderen of om dingen te onderzoeken om zo'n coöperatie op te zetten, maar er is een groep die dat wel ontzettend graag doet. Dus nogmaals, volgens mij is het niet zo dat mensen als je gaat werven niet willen meedoen omdat het onbekend is, zoals gemeenten weleens aangeven. Je moet drempels wegnemen, die volgens mij ook in deze nota staan. Dan gaat het over drempels in de wet- en regelgeving, om het makkelijker te maken. Dat lijkt mij veel kansrijker dan aan Rijk en gemeenten aan te geven: ga nou aan de slag en ga zorgen dat mensen dit willen.

De voorzitter:

Nog een interruptie, mevrouw Rooderkerk? Ga uw gang.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ja, tot slot dan. Dat is natuurlijk juist wat je doet op het moment dat je gemeenten in stelling brengt om hiervoor te pleiten. Dat doe je om te zorgen dat mensen enthousiast worden. Nu wordt er een beeld geschetst alsof het gaat om allemaal avonden waarop mensen heel vrijwillig moeten vergaderen. Maar het kan ook zo zijn dat er een coöperatie is opgezet en mensen zien dat ze in hun buurt financieel kunnen bijdragen aan een zonneproject of dat de gemeenschap er wat voor terugkrijgt op het moment dat we dit groot maken met elkaar. Dat zijn natuurlijk manieren waarop je het wel voor elkaar kan krijgen. Dat doe je niet door een beeld te schetsen alsof het enorm moeilijk zal zijn en er niet je best voor te doen.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik hoorde de vraag niet, dus ik ga er maar gewoon zelf op door.

De voorzitter:

Nou, dat hoeft niet, hoor. We hebben de tijd, maar kort, alstublieft.

Mevrouw Postma (NSC):

Kijk, er zijn een aantal energiecoöperaties die een succes zijn. Die worden ook in de nota genoemd. Daarbij werkt het goed. Het voordeel is dat we op dit moment in onze maatschappij ontzettend goed toegang hebben tot informatie. Google kan ons ver brengen en brengt mensen ook vaak ver om te kijken wat er al gedaan is, wat goed werkt en wat ze zelf kunnen. Ik zie niet zo goed hoe gemeenten daartoe een extra bijdrage moeten leveren door een foldertje, een website of wat dan ook met informatie die al beschikbaar is. Dat is niet de drempel.

De voorzitter:

Dank u wel. Als er geen interrupties zijn, is de beurt aan mevrouw Teunissen voor haar bijdrage.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter, hartelijk dank. Ik wil mevrouw Kröger en haar ondersteuning heel erg bedanken voor deze initiatiefnota. Het ziet er gedegen uit, ook de financiële paragraaf. Het is heel hard nodig dat energiecoöperaties beter op de kaart worden gezet, dus heel veel dank hiervoor. Het is ontzettend belangrijk. De Partij voor de Dieren vindt dat naast energiebesparing een lokaal energiesysteem echt het vliegwiel is van de energietransitie. Ik spreek ook uit mijn eigen ervaring in de gemeenteraad van Den Haag als ik zeg dat we al jarenlang worstelen met de verhouding tussen de lokale energiecoöperaties en de grotere energieprojecten van de grote, vaak ook fossiele bedrijven. Het voorbeeld is WarmtelinQ in Rotterdam. Die zou een groot deel van Den Haag van warmte moeten voorzien. We zagen in 2014 al hele mooie initiatieven van burgers om lokale warmte op te wekken. Die hebben jarenlang stilgelegen. Omdat die WarmtelinQ er moest komen, heeft de gemeente niet de handvatten of middelen gehad om die lokale energiecoöperaties uit te breiden, met het resultaat dat we in Den Haag veel langer hebben gedaan over die energietransitie. Het is dus heel belangrijk dat dit goed op de kaart komt.

De oplossingen die mevrouw Kröger in de initiatiefnota aandraagt, zorgen ervoor dat meer energiecoöperaties kunnen worden opgericht en bestaande coöperaties kunnen worden uitgebreid. Belangrijk daarbij is dat we in ons denken over energieopwekking ook rekening gaan houden met andere overwegingen dan alleen de financiële aspecten. We weten namelijk allemaal dat de echte kosten van energie niet alleen gaan over de prijs per opgewekte kilowattuur. Juist de externe effecten worden niet meegenomen. Meer aandacht voor de maatschappelijke effecten op de natuur, het milieu en het bredere energiesysteem zal ons helpen om de energietransitie naar de toekomst beter vorm te geven. In dat kader heb ik nog een aantal vragen aan mevrouw Kröger.

Kan zij ten eerste iets verder toelichten op welke manier energiecoöperaties volgens haar bijdragen aan een beter energiesysteem? Wat zou deze Kamer kunnen doen om energiecoöperaties beter te ondersteunen bij de opstartfase en de professionalisering? Hoe zit dat met de fases daarna? Wat is na de opstartfase vooral nodig? Dan als laatste over een specifieke toepassing hiervan, namelijk de windparken op zee. Hoe kunnen we daar een coöperatieve aanpak toepassen? Tot slot heb ik nog een vraag over de biodiversiteit, want u zegt specifiek: de voordelen van energiecoöperaties zijn koppelkansen met bijvoorbeeld isolatie en biodiversiteit. Zou u nog wat specifieker kunnen maken hoe energiecoöperaties bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit?

De minister voor Klimaat en Energie heeft nog geen vraag gehad, dus ik zou hem ook graag een vraag willen stellen. Ik begon ermee dat je een spanning ziet. Die zie ik in ieder geval in Den Haag, maar ik neem aan dat je die ook verder in het land ziet als het gaat om de lokale energiecoöperaties en daarnaast de regionale initiatieven. Hoe zorg je ervoor dat die op een goede manier samenwerken en elkaar niet tegen gaan werken? Dan mijn laatste vraag aan de minister. Is hij het ermee eens dat die energiecoöperaties ook als een vliegwiel kunnen werken, dus echt van onderop, en dat je die kunt uitrollen over het hele land? Op welke manier zou dat dan kunnen? Welke voorwaarden zijn daarvoor belangrijk?

Voorzitter, tot zover mijn bijdrage. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Teunissen. Er zijn geen interrupties, dus we gaan verder met de inbreng van de heer Vermeer van BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken we de initiatiefnota van het lid Kröger. Het is altijd mooi als Kamerleden zelf met initiatieven komen. Dat waarderen wij ten zeerste. De toon van een initiatiefnota is soms wel wat anders dan die van de voorstellen vanuit het kabinet, maar daar kom ik zo nog wel even op terug.

De initiatiefnota heeft als doel om te voorzien in een basisbehoefte en om de afhankelijkheid van internationale markten af te bouwen. Maar dan komen de auteurs met veel gevoel voor drama met het volgende punt. Fossiele brandstoffen zijn een ramp voor het klimaat en houden foute regimes in stand. Ik hoop niet dat voor alle regimes geldt dat ze fout zijn, want ook wij produceren olie en aardgas; dat zijn fossiele brandstoffen. De transitie naar hernieuwbare energie zou een kans zijn om dit fossiele economische model te doorbreken. Mijn vraag aan het lid Kröger is: wat is dit model precies? Hoe gaat dat nieuwe economische model er volgens haar uitzien? Wat betekent dat voor onze huidige economie?

BBB wil ook burgers en ondernemers actief betrekken bij de energiestrategie. Wij denken dan ook dat energiecoöperaties en energiegemeenschappen waar gezamenlijke investeringen mee gedaan kunnen worden in duurzame warmte-en-koudeprojecten, buurtbatterijen en zon-op-dakinitiatieven daar een waardevolle bijdrage aan kunnen leveren. Maar we moeten niet doen alsof dit alle problemen opeens oplost. We hebben hier ook nog wel een aantal vragen over.

De initiatiefnota geeft terecht aan dat energieprojecten vandaag de dag weinig draagvlak genieten van de omwonenden, vooral omdat ze niet goed worden meegenomen in het traject en er een gevoel heerst dat het toch niet uitmaakt hoe ze erop reageren. Dit zorgt ervoor dat sommige van die projecten worden ervaren als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Hoewel dit ongetwijfeld zal kloppen voor die personen, ben ik wel benieuwd in hoeverre bij burgers de zorgen omtrent hun gezondheid meespelen en in hoeverre dat meegenomen is bij de totstandkoming van deze initiatiefnota. Uiteindelijk is het namelijk vooral waardevol om een antwoord te krijgen op de vraag waarom burgers het gevoel hebben dat er sprake is van een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Is dat alleen het niet meegenomen worden in de plannen of zit er meer achter? In hoeverre kan deze informatie waardevol zijn om het idee van een energiecoöperatie verder vorm te geven? Hoe kunnen energiecoöperaties een uitkomst zijn bij deze gevoelens in grensregio's, waar torenhoge windmolens net over de grens in Duitsland worden geplaatst bijvoorbeeld. Daar is dan geen invloed op uit te oefenen.

Voorzitter. De initiatiefnota vraagt om een generieke voorrang voor de coöperaties. De ACM staat al toe dat netbeheerders op een non-discriminatoire manier een prioritering mogen aanbrengen, waarbij maatschappelijke functies voorrang krijgen op andere klantvragen. Deze prioritering geeft voorrang aan initiatieven die netcongestie verlichten. Zoals de ACM het nu geregeld heeft, kan er dus alleen voorrang verleend worden aan coöperaties zodra deze voor verlichting op het net zorgen. Nu staan er in de initiatiefnota juist een aantal voorbeelden van activiteiten die het net verder kunnen belasten en waarvoor ook transportcapaciteit gevraagd zal worden. Hoe kijken de indieners hiernaar? Hoe kijkt de minister hiernaar? Welke oplossing ziet men?

Dan nog even kort over de financiering. Ik begon er al mee dat coöperaties, hoezeer BBB dit ook ondersteunt, niet de haarlemmerolie zijn om alle energieproblemen op te lossen. In enkele gevallen kan het netcongestie zelfs verder versterken. Wij moeten dus goed op zoek naar een manier waarmee we dat in balans brengen. Ik lees bij de financiering het een en ander over de coöperatieve "vallei der doden", om het maar even in het Nederland te zeggen. Dat is de fase waarin opschaling door bijvoorbeeld mensen in loondienst te nemen niet lukt. Er worden suggesties gegeven voor waar geld vandaan kan komen, zoals de SDE++. Hoeveel geld acht de initiatiefnemer ongeveer nodig voor deze schaalsprongen? Stel dat we de coöperaties vervolgens helpen met opschalen, welke gevolgen heeft dat dan voor de verdere uitrol en verslimming van het net? Ook in deze branche is er namelijk een grote krapte op de arbeidsmarkt. Hoe kijkt de indiener hiernaar? Welke oplossingen zijn er?

Even heel precies. Hoe groot wordt de strop als je een voordeel op de energiebelasting geeft? Wat gaat dat kosten? Het stimuleren van het gebruik van thuisbatterijen en auto's als thuisbatterijen leidt tot lagere energiebelastinginkomsten. Heeft de initiatiefnemer erover nagedacht hoe dat gedekt moet worden? Moet je dan via de coöperatie je eigen zonne-energie in je thuisbatterij laden en dan ook weer via je coöperatie eruithalen om met die informatie een energiebelastingbedrag vast te stellen? Hoe ziet u dat voor zich?

Daarnaast heb ik een vraag aan de minister. Als je het idee achter deze initiatiefnota over energiecoöperaties en energiegemeenschappen, dat we in de basis wel ondersteunen, wil doorvoeren, vraagt dat dan een aanpassing van de Energiewet of kan dat op een andere manier opgelost worden? Want we willen het liefst zo min mogelijk wetten en regels naast de al bestaande.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Vermeer. Er zijn geen interrupties. Dus gaan we nu luisteren naar de bijdrage van mevrouw Rooderkerk van D66.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank, voorzitter. Veel dank ook aan mevrouw Kröger. Ik heb met veel interesse de initiatiefnota gelezen. Het is heel fijn dat mevrouw Kröger een belangrijke rol ziet voor energiecoöperaties oftewel buurtenergie. Zelf ben ik daar namens D66 ook veel mee bezig. Vorige week bijvoorbeeld bracht ik nog een bezoek aan zonne- en windprojecten in Zeeland en Brabant. Aan die projecten doen ook bewoners mee. Het is heel goed om te zien dat dit gebeurt maar er kwamen zeker ook nog wel wat obstakels ter sprake waarin wij hen zouden kunnen helpen. Met mijn eerder aangenomen amendement voor lokaal eigendom zorgen we voor meer economische kansen voor mensen maar daarnaast zijn er nog obstakels die ook in de initiatiefnota naar voren komen die wij zo veel mogelijk moeten wegnemen. Op dit moment nemen 120.000 Nederlanders deel aan buurtenergie in een vorm. Dat kan natuurlijk meer en beter. Commerciële producenten zijn nog altijd toonaangevend in de energiemarkt en wat D66 betreft mag daar een meer gezonde balans in komen. Mevrouw Kröger ziet hierbij vanuit de overheid een stimulerende rol weggelegd, bijvoorbeeld door overheidsorganisaties te verplichten om coöperatieve energie af te nemen. Wij vinden ook dat initiatieven gestimuleerd moeten worden maar waarom denkt mevrouw Kröger daarbij dan meteen aan een verplichting? In de nota lees ik ook dat coöperaties steeds bevoordeeld moeten worden ten opzichte van andere partijen. Daarmee beïnvloed je natuurlijk ook die vrije markt. Dus hoe voorkomen we dan dat we commerciële ontwikkelaars die we natuurlijk nodig zullen blijven hebben om de energietransitie mogelijk te maken, hierdoor verliezen?

