[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2024-05-23. Laatste update: 2024-08-16 13:59
Plenaire zaal
Eindpublicatie / Gecorrigeerd

76e vergadering, donderdag 23 mei 2024

Opening

Voorzitter: Van Vroonhoven

Aanwezig zijn 132 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Aartsen, Agema, Van Baarle, Bamenga, Becker, Beckerman, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Brekelmans, Bromet, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Gabriëls, Grinwis, Peter de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Hertzberger, Heutink, Van Hijum, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Keijzer, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Kops, De Kort, Kostić, Kröger, Krul, Van der Lee, Maatoug, Madlener, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Van Oostenbruggen, Palmen, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rooderkerk, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Tielen, Tseggai, Tuinman, Uitermark, Valize, Vedder, Van der Velde, Veldkamp, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wilders, Van Zanten en Zeedijk,

en de heer Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president, en de heer Van Rij, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Ik heet u allen hier een hele goedemorgen. Een speciaal welkom aan de staatssecretaris. Dank u wel dat u gekomen bent. Aan de orde is het tweeminutendebat over box 3. Dit was een commissiedebat van 18 april. O, wacht even. Ik vergeet nu al wat, want wij hebben als eerste een hamerstuk aan de orde. Meneer Idsinga kan dus nog even blijven zitten.

Hamerstukken

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2556 betreffende een kader voor digitale operationele weerbaarheid van de financiële sector (Implementatiewet digitale operationele weerbaarheid) (36482).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Hamerstukken

Verzoekschrift

Aan de orde is de behandeling van:

- verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (36434, nr. 3).

De voorzitter:

Ik stel voor overeenkomstig het voorstel van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Termijn inbreng

De voorzitter:

Dan is nu het tweeminutendebat over box 3 van het commissiedebat van 18 april jongstleden aan de orde. Meneer Idsinga, aan u is het woord. Mijn excuses, van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Idsinga (NSC):

Dank u wel, voorzitter. We hebben op 18 april een debat gehad. We zouden deze week een vervolgdebat hebben om inhoudelijk over box 3 te spreken. Dat is helaas niet gelukt in verband met het formatiedebat. Dat debat is dus uitgesteld tot 11 juni. Daardoor dreigen we een mogelijke deadline te missen. Om dat te voorkomen heb ik de volgende motie.

De heer Idsinga (NSC):

Dank u wel.

De voorzitter:

Zo meneer Idsinga, dat is een lange lap!

De heer Idsinga (NSC):

Ja, dat was 'm.

De voorzitter:

Dat was 'm toch, hè? Oké. Dank u wel. Meneer Vermeer van BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Onze naam staat ook onder de net voorgedragen motie, net als volgens mij de namen van nog een aantal mensen. Wij willen wel even benadrukken dat wat BBB betreft het uitgangspunt een eerlijke belasting moet zijn en dat die moet worden geheven over daadwerkelijk genoten rendement en dan in de vorm van vermogenswinstbelasting, zodat niet geheven hoeft te worden over papieren winsten. Het voorstel zoals dat door het huidige demissionaire kabinet is opgesteld, zou ertoe kunnen leiden dat je bijvoorbeeld aandelen moet verkopen om de heffing te kunnen betalen over een waardestijging die je niet eens gerealiseerd hebt. We zullen daar bij de behandeling van het wetsvoorstel zeker op terugkomen, maar dat punt wil ik even meegeven.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Ah, meneer Idsinga! Een interruptie.

De heer Idsinga (NSC):

Even voor de duidelijkheid: de heer Vermeer wenst graag mee te tekenen met mijn motie. Dan voeg ik zijn naam toe. Dank daarvoor.

De heer Vermeer (BBB):

Ja, ja. Dank u wel.

De voorzitter:

Mooi. Dank u wel. Mevrouw Van Eijk van de VVD.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dank je wel, voorzitter. Laat ik starten met het uitspreken van mijn waardering richting de staatssecretaris en zijn ambtenaren, waarmee toch hardvochtig wordt vastgehouden aan de inwerkingstredingsdatum van 1-1-'27. Ik denk dat deze Kamer ook de behoefte voelt om daarin samen te werken om te kijken hoever we kunnen komen met elkaar.

Los daarvan gaan de ontwikkelingen gewoon door. Er zijn onlangs weer diverse uitspraken geweest van het gerechtshof in Den Haag en de rechtbank West-Brabant. Het zou fijn zijn als de staatssecretaris daar, in aanloop naar het debat op 11 juni, nog iets over kan zeggen.

Dank voor de brief van 15 mei. We hebben een uitgebreide reactie gekregen op de vragen die in het commissiedebat zijn gesteld. Ik miste alleen nog het vervolg op de staatssteuntoets bij aandelenbelangen van minder dan 5%. Die zouden eventueel onder de vermogenswinstbelasting gebracht kunnen worden.

Ik kom ten slotte op mijn laatste vraag, over de adviezen van het Adviescollege toetsing regeldruk. Kunnen we daar in de aanloop naar het debat van 11 juni misschien nog een korte reflectie op krijgen van het kabinet?

De voorzitter:

Merci, dank u wel. Meneer Grinwis van de ChristenUnie, het woord is aan u.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik ben blij met de motie van collega Idsinga. Ik zal die van harte steunen. Althans, dat zal ik mijn fractie adviseren en ik denk dat dat advies wordt opgevolgd.

Ik ben het ook eens met de heer Vermeer dat belastingheffing op vermogen rechtvaardig moet zijn. Dat geldt niet alleen voor het nieuwe stelsel, maar ook voor het huidige stelsel. Daarom heb ik de volgende motie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, tot zover mijn enige motie. Ik ben overigens van mening dat de massaalbezwaarprocedure hersteld moet worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Bij mevrouw Inge van Dijk van het CDA staat nul minuten. De heer Vlottes heeft ook nul minuten. Dan is ten slotte het woord aan mevrouw Maatoug van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Dank voor de brief die is toegezegd. Die is heel duidelijk en bevat ook een antwoord over onze toezeggingen. Ik dank de collega's voor het goede debat. De Kamer laat zien dat zij voorop kan lopen, ook met de motie over de processen. Dat waardeer ik heel erg. Ook ik zal het advies geven om voor deze motie te stemmen.

Voorzitter. Ik heb nog een eigen motie en die luidt als volgt.

Dank u wel. Dat was het. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij onmiddellijk kan doorgaan met de beantwoording, maar de motie moet nog even gekopieerd worden. Ik schors voor een half minuutje of een minuutje, totdat de motie weer terug is in de zaal.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris meteen het woord.

Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel, voorzitter. De motie-Idsinga c.s. op stuk nr. 190 geef ik oordeel Kamer. Het helpt inderdaad in het proces. Het is ook, zoals door de heer Idsinga toegelicht, een hele kleine feitelijke aanvulling. Het komt in het ambtelijk voorportaal terecht, daarna gaat het naar de politieke vierhoek en dan koersen we aan op de ministerraad van 21 juni. Dan gaat het naar de Raad van State, en is het aan het volgende kabinet om te besluiten wat het gaat doen met dat wetsvoorstel, namelijk of het wordt ingediend zonder wijzigingen, of dat het niet wordt ingediend of dat het gewijzigd wordt ingediend; dat geschiedt mede in het licht, zoals ik in het commissiedebat ook heb aangegeven, van de arresten van de Hoge Raad, die in september worden gewezen. Maar in ieder geval ligt een vertraging, als het om de invoeringsdatum per 2027 gaat, dan niet aan het parlement. Wij kunnen natuurlijk niet vooruitlopen op de uitspraken, de arresten van de Hoge Raad. Daar ga ik ook niets anders over zeggen dan wat ik in het commissiedebat gezegd heb. Maar afhankelijk van de inhoud van die arresten zou dat wellicht tot een vertraging kunnen leiden, als er weer een massale hersteloperatie ingezet zou moeten worden. Dat is het enige wat ik daarover wil en kan zeggen. Dat is ook niet anders dan wat ik de 18de april heb gedaan. Dus oordeel Kamer.

Voorzitter. De heer Vermeer maakte een opmerking over de papieren winsten. Ik beschouw dat als een schot voor de boeg voor wat betreft de behandeling van dat wetsontwerp. Ik heb daar het nodige over gezegd, niet alleen de 18de april. Dat is eigenlijk de uitkomst van een zeer intensief parlementair traject in de afgelopen tweeënhalf jaar, met heel veel notities. Wij zijn uiteindelijk uitgekomen op de mengvorm van vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting, maar ik ga daar nu niet inhoudelijk op in.

Mevrouw Van Eijk had gevraagd: wilt u ter voorbereiding op het debat op 11 juni ook een beschouwing geven van wat er gebeurt in de lagere rechtspraak? Ja, dat zou ik best wel willen doen, maar dat zijn zaken waar wij als Staat der Nederlanden bij betrokken zijn. Er liggen inmiddels ook een aantal zaken voor bij de Hoge Raad. Ik heb in het debat van 18 april alleen gewezen op de conclusies van met name in dit geval advocaat-generaal Pauwels, die hele klare wijn schenkt over de vraag wat onder het huidige stelsel werkelijk rendement is. Dat is direct én indirect rendement, ook het niet gerealiseerde indirecte rendement in een jaar. Dat is het enige wat ik daarover kan zeggen, en nu is het in handen van de Hoge Raad. Dat allerlei lagere rechters nu andere dingen zeggen, daar kan ik geen ander commentaar op geven dan ik nu net heb gegeven. In de voorbereiding op dat commissiedebat zal ik wel terugkomen op de volgende vraag. Stel dat je in plaats van "familiebedrijven" zou zeggen "alle belangen onder de 5%", is dat dan staatssteun of niet? Ja, als je het zo formuleert, dan weet ik het antwoord al: dat kan nooit staatssteun zijn, want je werkt dan niet met selectiviteit. Maar het heeft allerlei andere gevolgen, die vrij fors zijn. Dat zit 'm uiteraard in de afbakening, maar dat zit 'm ook in budgettaire consequenties, maar ik ben graag bereid om dat nader toe te lichten ter voorbereiding van dat debat.

Voorzitter. Dan ga ik naar de motie van de heer Grinwis, op stuk nr. 191. Laat ik ermee beginnen te zeggen dat ik zijn zorgen begrijp. Wij hebben het daar natuurlijk vaker over gehad. Maar wat is de situatie? In de herstelwet zal het forfaitaire rendement op sparen 0,92% zijn. Laat ik het voorbeeld geven van een belastingplichtige die, eenmaal of tweemaal, gebruikmaakt van het heffingsvrije vermogen — dat is overigens €57.000 — maar die daarbovenop nog centjes op de spaarrekening heeft gezet. Normaal gesproken zou daar natuurlijk een rendement uit moeten voortvloeien dat heel dicht bij, zo niet boven, die 0,92% zit. Er zijn situaties denkbaar dat mensen dat geld alleen op de betaalrekening hebben staan. Dan zou ik ze bij dezen, over uw hoofd heen, voorzitter, het advies willen geven om toch te gaan sparen. Maar goed, er kunnen redenen zijn — het gaat meer om uitzonderingen dan om hoofdregels — dat dat zo is. Als het om 12 april gaat, praten we over 85 opgelegde aanslagen, waarvan waarschijnlijk 10% alleen maar spaargeld heeft. Over die omvang praten we: acht à tien situaties. De groep waarvan de aanslagen op 3 mei zijn vastgesteld, is wel aanzienlijk groter.

Voorzitter. Ik wil het volgende voorstellen. Ik heb aanstaande dinsdag overleg met de koepelorganisaties. Tot nu toe hebben we er altijd hele goeie afspraken over gemaakt. Ik zal dat gesprek eerst voeren. Ze zullen dit punt uiteraard opbrengen. Dan kijken we of we een passende oplossing kunnen vinden. Dat is ons in het verleden ook gelukt, bijvoorbeeld met de massaalbezwaarschriftenplusformule van november 2022. Mijn advies aan de heer Grinwis zou dus zijn om de motie aan te houden tot dat overleg heeft plaatsgehad; dat is aanstaande dinsdag. Dat is nog binnen de termijn voor met name die grotere groep, waarvan de aanslagen op 3 mei zijn opgelegd. Ik informeer de Kamer dan meteen over de uitkomst van dat overleg. Dan is het uiteraard aan de Kamer of, in eerste instantie, aan de heer Grinwis wat te doen met die motie. Dat zou mijn voorstel zijn.

De voorzitter:

De heer Grinwis heeft een interruptie of een vraag.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik zou deze motie graag eigenlijk als steun in de rug naar dat overleg mee willen geven. Want met wat de staatssecretaris zegt, heb ik principieel wel moeite. Ook al is het forfaitair rentepercentage hoog of laag: als er een nadeel is, dan is er een nadeel. Dan moet er recht worden gedaan. De staatssecretaris heeft tijdens het commissiedebat gezegd: als ik ergens met spijt op terugkijk, is het hoe wij zijn omgegaan met het rechtsherstel in relatie tot de gedupeerden die niet op de been zijn gekomen en destijds niet aan dat proces hebben meegedaan. Ik vind dat de staatssecretaris daar lering uit zou kunnen trekken. We moeten namelijk niet weer een nieuw spijtmoment met een nieuwe spijtbeslissing krijgen. Bovendien geldt voor spaarrekeningen vaak — dat weet de heer Van Rij beter dan ik — dat hoe hoger het bedrag is, hoe lager de rente is. Er is in tegenstelling tot bij de inkomstenbelasting namelijk vaak sprake van degressieve rentetarieven. Ik ben dus heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat principiële punt van de rechtsbescherming weegt. Het is onze dure plicht om de belangen van alle burgers te beschermen.

Staatssecretaris Van Rij:

Twee opmerkingen daarover. Ik heb die opmerking natuurlijk gemaakt; dan wil ook graag goed geciteerd worden. Wij hebben een hersteloperatie gedaan. Bij mensen die op tijd een bezwaar hebben ingediend, is het na het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 allemaal binnen zes maanden hersteld. Het ging natuurlijk om de specifieke problematiek van de niet-bezwaarmakers. Dat ging overigens om een veel grotere populatie. Daarom hebben we ook die massaalbezwaarschriftenplusformule bedacht. Er liggen inmiddels namelijk 500.000 bezwaarschriften. Dat is één.

Twee. We moeten nu ook niet doorslaan. Ik begrijp en deel de zorg, maar we moeten niet doorslaan in de zin dat we nu tegen alles een bezwaarschrift moeten indienen. Het is ook een verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en de belastingadviseur. We hebben het hier namelijk over een groep die de centjes alleen maar op een spaar- of betaalrekening heeft staan. Nou moeten we niet net doen alsof het rendement voor die hele groep altijd lager is geweest dan het forfaitair rendement. Want ik durf hier de stelling aan dat dat in verreweg het grootste deel van de gevallen niet zo is. Het wordt wel heel makkelijk om vervolgens met vrachtwagens het land in te rijden en de Belastingdienst onder te sneeuwen met 600.000 bezwaarschriften. Zo moeten we in Nederland niet met elkaar omgaan. Daarom wil ik eerst dat gesprek met de koepelorganisaties. Hier staat een oud-belastingadviseur. Als ik nu belastingadviseur geweest zou zijn, zou ik niet zeggen: dien maar een bezwaar in. Dan zou ik eerst zeggen: hoe ziet de aangifte eruit? Wat is jouw rente geweest? Je gaat natuurlijk geen bezwaar indienen als die rente 0,92% of hoger is geweest. Dat is de verantwoordelijkheid die we ook in dit land moeten hebben.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat laatste lijkt me duidelijk. Als dat het geval is, dan ga je geen bezwaar indienen. Maar toch zeg ik het volgende. De staatssecretaris veronderstelt dat de belastingbetaler weet dat hij bezwaar kan indienen, maar het punt is dat er geen uitvoerige ruchtbaarheid gegeven is aan die aanslagen die onherroepelijk zijn geworden. Het is wel de expliciete toezegging van de wetgever, van het kabinet, geweest dat dat zou gebeuren. Deze oplossing, de weg van het individuele bezwaar voor de spaarders die de staatssecretaris tot nu toe bewandelt, is een weg die een enorm doenvermogen bij de spaarders veronderstelt. Daar hebben we toch ook van geleerd en daar zijn we ook wel een beetje van teruggekomen. Dat is ook geadviseerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dat refereert natuurlijk aan eerdere pleidooien, waar de staatssecretaris ook echt in meevoelt, om die massale bezwaarprocedures eigenlijk zo veel mogelijk weer te restaureren. Ik snap alles wat de staatssecretaris zegt, maar hoe weegt hij deze aspecten met betrekking tot de ingeslagen weg?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat is natuurlijk een goede vraag. Dat weeg ik anders dan de heer Grinwis. Ik ga namelijk gewoon weer terug. Ik ga het probleem niet groter maken. We hebben het hier over mensen die alleen centjes hebben op de spaarrekening. We hebben het dus niet over mensen die ook nog aandelen hebben of die er vastgoed bij hebben. Het is een heel afgebakende groep. Dat doenvermogen is er helemaal niet. Je krijgt een overzicht van de bank; daar staat precies in wat je rente geweest is. Dat hebben we in Nederland goed geregeld. We moeten het dus niet groter maken dan het is. Er zijn nog voldoende problemen in Nederland. Ik zou zeggen: wacht het overleg af dat wij met de koepel hebben. Anders ga ik in herhaling vallen. Ik zal de Kamer schriftelijk informeren. Mijn advies is om 'm aan te houden. En dan is het uiteraard aan de heer Grinwis om 'm dan toch in te dienen. Wil hij 'm nu indienen, dan is de appreciatie "ontraden".

De voorzitter:

Ten slotte.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ten slotte. Dit is meer concluderend, ook richting u en mijn collega's. Ik ga er even op kauwen, want ik begrijp dat het overleg op dinsdag is.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dus ook al zou de motie dinsdag in stemming komen en worden aangenomen, dan heeft die dus niet zo veel impact op het overleg. Ik ga dit dus even wegen, want ik zou graag het signaal aan de staatssecretaris willen meegeven, maar ik hoor ook wat hij zegt. Ik ga hier dus even mee terug. Ik houd 'm nu dus niet aan; ik kom hier later op terug.

De voorzitter:

Oké, dan concluderen we af dat de heer Grinwis 'm vooralsnog gewoon aanstaande dinsdag in stemming brengt en dat de appreciatie van de kant van het kabinet "ontraden" is.

Staatssecretaris Van Rij:

Nog één opmerking. De heer Grinwis heeft, en daar wil ik hem voor bedanken, nu in ieder geval voor heel veel publiciteit gezorgd. Ik denk dus dat alle spaarders nu precies gaan kijken wat hun rente was en of ze wel of niet bezwaar moeten indienen. Dat is dus geweldig. Dat is een samenwerking met het parlement die ik niet had kunnen bevroeden.

Voorzitter. Dan de volgende motie, de motie op stuk nr. 192. Mijn advies zou daar als volgt zijn. Er liggen zeven zaken voor bij de Hoge Raad. Daar hebben we het in het debat van 18 april ook over gehad. De hoofdregel zoals die in ieder geval in deze kabinetsperiode gold, is de volgende. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de inkomstenkant van de rijksbegroting, uiteraard altijd samen met de minister; hij doet niks alleen. Als er tegenvallers zijn aan de inkomstenkant, dan moet die tegenvaller ook aan die inkomstenkant gevonden worden, primair in het domein waar de tegenvaller plaatsheeft. Die regel is aan het volgende kabinet. Het volgende kabinet zal na het constituerend beraad bij elkaar komen en dan zal de minister van Financiën een startbrief maken. Daar ga ik niet op vooruitlopen. Het lijkt mij beter om deze motie aan te houden en eventueel in stemming te brengen als er een nieuw kabinet is aangetreden. Dan zou ik hooguit één advies geven: doe dat dan niet te laat, maar meteen aan het begin van het aantreden van het kabinet. Het is namelijk nogal een cruciaal punt: wat doe je met tegenvallers die ontstaan zijn door arresten van de Hoge Raad? Ik heb mijn persoonlijke opvatting en reflectie daarop gegeven tijdens het laatste commissiedebat.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Maatoug. Het verzoek van de staatssecretaris is om de motie aan te houden.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Inhoudelijk snap ik het verzoek vanuit de staatssecretaris. Dat is staatsrechtelijk ook heel zuiver in een demissionaire periode. Maar wij als Kamer zijn wel missionair en dit dossier gaat voort. We hebben net ook een procesmotie gehad. Het is een opdracht aan het kabinet, en daarmee ook aan een volgend kabinet. Maar ik denk dat het wel belangrijk is dat wij als Kamer ons oordeel daarover vellen, zodat wij laten zien dat we in charge zijn op het lopende dossier, zoals we dat wel vaker doen.

De voorzitter:

Dus ook deze motie komt gewoon in stemming aanstaande dinsdag.

Staatssecretaris Van Rij:

Nogmaals, ik wil niet voor de voeten van een volgend kabinet lopen. Maar dan is het uiteraard aan de Kamer als die in stemming wordt gebracht.

De voorzitter:

Dan is de appreciatie in dat geval oordeel Kamer. Begrijp ik dat goed, staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, ik ga daar niet over. Ik heb mijn persoonlijke opvatting gegeven. Die wil ik nog één keer hier delen. Als ik terugkijk, dan zeg ik: de 4 miljard die dat herstel heeft gekost voor het tegemoetkomen van de bezwaarmakers, was onterecht belastinggeld. Daardoor hebben wij een hoop ellende gekregen, want vervolgens moesten we het vinden in het domein vermogen. Toen moest dezelfde groep dat weer zelf gaan betalen. Dat is een van de oorzaken waardoor we nu in de situatie zitten waarin heel veel burgers de overheid niet meer vertrouwen en overal bezwaar tegen gaan maken. Het debatje van net over de andere motie ging daar ook over. Ik ga er niet over, maar ik zou het dan in het saldo laten lopen.

De voorzitter:

Helder. Ik neem aan dat de staatssecretaris klaar is met zijn beantwoording.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja.

De voorzitter:

Dan dank ik u van harte.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een moment. We wachten even op de volgende bewindspersoon.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Wij gaan verder met het volgende punt op de agenda. Dat is het tweeminutendebat over gewasbeschermingsmiddelen. Het commissiedebat was op 14 mei jongstleden. Ik heet de minister van harte welkom. Ik heb tien sprekers op mijn lijstje staan. We gaan ze afwerken. Als eerste vraag ik mevrouw Nijhof-Leeuw om te spreken. Ik vraag haar niet om naar voren te komen, maar ik ga haar microfoon aanzetten. Alle begrip dat u het woord gaat voeren vanaf uw plek in de zaal. Volgens mij staat de microfoon nu aan.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u, voorzitter. De kersenteelt is een van de oudste beroepen die Nederland rijk is, en kent zijn oorsprong bij de komst van de Romeinen in de zeventiende eeuw. Zij plantten boomgaarden rondom de Kromme Rijn. Het was de eerste fruitteelt op grote schaal in Nederland. De PVV vindt, net als het Ctgb en de NVWA, het opvolgen van de voorwaarden met betrekking tot het gebruik van Exirel belangrijk en zal niet ontkennen dat dit nog verbeterd kan worden. De PVV ziet tegelijkertijd dat het naleven van de toepassingsvoorwaarden de laatste jaren met bijna 50% verbeterd is en dat de kersentelers de afgelopen twee jaar enorm geïnvesteerd hebben in nieuwe toedieningstechnieken om 100% aan de gebruiksvoorschriften te kunnen voldoen.

Voorzitter. De sector loopt voorop op het gebied van innovatie, waardoor de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen die in het water terechtkomt nihil is. Maar om dit eeuwenoude beroep met veelal familiebedrijven te behouden in Nederland is ook een heroverweging van de minister nodig. Daarom dienen wij de volgende motie in.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgens is het woord aan de heer Pierik van de BBB.

De heer Pierik (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen wil de BBB de volgende twee moties indienen.

De heer Pierik (BBB):

Dan de tweede motie.

Zo, meneer Pierik.

De heer Pierik (BBB):

Dat was een hele lange motie.

De voorzitter:

U bent van de twee minuten een minuut en twaalf seconden over uw tijd heen. Er zijn ook interrupties. Ik kijk eerst naar de heer Van Campen en dan naar mevrouw Bromet. De heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Ik worstel met deze motie, zal ik meteen maar zeggen. Dat is omdat ik daadwerkelijk de impact voor de sector echt heel erg goed begrijp. Onze fractie heeft de kersenteelt ook lief. Tegelijkertijd hebben we ook een verantwoordelijkheid voor het beschermen van schoon water en een schone leefomgeving. Het Ctgb, een onafhankelijk wetenschappelijk instituut waar we vaak met elkaar over van gedachten hebben gewisseld, heeft de verantwoordelijkheid om onze leefomgeving te beschermen. Ik zou de heer Pierik willen vragen hoe hij het advies van het Ctgb weegt, als hij in deze motie eigenlijk tegen de minister zegt: stop het maar in de la of de prullenbak; dank voor het advies en ik trek me er niks van aan. Of begrijp ik de heer Pierik verkeerd?

De heer Pierik (BBB):

Het Ctgb is het adviesorgaan. Dat advies moet je natuurlijk altijd serieus nemen. De minister heeft te overwegen wat hij met het advies doet. Het is vaker gebeurd dat het Ctgb een positief advies heeft gegeven en dat de minister daarvan afgeweken is, of net andersom. Dat hoort in het afwegingskader van de minister een rol te spelen. In het kader van de impact op de waterkwaliteit en de impact op de economie — hoe belangrijk de kersenteelt is voor de Nederlandse economie — vind ik dit een zeer verantwoorde motie, temeer omdat we bij de meetpunten van de waterkwaliteit in de omgeving van de kersenteelt niet zien dat de waterkwaliteit heel erg slecht zou zijn. We hebben de basisgegevens van de waterkwaliteit erbij gehaald. Als we dan kijken naar de waterkwaliteit in de omgeving van de professionele kersentelers, dan zien we dat er niet echt zorgelijke ontwikkelingen te zien zijn.

De heer Van Campen (VVD):

Het Ctgb stelt toch iets anders. Over het economisch belang zijn de heer Pierik en ik het volstrekt met elkaar eens. Alleen heb je je wel te verhouden tot het ecologische belang, het milieubelang en de kwaliteit van schoon water. Ik zou de heer Pierik nogmaals willen vragen hoe belangrijk de BoerBurgerBeweging schoon water vindt.

De heer Pierik (BBB):

Volgens mij heb ik het antwoord net al gegeven. We hebben gekeken naar de meetpunten in de omgeving van de kersentelers. Daar komen we tot de conclusie dat de basiswaarden die daarachter liggen, geen zorgwekkende opvattingen opleveren als het gaat om de waterkwaliteit.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Als ik luister naar de woordvoerder van de BBB, lijkt het wel alsof ik naar een lobbyist van de bestrijdingsmiddelenindustrie luister. Wij hebben hier belangenafwegingen te maken, zoals de heer Van Campen van de VVD net ook al aangaf. We moeten keuzes maken tussen schoon water en kersen. Ik zou eerst even aan de minister willen vragen of hij wil reageren op de beweringen die de BBB doet over de waterkwaliteit in de buurt van kersentelers. Mijn vraag is de volgende. Van de kersentelers gebruikt 50% het landbouwgif niet volgens de regels. Wat vindt de heer Pierik daarvan en wat gaat de BBB doen om ervoor te zorgen dat alle kersentelers dit gif gebruiken op de voorgeschreven manier?

De heer Pierik (BBB):

Laat ik allereerst beginnen met het feit dat ik het woord "gif" hier wel erg misplaatst vind. We hebben het altijd over gewasbeschermingsmiddelen. Dat is ook de officiële terminologie. Ik hanteer ook altijd het begrip "gewasbeschermingsmiddelen". Het lijkt me goed om dat in dit debat te blijven doen. De vraag was natuurlijk hoe ik het beoordeel dat 50% van de kersentelers het niet op de juiste manier zou gebruiken. Ook daar hebben we het in het debat uitgebreid over gehad. Als je dan kijkt naar hoe de professionele kersentelers omgaan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dan is dat een heel ander verhaal dan bij de hobbymatige kersentelers.

Mevrouw Podt (D66):

Hier word ik een beetje moe van. We komen weer terecht in het stukje van het debat waarin BBB het eigenlijk gewoon moeilijker gaat maken voor de mensen die het goed doen, door de mensen die het slecht doen in bescherming te nemen. Laten we het er nou gewoon over eens zijn dat de mensen die het goed doen, of dat nou professionals zijn of niet, niks te vrezen hebben, maar dat de mensen die het slecht doen aan de bak moeten. Dat kun je toch niet ontkennen?

De heer Pierik (BBB):

Weet je, waar mijn moeite dan zit is dat de meeste mensen het goed doen. De meeste professionele kersentelers doen het goed, maar worden afgestraft doordat een aantal hobbymatige kersentelers het hier en daar niet helemaal volgens de regels doen. Ik vind dat een buitenproportionele afstraffing van de professionele kersenteelt.

De voorzitter:

Mevrouw Podt nog een keer.

Mevrouw Podt (D66):

Het is niet een beetje; het gaat bij de helft mis. Dat is niet oké. Ik zou het toch wel waarderen als BBB dat ook gewoon zou uitspreken, juist ook richting al die mensen die wel hun best doen om het goed te doen. Kan BBB nou gewoon een keertje aangeven dat dit niet oké is? Dat is de heer Pierik toch met mij eens?

De heer Pierik (BBB):

Natuurlijk, alle overtredingen van wettelijke regelingen keuren we af. Dat moet niet gebeuren. Daar zijn we heel duidelijk in. Maar omdat er in dit geval zo'n groot verschil zit tussen hoe de professionele kersenteelt en de niet-professionele kersenteelt omgaan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, vinden we deze motie zeer te rechtvaardigen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nog even in reactie: ik gebruik het woord "landbouwgif" altijd omdat er dieren gedood worden ten behoeve van een gewas, en dat blijf ik ook doen. Meneer Pierik kan elke keer zeggen dat ik het woord "landbouwgif" niet mag gebruiken in het debat, maar ik blijf het gebruiken. Hoe vaker de heer Pierik zegt dat ik dat niet mag doen, hoe vaker ik het wel zal doen. Ik zou ook graag van de minister weten of het klopt wat de heer Pierik hier zegt, namelijk dat alle professionele kersentelers het gif goed gebruiken en dat de schade vanwege het niet volgens de regels gebruiken van dit gif door de liefhebbers komt. Dat wil ik heel graag weten van de minister.

De heer Pierik (BBB):

Ik wil daar toch graag even op reageren. Mevrouw Bromet geeft aan dat ze het woord "landbouwgif" blijft gebruiken. De officiële kennisinstituten, die we in het leven hebben geroepen om hier adequate uitspraken over te doen, gebruiken dit begrip niet. Ik wil dus toch afstand nemen van het frame dat mevrouw Bromet hier neerlegt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik heb een hele kleine vraag in vervolg op de vraag van collega Van Campen. De ene keer dient de BBB een motie in om iets te doen of verder te gaan met een ontheffing. De andere keer, als ze zich helemaal achter diegene kan scharen, beroept ze zich op een wetenschapper. Mijn korte vraag aan de heer Pierik is: is dit nou niet een gevalletje cherrypicking?

De voorzitter:

Die is goed! Het woord is aan de heer Pierik, maar daarna wil ik eigenlijk verdergaan.

De heer Pierik (BBB):

Allereerst mijn complimenten voor de spitsvondige woordspeling.

We moeten wel onderscheid maken tussen officiële toestemmingstrajecten en vrijstellingen. Als het gaat om officiële toelatingstrajecten vind ik het advies van het Ctgb veel zwaarder wegen dan wanneer het gaat om vrijstellingskwesties.

De voorzitter:

Jongens, zo gaan we nog wel even door.

De heer Van Campen (VVD):

De beantwoording van de BBB in dit debat roept bij mij ook echt wel een aantal vragen op. Mevrouw Bromet heeft het volgende ook al gevraagd. De heer Pierik stelt dat met bepaalde motivaties in bepaalde gebieden bepaalde middelen wel verantwoord kunnen worden toegelaten. Het zou natuurlijk heel mooi zijn als het Ctgb dat ook zo zou zien, maar ook ik hecht eraan dat de minister nadrukkelijk en precies ingaat op de argumenten die de heer Pierik heeft aangedragen voor waarom toelating en deze motie daadwerkelijk langs de lijn van de Ctgb-eisen mogelijk zouden zijn.

De voorzitter:

Wil de heer Pierik daar nog op reageren?

De heer Pierik (BBB):

We wachten de reactie van de minister af.

De voorzitter:

Dat is goed. Tot zover de BBB. Dan is nu het woord aan mevrouw Vedder van het CDA.

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter. In het commissiedebat heb ik het gehad over het verzoek van enkele gemeentes en de VNG om meer duidelijkheid over spuitzonering. De minister heeft de toezegging gedaan dat hij daarover gaat spreken met de gemeentes en met de minister van Binnenlandse Zaken, maar ik zou graag een stapje verder willen gaan dan alleen spreken. Ik wil ook graag dingen doen en daar heb ik een motie over.

Dank u wel. De motie wordt breed ondersteund. Dan kijk ik naar de heer Holman van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Holman (NSC):

Voorzitter. Wij hebben drie moties.

Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor zijn inspanningen en toezeggingen in het commissiedebat. En toch heb ik nog een kleine motie en een nog iets grotere.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan mijn tweede motie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Flach van de SGP.

De heer Flach (SGP):

Ja, voorzitter, ik kijk terug op een mooi en bij vlagen ook stevig debat. Ik heb er nog wel een paar opmerkingen en vragen bij, maar geen moties. De SGP wil dat de milieudruk door gewasbescherming verder omlaaggaat. Dat betekent dat we nog meer zouden moeten inzetten op precisietechnieken en toelating van groene middelen. Dat is iets anders dan het rücksichtslos verbieden van middelen en toepassingen.

Ik heb nog een openstaande vraag over snelle toelating van groene middelen. De Kamer vroeg de regering zowel om de termijn voor het in behandeling nemen van de toelatingsaanvraag te versnellen als om de behandelingstermijn te verkorten. De beoordeling wordt versneld door een apart loket. Dat is uitstekend, maar de motie vraagt ook om het sneller in behandeling nemen van een aanvraag, bijvoorbeeld door prioritering bij herbeoordeling van bestaande middelen. Hoe gaat de minister dit oppakken?

