[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-07-01. Laatste update: 2025-07-01 23:42
Plenaire zaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

102e vergadering, dinsdag 1 juli 2025

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 146 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, De Beer, Bevers, Bikker, Bikkers, Blaauw, Bontenbal, Boomsma, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Bromet, Bruyning, Buijsse, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Dral, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Haage, Van Haasen, Hartsuiker, Heite, Hertzberger, Heutink, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koops, Kops, De Kort, De Korte, Kostić, Kouwenhoven, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Oostenbrink, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rep, Richardson, Rikkers-Oosterkamp, Rooderkerk, De Roon, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thiadens, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Uppelschoten, Valize, Vedder, Van der Velde, Veltman, Verkuijlen, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius en Van Zanten,

en de heer Aartsen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, de heer Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Paul, staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie, de heer Struycken, staatssecretaris Rechtsbescherming, de heer Tieman, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, minister van Asiel en Migratie.

De voorzitter:

Het is 14.00 uur geweest. Ik open de vergadering van 1 juli 2025.

Vragen Veltman

Vragen Veltman

Vragen van het lid Veltman aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht "Politie vangt meer mensen met drugs in het verkeer: 'Effecten houden veel langer aan dan je zelf voelt'".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de kersverse minister van Infrastructuur en Waterstaat, die wij hier voor het eerst mogen verwelkomen. Fijn dat u bij ons bent. Er is een interessante vraag voor u. Die vraag wordt gesteld door mevrouw Veltman van de fractie van de VVD. Het woord is aan haar.

Mevrouw Veltman (VVD):

Dank, voorzitter. Welkom aan deze nieuwe minister in de Kamer. Steeds meer mensen, vooral jonge mensen, gebruiken drugs en stappen vervolgens gewoon achter het stuur, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Laten we het helder zeggen: wie met drugs op achter het stuur kruipt, is een verkeershufter, een gevaar op de weg en iemand die bewust het leven van anderen op het spel zet. Het wordt steeds erger. Gisteren nog stond er in het AD dat het aantal bestuurders dat onder invloed van drugs rijdt fors stijgt. Vaak hebben ze zelf niet eens door dat ze nog onder invloed zijn, want middelen zoals xtc, 3-MMC, cocaïne en cannabis kunnen je rijgedrag tot 40 uur na gebruik beïnvloeden. Waar voorheen rijden onder invloed van alcohol het meest voorkwam, zijn nu de mensen die onder invloed van drugs worden betrapt in de meerderheid.

De cijfers liegen niet. In de eerste vijf maanden van dit jaar zijn er al 11.000 positieve drugstesten afgenomen in het verkeer; vorig jaar waren dat er nog geen 8.500. En dan is het festivalseizoen nog niet eens begonnen. Bovendien begrijp ik dat er allerlei manieren zijn om een drugstest te omzeilen. Het vermoeden is dat de aantallen nog veel hoger zijn. Kortom, het probleem wordt steeds groter. Het is levensgevaarlijk en het tij moet gekeerd worden. Ik vraag de minister: is hij het ermee eens dat het tij gekeerd moet worden en, zo ja, wat gaat hij daaraan doen en welke acties zet hij dan in gang? Wordt het niet tijd voor een stevige, landelijke aanpak tegen drugs in het verkeer, voor een intensievere aanpak?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Tieman:

Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor de vragen die gesteld zijn over dit wezenlijke onderwerp. Het is een onderwerp dat ons iedere dag raakt. Rijden onder invloed van drugs, maar ook van rijgevaarlijke medicijnen, gaat niet samen met verkeer. Laat dat volstrekt duidelijk zijn. Ik wil hier ook echt uitstralen dat we op dit gebied law-and-order gaan neerzetten. Op dit moment zijn we met onze partners bezig met de voorbereidingen voor een campagne die over een viertal dagen zal aftrappen. Dat gaat plaatsvinden op 5 juli. Die timing is niet afhankelijk geweest van het AD-artikel; dat zat al in de pen. Sinds 2017 zijn we bezig om met name het drugsgebruik in het verkeer beter in kaart te brengen. We zijn ons aan het toespitsen op verschillende zaken. Er vinden diverse analyses plaats, maar we gaan ook de straat op om die cijfers beter te duiden. Ten aanzien van andere zaken is de politie op dit moment ook meer op drugs aan het focussen. Het is dus echt een thema waar we meer over zullen gaan horen.

Er zijn diverse bestuurlijke zaken die we kunnen inzetten, zoals het intrekken van het rijbewijs. Dat gaat plaatsvinden naar aanleiding van een gesprek tussen een psychiater en de desbetreffende persoon om te bepalen of er een educatieve toets moet worden gedaan. Dat zijn de smaken die er zijn. Als een persoon echt richting een verslaving gaat, dan is het intrekken van het rijbewijs de eerst optie. Daarnaast heeft mijn collega van Justitie en Veiligheid ook de mogelijkheid om boetes op te leggen. Dat is het maatregelenpakket dat nu voor handen ligt. Eerder dit jaar heeft u een motie ingediend. Daar geven wij op dit moment invulling aan, zodat het volgende kabinet, met de onderzoeken die daaraan verbonden zijn, verdere besluiten zou kunnen nemen. Dat wordt dus in gang gezet en staat nu gepland voor afwikkeling medio 2026. Tot zover.

Mevrouw Veltman (VVD):

Dank u wel. Heel goed om te horen dat er toevallig zeer binnenkort een campagne begint. Mijn vraag is wel: is dit de stevige aanpak waarvan we echt denken dat die zin gaat hebben? Ik begrijp namelijk dat dit gebaseerd is op cijfers die vanaf 2017 worden bijgehouden; dat zei de minister net. Maar je ziet dat die aantallen nu, zeker in de laatste periode en als je het laatste jaar vergelijkt — ik heb ook cijfers van de controles in Limburg gehoord — exponentieel stijgen. Het gaat zó hard en het probleem wordt zó groot. Heeft de minister het idee dat hij met deze aanpak ook echt het antwoord geeft op het probleem dat we nu op straat zien? Dat is dus een eerste vraag.

Daarnaast wordt er volgens mij samengewerkt met allerlei partijen. Volgens mij zei de minister dat net, maar dat heb ik ook teruggekregen na eerdere vragen van de VVD. Maar is die aanpak intensief genoeg? Haalt de minister met die samenwerking alles uit de kast om dit probleem aan te pakken? Denkt hij bijvoorbeeld — dat is een volgende vraag — aan samenwerking met verzekeraars? Voor mij is het namelijk volstrekt helder dat als jij met drugs op achter het stuur gaat zitten en je betrokken bent bij een ongeval, je natuurlijk niets vergoed krijgt van de verzekeraar. Maar hebben mensen die dit risico nemen dit wel scherp voor ogen? Dat moeten de mensen goed weten.

Tot slot vraag ik de minister ook hoe hij denkt over zorgen dat de pakkans wordt vergroot. Dat moet natuurlijk in overleg met de minister van Justitie en Veiligheid; dat begrijp ik. Dat kan bijvoorbeeld door het intensiveren van controles rondom de festivals, want een festival is te gek, maar met een pil op achter het stuur stappen kan gewoon echt niet. Je ziet nu die hoge aantallen, dus wat vindt de minister van het idee om deze controles bij festivals samen met de politie te intensiveren?

Minister Tieman:

Wederom dank voor de vraag. Op dit moment — weet dat ik nog in mijn eerste week zit — heb ik informatie gekregen waardoor ik denk dat we echt aan de bal zijn. Haal ik er dan alles uit ten opzichte van de ontwikkelingen die we op straat zien? Ik woon in het centrum van Rotterdam. Daar zie ik ook het een en ander en ik zie daar ook het een en ander voorbijkomen in de lokale media, waarin ook die verontrusting naar voren komt. Ik ga dus ook kijken of dat inderdaad het onderste uit de kan is van wat we kunnen doen en of we gelijke tred kunnen gaan houden met deze nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen ten opzichte van bijvoorbeeld dat alcoholgebruik. Maar ook daar hebben we meer duiding voor nodig. Daarmee wil ik helemaal niet vertragen, maar ik denk dat die data op dit moment nog wel verbeterd zouden kunnen worden. Ik denk dat we daar meer inzicht in zouden kunnen krijgen.

Dan het punt van de verzekeraars. Ik heb hier een hele lijst: politie, VeiligheidNL, Trimbos, TeamAlert, Veilig Verkeer Nederland, provincies en gemeenten. We zijn er gezamenlijk mee bezig. We werken samen, maar de verzekeraars ontbreken heel even in dit lijstje. Dat is wellicht niet helemaal goed doorgekomen, maar daar ga ik nog eens specifiek naar kijken. We zien bijvoorbeeld ook bij bepaalde fietsen dat verzekeraars een veel grotere rol gaan krijgen wanneer je onverzekerd bent, ook ten aanzien van niet-gekeurde voertuigen. Ik ga wat dat betreft dus nadere informatie tot me nemen, want mogelijk kunnen verzekeraars hier een grote rol krijgen.

Voorzitter. Dan ten aanzien van de tweede vraag, over risicogestuurd testen op festivalterreinen in plaats van misschien generiek testen langs een snelweg of op een andere verkeersader. Dat is natuurlijk ook interessant. Daar is de pakkans dan relatief gezien hoger. Dat lijkt mij met de middelen die we hebben de juiste aanpak. We zien ook in allerlei andere zaken binnen het VTH-stelsel, het stelsel voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, dat we veel meer risicogestuurd gaan kijken. Daarover moet ik dus nog wat meer informatie krijgen. Anders doe ik u schriftelijk toekomen waar wij op dit moment de analyse laten plaatsvinden en of die generiek is of juist via die hotspotbenadering. Als het aan mij ligt, gaan wij onze schaarse middelen inzetten op die hotspotbenadering.

De voorzitter:

Tot zover. Dan is er nog een vervolgvraag van de heer Olger van Dijk.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Dank aan collega Veltman, die dit belangrijke probleem hier toch bespreekbaar maakt vandaag, want drugs zijn een stille epidemie in dit land. We zien dat het een soort veenbrand is die voortwoekert en die onze jongeren verdooft, maar die ook tot steeds meer verkeersslachtoffers leidt. Dat is onaanvaardbaar. Mijn vraag aan de minister is of deze aanpak wel voldoende is. Deze minister is onder andere verantwoordelijk voor het bestuursrechtelijke spoor en het CBR. Kan deze minister ons verzekeren dat elke mededeling die door de politie wordt gedaan, wordt opgepakt door het CBR en dat daaraan ook echt gevolg wordt gegeven? Kan de Kamer daarover worden geïnformeerd?

Minister Tieman:

Dat antwoord kan ik geven: volmondig ja, dat wordt gedaan. Het wordt opgepakt door het CBR. Iedereen die daarvoor wordt gepakt, wordt doorgeleid naar het CBR. Daarover kan ik informatie geven aan de Kamer. Dat is een toezegging.

De heer Boutkan (PVV):

Laat duidelijk zijn: voor de PVV is het gebruik van drugs en alcohol in het verkeer onacceptabel. Dat staat buiten kijf. Dat moet dus ook flink worden aangepakt. Wat hoor ik de minister nu zeggen? "Ja, we gaan een psychiater inzetten en een campagne starten." Wat is dat voor een slappe hap? Ik bedoel: als je een kilometer te hard rijdt, dan ligt er een fikse verkeersboete op de deurmat, en als je zoiets flikt — je rijdt iemand dood met drugs of alcohol op — dan mag je een poosje staan schoffelen. Wanneer gaat deze minister nou eens flink doorpakken en eindelijk een flinke straf uitdelen aan dit soort hufters?

Minister Tieman:

Meneer Boutkan, dank voor de vraag. Wat dat betreft hebben we het hier over de bestuurlijke zaken. Bij de strafrechtelijke zaken hoort ook zeker een gevangenisstraf. De boetes beginnen bij € 850, tot aan die gevangenisstraf. Uw vraag op dat spoor — wanneer gaan we ze aanpakken? — ligt echt bij Veiligheid en Justitie.

Dan ten aanzien van de campagne die we nu aan het doen zijn. Daar is geen bob-campagne op toegespitst. Eén pilletje te veel is eigenlijk al meteen té veel. Wij passen daar dus een iets andere strategie op toe. "Rij drugsvrij" gaat op 5 juli beginnen. Wat dat betreft is dat dus afhankelijk van wat er gebeurt in het verkeersbeeld, maar ik ga hier zeker niet zeggen dat er alleen maar een psychiatrisch gesprek aan ten grondslag ligt. Absoluut niet. Er is een mogelijkheid om dit ook meteen strafrechtelijk aan te pakken.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit onderwerp. Hartelijk dank aan de kersverse minister voor zijn vuurdoop hier.

Minister Tieman:

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Fijn dat u hier was.

Vragen Van der Plas

Vragen Van der Plas

Vragen van het lid Van der Plas aan de minister van Justitie en Veiligheid over het oplaaiende geweld van dierenextremisten.

De voorzitter:

Dan heet ik de minister van Justitie en Veiligheid van harte welkom. We kennen namelijk allemaal het spreekwoord: een week geen mondeling vragenuurtje met de minister van Justitie en Veiligheid is een week niet geleefd. Ik geef graag het woord aan mevrouw Caroline van der Plas, die een vraag heeft voor deze minister. Het woord is aan haar.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Voor minister Van Weel wordt het inderdaad wel een beetje veel, want vandaag sta ik hier met ook een dringende vraag.

Het lijkt wel alsof Nederland intussen wordt geregeerd door activisten en extremisten. Bij demonstraties worden universiteiten kort en klein geslagen. De A12 wordt bezet. Overal worden vernielingen gepleegd. We hebben ook te maken met dierenextremisme. De laatste weken is er brand gesticht bij de firma Plukon in Blokker, waarbij acht vrachtwagens in de fik gingen en er grote schade werd toegebracht. Maar er was ook een groot gevaar voor de volksgezondheid in de omgeving, omdat er brand woedde bij zuurstoftanks. Als de brandweer niet zo goed had opgetreden, dan had dat echt een hele grote ramp kunnen zijn voor de buurt. Afgelopen week is een pand beklad van gedeputeerde in Gelderland Harold Zoet. Beide acties waren door toedoen van het Animal Liberation Front, het Dierenbevrijdingsfront zoals we dat ook kennen uit de jaren negentig, met vele aanslagen op slachterijen, slagers en andere bedrijven die ook maar iets met vlees te maken hebben.

Voorzitter. Ik ben het helemaal zat. Ik denk dat Nederland het ook helemaal zat is. Ik heb dus een aantal vragen voor de minister om dit dierenextremisme — misschien is het zelfs wel terrorisme — aan te pakken.

Voorzitter. Een woordvoerder van Animal Liberation Front heeft in de media openlijk de verantwoordelijkheid opgeëist voor de aanslag bij Plukon en aangekondigd dat er mogelijk nog meer acties aankomen. Ik wil weten wat de minister vindt van dit openlijke dreigement om nog meer aanslagen te plegen, terwijl die groep al eerder betrokken was bij brandstichtingen, stalbezettingen, inbraken en vernielingen. Is de minister het met BBB eens dat dit niets meer met activisme te maken heeft, maar valt onder terrorisme? De NCTV omschrijft dit namelijk als: het uit ideologische motieven voorbereiden van het plegen van op mensenlevens gericht geweld of het veroorzaken van maatschappij-ontwrichtende schade met als doel de bevolking ernstige vrees aan te jagen, maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen en/of politieke besluitvorming te beïnvloeden. Mind you, dit is de omschrijving van terrorisme. Vindt de minister deze omschrijving voldoen als het gaat om gasten zoals het Animal Liberation Front, en zo nee, waarom niet?

Waarom is het Animal Liberation Front, het Dierenbevrijdingsfront, in Nederland nog steeds niet aangewezen als terroristische organisatie, terwijl deze groep bijvoorbeeld in de Verenigde Staten wél op de terrorismelijst staat? Welke concrete stappen onderneemt de minister om te voorkomen dat dit soort extremisten opnieuw toeslaan bij Plukon of bij andere bedrijven in de voedselketen? Deelt de minister de zorg dat dit soort terroristische acties niet alleen de voedselketen ontwrichten, maar ook een direct gevaar vormen voor hulpverleners en de veiligheid van alle Nederlanders; kijk even wat er bij Plukon is gebeurd.

Voorzitter, hier houd ik het even bij, want ik wil nog wat ruimte hebben om te reageren. Dank u wel.

De voorzitter:

De minister.

Minister Van Weel:

Dank, voorzitter. De woorden waarmee u opende, "een week geen vragenuurtje is een week niet geleefd", deel ik van harte. Dat is wederzijds. Ik ben blij om hier weer te mogen zijn, al is de aanleiding minder vrolijk, zeg ik via u, voorzitter, tegen mevrouw Van der Plas.

Dit soort zaken nemen wij extreem serieus. En u heeft gelijk: het lijkt wel alsof activisme steeds vaker overslaat in extremisme, waarbij het laten horen van je mening niet meer op een normale manier kan, zoals in een debat of bij een vreedzaam protest, maar wordt afgedwongen via geweld, intimidatie of het zorgen voor grote overlast.

We hebben hier de afgelopen jaren meerdere voorbeelden van gezien, van protesten die het hele land platlegden tot aan bekladdingen en het bedreigen van lokale politici; dat overkwam onlangs iemand van uw partij, Harold Zoet. Dit soort dingen vind ik ver buiten de orde. Er is dus ook geen rechtvaardiging voor, welke ideologische redenen je ook denkt te hebben om dit soort daden te plegen. Daar waar het strafrecht wordt overtreden, wordt daartegen opgetreden, en gaat iemand dus een grens over. Dat geldt voor mensen die zich op de snelweg vastplakken, maar zeker ook voor mensen die bestuurders intimideren. Het geldt ook voor brandstichting.

De politie en het OM, die deze zaken onderzoeken, hebben nog geen concrete verdachten in beeld. Daarom moet ik hier als minister van Justitie dus van wegblijven. Maar in algemene zin kan ik u zeggen dat de NCTV hierbovenop zit en kijkt waar de grens van activisme naar extremisme wordt opgerekt. Want als het gaat over het intimideren van bestuurders, over het begaan van strafbare feiten op iemands erf en over brandstichten, dan hebben we het over extremistische daden en niet meer over activisme.

Dat fenomeen wordt door de NCTV in kaart gebracht. Dat is ook meteen het antwoord op uw vraag of het ALF op een lijst staat. De afgelopen jaren hebben wij, blijkens het dreigingsbeeld van terrorisme in Nederland, te maken gehad met een vrij laag niveau van dierenactivisme, zonder toepassing van geweld. Ik denk dat we nu een aantal voorbeelden zien die, als het ALF hier inderdaad achter zou blijken te zitten, aantonen dat hier mogelijk sprake is van een kentering. Als dat zo is, dan gaan we daarop acteren. Want ik ben het met u eens: dit soort acties kunnen we niet tolereren. Die vormen niet alleen een gevaar voor de bestuurders of de eigenaren van de bedrijven, maar ook voor hun omgeving. Dat moeten we niet tolereren.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. "Ver buiten de orde." "Onacceptabel." "Dit gaat een grens over." "Dit is niet te tolereren." Als een minister dat zegt, dan moeten daar consequenties aan zitten. Want "onacceptabel", "kan niet" en "mag niet" zijn woorden, maar ik wil van de minister weten wat hij hieraan gaat doen. Wat gaat de minister concreet doen om dit soort dierenactivisten, deze extremisten, te bestraffen, te vervolgen, in de cel te zetten, of te doen wat er ook maar kan?

Minister Van Weel:

Als de daders van deze twee daden gevonden worden, dus die van zowel de brandstichting als de intimidatie bij de heer Zoet thuis, gaan ze gestraft worden. Dat is namelijk wat we doen met mensen die strafbare feiten plegen. Daar zitten de politie en het OM vol op. Zij nemen deze zaken zeer serieus. Ik kan alleen niks zeggen over het verloop van dat onderzoek. Dat is nu eenmaal het manco van de minister van Justitie met betrekking tot lopende zaken. Maar natuurlijk pakken we deze mensen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, sorry hoor, ik vind het allemaal slappe bende. Het spijt me wel. Wij hebben een wetsvoorstel in voorbereiding om dit soort dierenactivisme aan te pakken. Ik vraag van de minister om misschien zelf eens met een wetsvoorstel te komen. Het wetsvoorstel dat wij nu in voorbereiding hebben, gaan we van de zomer naar de Kamer sturen. Maar ik wil gewoon actie van deze minister. Deze minister kan zelf ook wetten maken. Er moet gewoon een wet komen om dit soort gasten strenger aan te pakken. Er zijn vele mensen in gevaar en vele levens in gevaar. De omgeving is in gevaar. Dit kan gewoon absoluut niet. Dit is geen extremisme. Dit is geen activisme. Dit is gewoon dierenterrorisme.

Minister Van Weel:

Laat ik het initiatief van mevrouw Van der Plas en de VVD toejuichen voor dit wetsvoorstel. Ik zie dat gaarne tegemoet. Ik ga dat graag met uw Kamer bespreken als adviseur namens het kabinet.

De heer Flach (SGP):

Er is angst op de boerenerven. Dat komt omdat kinderen die op zo'n boerderij wonen ook zien wat er gebeurt op andere plekken en zichzelf de vraag stellen: is dit de volgende keer bij ons? Dat komt omdat de adresgegevens van boeren openbaar zijn, omdat dat een gegeven is in de emissiegegevens. Daar hebben we eerder al discussie over gehad. Deze activisten, waarvan sommigen echt terroristen zijn, beroepen zich over het algemeen op het demonstratierecht. Vindt de minister dat de politie voldoende de belangen van boeren weegt? Want zij hebben toch ook recht op het huisrecht, dus op het niet binnendringen van bezittingen aan huis, en andere regels? Wordt die afweging goed gemaakt door de politie?

Minister Van Weel:

Ja, absoluut. De gevallen waar we het hier over hebben, de brandstichting, de intimidatie en het bekladden van het huis van de heer Zoet op het erf, zijn echt geen demonstraties meer. Die gaan ver over die grens. Dit zijn gewoon strafrechtelijke, extremistische daden. Zo zullen ze ook worden beoordeeld bij de opsporing.

De heer Flach (SGP):

Dank voor de ondubbelzinnige woorden van de minister. Dat vind ik een belangrijke eerste stap. Ik ben het wel met mevrouw Van der Plas eens: er moeten nu wel daden komen en we moeten dit wel stoppen. Wat heeft de minister nodig van de Kamer om dit zo snel mogelijk een halt toe te roepen?

Minister Van Weel:

Nogmaals, ik kijk uit naar het initiatiefwetsvoorstel. Ik hoop dus dat dat inderdaad voor de zomer komt, want dan kunnen we dat inhoudelijke gesprek met uw Kamer voeren en kijken hoe we dit via wet- en regelgeving kunnen aanscherpen. Dat staat los van de inspanningen die we doen voor bijvoorbeeld het ondersteunen van bestuurders die geïntimideerd worden op dit vlak. De minister van Binnenlandse Zaken heeft hierover gesproken met de heer Zoet. Hebben we hier te maken met activisme of extremisme? Ik heb net gezegd dat deze daden beginnen te neigen naar extremisme. Dat vraagt weer om een andere aanpak. Maar los daarvan gaan we achter strafbare feiten aan. Daar is hier sprake van en zo wordt het door politie en OM behandeld.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik wil mevrouw Van der Plas danken voor het stellen van deze vraag. Want als je als boer elke dag gewoon je werk doet om daar je boterham mee te verdienen, dan geldt daar dus niet dat het erf je eigendom is, want daar kan je gewoon activisten tolereren die zich beroepen op hun recht op demonstreren. Voor je het weet is je stal beklad of nog veel erger. Ik vind dus dat deze mensen niet onder de bescherming van het demonstratierecht mogen vallen. Dat is overigens ook nog weer door de rechter bevestigd in een uitspraak in een zaak in Boxtel. Ik vind het toch van belang om vanmiddag van deze minister te horen hoe hij de grenzen van het demonstratierecht beoordeelt waar het gaat om het betreden van een erf door dit soort activisten.

Minister Van Weel:

Vooropgesteld, elke vorm van intimidatie gaat mij te ver, en dat is het als iemand jouw eigendom betreedt, bezet zelfs, vernielt of bekladt. Je blijft gewoon van andermans spullen af en je laat mensen met rust, zeker in hun persoonlijke levenssfeer. Bij boeren is het de persoonlijke levenssfeer, omdat we hier te maken hebben met mensen die gewoon bij hun bedrijf wonen. Wat mij betreft weegt de persoonlijke vrijheid van de boer dan zwaar in de hele afweging die rechters maken tussen de vrijheid van demonstratie, welke strafbare feiten er zijn begaan, maar ook waar iemands persoonlijke levensvrijheid zit. Ik denk dat het initiatiefwetsvoorstel ons gaat helpen om de discussie met elkaar te voeren waar we die grens willen leggen. Ook het WODC-onderzoek naar het demonstratierecht, dat na de zomer verwacht wordt, gaat helpen, omdat we daarin expliciet aandacht gevraagd hebben voor het soort gevallen waarin de vrijheid van demonstratie raakt aan de persoonlijke levenssfeer van mensen. Dat zijn nadrukkelijk ook boeren en hun erven.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dierenactivisme en dierenextremisme vormen een van de voorbeelden van extremisme die worden genoemd in het Dreigingsbeeld Terrorisme van de NCTV. Een andere vorm is het anti-institutioneel extremisme. Volgens de NCTV zijn dat mensen, burgers, die instituten zoals de wetenschap, de pers of de regering niet meer vertrouwen. Ik ben benieuwd of de minister net zoals de NCTV burgers die instituten niet meer vertrouwen als extremisten ziet. Dat zou hem graag willen vragen.

Minister Van Weel:

Die kom je in ieder geval niet tegen op erven, dus in die zin is het een wat afgeleide vraag op dit thema. Nee, er zitten gradaties in. Er zijn mensen die een afkeer hebben van organisaties. Dat is geen punt. Er zijn mensen die daaraan de rechten menen te ontlenen dat ze geen belasting meer hoeven te betalen of dat ze niet meer naar de politie hoeven te luisteren. Dat is wel een punt, want dat zijn nou eenmaal de wetten in dit land, maar het is nog steeds geen reden tot zorg. Maar er zijn ook recent nog mensen opgepakt die bezig waren met concrete plannen om overheidsfunctionarissen te bedreigen of erger, of om wapens aan te schaffen. Ja, dan spreken we wel degelijk over extremisme en ook in een hele gevaarlijke vorm. Dat is dus niet de hele groep van anti-institutioneel, maar ergens op die glijdende schaal wordt het wel degelijk gevaarlijk.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik heb één vervolgvraag, ten slotte. Natuurlijk, zodra het overgaat in geweld, zijn we er allemaal tegen. Het punt is alleen: in deze rapporten, en structureel door de NCTV — het heet niet voor niks "anti-institutioneel" extremisme — wordt de groep omschreven als mensen, als burgers, die geen vertrouwen in instituten hebben. Dat is een potentieel gevaar voor de democratie, zo schrijft de NCTV ook. Ik zou juist zeggen: goede burgers zijn burgers die wantrouwen hebben richting de macht en richting instituten. Journalisten zouden dat ook moeten hebben. Dus is het dan niet heel zorgelijk dat de NCTV, waar deze minister verantwoordelijk voor is, stelselmatig mensen, burgers, die instituten niet vertrouwen, criminaliseert, doordat ze in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland verschijnen?

Minister Van Weel:

Nee. Zonder nu een wetenschappelijke verhandeling te willen geven over anti-institutioneel extremisme, zeg ik het volgende. Ik ben helemaal voor gezond wantrouwen. Het probleem is dat deze mensen geworteld wantrouwen hebben tegen alles wat met de overheid te maken heeft. Dan wordt het echt wat anders, want dan wordt het wel degelijk op termijn een bedreiging van onze democratische rechtsorde. Die hangt namelijk op het feit dat mensen vertrouwen hebben in de instituties die we met z'n allen hebben opgebouwd. We moeten via ons stemrecht ervoor zorgen dat we daar de goede mensen aan de macht krijgen. Als die mensen dat hele systeem niet meer waarderen of zelfs omver willen werpen, dan raakt dat aan extremisme. Dat is namelijk de definitie van extremisme.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ben totaal niet tevreden met de antwoorden. Er wordt gezegd: we gaan er nog naar kijken en we moeten dit nog oppakken. We zien dat het in Nederland gewoon compleet uit de hand loopt. Dat zie je bij Extinction Rebellion, bij universiteiten, bij dierenextremisten en bij terroristen. Die mensen lachen zich een slag in de rondte. Mijn vraag aan de minister was ook: waarom is het Dierenbevrijdingsfront niet aanwezen als terroristische organisatie, terwijl dat in de Verenigde Staten wel het geval is? Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen, behalve dat de minister zegt: ja, het zijn een beetje extremisten.

Minister Van Weel:

Ik heb daar wel antwoord op gegeven. Ik heb gezegd dat we nu met dit soort incidenten ... U heeft gelijk: er zijn dit jaar bij LTO al 25 serieuze meldingen binnengekomen. We zien dus een toename. We zien ook een verharding van de acties, zoals bij Harold Zoet thuis en bij de brandstichting bij Plukon. Dat zijn signalen die ik wel degelijk serieus neem. Die kunnen het karakter van dierenactivisme zoals we dat kennen in Nederland, zoals in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland — dat hield de heer Van Houwelingen net omhoog — staat omschreven, veranderen. Dat heeft ook effect op het plaatsen op lijsten, et cetera et cetera. Maar we doen dat nooit ... Hoe moet ik het zeggen? We moeten wel aanleidingen of gedragingen hebben op basis waarvan we kunnen zeggen: hier zijn grenzen overschreden, dus we verbieden deze organisatie, we zetten 'm op een lijst et cetera.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nou, volgens mij worden hier grenzen overschreven. Op de website, in die media, wordt gewoon gezet ... We weten best goed welke mensen hiervoor verantwoordelijk zijn. Ik kan me niet voorstellen dat iedereen geheel anoniem is.

Aansluitend heb ik dus nog de vraag aan de minister of hij bereid is om personen en netwerken achter deze dreigingen gewoon intensiever te gaan monitoren en te vervolgen, ook als zij zich ophouden op sociale media, op websites of in activistische netwerken. Ook het oproepen tot dit soort geweld of het verheerlijken van dit soort geweld zou strafbaar kunnen zijn. Wat gaat de minister daaraan doen?

Tot slot heb ik nog de vraag wanneer de minister in gesprek gaat met LTO, Vee&Logistiek en de POV, die vandaag een brief hebben geschreven aan de minister om hierover zo snel mogelijk in gesprek te gaan. Uit deze brief blijkt bijvoorbeeld ook nog eens dat er tussen 2022 en 2024 zes brandstichtingen in stallen zijn geweest, waarbij 110.000 dieren zijn omgekomen. Ik wil daar ook graag snel antwoord op, hier of desnoods schriftelijk.

Minister Van Weel:

Ik ga altijd het gesprek aan, ook op basis van deze brief van LTO. Ik zal haar dus op heel korte termijn uitnodigen. Ik ben ook met LTO in gesprek geweest, over verschillende onderwerpen. Ik ben ook zelf langs geweest bij mensen die hier last van hebben gehad, ofwel van ondermijnende criminaliteit, ofwel van intimidatie. Het heeft dus wel degelijk mijn aandacht. In die zin kan ik u geruststellen.

Als het gaat om de daders van deze daden, wees gerust: het OM en de politie zitten hier vol achteraan. Als die sporen inderdaad te herleiden zijn, worden die mensen gewoon aangepakt, opgepakt en vervolgd.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Tot zover dit onderwerp.

Vragen Van der Werf

Vragen Van der Werf

Vragen van het lid Van der Werf aan de staatssecretaris Rechtsbescherming over het bericht "WODC: leer van de Britten over straffen genitale verminking – 'Risico het grootst in vakantieperiode'".

De voorzitter:

Wij heten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Aan hem wordt de vraag van mevrouw Van der Werf van de fractie van D66 gericht. Het woord is aan haar.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Het is bijna zomervakantie, een tijd waar veel mensen naar uitkijken. Maar niet iedereen doet dat. We weten dat er ieder jaar vrouwen en meisjes genitaal verminkt terugkomen. Ook dit jaar is dat zo. Naar schatting zijn er al 41.000 vrouwen in Nederland genitaal verminkt. Nog eens 4.200 meisjes in ons land lopen het risico hierop. 4.200 jonge vrouwen, kinderen eigenlijk nog, worden mogelijk meegenomen naar het buitenland en zo ernstig mishandeld dat zij daar de rest van hun leven last van hebben. Jaarlijks worden daarnaast ook nog eens 1.800 vrouwen in het buitenland achtergelaten of uitgehuwelijkt.

Voorzitter. Laat ik duidelijk zijn. Geen enkele cultuur is een excuus of een reden om jonge meisjes te verminken. Het WODC-onderzoek bevestigt nu dat Nederland tekortschiet in zijn aanpak van huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking. Er is onvoldoende zicht op de slachtoffers. Signalen worden niet opgepakt. Locatie- en contactverboden worden amper ingezet, en hulpverleners en leraren die wel een vermoeden hebben, hebben te weinig handvatten of te veel schroom om dit bespreekbaar te maken.

Voor D66 staat vast dat we deze vrouwen en meisjes moeten beschermen. In Engeland werken ze met beschermingsmaatregelen. Potentiële daders mogen het land niet verlaten met een meisje dat hierop risico loopt. Doen ze dat wel, dan hangt hen een gevangenisstraf van vijf jaar boven het hoofd. Slachtoffers, familieleden, hulpverleners, maar ook omstanders kunnen om zo'n maatregel vragen. Je ziet dat dit werkt. In Engeland is deze maatregel nu al ruim 5.000 keer opgelegd. Dan vraag ik de staatssecretaris: gaat u dit ook in Nederland invoeren?

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Struycken:

Voorzitter. Mevrouw Van der Werf vraagt terecht aandacht voor een heel ernstig probleem, dat juist nu, aan het begin van de zomervakantie, een grote mate van urgentie heeft. Praktijken als huwelijksdwang, achterlaten in het buitenland en vrouwelijke genitale verminking zijn mensonterende vormen van huiselijk geweld, die niet passen bij de normen en waarden van onze Nederlandse samenleving. Daarom zet het kabinet in op het voorkomen en bestrijden van deze vormen van geweld, die we ook wel aanduiden met de term "schadelijke praktijken". Het is een beetje eufemistisch, maar achter deze woorden gaat dat alles schuil. Om te leren van de aanpak van andere landen is op verzoek van het ministerie van Justitie en Veiligheid het rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd waarnaar mevrouw Van der Werf verwijst: een rechtsvergelijkend onderzoek in een aantal landen naar de wijze waarop de zogenaamde preventieve beschermingsbevelen bij vermoedens van vrouwelijke genitale verminking worden ingezet, en ook bij gevallen van huwelijksdwang en achterlating. De onderzoekers van het bureau Right to Rise concluderen dat vooral de aanpak in het Verenigd Koninkrijk aanknopingspunten biedt voor een verbetering van de aanpak van de schadelijke praktijken in Nederland. Dan gaat het inderdaad om de zogenoemde "protection orders" die hiervoor worden ingezet. Die vorm van maatregelen kennen we nog niet in de Nederlandse praktijk.

Het rapport gaat wel iets ruimer. In de analyses en conclusies wordt gesignaleerd dat het probleem breder is. Ten eerste wordt niet altijd onderkend dat er een risico is op "schadelijke praktijken", zoals dat dan heet. Dat betekent dat we moeten investeren in de kennis bij de betrokken gemeenschappen, bij de professionals en bij de ketenpartners. Het rapport doet ook de aanbeveling dat het hybride model van een civiele beschermingsmaatregel wordt gevolgd. Dat is dus een civiele beschermingsmaatregel met een strafrechtelijke sanctie. Een derde aanbeveling is een robuust kader van ondersteuning, bescherming en handhaving. Het rapport zegt dat de randvoorwaarden moeten worden geborgd. Het gaat om passende hulpverlening en structurele training van rechters, juridisch personeel, de politie, het Openbaar Ministerie en het grenspersoneel, de Koninklijke Marechaussee. Het rapport zegt: realiseer structurele monitoring en adequate handhaving bij overtreding; een goed afgestemde, integrale aanpak vergroot de effectiviteit van de beschermingsmaatregelen. Ten vierde is er het voorkomen van stigmatisering. Beschermingsmaatregelen mogen niet leiden tot uitsluiting, wantrouwen of discriminatie in de samenleving of binnen de groep waarvan de kwetsbare persoon deel uitmaakt.

De bevindingen en aanbevelingen van het onderzoek ga ik bestuderen. Die worden betrokken, met alle partijen. Ik kan zonder meer bevestigen dat dit kabinet er alles aan wil doen om deze praktijken tegen te gaan. Het onderzoeksrapport onderstreept de huidige visie op de aanpak van schadelijke praktijken. Daarover zal het kabinet later dit jaar berichten. Dan denk ik in het bijzonder aan een meldplicht voor het onderwijs en zorgprofessionals, de inzet van sleutelpersonen en cultuurverandering in gesloten gemeenschappen.

Specifiek stelt mevrouw Van der Werf de vraag of ik van plan ben om de aanbeveling te volgen om een civielrechtelijk beschermingsbevel met strafrechtelijke sanctie mogelijk te maken in Nederland. Er zitten technische aspecten aan die vraag. Ik kan dat nu nog niet zeggen. Ik ga de aanbevelingen bestuderen. Dat wil ik zorgvuldig doen. Het rapport is pas onlangs bekend geworden. Het is evident dat het gaat om het beschermen van potentiële slachtoffers, maar het gaat ook over een type beschermingsmaatregel dat we in Nederland nog niet kennen. Hierover is al eerder advies uitgebracht, in 2021 door de landsadvocaat. Destijds trok de landsadvocaat de conclusie dat de beschermingsbevelen zoals die in het Verenigd Koninkrijk bestaan, niet goed passen in het Nederlandse rechtssysteem. In het onderzoek dat gisteren is verschenen, het WODC-onderzoek waarnaar mevrouw Van der Werf verwijst, worden wél mogelijkheden gezien. Ik ga dat in detail bestuderen. Ik kom er later dit jaar op terug.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank voor deze reactie en voor de samenvatting van de conclusies van het rapport. Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris even wat moet uitzoeken. Maar als er obstakels zijn, ga ik er ook van uit dat de staatssecretaris zijn best gaat doen om die weg te nemen. Als ik zie hoe effectief die beschermingsmaatregelen in het buitenland zijn, dan kan ik me niet voorstellen dat wij zo'n route niet zouden willen onderzoeken. Bestuderen is oké, maar ik zou vooral zeggen: laten we kijken hóé het zou kunnen. Misschien kan de staatssecretaris dus nog één keer wat preciezer antwoord geven. Welke richting zou hij op willen? Ik begrijp dat er niet morgen een nieuwe wet ligt, maar ik zou graag wel iets meer commitment van deze staatssecretaris willen. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat, als we weten dat 4.200 jonge vrouwen en kinderen dit risico lopen, het geen prioriteit is om het op een nieuwe, effectievere manier te doen.

Staatssecretaris Struycken:

Het heeft een grote mate van effectiviteit. Toen ik kennisnam van de conclusies, moest ik sterk denken aan de rapportages over het mishandelde pleegmeisje in Vlaardingen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik ook.

Staatssecretaris Struycken:

Daar zitten dezelfde systeemproblemen in. Die systeemproblemen behelzen bijvoorbeeld ook de schroom bij scholen, waarnaar wordt verwezen. Die herkennen we ook uit de rapportages over Vlaardingen. Het begint dus ook met een helder kader voor meldingen aan Veilig Thuis, door eenieder maar in het bijzonder ook door scholen. Dat is één aspect waaraan op dit moment door de staatssecretaris van Onderwijs wordt gewerkt in samenspraak met de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg, die verantwoordelijk is voor de Veilig Thuisorganisaties. Ik zie ook de terugkomende problematiek van informatie-uitwisseling, die herkenbaar is uit de wereld van de jeugdbescherming. Ik zie ook de problematiek van het aftasten wanneer je wel en wanneer je niet een formele jeugdbeschermingsmaatregel inzet. Ik zie de problematiek van herkenbaarheid van het probleem en van de scholing van de samenleving en de scholing van professionals. Het zijn allemaal elementen die tezamen moeten bijdragen aan een effectieve oplossing. En ja, wij moeten ook in aanvulling daarop kijken naar de mogelijkheden om additionele, makkelijk toegankelijke beschermingsmaatregelen in te voeren. Dit rapport is inderdaad inspirerend als het gaat om het civiele beschermingsbevel. Ik zeg dus zonder meer toe dat we in de loop van dit jaar gaan kijken hoe we dit kunnen vormgeven.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Nou, dat vind ik mooi nieuws. Dank dus aan de staatssecretaris voor deze toezegging. Het lijkt me namelijk heel belangrijk dat we er een schepje bovenop gaan doen. Ook ik moest denken aan het rapport over Vlaardingen als het ging om die andere maatregelen: wat kan je nou nog meer doen op het gebied van signalering? Ik wil voorkomen, zeg ik in de mij resterende tijd, dat we straks een brief krijgen, dat het vervolgens weer stilligt bij de formatie en dat we het hier volgend jaar zomer weer over dit onderwerp hebben omdat iedereen het gevoel heeft van "wat gaat er in de komende maanden weer gebeuren?", terwijl er in deze Kamer een heel breed mandaat is — ik zie het hier voor me staan — om meer maatregelen te nemen en meer te doen op dit onderwerp. Ik zou de staatssecretaris dus willen aansporen om de hem resterende tijd nuttig te gebruiken en met die beschermingsmaatregelen aan de slag te gaan. En laten we die preventiemaatregelen vooral ook gewoon nemen vandaag.

Staatssecretaris Struycken:

Ja, zonder meer. De tijd die mij nog rest ... Men weet nooit hoeveel dagen men nog heeft, maar ik zal ze allemaal benutten voor die bredere problematiek. Want we vinden elkaar gelukkig in de onderkenning dat dezelfde fenomenen in de diverse dossiers spelen. De jeugdbescherming heeft mijn grote aandacht en ook die van de staatssecretaris van Maatschappelijke Zorg, die van de staatssecretaris van Onderwijs en die van de staatssecretaris van Jeugd en Sport. Dit is een onfortuinlijke samenwerking van vier verschillende ministeries, maar ergens zit daarin ook een kracht. Het geeft wel aan dat al die vier erbij betrokken zijn. De nieuwe staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg heeft mij zojuist bevestigd dat de schadelijke praktijken waaronder dit alles valt, behoren tot haar drie prioritaire thema's.

Maar daarmee moeten we niet volstaan, want het probleem zit natuurlijk op de korte termijn aangezien de vakantie nu gaat beginnen. Juist nu moet ik hiervoor daarom aandacht vragen, net zoals u dat doet, waarvoor ik mijn waardering uit. Dit is namelijk het moment om mensen bewust te maken van de risico's die er bestaan, want nu kunnen de professionals belangrijk werk verrichten. Dan denk ik in de eerste plaats niet alleen aan de Veilig Thuisorganisaties en de onderwijsinstellingen, die zien gebeuren dat de vakantie eraan komt voor specifieke kinderen, maar ook aan de Koninklijke Marechaussee aan de grens.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Becker van de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank voor de antwoorden, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hier echt een gefrustreerd Kamerlid staat. Ik vraag al vanaf 2019 aandacht voor dit onderwerp, en eigenlijk zijn de antwoorden van de kant van het kabinet niet heel veel anders dan toen. Dat baart mij grote zorgen, want het gaat hier om meisjes en vrouwen bij wie dreigt te gebeuren dat hun clitoris met een bot mesje of een schaar wordt verwijderd of dat zij van onderen dichtgenaaid worden. Dit is een reëel risico voor meisjes hier en nu in Nederland. We zijn als Kamer al een hele tijd bezig om zo'n uitreisverbod te bepleiten, iets waar mevrouw Van der Werf nu opnieuw voor pleit. Wij bepleiten ook al een hele tijd dat medeplichtigheid strenger wordt gestraft, dat er een meldplicht komt voor zorg en onderwijs, dat er voor schoolvakanties brieven worden gestuurd naar scholen, dat er stickers komen op Schiphol en nog zo veel meer. Ook het goedkeuren van het besnijden van vrouwen in moskeeën wordt aangepakt. En dan hoor ik het kabinet vandaag toch weer zeggen: we gaan nog eens heel goed onderzoeken wat er mogelijk is. Ik wil geen onderzoek; de VVD wil actie.