Lokale overheden moeten met de initiatiefnemers meedenken. Dat is ook echt wat ik van de bestaande coöperaties hoor, dat ze zeggen: gemeenten moeten veel meer openstaan zijn voor mensen die met groene plannen komen. Ik ben benieuwd of mevrouw Kröger kan aangeven wat er volgens haar nodig is en hoe er meer door gemeenten kan worden gedaan. Ik noem bijvoorbeeld het Nationale Dakenplan waarbij wordt gekeken welke daken benut kunnen worden voor groene daken of zonne-energie. Heeft zij meer van dit soort voorbeelden van hoe we dit meer zouden kunnen stimuleren? Wellicht is dit ook een vraag aan de minister.

Dan een sprong van de gemeenten naar Europa. Ik ben het er volledig mee eens dat Europese regels op dit gebied goed moeten worden omgezet in nationale wetgeving en dat we soms wel achter de feiten aan lopen. Er zijn nu al landen, zoals Duitsland en België, die veel verder zijn op het gebied van delen van energie in de buurt. Kunnen wij als Nederland nog leren van de aanpak van de buurlanden?

Dan van land een sprongetje naar zee. De tenders voor wind op zee staan voor iedereen open, maar het moge duidelijk zijn dat dit alleen voor grote bedrijven makkelijk haalbaar is. Ik zie herover geen voorstellen in de nota maar ik ben wel benieuwd hoe mevrouw Kröger daarnaar kijkt. Zou zij willen dat dat coöperatief ontwikkeld gaat worden? Ook ben ik benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt. We weten namelijk dat de spoeling bij wind op zee dun is en dat we heel blij mogen zijn met de nieuwe projecten die reeds zijn aanbesteed. Ik heb begrepen dat in Denemarken er bij wind op zee altijd een percentage van een project te koop is via obligaties voor alle mensen. Ik ben benieuwd of mevrouw Kröger daar dan aan denkt, maar de haalbaarheid vind ik vooralsnog lastig.

Tot slot wil ik het nog hebben over de economische kansen die dit biedt voor mensen. We zijn heel blij met de mensen die zich nu al inzetten voor energie in hun buurt maar het lijkt mij van belang dat we meer mensen hierbij aanspreken en met name jonge mensen. Op dit punt overweeg ik een motie, zodat we zorgen dat het ook voor hen goed is voor de portemonnee. De kansen op economische voordelen voor mensen met energie in hun buurt moeten bekend zijn bij een breed publiek. Want hoe meer mensen meedoen, hoe sneller we de groene toekomst bereiken.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Rooderkerk. Als er geen interrupties zijn, wil ik graag het voorzitterschap overdragen aan mevrouw Teunissen, zodat ik ook mijn eigen inbreng kan leveren.

De voorzitter:

Zeker. Het woord is aan de heer Thijssen namens GroenLinks-PvdA.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Energiecoöperaties zorgen voor een duurzame energieproductie en voor een lage en stabiele prijs waarbij de opbrengsten naar de gemeenschap gaan. Dit is logisch, slim, goed voor het klimaat en goed voor de portemonnee. Ik was zelf bij de energiecoöperatie KetelhuisWG in Amsterdam, waar ze proberen om een warmtenetwerkje aan te leggen om met groene stroom afkomstig van warmte uit de Amsterdamse grachten hun eigen gebouwen te verwarmen. Daarbij moeten ze er uiteraard ook voor zorgen dat de grote gebouwen waar ze in wonen, goed geïsoleerd worden. Superslim! Ook in mijn eigen straat proberen we warmte uit het IJsselmeer te winnen en een eigen warmtenetwerk aan te leggen om op die manier het dorp te verwarmen. Dat is goed voor het klimaat en goed voor onze portemonnee, en met een beetje mazzel zorgt het ook voor een grotere betrokkenheid van de buurt en met elkaar.

Energiecoöperaties verdienen dan ook alle steun. Daarom vindt de GroenLinks-PvdA-fractie het ook heel erg goed dat deze initiatiefnota vandaag uitgebreid wordt behandeld en dat we hopelijk tot concrete voorstellen komen om energiecoöperaties te stimuleren.

Wilt u interrumperen? Mevrouw Postma, misschien?

Mevrouw Postma (NSC):

Ik zat maar te wachten op dat compliment van de heer Thijssen richting zijn collega. Daar begin je toch mee!

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik heb nog drie kantjes. Dus u komt nog helemaal aan uw trekken. En mevrouw Kröger ook.

Nederland telt 714 energiecoöperaties. In 89% van de gemeenten is een energiecoöperatie actief. 131.000 mensen zijn lid van een energiecoöperatie. Aan de ene kant is dat een enorm succes. In het hele land komen duizenden mensen bijeen om de energieopwek in eigen hand te nemen. Aan de andere kant betekent dit dat er nog 17,6 miljoen Nederlanders zijn die nog niet zijn aangesloten bij een energiecoöperatie. De groei van energiecoöperaties kalft af. Bij zonneparken daalt het percentage lokaal eigendom. Er is dus nog een wereld te winnen. In de kabinetsreactie wordt vaak verwezen naar andere departementen. Vindt de minister ook dat hieruit blijkt dat de kennis van en de regie over energiecoöperaties versnipperd is? Zou het niet tijd worden voor een afdeling op het departement die specifiek gericht is op het stimuleren van energiecoöperaties? Dit is ook een vereiste van de hernieuwbare-energierichtlijn, waarin staat dat lidstaten een faciliterend kader moeten scheppen ter bevordering en vergemakkelijking van de ontwikkeling van hernieuwbare-energiegemeenschappen.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Vermeer van de BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Ja, dat klopt. De heer Thijssen sprak over toezicht op maar ook regie over energiecoöperaties. Ik zou heel graag van hem willen horen waarom er regie nodig is. Het kenmerk van die coöperaties is immers dat die mensen zelf de regie nemen. Waarom moet dan de overheid hier regie over houden?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik denk dat regie nodig is, omdat we zien dat de groei van het aantal energiecoöperaties afkalft. We zien ook dat het aandeel van lokaal eigendom van bijvoorbeeld zonneparken — het voorbeeld dat ik net noemde — niet verder groeit. Daarom is het heel belangrijk voor de rijksoverheid om te zeggen: wij vinden dat lokaal eigendom belangrijk, wij vinden die energiecoöperaties belangrijk, want die zorgen ervoor dat er eigenaarschap is en dat er draagvlak is; wij gaan dus nadenken over hoe we dit gaan faciliteren, zodat die groei wel degelijk weer gaat toenemen. Dus in die zin is regie, denk ik, belangrijk.

De heer Vermeer (BBB):

Dat stimuleren snap ik, maar een kenmerk van coöperaties is juist dat mensen zelf de regie nemen. En als er minder belangstelling voor is, dan is er blijkbaar gewoon te weinig draagvlak voor die ideeën. Dan heb je als overheid toch geen rol om de regie daarover over te nemen? Wij willen in ieder geval dat de regie bij de mensen zelf blijft. Ik ben overigens zelf ook lid van een energiecoöperatie, dus ik ondersteun het principe. Maar het gaat erom of de mensen het zelf willen. Ik heb wel gezien dat het vooral mensen met geld zijn die daarin investeren en het daarmee levend houden. Die zien het vaak ook gewoon als beleggingsobjecten. Hoe kijkt de heer Thijssen aan tegen dat aspect, tegen het gegeven dat het toch weer bij de mensen met geld terechtkomt?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Om op dat eerste in te gaan: ik kom dadelijk in mijn spreektekst nog te spreken over bijvoorbeeld de rijksgronden en dat daar decentrale energieopwek kan plaatsvinden. De overheid kan natuurlijk wel degelijk zeggen dat we het belangrijk vinden dat die energieopwek voor het grootste deel wordt gedaan door energiecorporaties. De overheid kan wel degelijk nadenken over hoe we aan lokale energieopwek gaan doen op de rijksgronden en hoe we ervoor zorgen dat zo veel mogelijk daarvan bij energiecorporaties terechtkomt. Maar ik ben het eens met de heer Vermeer dat de overheid natuurlijk niet tegen mensen moet zeggen: jij gaat nu een energiecorporatie starten, of je het wilt of niet. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. In die zin is het: regie, faciliteren en de weg goed bereiden, zodat het ook echt gaat gebeuren.

Het tweede is dat het uiteraard niet de bedoeling is dat de energiecorporaties een beleggingsproduct voor wie dan ook worden. Het is nou juist de bedoeling dat zo veel mogelijk mensen in de buurt van de regionale of lokale energieopwek daarvan kunnen meeprofiteren. Daar staan volgens mij ook een aantal voorstellen voor in de initiatiefnota, maar deze vraag pass ik graag door naar de initiatiefnemer. Volgens mij heeft zij daar het beste over nagedacht, dus ik roep haar op om hier vooral even uitgebreid op terug te komen.

De voorzitter:

De heer Thijssen vervolgt zijn betoog.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Er zijn ook zorgen vanuit de energiecoöperaties over de passage over expertpools in de kabinetsbrief, want waar zitten nou de grootste experts? Die zitten natuurlijk bij de energiecorporaties zelf. Daarom de vraag aan de minister of hij kan kijken of experts van de ene energiecorporatie gebruik kunnen maken van deze regeling om als expert te dienen voor andere energiecorporaties, in plaats van dat de regeling ervoor gaat zorgen dat vooral consultants van grote consultancybureaus worden ingehuurd. Die expertkennis zit bij de corporaties zelf.

Een belangrijk obstakel voor energiecorporaties is de financiering, met name in de opstartfase. Voor nieuwe energieprojecten moeten vaak tienduizenden euro's worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld natuuronderzoek, zonder dat er een garantie is dat het energieproject wordt gerealiseerd. Dit terwijl energiecorporaties zo hard werken aan het bereiken van de doelen van de overheid rondom duurzame energie, zonder dat de overheid daar iets voor hoeft te doen. Ja, er zijn veel potjes, maar dat ligt natuurlijk maar net aan de gemeente of provincie. Wordt het niet tijd voor een landelijk fonds voor coöperatieve energieprojecten in de opstartfase? Kan de minister dit onderzoeken?

Ook wanneer energiecorporaties al goed op dreef zijn, zijn er financiële uitdagingen voor energiecorporaties. Er is een exploitatiesubsidie voor de energieopwek zelf, de SDE, maar het zou goed zijn als er ook geld is voor bijvoorbeeld het breder promoten van energiecorporaties en het faciliteren van vrijwilligersvergoedingen, ongeacht in welke gemeente of provincie de energiecorporatie zich bevindt. Wil de minister dit onderzoeken?

De voorzitter:

De heer Thijssen, u heeft een interruptie van NSC, volgens mij op het vorige punt.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik zit even te dubben over het financiële aspect. De heer Thijssen had het over al die onderzoeken die worden gedaan. Dat loopt inderdaad in de papieren; dat merken bedrijven die hetzelfde willen ook. Daarna komt er vaak een fase bij de corporatie, waar de heer Thijssen ook aan refereerde, waarin er ook weer geld bij moet. De vraag van de initiatiefnemer is om ook dat te financieren. Tenminste, zo begreep ik een deel van de financiële paragraaf. Als je al die zaken optelt, kom je volgens mij toch heel erg in concurrentie met het bedrijfsleven. Mijn simpele vraag is: mag dat? Mag dat eigenlijk van Brussel? Misschien moet ik even naar de minister of de initiatiefnemer kijken voor die vraag. Dat weet ik niet. Maar als je geld gaat bijleggen voor al die vooronderzoeken die moeten worden gedaan op het gebied van milieu en daarna op een andere manier gaat ondersteunen, kan ik me voorstellen dat het bedrijfsleven zegt: ho even, dat is eigenlijk oneerlijke concurrentie. "Staatssteun" noemen we dat.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Hoe mooi is het als mensen gaan samenwerken en samen een plan maken om op een schone manier energie op te wekken bij hen in de buurt, en ook nog kijken hoe ze de buurt daarbij kunnen betrekken zodat die kan meeprofiteren van de lokale energieopwek, en de opbrengsten die er zijn ook nog eens delen met de buurt? Volgens mij is dit de democratisering van onze energievoorziening. Volgens mij is dit precies hoe we het zouden moeten willen organiseren in dit land. Mag het? Ik vind dat het moet mogen. Ik ga heel goed luisteren naar de antwoorden van de minister. Maar anders stel ik voor dat we als Tweede Kamer toch eens goed kijken hoe we dit dan mogelijk gaan maken, want dit is toch precies de energievoorziening die we met elkaar zouden moeten willen opbouwen?

De voorzitter:

Mevrouw Postma, nog een vervolginterruptie.

Mevrouw Postma (NSC):

Ja, ik heb nog even een vervolgvraag. Ik ben het ermee eens dat dit een hele mooie vorm van opwekking is. Europa zit op bepaalde punten soms wat tegen; dat vind ik zelf ook. Jazeker, ik ben het er absoluut mee eens, als we het hebben over consumentenbescherming; ik hoor de heer Vermeer dat roepen. Een van de eerste vragen die ik stelde over deze initiatiefnota, was: hoe groot gaat het worden? In de initiatiefnota gaat het er namelijk ook over dat er naast de inzet van vrijwilligers ook mensen in dienst moeten kunnen komen. Dan lijkt het mij dat de coöperatie groeit naar een soort regionale energieleverancier. Dat kan ook een doel zijn, maar qua concurrentie en voor de manier hoe we ermee omgaan vind ik dat net weer wat anders dan die lokale energiehubs of regionale energiecoöperaties zoals we die nu zien. Ziet de heer Thijssen dat verschil ook?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Nou ja, als de vraag is hoe groot dit moet worden: ik hoop dat dit verschrikkelijk groot wordt. Ik hoop dat straks niet tienduizenden mensen maar miljoenen Nederlanders betrokken zijn bij een energiecoöperatie, omdat ze het leuk, nuttig en slim vinden om met elkaar te kijken hoe ze hun energie gaan opwekken. Ik ben het op het volgende punt wel met mevrouw Postma eens. Als dat op een gegeven moment niet meer echt lokaal is maar meer regionaal, wordt het dan niet meer een bedrijf? Daarom denk ik dat het heel belangrijk is om te kijken hoe je ervoor zorgt dat de mensen die wonen in de buurt waar die energieprojecten worden opgezet — dat zijn dus de omwonenden — ook echt lid zijn van de energiecoöperatie en meedenken over hoe het precies gebeurt, wat er met de opbrengst gebeurt en hoe het op een goede manier gebeurt. Dat is natuurlijk wel een cruciaal aspect van die energiecoöperaties.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik begin te denken dat we deze droom een beetje delen. Ik wil daar toch even in bevestigd worden. De droom is dus dat we in Nederland eigenlijk duizenden kleine energiecoöperaties krijgen die hiermee aan de slag gaan. Die doen dan ook meer dingen: het versterken van biodiversiteit en huizen isoleren, wat ik in de initiatiefnota lees. Het is niet zo dat we uiteindelijk vijf of zes grote regionale energiecoöperaties overhouden die eigenlijk hetzelfde doen als een energiebedrijf.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Het wordt een prachtige toekomst. Dit is een mooie droom waarvan ik hoop dat die met deze initiatiefnota sneller dichterbij komt.