De gemeenten worstelen met de spuitzonering, die niet is afgestemd op de driftreductie die inmiddels plaatsvindt in de sectoren. De minister wil gemeenten ondersteunen, ook in samenwerking met zijn collega van Binnenlandse Zaken; daar hebben we het over gehad. Ik heb daarom de motie van collega Vedder meegetekend om dat aan te moedigen.

Tot slot de vrijstelling voor Exirel in de kersenteelt. De afgelopen jaren was de voorwaarde: maximaal één toepassing per jaar. Ook toen was het Ctgb-advies om het eens in de drie jaar te doen. De noodzaak is niet veranderd. De vraag is waarom de minister dit jaar anders besloten heeft. Dat is de laatste vraag die ik daarover stel.

Mocht dit debat de grens van 11.30 uur overschrijden, dan ben ik weg. Dat is niet omdat ik niet geïnteresseerd ben in de antwoorden. De minister mag ervan verzekerd zijn dat ik kennisneem van zijn antwoorden.

De voorzitter:

Helder. De heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Als je in een debat over gewasbeschermingsmiddelen aan de ene kant de toelating door het Ctgb van glyfosaat accepteert, waarover zo veel maatschappelijke discussie is, en tegelijkertijd andere adviezen van het Ctgb over andere middelen die de andere kant op werken, niet als zodanig accepteert, ben je inconsequent. Ik vind het belangrijk dat we in het maatschappelijk gepolariseerde debat over gewasbeschermingsmiddelen onafhankelijke wetenschappelijke instituties volgen. Vandaar de volgende motie.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Waar het gaat om middelen voor de kersenteelt, begrijp ik de irritatie en frustratie van telers zelf. Ik begrijp ook dat de minister steeds op advies van het Ctgb de afweging heeft gemaakt wat waar op welk moment wel of niet kon. Wij zouden hier in de Kamer geen debatten moeten voeren over wel of geen vrijstellingen. Het is heel eenvoudig. Er is een fonds voor kleine teelten. Dat is beschikbaar; daar kan een beroep op worden gedaan. Als gewasbeschermingsmiddelenproducenten willen worden toegelaten op de Nederlandse markt, moeten ze daar gewoon een formele toelatingsaanvraag voor doen. Dat geldt ook voor de desbetreffende middelen. Dan hoeven wij in deze Kamer niet voortdurend met individuele zaken bezig te zijn en kunnen wij ons richten op onze hoofdtaken: het bewaken van kaders en het controleren van de regering.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. U heeft een interruptie van de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Ik heb de motie zo goed mogelijk proberen te begrijpen. Ik denk dat de heer Van Campen een lastig dilemma aansnijdt. Ik denk dat we allemaal niet willen dat de politiek treedt in de rol van het Ctgb, omdat dat wetenschappelijke adviezen zijn. Zeker als het gaat om toelatingen ben ik het er van harte mee eens dat de politiek daar niet over zou moeten gaan. Maar is de heer Van Campen het met mij eens dat er in specifieke gevallen, als het gaat om vrijstellingen, ruimte zou moeten blijven voor een bestuurlijke en dus ook politieke afweging als het schaderisico onevenredig groot zou zijn?

De heer Van Campen (VVD):

Altijd, ook omdat het in een democratie noodzakelijk is om hardheidsclausules te hebben om te kunnen afwijken. Anders zouden we worden geregeerd door instituties. Maar ik vind ook dat je heel, heel, heel terughoudend moet omgaan met het afwijken van wetenschappelijke adviezen. In deze specifieke kwestie irriteert het mij vooral, zeg ik in de richting van de heer Flach, dat we het hier hebben over een vrijstelling, terwijl de minister herhaaldelijk tegen producenten heeft aangegeven dat er een formele toelatingsaanvraag gedaan kon worden. We kennen allemaal die apps van mensen die dat spul graag zouden willen gebruiken omdat ze er financieel van afhankelijk zijn. Ik sta ook voor die telers. We krijgen dan terug dat de teelt zo klein is en dat het daarom niet zou renderen. We hebben daar een fonds voor; we hebben een fonds voor kleine teelten. Er staat gewasbeschermingsmiddelenproducenten dus niets in de weg om een aanvraag te doen voor deze specifieke middelen. Boeren en telers kunnen daardoor gewoon een goede landbouwkundige praktijk toepassen langs de verantwoorde voorschriften die we met elkaar hebben voor de bescherming van dier, mens en milieu.

De heer Flach (SGP):

Ik ben het met de heer Van Campen eens dat er in dit geval ook een verantwoordelijkheid bij de sector ligt. Die moeten ze dit jaar ook nadrukkelijk nemen. Ik ben het daar zeker mee eens. Tegelijkertijd is het wel zo dat de vrijstellingen vorig jaar anders zijn afgegeven dan dit jaar. Ik zou de heer Van Campen willen vragen om te kijken of hij in zijn motie voldoende ruimte laat voor de bestuurlijke bevoegdheid van een volgende minister of bij volgende seizoenen om vrijstellingen te verlenen die wellicht een of twee seizoenen afwijken van de adviezen. Als je dat helemaal dichtzet, kunnen we deze discussies namelijk net zo goed niet meer voeren. We hebben dan gewoon een een-tweetje tussen het ministerie en de wetenschappelijke adviseurs; wij hoeven er hier dan niet meer over te spreken.

De heer Van Campen (VVD):

Nee, ik vind dat je altijd een hardheidsclausule moet hebben en dat een minister altijd gemotiveerd moet kunnen afwijken van adviezen. In een democratie voer je daar namelijk het debat met elkaar over, zoals we nu ook doen. Ik zeg er alleen bij dat je dat echt niet te vaak moet doen. De heer Flach stelt dat we het debat hier voeren zodat we dit debat kunnen blijven voeren. Maar ik zou dat debat hier eigenlijk niet willen voeren; ik wil gewoon dat gewasbeschermingsmiddelenproducenten toelatingen aanvragen. Ik wil ook dat het Ctgb snel beoordeelt, zodat alternatieven snel op de markt kunnen komen; dat is de andere kant van de medaille. Dus ja, er moet altijd een hardheidsclausule zijn voor de minister en voor controle door het parlement. Maar jongens, blijf er echt zo veel mogelijk bij weg, want we zijn hier het debat aan het voeren op het niveau van middelen en werkzame stoffen. Wat zijn we aan het doen?

De voorzitter:

Ik wil …

De heer Flach (SGP):

Tot slot, voorzitter.

De voorzitter:

Even in het algemeen: we hebben nog een lange dag voor ons. We hebben hier de neiging om het hele debat opnieuw te voeren, en dat is …

De heer Flach (SGP):

Nee, zeker niet. Dat zou nog veel langer geduurd hebben, voorzitter.

De heer Van Campen (VVD):

Dat is waar.

De heer Flach (SGP):

Nee, ik ben het met de heer Van Campen eens dat het doel niet is om het debat te blijven voeren; integendeel, dat doe ik liever niet. Tegelijkertijd ben ik blij dat we met een brede Kamermeerderheid — de heer Van Campen was daar ook bij betrokken — met die motie toch hebben kunnen bewerkstelligen dat die vrijstelling ook weer voor dit jaar geregeld is en dat we allemaal kunnen genieten van de kersenoogst van dit jaar.

De heer Van Campen (VVD):

Ja, maar ik leg me wel neer bij de wijze waarop de minister die motie heeft beoordeeld en geapprecieerd en bij de voorwaarden waaronder hij die uitvoert. We hebben daar met elkaar voor gestaan, maar je moet op een gegeven moment ook luisteren naar de wetenschappelijke adviezen voor de bescherming van de schone leefomgeving.

De voorzitter:

De heer Pierik, kort en bondig.

De heer Pierik (BBB):

Ja, heel kort. Begrijp ik goed dat de heer Van Campen anders tegen die vrijstelling aan gaat kijken als er een formeel toelatingstraject is opgestart?

De heer Van Campen (VVD):

Je hebt geen vrijstellingen meer nodig op het moment dat er een formele aanvraag is gedaan. Ik heb de eerste motie gesteund en ik ben benieuwd wat de minister vindt van de argumenten die de heer Pierik heeft aangedragen. Daar ga ik serieus naar luisteren. Als de motie van de heer Pierik kan rekenen op een positief oordeel van de minister omdat hij dat op die manier heeft voorgelegd aan het Ctgb, dan zal ik mijn fractie een positief stemadvies geven over de motie van de heer Pierik. Ik waag dat alleen ten zeerste te betwijfelen, maar we gaan horen wat de minister daarover zegt.

De voorzitter:

De heer Pierik nog een keer.

De heer Pierik (BBB):

De heer Van Campen gaf aan dat zo'n formeel toelatingstraject eigenlijk veel sneller moet. Stel dat zo'n traject dan nog niet is afgerond, dan kan dat toch impact hebben op hoe je reageert op een vrijstelling?

De heer Van Campen (VVD):

Ja, maar dat maakt dat de minister de vrijstellingen onder bepaalde voorwaarden heeft toegekend. Ik vind bijvoorbeeld ook dat de minister zich op het moment dat er een aanvraag wordt gedaan voor toelating van een middel, best wel kan verhouden tot bijvoorbeeld de instanties en zijn collega's in België, waar bepaalde middelen al wel worden toegelaten. Het zou onnodig zijn om in 27 Europese landen voortdurend vanaf een schoon blaadje met de beoordeling te beginnen. Laten we werk niet opnieuw doen. De heer Pierik kent namelijk net zo goed als ik de enorme stapels aan alternatieve middelen met minder hoge impact die beschikbaar staan en wachten op toelating. Daarbij vindt hij mij dus aan zijn zijde. Ik herinner me alleen ook dat de minister aangaf dat als we gaan praten met de Belgen en gaan kijken naar de voorwaarden waaronder middelen mogen worden ingezet in België, we ons ook moeten neerleggen bij de voorwaarden die daar worden gesteld. Die zijn misschien wel wat strenger dan de voorwaarden die we op dit moment met elkaar stellen, zeg ik tegen de heer Pierik. Maar dat is dan wel de afspraak die we met elkaar maken.

De voorzitter:

Mevrouw Nijhof heeft een interruptie vanaf haar plaats.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Ik zou willen vragen of de heer Van Campen via de Staatscourant kennis heeft genomen van de bijzondere omstandigheden dat het dossier voor reguliere toelating in 2015 is ingediend, de zonale rapporteur de evaluatie inmiddels heeft afgerond en het Ctgb momenteel een aanvraag voor een wederzijdse erkenning beoordeelt, maar dat de aanvraag nog niet is afgerond, en zeker voor dit jaar niet wordt afgerond. Heeft u daarvan kennisgenomen?

De heer Van Campen (VVD):

Fantastisch. Laten we het Ctgb oproepen om daar snel duidelijkheid over te bieden, zodat we ons hier niet meer op Kamerniveau bezig hoeven te houden met de toelating van werkzame stoffen en middelen.

Mevrouw Podt (D66):

Ik heb een beetje een open vraag aan de heer Van Campen. Geldt de hang naar het vooropstellen van adviezen van wetenschappelijke adviescommissies alleen op LNV, of geldt die bijvoorbeeld ook voor gebieden als asiel, waarop we ook altijd wetenschappelijke adviezen van adviescommissies krijgen?

De heer Van Campen (VVD):

Volgens mij voeren we hier een debat over gewasbeschermingsmiddelen en verwart mevrouw Podt haar portefeuilles hier een beetje met elkaar. Ik gun mijn collega de heer Brekelmans om dat debat op een andere plek met haar te voeren.

Mevrouw Podt (D66):

Dan zal ik dat in ieder geval aan de heer Brekelmans meegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Podt, u bent aan de beurt, voor D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Wij hebben een stevig debat met elkaar gehad en ook met de minister. Dat is niet zo gek, want het gebruik van bestrijdingsmiddelen leeft in de samenleving en zeker ook bij boeren. Boeren worden helaas soms ook ziek van de gebruikte middelen. Niemand zou natuurlijk ziek moeten worden van zijn werk. Vandaar deze motie.

Dank u wel.

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik vervolgens het woord aan het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter, voor de coulance.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik wil eigenlijk beginnen met iets aardigs zeggen tegen de minister van Landbouw. Ik ben altijd heel kritisch op hem geweest, maar de laatste maanden lijkt hij wel losgekomen te zijn. Dat bevalt me wel, dus ik dacht: dat zal ik ook eens in het openbaar zeggen. Dat verdient iemand die een andere weg inslaat.

Voorzitter. Ik heb nog wel één vraag ...

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Het zevende actieprogramma van de Nitraatrichtlijn is een programma om de waterkwaliteit te verbeteren. Nu is het zo dat lelies en andere niet-biologische bollen op de lijst van rustgewassen zijn gezet. Ik zou de minister willen vragen waarom dat is gedaan. Waarom is er dan niet ook een maximum gesteld aan de werkzame stof per hectare? Het gaat immers uiteindelijk om de waterkwaliteit. Je ziet dat het areaal lelies alsmaar toeneemt, en dat is volgens mij, volgens ons, in strijd met de ambities die wij hebben om de waterkwaliteit te verbeteren. 99% van de wateren in Nederland voldoet nog niet aan de eisen. Over twee jaar moet 100% aan de eisen voldoen. Dat is dus een opgave, lijkt mij. Graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee hebben we de kant van de Kamer gehad. Ik kijk naar de minister. Hij heeft gezegd vijf minuten nodig te hebben voor de voorbereiding. Ik schors de vergadering tot iets voor 11.30 uur.

De voorzitter:

Ja, daar is de minister weer! Dan zijn we klaar voor de beantwoording door de minister en voor zijn appreciatie van de door de Kamer ingediende moties. Ik geef het woord aan de minister.

Termijn antwoord

Minister Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb nog zó mijn best gedaan om het heel kort te houden, zodat ik nog net vóór 11.30 uur binnen zou zijn en de vragen van de heer Flach als eerste zou kunnen beantwoorden. Maar helaas, de vogel is gevlogen! Dan doe ik het gewoon in de lijn zoals de vragen gesteld zijn. Ik heb een aantal vragen te beantwoorden, mevrouw de voorzitter, en daarna een aantal moties te appreciëren.

Ten aanzien van de kersenteelt en de discussie die zonet ontstond over de waterkwaliteit en over de professionaliteit van de kersentelers, zeg ik het volgende. Kijk, ik heb negatieve adviezen van de NVWA op de vrijstelling van Exirel. Ik moet constateren dat de naleving in de kersenteelt is toegenomen. Vandaar dat ik heb gezegd: onder die omstandigheden vind ik het gerechtvaardigd om een voorwaardelijke vrijstelling te verlenen. Daarbij neem ik de voorwaarden die het Ctgb stelt, wel over. Het Ctgb stelt die voorwaarden niet voor niks.

Er werd ook gezegd: kan er niet een gelijk speelveld ontstaan? In het debat heb ik aangegeven dat als we afgaan op wat er in het buitenland gebeurt, we te maken krijgen met bufferstroken van 20 tot 25 meter en nog een paar andere eisen die strenger zijn dan de eisen die ik nu met de vrijstelling meegeef. Ik wil dat gewogen hebben. Dat is belangrijk. De verbetering van de naleving die de NVWA heeft gerapporteerd, is voor mij dus een reden om het nu te doen met de voorwaarden. Maar er valt nog heel veel te verbeteren. Inderdaad, er zijn gebieden waar de waterkwaliteit goed is, maar er zijn ook gebieden waar dat niet zo is. We zien gewoon dat er in de kersenteelt in de naleving, ook van andere voorschriften dan alleen die voor het gebruik van Exirel, nog echt veel moet verbeteren. Daar werken we aan. Ik heb nu ook gesprekken met de sector. Die komt met plannen om dat aan te pakken, omdat we dat hebben gevraagd. Maar het is niet zo dat je kunt stellen dat de waterkwaliteit onder de kersenteelt altijd goed is.

Dan de overtredingen die zijn geconstateerd. Er ontstond een discussie waarin werd gezegd: ga nou niet die de professionele telers de dupe laten worden van het slechte naleven door de hobbytelers. Alle rapportages hebben betrekking op de professionele telers.

Voorzitter. Dan de vraag van de VVD, in reactie op de uitlatingen van de BBB, om in te gaan op de adviezen van het Ctgb en de vrijstellingen. Er zijn twee typen adviezen. Dat van het Ctgb gaat echt over de toelating. Dat van het NVWA gaat echt over het landbouwkundig gebruik. Die twee adviezen krijg ik. Daarom liggen naleving en dat soort zaken logischerwijs heel erg bij de NVWA, maar ligt de toepassing bij het Ctgb. Het Ctgb geeft in die adviezen voorwaarden mee en doet dat niet voor niks. Exirel is geen fijn goedje. Het is een noodzakelijk kwaad in de kersenteelt. Bij dit soort adviezen wil ik in lijn met het Ctgb adviseren. Nou zou iemand kunnen zeggen: ja, maar bijvoorbeeld bij glyfosaat ben je afgeweken van het advies van het Ctgb. Dat deed ik omdat het daarbij gaat om zaken die we nog niet helemaal precies weten. Ik heb ook nader onderzoek aangekondigd, bijvoorbeeld rondom glyfosaat. Maar het Ctgb weet precies hoe het zit met Exirel. Dat weet het precies. Dat is gewoon bekende informatie. Vanuit dat perspectief blijf ik de lijn van het Ctgb hierin zonder meer volgen. Ik wijk daar dus niet van af.

De voorzitter:

Sorry, minister. Er is een interruptie van mevrouw Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de minister. Ik heb een korte vraag om even te kijken of het klopt wat ik net gehoord heb. Wat de BBB beweert over dat de professionele kersentelers zich aan alle regels houden en dat de overtredingen door de hobbykersentelers begaan worden, klopt niet. 50% van de professionele kersentelers houdt zich niet aan regels. Klopt dat?

Minister Adema:

In de rapportages over de naleving gaat het alleen over de professionele telers. Die cijfers hebben dus betrekking op de professionele telers. Het is wel zo — daar zit dus wel even een nuance in — dat de naleving van alle voorschriften gaat over meer dan alleen de voorschriften die betrekking hebben op Exirel. Bij de kersentelers is een van de voorwaarden van het Ctgb om driftreducerende apparatuur aan te schaffen. Het gaat over 99% driftreducerende apparatuur. We zien een toename in de aanschaf van dat soort apparatuur. Dat betekent dat van de achttien bezoeken die we in 2023 hebben afgelegd, veertien bedrijven die apparatuur hebben aangeschaft. Vanzelfsprekend moet het dan ook nog goed gebruikt worden en daar is ook iets over te zeggen. Maar alle cijfers die we hebben gepresenteerd, hebben betrekking op de professionele kersenteelt en niet op de hobbymatige kersenteelt. Het is dus niet zo dat in die zin de hobbymatige kersenteelt bijvoorbeeld de vrijstelling voor de professionele teelt in de weg zou zitten of wat ook maar. Dat is niet aan de orde.

De voorzitter:

Een aanvullende vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

We hebben in de brief van de minister gelezen dat in eerste instantie 80% of 90% van de kersentelers — ik kan het me niet meer helemaal herinneren; het ging om bijna alle kersentelers — zich niet aan de regels hield en dat dit verbeterd is. Nu houdt 50% zich wel aan de regels en 50% dus niet. Wat de BBB hier dus beweert, is gewoon onwaar.

Minister Adema:

Nogmaals, de cijfers hebben betrekking op de professionele teelt en niet op de hobbymatige teelt. Dus volgens mij ben ik daar duidelijk over.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De minister kiest nu voor een vrijstelling voor een landbouwgif waarvan gebleken is dat het niet goed is voor de waterkwaliteit. Tegelijkertijd hebben we ook de doelen voor de Kaderrichtlijn Water. We dreigen die doelen niet te halen. Sterker nog, er dreigen juridische stappen te worden genomen door burgers en door Europa. We moeten dus alles op alles zetten om te laten zien dat we die waterkwaliteit serieus nemen en dat we er alles aan gedaan hebben om die waterkwaliteitsdoelen te halen, want anders krijgen we boetes en juridische zaken. We weten ook dat het Ctgb niet toetst op die doelen van de Kaderichtlijn Water. Dat alles meegenomen hebbende, vraag ik de minister of bij dit besluit het risico is afgewogen dat we hiervoor straks op de vingers worden getikt, ofwel door de rechter ofwel door Europa, omdat we dit soort beslissingen hebben genomen terwijl we bij lange na onze waterdoelen niet halen.

De voorzitter:

Mag ik heel even wat zeggen? We zijn nu eigenlijk met elkaar een volwaardig debat aan het voeren, terwijl het een tweeminutendebat is. We hebben nog een hele dag voor de boeg, en het gaat maar door en het gaat maar door. Ik wil u echt vragen — kijk elkaar even aan — om het kort en bondig te houden.

Minister Adema:

Ik zal straks een motie appreciëren over de relatie tussen de toelatingseisen en de Kaderrichtlijn Water. Dat speelt hierbij niet. Het gaat hier gewoon om de toelating. Het Ctgb geeft ons adviezen op het gebied van toelating. Ruimte geven aan water, zodat de kwaliteit van het water kan herstellen, is ook precies de reden dat het Ctgb zegt: "Gebruik: één keer in de drie jaar". Daarom hou ik ook vast aan de eis van drie jaar.

De voorzitter:

Mevrouw Nijhof had een vraag. Zij doet dat vanaf haar plek.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

De minister geeft aan dat de waterkwaliteit lang niet altijd goed is. Ik heb al herhaaldelijk gevraagd om de norm. Ik moet altijd dingen op detailniveau weten om op hoofdlijnen te kunnen acteren. Maar ik krijg die norm maar niet. Ik wil toch wel graag wat feiten hebben om het zelf te kunnen controleren; wij hebben een controlerende taak. Daarnaast zou ik willen vragen of hobbymatige teelten dan niet aan de restrictie hoeven te voldoen en ook niet gecontroleerd worden. Staan zij hier helemaal buiten? Tot slot zou ik willen vragen of de minister ook meeweegt dat dit betekent dat de hele professionele sector verdwijnt.

Minister Adema:

Die cijfers kunt u krijgen. Die cijfers, over de waterkwaliteit en de waternormen, kunt u trouwens ook bij de waterschappen ophalen. Die zijn beschikbaar. De kwaliteit verschilt nogal per waterschap; dat heb ik al gezegd. Iedereen in Nederland is gehouden om gewasbeschermingsmiddelen op een juiste manier toe te passen. Professionele gebruikers passen dit soort middelen toe. Die mogen die middelen toepassen omdat het voor professioneel gebruik is. Dat even ten aanzien van dat punt. Ik kan wel heel lang doorgaan, maar ik heb de voorzitter net gehoord. Ik wil het dus ook niet te uitgebreid maken.

De voorzitter:

Nee, en ik zie de heer Van Campen ook alweer staan.

De heer Van Campen (VVD):

Heel kort, voorzitter. De minister heeft richting mevrouw Bromet op het eerste punt aangegeven wat de beoordeling was.De heer Pierik gaf ook aan dat er van de 120 meetpunten slechts bij 2 Exirel is aangetroffen. Klopt dat? Zo ja, waarom kan dan bij de andere 118 meetpunten of in de omgeving het middel niet worden toegelaten?

Minister Adema:

Het gaat hier om het naleven van het gebruik van het middel. Het gaat bij gewasbeschermingsmiddelen om bescherming en de risico's voor mens, dier en milieu. Dat heb ik ook al in het debat aangegeven. Er wordt dus niet alleen gekeken naar de waterkwaliteit. Er werd in het commissiedebat heel erg gefocust op de waterkwaliteit. Ik heb toen deze opmerking ook al gemaakt en gezegd: nee, het gaat ook om omwonenden, dieren, insecten enzovoorts in het milieu. Er zijn dus veel meer redenen dan alleen de waterkwaliteit om wel of geen vrijstelling te verlenen. De toelating wordt ook langs de lijnen voor mens, dier en milieu ingericht. Het gaat niet alleen om de waterkwaliteit.

De heer Pierik (BBB):

Dit is nog geen antwoord op de vraag van de heer Van Campen hè. Klopt het dat van die 120 meetpunten er maar 2 zijn waarbij de kritische waarden van de Exirelnorm zijn overschreden?

Minister Adema:

Ik heb die informatie niet beschikbaar, maar dit is niet relevant. Ik zeg net: ook al zou dat zo zijn, dat verandert mijn positie ten opzichte van de vrijstelling die ik heb verleend niet. We kijken namelijk niet alleen naar de waterkwaliteit. Het gaat om mens, dier en milieu. Het gaat om omwonenden. Het gaat om insecten, andere dieren en dat soort zaken. Er wordt veel breder gekeken dan alleen sec naar de waterkwaliteit. Dus ook al zou dat zo zijn, dan zou dat mijn opvatting en mijn keuze in die vrijstelling nu niet wijzigen, omdat we breder kijken. We hebben hier discussies over glyfosaat en noem maar op. Dat gaat over de gezondheid van mensen. Dat gaat niet alleen om de kwaliteit van het water. Het is dus echt breder en de toelating gaat langs bredere lijnen dan alleen de waterkwaliteit. Dat verandert dus niks, ook al zou het zo zijn. Als u die informatie wilt hebben, dan kunt u die krijgen — daar gaat het verder niet om — maar het verandert niet.

Dan de vraag van de SGP over de versnelde toelating van groene middelen. Dat frustreert mij natuurlijk ook. Ik wil ook heel graag dat middelen versneld worden toegelaten, vandaar dat we ook een verduurzamingsloket hebben geopend. Dat loket is er vanaf 1 januari, dus we moeten de effecten van het loket nog zien. Maar het moet wel degelijk leiden tot een snellere toelating van middelen. De heer Flach vroeg ook specifiek of de herbeoordeling niet sneller kan dan de eerste toelating. Ook daarvan moet ik zeggen dat die herbeoordelingen sneller in behandeling worden genomen en sneller worden afgewikkeld dan de eerste toelating. Op de vragen van de heer Flach kan ik in die zin dus positief antwoorden.

Waarom heb ik vorig jaar anders besloten ten aanzien van Exirel dan nu? Dat was ook een vraag van de heer Flach. Vorig jaar hebben we dezelfde argumenten aangevoerd. We hebben de sector er ook voor gewaarschuwd wat betreft de voorwaarden die gelden in de huidige vrijstelling. We hebben ze ervoor gewaarschuwd dat dat eraan zat te komen en dat ze er rekening mee moesten houden. We zijn die afspraak nu dus ook gewoon nagekomen. Dat vloeit dus voort uit het advies.

Mevrouw Bromet had een vraag over de lelies als rustgewas. Ik voel helemaal met haar mee. Dat heeft niks met het compliment te maken dat ik kreeg, maar ik heb er hetzelfde gevoel bij. Als je lelies aanmerkt als rustgewas, stimuleer je hoe dan ook het gebruik van middelen. Overigens mogen lelies nog vrij geteeld worden als lelies geen rustgewas zijn. Het is dus niet zo dat als wij lelies niet meer toepassen als rustgewas ze ook niet meer geteeld worden, want je kunt ze dan nog steeds vrij telen. Maar ik vind het wel een verkeerd signaal. In het zevende actieprogramma is het zo geregeld. Het is mijn inzet om bij het achtste actieprogramma de lelies als rustgewas te laten verdwijnen.

Mevrouw de voorzitter. Dan de moties. De motie op stuk nr. 656 gaat over het terugdraaien van het besluit over Exirel. U begrijpt dat ik die motie met klem ontraad.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 657. Ik verwijs even naar het debat dat we hebben gehad. Het gaat hier om een motie die eerder is aangenomen. Wij beoordelen elk gewasbeschermingsmiddel in relatie tot elk gewas separaat. Elke keer wordt er een risicobeoordeling gedaan, omdat de toepassingen verschillend kunnen zijn en omdat de toegepaste technieken verschillend kunnen zijn. Ik doe dat dus niet generiek. Ik ontraad daarom deze motie. Dit is dus ook waarom ik het tweede deel van de motie die eerder is ingediend en aangenomen, niet uitvoer.

Dan de motie op stuk nr. 658. Ik kan een lang verhaal houden, maar ik verwijs naar het debat en ontraad ook deze motie. Ik heb vertrouwen in de adviezen van het Ctgb en de NVWA. Daar ga ik op af. Ik ben niet van zins om dat in deze situatie ook maar enigszins aan te passen.

Dan de motie op stuk nr. 659 over een wetenschappelijk onderbouwd kader spuitzonering. Ik wil die oordeel Kamer geven, maar ik heb er wel een interpretatie bij. Ik heb in het debat inderdaad aangegeven dat ik in gesprek ga met BZK en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten; we zijn daar ook al over in gesprek. Ik wil samen met de VNG en BZK een soort onderbouwd kader opstellen om te komen tot een goede invulling van de spuitzones voor een gezonde woon- en leefsituatie. Ik moet daar wel bij zeggen dat dat ook kan betekenen dat de zones in sommige gevallen juist breder worden. Dat is wel een risico dat we daarmee nemen.

Dan de motie op stuk nr. 661 van de heer Van Campen, sorry, van de heer Holman. De heer Van Campen is eronder geschreven. Dan staat het net wat groter en dan kijk je daarnaar. Het is toch wel handig om je naam er op die manier te laten bijschrijven, want voordat je het weet komt de motie op jouw naam te staan. De motie gaat over de groene middelen. Deze wil ik oordeel Kamer geven.

Dan heb ik de motie over de verduidelijking van het voorzorgsbeginsel. Ik moet daar even iets over zeggen. Ik wil 'm oordeel Kamer geven, maar ik heb daar wel een belangrijke interpretatie bij. Die interpretatie is dat in de toelating het voorzorgsbeginsel al is meegenomen. We hebben dus twee zaken. We hebben een Europese toelating van middelen en een nationale toepassing van middelen, dus de manier waarop het in het land wordt toegepast. Het kan per land verschillen, omdat ook de structuur van het land verschilt. In Nederland hebben we bijvoorbeeld veel meer verkaveling en we hebben daardoor dus veel meer sloten en watergangen dan in andere landen. Dat betekent dat de toepassing hier anders kan zijn dan in andere landen. Dat is dus de toepassing en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. En ...

De voorzitter:

Minister? Sorry.

Minister Adema:

Ja, sorry.

De voorzitter:

Ik wil u alleen vragen of u bij de moties ook het nummer kunt zeggen.

Minister Adema:

O, sorry.

De voorzitter:

Maakt niet uit, maar dan hoef ik het niet te herhalen.

Minister Adema:

Dit is de motie op stuk nr. 662, waar ik het over heb.

De voorzitter:

Oké, precies. Dank u wel.

Minister Adema:

Natuurlijk moet je bij de toepassing en het gebruik rekening houden met de omgeving, de afstand tot woningen enzovoorts. Ik begrijp ook de onrust in de maatschappij. Ik zal dan ook zo snel mogelijk in samenwerking met het Ctgb komen met een notitie over de beide aspecten, de toelating en de toepassing, ook in de context van de uitspraak van de rechter over de lelieteelt in Sevenum. Daar gaat ook het voorzorgsbeginsel op beide terreinen nadrukkelijk aan de orde komen, dus toelating en toepassing gebruik.

De voorzitter:

De heer Holman heeft een vraag voor u.

De heer Holman (NSC):

Ik snap de redenering van de minister, maar is hij het met mij eens dat er door de uitspraak van de rechter echt onduidelijkheid is ontstaan, dat elke teler van elk willekeurig perceel die voor de rechter gedaagd wordt, een soort risico loopt en dat er behoefte is aan een meer objectieve definitie en benadering en aan helderheid om die duidelijkheid te verschaffen?

Minister Adema:

We hebben natuurlijk rechtspraak in Nederland. Ik moet me verhouden tot de uitspraken van de rechter. Dat geldt hier ook. Ik ben het met u eens dat je naar sommige uitspraken met meer verbazing kijkt dan naar andere uitspraken. Maar dat is wel de rechterlijke uitspraak waartoe we ons te verhouden hebben. Wij bestuderen die uitspraak nog, want die kan consequenties hebben. In dat licht wil ik met het Ctgb in gesprek om te kijken wat dit betekent voor de duidelijkheid voor telers, ook in komende gevallen waarin het voorzorgsbeginsel aan de orde zou komen, maar misschien zelfs iets breder wat mij betreft.

Dan de motie op stuk nr. 663.

De voorzitter:

662.

Minister Adema:

O sorry, 662.

De voorzitter:

Goed dat u blijft tellen. Haha.

Minister Adema:

Die had ik tijdens de beantwoording al rustig doorgeslagen, maar die moet ik ook doen. Ik heb al aangegeven hoe ik met de lelies wil omgaan en dat ik een onderzoek wil doen. Deze ondersteunt mij in het terugdringen van het gewasbeschermingsmiddelengebruik bij lelieteelt, dus deze geef ik graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 663 over de Kaderrichtlijn Water geef ik ook oordeel Kamer. Ik ben hier al mee bezig conform het huidige coalitieakkoord — dat is mijn kader — maar daar hebben we wel even een heel goede juridische analyse voor nodig. We kunnen niet zomaar de toelatingsnormen baseren op de Kaderrichtlijn Water. Daar ben ik mee bezig. Als die analyse er is, zal ik uw Kamer daarover informeren en gaan we kijken wat dat betekent voor het uitvoeren van dat deel van het coalitieakkoord.

Dan de motie van de CU.

De voorzitter:

Minister, het lid Kostić rent naar voren om u een vraag te stellen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Heel kort. Het is eigenlijk een technische vraag. Klopt het dat het Ctgb in opdracht van het ministerie al bezig was met uitzoeken hoe de doelen van de Kaderrichtlijn Water aan de toelatingsprocedure gekoppeld kunnen worden en dat het rapport al ergens ligt?

Minister Adema:

Nee. Dat is een goede aanvulling. Er ligt nog geen rapport, want ik heb nog niks gezien. Maar het Ctgb is ermee bezig, dus die analyse wordt op dit moment gemaakt. Die is wel nodig voordat wij die motie kunnen uitvoeren. Dat is wat ik zeg. Maar inderdaad, we zijn ermee bezig.

Kamerlid Kostić (PvdD):

En wanneer komt het ongeveer?

Minister Adema:

Geen idee.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Kunt u dat de Kamer laten weten?

Minister Adema:

Ja, dat wil ik de Kamer laten weten. Dat is geen probleem.

Mevrouw de voorzitter. Ik geef de motie op stuk nr. 664 oordeel Kamer.