Staatssecretaris Struycken:

Het onderzoek betreft specifiek de suggestie om het instrument uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen. Zoals ik heb proberen aan te geven is dat een deel van een aanpak. De kern van de aanpak is veel actueler en urgenter. Die is ook ingegeven door de rapporten die we de afgelopen jaren en maanden hebben gezien. Ik onderken de frustratie die in uw Kamer leeft. Ik onderschrijf het gevoel van urgentie. Ik wil niet eens denken aan de gruwelijkheden die mevrouw Becker beschreef, zij het dat dat wel goed is omdat het helpt voor de urgentie. Ik denk dat dit kabinet op dat punt grote voortgang maakt. Ik schetste niet voor niks de prioritaire thema's voor vier staatssecretarissen in dit kabinet. Ik wil ook een woord van waardering uitspreken aan mijn ambtsvoorganger op deze portefeuille. Ook zij heeft veel gedaan om de problematiek van femicide op de kaart te zetten. Het is nooit snel genoeg. Het gaat nooit hard genoeg. Ik gebruik de term "femicide", maar dat gaat over geweld tegen vrouwen. Dat valt niet specifiek onder de noemer "schadelijke praktijken", maar het heeft wel vergelijkbare problematiek. Er moet namelijk onderkend en gesignaleerd worden dat de omgeving in actie moet komen. Dat is precies wat er gebeurt, in een betrekkelijk gesloten context, of dat nou een gezin, een familie of een groep is. In wezen zien we dezelfde dynamieken die we moeten doorbreken. Dat heeft de aandacht van dit kabinet, de volle aandacht.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij zijn we het er allemaal met elkaar over eens dat het hartverscheurend is dat nog steeds duizenden vrouwen en meisjes het risico lopen op vrouwenbesnijdenis, een gedwongen huwelijk of achterlating. Ik meen dat wij niet kunnen wachten tot het misgaat. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat we nog niet zo ver zijn dat we, net als in Engeland, een uitreisverbod en bij overtreding een celstraf kunnen opleggen, omdat daar wellicht een wetswijziging voor nodig is. Maar er zijn middelen die we nu al wel kunnen inzetten. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe we ervoor kunnen zorgen dat de middelen die we wél hebben, zoals een straat- of een huisverbod, zo snel en zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden. Wat gaat hij daaraan doen?

Staatssecretaris Struycken:

Inderdaad, sommige van deze middelen zijn al inzetbaar. In het bijzonder een uitreisverbod, een zogenaamde aanwijzing, kan nu al gegeven worden in het kader van een ondertoezichtstelling. Dat is een kinderbeschermingsmaatregel. Die ziet dan alleen op minderjarige vrouwen. Overigens is het probleem iets breder dan alleen vrouwen. Het rapport signaleert dat ook sommige jongemannen risico's lopen. Maar zodra er een ondertoezichtstelling is, een formele kinderbeschermingsmaatregel dus, is er veel mogelijk, zelfs een uitreisverbod. Het kan nog steviger, namelijk met een uithuisplaatsing. Dat spectrum aan mogelijkheden is er al. Er zit wel een groot verschil tussen minderjarigen en meerderjarigen. Bij de meerderjarigen moeten we een ander spectrum inzetten. Daar is het zeker zo dat we wellicht aanvullende maatregelen nodig hebben. De toegankelijkheid van dergelijke maatregelen is ook wel een punt, want ik signaleer dat we er juist op uit zijn om minder formele kinderbeschermingsmaatregelen, formele ondertoezichtstellingen, te krijgen. De keerzijde kan dan zijn dat we dan ook verminderde inzetbaarheid hebben van die deelmaatregelen, zoals een uitreisverbod.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

De reden van de vraag is uiteraard dat we willen voorkomen dat dit soort verschrikkelijke dingen jonge vrouwen en meisjes overkomen. Het gaat heel vaak mis. We moeten harder optreden, maar er moet ook beter gesignaleerd en beter samengewerkt worden. Daar zei de staatssecretaris ook het een en ander over. Ik denk dat dat een blinde vlek is. Is de staatssecretaris bereid om een zeer concreet plan te maken, samen met de andere departementen, om te komen tot de herkenning en die melding, dus niet alleen een meldpunt, maar ook de opvolging daarvan? Nogmaals, de middelen en de mogelijkheden zijn er, maar het gebeurt nu gewoon niet goed genoeg. Wat wil hij daarmee doen?

Staatssecretaris Struycken:

Er moeten dus meldingen komen; niet een meldpunt, maar meldingen bij Veilig Thuis. Dat is echt de route naar de inzet van formele maatregelen. Ook in het kader van de kinderbescherming moedigen we zeer aan dat er een bredere bekendheid komt van Veilig Thuis en dat er ook voor professionals heldere protocollen en regels komen om te melden. Er is zelfs sprake van een meldplicht voor bijvoorbeeld scholen, in het geval van risico's voor kinderen. Dat is dus zeker van belang. Maar mevrouw Mutluer sprak over een blinde vlek. Ik denk dat we in de samenleving inderdaad een blinde vlek hebben. Dat vergt een veel bredere aanpak. In dat kader is bijvoorbeeld een campagne die door VWS is ingezet van belang. Die heet: Recht op Nee. Dat is een campagne die op internet te vinden is. Daar lees je allerlei verhalen die te maken hebben met kwalijke praktijken. Dat heeft uiteraard tot doel om die blinde vlek in te kleuren. Je ziet daar namelijk concrete personen, concrete slachtoffers, die hun verhaal vertellen. Als mensen beginnen te praten, zijn er ook mensen die luisteren en dan wordt die blinde vlek langzaam ingevuld.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Ik denk dat hier terecht onderstreept en benadrukt wordt dat dit een urgent en heel groot probleem is, waar zeker nu, in aanloop naar de zomervakantie, op geacteerd moet worden. De staatssecretaris zegt dat hij ten eerste gaat bestuderen of die maatregel naar Brits model, een civiele maatregel met een strafrechtelijke sanctie, in ons rechtssysteem past en ten tweede of die überhaupt geïmplementeerd kan worden. Dat is een traject waar natuurlijk jaren overheen gaan. Mijn concrete vraag aan de staatssecretaris is: is er niet nu al een mogelijkheid om in zijn periodieke gesprekken met de Raad voor de rechtspraak te kijken — dat hoeft misschien niet op een-op-een — of er binnen het strafrecht niet al een benadering mogelijk is die enigszins tegemoet zou kunnen komen aan datgene wat beoogd zou worden bij zo'n lang wetswijzigingstraject?

Staatssecretaris Struycken:

Ik zeg de Kamer toe dat ik nog dit jaar kom met een beleidsreactie op het WODC-rapport waar we nu over spreken. Ik denk dat ik dus al voor het einde van het jaar een standpunt kenbaar zal kunnen maken met betrekking tot de vraag of het al dan niet een begaanbare route is om die specifieke maatregel van Britse snit onderdeel uit te gaan laten maken van het Nederlandse spectrum. Ik moet namelijk wel zeggen dat een strafrechtelijke sanctie met een lange gevangenisstraf als zodanig natuurlijk ook een aspect hiervan is dat wel ingepast moet worden, zowel principieel als praktisch. Het moet wel uitvoerbaar zijn en het moet een significante sanctie zijn. Dus er zitten wellicht haken en ogen aan, maar die analyse gaan we zeker maken. We spreken nu over een civiele maatregel met een strafsanctie. Dat zijn overigens begrippen die in een Britse context voor een commonlawjurist sowieso al moeilijk te duiden zijn. Maar als we dan toch die begrippen gebruiken, denk ik ook aan een bestuursrechtelijke maatregel, want wellicht dat er in het bestuursrecht maatregelen mogelijk zijn of gemaakt kunnen worden als het gaat om bijvoorbeeld een gebiedsverbod. Daar ga ik naar kijken. Dit is allemaal onderdeel van de brede aanpak van schadelijke praktijken, waarin we dus in samenspraak met diverse ministeries proberen te komen tot een gecoördineerde aanpak en een duidelijk traject voor verbetering van beschikbare maatregelen.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank aan mevrouw Van der Werf voor het stellen van deze vraag, want ik denk dat nu het moment ervoor is. De zomer komt eraan. Het is nú het moment om wat te doen, omdat 4.200 meisjes in Nederland risico lopen om op een gruwelijke manier verminkt te worden en de zomer daar een hele risicovolle periode voor is. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: ik voel de urgentie; we zijn bezig met een brede aanpak en ik kom over een halfjaar met een reactie op het rapport. Maar er is nu al bekend wat er moet gebeuren. De strafbaarstelling voor het verheerlijken van of het oproepen tot genitale mutilatie moet er komen. Er moet een meldplicht komen. Er moet een uitreisverbod komen. Ook moet er een enorm grote voorlichtingscampagne komen, zoals ze dat ook in het VK doen. Mevrouw Becker zei het ook al: er wordt al jaren om gevraagd. Dit zijn geen nieuwe voorstellen en het is ook geen nieuw rapport wat dat betreft. Dit alles is hier allang bekend.

De voorzitter:

U heeft maar 30 seconden, hè.

Mevrouw Dobbe (SP):

Waarom doet hij er zo lang over?

Staatssecretaris Struycken:

Het rapport en ook de vraag zagen specifiek op het civielrechtelijk beschermingsbevel, zoals ze dat in Engeland kennen, als extra instrument in de kist om dit probleem te adresseren. Gelukkig spreken we ook over het bredere kader, want juist in dat bredere kader kunnen we op korte termijn urgente stappen ondernemen. Het is goed dat we er nu over praten, want de mensen thuis zien misschien ook dat dit een probleem is dat ze misschien niet onderkend zouden hebben. Heel concreet betekent het dat de Koninklijke Marechaussee wordt getraind op basis van profielen en indicatoren, zodat zij aan de grens het risico op vrouwelijke genitale verminking of achterlating beter kunnen herkennen. Dat zijn geen maatregelen waar we heel veel tijd voor nodig hebben. Dat gebeurt in het hier en nu; dat gaat over het creëren van bewustzijn en het aanreiken van instrumenten en kaders, waarmee mensen makkelijker en sneller kunnen gaan acteren. Dat kan nu; daarvoor hoeft niet gewacht te worden op mijn beleidsreactie.

Mevrouw Dobbe (SP):

De staatssecretaris doet nu net alsof dit vragenuurtje onderdeel is van een soort voorlichtingscampagne. Dit lijkt me toch niet de meest effectieve manier om de doelgroep te bereiken die we willen bereiken. Ik stelde heel concreet vier voorstellen voor die allang bekend zijn en die hierbij zouden helpen. Ik heb daar nog een hele korte aanvullende vraag over, als u mij dat toestaat, voorzitter. Op het moment dat dit vrouwen en meisjes overkomt en zij op een afschuwelijke wijze worden verminkt, dan hebben wij gefaald, maar vervolgens is er ook geen hulp meer voor die meisjes en vrouwen. Ze moeten dan bijvoorbeeld een hersteloperatie ondergaan, omdat ze enorm ernstige lichamelijke klachten kunnen krijgen. Dan moeten ze zowel het eigen risico als de hersteloperatie betalen. Kan de staatssecretaris daar nu eens wat aan doen?

Staatssecretaris Struycken:

Ik heb op dit moment geen gedetailleerd zicht op de precieze regels die gelden rond het verlenen van medische zorg. Het is evident dat die meisjes na zo'n vreselijke operatie medische zorg nodig hebben. Ik heb op dit moment geen indicaties dat daar niet in wordt voorzien, maar het is evident dat ze zorg behoeven.

Mevrouw Van der Werf (D66):

De staatssecretaris begon zijn beantwoording net met "juist nu is het een belangrijk moment om het hierover te hebben". Mijn vraag is dan: de staatssecretaris heeft dit podium hier in deze zaal, maar hoe vraagt het kabinet hier in het land aandacht voor? Zou u bijvoorbeeld een brief kunnen sturen naar alle scholen, nog voor de zomervakantie, waarin u nog één keer zegt "leraren, let allemaal nog één keer goed op; bij vermoedens of twijfels kunt u hier aan de bel trekken"?

Staatssecretaris Struycken:

Ik zal bij mijn collega-bewindspersonen nog deze week de vraag neerleggen of, in het licht van de communicatie die er is geweest, het opportuun is om daar nogmaals aandacht voor te vragen. Die toezegging doe ik gaarne.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank daarvoor. De staatssecretaris zei ook: het kost even tijd om die beschermingsmaatregel goed uit te kunnen zoeken. Daar heb ik begrip voor, maar we kunnen ook meer doen. Ik zou de staatssecretaris willen vragen daar nou niet een halfjaar over te doen, maar in september, bijvoorbeeld voor Prinsjesdag, met een brief over de volgende stappen te komen. Enkel de route van Veilig Thuis volgen vind ik eerlijk gezegd wat mager. Wanneer gaat die meldplicht er nou komen? Laat dat dan in elk geval voor Prinsjesdag aan de Kamer weten.

Staatssecretaris Struycken:

Mijn collega-staatssecretaris, die zojuist is begonnen, is bezig met een brief over schadelijke praktijken. Daar maakt dit allemaal deel van uit. Ik ga niet voor haar een toezegging doen ten aanzien van een termijn. Zij heeft mij gezegd dat ze ernaar streeft om er voor het einde van het jaar een complete visie op te hebben. Het is voor mij evident dat wij allemaal, dus ook binnen het kabinet, moeten doen wat op korte termijn mogelijk is. De toezegging om voor Prinsjesdag met een notitie te komen, kan ik niet doen, maar ik ben er zeker van dat het haar aandacht heeft en haar prioriteit is.

De voorzitter:

Dank u wel. Dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. Ik schors een enkel minuutje.

Kort stilstaan bij het feit dat 75 jaar geleden de Kamer besloot tot Nederlandse deelname aan de VN-missie in de Korea-oorlog

Kort stilstaan bij het feit dat 75 jaar geleden de Kamer besloot tot Nederlandse deelname aan de VN-missie in de Korea-oorlog

Aan de orde is een kort stilstaan bij het feit dat 75 jaar geleden de Kamer besloot tot Nederlandse deelname aan de VN-missie in de Korea-oorlog.

De voorzitter:

Ik heropen. Ik heet drie veteranen van de Koreaoorlog van harte welkom in de Kamer: de heer Kuin, de heer Verveer en de heer Kortlever. Verder heet ik van harte welkom de ambassadeur van the Republic of Korea, Mr Hong, alsmede de mensen van de Vereniging Oud Korea Strijders en mevrouw Henny den Ouden, een nicht van de commandant van het detachement.

Gisteren was het precies 75 jaar geleden dat wij als Tweede Kamer vergaderden over het voornemen van het kabinet-Drees om Nederlandse militairen uit te zenden naar Korea. Die oorlog begon met de inval van Noord-Korea in Zuid-Korea, gesteund door Chinese troepen. Op 30 juni 1950 besloot de Kamer in debat met premier Drees om inderdaad Nederlandse soldaten naar Korea te zenden onder de vlag van de Verenigde Naties. Het vormde de eerste vredesmissie waaraan Nederland deelnam en tevens de grootste missie, met 5.000 Nederlandse soldaten. Helaas was het ook de missie met de meeste Nederlandse doden, namelijk 122.

In januari legde ik namens de Kamer bloemen op de graven van onze helden in Busan in Korea, waaronder op het graf van overste Den Ouden. Eerder deze middag opende ik de tijdelijke tentoonstelling die daarachter te zien is over de Nederlandse bijdrage aan de Koreaanse oorlog. Het doet ons weer realiseren hoezeer hetgeen wij in de Tweede Kamer besluiten, zeker als het gaat over het uitzenden van mannen en vrouwen naar oorlogsgebieden, rechtstreeks kan ingrijpen in de levens van mensen. Namens de Tweede Kamer spreek ik op deze dinsdag na Veteranendag mijn grote waardering uit voor de Nederlanders die in Korea hebben gevochten.

De voorzitter:

Hogelijk gewaardeerd.

Beëdiging van mevrouw Hertzberger

Beëdiging van mevrouw Hertzberger

Aan de orde is de beëdiging van mevrouw R.Y. Hertzberger (NSC).

De voorzitter:

Dan is aan de orde de beëdiging van een nieuwe collega. Daartoe geef ik het woord zoals gebruikelijk aan de heer Ellian tot het uitbrengen van het verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. Het woord is aan hem.

De heer Ellian (voorzitter van de commissie):

Dank, voorzitter. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op mevrouw R.Y. Hertzberger te Rotterdam. De commissie is tot de conclusie gekomen dat mevrouw R.Y. Hertzberger te Rotterdam terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De commissie stelt u daarom voor om haar toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient zij wel eerst de verklaringen en beloften, zoals die zijn voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal, af te leggen.

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

Hartelijk dank.

De voorzitter:

Dank. Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor dienovereenkomstig te besluiten.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden en overige aanwezigen in de zaal alsmede op de publieke tribune, voor zover mogelijk, te gaan staan.

Mevrouw Hertzberger is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de Griffier haar binnen te leiden.

De voorzitter:

De door u af te leggen eden luiden als volgt:

"Ik zweer dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.

Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter:

Heel goed. Ik wens u van harte geluk met uw hernieuwde lidmaatschap van de Tweede Kamer. U heeft aangegeven af te zien van een schorsingsmoment voor felicitaties, maar het is mij een eer en genoegen om u als eerste welkom te heten.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:

Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over:

  • de aangehouden motie-Pierik c.s. (31305, nr. 518);
  • de aangehouden motie-Vondeling (32317, nr. 955);
  • de aangehouden motie-Postma/Idsinga (24095, nr. 590);
  • de ingediende moties bij het notaoverleg over het ontwerpprogramma van eisen concessies Friese Waddenveren vanaf 2029;
  • de ingediende moties bij het wetgevingsoverleg over de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) en Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2025.

Stemming motie JBZ-Raad d.d. 12-13 juni 2025 (vreemdelingen- en asielbeleid)

Stemming motie JBZ-Raad d.d. 12-13 juni 2025 (vreemdelingen- en asielbeleid)

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het tweeminutendebat JBZ-Raad d.d. 12-13 juni 2025 (vreemdelingen- en asielbeleid),

te weten:

  • de gewijzigde motie-Eerdmans over de intentie van de brief over het EVRM onderschrijven (32317, nr. 962 (was nr. 950));
  • de motie-Vondeling over de opvang van derdelanders uit Oekraïne nog voor de zomer beëindigen (32317, nr. 955).

De voorzitter:

Op 17 juni heeft de Kamer reeds hoofdelijk gestemd over de motie op stuk nr. 962, waarbij de stemmen staakten. We stemmen nu opnieuw hoofdelijk over deze motie. Over de motie op stuk nr. 955 stemmen we nu hoofdelijk, omdat de uitslag fractiegewijs niet kon worden vastgesteld. Ik geef graag het woord aan de griffier, mevrouw Verhoev. Graag stilte in de zaal.

In stemming komt de gewijzigde motie-Eerdmans (32317, nr. 962, was nr. 950).

Vóór stemmen de leden: Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Becker, De Beer, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Hartsuiker, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Richardson, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Verkuijlen, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree en Aukje de Vries.

Tegen stemmen de leden: Van Baarle, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hertzberger, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koops, De Korte, Kostić, Kouwenhoven, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf en Westerveld.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 72 stemmen voor en 67 stemmen tegen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vondeling (32317, nr. 955).

Vóór stemmen de leden: Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rep, Richardson, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Saris, Six Dijkstra, Smitskam, Soepboer, Stoffer, Thiadens, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Verkuijlen, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Becker, De Beer, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boomsma, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Olger van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Hartsuiker, Heite, Hertzberger, Van der Hoeff, Holman, Van Houwelingen, Idsinga, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kisteman, Koops, Kops, De Kort, De Korte, Kouwenhoven, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder en Nijhof-Leeuw.

Tegen stemmen de leden: Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Rooderkerk, Slagt-Tichelman, Sneller, Stultiens, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van der Werf, Westerveld, Van Baarle, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boswijk, Bromet, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Hirsch, De Hoop, Jetten, Kathmann, Van Kent, Klaver, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen en Nordkamp.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 90 stemmen voor en 50 stemmen tegen is aangenomen.

Stemmingen Wet collectieve warmte

Stemmingen Wet collectieve warmte

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) (36576).

De voorzitter:

Vandaag stemmen wij alleen over de ingediende amendementen en artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel vindt plaats op 3 juli 2025.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Vermeer (stuk nr. 105, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 105 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Postma (stuk nr. 99, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 99 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Flach (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Postma (stuk nr. 110, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en NSC voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 110 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grinwis/Erkens (stuk nr. 75, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 75 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Kröger (stuk nr. 104, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 104 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Flach (stuk nr. 55, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 55 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kröger (stuk nr. 102).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Erkens c.s. (stuk nr. 114, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 114 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Flach/Bontenbal (stuk nr. 111, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en FVD voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 111 voorkomende tweede nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Flach/Bontenbal (stuk nr. 63, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, NSC, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 63 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Erkens/Bontenbal (stuk nr. 49, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 49 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Postma (stuk nr. 100).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Kröger (stuk nr. 52, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 52 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Flach (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 14 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kops (stuk nr. 37, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 37 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grinwis c.s. (stuk nr. 109, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, BBB, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 109 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kops (stuk nr. 46, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 46 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Vermeer (stuk nr. 115, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, NSC, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 115 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kops (stuk nr. 38, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 38 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Kröger (stuk nr. 103).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Postma (stuk nr. 98, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en FVD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 98 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Beckerman (stuk nr. 101, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 101 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Grinwis/Erkens (stuk nr. 113, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 113 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Rooderkerk/Postma (stuk nr. 73, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 73 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grinwis/Bontenbal (stuk nr. 70) tot het invoegen van een hoofdstuk 7a.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kröger (stuk nr. 72) tot het invoegen van een artikel 11.5a.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Kröger (stuk nr. 58).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Postma/Rooderkerk (stuk nr. 97, I) tot het het invoegen van een artikel 11.6a.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 97 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Flach (stuk nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Grinwis (stuk nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Kröger (stuk nr. 112).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en de SGP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Stemmingen Wet van school naar duurzaam werk

Stemmingen Wet van school naar duurzaam werk

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk) (36667).

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 8, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder/Rooderkerk (stuk nr. 19, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 19 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 30).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Ceder c.s. (stuk nr. 20).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Soepboer (stuk nr. 17, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 17 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Westerveld (stuk nr. 13) tot het invoegen van een artikel VIa.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de VVD, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder/Soepboer (stuk nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Ceder (stuk nrs. 8, I tot en met III), de gewijzigde amendementen-Ceder/Rooderkerk (stuk nrs. 19, I tot en met III), het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 30), het amendement-Ceder c.s. (stuk nr. 20), de amendementen-Soepboer (stuk nrs. 17, I en II), het amendement-Westerveld (stuk nr. 13) en het gewijzigde amendement-Ceder/Soepboer (stuk nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen moties Wet van school naar duurzaam werk

Stemmingen moties Wet van school naar duurzaam werk

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk),

te weten:

  • de motie-Westerveld/Ceder over de dekking voor nazorg voor jongeren uit het praktijkonderwijs en speciaal voortgezet onderwijs niet weghalen bij Doorstroompunten (36667, nr. 21);
  • de motie-Westerveld/Tseggai over een plan van aanpak om het vinden van een stageplek voor jongeren met een beperking te verbeteren (36667, nr. 22);
  • de motie-Westerveld/Tseggai over voldoende passende stageplekken voor jongeren met een functiebeperking realiseren (36667, nr. 23);
  • de motie-Oostenbrink over de werkgelegenheid voor mensen met een functiebeperking bevorderen (36667, nr. 24);
  • de motie-Oostenbrink over grote verschillen tussen regio's voorkomen (36667, nr. 25);
  • de motie-Ceder/Oostenbrink over de samenwerking binnen de Doorstroompuntregio's en arbeidsmarktregio's evalueren (36667, nr. 26);
  • de motie-Ceder/Krul over een handreiking voor begeleidingsprogramma's van jongeren met een vervangende leerplicht (36667, nr. 27);
  • de motie-Krul/Ceder over de maatschappelijke diensttijd als begeleidingsinstrument voor jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt (36667, nr. 28);
  • de motie-Soepboer over een praktische handreiking om overdocumentatie en disproportionele administratieve lasten bij uitvoering van de nazorgplicht te voorkomen (36667, nr. 29).

In stemming komt de motie-Westerveld/Ceder (36667, nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Tseggai (36667, nr. 22).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Tseggai (36667, nr. 23).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Oostenbrink (36667, nr. 24).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Oostenbrink (36667, nr. 25).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Oostenbrink (36667, nr. 26).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Krul (36667, nr. 27).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krul/Ceder (36667, nr. 28).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Soepboer (36667, nr. 29).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Het woord is aan de heer Vermeer.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. De BBB-fractie wordt geacht om bij punt 5, de stemmingen in verband met de Wet van school naar duurzaam werk, voor het amendement-Westerveld op stuk nr. 13 te hebben gestemd.

De voorzitter:

Heel goed. Dat is bij dezen vastgelegd.

Stemmingen moties Jaarverslag BZK 2024 inzake Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Stemmingen moties Jaarverslag BZK 2024 inzake Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024 voor wat betreft de onderwerpen die zien op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

te weten:

  • de motie-Welzijn/Grinwis over bij overschrijding van het budget van 2 miljard voor de Binnenhofrenovatie geen dekking vinden in de gereserveerde 5 miljard voor woningbouw (36740-VII, nr. 17);
  • de motie-Welzijn over woningdelen voor ouderen aantrekkelijker maken (36740-VII, nr. 18);
  • de motie-De Hoop over een lijst van stokkende grote woningbouwprojecten waarbij het Rijk betrokken is (36740-VII, nr. 19).

In stemming komt de motie-Welzijn/Grinwis (36740-VII, nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn (36740-VII, nr. 18).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Hoop (36740-VII, nr. 19).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de VVD, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Staat van de Volkshuisvesting

Stemmingen moties Staat van de Volkshuisvesting

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Staat van de Volkshuisvesting,

te weten:

  • de motie-Beckerman/Van Nispen over afspraken maken over toepassing van het wettelijke recht voor slachtoffers van huiselijk geweld op urgentie bij toewijzing van sociale huurwoningen (32847, nr. 1353);
  • de motie-Beckerman over structureel extra middelen voor een nieuwe tranche van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (32847, nr. 1354);
  • de motie-Wijen-Nass over gemeenten oproepen de menselijke maat te hanteren bij permanente bewoners op vakantieparken (32847, nr. 1355);
  • de motie-Grinwis c.s. over de realisatiestimulans zo invullen dat middelen beschikbaar blijven voor de huisvesting van aandachtsgroepen (32847, nr. 1357);
  • de motie-Welzijn over met de Kamer de bevindingen delen uit het Aedesonderzoek naar regeldruk (32847, nr. 1358);
  • de motie-Welzijn over uiterlijk eind 2025 met concrete voorstellen komen voor een basishuurregister (32847, nr. 1359);
  • de motie-Mooiman over een wettelijke kwaliteitsstandaard voor makelaars (32847, nr. 1360);
  • de motie-Mooiman over een plan van aanpak om meer personeel richting de bouwsector te krijgen (32847, nr. 1361);
  • de motie-Mooiman over overleg met de corporatiesector over de ramingen in de dPi-cijfers (32847, nr. 1362);
  • de motie-Mooiman over bleizo-West opnemen als grootschalige woningbouwlocatie (32847, nr. 1363);
  • de motie-Mooiman over illegale onderverhuur van sociale huurwoningen door statushouders opsporen (32847, nr. 1364);
  • de motie-El Abassi over uitspreken dat een huurverhoging per 1 juli voor sociale huurders verwerpelijk is (32847, nr. 1365);
  • de motie-El Abassi over huurders alsnog compenseren via een verhoging van de huurtoeslag (32847, nr. 1366);
  • de motie-El Abassi over een regeling om sociale huurders te beschermen tegen huurverhogingen per 1 juli (32847, nr. 1367);
  • de motie-Peter de Groot over landelijke regie nemen in het opzetten van een zorgvuldig transformatieproces van recreatiewoningen (32847, nr. 1368);
  • de motie-Peter de Groot over met een plan komen hoe bewoners van een grondgebonden sociale huurwoningen recht op koop krijgen (32847, nr. 1369).

In stemming komt de motie-Beckerman/Van Nispen (32847, nr. 1353).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman (32847, nr. 1354).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass (32847, nr. 1355).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, NSC, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (32847, nr. 1357).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn (32847, nr. 1358).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn (32847, nr. 1359).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mooiman (32847, nr. 1360).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mooiman (32847, nr. 1361).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mooiman (32847, nr. 1362).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mooiman (32847, nr. 1363).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We moeten deze nog een keertje doen.

In stemming komt de motie-Mooiman (32847, nr. 1364).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We moeten deze hoofdelijk gaan doen.

In stemming komt de motie-Mooiman (32847, nr. 1364).

Vóór stemmen de leden: Léon de Jong, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Richardson, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Verkuijlen, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Becker, De Beer, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Hartsuiker, Van der Hoeff en Van Houwelingen.

Tegen stemmen de leden: Idsinga, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koops, De Korte, Kostić, Kouwenhoven, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Van Baarle, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hertzberger, Hirsch, Holman en De Hoop.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 72 stemmen voor en 69 stemmen tegen is aangenomen.

In stemming komt de motie-El Abassi (32847, nr. 1365).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (32847, nr. 1366).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-El Abassi (32847, nr. 1367).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Peter de Groot (32847, nr. 1368).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peter de Groot (32847, nr. 1369).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, NSC, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen Wet versterking regie volkshuisvesting

Stemmingen Wet versterking regie volkshuisvesting

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting) (36512).

De voorzitter:

Vandaag stemmen wij alleen over de ingediende amendementen en de artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel vindt plaats op 3 juli 2025.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Meulenkamp (stuk nr. 96).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, NSC, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-De Hoop/Welzijn (stuk nr. 64).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Peter de Groot (stuk nr. 36, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 36 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ceder/Grinwis (stuk nr. 93).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Beckerman/De Hoop (stuk nr. 29).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Grinwis c.s. (stuk nr. 58).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We doen het nog een keer.

In stemming komt het amendement-Mooiman (stuk nr. 30).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Daarom gaan we nu hoofdelijk stemmen over dit amendement. Het woord is aan de griffier. Graag stilte in de zaal.

In stemming komt het amendement-Mooiman (stuk nr. 30).

Vóór stemmen de leden: Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Hartsuiker, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Richardson, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Verkuijlen, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Becker, De Beer, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg en Van Campen.

Tegen stemmen de leden: Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hertzberger, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koops, De Korte, Kostić, Kouwenhoven, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Van Baarle, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning en Bushoff.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met 72 stemmen voor en 69 stemmen tegen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Vijlbrief/Grinwis (stuk nr. 23) tot het invoegen van een onderdeel JA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het subamendement-Beckerman (stuk nr. 67).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, JA21 en FVD voor dit subamendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grinwis/De Hoop (stuk nr. 62) tot het invoegen van onderdelen AA tot en met AD.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-De Hoop/Beckerman (stuk nr. 53) tot het invoegen van onderdelen AA en AB.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de SGP, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Welzijn (stuk nr. 42) tot het invoegen van een onderdeel AA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de VVD, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Flach (stuk nr. 34, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de SGP, de VVD en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 34 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Welzijn/Grinwis (stuk nr. 95) tot het invoegen van een onderdeel FA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Vijlbrief/Grinwis (stuk nr. 97, I) tot het invoegen van onderdelen FA tot en met FC.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 97 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Welzijn c.s. (stuk nr. 98) tot het invoegen van onderdelen FA tot en met FD.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de VVD, JA21 en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Wijen-Nass/Vijlbrief (stuk nr. 99) tot het invoegen van een onderdeel HA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Wijen-Nass (stuk nr. 101, I) tot het invoegen van een onderdeel HA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 101 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Wijen-Nass c.s. (stuk nr. 54) tot het invoegen van een onderdeel Ia.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Wijen-Nass/Vijlbrief (stuk nr. 100, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 100 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Wijen-Nass (stuk nr. 57).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Welzijn c.s. (stuk nr. 94) tot het invoegen van onderdelen Ma en Mb.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Flach (stuk nr. 33).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, NSC, de ChristenUnie, de SGP en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Flach/Vijlbrief (stuk nr. 32, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van BBB ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 32 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Grinwis/Welzijn (stuk nr. 55).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Stemmingen moties Wet versterking regie volkshuisvesting

Stemmingen moties Wet versterking regie volkshuisvesting

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting),

te weten:

  • de motie-Grinwis c.s. over de uitvoerbaarheid en effectiviteit van urgentie voor de bredere ETHOS Light-groep dakloze woningzoekenden in kaart brengen (36512, nr. 65);
  • de motie-Grinwis c.s. over gemeenten de behoefte aan fysieke ruimte voor kerkgemeenschappen in kaart laten brengen (36512, nr. 66);
  • de motie-Grinwis c.s. over projectbesluiten voor drinkwaterinfrastructuur aanwijzen als besluiten van "zwaarwegend maatschappelijk belang" (36512, nr. 68);
  • de motie-Boswijk c.s. over aandacht voor braakliggende gronden, leegstaande winkelverdiepingen en agrarische bebouwing in de handreiking aan gemeenten (36512, nr. 69);
  • de motie-Welzijn c.s. over een aanpak waarmee gemeenten de realisatie van bouwprojecten in alle segmenten gelijk laten opgaan (36512, nr. 71);
  • de motie-Welzijn c.s. over borgen dat opgebouwde rechten deels behouden blijven bij verhuizing naar een andere regio (36512, nr. 72);
  • de motie-Welzijn c.s. over bij woningbouwprojecten werken met projectbesluiten (36512, nr. 73);
  • de motie-Vijlbrief c.s. over 30% sociale huur en twee derde betaalbare woningen in gemeenten zeker stellen (36512, nr. 74);
  • de motie-Vijlbrief/Grinwis over een instructie met kwantitatieve woningbouwdoelen voor jongeren en ouderen per gemeente (36512, nr. 75);
  • de motie-Vijlbrief c.s. over meer doorbraaklocaties buiten de Randstad (36512, nr. 76);
  • de motie-Beckerman/De Hoop over een leegstandsheffing naar Vlaams model (36512, nr. 77);
  • de motie-Beckerman/De Hoop over een verzoek tot afwijking van de socialehuurdoelstelling alleen behandelen bij instemming van de woningcorporaties en huurdersorganisaties (36512, nr. 78);
  • de motie-Beckerman/De Hoop over voldoende betaalbare sociale huurwoningen tot de aftoppingsgrens (36512, nr. 79);
  • de motie-De Hoop c.s. over particuliere sociale huurwoningen inzetten voor primaire doelgroepen en urgenten (36512, nr. 80);
  • de motie-De Hoop over de geldende instandhoudingstermijn voor sociale koopwoningen op ten minste tien jaar zetten (36512, nr. 81);
  • de motie-Wijen-Nass over een gelijkwaardige verdeling tussen betaalbare huur en betaalbare koop (36512, nr. 82);
  • de motie-Wijen-Nass over de mogelijkheid verkennen om het Verdrag van Aarhus op te zeggen (36512, nr. 83);
  • de motie-Wijen-Nass over een uniform landelijk beleidskader voor woningsplitsing (36512, nr. 84);
  • de motie-Peter de Groot over minimaal 25% aan koopwoningen van €250.000 tot €405.000 binnen het aandeel van twee derde betaalbare woningen (36512, nr. 85);
  • de motie-Peter de Groot/Vijlbrief over rijksmiddelen voor woningbouw oormerken voor betaalbare koopwoningen (36512, nr. 86);
  • de motie-Flach over de uitzonderingsmogelijkheid van het Besluit versterking regie volkshuisvesting ruim interpreteren (36512, nr. 87);
  • de motie-El Abassi over het woonoppervlak per segment meenemen in de woningbouwprogrammering (36512, nr. 88);
  • de motie-El Abassi over waarborgen dat het aandeel betaalbare woningen substantieel wordt verhoogd (36512, nr. 89).

Er is een stemverklaring van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Een pijnlijk moment: een stemverklaring over waarom wij tegen de motie-De Hoop c.s. over particuliere sociale huurwoningen inzetten voor primaire doelgroepen en urgenten stemmen. Hoewel we het op heel veel eens zijn met de heer De Hoop cum suis, stemmen wij tegen deze motie. Ik wil dat even toelichten. We hebben er een beetje mee geworsteld. Het klinkt heel mooi: urgenten huisvesten in meer woningen. Dat doel steunen we. Maar het probleem is dat sociale huurwoningen van private verhuurders gemiddeld een hogere huur hebben dan sociale huurwoningen van corporaties. Op het moment dat er maatregelen worden genomen om bijvoorbeeld de huren te bevriezen of te verlagen, dan gelden die niet altijd voor private huurwoningen. Ik geef een voorbeeld. In 2023 werd de huur verlaagd en dat gold niet voor deze woningen. Als je deze motie aanneemt, dan betekent dat dat sommige huurders dus honderden euro's meer per jaar betalen dan anderen. Voorzitter, om die reden vindt de SP-fractie het niet logisch om alleen deze motie in te dienen en niks te doen aan de hoogte van de huren en stemt de SP-fractie op dit moment tegen.

De voorzitter:

Dank u wel.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (36512, nr. 65).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (36512, nr. 66).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (36512, nr. 68).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (36512, nr. 69).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn c.s. (36512, nr. 71).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn c.s. (36512, nr. 72).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn c.s. (36512, nr. 73).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vijlbrief c.s. (36512, nr. 74).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vijlbrief/Grinwis (36512, nr. 75).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vijlbrief c.s. (36512, nr. 76).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/De Hoop (36512, nr. 77).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/De Hoop (36512, nr. 78).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/De Hoop (36512, nr. 79).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36512, nr. 80).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Hoop (36512, nr. 81).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass (36512, nr. 82).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fractie van BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass (36512, nr. 83).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass (36512, nr. 84).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, NSC, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Peter de Groot/Welzijn (36512, nr. ??, was nr. 85).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peter de Groot/Vijlbrief (36512, nr. 86).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Flach (36512, nr. 87).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36512, nr. 88).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36512, nr. 89).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen Asielnoodmaatregelenwet

Stemmingen Asielnoodmaatregelenwet

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (36704).

De voorzitter:

Er zijn stemverklaringen, allereerst een van mevrouw Rajkowski van de VVD. Het woord is aan haar.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Voorzitter. Voor de VVD is het allerbelangrijkste dat we politiek gaan leveren op asiel. Dat moment is nu. Niet nog een onderzoek, niet nog een taskforce, geen uitstel. Nu kunnen we deze keuze met elkaar maken. De VVD wil dat deze wetten het gaan halen, in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer. Om dat kracht bij te zetten, heb ik mijn amendement over het zorgverzekeringsvereiste ingetrokken en trek ik bij dezen ook het amendement in op stuk nr. 37 onder 12, Wet invoering tweestatusstelsel.

Daarom stemmen wij ook tegen een aantal amendementen waar we in principe voor zijn. Dat geldt voor het amendement op stuk nr. 37 over het Schengengebied. Bij het amendement op stuk nr. 35 volgen wij de oproep van de minister en wachten wij haar brief af over het samenhangende pakket van de Spreidingswet. We zullen ook tegen het amendement op stuk nr. 53 stemmen. We steunen het idee, maar dit amendement is wetstechnisch onvoldoende uitgewerkt.

Als laatste, voorzitter. We hebben vaker onze zorg geuit over het mogelijk moeten blijven van het nareizen van ongehuwde lhbti-partners. De minister geeft gelukkig aan dat er altijd een realistische route openblijft. Daarmee is het, ook al is het niet helemaal ideaal, wel geregeld. Daarom zullen wij ook tegen de amendementen hierover stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Rajkowski heeft zojuist verzocht het amendement op stuk nr. 37 onder punt 12 in te trekken, de stemmingen over de Wet invoering tweestatusstelsel. Dat staat op pagina 24 van de stemmingslijst. In het algemeen is het raadzaam om dat wat tijdiger te doen. We maken het ook nooit mee dat stemverklaringen gebruikt worden om amendementen in te trekken. In dit geval heeft het geen gevolgen voor de stemmingslijst.

De volgende stemverklaring is van de heer Boomsma van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Boomsma (NSC):

Dank, voorzitter. Nederland snakt naar maatregelen om de asielmigratie te beperken. Deze twee wetten van minister Faber zijn nog niet genoeg, maar zijn wel een cruciale stap om op korte termijn te komen tot strenger beleid. Nieuw Sociaal Contract heeft dan ook besloten om geen enkel amendement te steunen dat de werking van deze wet beperkt, vertraagt of verslapt.

We moeten nu zo snel mogelijk resultaten gaan leveren om de instroom te beperken, maar Nieuw Sociaal Contract wil ook dat deze wetten straks zo snel mogelijk door de Eerste Kamer worden aangenomen. Daarom zullen we ook geen amendementen steunen die eigenlijk aparte wetten of voorstellen horen te zijn en die de kans daarop verkleinen.

Wel steunen wij het voorstel van mevrouw Van Zanten en mevrouw Rajkowski om het schenden van een ongewenstverklaring strenger te kunnen straffen, en uiteraard het amendement over het afschaffen van rechterlijke dwangsommen, dat we hebben meegetekend.

Verder willen wij dat de wet die is voorgelegd door minister Faber gewoon zo wordt aangenomen. We hopen ook dat alle partijen die geloven in de noodzaak van en streven naar een streng asielbeleid over hun eigen schaduw heen zullen stappen en die wetten nu gaan steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

Vandaag stemmen wij alleen over de ingediende amendementen en artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel vindt plaats op 3 juli.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Piri (stuk nr. 49, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 49 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Piri (stuk nr. 50, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 50 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 43) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde amendementen-Piri (stuk nrs. 45, I en II).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 45 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 29, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 29 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 30, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 30 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 40, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 40 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 20).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Zanten (stuk nr. 37).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Wilders/Vondeling (stuk nr. 34).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 51, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 51 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 54, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 54 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Deze moeten we nog een keer doen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Vondeling (stuk nr. 44, I) tot het invoegen van een onderdeel BBa.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We moeten er hoofdelijk over stemmen. Dat gaan we bij dezen doen. Het woord is aan de griffier. Graag stilte.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Vondeling (stuk nr. 44, I) tot het invoegen van een onderdeel BBa.

Vóór stemmen de leden: Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Richardson, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Verkuijlen, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Becker, De Beer, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Hartsuiker, Van der Hoeff, Van Houwelingen en Léon de Jong.

Tegen stemmen de leden: Van Kent, Klaver, Koops, De Korte, Kostić, Kouwenhoven, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Van Baarle, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hertzberger, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Jetten, Joseph, Kahraman en Kathmann.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met 72 stemmen voor en 69 stemmen tegen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 44 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Rajkowski/Van Zanten (stuk nr. 52).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Diederik van Dijk c.s. (stuk nr. 32, I) tot het invoegen van onderdelen DDa en DDb.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 32 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Zanten (stuk nr. 74) tot het invoegen van een onderdeel HHa.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Vondeling (stuk nr. 35) tot het invoegen van artikelen IIA tot en met IIC.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Zanten/Rajkowski (stuk nr. 47) tot het invoegen van een artikel IIA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 24) tot het invoegen van een artikel IIA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Podt (stuk nr. 10) tot het invoegen van een artikel IIA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Piri (stuk nr. 23).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 31).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 41).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Stemmingen Wet invoering tweestatusstelsel

Stemmingen Wet invoering tweestatusstelsel

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis (Wet invoering tweestatusstelsel) (36703).

Er is een stemverklaring van de heer Boomsma. Hij ziet ervan af.

Vandaag stemmen we alleen over de ingediende amendementen en artikelen. De eindstemming over de wet vindt plaats op 3 juli.

In stemming komt het amendement-Podt (stuk nr. 17, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 17 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Podt (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 13 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Piri/Westerveld (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 22 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 38).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Piri (stuk nr. 34).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Podt (stuk nr. 18).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Podt (stuk nr. 26).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 33).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Piri (stuk nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 32) tot het invoegen van een artikel IA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Podt (stuk nr. 20) tot het invoegen van een artikel IA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Piri (stuk nr. 27) tot het invoegen van een artikel IIA.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bontenbal (stuk nr. 30).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Stemmingen moties Ontwerpprogramma van eisen concessies Friese Waddenveren vanaf 2029

Stemmingen moties Ontwerpprogramma van eisen concessies Friese Waddenveren vanaf 2029

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het ontwerpprogramma van eisen betreffende de concessies voor Friese Waddenveren vanaf 2029,

te weten:

  • de motie-Soepboer c.s. over randvoorwaarden voor de overgang naar volledig elektrisch varen (23645, nr. 854);
  • de motie-Soepboer/Grinwis over concrete afspraken in het programma van eisen (23645, nr. 855);
  • de motie-Soepboer over de hogere huur voor rijksinfrastructuur schrappen (23645, nr. 856);
  • de motie-Soepboer/Grinwis over subsidies verkennen voor verduurzaming van de veerdiensten (23645, nr. 857);
  • de motie-Aukje de Vries over een betere regeling voor spoedplekken in het programma van eisen (23645, nr. 858);
  • de motie-Aukje de Vries/Grinwis over monitoring van het aanbod van vrachtvervoer (23645, nr. 859);
  • de motie-Aukje de Vries/Grinwis over aanvullende eisen voor het programma van eisen en de concessie (23645, nr. 860);
  • de motie-Grinwis/Aukje de Vries over een tijdschema voor de concessieaanbesteding en concessieverlening, inclusief tussenconcessie (23645, nr. 861);
  • de motie-De Hoop over alle Waddenveren uiterlijk in 2035 elektrisch laten varen (23645, nr. 862).