De voorzitter:

Met deze afsluitende woorden gaat de heer Thijssen verder met zijn betoog.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Bij de afgelopen tender van IJmuiden Ver Beta deden voor het eerst ook energiecoöperaties mee met een bod. Dat is geweldig nieuws, want op deze manier kan iedere Nederlander meeprofiteren van een windpark op zee. Dat is goed voor al die Nederlanders en goed voor de energietransitie. Helaas viste het consortium waar de energiecoöperaties aan meededen, achter het net. Dat was een enorme domper, vooral omdat met dit bod honderdduizenden euro's zijn gemoeid die nu weg zijn. Dat is geld dat makkelijk is op te brengen voor grote energiebedrijven, maar voor energiecoöperaties is dit een enorme strop. Energiecoöperaties bedenken zich wel drie keer voordat ze dit weer een keer gaan proberen. Hoe kijkt de initiatiefnemer hiernaar? Hoe zorgt de minister ervoor dat bij een volgende bieding energiecoöperaties een goede kans krijgen?

Voorzitter. Rijksoverheden bezitten grote stukken grond die in veel gevallen braakliggen. Denk aan de ruimte naast snelwegen. Deze ruimte kan natuurlijk bij uitstek worden gebruikt voor de opwek van duurzame energie. Via het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed, OER, gaat dit ook gebeuren. Dit is ook een enorme kans voor energieopwek die in handen is van omwonenden en kan een vliegwiel zijn voor energiecoöperaties. Wij horen echter dat men niet gaat voor meer dan 50% lokaal eigendom, omdat die opdracht er niet ligt vanuit EZK. Dat is een gemiste kans. Is de minister bereid om die opdracht ambitieuzer te maken?

Voorzitter, tot slot. Ik complimenteer mijn collega Kröger met deze hele mooie initiatiefnota. Energiecoöperaties en alle duizenden mensen die vaak in de avonduren hieraan werken, verdienen onze volle steun. Ik ben heel blij dat we middels deze initiatiefnota uitgebreid bespreken hoe we de energiecoöperaties een steun in de rug kunnen geven.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie geen interrupties meer, dus ik geef het voorzitterschap terug aan de heer Thijssen.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Teunissen. Dit is het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik begrijp dat we twintig minuten schorsen en dan verdergaan met de eerste termijn van de kant van de initiatiefnemer en de regering.

De voorzitter:

Aan de orde is de initiatiefnota van het lid Kröger met als titel "Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem". De eerste termijn van de zijde van de Kamer hebben we gehad. We beginnen nu met de eerste termijn van eerst de initiatiefnemer en dan het kabinet. Het woord is dus aan mevrouw Kröger. Gaat uw gang.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter, en dank aan alle leden die zijn gekomen voor de behandeling van deze initiatiefnota. Ik ben heel erg blij dat we vandaag dit debat voeren. Wij hebben hier heel lang aan gewerkt, met mijn beleidsmedewerker collega Yorian Bordes, die ik enorm wil bedanken voor alle hulp bij het maken van de nota. Maar begonnen is het allemaal met de stagiair Bram Klaren, die de eerste aanzet heeft gegeven. Misschien kijkt hij mee. Hoi Bram!

Dit is ook een bijzonder debat, bedacht ik, omdat het het laatste debat is voor de minister voor Klimaat en Energie. We hebben natuurlijk in de afgelopen jaren heel veel debatten met elkaar gevoerd en soms ook stevig van mening verschild over de afbouw van fossiel en fossiele subsidies. Maar volgens mij heeft deze minister ook grote stappen gezet op de omslag van het oude systeem en van hoe het was, van het centrale energiesysteem naar een echt decentraal energiesysteem. Hij heeft ook grote stappen gezet op de noodzaak om echt heel veel in lokaal eigenaarschap te doen en een stevige positie voor energiecoöperaties daarbij. Maar er kan nog veel meer en daarom heb ik deze nota geschreven.

In mijn nota doe ik een aantal heel concrete voorstellen, eigenlijk allemaal met als doel — en dat is voor mij ook het overkoepelende beeld — "decentraal waar het kan, centraal waar het moet". Die zin heb ik al vaker in debatten gebruikt. Het idee is daarbij echt om in het hart van het energiesysteem voor huishoudens, voor mensen, te proberen zo veel mogelijk decentraal te organiseren, zo veel mogelijk te zorgen dat wijken energieneutraal worden of misschien zelfs energiepositief, waarbij er heel veel energie bespaard wordt, energie lokaal wordt opgewekt, energie wordt gedeeld en energie wordt opgeslagen. De reden waarom ik dat van zo'n groot belang vind, is dat we nu echt in de fase zitten waarin we van een transitie die vooral draaide om het technocratische, gaan naar de premisse dat het een sociale transitie moet zijn, dat het een transitie moet zijn waar mensen aan mee kunnen doen, een transitie die gedragen wordt door mensen en waar mensen ook van kunnen profiteren.

De vraag van mevrouw Postma ging daar natuurlijk een beetje over: gaat het nu om kleine energiecoöperaties of gaat het om regionale grotere energiecoöperaties? In de praktijk zie je eigenlijk dat er nu al een soort woud aan verschillende typen initiatieven is op het gebied van energiecoöperaties of energiegemeenschappen. Dat vind ik heel erg mooi. Je ziet ook dat die initiatieven elkaar versterken, steunen, vinden en helpen. Je hebt een aantal grotere heel professionele initiatieven. Afgelopen vrijdag was ik bij Betuwewind. Dat is echt een van de koplopers in Nederland. Nu net is ook een nieuwe energiecoöperatie opgestart in Rotterdam-Zuid. Die is nog heel erg klein en net begonnen, maar werkt wel als aanjager in een wijk waar de doe-capaciteit misschien anders ligt. Dat bij elkaar brengen en zien hoe die energiecoöperaties elkaar kunnen versterken, vind ik eigenlijk de kracht van de sociale transitie waar wij in zitten.

Ik heb ook een aantal vragen gekregen in de trant van: naar welke voorbeelden uit het buitenland kijk je dan? We zijn als commissie op werkbezoek geweest in Denemarken en spraken daar met iemand die op een gegeven moment zei: in Denemarken is het gewoon zo dat als er een probleem is, dan start je een coöperatie! Ik vond die vanzelfsprekendheid erg inspirerend, dat als er in een gemeenschap een transitie gaande is, je dus een coöperatie vormt. Dan is een energiecoöperatie, een warmtecoöperatie of een voedselcoöperatie een heel logische vorm om jezelf in te organiseren. Ik denk dat Denemarken ook zeker in de warmtetransitie een mooi voorbeeld is van heel veel coöperatief en lokaal eigendom, maar ook van eigendom samen met gemeenten.

Ik kreeg een opmerking van de heer Vermeer over de toon rond fossiel. Daar wil ik toch een paar woorden aan wijden. In alle politieke initiatieven op het gebied van klimaat die ik probeer te nemen in deze Kamer, gaat het volgens mij echt om de afbouw van het fossiele systeem en wat daarbij hoort, en de opbouw van een nieuw en duurzaam energiesysteem. Het ene, de opbouw van een duurzaam energiesysteem, zijn we aan het aanjagen, maar we moeten ook echt dat fossiele systeem afbouwen. In het afbouwen van het fossiele systeem zitten ook kansen om dingen op een andere manier te organiseren. De productie van fossiel is kapitaalintensief en sowieso iets wat je centraal doet, op een aantal plekken. Denk aan gaswinning, oliewinning en kolenmijnbouw. De hele transitie naar een duurzaam energiesysteem biedt de gigantische kans om het veel diverser en veel decentraler te organiseren. Dat biedt, denk ik, voor veel meer mensen een enorme kans om mee te doen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, u heeft een interruptie van de heer Vermeer.

De heer Vermeer (BBB):

Ik weet waar mevrouw Kröger voor staat, en dat waardeer en respecteer ik. Maar snapt zij ook dat voor een aantal mensen, onder wie ikzelf, zo'n initiatiefnota een introductie kan zijn die directe weerstand oproept en er juist niet voor zorgt dat zij andere mensen meekrijgt? We zouden eigenlijk moeten proberen om ook de mensen die misschien wat kritisch ten opzichte van dit soort ontwikkelingen staan, juist te interesseren in plaats van af te stoten.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat als we klimaatverandering en de wetenschap daarachter serieus nemen, de afbouw van fossiel een feitelijkheid is die we moeten doormaken. Daarnaast bouwen we een duurzaam systeem op. Dat organiseren we op een manier die zo veel mogelijk lokaal gedragen wordt. Ik hoop dat de constatering dat de afbouw van fossiel een inherent onderdeel is van de transitie waar we in zitten, mensen niet afstoot. Ik hoop dat dat de context is waarbinnen we met elkaar het klimaat- en energiebeleid vorm gaan geven.

De heer Vermeer (BBB):

Ik ondersteun de gedachte dat we moeten proberen om fossiel af te bouwen, zo snel als het kan en als het haalbaar, betaalbaar en realistisch is. Alleen, ik sloeg aan op woorden als "ramp", "foute regimes" en dat soort zaken. Dan gaat de discussie daarover in plaats van het doel dat mevrouw Kröger hiermee wil bereiken: mensen achter deze initiatieven zetten. Ze hoeft er helemaal niks mee te doen; dat weet ik ook. Ik laat mij ook niet zeggen wat ik moet doen. Maar ik wilde alleen maar even aangeven dat dit soort zaken misschien juist een averechts effect heeft en vragen of ze zich daar bewust van kan zijn, hopelijk ook in toekomstige debatten. Ik bedoel dat we elkaar helpen en minder polariseren op dit gebied.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Deze nota is grotendeels geschreven tijdens de energiecrisis die is veroorzaakt door de inval in Oekraïne. Volgens mij zijn we ons toen allemaal zeer bewust geweest van hoe gigantisch de afhankelijkheid van een bijzonder fout regime uit de klauwen is gelopen. Ik heb het dan over de afhankelijkheid van Russisch gas. Energieonafhankelijkheid is juist een onderwerp waar bijvoorbeeld een partij als de VVD met een initiatiefwetsvoorstel van de heer Erkens van heeft gezegd: je wilt die afhankelijkheden afbouwen; dat is inderdaad een reden om de overstap naar duurzaam te maken. Ik denk dus eigenlijk dat ook dat een begrip is dat tot een gezamenlijk kader zou kunnen leiden.

Voorzitter. Ik wil even kort het volgende zeggen. Ik ben de afgelopen tijd bij veel coöperaties geweest. Ik hoor de leden ook praten over verschillende initiatieven waar zij naartoe zijn geweest. Ik weet dat de minister ook bij veel projecten en initiatieven is geweest. Volgens mij waren we op die momenten allemaal ontzettend onder de indruk van alle vrijwilligers die zich in wijken en dorpen keihard inzetten om de omslag naar een duurzaam en sociaal energiesysteem mogelijk te maken. Dat is natuurlijk het bijzondere. Het is van alles, van het isoleren van sociale huurwoningen, het opzetten van systemen voor deelauto's, voedselbossen tot het runnen van die energiecoöperatie met zonnepanelen en windmolens. De energie die mensen met zich meebrengen is, denk ik, echt de energie waar we ongelofelijk trots op en dankbaar voor moeten zijn. Het zijn ook de pioniers waar we in deze transitie heel veel van kunnen leren.

Dan over de kracht van dat decentrale energiesysteem. Aan de ene kant kan je zorgen voor veel meer draagvlak en voor veel meer betrokkenheid van mensen bij de energietransitie. Je kan zorgen voor veel verbreding van verschillende typen elementen van de energietransitie. Alles, van isoleren tot deelautosystemen, kan je verbreden. En je kan zorgen dat je betaalbaar opgewekte lokale energie levert aan mensen en daarmee bijdragen aan een betaalbare energierekening. Wat mij betreft zijn alle drie die elementen van groot belang. In de vragen van de collega's hoorde ik die drie elementen ook terug.

Er zijn een aantal vragen gesteld, waar ik graag op inga, allereerst over de timing van deze nota vis-à-vis de Energiewet. De nota is geschreven voordat we de Energiewet hadden behandeld. In de nota staan ook een aantal voornemens voor amendementen die ik op dat moment van plan was in te dienen. Nou, die zijn ingediend en deels ook aangenomen. In die zin was deze nota ook een manier om het onderwerp echt te agenderen. Sinds ik aan de nota begonnen ben, hebben we op een heleboel manieren en momenten het debat al met elkaar gevoerd. Mevrouw Rooderkerk heeft ook een amendement ingediend over lokaal eigendom, dus je merkt dat we stappen zetten in het hele onderwerp. Voor mij is zo'n nota niet een statisch iets, maar inderdaad iets wat een discussie verder aanjaagt. Daar gaan nog veel voorstellen uit voortvloeien.