Ik geef de motie op stuk nr. 665 oordeel Kamer, maar ik wil daar iets meer over zeggen. We hebben hier veel discussie over onze instituten. Het is buitengewoon belangrijk ... Wij hebben die instituten zelf aangewezen als overheid, als regering en Kamer. Dat is de manier waarop we het in Nederland hebben ingericht. Als er adviezen komen van die instituten, dan is de lijn dat we die adviezen volgen en dat we hier niet over elk advies een discussie gaan hebben. Dat ondermijnt de positie van onze instituten. Ik heb erg veel vertrouwen in onze instituten. Ik heb veel vertrouwen in het Ctgb en de NVWA. Laten we dat vertrouwen blijvend uitspreken en ons daar ook naar gedragen. Ik ben het zeer eens met deze motie. Ik geef haar oordeel Kamer, maar eigenlijk omarm ik de motie. Ik vind dit echt van belang, want als wij onze instituties ter discussie stellen, dan wordt de onrust buiten groter. Die verantwoordelijkheid dragen wij. Natuurlijk moeten de instituties hun werk goed doen en natuurlijk mogen er altijd vragen gesteld worden, maar in de basis moet er vertrouwen zijn in onze instituties.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik ben het daarmee eens, maar ik vind ook dat je best vragen mag stellen over het functioneren van de instituties. Ik plaats dus die kanttekening. Ik zou de minister willen vragen om de motie wel te omarmen, want anders gaan we zo meteen stemmen over deze motie en lijkt het net een kwestie van: de meeste stemmen gelden.

Minister Adema:

Dat vind ik lastig. Ik kan een motie vanzelfsprekend overnemen, maar nogmaals: ik heb in mijn appreciatie heel duidelijk aangegeven wat mijn standpunt is ten opzichte van deze motie. Als de Kamer en de indiener er behoefte aan hebben dat ik de motie omarm door haar over te nemen, dan doe ik dat graag, maar dan hoor ik dat graag van de indiener.

De heer Van Campen (VVD):

Ik ben het van a tot z eens met het betoog van de minister. Het is daarom des te mooier om de Kamer via deze motie hier een uitspraak over te laten doen.

De voorzitter:

Ik heb even gemist wat de heer Van Campen zei. U wilt de motie wel in stemming laten brengen? Oké.

Minister Adema:

Dan krijgt die oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan krijgt die oordeel Kamer.

Minister Adema:

Wat mij betreft: van harte oordeel Kamer en van harte omarmen.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel.

Minister Adema:

Ik kom op de motie van mevrouw Podt op stuk nr. 666 over parkinson als beroepsziekte. Die ontraad ik. Dat is ook in lijn met wat we in het debat hebben besproken. Ik heb een aantal stappen gezet als het gaat om het onderzoek naar parkinson, ook in relatie tot glyfosaat. Er worden echt forse stappen gezet. Als die leiden tot een direct verband tussen parkinson en glyfosaat, dan wordt glyfosaat direct uit de handel genomen. Dan wachten we geen dag. Maar we willen dat wel afwachten. Ook onderzoekers geven aan dat er nader onderzoek moet komen. Daarnaast zijn er nog blootstellingsonderzoeken. Maar goed, we gaan het hele debat nu niet overdoen. Daarnaast vallen beroepsziekten onder de TSB-regeling. Ze worden aangewezen door de onafhankelijke Adviescommissie Lijst beroepsziekten. Dat gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De adviescommissie gebruikt de lijst van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Dat is de lijn en daar heb ik geen invloed op. Ik kan alleen onderzoek uitzetten en dat doe ik. Als het gevolg van zo'n onderzoek is dat een bepaalde ziekte als beroepsziekte moet worden aangemerkt, dan kan dat, maar dat moet wel gebeuren na gedegen onderzoek. Ik ontraad dus deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 667.

De voorzitter:

Mevrouw Podt heeft nog een vraag over de motie op stuk nr. 666.

Mevrouw Podt (D66):

Ik ga nog heel even kauwen op wat de minister zei over die onafhankelijke commissie. Het is op zich natuurlijk prima als dat door een commissie wordt gedaan. Maar als wij graag stappen willen zetten om dat te verkennen, dan is het natuurlijk goed als die commissie zich daarover buigt. Daar zal ik nog heel even naar kijken. Tegelijkertijd hebben we gezien dat Duitsland hier al twaalf jaar onderzoek naar heeft gedaan. Dat was ook onderdeel van het debat. Het lijkt me dus niet dat we vanaf nul hoeven te starten. Ik snap helemaal wat de minister nu aan het doen is, en dat is ook hartstikke goed: hij laat onderzoek doen naar een verband en laat kijken in omgevingen en weet ik wat allemaal. We hoeven het werk van Duitsland echter niet helemaal opnieuw te gaan doen. Ik zou het zonde vinden als we boeren pas over jaren op dezelfde manier kunnen beschermen als dat het in heel veel andere landen al gebeurt. Ik ga dus nog even kijken naar die onafhankelijke commissie, maar dat wil niet zeggen dat die motie nu gelijk niet meer komt.

Minister Adema:

Ik heb geen vraag gehoord, dus ik ga door, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Ja, graag.

Minister Adema:

Ik ga door met de motie op stuk nr. 667, om te verkennen hoe de gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen worden gelegd bij de gebruiker in plaats van bij de biologische boer. Ik wil die oordeel Kamer geven, maar wel met een interpretatie, want hier is wel eerst onderzoek voor nodig. Het is dus niet zo dat we zomaar middelen, maatregelen, kunnen inzetten. Laten we eerst een grondig onderzoek doen naar wat zou kunnen werken en welke maatregelen er nodig zouden kunnen zijn, en op basis daarvan de maatregelen bijvoorbeeld verplichten. Met die interpretatie wil ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Kostić voor een interruptie naar voren lopen. Mevrouw Kostić, alstublieft.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik dank de minister voor deze appreciatie en de waardering voor de biologische boeren. Ik neem het dus over.

Minister Adema:

Dan de motie op stuk nr. 668 over de lelieteelt en de teelt van andere sierteeltgewassen. Er is veel meer te zeggen over sierteeltgewassen, maar ik ben, zoals u weet, bezig duidelijke maatregelen uit te zetten als het gaat om de lelieteelt. Daar wil ik me eerst toe beperken, want de lelie is van alle sierteeltgewassen op dit moment het snelst groeiende gewas met het hoogste gewasbeschermingsmiddelengebruik. Ik wil het eerst daartoe beperken. Het kan best zijn dat als we dat onderzoek gestart hebben, we in de stappen daarna wellicht ook gaan kijken naar andere sierteelten, maar mijn inzet is om het eerst hiertoe te beperken.

Dan de motie op stuk nr. 669. Die ontraad ik. Het Ctgb is een onafhankelijk zbo. Een zbo wordt periodiek geëvalueerd, dus ook het Ctgb. Daarnaast wordt het Ctgb periodiek geëvalueerd door een internationale visitatiecommissie. Dat is voor mij voldoende om de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van het Ctgb te borgen. Daar is wat mij betreft geen nader onderzoek voor nodig. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Minister, mag ik heel even voor de check terug naar de motie op stuk nr. 668 over de sierteelt? Wij hoorden daar niet expliciet het oordeel over.

Minister Adema:

Die ontraad ik.

De voorzitter:

Ontraden; helder. Oké, dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De voorzitter:

We gaan er dinsdag over stemmen.

Termijn inbreng

De voorzitter:

De minister kan blijven zitten, want we gaan door met het tweeminutendebat over de Landbouw- en Visserijraad. Ik heb nog geen sprekerslijst, dus ik weet niet wie er spreekt en in welke volgorde. Ah, bij dezen. Nu heb ik de lijst, dank.

Aan de orde is nu het tweeminutendebat over de Landbouw- en Visserijraad van 27 mei aanstaande, Kamerstuk 21501-32, nr. 1644. Als eerste heeft zich ingeschreven de heer Pierik van de BBB. Aan u het woord.

De heer Pierik (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor de antwoorden op het schriftelijk overleg, maar met de kanttekening dat die stukken pas om 10.00 uur vanochtend binnenrolden; dat was erg laat om daar nog adequaat op te kunnen acteren. Niettemin toch één motie. Ik heb één motie en geen twee moties, dus ik hoop dat ik het binnen de twee minuten ga redden.

Dank u wel. De volgende spreker is de heer Van Campen van de VVD. U slaat over? Dan gaan we naar mevrouw Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Die staat ook voor 0 minuten. Ook mevrouw Vedder staat voor 0 minuten. Het lid Kostić, van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. We weten dat glyfosaat heel slecht is voor de bestuivers, de bijen en de hommels. We weten ook dat het heel slecht gaat met de bestuivers, zelfs zodanig dat onze voedselzekerheid in gevaar kan komen. We weten daarnaast dat er sterke aanwijzingen zijn dat glyfosaat mensen ziek maakt. Tegelijkertijd weten we dat Europa glyfosaat ondanks die feiten voor nog tien jaar heeft toegelaten. De Partij voor de Dieren vindt dat echt onbestaanbaar. We hopen dat de Kamer dat ook vindt en dat we nu hier, op nationaal niveau, maatregelen kunnen nemen. Daarom de volgende motie.

Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Holman van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Holman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar hebben we een discussie gehad naar aanleiding van het feit dat de interesse voor goud, zilver en brons bij de GLB-gelden zo groot was dat het budget niet voldoende of verkeerd ingeschat was. Dat was niet erg goed voor het vertrouwen. Boeren hadden een inspanning gepleegd en dreigden de vergoeding niet te krijgen. De vraag aan de minister is: kunt u met grote mate van zekerheid garanderen dat hetzelfde dit jaar niet weer ontstaat en dat de boeren niet weer op het verkeerde spoor worden gezet? Dat zou namelijk niet goed zijn voor het vertrouwen en de wil om het goed te doen en veel aandacht te hebben voor biodiversiteit en al dat soort andere zaken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit was de kant van de Kamer. Ik kijk naar de minister en volgens mij kan hij beginnen met antwoorden. Ik geef bij dezen het woord aan de minister.

Termijn antwoord

Minister Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De vraag van de heer Holman heeft ook betrekking op het GLB, waar de heer Pierik een motie over heeft ingediend. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen — die was van, ik meen, de heer Flach — om voor 2024 extra middelen beschikbaar te stellen. Ik ben ermee bezig om die middelen ingezet te krijgen. De vraag is of de Europese Commissie ons toestaat om dit weer te doen, want ook hiervoor moet ik weer langs bij de Europese Commissie. Zoals u weet ben ik vaak vastgelopen bij de Europese Commissie en af en toe stevig vastgelopen, maar ik heb hoop dat de Europese Commissie ook hier weer in meegaat, zodat we eigenlijk hetzelfde kunnen doen als vorig jaar. Voor de komende jaren ligt er wel een uitdaging. Maar goed, het is ook aan mijn opvolger om te kijken hoe het gaat in 2026. Er wordt erg veel gewerkt met de eco-regeling. Dat is een succesvolle regeling en daar zijn we ongelofelijk blij mee. Dat laat ook zien dat de Nederlandse boeren willen verduurzamen, dat ze ermee aan de slag willen zijn. Ik probeer dus om dat weer voor elkaar te krijgen, net zoals ik dat vorig jaar heb gedaan. Het kader waarbinnen we dat vorig jaar binnen Europa hebben geregeld, is gelukkig verlengd. Misschien kunnen we daar dus weer opnieuw gebruik van maken. Maar het is niet een altoosdurende inzetting, gesproken in de tale Kanaäns. Want we moeten wel elk jaar weer proberen om dit bij de Europese Commissie voor elkaar te krijgen.

Voorzitter. Dan de twee moties. De eerste motie, op stuk nr. 1647, is van de heer Pierik en gaat over het GLB. In de overwegingen worden een aantal aannames gedaan die misschien kloppen, maar die ook niet zomaar zijn gekomen. Kijk bijvoorbeeld naar wat de heer Pierik zegt over de relatie tussen melkvee en vleesvee. Er is een reden waarom het voor de een wel geldt en voor de ander niet. Zo kan ik alle afwegingen langsgaan. Ik wil nu niet het hele GLB gaan fileren, al is dat eigenlijk wel wat de motie vraagt. Het is overigens ook afgesproken in het NSP dat de eisen van de eco-regeling stap voor stap wat hoger worden gezet, juist ook om de verduurzaming een extra impuls te geven. Dat hebben we afgesproken. Wat we doen, volgt dus precies uit het Nationaal Strategisch Programma van het GLB zoals Nederland dat heeft ingediend. Ik voer dus dat Nationaal Strategisch Programma uit en dat blijf ik doen. Dat betekent dus ook dat we aan het nadenken zijn over hoe we de eco-regeling voor de komende jaren gaan inrichten. Er is in het NSP niet met Europese Commissie afgesproken dat er nu doelen zoals dierenwelzijn toegevoegd worden. Dan verzwaren we namelijk de eco-regelingen en dan zal er juist nog meer geld nodig zijn, terwijl ik u ook hoor zeggen dat er misschien niet voldoende geld beschikbaar is, ook voor de komende jaren. Die uitdaging om extra geld beschikbaar te stellen is er namelijk ook voor de komende jaren. Ik wil dus het Nationaal Strategisch Programma uitvoeren zoals het met de Europese Commissie is afgesproken. De stappen die we zetten, zijn juist afgesproken in het Nationaal Strategisch Programma.

De voorzitter:

De heer Van Campen heeft een interruptie.

De heer Van Campen (VVD):

Ik heb meer een vraag. De zorg van de heer Pierik is bij mij aangekomen, want het is eigenlijk best wel jammer dat een melkveehouder die aan weidegang doet, wel mee kan doen aan de eco-regeling, maar een vleesveehouder die aan weidegang doet, niet. Ik heb daar ook weleens navraag naar gedaan, en dat blijkt met name een vraagstuk van toezicht en handhaving te zijn. Het antwoord was dan dat de reden is dat je melk kunt meten en dat dat gecontroleerd kan worden en dat dat met vleesvee wat lastiger is. Is de minister het dan wel met me eens dat dat toch wel zonde is? Volgens mij is de weidegang immers het doel van zo'n eco-regeling. Het zou niet moeten uitmaken of het nou weidegang is voor melkvee of weidegang voor vleesvee. Is de minister, of zijn organisatie, bereid om nog eens te gaan kijken, desnoods met de sector zelf, of er toch een manier te vinden is waarop ook vleesvee mee kan doen met de eco-regelingen, zonder dat we het budget daarvoor verder gaan aanpassen? Dat staat vast. Ik begrijp dat de minister de vragen van de Kamer op deze manier beantwoordt. Is hij bereid om die mogelijkheid nog eens te onderzoeken? Want het zou toch wel jammer zijn als het alleen op een toezichts- en handhavingsvraagstuk zou aankomen.

Minister Adema:

Nou, dat is niet het enige. Het gaat niet alleen om toezicht en handhaving. Weidegang is voor een melkveehouder daadwerkelijk complexer dan voor een vleesveehouder. Er zit dus verschil in de toepassing. Wat je eigenlijk doet, is dat je de extra inspanning die een rundveehouder moet verrichten, ook extra gaat belonen. Ik wil best met de sector in gesprek gaan, maar ik beloof niet dat ik op voorhand in de stand sta van: we gaan dit zo regelen. Ik wil best de argumenten nog een keer wisselen en kijken of er nog nieuwe argumenten aan te voeren zijn. Maar dit is wel een van de redenen waarom er juist gekozen is voor dit onderscheid. En ik ontraad de motie dus.

De voorzitter:

Ja, dat wilde ik graag nog even weten.

Minister Adema:

Dat was naar aanleiding van mijn appreciatie ook wel duidelijk, denk ik. Ik zag meneer Pierik ook al een beetje bezorgd kijken.

Dan de motie op stuk nr. 1648, over glyfosaat. Wij hebben daar heel veel discussies over gehad. De beslissing om ons te onthouden van stemming in Europa is ook gepaard gegaan met onderzoek naar glyfosaat en de relatie tussen parkinson en glyfosaat. Dat onderzoek hebben we opgestart. Dan is er nog het onderzoek naar het gebruik van glyfosaat buiten de landbouw, eigenlijk buiten de sectoren waar het voor de voedselproductie noodzakelijk is. We hebben een blootstellingsonderzoek. We dringen aan op het verbreden van het toetsingskader. Er zijn dus tal van maatregelen genomen rondom de beslissing om ons te onthouden van glyfosaat. Ik wijk daar niet meer van af, dus deze motie ontraad ik ten zeerste.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel, minister.

De voorzitter:

Over deze twee laatste moties gaan we later vanmiddag nog stemmen. Dan komen we dus nog bij elkaar. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik ga nu even heel kort schorsen. Daarna gaan we door met het volgende debat, over de Energiewet.

De heer Pierik (BBB):

Als het om twee moties gaat waar vandaag over gestemd moet worden, zouden we dat ook door kunnen schuiven naar dinsdag? Dat zou wat mij betreft in ieder geval geen probleem zijn.

De voorzitter:

Doorschuiven naar aanstaande dinsdag? Is daar voldoende ruimte voor? Ik kijk even opzij. Prima. Dat scheelt. Deze twee moties nemen we mee naar aanstaande dinsdag. Helder.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Welkom, minister. We gaan het hebben over de Regels over energiemarkten en energiesystemen. We noemen het de Energiewet, Kamerstuk 36378. U heeft twee wetgevingsoverleggen gehad. Je zou zeggen dat dan het grootste deel van de technische zaken aan de orde is geweest. U bent hier volledig vrij om het hele politieke debat opnieuw te doen, samen te doen, door elkaar heen te doen of hoe het ook zij. Ik hoop wel dat we elkaar kunnen aankijken en het een beetje strak en zo bondig mogelijk kunnen houden. Ik zal u niet beperken op uw spreektijden, want het is natuurlijk wetgeving. Het is belangrijk dat we dat op een zorgvuldige manier doen. Daarbij kijk ik ook even naar de publieke tribune. Die ruimte moeten we met elkaar ook nemen, maar laten we proberen het zo kort mogelijk te houden. Dan open ik het debat.

De voorzitter:

Ik kijk als eerste naar de VVD, naar de heer Erkens. Aan u als eerste het woord.

De heer Erkens (VVD):

Voorzitter. Na ruim twintig uur aan wetgevingsoverleggen is het dan eindelijk zover: de plenaire behandeling van de Energiewet. De VVD is blij dat we eindelijk werk maken van de modernisering van onze energiemarktwetgeving. Deze modernisering is noodzakelijk, aangezien het laatste grote wetgevingstraject in 1998 heeft plaatsgevonden. Dat is een hele tijd geleden. Toen was Frits Bolkestein nog VVD-leider, werd de MP3 en de Game Boy Color uitgevonden en kwamen de films Saving Private Ryan en The Truman Show uit. U kunt zich voorstellen dat er sindsdien ook veel veranderd is in de energiemarkt. We werken sindsdien aan de volledige verduurzaming van onze energievoorziening, waar elektriciteit in de energiemix in belang toeneemt. Deze toenemende elektrificatie heeft tot forse problemen op ons stroomnet geleid. Het huidige wetgevende kader functioneert daardoor als belemmering voor noodzakelijke oplossingen.

Daarnaast willen we sinds de energiecrisis de consumentenbescherming fors verstevigen om onze huishoudens te beschermen tegen onvoorziene risico's, die een forse financiële impact hebben op de portemonnee. De energiecrisis heeft ons met de neus op de feiten gedrukt. Leveringszekerheid en energieonafhankelijkheid moeten prominenter worden meegenomen in ons energiebeleid.

Na twee wetgevingsoverleggen waarin we vooral het debat over de techniek hebben gevoerd, zal ik in dit debat ingaan op de volgende drie thema's.

De voorzitter:

Ah, een eerste interruptie.

De heer Erkens (VVD):

Misschien wil mevrouw Kröger even horen wat de thema's zijn om te bepalen in welk blokje haar vraag het beste past? Die drie thema's zijn namelijk: consumentenbescherming, netcongestie en energieonafhankelijkheid. Maar ik zie dat mevrouw Kröger haar vraag niet in deze blokjes vindt passen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nee, de vraag past perfect in het eerste blokje over consumentenbescherming. Volgens mij hebben we in het WGO breed aangegeven dat we ons daar veel zorgen over maken. Een van de dingen waar we consumenten tegen moeten beschermen, zijn de terugleverheffingen die bedrijven nu rekenen voor mensen met zonnepanelen. Ik wou de heer Erkens vragen of hij ook zo verbaasd was toen hij vanochtend zijn favoriete krant las. Die kopte namelijk: terugleverheffing wordt afgeschaft. Maar volgens mij is dat absoluut niet wat in het amendement staat, namelijk het amendement van mevrouw Postma, dat de heer Erkens mede ondertekend heeft.

De heer Erkens (VVD):

Ik doe geen uitspraken over wat mijn favoriete krant is, maar ik dank mevrouw Kröger voor deze vraag, zodat we dit even duidelijk kunnen maken met elkaar. Je hebt terugleverheffingen. Die gaan over het salderen op dit moment. Dat zijn heffingen die huishoudens nu betalen om de kosten van het salderen niet af te wentelen op andere huishoudens die geen zonnepanelen hebben. Daar heb ik zelf trouwens een motie over; daar kom ik straks nog op terug. Daarnaast heb je de zogeheten terugleververgoeding. Dat gaat over te veel geproduceerde zonnestroom die je niet kunt salderen. Het amendement ziet erop dat daar inderdaad geen negatieve prijs voor gevraagd kan worden. Ik hoop dat het daarmee duidelijk gemaakt is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat is in ieder geval duidelijk. Dus wat nu voorligt vanuit de nieuwe coalitie is geen verbod op de terugleverheffing? Dat bevestigt de heer Erkens nu. Als je het toch hebt over mensen iets verkopen wat niet helemaal waar is, roept dat natuurlijk meteen de vraag op hoe de heer Erkens ernaar kijkt dat het toch zo in de markt is gezet. Alle mensen met zonnepanelen balen nu ongelofelijk van de terugleverheffing. Het is heel gek dat zij in de krant lezen dat die wordt afgeschaft maar dat nu toch niet waar blijkt te zijn.

De heer Erkens (VVD):

U framet het nu alsof het bewust zo is neergezet. Volgens mij lopen er op dit moment in de pers een aantal termen door elkaar. Dat probeer ik nu recht te zetten. Je hebt de terugleverheffing en de terugleververgoeding. De terugleververgoeding mag niet meer negatief zijn. Ik kom zelf nog met een voorstel om, wanneer salderen afgeschaft is, terugleverheffingen te verbieden. Wat mij betreft gaat dat hand in hand. Als je niet meer kunt salderen, vind ik dat de heffingen ook van tafel moeten verdwijnen. Het is aan de politiek, vind ik, om richting de huishoudens en de sector heel helder te zijn over wat ze de komende jaren kunnen verwachten en hoe ze centjes kunnen verdienen aan zonnepanelen, zodat het ook loont om die te blijven aanschaffen. Daarom is dit debat ook heel tijdig.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, laatste keer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, laatste keer. De heer Erkens heeft het over nu helder zijn naar huishoudens. Nou, dit nieuwe kabinet is gruwelijk helder geweest naar huishoudens, namelijk over het per 2027 afschaffen. Dat is een heel asociale maatregel. Ik noteer dat de heer Erkens nu een woordendansje doet, maar dat de terugleverheffing niet wordt afgeschaft met het amendement, hoewel dat wel geclaimd wordt. Die heffing wordt overigens wel afgeschaft met het amendement van een andere collega. Ik ben benieuwd hoe de coalitiepartijen daarnaar kijken.

De voorzitter:

Mevrouw ... De heer Grinwis. Excuses.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dat mag ook. Gelet op het antwoord van de heer Erkens constateer ik dat het amendement eigenlijk een niemendalletje is. Het is ook een heel slap aftreksel van het amendement dat de heer Erkens en ik samen hebben ingediend op de in de Eerste Kamer helaas gesneuvelde geleidelijke afbouw van de salderingsregeling. In dat amendement stond namelijk dat de terugleververgoeding niet alleen niet negatief mag zijn, maar dat die ook redelijk moet zijn, namelijk 80% van de kale prijs. Zo hebben we dat ongeveer vastgelegd. Het amendement dat de heer Erkens nu indient, is toch een enorme stap terug ten opzichte van het amendement dat hij toen indiende? Hoe ziet hij dit zelf?

De heer Erkens (VVD):

Dit doet denken aan het salderingsregelingdebat dat we anderhalf jaar terug met elkaar gehad hebben. Toen waren er inderdaad twee amendementen. Eentje was van mijn hand en ging over een redelijke terugleververgoeding en de regels die je stelt omtrent percentages van de kale leveringsprijs. Wat mij betreft zou je in het voorstel voor het afschaffen van de salderingsregeling ook kunnen bezien welke tarieven we redelijk vinden voor mensen. Dat debat zouden we in dat kader kunnen voeren met elkaar. Een ander amendement, van de heer Omtzigt, ging over terugleververgoedingen en stelde dat die niet negatief mogen zijn. In dynamische contracten, waar steeds meer mensen in terechtkomen, zouden ze wel negatief kunnen zijn. Dat tweede amendement ligt vandaag ook voor. Ik heb dat toentertijd medeondertekend, net als overigens de heer Van Haga, toen nog als lid van een parlementaire fractie. Maar goed, al deze amendementen zijn toentertijd verworpen in de Eerste Kamer.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat klopt, dat klopt. De ChristenUnie heeft voor beide amendementen gestemd. Ik heb me toen samen met collega Erkens ook ingespannen voor een amendement om in ieder geval de terugleververgoeding redelijk te houden als salderen zou verdwijnen. Ik vraag mij dan toch af: waarom het ene als nieuwe coalitie wel regelen met elkaar maar het andere niet? Dat is mijn eerste vraag. En dan mijn tweede vraag. Heeft de heer Erkens zich er ook over verbaasd dat we eerst een heel verstandige en geleidelijke afbouw van de salderingsregeling hadden, tot 2031, maar dat de salderingsregeling nu plotsklaps, als donderslag bij heldere hemel, in één keer wordt afgeschaft, niet in 2030 of 2029, maar al in 2027? Is dat behoorlijker en beter bestuur dan het wetsvoorstel van minister Jetten dat we eerder hebben besproken? Hoe kijkt de heer Erkens daartegenaan?

De heer Erkens (VVD):

Dat zijn heel veel vragen achter elkaar. Ik zal de laatste als eerste pakken. Als de heer Grinwis een antwoord wil op de andere vragen, kan hij die in zijn volgende interruptie vast nog stellen, want deze interruptie was heel lang.

Nu ligt het voorstel voor om het één jaar later af te schaffen dan in het vorige voorstel. Het is één jaar naar achter geschoven. De salderingsregeling wordt dus later afgeschaft, niet vanaf 2026 maar vanaf 2027. Ik denk dat er sindsdien wel veel veranderd is. De Eerste Kamer heeft de salderingsregeling niet afgebouwd. Wij waren trouwens voor die afbouw. Afschaffen heeft ook te maken met het feit dat de salderingsregeling niet helpt met het verminderen van netcongestie, dat het oneerlijk is voor huishoudens die geen zonnepanelen hebben en dat de kosten steeds hoger worden. Daarom zijn we ook nog steeds voor het afschaffen van de salderingsregeling. Sindsdien zijn al die terugleverheffingen geïntroduceerd. Het is voor huishoudens echt totaal onduidelijk geworden wat nou de terugverdientijd is en wat ze kunnen verwachten. De spelregels worden aangepast gedurende de wedstrijd. Ik denk dat het nu beter is dat de politiek helderheid verschaft over het jaar waarin de salderingsregeling weggaat. Als je met een afbouwpad gaat werken waarin er bepaalde percentages gelden in het ene jaar en niet in het andere jaar en waarin terugleverheffingen nog bestaan, wordt het alleen maar complexer. Wat ik in alle eerlijkheid graag zou zien, is dat wij gewoon zo snel als mogelijk, als het uitvoerbaar is nog dit jaar, helderheid verschaffen over de periode waarin je nog mag salderen en over wat het regime is nadat salderen afgeschaft is, zodat de installatie- en productiebedrijven en de huishoudens gewoon goed kunnen berekenen wat ze kunnen terugverdienen op hun zonnepanelen en wat ze eraan hebben. Die onduidelijkheid is nu wel echt schadelijk aan het worden, dus volgens mij moeten we daar als Kamer samen de verantwoordelijkheid in nemen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat ben ik helemaal eens met de heer Erkens. Wij hebben aan dezelfde kant van het touw getrokken, want ook wij vonden de salderingsregeling niet te handhaven. Daarom was die geleidelijke afbouw tot en met 2031 een verstandig voorstel. Nu is het in één keer plotsklaps, terwijl het onduidelijk is tegen welke randvoorwaarden dat gebeurt. Dan verbaast het mij wel dat één klein aspectje, namelijk dat de terugleververgoeding niet negatief mag zijn, vandaag wel door de coalitie wordt geregeld met een amendement, maar al die andere zaken niet. Moeten we het niet gewoon in één keer goed behandelen en op een heel korte termijn?

De heer Erkens (VVD):

Dat ligt eraan wat je met een heel korte termijn bedoelt. In alle eerlijkheid denk ik dat het logisch is om dit te behandelen richting het Belastingplan. Dit moet je volgens mij niet twee jaar uitstellen, want dan creëer je dus onduidelijkheid met elkaar. Dat is volgens mij ongewenst; dan hebben huishoudens nog meer onzekerheid. Hopelijk vandaag worden er al meerdere aspecten duidelijk gemaakt. Het amendement van mevrouw Postma, waar ik aan meedoe, is er daar inderdaad een van. Ik heb zelf een motie voor de tweede termijn, waarvoor ik hopelijk een meerderheid in de Kamer kan vinden, die uitspreekt dat wanneer salderen weggaat, ook al die terugleverheffingen weggaan. Het lijkt me namelijk heel gek als energieleveranciers die in stand houden, terwijl salderen weggaat. Dan heb je nog een aantal puzzelstukjes die we de komende maanden wel met elkaar moeten oplossen, want we kunnen hier niet twee jaar onzekerheid over laten bestaan. Dat ben ik met u eens.

De voorzitter:

Dan kan ik nu naar de heer Bontenbal.

De heer Bontenbal (CDA):

Het begint allemaal met terminologie. Laten we de kosten die energieleveranciers nu in rekening brengen om dat salderen te compenseren, terugleverkosten noemen. Dat is wat er de afgelopen tijd in rekening is gebracht. Deze kosten zijn het gevolg van het wegstemmen van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer, onder andere door GroenLinks-PvdA, PVV en BBB. Die terugleverkosten zijn een direct resultaat van het feit dat de politiek de salderingsregeling niet wilde aanpassen. Dit is een bypass. Dit is een lelijke bypass omdat de politiek dit niet heeft willen aanpassen. Dat is één. Volgens mij moeten we in dit debat niet allerlei stukjes van het wetsvoorstel behandelen dat we destijds hebben willen behandelen en waarin allerlei onderdelen zaten als terugleververgoedingen. Ik had zelf ook een amendement over hoe je dat precies over de verschillende tariefperiodes uitspreidt. Volgens mij moeten wij dat nu, in dit debat, niet doen, want dan krijg je hele kleine plukjes die je nu alsnog wel in stemming gaat brengen, terwijl je het hele wetsvoorstel niet behandelt. Moeten we niet gewoon met elkaar afspreken — ik zal daar een motie over indienen — dat het nieuwe kabinet binnen een halfjaar het wetsvoorstel naar de Kamer brengt en dat we dan alles bij elkaar weer opnieuw bespreken? Dan zou mijn vraag ook zijn: is de VVD bereid om in die keiharde afbouw die jullie nu hebben afgesproken, nog een beetje te bewegen en om daar nog een geleidelijk afbouwpad van te maken?

De heer Erkens (VVD):

Dat zijn heel veel vragen achter elkaar. Het is volgens mij belangrijk om met elkaar de terminologie correct te hebben. Ik zag dat de heer Bontenbal daarover heel enthousiast online een draadje op X had geplaatst. Ik vind het prima als we meegaan in zijn terminologie en de definities daarachter. Dan hebben we gewoon even hetzelfde taalgebruik in de Kamer. Dat maakt het aantal misverstanden volgens mij alleen maar minder.

Dan ten aanzien van het voorstel om alles tegelijkertijd te behandelen. Ik denk dat het goed is om zo veel mogelijk tegelijkertijd te behandelen met elkaar, maar een aantal van de zaken die we vandaag met elkaar bespreken, gaan niet alleen over de periode nadat salderen gestopt. Die zaken gaan ook nog steeds over de komende jaren. Ik kan me best voorstellen dat we een aantal plukjes vandaag behandelen met elkaar, maar mijn eigen voorstel toentertijd, dat u volgens mij uiteindelijk wel heeft gesteund, om bij de afbouw van de salderingsregeling vast te leggen hoeveel procent van het kale levertarief je vergoed krijgt, heb ik vandaag niet ingediend. Dat vind ik namelijk wel echt passen bij: wat komt er na de salderingsregeling?

De heer Bontenbal (CDA):

U zei in een van uw vorige interrupties: ja, we hebben het een jaar opgeschoven. Maar we hadden natuurlijk een afbouwpad. Wat de nieuwe coalitie neerlegt, is vele malen harder dan het wetsvoorstel toentertijd. Er zijn hier dus partijen — daar reken ik niet uw partij toe — die het wetsvoorstel hebben weggestemd omdat ze de consument met zonnepanelen wilden beschermen. Vervolgens hebben zij geaccepteerd dat er een keiharde afbouw van de salderingsregeling plaatsvindt in een jaar. Dat voorstel dat er nu in staat, is vele malen ongunstiger voor mensen met zonnepanelen dan het wetsvoorstel dat hier behandeld is. Klopt dat?

De heer Erkens (VVD):

Zoals ik eerder zei, is er sindsdien wel wat veranderd. Al die terugleverheffingen zijn, zoals u terecht zei, een bypass geweest omdat het salderen niet is afgeschaft. Die zijn nu wel op huishoudens van toepassing. De situatie is nu zodanig veranderd dat ik denk dat een snellere afbouw logischer is op dit moment, omdat je daarmee ook sneller duidelijkheid creëert en je die heffingen kunt weghalen. Bij een geleidelijk afbouwplan ben ik er bang voor dat men bijvoorbeeld in een jaar nog maar voor 40% mag salderen maar er tegelijkertijd nog sprake is van terugleverheffingen vanuit de energieleveranciers waardoor mensen echt niet meer weten waar ze aan toe zijn. Dus ik denk dat die situatie wel veranderd is vergeleken met toentertijd. En wat andere partijen ervan vinden, moet u aan hen vragen. Ik was toen voor de afbouw van de salderingsregeling en ben dat nog steeds.