In stemming komt de motie-Soepboer c.s. (23645, nr. 854).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Soepboer/Grinwis (23645, nr. 855).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Soepboer (23645, nr. 856).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, NSC, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Soepboer/Grinwis (23645, nr. 857).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries c.s. (23645, nr. 858).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries/Grinwis (23645, nr. 859).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries/Grinwis (23645, nr. 860).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis/Aukje de Vries (23645, nr. 861).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-De Hoop (23645, nr. ??, was nr. 862).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Wijziging begroting Infrastructuur en Waterstaat en Mobiliteitsfonds 2025 samenhangende met de Voorjaarsnota

Stemmingen moties Wijziging begroting Infrastructuur en Waterstaat en Mobiliteitsfonds 2025 samenhangende met de Voorjaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota),

te weten:

  • de motie-De Hoop c.s. over adequate financiering voor maatregelen ten behoeve van de halvering van het abiotisch grondstoffengebruik (36725-XII, nr. 8);
  • de motie-De Hoop c.s. over afzien van de bezuiniging op het regionale ov (36725-XII, nr. 9);
  • de motie-Olger van Dijk c.s. over de NS-Jongerendagkaart behouden (36725-XII, nr. 11).

De voorzitter:

Er is een stemverklaring van de heer Pierik.

De heer Pierik (BBB):

Dank, voorzitter. Ik heb een stemverklaring, ook namens de fractie van Nieuw Sociaal Contract, met betrekking tot de motie op stuk nr. 9, over de bezuinigingen op het ov. De BBB-fractie is volop bezig met mooie dingen voor de regio, zoals het ontsluiten van het Noorden door het oplossen van de flessenhals bij Meppel, de aanpak van de N36, de sluis bij Kornwerderzand en iets verderop de Nedersaksenlijn, die de regio verder gaat ontsluiten. Er is op dit moment helaas geen dekking voor de motie van de heer De Hoop. Bij de Prinsjesdagbesluitvorming over de financiën zullen we alles op alles zetten om voldoende dekking te regelen zodat de bezuinigingen verder getemperd kunnen worden. Naast de korting op de BDU willen we ook dat het demissionaire kabinet zich volop inzet voor de matiging van de ticketprijzen van de NS. Hopelijk vinden we de heer De Hoop dan aan onze zijde. Helaas moet mijn fractie, en ook de fractie van Nieuw Sociaal Contract, nu tegen deze motie stemmen, hoewel we heel goed begrijpen dat deze motie wordt ingediend en waar die vandaan komt.

Dank u wel, voorzitter.

In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36725-XII, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36725-XII, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, de SGP, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Olger van Dijk c.s. (36725-XII, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemming motie Duurzaam vervoer

Stemming motie Duurzaam vervoer

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Duurzaam vervoer,

te weten:

  • de motie-Pierik/Vermeer over geen belemmeringen voor de terminalroute voor groen gas (31305, nr. 518).

In stemming komt de gewijzigde motie-Pierik c.s. (31305, nr. ??, was nr. 518).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming motie Telecommunicatie

Stemming motie Telecommunicatie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Telecommunicatie,

te weten:

  • de motie-Postma/Idsinga over volledige DAB-dekking voor regionale publieke omroepen (24095, nr. 590).

In stemming komt de gewijzigde motie-Postma/Idsinga (24095, nr. ??, was nr. 590).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Dank aan de staatssecretaris. Ik schors een paar minuutjes.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat voor de volgende debatten de termijn voor toekenning is verlengd:

  • het debat over zorgen over de financiële positie onder Nederlanders;
  • het dertigledendebat over natuurbranden in Nederland;
  • het debat over stijgende tarieven van dierenartsen door het opkopen van dierenartsenpraktijken;
  • het dertigledendebat over het voortbestaan van Kamp Westerbork;
  • het dertigledendebat over het bericht dat ouderen vanwege personeelstekorten onnodig lang op de spoedeisende hulp liggen;
  • het dertigledendebat over de toenemende economische, politieke en mediale macht van socialemediaplatformen;
  • het dertigledendebat over plannen van de Israëlische regering om de aanvallen in Gaza op te voeren;
  • het dertigledendebat over berichten dat Israël mogelijk genocide pleegt in Gaza.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer het wetsvoorstel Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten) (36755).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 29398-1153, 31409-473, 31409-474, 31409-477, 36600-IX-24, 28676-470, 32623-347, 21501-02-3090, 21501-02-3090, 21501-20-2114.

Op verzoek van de fractie van NSC benoem ik in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Hertzberger tot lid in de bestaande vacature.

Ik deel mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 32847-1318, 32140-230, 28676-492.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda het tweeminutendebat EU-actieplannen Israël en Palestijnse Gebieden (CD d.d. 26/06), met als eerste spreker het lid Paternotte van D66.

De voorzitter:

Er komt straks een aantal vooraankondigingen van tweeminutendebatten, negen om precies te zijn. Die moeten allemaal deze week nog in de agenda komen. De agenda is vol en als we die debatten allemaal gaan inboeken, zijn we twee dagdelen verder. Ik ga dus telkens vragen of het strikt noodzakelijk is. Ik zal dat ook aan de Kamer voorleggen.

De heer Bushoff, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat mensen met weinig geld niet alleen het gevoel hebben dat ze minder toegang hebben tot goede zorg, maar ook daadwerkelijk vaak minder toegang hebben tot goede zorg. Ze gaan bijvoorbeeld minder vaak naar de tandarts. Dit is een heel groot probleem, blijkt uit het onderzoek van het CBS. Dat is dusdanig groot dat het, denk ik, goed is als we hier als Kamer over in debat gaan. Daarom heb ik ook een debat met de minister van VWS aangevraagd.

De heer Bevers (VVD):

Steun, voorzitter.

De heer Van Kent (SP):

Een goed verzoek. Steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, steun. Maar wel met de opmerking dat het als het om inkomenspolitiek gaat, misschien slim is om ook de minister van SZW uit te nodigen. Het gaat namelijk vaak om dat raakvlak. Mensen met een laag inkomen gaan zorg mijden; dat is een probleem van de zorg, maar ook zeker een probleem op het terrein van inkomen.

De heer Paternotte (D66):

Wij sluiten ons aan bij de heer Krul.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Vermeer (BBB):

Steun.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De heer Kahraman (NSC):

Geen steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid. We boeken het in.

Dan de heer Paternotte, D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. 130 hulporganisaties luidden vandaag nog de noodklok over de hulpsituatie in Gaza. De volgende stemmingen zouden pas na de zomer zijn. Daarom willen we graag deze week een tweeminutendebat houden, zodat de Kamer zich kan uitspreken over het EU-Israël-actieplan.

De voorzitter:

Ja. Maar dat kan dus ook na de zomer, denk ik.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik zei net al: 130 hulporganisaties luiden de noodklok. Er is de extreme humanitaire situatie. Het zou echt heel raar zijn als wij dit even een paar maanden uitstellen, dus daarom het verzoek aan de rest van de Kamer om in ieder geval de kans te hebben om ons hierover deze week uit te spreken.

De voorzitter:

Ik vind echt dat we dit gewoon na de zomer moeten doen, want anders slibt het hele schema vol. Ik kijk of er een meerderheid is voor uw verzoek.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben gisteren een debat gehad over BHOS. Daarbij zijn volgens mij 22 moties ingediend. Het merendeel ging hierover. Daar stemmen we dus nog deze week over. Het RBZ-debat is morgen. Daar stemmen we waarschijnlijk ook nog deze week over. Er zijn genoeg gelegenheden. Dit is een onderwerp dat …

De voorzitter:

Kortom, steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

… juist over de lange termijn gaat en niet over de huidige actualiteit.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Het gaat niet over de lange termijn, want de Kamer kan nu gewoon uitspraken doen op grond waarvan de Nederlandse regering straks richting heeft, ook bij de bijeenkomsten in Europa. Dit moeten we nu dus gewoon zo snel mogelijk behandelen. Dus steun om daar nog deze week over te stemmen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Geen steun om het voor het zomerreces te doen.

De heer Dassen (Volt):

Voorzitter. Dit gaat over wat ook in het zomerreces verderloopt en gaat spelen. Daar hebben we een heel debat over gehad. Ik vind dus dat we daar als Kamer dan ook moties over mogen indienen, dus steun voor het verzoek. Ik zou het zeer onlogisch vinden als we hier een heel debat over voeren en de minister hier over drie weken over gaat spreken, maar wij daar geen moties over kunnen indienen.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Steun.

De heer Van Kent (SP):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Donderdag is er nog het tweeminutendebat RBZ. Volgens mij is dat zelfs het laatste debat voor de stemmingen. Dat is het moment om moties in te dienen. Wij steunen dit verzoek niet en daarmee steunen we ook meteen alle andere acht verzoeken niet. Anders krijg je namelijk per verzoek de vraag: wat vinden we belangrijk genoeg voor nog een tweeminutendebat? Dus dan maar gewoon één lijn: geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Kahraman (NSC):

Voorzitter, we hebben ook een RBZ-debat. Geen steun.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer De Roon (PVV):

Geen steun.

De voorzitter:

Er is geen meerderheid, meneer Paternotte.

De volgende spreker is de heer Van Baarle van de fractie van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. De Israëlische misdaden gaan maar door. Nog steeds wordt honger door Israël ingezet als wapen in Gaza. We zien de verschrikkelijke berichten over Israëlische militairen die schieten op Palestijnen bij voedseldistributiepunten. Dit is een genocide die plaatsvindt. We moeten alles doen om dat te stoppen. Daarom wederom het verzoek om daar deze week nog plenair een debat over te houden met de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Kahraman (NSC):

Voorzitter. De heer Van Baarle staat elke week hier om een debat te vragen. We hebben morgen een debat over de Raad Buitenlandse Zaken met de minister van Buitenlandse Zaken. Geen steun.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Geen steun.

De heer De Roon (PVV):

Geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Er vindt genocide plaats en een meerderheid van deze Kamer blijft wegkijken. Dus van harte steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun, mede namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Van Kent (SP):

Goed dat u het debat wéér aanvraagt. Het moet snel gevoerd worden. Steun om dat deze week te doen.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Bij de RBZ-Raad kan dit besproken worden. Geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Van Baarle. U heeft nog een verzoek.

De heer Van Baarle (DENK):

We blijven het vragen, voorzitter.

Mijn tweede verzoek gaat over alle pogingen die gedaan worden om de internationale rechtsgang bij het Internationaal Strafhof te ondermijnen. We zien daar talloze voorbeelden van, niet alleen vanuit Israël, maar ook vanuit andere landen. Het lijkt me goed als we daar zo snel mogelijk een debat over voeren. Als mijn informatie klopt, heeft mevrouw Piri daar ook een debat over aangevraagd. Het lijkt me verstandig om als Kamer uit te spreken dat we dat debat zo snel mogelijk inplannen, in ieder geval zo snel mogelijk na het zomerreces, als dat haalbaar is. Liefst had ik het deze week nog, maar ik denk niet dat daar steun voor is.

De voorzitter:

We weten niet welk debat mevrouw Piri heeft aangevraagd.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik ben zo dom geweest om die debataanvraag niet op tijd te verlengen. Het stond boven aan het lijstje. Dus graag steun.

De voorzitter:

Nee, want wat de heer …

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Wat ik doe …

De voorzitter:

Wat de heer Van Baarle vraagt, kan dus niet, want uw debat bestaat niet meer.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik neem aan dat hij nu dus een apart debat aanvraagt.

De voorzitter:

Dat weten we niet.

We gaan luisteren naar de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Dan vraag ik hierbij opnieuw een debat aan over de pogingen die internationaal ondernomen worden om de activiteiten van het Internationaal Strafhof te ondermijnen.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Van harte steun, voorzitter.

De voorzitter:

Nou, dat is toch prachtig!

De heer Kahraman (NSC):

Geen steun, voorzitter.

De heer Van Kent (SP):

Van harte steun.

De heer De Roon (PVV):

Geen steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Geen steun.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer Krul (CDA):

Mede namens de ChristenUnie geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Van Baarle.

De volgende spreker is mevrouw Piri, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Van Baarle (DENK):

Excuses, voorzitter. Deze zou ik dan wel op de lijst van dertigledendebatten willen zetten.

De voorzitter:

Met alle soorten van plezier is dat bij dezen gedaan.

Mevrouw Piri, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. We hebben natuurlijk een debat gevoerd in aanloop naar de NAVO-top. Nu is de NAVO-top geweest. Het verzoek van mijn fractie zou zijn om, uiteraard na het zomerreces, met elkaar door te praten over de consequenties van de uitkomsten van de NAVO-top, samen met de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie.

De voorzitter:

Heel goed. We kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Van Baarle (DENK):

Steun voor het verzoek.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Goed idee. Steun.

De heer De Roon (PVV):

Geen steun.

De heer Van Kent (SP):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Na het reces is prima. Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Geen steun.

De heer Kahraman (NSC):

Geen steun.

De heer Oostenbrink (BBB):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, mevrouw Piri.

Dan gaan we luisteren naar mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Toen het kabinet viel, werd terecht gezegd: we gaan door met de twee hersteloperaties voor Groningen en voor het toeslagenschandaal. Dat vind ik volledig terecht. Daarom lijkt het me eigenlijk ook heel logisch om toch nog voor de zomer een tweeminutendebat — ja, voorzitter — Herstel Groningen in te plannen. Dat is onder voorbehoud van het debat van morgen.

De voorzitter:

U weet hoe ik erover denk.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is een goed idee!

De voorzitter:

Ik ga kijken of er een meerderheid is voor uw verzoek.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De voorzitter:

U heeft al drie stemmen!

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat scheelt. Ik kijk toch ook nog even naar de collega's.

De voorzitter:

En die van uw eigen fractie heeft u, denk ik, ook.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat scheelt ook, ja.

De voorzitter:

Dan zitten we op acht! De heer Ergin gaat u aan een meerderheid helpen.

De heer Ergin (DENK):

Van harte steun, voorzitter.

De voorzitter:

Het is geen meerderheid. Het spijt me.

Mevrouw Beckerman (SP):

Helaas.

De voorzitter:

Mevrouw Kathmann bedenkt zich. Sprintje!

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):

Ik heb me zeker niet bedacht. Van harte steun!

De voorzitter:

Desondanks is er geen meerderheid. We boeken 'm met plezier in. O, meneer Paternotte?

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De voorzitter:

Maar dan zijn we er nog steeds niet.

Dan het lid Joseph.

Mevrouw Joseph (NSC):

Voorzitter. De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is in volle gang. Er komt op korte termijn een belangrijke wet aan om zaken rond de transitie te verbeteren, de Wet toezeggingen pensioenonderwerpen. Naar aanleiding van de inzichten uit de nieuwe Transitiemonitor zouden wij het kabinet graag voor de zomer nog richting meegeven over onder meer koopkracht en kosten, zodat die zaken eventueel meegenomen kunnen worden in de wet die eraan komt. Daarom verzoek ik om deze week het tweeminutendebat Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen winter 2025 in te plannen, inclusief stemmingen.

De voorzitter:

Ik kijk of daar een meerderheid voor is.

De heer Van Kent (SP):

Het is goed dat mevrouw Joseph door blijft strijden. Vanzelfsprekend steun voor dit verzoek.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Geen steun voor het verzoek om dit voor het zomerreces te doen.

De heer Vermeer (BBB):

Steun.

De heer Paternotte (D66):

Mede namens 50PLUS: geen steun!

De voorzitter:

Hè?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Geen steun, net als voor die andere belangrijke verzoeken.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Steun.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Geen steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Net zoals voor alle andere tweeminutendebatverzoeken voor deze week, geldt: dat gaat niet lukken, dus geen steun.

De voorzitter:

Er is geen meerderheid, mevrouw Joseph.

Dan mevrouw Van Zanten, BBB. O, meneer Ergin?

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter. Ik liep naar voren, maar u zag mij niet. Ik vind het prima om het debat deze week te laten plaatsvinden en ik hoor graag de voorstellen.

De voorzitter:

Ja, maar er is nog steeds geen meerderheid.

O, mevrouw Van der Plas, u bent nu mevrouw Van Zanten? Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De vorige keer was ik Cor Pierik!

De voorzitter:

Ja, ik snap er niks van! Er schuilen veel persoonlijkheden in u.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nu ben ik Claudia van Zanten. Ik heet Caroline. Dat zijn drie c's. Misschien zit daar dus wel een heel complot achter, "de drie c's". Moet ik nu dan ook gaan praten als mevrouw Van Zanten? Dat is dan even de vraag, voorrrzitter!

De voorzitter:

Ik hou me op de vlakte.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. We hebben te maken met welig tierend antisemitisme. We zien het elke dag om ons heen. Afgelopen weekend was het te zien op het Glastonbury festival. Er was ook een incident bij een voetbaltoernooi voor Joodse kinderen. Het gaat maar door en het gaat maar door. Wat vind ik daar zo gevaarlijk aan? Het is niet zo dat er meteen een herhaling van 1940-1945 komt, maar we zien wel een patroon dat lijkt op wat er in de jaren dertig gebeurde: Joden overal de schuld van geven. Dat leidt vervolgens tot iets ergs.

De voorzitter:

En wat stelt u voor?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik stel voor om zo snel mogelijk na het zomerreces een debat in te plannen over antisemitisme. Mijn voorstel is om mijn eerdere verzoek wat betreft een debat over de ongeregeldheden tijdens 4 en 5 mei te schrappen; dat kan dan hierbij betrokken worden. Dat vorige verzoek ging ook om een spoeddebat. Dat is niet gelukt voor de zomer, maar dat wil ik hier wel bij betrekken. Ik zou dan ook willen voorstellen — maar daar moeten de aanvragers dan ook even akkoord mee gaan — om meerdere verzoeken die met antisemitisme te maken hebben allemaal samen te voegen en dat debat dan zo snel mogelijk in te plannen na de zomer.

De voorzitter:

Er is een debat van de heer Eerdmans over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van het antisemitisme. Dat staat. Dan gaat het eigenlijk om de vraag of we dát debat eerder gaan inplannen. Zeg ik het zo goed?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat zou ook kunnen, maar dan kan …

De voorzitter:

De bestaande aanvraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, de bestaande aanvraag. Dat is wat mij betreft ook prima.

De voorzitter:

En dan zegt u: die wil ik graag in september inplannen. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Flach (SGP):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, mede namens de ChristenUnie: steun. Ook echt steun aan de oproep van mevrouw Van der Plas om dat vlak na het zomerreces te doen, want dit sluimert en het is goed als we dat gewoon gaan inplannen.

De voorzitter:

Ja, dat is haar voorstel.

De heer Ellian (VVD):

Ik ben lichtelijk abuis, maar er is een debat van meneer Eerdmans, dus wat is nu de vraag?

De voorzitter:

Nou, de vraag is ... Althans, het voorstel, want het is geen vraag. Het voorstel van mevrouw Van der Plas is om het in te plannen in september.

De heer Ellian (VVD):

Het debat van meneer Eerdmans?

De voorzitter:

Ja, meneer Ellian.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja. En als ik even mag, voorzitter ... Het verzoek dat ik al een paar weken geleden heb gedaan voor een spoeddebat over wat er op 4 en 5 mei gebeurde, kan wat mij betreft dan worden samengevoegd met dat debat. Dan schrap ik in ieder geval nog een debat van de lijst.

De voorzitter:

Nou, meneer Ellian, u heeft even kunnen nadenken. U maakt het spannend voor ons.

De heer Ellian (VVD):

Het is best verwarrend, voorzitter, maar steun.

De heer Kahraman (NSC):

Steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik kan het voorstel dat mevrouw Van der Plas deed absoluut niet steunen. Laten we niet op elke rel springen. Laten we in september nou eindelijk een keer de strategie tegen antisemitisme van het kabinet gaan bespreken. Dat kan ik steunen.

De voorzitter:

Maar daarmee steunt u dus dat het debat van Eerdmans in september wordt gehouden? O, het is gewoon steun voor de aanvraag. Heel goed.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Tseggai.

De voorzitter:

Dan is er een meerderheid en boeken we het in.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. Ik heb verderop in de regeling nog een verzoek staan. Is het handig als ik die gelijk doe?

De voorzitter:

Ja! Fijn dat u met ons meedenkt. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Voorzitter. Duizenden boeren en ondernemers leven al jarenlang in onzekerheid en zijn buiten hun schuld om in de problemen gekomen. Ze wachten niet alleen op perspectief, maar ook op bescherming tegen handhaving. Provincies waren tot vandaag niet verplicht om te handhaven. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Omgevingswet voor een maatwerkaanpak dat er ligt, is geen wondermiddel, maar biedt wel een juridische kapstok waarmee provincies na vandaag ook handhavingverzoeken kunnen blijven afhouden, tegen die verschrikkelijke, harteloze handhavingsverzoeken. Ik verzoek dan ook om dit wetsvoorstel direct in de week na het zomerreces te behandelen om de boeren en ondernemers die buiten hun schuld om in de problemen zijn geraakt enige kans te geven op perspectief.

De voorzitter:

Helder.

De heer Holman (NSC):

Voorzitter. Het is zinvol om het debat te voeren. Echter, er zijn achttien pagina's aan kritische vragen gesteld en heel veel antwoorden waren zo van: we moeten wachten tot de antwoorden van het kabinet en de MCEN er zijn. Dus eigenlijk is ons voorstel: doe dit debat wel, maar combineer dit met een plenair debat als de kabinetsvoorstellen over de stikstofproblematiek aan de orde zijn. Anders heb je de kans dat je twee weken achter elkaar een debat krijgt. Dus: ja, zodra de MCEN met haar advies is gekomen.

De voorzitter:

Dit snap ik niet. Kijk, dit is een heel simpel verzoek van mevrouw Van der Plas. Als u zegt "steun" of "geen steun" zijn we er ook.

De heer Holman (NSC):

Wij geven geen steun voor de eerste week. Wij willen dit pas doen als het kabinetsvoorstel over stikstofproblematiek er is.

De voorzitter:

Dus dat is geen steun.

De heer Krul (CDA):

Van harte steun.

De heer Flach (SGP):

Al was het deze week, voorzitter, van harte steun.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik heb er helemaal geen geloof in dat dit de oplossing gaat brengen. Ik vind het beter om het integraal te bekijken, samen met de maatregelen waar we al zolang op wachten. Die zijn beloofd vlak voor Prinsjesdag, dus hetzelfde verhaal als NSC.

De voorzitter:

Dus geen steun.

De heer Paternotte (D66):

Wij vonden het verhaal van de heer Holman heel logisch. Laten we het hebben over voorstellen van het kabinet, dus als die er liggen, dus dan een debat. Nu geen steun.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Van harte steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Steun voor dit debat. Wel het verzoek aan het kabinet om voor het debat het maatregelenpakket waarmee we de emissies gaan terugdringen, naar de Kamer te sturen, zodat we dat erbij kunnen betrekken, want alleen deze wet is eigenlijk te weinig.

De heer Van Kent (SP):

Steun.

De heer Meulenkamp (VVD):

Steun, met dezelfde opmerking als de heer Grinwis. We gaan ervan uit dat het pakket er dan ligt.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Geen steun.

De voorzitter:

Er is een meerderheid. We boeken het als zodanig in.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Er is dus steun voor het wetgevingsoverleg. En "een verzoek aan het kabinet" ...

De voorzitter:

Ja, dat sowieso. Dat geleiden wij door ...

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is gewoon een verzoek aan het kabinet, dus niet een voorwaarde om het debat wel of niet te houden.

De voorzitter:

Dat geleiden wij door naar het kabinet. Dat is een informatieverzoek.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Oké, dat is duidelijk. Het wetsvoorstel wordt dus in de eerste week na september behandeld. Nee, in september, sorry.

De voorzitter:

In september. O nee, na september, zei u.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

De eerste week van september.

De voorzitter:

De heer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):

Dank, voorzitter. Mede namens GroenLinks-Partij van de Arbeid doe ik het verzoek om het tweeminutendebat Sportbeleid deze week in te plannen. Ik weet dat u dan gaat vragen om de argumenten daarvoor. Dat zijn er twee. Op de eerste plaats gaat het over het schoolzwemmen. We naderen de "grote vakantie", zoals die vroeger heette. Na de grote vakantie openen de schooldeuren zich weer. Het gaat om het schoolzwemmen na deze grote vakantie, maar het gaat ook om sportorganisaties die nog voor de zomer duidelijkheid moeten krijgen over financiering.

De voorzitter:

Heel goed. We kijken of u de Kamer heeft overtuigd.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Geen steun om het voor de zomer te doen.

De heer Paternotte (D66):

Steun, mede namens Volt.

De heer Kahraman (NSC):

Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:

We zijn er nog niet, meneer Van Kent. U heeft geen meerderheid. Het spijt me.

Dan mevrouw Mutluer, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):

Namens mevrouw Mutluer doe ik graag een vooraankondiging om het tweeminutendebat Politie deze week in te plannen.

De voorzitter:

Deze week? Ik kijk even of daar een meerderheid voor is.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voor de verandering steun.

De voorzitter:

Toe maar. De VVD is om.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hanteren wel een consequente lijn. Alle debatten zijn belangrijk, maar dit past gewoon niet, dus geen enkele steun voor een nieuw tweeminutendebat.

De heer Van Kent (SP):

Steun.

De heer Ergin (DENK):

Steun.

De voorzitter:

Er is geen meerderheid, stel ik vast.

Dan de heer Stultiens. Dat is mevrouw Bromet geworden, blijkbaar.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ja, voorzitter. Namens de heer Stultiens doe ik het verzoek om het tweeminutendebat Nationale fiscaliteit en het tweeminutendebat Internationale fiscaliteit nog deze week in te plannen, zodat we nog wat dingen mee kunnen geven voor het Belastingplan.

De voorzitter:

Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is en of mensen dezelfde gevoelens hebben.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik ga weer terug naar de oude modus. Geen steun, want we krijgen het Belastingplan nog.

De heer Vermeer (BBB):

Geen steun. Het Belastingplan wordt pas ver na Prinsjesdag behandeld.

De heer Van Kent (SP):

Wel steun.

De heer Ergin (DENK):

Steun.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid.

Dan de heer Kahraman, Nieuw Sociaal Contract.

De heer Kahraman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Vorige week zondag was er een verschrikkelijke zelfmoordaanslag op een rooms-katholieke kerk in Damascus. Gisteren kwam een rapport van Reuters uit waarin stond dat de Syrische overheidstroepen in maart betrokken zijn geweest bij de massamoord op zo'n 1.500 alawieten. Alles wijst er toch op dat de heer Al-Jolani geen inclusief Syrië wil. Wij willen graag zo snel mogelijk een debat met de minister van Buitenlandse Zaken om dit met hem te bespreken.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik zou de heer Kahraman eigenlijk willen vragen: vindt hij dat dit debat ook gaat over de relaties van Libanon en Israël met Syrië en over de bombardementen die daar plaatsvinden? Het is voor mij belangrijk om dit te vragen, om te weten of ik dit debat kan steunen, aangezien eerdere debatten over dat deel van het Midden-Oosten zijn afgewezen.

De voorzitter:

Een toelichting.

De heer Kahraman (NSC):

Voorzitter. We hebben voldoende debatten. Dit gaat echt specifiek over Syrië. We zien gewoon dat daar ook verschrikkelijke dingen gebeuren. We behandelen het bijna nooit en ik zou daar graag wel een keer een specifiek debat over willen hebben.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. De heer Kahraman weigert debatten over de situatie in Gaza of op de Westbank, maar wil wel debatteren over Syrië. Wat ons betreft doen we het allebei, maar het is duidelijk dat het verzoek alleen over Syrië gaat. Daarom geen steun.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Inderdaad, net werd weer door alle coalitiepartijen geblokt dat we over Gaza gaan spreken, en ook net over de uitkomsten van de NAVO-top. Nou ja, dan is mijn antwoord dus hetzelfde als dat van NSC op al onze verzoeken: dat kunnen we ook bij een commissiedebat bespreken.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Ook namens de fractie van DENK spreek ik uit dat ik de dubbele maat die NSC consequent hanteert bij debatverzoeken spuugzat ben. Ik ga het verzoek van de heer Kahraman dus niet steunen.

De heer De Roon (PVV):

Op dit moment geen steun.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Ik stond net op dezelfde plek naast de heer Kahraman tegenover de heer Van Baarle. Toen zeiden we gezamenlijk: de snelste weg is de RBZ van aanstaande donderdag. Volgens mij geldt dat argument hier weer. Dit is de snelste weg. Daar spreekt u de minister. Dan kunt u uw zorgen en wensen meegeven.

De voorzitter:

Dat is geen steun, neem ik aan.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik steun dit verzoek. Hoewel ik weet dat dit na het reces zal zijn, en misschien zelfs na de verkiezingen, steun ik het verzoek. Ik denk namelijk dat dit een belangrijk punt is. Ik adviseer wel het volgende. Morgen is er een commissiedebat RBZ, waarin de actualiteit besproken kan worden.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren steunt geen selectieve verontwaardiging, dus geen steun voor dit debat.

De heer Oostenbrink (BBB):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Kahraman.

Dan gaan we luisteren naar de heer Koops van Nieuw Sociaal Contract. De heer Kahraman neemt blijkbaar de honneurs waar.

De heer Kahraman (NSC):

Voorzitter. Ik neem even de honneurs waar voor mijn collega Koops. Hij wil graag deze week een tweeminutendebat Slachtofferbeleid, met stemmingen.

De voorzitter:

Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is. Nou ... Er is in ieder geval geen overweldigende meerderheid.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Geen steun, omdat wij komende week geen extra tweeminutendebatten steunen. De agenda is gewoon te vol.

De heer Van Kent (SP):

We hebben nog een week om te werken, dus steun.

De heer Krul (CDA):

Het programma zit vol, voorzitter. Geen steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. Aan werk geen gebrek in de Kamer. Hier wordt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat hard gewerkt. Maar ik zie de noodzaak niet in van het nu inplannen, dus geen steun.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Steun, voorzitter.

De heer Verkuijlen (VVD):

Voorzitter, namens de VVD geen steun, gezien de drukke agenda.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid.

Dan gaan we luisteren naar de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter. We zagen het weer. Het is misselijkmakend hoe politici zonder feiten iemand publiekelijk neerzetten als antisemiet. Een artiest die zich uitsprak tegen politieke propaganda en genocide werd meteen gelyncht en met de dood bedreigd op social media. Dit is politieke intimidatie. Dat is buitengewoon gevaarlijk. Deze vorm van framing vergiftigt het politieke debat, zet groepen tegen elkaar op en ondermijnt elke vorm van menselijkheid. Ik hoop dat zo veel mogelijk partijen opstaan voor een debat met de minister van Justitie en Veiligheid over dit verziekte patroon, waarin politici zware termen als "antisemitisme" misbruiken, en over de gevolgen daarvan voor onze democratie.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Steun.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik denk dat de heer El Abassi dit kan aankaarten in het debat dat we voor september gaan plannen. Dat hebben we zojuist besloten.

De voorzitter:

Dus?

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Geen steun.

De voorzitter:

Dat dacht ik al een beetje.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Het is allemaal spuuglelijk. Het heeft inderdaad ook heftige gevolgen voor een zanger, maar om er nu met het kabinet een debat over te gaan voeren, gaat ons toch wat te ver.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Als dit zo is gegaan, heeft het een strafrechtelijke aard. Dan is het aan degene die het is overkomen om vervolgens aangifte te doen. Dan is het niet aan de Kamer of het kabinet maar aan het OM om te bekijken hoe ver dit gaat. Geen steun dus.

De heer Ellian (VVD):

Geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Dat is jammer. In tegenstelling tot Douwe kiest een groot deel van dit huis voor de verkeerde kant van de geschiedenis.

De voorzitter:

Ja, dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Ellian van de fractie van de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Het is gezellig, hoor, bij de regeling. Ik ga een poging doen. Ik zou graag een tweeminutendebat materieel deze week ingepland zien, omdat ik een wijziging wil aanbrengen bij de verwerving van materieel. Van de staatssecretaris begreep ik dat dit tweeminutendebat niet in de zomer boven de markt kan hangen, omdat de komende contracten dan niet getekend gaan worden. Ik hoop dus dat die uitleg anderen kan overtuigen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, steun namens GroenLinks-PvdA.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Ellian.

Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors eventjes. Dan gaan we door met het debat.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het voorstel van wet van de leden De Hoop en Olger van Dijk tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met het mogelijk maken van provinciale inbesteding van openbaar vervoerconcessies, Kamerstuk 36569. Ik heet de initiatiefnemers van harte welkom in vak K. Het laatste initiatiefwetsvoorstel dat hier plenair werd behandeld was ook al van u, meneer De Hoop. U blijft aan de gang. Fijn dat u op deze manier de wetgeving een beetje op peil houdt. Ik wens u beiden veel succes met de verdediging van uw voorstel. Ik dank u natuurlijk voor het noeste werk dat verricht is. Het schrijven van initiatiefwetgeving is een zeer tijdintensief proces, maar u heeft dat toch maar voor elkaar gekregen. Graag noem ik ook de ondersteuning die u heeft meegenomen in vak K. Welkom aan Jaap van der Heijden en Jan Daenen, medewerkers van de GroenLinks-Partij van de Arbeidfractie, en aan Daniël 't Hart en Maurits de Lint, medewerkers van de fractie van NSC. Tevens heet ik welkom in vak K, voor zijn debuut in de plenaire vergadering als bewindspersoon, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel een tamelijk passieve rol hebben. Hij is vooral adviseur van de Kamer. Welkom, meneer Aartsen. Fijn u daar eens te zien.

Vandaag is aan de orde de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De initiatiefnemers hebben al aangegeven prijs te stellen op een voortzetting die snel na het zomerreces geagendeerd wordt. Daar ga ik mij uiteraard voor inspannen.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de eerste spreker aan de zijde van de Kamer. Dat is de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie. Het woord is aan hem.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me graag aan bij uw grote complimenten aan de heren De Hoop en Olger van Dijk. Ook van mijn kant welkom aan deze staatssecretaris. Hopelijk mag hij besmet worden met het ov-virus, en het idee dat het goed en betaalbaar moet zijn voor alle mensen.

Voorzitter. Honderdduizenden Nederlanders zijn voor hun bereikbaarheid afhankelijk van de bus en trein: jongeren op pad naar de middelbare school, studenten op pad naar de universiteit of hogeschool, ouderen naar het ziekenhuis, de forens naar het kantoor en de verzorgende naar haar of zijn werk in het verpleegtehuis. Maar het gaat niet goed met het openbaar vervoer in Nederland. De problemen stapelen zich op, met overvolle treinen op piekdagen, de kosten van buskaartjes die de pan uit rijzen, bushaltes die dreigen te verdwijnen en dorpen die zelfs helemaal niet meer bediend worden door een bus. Het zijn grote uitdagingen, die roepen om een oplossing.

Maar het kabinet-Schoof hield zich Oost-Indisch doof voor de noodklok van de vervoersbedrijven, vervoersregio's en provincies. Sterker nog, het kabinet boekte een extra bezuiniging van 110 miljoen euro in op het stedelijke, maar ook dorpelijke, ov. En de budgetkorting van 225 miljoen euro inzake het studentenreisproduct werd niet gecompenseerd. Het kon wel wat minder met die bussen en trams, was blijkbaar de gedachte. Als schaamlap werden de Bikkergelden van 300 miljoen structureel soms zelfs van stal gehaald, alsof die middelen niet waren uitgetrokken omdat het openbaar vervoer verschraalde waar we bij stonden. Het is onvoorstelbaar. Dit kabinet is, ondanks de belofte dat er meer bussen zouden gaan rijden tussen de dorpen — dat is een quote uit het hoofdlijnenakkoord — een grote ramp geworden voor het Nederlandse openbaar vervoer. Dat betreur ik zeer. Als dat niet wordt hersteld in de IenW-begroting, dus de begroting van Infrastructuur en Waterstaat, zijn wij als ChristenUniefractie genoodzaakt om tegen die begroting te stemmen. Zo luidde al eerder mijn waarschuwing, die ik nu nogmaals onderstreep. Ik ga er natuurlijk van uit dat het met vereende krachten lukt om dat te voorkomen, maar zo sta ik er wel in.

Voorzitter. Zonder goed functionerend openbaarvervoersysteem loopt Nederland vast. Dan slibben ook de snelwegen langzaam dicht. Dan verdwijnt de verbinding, letterlijk en figuurlijk. Dat is een groot probleem, dat vraagt om ambitie, om overtuiging en om investeringsbereidheid, en niet om de halfbakken antwoorden die we het afgelopen jaar hebben gehoord.

Voorzitter. Het is onder dit gesternte dat collega's De Hoop en Olger van Dijk hun voorstel indienen om inbesteding van het openbaar vervoer door provincies mogelijk te maken. Ik feliciteer hen nogmaals met deze mooie wet en dank hen, maar zeker ook hun medewerkers Maurits de Lint, Daniël 't Hart, Jaap van der Heijden en Jan Daenen, voor het verzette werk. Het is een klein, maar fijn wetsvoorstel. Het is een voorstel dat tien, twintig jaar geleden ondenkbaar was, toen het neoliberalisme nog welig tierde. Maar laten we wel zijn, dit mooie voorstel is en blijft hozen met een vingerhoedje. Uiteraard kan deze maatregel om de doorgeslagen privatisering van het openbaar vervoer wat te temperen op onze volledige instemming rekenen. We hoeven er maar voor naar mijn HTM te kijken, om te zien dat zo'n ov-bedrijf in handen van het lokale bestuur zo'n gek idee nog niet is. Daar wijst ook de problematiek in Zeeland op. Bij een eerdere aanbesteding schreven daar partijen in om het busvervoer te willen verzorgen, maar er moest eerst flink worden bijgelapt om de nieuwe bedrijven daadwerkelijk te lokken. Het was mooi geweest als de provincie Zeeland op dat moment een extra troef achter de hand had gehad in de vorm van een eigen Zeeuws ov-bedrijf. Ik vraag de indieners, maar ook de staatssecretaris, te reageren op deze Zeeuwse kwestie. En wat kunnen zij nu nog betekenen voor de verbetering van het openbaar vervoer in deze prachtige provincie?

Als deze situatie zich vorig jaar al in Zeeland voordeed, hoeveel temeer zullen aanbestedingen dan gaan falen als de bezuinigingen van in totaal 335 miljoen euro op het openbaar vervoer volledig gaan doorwerken? Dan is het niet meer dan verstandig dat provincies, die de gaten van het Rijk nu toch al dichtlopen, de mogelijkheid krijgen om in eigen beheer bussen te laten rijden. Ik vraag de indieners nog wel in te gaan op de uitvoerbaarheid van de inbesteding door provincies. Het zou zonde zijn als we met de inbesteding wel een instrument ter beschikking stellen, maar dit vervolgens nauwelijks te hanteren is voor de provincies. Is het niet wenselijk of nodig om provincies hierbij te begeleiden en bijvoorbeeld de kennis uit te laten wisselen die de vervoersregio's Amsterdam en Rotterdam/Den Haag, de MRDH, bezitten? Graag een reactie.

Voorzitter. Ik zei het al, het voorstel is hozen met een vingerhoedje. En dat is geen diskwalificatie van het voorstel. Integendeel. De staatssecretaris zal echt zijn nek moeten gaan uitsteken voor het openbaar vervoer, om te voorkomen dat ons land onbereikbaar wordt, om te voorkomen dat de NS op de fles gaat en om te voorkomen dat buslijnen verdwijnen. De ChristenUnie is steeds duidelijk geweest: de bezuinigingen op bussen via de brede doeluitkering, de BDU, moeten van de baan. Anders stemmen wij dus tegen de begroting. Gelukkig is zojuist de motie-De Hoop c.s. aangenomen, die ertoe oproept om af te zien van de bezuiniging op het regionale ov. Dus, staatssecretaris, terwijl u onderweg was naar deze zaal, werd een prachtige motie aangenomen als steun in uw rug. Maar wat is eigenlijk de visie van deze nieuwe staatssecretaris op het openbaar vervoer, en hoe gaat hij zich inspannen om de bezuiniging op het openbaar vervoer, via bijvoorbeeld de BDU, ongedaan te maken? Of beter: hoe voert hij de motie-De Hoop c.s. uit?

Voorzitter. Ov-bedrijven zijn op dit moment druk bezig met hun vervoersplannen, met de bezuinigingen in hun achterhoofd. Dat betekent dat op dit moment de kaartenmakers en rekenmeesters druk bezig zijn met het wijzigen van routes, het doorberekenen van kostenverhogingen en het doorvoeren van bezuinigingen. Reken maar dat er buslijnen gaan verdwijnen als de bezuiniging doorgaat. Deelt de staatssecretaris de overtuiging dat voorkomen moet worden dat buslijnen verdwijnen zolang nog hoogst onzeker is of de bezuiniging daadwerkelijk doorgaat? Mijn hoop is namelijk dat dit bij de komende begrotingsbehandeling in het najaar zal worden gerepareerd. Het is voor de bereikbaarheid van het platteland, maar ook voor buitenwijken essentieel dat buslijnen blijven en niet verdwijnen. Wil de staatssecretaris zich daarvoor gaan inspannen? En hoe gaat hij dat doen?

Voorzitter. Ik rond af. Collega's De Hoop en Olger van Dijk hebben een prachtig voorstel neergelegd. Wij van de ChristenUniefractie kunnen dat van harte steunen. Ik zie uit naar hun beantwoording in eerste termijn. Dank.

De voorzitter:

De heer Stoffer, SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ook van mijn kant complimenten aan de indieners van dit wetsvoorstel. Het is altijd een hele klus. Ook complimenten voor alle mensen die daarachter zitten, want die werken er vaak nog harder aan dan de mensen die vooraan zitten. Desalniettemin complimenten. Ook van mijn zijde een hartelijk welkom aan de staatssecretaris van IenW. Dat is het mooiste ministerie dat er is in dit land, zeg ik altijd als civiel ingenieur.

Voorzitter. Dan de inhoud van dit wetsvoorstel. Niet iedereen heeft een auto of kan autorijden. Hoe kom je dan bij de dokter of bij de supermarkt, is dan de vraag. Het openbaar vervoer is een publieke dienst die helaas onder grote druk staat, zeker in het landelijk gebied. Ik woon daar zelf ook en dan ervaar je dat elke keer aan den lijve. Daar moeten we met elkaar de schouders onder zetten, financieel, maar ook wat betreft de manier waarop we het organiseren. Daarom is het heel goed dat de initiatiefnemers voorstellen op tafel hebben gelegd om provincies de mogelijkheid te geven zelf een ov-bedrijf op te richten. Het is niet het ei van Columbus, maar het zet de boel wel op scherp.

Enerzijds staat het ov in het landelijk gebied, zoals gezegd, onder grote druk. Onrendabele buslijnen worden gemakkelijk geschrapt, terwijl ze wel belangrijk kunnen zijn om dorpen bereikbaar te houden. Provincies hebben daar nu niet altijd goed grip op. Een provinciaal busbedrijf zal meer vanuit het publieke belang denken dan een privaat bedrijf. Aanbestedingen verlopen moeizaam. Denk aan de situatie in Zeeland. De heer Grinwis refereerde daar ook aan. Het is goed als je als provincie dan de mogelijkheid achter de hand hebt om zelf busvervoer te organiseren. Openbaar vervoer is een publieke dienst, waarbij de overheid de belangrijke taak heeft om dit in stand te houden, zeker ook in het landelijk gebied. Ik zie ook nog wel de situatie voor me dat een deel van het busvervoer aanbesteed wordt en dat bijvoorbeeld vraaggestuurd vervoer via belbussen in eigen beheer gedaan wordt. Mijn vraag is hoe de indieners dat voor zich zien.

Voorzitter. Dat was de "enerzijds". Ik heb ook een "anderzijds". We moeten namelijk niet naïef zijn. Er komt heel wat kijken bij het oprichten van een provinciaal bedrijf voor busvervoer. Het zou maar zo kunnen zijn dat het duurder uitpakt dan een aanbesteding. De huidige budgetspanning los je niet op met inbesteding in plaats van aanbesteding. Dan gaat het om de principiële vraag of je meer publiek geld wilt investeren in het overeind houden van onrendabele buslijnen. Die vraag is bij zowel inbesteding als aanbesteding relevant. En ja, wat de SGP betreft moet er publiek geld bij om het landelijk gebied goed bereikbaar te houden. De vraag is verder of een gebrek aan grip op het al dan niet schrappen van buslijnen alleen op te lossen is door inbesteding. Provincies zouden er ook voor kunnen zorgen dat ze via de concessieafspraken meer grip en controle hierop krijgen. Mijn vraag is of daar wel voldoende werk van wordt gemaakt

Een dilemma waar ook de Raad van State op wijst, is dat een aanbesteding pas effectief is als voldoende marktpartijen zich melden en zij elkaar scherp houden. Het aantal private busbedrijven is gedaald naar vijf. Aanbestedingen laten zien dat de spoeling helaas heel dun is. Gaat de mogelijkheid van een provinciaal busbedrijf dan helpen om marktpartijen scherp te houden? Of krijg je het risico dat de markt nog minder aantrekkelijk wordt voor private bedrijven en deze zich terugtrekken, zoals de Raad van State aangeeft?