Ik kreeg een vraag, volgens mij van de heer Vermeer, over dat er nog een wetsvoorstel over energie ... Pardon? Was deze vraag van mevrouw Postma?

De voorzitter:

Nee, maar volgens mij is er een interruptie van mevrouw Postma. Ze was heel erg op zoek naar de aandacht van de voorzitter, maar die heeft ze nu. Dus mevrouw Postma, gaat uw gang.

Mevrouw Postma (NSC):

Precies, ik moest even roepen. Het ging nog even over de Energiewet. We hebben geconstateerd dat er een aantal mooie amendementen en moties zijn aangenomen, dus dat doet wel wat met de initiatiefnota. Vandaar dat mijn vraag specifiek was: wat zou nu dan anders moeten in de initiatiefnota, hoe zou dat erin verwerkt worden en wat is al geregeld? Dat maakt alles net even wat scherper. U refereert in uw initiatiefnota bijvoorbeeld aan de Warmtewet. Die komt er nog aan, maar dan hebben we mooi scherp en up-to-date wat er nog aan moet komen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

In de initiatiefnota staat een passage of een sectie over juridische verankering. Ik heb twee amendementen ingediend. Een amendement ging over energie delen en de rol van energiegemeenschappen als je bij één leverancier zit. Dat kan bijvoorbeeld een coöperatieve energieleverancier zijn. Dat amendement, mede ingediend door mevrouw Postma, is aangenomen. Alleen, het amendement dat energie delen mogelijk maakt met verschillende leveranciers is nog niet aangenomen. Dat is natuurlijk net een stap verder op het moment dat je dat lokale energiesysteem wil aanjagen.

Het tweede amendement gaat over hoe ook netbeheerders energiegemeenschappen kunnen faciliteren: hoe kan je energiegemeenschappen of energiecoöperaties beter ondersteunen als gemeente, maar ook als netbeheerder? Dat amendement heeft veel ruimte gecreëerd. Het stuk dat niet zozeer in de Energiewet zit — daar komen we zo op — is: kan je nou nog op een manier voordelen creëren voor energiecoöperaties? Ik noem de eventuele rol van energiecoöperaties bij wind op zee, het meer betrekken van mensen en het verbreden van coöperaties. Onze Energiewet ging natuurlijk heel erg over energie. Ik ben er sindsdien ook achter gekomen dat er op allerlei plekken in de rijksoverheid nagedacht wordt over de coöperatieve economie. Je hebt wooncoöperaties, zorgcoöperaties, voedselcoöperaties; eigenlijk zijn dat allemaal vormen van mensen die zelf met elkaar dingen organiseren in een coöperatief verband. Ik zou het ook interessant vinden om daarboven te gaan hangen en te kijken wat je nodig zou hebben om die hele coöperatieve beweging te ondersteunen. Daar gaat deze initiatiefnota niet over, maar dat kan wellicht een vervolgtraject zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Misschien nog even iets over het belang om echt met elkaar aan de slag te gaan om die energiecoöperaties meer te ondersteunen, want we hebben relatief veel energiecoöperaties, alleen kalft de groei af, en nog steeds is maar een klein deel van de mensen lid van een coöperatie. Dus er ligt echt nog een enorme kans om iets wat nu nog van een groep koplopers is te maken tot iets waar veel meer mensen actief bij kunnen worden, lid van kunnen zijn of energie van kunnen afnemen.

Ik kreeg de vraag van ehm … Wie was het nou ook alweer? Partij voor de Dieren … Christine … Teunissen! Ik heb zin om iedereen bij zijn voornaam aan te spreken. "Mevrouw Teunissen" ga ik haar heel formeel noemen. Zij vroeg: wat voor ondersteuning is er nodig in de verschillende fases? Aan de ene kant hebben we meer ondersteuning nodig in de aller-, aller- allervroegste fase, waarin mensen met elkaar denken: we zouden in deze wijk eigenlijk best op een coöperatieve manier met elkaar energie willen opwekken, delen en opslaan. Dat is echt dat initiële stukje. Daar heb ik eerder met de heer Grinwis een amendement over ingediend. Daar zijn wat gelden voor vrijgemaakt, maar ik denk dat daar nog echt meer ruimte zit, zeker met de plannen van de nieuwe coalitie, waarbij de SPUK-gelden omlaaggaan waardoor er minder geld is voor gemeentes om dit soort initiatieven te ondersteunen. Dat is één.

Het andere is wat de heer Vermeer mooi vertaalde als de "vallei der doden". Stel: je hebt een project dat groot genoeg is en echt gaat draaien, je hebt SDE-subsidie en je wil het nog groter maken of verbreden. Je hebt bijvoorbeeld zonnepanelen en een windmolen maar wil eigenlijk ook aan de slag met warmteopslag. Ik denk dat op dit moment vooral de verbreding nog best ingewikkeld is in de financieringsinstrumenten. Dat is dan net weer een ander potje, dat je als initiatiefnemer dan weer moet weten te vinden. Er wordt dus niet gedacht van: we hebben een coöperatieve beweging in een bepaalde wijk, in een bepaald dorp; hoe geven we die genoeg ruimte en de mogelijkheid om ook op andere terreinen actief te worden?

De heer Vermeer (BBB):

Maar denkt mevrouw Kröger niet dat dat eigenlijk het issue is voor álle scale-ups in Nederland, of dat nou in coöperatieve vorm is, in bedrijfsvorm of wat dan ook?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, ik denk zeker dat dat zo is. Veel van ons beleid is eigenlijk gericht op het bestaande in stand houden: je hebt een aantal hele grote spelers, die goed aan tafel zitten en die de toegang tot bijvoorbeeld subsidies weten te vinden. Dus dit probleem zie je veel breder. Zeker.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat was de reactie op de vraag van mevrouw Teunissen. Dan over het verbreden. Daar liggen wat mij betreft veel kansen. Dan gaat het over isolatie. Tijdens de energiecrisis hebben we gezien dat er FIKSteams actief werden, waarbij je echt kan zien dat het feit dat je lid bent van een energiecoöperatie, ook de mogelijkheid geeft om heel veel te vertellen over de mogelijkheden voor verduurzaming van je huis. In vervoer ligt er echt een enorme kans. We hebben vaker gezegd: hoe goed zou het zijn als je veel meer elektrischedeelautosystemen zou hebben op het moment dat je gaat verduurzamen? Dat is bij uitstek iets wat je coöperatief in een wijk kunt regelen. Ik heb warmte en opslag al genoemd. Ik was vrijdag bij een energiecoöperatie die een heel groot voedselbos heeft met een soort hele grote collectieve moestuin waar heel veel mensen actief waren. Dat zijn allemaal voorbeelden waarin je ziet dat als zo'n gemeenschap eenmaal actief is, je ook heel makkelijk die andere vormen kunt uitnutten.

Dan kreeg ik een vraag van mevrouw Rooderkerk over de manier waarop gemeentes kunnen …

De voorzitter:

Sorry, mevrouw Kröger, u heeft een interruptie van mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik zat nog even te puzzelen op die scope. De heer Vermeer vergeleek het net ook al even met het bedrijfsleven en een scale-up. Een van de nadelen of een van de fouten die een bedrijf kan maken, is dat het zijn scope verliest en dus eigenlijk te veel uitwaaiert in verschillende zaken, waardoor het juist omvalt of zwakker wordt. Stel dat we dan even vanuit de energietransitie redeneren, namelijk dat we juist willen overgaan op duurzame energie. Hoewel die andere voorbeelden allemaal echt heel mooi en waardevol zijn, vraag ik me dan af of het niet beter is om met z'n allen juist te streven naar de verduurzaming van de energie en dat dat de scope wordt. Of zou mevrouw Kröger eigenlijk iedereen willen aanraden om wat breder te zoeken waardoor de verduurzaming van de energie dan vaak wat meer op de achtergrond komt?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

We zitten in een klimaattransitie en daar is energie natuurlijk een onderdeel van. Maar ik denk vooral het volgende. We zitten in een transitie naar een CO2-vrij systeem. Daarvoor moet er veel veranderen in hoe je woont, hoe je je huis verwarmt en hoe je vervoert. Dat moet schoon zijn. Er moet ook veel veranderen in het voedsel dat we met z'n allen eten en hoe dat verbouwd wordt. Het feit dat juist een energiecoöperatie ook de mogelijkheid heeft om in de verschillende elementen van de klimaattransitie een rol te spelen, werkt eigenlijk heel verbindend voor mensen, denk ik. Maar er zullen ook een heleboel energiecoöperaties zijn die gewoon één ding blijven doen. Absoluut. Er zullen ook voedselcoöperaties of voedselbossen zijn die helemaal niet aansluiten. Ik denk dus ook niet dat dit iets is wat wij moeten bepalen. Ik denk alleen dat het wel mooi zou zijn als je die initiatieven kunt verbinden op het moment dat ze opkomen. Ik merk dus wel dat het bij het Rijk wellicht nog allemaal verschillende ministeries met verschillende potjes en beleidsterreinen zijn.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Rooderkerk wat eigenlijk de rol van gemeentes is en hoe die nog meer kunnen aanjagen. Ik zie daarbij eigenlijk drie dingen. Eén is dus alles rond aanbestedingen. Dat gaat over hoe je, als er binnen een gemeente wordt besloten om duurzame energie op te wekken, er nou voor zorgt dat een energiecoöperatie heel goed gepositioneerd is om dat te gaan doen. Dat is natuurlijk ook het amendement dat mevrouw Rooderkerk zelf heeft ingediend. Het tweede is dat ik denk dat een gemeente heel goed kan helpen om meer mensen te betrekken. Dat gaat om samen met een energiecoöperatie de bekendheid en het draagvlak vergroten. Mevrouw Postma had daar ook wel een kritische vraag over. Is dat nou een rol voor de overheid? Ik denk dat er wel een manier is waarop je als gemeente met je inwoners natuurlijk ook gewoon in contact bent en dat er een heleboel manieren en momenten zijn waarop je mensen kunt vertellen over het feit dat energiecoöperaties een onderdeel zijn van de diensten, de faciliteiten of de activiteiten binnen een gemeente. Het derde is, denk ik — maar mevrouw Rooderkerk noemde dat zelf ook al — het echt goed inventariseren van waar nog lege daken zijn en waar energiecoöperaties nog zonnepanelen kunnen neerleggen waarvan energie gedeeld kan worden op lokaal niveau. Ik denk dus eigenlijk aan al die rollen. Maar goed, dan moet een gemeente inderdaad wel de ruimte hebben om dat te doen en daarover voel ik nog wel zorgen en die hoor ik ook vanuit gemeenten, die voelen: we worden gekort en hebben minder geld in de uitvoer; hoe kunnen we toch dit soort initiatieven ondersteunen? Dat is dus zeker een punt van zorg en dat deel ik.

Dan was er een vraag van mevrouw Teunissen over de meekoppelkansen. Ik denk dat er juist op het punt van biodiversiteit een enorme kans ligt voor energiecoöperaties. Dat zijn lokale projecten waarbij het niet draait om winstmaximalisatie, maar om het opwekken van energie op een manier die past bij de gemeenschap. Veel energiecoöperaties zijn heel actief met biodiversiteit rond het energieproject. De Energietuinen is een van die projecten. Ook hebben veel energiecoöperaties daarnaast nog een project rond biodiversiteit.

Het punt van heer Vermeer over grensregio's vond ik heel interessant. Het lijkt mij dat dit sowieso speelt, of het nu gaat om een energiecoöperatie of om een ander energieproject. Hoe zijn in de grensregio's de inspraak en de participatie georganiseerd? Als we het van belang vinden dat bijvoorbeeld een lokaal windproject ook lokaal wordt gedragen en voor een deel in handen van een gemeenschap is, hoe organiseer je dat dan in grensregio's? Dat is een vraag die ik met veel liefde doorspeel naar de minister. Hij kijkt ook heel tevreden.

Dan het onderwerp voorrang op het net. Daarover had de heer Kisteman een aantal kritische noten. Dat kan ik me ook voorstellen. Netcongestie is zó'n prangend thema. Iedereen kijkt hoe je daar op de slimste manier mee om kunt gaan. Dat wij het amendement over energiedelen hebben ingediend en ook het amendement over de mogelijkheden voor netbeheerders om energiecoöperaties en gemeenten te ondersteunen, kwam voort uit het idee van zo veel mogelijk lokaal opgewekte energie lokaal gebruiken en opslaan. Dat helpt om het net te ontlasten. Op het moment dat je een energiecoöperatie toch voorrang geeft … Dit gaat over invoeding, hè? Je kunt wel regels stellen om te bevorderen dat zo veel mogelijk lokaal wordt gebruikt en opgeslagen. Stel, er is een wachtrij en je hebt de mogelijkheid om te kijken wie je wanneer voorrang geeft. Een energiecoöperatie brengt grotere maatschappelijke baten met zich omdat het in lokaal eigendom is en de baten terugvloeien naar de gemeenschap. Dat is mijn punt. Dat kun je een rol laten spelen bij de aansluiting op het net.

De heer Kisteman (VVD):

Zou u dat misschien iets concreter kunnen maken? U zegt: voorrang geven omdat het meer impact heeft voor de gemeenschap. Maar waarop dan voorrang geven? Wat vindt u dan minder relevant?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Stel, je hebt lokaal een windmolen die van een gemeenschap is. Die probeer je in te passen en snel aan te sluiten. Of denk aan een groot zonnedak of een zonneproject. Dat gaat dan sneller dan een project dat niet in handen is van de gemeenschap.

De heer Kisteman (VVD):

Dus als een bedrijf een energieaansluiting zou willen hebben, dan vindt u dat dat bedrijf langer moet wachten dan bijvoorbeeld de gemeenschap? Een bedrijf waar mensen werken et cetera moet dan maar wat langer wachten. Bedoelt u dat? Begrijp ik dat goed? Ik ben op zoek naar waarop ze dan voorrang krijgen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Het bedrijf waar de heer Kisteman op doelt, is een bedrijf dat afneemt. Toch? Dat is een ander lijstje qua aansluiting.