De voorzitter:

Laatste keer.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik zal die vraag zeker stellen. Volgens mij moeten we het debat over de salderingsregeling te zijner tijd dan maar voeren. Dan is nog wel mijn vraag of u bereid bent om een motie te steunen die vraagt om het wetsvoorstel binnen een halfjaar naar de Kamer te sturen. Ik ben er namelijk doodsbang voor dat het anders weer naar de lange termijn verschoven wordt. Al in het energieakkoord van 2013 stond de afbouw van de salderingsregeling en de jaren daarna is het steeds, steeds, steeds door de politiek uitgesteld met als gevolg daarvan de ellende waar we nu in zitten. Dus binnen een halfjaar dat wetsvoorstel naar de Kamer zodat er echt een keer duidelijkheid komt.

De heer Erkens (VVD):

Ik zal constructief naar die motie kijken. Ik gaf zo-even richting de heer Grinwis al aan dat het Belastingplan daarvoor misschien een logisch moment zou zijn, mits dat haalbaar is natuurlijk, maar volgens mij hecht iedereen er in deze Kamer aan dat er snel duidelijkheid komt voor de zonnepaneelbezitter.

De voorzitter:

Dan mevrouw Rooderkerk met een vraag aan de heer Erkens.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Er wordt nu gedaan alsof hier sprake is van een semantische discussie over de terugleverheffing, maar wat hier gebeurt en wat de VVD ook toegeeft, is dat door de nieuwe coalitiepartijen een voorstel wordt gedaan dat eigenlijk een bliksemafleider is voor het voorstel dat in het formatieakkoord staat. Want hiermee wordt helemaal niets opgelost voor de mensen. Ik heb dan ook mijn vragen bij wat in het formatieakkoord hierover staat. In 2017 is namelijk al gesproken over een afbouwpad als manier om dat netjes te doen. Daar is mijn partij voor. Daar was ook de VVD voor. De VVD is daar kennelijk nog steeds voor, alleen blijkt nu dat in het formatieakkoord is komen te staan dat het ineens wordt afgeschaft. Mijn vraag aan de VVD is eigenlijk wat hier is gebeurd.

De heer Erkens (VVD):

Ik ben hier vrij consistent in. Wij hebben voor afbouw gestemd in de vorige zittingstermijn van het parlement. We hebben in ons eigen verkiezingsprogramma de salderingsregeling afgebouwd. Ook nu wordt de salderingsregeling afgeschaft, omdat ik salderen niet houdbaar vind. Het is een heel goede regeling geweest die zonnepanelen heel aantrekkelijk heeft gemaakt, maar hierdoor worden de kosten steeds hoger voor mensen die geen zonnepanelen hebben. Ook wordt de netcongestie er niet mee opgelost. Nu wordt het inderdaad in één keer afgeschaft in het voorstel. Richting de heer Bontenbal en de heer Grinwis gaf ik net aan dat er ook wat veranderd is sinds de salderingsregeling in de Eerste Kamer niet aan een meerderheid is gekomen. Dat zijn alle terugleverheffingen die geïntroduceerd zijn. Als je nu met een geleidelijk afbouwpad gaat werken en de heffingen op hun plaats blijven, denk ik dat het per jaar heel complex wordt om te berekenen hoeveel je terugverdient met de zonnepanelen en waar je aan toe bent. Ook de sector heeft gewoon duidelijkheid nodig. Daarom staat dit voorstel er nu. Als u van andere partijen wilt weten wat zij ervan vinden, moet u dat aan hen vragen. Dat ga ik niet duiden.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dat zal ik ook zeker doen, maar de VVD was er natuurlijk ook bij. Het interessante hieraan is dat wat nu in het formatieakkoord staat, in niemands verkiezingsprogramma stond. Dat is zo verwonderlijk. Het is nog verwonderlijker omdat dit er natuurlijk voor zorgt dat … Want waarom is een zorgvuldig afbouwpad van belang? Omdat mensen dan weten waar ze aan toe zijn. Mensen die zonnepanelen hebben aangeschaft — 100.000 mensen in het afgelopen jaar — moeten weten waar ze aan toe zijn en moeten de terugverdientijd halen die hun beloofd is. Met dit plan in het formatieakkoord staan die mensen in de kou, net als de ondernemers voor wie de VVD zich toch altijd zegt hard te maken en waarvan de VVD zegt dat geen vies woord te vinden. Hoe kijkt de VVD daarnaar?

De heer Erkens (VVD):

Ik kan hier heel duidelijk in zijn: zonnepanelen moeten blijven lonen voor mensen die nu zonnepanelen hebben en het moet de komende jaren blijven lonen om te investeren in zonnepanelen. Het is aan ons als parlement en aan het nieuwe kabinet om daar een voorstel voor te doen, zodat die duidelijkheid zo snel mogelijk gecreëerd wordt. Je hebt de situatie vóór de afschaffing van salderen. Dan blijft het sowieso lonen, want je kunt salderen de komende periode. Je hebt ook de periode daarna. Dan moet er een heel duidelijk regime zijn waarmee huishoudens goed kunnen berekenen wat ze eraan verdienen en wat ze eraan hebben, zodat mensen zonnepanelen blijven aanschaffen.

De voorzitter:

Mevrouw Rooderkerk, de laatste keer.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ja, maar dat kan natuurlijk niet. Het is wel heel duidelijk wat er staat, want het is nogal ineens. Alleen hebben de mensen die zonnepanelen hebben aangeschaft hier helemaal niks aan. De ondernemers die erin investeerden, die mensen hebben opgeleid en die willen meegaan met de energietransitie, hebben hier helemaal niets aan. Daarom kom ik met een voorstel om toch een afbouwpad in te bouwen, omdat het belangrijk is dat dit zorgvuldig gebeurt en mensen en ondernemers weten waar ze aan toe zijn. Ik ben benieuwd of de VVD dat steunt. Ik neem aan dat ze dat nog steeds verstandig vindt.

De heer Erkens (VVD):

Ik heb hier formeel al meermaals antwoord op gegeven.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman heeft ook nog een vraag.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik was helemaal niet van plan om de VVD te interrumperen.

De heer Erkens (VVD):

Maar …

Mevrouw Beckerman (SP):

Want laten we wel wezen: die heeft gewoon gewonnen met het coalitieakkoord. Maar hier werd wel zo veel onzin verkondigd dat ik dacht: ik ga toch even naar voren. Over een van die onzinpunten gaat mijn eerste vraag. De VVD zegt nu: "We waren voor een afbouwpad. We gaan nu ineens … Want energiebedrijven zijn veranderd en zijn allemaal vergoedingen gaan vragen." Dat was toch al zo toen we die wet behandelden? Ja, ze vragen nu meer en doen dat op geniepigere manieren. Maar daar zijn we toch voor die tijd ook al voor gewaarschuwd? Ik heb hier een positionpaper in mijn hand, waarin dat al heel letterlijk werd opgesomd. Het is dus toch gewoon onzin wat de VVD hier doet? Zij geeft de markt de schuld, de markt waarvan zij zelf zo'n voorstander is.

De heer Erkens (VVD):

Nee. Ik blijf het trouwens verbazingwekkend vinden dat de SP voorvechter is van het behoud van salderen, want het is volgens mij de achterban van de SP die deels betaalt voor mensen die wel het geld hadden om zonnepanelen aan te schaffen. Ik denk juist dat de regeling onhoudbaar is en dat je toe moet naar een model waarin de rekening niet wordt neergelegd bij mensen zonder zonnepanelen. Ja, het klopt: een aantal bedrijven hadden een aantal heffingen en kosten voorafgaand aan de afbouw van de salderingsregeling. Maar de grote stappen van de grote energieleveranciers, waarbij een groot deel van Nederland klant is, kwamen pas na het wegstemmen in de Eerste Kamer. In de weken daarna werden allerlei heffingen geïntroduceerd, gedurende lopende contracten, in nieuwe contracten en ga zo maar door. Zij hebben ook heel duidelijk aangegeven dat die koppeling met dat wetsvoorstel er was.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, daar was ie weer. De VVD zegt dus: ja, maar de SP moet toch juist blij zijn? We zien nu al — dat blijkt uit berekeningen van de Woonbond — dat huurders met zonnepanelen soms duurder uit zijn dan huurders zonder zonnepanelen. Dat wordt alleen maar erger als je de salderingsregeling niet afschaft met dat afbouwpad, maar pats-boem, in één keer. Wat wil de VVD voor hen doen? Het voorstel dat vandaag voorligt, doet daar namelijk helemaal niks aan. Dat moet de VVD toch met mij eens zijn? Als het verwijt is dat de SP niet opkomt voor haar eigen achterban, zeg ik: er ligt vandaag een mooi voorstel van de SP om huurders en mensen met lage inkomens die wel hebben geïnvesteerd in zonnepanelen te helpen. Steunt de VVD dat voorstel?

De heer Erkens (VVD):

De voorstellen moet ik bekijken. Laat ik duidelijk zijn: ik heb vandaag zelf ook een aantal voorstellen. De terugleverheffingen waar nu in de markt geen regels voor zijn en die — u zegt dat ook — soms op best wel onduidelijke manieren geïntroduceerd zijn, moeten aan banden worden gelegd. Ik vind niet dat het verboden moet worden tot we salderen afschaffen, maar ik heb wel een amendement waarin staat dat de ACM daar sterke, eenduidige regels voor kan opstellen. Ik vind ook dat het verboden zou moeten worden wanneer saldering verdwijnt. Daar heb ik een motie over voorbereid. Ik probeer zelf dus ook oplossingen aan te dragen om helderheid te creëren en huishoudens te beschermen. U heeft het over hoe zonnepanelen kunnen blijven lonen. Laat ik daar een aantal dingen over zeggen: de komende jaren kan er nog gesaldeerd worden en bij de behandeling van het wetsvoorstel dat de afbouw moet regelen moeten we in de Kamer met elkaar nadenken over het regime daarna. Dat kan op de manier die ik anderhalf jaar geleden heb voorgesteld, waarbij je gewoon vastlegt wat de minimumbedragen zijn die huishoudens ontvangen. Ik sta tegen die tijd ook open voor andere ideeën, maar die moeten we in de Kamer met elkaar bespreken.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, voor de laatste keer.

Mevrouw Beckerman (SP):

Al die mooie krantenkoppen van vanochtend zijn dus gewoon niet heel veel waard. De terugleverboete verdwijnt namelijk niet helemaal — dat zegt de VVD hier ook — en zelfs als je dat doet, als je alleen die kraan dichtdraait, zijn er op dit moment nog heel veel andere manieren waarop energiebedrijven mensen met zonnepanelen pakken, bijvoorbeeld door het niet aanbieden van een vast contract of welkomstbonus, of door hoge kosten. De VVD zegt toch ook graag op te willen komen voor huurders en mensen met lage inkomens? Waarom grijpt de VVD op dat punt dan niet echt in op de markt? Het is anders toch gewoon schone schijn?

De heer Erkens (VVD):

Dit is een heel salderingsdebat geworden. Dat had ik natuurlijk kunnen verwachten. Daarna ga ik door over de Energiewet. Dat komt goed. Je moet twee dingen met elkaar oplossen als je de salderingsregeling afschaft. Aan de ene kan wil je die afschaffen, wij in ieder geval, omdat je wil dat huishoudens meer energie verbruiken op het moment dat ze het opwekken, zodat we ook qua netcongestie misschien iets minder problemen gaan ondervinden met elkaar. Aan de andere kant wil je voorkomen dat de socialisatie van kosten over huishoudens die geen zonnepanelen hebben, steeds groter wordt omdat steeds meer huishoudens zonnepanelen hebben en de groep zonder zonnepanelen steeds kleiner wordt. Dat model is dus onhoudbaar. Daar moeten we vanaf. Daarom zijn wij ook voor het afschaffen van de salderingsregeling.

Aan de andere kant wil je in de periode ertussenin duidelijk maken aan huishoudens dat zonnepanelen blijven lonen. U noemde daarvan een aantal voorbeelden, zoals die vaste contracten. Ik vind het dus ook niet kunnen dat er geen vaste contracten toegestaan zijn voor huishoudens met zonnepanelen bij sommige leveranciers. Mijn amendement dat vraagt om regels van de ACM, gaat ook daarover: geen vaste contracten mogen verbieden voor mensen met zonnepanelen. We hebben volgens mij twee jaar geleden als Kamer bij minister Jetten juist afgedwongen dat die er zijn, zodat huishoudens kunnen kiezen voor zekerheid. Dan vind ik het niet kunnen dat energieleveranciers tegen die huishoudens zeggen: u heeft zonnepanelen; u mag niet die zekerheid krijgen. Ook daar heb ik dus voorstellen voor. Als er andere langskomen, zal ik die ook met een open vizier behandelen.

De voorzitter:

Dan kunt u naar de wet toe.

De heer Erkens (VVD):

Ja, ik wilde mijn eerste punt gaan maken, maar ik zie dat mevrouw Kröger nog komt.

De voorzitter:

U heeft op dit punt al geïnterrumpeerd, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Zeker, voorzitter, alleen niet met de vraag die ik nu ga stellen.

De voorzitter:

Maar anders blijven we eindeloos doorgaan.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat krijg je als je dikke Telegraafkoppen hebt met een voorstel dat gewoon niet de lading dekt. Ik heb een hele simpele vraag.

De voorzitter:

Ik sta u die vraag nog toe en daarna wil ik heel graag overgaan tot de wet die we nu aan het behandelen zijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een hele simpele vraag. De heer Erkens wil graag de indruk wekken dat hij de grote voorvechter is van mensen met zonnepanelen. Hij heeft allerlei voorstellen, maar het coalitieakkoord zegt heel duidelijk: we schaffen het in één keer — pats, boem! — af en we hebben geen alternatief. Dan is eigenlijk de vraag: heeft de woordvoerder Financiën het hier gewonnen van de woordvoerder zonnepanelen, waarbij het gewoon gaat om een gat in de begroting van 700 miljoen dat hiermee is dichtgetikt?

De heer Erkens (VVD):

Volgens mij is het een akkoord waar ieders handtekening onder staat, ook die van mij. Zonnepanelen moeten ook in de toekomst blijven lonen. Dat is heel helder. Laten we niet het beeld ophouden alsof zonder salderingsregeling zonnepanelen niet kunnen lonen. Daar kunnen we een goed regime voor bedenken. Zonnepanelen zijn steeds goedkoper geworden. Je kunt de stroom zelf gebruiken en je krijgt er een prijs voor terug. Wij moeten de komende maanden duidelijkheid verschaffen, opdat huishoudens er vertrouwen in krijgen. Dat die duidelijkheid er niet is, is voor ons allemaal helder. Die duidelijkheid moeten het nieuwe kabinet en wij als Kamer heel snel verschaffen.

De voorzitter:

Dan gaat u nu naar het eerste blokje. Ik heb allang door dat ik streng moet zijn. Het spijt me.

De heer Erkens (VVD):

Voorzitter. Mijn eerste onderwerp is de consumentenbescherming. We zijn blij dat de consumentenbescherming en de bijbehorende rol van de ACM in dit wetsvoorstel fors versterkt worden. De VVD is blij om veel voorstellen, waarvan vijf gezamenlijk in een pamflet samen met collega Bontenbal tijdens de energiecrisis, terug te zien in het wetsvoorstel. Zo wordt het toezicht op de energieleveranciers flink aangescherpt en moeten zij voortaan verplicht een vast contract voor minimaal één jaar aanbieden. Zoals ik al tegen mevrouw Beckerman zei, geldt dat ook voor zonnepaneelbezitters. Een goed functionerende markt vergt heldere kaders en een sterke toezichthouder om deze kaders te bewaken. Ik heb hier een heel blokje over zonnepanelen, maar dat heb ik daarnet al heel uitvoerig besproken. Misschien nog kort een vraag aan de minister, zodat hij die in zijn termijn kan behandelen. Indien salderen wordt afgeschaft, is het dan ook mogelijk om al die terugleverheffingen te verbieden?

In het nieuwe wetsvoorstel krijgen publieke infrastructuurbedrijven toegang tot de waterstofmarkt. Zij mogen bijvoorbeeld in opdracht van marktpartijen productie- en opslaglocatie aanleggen en soms zelfs in eigen beheer in eigendom houden. Dit kan wel risico's met zich meebrengen rondom hun onafhankelijkheid en risico's op inmenging in de markt. De sector vreest dat dit mogelijk leidt tot verstoring en oneerlijke concurrentie, terwijl er momenteel geen sprake is van marktfalen op dit vlak. We kijken hier kritisch naar, aangezien de waterstofmarkt al nauwelijks tot niet of te langzaam van de grond komt. Deze uitbreiding kan er juist toe leiden dat investeringen worden verhinderd of dat private initiatieven niet meer van de grond komen. Graag een reactie van de minister.

Dan de netcongestie, die ervoor zorgt dat onze economie en de energietransitie tot stilstand komen. Op dit moment benutten wij de ruimte op ons stroomnet niet optimaal. Ondernemers willen samen hun ruimte op het stroomnet delen, maar netbeheerders faciliteren dat nog niet voldoende en te traag. Bij de begroting hebben we met een aantal collega's hiervoor al 55 miljoen euro bij amendement geregeld. In een motie hebben wij gevraagd om een kenniscentrum om ondernemers te begeleiden. We willen via een additioneel amendement vandaag de zogeheten groepstransportovereenkomst steviger in de wet borgen. Daarmee worden deze contracten mogelijk gemaakt voor onze ondernemers. Hiermee krijgen netbeheerders een inspanningsverplichting om ondernemers te faciliteren. Ik hoor graag van de minister hoe hij kijkt naar een steviger borgen van die groepstransportovereenkomst in de wet.

Daarnaast kan het zogeheten right to challenge uitgebreid worden, wat de VVD betreft. Dit betekent dat partijen onder de juiste technische en veiligheidsstandaarden zelf hun aansluiting op het net kunnen realiseren als de netbeheerder dat niet zou kunnen binnen een aantoonbare tijd. Ook over dit amendement, ingediend samen met de heer Bontenbal, hoor ik graag van de minister hoe hij ernaar kijkt.

Voorzitter. Nog één vraag omtrent thuisbatterijen. We hebben in het verleden gezien dat we niet goed wisten waar zonnepanelen geïnstalleerd werden op het net, met dientengevolge ook slecht zicht op de ontwikkeling van netcongestie. Voor batterijen gaat het nog belangrijker zijn om te weten waar ze staan en hoeveel het er zijn, omdat ze naast leveren ook kunnen afnemen, en daarmee netcongestie kunnen verminderen of vermeerderen afhankelijk van de inzet. Gaat dit geregistreerd worden, zodat thuisbatterijen juist gaan helpen bij het probleem van netcongestie?

Voorzitter. Nog één laatste vraag bij dit onderwerp. De wereld is steeds onveiliger geworden, en we moeten serieus rekening houden met scenario's waarin kritieke infrastructuur, zoals het stroomnet, gesaboteerd wordt. Ons stroomnet is kwetsbaar voor een digitale aanval of andere manieren van ontwrichting. Klopt het dat wanneer een calamiteit zich voordoet op het stroomnet, de mensen thuis ook niet meer hun eigen zonnepanelen kunnen gebruiken omdat de meter in de woning niet functioneert? Is dit mogelijk te verhelpen, zodat mensen in het geval van een calamiteit wel de eigen zonnestroom kunnen blijven benutten? Is dit niet een geval waarin het beter is om daarvoor met elkaar nu al goede waarborgen te creëren, in plaats van er gedurende een crisis achter te komen dat we het niet geregeld hebben? Graag een reactie van de minister. Ook graag een reactie op de vraag hoe we bij een soortgelijke calamiteit omgaan met decentrale energiesystemen; denk aan wind op land in de buurt van een gemeente of een stad.

Voorzitter, als laatste energieonafhankelijkheid. De VVD wil dat we inzetten op een energieonafhankelijker Nederland. Ons energiesysteem moet niet meer overmatig afhankelijk zijn van de import van fossiele brandstoffen uit foute landen voor miljarden per jaar. Die les hebben we wel geleerd uit de energiecrisis. Ook de huidige geopolitieke situatie onderstreept dit belang. We moeten daarom inzetten op meer onafhankelijkheid en een stevige borging van de leveringszekerheid, zodat we een robuust en betrouwbaar energiesysteem creëren met elkaar. Dit moet ook een stevige plek krijgen in de beleidscyclus. We zijn daarom blij met de nota van wijziging van de minister, die op ons verzoek nu is opgestuurd naar de Kamer. Deze nota van wijziging zal het Nationaal Plan Energiesysteem, een soort deltaplan energiesysteem tot 2050, wettelijk borgen in de Energiewet. Daarbij zal de minister ook de cyclus overnemen zoals voorgesteld in onze eigen initiatiefwet inzake energieonafhankelijkheid. Het gaat hierbij om een vijfjaarlijkse energiestrategie, die we als Kamer kunnen behandelen, en een jaarlijkse energienota waarover we ook in debat kunnen treden met elkaar.

Ook onze punten met betrekking tot beleid voor de nationale productie van energie, het inzetten op diversificatie en het aanleggen van reserves worden goed meegenomen. We zijn blij dat de minister de initiatiefwet op deze manier integreert in de Energiewet. Om het voorstel compleet te maken hebben we enkele weken geleden voorgesteld om ook de advisering op het gebied van de energienota en de energiestrategie beter te borgen via de oprichting van een onafhankelijke landelijke energieraad. Hierin moeten experts uit de wetenschap, de private sector en het publieke domein samenkomen om het kabinet te adviseren over het te voeren energiebeleid. Graag ook nog een reactie van de minister daarop.

Voorzitter, afrondend. De Energiewet is een hoogstnoodzakelijke modernisering van de wetgeving op het gebied van energie. De VVD zal deze wet dan ook steunen en is blij met het feit dat deze wet gaat zorgen voor een betere bescherming van consumenten op de energiemarkt en het bieden van extra oplossingen om netcongestie te verminderen, waardoor we meer ruimte op het stroomnet krijgen, en zal helpen met het werken richting een energieonafhankelijker Nederland in een onveilige wereld.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u. Ik geef het woord aan mevrouw Rooderkerk van D66.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Voorzitter. We behandelen vandaag de Energiewet, een gedegen wet vol met goed beleid voor een mooie toekomst voor Nederland. De Energiewet brengt de wind in de rug van de energietransitie en is daarom keihard nodig. Voor D66 draait de energietransitie om een beter morgen, om een hoopvolle toekomst. Wind op zee, zon op dak, groene waterstof en aardwarmte zijn de bouwstenen om aan een groene, rechtvaardige economie te werken. Of, zoals D66 50 jaar geleden al wist: het gaat om eerlijk delen in een schoon land. Maar precies dat "eerlijk delen in een schoon land" zet het nieuwe kabinet op de tocht. De klimaatparagraaf van het regeerakkoord grossiert in middelmatigheid. Ja, de klimaatambities blijven staan. Maar wat is dat waard als ondertussen belangrijk groen beleid wordt teruggedraaid en dit kabinet miljarden bezuinigt op het Klimaatfonds?

Wilders I bezuinigt op een schoon land om populistische plannetjes te financieren. Zo willen PVV, VVD, BBB en NSC de salderingsregeling in 2027 in één keer afschaffen. Vooropgesteld: D66 is voorstander van het geleidelijke, zorgvuldige afbouwpad voor de salderingsregeling. Het oorspronkelijke plan is sociaal en eerlijk en zorgt voor een goede terugverdientijd voor wie onlangs nog in zonnepanelen heeft geïnvesteerd. "Het afschaffen van de salderingsregeling is een ordinaire belastingmaatregel die raakt aan de betrouwbaarheid van de rechtvaardige overheid." Dat zijn ferme woorden, maar die zijn niet van mij. Dit is een citaat van de BBB in de Eerste Kamer. De BBB was namelijk mordicus tegen het afschaffen van de saldering, net als de PVV en de heer Omtzigt. De VVD was, net als D66, nog altijd voorstander van een zorgvuldige afbouw. Nu wordt de salderingsregeling uit het niets, tegen alle verkiezingsprogramma's in, in één keer afgeschaft per 2027. Wat is er gebeurd aan de onderhandelingstafel? Dat is niet hoe een overheid zou moeten omgaan met mensen die willen bijdragen aan een schoon land. Wat D66 betreft is dit geen goed bestuur. Het is slecht voor de energietransitie, het is slecht voor het vertrouwen in de overheid en het is een mes in de rug voor de honderdduizenden mensen die de afgelopen jaren zonnepanelen hebben genomen. Gelukkig voor de mensen met zonnepanelen is het voorstel aangenomen dat wij eerder deden om te regelen dat ze minder uitvallen. Daarnaast dien ik vandaag nog een motie in om in plaats van het ineens afschaffen van salderen, een zorgvuldig afbouwpad te hanteren. Ik roep de nieuwe coalitiepartijen met klem op om dit te steunen.

Ik heb een paar vragen aan de minister over het onzalige plan van de coalitie dat nu voorligt. Voor hoeveel mensen die de afgelopen jaren zonnepanelen namen, zal de terugverdientijd oplopen tot meer dan zeven jaar? Op 13 februari van dit jaar stemde de Eerste Kamer tegen de zorgvuldige, geleidelijke afbouw. Sindsdien namen 100.000 mensen zonnepanelen. Wat wordt hun terugverdientijd? Wat doet het plotsklaps afschaffen van de saldering met de zonnepanelenmarkt en de energietransitie?

Voorzitter. Bij het lezen van de Energiewet heb ik vooral gekeken naar wat deze wet nou betekent voor mensen en bedrijven die wél willen bijdragen aan een schoon land. Want dat zijn er zo velen in Nederland: mensen die de handen ineenslaan om samen groene energie op te wekken. Het is nog te vaak zo dat deze initiatieven buitenspel worden gezet en de grote bedrijven in de omgeving energie mogen gaan opwekken. D66 wil meer buurtenergie. Daarom diende ik een amendement in waarmee we de gemeenten helpen om te regelen dat mensen zelf mede-eigenaar kunnen worden van de zon- en windprojecten in hun buurt en zo kunnen meedelen in de winst. Dat is goed voor de energietransitie én voor de portemonnee. Ik hoop op brede steun in de Kamer voor dit amendement.

Voorzitter. Graag ga ik nog wat dieper in op een aantal discussies die we bij de wetgevingsoverleggen voerden. Ik wil het hebben over de mensen en over het systeem of, beter gezegd, over eerlijk delen in een schoon land. Ten eerste eerlijk delen. Bij het aangaan van energiecontracten moeten mensen, op basis van eerlijke informatie, zelf een afweging kunnen maken. In het eerste WGO ging ik al in op de agressieve en malafide verkooptechnieken van sommige leveranciers bij de telefonische verkoop van energiecontracten. Mensen worden onder valse voorwendselen en met valse informatie in een duur contract gerommeld. Dat moet zo snel mogelijk stoppen. Wij steunen daarom van harte het amendement om telefonische verkoop aan banden te leggen. We zijn blij met de door de minister aangekondigde maatregelen in de brief. Laten we ervoor zorgen dat deze praktijken zo snel mogelijk verleden tijd zijn. Wel is het van belang dat er uitzonderingen mogelijk zijn, zoals in het amendement gebeurt voor goede doelen. Maar kranten zijn wat ons betreft ook iets om naar te kijken. We begrijpen namelijk dat het ook voor kranten zou gelden als we dit gaan verbieden. Ze worden al duurder gemaakt door de nieuwe coalitie. Het lijkt me wellicht onwenselijk om ze dan ook nog eens geen kans te geven om mensen een abonnement aan te bieden. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop.

Daarnaast is het van belang dat we vanuit het oogpunt van eerlijk delen en rechtvaardigheid de energierekening van mensen betaalbaar houden. In het algemeen gaat de voorkeur natuurlijk uit naar een algemene aanpak om alle armoede te bestrijden. Maar ook in het formatieakkoord van de nieuwe coalitie gebeurt dit niet afdoende. Daarom vindt D66 dat we voor de energierekening moeten blijven kijken naar gerichte ondersteuning voor mensen die financieel kwetsbaar zijn. Het amendement van het CDA en de SGP is een goed doordacht voorstel voor een sociaal tarief voor kwetsbare huishoudens in tijden van een energieprijscrisis. D66 waardeert het werk dat hierin gestoken is. De minister geeft in de brief aan dat het toepassen van dit amendement veel tijd en inzet zal vergen, die vervolgens niet kunnen worden besteed aan het uitwerken van structureel beleid. Ik zal eerlijk zeggen dat het mij wel frustreert dat dit zo ingewikkeld is. Volgens mij leeft in de Kamer breed de wens om iets te regelen. Vandaar mijn vraag of de minister kan aangeven wat volgens hem nog wel mogelijk is om betere bescherming en lagere energieprijzen waar nodig voor kwetsbare huishoudens wettelijk te verankeren. Ook ben ik benieuwd of er andere EU-lidstaten zijn die een vorm van een sociaal tarief kennen.

Voorzitter. Ten tweede: een schoon land. Bij eerlijk delen in een schoon land hoort ook een vrije, eerlijke markt. In een eerder wetgevingsoverleg voerden we een discussie over het groepsverbod. De redenering van de minister in de brief om dit in stand te houden, kan ik volgen. Wel heb ik daar nog enkele vragen bij. De minister schrijft dat netbeheerders via zogenaamde flextenders kunnen bijsturen op het volle stroomnet, maar dat netbeheerders nog niet transparant zijn in het gebruik hiervan. Hoe gaat hij dan afdwingen dat het gebeurt, en op welke termijn? Moet deze transparantie, net als het kader waarover de minister schrijft, niet worden opgenomen in de Energiewet? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast schrijft de minister dat zijn ministerie, de ACM en onder andere Stedin kijken naar mogelijkheden om te investeren in eigen regelbaar vermogen. In de casuïstiek gaat het dan om gasgeneratoren. Ziet de minister dan ook ruimte voor meer duurzame vormen van het regelbaar vermogen, bijvoorbeeld via batterijen? Loopt dit mee in het onderzoek dat de minister doet? En kan hij ingaan op de voorwaarden die hij denkt te stellen aan de inzet van het eigen regelbaar vermogen door netbeheerders?

Ik heb ook nog enkele vragen over de investeringsplannen van netbeheerders. Ook op dit punt ben ik blij met de uitgebreide brief van de minister, waarvoor dank. Ik heb hier toch nog enkele vragen bij. Uit de brief maak ik op dat naast de ACM, die alle investeringsplannen checkt, het ministerie alleen investeringsplannen van de landelijke netbeheerders, zoals TenneT en GTS, controleert. Waarom toetst het ministerie de plannen van regionale netbeheerders dan niet? Is dat niet wenselijk, gelet op het landelijk belang van sommige projecten die regionale netbeheerders aanleggen? Zo nee, zou er hierin dan geen rol voor gemeenten of provincies moeten zijn?

Ik ben blij dat de minister al heeft toegezegd dat netbeheerders voortaan een langere doorkijk bieden in de plannen, langer dan tien jaar. Tegelijkertijd viel mij bij het lezen van enkele investeringsplannen op dat er enerzijds wordt ingegaan op de beperkte uitvoeringscapaciteit, vooral door de krappe arbeidsmarkt, maar dat er anderzijds nauwelijks wordt ingegaan op hoe dat wordt opgelost. Als dat niet lukt, welke consequenties heeft dat dan voor de prioritering? Bij onder andere ProRail en NS hebben we eerder gezien dat er te weinig is geanticipeerd op personeelstekorten in de vergrijzende arbeidsmarkt. Daar plukken we nu de wrange vruchten van. Hoe kijkt de minister ernaar om netbeheerders te vragen om in de investeringsplannen ook altijd de maakbaarheid en uitvoerbaarheid van de plannen in personele zin inzichtelijk te maken? Is hij bereid om de factor personeel ook nadrukkelijk mee te nemen bij de controle van de investeringsplannen?

Voorzitter. Ik sluit af. Eerlijk delen in een schoon land blijft voor D66 leidend in de energietransitie. Eerlijk delen kan alleen door oog te hebben voor de uitwerking van de Energiewet op mensen vanuit rechtvaardigheid en door de energierekening betaalbaar te houden. Een schoon land bereiken we met een eerlijke vrije markt, door voorbereid te zijn en door alles in het werk te stellen voor een duurzame toekomst. Deze Energiewet gaat daarbij helpen, aangevuld met een aantal mooie voorstellen vanuit deze Kamer. Veel dank aan de minister en zijn ambtenaren voor het vele harde werk bij het schrijven van deze wet en de lange debatten die wij hierover voerden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Met deze Energiewet leggen wij de kaders vast voor een toekomstbestendig, duurzaam en betrouwbaar energiesysteem. Dat is nogal wat. Het merendeel van deze wet is beleidsneutraal overgenomen vanuit de Elektriciteits- en gaswet, en de implementatie van de Europese wetgeving. Politieke keuzes zijn echter nooit neutraal. Aan die keuzes liggen ideeën ten grondslag over hoe onze samenleving eruit zou moeten zien, over goed zorgen voor de schepping en opkomen voor mensen in een kwetsbare positie. Niet voor niets hebben we al twee uitvoerige debatten over deze wet gevoerd in wetgevingsoverleggen. Dan is er ook nog eens een coalitieakkoord tussendoor gekomen met verstrekkende afspraken met consequenties voor bijvoorbeeld hybride warmtepompen, groene waterstof en salderen. Drie van de vier fracties stemden tegen de gematigde salderingswet van minister Jetten en hakken nu met de botte bijl per 2027. Heel bijzonder. Maar dat bediscussiëren we vast verder in de interrupties.

Vooropgesteld: deze wet zorgt voor nieuwe mogelijkheden voor duurzame opwek. Ook wat de ChristenUnie betreft is dat goed nieuws. Wellicht kunnen de mogelijkheden nog iets ruimer, maar de Energiewet moet niet alleen een wet zijn voor diegene die gedreven door duurzame idealen en positieve motieven, en vaak ook met wat geld, energiegemeenschappen opricht, klaarstaat als actieve afnemer en de vruchten plukt van de mogelijkheden van peer-to-peerhandel. Een wet is alleen goed als daarin ook goed wordt gezorgd voor mensen in een kwetsbare positie. Wat doet de wet voor hen? Hoe zorgen we ervoor dat zij zich zeker kunnen voelen en weten van betaalbare en duurzame energie? Als ChristenUniefractie hebben we daar nog wat zorgen over. Ik heb daarover dan ook een aantal amendementen ingediend waarvan het merendeel op dit moment nog wordt ontraden door de minister, maar de dag is nog niet voorbij. Ik zou de minister daarom het volgende willen vragen. Als hij deze wet beziet vanuit het perspectief van mensen in kwetsbare positie, meent hij dan dat hun belangen op de best mogelijke manier in deze wet zijn geborgd? Hebben zij met deze wet de beste garantie op betaalbare energie? Kunnen zij met deze wet goed deelnemen aan het energiesysteem van de toekomst? Graag een reflectie van de minister.