Voorzitter. Een laatste aandachtspunt is dat een provinciaal vervoersbedrijf niet automatisch gebruik kan maken van de diensten van Translink voor ov-kaarten en -betaalsystemen en van de vergoeding voor ov-studentenkaarten. Dat leert onder andere de ervaring bij de Westerschelde Ferry, een vervoersbedrijf van de provincie Zeeland. Mijn vraag is dan ook hoe we ervoor gaan zorgen dat bestaande en nieuwe provinciale vervoersbedrijven gewoon aangesloten worden op systemen voor ov-kaarten en ov-vergoedingen. Zou dit nog in het wetsvoorstel meegenomen kunnen worden?

Voorzitter, tot slot. Ik heb een "enerzijds" en een "anderzijds" weergegeven en wat overwegingen geschetst. Graag hoor ik een reflectie van de indieners en de staatssecretaris hierop om zo een goede afweging omtrent het wetsvoorstel te kunnen maken. U heeft in mijn bewoordingen echter ongetwijfeld horen doorklinken dat ik er wel voorzichtig positief tegenover sta.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Bushoff van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid, die wij kennen als een zeer kritisch Kamerlid. Ongetwijfeld gaat hij de indieners keihard aanpakken. Het aantal interrupties in deze termijn beperk ik overigens tot tien.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Welkom aan de nieuwe staatssecretaris. Ook mijn complimenten voor zowel de indieners, de heer De Hoop en de heer Van Dijk, als de ondersteuning voor het maken van deze initiatiefwet, die heel omvangrijk is. Nog los van de inhoud verdient dat inderdaad complimenten.

Voorzitter, u zei het al: dan maar naar de inhoud. Een kleine spoileralert: ik denk toch dat ik deze keer vrij positief ga zijn. Dat is wel met een reden, namelijk omdat het inhoudelijk gewoon een goed en heel degelijk voorstel is. Ik ga eerst even kort in op wat er vandaag aan initiatiefwet voorligt. Wat er vandaag voorligt, beoogt eigenlijk om regionale overheden, de provincies, de mogelijkheid te geven om zelf een ov-bureau op te zetten. De Europese PSO-verordening biedt die mogelijkheid voor lidstaten, mits nationale wetgeving dit niet verbiedt. In Nederland hebben we het in de wet zo geregeld dat deze mogelijkheid alleen gegeven is aan de vier grote steden. Dit wetsvoorstel regelt eigenlijk dat die mogelijkheid er ook komt voor andere regionale overheden: onze provincies. Dat ligt vandaag voor en ik denk dat dat een bijzonder goed voorstel is. Ik kan dat onderschrijven met het feit dat het zo belangrijk is dat we in Nederland inzetten op goed en betaalbaar openbaar vervoer.

Voorzitter. Enkele voorgangers zeiden ook al: wat nou als je afhankelijk bent van bijvoorbeeld de bus om naar de huisarts te gaan? Wat nou als je bijvoorbeeld geen auto hebt en in een dorp woont, maar naar de stad verderop moet voor je werk? Dan ben je voor brood op de plank dus afhankelijk van de bus, van het ov. Kinderen die verder van school in een dorp wonen en naar de middelbare school moeten, doen dat vaak fietsend. Soms wonen ze echter té ver weg en willen ze niet met de fatbike, maar toch graag met de bus gaan. Voor al dat soort mensen is het openbaar vervoer cruciaal. Het is heel belangrijk dat we ervoor zorgen dat het openbaar vervoer overal in Nederland, juist ook in de regio's en op het platteland, beschikbaar en ook betaalbaar is. Dan is het natuurlijk best pijnlijk om te constateren dat er in de afgelopen jaren 1.500 bushaltes verdwenen zijn. Ook moeten we constateren dat de verschraling met name haar weerslag vindt op het platteland. Bovendien constateren we dat de betaalbaarheid van het openbaar vervoer ook nog eens onder druk staat.

Voorzitter. Het gaat eigenlijk precies de verkeerde kant op ten opzichte van wat we moeten doen. We moeten er juist voor zorgen dat het openbaar vervoer overal in Nederland toegankelijk en betaalbaarder is. Dit wetsvoorstel regelt dat niet in één keer; ook daar moeten we eerlijk in zijn. Het is ook nodig dat daarvoor voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld en dat er niet wordt bezuinigd op het openbaar vervoer, maar dat er juist in wordt geïnvesteerd. Daarnaast is het nodig dat je de gereedschapskist — zo zal ik het maar noemen — van in dit geval provincies uitbreidt met een dergelijk instrument. Dat instrument moet ervoor zorgen dat een provincie kan zeggen dat ze het wel zelf doet als de markt faalt of er te weinig aanbieders zijn, zoals in Zeeland, die de uitvoer van het ov op zich willen nemen. Ik denk dat je dan niet alleen een verstandig extra instrument toevoegt aan de gereedschapskist van provincies, maar dat het ook een goede beweging is, namelijk ietsjes terug van privatisering naar meer publieke regie. Ook dat moet me van het hart. We hebben de afgelopen jaren veel aan de markt overgelaten, maar voor die belangrijke voorzieningen nemen we nu toch weer wat steviger het stuur van de samenleving in handen. Ook op dat vlak moet ik constateren dat dit wetsvoorstel een goede toevoeging is. Daarom zal het niet verbazen dat mijn fractie er positief tegenover staat.

Voorzitter. Ik heb er toch ook nog een aantal vragen bij. Stel je nou voor dat er zich een meerderheid in de Kamer zou aftekenen voor dit wetsvoorstel. Ik hoop het van harte. Ik hoop ook dat de collega's er vandaag duidelijkheid over kunnen verschaffen of ze dit wetsvoorstel positief benaderen, want ik denk dat het echt een meerderheid verdient en dat het goed is voor het openbaar vervoer in Nederland. Maar als dat gebeurt, ben ik toch nog wel benieuwd of de initiatiefnemers kunnen aangeven hoe zij denken dat provincies een keuze maken tussen het wel en niet inbesteden van het openbaar vervoer. Hoe zullen zij tot zo'n keuze komen?

Stel je voor dat deze mogelijkheid er komt voor provincies en dat een aantal provincies er inderdaad voor kiezen om het openbaar vervoer in eigen hand te nemen en een ov-bureau op te richten. Wat betekent dit dan voor de concessieperiode die we nu nog kennen?

Tot slot. Wat mijn fractie betreft is ook cruciaal hoe het verdergaat met de werknemers van de bedrijven die nu een concessie hebben. Ik zou ook graag van de initiatiefnemers horen hoe zij daartegen aankijken. Dan rest mij niks anders dan te zeggen dat ik ze straks veel succes wens bij hun beantwoording.

Tot zover.

De voorzitter:

De heer Soepboer, Nieuw Sociaal Contract.

De heer Soepboer (NSC):

We gaan met de botte bijl erdoorheen, voorzitter.

Voorzitter. Het gebeurt niet elke dag dat Kamerleden met een eigen wetsvoorstel komen. In moties zijn we hier heel goed, maar in eigen wetsvoorstellen toch iets minder. Dat recht hebben zij wel. Het is mooi als daar ook gebruik van wordt gemaakt. Daarom wil ik mijn bijdrage beginnen met een woord van dank aan de indieners van dit wetsvoorstel: mijn eigen collega, de heer Olger van Dijk, en de heer De Hoop. Ook richt ik mijn dank tot hun medewerkers, de medewerkers van de heer De Hoop, Jaap van der Heijden en Jan Daenen, en de medewerkers van mijn fractie, Daniël 't Hart en Maurits de Lint. Hartelijk dank. Er gaat enorm veel werk zitten in het schrijven van zo'n wetsvoorstel, meer dan mensen denken. Het is een belangrijk deel van ons werk.

Voorzitter. Dan gaan we toch naar de inhoud. Vandaag hebben we het over het openbaar vervoer. Overal in Nederland, van Den Haag tot Arnhem en van Zuid-Limburg tot, jawel, Fryslân, wordt het openbaar vervoer geregeld door middel van zogenoemde concessies. Daarmee worden vervoersbedrijven gecontracteerd om bepaalde lijnen te rijden. De impact van deze relatief onbekende concessies op het dagelijks leven van mensen is enorm. Het is het verschil tussen één keer per uur, één keer per dag of soms zelfs nooit een bus door je dorp, zeker als je zelf geen auto tot je beschikking hebt. Vervoersconcessies bepalen onder andere of en hoe vaak er een bus door je dorp rijdt. Als inwoner van Niawier, een van de allermooiste dorpjes van Nederland, dat zo'n 300 inwoners telt, weet ik precies hoe dat voelt. Voordat ik überhaupt in een trein kan stappen, moet ik twee keer in de bus, mocht ik besluiten om het openbaar vervoer te nemen. Er zijn mensen die genoodzaakt zijn om dat te doen. Gelukkig hebben we in Nederland goeie professionals met veel verstand van zaken om die concessies op te stellen en ook te beheren. Vervoersconcessies zijn misschien niet het allersexyste onderwerp. Ik zie in deze Kamer ook dat het heel vaak over andere dingen gaat. Maar juist hier raak je de mensen. Juist hier gaat het om. Juist hier kom je zo dichtbij.

Voorzitter. In Europa is bepaald dat concessies openbaar aanbesteed moeten worden. Dat betekent dat een provincie of vervoerregio een concessie opstelt. Daar kunnen bedrijven vervolgens op bieden. De beste wordt uitgekozen en dan kunnen de bussen weer zo'n tien jaar rijden. Nederland houdt zich netjes aan die Europese regels, tot op de punt na. Daarbij zijn wij het braafste jongetje van de klas. Dat brengt ons tot de kern van dit wetsvoorstel: de optie tot inbesteding. Soms komt het voor dat een concessie uitgeschreven wordt maar dat geen enkel vervoersbedrijf zich meldt om die concessie uit te voeren. In zo'n geval van marktfalen kan de provincie niet anders dan tijdelijk een noodconcessie uitschrijven, oftewel een aangepaste concessie opstellen in de hoop dat daar wel vervoersbedrijven voor te porren zijn. De provincie mag dan niet een eigen vervoersbedrijf oprichten om de concessie zelf uit te voeren. Dat is gek, want van Europa zou dat best mogen. In Nederland staan we dit eigenlijk ook al toe. Enkele grote steden mogen namelijk al hun eigen vervoersbedrijf hebben. Denk aan HTM in Rotterdam en Den Haag en GVB in Amsterdam.

Wat dit wetsvoorstel doet, is simpel: in het geval dat de markt faalt en er geen interesse is om busvervoer in een bepaalde regio uit te voeren, mag een provincie straks de concessie gunnen aan een eigen vervoersbedrijf. De fundamentele vraag hierachter is natuurlijk: mag de overheid het zelf doen als de markt faalt? Bij zoiets essentieels als busverbindingen op het platteland is het antwoord wat mij betreft absoluut ja. Mijn vraag aan de indieners van dit wetsvoorstel is hoe zij hiertegen aankijken. Overigens regelt dit wetsvoorstel alleen dat provincies dit mógen doen. Het zal een afweging van de provincie zelf zijn en in geen enkel opzicht een verplichting. Wat mijn fractie betreft geven wij de provincies de mogelijkheid. Wij achten provincies goed in staat zelf de afweging te maken of ze daar gebruik van willen maken.

Tot slot, voorzitter. Daarna kom ik tot een afronding. Ik zie hier ook een kersverse staatssecretaris Openbaar Vervoer. Ik heb hem vorige week voor het eerst getroffen bij het notaoverleg over veerboten en ik ben blij om hem ook hier plenair te zien en hier mijn felicitaties aan hem over te brengen. Voor de staatssecretaris heb ik een kort vraagje: deelt hij de opvatting van dit wetsvoorstel dat het slechts de mogelijkheid biedt tot provinciale inbesteding? En kan de staatssecretaris aangeven welke andere Europese landen de optie tot inbesteding opgenomen hebben in hun nationale wetgeving?

Daar laat ik het graag bij, voorzitter. Zoals u merkt, ben ook ik erg positief.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Van Kent, SP.

De heer Van Kent (SP):

Voorzitter. Ik sluit me aan bij alle positieve woorden die hier zijn gesproken, over het initiatief, maar natuurlijk vooral over de indieners van deze initiatiefwet, in het bijzonder degenen die het echte werk — laten we wel eerlijk zijn — hebben gedaan, namelijk de ondersteuners die dit wetsvoorstel hebben geschreven. Ik wens jullie ook allemaal veel succes en wijsheid toe bij het vervolg. Dan kijk ik weer naar de Kamerleden die dit initiatiefwetsvoorstel hebben ingediend, want die zullen aan de bak moeten na alle vragen en opmerkingen, wat ons betreft inderdaad snel na het reces.

Voorzitter. Openbaar vervoer is van cruciaal belang. Het brengt geliefden, familieleden en vrienden samen. Maar het zorgt ook voor cruciale verbindingen naar werk, school of ziekenhuizen en zorg. Terwijl dit kabinet belooft dat het meer openbaar vervoer in de regio wil, zien we een enorme kaalslag: het verdwijnen van openbaar vervoer, een botte bezuiniging op het openbaar vervoer, die eigenlijk een administratieve fout blijkt te zijn, waardoor een op de vijf buslijnen in steden en dorpen dreigt te verdwijnen en een prijsverhoging bij de NS, die natuurlijk ook onderdeel uitmaakt van ons ov-stelsel en met buslijnen te maken heeft. Je gaat namelijk met de bus naar de trein of vanuit de trein met de bus. Eindeloze stromen van geld dat is bedoeld voor het openbaar vervoer lekken weg naar aanbestedingscircussen en naar de zakken van buitenlandse aandeelhouders en buitenlandse staatsbedrijven. Dat gaat om Franse staatsbedrijven, Duitse staatsbedrijven en staatsbedrijven uit nota bene Israël, die hier met bussen rondrijden.

Al eerder lag er een initiatiefvoorstel van de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66 en de SP. Dat zag erop toe dat er in ieder geval voor de vier grote steden geen aanbestedingsplicht zou komen en er onderhands zou kunnen worden gegund. Ik zie deze initiatiefwet als een vervolg daarop. Het biedt die mogelijkheid namelijk niet alleen aan de grote steden, maar ook aan provincies. Het gaat met nadruk niet om een plicht en een termijn waarop dat allemaal moet gebeuren, maar in ieder geval om de ruimte, zoals in Zeeland, om als het misgaat een keuze te hebben en niet gedwongen te zijn met noodconcessies en lapmiddelen te werk te gaan.

Voorzitter. Die bussen moeten rijden voor de reiziger, en niet voor de winst. Dat moet het uitgangspunt zijn. Dat is ook het doel van deze wet en daar staat de SP vanzelfsprekend honderd procent achter. Wel willen we weten wat er in de ogen van de indieners gebeurt met het personeel en het materieel. Als het een provinciaal bedrijf wordt, gaat het personeel en materieel dan over naar het provinciaal openbaarvervoerbedrijf, net als bij de overgang van een concessie? Kunnen de indieners daar nader op ingaan?

Voorzitter. Ook ik kan niet de verleiding weerstaan om aan de staatssecretaris te vragen hoe hij de zojuist aangenomen motie-De Hoop c.s., die verzoekt om de bezuinigingen op het ov niet door te laten gaan, gaat uitvoeren. Ik weet zeker dat ook de indieners het met de SP eens zijn dat als we de provincies de ruimte geven om goed openbaar vervoer in eigen hand te organiseren, er vanuit het Rijk voldoende financiële middelen moeten zijn om dat te kunnen betalen. Niet alleen moeten die lijnen gaan toenemen in plaats van dat er minder lijnen en minder bushaltes komen, maar ook moet de prijs niet gaan stijgen, maar juist gaan dalen. Want alleen fijnmazig en betaalbaar, en op termijn wat ons betreft gratis, openbaar vervoer is goed openbaar vervoer.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Een vraag, een interruptie. Dat hadden we niet verwacht. De heer Boutkan, PVV.

De heer Van Kent (SP):

U heeft er tien, hè.

De voorzitter:

Hij heeft er hierna nog negen te gaan.

De heer Boutkan (PVV):

Dank u wel, voorzitter, voor deze toezegging. Ik heb een vraag aan de heer Van Kent. Ik hoorde hem zojuist een heel rijtje buitenlandse firma's noemen waar het geld naar verdwijnt. "In de zakken van", hoorde ik hem zeggen. Daaronder was ook een Israëlisch bedrijf.

De heer Van Kent (SP):

EBS, ja.

De heer Boutkan (PVV):

Dat is een Israëlisch bedrijf dat een aanbesteding heeft gewonnen die was uitgeschreven. Is de heer Van Kent van de SP het niet met de PVV eens dat het goed is en dat we eigenlijk blij zouden moeten zijn dat er in ieder geval een aanbesteder heeft ingeschreven op een misschien wel heel slechte uitschrijving op deze concessie? Anders moeten alle mensen die nu gebruikmaken van die bus, van dat openbaar vervoer, gaan lopen. Is dat wat de heer Van Kent wenst?

De heer Van Kent (SP):

De PVV en de SP delen niet veel, maar wel een aantal zaken. Een daarvan is het belang van publiek georganiseerd openbaar vervoer. De PVV vindt ook dat NS en ProRail staatsbedrijven moeten blijven en dat we daar maximale invloed op moeten hebben. Ik neem aan dat de PVV deze initiatiefwet ook gaat steunen. Het antwoord op uw vraag is dat die bedrijven wat de SP betreft zo snel mogelijk moeten vertrekken uit Nederland. Wat de SP betreft organiseren we het openbaar vervoer in publieke handen, in dit geval in provinciale handen, bij de NS in rijkshanden en bij de G4 in gemeentehanden, en laten we buitenlandse staatsbedrijven of bedrijven waar sprinkhaankapitalisten achter zitten niet toe op onze ov-markt.

De heer Boutkan (PVV):

Het is op dit moment niet anders. Totdat dit intiatiefwetsvoorstel, als het wordt aangenomen, feitelijkheid wordt, hebben we te maken met de werkelijkheid, dus ook met EBS. Mocht er tussentijds ergens een concessie komen, dan kan EBS gewoon nog meedoen. Mijn vraag aan de heer Van Kent is dus nogmaals: wenst u anders de passagiers toe dat zij er maar geen gebruik van moeten maken — laat ik het maar heel stellig zeggen — omdat een Israëlisch bedrijf hierachter zit? Moeten zij dan maar gaan lopen?

De heer Van Kent (SP):

Wij maken daarin geen onderscheid. We vinden ook niet dat Duitse of Franse staatsbedrijven hier winst moeten maken met het openbaar vervoer en zichzelf leningen verstrekken waar ze hoge rentepercentages voor betalen, waardoor er gewoon geld van ons openbaar vervoer, van onze reizigers, van onze gemeenten, onze Provinciale Staten, ons Rijk naar buitenlandse bedrijven verdwijnt. Ik neem aan dat de PVV dat ook vindt. Ik ben blij dat u deelneemt aan het debat; tot voor kort was u nog niet ingeschreven voor dit debat. Ik ben heel benieuwd wat de PVV straks gaat zeggen, want ik ben er eigenlijk maar van uitgegaan dat de PVV deze wet ook gaat steunen, zodat de provincies de vrijheid krijgen om in eigen hand publiek openbaar vervoer te organiseren zonder buitenlandse bedrijven die hier ons ov-geld komen roven.

De voorzitter:

Prima. Mevrouw Veltman, VVD.

Mevrouw Veltman (VVD):

Voorzitter. Allereerst vind ik het mooi om te zien hoe deze twee collega's uit de commissie Infrastructuur en Waterstaat, waar ik ook in zit, nu samen dit voorstel presenteren. Welkom aan de staatssecretaris, die ik voor het eerst in deze zaal tref.

Voorzitter. Laat ik beginnen met wat ons wel bindt. Ook de VVD wil namelijk het beste voor het vervoer voor de reiziger. Verder zal ik een iets ander verhaal laten horen dan wat u tot nu toe van mijn voorgangers heeft gehoord, want hier eindigt de overeenstemming helaas. Waar wij uitgaan van een schaarse begroting die vraagt om slimme keuzes, lijken de indieners te denken dat geld en capaciteit onbeperkt zijn en dat als de markt even niet bevalt, je maar gewoon zelf een ov-bedrijf moet oprichten. Dat is geen beleid. Dat is een ideologische reflex, wat mij betreft.

De indieners doen dit voorstel vanuit een fundamenteel wantrouwen jegens commerciële vervoerders. Dat maak ik tenminste op uit de teksten in de toelichting. De private vervoerders zouden alleen geïnteresseerd zijn in winst, niet in de reiziger. Maar dat beeld klopt niet. Marktwerking heeft juist geleid tot een vernieuwend aanbod, de zero-emissievloten, een efficiëntere inzet van middelen en een betere dienstverlening. Zonder marktwerking hadden we bijvoorbeeld geen OVpay gehad, geen forse investeringen in materieel en geen ondernemers die met miljoenen aan voorinvesteringen inschrijven op een concessie, want dat kost het om je te kunnen inschrijven. Het is werkelijk een karikatuur om te doen alsof private partijen afhaken zodra het moeilijk wordt. Wat je wel ziet, is dat bedrijven zich terugtrekken als de overheid zelf de concurrent gaat spelen. Dat is precies wat dit wetsvoorstel faciliteert.

Dan de inhoud, of liever gezegd: het gebrek daaraan. De Raad van State heeft het al vastgesteld: de probleemanalyse ontbreekt. De link tussen het aanbesteden en de geschetste knelpunten wordt niet gelegd. De onderbouwing is flinterdun, maar elke keer als we daar vragen over stellen, krijgen we hetzelfde antwoord: het is niet verplicht; het is alleen een mogelijkheid voor de provincies. Die dooddoener lijkt alles op te lossen; er is geen bewijs, geen financiële doorrekening en geen analyse van de gevolgen voor de marktwerking of het investeringsklimaat nodig, want het is niet verplicht.

De heer Soepboer (NSC):

Ik was eigenlijk van plan te wachten tot het einde, maar er kwam zoveel achter elkaar dat ik dacht: ik ga nu maar gewoon beginnen en dan zien we wel waar we eindigen. Een van de eerste dingen die ik opschreef, was dat u zei dat er bij de indieners sprake zou zijn van een ideologische reflex en dat er een karikatuur wordt gemaakt van hoe er met investeerders et cetera wordt omgegaan. Maar mevrouw Veltman maakt dan toch een beetje een karikatuur van het voorliggende wetsvoorstel. Dat is tenminste de smaak die bij mij opkomt. Mijn concrete vraag luidt als volgt. Mevrouw Veltman verheerlijkt hier de marktwerking. Kan zij één serieus genomen econoom noemen die ooit heeft gezegd dat de markt perfect werkt?

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik reageer eerst op waar ik de woorden "karikatuur" en "ideologische reflex" vandaan heb. Die komen uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel en de antwoorden die ik heb gekregen, voor zover ik die heb gekregen, op de vele vragen die ik heb gesteld naar aanleiding van het wetsvoorstel. Ik kan allerlei namen gaan noemen en hier een quiz gaan spelen met u, maar ik vind het belangrijk dat we niet over het hoofd zien dat de marktwerking ook hele goede dingen heeft gebracht. Ik zie dat er in de reflex wordt geschoten dat het alleen maar om grote winsten en niet om de reiziger gaat, maar het probleem zit volgens mij op een ander punt. Daar kom ik zo nog op in mijn bijdrage.

De heer Soepboer (NSC):

We hoeven geen quiz te doen en u hoeft ook geen naam te noemen, want ze zijn er niet. Zo simpel is het. De markt kan hier en daar natuurlijk een zekere positieve werking hebben, maar deze loopt hier en daar ook tegen de grenzen van zijn kunnen aan. Kan mevrouw Veltman het met mij eens zijn dat de markt het hier en daar toch ook echt laat liggen en dat wij als overheid dan moeten ingrijpen om het beste voor onze burgers te doen?

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik ben het überhaupt principieel niet eens met de vraag. De markt laat het niet liggen. Op het moment dat een provincie een aanbesteding doet, dan mogen partijen daarop reageren. Als er niet wordt gereageerd, zoals bijvoorbeeld in Zeeland is gebeurd, dan wordt er hier in deze zaal meteen gezegd "dat ligt aan die partijen". "Die willen niet inschrijven en maken alleen maar grote winsten", hoor ik daar nog achteraan. Maar ik denk: wat is er nou fundamenteel misgegaan bij die aanbesteding waardoor ze niet hebben ingeschreven? Ik kan wel zeggen dat in de praktijk is gebleken dat door decentralisaties en aanbestedingen van het openbaar vervoer de kwaliteit omhoog is gegaan en de prestaties zijn verbeterd. De prijzen kun je dan natuurlijk ook scherper houden, omdat je naar elkaar gaat kijken: hoe doen we het zo goed mogelijk voor een zo goed mogelijk budget? Dat budget is dus het uitgangspunt. Als je hetzelfde budget hanteert, dan vraag ik me werkelijk af of een eigen ov-bedrijf betere prestaties gaat leveren dan marktpartijen die elkaar beconcurreren.

De heer Soepboer (NSC):

Dat is een heel lang antwoord. De vraag was vrij fundamenteel. U zegt: we hebben hier te maken met een verschil van inzicht over marktwerking. Maar mijn vraag aan u was: kunt u het met ons eens zijn dat er op sommige momenten toch echt sprake is van een falende marktwerking, dat de markt niet doet wat die zou moeten doen, en dat het daarom in dat soort uiterste gevallen geoorloofd is om in te grijpen, om het beste te doen voor onze mensen? Kunt u dat met ons eens zijn?

Mevrouw Veltman (VVD):

Dat ben ik niet met u eens. U zegt dat de markt faalt, maar ik denk dat in dit geval niet de markt faalt, maar dat er een betere aanbesteding moet worden uitgeschreven. Als je op datzelfde moment, onder dezelfde voorwaarden, dit zou neerleggen bij een ov-bedrijf in handen van de overheid, dan zou dat net zomin die prestaties kunnen leveren. Ik ben het dus niet met u eens.

De heer Soepboer (NSC):

Via de voorzitter: u kunt toch niet met droge ogen dit verhaal houden, terwijl er ook honderdduizenden mensen bijvoorbeeld geen woning kunnen bezitten? Ook daar zien we dat de markt het eigenlijk niet redt en dat we toch in moeten grijpen in de markt om het beste te doen voor onze mensen. Eigenlijk zie ik hier eenzelfde soort geste. U hebt mij niet zien wijzen naar wie dan ook. Wij zien dit als een ultiem middel; als niks lukt, is er dan de mogelijkheid voor provincies om te zeggen: dan, desgewenst, doen we het zelf. Dus nogmaals de vraag, ook buiten het ov om: kunt u het met ons eens zijn dat mensen in Nederland op dit moment de dupe worden van het feit dat de markt zijn werk niet doet? Bent u het ermee eens dat je dan gewoon als overheid moet kunnen zeggen: laten we nu de handen ineenslaan om toch een, in dit geval kleine, ingreep te kunnen doen om die mensen met de bus te laten rijden en niet in de regen te laten staan in die dorpen? Als dat het is, kunt u dat dan met ons eens zijn?

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik ben het er nog steeds niet mee eens. We hebben hier nu geen debat over woningbouw. Overigens vind ik daarover grotendeels hetzelfde, maar laten we die discussie in het woningbouwdebat voeren met elkaar. De heer Soepboer zegt dat ingrijpen in de markt nodig is. Ik ben wel van mening dat het als je met elkaar een goed functionerende markt hebt, in bepaald publiek belang nodig is dat er bijvoorbeeld een goede marktmeester is, die in de gaten houdt of het allemaal goed blijft gaan. Daar hebben we bijvoorbeeld de ACM voor nodig en daar kan de overheid zelf een rol in spelen. Daar zijn toezichthoudende instanties voor. Alleen, wat hier nu gebeurt, is in feite ingrijpen in de markt. Dat zegt de heer Soepboer ook. Daarmee veroorzaak je zelfs dat concurrerende vervoersbedrijven het minder interessant zullen vinden om te gaan inschrijven op een aanbesteding, minder zekerheden hebben en zich dus ook minder op de markt zullen willen begeven, wat volgens mij slecht is voor het elkaar scherp houden door concurrentie. Dat is uiteindelijk dus echt niet beter voor de reiziger. Daar zit dan een fundamenteel verschil van mening.

De voorzitter:

Ten slotte.

De heer Soepboer (NSC):

Ten slotte constateer ik inderdaad dat er sprake is van een fundamenteel meningsverschil en van marktverheerlijking. Maar goed, ik denk dat we het daarover vandaag inderdaad niet eens worden, mevrouw Veltman. Ik wacht de rest van uw betoog dus af.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Ik heb toch ook een beetje met een lach op mijn gezicht gekeken naar wat er net gebeurde, want het werd de indieners door de VVD verweten in een reflex te schieten. Maar zodra het woord "markt" viel in deze Kamer, zag ik eigenlijk maar één reflex, namelijk een VVD die zei: die is heilig; kom er vooral niet aan. Dat is eigenlijk tot nog toe de enige reflex die ik hier in deze Kamer gezien heb.

Mijn vraag is eigenlijk of de VVD het ov op al de plekken in Europa, maar ook in Nederland, waar het ov door bijvoorbeeld regionale overheden wordt uitgevoerd, slecht vindt.

Mevrouw Veltman (VVD):

Nee, maar ik denk wel dat het beter wordt naarmate je meer concurrentie krijgt. Dat is mijn stellige overtuiging.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Maar als het dan niet allemaal slecht is, en misschien zelfs wel goed, zou het dan niet zinvol zijn om die mogelijkheid uit te breiden naar andere regio's in Nederland, zodat die het ov in eigen hand kunnen nemen als de markt toch faalt, en misschien wel om de markt een beetje op scherp te zetten? Ziet de VVD daar dan geen enkele meerwaarde in?

Mevrouw Veltman (VVD):

Sorry, wilt u de vraag nog even herhalen?

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Het verbaast mij nogal dat de VVD zegt: nee, het is niet allemaal slecht waar regionale overheden het ov in eigen beheer hebben. Dat zegt de VVD dus al: nee, dat gaat op sommige plekken eigenlijk best wel goed. Vervolgens zegt ze: nee, we willen die mogelijkheid absoluut niet uitbreiden naar andere regionale overheden. Dat verbaast mij dus gewoon. Ik kan dat niet helemaal met elkaar rijmen, maar misschien kan de VVD die logica nog wat beter uitleggen.

De tweede vraag was de volgende. Zou het niet juist zinvol zijn om deze mogelijkheid te geven aan provincies, zodat die het waar de markt faalt zelf kunnen doen of die markt juist een beetje kunnen prikkelen, van: je moet het beter doen, anders doen wij het zelf wel?

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik heb daarnet gezegd — daarom dacht ik: is het nou dezelfde vraag of niet? — dat als je uitgaat van schaarste van budget, en dat is volgens mij wel het economische principe dat we hier moeten hanteren, je moet zorgen voor zo goed mogelijk ov met het budget dat je beschikbaar hebt. Dus als ik zeg dat ov ook wel goed gaat als het in handen is van de overheid, wil dat niet zeggen dat het niet beter kan. Voor mij is het dan belangrijk, juist om de reiziger niet in de kou te laten staan, om het allerbeste ov te kunnen bieden binnen ons beschikbare budget. Dat betekent dus niet dat we erin berusten dat het dan maar gebeurt door een ov-bedrijf dat niet geprikkeld wordt om het beter te doen in prestaties en budget, en dat we op die manier te zeggen: zo is het wel goed. Ik zou graag meer willen voor de reiziger.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Dat GroenLinks-PvdA het niet eens is met de VVD, is op zich niet heel uniek. Maar ik moet wel zeggen: dit vind ik niet de meest sterke redenering van de VVD die ik weleens heb gehoord. Aan de ene kant wordt nu namelijk gezegd: "Stel je voor dat de overheid zelf het ov regelt. We weten dan niet of het beter kan. Dus ja, we vinden het eigenlijk niet zo fijn dat de overheid dat op sommige plekken zelf doet. Misschien gaat het wel beter als we het aan de markt laten." Maar aan de andere kant zijn ze er heilig van overtuigd dat als we het aan de markt laten, het altijd beter zal zijn dan wanneer de overheid het zelf doet, terwijl we al een heel aantal voorbeelden hebben waarbij het goed gaat als de overheid het doet. Hoe rijmt de VVD dat met elkaar?

Mevrouw Veltman (VVD):

Dat rijm ik als volgt. We hebben veel voorbeelden gezien van aanbestedingen waarop bedrijven zich kunnen inschrijven waarbij de kwaliteit aantoonbaar beter wordt en waarbij de geleverde prestaties voor het budget dat er is, omhooggaan. Dat zien we dus ook.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Toch even over dat budget, want dat triggert mij nu al de hele tijd. Helaas was het de VVD die heeft gezegd: we willen graag bezuinigen op het openbaar vervoer. Het was de VVD die zojuist nog tegen het schrappen van de bezuiniging op het openbaar vervoer stemde. Dat was een motie van de heer De Hoop, die gelukkig wel is aangenomen. Ik vraag me het volgende af. Als de VVD inderdaad de reiziger op één zet, graag wil dat het ov niet verder versobert en dat de markt gewoon goed en betaalbaar ov kan regelen, zou het dan niet verstandiger zijn om als VVD geen budgetten te schrappen, maar juist te investeren in het ov?

Mevrouw Veltman (VVD):

De bezuinigingen in het ov zijn inderdaad een jaar geleden afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Die keuze is gemaakt met de toenmalige coalitie ten opzichte van onderwerpen als veiligheid en de portemonnee van de burger. Dat is de keuze waar we toen voor hebben gestaan en waar we nog steeds voor staan. Des te belangrijker is het dat je zo goed, doelmatig en effectief mogelijk openbaar vervoer levert voor het budget dat je hebt. Ik kan u verzekeren: dat gebeurt niet als we in de reflex schieten van "een ov-bedrijf zelf opbouwen, organiseren en in stand houden als overheid". We kunnen het beter aan de markt laten.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Tot slot. De VVD zegt: wij staan nog voor die bezuiniging op het ov. Gelukkig staan ze daar met een steeds kleinere hoeveelheid zetels voor. Gelukkig heeft net een meerderheid van de Kamer gezegd: een deel van die bezuiniging willen we schrappen. Ik hoop ook echt dat de VVD-staatssecretaris — ik moet "de staatssecretaris" zeggen — er heel erg veel werk van gaat maken om die bezuiniging inderdaad van tafel te halen. Als je wilt dat de reiziger op één komt te staan, zeg ik ook in de richting van de VVD, dan moet je die bezuiniging op het ov schrappen, investeren in het ov, en kijken hoe je de gereedschapskist van regionale overheden kan uitbreiden met instrumenten om het ov te verbeteren. Ik hoor eigenlijk niks van dat alles van de VVD, dus ik kan niet anders dan concluderen dat de VVD in woord zegt "we staan voor de reiziger", maar in daad de reiziger gewoon keihard in de kou laat staan.

Mevrouw Veltman (VVD):

Wat mij betreft is het tegenovergestelde waar. Ik vind dat je de reiziger in de kou laat staan als je denkt dat je het voor hetzelfde budget als overheid in eigen beheer beter kunt doen. Het is gewoon niet waar. Het is ook aantoonbaar niet waar. Ik wil over die bezuinigingen nog kwijt dat het geen feest was toen we hoorden dat dit was afgesproken. Alleen, het is wel een keuze geweest ten opzichte van bijvoorbeeld het staan voor de veiligheid, werken aan onze veiligheid in dit land, de steun aan Oekraïne en alle dingen die we doen voor de portemonnee van mensen. U kunt daar in uw stoel zitten fronsen en mopperen, maar het gaat erom dat we met elkaar de juiste keuzes hebben moeten maken.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat laatste is natuurlijk aantoonbare onzin: de onderhandelaars wisten niet wat ze deden. Althans, dat geldt voor een deel van hen. Die bezuinigden op de brede doeluitkeringen. Dat is heel technisch woord. Veel mensen wisten niet wat erachter schuilging. In één keer kwam er — hup — een bezuiniging op het ov uit van 110 miljoen. Die brede doeluitkering bleek toen helemaal niet afgeschaft te kunnen worden, en er bleek geen efficiencywinst. Maar gelukkig zie ik een staatssecretaris die zit te popelen om de motie-De Hoop uit te voeren! Mijn vraag gaat over … Voorzitter, ik zie de staatssecretaris wegkruipen! Laten we dat niet doen, want er zijn foto's van andere staatssecretarissen die onder dat bankje kruipen. Maar oké, dat terzijde.

Ik zeg tegen collega Veltman-Kamp: laten we toch pragmatisch zijn. Mijn collega maakt er een gigantisch ideologisch debat van, door te zeggen: die marktpartijen doen het altijd beter wat betreft het ov. Initieel hebben de private partijen die een aantal decennia terug het regionaal ov zijn gaan uitvoeren inderdaad grote verbeteringen behaald ten opzichte van de publieke bedrijven, die misschien hier en daar — dit zeg ik zonder ze tekort te willen doen — in winterslaap waren geraakt. Maar inmiddels zijn die initiële resultaten wel behaald voor de reiziger. Het is helemaal niet gezegd dat dingen inefficiënter worden als je nu zou overgaan naar inbesteding. Dan kun je toch nog steeds de volgende stelling hanteren: laten we voor hetzelfde geld zo veel mogelijk ov aan de reiziger bieden en moge de beste winnen. Dan is de optie voor inbesteding toch helemaal geen rare stok achter de deur?

Mevrouw Veltman (VVD):

Maar stel dat je dat pakket met dezelfde voorwaarden neerlegt bij een ov-bedrijf dat in handen is van de overheid. Ik denk dat dat bedrijf dan met net zulke uitdagingen zou komen te kampen als de marktpartijen, die er op zo'n moment dan bijvoorbeeld voor zouden kiezen om niet in te schrijven op die aanbestedingen. Mijn punt is vooral: als je diezelfde voorwaarden hanteert, moet je volgens mij voor de meest doelmatige en efficiënte oplossing kiezen. In mijn ogen zou dat dan niet een overheidsbedrijf zijn. Ik kom daar later in mijn bijdrage nog wel op terug.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Maar sinds de introductie van het aanbesteden zijn we het instrument van benchmarking steeds meer gaan gebruiken. Het is op voorhand helemaal niet gezegd dat een commercieel bedrijf per se altijd efficiënter is dan een bedrijf dat uiteindelijk in staatshanden, of in handen van de regionale overheid is. Denk aan de onvolprezen HTM, RET en GVB. Maar bij aanbestedingen heb je wel te maken met grote transactiekosten, want om de acht of om de tien jaar wordt het busvervoer in een regio aanbesteed. Iedere keer kan het weer een andere partij zijn die dat moet doen. Dat gaat dus gepaard met grote transactiekosten, die je bij een inbesteding helemaal niet hebt. Kan mevrouw Veltman daar ook eens op reflecteren? Als je inbesteedt, hoef je bepaalde kosten niet te maken. Als je met benchmarking werkt, kun je wel degelijk een heel goed resultaat voor de reiziger tegen een acceptabele prijs organiseren.

Mevrouw Veltman (VVD):

Volgens mij heeft de heer Grinwis nu een aantal punten genoemd, dus ik hoop dat ik ze allemaal goed oppak. Allereerst iets over het idee dat een overheidsbedrijf niet per se minder efficiënt zou zijn. Omdat de huidige marktpartijen, die kunnen bieden op aanbestedingen, op grote schaal werken, hebben zij de mogelijkheid om te lenen tegen lage rente op de kapitaalmarkt. Ook kunnen zij inkopen doen voor bijvoorbeeld zero-emissievoertuigen, waarmee zij een lagere prijs kunnen uitonderhandelen dan één provinciaal overheidsbedrijf zou kunnen doen, nog even afgezien van alle kennis die je daarvoor moet hebben. Denk aan alle inkoopkennis van zero-emissie tot batterijtechniek en tot wat dan ook. De organisatie van een geheel eigen ov-bedrijf vergt veel meer. Ik denk zelfs dat dat nog veel meer vergt dan überhaupt die transactiekosten waar de heer Grinwis het ook over heeft; maar goed, ik heb die berekening niet gemaakt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Maar als ik daar nog op door mag gaan: wat is er dan op tegen — want ik snap deze argumenten — om als veiligheidspal in de wet de optie tot inbesteden vast te leggen? Dan begin je in principe gewoon met aanbesteden, maar kun je "voor het geval dat" teruggrijpen op inbesteden. Wat is daar nou mis mee als de optie van mevrouw Veltman, namelijk aanbesteden aan een marktpartij, zo te prefereren en zo evident superieur is?

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik zou het eeuwig zonde vinden als dit wetsvoorstel ervoor zou zorgen dat marktpartijen zich terugtrekken. Als er door dit wetsvoorstel de mogelijkheid wordt geboden om dit zelf te gaan doen, en als bepaalde politieke besluiten in bepaalde provincies ertoe zouden leiden dat men dit zelf gaat doen, dan gaan die marktpartijen dit veel minder interessant vinden. Dan gaan die marktpartijen die investeringen niet meer doen. Die gaan de kapitaalmarkt niet meer op om tegen gunstige voorwaarden te leveren. Dat gebeurt allemaal om efficiënt, tegen zo laag mogelijke tarieven, wel het beste vervoer voor de ov-reiziger in Nederland te bieden. Dat is mijn angst en dat is waarom ik zeg: niet doen.

De voorzitter:

Ten slotte.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ten slotte, inderdaad. Dit kun je natuurlijk omdraaien. Juist omdat die optie tot inbesteden er ligt, laat je het wel uit je hoofd om ergens niet op in te schrijven. En ja, de provincie Zeeland, of welke provincie dan ook, moet zorgen voor de juiste aanbestedingsvoorwaarden. Als daar dus wat aan verbeterd had moet worden, is dat prima, maar je kunt het argument van mevrouw Veltman net zo makkelijk omdraaien door te stellen dat altijd de stok van het inbesteden achter de deur zit, dus je schrijft wel in met een goede aanbieding. Maar oké, ik zou zeggen: benader het pragmatisch en wees niet al te bezorgd over deze veiligheidspal. Maar daarop scheiden waarschijnlijk onze wegen deze dag.

Mevrouw Veltman (VVD):

Misschien geldt ook wel wat ik zei: kennis en kunde om zoiets te organiseren en zoiets in eigen hand te hebben, is nogal wat. Er wordt vrij gemakkelijk over gedacht, vind ik. Wil je dat echt goed doen, dan zit je volgens mij beter bij de marktpartijen, die daar ontzettend bedreven in zijn.

De heer Van Kent (SP):

Net als de heer Grinwis heb ik hier in Den Haag in de gemeenteraad gezeten. We hebben allebei de ervaring met HTM en met de dreigende aanbesteding die toen afgedwongen dreigde te worden door de VVD-staatssecretaris, met als gevolg dat er een initiatiefnota is gekomen en dat er uiteindelijk geen plicht is gekomen om dat aan te besteden. Dat is een zegen. Het scheelt namelijk heel veel transactiekosten. Het zorgt ook voor een nauwe verbondenheid met het openbaar bestuur in de stad, bijvoorbeeld bij besluiten voor een NAVO-top, voor Prinsjesdag of voor andere gelegenheden. Dan kan er makkelijk met het openbaarvervoerbedrijf samengewerkt worden, in plaats van dat er allerlei contracten moeten worden gesloten en er grote bedragen op tafel moeten worden gelegd. Ik zou aan de VVD willen vragen: wat is nu het grote probleem in de drie grote steden, waar het openbaar vervoer onderhands wordt aanbesteed?

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik wil de vraag graag omdraaien: waarom heeft Utrecht ervoor gekozen om toch aan te besteden, terwijl het de mogelijkheid had om een eigen ov-bedrijf te starten? Ik mag natuurlijk geen vraag terugstellen, voorzitter, maar dan leg ik het liever uit. Vrij recent, op het moment dat Utrecht de mogelijkheid kreeg om nieuw openbaar vervoer in zijn stad en gemeente te regelen, is er niet voor gekozen om een eigen bedrijf op te zetten, maar er is toch gekozen voor het aanbesteden in de markt. Dat is gebeurd omdat het zó een ontzettende grote hoeveelheid werk is, zo veel kennis en kunde vraagt en niet per se minder geld kost. Want als je hetzelfde wil doen, kost het nog steeds geld.