De voorzitter:

Laten we het even checken. Meneer Kisteman, bedoelt u dat?

De heer Kisteman (VVD):

Het kan en-en zijn natuurlijk.

De voorzitter:

Het gaat meneer Kisteman dus zowel om de afnemers als om de toeleveranciers.

De heer Kisteman (VVD):

Ja.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Maar dit is ook precies de discussie die we hebben gehad in het kader van de Energiewet rond bijvoorbeeld energyhubs. Op het moment dat een energyhub echt een oplossing is voor netcongestie, heeft dat weer voorrang boven bijvoorbeeld een bedrijf dat een enorm beslag legt op het net, maar géén oplossing biedt voor netcongestie. Daar zit volgens mij het afwegingscriterium.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Mevrouw Rooderkerk vroeg of ik aanbestedingen door gemeenten verplicht wil stellen. Nee. In de nota zeggen we: als zwaarwegend criterium. Het gaat om de kansen die je biedt aan een gemeente als first mover. Inkoop en aanbesteding door gemeentes kan een hele grote marktmacht organiseren. Als je als gemeente zelf energie gaat inkopen bij een energiecoöperatie, biedt dat een kans om energiecoöperaties aan te jagen. Maar het is in die zin geen verplichting.

Dan een onderwerp dat meerdere mensen hebben benoemd. Meneer Kisteman heeft het genoemd als een punt van zorg en mevrouw Rooderkerk wil er eventueel een motie voor indienen om het aan te jagen. Nu zijn er 100.000 mensen actief bij een energiecoöperatie. Hoe zorg je ervoor dat het iets is wat veel meer mensen bereikt en wat veel meer mensen betrekt? Tegen de heer Kisteman zou ik willen zeggen dat het feit dat het nu een groep koplopers is en dat er een bepaalde energie op zit waardoor het voor die groep nu eigenlijk al iets aantrekkelijks is en iets is wat werkt, voor mij niet een argument zou zijn om die groep af te remmen, maar om juist te zeggen: laten we voor veel meer mensen het lidmaatschap van een energiecoöperatie en het participeren daarin makkelijk maken. Daar ligt gewoon een enorme kans, ook voor bijvoorbeeld wijken waarin veel energiearmoede is. Mensen kunnen dan heel laagdrempelig lid worden van een energiecoöperatie en lokaal opgewekte energie tegen kostprijs afnemen. Er zijn nu pilots met Local4Local vanuit de brancheorganisatie Energie Samen om dat allemaal in gang te gaan zetten. Agem in de Achterhoek is daar een heel mooi voorbeeld van. Dat zijn allemaal voorbeelden waaruit blijkt dat als je die lokaal opgewekte energie lokaal aan mensen kan leveren tegen kostprijs, dit helpt om veel meer mensen te bereiken en veel meer mensen te betrekken. Ook helpt het heel erg op het punt van bestaanszekerheid.

Net heb ik de vraag al kort aangestipt over welke rol er is voor een overheid qua voorlichting. Als je dit als overheid een heel erg wenselijke ontwikkeling vindt, mag je dat als overheid ook wel echt aanjagen. Ik heb dat gezien bij ons werkbezoek in Denemarken. Daar is het ondersteuningskader voor energiecoöperaties zo goed georganiseerd door de overheid dat al die verschillende coöperaties heel makkelijk en snel van de grond komen. Dan kan je juist ook in wijken met misschien minder doekracht — het is een mooi woord — toch zien dat er energiecoöperaties van de grond komen en kan je ook zien dat grote coöperaties kleine helpen en dat daar een goede uitwisseling tussen komt.

Mevrouw Postma (NSC):

Eigenlijk stipt mevrouw Kroger hier precies het probleem aan. Het gaat niet om een goede voorlichting in de zin van het weten dat het kan of om mensen ervoor te enthousiasmeren door te laten zien dat anderen het ook doen. In Denemarken is het volgens mij ontzettend makkelijk gemaakt om zo'n coöperatie te vormen, waar mevrouw Kröger ook al enthousiast over praat. Dat noemt zij ook in haar initiatiefnota. Dat is het eerste punt waar we het over hadden: het wegnemen van drempels in wet- en regelgeving. Dat zou ik een veel betere rol vinden dan nu de overheid vragen om op decentraal niveau of op rijksniveau te gaan aanjagen en promoten met een soort reclamecampagne in de zin van: "word vrijwilliger; doe dit". Dat is volgens mij de kern: zorgen dat het makkelijk kan, dus die drempels weghalen. Ik zie mevrouw Kröger knikken. Ik hoop dus op een mooi antwoord en een bevestiging dat ze dit eigenlijk wel deelt.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Jazeker. Dat is ook waarom ik amendementen heb ingediend op de Energiewet en waarom deze initiatiefnota er ligt, waarbij ik denk dat er wellicht ook nog allerlei obstakels zijn die ik niet in deze nota beschreven heb. Daarom zou ik het ook belangrijk vinden dat bij het ministerie echt samen met de energiecoöperaties zelf heel goed in kaart wordt gebracht waar die obstakels nou echt zitten, zodat we aan kunnen jagen dat juist ook in wijken en gebieden waar je dat heel graag zou willen, "lokaal opgewekt en lokaal gebruikt tegen kostprijs" echt een vlucht krijgt. Volgens mij is zeker het amendement om energiegemeenschappen in de wet te verankeren een heel belangrijk onderdeel. Omdat dit een wettelijke basis heeft, kan je je beleid daar verder op bouwen en specifiek maken.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik heb nog een vervolgvraag. De reden waarom ik hier zo op inga, is die financiële paragraaf. Vaak roepen wij hier: beste overheid of beste gemeente, kunt u niet eventjes aan de slag om te enthousiasmeren via een campagne, het neerzetten van een loket of wat dan ook? Dat kost stiekem echt heel veel geld. Dat is een van de drempels die ik heb bij deze nota. Ik zei net al dat ik bang ben dat er van die 4,5 miljard wat minder over is. Kan mevrouw Kröger dan ook toezeggen dat het niet de bedoeling is dat er veel geld gaat naar die promotiecampagne of hoe ze die ook verwoordt, maar dat het echt gaat om het weghalen van die drempels?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja. Ik zou nooit zeggen dat het belangrijkste deel van het geld voor energiecoöperaties moet gaan naar de promotiecampagnes. Ik zeg dit dus heel graag toe. Zoals gezegd denk ik dat het volgende heel belangrijk is: dat beetje budget om te zorgen dat het allereerste begin van de grond komt, dan een goed functionerende SCE, waarvan op dit moment vanuit de coöperatieve wereld eigenlijk wordt gezegd dat die niet helemaal matcht met wat er nodig is, en de mogelijkheid om op te schalen en zo.

Een van de andere voordelen of beleidsinstrumenten die we beschreven hebben, is om analoog aan een anbistatus — het gaat niet om de anbistatus — toch te gaan kijken of je kan komen tot verschillende statussen of tot een verschillende normering voor verschillende typen energiecoöperaties, waardoor je ze ook bepaalde voordelen kan geven. Dat heeft de minister in de reactie op de nota eigenlijk al toegezegd en dat lijkt mij een interessante, want we hebben het nu over het veld van energiecoöperaties alsof het één homogene groep is, maar het is eigenlijk best wel een heel gediversificeerd veld, bijvoorbeeld qua in hoeverre rendement grotendeels gewoon terug wordt geïnvesteerd in de gemeenschap of uitgekeerd aan de leden. Daar is best een groot onderscheid in.

Dan nog een punt over bestaanszekerheid, waar ook een aantal mensen vragen over hebben gesteld. Welke rol kan de energiecoöperatie bijvoorbeeld spelen bij de aanpak van energiearmoede? Ik noemde net al het "local for local"-concept, dus leveren tegen kostprijs, energie delen binnen energiegemeenschappen. Dan gaat het er dus echt om dat je opwek en gebruikt dicht bij elkaar brengt. Daar hoort ook een heel positieve energierekening voor mensen bij. Ik denk dus dat energiecoöperaties op die manier heel goed kunnen bijdragen aan de aanpak van energiearmoede, aan bestaanszekerheid en aan het teruginvesteren in de gemeenschap, bijvoorbeeld in projecten rond isolatie. Dat zijn dus eigenlijk twee manieren waarop je dat kan doen.

Dan zijn er nog vragen gesteld over wind op zee. Wind op zee is natuurlijk een van de grootste energieprojecten die eraan zit te komen. Het gaat om heel grootschalige wind. Ik denk dat het heel interessant zou zijn om te kijken hoe we daar energiecoöperaties ook echt een rol in kunnen geven. Dat zou kunnen door het in de tendercriteria positief te waarderen als een energiecoöperatie meedingt. Het zou ook kunnen door een bepaald percentage ruimte te reserveren. Als het dan niet rondkomt, moet het natuurlijk wel door iemand anders opgevuld kunnen worden, maar dan hou je in ieder geval al rekening met een bepaald percentage. Dat is wat er in België gebeurt. Er zijn dus volgens mij verschillende manieren voor. Wij hebben daar eerder ook de minister toe opgeroepen. Dat was volgens mij in een motie of in een Kamervraag. Dat weet ik niet precies meer, maar het is in ieder geval een onderwerp waarvan we eerder hebben gevraagd om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn. Het feit dat nu net bij een grote tender toch het coöperatieve project geen doorgang heeft gevonden, is wel echt reden om het nu goed te gaan regelen en om te zorgen dat energiecoöperaties ook een rol kunnen hebben in dat grote wind-op-zeesucces.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik vind het coöperatieaspect bij wind op zee nog lastig, juist omdat dat enorm grote en moeilijke projecten zijn. Als een coöperatie dan mee heeft getenderd, waarbij ik wel de lef en de doorzettingskracht waardeer, en een ander het bod heeft gewonnen, dan zal het bod van de coöperatie niet goed genoeg geweest zijn. Er zijn immers zulke lange lijsten van tendercriteria. De tender zal dan niet goed genoeg geweest zijn, hoe lullig dat ook is. Als wij coöperaties dan voorrang geven door die vorm van organisatie zwaarwegend mee te laten nemen, is mijn vraag heel eerlijk gezegd: is dan datgene wat er uiteindelijk komt het beste product? Het is namelijk niet makkelijk om wind op zee te bouwen. Dat is veel complexer dan op land.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ten eerste participeert een coöperatie in een project met andere ontwikkelaars. In die zin is het dus niet zo dat die coöperatie helemaal zelf dat windpark moet gaan ontwikkelen. De vraag is eigenlijk op basis van welke criteria je vindt dat wind op zee vergund moet gaan worden. Ik zou graag zien dat we ecologische criteria heel zwaar meewegen. Ook het criterium van lokaal eigenaarschap, waarbij het mogelijk is voor mensen om mee te participeren, zou ik er graag in zien. Ik zie eigenlijk niet waarom we dat niet zouden doen. Dat zou wellicht mijn vraag aan u terug kunnen zijn!

De voorzitter:

Dat is niet helemaal de bedoeling, maar is er nog een vervolgvraag?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nee, dat mag ook helemaal niet. Ik schiet uit mijn rol. Er is nog een andere optie. Je zou ook kunnen zeggen: oké, we maken een windpark vanuit de rijksoverheid waarin we energiecoöperaties laten meeparticiperen. Dat is ook een idee om dit te doen. Dan geef je één tender op die manier vorm.

Mevrouw Postma (NSC):

Even kort dan. Ik denk dat we moeten concluderen dat we hierop niet dezelfde visie hebben, behalve dan de visie dat ecologische criteria echt wel zwaarwegend moeten worden meegenomen. Die visie delen we wel en daar ben ik heel blij om.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, u vervolgt uw betoog.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja. Als we zo'n grote ontwikkeling tegemoetgaan qua wind op zee, zou ik het heel mooi vinden als het ook mogelijk is voor energiecoöperaties om daarin een rol te spelen, daar ook van mee te kunnen profiteren en dat ook weer terug te kunnen investeren in allerlei projecten op allerlei plekken en in allerlei gemeenschappen in Nederland. Het lijkt mij eigenlijk een hele mooie kans en ik zou het zonde vinden om het niet te doen. Waarom zouden we de hele ontwikkeling van wind op zee niet mogelijk maken en werpen we zo'n hoge barrière op voor energiecoöperaties?

De voorzitter:

U heeft nog een interruptie van mevrouw Rooderkerk.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

We delen natuurlijk dat dat heel mooi zou zijn, maar ik stelde eerder een vraag die ik ook hoorde doorklinken bij mevrouw Postma. Het moet ook niet zo zijn dat het iets is wat de ontwikkeling om klimaatverandering tegen te gaan tegen gaat werken. Als het mogelijk is dat bewoners daarin meedelen, zouden we daar in die zin natuurlijk allemaal voor zijn, maar ik neem toch aan dat mevrouw Kröger hier niet voorstelt dat we niet doorgaan met die wind-op-zeeprojecten als dat niet lukt. Wat ik zeg: het moet niet de energietransitie tegengaan.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik zie eigenlijk niet zo goed waarom het de energietransitie zou belemmeren. Op dit moment is die tender volgens mij gewonnen door een consortium met een groot pensioenfonds erin. Dat heeft ook niet per se kennis van wind op zee, dus dan bouw je toch met andere partners. Het zijn consortia waar een energiecoöperatie natuurlijk ook onderdeel van kan zijn. De vraag is of je gaat stimuleren dat dat mogelijk is voor een taartpunt, zoals ze bijvoorbeeld in België doen. Ik zie niet dat dat een belemmering vormt voor de uitrol van wind op zee. Ik ben het geheel met mevrouw Rooderkerk eens dat we dat heel hard nodig hebben en met volle vaart vooruit moeten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Misschien nog even over de financiële paragraaf. Daarin wordt verwezen naar de SDE-meevallers. We begrijpen dat het in 2026 gaat om 1,7 miljard. We hebben aangegeven dat het elke keer gaat om een grote hoeveelheid geld die overblijft, niet wordt benut of een meevaller is. Dat is geld dat is opgebracht door mensen, voor duurzame energie. Het lijkt ons een goed idee als dat ook deels wordt ingezet voor energiecoöperaties.