Dan ga ik naar de ingediende amendementen. Wat de ChristenUnie betreft zijn het sociaal tarief, het waarborgfonds en de wervingsstop goede ingrediënten om juist de meest kwetsbare huishoudens zo veel mogelijk zekerheid te bieden in een onzekere wereld met volatiele energieprijzen. Ik ben dan ook blij dat de minister welwillend staat tegenover het amendement dat de ACM de mogelijkheid geeft een wervingsstop in te stellen als energiebedrijven zich niet aan de regels houden. Het is belangrijk om gebruikers, afnemers, klanten te beschermen. De ACM wil graag de grond waarop zij een stop kan opleggen, wat verbreden. Ik wijzig het amendement daarom. Het zal zo worden ingediend. Dan volgt de reactie op die wijziging vanzelf wel. Ik heb goede hoop dat oordeel Kamer blijft staan.

Dan over het waarborgfonds. Wat de ChristenUnie betreft is het waarborgfonds een goed middel om burgers te beschermen tegen de gevolgen van een faillissement. In het wetgevingsoverleg en ook in de laatste brief somde de minister een aantal bezwaren op. De Energiewet kent waarborgen om cowboys op de energiemarkt zo veel mogelijk te voorkomen. Als de minister vindt dat zo'n fonds risicogedrag uitlokt, heeft de minister dan niet te weinig vertrouwen in de voorzorgsmaatregelen? We weten dat de kans op een faillissement nooit nul is. In 2021 zijn er leveranciers failliet gegaan. De klanten van die leveranciers waren de pineut. Ik vind het eerlijker dat de risico's die ontstaan door de energiebedrijven, ook als sector worden gedragen. De minister ontraadt mijn amendement, net als een amendement van de VVD en het CDA dat via een veiling meer zekerheid wil bieden aan de gebruiker. Ik snap dat de minister de bescherming via de voorkant zo goed mogelijk wil regelen, maar ik hoor toch graag van de minister wat zijn oplossing is voor de klant van wie de leverancier ondanks alle voorzorgsmaatregelen failliet is gegaan. Die is en blijft dan toch de pineut als beide amendementen zouden worden verworpen.

Heeft de minister met de toezichthouder over de mogelijkheid van een waarborgfonds gesproken? De ACM pleitte in een rondetafelgesprek hier in dit huis immers voor een dergelijk fonds. Hoe kijkt de ACM eigenlijk naar het amendement? In het WGO spraken we ook over de mogelijkheid van een keurmerk, waardoor cowboys niet zomaar tot het fonds zouden kunnen toetreden. Hoe kijkt de minister naar deze optie?

Voorzitter. Dan kom ik bij het sociaal tarief. Een belangrijk instrument dat tot nu toe in de Energiewet ontbreekt, is de mogelijkheid om een sociaal tarief in te stellen. We hebben gezien dat concurrentie geen garantie voor betaalbaarheid vormt. Daarom zouden we kwetsbare huishoudens meer zekerheid moeten bieden. Het mooie van het sociaal tarief ten opzichte van het generieke koopkrachtbeleid is dat we op deze manier juist de kwetsbare afnemers heel gericht kunnen bereiken, veel directer dan via andere instrumenten.

Om die reden heb ik hier samen met de collega's Flach van de SGP en Kröger van GroenLinks-PvdA een amendement over ingediend. Dank aan de minister voor alle praktische aandachtspunten die hij in de brief uiteenzet. Het valt me op dat de minister opmerkt dat de inzet bedoeld is als crisismaatregel en dat stelt tegenover het gegeven dat de uitvoering complex is en een intensieve voorbereiding vereist. Dat vind ik opmerkelijke kritiek. Die intensieve voorbereiding is immers juist de reden voor het indienen van dit amendement nu, bij de Energiewet. Bij een energiecrisis doet de snelheid ertoe. Dat hoef ik de minister niet te vertellen, ook gelet op onze ervaringen een paar jaar terug. Kunnen we de vormgeving van een sociaal tarief niet nú beter goed regelen in plaats van dat we straks mogelijkerwijs weer overvallen worden door een crisis en we weer heel veel gemeenschapsgeld gaan verbranden via generiek koopkrachtbeleid? Hoe nuttig het is om dit instrument te hebben blijkt immers zowel uit de brief van de minister als uit de eerdere notitie van de ACM, die we al hadden bij het maken van het amendement. De genoemde aandachtspunten hebben we in het amendement zo goed mogelijk proberen te adresseren. Zo regelt het amendement dat noodzakelijke gegevens middels een register worden gedeeld. Op die manier kan het aansluiten bij het vinkjessysteem waar de ACM op gewezen heeft. Daarnaast hebben we in de toelichting benadrukt dat dit instrument enkel in uitzonderlijke gevallen moet worden ingezet en niet in de plaats moet komen van generiek sociaal beleid.

De minister stelt terecht dat de keuze voor het instrument van een sociaal tarief een politieke keuze is; daar gaan wij als Kamer over. Ik ben wel benieuwd of de minister eventueel technische suggesties voor dit amendement heeft die de uitvoerbaarheid nog verder ten goede komen, ook al blijft zijn politieke keuze mogelijk onveranderd — maar ik heb dus hoop. De vormgeving van het amendement is best een zoektocht geweest. Ik wil zo goed mogelijk de aandachtspunten van de minister adresseren. Ik hoor daarom ook graag zijn reactie op deze vragen.

Een terecht punt van de minister vind ik hoe we ervoor kunnen zorgen dat het sociaal tarief daadwerkelijk zo veel mogelijk kwetsbare huishoudens bereikt, bijvoorbeeld ook de huishoudens met een blokaansluiting. Het amendement regelt dat dit in lagere regelgeving wordt vastgesteld. Kan de minister toezeggen om, mocht het amendement worden aangenomen, uit te werken hoe kwetsbare huishoudens het beste gericht kunnen worden bereikt, bijvoorbeeld ook huishoudens met een blokaansluiting? De minister doet daar in zijn brief al diverse aanzetten toe. Kan hij daar, bijvoorbeeld voorafgaand aan de begrotingsbehandeling, een brief over sturen? Als we ervoor kiezen de vormgeving van een sociaal tarief nu goed te regelen, dan zijn we beter voorbereid op een volgende energieprijzencrisis. Als deze zich onverhoopt weer voordoet, dan kan de minister immers heel snel een sociaal tarief instellen.

Voorzitter. Dan kom ik bij de taken van de netbeheerders. We hebben tijdens het wetgevingsoverleg uitvoerig gedebatteerd over de bevoegdheden die netbeheerders en infrabedrijven al dan niet horen te hebben. Ook in de brief is de minister daar weer verder op ingegaan. Dank daarvoor! De discussie over het groepsverbod zoals gevoerd bij het wetgevingsoverleg zal ik niet opnieuw openen, zeg ik ter geruststelling. Want dat leidt alleen maar tot hele mooie interrupties, wat ik op zich natuurlijk wel heel prettig vind.

Ik wil nog wel dieper ingaan op een aantal zaken die te maken hebben met de bevoegdheden van de netbeheerders, waar deels ook het amendement op toeziet dat ik mede heb mogen indienen met collega Kröger. Ten eerste is het goed dat de minister onderzoekt welke ruimte TSB's en DSB's hebben om zelf te investeren in regelbaar vermogen bij congestieproblematiek, als het niet mogelijk is om deze bij marktpartijen in te kopen. Die ruimte lijkt me zeer nodig en het amendement maakt deze ruimte expliciet. Om te kunnen investeren zal ontheffing van de ACM nodig zijn. Kan de minister schetsen wanneer wel en wanneer niet de ACM deze ontheffing zal verlenen en hoe snel een dergelijke procedure zal gaan, als blijkt dat marktpartijen geen oplossing zijn? Kan de minister ook schetsen in hoeverre deze last resorts ook in investeringsplannen meegenomen kunnen worden?

Daarnaast schrijft de minister in de brief dat in bijzondere situaties een infrastructuurbedrijf een productie- of opslaginstallatie mag aanleggen en in eigen beheer en eigendom mag houden. Ook hier ziet het amendement op toe. Het moet dan bijvoorbeeld mogelijk zijn dat energiecoöperaties, gemeenten of provincies kunnen vragen aan het infrastructuurbedrijf om ergens een batterij te plaatsen die vervolgens de coöperatie of een bedrijf kan huren zonder financieel belang voor dat infrastructuurbedrijf. Deelt de minister de mening van de ChristenUniefractie dat dit een goede optie is, netcongestie kan voorkomen en de energietransitie kan bevorderen?

Voorzitter. Tot slot bij dit onderwerp iets over het internationale speelveld. Wat de ChristenUnie betreft zijn ook voor de energietransitie onorthodoxe maatregelen nodig. Dan kijken we ook weer naar hoe andere landen die daar vormgeven. Ik refereerde er in het WGO al aan hoe moeizaam groenewaterstofproductie in Nederland van de grond komt in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Zweden. Dan wil ik toch de vraag stellen of Nederland zich met het wettelijk kader zoals de minister dat voor zich ziet, zichzelf niet in de voet schiet, des te meer omdat hij opmerkt dat Nederland het enige land is dat gekozen heeft voor eigendomsontvlechting van de DSB's. Is de minister daarom bereid om dat op een rijtje te zetten in een studie naar verbetering van het gelijke speelveld in relatie tot de bevoegdheden van de netbeheerders? Nederland denkt immers alsnog een betere weg te kiezen dan andere Europese landen. Zonder in dogma's te denken lijkt het me toch wel nuttig om te weten of andere wet- en regelgeving de energietransitie in Nederland ten goede zou komen. Ik ben benieuwd hoe de minister hierover denkt.

Voorzitter. Dan kom ik nog op twee laatste onderwerpen inzake ProRail en NS, over de positie van het spoorvervoer dus. We spreken geregeld over maatschappelijk prioriteren, maar daarbij wordt het spoor weleens vergeten, zo lijkt het, terwijl daar uitbreiding ook door congestie wordt gedwarsboomd. ProRail stelt zelfs in haar reactie op het codebesluit van de ACM dat als gevolg van de congestie de uitvoering van haar wettelijke taak in gevaar kan komen. Ziet de minister dit gevaar ook en heeft hij daar overleg over met zijn collega van IenW, als het gaat om het spoor en de congestieproblematiek? Hebben we de positie van de beheerder van het spoorwegnet wel goed verankerd in de Energiewet? Ik begrijp dat er vanwege de Europese richtlijnen niet veel eigen ruimte is, maar ik ben benieuwd of andere Europese landen op dit punt hun wet- en regelgeving anders hebben ingericht. Is de minister bereid om hierover met andere landen contact te zoeken en te kijken of wij, gezien de wettelijke taak van de beheerder, deze beter kunnen positioneren in de Energiewet, als het bijvoorbeeld gaat over congestieproblematiek? ProRail kan namelijk helpen de congestieproblematiek te verzachten. Zo zijn ze met Stedin bezig met een flextender, waarbij ProRail potentieel gronden en haar aansluiting beschikbaar kan stellen om opslag te realiseren waar het GDS van ProRail aan kan leveren en van kan afnemen als dat nodig is. Voor dat soort mooie initiatieven is het wel van belang dat alle betrokken partijen eens om de tafel gaan zitten, kijken naar de knelpunten en kansen en daar afspraken over maken. Is de minister bereid om in gesprek te gaan met IenW, ProRail, de vervoerders en de regionale netbeheerders om daar gericht aan te werken? Een actieplan namens alle betrokken partijen zou, denk ik, een mooi resultaat zijn.

Dan over de treinstations. Het is nog onduidelijk wat de status van de stations in het energiesysteem is. Daarbij is het de vraag of de elektriciteitskabels in stations als GDS of als installatie worden gezien. Als ze als GDS zouden worden gezien, heeft dat nogal wat gevolgen. Zo moet de NS bij de ACM ontheffing aanvragen om het net in eigen beheer te houden. Vorig jaar kreeg de ACM 25 verzoeken voor ontheffingen en de NS verwacht dat men voor de ongeveer 200 stations allemaal een ontheffing zou moeten aanvragen. Daarnaast zouden ze tarieven moeten vaststellen voor huurders in het station, terwijl dat nu gewoon netjes via het huurcontract is geregeld.

In andere landen, bijvoorbeeld in België, gelden stations als installatie. Er heeft zelfs een gang naar de bestuursrechter plaatsgevonden om duidelijkheid te krijgen over die kwalificatie, maar ook toen is er nog geen duidelijkheid gekomen. Kan de minister ervoor zorgen dat deze duidelijkheid er wel komt? Op deze manier weet de NS ook waar men aan toe is.

Tot zover. Dank ook alvast aan de minister voor de beantwoording die nog gaat komen en voor de beantwoording die al is gegeven in de wetgevingsoverleggen en zijn brieven. Ook veel dank aan alle ambtenaren, die hier achter de schermen heel hard aan hebben gewerkt, soms jarenlang. Ook heel veel dank aan ons Bureau Wetgeving, dat ons zo goed mogelijk heeft geholpen en ons heeft voorzien van adviezen bij alle amendementen die zijn ingediend. En dat zijn er niet een paar, heb ik gezien.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geloof zeker dat dat een megaproject is. Ik geef het woord aan de heer Bontenbal van het CDA en wil daarna even een halfuurtje schorsen voor de lunch.

De heer Bontenbal (CDA):

Voorzitter. We hebben nu een plenair debat over de Energiewet. Daarmee sluiten we een traject af, waarin we ook meerdere WGO's hebben gehad, twee grote WGO's op de maandag. We hebben er heel lang over gesproken, dus ik ga ook heel veel dingen niet meer herhalen. Ik heb dus een vrij korte bijdrage, maar ik weet niet wat er nog aan interrupties komt.

Ik denk dat het heel goed is dat deze wet nog besproken wordt en die het ook in beide Kamers gaat halen, juist ook omdat er zo hard aan gewerkt is. Er zijn vast dingen die we nog willen regelen, maar het zou mijn voorstel zijn — volgens mij gaat dat ook gebeuren — om die wet elk jaar langs de Kamer te halen en elke keer datgene te doen wat de wet een stukje beter maakt. Voor nu is het, denk ik, goed dat die er gewoon een keer helemaal doorheen gaat, want dat is hard nodig.

Ik had twee amendementen ingediend. Ik neig er sterk naar beide in te trekken. Dat heeft ermee te maken dat ik zelf gewoon nog twijfel of ze robuust genoeg zijn. We maken hier veel wetgeving en ik vind zelf dat we dat robuust genoeg moeten doen. Omdat ik er zelf dus nog aan twijfel of die amendementen robuust genoeg zijn, overweeg ik ze in te trekken. Het is een amendement over verkoop aan de deur en eentje over veilen bij een faillissement. Ik vind nog steeds dat die dingen moeten gebeuren, maar mijn amendementen regelen dat niet op een manier die ik netjes genoeg vind. Daar worstel ik dus nog mee.

Dit debat geeft mij … Mevrouw Kröger wil mij interrumperen.

De voorzitter:

O, sorry. Ik zat naar de amendementen te kijken. Mevrouw Kröger, alstublieft.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Het amendement over verkoop aan de deur is volgens mij de opvolging van een motie die wij samen hebben ingediend. Mijn vraag aan de heer Bontenbal is of hij nog mogelijkheden ziet om het dan wel robuust te krijgen. Wat is er dan voor nodig? De politieke wil is er heel duidelijk, niet alleen van de Kamer — die heeft die motie namelijk gesteund — maar ook van ons beiden om te zeggen: dit is echt iets wat je niet moet willen. Hoe krijgen we het dan zo ver?

De heer Bontenbal (CDA):

Er ligt natuurlijk een brief van minister Adriaansens. Daarin schetst ze een weg. Mijn amendement trok het eigenlijk nog verder naar voren. Maar het ging maar één over stukje, namelijk over energie. Ik neig er daarom toch naar om het in dat bredere pakket te plaatsen, om het in één keer voor alles goed te regelen, want anders haal ik er nu via de Energiewet iets uit om het even snel te regelen. Ik wil het eigenlijk wel, maar ik vind het qua wetgeving niet netjes genoeg. Ik vind dat wij als Kamer niet altijd nette wetgeving maken. Als ik dat elke keer zelf zeg, moet ik zelf ook practicen wat ik preach.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat snap ik goed. Aan de andere kant is het vaak ook heel behulpzaam om in een sector een voorbeeld te stellen waardoor je vaart kan krijgen in die andere wetgeving, want dan komt er ook een grotere behoefte aan een level playing field, om maar even lekker die term te gebruiken. Ja, een gelijk speelveld; dank u wel, mevrouw Postma. Er is dan natuurlijk wel een risico dat er een heleboel commerciële partijen enorm hard zullen gaan lobbyen tegen een verbod op de verkoop aan de deur. Er is dus een hele grote kans dat dit op de lange baan geschoven gaat worden met eindeloze hoepeltjes en nog een keer een overlegje. Misschien is het ook wel nodig om in één sector juist wel die stap te zetten, waardoor er meer druk komt om het voor de rest te regelen.

De heer Bontenbal (CDA):

Ja, dat snap ik. Maar u mag van mij aannemen dat ik dit niet laat lopen. Ik ga ervan uit dat u dit zelf ook niet laat lopen. We hebben er samen aan gewerkt, dus ik ga er gewoon van uit dat het volgende kabinet met die brief verdergaat en het dan wel fikst. Maar als dat niet binnen een jaar geregeld is, staan we hier gewoon weer. Ik vind het absurd dat je energiecontracten van een paar duizend euro — dat is het feitelijk wat je als product afsluit — aan de deur afsluit. Ik vind dat niet oké. Je kunt als gemeente wel een aantal dingen doen, maar ik zou het graag voor de hele energiesector niet meer willen. Overigens denk ik dat het helemaal niet alle energieleveranciers zijn die dit niet meer willen. Ik heb signalen van de grotere ontvangen, die het helemaal niet erg vinden als dit stopt. Dat snap ik overigens ook, want die hebben liever geen concurrentie van prijsvechters, zeg ik ook maar meteen. Maar het zijn natuurlijk wel een beetje de cowboys en die verzieken het ook voor de rest van de markt. Ik weet uit mijn ervaring dat grote energieleveranciers dit ook gewoon netjes proberen te doen.

Voorzitter. Dit debat geeft me natuurlijk ook de gelegenheid om iets te zeggen over de klimaatparagraaf van het nieuwe akkoord. Ik heb nu toch spreektijd. Ik heb maar acht minuten gevraagd, dus ik houd het bescheiden. Ik vind het goed dat, denk ik, met name de VVD heeft gevochten om het klimaatbeleid dat het vorige kabinet heeft ingezet toch zo veel mogelijk overeind te houden. Dingen als de verduurzaming van de industrie en de maatwerkafspraken, waar het CDA natuurlijk zelf al die tijd hard voor geknokt heeft, lijken gewoon door te gaan. Dat is hartstikke goed. De 55%-doelstelling blijft ook staan. Dat is ook goed, alleen ligt er wel een hele grote opgave voor deze partijen. Want je kunt niet gratis een aantal maatregelen doorstrepen en denken dat je dan de 55% haalt. Het schrappen van de hybride warmtepomp betekent dat je megatonnen CO2-reductie ergens anders vandaan moet halen. Ook allerlei accijnsverhogingen of het beknibbelen van wind op zee, waar juist voor Nederland veel potentieel ligt, zijn ingewikkeld. Je moet het dan ergens anders halen. Deze klimaatparagraaf legt namelijk nogal een grote last op het kabinet dat er gaat komen, want deze bewindspersonen moeten een overtuigend verhaal gaan maken om aan die 55%-doelstelling te komen. We hebben daar de afgelopen jaren best veel moeite mee gehad en best veel discussies over gehad hier in de Kamer en ook achter de schermen, onder andere bij de minister op zijn kamer, kan ik u vertellen. Vandaar dat grijze haar dat wij allebei hebben. Ik ben heel benieuwd hoe de coalitie dat gaat doen, maar waar ik een beetje bang voor ben, is dat we het toch op de lange baan schuiven en we het gewoon tegen de muur laten rijden en dan zeggen: ja, ja, we hebben het niet gehaald. Dat is een beetje cynische politiek. Ik geef u het voordeel van de twijfel, dus ik ga ervan uit dat de coalitie, als dit programma wordt uitgewerkt, over twee, drie maanden een geloofwaardig akkoord heeft. Dat betekent dus compenserende maatregelen voor wat u wegstreept. Dat zijn doorgaans minder leuke maatregelen. Een groot deel van de duurzame energie die we nu opwekken, is bijvoorbeeld biomassa. Overal waar u een streep door zet, moet u compenseren. Dat is uw eigen afspraak. Ik ben dus heel benieuwd hoe jullie dat gaan doen. We gaan het zien.

Dat salderen vind ik ook onbegrijpelijk.

De voorzitter:

De heer Grinwis heeft een interruptie voor u.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De heer Bontenbal heeft maar voor acht minuten ingetekend en die lunch komt wel, maar ik heb wel een vraag, want dit is een heel belangrijk punt. Hij geeft een soort recensie van het coalitieakkoord inzake energie en klimaat. Ik wil eigenlijk dezelfde benadering toepassen en het voordeel van de twijfel geven. Maar wat betreft de doelen overend houden en alles wat riekt naar verplichting of wat wordt weggeframed als heel vervelend voor mensen in het land, labelsprongen bij koopwoningen, hybride warmtepompen et cetera, zegt de heer Bontenbal terecht dat er nog vervelendere maatregelen voor komen als je dat niet wil, nog los van de vraag of een hybride warmtepomp vervelend is; ik denk het niet. Aan wat voor maatregelen moet je dan denken die achter de schermen ook op tafel lagen omdat je, als je niet kiest voor A, genoodzaakt bent om via normering of beprijzing voor B te kiezen?

De heer Bontenbal (CDA):

Nou, je kunt de industrie wegtreiteren. Je kunt Tata Steel wegpesten. Dan heb je 12 megaton te pakken. Yara Sluiskil: 3 megaton, geloof ik. Dow Chemical: ook 3 megaton. Dus ik weet wel manieren om aan die CO2-reductie te komen, namelijk gewoon een deel van je industrie platleggen. Ik zou het niet doen, gelet op geopolitieke afhankelijkheden en verdienvermogen, maar dit soort keuzes ga je krijgen. Meneer Grinwis houdt net als ik van de techniek, van lekker als nerds over energiecijfers praten, maar er zijn zogenaamde cost abatement curves. Je gaat toch de maatregelen pakken die het meest kosteneffectief zijn. Het liefst blijf je weg bij de duurste maatregelen. Er zijn een aantal maatregelen die vrij aan de onderkant van die cost abatement curve zitten, die nu worden weggestreept. Dit gaat dus extra geld kosten. Van normeren kan je zeggen: dat kost geen geld. Maar dat kost ook geld, want bedrijven moeten investeren, dus de producten worden duurder. Er is geen gratis bier, zeg ik dan toch nog maar een keer. Ik ben dus heel benieuwd hoe deze coalitie dat gaat doen. Ik heb er een hard hoofd in, want wij hebben natuurlijk niet voor niks tweeënhalf jaar zo intensief met elkaar opgetrokken en werkelijk elke pagina omgedraaid, elke Excelsheet bekeken. Maar misschien waren wij niet slim genoeg, meneer Grinwis, en hebben anderen dat toch intelligenter opgelost dan wij.

Overigens brengt u me op het punt van de hybride warmtepomp. Dat wordt geframed als dat het "een moetje" is. Nee, toen wij het coalitieakkoord bedachten — GroenLinks met de heer Van der Lee en het CDA hebben die motie over de hybride warmtepomp ingediend — was dat juist bedoeld om de mensen in de sociale huur te helpen. Bij het coalitieakkoord hebben we de beweging gemaakt dat we mensen met de laagste inkomens als eerste wilden helpen, dus niet de Teslarijder die 80k betaalt voor zijn Tesla en dan subsidie krijgt. Nee, de vorige coalitie zei: de mensen met de laagste inkomens willen we als eerste helpen. Meneer Grinwis is een van de auteurs geweest van het isolatiemanifest. Daar hebben GroenLinks en het CDA ook meegetekend. De beweging was om mensen met lage inkomens via normering te helpen. Dus als een woningcorporatie haar ketels moet vervangen, moet die ze straks vanwege die normering door hybride warmtepompen vervangen. Daar hoeft die bewoner dan niks voor te betalen, maar zijn gasconsumptie gaat wel met 50% omlaag. Ik vind dat sociaal. Ik snap dus ook niet dat een coalitie dat schrapt. Sociaal klimaatbeleid schrappen? Ik begrijp het oprecht niet. Bovendien zijn vijf fabrikanten bezig met het bouwen van nieuwe fabrieken. Hoe kun je dit nou doen? De grote ketelfabrikanten van Nederland zijn compleet nieuwe fabrieken aan het bouwen. En wat doet deze coalitie? We zetten daar even een streep door. Hoezo vestigingsklimaat? Hoe denk je dat bedrijven als Itho Daalderop en Remeha over stabiel overheidsbeleid denken? En dan ga ik u ook nog vertellen dat de Europese richtlijn in 2029 afdwingt dat ketels efficiënter moeten worden, oftewel: de hybride warmtepomp komt er alsnog, alleen een paar jaar later. Ik vind het onverstandig beleid.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, inderdaad. Ik ben het helemaal eens met de heer Bontenbal, helemaal eens. Het is ook supercynisch dat je mooie woorden spreekt over je eigen industrie en strategische autonomie en na de zonnepanelen straks ook alle warmtepompen uit China laat komen, vaak overigens met koudemiddelen en cfk's waar je niet vrolijk van wordt. Dat terzijde. Maar dat je je eigen industrie, die je met een voorsprong aan het opbouwen bent, zo in de kou zet! Maar inderdaad, de sociale en relatief kosteneffectieve en kostenefficiënte maatregelen worden geschrapt. Het wegpesten van industrie past niet bij de geest van dit akkoord, maar dat zou ook een ongelofelijk staaltje emissie-imperialisme zijn, waarbij we gewoon ons ding hier blijven doen qua consumptie, maar elders de vervuiling en uitstoot organiseren. Dat zou echt supercynisch zijn. Maar als je dat niet wil, en ik denk dat de coalitie dat niet wil, wat voor pijnlijke maatregelen zijn dan nog denkbaar volgens de heer Bontenbal om toch je doel te halen? Want dat is wat eigenlijk in het coalitieakkoord verborgen staat opgeschreven, zonder dat het is opgeschreven.

De heer Bontenbal (CDA):

Dat kunnen maatregelen zijn in de sfeer van normeren, maar die wil de coalitie vermoedelijk ook niet. Die zijn namelijk nog veel meer dwang dan ze nu al niet willen. Overigens ga ik niet zeggen dat alles aan dit akkoord verkeerd is. Het vestigingsklimaat voor de industrie is de afgelopen tijd gewoon verslechterd. Eerlijk gezegd hebben we er onderling ook veel discussie over gehad hoe we dat precies moeten aanpakken. Dat deze coalitie zegt "we gaan even iets beter kijken of bedrijven het hier ook volhouden", vind ik dus een goede zaak. Dus ik ga niet zeggen dat die hele klimaatparagraaf niet deugt; er is best veel overeind gebleven. Neem de maatwerkafspraken: top, daar gaan we mee door. Nadenken over energiekosten voor grote bedrijven: nee, dat is niet het spekken van multinationals, dat is gewoon zorgen dat er überhaupt nog bedrijven zijn en dat er ook nog schoon zink geproduceerd wordt in Nederland in plaats van dat we dat weggeven aan China. Mijn vraag aan deze coalitie is alleen de volgende. Je zegt "55%" en je schrapt maatregelen. Ik denk dat dat heel ingewikkeld gaat worden. Dat gaan we zien over twee à drie maanden.

De heer Vermeer (BBB):

Ik dacht even dat ik in de zendtijd voor politieke partijen van het CDA en de ChristenUnie beland was. Volgens mij zijn we hier bezig met het behandelen van de Energiewet. Als dit nog even doorgaat, ga ik namelijk wat anders doen. Volgens mij gaan we het hier over de Energiewet hebben. Ik zag eigenlijk geen enkel verband tussen het achteraf evalueren van hun eigen beleid en het recenseren van het hoofdlijnenakkoord. Volgens mij hebben we dat gisteren gedaan.

De heer Bontenbal (CDA):

Volgens mij is de heer Vermeer doorgaans sportiever. Ik heb de BBB — dan zeg ik het eufemistisch — er soms ook weleens op kunnen betrappen in debatten allerlei dingen te benoemen die niet helemaal aan de agenda van het debat raakten. Dat meneer Vermeer, nu hij zelf in een coalitie zit, opeens heel strak wil zijn op allerlei agenda's in deze Kamer, vind ik een mooie ontwikkeling. Maar volgens mij hebben we hier gewoon een mooi energiedebat en mag het wel degelijk ook even gaan over het hoofdlijnenakkoord.

De voorzitter:

Nu maakt u uw betoog af.

De heer Bontenbal (CDA):

Het is niet anders, meneer Vermeer.

Over salderen is het al gegaan. Ik wil wel even duidelijk maken dat de berichtgeving in alle kranten enzovoorts volgens mij niet klopt. Het gaat over de terugleververgoeding, wat maar een heel klein deeltje is, voor mensen die met een dynamisch contract zitten. Ik vind dat jammer, omdat het de mensen suggereert dat het nu afgelopen is met de terugleverkosten. Dat is niet zo. Volgens mij is dat namelijk niet wat er in het amendement staat.

Wat ik ook een pareltje in het hoofdlijnenakkoord vind, is het stoppen met de subsidie op BECCS, biomassa plus CCS. Volgens mij is er helemaal geen subsidie op BECCS. Dat is wel fascinerend: iets wat je afschaft, blijkt er niet te zijn. Over wat dat zegt, kunnen we doorfilosoferen.

De VVD heeft natuurlijk steeds gezegd, ook bij de initiatiefnota, dat de vergroting van de energieonafhankelijkheid een belangrijk punt is. Dat houdt in dat we minder energieafhankelijk zijn van het buitenland. We moeten er natuurlijk wel eerlijk over zijn dat een aantal maatregelen tot een grotere afhankelijkheid van het buitenland leidt, bijvoorbeeld de afschaffing van de hybride warmtepompen, maar ook de aanpassing van brandstofaccijnzen. Daarbij zeg ik meteen dat Nederland inderdaad bijna de hoogste accijnzen van Europa heeft. Dat we daar een keer een rem op zetten, is dus ook helemaal niet gek.

Dan nog even over dit wetsvoorstel. Er is een amendement van collega Flach over de telefonische verkoop van energiecontracten. Zou er een risico zijn dat er een soort shift plaatsvindt, dus dat als het niet meer telefonisch mag, er dan meer contracten aan de deur verkocht worden? Dat zou het pleidooi van mevrouw Kröger om het toch nu te doen, versterken. Ik weet niet of dat effect aangetoond kan worden, maar het zou wel een naar effect zijn, dat ik liever niet heb.

Collega Erkens en ik hebben een amendement over de aansluitwaarde. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt. Volgens mij is het nu een soort compromis dat werkbaar zou moeten zijn. We geven partijen zoals grote bedrijven daarmee de mogelijkheid om zelf aan de slag te gaan. Het daagt hen weer eens net een beetje uit en zo slecht is dat niet.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft een interruptie voor u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Het is wel op het vorige punt, zeg ik tegen de voorzitter, maar goed. Ik heb heel even gecontempleerd en toen dacht ik: ik heb toch een vraag aan de heer Bontenbal. De beloften van de doelen staan, maar we schrappen eigenlijk allerlei maatregelen. Deelt hij mijn analyse dat het ook cynisch is dat we pas bij de Klimaat- en Energieverkenning in 2025 weten of die doelen wel of niet gehaald worden? De Klimaat- en Energieverkenning van deze herfst gaat natuurlijk nog over het beleid van deze minister. Dat is zo cynisch, omdat het niet alleen voor het klimaat, maar vooral ook voor de energietransitie en voor alle mensen die nu keihard bezig zijn om die nu waar te maken, zo funest is dat de onduidelijkheid zo lang blijft bestaan.

De heer Bontenbal (CDA):

Ja. Dit wordt een periode van onduidelijkheid. Juist omdat het een hoofdlijnenakkoord is, is veel niet opgeschreven. Ook na het debat van gister is mij bijvoorbeeld nog niet duidelijk wat er gebeurt met de wijkaanpak. In mijn optiek kun je niet zomaar even de normering van de hybride warmtepomp schrappen en dan denken dat er niks gebeurt met de wijkaanpak. We weten allemaal niet hoe dat ingevuld wordt. Mijn vermoeden is dus dat heel wat partijen nu op de handen gaan zitten en gaan afwachten. Daarnaast komt er ook een fase waarin het beleid concreet gemaakt moet worden. De planbureaus gaan daar ook op wachten. Die gaan zeggen: wij kunnen pas doorrekenen met het hele treintje van vastgesteld en voorgenomen beleid. Dat gaan we nu dus weer helemaal krijgen. We waren nu juist in een fase dat er vrij planmatig beleidsmaatregelen werden opgesteld. Dan werden ze getoetst en dan doorgerekend. We gaan natuurlijk nu een paar maanden, misschien wel meer dan een jaar, krijgen waarin we het allemaal niet weten. Dat vind ik jammer. Tegelijkertijd ligt het doel van 55% er gewoon. Het zou dus ongeloofwaardig zijn als het mes overal in ging. Ik hoop eerlijk gezegd dat deze coalitie misschien ook na dit debat denkt: we gaan toch een groot gedeelte van het beleid voortzetten, want dat is ook gewoon belangrijk voor onze kinderen en voor de aarde.

De voorzitter:

U bent klaar?

De heer Bontenbal (CDA):

Ja, ik heb genoeg gezegd. Ik ga ik u die 1 minuut en 36 seconden cadeau geven en dan gaan we lunchen.