De heer Van Kent (SP):

Ik had een vraag gesteld, namelijk wat er mis is in die drie grote steden. Daar heeft de VVD geen antwoord op. Dat begrijp ik, want het gaat goed in die drie steden. Natuurlijk kunnen er allemaal dingen beter, de prijzen enzovoort, maar in principe gaat het goed daar. Het feit is dat het dividend, het geld dat verdiend wordt, in de gemeenschap blijft en niet naar een buitenlands bedrijf of naar een buitenlands staatsbedrijf gaat. Feit is ook dat alle transactiekosten die gemoeid zijn met de overgang van concessie naar concessie niet gemaakt hoeven te worden. Feit is ook dat er heel goed samengewerkt wordt tussen de stad en de ov-organisatie. Daar zijn ook VVD'ers warm voorstander van. De heer Bruno Bruins zit bij HTM hoog in de toren, letterlijk. Maar ook Jozias van Aartsen zei in die tijd, tegen de eigen VVD-staatssecretaris in: je moet het ov in de vier grote steden niet aan laten besteden, maar dat moet je onderhands laten gunnen; dat is van belang voor onze stad. Daarom is dus nogmaals de vraag: wat gaat er in de ogen van de VVD nou zo mis in de drie grote steden waar het openbaar vervoer niet openbaar wordt aanbesteed, maar onderhands wordt gegund?

Mevrouw Veltman (VVD):

In mijn betoog heb ik het volgende gezegd. Ik kom daar later nog verder op terug. Misgaan is één; dat is een zwarte kijk op de situatie. Ik zou het mooi vinden als die bedrijven het nog efficiënter en nog beter doen en voor hetzelfde geld een nog betere prestatie kunnen leveren. Als voorbeeld noem ik Amsterdam, waarvan Arriva heeft gezegd: wat GVB nu doet, kunnen wij voor 55 miljoen euro minder. Op het moment dat ik dat hoor, vind ik dat interessant, want ook dat is belastinggeld. Dat is de manier waarop ik ernaar kijk. Ik hoor net ook: winst blijft dan in de gemeenschap en die gaat nu alleen maar naar grote bedrijven. Ik gaf net ook aan dat de winst bij deze bedrijven ook gaat naar het investeren in de zero-emissievloten gaat, in het zorgen dat je altijd goed het nieuwste materiaal aan kunt schaffen en in het goed blijven zorgen voor je personeel. Dus hoezo "winst gaat naar buiten"? Het wordt geïnvesteerd. Die winst houdt de partijen scherp om het beste te leveren binnen het budget dat ze hebben.

De voorzitter:

Ten slotte, meneer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):

Het moet toch niet gekker worden! Ook in de grote drie steden wordt de stap gezet naar zero-emissievoertuigen. Daar worden investeringen gedaan. Daar is kennis aanwezig. Ik zal me netjes uitdrukken: dit is dus bullshit; dit is onzin. Dit is écht onzin. Daarbij geldt dat het wel degelijk zo is … Zeker, ze presenteren zich eerst als de reddende engel. Voor een laag tarief stappen ze ergens een markt in, trekken die markt leeg en maken winst. Zo doen die, vaak buitenlandse, bedrijven dat, zeker de bedrijven die aangestuurd worden door private equity, door roofkapitalisten die in die bedrijven de zeggenschap hebben overgenomen en alleen maar uit zijn op meer winst en niet op goed openbaar vervoer. Het is duidelijk. Het is duidelijk dat de VVD daar de loopjongen van is. Het is duidelijk dat de VVD hier een vals beeld schetst dat het openbaar vervoer dat onderhands gegund is in de grote drie steden, niet goed zou zijn of dat het een groot risico zou zijn als provincies dat ook zouden doen. Ik zou dus tegen iedereen die nog een oordeel moet vellen over deze wet willen meegeven: trap niet in de bangmakerij van de VVD.

De voorzitter:

Prima. Kort, mevrouw Veltman.

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik vind dat mijn woorden nogal verdraaid worden. Dat is aan de heer Van Kent. Als het gaat om zero-emissievoertuigen, heb ik net genoemd dat dat iets is waarin geïnvesteerd wordt. Dat is door deze bedrijven sneller gedaan, waardoor die bussen eerder beschikbaar waren. Dat was ook onder druk van de partijen, de provincies, die die aanbestedingen in de markt zetten waarbij de zero-emissievoertuigen geleverd moesten worden. Er kon dus veel sneller opgeschaald worden. Dat is een voorbeeld dat je beter kunt doen met een partij die er anders in zit dan alleen een overheidsbedrijf.

De voorzitter:

Prima.

Mevrouw Veltman (VVD):

Tot slot. Zomaar zeggen dat het allemaal niet goed functioneert … Ik heb gezegd dat ik denk dat het beter kan. Ik vind dat wij het, zeker in de Tweede Kamer, aan onze stand verplicht zijn om ook die kant te zien. De SP vertelt een eenzijdig, bekend verhaal dat het gaat om winst, dat het allemaal niet goed is en dat het zakkenvullers zijn, maar dat is niet de werkelijkheid. Dát is het geluid dat ik een keer wil laten horen.

De voorzitter:

Ik wil naar de volgende spreker, de heer Boutkan.

Mevrouw Veltman (VVD):

Ik ben nog bezig. Sorry.

De voorzitter:

O, u bent nog niet klaar. Neem me niet kwalijk, excuus.

Mevrouw Veltman (VVD):

Voorzitter. De VVD gelooft in robuust beleid. Robuust beleid vraagt om duidelijke kaders, voorspelbaarheid en serieuze afwegingen van kosten en baten, niet om vrijblijvende wetten voor het geval dat. Utrecht had de mogelijkheid om een eigen ov-bedrijf op te richten, maar deed dat niet. Waarom? Omdat het niet effectief en niet efficiënt is. Zeeland heeft laten zien dat een goede aanbesteding prima werkt zolang de randvoorwaarden helder zijn en zolang niet het onmogelijke van vervoerders wordt gevraagd. En ja, dat er altijd dingen beter kunnen, is helder. Maar het antwoord daarop is niet om dan maar de markt buitenspel te zetten.

De indieners suggereren dat hun voorstel concurrentie juist versterkt, maar in werkelijkheid leidt het tot minder marktwerking, minder investeringszekerheid en uiteindelijk minder reizigersaanbod. Je kunt niet enerzijds klagen dat er te weinig aanbieders zijn — want dat zei de toelichting — en vervolgens zelf met een wetsvoorstel komen dat diezelfde aanbieders de markt uit duwt. Als dat wordt benoemd, luidt het antwoord: maar het is niet verplicht.

Voorzitter. Een provinciebedrijf kost geld, veel geld. Het duurt jaren om op te bouwen. Het mist elke prikkel tot innovatie of kostenbeheersing. De opmerking dat een benchmark volstaat om te prikkelen tot innovatie is wat mij betreft volstrekt ongeloofwaardig. Lege bussen gaan weer rijden, want politieke wensen wegen zwaarder dan doelmatigheid. Als de kosten de pan uit rijzen, mag de belastingbetaler bijspringen. Maar geen zorgen, het is niet verplicht.

Wat mij ook opvalt, is hoe gemakzuchtig wordt omgegaan met het beeld van bedrijven als zijnde puur winstgedreven. Hoewel de marges laag zijn in de ov-sector, wordt een klein beetje winst door initiatiefnemers verafschuwd, terwijl juist winst nodig is om te kunnen investeren — ik zei het net al — in voertuigen, digitalisering, duurzaamheid, het opleiden van personeel en bereikbaarheid op de lange termijn. En ja, natuurlijk willen bedrijven geld verdienen, maar alleen als ze waarde leveren aan reizigers, overheden en personeel. Zonder goede prestaties winnen ze namelijk geen concessie. Zonder tevreden klanten en personeel houden ze die concessies ook niet.

Over dat personeel gesproken: ook daar wordt een beeld neergezet van bedrijven die zich niets zouden aantrekken van arbeidsomstandigheden, alsof het in publieke handen vanzelf beter geregeld zou zijn. Maar wie de praktijk kent, weet dat vervoerders die hun personeel niet goed behandelen mensen verliezen. Zonder personeel is er geen dienstregeling. Goede arbeidsvoorwaarden zijn dus niet alleen sociaal wenselijk, maar ook bedrijfseconomisch gezien verstandig. Gelukkig maar, want zo werkt het systeem. Een gelukkige chauffeur met fatsoenlijke werktijden, een goede werk-privébalans en voldoende zeggenschap over zijn rooster, is iemand die zijn werk goed doet, klantgericht rijdt en het verschil maakt voor de reiziger. Daar zit ook de kracht van marktwerking: er zijn prikkels om het beter te doen, steeds weer. De indieners zien dat niet. Zij willen terug naar een model waarin overheden het allemaal zelf gaan doen, maar daar is het publieke apparaat helemaal niet op toegerust. Het vereist enorme organisatiekracht, jarenlange voorbereiding en als het mislukt, betaalt de belastingbetaler. Maar ach, het is niet verplicht.

Voorzitter. De VVD kiest voor resultaat, voor een stelsel waarin met beperkt budget zo veel mogelijk ov goed wordt geleverd, voor slimme combinaties van vaste lijnen, flexvervoer en maatwerk zoals in Zeeland, en voor provincies die via een programma van eisen sturen op alles waarop zij willen sturen, zoals kwaliteit en arbeidsvoorwaarden. Dat is waar je nu al invloed op hebt. Wie echt wil verbeteren, zet daarop in. Voor de VVD staat voorop dat openbaar vervoer werkt voor de mensen die ervan afhankelijk zijn. Het moet rijden, betaalbaar zijn en doen wat het belooft. Geen politieke symboliek, maar praktische oplossingen die de reiziger echt verder helpen. Dat doe je niet met nieuwe publieke structuren, dure experimenten of onzekerheid voor vervoerders en personeel. Dat doe je door ervoor te zorgen dat elke euro van de belastingbetaler maximaal rendeert, door slimmer aan te besteden, beter te sturen en ruimte te geven aan innovatie. Daar kiest de VVD voor. De VVD kiest voor een sterk en toekomstbestendig systeem, want dat zijn we de reiziger en de belastingbetaler wel verplicht.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Boutkan van de PVV. De heer Boutkan vraagt of ik het zeker weet. Het hoeft niet hoor. U bent niet tot antwoorden verplicht.

De heer Boutkan (PVV):

Dank u wel, voorzitter, voor deze bemoedigende woorden.

Voorzitter. Allereerst de complimenten aan de indieners en uiteraard aan hun medewerkers die achter hen in de zaal zitten. Het voordeel van de laatste spreker zijn, voor zover ik dat nu kan overzien althans, is dan ook gelijk dat er al veel complimenten zijn uitgedeeld. Dus gaan we gelijk maar zeggen: dat was het alweer. We hebben namelijk wel een paar vragen naar aanleiding van de beantwoording van de waslijst aan ingediende vragen. Ook voor de beantwoording de complimenten.

De eerste vraag is: klopt de redenering van de PVV dat deze wetswijziging mogelijk de bekende stok achter de deur is? In tijden van minder euro's te besteden hebben, zowel vanuit de overheid als particulier, zal het openbaar vervoer hiermee te maken hebben. Het voorschrijven van duurzaamheidseisen, zoals elektrische bussen, maakt de opgave niet makkelijk voor de inschrijvers, gezien de problemen met netcongestie en het feit dat aan duurzaamheid een prijskaartje hangt. Ik vraag de minister dan ook: waarom zou een publiek vervoersbedrijf makkelijker investeringen kunnen doen dan een private inschrijver? Tenslotte is elke euro en euro. Hoe haalbaar, betaalbaar en realistisch — dat is een term die sommigen niet vreemd in de oren zal klinken uit mijn mond — is het voorschrijven van elektrische bussen in regio's met grote vervoersafstanden?

De indieners benoemen alleen de Autoriteit Consument & Markt als het gaat over de kosten wanneer deze wetswijziging wordt ingevoerd. Ik vond het trouwens heel frappant dat de ACM al gelijk het bedrag van, uit mijn hoofd, €84.500 wist te noemen zonder dat er zicht was op wat er nu eigenlijk gaat gebeuren als dit wijzigingsvoorstel wordt aangenomen. Is het dan een compleet pakket of is dit maar voor één controle? Nou ja, goed, dat horen we dan nog wel. Zijn er ondertussen gegevens bekend over meer kosten? Dat is wel een vraag. In de beantwoording schrijven de initiatiefnemers dat het goed is om de provincies voor aanvang van de wetsbehandeling, waar we nu mee bezig zijn, expliciet te vragen hoe zij kijken naar de werking van de concurrentie. De vraag is dan ook: is dit inmiddels al gedaan?

De Raad van State is nogal kritisch op de wetswijziging. Uit de beantwoording blijkt dat NSC en GroenLinks-Partij van de Arbeid deze kritiek vrij makkelijk van zich af schuiven. Dat verbaast de PVV, want was er niet ooit iets met een vereiste "gedragen motivering", waarbij NSC nogal hechtte aan een positief Raad van State-advies?

Voorzitter. Gezien de vele vragen van de VVD-fractie over deze wetswijziging lijkt het wel of zij met deze wijziging de liberalisering van het openbaar vervoer in gevaar zien komen. Want ook deze liberalisering is zo'n succes, net als die van de energiemarkt, het taxivervoer, de zorg en zo kan ik er nog wel een paar noemen.

Voor de PVV is het van belang dat het openbaar vervoer in de regio goed geregeld is. Er is namelijk meer dan alleen de Randstad. Bereikbaarheid draagt bij aan de leefbaarheid van het platteland. Elke regio telt. De PVV staat voor vrijheid. In deze wijziging wordt provincies de mogelijkheid gegeven om ervoor te kiezen om middels inbesteding het regionale openbaar vervoer te regelen. Het is dus geen verplichting, maar het geeft de provincies de vrijheid om het wel of niet te willen. Op dit moment is er nog weinig animo bij de provincies. Vermoedelijk zal er na de wetswijziging meer onderzoek gaan plaatsvinden vanuit de provincies om bij aflopende concessies eventueel te gaan inbesteden. Nogmaals, het is dus aan de provincies of zij dit wenselijk achten.

Tot slot, voorzitter, zou ik richting de heer Van Kent nog het volgende willen zeggen. Ik was keurig op tijd met inschrijven. Zoals het ernaar uitziet was ik de laatste. En voor de rest ga ik daar niets meer over zeggen.

Ik wil nog wel zeggen dat ik als raadslid twee keer betrokken ben geweest bij een concessie in de gemeente Almere. Ook bij zo'n gemeente zit kennis. Daar hebben toen grote jongens op ingeschreven. Het woord "inbesteding" bestond nog niet. De nieuwe concessie loopt daar momenteel, althans binnenkort. Ik ben dus heel benieuwd.

Ik dank u, voorzitter.

De voorzitter:

U had aangekondigd niets meer te zeggen, maar de heer Bushoff gaat het toch proberen. Het woord is aan hem.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

De heer Boutkan wilde graag nog wat interrupties, dus ik dacht: dan gaan we daar zeker voor zorgen. Als ik het goed hoorde, zei de PVV: wij staan voor vrijheid en dit wetsvoorstel geeft provincies de vrijheid om te kiezen voor het inbesteden van het ov. Hoorde ik de PVV daarmee eigenlijk impliciet zeggen dat zij positief tegenover dit wetsvoorstel staat?

De heer Boutkan (PVV):

Ik zou bijna willen zeggen: daar ga ik nog een nachtje over slapen. Het is uiteindelijk de fractie die beslist, maar wij hebben natuurlijk al het nodige besproken. We hebben het er al eerder over gehad en wij staan niet afwijzend tegenover dit voorstel. Maar u hoort mijn uitleg erbij. Wij zijn nog wat voorzichtig, want ik heb ook de nodige vragen gesteld. Wij zijn dus heel benieuwd naar de beantwoording, ook die van de staatssecretaris.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Het is fijn dat de PVV in ieder geval niet dogmatisch verbetervoorstellen voor het ov afwijst, zoals sommige partijen in dit huis, maar daar best welwillend tegenover staat. Dat is fijn om te horen. Ik snap uiteraard dat u nog benieuwd bent naar de beantwoording van de vragen. Zou ik u nog mogen vragen wat nou het meest zwaarwegende antwoord zou zijn om te kunnen zeggen dat u deze wet zeker weten gaat steunen? Waar kijkt u nou het meest naar uit in de beantwoording? Wat is voor u het belangrijkste daarin?

De heer Boutkan (PVV):

Ik begrijp dat de heer Bushoff nu al probeert te tellen, van: gaat die PVV dadelijk mee, ja of nee? Maar laat ik dat nog even voor me houden. Laten we eerst even de beantwoording afwachten. Ik ben daar nog heel voorzichtig in, maar zoals u heeft kunnen horen aan het type vragen dat ik gesteld heb, denk ik wel dat ik de fractie ervan kan overtuigen om groen licht te geven. Als u zo tevreden bent … Ik kijk ook even naar de klok.

De voorzitter:

Prima, dan zijn we eruit.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Ik ben tevreden, voorzitter.

De heer Van Kent (SP):

Ik ook.

De voorzitter:

Ik schors tot 19.00 uur. Na de zomer gaan we luisteren naar de antwoorden van de beide initiatiefnemers.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen. Aan de orde is het tweeminutendebat Emancipatie. Een hartelijk woord van welkom aan de bewindspersoon. Fijn u te zien. Volgens mij bent u nog met iets anders bezig. Was u ook op zoek naar een stekkertje of zo? U kunt niet met uw voeten bij de grond? Ja, dat is een probleem. Er zijn zes sprekers van de kant van de Kamer. De eerste is mevrouw Rooderkerk van de fractie van D66.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Goedenavond. Ik heb een tweetal moties.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Tot slot had ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Ik weet dat zij in Boedapest voornemens was om mee te lopen met de Pride. Ik vond het ontzettend krachtig dat heel veel mensen daarbij aanwezig waren, onder andere van onze partij, maar ook anderen, om daar te staan voor de rechten van lhbti'ers. Ik vond het dan ook teleurstellend dat de staatssecretaris besloten heeft niet mee te lopen. Ik was benieuwd of zij haar overwegingen daarbij zou willen geven en of zij dat achteraf ook zo had willen doen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Twee moties.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Ik zou de staatssecretaris willen bedanken voor haar inzet. Zij is afgelopen week afgereisd naar Boedapest. Daar waren meer evenementen dan alleen de Pride, waar ik zelf aan heb mogen deelnemen met twee collega's. Zij heeft een krachtige speech gegeven, waarin zij de Hongaarse regering heeft gewezen op haar verantwoordelijkheid om zich te houden aan de beginselen van de rechtsstaat. Dat zijn afspraken waar Hongarije zich aan heeft gecommitteerd op het moment dat het lid werd van de Unie. Er zal geen dag voorbijgaan waarop we Hongarije eraan herinneren zich aan die afspraken te houden.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Mevrouw Haage van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik sta hier namens mijn collega Westerveld, die er niet bij kan zijn, maar wel het commissiedebat deed. Daar is geconstateerd dat er nog veel werk aan de winkel is. We hebben een staatssecretaris nodig, die zich echt gaat inzetten en hardmaken voor de rechten van transjongeren. De wachtlijsten voor de genderzorg zijn te lang. Ondertussen is er nog steeds geen structurele financiering voor de hulplijn Genderpraatjes. Daar kunnen transjongeren en non-binaire jongeren terecht voor steun en hulp van getrainde ervaringsdeskundigen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij in de zomer in gesprek zal gaan met het Transgender Netwerk en COC om te kijken naar een verregaande samenwerking en structurele financiering van Genderpraatjes en de Kamer hierover informeren?

Voorzitter. Ik heb een motie over medisch niet-noodzakelijke behandelingen van intersekse kinderen, waarover een overgrote meerderheid van de Kamer zich al eerder heeft uitgesproken en waar een ZonMw-rapport voor ligt.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Dobbe, SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste:

Mevrouw Dobbe (SP):

Voorzitter. Vorige week kwam er weer een rapport uit, dit keer van het European Parliamentary Forum, waarin wordt beschreven dat religieuze extremisten strategisch een mondiale antirechtencampagne financieren, voor ruim 1 miljard dollar in de afgelopen jaren. Dat is heel erg zorgelijk. We hebben het daar in het debat ook over gehad. Ik vind de motie die de heer Van Campen daarover net heeft ingediend heel goed. Wij hebben daar samen nog de volgende motie over.

Mevrouw Dobbe (SP):

Voorzitter. Tot slot. Ik heb net in het debat het belang van kinderopvang benadrukt. Die is ontzettend belangrijk, zo niet cruciaal, voor de emancipatie van vrouwen, zodat zij kunnen werken. Er is een motie aangenomen om private equity in de kinderopvang tegen te gaan. Dit kabinet heeft gezegd die niet uit te voeren, want het zou niet goed zijn voor het aanbod. Ik zou daar toch wel wat meer onderbouwing van willen zien. Dat is dus nog mijn vraag aan de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste spreker is mevrouw Van der Velde van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik heb twee moties, dus laat ik gelijk bij de eerste beginnen.

Mevrouw Van der Velde (PVV):

En dan de tweede motie.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik heb een vraag over de eerste motie. Vindt de PVV dit niet ook iets wat juist de sportsector zelf zou moeten adresseren, bespreken en oplossen? We kunnen ons als politiek wel overal mee bemoeien, maar is dit niet ook zoiets wat we gewoon aan de sportsector zelf moeten overlaten?

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Dat vind ik een mooie vraag, maar niet als de veiligheid van vrouwen daadwerkelijk in het geding is, wat hier wel het geval is.

De voorzitter:

Ik schors tien minuten. Dan gaan we luisteren naar de bewindspersoon.

De voorzitter:

Ik heropen. Het woord is aan de staatssecretaris.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Paul:

Voorzitter, dank u wel. Ik begin bij de motie op stuk nr. 421, van mevrouw Rooderkerk, over het monitoren van en rapporteren over vrouwenhaat. Ik zou mevrouw Rooderkerk willen vragen om die motie aan te houden, omdat dit verzoek primair ligt bij mijn collega's van JenV en bij de NCTV. Het demissionaire kabinet werkt op dit moment aan een brief over de voortgang van de aanpak Stop femicide!, waarin specifiek op deze onderwerpen wordt ingegaan. Ik verwacht dat deze brief, die dus vooral uit de koker van JenV komt, niet voor het zomerreces, maar wel in de zomer met uw Kamer kan worden gedeeld. Ik zou u willen vragen om die brief af te wachten en de motie aan te houden.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Deze motie dien ik nu voor de tweede keer in. De eerste keer dat ik 'm heb ingediend, was in november vorig jaar. Toen kreeg ik daarna het verzoek van de staatssecretaris om 'm aan te houden. Inmiddels zitten we in juli en nu krijg ik weer het verzoek om 'm aan te houden. Het gaat over een brief over femicide, maar ik denk niet dat die ingaat op lhbti-haat, toch? Of wel? Dan is mijn vraag dus: zou de staatssecretaris hier gewoon mee aan de slag willen gaan?

Staatssecretaris Paul:

Het punt is dat het zwaartepunt van de activiteiten bij JenV ligt. Vanuit dat ministerie komt er een brief, waarin onder andere op die thema's wordt ingegaan. Ik verwacht dat die dus binnen nu en een paar weken komt.

De voorzitter:

Ik stel vast dat mevrouw Rooderkerk haar motie niet intrekt of aanhoudt, dus dan wil ik graag een advies hebben van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Paul:

Dan moet ik 'm ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 422.

Staatssecretaris Paul:

De motie op stuk nr. 422: oordeel Kamer. Uw Kamer heeft hier vanmiddag in het vragenuur over gesproken met de staatssecretaris Rechtsbescherming. Hij heeft toegezegd te gaan kijken hoe hij dit vorm kan geven en komt hier later dit jaar op terug.

De voorzitter:

En dus?

Staatssecretaris Paul:

Die had ik oordeel Kamer gegeven.

De voorzitter:

O, oordeel Kamer. Perfect. Neem me niet kwalijk, dat had ik niet gehoord. Dan de motie op stuk nr. 423.

Staatssecretaris Paul:

Geeft niks.

De motie op stuk nr. 423 van de heer Van Campen kan ik oordeel Kamer geven als ik de motie zo mag interpreteren dat de manosphere bestaat uit een breed scala aan online gemeenschappen waarbinnen anti-emancipatoire …

De voorzitter:

Hij knikt nu al ja. Hij knikt nu al ja, dus die heeft u binnen.

Staatssecretaris Paul:

Oké, heel goed. We gaan door.

De voorzitter:

Die heeft u binnen. We zijn eruit.

Staatssecretaris Paul:

Heel goed. We zijn eruit.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 424. Is het echt nodig, mevrouw Rooderkerk?

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ja, want ik snap de haast wel, maar ik wil graag toch even horen hoe ze de motie wil interpreteren. Ik denk dat het de motie namelijk compleet verandert ten opzichte van het dictum.

De voorzitter:

Toch even uw definitie, mevrouw de staatssecretaris.

Staatssecretaris Paul:

Ja, voorzitter. Als ik de motie zo mag interpreteren dat de manosphere bestaat uit een breed scala aan online gemeenschappen waarbinnen anti-emancipatoire opvattingen worden gedeeld, dan wil ik deze motie oordeel Kamer geven. Daar valt onder hetgeen de heer Van Campen in zijn motie heeft aangegeven.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 424.

Staatssecretaris Paul:

Ik zie de heer Van Campen nog steeds knikken.

De voorzitter:

Hij blijft knikken.

Staatssecretaris Paul:

Ja.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 424, over contrastrategie en juridische grondslag. Die motie is wat mij betreft ontijdig, want we zijn met verschillende dingen bezig, juist om de juridische grondslag te regelen. Een voorbeeld is de invoering van de Wet transparantie maatschappelijke organisaties. Die zou ik willen afwegen, want die gaat heel veel handvatten bieden. Laten we die dan ten volle benutten voordat we weer met nieuwe dingen beginnen. Daarnaast is JenV bezig met een onderzoek naar hoe andere landen omgaan met ongewenste problematische financiering. De minister van JenV zal dit jaar de uitkomsten van dat onderzoek met de Kamer delen. Dat onderzoek vormt ook input voor verdere actie. Wat mij betreft is de motie dus ontijdig.

De heer Van Campen (VVD):

Heel kort. Deze motie vloeit voort uit het debat, omdat de staatssecretaris in het debat aangaf dat ze het creëren van een dergelijke grondslag wil overlaten aan een volgend kabinet. Dat zou wat mijn fractie betreft niet het geval moeten zijn, want deze staatssecretaris kan mogelijk nog een hele poos, weliswaar demissionair, de verantwoordelijkheid dragen over deze hele belangrijke portefeuille. Wat ons betreft heeft zij dan alle ruimte om ook juridisch de grondslag te bieden voor hetgeen de motie hier vraagt. Dat maakt dat we haar dat politieke comfort graag willen meegeven.

Staatssecretaris Paul:

Maar dan blijft de motie nog steeds ontijdig, in die zin dat ik geen aanvullende zaken ga doen, maar de heer Van Campen vraag om zowel de invoering van de Wet transparantie maatschappelijke organisaties, waar we voortvarend mee verdergaan, als het onderzoek van JenV af te wachten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 425.

Staatssecretaris Paul:

De motie op stuk nr. 425 van mevrouw Haage van GroenLinks-PvdA is ontijdig. Ik begrijp heel goed de wens van mevrouw Haage … Ik ben 'm even kwijt. Nee. Wat ik vooral wil zeggen, is het volgende. In de motie stond ook dat het onderzoek zou leiden tot onnodige vertraging. Het punt is dat dat onderzoek nodig is om een zorgvuldige uitvoering van die motie te kunnen realiseren, om het "hoe" te onderzoeken. Het rapport waarnaar verwezen wordt betreft geen verdiepend wetenschappelijk onderzoek, maar een verslag van een gesprek tussen betrokkenen en experts. Ik wil voorkomen dat we ondoordacht een weg ingaan waardoor de zorg die wel noodzakelijk is, minder toegankelijk wordt. Met andere woorden: het doel delen we, maar we hebben een zorgvuldig pad te doorlopen. Daarom beschouw ik deze motie als ontijdig en zou ik mevrouw Haage willen vragen om 'm aan te houden.

De voorzitter:

Maar dat doet mevrouw Haage niet, zo te zien, dus dan is het oordeel gewoon "ontijdig". Dan de motie op stuk nr. 426.

Staatssecretaris Paul:

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 426 van mevrouw Dobbe over de loonkloof in de publieke sector. Mevrouw Dobbe verzoekt de regering om het aandeel vrouwen in de publieke sector … Nou, het was vooral in relatie tot het aanpakken van de loonkloof. Ik moet deze motie ontraden. Het kabinet is druk bezig met de implementatie van de EU-Richtlijn loontransparantie. Dat is nog een hele klus, maar daar wordt heel hard aan gewerkt. Op die manier bevorderen we de gelijke beloning en monitoren we de loonkloof in de publieke en private sectoren. Daarbij is loonruimte verder niet iets wat aan mij is.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dat laatste is feitelijk onjuist, want de loonruimte wordt juist gegeven vanuit het Rijk. Dat zijn de ova-ruimtes. Dat is in principe wel iets waar wij als politiek over gaan. Daar hebben we ook eerder besluiten over genomen. Ik snap het antwoord wel over de wet inzake transparantie en het inzichtelijk maken van de lonen van mannen en vrouwen, maar het gaat mij met deze motie om de vrouwenberoepen en de beroepen waarin over het algemeen ofwel mannen én vrouwen werken, ofwel veel mannen. Daar wil ik de verschillen tussen zien, zeker in de publieke sector. We zien dat zodra vrouwen gaan werken in bepaalde beroepen, die beroepen worden ondergewaardeerd en de lonen achterblijven of dalen. Dat is het verschil waarnaar ik op zoek ben. Die wet zal daar dus geen inzicht in geven, vandaar dat ik daarom vraag.

Staatssecretaris Paul:

Die wet zal ertoe bijdragen dat die verschillen zo veel mogelijk worden geëlimineerd. Mevrouw Dobbe zei in een bijzinnetje dat met name in het onderwijs de salarissen achterlopen. Dat is dus gewoon niet zo. Ook uit vergelijkend onderzoek blijkt dat die salarissen heel aanzienlijk zijn. Ik heb me er ook persoonlijk voor ingezet om daarvoor te zorgen en om de loonkloven die daar bestonden te dichten. Ik moet 'm dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 427.

Staatssecretaris Paul:

De motie op stuk nr. 427 van mevrouw Dobbe en de heer Van Campen krijgt oordeel Kamer.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik zei over de feitelijke onjuistheid ook nog dat de Kamer en ook het kabinet wel gaan over de loonruimte. Dat wil ik hier wel even uit de lucht hebben. Hier kunnen wij dus wel over beslissen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 428.

Staatssecretaris Paul:

De motie op stuk nr. 428 van mevrouw Van der Velde gaat over vrouwen in vrouwencompetities. Die moet ik ontraden. Dat is aan de sportbonden.

De motie op stuk nr. 429 van mevrouw Van der Velde moet ik ook ontraden.

Voorzitter. Dan kom ik tot slot bij een aantal vragen. Er was een vraag van GroenLinks-PvdA over Genderpraatjes. Ik kan de toezegging doen dat we deze zomer in gesprek gaan met het Transgender Netwerk en het COC om te kijken hoe de verregaande samenwerking voor een toegankelijke hulplijn voor jongeren verder een plek kan krijgen. Dat zeg ik dus bij dezen toe.

De voorzitter:

Een vraag nog van mevrouw Van der Velde, kort.

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Zeker kort. Ontraden is ook heel kort door de bocht. Ik zou graag van de staatssecretaris horen waarom zij mijn tweede motie ontraadt.

Staatssecretaris Paul:

Welke motie, mevrouw Van der Velde?

De voorzitter:

De tweede, de motie op stuk nr. 429.

Staatssecretaris Paul:

De tweede. Die gaat over de vrouwengevangenissen, hè, over vrouwen in justitiële inrichtingen. We hadden het daar tijdens het debat ook over. Er werd onder andere verwezen naar een onderzoek vanuit de Universiteit Leiden. Je ziet dat er verschillende maatregelen worden getroffen om de sociale veiligheid in vrouwengevangenissen in den brede te verbeteren en geweld tegen te gaan. Het onderzoek vond geen aanwijzingen dat detentie van transgender personen in vrouwengevangenissen fysieke veiligheidsproblemen oplevert. Wanneer transgender vrouwen nog in het transitieproces zitten, worden indien nodig — dat heb ik in het debat ook aangegeven — maatregelen getroffen om de veiligheid van de betreffende personen, maar ook van alle medegedetineerde personen te waarborgen. Met andere woorden: als er vanuit die onderzoeken geen concrete aanwijzingen voor zijn, dan is de vraag voor welk probleem dit de oplossing is. Dus ik …

De voorzitter:

Afrondend, kort, kort, kort.

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Begrijp ik nu dus eigenlijk goed dat de staatssecretaris dan ook volledig die vrouwelijke cipier negeert die de tanden uit de mond geslagen heeft gekregen door die mannelijke gedetineerde die in dat vrouwengevang zit? Want dit is waarschijnlijk geweest nadat dat rapport is uitgekomen. Ik heb ook met vrouwelijke gedetineerden gesproken die daar wel tegen aanlopen, die wel problemen hebben met als transgender identificerende personen in de gevangenis. Dat is natuurlijk met één rapport niet echt plat te slaan.

Staatssecretaris Paul:

Nee, het is niet met één rapport plat te slaan. Het is ook niet plat te slaan op basis van één casus, zeg ik tegen mevrouw Van der Velde. Conform de belofte die ik heb gedaan tijdens het debat, heb ik de informatie die zij mij heeft aangereikt, doorgeleid naar mijn collega van Justitie en Veiligheid. Ik wil benadrukken dat het er in den brede om gaat dat iedereen veilig is. Over het algemeen zitten daar heel veel kwetsbare vrouwen. Het is belangrijk dat ze allemaal veilig zijn. Als er extra maatregelen of maatwerk nodig zijn, dan zal dat ook gebeuren, maar dat ligt niet primair bij mij; dat ligt bij Justitie en Veiligheid. Daarom heb ik die informatie ook doorgegeven.

De voorzitter:

Ik dacht dat er nog een paar vragen waren.

Staatssecretaris Paul:

Ja. Er waren volgens mij nog twee vragen. Ik heb een vraag van mevrouw Dobbe over private equity in de kinderopvang. Ik heb daar al het nodige over gezegd in het commissiedebat. Ik weet dat er op 3 juli, aanstaande donderdag, nog een debat is met de staatssecretaris Participatie en Integratie, die ook over dit onderwerp gaat. Dit lijkt me bij uitstek een onderwerp om bij dat debat te bespreken. Dan kunt u in detail de antwoorden krijgen die u wil, of misschien niet de antwoorden die u wil, maar in ieder geval de juiste antwoorden. Ik kan niet namens de andere staatssecretaris spreken.

Tot slot de vragen van mevrouw Rooderkerk over de Pride in Boedapest. Ik vind het belangrijk om toe te lichten wat ik daar gedaan heb en waarom ik dat gedaan heb. Ik was uitgenodigd door de burgemeester van Boedapest om op vrijdagavond aanwezig te zijn bij een bijeenkomst met maatschappelijke organisaties, politici en vertegenwoordigers van allerlei netwerken, om daar een toespraak te houden en mijn steun te betuigen. Ik heb dat uit volle overtuiging gedaan. Gergely Karácsony, de dappere burgemeester van Boedapest, heeft me eigenlijk een kans geboden om een paar dingen te doen in die speech. Ik kon mijn steun betuigen aan de mensen om wie het gaat, de voorvechters van lhbti-rechten en de lhbti'ers zelf, en ik heb de verwerpelijke en discriminerende wetten van de regering-Orbán veroordeeld.

Daarnaast heb ik de Europese Commissie — die heeft namelijk het mandaat als het gaat om het handhaven van de Europese afspraken die we hebben gemaakt — snoeihard opgeroepen om tot actie over te gaan. Commissaris Lahbib was die avond aanwezig en stond in mijn gezichtsveld. Ik zag dat die boodschap was aangekomen. Dit is overigens niet iets wat ik eenmalig heb gedaan; ik heb dit vaker gedaan tijdens Europese Raden en op andere momenten. Overigens hebben ook andere leden van het kabinet, waaronder collega Veldkamp, dit gedaan. Ik vond het belangrijk om dat te doen. Ik vind het ook belangrijk om dat te benoemen, want in de totale reuring die is ontstaan, is dat even ondergesneeuwd. Ik was, naast een vertegenwoordiger van Spanje, de enige bewindspersoon vanuit een EU-lidstaat die daar uitgebreid en luid en duidelijk het woord heeft gevoerd en de situatie in Hongarije heeft veroordeeld.

Dan de mars. Ik heb van meet af aan aangegeven dat het onzeker was of ik aan die mars kon deelnemen. Ik heb uiteindelijk adviezen gekregen op basis van input van de NCTV die ik als bewindspersoon niet zomaar naast me neer kon leggen. Dat heeft mij doen besluiten om niet mee te lopen. De vraag of ik daar achteraf spijt van heb, is een lastige. Achteraf kun je heel gemakkelijk zeggen: had ik maar meegelopen. Ik zag de beelden. Ik ben vooral heel blij dat het een vreedzame en zelfs vrolijke demonstratie was. Ik ben daar oprecht heel blij om. Ik vind het heel mooi dat er zo'n brede steun was. Wat er eigenlijk in Hongarije is gebeurd, is dat de stille meerderheid — er waren namelijk heel veel Hongaren die daar met families samen meeliepen — die zich normaal niet roert, dit nu wel heeft gedaan. Ik ben er dus heel blij mee dat dat zo is gelopen. Ik ben in ieder geval blij dat ik op vrijdag luid en duidelijk mijn stem namens het Nederlandse kabinet heb kunnen laten horen. Zo kijk ik erop terug.

De voorzitter:

Prima. Tot zover dit debat.

De voorzitter:

Donderdag stemmen wij over de moties.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik stel vast dat de minister is aangeschoven. Fijn u te zien. Aan de orde is het tweeminutendebat Jaarverslag 2024 en Staat van het Onderwijs 2025. We hebben vier sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is de heer Soepboer, van de fractie van Nieuw Sociaal Contract. Het woord is aan hem.

De heer Soepboer (NSC):

Voorzitter, dank. In dit tweeminutendebat, aangevraagd naar aanleiding van een schriftelijk overleg, wil ik één motie indienen, die lijkt op een motie die ik eerder heb ingediend. Ik doe dat omdat de motie die ik eerder heb ingediend, niet is uitgevoerd zoals wij graag zouden willen. We hebben het daar uitvoerig over gehad. Ik had ook een beetje het idee dat de brief die daarover is gekomen — het gaat over de onderwijsregio's — door ChatGPT was gehaald en dat was gevraagd of ChatGPT aan de heer Soepboer wilde vertellen dat zijn motie werd uitgevoerd zonder dat die werd uitgevoerd. Dat is een beetje de indruk die ik kreeg na het lezen van die brief.

Daarom de volgende motie, die eigenlijk min of meer hetzelfde zegt maar in het dictum toch even wat strakker is, zodat misschien voor de staatssecretaris nog duidelijker is wat we oorspronkelijk hebben bedoeld.

De heer Soepboer (NSC):

Het zou best zo kunnen zijn dat de heer Ceder die motie mee in wil dienen, maar dan horen we dat wellicht zo meteen nog.

De voorzitter:

Mevrouw Haage, GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. We hebben ons een beetje verbaasd. Er was geen debat, naar de wens van NSC. Vanochtend waren er wel 83 pagina's aan verslag. En nu is er dan toch weer een tweeminutendebat.

De Staat van het Onderwijs gaat voor GroenLinks-PvdA over kansengelijkheid, dus ook van onze hand twee moties.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):

En de tweede.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):

Dank u.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer, de heer Uppelschoten, van de fractie van de Partij voor de Vrijheid, ziet toch af van zijn spreektijd. Ik schors drieënhalve minuut en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris of de minister.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Paul:

Voorzitter, dank u wel. Dan begin ik met de motie op stuk nr. 10 van de heer Soepboer. Die moet ik ontraden. Ik zou daar ook bij willen zeggen: over humor valt te twisten. De heer Soepboer verwees naar ChatGPT. Ik kan u verzekeren dat er echt veel meer werk in is gestopt dan "even iets door ChatGPT laten rollen". Ik vind het — het gaat niet om mijzelf, maar om de ambtenaren die daarmee bezig zijn geweest — echt wel beledigend. Ik voel me dus geroepen om daar toch iets over te zeggen. Maar de motie is ontraden.

De heer Soepboer (NSC):

Het is geenszins beledigend bedoeld. Dat was alleen het gevoel dat het bij mij opriep. Ik denk dat u dat ook zo had ingeschat. U kon weten dat ik zo in de wedstrijd zat, want ik ben er vrij duidelijk over geweest dat ik het geen goede uitwerking van de motie vond. Volgens mij was iedereen daarvan op de hoogte. Toch stond het zo in die brief. Dat is het enige wat ik heb willen zeggen. Ik wil daar niemand mee beledigen.

De voorzitter:

Ik hoop dat het voor de staatssecretaris dan ook een beetje uit de lucht is.

De heer Krul (CDA):

Ik heb één vraag aan de staatssecretaris. Deze Kamer, deze commissie, is naarstig op zoek naar geld. Dat weet deze staatssecretaris ook. Nu ligt deze motie er, waar ook flink wat geld mee gemoeid is. Dat wordt nu voor iets anders vrijgespeeld. Ik wil graag van de staatssecretaris horen wat ze van plan is te gaan doen op het moment dat deze motie het wel gewoon haalt.

Staatssecretaris Paul:

Dat wachten we af. We wachten af wat deze motie gaat doen. Een van de redenen waarom ik deze motie ontraad, is dat ik zie dat schoolbesturen, lerarenopleidingen, scholen en vertegenwoordigers van leraren samenwerken in de onderwijsregio's bij het werven, begeleiden en opleiden van leraren om het lerarentekort aan te pakken. Die solidariteit en samenwerking zijn broodnodig. Die worden op deze manier gestimuleerd. Ik geloof daarin. Anders zou ik het niet doen. Ik wacht af wat er met de motie gebeurt.

De heer Krul (CDA):

Heel kort. Het helpt mij namelijk bij het maken van een afweging als de staatssecretaris iets meer vertelt over het al dan niet uitvoeren van deze motie. Ze kan mij dus ook een beetje helpen als ze zegt: nou ja, ik ga dat geld gewoon niet op deze manier inzetten, ook als de motie wordt aangenomen. Dat helpt de fractie van het CDA ook bij de rest van de avond.

Staatssecretaris Paul:

Dat snap ik. Er is een reden waarom ik de motie ontraad. Ik ben er namelijk van overtuigd dat we de middelen die we hiervoor hebben vrijgemaakt, en die ook al voor een groot deel vastliggen, moeten inzetten voor het aanpakken van het lerarentekort.

Dan ga ik door met motie de motie op stuk nr. 11. Die geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 12.

Staatssecretaris Paul:

De motie op stuk nr. 12: idem, oordeel Kamer.

De voorzitter:

Heel goed. Donderdag st…

Staatssecretaris Paul:

Ik zou tot slot nog één ding willen zeggen, voorzitter. Mevrouw Haage refereerde er namelijk ook al aan dat er een debat zou komen. Dat werd omgezet in een schriftelijk overleg. Dat is natuurlijk volledig aan de Kamer. Dat wil ik vooropgesteld hebben. Maar ik zou vanaf deze plek de ambtenaren heel erg willen bedanken. Donderdag zijn aan het einde van de dag alle vragen binnengekomen. Die zijn vandaag rond het middaguur naar de Kamer gestuurd. Daarvoor is gewoon keihard doorgewerkt, ook in het weekend. Het was een zonnig weekend, waarin ook mijn ambtenaren op het terras hadden kunnen zitten. Maar dat hebben ze niet gedaan. Ik wil hen daar allemaal heel hartelijk voor bedanken.

De voorzitter:

Kort, mevrouw Haage, want we moeten door naar het volgende debat.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):

Mede namens de Kamer hartelijk dank daarvoor. Het is nog zonnig, dus misschien kunnen ze het inhalen.

Staatssecretaris Paul:

Zeker!

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat.

De voorzitter:

Donderdag stemmen wij over de ingediende moties.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VIII).