De grote vraag die door diverse leden is gesteld, in verschillende vorm, is: hoeveel is er nodig? Dat vind ik eerlijk gezegd ook een ingewikkelde vraag om te beantwoorden. Ik denk dat er ook veel kennis bij het ministerie aanwezig zou zijn over welke opschaling er mogelijk is en welke projecten je zou kunnen financieren. Het is alleen heel belangrijk om echt te kijken naar die systematiek van die subsidieregelingen, waarbij de SCE nu net te kleine projecten vangt en de SDE eigenlijk te veel zit op kostenrendement en kosteneffectiviteit. Daardoor valt een net wat grotere energiecoöperatie ingewikkeld tussen wal en schip. Ik zou heel graag zien dat je de hele financiering, van de allervroegste fase tot SCE en grotere opschaling, nog een keer goed tegen het licht houdt en dan kijkt welke financieringsinstrumenten daarvoor nodig zijn en welk budget daarbij hoort.

De voorzitter:

Een goede stilte, want mevrouw Postma heeft inderdaad een interruptie.

Mevrouw Postma (NSC):

Het is heel vervelend, maar die financiële paragraaf is een belangrijke van de notitie. Ik ben toch meer op zoek naar wat zo'n eerste fase zou kosten, dus toch een inschatting. Ik hoor mevrouw Kröger al zeggen dat die twee subsidies niet helemaal lekker met elkaar in verband zitten, dus misschien is daar een aanpassing mogelijk. Bij die eerste opstartkosten noemde mevrouw Kröger bijvoorbeeld — of misschien deed de heer Thijssen dat, dat weet ik niet meer — dat er ook onderzoeken nodig zijn om van start te kunnen gaan. Is er toch misschien een kleine indicatie vanuit ervaringen van andere coöperaties die deze weg al bewandeld hebben, zodat we kunnen inschatten of we het hebben over 500 miljoen, 1 miljard, 3 miljard of misschien minder?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat hangt er heel erg van af op welke schaal je dit gaat doen. Nogmaals, het is echt een ingewikkelde vraag om te beantwoorden. Ons amendement over die 20 miljoen is eigenlijk om dat eerste stukje van energiegemeenschappen via gemeenten extra vlot te trekken. Vanuit de gemeenten is er in principe geld om energie-initiatieven te ondersteunen. Alleen dreigt daarop gekort te gaan worden via de SPUK-gelden. Daar ligt eigenlijk een onzekerheid, waardoor ik deze vraag niet helemaal kan beantwoorden. We hebben het nu heel erg over subsidies, maar een ander belangrijk element is de mogelijkheid om goedkoop te lenen. In bijvoorbeeld Denemarken is dat juist dé manier waarop heel veel coöperaties ondersteund worden. Dan is er via een garantstelling de mogelijkheid om te lenen. In Denemarken gaat het dan om de gemeentebank. Dat is dus eigenlijk een heel andere financieringsvorm. Ik kan me voorstellen dat het echt een optie is om die vorm verder te onderzoeken.

Mevrouw Postma (NSC):

Het zou inderdaad een suggestie kunnen zijn om dat eens nader te onderzoeken. Wij hebben hier de BNG, waar bepaalde organisaties met bepaalde governancestructuren — misschien valt een coöperatie daaronder; dat weet ik niet — kunnen lenen tegen zelfs de triple A-status, al weet ik dat niet zeker. Daarvoor kijk ik ook even naar de minister.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dit verder in kaart brengen lijkt me hartstikke goed. Ik wil met mijn nota sowieso heel graag aanjagen dat we die knelpunten voor energiecoöperaties heel serieus onderzoeken. Dat begint met erkennen dat je met elkaar vindt dat energiecoöperaties een heel belangrijk onderdeel moeten zijn van het decentrale energiesysteem. Dan moet je op zoek naar de knelpunten, ook financieel, en naar de ordegrootte daarvan.

De voorzitter:

De heer Kisteman en dan de heer Vermeer, met nog wat meer interrupties.

De heer Kisteman (VVD):

Sorry, meneer Vermeer. Ik wil toch even de stilte vullen die er viel rond het financiële gedeelte. Misschien verwachtten we dat er nog wat meer zou komen, misschien ook niet. Wij zouden wel graag wat meer willen weten over dat financiële gedeelte. Als we dit voorstel willen steunen, is het wel gek als we niet weten wat het gaat kosten. Zijn die subsidies bijvoorbeeld eenmalig of structureel? Kunt u daar misschien toch wat verder op ingaan dan u tot nu toe hebt gedaan in uw toelichting?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Het is onderdeel van iets eenmaligs. De opstartsubsidie is die 20 miljoen die eerder vrijgemaakt is via het amendement dat ik heb ingediend met de heer Grinwis. Dat zou je in een structureel ontwikkelfonds kunnen borgen. Op dit moment is er een ontwikkelfonds, maar dat heeft minder ruimte om echt die allervroegste fase te financieren. De SCE is een exploitatiesubsidie. Die is net als de SDE langer lopend.

De voorzitter:

Laat u het daarbij, meneer Kisteman, of hebt u nog een vervolgvraag?

De heer Kisteman (VVD):

Wij zoeken eigenlijk nog naar meer cijfers, maar blijkbaar is nu gewoon nog niet in te schatten wat het zou gaan kosten. Begrijp ik dat goed? Als u zegt dat we gaandeweg zullen zien wat het gaat kosten … Is dat een beetje de reactie die wij voor nu kunnen krijgen over het algemene deel?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij hebben wij aangegeven dat de ordegrootte van de meevallers in de SDE sowieso genoeg is om energiecoöperaties ruim te kunnen financieren. Toen we dit schreven, ging dat nog om 4,5 in de reserves. De SDE-meevaller voor 2026 was 1,7. Die ruimte zie je ook als je kijkt naar de bedragen waarover ik het heb, bijvoorbeeld die 20 miljoen uit het amendement met Grinwis. Het is alleen wel de vraag in hoeverre je vindt dat die coöperaties echt in het hart van het energiesysteem moeten zitten. Met die vraag start het eigenlijk wat mij betreft. Je zou kunnen zeggen dat er op dit moment veel SDE naar bijvoorbeeld CCS gaat en dat er ook heel veel uiteindelijk niet uitgekeerd wordt. Dat zijn allemaal gelden die je wel vastzet en reserveert. Je zou er natuurlijk ook voor kunnen kiezen om met een deel daarvan energiecoöperaties te ondersteunen.

De heer Vermeer (BBB):

Ik heb nog een aanvulling op de vraag van mevrouw Postma van zonet over de financiering van energiecoöperaties. In Harderwijk is er een paar jaar geleden een samenwerking geweest met de energiecoöperatie en de gemeente voor een carport bij een parkeerplaats voor het Dolfinarium. Die is volledig voorzien van zonnepanelen en dat is een gezamenlijk project geweest, waardoor het mogelijk was om een garantstelling te geven via de Nederlandse Waterschapsbank. Dus vaak kun je het op die manier ook weer oplossen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, ik denk dat het heel vaak vooral gaat om de financierbaarheid door garantstelling of het geven van zekerheid, die de SCE in zekere mate ook biedt maar dan alleen voor kleinschalige projecten. Als je dergelijke voorbeelden op een gemakkelijke manier over het voetlicht kunt brengen bij gemeenten om te zorgen dat ze zelf ook dat model verder uitrollen, dan lijkt mij dat heel goed.

De voorzitter:

Geen vervolginterruptie? Dan vervolgt mevrouw Kröger haar betoog.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dan is mijn betoog bijna afgerond. We hebben het gehad over de reden waarom we deze nota nu hebben ingediend en over de samenhang met de Energiewet. Daarnaast hebben we het gehad over de kansen die energiecoöperaties bieden, ook voor het verbreden op verschillende terreinen, over de meekoppelkansen, de biodiversiteit en de verschillende voordelen die een energiecoöperatie zou kunnen bieden, over de noodzaak die eigenlijk breed door de leden aangegeven werd om meer mensen te betrekken bij energiecoöperaties en over het vergroten van de kansen voor bestaanszekerheid. Ook hebben we het gehad over het feit dat je de energiecoöperaties financieel ook kan steunen met gelden van de SDE die nu vrijvallen, wat juist heel goed besteed geld zou zijn omdat het ook geld is dat opgebracht is voor duurzame energie.

Dus ik hoop heel erg dat deze nota veel steun kan krijgen van de leden en dat we deze agenda verder kunnen vormgeven de komende jaren.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Kröger. Er zijn geen verdere vragen van de zijde van de Kamer. Dus felicitaties met uw iniatiatiefnota en deze eerste termijn. Dan is het woord aan de heer Jetten.

Minister Jetten:

Voorzitter. Ook van mijn kant dank en complimenten aan mevrouw Kröger en haar team voor het schrijven van deze initiatiefnota en voor de zeer indringende verdediging die zij zojuist heeft laten zien. Ook dank dat ik nog een keer met u in debat mag. Ik heb mij laten vertellen dat dit voor mij als minister voor Klimaat en Energie debat 122 is. Dus we hebben ook met de vorige Kamercommissie niet stilgezeten in deze jaren. Er is ook heel veel gebeurd.

Het thema energiecoöperaties staat ook voor het kabinet hoog op de agenda. Er zijn in Nederland 714 energiecoöperaties waarvan 131.000 Nederlanders lid zijn. Het is fantastisch dat zij in allerlei vormen en maten willen bijdragen aan de energietransitie, aan energie delen en vaak ook aan hele sociale projecten dicht bij huis. Ook ik ben bij verschillende van die energiecoöperaties op werkbezoek geweest in de afgelopen jaren. Een uitspraak van iemand bij wie ik op de bank zat, staat mij nog altijd bij. Samen op de bank keken we door het keukenraam naar buiten, waarbij de bewoner tegen mij zei: ik vind die molen nog altijd heel erg lelijk maar het is wel mijn molen die mij ook elk jaar geld oplevert en daarmee konden we hier in de buurt toch zo'n mooi project voor elkaar krijgen.

Mevrouw Kröger heeft nu 26 concrete voorstellen gedaan over hoe we energiecoöperaties beter kunnen ondersteunen en ik omarm de meeste van die voorstellen. Zo onderzoeken we hoe we coöperaties makkelijker kunnen laten deelnemen aan wind op zee. We breiden de handreiking uit voor gemeenten, ook over hoe je overal in het land op eenzelfde manier energiecoöperaties beter kunt ondersteunen, maar ook de expertpools kunnen de komende jaren echt een goede manier zijn om coöperaties op meer plekken van de grond te krijgen. Zo kunnen we echt een extra slinger geven aan dat decentrale energiesysteem, energie dichtbij waarvan mensen ook kunnen profiteren in allerlei vormen en op allerlei manieren. Met de recentelijk door uw Kamer aangenomen Energiewet inclusief een aantal van uw amendementen, maken we energie delen ook makkelijker en geven we daarmee ook meer baan aan energiecoöperaties. Straks bij de Wet collectieve warmte willen we met warmtegemeenschappen hetzelfde doen, ook vanuit de gedachte dat alles wat we decentraal met elkaar al organiseren hopelijk ook minder complexe oplossingen verderop in het systeem vraagt en dus wellicht problemen met netcongestie kan helpen voorkomen als je dicht bij huis opwekt, deelt en gebruikt.

Ik pak meteen alle vragen die zijn gesteld. In het interruptiedebat van zojuist kwam daar nog de vraag over de grensregio's bij. Ik zal die meteen even beantwoorden. In twee Europese verdragen, namelijk het Verdrag van Espoo en het Verdrag van Aarhus, is geregeld dat inwoners van grensstreken toegang moeten krijgen tot dezelfde informatie als inwoners aan de andere kant van de grens. Er is voorts geregeld dat men toegang tot inspraak moet krijgen. Op die manier is de betrokkenheid in de grensregio's goed geborgd. Echte participatie en deelname aan coöperaties aan de andere kant van de grens of gecombineerde projecten aan beide kanten van de grens zijn vaak heel ingewikkeld, omdat ons hoogspanningsnet wel op allerlei plekken verbonden is, maar het lokale net vaak veel minder. Ook de financiële spelregels zijn in Nederland echt anders dan in Duitsland of België. Ik denk dat een aantal van u weleens op bezoek is geweest in Zuid-Limburg, waar een aantal van die grensoverschrijdende projecten tegen heel praktische problemen aanlopen. Het zou best interessant zijn als uw Kamercommissie dit onderwerp eens zou agenderen via bijvoorbeeld het Benelux Parlement om te kijken of je daarin ook meer gezamenlijk kunt optrekken.

Er is nog een aantal andere vragen gesteld. Mevrouw Teunissen vroeg naar de rol die lokale energiecoöperaties kunnen spelen in regionale initiatieven. We kennen natuurlijk 30 Regionale Energiestrategieën, 30 RES-regio's, waarin gemeenten en provincies samenwerken om een lokale en regionale opwek van duurzame energie voor elkaar te krijgen. In het Nationaal Programma RES werken we samen om juist hele goede voorbeelden met elkaar te delen en er met die handreiking aan gemeenten ook voor te zorgen dat gemeenten en provincies kijken naar hoe ze een deel van hun restdoel juist ook met lokale energiecoöperaties voor elkaar kunnen krijgen. Via de website van RVO zijn daar de laatste tijd extra handreikingen voor opgesteld, maar we hebben ook de Participatiecoalitie gevraagd om extra advies uit te brengen. Hoe kun je als energiecoöperatie een soepele start maken? Hoe kun je het gesprek aangaan met gemeentes of provincies, met vergunningverlenende instanties waarmee je te maken gaat krijgen? Hoe kom je terecht bij de juiste loketten voor subsidies? De Participatiecoalitie heeft hiervoor ook gebruikgemaakt van ervaringen die bij energiecoöperaties zijn opgehaald, zeg ik richting mevrouw Rooderkerk. Dat vliegwiel voor energiecoöperaties wordt natuurlijk wel beter als energiecoöperaties kunnen professionaliseren, als opschaling makkelijker wordt en als we voorkomen dat coöperaties overal het wiel opnieuw moeten uitvinden. Ik denk dat mevrouw Kröger dat net ook vurig heeft betoogd.