De voorzitter:

Goed zo, dank u wel. Ja, we gaan lunchen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, ik geef na de lunchpauze als eerste het woord aan u. Ik hoop dat dit een drang is voor de anderen om snel naar binnen te komen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag de Energiewet. Wellicht is dit een van de laatste debatten met deze minister, in ieder geval plenair. Ik moet eerlijk zeggen dat ik na het debat van gisteren wel mijn hart vasthoud en dat ik me nog meer realiseer dat ik deze minister ook ongelofelijk ga missen.

We staan op een cruciaal punt in de energietransitie, een cruciaal punt. Het is volle vaart in de uitvoer om te zorgen dat we de CO2-reductie gaan doorzetten. Dan lezen we een coalitieakkoord waarin wel wordt geclaimd dat de klimaatdoelen gehaald worden, maar waarin veel beleid gewoon wordt teruggedraaid. Ik hoorde de huidige coalitiepartijen daar net ook een aantal analyses over geven en daar sluit ik me heel erg bij aan. Het is gewoon ongelofelijk zorgelijk: alles over de warmtepompen, die natuurlijk belangrijk zijn in de transitie in de gebouwde omgeving, de transitie naar het elektrische rijden, alles rond fossiele subsidies en de vraag of vastgehouden wordt aan de routekaart wind op zee. Het is allemaal heel erg onduidelijk.

Een van de maatregelen die zeer abrupt worden afgeschaft, is natuurlijk de salderingsregeling. Dat is naar mijn mening echt onbegrijpelijk. Het is onbegrijpelijk voor al die mensen met zonnepanelen. Het is onbegrijpelijk voor al die mensen die nog heel graag zonnepanelen zouden willen hebben. We hebben nu de kans om een decentraal energiesysteem te bouwen, een systeem waarin lokaal opwekken, opslaan en delen echt het hart vormen van de energietransitie voor huishoudens. Maar dan moet je wel zorgen dat iedereen mee kan doen en dan moet je niet abrupt een regeling stoppen, net op het moment dat juist mensen die weinig te besteden hebben eindelijk aan de beurt zijn om panelen te gaan leggen. Ik vind het ook echt onbegrijpelijk dat je dat doet zonder een alternatief te bieden.

Als je zonnepanelen hebt, dan kan je op dit moment eigenlijk alleen terugleveren aan het net en ben je overgeleverd aan de energieleveranciers en wat zij ervoor overhebben. Je wil natuurlijk zorgen dat lokaal opgewekte energie zo veel mogelijk lokaal gebruikt wordt. Dat hebben we al in heel veel debatten met elkaar gewisseld. Dat zal de collega's ook niet verbazen. Dat kan ook als je het delen van energie veel meer faciliteert, als je zorgt dat mensen zich kunnen verenigen in bijvoorbeeld energiegemeenschappen die met elkaar kunnen zorgen voor goedkope, lokaal geproduceerde energie.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, de heer Bontenbal heeft een interruptie voor u.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik kan het toch niet laten, mevrouw Kröger. Heeft mevrouw Kröger toch niet een ietsjepietsje spijt van het feit dat PvdA-GroenLinks het wetsvoorstel over salderen getorpedeerd heeft? Want nu ligt er echt iets wat slechter is dan wat er lag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nee, ik ga zelf een aantal voorstellen doen die heel erg draaien om het energiesysteem dat we moeten opbouwen als alternatief voor mensen met zonnepanelen. Wij zullen ook voorstellen blijven doen om de uitrol van zonne-energie op dak aan te jagen. Maar nee, wij waren geen voorstander van het plan dat er lag. We zijn al helemaal geen voorstander van wat het kabinet nu gaat voorstellen. Maar goed, daar gaan we ook een Kamerdebat over voeren. Dan gaan we weer de discussie voeren die we toen ook voerden over de vraag hoe je het op een sociale manier kunt doen.

De voorzitter:

De heer Bontenbal nog een keertje.

De heer Bontenbal (CDA):

Maar nu weet u zeker dat het een vrij hard voorstel wordt, want dat staat gewoon in het coalitieakkoord. Dat gaat het dus worden. Wat er komt, is echt minder dan het wetsvoorstel dat er lag. Ik denk toch dat we het wetsvoorstel achteraf gezien in hadden moeten laten gaan. Want dan hadden we deze ellende nu niet gehad.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Een van de weinige voordelen van een zeer populistisch coalitieakkoord is dat de betrokken partijen wellicht zeer bevattelijk zijn voor de kop op de voorpagina van hun favoriete krant. Dus ik ben heel benieuwd. Ik bedoel, als ik zie dat de BBB en de PVV zo omgedraaid zijn, dan ben ik heel benieuwd of dat niet gewoon nog een keer gebeurt als mensen in Nederland zich realiseren dat die terugleverheffing gewoon blijft bestaan en dat salderen in één klap wordt afgeschaft.

Dan het belang van met elkaar zorgen voor goedkope, lokaal geproduceerde energie. De Energiewet die vandaag voorligt — want dat is waarom we hier vandaag plenair staan, ondanks dat we allemaal graag het coalitieakkoord recenseren — biedt een kader voor dat toekomstige energiesysteem. Daarmee ligt ook de vraag voor hoe we willen dat dat toekomstige energiesysteem eruitziet. Dat is voor mij de basis voor hoe ik naar deze wet kijk. Dat toekomstige energiesysteem is sowieso CO2-vrij, maar er zijn natuurlijk nog veel meer keuzes te maken over de manier waarop we het willen inrichten.

Wat ons betreft hoort bij nieuwe inrichting van het energiesysteem ook een nieuw ordeningsprincipe: decentraal waar het kan, centraal waar het moet. Daarbij willen we ook meer macht bij gebruikers, dus bij mensen thuis en bij mensen die energie opwekken, en minder macht bij de grote energiebedrijven. Energie is een basisbehoefte. We hebben tijdens de energiecrisis kunnen zien hoe mis het kan gaan als we dat helemaal aan een markt overlaten. Wat ons betreft gaan energiegemeenschappen en -coöperaties een hele stevige rol spelen in het energiesysteem van de toekomst en zorgen we ervoor dat de opwek van energie juist in handen is van lokale gemeenschappen. Door energie lokaal te delen, wordt het elektriciteitsnet ontlast en kunnen huishoudens en bedrijven binnen energiegemeenschappen of energy hubs eerlijke prijzen met elkaar afspreken en zijn ze minder afhankelijk van de grillen van de energiemarkt. We versterken hiermee de positie van energiecoöperaties, waarbij energieopwek niet aan de markt wordt gelaten, maar aan burgers die dit zelf in handen hebben. In de Energiewet is de Renewable Energy Directive, onderdeel van het Clean Energy Package, en dan het onderdeel over energie delen niet helemaal geïmplementeerd. Hier hebben we in het wetgevingsoverleg ook uitgebreid over gepraat. Wij hebben een amendement ingediend waarbij het begrip "energie delen" wordt uitgebreid. In de wet stond eigenlijk alleen peer-to-peerlevering. Dat loopt altijd via een handelaar, die daar natuurlijk ook iets aan wil verdienen. Met dit amendement kunnen ook actieve afnemers en energiegemeenschappen energie delen. Dat maakt het voor bijvoorbeeld energy hubs, bijvoorbeeld bedrijven op een industrieterrein, ook mogelijk om energie te delen. Dat is hard nodig om het net te ontlasten en het is ook een grote wens. Door deze wetswijziging kan energie delen beter gereguleerd worden, kunnen er betere contracten afgesloten worden en kan er specifiek stimuleringsbeleid worden uitgerold. Energiegemeenschappen vragen hier zelf om. Wij faciliteren dat.

Maar er is ook een maar. De vrije leverancierskeuze bij energie delen is in dit amendement niet geregeld. Dat is dus een flink obstakel. Het staat ook in het electricity market design dat Nederland moet implementeren. Dat moet volgens mij in 2025 geregeld worden. De minister heeft in ieder geval gezegd dat het in het voorjaar van 2025 geregeld zou moeten worden. Wij hebben hier een voorschot op genomen door nog een amendement te maken, waarin we ook energie delen met vrije leverancierskeuze vormgeven en waarbij we de rol van balansverantwoordelijkheid en belastingafdracht bij een partij leggen, zodat je zowel een energieleverancier als een balansverantwoordelijke die het totaaloverzicht houdt, kunt hebben. Ik ben heel erg benieuwd hoe de minister hierop reageert en of dit de richting is die hij ziet voor de implementatie van het electricity market design. Ik vind namelijk echt dat we deze hele beweging vaart moeten meegeven en dat dit onderwerp daarin cruciaal is.

Daarnaast heb ik een amendement ingediend over cable pulling. Excuus! Dank aan mevrouw Postma voor de synchroonvertaling vanuit de bankjes. Ik bedoel natuurlijk: kabelbundeling.

De voorzitter:

De heer Erkens heeft een vraag voor u over die kabelbundeling.

De heer Erkens (VVD):

Nee, over het puntje net daarvoor, voorzitter, over energie delen. We hebben het daar in WGO's ook over gehad met elkaar. Wij steunen die richting ook. Alleen wil ik mevrouw Kröger wel vragen waarom dit nu per amendement moet. Er zitten nog een heleboel complexe vraagstukken achter. Dat geeft u terecht aan. Het gaat dan bijvoorbeeld over de vraag hoe je met belastingen en netcongestie omgaat; ga zo allemaal maar door. Dat zou dan per AMvB moeten gebeuren. Is het dan niet gewoon zo dat je met een motie verzoekt om er bij de volgende nota van wijziging een wetsbehandeling aan vast te koppelen? Dan kun je ook nog alle uitvoeringstoetsen en toetsen door de ACM laten uitvoeren. Ik overzie namelijk niet precies waar we hiermee nou vóór zouden stemmen, terwijl ik er wel sympathiek tegenover sta. Daar zit mijn zorg.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat begrijp ik. We hebben daarom twee amendementen. We hebben een amendement over energie delen bij één energieleverancier. Alle vragen die de heer Erkens nu opwerpt, spelen dan niet, want daarvoor is die ene leverancier gewoon verantwoordelijk. Dat wordt op plekken nu ook al gepilot. Ons amendement codificeert eigenlijk de mogelijkheid van die pilots. Het tweede amendement geeft inderdaad al heel duidelijk een richting over hoe je electricity market design kunt vormgeven. Ik heb dat wel uitgewerkt, omdat ik het belangrijk vind om die discussie al wel te voeren en de richting van de minister te horen. De hele discussie over electricity market design is niet van vandaag of gister. Ik denk dat daar al driftig over wordt nagedacht op het departement. Ik vind het belangrijk om die discussie een richting te geven. Ik ben heel benieuwd hoe de minister daarop reageert. Daarna ga ik bekijken wat ik met het amendement doe.

Ik was bij kabelbundeling. Concreet regelt dit amendement dat bedrijven die aan kabelbundeling doen, als individuele partij de markt op kunnen. Het is goed dat kabelbundeling in de Energiewet mogelijk wordt gemaakt, want hierdoor kunnen meerdere partijen samen het gebruik van transportcapaciteit op een aansluiting optimaliseren, besparen op infrastructuurkosten en eerder toegang krijgen tot het elektriciteitsnet dan mogelijk zou zijn als deze partijen individuele aansluitingsverzoeken zouden indienen. De manier waarop kabelbundeling nu in de wet is geregeld, is wat mij betreft te beperkend. Ik vrees dat er niet genoeg gebruik van gemaakt gaat worden. Met dit amendement willen we er eigenlijk voor zorgen dat je je ook als je op één aansluiting zit, alsnog individueel op de markt kunt begeven voor de in- en verkoop van elektriciteit.

De heer Bontenbal (CDA):

Daar moet natuurlijk ook wel een soort grens aan zitten. Als je dit helemaal oprekt, kun je in principe van alle aansluitingen op een bepaald netvlak zeggen: het is één grote kabelbundeling. Nederland is dan in feite met alle aansluitingen één grote kabelbundeling. Je moet dus ergens een grens stellen aan wat je toestaat qua leveranciers en het aantal aansluitingen. Het idee van het hele spel dat we spelen, is dat er allerlei kosten in het systeem worden gemaakt en dat die evenredig worden verdeeld op basis van het kostenveroorzakingsbeginsel. Als je daar te veel van afwijkt, wordt het systeem oneerlijk. Er moet dus volgens mij iets van een grens zitten aan het aantal aansluitingen of aan wat je leveranciers toestaat.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik ben heel benieuwd hoe de minister hierop reageert en of hij die grens ook nodig acht. Die zou je dan namelijk nog per AMvB kunnen regelen. Voor mij is het punt met name dat een partij op dit moment in z'n eentje de markt op moet. Dat willen we verbreden.

Voorzitter. Bij een nieuw ordeningsprincipe hoort wat ons betreft ook een grote rol voor netbeheerders en publieke-infrastructuurbedrijven. Daarover hebben we een amendement ingediend met de heer Grinwis. In het wetgevingsoverleg hebben we er ook een uitgebreid debat over gevoerd. Het is gegaan van het algeheel opheffen van het groepsverbod naar een amendement waarover breed met verschillende partijen overlegd is, om echt te bekijken hoe je netbeheerders een stevigere rol kunt geven. Uiteindelijk hebben zij een belangrijke rol in het faciliteren van het decentrale energiesysteem. Wat ons betreft worden de bevoegdheden van netbeheerders en infrastructuurbedrijven zodanig uitgebreid dat zij echt kunnen helpen om het energiesysteem van de toekomst maximaal te ondersteunen. Wij dienen een amendement in dat netbeheerders bijvoorbeeld in staat stelt om te voorzien in congestie- of systeembeheersdiensten waar nodig totdat derden zoals marktpartijen en energiegemeenschappen hierin kunnen voorzien, wat echt een oplossing kan bieden voor gebieden waar de netcongestie een gigantisch probleem is, zoals nu in Gelderland en Utrecht.

Ons amendement stelt ook voor om het infrastructuurbedrijven mogelijk te maken om bijvoorbeeld energiegemeenschappen te ondersteunen bij de aanleg en het beheer van een buurtbatterij. Op die manier worden infrastructuurpartijen echt een partner in de energietransitie, waarmee energiegemeenschappen, maar bijvoorbeeld ook gemeentes, provincies, woningcorporaties en energiebedrijven samen kunnen werken aan die optimalisering van dat energiesysteem. Ik denk namelijk dat dat toch eigenlijk ook wel een overkoepelend vraagstuk is bij deze wet: in hoeverre geven we de ruimte voor die systeemoptimalisatie aan de partijen die daar echt een rol in kunnen spelen?

Daarvoor is het wat ons betreft echt van cruciaal belang dat de investeringsplannen van de netbeheerders daadwerkelijk reflecteren wat het grootste algemeen belang is. In de Energiewet wordt geregeld dat netbeheerders periodiek een investeringsplan opstellen. De criteria van dit plan zijn wat ons betreft nog te veel gestoeld op louter efficiëntie, rendement en de behoeftes van de grootverbruikers zoals die initieel in de MIEK zijn neergelegd. Het is toch wel heel erg gekomen uit de crisis rond netcongestie. Toen is er een MIEK gemaakt. Dat is een plan voor de grote gebruikers, voor de industrie. Uiteindelijk is daar de hele aanpak van hoe die investeringsplannen worden opgesteld op gebaseerd.

Wij willen dat de investeringen die netbeheerders doen niet alleen door de ACM beoordeeld worden op basis van het INEK en het MIEK, maar echt op basis van een bredere maatschappelijke afweging. Zo kunnen ook andere maatschappelijke belangen, zoals het aansluiten van een nieuwe woonwijk, in gelijke mate worden meegenomen. Daarom heb ik dan ook een amendement ingediend om deze investeringsplannen van een bredere maatschappelijke weging, toets te voorzien. Voor aanleg vindt dat natuurlijk al plaats via het toetsingskader van de ACM. Voor de investeringsplannen wil ik eigenlijk ook zo'n duidelijk kader, waarbij de maatschappelijke belangen goed geborgd zijn, een kader ook waar wij als Kamer, als uiteindelijke hoeder van die maatschappelijke belangen, over gaan.

Het net is op dit moment misschien wel het grootste publieke belang in de energietransitie, in ieder geval de grootste bottleneck. Daar moeten lastige keuzes en prioriteringen in worden gemaakt. Ik maak me dan ook zorgen en ik deel ook wel echt de zorgen van de netbeheerders over het amendement van de heren Erkens en Bontenbal met het right to challenge, wat we voor kleinere spelers mogelijk maken. Dat doorkruist namelijk een belangenafweging in schaarste. Ik ben eigenlijk wel heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit amendement, waarover ik me eigenlijk wel zorgen maak. Ik was benieuwd of dat amendement van de heer Bontenbal op zijn lijstje stond van amendementen waar hij toch nog eens dieper over na had gedacht en die hij wellicht in gaat trekken.

Voorzitter. Een belangrijk onderdeel van het debat tijdens de wetgevingsoverleggen was consumentenbescherming. Het is goed om te zien hoe de Kamer gezamenlijk optrekt in het verstevigen van de consumentenbescherming in de wet. Ik noem voorstellen zoals het instellen van de mogelijkheid om een maximumprijs voor levering aan kwetsbare afnemers, het verbieden van deur-aan-deurverkoop van energiecontracten —ik zou het echt spijtig vinden als de heer Bontenbal dat toch niet doorzet — het behoud van dezelfde voorwaarden bij faillissement, inclusief eventuele loyaliteitsbonussen, een verbod op het gebruik van oude en bestaande klantgegevens voor telefonische verkoop zonder toestemming vooraf en de herintroductie van de vangnetregeling waarmee de ACM bij onredelijke tarieven een maximumtarief mag opleggen.

Voorzitter. Dat zijn eigenlijk allemaal voorstellen die vanuit verschillende partijen zijn gedaan en die op onze steun kunnen rekenen. Ik denk dat het in deze tijd van de energietransitie belangrijk is dat we de consument, die ik echt veel liever de gebruiker noem, centraal stellen en goed beschermen. Een rode draad in die verschillende voorstellen van verschillende partijen is toch het feit dat energie een basisbehoefte is, dat we die basisbehoefte niet aan een ongeremde markt willen overlaten en dat we mensen veel meer grip op hun eigen energievoorziening willen geven. Het feit dat het een basisbehoefte is, maakt ook dat energiearmoede zo'n gigantisch probleem is, zoals de verwarming niet meer aan kunnen zetten, dus eigenlijk alles wat energie doet als je het niet meer kunt gebruiken. Wij hebben hier een amendement op. Ik weet dat we hier in het WGO een debat over gevoerd hebben. De minister zei toen: dit is echt iets voor aanpalende beleidsterreinen, want dit gaat veel te veel over sociale zaken, wonen et cetera. Kortom, het lag bij iedereen, maar niet bij hem. Ik vind echter dat dit niet het geval is. We maken hier beleid en hebben hier een wet die regelt hoe de energiemarkt in elkaar zit. Ik vind dat je juist als minister voor Klimaat en Energie — ik hoop oprecht dat in een volgend kabinet überhaupt nog een minister voor Klimaat en Energie zit — de vinger aan de pols moet houden bij wat de impact is van het beleid dat je maakt en dus ook of je moet ingrijpen in die markt. Vandaar ons amendement over energie-armoede om ervoor te zorgen dat dit echt goed gedefinieerd en gemonitord wordt en erover ook gerapporteerd wordt aan de Kamer, zodat wij ook in kunnen grijpen in die markt als het niet goed gaat. Ik hoop dan ook op de steun van de rest van de Kamer voor dit amendement, omdat het ook laat zien dat we onze verantwoordelijkheid nemen over wat de sociale impact is van het beleid dat we maken.

Voorzitter, ik sluit af. De Energiewet die we vandaag behandelen, is ongelofelijk belangrijk. Ik ben ook heel blij dat we deze wet vandaag met deze minister kunnen bespreken. Het is een belangrijke wet, omdat die duidelijkheid en richting geeft. Als er iets is wat we nodig hebben — dat is natuurlijk ook waarom destijds de Klimaatwet is ingevoerd — dan is dat duidelijkheid van wetgeving en ook duidelijkheid aan de markt, aan burgers en aan elkaar. Dit is waaraan wij gecommitteerd zijn. Ik sta hier vandaag met een heel dubbel gevoel want de duidelijkheid en richting die deze wet geeft, zijn niet de duidelijkheid en richting die het coalitieakkoord bieden. We staan nu zaken wettelijk te verankeren die een wispelturig, populistisch kabinet weer allemaal overboord gaat gooien. We hebben het gezien met de salderingsregeling en ik vrees dat dit pas het begin is, want dát is populistische politiek: als er een maatregel is die je achterban niet bevalt, dan trek je die in. Dus dit is wellicht vandaag een van de laatste debatten in ietwat rustig vaarwater, een vaarwater waarin we proberen koers te houden. En ik voorzie dat we een zeer turbulente tijd tegemoet gaan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. De wet die we vandaag behandelen, is cruciaal voor de energietransitie. Die transitie is een reden tot hoop, want we zien de opmars van zonne- en windenergie wereldwijd razendsnel gaan. In rijke landen werd in 2023 voor het eerst meer elektriciteit opgewekt met schone energie. Groen is fossiel aan het inhalen. Dat is ons wapen tegen klimaatverandering. Daarom is het goed dat we de wet hierop aanpassen. Wat Volt betreft maken we 'm nog net iets beter en voeren we 'm zo snel mogelijk in.

Voorzitter. Volt is er een groot voorstander van dat er eerst stappen worden gezet in energiedelen. Dat zorgt voor goedkopere energie voor burgers en geeft vrijheid aan energiemaatschappijen. Het zorgt voor een fundamentele verandering van het energiesysteem. In het huidige systeem hebben mensen die bijvoorbeeld geen ruimte hebben voor zonnepanelen, alleen de mogelijkheid om bij grote bedrijven stroom af te nemen met contracten voor energie die via grote centrales of bijvoorbeeld zonneweides is opgewekt. Als we energiedelen opnemen in de wet, komt er een wettelijke optie om eigen stroom die met bijvoorbeeld zonnepanelen is geproduceerd te delen met de buren. Eigenlijk zetten we de energiecoöperaties en de mogelijkheid tot delen in de wet, en niet alleen het leveren. Dat is goed.

Voorzitter. Dit schept de mogelijkheid voor een eerlijker energiesysteem, omdat het salderen op deze manier verstandig kan worden afgebouwd. Dat kan bij de juiste invulling zorgen voor het tegengaan van netcongestie. Toch is in de voorgaande debatten duidelijk geworden dat wij hier, ondanks de vele voordelen, nog voorzichtig in zijn, want er komt nog nieuwe wetgeving uit Brussel aan. In de aankomende wetgeving vanuit Europa zit in mijn optiek geen barrière om energiedelen op te nemen in de wet. Het wordt zelfs in nieuwe wetgeving opgenomen en er bestaat al ruimte binnen de huidige wetgeving. Ik zie op dit moment dus geen belemmeringen. Daarom zou ik het goed vinden als we dit wel opnemen in de wet. Daarom dienen we met GroenLinks-PvdA, NSC en SGP een amendement in dat ervoor zorgt dat energiegemeenschappen makkelijker energie kunnen delen, passend binnen bestaande Europese wet- en regelgeving. Laten we nu beginnen, zou mijn oproep zijn, want we lopen al achter op onze buurlanden met het invoeren van Europese wetgeving. De energietransitie moet juist vaart maken, juist vanuit de positieve gedachte dat het steeds sneller gaat met die energietransitie.

Voorzitter. Dan is er nog een vraagstuk bij de energietransitie, namelijk wie de regie neemt. Het nieuwe hoofdlijnenakkoord zegt hierover: "Het oplossen van netcongestie krijgt voorrang, waarbij de regie bij het kabinet ligt, onder andere als het gaat om (her-)prioritering van wie wanneer op het net wordt aangesloten." Volt tekent ook het amendement van de SGP mee voor een andere benadering, een meer lokale benadering. Dat gaat over de rol van gemeenten en provincies in het maken van lokale keuzes. Hoe wordt er bij nieuwe woonwijken omgegaan met lokale mogelijkheden voor zonnepanelen op daken of op een bedrijfsterrein in plaats van zonneweiden? Ook zijn er de afgelopen jaren op allerlei verschillende plekken batterijen aangevraagd terwijl dit niet per se bijdroeg aan het tegengaan van netcongestie. Ik weet dat de minister heeft aangegeven meer duidelijkheid te gaan geven, maar het zou goed zijn om dit met lokale overheden vorm te geven. Gemeenten kunnen hier nog moeilijk in sturen. Als dat wel zou kunnen, zou dat het draagvlak voor de energietransitie vergroten. In de huidige situatie geven de Omgevingswet en ook deze Energiewet net onvoldoende duidelijkheid over de rol van lokale overheden. Het is daarom goed dat die onduidelijkheid met dit amendement wordt aangepakt, zodat lokale overheden meer ruimte krijgen om zelf de regie te pakken. Laten we ook hier ruimte geven, zodat we draagvlak houden voor de energietransitie.

Voorzitter. Dan een wetstechnisch stukje. Volt heeft namelijk zorg over het artikel dat de regering de mogelijkheid geeft om delen van de wet te kunnen schrappen via koninklijk besluit. Dit is toegevoegd bij de tweede nota van wijziging via artikel 7.51a. Oftewel: het kabinet kan dingen schrappen zonder dat het parlement hierbij betrokken is. Nu zie ik in de toelichting staan dat het over twee specifieke artikelen gaat, namelijk 7.49a en 7.49b, maar er is gekozen voor een generieke mogelijkheid tot schrappen in de wet. Ik heb een amendement voorbereid, omdat ik mij er zorgen over maak dat de keuze voor een generiek artikel te breed is. Ik zie mevrouw Postma bij de interruptiemicrofoon staan. Ik wilde haar amendement eigenlijk meenemen in mijn inbreng, als dat goed is. Ik zag het amendement van mevrouw Postma namelijk net binnenkomen. Ik wil graag toelichten dat er een klein verschil is tussen onze amendementen. Als ik het amendement van mevrouw Postma namelijk goed begrijp, stelt zij voor om de mogelijkheid tot het schrappen via koninklijk besluit echt te beperken tot de twee artikelen die ik net noemde. Dat snap ik en ik heb dat ook overwogen, maar ik ben daarop teruggekomen omdat de wet een heel hoofdstuk heeft — dat is hoofdstuk 7.2 — waarin wordt gesproken over overgangsbepalingen. Het is, denk ik, belangrijk dat we de mogelijkheid tot schrappen behouden voor dat hele hoofdstuk, dus voor alles wat onder hoofdstuk 7.2 valt. Daarmee is het amendement dat ik net heb ingediend, net wat anders dan dat van mevrouw Postma.

De voorzitter:

Mooi, dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik ben heel blij dat mevrouw Koekkoek hier ook aandacht aan besteedt. Volgens mij is het heel belangrijk. Misschien gaat het over iets heel saais, maar het is enorm belangrijk hoe we wetgeving behandelen en hoe we zorgen dat de Tweede Kamer als tegenmacht kan opereren en goed controle kan houden. Ik ben dus ook heel benieuwd naar de appreciatie van beide amendementen, maar ik wil voorstellen dat we hier met z'n allen optrekken en kijken welke het beste is om te bereiken wat we willen, namelijk zorgen dat de Tweede Kamer goed zicht houdt op wat er in een wet staat als we die aannemen, maar ook op wat er in een wet blijft.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Daar ben ik het mee eens. Het lijkt me ook heel goed om samen op te trekken. Ik denk ook dat de Kamer daarin goed kan samenwerken. Ik weet dat andere collega's zich hier ook zorgen over maken. We kunnen als Kamer dus vast tot één amendement komen, dat hopelijk positief wordt geapprecieerd door deze minister.

Voorzitter. Dan heb ik nog een andere wetstechnische opmerking. We zien namelijk ook dat er in deze wet nog veel via AMvB's moet worden ingevuld. Daar hebben we het in het WGO ook over gehad. Er ligt ook een amendement voor waarin geregeld wordt dat er een voorhangprocedure voor deze AMvB's komt. Zoals collega Postma net aangaf, is het belangrijk dat het parlement ook zicht houdt. Ik heb alle begrip voor het feit dat er nog veel via AMvB's moet worden geregeld — daar hebben we het ook over gehad in het debat — maar het is belangrijk dat het parlement via zo'n voorhangprocedure ook inzicht heeft in de onderliggende regelgeving die de invulling van de wet gaat zijn.

Voorzitter. Ik heb nog een specifiek punt over de nationale spoorwegen. Volgens mij noemde de heer Grinwis dat net ook. Ik denk dat daar onduidelijkheid over bestaat. De heer Grinwis gaf dat net ook terecht aan. Het lijkt mij goed als de stroomkabels in de stations niet als systemen, maar als installaties worden gekwalificeerd. Dat ontlast niet alleen de NS; het lijkt me ook technisch beter.

Voorzitter, tot slot. Het versnellen van de transitie is goed voor het klimaat. De eerste stappen worden nu gezet via energiedelen. Dat is ook goed voor de portemonnee. Lokale overheden de ruimte geven voor keuzes in de transitie helpt bij het draagvlak. Deze wet kan heel mooi zijn, zeker als de wensen van de Kamer erin mee worden genomen en zeker omdat je nu ziet dat wij met energie een transitie inzetten. Ik vond het op zich mooi wat mevrouw Kröger net aangaf: het worden wellicht zeer turbulente tijden. Ik denk dat het heel goed is dat we daarin een stevige wet hebben die toekomstbestendig is en echt inzet op een groene transitie.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beckerman, van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goeiemiddag. Vandaag debatteren we over het samenvoegen van de Elektriciteitswet en de Gaswet tot één Energiewet. Het is goed dat de Elektriciteitswet en de Gaswet verdwijnen. De SP was een van de weinige partijen die tegen deze wetten stemden toen die werden ingevoerd. Waarom? Omdat deze wetten van energie een markt maakten. Meer markt, minder overheid was het heilige geloof. Een hele bak Europese regelgeving werd met de grootst mogelijke voortvarendheid doorgevoerd. Nederland ging ver, soms veel verder dan andere landen. Onze eigen energiebedrijven werden verpatst. Jan Marijnissen, die de debatten voerde, verklaarde de voorstanders omstandig voor gek.

Wat waren toen de beloftes van de voorstanders? Lagere prijzen, betere efficiëntie, betere dienstverlening en transparantie. Wat is daarvan terechtgekomen? Hebben we lagere prijzen? Nee. Nederland heeft bijna de hoogste gasprijs van heel Europa. Hebben we betere efficiëntie? Nee. We zitten met een overvol stroomnet. Hebben we betere dienstverlening en meer transparantie? Nee. Voor huishoudens is het steeds moeilijker energieleveranciers te vergelijken, energiebedrijven werven soms op dwingende wijze klanten, en bij een faillissement zijn huishoudens de dupe.

De SP is dus groot voorstander van het afschaffen van deze twee wetten. Maak van energie weer een echte nutsvoorziening. Nationaliseer energie. Zorg dat we energie betrouwbaar en schoon opwekken. Juist nu we zien dat de prijs voor schone energie, zoals zon op dak, daalt, zouden we ervoor moeten zorgen dat dat echt leidt tot een lagere energierekening voor iedereen. Maar is de nieuwe wet waar we het vandaag over hebben een oplossing voor die problemen? Nee. Her en der worden er wat scherpe kantjes van de marktwerking afgeschaafd. We zien eigenlijk — dat hebben we in de vorige debatten ook gezegd — dat de minister bij de Warmtewet, die er nog moet komen, echt heel duidelijk pleit voor het publiek maken van warmte. Daar zijn wij ook heel erg groot voorstander van. Maar bij deze wet zien we datzelfde gewoon niet gebeuren. Hierbij zien we geen echte kentering ten opzichte van decennia van geloof in de markt.

Voorzitter. We hebben al heel veel gesproken, al twintig uur, over de technische details van deze wet. Vandaag willen we nog over een paar onderwerpen spreken: betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid. Dat doen we met speciale aandacht voor het bizarre jojobeleid wat betreft zonnepanelen op daken. Voor de SP moet betaalbaarheid van energie vooropstaan. De afgelopen jaren zijn heel veel huishoudens in de problemen gekomen door een hoge energierekening. Ja, dat komt doordat we van energie een markt hebben gemaakt, waarbij energiebedrijven in goede tijden de winst pakken en de overheid in slechte tijden moet betalen om huishoudens met lapmiddelen een beetje de winter door te helpen. Maar het komt ook doordat energie voor huishoudens zwaar wordt belast.

Voorzitter. Ik vind het goed om te zien dat er op dit moment terecht veel woede is over de voorgenomen plannen van de nieuwe coalitie om de btw op kranten en boeken te verhogen, net als op cultuur. Je ziet in kranten elke dag van die staatjes waaruit blijkt dat Nederland bovenaan staat wat betreft belasting op kranten. Dat is heel mooi; het is hele terechte kritiek. Maar Nederland staat ook bovenaan in de staatjes over de belasting op gas. Stel dat het je lukt om van het gas af te gaan en je op een warmtenet zit. Dan betaal je soms nog meer. Wij maken ons grote zorgen om de kosten die mensen maken om hun huis te verwarmen en te verlichten. Daar is de SP net zo boos over als over de btw-verhoging op kranten. Want laten we wel wezen: je leest een stuk makkelijker in een warm huis met de lamp aan. Zonder torenhoge energierekening blijft er misschien ook nog eens geld over voor een uitje. Ons pleidooi is dat we energie echt weer moeten gaan zien als basisvoorziening, die voor iedereen betaalbaar moet zijn. Dat moet niet met allerhande toeslagen gebeuren, die je soms wel en soms niet krijgt, maar structureel. Daar doet deze wet nauwelijks iets aan.

Maar laten we wel wezen: de nieuwe coalitieplannen op hoofdlijnen doen dat ook niet. Daarmee komen we op betrouwbaarheid en duurzaamheid. Het is fantastisch dat de prijs voor groene zonnestroom zo hard daalt. Daarvan zou iedereen moeten kunnen profiteren. Een deel van de huishoudens met zonnepanelen kon dat de afgelopen jaren, maar een groot deel nog niet. De SP is er groot voorstander van dat iedereen mee moet kunnen profiteren van zon op dak. Wij zien veel liever alle geschikte daken vol, dan zonnevelden en windparken op land. Als het aan de SP ligt, maken we zonnepanelen ook collectief, laten we iedereen meedelen, ook mensen zonder geschikt dak, en investeren we in collectieve opslag, bijvoorbeeld met buurtbatterijen.