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan mevrouw Rooderkerk van de fractie van D66. Zij heeft vijftien minuten spreektijd aangevraagd. Andere mensen gaan ook ruim spreken. Dat kan, maar ik streef er wel naar om minstens om 23.00 uur buiten te staan. Het woord is aan mevrouw Rooderkerk.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben de Kamer ingegaan als moeder van twee jonge kinderen, om het verschil te maken op het gebied van onderwijs. Wij hebben namelijk prachtig onderwijs in Nederland, met betrokken leraren, die iedere dag weer hun best doen voor onze kinderen. Maar het kan nog zo veel beter. Ik geloof in goed onderwijs waarin iedereen zich kan ontwikkelen tot zijn of haar beste zelf. Ik geloof dat we met goed onderwijs ook Nederland voorbereiden op de toekomst, omdat onze kinderen zich dan maximaal kunnen ontplooien. Ik maak me dan ook zorgen over het feit dat het reken- en taalonderwijs qua niveau achteruitgaat. Ik wil niet dat kinderen van school komen en niet eens een bijsluiter kunnen lezen, geen idee hebben wat er in een brief van de overheid staat, of niet kunnen solliciteren.

In een wereld waarin informatie op zo veel verschillende manieren naar ons toe komt, is het steeds moeilijker om te begrijpen wat wel of niet waar is. Ook daarvoor hebben we goed onderwijs nodig: voor kritische burgers, die de macht kritisch durven en kunnen bevragen. Om dat te bereiken, zijn investeringen, visie en politieke keuzes nodig.

Voorzitter. Wat doet dit kabinet? Het bezuinigt. Het kabinet-Schoof is niet meer, maar de onderwijsbezuinigingen die dit kabinet naliet, zijn nog springlevend. Terwijl het kabinet viel, stond het onderwijs, en iedereen die het onderwijs liefheeft, op. Leraren, ouders, leerlingen, bestuurders, CEO's en bedrijven vulden het Malieveld, kwamen in actie, spraken zich uit. Zelden was het verzet tegen een maatregel zo breed.

En met succes. De langstudeerboete ging van tafel. Maar veel andere bezuinigingen bleven overeind. Dit kabinet van VVD, NSC, BBB en PVV zal bekend komen te staan als het kabinet dat het meeste bezuinigde op onderwijs ooit. Het onderwijs werd de afgelopen anderhalf jaar geconfronteerd met ongekende bezuinigingen van bijna 2 miljard euro. En die bezuinigingen worden pijnlijk tastbaar. Scholen moeten stoppen met het aanbieden van een Rijke Schooldag. Daardoor komen jongeren niet meer met een rijk buitenschools aanbod van sport, cultuur, bijles en huiswerkbegeleiding in aanraking, maar worden ze overgelaten aan de straat.

De brede brugklas sterft uit, waardoor kinderen op veel te jonge leeftijd in hokjes worden geplaatst en daar met heel veel moeite uit komen. Denk ook aan extra begeleiding voor thuiszittende kinderen, voor hoogbegaafde jongeren, voor kinderen die dreigen uit te vallen: het houdt allemaal op of wordt fors minder. Op hogescholen en universiteiten verdwijnen hele werkgroepen. Onderzoeken naar parkinson of kanker komen onder druk te staan. Internationaal talent wordt buiten de deur gehouden. Daarmee worden ook nieuwe inzichten in innovatie en economische groei buiten de deur gehouden.

In het mbo stopt de samenwerking tussen scholen, bedrijven en regio's. Jongeren die met hun handen willen werken, verliezen uitzicht op een goede stageplek. Ik vraag de minister daarom ook: als hij dit zo hoort, wat vindt hij hier dan van? Als hij terugkijkt, wat zou hij dan anders gedaan hebben? Of was hij er misschien liever helemaal niet aan begonnen?

D66 heeft zich hier met hart en ziel tegen verzet. Dat deden we niet alleen. Vandaag zagen we nog iedereen in het land die in protest is gegaan. We zagen waar mensen allemaal de straat op zijn gegaan: in Groningen, in Nijmegen, in Eindhoven en in Maastricht. Leraren, schoolleiders en ouders uit het hele land deden mee. Er vonden demonstraties plaats. Het herstelplan van het kabinet klapte omdat de sector het vertrouwen opzegde in dit kabinet. Geen moment bleef onbenut om duidelijk te maken dat deze bezuinigingen van tafel moeten.

Het leidde tot een onwaarschijnlijke alliantie van D66, CDA, ChristenUnie, SGP en JA21. We vormden een monsterverbond en kregen de langstudeerboete van tafel. Uiteindelijk ging er 750 miljoen aan bezuinigingen van tafel. Dat was goed, maar voor ons was het niet goed genoeg. Voor ons moeten alle bezuinigingen van tafel. We kunnen geen enkele bezuiniging op onderwijs accepteren.

Voorzitter. Het is de rode draad van het afgelopen jaar: de coalitie laat het onderwijs vallen; geen enkele coalitiepartij maakte van onderwijs een prioriteit. De oppositie moest de ruk aan het stuur geven. Zelfs minister Bruins erkende in een interview: dankzij de oppositie en andere vrienden van het onderwijs staat het onderwijs er beter voor dan elf maanden geleden. Ik vond het een mooi compliment, maar ik dacht ook: met zo'n oppositie heb je misschien geen coalitie nodig. Daarom hebben we ook deze keer een amendement ingediend — dat is netjes gedekt — om alle bezuinigingen van tafel te krijgen, niet door naar het bedrijfsleven te kijken, maar door een kritische blik te werpen op het huishoudboekje van onze overheid. Ik vraag de minister: had hij zelf niet ook een sturende rol moeten pakken in het door de Kamer loodsen van de begroting, of gaat hij dat dan nu doen? Ik zou zeggen: pak zelf die strijkbout op en strijk die plooien glad.

Voorzitter. Slechts twee weken nadat de begroting door de Eerste Kamer was, zagen we in de Voorjaarsnota alweer nieuwe bezuinigingen staan, bezuinigingen die de kern van het onderwijs raken. Diep in de nacht was besloten om opnieuw te snijden, niet gehinderd door enige kennis van waar dit over gaat, niet gehinderd door de afspraken die met de oppositie werden gemaakt en al helemaal niet gehinderd door het verzet van duizenden mensen in het land. "Het zal wel, zo'n onderwijskansenregeling", dachten de fractievoorzitters van VVD, NSC, BBB en PVV. Het werd een bezuiniging van 177 miljoen euro structureel. 900 scholen worden geraakt, vooral het vmbo en het praktijkonderwijs. Dat zijn scholen waar kinderen op zitten van ouders in de schuldsanering, zonder diploma of met een taalachterstand, in wijken waar armoede geen uitzondering is en waar kinderen op school hun veilige plek vinden. Dat zijn kinderen die niet vanzelfsprekend geholpen worden met huiswerk.

Neem het Maris College in Den Haag, waar ik bezoek ging. Dat is een school waar lesgeven topsport is. Dankzij de onderwijskansenregeling, lieten zij mij zien, konden klassen kleiner worden, kwam er extra les in lezen en schrijven, en was er meer begeleiding. Die school verliest straks 1,5 miljoen euro. Dat zijn vijftien tot twintig lerarenbanen in één klap. "Ik kan me niet voorstellen hoe ik deze school draaiend moet houden zonder dat geld, want ik reken er al 30 jaar op", zei de schoolleider. Hij is niet de enige. Het gaat om honderden scholen en om wel 1.600 voltijdsleraren die met deze bezuiniging kunnen verdwijnen, vooral op het vmbo. 1.600! En dat terwijl we weten dat het niet goed gaat met het leesniveau. Een op de drie kinderen dreigt van school te gaan zonder goed genoeg te kunnen lezen en schrijven om mee te komen in het leven. Dan kan je hier toch nog niet op bezuinigen? Dat is toch harteloos? De minister zegt zelf terecht: ik kan dit niet onderbouwen. Dan zou ik zeggen: laten we er dan wat aan doen.

Er zit nog zo veel meer lelijks in deze Voorjaarsnota. Scholen verliezen straks 50 miljoen euro per jaar aan geld voor basisvaardigheden, terwijl de extra inzet op lezen en rekenen zo van belang is en werkt. Nu op de rem trappen is ronduit onverantwoord. In het mbo krijgt bijna de helft van de opleidingen een onvoldoende van de inspectie, leerden we uit de Staat van het Onderwijs dit jaar, maar van dit kabinet krijgt het een extra bezuiniging van 21 miljoen euro. Weer wordt er gesneden in praktijkleren. Er is 20 miljoen euro minder, waar oppositiepartijen in een deal met de coalitie juist 12 miljoen wilden investeren. Het gevolg: minder geld voor goede stages in de zorg, de techniek of de logistiek. Opnieuw wordt er 60 miljoen gekort op het hoger onderwijs, in tijden van arbeidsmarktkrapte. Dat is oliedom. Dat is het ook om in tijden van geopolitiek die van ons als Europa vraagt om weerbaarder te worden te bezuinigen op kennis en innovatie, die onze economie sterk houden. We zouden juist moeten investeren. Ik vraag de minister daarom het volgende. Kan hij in beeld brengen wat de effecten van deze extra bezuinigingen zijn op het vervolgonderwijs? Hoeveel instellingen raken die? Wat is het effect hiervan op de financiële positie van deze instellingen? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat we als Nederland voorbereid zijn op de toekomst? Welke regie neemt hij om ons vervolgonderwijs daarop voor te bereiden?

Voorzitter. Samen met de monsterverbondpartijen hebben we de constructieve oppositie opnieuw bij elkaar gebracht om wel onze verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb ook van andere partijen in de Kamer gezien dat zij samen willen werken om de onderwijsbezuinigingen van tafel te krijgen. Ik heb die beweging al gezien op de onderwijskansenregeling. Dat geeft heel veel hoop. Het zou heel goed nieuws zijn als we deze harteloze bezuiniging samen, als Kamer, van tafel krijgen. Ik hoop ook echt dat alle partijen in deze Kamer zich daaronder plaatsen en zich daar samen met ons voor willen inzetten.

Maar er moet meer van tafel. We hebben daarom een ander amendement ingediend voor alle nieuwe bezuinigingen en ook nog een amendement voor alle oudere bezuinigingen. Daarmee willen we maar laten zien: het kan wél. Want één ding is duidelijk: deze minister heeft geen meerderheid in het parlement voor de begroting. De coalitie weet dat. Wij gaan ervan uit dat zij een stap naar voren zet, zoals NSC dat al heeft gedaan.

Voorzitter, tot slot. Nederland snakt naar oplossingen, naar vooruitgang. Het is niet genoeg om de schade van de afgelopen periode te repareren; we moeten bouwen. Daarom presenteerde ik samen met Hans Vijlbrief het plan Lezen voor je leven. Dat is een plan om de leescrisis te keren en de basis op orde te brengen. Daarin zeggen we het volgende. Geen kind mag ongeletterd van school. Halveer laaggeletterdheid in tien jaar. Geef leraren weer de ruimte voor goed lesgeven: minder administratie en rompslomp, kleinere klassen, een bieb op elke school, begrijpend lezen eruit, rijke teksten erin. Maak kinderen automatisch lid van de bibliotheek bij geboorte. Zet een streep door toetsen die alleen trucjes meten. We gaan radicaal terug naar de basis: geweldige lessen door vakmensen. Maar dat vereist wel visie, investeringen en politieke keuzes. Precies dat ontbrak de afgelopen periode.

Voorzitter. Laten we vandaag een streep trekken door de bezuinigingen, tegen het idee dat onderwijs een knop is waar je aan kunt draaien als het geld even op is. Laten we onderwijs weer zien voor wat het is: een investering in de kansen van kinderen en het verdienvermogen van onze economie. Want wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat onwetendheid kost. Doe het niet!

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Stultiens, GroenLinks-PvdA.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik ga verder met de woorden waar mevrouw Rooderkerk mee eindigde: doe het niet! "Bezuinig niet op het onderwijs, op leerlingen, studenten, docenten, thuiszittende kinderen en wetenschappers", zeiden en vroegen al die tienduizenden mensen op het Malieveld in november. En toen deden ze het toch: het kabinet — de PVV, BBB, VVD en NSC — bezuinigde 1,2 miljard euro per jaar op het onderwijs, met steun van het monsterverbond. Totaal onnodig. Ik vind het een onbegrijpelijke keus.

Voorzitter. Toen moest het voorjaar nog beginnen. In het hele land kwamen er massale demonstraties. We waren overal bij: Groningen, Delft, Wageningen, Nijmegen, Utrecht, Leiden en Rotterdam. Mijn partij en andere bondgenoten hier stonden zij aan zij met deze wetenschappers, docenten en studenten, om steun te betuigen aan deze mensen, aan al die docenten, onderzoekers en bestuurders. We zeiden: "Wij staan aan jullie kant. Wij geven om jullie banen. Wij blijven knokken tot al die bezuinigingen van tafel zijn. Wij gaan het onderwijs nooit in de steek laten."

Toen kwam de beruchte nacht van de Voorjaarsnota. 24 uur zat men opgesloten in één kamer zonder ambtelijke adviezen, zonder experts uit het onderwijs en zonder checks met de minister van Onderwijs: amateurisme pur sang. De uitkomst was niet 1,2 miljard aan bezuinigingen, maar 1,6 miljard aan bezuinigingen. Dat is nog onbegrijpelijker en nog een stuk asocialer. Tien dagen nadat het monsterverbond akkoord was gegaan met de 1,2 miljard aan bezuinigingen, besloot de coalitie er toch gewoon maar weer 1,6 miljard euro van te maken.

Voorzitter. 1,6 miljard euro klinkt als een heleboel geld. Dat is het ook, maar het dreigt al snel iets ongrijpbaars te worden. Want waar praten we eigenlijk over? Laat ik daarom een paar bezuinigingen langslopen. Voor het hele overzicht verwijs ik graag naar ons amendement. De bezuiniging op de onderwijskansenregeling bedraagt 177 miljoen. Dat is een regeling voor leerlingen die juist extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege hun thuissituatie. Een half miljoen leerlingen vallen hieronder. We zeggen in deze Kamer allemaal dat wij deze achterstanden willen oplossen. Toch gebeurt het niet. Scholen moeten nu al mensen ontslaan door deze bezuiniging. In Den Haag denken we vaak: o, die bezuiniging gaat pas in in 2027, dus dat loopt wel los. Maar zo werkt de echte wereld niet. Op scholen wordt nu al rekening gehouden met deze begroting. Scholen moeten nu al kiezen of ze mensen aannemen of ontslaan. Die bezuiniging heeft nu al gigantische effecten. Met name vmbo-scholen zijn de dupe. Er komen nog vollere klassen, er komt nog meer werkdruk en er komt nog minder begeleiding.

Ik heb een ander voorbeeld in dezelfde categorie, namelijk het onderwijsachterstandenbeleid van gemeentes. Dit is geld voor schakelklassen en zomerscholen: allemaal belangrijke zaken om onderwijsachterstanden tegen te gaan. We kregen onlangs een voorbeeld binnen uit Deventer van een basisschool waar leerlingen moeite hebben met de Nederlandse taal — daarvoor zijn deze projecten bedoeld — en die moeten nu al €235.000 gaan korten.

Voorzitter. Een derde voorbeeld is het fonds voor de wetenschap. Wereldwijd staat wetenschap onder druk. Hierover gaan we nog doorpraten in het debat na de zomer, over academische vrijheid. Maar het domste wat je dan kunt doen, is de geldkraan dichtdraaien voor al dat nuttige onderzoek dat we nodig hebben. Al die mooie woorden hier in de Kamer over banen, innovatie en vestigingsklimaat betekenen helemaal niks als je het geld weghaalt bij de wetenschap.

Voorzitter. Uiteraard krijg je in de politiek nooit helemaal je zin, en zeker niet in de oppositie. Maar wat maakt het nu extra frustrerend? We zijn nu een jaar verder en er is nog steeds geen enkel argument aangeleverd waarom dit een goed plan zou zijn. Docenten vinden het slecht. Bestuurders vinden het slecht. Studenten vinden het slecht. Het bedrijfsleven, provincies, burgemeesters, rekenkamers en banken: iedereen vindt het een slecht plan. Toch gebeurt het. Mevrouw Rooderkerk zei het al: de minister gaf een eerlijk interview vorige week. Dat was verhelderend. Ik vraag aan de minister of hij vandaag net zo'n eerlijke bespiegeling zou kunnen geven over wat hij van deze bezuinigingen vindt, gewoon recht voor z'n raap over wat de gevolgen hiervan zijn.

Voorzitter. Er is ook goed nieuws, want er is een alternatief. Het kan anders. Daarom hebben we samen met de SP, de Partij voor de Dieren, Volt en DENK een amendement ingediend om die hele onderwijsbezuiniging van tafel te halen, dus niet alleen die pijnlijke 400 miljoen van de beruchte nacht van de Voorjaarsnota, maar ook die 1,2 miljard, die mede mogelijk gemaakt is door het monsterverbond. Het is netjes gedekt met maatregelen uit verkiezingsprogramma's van links tot rechts. Ik wijs ook graag op de motie van Jetten, Bontenbal en Bikker, die dit precies vroegen bij de APB. Deze dekking komt letterlijk uit jullie motie. Het bedrijfsleven, de fiscale constructies, de ondoelmatige regelingen en de digitechbedrijven kunnen prima wat meer bijdragen. Dan hebben we geen bezuiniging op vmbo-scholen nodig. Ik roep vooral de coalitie, maar ook het monsterverbond op om niet dezelfde fout als vorig jaar te maken: geen slappe toezeggingen, niet schuiven met geld binnen de onderwijsbegroting, niet alsnog geld weghalen bij andere sectoren die onder druk staan. Luister naar al die duizenden mensen die protesteerden op het Malieveld, maar ook de afgelopen maanden. Dat doen ze namelijk niet zomaar. Bezuinig niet op de toekomst van ons land. Doe het niet.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Zo was u ook begonnen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ja, zo is het mooi rond. Een bruggetje.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goeienavond. Deze minister heeft zich meermalen opgesteld als een soort slachtoffer van zijn eigen beleid. De bezuinigingen zijn, in zijn woorden, pijnlijk en lelijk. De minister heeft het beleid verdedigd als: slecht, maar noodzakelijk. Er moet nou eenmaal bezuinigd worden, zei hij. Die logica dat hij moet bezuinigen en dat die bezuiniging dan juist de armere leerlingen treft, is wat de SP betreft al absurd, maar de afgelopen weken is het wat ons betreft eigenlijk nog absurder geworden. Miljarden voor "daddy Trump" — de NAVO-norm van 5% — worden zomaar toegezegd, maar geld vinden voor goed onderwijs, dus geld voor onze meest kwetsbare leerlingen, zou echt onmogelijk zijn.

Deze Voorjaarsnota maakt dat eigen beleid nog veel erger. Van meer dan een miljard aan bezuinigingen gaan we nu naar ruim anderhalf miljard. Het is een bezuiniging van anderhalf miljard die vooral de armste leerlingen en studenten het hardst raakt.

Waarschijnlijk de pijnlijkste bezuiniging in deze Voorjaarsnota is die op de onderwijskansenregeling. Die is al twee keer genoemd. Het is een gerichte bezuiniging op de 455.000 meest kwetsbare leerlingen. Je moet er maar op komen om gericht te zeggen: juist de leerlingen die het het hardst nodig hebben om wat extra steun te krijgen, gaan we die steun afnemen. Nu blijkt dat scholen soms wel 8% van hun leraren moeten ontslaan. Landelijk gaat het over een aantal van tot wel 1.700 fulltimeleraren op voornamelijk vmbo-scholen en praktijkscholen. Dat zijn juist de scholen waarop de onderwijskwaliteit al het meest onder druk staat.

Maar de bezuiniging op de onderwijskansenregeling is niet de enige bezuiniging in de Voorjaarsnota. De heer Stultiens noemde het zonet ook al: praktijkleren, basisvaardigheden, minder geld voor middelbare scholen en minder geld voor mbo. Die bezuinigingen komen dus boven op dat grote pakket dat al in de begroting zat.

Voorzitter. Het kan anders. Ik ga even terug naar die minister, die zichzelf graag presenteert als slachtoffer van zijn eigen beleid. Een tijdlang was het idee: deze rücksichtslose bezuinigingen zijn vooral de wens van de PVV en haar rancune tegen het onderwijs en zeker tegen de wetenschap. We hoorden een PVV-Kamerlid zeggen dat je vroeger nog goede wetenschappers had en nu alleen nog wokewetenschap uit het buitenland. En als goed voorbeeld van vroeger werd dan de in Duitsland geboren socialist Einstein genoemd. Het kan verkeren. Maar nu is de PVV weg en is het beleid dat de minister zégt zo slecht en pijnlijk te vinden, er nog steeds. Dat vind ik toch wel bijzonder, want Mona Keijzer had maar enkele uren nodig. Na het vertrek van de PVV draaide zij, tegen de zin van de SP, direct de huurbevriezing terug. Ze veroorzaakt daarmee een gat in de Voorjaarsnota. Mijn vraag aan de minister is: waarom doet u niet hetzelfde? Want het kan blijkbaar wel. Een andere minister kan wel een gat slaan in de Voorjaarsnota en zegt wel "ik wil dit niet; ik doe dit niet meer", maar deze minister niet. Waarom niet? Durft u het niet? Of zégt u vooral dat de bezuinigingen pijnlijk en lelijk zijn maar vindt u het stiekem eigenlijk allemaal wel best zo?

Voorzitter. Dan over hoger onderwijs en wetenschap. Vanmiddag kregen we nog een petitie van de FNV over wat de bezuinigingen nu al voor impact hebben. Ik noem reorganisaties, vacaturestops, verhoogde werkdruk en tijdelijke contracten die niet verlengd worden. En 88% van de medewerkers denkt dat de kwaliteit van de opleiding hierdoor achteruitgaat.

Ik wil gewoon één concreet voorbeeld noemen, want zoals zonet ook al werd gezegd: miljarden bezuinigen, wat betekent dat nou eigenlijk? Waar komt dat terecht? Is dat een laag managers of is dat bureaucratie? Hm, dat zou misschien nog niet zo slecht zijn. Maar de praktijk is een hele andere. Ik wil één voorbeeld noemen, gewoon één concreet voorbeeld van wat de bezuinigingen betekenen. Dan blijf ik even bij een onderwerp dat mij na aan het hart ligt, namelijk de archeologie. In die wetenschap zorgt isotopen- en DNA-onderzoek voor een revolutie. Een eeuw lang hebben we gedebatteerd over migratie. Komen de vondsten die we nu doen, bijvoorbeeld vondsten uit het derde millennium voor Christus, hier nou doordat mensen contact hadden met hun buren en die weer met hun buren? Of waren het migratiestromen?

Voor het eerst kunnen we dat oplossen. Iedereen hier weet dat een afgebroken tand nooit meer aangroeit, maar een gebroken bot wel. Nou, dat is de basis van isotopenonderzoek. Om een bot en een tand aan te maken, haal je energie uit voedsel en dat voedsel heeft een unieke isotopenverhouding. Dat betekent dat als je van een skelet een tand en een stuk bot vindt, en die isotopenverhouding vergelijkt, je weet waar iemand was net voordat hij die tanden wisselde en waar die persoon de laatste jaren van zijn leven was. Dat is zulk gaaf onderzoek! Ineens weten we heel precies wie er migreerde en wie niet, bijvoorbeeld. In Nederland kan dat onderzoek op één plek. Eén plek. Bij aardwetenschappen aan de VU. En die opleiding gaat grotendeels verdwijnen. Dat is heel, heel concreet wat bezuinigen in plaats van investeren kan aanrichten. Wij doen gewoon niet meer mee aan die wetenschappelijke revolutie.

Voorzitter. Je kunt dan zeggen "ach, dat vind ik niet zo heel erg bijzonder" of "dat interesseert me niet zo" of "dat is voor de toekomst van Nederland niet zo van belang". Dat kan. Ik zou het naar vinden, maar het kan. Maar die opleiding is zo veel meer. Duurzame mijnbouw, waterveiligheid, de energietransitie en de toegang tot kritieke grondstoffen: al deze zaken waar we als Nederland mee te maken krijgen, staan onder druk als deze ene studie verdwijnt. Dat is wat dit beleid concreet kan betekenen. Hoe kan deze minister daar nou voor zijn, vragen we hem.

Voorzitter. Op 8 april stemde de Eerste Kamer over de OCW-begroting. Op 8 april. Dat is heel laat. Heel lang leek er geen meerderheid te zijn. Dat was een unieke kans om die draconische bezuinigingen van tafel te krijgen. Op 8 april kreeg hij een meerderheid door het monsterverbond. In plaats van dat alle bezuinigingen van tafel gingen, gingen er een paar van tafel. Dat was op 8 april. Op 18 april kwam het kabinet, of eigenlijk de coalitie, met een nieuwe Voorjaarsnota, met weer extra bezuinigingen op onderwijs. De bezuinigingen die net waren tegengehouden in ruil voor een meerderheid voor de begroting, stonden er gewoon weer in. Ik neem aan dat de monsterverbondpartijen zich daardoor — laten we het netjes zeggen — bedrogen voelden. De vraag is of we nog een kans laten lopen om deze draconische bezuinigingen te stoppen. Of wordt het weer een serie dealtjes? Wat de SP betreft zeggen we tegen de coalitie en het monsterverbond nog steeds: doe het niet.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Ceder van de ChristenUnie. Tja, hij was er net nog. Dat zal wel plankenkoorts zijn, denk ik. Meneer Ceder? Dingdong, dingdong. Meneer Ceder? Dan gaan we toch gewoon naar de heer Kisteman luisteren? O, daar is-ie! Jongens, hij is boven water! U heeft inmiddels de helft van uw spreektijd opgebruikt, meneer Ceder. De printer zat vast? Ja, die smoes ken ik. En de brug stond open. Het woord is aan de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Met een kleine fractie van drie zetels moet je soms dingen zelf doen, zoals printen.

Voorzitter. Eind vorig jaar hebben we als ChristenUnie samen met CDA, SGP en JA21, en aanvankelijk D66, stevig gestreden voor betere onderwijskansen. Dat deden we niet omdat we tevreden waren met het voorstel, maar omdat we wisten dat het in elk geval mogelijk was om de schade te beperken. We pleitten voor behoud van de maatschappelijke diensttijd, het schrappen van de langstudeerboete en het verzachten van de bezuinigingen op onderwijs, inclusief het behoud van godsdienstig vormingsonderwijs. Dat was gelukt. Maar wat gebeurde er? In een bizarre nacht in het voorjaar besloten de coalitiepartijen opnieuw te bezuinigen op onderwijs. Het is wrang, want als je de begrotingen met elkaar vergelijkt, dan zie je dat op geen enkele begroting na de voorjaarsbesluitvorming zó hard is ingegrepen als op die van Onderwijs.

Het schrappen van de onderwijskansenregeling is een klap voor kwetsbare leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het leidt tot grotere klassen, minder intensieve begeleiding, minder huiswerkbegeleiding en andere zaken die kinderen die een extra steuntje nodig hebben, juist helpen. Of kijk naar het niet-uitkeren van de loon- en prijsbijstelling die het onderwijs bovengemiddeld hard raakt. Dit klinkt abstract, maar het raakt de kwaliteit van het onderwijs keihard. Kan de minister uiteenzetten wat de gevolgen zijn voor de bezuinigingen op de lpo, zowel voor dit jaar, bijna 70 miljoen euro, als voor de komende jaren? Welke onderwijssoorten en welke regelingen raakt dit? Kan de minister dat concreet maken? In de Voorjaarsnota werd het vaag gehouden, maar ik zou daar graag duidelijkheid over willen hebben. Ten koste waarvan gaan deze extra bezuinigingen?

Voorzitter. We spreken over cijfers, maar wat we vandaag bespreken, gaat over de toekomst van kinderen en de toekomst van ons land. De kansen van kinderen worden op het spel gezet. Het vertrouwen in de onderwijssector wordt wederom beschaamd. De ChristenUniefractie vraagt zich af in hoeverre met de overgebleven coalitie te onderhandelen is. Een collega van mij zei net ook al: het leek alsof het de PVV was die dwong en noopte tot ingrijpende maatregelen die niet uit te leggen waren als je een groot hart voor het onderwijs had, maar nu de PVV eruit is gestapt, zijn de bezuinigingen er nog steeds zonder uitleg of toelichting van de coalitiepartijen. Waarom is dat zo, als jullie het er niet mee eens zijn? De enige logische gevolgtrekking is dat de coalitiepartijen dit juist wél willen en dat niet de PVV, maar VVD, NSC en BBB het gewoon op deze manier willen. Want wat houdt hen tegen om dit te wijzigen? Dit is een retorische vraag.

Voorzitter. Samen met andere oppositiepartijen hebben we een amendement ingediend. Dat geeft de coalitie nog een kans om de bezuinigingen ongedaan te maken. Ik zie weinig opties om de huidige suppletoire begroting, die de toekomst van ons onderwijs onder druk zet, te steunen. Onderwijs is geen kostenpost, maar een investering in de samenleving van morgen. Het is tijd dat de coalitie deze woorden serieus neemt.

Daarnaast heb ik nog één specifiek punt. Ik noemde al de maatschappelijke diensttijd als onderdeel van de afspraken met de coalitie van december. Hier hecht de ChristenUnie veel waarde aan, juist omdat de mdt mensen leert om iets te doen voor een ander. De nieuwe mdt-regeling is gepubliceerd en daarin is het een specifieke eis dat penvoerders een solvabiliteit van 25% moeten hebben. Dit is een bijzondere eis, aangezien veel organisaties vanwege de eisen rond de anbistatus geen hoog eigen vermogen mogen hebben en omdat er bij mdt sprake is van voorfinanciering. Organisaties hebben deze financiering dus al op hun balans staan en dan is het niet mogelijk om aan deze solvabiliteitseis te voldoen. Het gevolg is dat mdt-organisaties met veel ervaring niet mee kunnen doen aan deze trajecten en duizenden jongeren op die manier een traject mislopen. Ik vind dit teleurstellend. Ik hoor geluiden dat 40% van eerdere mdt-organisaties besluit om geen aanvraag in te dienen. Erkent de staatssecretaris deze inschattingen? Is de minister bereid om in kaart te brengen hoeveel organisaties die eerder meededen, vanwege deze eis geen aanvraag gaan indienen? Wil de minister met hen om tafel gaan om te kijken hoe zij in de volgende regeling weer mee kunnen doen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Kisteman, VVD.

De heer Kisteman (VVD):

Voorzitter. Kinderen hebben het recht op goed onderwijs, op onderwijs dat ben hen past en bij hun behoefte aansluit, op onderwijs dat de lat altijd iets hoger legt, zodat kinderen continu worden uitgedaagd en op onderwijs waarin er een goede focus is op wat kinderen écht moeten leren. Kinderen zijn tenslotte onze toekomstige werkenden. Ze gaan oplossingen bedenken voor problemen in de toekomst of zijn misschien wel onze nieuwe ondernemers. Dagelijks werken leerkrachten keihard om onze kinderen dit goede onderwijs te geven. De VVD heeft dan ook alle vertrouwen in de leerkrachten.

Maar, voorzitter, niet alles in het onderwijs gaat goed. Daarom werkt deze staatssecretaris aan het herstelplan onderwijs. Dit plan is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs. Het plan focust op drie belangrijke thema's, namelijk het verbeteren van de basisvaardigheden, zoals lezen, schrijven en rekenen, het aantrekken en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel en het garanderen van structurele financiering voor scholen. Dit plan werd breed gedragen door de sector. Ze hadden ook allen hun handtekening onder het plan gezet. Een uniek moment. Echter, de sector heeft zijn handen van het plan af getrokken. Nu ligt het stil. Het is voor mijn fractie onduidelijk wat de status van dit langverwachte plan is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: heeft zij er alles aan gedaan om de sector weer aan tafel te krijgen? Als dit zo is en de sector besluit om niet meer aan te schuiven, hoe gaat dit herstelplan dan een vervolg krijgen? Kan de staatssecretaris het plan ook naar buiten brengen zonder de handtekening van de sector, zodat de volgende stappen voor het herstelplan voor het onderwijs gezet kunnen worden?

Voorzitter. Dan zou ik het graag willen hebben over de samenwerkingsscholen. In Nederland hebben scholen van diverse richtingen, bijvoorbeeld openbaar en christelijk, de mogelijkheid om samen te gaan in een samenwerkingsschool. Dit zou met name een oplossing kunnen zijn in kleinere dorpen waar met moeite meerdere scholen worden opengehouden, wat financieel eigenlijk onhaalbaar is. Er zijn nog maar dertien van deze scholen in Nederland, terwijl het een heel goede oplossing is. Mij bereiken signalen dat met name besturen en ouders van bijzondere scholen in de weg liggen van een samenwerkingsschool, terwijl leerkrachten dit wel graag willen. Is de staatssecretaris bekend met deze signalen?

Voorzitter. De kleinescholentoeslag, of de dunbevolktheidstoeslag, is bedoeld om de laatste school in een dorp in stand te houden. Er maken nu soms echter meerdere scholen in een dorp gebruik van deze toeslag. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik wil daarom graag van de staatssecretaris weten hoe zij kan zorgen dat scholen die gebruikmaken van de kleinescholentoeslag meer gestimuleerd worden tot het vormen van een samenwerkingsschool. Zijn besturen hiervan op de hoogte? En wat kan zij doen tegen de weerstand, met name van de kant van het bijzonder onderwijs? Wat als meerdere scholen in een dorp gebruikmaken van deze toeslag? Hoe kan de staatssecretaris de besturen motiveren om stappen te zetten voor een samenwerkingsschool? En hoe staat het met de aanpassing van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag? Worden deze nog steeds aangevraagd door scholen in grote steden? Kunnen er in grote steden nog steeds kleine scholen worden gesticht? Hoe staat het met het voorstel om dit niet meer mogelijk te maken? Dat is een nadrukkelijke wens van de G4. Kinderen hebben recht op goed onderwijs, en dat is niet op te kleine scholen die met veel moeite worden opengehouden terwijl er betere alternatieven zijn. Welke mogelijkheid ziet de staatssecretaris hierin?

Voorzitter. Afrondend wil ik het nog even hebben over de doorstroomtoets. Afgelopen jaar was de tweede keer dat deze toets werd afgenomen. De doorstroomtoets zorgt ervoor dat je een eerlijk schooladvies krijgt, waar je wieg ook heeft gestaan, wat de achtergrond van je ouders ook is, welk advies je broer of zus ook heeft gekregen. Die kans heeft elk kind en daar hebben ze recht op. Daarnaast geeft het ons een goede mogelijkheid om scholen te kunnen beoordelen. Ik wil de staatssecretaris aanmoedigen om met deze doorstroomtoets door te gaan en om op te blijven komen voor een eerlijke kans voor elk kind.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

De heer Kisteman maakt een paar mooie punten bij deze behandeling van de suppletoire begroting, waar het CDA zich ook in kan vinden. Ook als je kijkt naar de grootste mutaties die in deze begroting staan, ben ik eigenlijk wel benieuwd hoe de VVD al die extra bezuinigingen weegt.

De heer Kisteman (VVD):

De VVD heeft keuzes moeten maken. Om goed financieel beleid te voeren, hebben we bepaalde bezuinigingen moeten doorvoeren. De VVD kiest voor onze veiligheid. De VVD kiest voor defensie. Dat is de reden dat we ervoor kiezen om in het onderwijs bepaalde bezuinigingen te doen. Zo kunnen we de uitgaven voor defensie doen om ons land veilig te houden. Dat is de weging die wij hebben gemaakt.

De heer Krul (CDA):

Op zich is het fair dat de heer Kisteman eerlijk zegt: we vinden het een belangrijker dan het ander. Politiek is afwegingen maken. Op zich kan ik hem dat ook helemaal niet ontzeggen. Maar kijk bijvoorbeeld naar de kansenregeling. Dat is, om even in VVD-taal te blijven spreken, ook het arbeidsmarktpotentieel van de toekomst. Is het dan niet enorm een kwestie van goedkoop-duurkoop om juist daarop te bezuinigen? Want dat zijn misschien wel de jongens en meisjes die straks bij Defensie moeten gaan werken als ze eenmaal de arbeidsmarkt op gaan. Is het dan niet veel verstandiger om dit soort regelingen overeind te houden, willen we straks een draaiende krijgsmacht kunnen hebben?

De heer Kisteman (VVD):

Kijk, als we niet hoeven te bezuinigen, hoeven we ook geen keuzes te maken. Het meest ideale plaatje is: niet bezuinigen en het geld overal laten zoals het is. Maar dat is niet de werkelijkheid. Ik val nu wel in herhaling, maar dan kiezen we en maken we onze keuzes. In dit geval kiezen wij voor de onderwijskansenregeling.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Er zijn inderdaad keuzes gemaakt, maar dat is nogal een holle frase. Het gaat er natuurlijk om wáár je voor kiest. Als je kiest voor een land dat een sterke economie heeft en veilig is in deze geopolitieke tijd, toch zaken waar ik de VVD steeds over hoor, dan kies je toch niet voor bezuinigingen op onderwijs? Kan de heer Kisteman mij uitleggen wat de logica daarachter is?

De heer Kisteman (VVD):

Bedoelt mevrouw Rooderkerk de bezuiniging op het onderwijs überhaupt of hoe wij deze begroting hebben opgesteld? Dat eerste, begrijp ik van mevrouw Rooderkerk. Er worden gewoon keuzes gemaakt. Pak bijvoorbeeld de onderwijskansenregeling, waarop wij dus bewust bezuinigen. Het is ongelabeld geld en we weten niet eens helemaal zeker of dat wel zijn doel raakt. Daarom kiezen wij ervoor om op die regeling te bezuinigen, zodat wij ergens anders geld kunnen uitgeven en dus kunnen kiezen voor onze veiligheid.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Volgens mij zegt de heer Kisteman twee dingen die niet kloppen. Ten eerste zegt hij dat er bewust op bezuinigd is. Ik begrijp namelijk echt uit alle verhalen over de onderhandelingen, die om vier uur 's nachts plaatsvonden, dat niemand doorhad waarop ze nu aan het bezuinigen waren. Is de heer Kisteman hier dan over geconsulteerd? Is hij hier dan over gebeld?

De heer Kisteman (VVD):

Ik heb gewoon vertrouwen in de mensen die die begroting hebben samengesteld, mevrouw Rooderkerk.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dan mijn volgende vraag. Hij zegt namelijk: we weten niet of het wel doelmatig is. Dit geld gaat rechtstreeks naar kleinere klassen. Dit geld gaat rechtstreeks naar extra les en begeleiding voor kinderen in rekenen en taal. Dit geld gaat rechtstreeks naar extra ondersteuning voor kinderen die dit het hardst nodig hebben. De heer Kisteman zegt dat we niet weten of het doelmatig is, maar dat weten we wel, want dit is letterlijk waar dit geld aan wordt uitgegeven. Dat weten we wel, want ik ben in een school geweest waar ze mij dat hebben kunnen laten zien. Dat weten we wel, omdat alle leraren en schoolleiders die in protest komen tegen de bezuiniging ons dit vertellen. Weten de heer Kisteman en de VVD inmiddels wél waar deze bezuiniging over gaat?

De heer Kisteman (VVD):

Het kan zijn dat het geld daaraan wordt uitgegeven. Dat kan en dat klopt. Maar het is ongelabeld geld en scholen zijn vrij om zelf te bepalen waar dat geld aan uitgegeven wordt.

De voorzitter:

Afrondend, echt kort.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dit geld is niet ongelabeld, want het is geld dat bestemd is voor bepaalde regelingen. Daar kun je dit geld voor inzetten. Is de heer Kisteman dan voornemens om de lumpsum af te schaffen, als hij er nu opeens een punt van maakt dat scholen niet zelf mogen bepalen waar ze geld aan uitgeven binnen de doelen die zijn gesteld voor dat budget? Wat zegt hij nou eigenlijk? Is hij nu in twijfel aan het trekken wat scholen met dat geld doen? Ik vind dat namelijk echt, echt, echt niet oké richting scholen, want die doen ontzettend belangrijke dingen van dit geld. Die helpen van dit geld de meest kwetsbare kinderen op het vmbo en het praktijkonderwijs. Het lijkt er echt op dat de VVD nog steeds niet weet wat ze hiermee aanricht.

De heer Kisteman (VVD):

Nogmaals, de onderwijskansenregeling mag aan die dingen besteed worden. Scholen zijn er vrij in om te kiezen waaraan ze dat doen. Dat geld is niet gelabeld. De scholen zijn daar gewoon vrij in. Volgens mij is dat duidelijk. De VVD zegt niet: zoek het maar uit en we gaan de lumpsum aanpakken. Dat is niet wat ik zeg. Maar het geld is niet gelabeld. Scholen zijn zelf vrij om te kiezen waar het geld aan uitgegeven wordt.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Er kijken best veel mensen, ook onderwijsbestuurders, dus het is wel goed om te weten waar de VVD staat. U zei net dat u degene die onderhandelde, vertrouwde met het resultaat. Daarnaast zei u dat dit een niet-bewezen regeling is en u dus een principiële keuze maakt om hierin te snijden. Gelooft u nou dat het schrappen van de onderwijskansenregeling echt een goede stap is? Staat u daarachter? Of vertrouwt u erop dat de onderhandelaar, in het licht van de vele dingen die gekozen moeten worden, vast wel de juiste keuzes gemaakt heeft? Volgens mij kan het niet beide waar zijn.

De heer Kisteman (VVD):

Wij vertrouwen erop dat de onderhandelaars bepaalde keuzes hebben gemaakt. De keuzes die wij hebben gemaakt, zijn voor onze veiligheid en onze defensie. Als je daar geld aan wil uitgeven, moet je ergens anders bezuinigen. Zij hebben er met het volle verstand voor gekozen om onder andere te bezuinigen op de onderwijskansenregeling.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dit is dus precies mijn punt. Of u bent principieel tegen de onderwijskansenregeling omdat u daar goede redenen voor heeft. Of u zegt: we moesten heel veel keuzes maken; dit is heel belangrijk, maar we vinden andere dingen belangrijker. Het kan niet beide waar zijn. Dus of u heeft een principiële keuze gemaakt: wij vinden het niet belangrijk, dus we schrappen 'm. Of u zegt: het was moeilijk, moeilijk, moeilijk, maar uit tien goede dingen moesten we er drie kiezen en dit is er een van geworden; dat vinden we jammer, maar zo is het leven. Welke is het en kunt u toelichten waarom?

De heer Kisteman (VVD):

De keuze die wij hebben gemaakt, is dat we kiezen voor defensie. Daar willen we extra geld aan uitgeven. Een van de dingen waarop we bezuinigen, is de onderwijskansenregeling. Wij kiezen voor de defensie en bij de onderwijskansenregeling halen we wat geld weg. Dat is de waarheid en zo zit het in elkaar.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Afrondend, voorzitter. Ik doe nog één poging, want ik krijg geen antwoord op mijn vraag, dus ik ga 'm anders proberen te stellen. Klopt het dat u het jammer vindt dat er bezuinigd wordt op de onderwijskansenregeling, maar dat u kiest voor defensie? Of vindt u het eigenlijk een hele goede keuze, omdat het toch al niet effectief is of omdat het een openeinderegeling is? Vindt u het jammer? Ik ben benieuwd wat u daarvan vindt.

De heer Kisteman (VVD):

Volgens mij begon ik daar mijn eerste interruptie mee: elke bezuiniging is jammer. Als we het niet hoeven te doen, doen we het niet. Maar in dit geval kiezen wij voor een financieel gezond beleid. Daar horen bezuinigingen bij. Een van die bezuinigingen valt in de onderwijskansenregeling.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik ben benieuwd waarom de heer Kisteman geen antwoord wil geven op de vraag of hij de onderwijskansenregeling nou een goede regeling vindt of geen goede regeling vindt.

De heer Kisteman (VVD):

Nogmaals, dan val ik in herhaling. Als wij die regeling in stand kunnen houden en we hebben dat geld, dan is het een hele goede regeling. Alleen moeten wij keuzes maken. Wij kiezen daarin voor defensie. Wij kiezen voor onze veiligheid. Daarmee halen we wat geld weg bij de onderwijskansenregeling.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is dus een bewuste keuze om te zeggen: we willen extra investeren in bommen en niet in de meest kwetsbare leerlingen. Begrijp ik dat nou goed? Dat is een bewuste keuze? U wist wat voor regeling het was en u heeft bewust gekozen: we willen het geld weghalen bij 455.000 van de meest kwetsbare leerlingen. Is dat de afweging die gemaakt is, dus met het volle verstand en met kennis van die regeling?

De heer Kisteman (VVD):

Ik denk dat dit echt een heel vies frame is. Wij kiezen voor de veiligheid van ons land, zodat de kinderen veilig naar school kunnen gaan, zodat u hier veilig uw werk kunt doen. Daar kiezen wij voor. Het is niet dat wij bommen … Dat is helemaal niet waar we het over hebben. Wij kiezen voor de veiligheid van ons land, zodat wij hier veilig kunnen wonen, werken en naar school kunnen gaan. Daar kiezen wij voor defensie. Daarvoor halen wij een deel van het geld weg bij de onderwijskansenregeling.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik weet niet wat hier een "vies frame" aan is, want volgens mij is dit precies wat de heer Kisteman zelf zegt: wij kiezen ervoor om het bij de meest kwetsbare leerlingen weg te halen en we geven het uit aan de wapenwedloop die gaande is. Dat is geen vies frame, dat zijn de woorden van de heer Kisteman. Is er dan ook een andere bezuiniging overwogen? Is dat, gelet op de reacties, ook van scholen en leerlingen zelf, nog een mogelijkheid voor de VVD? Of zegt u: nee, de armste leerlingen, de meest kwetsbare leerlingen, dat is de groep die we willen raken?