Het is de bedoeling om in de expertpool die we willen uitbouwen, zeg ik richting de heer Thijssen, vooral mensen te zetten die dit zelf al hebben meegemaakt. We gaan dus niet een batterij dure consultants inhuren. Die zullen misschien af en toe moeten helpen, maar laten we vooral mensen die al actief zijn in de energiecoöperaties als ambassadeur naar voren schuiven om ook op andere plekken te helpen. Net als de heer Vermeer ben ik lid van een energiecoöperatie. Daar zijn mensen heel erg actief met hele kleinschalige zonprojecten in alle twaalf kerndorpen in onze gemeente. Bij het zonneproject waar ik lid van ben, gaat het echt maar om een klein dak van een sportzaal van een school. Dat is wel iets wat je ook op heel veel andere locaties in het land zou kunnen toepassen. Het mooie is dat de vrijwilligers van onze energiecoöperatie datgene wat zij hebben meegemaakt met de regionale netbeheerder en met de gemeente als vergunningverlener, bijna copy-paste bij andere coöperaties willen aanbieden, zodat die daar extra tempo kunnen maken. Wat mij betreft komt die expertpool er zo uit te zien. Het gaat niet alleen om expertise ten aanzien van technieken of vergunningen, maar juist ook om de vraag hoe je omwonenden op een goede manier bij zo'n project betreft. Burgerparticipatie is wat dat betreft soms echt een vak apart. Hoe kun je bijvoorbeeld al in een heel vroeg stadium het gesprek met omwonenden aangaan om veel meer mensen lid te laten worden van de energiecoöperatie? Dan zijn het niet altijd maar dezelfde happy few, maar wordt het echt helemaal van onderop opgebouwd. De suggesties van de heer Thijssen nemen we dus van harte mee bij de uitwerking van de expertpool. Het zou mooi zijn als daar later dit jaar op kan worden teruggekomen.

De voorzitter:

Ik ben blij om dat te horen. Dat leidt tot een interruptie van mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

De minister had het net over participatie. Dat is volgens mij het sleutelwoord voor het betrekken van ook andere vrijwilligers. Heeft de minister ook voorbeelden gezien waarin participatie echt een succes is geweest en niet alleen de kopgroep deelneemt, maar ook mensen in de wijk die niet in eerste instantie zouden meedoen, bijvoorbeeld mensen die er ook mee geholpen zijn in hun energierekening?

Minister Jetten:

Ja, best veel. Energiecoöperaties hebben dit de afgelopen jaren op verschillende manieren goed gedaan. Sommige coöperaties hebben besloten om ook niet-leden die in de omgeving van een energieproject wonen te laten meedelen in de opbrengsten. Als je binnen een bepaalde straal van een windmolen of een zonnepark woont, krijg je gewoon elk jaar rendement uitbetaald. Dat is een hele mooie manier om iedereen die er hinder van ondervindt daarvoor tegemoet te komen. Er zijn energiecoöperaties, onder andere in de Betuwe — mevrouw Kröger verwees daarnaar — die de afgelopen jaren zulke forse rendementen hebben behaald dat ze een deel van die rendementen teruginvesteren in de verduurzaming van woningen in de nabijheid of in de verduurzaming van bijvoorbeeld sportverenigingen of buurthuizen in de nabijheid. Dat is ook een mooie manier om wat terug te doen. Ik ken ook energiecoöperaties waar sommige mensen meer inleggen zodat andere mensen tegen een lagere inleg ook een aandeel in de coöperatie kunnen krijgen. Ik denk dat dat precies de manier is waarop we het zouden willen. Het helpt als je dit soort goede voorbeelden via de expertpool kan delen. Ik weet dat energiecoöperaties in Nijmegen ook echt heel bewust huis-aan-huis zijn gegaan om sommige mensen over de drempel te helpen om toch te gaan meedoen aan zo'n coöperatie.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

Minister Jetten:

De heer Vermeer vroeg of er nog veel wettelijke aanpassingen nodig zijn als we de initiatiefnota van mevrouw Kröger met z'n allen zouden omarmen. Eigenlijk valt dat wel mee, omdat mevrouw Kröger onder anderen zelf al de Energiewet succesvol heeft geamendeerd en omdat we in de Wet collectieve warmte, die nu in uw Kamer ligt, ook al het concept van warmtegemeenschappen hebben opgenomen. Dus veel van de wettelijke, juridische, basis is eigenlijk aanwezig. We werken nu in overleg met de sector aan een implementatiewetsvoorstel om het energiedelen verder uit te werken, want met name de spelregels rondom het energiedelen gaan, denk ik, veel bepalen over wat voor combinaties van projecten er straks kunnen gaan ontstaan. Het kan dan bijvoorbeeld niet alleen gaan om opwek, maar ook om opslag en levering van energie et cetera. Dat wordt dus eigenlijk een soort van nieuwe fase in de rol die energiecoöperaties kunnen spelen in ons systeem. Als ik dus zo vrij mag zijn om een oproep te doen: ga net zo voortvarend met de Wcw aan de als slag als u als Kamer met de Energiewet heeft gedaan. Ik hoop dat mijn opvolger de implementatie daarvan snel ter hand zal nemen.

Dan ten aanzien van het prioriteren op aansluiting. U heeft misschien ook gezien in mijn reactie op de initiatiefnota van mevrouw Kröger dat dat een van de voorstellen van mevrouw Kröger was die ik niet volledig heb omarmd. Ik wijs hier namelijk ook op het kader dat de onafhankelijk toezichthouder ACM heeft gemaakt voor voorrang van aanvragen bij netbeheerders. Daarbij is eigenlijk de belangrijkste voorwaarde dat een aanvraag een zogenaamde congestieverzachter moet zijn, wil je ook echt in aanmerking komen voor een speciale behandeling en voor voorrang. Het zal gewoon per project verschillen of een project congestieversterkend of congestieverzachtend kan werken. Dus ook hier geldt weer dat als een coöperatie in een vroeg stadium het gesprek met de netbeheerder aangaat, er waarschijnlijk ook veel slimmer kan worden nagedacht over de manier waarop een aansluiting en een invoeding goed passen in de ontwikkeling van congestie in een bepaald gebied. Waar kom je te staan in een wachtrij? Is er misschien een aanpassing van het project mogelijk om daardoor beter in het hele systeem te passen?

Ook hier zie ik wel weer interessante ontwikkelingen. Ik sprak onlangs met een gedeputeerde die aangaf: "We hebben in een aantal gebieden de situatie dat het zowel voor invoeding als voor afname op rood staat. Maar we zijn aan het kijken of we met de energiecoöperatie die er al is en een bedrijventerrein wellicht een nieuw project kunnen gaan opzetten met zonnepanelen op de daken van het bedrijventerrein en wellicht een windmolen, als daar steun voor is. Maar dan komen er ook enkele vormen van opslag en energiedelen bij, waardoor zo'n project van een energiecoöperatie opeens een win-win-win voor bijna iedereen daar wordt." In zo'n situatie kan ik me voorstellen dat die beter past in het kader van de ACM. Maar pure invoedingsprojecten komen, denk ik, wat minder snel in aanmerking voor die voorrang. En dan vind ik ook dat de ACM en de netbeheerder daar onafhankelijk in moeten kunnen oordelen.

Het klopt, zeg ik richting de heer Thijssen, dat ik in de kabinetsreactie een aantal keren ook naar andere departementen heb moeten verwijzen. Zoals mevrouw Kröger net ook al betoogde, zijn coöperaties natuurlijk op allerlei vlakken actief. Maar zeker als het gaat om energie en warmte geldt ook dat wij bij de implementatie van de Richtlijn hernieuwbare energie, de RED vanuit Europa, ook zullen moeten zorgen voor een goed faciliterend kader. Dat is ook binnen het Nationaal Plan Energiesysteem een aparte actielijn geworden naar aanleiding van de behandeling van het NPE hier in deze commissie. Bij de ontwikkeling van energiecoöperaties en hun aandeel in de decentrale opwek kunnen we dit straks onder de vlag van het NPE binnen het departement van het KGG van de nieuwe minister verder oppakken.

Dan kom ik bij wind op zee. Daarover heeft u een interessante discussie met elkaar gevoerd. Laat ik vooropstellen dat ik het het aller-, allerbelangrijkste vind dat we de doelstelling voor wind op zee op tijd gaan halen, omdat dat cruciaal is om rond 2035 tot een CO2-vrije opwek van elektriciteit in Nederland te komen en daarmee ook bij te dragen aan onze klimaatdoelstellingen. Ik ben bijzonder trots dat het ons recentelijk gelukt is om twee grote tenders succesvol te kunnen toekennen. Waar in andere landen de wind-op-zeeketen zo zwaar onder druk staat dat tenders ook zijn mislukt, hebben wij in Nederland nu toch twee mooie nieuwe projecten in de pijplijn, waarbij er één echt zwaar inzet op natuurherstel en -verbetering op de Noordzee en de ander op systeemintegratie. Dat vind ik hele succesvolle ontwikkelingen.

Het klopt dat een partij die meedeed met een energiecoöperatie achter het net heeft gevist, maar ik vond het wel heel interessant en leerzaam dat er überhaupt participatie door een energiecoöperatie was, want dat hebben we de afgelopen jaren ook telkens níét gezien. Bij de evaluatie van deze twee tenders zal ik dus heel nadrukkelijk kijken wat deze coöperatie over de streep heeft getrokken om wel mee te doen en waar we eventueel bij toekomstige tenders die burgerparticipatie een betere plek kunnen geven. Dat zal mijn opvolger in de evaluatie van die twee tenders met uw Kamer delen en waar mogelijk ook een voorstel doen voor hoe we de burgerparticipatie en energiecoöperaties een betere plek kunnen geven in alle tenders die nog gaan komen. Er komen namelijk behoorlijk wat tenders aan in de komende kabinetsperiode. Ik denk dat u in verschillende debatten heeft laten zien dat dit kan op verschillende manieren. Dat kan door heel nadrukkelijk een energiecoöperatie onderdeel te laten zijn van de bouw of exploitatie van een windpark op zee. Maar u noemde ook voorbeelden uit Denemarken en België, waar de participatie veel meer vorm krijgt via burgers die voor een heel klein stukje mede-eigenaar kunnen zijn. Dan neem je als coöperatie niet zozeer deel in de ontwikkeling van een windpark op zee, maar dan is wel op een manier geborgd dat een deel van het eigenaarschap bij burgers ligt en dat daarmee de opbrengsten daarvan breder terechtkomen. Maar het lijkt mij een goed om dat later dit jaar met de nieuwe minister concreter af te hechten.

De heer Thijssen vroeg naar een landelijk fonds voor energiecoöperaties. Energiecoöperaties worden op dit moment ondersteund via de SCE. Die heeft echt als doel om de opwekking van duurzame energie door coöperaties en vve's te stimuleren. Daarin worden additionele investeringskosten meegenomen. Denk aan voorbereidingskosten, afvalbeheerkosten en vaste operationele kosten, zoals het recht van opstal en administratiekosten. Daarmee gaat de SCE echt verder dan de SDE++. Dat vind ik belangrijk, want daarmee doen we een stapje extra voor de coöperaties van onderop. Maar opstartkosten kunnen worden vergoed via het rendement van de projecten die een lange looptijd hebben.

De voorzitter:

Minister, u heeft een interruptie van mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik ben toch even benieuwd naar het volgende. Stel dat je de coöperatievorm laat meedoen, dat mensen graag een aandeel willen in windmolenparken en dat zij daar wat voor betalen en rendement terugkrijgen. Ik ben heel benieuwd hoe dat in België zit. Het is best risicovol. Het is financieel risicovoller om een project op zee neer te zetten dan een project op land. Dat komt door alle eisen daarvoor en de materialen die duurder zijn geworden. Denk ook aan personeel. Is het echt mogelijk dat iedereen meedoet, dus niet alleen maar mensen die geld overhebben? Dat is eigenlijk het advies dat we altijd geven als overheid: beleg alleen je geld als je het overhebt. Ik zie het, als ik heel eerlijk ben, een beetje als een vorm van beleggen. Of kan iemand uit de Schilderswijk net zo goed meedoen als iemand uit de Vogelbuurt in Den Haag? Ik heb het dus over mensen met een beetje geld en mensen met veel geld.

Minister Jetten:

Ik denk dat de eerlijkheid gebiedt om het volgende te zeggen. Als je gaat werken met een vorm van obligaties of wat dan ook bij wind-op-zeeprojecten, zal dat vooral zijn weggelegd voor mensen die het zich kunnen veroorloven om daar geld in te investeren en zoeken naar een enigszins aantrekkelijk financieel rendement dat ook groen is. Als je echt energiecoöperaties van onderop meer laat deelnemen aan wind op zee, dan is het waarschijnlijk makkelijker om daar een breder publiek bij te betrekken. Mijn inschatting zou wel zijn ... De tenders die we de komende jaren gaan doen, zijn natuurlijk groot: minstens 1 gigawatt en groter. Het is niet realistisch dat een energiecoöperatie in z'n eentje zo'n tender kan winnen, bouwen en/of exploiteren. Ik denk veel meer aan de combinaties zoals we die in de afgelopen tenderronde hebben gezien, waar een consortium van verschillende partijen ook een energiecoöperatie erbij betrekt. U zou kunnen zeggen dat een pensioenfonds, dat nu een van de winnaars is, ook een vorm van een coöperatie van onderop is. Maar volgens mij zoeken we allemaal toch nog naar iets kleinschaligere initiatieven wat dichter bij huis. Ik zal hier heel nadrukkelijk naar kijken in de evaluatie van de afgelopen twee tenders en ik zal zorgen dat mijn opvolger dat wat uitgebreider aan u kan terugkoppelen.