Maar over betrouwbaarheid gesproken: nog geen drie maanden geleden hielden PVV en BBB het afschaffen van de salderingsregeling tegen in de Eerste Kamer. Ook Nieuw Sociaal Contract stemde in de Tweede Kamer tegen de afschaffing. En nu? Nu maken ze een megadraai en worden ze een soort turbo-Rob Jetten. Ze gaan niet voor een geleidelijke afschaffing in 2030. Ik kijk nu naar de PVV. Het is toch wonderlijk hoe je zo snel kunt draaien op zo'n standpunt. Een paar maanden geleden werd iedereen nog voor gek verklaard die voor een voorstel van Rob Jetten zou stemmen. Het ging in tweets over gewone Nederlanders die geraakt zouden worden. En dan draait het zo snel. Niet alleen wordt er gedraaid, maar het gaat nog veel verder. Die afschaffing is namelijk niet geleidelijk, maar gewoon pats-boem in één keer. Die afschaffing is misschien geen ramp voor mensen met hoge inkomens die al langer panelen hebben. Maar wat betekent dit voor mensen die net geïnvesteerd hebben en die minder geld te besteden hebben? Wat betekent het voor huurders? De Woonbond berekende dat huurders met zonnepanelen nu soms al duurder uit zijn dan huurders zonder zonnepanelen. Deze groep mensen ziet straks, als de nieuwe plannen doorgaan, hun energierekening weer fors stijgen.

Op dit moment zien we dat energieleveranciers allerhande boetes bedenken voor mensen met zonnepanelen, zoals terugleverkosten, geen welkomstbonus, geen vast contract, hoge vaste kosten en hogere leveringskosten. Het mag allemaal van de wet. Het laat zien hoe groot de macht is die de politiek energiebedrijven heeft gegeven. Niet de politiek, maar de markt bepaalt wat mensen betalen. De SP doet vandaag een voorstel om hiermee te stoppen. Ik dacht vanochtend toen ik de krantenkoppen las heel even: hé, goed nieuws. "Einde aan boete teruglevering" stond er in dikke chocoladeletters. Dat ging niet over mijn voorstel dat daadwerkelijk zorgt voor een einde aan de boete op de teruglevering. Het ging over een voorstel van mevrouw Postma. Maar wij hebben dat nog niet gezien. Want het voorstel dat nu voorligt, het voorstel dat wel is ingediend, maakt geen einde aan die boete. Het is een heel klein zoetje, een soort redelijke vergoeding. Dat is mooi. Maar er komt geen einde aan die boete. Wat is een redelijke vergoeding? Die vraag stelde dezelfde mevrouw Postma in de eerdere debatten. Dat weten we namelijk helemaal niet. Feit is dat na vandaag mensen met zonnepanelen nog steeds geraakt worden door al die maatregelen, tenzij u dat mooie amendement dat wij hebben ingediend, gaat steunen. Dat is natuurlijk een uitnodiging.

Voorzitter. Tot slot. Wat niet failliet mag gaan, hoort niet op een markt thuis. Energie is cruciaal voor iedereen. Maar doordat we er een markt van hebben gemaakt, gaan ook energiebedrijven failliet. Daarvan zijn keer op keer huishoudens de dupe. We hebben alle technische details in de voorgaande debatten besproken, maar het is een feit dat dit nog steeds kan. Een energiebedrijf kan failliet gaan en daarvan zijn huishoudens de dupe.

Voorzitter. De SP pleit ervoor: zorg zolang je dit systeem hebt voor een compensatiefonds, een garantieregeling voor huishoudens wanneer dit voorkomt, óf nationaliseer een bedrijf wanneer het failliet gaat. Laat huishoudens niet de dupe worden van de markt.

Daar laat ik het bij, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Kops van de PVV is aan de beurt.

De heer Kops (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De Energiewet hebben we inmiddels al uitgebreid behandeld in twee wetgevingsoverleggen. Dat heeft bijna twintig uur geduurd. We hebben het gehad over energiecontracten, kwetsbare afnemers, aangescherpte vergunningseisen voor energieleveranciers, de aanpak van netcongestie, systeembeheerders, intermediairs en noem het allemaal maar op. Dat ga ik uiteraard niet allemaal herhalen, maar een aantal punten die onduidelijk zijn gebleven, wil ik hier graag plenair aanhalen.

Voorzitter. Ik begin bij de netcongestie. Dat is momenteel misschien wel het grootste en meest acute probleem in ons energiesysteem. Zo'n beetje overal in het land is het elektriciteitsnet vol geraakt. Het begon met bedrijven, voornamelijk de grootverbruikers, die niet meer werden aangesloten, maar dat geldt inmiddels ook voor huishoudens, nieuwbouwwijken en scholen. Wie wél een aansluiting heeft, moet, zoals de minister zelf eerder zei, rekening gaan houden met knipperende lampen en niet-werkende apparatuur. Zo groot is de problematiek.

Voorzitter. Sinds de twee wetgevingsoverleggen die we over de Energiewet hebben gehad, is de berichtgeving en zijn de verwachtingen wat betreft netcongestie er niet bepaald beter op geworden. Een week geleden nog waarschuwde netbeheerder TenneT dat het elektriciteitsnet de komende jaren veel instabieler wordt. Na 2030 wordt het onzeker of er wel altijd voldoende elektriciteit beschikbaar is. Dat is al over zes jaar. In 2033 wordt naar verwachting de betrouwbaarheidsnorm van hooguit vier uur uitval per jaar overschreden tot ruim veertien uur. Zonder ingrepen loopt die hoeveelheid verder op, aldus TenneT. Kan de minister dat toelichten? Wat staat ons in hemelsnaam te wachten? Wat betekent dit in de praktijk voor al die huishoudens, bedrijven en instellingen? Wat doet het overschrijden van die betrouwbaarheidsnorm in de praktijk met hun leveringszekerheid? Ik denk dan bijvoorbeeld meteen aan kwetsbare huishoudens die afhankelijk zijn van medische apparatuur die veel energie verbruiken. Dat zijn huishoudens die helemaal niet zonder elektriciteit kunnen en mogen komen te zitten. Wat gaat daaraan gebeuren? Is dat tij überhaupt nog te keren, zo vraag ik de minister.

Voorzitter. Ten behoeve van dit plenaire debat heeft de minister vorige week een brief naar de Kamer gestuurd met aanvullende informatie. Daarin wordt onder andere ingegaan op het recht op een elektriciteitsaansluiting. De PVV heeft daar eerder naar gevraagd. De minister schrijft dat aansluiting op het net geweigerd mag worden "indien en voor zolang er voor die aansluiting onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is". Vervolgens bestaat er dan de verplichting om het net uit te breiden en ervoor te zorgen dat er zo spoedig mogelijk alsnog een aansluiting komt. Maar ja, dat is toch momenteel juist het probleem? Er is netcongestie, dus het net moet worden uitgebreid en vervolgens kunnen huishoudens en bedrijven weer worden aangesloten. Met andere woorden, wat voegt deze bepaling toe ten opzichte van de huidige realiteit? En hoe wordt dat verbeterd? Dat is toch de bedoeling?

Voorzitter. De minister schrijft verder dat er volgens artikel 3.38 bij algemene maatregel van bestuur situaties aangewezen kunnen worden waarin een systeem "niet op economische voorwaarden kan worden beheerd, ontwikkeld en onderhouden" en dat een aansluiting dan definitief kan worden geweigerd. Kan de minister dit toelichten? Wat betekent "niet op economische voorwaarden" in de praktijk?

Voorzitter. De minister schrijft verder dat er in lagere regelgeving "gebieden" kunnen worden aangewezen waarop dit van toepassing zou zijn, gebieden dus waar een elektriciteitsaansluiting kan worden geweigerd. Dan is de vraag: op basis waarvan? In dat betreffende wetsartikel, artikel 3.38, komt het woord "gebied" of "gebieden" namelijk helemaal niet voor. Het artikel gaat wel over "situaties" en dat is toch echt heel wat anders. Het klinkt een beetje technisch, maar ik zie echt een verschil tussen de letterlijke wetstekst en de uitleg van de minister in zijn brief. Hoe zit dat? Volgens de minister gaat het dan niet om reguliere aansluitingen voor huishoudens en bedrijven. Dat klinkt natuurlijk heel goed, prima. Maar die huishoudens en bedrijven worden in dat wetsartikel niet expliciet uitgesloten. Hoe zit dat dan in de praktijk? We weten natuurlijk allemaal dat wat de minister zegt en schrijft natuurlijk onderdeel van de wetsbehandeling is, maar toch, het staat zo niet in de wetstekst. Kan de minister dit uitleggen?

Voorzitter. Dan, ook heel belangrijk, kom ik terug op de intermediairs, de tussenpersonen. Daar is het in de vorige debatten ook uitgebreid over gegaan. Die intermediairs benaderen namens de energieleveranciers potentiële klanten en proberen zo nieuwe energiecontracten aan de man te brengen. In maart jongstleden heeft de ACM aan de Hollandse Energie Maatschappij een boete opgelegd van 1,1 miljoen euro vanwege telefonische misleiding van consumenten. Daarbij werd gebruikgemaakt van, inderdaad, intermediairs. Klopt het dan, even voor de zekerheid, dat die boete is opgelegd aan de energieleverancier en niet aan de intermediair? Als dat het geval is — de minister knikt — dan zou dat inderdaad stroken met zijn eerdere antwoord, namelijk dat de energieleverancier altijd verantwoordelijk is en blijft. Ik vraag dat, omdat kort daarna, in april jongstleden, de ACM een boete heeft opgelegd van €400.000, eveneens vanwege telefonische misleiding, maar dan aan Global Marketing Bridge. Dat is wél een intermediair. Verkopers belden consumenten op, maar vertelden niet klip-en-klaar dat het ging om de verkoop van een energiecontract. Ook zeiden zij niet wie zij waren en — nu komt het — namens welke energieleverancier zij belden. De vraag is nu: hoe zit het dan in deze kwestie met de energieleverancier, die zoals de minister zei altijd verantwoordelijk is en blijft? Blijft die dan buiten beeld? Als de intermediair beboet wordt, wordt de energieleverancier dan zelf niet beboet? Dat is mijn vraag.

Voorzitter. Ik vraag dat zo expliciet, omdat in de Energiewet van alles wordt geregeld om de eisen aan energieleveranciers en hun vergunningen aan te scherpen. Allemaal prima, maar de vraag blijft wel: waarom is er dan niet expliciet iets geregeld voor die intermediairs? Het zou toch verstandig zijn om dat nu gewoon meteen te doen? Ik heb contact gehad met een energieleverancier, die zelf ook stelt dat die praktijk heel weerbarstig is, dat er heel veel soorten intermediairs zijn en dat gewoon niet duidelijk is welke energieleverancier uiteindelijk verantwoordelijk is.

Voorzitter. Op dit punt heeft de PVV een amendement ingediend. Kort gezegd regelt dat dat energieleveranciers ervoor moeten zorgdragen dat de door hen ingezette intermediairs over de kwaliteit en deskundigheid beschikken die ook voor henzelf gelden. Dan kunnen er verder bij ministeriële regeling aanvullende regels worden gesteld. Zo worden consumenten dan beter beschermd tegen malafide intermediairs, zo is de bedoeling. Graag een reactie van de minister op dit amendement.

Voorzitter. Uit de brief van de minister begrijpen we dat een verbod op telefonische verkoop van energiecontracten niet mogelijk is, evenmin als een verbod op verkoop aan de deur. Maar zouden er dan niet, om het om te draaien, strengere regels aan die verkoop gesteld kunnen worden, bijvoorbeeld — ik noem maar wat — dat de verkoper moet vertellen wat er onderaan de streep daadwerkelijk betaald moet worden — het gaat om een contract van duizenden euro's — maar ook dat er door degene die het contract aanbiedt een hele uiteenzetting moet worden gegeven van alle voordelen van het contract, de nadelen, de risico's, de algemene voorwaarden, noem het allemaal maar op? Enerzijds zou dat nog logisch zijn ook, want het gaat immers om een duur contract van duizenden euro's. En anderzijds, zou het de telefonische verkoop of verkoop aan de deur niet sterk ontmoedigen als die regels gesteld worden? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Verder schrijft de minister in zijn brief dat als de consument aan de telefoon of aan de deur op het aanbod ingaat, hij veertien dagen de tijd heeft om van het contract af te zien. Is het niet mogelijk — dat is ook een idee — om dit via bestaande wetgeving of via de Energiewet om te draaien? De consument gaat dan bijvoorbeeld op het aanbod in, maar het contract wordt pas definitief als die dat binnen veertien dagen aan de energieleverancier concreet bevestigt. Dan draaien we het om. Kan dat? En zou het helpen? Graag een reactie.

Voorzitter. Iets heel anders dan. Ik kom even terug op de vraagresponsovereenkomsten. Daar is het in dit debat ook uitgebreid over gegaan. Het gaat dus om artikel 2.32 van de Energiewet. Dat zijn, kort gezegd, overeenkomsten die huishoudens kunnen afsluiten waarin is afgesproken dat "de vraagresponsaanbieder het elektriciteitsverbruik van de eindafnemer, het huishouden dus, verandert door een of meer apparaten tijdelijk aan of uit te zetten". Oftewel, het verbruik van zo'n huishouden wordt bewust aangepast om flexibiliteit op het net vrij te maken. Het is nog altijd niet helder hoe zo'n overeenkomst er in de praktijk uit komt te zien. Natuurlijk, ik begrijp dat dat allemaal nog nader moet worden uitgewerkt — er moet nog heel veel nader worden uitgewerkt in deze wet — maar hier is wel de vraag relevant tegen welke voorwaarden zo'n overeenkomst wordt aangeboden. Hoe bindend is het als een huishouden die overeenkomst aangaat? Kunnen huishoudens er ook weer van af? Hoe makkelijk of moeilijk is dat? Want huishoudens gaan uiteindelijk zelf over hun energieverbruik en over welke apparaten zij aan- en uitzetten.

De voorzitter:

Meneer Kops, mevrouw Kröger heeft een interruptie voor u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik heb de hele tijd zitten luisteren. We hebben vandaag technocratische Kops achter het spreekgestoelte gezien, met een heel feitelijk relaas. Ik heb mijn collega ook weleens heel anders gehoord, namelijk wat meer fulminerend. Ik citeer: "Als het voordeeltje van salderen gaat verdwijnen, zullen mensen minder snel geneigd zijn om zonnepanelen te nemen, om nog maar te zwijgen over de mensen die al zonnepanelen hebben. Het is natuurlijk heel oneerlijk om de salderingsregeling dan af te bouwen en dat voordeeltje af te pakken." Vervolgens tekent de heer Kops bij het kruisje van ik denk de VVD, waardoor al het salderen in één klap, vanaf 2027, wordt afgeschaft. Wat is hier gebeurd?

De heer Kops (PVV):

Wat is hier gebeurd? Het korte, eenvoudige en heel eerlijke antwoord is natuurlijk: er is nu een andere realiteit, een andere werkelijkheid, een andere politieke werkelijkheid en ook een andere werkelijkheid op de energiemarkt; daar kom ik dadelijk op terug. Dat zijn de feiten. Er ligt nu een fantastisch mooi hoofdlijnenakkoord. Ook op het gebied van klimaat en energie staan er hele mooie dingen in. Denk aan het schrappen van de verplichte warmtepomp per 2026. Dat gaat van tafel. Dat is fantastisch. Er komen vier kerncentrales bij. Dat is ook allemaal fantastisch. Maar ja, mevrouw Kröger weet natuurlijk zelf ook hoe het werkt. Als je gaat onderhandelen en een akkoord gaat sluiten met andere partijen, dan haal je wat binnen en verlies je wat. Er komen goede dingen in te staan en er komen ook wat minder goede dingen in te staan, zoals mijn partijleider gisteren in het debat ook letterlijk zei. Niet alles is natuurlijk rozengeur en maneschijn; absoluut, dat klopt. Maar nogmaals, er staan fantastische dingen in. Windmolens komen zo veel mogelijk op zee in plaats van op land, om nog maar eens wat te noemen, waarbij ook nog eens eerst gekeken wordt naar ruimte voor de visserij. Er wordt dus eerst gekeken naar de visserij en daarna pas of er ruimte is voor windmolens op zee, maar in beginsel dus op zee en niet op land. Als je dat tot je laat doordringen, dan besef je dat dat een prachtige overwinning is, niet alleen voor de visserij, maar ook voor alle omwonenden van windturbines, windmolens, waar we het zo vaak over hebben gehad. Dat zijn allemaal prachtige dingen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft volgens mij een vervolgvraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

De heer Kops probeert hier het trucje van de heer Wilders van gisteren na te doen, namelijk door heel lang te praten naar een ander onderwerp toe. Dat onderwerp, wind op zee, gaat mij ook aan het hart hoor, maar goed. Even terug naar gewoon die familie, die mensen, die hardwerkende Nederlander. Ze hebben eindelijk zonnepanelen neergelegd. Ze hebben gerekend op een bepaalde regeling. Dit kabinet wilde die regeling afbouwen. De PVV, GroenLinks-PvdA, SP en andere partijen zeiden: "Nee, dat is niet eerlijk. Dat is een belangrijke regeling. Juist nu komen de mensen aan de beurt met minder geld in de portemonnee en die mensen willen we óók de kans bieden om zonnepanelen neer te leggen." Wat doet de PVV? Die schaft de regeling nog keiharder en asocialer af dan dit kabinet van plan was en regelt hélémaal niks voor die mensen. Die mensen staan met lege handen.

De heer Kops (PVV):

Zeker niet. Zeker niet. Dit is een prachtig hoofdlijnenakkoord, dat juist heel veel voor de mensen oplevert. Om dan nog eens wat te noemen dat ook in het akkoord staat: de energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf wordt verlaagd. De energiebelasting gaat omlaag. Dat zeg ik dan tegen GroenLinks-PvdA van mevrouw Kröger, die juist de energiebelasting op aardgas de afgelopen jaren alleen maar heeft verhoogd. Althans, die vond het prima dat dat gebeurde om mensen op die manier te dwingen om van het gas af te gaan. We doen dit gewoon concreet voor de mensen: de energiebelasting op gas gaat omlaag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een verrassing voor de heer Kops. Het hele idee van zonnepanelen is dat je minder aardgas gebruikt. Dus als je nu de regeling, waar mensen op gerekend hebben toen ze hun panelen neerlegden, rücksichtslos en volstrekt asociaal afschaft en vervolgens iets doet met aardgas, dan doet dit niks voor die mensen. Ik vind het een asociale maatregel. Het laat zien dat de PVV sowieso op dit dossier de hele tijd draait, bijvoorbeeld bij het salderingsdebat en nu weer, dat de PVV niks doet voor mensen die nu die zonnepanelen hebben en dat het ze eigenlijk niks kan schelen.

De heer Kops (PVV):

Ik kan mijn antwoord natuurlijk herhalen. Ik zei namelijk aan het begin dat er natuurlijk prachtige dingen in staan als je een akkoord gaat sluiten, bijvoorbeeld de dingen die ik heb opgenoemd — en er zijn er nog heel veel meer — maar er staan ook minder mooie dingen in. Dat is het eerlijke antwoord. Dan kan mevrouw Kröger wel één ding eruit pikken en daar heel zuur over gaan doen, maar nogmaals, er ligt hier een prachtig akkoord, waar de PVV heel trots op is. Mevrouw Kröger is gewoon een beetje jaloers dat ze niet heeft mee mogen doen.

De voorzitter:

Ik ga verder. Ik zie mevrouw Rooderkerk.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Het is natuurlijk altijd interessant om met de heer Kops over salderen te spreken, want eerder heeft hij in deze Kamer een gloedvol betoog gehouden over dat afbouwpad van salderen. Vervolgens kwam er een tweet van Wilders, die natuurlijk uiteindelijk de leiding heeft. Toen werd dat weer tegengesproken. Nu staat in het formatieakkoord dat het in één keer wordt afgeschaft. De vraag is dan toch: wat is daar gebeurd? Dan zegt de heer Kops "onderhandeling", maar in geen van de verkiezingsprogramma's stond dit. Dus hoe verklaart de heer Kops die 180 of misschien wel de 360 gradendraai van de PVV?

De heer Kops (PVV):

Mevrouw Rooderkerk vraagt wat hier is gebeurd en weet ik veel wat ze allemaal aan me vraagt, maar dit heeft mevrouw Kröger toch net letterlijk aan mij gevraagd in drie delen? Ik heb daar net toch drie keer op gereageerd? Voorzitter, ik wil het best allemaal nog herhalen, hoor, maar ik weet niet of we daar wat mee opschieten.

De voorzitter:

Mevrouw Rooderkerk heeft hier nog wat aan toe te voegen.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Het probleem is natuurlijk dat er geen antwoord komt op die vraag.

De heer Kops (PVV):

Ik heb net antwoord gegeven!

Mevrouw Rooderkerk (D66):

De heer Kops draait hier politieke pirouetjes als een ballerina, in tijden van cultuurbezuinigingen door de PVV, zeg ik er dan bij. Maar mijn vraag is: als het in geen van de verkiezingsprogramma's stond en niemand er bij voorbaat zin in had om dit te doen, hoe kan het dan dat dit nu in het formatieakkoord staat? Hoe kan het dat het hierin is beland, terwijl de mensen er niks mee opschieten? Dat is ook geschetst. Op welke manier denkt de PVV hiermee een oplossing voor mensen te hebben gevonden?

De heer Kops (PVV):

Tja, dat is weer dezelfde vraag.

De voorzitter:

De heer Kops gaat over zijn eigen …

De heer Kops (PVV):

Ik wil het met alle liefde nogmaals herhalen, hoor voorzitter, maar …

De voorzitter:

Nee, ik begrijp het al: u gaat niks anders zeggen. We hebben nog meer te doen. Mevrouw Rooderkerk, de heer Kops gaat over zijn eigen antwoorden. Hij is van plan hetzelfde antwoord te geven. Ik ben bang dat u het daarmee moet doen.

De heer Kops (PVV):

Het punt is dat ik net in alle eerlijkheid hebt gezegd: als je gaat onderhandelen, geef je wat en neem je wat. Dat heb ik net voor de vijfde keer gezegd. Dat antwoord bevalt mevrouw Rooderkerk niet. Dat mag natuurlijk, maar goed, zij heeft die interruptie ingestudeerd en gedacht: ik ga eens even aanvallen, even fel doen, een beetje zuur doen. Maar ik geef er eerlijk antwoord op. Dat dat haar niet bevalt, is haar probleem. Zo simpel is het.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dit kennen we ook van de heer Kops, dat hij mensen gaat aanvallen als hij in het nauw komt. Dat is allemaal prima.

De heer Kops (PVV):

Nee, u valt mij aan.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik krijg totaal geen antwoord op mijn vraag, dus mijn conclusie is dan toch dat het een soort "je doet maar wat"-kabinet is. Eigenlijk weet de PVV ook niet waarom dit nu in het akkoord is beland. Dat is toch wel heel treurig.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter, als ik misschien mag reageren op "u doet maar wat" … Integendeel! Kijk naar de vier kerncentrales. Kijk naar wat er allemaal in het akkoord staat. We zetten in op meer energieonafhankelijkheid, op klimaatadaptatie. Dat zou mevrouw Kröger of mevrouw Rooderkerk ook moeten aanspreken. Noem het allemaal maar op. Er komen geen extra nationale duurzaamheidsregels voor bouwen. Dat is prachtig. De aangekondigde verhoogde CO2-heffing wordt teruggedraaid. Ook fantastisch. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

De voorzitter:

Nee, u hoeft niet door te gaan. Mevrouw Beckerman probeert het nog een keertje, denk ik.

Mevrouw Beckerman (SP):

De heer Kops en ikzelf hebben volgens mij de afgelopen jaren best vaak naast elkaar gestaan waar het ging om mensen die hun energierekening niet meer konden betalen. Wat zegt u nu tegen bijvoorbeeld die huurders met zonnepanelen die nu soms al duurder uit zijn dan huurders zonder zonnepanelen en die straks nog meer gepakt worden?

De heer Kops (PVV):

Tegen die mensen zeg ik dat er daartegenover in het akkoord dus heel veel mooie, positieve maatregelen staan. Ik heb ze net al genoemd. Het verlagen van de energiebelasting is een voorbeeld van al die prachtige, prachtige maatregelen. Ik zei net al dat er nu een nieuwe realiteit is. Die is tweeledig: enerzijds is er een nieuwe politieke realiteit, anderzijds is er een nieuwe realiteit op de energiemarkt, namelijk dat energieleveranciers sinds het besluit om die salderingsregeling in stand te houden allerlei terugleverboetes in rekening zijn gaan brengen. Zoals branchevereniging Energie-Nederland al eerder heeft gezegd: die terugleverkosten — of terugleverboete, of hoe je het ook wilt noemen — kunnen substantieel verlaagd worden, mits het salderen van de leveringskosten wordt afgeschaft. Natuurlijk, ik geef eerlijk toe dat er hele goeie maatregelen in het akkoord staan, minder goede maatregelen, pijnlijke maatregelen: touché, helemaal mee eens. Maar als we ook inhoudelijk gaan spreken over het afschaffen van die salderingsregeling, dan zitten daar natuurlijk ook voordelen aan, bijvoorbeeld dat de netcongestie wordt opgelost. David Smeulders, hoogleraar energietransitie, heeft eerder gezegd: de salderingsregeling is onhoudbaar en belast het stroomnet te veel. Om maar even wat te noemen. Dat is het eerlijke verhaal.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, om maar wat te noemen!

De heer Kops (PVV):

Nou ja, voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, nee, mevrouw Beckerman is aan het woord.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het eerlijke verhaal is dat de heer Kops nu het volgende zegt. We verlagen de belasting op gas. Heel goed; dat levert volgend jaar €29 op. Maar de energierekening gaat voor sommige mensen dus met tientallen, soms honderden euro's omhoog. Dat is dus het eerlijke verhaal van de PVV, die hier jarenlang vooraan stond, bij de interruptiemicrofoon, naast ons, om erop te wijzen dat mensen in de kou en in het donker kwamen te zitten met de plannen van de heer Jetten. En binnen de kortste keren verandert u in een soort turbo-Rob Jetten en gaat u verder dan wat Rob Jetten ooit heeft voorgesteld voor de salderingsregeling. Dat is toch het eerlijke verhaal hier?

De heer Kops (PVV):

Dat laat ik me niet zomaar aanpraten natuurlijk. Nee, in alle eerlijkheid: dat is gewoon niet het geval. Er staat in het akkoord dat de energiebelasting omlaaggaat. Dan kan mevrouw Beckerman hier nu zeggen: dat is niet voldoende. Als die twee keer zo veel verlaagd was geweest, of tien keer zo veel verlaagd was geweest, had mevrouw Beckerman waarschijnlijk hetzelfde gezegd, want het is niet genoeg. Dat kun je natuurlijk vinden, maar als er een kabinet zat dat in de afgelopen jaren de energiebelasting op gas alleen maar heeft verhoogd en wij nu in het akkoord hebben weten te zetten dat die energiebelasting omlaaggaat, dan laat ik mij niet aanpraten dat dat allemaal niet genoeg zou zijn of allemaal niet goed is.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, voor de laatste keer.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat hoeft u zich ook niet aan te laten praten, maar €29 is voor heel veel mensen niet genoeg, zeker niet als ze daarbovenop een forse verhoging krijgen. Maar laat ik dan proberen om met de heer Kops zaken te doen. Vanochtend zagen we, onder andere in De Telegraaf, die mooie krantenkoppen over die boete die mensen met zonnepanelen nu krijgen, ook huurders die al duurder uit zijn, ook mensen die hun zuurverdiende spaargeld daarin hebben gestopt. Wij hebben een voorstel ingediend dat er daadwerkelijk voor zorgt dat die boete verdwijnt, net als andere maatregelen waarmee mensen nu op kosten worden gejaagd. We weten al dat het voorstel dat door de coalitie is ingediend niet helemaal recht doet aan die krantenkop. Gaat u dan het voorstel steunen dat wij hebben ingediend, zodat we zorgen dat deze mensen écht geen boete op zonnepanelen krijgen?

De voorzitter:

De heer Kops, ten slotte op dit punt.

De heer Kops (PVV):

Zeggen dat we iets wat ikzelf nog niet gelezen heb, gaan steunen, kan ik natuurlijk niet. Maar we gaan het zeker bekijken en er een oordeel over vellen.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik wil collega Kops complimenteren.

De heer Kops (PVV):

Oei.

De heer Bontenbal (CDA):

Hij heeft het over "een nieuwe realiteit". Die zie ik ook. Ik zie een PVV die een akkoord heeft getekend met 55% CO2-reductie, dus een flink ambitieus klimaatdoel. Ik hoor ook een collega Kops die zegt: soms win je en soms verlies je; ik sta voor de maatregel. Ik vind dat u ook een goede, inhoudelijke inbreng had, waarin u deze wet heel technisch heeft ontleed. Ik vind het ook goed dat u, als een van de weinigen hier, het punt over intermediairs heeft vermeld. Ik ben dus heel benieuwd of we deze versie van collega Kops de komende maanden blijven zien. Ik zou dat fantastisch vinden. Hij is degelijk en verdedigt de 55%. Het lijkt me een nieuwe realiteit die ik kan toejuichen.

De heer Kops (PVV):

We zullen het zien.

De voorzitter:

Goed zo.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Daar kan ik wel op doorgaan. Toen ik het coalitieakkoord las en de heer Kops zo hoorde, moest ik terugdenken aan koning Willem II, die in één nacht van conservatief naar liberaal veranderde. Het lijkt wel alsof de heer Kops van de PVV in één nacht is veranderd van een salderingsconservatief naar een salderingsprogressief. Ik vind dat op zich geen slechte ontwikkeling, maar ik kan me wel voorstellen dat de heer Kops nog af en toe badend in het zweet wakker wordt. Hij heeft dit verhaal immers eigenlijk eerder gehouden, namelijk in de eerste termijn van het debat over de wet waarin we de salderingsregeling geleidelijk zouden gaan afschaffen. Denkt hij daar nog weleens op die manier aan terug? Denkt hij nu, met dit coalitieakkoord in handen: hadden we toen maar gewoon doorgezet?

De heer Kops (PVV):

De formulering van de heer Grinwis, "hadden we toen maar dit of dat", is een variant op een als-danvraag. Als ik iets heb geleerd, is het dat je daarop niet moet reageren.

De voorzitter:

De heer Grinwis probeert het nog een keer.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee, voorzitter. Dit is ook een antwoord. Ik denk dat dit antwoord genoeg zegt.

De voorzitter:

Goed zo. We kunnen verder.

De heer Kops (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik was eigenlijk bijna klaar. Ik was bezig met de vraagresponsovereenkomsten. Hoe bindend zullen die zijn? En onder welke voorwaarden? De vraag is dan natuurlijk hoe huishoudens daar ook weer vanaf kunnen komen. Want wat nu als zo'n huishouden zo'n overeenkomst heeft afgesloten, maar dat ene apparaat uiteindelijk toch, tegen de afspraken in, wil aan- of uitzetten? Dat is dan in strijd met die overeenkomst. Het is onduidelijk wat er in de praktijk dan precies gaat gebeuren. Vindt de minister niet dat de leveringszekerheid van dat huishouden dan altijd doorslaggevend moet zijn, ook al is dat dus in strijd met die overeenkomst? Kan de minister daarop reageren? Op dat punt heb ik namelijk een motie in voorbereiding. Maar ik krijg allereerst natuurlijk graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Verder is alles gezegd. Ik dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Flach van de SGP, bent u zover?

De heer Flach (SGP):

Ja, voorzitter. Dank u wel. Dit wordt de afronding van een lang debat over een belangrijk onderwerp. Het is mooi dat we het op deze manier kunnen doen. Er is al veel besproken, dus ik zal me richten op de ingediende amendementen en enkele openstaande vragen.

Voorzitter. In Biddinghuizen zitten 300 huishoudens al weken regelmatig zonder stroom, omdat het transformatiehuisje in de wijk de hoeveelheid zonnestroom niet meer aankan. Dat komt dus niet door de Opwekkingsconferentie van dit weekend; het heeft te maken met de netcongestie. Het is een van de tekenen aan de wand. Het is alle hens aan dek om onze energievoorziening, een eerste levensbehoefte, bij de tijd te houden. De Energiewet die voor ons ligt, is een belangrijke drager voor een toekomstbestendige energievoorziening. Zoals gezegd hebben we enkele mooie debatten achter de rug. De SGP is in hoofdlijnen positief. Ik ga nog op een aantal punten in.

De SGP wil in aansluiting op de Elektriciteitsrichtlijn de mogelijkheid inbouwen om voor kwetsbare huishoudens een maximumenergietarief in te stellen. Daarom heb ik het amendement op dit punt gezamenlijk met de heer Grinwis ingediend. De minister schrijft dat er geen wettelijke basis is om inkomensgegevens te delen en dat de aangifte inkomstenbelasting pas na twee jaar definitief is. Met de problemen in box 3 duurt dat soms nog wel langer. Je weet dus niet eerder of iemand in aanmerking komt, enzovoorts. Het zal ook inderdaad niet eenvoudig zijn. De mouwen zullen opgestroopt moeten worden — daar hoeft deze minister zich niet meer druk om te maken; dat mag de nieuwe minister straks gaan doen — om dit op een steekhoudende manier te regelen. Wie weet maakt dat voor deze minister de appreciatie nog iets eenvoudiger. Maar we weten ook dat dit de meest gerichte maatregel is om energiearmoede te voorkomen, zoals ook de ACM heeft aangegeven. Anders kost het veel geld. Het tijdelijke energieplafond had ook zo z'n uitvoeringsvraagstukken en dat was ook goed te regelen. Al met al hecht ik eraan een eventueel maximumtarief als een van de instrumenten in de gereedschapskist paraat te hebben voor het geval dat er weer een energiecrisis optreedt.

Dan telefonische verkoop. In het eerste wetgevingsoverleg heb ik een punt gemaakt van de misstanden bij telefonische verkoop van energiecontracten. Het gaat om complexe producten met grote financiële gevolgen voor consumenten. Het houdt maar niet op met opdringerige telefoontjes en misstanden, waarbij consumenten dus verkeerde maandbedragen voorgespiegeld krijgen en waarbij voorwaarden ondoorzichtig zijn. We hebben onlangs thuis ons vaste nummer opgezegd en dat scheelt al een heleboel, kan ik vertellen. Je weet inderdaad soms niet eens namens wie je gebeld wordt. Er zijn voor callcenters twee routes om mensen te benaderen. Het kan als ze hier vooraf toestemming hebben gegeven, of als ze klant zijn of zijn geweest van een energiemaatschappij. Europese regels staan een algeheel verbod op telefonische verkoop niet toe. Het is wel mogelijk om bedrijven te verbieden om klantgegevens, ook van klanten uit het verleden, te gebruiken om hen ongevraagd te benaderen. Daarvoor heb ik samen met collega Postma een amendement ingediend. Omdat de regering in een recente brief aangaf dat ze wil kijken naar een algeheel verbod op telemarketing op basis van klantdata, heb ik die handschoen opgepakt. Daarom is het amendement nu verbreed naar alle commerciële verkoop per telefoon. Het is het amendement op stuk nr. 47; ik hoop dat dat de laatste versie is. Dat maakt het verbod ook duidelijker en beter handhaafbaar. Het is de kortste route om telefonische verkoop meer aan banden te leggen en ik hoop op een positieve appreciatie door de minister. Dan laat ik nu even een pauze vallen.