De heer Kisteman (VVD):

Ik was er niet bij die nacht, dus ik weet niet of er andere bezuinigingen zijn overwogen. Dat weet ik niet. Er zijn talloze opties geweest van de oppositie om eventueel op een andere manier een dekking te vinden voor deze bezuiniging, maar het was niet verantwoord om die op die manier te doen. Ik weet verder niet of er andere bezuinigingen zijn besproken die nacht.

De voorzitter:

Heel kort nog.

Mevrouw Beckerman (SP):

De heer Kisteman verschuilt zich achter die nacht en zegt dat hij er toen niet was. Wij hebben hier vanavond een debat. Wij, de Tweede Kamer, hebben budgetrecht. Wij maken die keuzes. De vraag is niet wat andere mensen achter gesloten deuren voor fouten hebben gemaakt. De vraag is of de heer Kisteman zelf deze keuze ook zou maken of dat hij liever toch, zeker nu we zien wat de impact is, de meest kwetsbare leerlingen dit geld zou laten doen toekomen. Wat vindt de heer Kisteman zelf, vraag ik via de voorzitter.

De heer Kisteman (VVD):

Ik dacht dat mij werd gevraagd of er was nagedacht over andere bezuinigingen. Daar heb ik op gereageerd, waarna mijn antwoord vervolgens niet doeltreffend is of niet voldoet aan de vraag. Maar wij kiezen bewust voor de onderwijskansenregeling als een van de bezuinigingen, zodat we voor de veiligheid van ons land kunnen opkomen. Zo staan we hier nu en dat is wat wij verdedigen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

De heer Kisteman zei dat er wel een degelijke dekking moet zijn. Dat is natuurlijk terecht, maar daarom hebben we juist gekeken wat er in het VVD-programma staat. In het VVD-programma staat dat je heel veel geld kunt ophalen door een constructie in de winstbelasting tegen te gaan of door fossiele subsidies af te schaffen. Ik ben benieuwd waarom de heer Kisteman onze dekking niet degelijk vindt, want die komt uit zijn eigen programma.

De heer Kisteman (VVD):

Dat is omdat we daar momenteel andere keuzes in maken dan jullie daarin maken. Wij vinden dat het beleid dat er nu is, een goed beleid is. Daar valt onder andere die bezuiniging op de onderwijskansenregeling onder, zodat we dat geld op een andere manier kunnen uitgeven. Dat is hoe wij het nu zien. Daarom vinden wij het geen verstandige dekking.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dus eigenlijk is de heer Kisteman het niet meer eens met zijn vorige programma van twee jaar terug. Gaat de VVD deze keer dan wel eerlijk zeggen: wij bezuinigen liever op vmbo-scholen en dan geven we het geld weg aan multinationals? Dat gebeurt hier namelijk. In het programma staat nu: geen bezuinigingen op vmbo-scholen, wel geld ophalen met constructies winstbelasting. Dat is het VVD-programma van twee jaar geleden. U doet het omgekeerde. Gaat de VVD de volgende keer wel eerlijk opschrijven waar ze echt voor staan?

De heer Kisteman (VVD):

Volgens mij hebben we opgeschreven waar wij voor staan, maar vervolgens komen er verkiezingen. Dan maak je een regeerprogramma, en daarvoor kom je bij elkaar en maak je keuzes. Daarbij ontstaan er onder andere dit soort keuzes.

De voorzitter:

Heel kort, afrondend.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Tot slot. Dit suggereert dat het van een andere partij gekomen is. Maar het is toch het plan van de VVD om te bezuinigen op het onderwijs?

De heer Kisteman (VVD):

We doen het met z'n allen. We hebben dit met vier partijen besloten en met vier partijen staan we hierachter, of stonden we hierachter.

De heer Krul (CDA):

De heer Kisteman verweert zich kranig. We hebben altijd geleerd dat als je niet wil uitglijden, je gewoon een vierkantje voor jezelf moet tekenen. Dat vierkantje blijf je dan gewoon aflopen. De heer Kisteman heeft daar vier dingen opgeschreven: kiezen voor veiligheid, kiezen voor Defensie en dat we lastige keuzes moeten maken. Het gaat hem goed af, maar ik heb daar toch één vraag over. We zouden natuurlijk ook kunnen zeggen: zonder dat we de investeringen bij Defensie hoeven te minderen — die staan; daar is het CDA ook voor — kunnen we op die andere onderwerpen nog wel keuzes maken. Op het moment dat wij met dekkingen komen, en dan bedoel ik niet een dekking die de veiligheid raakt, want daar is het CDA natuurlijk ook niet voor, is de VVD dan überhaupt bereid daarover te praten?

De heer Kisteman (VVD):

Wij zijn altijd bereid om erover te praten. Er zijn meerdere amendementen ingediend met bepaalde dekkingen. Daar hebben we ook naar gekeken en intern onze afweging over gemaakt: kunnen we dit steunen? Is dit verantwoord of moeten we dit niet steunen? Tot nu toe hebben wij geen dekking gevonden die wij verantwoord vonden.

De heer Krul (CDA):

Dan wordt het best wel ingewikkeld, want dan kunnen we honderdduizend dingen noemen, maar dan gaat de VVD elke keer zeggen: wij vinden dat geen goede dekking. Is de VVD bereid om met ons mee te zoeken naar een alternatieve dekking, omdat ze bijvoorbeeld de onderwijskansenregeling, de bezuiniging op het praktijkleren of iets anders wat ze echt belangrijk vinden zo vervelend vinden dat ze willen meedenken? Is de VVD daartoe bereid, of zegt de VVD, waar de heer Ceder net ook naar vroeg: wij vinden deze bezuiniging eigenlijk best wel gerechtvaardigd? Dan hoeven we namelijk ook niet te gaan zoeken samen.

De heer Kisteman (VVD):

Wij zijn niet blij met deze bezuiniging. Maar in de keuzes die we maken, vinden we dit gewoon een verantwoorde bezuiniging, met het hele pakket dat er ligt. We gaan dus niet meezoeken naar een oplossing hiervoor.

De voorzitter:

Prima. De volgende spreker is de heer Krul van het CDA.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Er is wederom veel te doen over het onderwijs. We vatten de gebeurtenissen nog maar even samen. Het hoofdlijnenakkoord bevatte enorm veel bezuinigingen. Het CDA heeft met andere oppositiepartijen constructief de hand uitgestoken om een deel van die bezuinigingen terug te draaien. Daarmee hebben we de maatschappelijke diensttijd gered, de langstudeerboete van tafel geveegd en nog meer van dat soort gruwelijke bezuinigingen tegengehouden.

Toen kwam de Voorjaarsnota, die weer vrolijk bezuinigingen bevatte die we net hadden teruggedraaid, zoals de subsidie voor praktijkleren. Daar komt het wegbezuinigen van de onderwijskansenregeling bovenop. Deze coalitie, die inmiddels niet meer bestaat, heeft keer op keer het onderwijs geplunderd. Het gaat om maatregelen die leerlingen, studenten, docenten en onderwijsinstellingen direct raken, maar het gaat ook om het zich houden aan afspraken; het gaat om vertrouwen. In de beslisnota van de Voorjaarnota lazen we letterlijk: "Dekking voor tegenvallers wordt gevonden binnen posten die met het amendement-Bontenbal c.s. afgelopen december zijn opgeplust." Het kabinet heeft er dus willens wetens bewust voor gekozen om de constructieve oppositie te schofferen. Afspraken bleken op dat moment niks waard.

Voorzitter. Laat het helder zijn: het CDA staat voor degelijk, goed bestuur, maar bovenal voor goed onderwijs. Wij steunen deze bezuinigingen dus niet. Daarom hebben wij met D66, de ChristenUnie, SGP en JA21 een amendement ingediend om die bezuinigingen terug te draaien. Een van die bezuinigingen betreft dus de onderwijskansenregeling. Die geeft — of moet ik "gaf" zeggen? — scholen voor voortgezet onderwijs extra geld om leerlingen te ondersteunen die minder goed mee kunnen komen of een achterstand hebben. Zij moeten ook hun talenten kunnen ontwikkelen. Deze bezuiniging gaat ons echt te ver. Het gaat om kwetsbare kinderen. Ik heb daar een mooi verhaal bij, maar dat heb ik keihard gestolen van de heer Soepboer, en ik blijf geen plagiaat plegen.

Ik luisterde laatst naar een podcast waar de cabaretier Kees van Amstel aan meedeed; misschien is hij je welbekend. Hij is ook leraar geweest. Hij vertelde in die podcast over zijn ervaringen in de coronaperiode. Hij vertelde hoe het voor hem als onderwijzer heel bijzonder maar ook confronterend was om via dat digitale scherm direct in de huis- of slaapkamer van zijn leerlingen te komen, en ook wat voor beeld dat eigenlijk voor hem schetste. Een van die voorbeelden was een digitale toets. Ze moesten een digitale toets maken. Alle leerlingen maakten dezelfde toets. Er was een leerling met heel goed internet. Die zat op haar eigen slaapkamer met een noise-cancelling headphone, in een hele goede omgeving om in alle rust die toets te maken. Er was ook een leerling die aan de keukentafel die toets aan het maken was terwijl hij half op broertjes en zusjes aan het passen was. En er was een leerling die erg slecht internet had. Dat was eigenlijk gestolen van de buren en viel elke keer uit. Hij moest elke keer opnieuw inloggen, waardoor die toets eigenlijk helemaal verknald werd. Deze leerlingen maakten allemaal dezelfde toets, maar ze waren niet allemaal gelijk qua omstandigheden. Dan lijken cijfers goed te vergelijken, maar de weg ernaartoe was dat niet.

Voorzitter. De moraal van dit verhaal is dat gelijkwaardigheid niet altijd hetzelfde is als iemand gelijk behandelen, want deze leerlingen waren gelijk behandeld, maar niet gelijkwaardig. Soms moet je leerlingen, jonge mensen, ongelijk behandelen om ze gelijke kansen te geven. Dat is cruciaal in het leven. Dat is wat deze regeling doet, en deze coalitie zet er een keiharde streep door. Middelbare scholen kunnen met dit geld bijvoorbeeld kleinere klassen organiseren, onderwijsassistenten inzetten en zorgen voor extra onderwijstijd voor kinderen die dat nodig hebben. In de gezamenlijke verklaring van de sectorpartners in het primair en voortgezet onderwijs geven zij aan zich terug te trekken uit de gesprekken rondom de totstandkoming van het herstelplan, juist vanwege deze bezuinigingen. Het is weer zo'n klap. Voor de onderwijskansenregeling was een budget beschikbaar van 177 miljoen euro per jaar. In de Voorjaarsnota is besloten de regeling in 2027 te verminderen met 90 miljoen euro en die daarna, in 2028, te schrappen.

Voorzitter. Het CDA was verbaasd het volgende te lezen in de brief van staatssecretaris Paul op 11 juni 2025: "Tegelijkertijd is het ook de realiteit dat bij een maatregel op de onderwijsbegroting de politieke ruimte sterk begrensd is, onder meer door het amendement-Bontenbal c.s. Op dit moment zie ik binnen de kaders geen ruimte voor een alternatieve dekking van deze bezuiniging." Wat staat hier nou precies, vraag ik de staatssecretaris. Het amendement-Bontenbal, dat overigens namens heel veel partijen is ingediend, heeft juist verschillende bezuinigingen teruggedraaid en was daarvoor bedoeld. Vervolgens heeft het demissionaire kabinet zelf bezuinigingen toegevoegd en probeert het de schuld daarvoor in de schoenen van de oppositie te schuiven. Dit is toch de omgekeerde wereld? Wat bedoelt de staatssecretaris met "politieke ruimte"?

Voorzitter. Voor ons is deze bezuiniging echt een brug te ver. De heer Ceder zei het net ook al: de fractie van het CDA ziet erg weinig ruimte, erg weinig mogelijkheden, om deze begroting te steunen.

Tot slot over datzelfde amendement-Bontenbal. Daarin staan namelijk ook middelen voor de maatschappelijk diensttijd. Die zijn ontzettend belangrijk. Wij begrijpen — de heer Ceder had het daar ook al even over — dat er voor de subsidieregeling in 2025 gekozen is om financiële voorwaarden op te nemen, zoals eisen aan solvabiliteit en werkkapitaal. Maar waarom, vraag ik de staatssecretaris. Kleinschalige projecten met persoonlijke begeleiding, die jongeren ondersteunen om hun weg te vinden door middel van stages en het opdoen van werkervaring, zijn namelijk heel zinvol. Op deze manier is het bijvoorbeeld voor anbistichtingen, die heel moeilijk aan zulke solvabiliteitseisen kunnen voldoen, ingewikkeld om mee te kunnen doen, terwijl zij een hele waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het leven van jonge mensen. Is de staatssecretaris bereid daar wat aan te doen?

Voorzitter. Daar wilde ik het eigenlijk bij laten.

De voorzitter:

Maar de heer Stultiens denkt daar anders over.

De heer Krul (CDA):

Dat is …

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Mijn goed recht.

De heer Krul (CDA):

Zijn goed recht!

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank. Over die 1,2 miljard zullen wij het niet eens worden, maar gelukkig wel over die aanvullende 400 miljoen, die nieuwe bezuinigingen. Daarvan zegt ook het CDA namelijk: onacceptabel. Daar ben ik blij mee. Nu ligt er een amendement waarover zijn collega vorige week aangaf: we gaan nog zoeken naar een nieuwe dekking, want volgens het kabinet levert het niet het geld op dat het zou moeten opleveren. Nu is mijn vraag of het CDA inmiddels een nieuwe dekking heeft gevonden die het geld wel oplevert.

De heer Krul (CDA):

Nee. De dekking zoals genoemd in ons amendement — in beide amendementen overigens — komt voort uit Keuzes in Kaart. Daar is geen alternatief voor gevonden. Wat ons betreft staat het amendement ook als een kaart overeind. Ik had al de vraag aan de heer Kisteman of hij wilde meezoeken. Die bereidheid is er ook gewoon niet. Het gevolg daarvan is, zoals ik aangegeven heb ik mijn inbreng, dat het voor het CDA gewoon heel ingewikkeld wordt om deze begroting te steunen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Tot slot geef ik dan graag een aanbeveling mee. De motie-Jetten/Bontenbal/Timmermans is een leestip. Daar staan hele goede dekkingen in. Die komen ook terug in ons amendement.

De heer Krul (CDA):

Ik heb die inderdaad net snel opgezocht, want de heer Stultiens refereerde er al aan. Ik ben daar ook gewoon heel eerlijk in: dat vinden wij heel lastig. In het hele pakket van GroenLinks-Partij van de Arbeid zitten eigenlijk best goede dingen waar het CDA ook voor staat en waar we ons eerder al voor hebben uitgesproken. Maar uiteindelijk moet je wel een soort totaalplaatje afwegen. 500 miljoen op de digitaledienstenbelasting is ook ingewikkeld, zeg ik maar even, net als die miljard tegen de ontduiking van winstbelasting et cetera. Er zitten ook doeltreffende maatregelen in waar we achter kunnen staan, maar die vinden we dan allemaal ook weer ingewikkeld. Zo maken wij dus ook onze afweging. Maar volgens mij staan de heer Stultiens en ik meer aan elkaars zijde dan we misschien denken. Het is alleen even zoeken naar hoe we hierbij gaan landen met elkaar.

De heer Kisteman (VVD):

De VVD waardeert de inzet van het CDA voor onder andere de onderwijskansenregeling. Wij lezen ook dat het CDA mede moties zal indienen om hier iets aan te doen. Mijn fractie vraagt zich af met welk geld dat betaald gaat worden.

De heer Krul (CDA):

Grappig dat de coalitie gewoon broddelwerk aflevert en het vervolgens de oppositie kwalijk neemt dat ze er iets aan willen doen. Het is niet onze begroting en niet onze keuze om op deze cruciale regeling, de onderwijskansenregeling, te bezuinigen. Daar gaan wij ook gewoon niet voor staan. Dus dan dienen wij een motie in waarin we eigenlijk tegen het kabinet zeggen van: "Nou, weet je, dit gaat ons een maatje te ver. We begrijpen ook best wel dat zoeken naar geld ingewikkeld is. We hebben immers in december meeonderhandeld. Ik kan dat dus best beamen. Maar dit gaat ons te ver." Naast het amendement dat we hebben liggen, zeggen we: ga op zoek naar een alternatief en meld je terug voor de augustusbesluitvorming. Maar wij gaan het aapje niet op onze schouders nemen en met een dekking komen waarvan de VVD net na een interruptie aan de heer Kisteman heeft gezegd: wij gaan toch niet meedenken. Want dan blijf ik bezig.

De heer Kisteman (VVD):

De heer Krul zei in zijn inbreng dat het CDA staat voor goed bestuur. We kennen het CDA natuurlijk als partij die verantwoord financieel beleid voert. Maar hoe verhoudt dat zich dan tot deze motie? Want volgens mij moeten we constateren dat dit gewoon een luchtkasteel is waarmee het CDA het onderwijs een beetje blij probeert te maken, terwijl achteraf blijkt dat het helemaal geen oplossing is.

De heer Krul (CDA):

Ik krijg een beetje flashbacks naar december, toen ook de VVD-woordvoerder maar bleef volhouden dat we toch echt die volle mep gingen bezuinigen op het onderwijs. Het is ons toen uiteindelijk gelukt om een paar zaken terug te draaien, of het nou ging om de langstudeerboete, de maatschappelijke diensttijd of het geld voor de sectorplannen, zonder dat er elders op de OCW-begroting meer bezuinigd werd. Als de heer Kisteman een klein beetje vertrouwen heeft in hoe wij dat gaan aanvliegen, dan zou ik hem willen verrassen in augustus. Wie weet lukt het ons om deze gruwelijke bezuiniging tegen te houden, zonder dat we geld weg hoeven te halen bij Defensie en zonder te hoeven bezuinigen op iets anders heel belangrijks in het onderwijs. Als we dat vinden, dan hoop ik ook dat de VVD zegt: nou, dit is redelijk; daar kunnen we in meegaan. Als de VVD dat niet zegt of niet kan vinden, moeten ze het ook niet doen. Maar ik zou zeggen: kijk hoe de hazen lopen.

De heer Kisteman (VVD):

Maar dan begrijp ik dat het nieuwe financiële beleid van het CDA is dat ze moties gaan indienen zonder dekking en gokken dat het een paar maanden later alsnog goed komt. Is dat dan het financieel verantwoord beleid van het CDA?

De heer Krul (CDA):

Dat is een mooi frame. Ik zal het gewoon nog een keer herhalen. Dit is niet onze begroting. Dit is niet onze bezuiniging. Wij vinden het een crime. Wij hebben in de zoektocht naar dekkingen gemerkt — dat merkte u in het debat met de heer Stultiens en mijzelf, maar ook in ons debat net, zeg ik tegen de heer Kisteman — dat het ontzettend ingewikkeld is om een dekking te vinden die iedereen kan dragen. Onze ervaring is dat het op dat moment ook heel nuttig kan zijn om tegen de regering te zeggen: goh, regering, er is een Kamermeerderheid die deze bezuiniging ingewikkeld vindt; ga deze heroverwegen en kom met één, twee, drie of wie weet zelfs vier, maar ik denk het niet, alternatieven die de Kamer opnieuw kan afwegen. Dat heeft niks te maken met ondeugdelijk beleid of geen prudent financieel huishoudboekje willen voeren. Wij denken juist mee met deze coalitie, met dit kabinet, om van heel slecht beleid minder slecht beleid te maken. Dat blijven wij als CDA gewoon doen.

De voorzitter:

De heer Soepboer, Nieuw Sociaal Contract.

De heer Soepboer (NSC):

Dank, voorzitter. We moeten het monster maar even in de bek kijken. Ik kan hier wel leuke praatjes gaan houden, maar het gaat vandaag over bezuinigingen. En bezuinigen is niet leuk, maar soms wel noodzakelijk, als je met een financiële situatie achter wordt gelaten waarin het water je tot aan de lippen staat en je gewoon een bezuinigingsopgave hebt. Sommige bezuinigingen zijn voor de fractie van Nieuw Sociaal Contract dan ook uitlegbaar; een tijd geleden stond ik hier een onderwijsbegroting te verdedigen.

In de afgelopen jaren is er veel geld bij gekomen in het onderwijs. Heel veel van dat geld is niet doelmatig besteed. Daar vinden wij best wel wat van. Het gaat ook eigenlijk helemaal niet heel goed met het onderwijs. Er is heel veel geld heen gegaan, zonder dat dit in alle gevallen tot het gewenste resultaat heeft geleid. Ik vind dat je gewoon eerlijk moet zijn. Daar mag je best wat van vinden. Daar mag je best streng naar kijken. Maar dat moet je wel met visie doen. Daar moet je goed over nadenken. Daarvoor moet je mensen bij elkaar zetten die verstand van onderwijs hebben, en die zeggen: hier zou je op kunnen bezuinigen en daar zou je op kunnen bezuinigen. Dan kom je tot een gewogen beeld. Zoals de heer Kisteman net, volgens mij terecht, heeft gezegd, heb je dan ook andere afwegingen te maken, over dingen die buiten het onderwijs vallen en die we ook belangrijk vinden. Dus ja, die opgave ligt er. Ja, er moet bezuinigd worden. Maar doe dat dan met zo veel mogelijk visie. Ik stond hier kortgeleden nog een begroting te verdedigen. Dat heb ik graag gedaan, omdat daar dingen in zaten die verdedigbaar waren.

Dan nu iets over de bezuiniging van de Voorjaarsnota. Daar wil ik nu naartoe, maar misschien …

De voorzitter:

Misschien op het vorige punt nog even de heer Stultiens.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

De heer Soepboer zegt: als je bezuinigt, moet dat gebeuren met visie en met kennis van onderwijs. Is hij van mening dat de mensen die in die beruchte nacht aan tafel zaten, visie en een kennis van onderwijs hadden?

De heer Soepboer (NSC):

Dat was eigenlijk het punt waar ik nu naartoe wilde. Dat scheelt mij weer een stukje spreektijd.

De voorzitter:

Oké. U gaat …

De heer Soepboer (NSC):

Nee, ik kan de vraag van meneer Stultiens gewoon beantwoorden. Dan slaan we twee vliegen in één klap. Daar hebben mensen bij elkaar gezeten die dezelfde opgave om te bezuinigen hebben gevoeld. Daarin voel ik mee met die mensen. Het was ook een lange nacht. Ik denk wel dat er in die nacht bezuinigingen uit zijn gekozen — misschien zijn die uit een lijst gehaald — waarvan op dat moment niet voldoende duidelijk was wat de langetermijngevolgen ervan zouden zijn. Zo zie ik dat, als onderwijswoordvoerder. Ik was er niet bij. Ik had er wellicht met andere ogen naar gekeken.

Ik wilde nu naar die specifieke nacht toegaan. Daarin zijn een aantal besluiten genomen die ik toch iets pijnlijker vind dan die van de vorige keer; toen stond ik hier om de begroting te verdedigen. Daarom zei ik ook: we moeten het monster maar gewoon in de bek kijken en bij de naam noemen. Die vind ik dus lastiger te verdedigen. De lastigste vind ik toch de onderwijskansenregeling. Eigenlijk is het helemaal niet chic om in de eerste termijn naar een motie te verwijzen die nog helemaal niet is ingediend, maar ik geloof dat dat net in het tweeminutendebat al gebeurde. Maar mocht er sprake zijn van zo'n soort motie, dan zal de fractie van Nieuw Sociaal Contract ook geneigd zijn om die mede in te dienen, omdat we vinden dat hiermee de kinderen die deze het allerhardste nodig hebben, het allerhardste geraakt worden. Daarom willen we graag kijken of we daar iets anders voor kunnen vinden. Wij leggen dat inderdaad bij het kabinet neer: kunnen zij in de augustusbesluitvorming kijken of ze met een andere dekking kunnen komen? Dat is eigenlijk wat ik hierover zou willen zeggen. Punt.

De voorzitter:

De heer Flach van de SGP. O, die is ook weg. Iedereen die moet spreken, is afwezig. Wat is er aan de hand hier? De heer Ergin zie ik ook niet. Meneer Uppelschoten, u moet dit debat redden! Het woord is aan u.

De heer Uppelschoten (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Voor ons ligt de suppletoire begroting van 2025. In de financiële vertaling van de aangekondigde bezuinigingen in de Voorjaarsnota komt dit neer op een bezuiniging van ongeveer 400 miljoen euro groot. Die bezuinigingen betreffen vooral inhoudelijke projecten en activiteiten. Natuurlijk doen deze bezuinigingen pijn. Maar ik wil toch ook iets relativerends zeggen: de wereld stort niet in omdat er een extra bezuiniging plaatsvindt van 400 miljoen. Het lijkt wel of we vergeten dat, ondanks de extra bezuiniging van 400 miljoen, de begroting van OCW is gestegen van 58 miljard naar 60 miljard. Er is de afgelopen jaren veel geld bij gekomen. Groei was goed — daar is met enthousiasme op gereageerd — maar bezinning op de vraag of dat allemaal echt goed besteed is, mag ook best plaatsvinden. Als je die bezinning doet, zou het ook kunnen betekenen dat je tot bezuiniging zou kunnen komen. Ik moet zeggen dat de stijging van 58 naar 60 miljard vooral veroorzaakt wordt door loon- en prijscompensaties en dus niet door meer personeel of door meer of andere projecten.

Een opmerking. Ik ben eigenlijk nooit kritisch over de minister, maar hij heeft me er deze keer toch mee verrast dat ik in een studentenblaadje — ik noem het maar een "blaadje" — tegenkwam dat de minister niet stond te juichen bij de realisering van de bezuinigingen die toch waren afgesproken in het kabinet. De ontboezeming van de minister in een studentenblad dat hij met steun van zijn vrienden bij de oppositie zo veel mogelijk bezuinigingen heeft weten af te zwakken of terug te draaien, was — "schokkend" is een te zwaar woord — wel onthullend.

De aandacht richt zich vooral op het toekennen van loon- en prijscompensaties, omdat daar veel geld mee gemoeid is. Inhoudelijke kortingen betreffen het afschaffen van de onderwijskansenregeling, wat wij ook erg vinden, het beperken van School en Omgeving en het afschaffen van de brede brugklas. In het wo is het vooral een korting op het wetenschappelijk onderzoek en het beperken van Engelstalige opleidingen. Bezuinigingen doen pijn en dat realiseren we ons terdege, maar ze worden door de PVV geaccepteerd. We zijn en blijven een betrouwbare partner. We zullen daarom de bezuinigingen niet afwijzen omdat we geen deel meer uitmaken van de regering, want dat zou wel heel makkelijk zijn, om niet te zeggen heel opportunistisch. Het blijkt heel moeilijk om te bezuinigen in het onderwijs zonder weerstand op te roepen, want dat merken we nu. Welke bezuiniging je ook voorstelt — "een hele toestand" wil ik niet zeggen — het roept heel veel weerstand op en er zijn heel veel reacties.

De PVV zal niet meegaan met andere oppositiepartijen — ik moet me nu namelijk ook een oppositiepartij noemen — die alle bezuinigingen willen terugdraaien en zich graag willen voordoen als redders van het onderwijs. Het onderwijs wordt alleen gered als de kwaliteit van het onderwijs toeneemt, als er weer een leercultuur op scholen ontstaat en de didactiek van het geven van het onderwijs weer centraal komt te staan. Dit wordt niet bereikt door meer geld aan het onderwijs te geven en al helemaal niet door paniek te zaaien als er bezuinigd wordt op onderdelen van het onderwijs. Het bolwerk van het onderwijs, en zo noem ik dan maar even het ministerie, inspectie, scholen en instellingen, moet geconfronteerd worden met eisen die leiden tot de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de bevordering van een leercultuur op school. Een school is de plek om te leren, waar iedere leerling zich verder kan en moet ontwikkelen. Dit kan volgens de PVV zonder dat er extra geld nodig is. De omslag moet tot stand komen via een reshuffling van het bestaande onderwijsbudget.

Als ik dan nog iets kritisch mag zeggen: het welzijnsdenken in het onderwijs leidt af van het leren, van het streven om meer te weten en te kunnen en van het gegeven dat je de lat steeds hoger hoort te leggen om verder te komen.

Dat zijn mijn opmerkingen over de Voorjaarsnota.

De voorzitter:

Hogelijk gewaardeerd.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik hoop dat ik de heer Uppelschoten goed citeer, maar volgens mij zei hij "bezinnen of alles wel goed besteed wordt". Ik denk dat dat juist geciteerd is, maar in ieder geval zou de SP daar ook niet tegen zijn. Het is volgens mij heel logisch om te kijken of het goed besteed wordt als je extra miljarden uitgeeft. We hebben hier natuurlijk ook schriftelijk over gedebatteerd. Onder andere is de vraag gesteld over de onderwijskansenregeling, vraag 74: "Heeft u een analyse laten maken van de gevolgen van het beëindigen van de onderwijskansenregeling?" Die zin is nog langer. Dan is het antwoord: "Er is geen analyse gemaakt." Herkent de heer Uppelschoten, vraag ik via de voorzitter, dat dit geen bezinning is, maar gewoon een rücksichtslose bezuiniging?

De heer Uppelschoten (PVV):

Natuurlijk is dit een bezuiniging. Laat ik zeggen dat er net allerlei opmerkingen zijn gemaakt over keuzes die je moet maken als je bepaalde dingen belangrijk vindt. Er is door de VVD aangegeven dat defensie heel belangrijk is. Voor ons is de bestaanszekerheid van mensen heel belangrijk. In de discussies hebben jullie ook gemerkt dat wij, laat ik zeggen, huurverhogingen willen beperken en dat we een bonus willen geven aan mensen, zodat het leven minder duur is. De bestaanszekerheid van mensen heeft voor ons de hoogste prioriteit, daarmee niet zeggend dat onderwijs niet belangrijk is. Maar als we keuzes moeten maken, heeft dat op een schaal toch een verschillende plek. Dan kiezen we voor de bestaanszekerheid.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat vind ik mooi. We hebben ook lange tijd gestreden voor die huurbevriezing, en dat blijven we ook doen. Ik denk dat die extra huurverhoging voor heel veel mensen ook noodzakelijk is. Daar zullen we ook voor blijven staan. Maar dan is toch de optelsom dat de huurbevriezing niet doorgaat — dat vinden onze partijen allebei zeer pijnlijk — en dat de boodschappenbonus niet doorgaat, maar dat u, via de voorzitter, wel doorgaat met de bezuiniging op de meest kwetsbare leerlingen via de onderwijskansenregeling. Maar daar is helemaal geen analyse van. De enige verhalen die we daarover horen, zijn dat dit juist de meest kwetsbare leerlingen het hardst gaat raken. Waarom zou je daar dan nu nog mee doorgaan?

De heer Uppelschoten (PVV):

Laat ik het volgende zeggen. Ik heb net gezegd dat als er andere dekkingen zouden kunnen komen om dingen door te laten gaan — die moeten wat ons betreft vooral binnen de Onderwijsbegroting worden gevonden — we daar zeker naar willen kijken. Het is niet zo dat wij hier op voorhand nee gaan zeggen. Het zou heel onzinnig zijn om, als er goede voorstellen met goede dekkingen zijn, die niet te heroverwegen. Maar voorlopig zeggen we, ook in de positie waarin wij nu zitten: luister eens, wij zijn medevormgever geweest van deze bezuinigingen, dus wij kunnen niet ineens, nu we niet meer in de regering zitten, zeggen "weg met alle bezuinigingen", "we doen mee met de oppositie" en "alles moet van tafel". Dat is namelijk wel wat door GroenLinks-Partij van de Arbeid wordt gezegd.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Beckerman (SP):

Nou, ook door de SP. Wij staan namelijk onder dat amendement.

De heer Uppelschoten (PVV):

O nee, ik bedoel "door de SP". Neem me niet kwalijk!

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik neem het u niet kwalijk, maar ik zie wel een hele passieve houding. U zegt: we gaan bezuinigen, want we willen investeren in bestaanszekerheid. Nu gaan die investeringen niet door, maar zegt u wel: nou goed, misschien moeten we er toch maar even mee doorgaan en kunnen we kijken of er nog een dekking wordt gevonden. Ik begrijp dit niet zo goed, want dit raakt de 455.000 leerlingen met de grootste achterstanden. Die worden op deze manier echt meermalen gepakt. Hun gezinnen worden gewoon meermalen gepakt, want er komen hogere huren, er komt geen hogere huurtoeslag, en hun kinderen krijgen ook nog eens minder goed onderwijs omdat leraren verdwijnen. Waar komt die passieve houding vandaan? Waarom wordt er niet gezegd: "Ja, wacht eens even. Dat gaan we niet doen. Daarvan vindt ook de PVV dat het tot hier en niet verder is. We zoeken naar een dekking daarvoor"?

De heer Uppelschoten (PVV):

Ik heb ook geprobeerd te zeggen dat er nu steeds wordt gezocht naar extra projecten en extra geld, terwijl we ook zeggen dat het onderwijs zelf zo goed zou moeten zijn dat die dingen binnen het onderwijs zelf worden opgelost, zonder dat het afhankelijk is van projecten die een tijdje lopen en dan weer opgeheven kunnen worden. Juist in het praktijkonderwijs en het vmbo zijn er middelen — maar dat moeten dan structurele middelen zijn — waarmee dat soort leerlingen geholpen kunnen worden. Dat is dan een andere benadering, maar ik zeg: het gaat er dan vooral om dat de kwaliteit van het onderwijs zelf moet toenemen.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Het lijkt een soort tegenstelling, maar dat is het natuurlijk niet. Als je bezuinigt op het onderwijs, op extra les in rekenen en taal voor kinderen, terwijl we weten dat een op de drie kinderen van school gaat zonder goed te kunnen lezen en schrijven, dan zorgt dat natuurlijk niet voor een betere kwaliteit. Mijn vraag aan de heer Uppelschoten is de volgende. Ik heb hem leren kennen als iemand die jarenlang in het mbo gewerkt heeft. Ik hoor hem nu dus een tekst uitspreken en zeggen dat het hem allemaal niet zoveel uitmaakt, maar dat geloof ik niet. Hij heeft namelijk jarenlang zelf in het onderwijs gewerkt en weet dat onderwijs begint bij een goede leraar voor de klas en dat het dan natuurlijk ontzettend naar, harteloos en onnodig is om te gaan bezuinigen op het vmbo. Vindt hij dat niet ook?

De heer Uppelschoten (PVV):

De kwaliteit van het onderwijs wordt heel erg bepaald door de docenten; dat is zeker waar. Maar er is een heel ander probleem. Als leerlingen de scholen verlaten zonder dat ze goed kunnen lezen, schrijven en rekenen, hebben we het over een ander probleem en niet over de onderwijskansenregeling. Ik zou bijna zeggen dat het een hulpmiddel is — maar goed, dat klinkt ook een beetje raar voor zo'n project — om gaten die in de kwaliteit van het normale onderwijs vallen op te vullen. We hebben een hele andere discussie. Het is heel moeilijk. Het onderwijs veranderen is namelijk niet eenvoudig. Maar er zou iets moeten gebeuren. We moeten veel scherpere afspraken maken met scholen over welke kwaliteit ze moeten leveren, met name op de gebieden van lezen, rekenen en schrijven. Maar zo werken wij niet, want we hebben een systeem waarin we heel terughoudend zijn met het maken van hele harde afspraken over kwaliteit die geleverd moet worden. Het lijkt namelijk wel of we niet alleen een vrijheid van onderwijs hebben, maar ook een vrijheid van geen verantwoording. Die verantwoording zou er als volgt uit moeten zien. Je hebt wel afspraken gemaakt met de overheid en met de inspectie. Dit percentage leerlingen moet voldoen aan de basiseisen. Als de scholen er niet aan voldoen, hebben ze een probleem, want dan voldoen ze niet aan de eisen die wij stellen. Wij horen die eisen te stellen.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik hoor nu weer iets van onderwijspassie terugkomen. Dat is dus mooi. Maar het klopt niet dat de onderwijskansenregeling een project is. De school waar ik was, zei: wij kunnen al 30 jaar rekenen op extra geld, omdat wij meer kinderen hebben met achterstanden, omdat wij meer kinderen hebben die uit arme gezinnen komen die geen laptop kunnen aanschaffen, omdat wij willen zorgen voor kleinere klassen voor die kinderen, en omdat we extra les en begeleiding in rekenen en taal willen geven. Dit geld is voor hele concrete dingen bedoeld. Dit geld gaat gewoon naar scholen waar kinderen het meer nodig hebben dan op andere scholen. Dus het is geen project, het is geen regeling die je zomaar weghaalt. Dit is geld waar scholen al 30 jaar op kunnen rekenen om te kunnen zorgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Dus als de heer Uppelschoten dan de kans krijgt om deze bezuiniging, die zo dom is, van tafel te krijgen en het kabinet de opdracht te geven om op zoek te gaan naar een andere manier om dit te doen, vinden wij hem dan aan onze zijde?

De heer Uppelschoten (PVV):

Dat is mijn onderwijshart. Als er iets gedaan kan worden aan bezuinigingen op het onderwijs en als er goede voorstellen zijn, zullen we daar natuurlijk naar kijken. Iedereen die daar niet naar zou willen kijken, zou dom zijn.

De voorzitter:

Oké. Helder.

De heer Uppelschoten (PVV):

Het is dus niet zo dat wij zeggen: dat gebeurt nooit; daar willen wij niet naar kijken. Maar ik probeer uit te leggen dat zoals het nu is, het te makkelijk is om te zeggen: we gaan met de andere oppositiepartijen mee en alle bezuinigingen zijn van tafel. Dat vind ik te kort door de bocht. Dat kan niet.

De voorzitter:

Ik denk dat het wel een beetje helder is, maar goed.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

De heer Uppelschoten heeft een heel degelijk, een bijna technocratisch argument waarom de PVV steun blijft geven aan bezuinigingen, terwijl al zijn collega's in de fractie het tegenovergestelde doen. In de zorg zijn de bezuinigingen van tafel. De WW wordt weer ingekort. Het minimumjeugdloon … Al zijn collega's hebben wel de ruimte om bezuinigingen los te laten, alleen de heer Uppelschoten niet. Mijn vraag is: hoe kan dat?

De heer Uppelschoten (PVV):

Ik zou bijna zeggen: ik zou het niet technocratisch willen noemen. Maar het heeft ook iets te maken met dat waar je aan begonnen bent. We zijn niet uit de regering gestapt vanwege het onderwijs, maar vanwege de asielcrisis en de migratieproblemen. Dat is waarom we eruit gestapt zijn. Als dit het onderwerp geweest zou zijn, dan hadden we er nu iets aan moeten doen. Dan zouden we nu de vrije hand hebben. Het beeld klopt dus niet.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Maar dan blijft het de vraag waarom de PVV wel elke week instemt met moties die zeggen dat de zorgbezuinigingen van tafel moeten, maar niet met moties over onderwijs. Dan is onderwijs toch gewoon minder belangrijk voor de PVV? Zelfs NSC, dat nog in de coalitie zit, zegt: we vinden het pijnlijk, maar we gaan die motie gewoon steunen. Maar de PVV is loyaler aan de bezuinigingen dan NSC, omdat de PVV die vmbo-scholen eigenlijk niet belangrijk genoeg vindt. Wees daar nou gewoon eerlijk over.

De heer Uppelschoten (PVV):

Neeneenee, ik vind vmbo-scholen, als voorbereiding op het middelbaar beroepsonderwijs en op de beroepspoot, juist uitermate belangrijk. We vinden het belangrijk dat er twee stromen zijn, dus een theoretische, cognitieve stroom naar het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderwijs, én een beroepspoot, en dat het vmbo meteen ook de lijn wordt voor het beroepsonderwijs. Nee, dat vinden we heel belangrijk. Ik zou zeggen: het zou achterlijk zijn als we dat niet zouden zien, want daar zitten de mensen die de beroepen gaan vervullen die hard nodig zijn in de komende tijd. Dat is hier ook al gezegd.

De heer Krul (CDA):

Maar ik denk dat de heer Van Uppelschoten wel begrijpt dat het heel verwarrend is dat er een week geleden een motie werd aangenomen van de SP die zei dat alle zorgbezuinigingen teruggedraaid moeten worden en van tafel moeten en dat de PVV die motie steunde omdat ze zich nu blijkbaar niet meer aan die bezuinigingen gecommitteerd voelt, maar dat de PVV bij een veel kleinere bezuiniging op het gebied van onderwijs ineens komt met het argument: ja, maar waar we aan begonnen zijn, moeten we afmaken. Kan de heer Van Uppelschoten dat dan verklaren?

De heer Uppelschoten (PVV):

Ik heb niet gezegd: waar we aan begonnen zijn, moeten we afmaken. Maar je zit in een bepaalde positie nadat je uit het kabinet gestapt bent. Dan moet je heel veel laten vallen van waar het kabinet mee bezig was en wat je zelf ook mede vormgegeven hebt. Dat is een beetje de afweging. Natuurlijk vinden wij zorg heel belangrijk. Dat daarover al een motie aangenomen is, is heel mooi. Voor onderwijs weet ik het nog even niet, maar als mij gevraagd wordt naar de onderwijskansenregeling, zeg ik dat het mij persoonlijk pijn doet. Ik denk dat dat het antwoord is.

De voorzitter:

Prima, helder. Tot zover de eerste termijn van de Kamer. De bewindspersonen hebben gevraagd om een halfuur, maar ik heb niet één vraag aan hun adres gehoord. Nou ja, twee vragen dan, maar geen nieuwe serie technische vragen. Ik stel dus voor dat we om 21.30 uur weer gaan beginnen, want u heeft hele intelligente ambtenaren, die dit allemaal allang hebben voorbereid. 21.30 uur dus, ministers? … Tja, dat vind ik wel een moeilijke. Nou ja, goed, dan doen we een halfuur. So be it.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Termijn antwoord

Minister Bruins:

Dank u wel, voorzitter. Fijn dat ik vandaag in dit huis de inzet van dit inmiddels demissionaire kabinet mag verdedigen wat betreft de veranderingen die zijn ontstaan door de Voorjaarsnota op het gebied van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Veel dank aan uw leden voor de inbreng en voor de passie en betrokkenheid die ik in de eerste termijn mocht aanschouwen. Ik ben opnieuw onder de indruk van de pleidooien vanuit alle politieke richtingen over het belang van goed onderwijs en de waarde van wetenschap. Ik onderschrijf die. Voor mij zijn kennis en innovatie de kurk waar Nederland op drijft, ook voor de toekomst. Goed onderwijs gaat ook over onze talenten, die we willen voorbereiden om bij te dragen aan onze samenleving. Daarbij zijn brede toegankelijkheid en gelijke kansen voor iedereen principes die deze Kamer en ook mij heel na aan het hart liggen.

Maar uw leden, onder anderen de leden Rooderkerk, Stultiens en Ceder, vroegen mij naar het proces en naar mijn reflectie. Daar wil ik dan ook even kort bij stilstaan. Wanneer we specifiek kijken naar mijn eerste suppletoire begroting, dan leek het — het klinkt misschien raar — in eerste instantie best een normaal en overzichtelijk voorjaar voor de OCW-begroting te worden. Er was per saldo een beperkte tegenvaller op de ramingen. Een tegenvaller op de ramingen betekent dat er meer studenten zijn. Dat kost OCW dus meer geld en dat moeten we binnen de eigen begroting oplossen. Er waren ook wat investeringen nodig. Er waren ook wat beleidsmatige problemen en wensen die moesten worden ingepast. Conform de begrotingsregels hebben we dat allemaal opgelost binnen de OCW-begroting, deels met inzet van meevallers, deels met middelen die relatief probleemloos konden worden vrijgemaakt en deels met bezuinigingen.

Maar helemaal aan het einde van het proces bleek dat er van OCW helaas toch nog een bijdrage aan de rijksbrede problematiek werd verwacht in de vorm van de 50% korting op de prijsbijstelling. Toen kwam ook de door uw leden zeer vaak genoemde afschaffing van de onderwijskansenregeling. Dit is bij elkaar circa 350 miljoen. Wij zien ook dat de financiële opgaven groot zijn. We hebben als kabinet toch echt een paar grote maatschappelijke problemen moeten oplossen. Daarnaast moeten we niet vergeten — de heer Uppelschoten noemde het al — dat in deze eerste suppletoire begroting ook ruim 2 miljard aan loon- en prijsbijstelling aan de begroting is toegevoegd. Het per-saldo-effect van de voorjaarsbesluitvorming op de OCW-begroting is daarom wel wat negatiever dan we gehoopt hadden, maar altijd nog ruimschoots positief.