Voorzitter. De laatste vraag was van uzelf, niet als voorzitter maar als lid van de GroenLinks-PvdA-fractie. Die gaat over OER, het overheidsprogramma voor rijksgronden. Dit is iets waar we met het demissionaire kabinet volop op hebben ingezet in de afgelopen jaren. Er zijn heel veel rijksgebouwen en heel veel rijksgronden waar echt kansen liggen voor veel meer energieopwek. Mijn eigen departement, het ministerie van EZK, heeft nu eindelijk een pilot met zonnepanelen. Toen ik daar binnenkwam, heb ik echt op dag één zo'n beetje gezegd: ik ga hier pas weg als dat hele dak vol ligt. Toen AZ bij ons in het pand kwam zitten vanwege de verbouwing op het Binnenhof, kwamen er allemaal extra veiligheidseisen, dus het gaat een beetje langzaam. Je wil als overheid natuurlijk het goede voorbeeld geven met de eigen panden, maar ook de stukken grond langs snelwegen, langs spoorlijnen en bijvoorbeeld op Defensieterreinen maximaal inzetten. Veel dank aan de staatssecretaris van Defensie, die hier de afgelopen tijd echt zijn nek voor heeft uitgestoken zodat we de komende tijd meer Defensieterreinen in het OER-programma kunnen opnemen. Het zou ook heel mooi zijn als de wethouders uit de RES-regio's kijken: welke OER-gronden liggen er in mijn gebied, kunnen we heel actief proposities doen om die rijksgronden daarvoor te gebruiken en kunnen we vanuit de RES-regio energiecoöperaties uitdagen om daar onderdeel van te zijn? We streven daarbij nu naar 50% lokaal eigendom, maar wat mij betreft moeten we dat echt zien als een minimum. We gaan niet stoppen bij 50% als er wat dat betreft meer in het vat zit. Tegelijkertijd zou ik een beetje in de lijn van mevrouw Rooderkerk een oproep willen doen om tempo te maken om de afspraken uit het RES-programma te halen. We gaan dus niet eindeloos op elkaar zitten wachten. Als er op een gegeven moment initiatiefnemers zijn die daaraan kunnen bijdragen, dan gaan we daarvoor. Maar door minimaal op 50% te sturen voorkomen we dat we aan het eind van de rit helemaal de kans hebben gemist om die OER-gronden met energiecoöperaties te ontwikkelen.

Voorzitter, nogmaals, tot slot. Veel dank aan mevrouw Kröger en haar team voor deze mooie initiatiefnota. Ik kijk uit naar de moties en de verdere afhandeling in deze Kamer.

De voorzitter:

Dank aan de minister. Ik kijk even naar de Kamer. Kunnen we meteen door met de tweede termijn? Ik zie dat dat kan. Dus dan gaan we meteen van start, meneer Kisteman, met uw tweede termijn.

De heer Kisteman (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil namens de VVD en Silvio, uiteraard, of meneer Erkens — sorry — mevrouw Kröger bedanken voor haar notitie en voor de beantwoording. Wij blijven die financiële claim echt wel lastig vinden, maar dat hebben we in onze bijdrage goed aangegeven.

Verder hebben wij geen vragen of moties, dus daar wou ik het graag bij laten.

De voorzitter:

Dank, meneer Kisteman. Mevrouw Postma, uw tweede termijn.

Mevrouw Postma (NSC):

Hartelijk dank en veel dank aan de indiener, mevrouw Kröger, voor de goede beantwoording. Ik vond daar inspirerende dingen in zitten. Er zijn ook een aantal dingen waar wij echt moeite mee hebben: de financiële paragraaf en een aantal aanbevelingen. Maar het mooie is, begrijp ik, dat de minister ook een aantal dingen overneemt. En zoals ik mevrouw Kröger ken, zal zij vast nog debatten aangrijpen om dit verder te brengen. Dat is hartstikke mooi.

Nog even een speciaal woord van dank aan de minister. Ik heb niet alle 122 debatten meegemaakt — ik ben pas later aangeschoven — maar volgens mij is dit een van de laatste debatten, misschien wel het laatste debat, dat wij samen hebben. Dus vanuit hier wil ik u hartelijk danken voor uw inzet. Ik heb vanuit mijn werkkamer persoonlijk gezien dat die zonnepanelen gelegd werden. Ik kan namelijk op EZK kijken. Dus toen dacht ik: ach, dat zal vast ook een afscheidscadeautje voor deze minister zijn. Ze zijn er net op tijd volgens mij.

Beiden hartelijk dank. Ik heb verder geen moties.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Postma. Meneer Vermeer, uw tweede termijn.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb ook geen moties of andere zaken. Rest mij alleen nog om mevrouw Kröger en haar team en de minister en zijn team te bedanken voor dit initiatief en voor de beantwoording die we hier gehad hebben. BBB staat ervoor dat we die hele energietransitie samen doen en dat we ervoor zorgen dat we iedereen die dat wil, daarin meenemen.

Daar wou ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Vermeer. Mevrouw Rooderkerk met haar tweede termijn.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording en, nogmaals, voor het goede initiatief.

Ik wil een motie indienen die zich richt op het meer betrekken van een jonge generatie bij energieprojecten bij hen in de buurt, zodat zij hierin kunnen meedelen.

Dank, mevrouw Rooderkerk, voor uw tweede termijn. Dan wil ik het voorzitterschap even aan de heer Kisteman overdragen, zodat ik mijn moties kan indienen.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de heer Thijssen voor zijn tweede termijn.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter.

Daar gaan we.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

En dan de belangrijkste motie, namelijk het verzoek om deze initiatiefnota zo veel mogelijk mee te nemen in alles wat het kabinet hierna gaat doen.

Dank u wel. Ik hoef denk ik niet aan mevrouw Kröger te vragen of zij deze moties steunt, maar ze roepen wel wat vragen op.

Mevrouw Postma (NSC):

Ja. Ik heb een vraag over het dictum van de eerste motie. Het ging zo snel dat ik het dictum niet goed heb gehoord. De motie ging volgens mij over wind op zee en over het wel of niet meedoen. Was het laatste verzoek in het dictum nou dat het als criterium gaat gelden bij de aanbesteding? Of is het anders en wat lichter bedoeld? Mag ik daar een toelichting op?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Het eerste verzoek is dat er meer punten toegekend kunnen worden als een coöperatie meedoet. Het tweede is dat de overheid zelf een windpark gaat ontwikkelen waar energiecoöperaties aan mee kunnen doen. Dat zijn twee verschillende manieren waarop energiecoöperaties een grotere rol zouden kunnen krijgen bij wind op zee.

De voorzitter:

Mevrouw Postma, heeft u nog een vervolgvraag hierop?

Mevrouw Postma (NSC):

Nee, ik vind het heel spannend. De overheid gaat dus zelf ook een windpark ontwikkelen?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Het verzoek is om te onderzoeken of dat mogelijk is om op die manier energiecoöperaties meer in stelling te brengen bij windenergie op zee. Het zijn spannende tijden, maar het lijkt ons een mooi idee.

De voorzitter:

Ik zie verder geen vragen meer. Dan geef ik het voorzitterschap weer terug aan u, meneer Thijssen.

De voorzitter:

Dank, meneer Kisteman. We gaan in ieder geval vijf minuten schorsen. Of is er een langere schorsing nodig, vraag ik aan de minister. Nee. We schorsen tot 17.55 uur.

De voorzitter:

Aan de orde is een notaoverleg over de initiatiefnota Energie met elkaar. Het is tijd voor de tweede termijn van de kant van het kabinet en de initiatiefnemer. Ik geef het woord eerst aan mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter, en dank aan alle leden voor het debat en ook voor de goede, scherpe vragen. Ik denk dat er ook weer zaadjes liggen voor toekomstige projecten en initiatieven. Ik vind het heel mooi om te zien dat bij het onderwerp van de energiecoöperaties en energiegemeenschappen, ook al zijn er misschien op onderdelen twijfels en worden er bepaalde zorgen geuit, het idee dat we van de energietransitie een sociale transitie moeten maken om mensen echt mee te laten doen, volgens mij heel breed gedeeld wordt.

De minister gaat natuurlijk de moties appreciëren. Die geef ik zo dus het woord, uiteraard via de voorzitter, volgens mij voor het allerlaatste stukje als minister in deze zaal met deze commissie. Dus nogmaals mijn grote, grote dank.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Kröger. Dan is het woord aan de minister.

Minister Jetten:

Dank, voorzitter. Dank ook voor alle vriendelijke woorden en via deze weg ook dank aan alle ambtenaren die mij de afgelopen tweeënhalf jaar dus bij 122 debatten hebben bijgestaan, want het was niet altijd gemakkelijk. Maar dankzij hun professionaliteit kunnen we die debatten hier goed doen met elkaar.

Voorzitter. Dan de moties. De motie op stuk nr. 5 van mevrouw Rooderkerk verzoekt om jongeren beter te betrekken bij energiecoöperaties. Die motie geef ik graag oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 6 van de heer Thijssen ten aanzien van wind op zee. Het tweede dictum verzoekt om onderzoek naar het door de overheid realiseren van nationale windparken op zee waarin coöperaties kunnen participeren. Dat dictum wil ik sowieso ontraden. Met betrekking tot het eerste dictum over het beter onderzoeken van de rol die coöperaties kunnen spelen, heb ik net in mijn termijn verwezen naar de evaluatie die nog wordt uitgevoerd van de onlangs afgeronde tenders. Ik vind het lastig om daarop vooruit te lopen, ook nu er over een week een nieuwe minister gaat aantreden. Ik wijs ook op het onderzoek dat we eerder hebben laten uitvoeren naar aanleiding van de motie-Mulder/Moorlag. Daarin hebben we ook gekeken hoe we burgerparticipatie bij wind op zee beter kunnen vormgeven. Dat heeft toen niet geleid tot vergaande aanpassingen van de voorwaarden bij wind op zee. Laten we kijken wat we op basis van de evaluatie die nu gaat volgen, eventueel wel anders kunnen doen, maar deze motie is wat mij betreft dus wat te vroeg. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 6.

De motie op stuk nr. 7 van de heer Thijssen gaat over de OER-projecten. Dat zijn projecten die kunnen plaatsvinden op rijksgronden en rijksgebouwen. Ik heb net aangegeven dat we streven naar 50%, maar dat meer natuurlijk altijd goed is. Maar het geven van een opdracht voor 100% lokaal eigendom, waar de motie om vraagt, vind ik niet passend. We stellen rijksgronden beschikbaar, maar het is aan de medeoverheden om daar vervolgens die projecten te realiseren. De motie zoals die nu is geformuleerd, ontraad ik dus, maar ik hoop dat de heer Thijssen blij is met de uitleg die ik in mijn eerste termijn heb gegeven, namelijk dat het natuurlijk altijd meer dan die 50% mag zijn.

De voorzitter:

Ik wil daar nog wel één vraag over stellen. Dus meneer Kisteman …

De voorzitter:

Gaat uw gang, meneer Thijssen, met uw vraag.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister. Ik heb hem inderdaad natuurlijk goed gehoord in zijn eerste termijn. De motie vraagt om het mogelijk maken van die 100% lokaal eigendom. Het blijft ook een streven. Kan de motie niet toch oordeel Kamer krijgen, gewoon om dat enthousiasme ervanaf te laten spatten?

Minister Jetten:

In het begin van het dictum staat "opdracht geven". Wellicht zou u nog kunnen kijken naar een wijziging van de motie, waarin dat deel van het dictum wordt geschrapt. Want ik zou niet weten aan wie ik de opdracht dan moet geven; dat is eigenlijk ook meer mijn punt. Maar ik ben het wel met u eens dat we met elkaar uitstralen, ook naar de medeoverheden, dat ook projecten met 100% lokaal eigendom van harte welkom zijn binnen dat OER-programma. Wellicht kunnen we dus tot een iets aangepaste motie komen voordat erover gestemd gaat worden.

De voorzitter:

Meneer Thijssen, nog een vervolgvraag?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Nee, dan ga ik nog even goed kijken of ik de motie op dat punt zal wijzigen. Dank daarvoor.

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 8, ook van de heer Thijssen, verzoekt te onderzoeken hoe energieprojecten in coöperatief verband beter financieel kunnen worden ondersteund in de opstartfase. Die motie geef ik graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 9 van de heer Thijssen is denk ik een hele mooie afrondende motie, kijkend naar het hele debat dat hier is gevoerd en ook de inbreng van de andere fracties. De motie gaat erover hoe we de rol van de energiecoöperaties in dat decentrale energiesysteem nog beter kunnen faciliteren en hoe we coöperaties daar ook bij kunnen betrekken. Dus deze motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank. Daarmee komen we aan het einde van dit notaoverleg. Ik deel nog mede dat over deze moties wordt gestemd op 27 juni, dus donderdag aanstaande.

Verder wil ik nogmaals mijn dank en mijn complimenten uitspreken aan collega Kröger voor deze prachtige initiatiefnota en haar goede verdediging ervan. Ook wil ik de minister danken voor sowieso dit debat maar ook voor die andere 121 debatten en zijn harde, harde inzet voor een veilig klimaat de afgelopen jaren. Ik gun hem in ieder geval deze zomer douchen zonder koffie en dan kijken we in september wel weer verder. Dank ook aan de leden voor hun aanwezigheid en dank aan de mensen van de Tweede Kamer die dit mogelijk hebben gemaakt.

Sluiting