Voorzitter. Normaal komt dan het moment dat ik mijn blokjes aankondig, maar ik heb geen blokjes. Ik zal gewoon een aantal losse vragen beantwoorden. Na mij zal de staatssecretaris ingaan op de aan haar gestelde vragen, waaronder de vragen over de onderwijskansenregeling, waar uw leden naar gevraagd hebben.

Voorzitter. Met deze eerste suppletoire begroting wordt — ik zei het al — de OCW-begroting met structureel 2 miljard verhoogd, vooral door loonbijstelling. We hebben een aantal problemen en tegenvallers binnen de begroting opgelost zoals de begrotingsregels dat voorschrijven. Al met al verdedig ik hier een aanpassing van een Onderwijsbegroting waarmee we ons nog steeds kunnen blijven inzetten voor onze beleidsdoelstelling; daar ben ik van overtuigd.

Mevrouw Rooderkerk en de heer Ceder vroegen mij: kan de minister in beeld brengen wat nou de effecten zijn van de veranderingen op de begroting, met name wat betreft de bezuinigingen op het vervolgonderwijs? Hoeveel instellingen raakt dit? Wat zijn de financiële effecten? Als ik daar zo goed mogelijk op reflecteer, denk ik dat ik moet beginnen te zeggen dat het kabinet vindt dat er met deze Voorjaarsnota wel een afgewogen pakket aan maatregelen staat. De ombuigingen op het vervolgonderwijs zijn generiek van aard. De bezuiniging wordt namelijk doorgevoerd op het totale budget van de bekostiging en wordt via het verdeelmodel verdeeld over alle instellingen. Alle instellingen worden dus evenveel geraakt. Maar hoe dit uitpakt, is per instelling verschillend, aangezien een instelling bestedingsvrijheid heeft. Het is dus niet op voorhand te zeggen wat de effecten per instelling zijn en wat de effecten hiervan zullen zijn op de instroom van studenten in het vervolgonderwijs.

Ten aanzien van het voorbereiden van het vervolgonderwijs op de toekomst heb ik uw Kamer in het voorjaar mijn beleidsbrief Vervolgonderwijs en wetenschap gestuurd. Ik geef onverminderd uitvoering aan de lijnen die ik daarin geschetst heb, bijvoorbeeld het werken aan toekomstbestendige en stabiele financiering voor het vervolgonderwijs, omdat we in de toekomst een grote demografische krimp zien aankomen, die ook het mbo, het hbo en het wo zal treffen.

De heer Ceder vroeg mij specifiek of ik wilde ingaan op de gevolgen van de bezuinigingen op de loon- en prijsbijstellingen en op de vraag welke onderwijssoorten en regelingen dit raakt. Hij vroeg mij om dat meer concreet en duidelijk te maken. Ten eerste maak ik duidelijk dat er geen korting is op de loonbijstelling. Die is volledig uitgekeerd aan OCW. In totaal is hiermee circa 2 miljard aan loonbijstelling toegevoegd aan de OCW-begroting. Rijksbreed is wel besloten om 50% van de prijsbijstelling niet uit te keren, maar in te zetten voor andere opgaven waar het kabinet zich voor gesteld ziet.

Op de OCW-begroting gaat het om circa 172 miljoen per jaar structureel, opgeteld over alle sectoren. Binnen de OCW-begroting is met deze gehalveerde loon- en prijsbijstelling eerst alle wettelijk verplichte prijsbijstelling uitgekeerd, bijvoorbeeld in het primair onderwijs. Het primair onderwijs heeft dus een volledige loon- en prijsbijstelling gekregen. Dat geldt ook voor de studiefinanciering. De studenten hebben dus ook een volledige loon- en prijsbijstelling gekregen, eigenlijk een inflatiecorrectie. Hetzelfde geldt ook voor de landelijke publieke omroep, want dat is vastgelegd in de Mediawet. Daarna resteerde er een zeer beperkte prijsbijstelling voor de overige budgetten, dus voor de overige sectoren op de OCW-begroting. Om geen verschil tussen het primair en het voortgezet onderwijs te laten ontstaan, is met herprioritering alsnog de volledige prijsbijstelling aan het voortgezet onderwijs uitgekeerd. De herprioriteringen zijn binnen de begrotingsartikelen voor het funderend onderwijs gedaan. De staatssecretaris kan u daarover meer vertellen in haar bijdrage.

De voorzitter:

Is dat uw bijdrage?

Minister Bruins:

Nee, ik heb nog drie vragen.

De voorzitter:

Oké, we gaan eerst even de heer Stultiens beluisteren.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

De minister geeft aan: bij het primair onderwijs is deze prijsbijstelling wettelijk verplicht, dus dat geld kan eigenlijk niet worden weggesnoept door coalitiepartijen. Zou het niet beter zijn om het voor alle onderwijssectoren verplicht te maken dat ze jaarlijks worden gecompenseerd voor de inflatie, zodat we volgend jaar niet weer hetzelfde circus krijgen?

Minister Bruins:

Ik hoor een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks aankomen. Alles is mogelijk in deze wereld, maar op dit moment is de situatie dat het alleen voor het primair onderwijs, voor studiefinanciering en voor media vastligt. We gaan er met z'n allen over hoe de wet er in de toekomst uitziet.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank. Dan blijft de inhoudelijke vraag wel waarom het bij de helft van het onderwijs verplicht is en bij de andere helft niet.

Minister Bruins:

Omdat de wet zo is. Dat is op dit moment de werkelijkheid. Zelfs als je voor alle sectoren wettelijk zou vastleggen dat de loon- en prijsbijstelling volledig moet worden uitgekeerd, dan heb je nog steeds een probleem, want uiteindelijk moet je het gewoon doen met het geld dat je hebt. Om te zeggen dat je de volledige lpo uitkeert, zou je dus moeten bezuinigen op de lumpsum. Dat lijkt me een heel gekunstelde situatie.

Voorzitter. Mevrouw Beckerman vroeg mij waarom ik nou niet gewoon een gat in de begroting sla, zoals ook is gebeurd met de huurbevriezing. Ze noemde daar de naam van mijn collega Keijzer. Laat ik beginnen door te zeggen dat ik hier niet ben om collega's te recenseren. Ook is de situatie niet vergelijkbaar, onvergelijkelijk. Rondom de huurbevriezing moest het kabinet eigenlijk kiezen tussen een gat dat geslagen werd of een veel groter gat dat geslagen werd als gevolg van de onderhandelingen die in de bewuste nacht hadden plaatsgevonden tussen de fractievoorzitters. Het kabinet heeft dus noodgedwongen moeten kiezen voor het kleinst mogelijke gat. Daarom komt de huurbevriezing er niet. Als u vraagt naar mijn begroting, dan zie ik geen aanleiding om nu een gat in mijn begroting of in de hele rijksbegroting te slaan. Dat vind ik niet verantwoord. Volgens de begrotingsregels zou ik dat immers zelf moeten dekken en die ruimte heb ik gewoonweg niet.

Mevrouw Beckerman (SP):

Vindt de minister ook keuzes die gemaakt zijn in de bewuste nacht pijnlijk en lelijk, zoals hij eerder grote bezuinigingen typeerde?

Minister Bruins:

Ik heb eerder gezegd dat de onderwijskansenregeling mij ook buikpijn heeft bezorgd. Ja, dat is gewoon heel lelijk.

Mevrouw Beckerman (SP):

Hoe kan het dat andere ministers nog geen paar uur nadat de coalitie uit elkaar was gevallen, zeiden: ik zie ruimte om te stoppen met aspecten uit die onderhandelingsnacht? Deze minister ziet die ruimte blijkbaar niet.

Minister Bruins:

Zoals ik zei zijn de situaties onvergelijkbaar. Het kabinet — dit was trouwens niet mevrouw Keijzer, maar het hele kabinet — zag zich geconfronteerd met een onvoorzien gat in de begroting, als gevolg van de onderhandelingsuitkomst van die nacht. Het was het gevolg van een meevaller die niet zou komen. Er zou dus sowieso een gat geslagen worden. Doorgaan met de maatregel zou een nog veel groter gat, een miljardengat, slaan. Het niet laten doorgaan van de huurbevriezing was een kleiner gat. Dar heeft dit kabinet uit moeten kiezen. Ik kan nog verder in details treden, maar dit gaat eigenlijk over een andere begroting.

De voorzitter:

Ja. Afrondend.

Mevrouw Beckerman (SP):

Volgens mij gaat het niet over de huurbevriezing. Daar kunnen we namelijk een heel lang debat over voeren, maar dit is het niet het moment daarvoor. Maar het gaat nu wel over de ruimte die bewindspersonen hebben of zien. Daar ben ik naar op zoek. Zit dat 'm puur in financiën? Is er inhoudelijk dan geen enkele ruimte voor deze minister? Is hij dan puur en alleen een soort marionet van die wilde nacht van de coalitie? We vinden het allemaal "lelijk" en "pijnlijk", maar "het moet nou eenmaal". Ziet deze minister geen enkele ruimte voor zichzelf?

Minister Bruins:

Met het onderhandelingsresultaat heeft het kabinet een etmaal later ingestemd. Daarmee is het ook de verantwoordelijkheid van het kabinet en ook die van mij. Ik sta er dus ook voor. Ik verdedig hier dus een begroting waarvoor ik sta. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat we waardevolle dingen kunnen doen. Tegelijkertijd vind ik de bezuiniging op de onderwijskansenregeling, die we allemaal niet zagen aankomen, inderdaad een lelijke. Maar nog steeds sta ik voor mijn begroting en kan ik dit dragen.

De voorzitter:

Prima. Er waren nog twee andere vragen.

Minister Bruins:

Dat is inmiddels één vraag. Verder heb ik de appreciatie van de amendementen. Die ene vraag was van mevrouw Beckerman. Hij ging over aardwetenschappen aan de VU. Hoe kan ik er nou toch voor zijn dat daar de aardwetenschappen verdwijnen? Ik ben daar niet per se voor. Instellingen hebben een grote mate van autonomie. Zij geven zelf invulling aan hoe zij hun budgetten besteden. De situatie bij aardwetenschappen was al meerdere jaren financieel ingewikkeld, met name door dalende studentenaantallen. Al sinds 2022 was de VU bezig met nadenken over wat ze moesten doen met aardwetenschappen en de dalende studententallen daar. Het is jarenlang gelukt om die opleiding toch op poten te houden door hem te financieren met middelen die eigenlijk voor andere opleidingen bedoeld waren. Daar kwamen inderdaad de bezuinigingen bij, maar het kan niet een-op-een gerelateerd worden aan de bezuinigingen. Ik vertrouw erop dat de VU weloverwogen keuzes maakt, in afstemming met de medezeggenschap en de andere instellingen. Specifiek wat betreft isotopenonderzoek zie ik ook het GeoLab aan de Universiteit Utrecht, dat buitengewoon goed geëquipeerd is. Ik ben me er overigens van bewust dat er nog Kamervragen hierover liggen. Ik zal die spoedig naar uw Kamer sturen, zodat we er in detail verder over van gedachten kunnen wisselen. Dat geldt zeker voor mevrouw Beckerman, want wij delen een passie voor isotopenonderzoek. Jazeker!

Voorzitter. Dan de amendementen. De meeste amendementen zijn al door de minister van Financiën geapprecieerd. Het amendement van het lid Dassen zal ook door de minister van Financiën van een appreciatie worden voorzien. Dat zal zo snel mogelijk na dit debat schriftelijk gebeuren.

Dan blijft er nog één amendement over, van het lid Kostić, over de vermindering van proeven op niet-humane primaten. Mijn appreciatie daarvan is: ontraden.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Maar ik zie ook nog het amendement op stuk nr. 18 staan, van de heer Stultiens, over middelen voor het terugdraaien van bezuinigingen. O, dat is al ontraden?

Minister Bruins:

Dit is wat ik heb meegekregen, dus ik ga ervan uit dat de rest bij de staatssecretaris ligt.

De voorzitter:

O, die was ter vervanging van het amendement op stuk nr. 12. Eerst had het nr. 6. Als amendement op stuk nr. 6 is het ontraden. Dan is het zoekplaatje weer rond.

Minister Bruins:

Dan heeft de minister van Financiën dat al gedaan, ja.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Het zoekplaatje is rond, maar ik ben alleen nog niet tevreden met de appreciatie. Dat komt vooral omdat de minister van Financiën, dus ook het kabinet, eigenlijk zegt: we ontraden dit omdat het de begrotingsregels schendt, want je kunt niet extra uitgaven dekken met extra belastingen. De minister is ook financieel woordvoerder geweest en kent de argumentatie. Ik vind dat problematisch, omdat het kabinet deze regel zelf ook vaak genoeg schendt, afgelopen maand nog, toen de energiebelasting omlaagging en dat gedekt werd uit het Klimaatfonds. Maar belangrijker: door het beruchte amendement-Bontenbal van een paar maanden terug ging een belasting ook omhoog om bezuinigingen te besparen. Ik wil dus graag een inhoudelijke appreciatie, zonder verwijzing naar de begrotingsregels — want die worden heel selectief toegepast — van waarom de minister dit amendement niet kan steunen.

Minister Bruins:

Ik zal de heer Stultiens, denk ik, toch teleurstellen met mijn antwoord. Dat is natuurlijk dat ik hier uiteindelijk als minister van OCW sta. Dat betekent dat ik ieder voorstel om ofwel geld van een begroting van een collega te halen, ofwel de inkomsten-uitgavenscheiding te schenden eigenlijk per definitie zal moeten ontraden.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dan voor de geschiedschrijving. Een paar maanden terug gaf de minister oordeel Kamer aan het amendement-Bontenbal, waar dit ook gebeurde. Nu doet hij dat niet.

Minister Bruins:

En die geschiedschrijving klopt.

De heer Krul (CDA):

De minister en ik waren vorige week op de Waddenzee, voor maritieme archeologische vondsten, mede op het spoor gezet door mevrouw Beckerman.

Minister Bruins:

Zeker.

De heer Krul (CDA):

We troffen mogelijk ook enkele dukaten aan op de zeebodem, die we helaas niet mochten gebruiken voor de OCW-begroting. Het laat wel zien hoe de zoektocht naar geld inmiddels tot creativiteit leidt. Ik begrijp dat de minister aangeeft dat hij gewoon strikte regels heeft en dat hij geen geld van zijn collega's kan uitgeven, maar dat hij zelf ook gewoon erg krap aan de wind zeilt. Kan de minister wel toezeggen dat hij bereid is om het gesprek aan te gaan in het kabinet? Als deze Kamer hem op pad stuurt om in het kabinet het gesprek aan te gaan om breed te kijken naar een alternatieve invulling van die bezuiniging, kan hij dat dan wel doen richting zijn collega's?

Minister Bruins:

Laat ik beginnen met melden dat we de dukaten van de zeebodem niet konden oprapen omdat we het beleid hebben om archeologische vondsten op de zeebodem vooral in situ te beheren. Dat betekent dat we ze niet van de zeebodem halen, maar daar zo goed mogelijk bewaren. Dat is de reden waarom de dukaten niet zijn meegekomen naar Den Haag. Bovendien zou dat illegaal zijn, want ik ben geen gediplomeerd archeoloog. Maar alle gekheid op een stokje, de echte vraag van de heer Krul is buitengewoon relevant. Als de staatssecretaris en ik een brede oproep vanuit de Kamer zien om toch nog eens heel goed te bekijken hoe we deze problematiek met elkaar kunnen oplossen, dan is dat in ieder geval iets wat ik in de processen van de komende weken en maanden wel weer vol verve, energie en overtuiging wil oppakken, om te bekijken of daar steun en draagvlak voor zou zijn.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dat is goed om te horen, want we horen van veel partijen in de Kamer, en ik hoop eigenlijk alle partijen, de oproep om die bezuinigingen van tafel te halen, ook de onderwijskansenbezuiniging. Als de minister die zoektocht gaat doen en daar met andere bewindspersonen over in gesprek gaat, zoekt hij dan ook naar een dekking die het onderwijs niet raakt? Dat is mijn verzoek daarbij. Zoekt hij dan naar een dekking die niet op dezelfde manier kinderen raakt? Want dat is natuurlijk ongekend gebleken. De oproep is om dat niet te doen.

Minister Bruins:

Zoals ik al zei: als ik zo'n brede oproep zou zien, dan begrijp ik ook dat daar natuurlijk de boodschap van de Kamer bij zit om niet iets anders kwetsbaars op de Onderwijsbegroting te raken. Eerlijk gezegd zijn de plooien binnen de Hoftoren wel zo'n beetje leeg. Ik zou ook niet heel goed weten waar ik de dekking dan vandaan zou moeten halen. Dat is dus buitengewoon lastig. Tegelijkertijd weet ik dat ik niet zomaar andere collega's hiermee kan lastigvallen. De rijksbegroting is sowieso een buitengewoon precair plaatje. Het moet ook allemaal met elkaar kloppen en daar moeten we het ook over eens zijn. Tegelijkertijd zie ik mijzelf ook wel weer in november of december een begroting staan te verdedigen die eind augustus wordt uitonderhandeld. Ook daar moet dan weer een meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer voor zijn. Ik begrijp dus ook dat het geen geloofwaardig verhaal is wanneer we alleen maar vestzak-broekzak doen en we iets gaan weghalen bij kwetsbare leerlingen om het aan kwetsbare leerlingen te geven. Ik begrijp dat ik daar niet zomaar mee kan aankomen in de Kamer.

De voorzitter:

Prima. Dat was uw bijdrage?

Minister Bruins:

Ja. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik graag het woord aan de staatssecretaris. Ik wijs er nog even op dat we echt om 23.00 uur dit gebouw verlaten moeten hebben, dus ik hoop dat zij kort en puntig door de onderwerpen en de enkele vragen heen kan gaan. Het woord is aan haar.

Staatssecretaris Paul:

Voorzitter, dank. Ik ga mijn best doen om het kort en krachtig te doen. Ik kan natuurlijk van alles over die suppletoire begroting zeggen, maar ik ga maar gewoon beginnen met de olifant in de kamer. Het is namelijk heel duidelijk waar uw Kamer wat betreft de bezuinigingen met name problemen mee heeft. Het gaat met name over het afschaffen van de onderwijskansenregeling per 2027. Ik zeg ook maar dat ik dat een moeilijke maatregel vind. Die is genomen om de Voorjaarsnota en de onderliggende maatschappelijke opgaven en politieke wensen budgettair sluitend te maken.

Heb ik gekeken naar alternatieven of heb ik lijdzaam toe zitten kijken? Ik heb gekeken naar eventuele alternatieven met een mogelijk minder groot negatief effect die ik uw Kamer zou kunnen aanreiken. Waren die er uiteindelijk dan? Nou, nee. Binnen mijn eigen begroting waren die er niet. Elk alternatief doet ergens pijn. De arbeidsmarkttoelage in het funderend onderwijs, bedoeld om docenten op de scholen met de grootste achterstanden extra te belonen, heeft weliswaar zijn effectiviteit nog niet volledig bewezen, maar wordt met name door de onderwijsbonden als cruciaal ervaren. Het verlagen van de middelen voor basisvaardigheden heeft een negatief op de onderwijskwaliteit, waar we samen zo hard aan werken. Dat raakt alle scholen en alle leerlingen. Daarbij geldt dat de ruimte op de Onderwijsbegroting politiek sterk begrensd is. Met onder andere het amendement-Bontenbal heeft uw Kamer duidelijk gemaakt waar deze periode ook niet aan getornd mag worden. In antwoord op de vraag van de heer Krul kom ik daar straks nog wat specifieker op terug.

Het is eerlijke verhaal is dus het volgende. We hebben het nu over de eerste suppletoire begroting. Die gaat over 2025. De bezuiniging op de onderwijskansenregeling start in 2027. Ik heb gehoord wat uw Kamer zegt. De schaduw werpt zich al vooruit. Ik realiseer me dat heel goed. Ik heb eerder vandaag meegeluisterd naar wat de minister van Financiën daarover zei in de Eerste Kamer, want ook hij kreeg bij de behandeling van de Voorjaarsnota veel vragen over de onderwijskansenregeling. Ook hij gaf aan dat het een lastig punt is en dat er veel moties en amendementen zijn ingediend rond de Voorjaarsnota, die nog niet is vastgesteld; dat gebeurt donderdag. Net als ik heeft de minister van Financiën heel goed geluisterd naar uw Kamer. Dat vind ik belangrijk om te zeggen. We wachten de stemmingen af, voor we daar al te grote afspraken over maken. Maar ik zeg u, eigenlijk een beetje in het verlengde van wat de minister van Financiën ook zei: deze gaan we terugzien, zo niet deze week bij de Voorjaarsnota, dan bij de Miljoenennota in augustus. Ik sluit me aan bij de woorden van collega Bruins. Ook ik zal me inspannen om te kijken naar passende oplossingen, want de lucht, de rek, uit de eigen begroting is weg. Ik voel er ook helemaal niks voor om het ene gat met het andere te dichten. Maar ik weet ook, zoals collega Bruins ook zei, dat andere bewindspersonen op andere ministeries met hun begrotingen niet klaarstaan om te zeggen: stas Paul, doe een graai en zorg dat je met mijn middelen jouw problemen kunt oplossen. Dat zijn gesprekken die we moeten gaan voeren. Maar ik wil uw Kamer in ieder geval meegeven dat ik me daar ten volle voor zal inzetten, want ik heb u gehoord.

Dan zou ik graag door willen gaan …

De voorzitter:

De heer Soepboer nog even op dit punt.

De heer Soepboer (NSC):

Ik ben vaak kritisch op deze staatssecretaris geweest, maar ik wil haar nu een heel groot compliment geven. Dank u wel.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik sluit me daarbij aan. Ik vind het heel hoopvol om beide bewindspersonen te horen zeggen: als deze oproep vanuit de Kamer er komt, als er een aangenomen voorstel komt — daar hebben we nu al een meerderheid voor — om de bezuiniging op de onderwijskansenregeling van tafel te halen, ga ik mij er hard voor maken dat dat gebeurt en dat er ook een dekking voor gevonden wordt die niet langer kwetsbare kinderen raakt, en niet binnen de Onderwijsbegroting.

De voorzitter:

De staatssecretaris continueert.

Staatssecretaris Paul:

Voorzitter. Ik ga door met een vraag van de heer Krul. De heer Krul stelde de vraag wat ik in mijn brief bedoelde met beperkte politieke ruimte naar aanleiding van de motie-Bontenbal. Het punt is dat uw Kamer ons met de motie-Bontenbal een heel duidelijke opdracht heeft gegeven inzake datgene waar we in ieder geval niet op mogen bezuinigen, dus waar de Kamer geen bezuinigingen duldt. Als mij dan naar alternatieven voor dekking wordt gevraagd voor de onderwijskansenregeling, dan betekent dat dat ik per definitie maar naar een deel van mijn begroting kan kijken, en dat ik dus niet naar dat deel kan kijken waar we al afspraken over hebben gemaakt rondom dat amendement. Ik zou dus ook willen aangeven dat, voor zover dat zo is overgekomen … Dat is niet een verwijt. Het is niet een verwijt dat dat niet kan, maar juist een erkenning dat ik hier dus niet terugkom op gemaakte afspraken.

Voorzitter. Dan ga ik door met een vraag van de heer Kisteman over de samenwerkingsscholen. Ik heb zelf in de praktijk ook mooie voorbeelden gezien, in Friesland, van openbare en bijzondere scholen die een samenwerkingsschool vormen. Dat geeft mij altijd hoop, want we kijken in het onderwijs vaak heel kritisch naar bepaalde dingen die niet lukken. Dat is ook logisch, want we zijn hier om dingen op te lossen. Maar ik vind het altijd heel mooi en inspirerend om de goede voorbeelden ook te zien. Als ik dan met bestuurders en met schoolleiders praat, hoor ik dat er soms wel degelijk nog drempels worden ervaren om tot die samenwerking te komen, ook in wet- en regelgeving. Daarom onderzoeken we wat de mogelijkheden zijn om het vormen van een samenwerkingsschool te verruimen en te stimuleren. Ik zie in ieder geval dat voor veel scholen wet- en regelgeving geen belemmering is, dus ik zou iedereen bij wie dat relevant is willen aansporen om vooral aan de slag te gaan. Maar wij gaan aan de slag met het wegnemen van obstakels.

De heer Kisteman had, een beetje in het verlengde, ook een vraag over de omvorming van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag. Dat doen we niet per se voor ons plezier. We doen dat omdat het onderwijs, met name het primair onderwijs, voor grote uitdagingen staat. In grote steden staan soms wel vijf te kleine scholen naast elkaar, die drukken op het enorme lerarentekort en ook op de uitdagingen die we hebben op het gebied van schoolhuisvesting. Er zijn geregeld wanhopige wethouders die bij mij aankloppen met de opgaven waar zij mee worstelen. Die situatie is wat mij betreft niet houdbaar. In de regio zien we weer andere problematiek, namelijk dat kleine scholen die cruciaal zijn voor de leefbaarheid van het gebied soms dreigen om te vallen of te verdwijnen. We weten allemaal dat als een school verdwijnt, zo'n kern weer minder aantrekkelijk is voor bijvoorbeeld jonge gezinnen om zich te vestigen. Dan verdwijnen er in de slipstream heel veel andere vitale diensten en voorzieningen. Dat moeten we zien te voorkomen. Leefbaarheid in de regio is superbelangrijk. Die scholen moeten we behouden en ondersteunen. Daarom ben ik aan de slag met de omvorming van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag. Dat is best wel een exercitie. Het is een hele grote verandering, waarbij ik het ook heel belangrijk vind om draagvlak te hebben, zowel in de regio als in de steden. Daar ben ik zelf, net als het ministerie, ook volop mee bezig. In de tussentijd roep ik scholen en besturen op om die samenwerking te blijven zoeken, want dat is gewoon belangrijk.

Dan een vraag van … Nee, ik heb nu een vraag van de heer Ceder en de heer Krul.

De voorzitter:

De heer Kisteman.

De heer Kisteman (VVD):

Ik dacht: ik wacht het even af. Over de samenwerkingsscholen geeft de staatssecretaris aan dat de regelgeving in principe niet extreem in de weg zit. Dat zijn ook de signalen die mij bereiken, en dat vooral het bijzonder onderwijs niet de stap wil zetten om samen te gaan met bijvoorbeeld het openbaar onderwijs. Hoe kijkt de staatssecretaris daar dan naar? De regelgeving zit niet in de weg; het zijn gewoon persoonlijke voorkeuren. Wat kan de staatssecretaris dan doen om dit wel te stimuleren, zodat dat soort voorkeuren dit niet in de weg zitten?

Staatssecretaris Paul:

Wat kan ik daaraan doen? Uiteindelijk hebben scholen, zeker met de vrijheid van onderwijs die in Nederland grondwettelijk geborgd is, veel ruimte om daar keuzes in te maken. Maar ik zie het als mijn taak om juist die goede voorbeelden, zowel ten aanzien van de manier waarop dat procesmatig gaat, als de inspirerende en positieve resultaten van samenwerkingsscholen waar het wél lukt, breed uit te venten. Op het gebied van communicatie en het delen van best practices is er misschien nog wel meer werk aan de winkel voor het ministerie. Dat pak ik graag op. Uiteindelijk hoop ik dat scholen, of het nou gaat om openbare scholen of scholen voor bijzonder onderwijs, toch echt inzien dat ze als ze op bepaalde plekken niet beter samenwerken of er gezamenlijk de schouders onder zetten, helemaal kunnen verdwijnen. Dat moeten we niet willen. Ik heb net gezegd wat ik heb gezegd over de leefbaarheid in die kernen.

De heer Kisteman (VVD):

Aanvullend: zijn er dan voorbeelden bekend van dorpen waar meerdere scholen een kleinescholensubsidie krijgen? Als dat bekend is, zou de staatssecretaris dan extra aandacht willen geven aan die plekken, zodat daar gestimuleerd wordt om naar samenwerkingsscholen te gaan? Is dat dus bekend en, zo niet, zou daar eventueel onderzoek naar gedaan kunnen worden? Dan kunnen we ervoor zorgen dat we niet onnodig meerdere subsidies geven in één dorp om meerdere kleine scholen in stand te houden.

Staatssecretaris Paul:

Dat is onderdeel van de hele exercitie. Bij de omvorming van de kleinescholentoeslag naar de dunbevolktheidstoeslag is precies dit punt van belang. In eerste instantie denk ik oprecht dat er winst valt te behalen door te kijken naar de grotere steden, waar vaak zelfs op loopafstand meerdere kleine scholen zijn. Maar in deze hele exercitie nemen we ook de veelheid aan kleine scholen in de regio mee. Volgens mij refereert de heer Kisteman daaraan. Ik zeg er ook maar bij: uiteindelijk wil je een goed onderwijsaanbod in stand houden. Dat is onderdeel van deze exercitie.

Dan ga ik nu toch door naar de vraag van de heer Ceder en de heer Krul. Die ging over mdt en het feit dat een aantal organisaties heeft besloten om nu geen aanvraag in te dienen vanwege de gewijzigde voorwaarden van de subsidieregeling mdt 2025. Er zijn in die voorwaarden strakkere regels opgenomen met betrekking tot de financiën van de subsidieaanvragen. Dat is om meer de zekerheid te creëren dat subsidieaanvragers bijvoorbeeld tegenvallers kunnen opvangen, dat ze onvoorziene kosten voldoende kunnen opvangen. Het is ook om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Ik moet zeggen dat we het signaal herkennen, maar misschien niet in de aantallen die de heer Ceder noemt. Maar er is voor mij voldoende reden om hier verder in te duiken en in kaart te brengen waar we het nou precies over hebben en wat nou de redenen zijn. Soms heeft het namelijk niet met de solvabiliteitseis te maken, maar zijn er andere redenen waarom ze niet willen intekenen. Dat ga ik dus in kaart brengen. We gaan in ieder geval met een deel van die organisaties in gesprek. Bij de volgende voortgangsrapportage mdt zal ik daarover terugberichten.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank. Ik ben blij met deze toezegging. Volgens mij is die concreet en de staatssecretaris komt erop terug. Maar volgens mij is het probleem wel wat dit betekent voor de huidige regeling in 2025. Ik vraag me af hoe de staatssecretaris acteert als uit de gesprekken blijkt dat de regels inderdaad te streng zijn en dat daarmee onbedoeld een effect is gecreëerd dat alle partijen niet beoogd hebben. Ik denk dat het namelijk belangrijk is en dat het ook gewoon in het algemeen belang is dat we dat dan repareren.

De voorzitter:

Prima!

Staatssecretaris Paul:

Zeker, maar dan heb ik zelf ook nog wat meer input nodig. Vandaar dat we in gesprek gaan en dat we dat verder in kaart brengen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank. En ter verduidelijking: komt de voortgangsrapportage voor de aankomende begroting?

Staatssecretaris Paul:

Nee, volgens mij komt die voortgangsrapportage begin volgend jaar.

De heer Krul (CDA):

Ik kan het gewoon overnemen van de heer Ceder. Dat is eigenlijk net te laat, dus als de staatssecretaris de toezegging iets kan aanscherpen en kan zeggen "ik ga dat gesprek aan" — dat kan in een klein briefje of op een andere manier, maar wel voor de begroting — dan geeft dat het CDA en de ChristenUnie iets meer comfort, denk ik.

Staatssecretaris Paul:

Ik bedenk me nu ineens dat we ook helemaal niet zeker weten of die begrotingen in het normale ritme in november gaan plaatsvinden, gezien de verkiezingsperikelen en alles wat daarmee samenhangt. Maar ik begrijp de wens. Die begrijp ik heel goed. Mag ik er in tweede termijn op terugkomen? Dank u wel. Dan doe ik dat graag in tweede termijn.

Dan ben ik, denk ik, door mijn vragen heen.

De voorzitter:

Ja, hoor, hartstikke goed. Bedankt. Dan ga ik naar de tweede termijn en geef ik graag het woord aan mevrouw Rooderkerk, D66. Ik verzoek iedereen kort en puntig te zijn; een motietje indienen en dat was het. Dan staan we zo buiten. Mevrouw Rooderkerk.

Termijn inbreng

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank, voorzitter. Na dit debat wil ik graag een motie indienen die inmiddels heel breed is ondertekend in de Kamer. Daar ben ik blij mee. We hebben ook van de bewindspersonen gehoord dat zij hier uitvoering aan willen geven en buiten de onderwijsbegroting nieuwe dekking willen zoeken.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Rest mij te zeggen dat dit pas stap één is. Wat D66 betreft gaan alle onderwijsbezuinigingen van tafel. Op dit moment is het kabinet nog steeds op een hele harde muur af aan het rijden, namelijk een suppletoire begroting die verworpen zal worden in de Eerste Kamer. Ik heb daar nog geen beweging in zien ontstaan bij de coalitiepartijen. Ik ben heel benieuwd wat er gaat gebeuren, want ik kan me toch niet anders voorstellen dan dat ook de VVD niet wil dat haar minister van Financiën, voor zover ik weet voor het eerst in de geschiedenis, een begroting ziet stranden in de Eerste Kamer. Ik roep u allen op om donderdag bij de stemmingen onze amendementen te steunen, om alle bezuinigingen van tafel te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Stultiens, GroenLinks-PvdA.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb inderdaad de motie van mevrouw Rooderkerk medeondertekend, omdat we met elkaar vinden dat die bezuiniging van tafel moet. Ik wil er wel bij zeggen: met dit kabinet moet ik nog maar zien hoe ze 'm gaan uitvoeren. Eerlijk gezegd ben ik het laatste jaar namelijk vaak teleurgesteld. Dat komt ook door wat er afgelopen voorjaar gebeurd is en het feit dat er nog zo veel bezuinigingen zijn blijven staan.

Daarom roep ik ook alle partijen op: er liggen amendementen die over het hele bedrag gaan en geen interpretatiemogelijkheid laten; het is gewoon een harde wetswijziging. Ik roep alle mensen met een hart voor het onderwijs dus op: steun de amendementen, haal de bezuiniging van tafel en zorg ervoor dat we over een paar maanden niet opnieuw worden teleurgesteld door een coalitie waarvan we weten dat onderwijs niet op plek één, twee, drie, vier of vijf staat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Ik sluit me van harte aan bij die laatste woorden van de heer Stultiens. Het is uitermate pijnlijk dat de begroting de vorige keer alsnog door de Eerste Kamer kwam, waarbij vervolgens verschillende van die bezuinigingen die tegengehouden werden net zo hard weer in deze Voorjaarsnota terecht zijn gekomen. Ik denk dat het echt tijd is dat al die bezuinigingen van tafel gaan.

Voorzitter. Voor dit moment dien ik nog twee moties in.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is belangrijk om daarbij op te merken dat het voor ons niet afdoende is om te verwijzen naar Utrecht. We zien namelijk dat juist al die verschillende subdisciplines slechts op één universiteit worden gegeven. Het is dus al heel erg beperkt. Wij denken dat veel van die losse disciplines ook echt cruciaal zijn voor andere uitdagingen waar we als Nederland voor staan.

De tweede motie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Daar laat ik het bij. Dank u.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording. We willen dat de bezuiniging op de kansenregeling van tafel gaat. Mede daarom hebben wij net een motie ingediend met mijn collega Rooderkerk. We hopen ook op steun van een Kamermeerderheid.

Voorzitter. Ons amendement is al ingediend. We hopen daarbij ook op steun van de Kamer voor het terugdraaien van bezuinigingen waarvan wij denken dat die op een andere manier ingevuld kunnen en zouden moeten worden.

Tot slot ben ik blij met de toezegging die mij is gedaan ten aanzien van de mdt, namelijk dat het ook eerder kan. We hopen namelijk dat een project dat volgens ons heel goed is voor het algemeen belang de juiste zuurstof krijgt, mocht blijken dat de huidige regels te knellend zijn.

Tot zover. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Kisteman van de VVD.

De heer Kisteman (VVD):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris en de minister bedanken voor de beantwoording. Er staat nog één vraag van mij open. Die gaat over het herstelplan voor het onderwijs. Wat als de sector besluit om niet meer aan te sluiten of de handtekening er niet meer onder te zetten? Wat is er dan nog wel mogelijk wat betreft dat herstelplan?

Daar wilde ik het graag bij laten.

De voorzitter:

O, dat was wel heel snel! De heer Krul van het CDA. Dat moet korter kunnen, zei ik buiten de microfoon. De heer Krul ziet dat als een uitdaging, zei hij.

De heer Krul (CDA):

Mand!

Voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor de beantwoording, maar ook voor de constructieve houding. Dat wordt echt gewaardeerd. Maar het is wel een kwestie van show, don't tell, zeg ik er maar even bij. Dank voor de toezegging van staatssecretaris Paul rondom de mdt. Daar had ik een motie voor, maar die ga ik nu niet indienen.

Ik heb nog één vraag voor de minister. Die heb ik niet in de eerste termijn gesteld, maar ik heb net gezien wat voor kundige mensen er nu klaarzitten om hier een antwoord op te formuleren. Die vraag gaat over neerlandistiek. Dat is iets wat ons beiden aan het hart gaat. Ik heb me er meermaals voor uitgesproken. Er ligt nog steeds een amendement, het amendement-Van der Molen/Van der Woude, dat geld beschikbaar stelt voor neerlandistiek in het buitenland. Hoe staat het daarmee?

Tot zover.

De voorzitter:

Dat is een interessante vraag. De heer Soepboer van Nieuw Sociaal Contract ziet af van zijn spreektijd. De heer Flach en de heer Ergin zijn nog steeds niet verschenen. De heer Uppelschoten doet er ook het zwijgen toe.

Ik schors vijf minuten. Daarna gaan we luisteren naar de minister en de staatssecretaris.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Termijn antwoord

Minister Bruins:

Voorzitter. In de tweede termijn van uw Kamer is er één motie ingediend die ik zal behandelen; dat is de motie op stuk nr. 21. De moties op de stukken nrs. 20 en 22 zullen door de staatssecretaris worden behandeld. Ik heb ook nog een vraag gekregen over aardwetenschappen. Nee, sorry, de motie gaat over aardwetenschappen! Ik heb een vraag over de Taalunie gekregen van de heer Krul.

Ik zal met die vraag beginnen. Die ging om de 1 miljoen euro die destijds, in 2022, bij motie van de heer Van der Molen en mevrouw Van der Woude is geregeld door uw Kamer. Die 1 miljoen bestaat nog steeds. 7 april jongstleden heb ik uw Kamer een brief gestuurd waarin ik schreef dat de Taalunie en de IVN samen voor het eerst de toegezegde extra middelen voor de versterking van de internationale neerlandistiek kunnen besteden. Vanaf dit jaar is die 1 miljoen beschikbaar. Die komt dus terecht bij de Taalunie en de IVN. Eind dit jaar stuur ik u de eerste voortgangsbrief. Dan kan ik u ook vertellen wat er met die miljoen is gebeurd.

Dan de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Beckerman over aardwetenschappen. Ik kan haar zeggen dat we het opleidingsaanbod in z'n totaliteit bezien, dus over het hele land. Het is aan de sector om keuzes te maken en het aanbod vorm te geven. Op dit moment is de Vrije Universiteit met meerdere partijen in gesprek om dat totaalplaatje te maken. Dat doet mij deugd. Mevrouw Beckerman zal begrijpen dat het voor mij als minister van OCW niet passend is om mij met individuele opleidingen te bemoeien, maar het is juist aan de instellingen om ervoor te zorgen dat er een landelijk dekkend aanbod is. Dus dat betekent dat ik deze motie zal ontraden.

De voorzitter:

Helder. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Paul:

Dank u wel, voorzitter. Dan begin ik met de moties.

Eerst de motie op stuk nr. 20 van mevrouw Rooderkerk over het terugdraaien van de bezuiniging op de onderwijskansenregeling. Ik begrijp de wens van de indieners om die bezuiniging terug te draaien bij de augustusbesluitvorming heel goed. Volgens mij heeft de Kamer ook heel goed gehoord wat minister Bruins en ikzelf daarover hebben gezegd. Als dus de vraag is of ik mijn uiterste best ga doen om dat dan teruggedraaid te krijgen en ervoor te zorgen dat het niet van de onderwijsbegroting wordt afgehaald, dan is het antwoord volmondig ja. Maar op dit moment moet ik de motie het predicaat ontijdig meegeven, omdat het dus ook afhangt van wat ik in de augustusbesluitvorming gefikst krijg. Met andere woorden: ik zou u willen vragen de motie aan te houden.

De voorzitter:

Maar dat gebeurt niet en dan is het dus "ontijdig".

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dat leidt wel tot een vraag, want dat zijn toch een beetje gemengde signalen, met name voor al die mensen in het onderwijs zelf, die docenten. Die lezen in de krant goed nieuws en denken dat ze misschien hun baan kunnen behouden, maar ondertussen is het onduidelijk, want ik krijg geen appreciatie oordeel Kamer. We stemmen er morgen over. Ik neem aan dat die aangenomen wordt. Hopelijk. Fingers crossed. Zegt de staatssecretaris dan morgen tegen al die docenten en al die scholen: u hoeft de mensen niet te ontslaan, want het gaat goedkomen?

De voorzitter:

We stemmen er overigens overmorgen over.

Staatssecretaris Paul:

Ik zou tegen iedereen willen zeggen dat ik samen met collega Bruins mijn uiterste best doe om in de augustusbesluitvorming een passende oplossing te krijgen, die niet drukt op de onderwijsbegroting.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 22 nog, denk ik.

Staatssecretaris Paul:

De motie op stuk nr. 22 is ontraden.

Dan de vraag van de heer Kisteman over het herstelplan. Nog los van de discussies die zijn ontstaan over de bezuinigingen en het feit dat de sociale partners zijn weggelopen van de gesprekstafel, is het kabinet inmiddels ook demissionair. Ik beraad me er dan ook op of nu een voor de hand liggend moment is om het herstelplan, komend vanuit het kabinet alleen, naar de Kamer te sturen. Het is een integraal herstelplan. Er zitten heel veel zaken in waarop we samen met de sociale partners al veel stappen hadden gezet. De handtekeningen stonden er nog niet onder, maar het was misschien wel een 95%-versie, denk ik. Ik vind het dus heel jammer dat we het niet over de eindstreep hebben kunnen trekken. Zelf heb ik in ieder geval gevraagd om in gesprek te blijven. In de tussentijd heb ik met de sociale partners — er zit in ieder geval een sociale partner hier op de publieke tribune, die het debat met belangstelling volgt — in contact te blijven. Nogmaals, we moeten dit samen doen. Ik kan het niet eigenmachtig doen. Ik heb daar de mensen in het veld voor nodig. Ik zal de komende periode dus ook in contact blijven. Maar het lijkt me gezien de situatie en de demissionaire status van het kabinet niet heel logisch om het herstelplan op korte termijn uit te sturen.

De voorzitter:

Kort, want we moeten echt afronden, meneer Kisteman.

De heer Kisteman (VVD):

Dat komt helemaal goed, voorzitter. In het commissiedebat hebben wij als politieke partij best vaak vragen gesteld. In de beantwoording werd dan heel vaak verwezen naar het herstelplan. Is het niet mogelijk om de vragen die wij gesteld hebben uit het herstelplan te halen? Zo kunnen we op bepaalde onderwerpen gewoon verder en hoeven we niet te wachten op het herstelplan. Het gaat bijvoorbeeld om samenwerkingsverbanden et cetera.

Staatssecretaris Paul:

Dat lijkt me niet de logische weg voorwaarts. Ik zou daarbij tegen de heer Kisteman willen zeggen dat er heel veel zaken spelen. We wisselen van alles in debatten. De Kamer spoort mij ook door middel van moties aan om voortvarend met bepaalde zaken aan de slag te gaan. Heel veel zaken lopen ook gewoon door. Ik heb onlangs het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs naar de Kamer gestuurd. Dat zijn allemaal dingen die een plek hebben in het herstelplan. Daar zijn aanvullende acties en flankerend beleid voor nodig. Dat staat niet stil. Maar ik zou het niet goed vinden om wat dingen eruit te plukken. Dat zou ook geen recht doen aan de samenwerking die ik tot dusver heb gehad met de sociale partners. Daar komen we dus op terug.

Tot slot heb ik een toezegging richting de heren Ceder en Krul over mdt. De vraag was om iets eerder geïnformeerd te worden dan bij de voortgangsrapportage. Die behoefte snap ik. We zullen er dus voor zorgen dat er voor de begrotingsbehandeling en in ieder geval voor het einde van dit jaar een update komt met een stand van zaken. Zo weet u ook waar u aan toe bent.

Dat was het, voorzitter. Veel dank.

De voorzitter:

Prima. Tot zover dit debat. Dank aan de minister. Dank aan de staatssecretaris. Wel thuis. Dank ook aan de sociale partners op de publieke tribune. Zo vaak zien we ze niet.

De voorzitter:

Donderdag gaan wij stemmen over de moties. Ik sluit de vergadering van 1 juli.

Sluiting