Mevrouw Postma (NSC):

Het is inderdaad een mooi amendement. Ik heb ook een amendement ingediend dat telefonische verkoop tegen wou gaan, maar ik begreep uit de appreciatie dat dat niet kon vanwege de Europese regelgeving. Het is belangrijk om goede wetten te maken. In die zin ben ik dus dankbaar dat ik mag aansluiten bij het amendement van de heer Flach. Ik heb het er ook kort met de heer Flach over gehad en ik ben ook benieuwd naar het antwoord van de minister op het volgende punt. Voor ons is het ook heel belangrijk dat de micro-ondernemingen eronder vallen, dus de zzp'ers en de kleine bedrijven. Dat lees ik niet zo terug in dit amendement, maar bij navraag bleek dat die eronder zouden vallen. Die bevestiging zou ik graag willen hebben. Als dat niet zo is of als dat wat onzeker is, vraag ik of er de bereidheid is om dat woord dan toe te voegen, zodat we die groepen ook mee kunnen nemen.

De heer Flach (SGP):

Ik denk dat iedereen die zich weleens een keer heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, herkent wat mevrouw Postma hier zegt. Op het moment dat de inkt daar droog is, gaat de telefoon en houdt die niet meer op. Je krijgt stapels post en je bent in een keer weer een nieuwe prooi voor heel veel aanbieders van van alles en nog wat. Laat ik dan in die zin mijn vraag doorgeleiden naar de minister en hopen dat hij daarop zal reageren.

Mevrouw Postma (NSC):

Heel fijn. Dat is inderdaad precies wat het is. Je krijgt dan die ontzettend irritante telefoontjes. Veel ondernemers weten op dat moment niet dat hun consumentenbescherming, dus hun recht, heel anders is dan dat van huishoudens. Ik kijk even naar de minister. Dat wordt volgens mij in deze wet ook rechtgetrokken zodat je dan dezelfde bescherming hebt. Het is, denk ik, ook goed om hier uit te spreken dat dat zo is.

De heer Flach (SGP):

Ik ondersteun dit. Ik hoef hier verder niet op te reageren.

De voorzitter:

Helder. Mevrouw Rooderkerk.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Wij steunen de inzet van dit amendement. Het is, denk ik, heel belangrijk dat we foute verkooppraktijken tegengaan. Dit zou een manier kunnen zijn om dat te doen. In het amendement wordt, meen ik, een uitzondering gemaakt voor telefonische verkoop vanuit goede doelen. Nu bleek vandaag uit een stuk van NDP Nieuwsmedia dat zij zich er zorgen over maakt dat kranten nu niet meer telefonisch verkocht kunnen worden. Het lijkt ons van belang dat die nog steeds wel verkocht en gelezen kunnen worden. Ik ben benieuwd hoe de heer Flach daarnaar kijkt. Is daar volgens hem een uitzondering voor mogelijk?

De heer Flach (SGP):

Ik heb die mail van de belangenorganisaties van een aantal krantenlabels inderdaad ook ontvangen. Misschien is dat wel een terecht punt. Ik denk dat het niet de bedoeling is om ervoor te zorgen dat kranten minder goed abonnees kunnen werven op die manier. Tegelijkertijd zijn er al voldoende mogelijkheden om dat wel te doen. Op het moment dat je een goedkoop proefabonnement aanbiedt — ik noem maar iets — en je ervoor zorgt dat dat alleen beschikbaar is voor mensen die ertoe bereid zijn om zich te laten bellen met de vraag of ze uiteindelijk een abonnement willen, kun je dat ondervangen. Maar dat is meer een uitvoeringskwestie. U heeft die vraag in uw bijdrage zelf gesteld aan de minister. Ik ben benieuwd naar zijn antwoord daarop. Als het nodig is, dan kunnen we kijken naar een aanpassing daarvan.

De voorzitter:

De heer Flach vervolgt zijn betoog.

De heer Flach (SGP):

De SGP heeft gepleit voor meer ruimte …

De voorzitter:

Ho, nee, stop, sorry. De heer Erkens heeft nog een nabrander.

De heer Erkens (VVD):

Mijn vraag gaat over een ander onderwerp waar de heer Flach eerder over sprak, namelijk het introduceren van het sociale tarief in de Energiewet. Ik denk dat het goed is dat we als Kamer nadenken over welk gereedschap je in een gereedschapskist wil hebben in het geval dat er weer een energiecrisis is. Alleen, is dit de juiste route om af te leggen? Want je moet op het gebied van datavergaring ontzettend veel veranderen en je kan ook pas achteraf concluderen of de juiste mensen eronder vallen en of mensen met een blokverwarming of mensen met een aansluiting op een warmtenet er ook onder vallen. Is het plan dat de heer Grinwis een tijd geleden had dan niet beter, namelijk dat de eerste schijf in de energiebelasting veel meer als een beleidsinstrument wordt gezien? Is het uitwerken hiervan dan wel noodzakelijk, terwijl je weet dat er veel haken en ogen aan zitten?

De heer Flach (SGP):

Dat is een terechte vraag. Ik heb zelf ook in mijn eigen bijdrage gezegd dat het een erg complexe maatregel zou zijn. Tegelijkertijd heb ik ten tijde van het energieplafond ook een bedrag teruggekregen waarvan ik dacht: dat had ik niet nodig gehad. Ik had graag gezien dat dat terecht was gekomen bij de mensen die dat wel nodig hadden. Je had natuurlijk zelf de mogelijkheid om daar iets goeds mee te doen. Het was toen erg ongericht, wel snel en eenvoudig moet ik zeggen. Ik denk dat we nu iets meer tijd hebben. En ik denk dat we toch de uitdaging aan moeten gaan om te kijken of dit een maatregel in de gereedschapskist kan zijn, hoewel hij complex is. Ik hoop dat de minister daar straks positief op apprecieert.

De heer Erkens (VVD):

Ik sta ook niet negatief tegenover de gedachte erachter. We hebben ook lang in de energiecrisis gemerkt, tijdens de overleggen die we tot laat in de nacht erover hebben gehad, dat we in deze situatie vrij weinig gerichte knoppen hebben om aan te draaien. Het enige wat ik misschien nog wil meegeven, is dat het wel ver gaat om iets wat zo complex is direct in de wet vast te leggen. Het is ook mogelijk om het per motie te laten onderzoeken en uitwerken, waarmee het volgend jaar misschien in de wet kan worden vastgelegd. Als blijkt dat het toch ontzettend complex is, zou dat misschien nog een route zijn om als Kamer te kijken of dit iets is wat we willen. Misschien kan de minister daar in zijn appreciatie ook op terugkomen en dan zal ik mijn oordeel ook deels daarvan laten afhangen.

De heer Flach (SGP):

Ik denk dat ik de zorgen van collega Erkens deel. Tegelijkertijd hebben we allerlei regelingen die ingericht zijn voor kwetsbare mensen. Denk aan de energietoeslag of andere zaken zoals bijstand of aanvullende bijstand. We zijn in staat geweest dat allemaal te tackelen. Ik zou me niet op voorhand al willen neerleggen bij het argument dat het te complex is. Laten we het eerst eens gaan proberen. Als uiteindelijk blijkt dat het echt niet kan, dan zijn we er met z'n allen ook bij om een wet weer aan de passen. Maar ik denk wel dat het goed is om dit nu te doen.

Mevrouw Postma (NSC):

Even over het amendement dat u heeft ingediend met de heer Grinwis over het sociaal tarief. Ik had het ook aan de heer Grinwis kunnen vragen, maar ik sta hier nu u aan het woord bent. Het is een mooi initiatief volgens mij. De enige vraag die ik heb, is waar het precies uit betaald wordt. Wie betaalt het en wat is ongeveer de omvang en de magnitude? Ik denk namelijk dat die rekening bij het Rijk terechtkomt. Waar komt die dan precies terecht en wat is de omvang ervan? Heeft u daar al een beeld bij?

De heer Flach (SGP):

De dekking is niet specifiek onderdeel van dit amendement. Tegelijkertijd hebben we gezien dat er met het energieplafond dat we hebben gehad, generiek veel geld over mensen is uitgestort. Daar hebben we ook dekking voor gevonden. Dit gaat echt om crisissituaties. Ik denk dat het heel lastig is om dit structureel te dekken. Het is een instrument in de gereedschapskist voor noodsituaties. Wellicht kunt u de heer Grinwis er nog op bevragen in zijn tweede termijn? Dit is wat ik er nu over kan zeggen.

De voorzitter:

Dan kunt u nu verder.

De heer Flach (SGP):

Oké, prima. Dan ga ik het hebben over energie delen. De SGP heeft gepleit voor meer ruimte, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen, om energie te delen. Dit kan als je het goed regelt, voorkomen dat stroom onnodig het net op gestuurd wordt. Ik heb me daarom aangesloten bij het amendement van collega Kröger om op dit punt een stap verder te zetten dan het wetsvoorstel doet.

In het wetgevingsoverleg heb ik vragen gesteld over de wijze waarop de bepalingen met betrekking tot gesloten netten toegepast worden. De vorige en voorliggende wet sluiten volgens de minister aan op de Elektriciteits- en Gasrichtlijn. Het belangrijkste criterium is dat óf het bedrijf en het productieproces van de gebruikers om specifieke technische redenen of veiligheidsredenen geïntegreerd moeten zijn, óf dat het net primair de elektriciteit voor de eigenaar van dat net distribueert. Dat is een lange, technische zin; sorry. Er zijn enkele aanvragen afgewezen vanwege een in mijn ogen te strikte interpretatie van de Europese bepalingen. Ook juristen wijzen daarop. Ik noem de eis dat het net primair de elektriciteit voor de eigenaar van dat net distribueert. De ACM zegt dat de eigenaar meer dan de helft van de stoom moet afnemen. In de toelichting van de Europese Commissie gaat het over een net dat door de eigenaar bedoeld is om zelf te gebruiken. Dan kun je ook volstaan met de eis dat de eigenaar de meeste stroom afneemt. Maar dat hoeft dan toch niet per se meer dan de helft te zijn, vraag ik de minister. Ik noem ook de eis dat het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers geïntegreerd moet zijn. In de toelichting van de Europese Commissie op die eis gaat het onder meer om gezamenlijk gebruik van het net om een geïntegreerde energievoorziening te optimaliseren. In de Nederlandse toepassing lijkt dat buiten beschouwing gelaten te worden. Juristen geven aan dat Nederland de Elektriciteitsrichtlijn ook op dit punt strikter interpreteert dan de Europese Commissie doet. Is de minister bereid toe te zeggen dat hij wat betreft de in de Energiewet opgenomen eisen voor gesloten distributiesystemen wil aansluiten bij de interpretatie van de Europese Commissie?

Het is goed dat de minister toezegt dat hij de ACM gaat vragen om in Europees verband navraag te doen bij collega-toezichthouders om te bekijken of er significante verschillen zijn in de beoordelingswijze. Ik wil hem vragen om de Kamer hiervan op de hoogte te houden. Waarom vind ik dit van belang? Als gesloten netten eerder erkend worden, maakt dit het voor bedrijven gemakkelijker om energiehubs te vormen, en energievraag en -aanbod op elkaar af te stemmen. Dat is winst.

Voorzitter. Een discussiepunt is de mogelijkheid om de grens te verlagen voor zelfaanleg van aansluitingen. De minister wil hier niet aan, met het argument dat ook bij zelfaanleg intensieve betrokkenheid van netbeheerders nodig is met het oog op de kwaliteitseisen. Als de overheid duidelijke eisen stelt, in hoeverre is deze intensieve begeleiding dan nog wel echt nodig? Daar hoor ik toch nog graag een nadere duiding op.

Dan kruissubsidiëring. In het wetgevingsoverleg heb ik een vraag gesteld over het verbod op kruissubsidiëring tussen de systeembeheerder en de infrabedrijven onder hetzelfde moederbedrijf. De minister zegt dat indirecte bevoordeling van netwerkbedrijven ook onder dit verbod valt. De ACM beperkt dit tot directe bevoordeling. Mijn eenvoudige vraag is: hoe gaat de minister aan het langste eind trekken?

De SGP heeft samen met de VVD een amendement ingediend om het gewenste overleg tussen netbeheerders en netgebruikers op wetsniveau goed te verankeren. Dat geldt in de eerste plaats voor het overleg over tarieven, methoden en voorwaarden voor netgebruik. In de huidige Elektriciteitswet staat klip-en-klaar dat dit overleg moet plaatsvinden, dat de resultaten moeten worden meegenomen en dat de ACM hierop moet toezien. Wij willen hier niet op inleveren. Ik snap dat de minister zegt dat het ook op AMvB-niveau kan worden geregeld, maar die duidelijkheid wil ik graag aan de voorkant, inclusief het toezicht van de ACM hierop. Beperking van de organisaties van netgebruikers tot rechtspersonen wordt, gelet op het bezwaar van de minister, uit ons amendement gehaald.

De verankering van overleg tussen netbeheerders en netgebruikers willen we ook wat betreft aansluitpunten, net zoals dat nu in netcodes is vastgelegd. Het is van belang dat netbeheerders rekening houden met toekomstplannen van bedrijven. We stellen voor in de wet vast te leggen dat netbeheerders het aansluitpunt vaststellen met inachtneming van de redelijke belangen van de aangeslotenen. Dit onderdeel willen we toevoegen aan het overlegamendement.

Tijdens het vorige wetgevingsoverleg heb ik een punt gemaakt over de nota van wijziging waarmee TenneT het alleenrecht krijgt op de aanleg van interconnectoren. Ik heb daar volgens mij vandaag nog niemand over gehoord. Dan zou het einde oefening zijn voor het private project NU-Link. Ik blijf hier vragen bij houden. TenneT heeft aangegeven dat er vanaf 2030 problemen ontstaan met de leveringszekerheid en dat de interconnectiecapaciteit met het Verenigd Koninkrijk nodig is. Waar baseert de minister dan de veronderstelling op dat TenneT de interconnector sneller aan zou kunnen leggen dan NU-Link? Is het niet andersom? Klopt het dat NU-Link al afspraken met het Verenigd Koninkrijk heeft gemaakt en verder is in de procedure? Het reguleringskader voor systeembeheerders, dat ook voor private partijen geldt, voorkomt onnodige maatschappelijke kosten. Ik blijf de vraag houden wat de doorslaggevende reden was om TenneT het alleenrecht te geven en NU-Link de pas af te snijden.

Mevrouw Postma (NSC):

Op de Noordzee lijkt de rare situatie te ontstaan dat concurrenten eenzelfde weggetje gaan aanleggen, waarbij de vraag misschien wordt wie de eerste wordt om het weggetje te gebruiken. Deelt de heer Flach de mening dat het een ontzettende verspilling van belastinggeld is om beide aan te gaan leggen?

De heer Flach (SGP):

Misschien is dat wel zo. Tegelijkertijd is het van belang dat we voldoende interconnectiecapaciteit hebben, dus hoe sneller, hoe beter. Het doet me een beetje denken aan de situatie rondom de aanleg van glasvezel. Sommigen van ons, waaronder ikzelf, hebben twee, en als ik niet uitgekeken had wel drie, kastjes van glasvezelaanbieders in de meterkast. Dat is niet effectief en niet efficiënt. Maar ik ben vooral op zoek naar leveringszekerheid en voldoende capaciteit.

Mevrouw Postma (NSC):

Mijn vraag zou dan zijn: heeft de heer Flach twijfels dat er te weinig capaciteit is als die kabel van TenneT gelegd wordt of dat deze ook echt benut wordt? Ik zou het namelijk echt eeuwig zonde vinden als die van TenneT wel benut wordt en die andere daar maar een beetje mooi ligt te zijn in de zee. Ten tweede hebben we het wel over een infrastructuurproject op zee en die projecten kenmerken zich vaak door veel hogere kosten qua aanleg. Dus ik vind dit wel echt iets waarbij we goed moeten waken voor goede besteding van ons belastinggeld. Mijn vraag zou dan zijn: moet je dan wel dat ene bedrijf aansluiten? Nu is het dit bedrijf, maar het zou ook een andere situatie kunnen zijn. Ik heb eerder die discussie genoemd over of je iedereen wel moet aansluiten. Moet je dan ook dit bedrijf aansluiten terwijl je dan misschien weet dat het niet gebruikt wordt en dat het eigenlijk verspilling is van ons belastinggeld?

De heer Flach (SGP):

Mij maakt het niet uit wie het aanlegt. Voor mij is er echt maar één belang, namelijk dat er tijdig voldoende capaciteit is. Ik sla enerzijds aan op de opmerking van TenneT zelf: vanaf 2030 ontstaan er problemen met leveringszekerheid en de interconnectiecapaciteit. We hebben die interconnectiecapaciteit met het Verenigd Koninkrijk nodig. Dat is de ene kant. Aan de andere kant vraag ik de minister waarom er specifiek alleenrecht is gegeven aan TenneT. Is er dan ook voldoende zekerheid dat dat tijdig is aan te leggen en dat we voldoende capaciteit hebben? Nogmaals, mij maakt het dus verder niet uit door wie het wordt aangelegd, als het maar voldoende is en als het maar tijdig gebeurt. En als dat zo effectief mogelijk kan, dan vinden we elkaar zeker.

De voorzitter:

Nog één keer.

Mevrouw Postma (NSC):

Even heel kort. In dit geval is in de Energiewet die we nu hebben, waar we nu mee werken, opgenomen dat iedereen die een aanvraag doet, een aansluiting moet hebben. Dat is ook zo in de volgende wet, maar daar zit de capaciteitsfactor nog bij als weging. Betekent dit dan dat we er gewoon mee door moeten gaan, ook al weten we van tevoren dat het heel veel geld gaat kosten?

De heer Flach (SGP):

Dat klinkt niet als een aanlokkelijke situatie, dus ik hoop dat de minister daar een afdoende antwoord op heeft en een goed antwoord heeft op de vraag waarom hij het alleenrecht welbewust bij TenneT neergelegd heeft.

Even kijken waar ik gebleven was. De ACM heeft een prioriteringskader voor aansluitingen gepresenteerd. De autoriteit heeft eerder richting de politiek aangegeven dat ze graag hoort wat de maatschappelijk gewenste prioritering is. Ik mis in het voorgestelde kader de voorrang voor bestaande bedrijven die vanwege de verduurzamingsopgave moeten elektrificeren op bijvoorbeeld het aansluiten van nieuwe bedrijfsactiviteiten. Ik hoor graag hoe de minister aankijkt tegen het door de ACM voorgestelde prioriteringskader.

Dan wil ik het hebben over ruimte voor gemeenten en provincies. De SGP heeft bij het vorige wetgevingsoverleg gepleit voor meer ruimte voor gemeenten en provincies om in overleg met netbeheerders te sturen op een goede inpassing van energieprojecten in het energienet. Met het oog op congestieproblematiek is dit wenselijk. Vanzelfsprekend moeten de Europese kaders en de exclusieve bevoegdheden van de ACM gerespecteerd worden en mogen regionale overheden zich niet bemoeien met de kern van het netbeheer. We hebben het ingediende amendement op stuk nr. 46 nu zo gewijzigd dat er in bij AMvB te bepalen gevallen een uitzondering komt op het verbod om regels te stellen in het belang van de energievoorziening. Zo creëren we ruimte, maar houden we wel de hand aan de kraan. Ik dank collega Koekkoek voor het mee indienen van het amendement en ik hoop op een positief oordeel van de minister hieromtrent.

De voorzitter:

De heer Erkens heeft een interruptie voor u.

De heer Erkens (VVD):

Ik twijfelde nog over mijn oordeel over het amendement. Misschien kan de heer Flach mij daarbij helpen.

De heer Flach (SGP):

Graag.

De heer Erkens (VVD):

Voorziet hij niet het risico dat als je deze bevoegdheid creëert, juist gemeentes en provincies weer allemaal andere regels gaan stellen en dat het daarmee ook onduidelijker wordt wat het beleid in bepaalde gemeentes en provincies is? Daar zit eigenlijk mijn zorg bij dit amendement.

De heer Flach (SGP):

Ik zie dat als een belangrijke aanvulling op de uitvoeringspraktijk. Ik denk namelijk dat we dat wat de heer Erkens schetst, echt moeten voorkomen. We moeten voorkomen dat gemeenten voor ieder batterijtje dat er wordt geplaatst, aanvullende regels gaan maken waar extra ambtenaren mee bezig zijn en wat de doorlooptijd verlengt. Dan schieten we er niks mee op. Maar er zijn wel, denk ik, situaties denkbaar waarbij het juist heel belangrijk is dat de gemeente op ruimtelijke gronden in een Omgevingswetachtige setting kan ingrijpen. Ik weet niet of het helemaal het goede voorbeeld is, maar we lazen van de week in de krant dat op het IJsselmeer een enorm drijvend zonnepark komt en dat de gemeente die daarover gaat, echt met de handen in het haar zit. Natuurlijk wordt er dan geschermd met hoeveel huishoudens kunnen worden voorzien van elektriciteit, maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat een aantal kabels rechtstreeks naar datacentra gaan en dus niet eens zozeer ertoe dienen om de huidige congestie op te lossen. Met andere woorden, ik zou er echt voor zijn dat in voorkomende gevallen, die we misschien moeten inkaderen tot excessen die echt verstorend of ontwrichtend zijn op de netstructuur en de netcongestie bevorderen, gemeenten en provincies kunnen ingrijpen.

De heer Erkens (VVD):

Ik volg het grotendeels. Dan is de inkadering heel belangrijk maar dan ben ik ook heel benieuwd naar het antwoord van de minister. Dan zou ik er nog wel steeds bij willen zeggen: misschien is de provincie dan een logischer route, ook gezien de provinciale MIEK's die opgesteld worden et cetera. Ik kan overigens ook andere voorbeelden bedenken, ook uit het verleden. Ik noem de bouw van een gascentrale die misschien nodig is voor de leveringszekerheid van meerdere gemeenten, waarbij dan een gemeente regels zou kunnen stellen waardoor het onmogelijk wordt om die gascentrale ergens neer te zetten, of een kerncentrale, een windpark en ga zo maar door. Dus ik ben wel huiverig omdat het misschien tot heel veel vertraging kan leiden.

De heer Flach (SGP):

Daar zit iets in. Ik betwijfel wel of alleen de provincie uiteindelijk dan beter in staat is om dit soort afwegingen te maken dan gemeenten. Nu zie je al dat gemeenten op het gebied van RES'en samenwerken in regionale verbanden. Dat lijkt mij dan ook het logische schaalniveau waarop je dit soort gesprekken voert, zodat je voorkomt dat dingen net over de grens van een gemeente worden geduwd. Wel zou je er een toetsende rol van de provincie in kunnen bakken, zodat het niet een soort hete aardappel wordt die door zo'n provincie heen geschoven wordt. Ik vind het primair echter wel het meest thuishoren bij gemeenten en dan binnen dat regionaal RES-verband.

Mevrouw Postma (NSC):

Dat is een heel mooi voorbeeld om even te noemen, want de stroomkabels voor dit specifieke zonneproject gaan misschien niet alleen naar de datacenters in Noord-Holland, omdat ik hoorde dat er misschien ook gedacht wordt aan Flevoland. Dus dan heb je weer een heel andere provincie waarmee je aan het werk bent. Volgens mij zijn we het er beiden over eens dat je heel goed moet kijken naar hoe je het geld dat je hebt voor het aanleggen van een stroomnetwerk uitgeeft en hoe je ervoor zorgt dat er goed tussen provincies, gemeenten en Rijk wordt samengewerkt. Is de heer Flach het met mij eens dat het in het geval van die zonnepanelen op het IJsselmeer bij Hollands Kroon juist interessanter is om het met elkaar op rijksniveau te regelen?

De heer Flach (SGP):

We zitten in een fase waarin we heel veel dingen voor het eerst ontdekken, waarvan dit echt een voorbeeld is. Energieprojecten van deze omvang komen zelden voor en ze zijn, denk ik, eigenlijk een maatje te groot voor een gemeente en blijken op provinciale schaal niet eens helemaal de boel te dekken. Dan dringt zich bij mij de parallel op met de GRIP-structuur zoals we die bij rampen en incidenten hebben, waarbij je als gemeente iets doet totdat het je grenzen overstijgt en je dat in regionaal verband doet. Er is ook een GRIP-situatie waarbij het Rijk en dus de minister aan zet zijn. Wellicht is dat een parallel die, enigszins aangepast, ook juist voor dit soort excessen in de structuur een oplossing kan zijn om te voorkomen dat het ergens knel loopt en dat de congestie onoplosbaar wordt.

De heer Vermeer (BBB):

In de artikelen 6.1 en 6.2 staat ook in welke gevallen een projectbesluit geldt voor de minister of voor de provincie, voor Gedeputeerde Staten. Dat gaat alleen over windparken met een bepaalde capaciteit. Stelt de heer Flach dan ook voor dat we een artikel toevoegen of woorden toevoegen zodat dit ook voor zonneparken zou gaan gelden?

De heer Flach (SGP):

Dat kan ik even niet overzien, want ik heb de desbetreffende artikelen niet voor me. Straks kan ik daar, buiten mijn spreektijd om, nog wel even met u naar kijken. Dat kan ik zo niet overzien.

De heer Vermeer (BBB):

Dit gaat over windparken met een capaciteit van ten minste 100 megawatt. Dan moet de minister een projectbesluit nemen. Bij een capaciteit van ten minste 15 megawatt en minder dan 100 megawatt moeten Gedeputeerde Staten dat doen. Helaas staat er in de begripsbepaling niet helemaal wat wordt bedoeld met het woord "capaciteit", dus ik hoop dat de minister straks nog antwoord kan geven op de vraag of die definitie nog een keer in een nota van wijziging kan worden toegevoegd. Het zou wel fijn zijn als we daar een goede definitie van hebben.

De heer Flach (SGP):

Heel kort. Het gaat mij erom dat maatwerk mogelijk is en dat we voorkomen dat op bepaalde plekken ongewenste ontwikkelingen elkaar tegenwerken. Daarom moeten er ruimtelijke instrumenten zijn voor gemeenten en ook provincies. Ik gaf net aan dat ik me best kan vinden in een soort opschalingsmodel waarin je, naarmate de projecten groter zijn en gemeente- of provincie-overstijgend zijn, meer bevoegdheden naar boven doorschuift en uiteindelijk bij de minister uitkomt. Dat is wel hoe we met onze infrastructuur moeten omgaan.

Ik ga bijna afronden, voorzitter. De SGP maakt zich zorgen over de afschaffing van de salderingsregeling in 2027 in het onderhandelingsakkoord. In deze Kamer hebben we uitgebreid gesproken over een geleidelijke en zorgvuldige afbouw. Door verschillende van de aanstaande coalitiepartijen is dit voorstel weggestemd. Als burger verwacht je dan een voorstel dat nog minder pijn doet bij huishoudens met zonnepanelen. Niet dus. Afbouw is nodig, maar wat betekent deze jojohouding voor de markt en de aantrekkelijkheid van de zonnepanelen? Ik probeerde het uit te leggen aan mijn vader, die best wat zonnepanelen heeft. Hij was vanmorgen heel blij toen hij de krant opensloeg. Ik heb hem net geappt dat het toch net weer even iets anders ligt. Ik wil voorkomen dat ik de hele dag bezig ben om het uit te leggen, dus ik vraag echt duidelijkheid aan de vier partijen.

Ik zie een amendement om het in rekening brengen van vergoedingen voor teruglevering van zonnestroom te verbieden. Tegelijkertijd zegt de indiener dat de salderingsregeling onhoudbaar is, omdat die huishoudens zonder zonnepanelen op kosten jaagt. Dat laatste geldt toch ook bij het schrappen van de terugleverkostenvergoeding? Is het niet verstandig om op korte termijn enkele varianten op te stellen voor afbouw van de salderingsregeling, in samenhang met een eventuele regulering van terugleverkostenvergoedingen? Dat vraag ik natuurlijk niet aan deze minister. Een nieuwe minister kan dan snel op een verstandige manier knopen doorhakken. Hoe dan ook steun ik het amendement van collega Erkens om te zorgen voor een goede vergelijkbaarheid van kosten en voorwaarden.

Tot slot. Via een nota van wijziging heeft de minister een bepaling ingevoerd waarmee hij in theorie elk artikel of elke bepaling in de wet via koninklijk besluit kan doen laten vervallen. Dat is wel een heel vergaande bevoegdheid. Waarom heeft hij dit niet beperkt tot de overgangsbepalingen, zoals ook collega Koekkoek aangeeft in het door mij medegetekende amendement? Ik steun dat amendement om hier paal en perk aan te stellen.

Excuus, voorzitter. Mijn inschatting was tien minuten. Het zijn er twaalf geworden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors de vergadering voor een paar minuutjes. Heel eventjes, een paar momenten. Daarna gaan we verder met de laatste twee sprekers.

De voorzitter:

We kunnen weer. Mevrouw Postma, waar bent u? Waar is mevrouw Postma? Mevrouw Postma? Ja, daar is ze! Ik had ook aangekondigd dat het maar een paar minuutjes zou duren. Ik vraag u naar het spreekgestoelte te komen. Mevrouw Postma, van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Postma (NSC):

Dank, voorzitter. Allereerst is het, zoals ik al tijdens het WGO heb gezegd, ontzettend mooi dat wij deze twee wetten nu gaan samenvoegen. Waar we 25 jaar geleden bij de vorige wet vooral nog bezig waren met de liberaliseringsgedachte, is dit nu ook veel meer een wet die de consumentenrechten beschermt. Volgens mij is dat waar we nu voor moeten staan.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, wilt u niet even luisteren naar wat mevrouw Postma te vertellen heeft?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik denk dat het woord "consumentenbescherming" vandaag van het grootste belang is.

De voorzitter:

Oké, fair enough.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Het is daar veel over gegaan. Op het bankje van mevrouw Postma ligt een krant met de kop Einde aan boete teruglevering. Inmiddels lezen we in de krantenkoppen dat dat niet klopt en dat er dus geen einde komt aan de boete op teruglevering. Ik wil dus heel graag dat mevrouw Postma zelf even duidt hoe het nou zit.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik had eigenlijk nog wat andere punten om af te werken. Zal ik dat eerst even doen? Goed. Ik ga even verder met mijn stuk. Voor Nieuw Sociaal Contract is het ontzettend belangrijk dat iedereen gewoon zonnepanelen op zijn dak heeft en weet waar hij aan toe is. Een van de dingen die daarbij lastig zijn, is het krijgen van een negatieve rekening. Als je bijvoorbeeld bezig bent met het terugleveren van zonne-energie en de spotmarktprijs heel erg laag is, moet je opeens €0,10 per kilowattuur betalen voor wat je aan het net levert. Wij hebben gezegd dat we dat onwenselijk vinden. We zijn op dit moment bezig — dat moet ik ook even schetsen — met het maken van de Energiewet. De vorige Energiewet is 25 jaar meegegaan. Het is heel belangrijk om in deze context ook te kijken wat je over 25 jaar hebt. Dat is dus wat we met het amendement hebben beoogd. Die terugleverkosten kunnen niet. Vervolgens zit je ook met de situatie van de salderingsregelingen die er nu nog in zitten. Op dit moment ga je als je zonnepanelen hebt, na één jaar de afrekening maken met elkaar om te zien hoeveel je dan aan het einde van het jaar moet betalen. Wij hebben gezegd dat dat bedrag dus niet negatief kan zijn. Dat willen we hiermee regelen.

Daarnaast — daar heeft u het ook al veel over gehad en dat heeft u ook in het hoofdlijnenakkoord gezien — gaan we de salderingsregeling per 2027 beëindigen. Dan is die Energiewet ook geldig. Dat betekent dat we hebben gezegd dat het voor ons van belang is dat er geen negatieve prijs betaald kan worden voor het terugleveren van stroom of bijvoorbeeld de heffingen die je nu hebt. Daar dient de motie die de heer Erkens in gaat dienen ook voor. Dat is wat wij met het amendement beogen, in combinatie met de moties.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ah, in combinatie met de moties! Dat was even het kleine staartje. Want het amendement dat is ingediend, gaat er inderdaad over dat die teruglevering als ik zonnepanelen heb en teruglever …

Mevrouw Postma (NSC):

De kilowattuurprijs.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

... niet negatief geprijsd mag zijn. Daarnaast heffen bedrijven nu een terugleverboete. Dat staat er los van. Dit amendement regelt niets over die terugleverboete. Dat was wel de chocoladekop in de krant en wat mevrouw Postma suggereerde met haar citaten. Ik vind dat gewoon heel erg pijnlijk.

Mevrouw Postma (NSC):

Nee, wat je …

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Pardon. Wat dit beoogde kabinet doet, is populistische politiek. De Ombudsman zegt daarvan: de politiek moet geen beloftes doen die niet waar worden gemaakt. Dus op het moment dat dit kabinet rücksichtslos keihard in 2027 salderen afschaft en vervolgens in de krant zegt "maar we gaan die terugleverboete stoppen", maar dat feitelijk niet waar blijkt te zijn, dan ondermijnt ook mevrouw Postma het vertrouwen in de politiek.

Mevrouw Postma (NSC):

Nee, dat is niet waar. Je hebt nu gewoon de situatie dat sommige bedrijven tarieven heffen die je per maand of per jaar betaalt. Heel veel bedrijven zijn bezig om allemaal nieuwe dingen te verzinnen om ervoor te zorgen dat het gebalanceerd is. Wij zeggen daarover — dat is ook het moeilijke, omdat we het gekoppeld hebben aan een redelijke prijs — dat we willen dat die prijs gewoon niet negatief is. We willen dat het niet zo kan zijn dat je als zonnepaneeleigenaar uiteindelijk gaat betalen voor het hebben van zonnepanelen. Dat betekent het volgende. Stel dat je een variabel contract hebt voor het leveren van stroom. Dan kan het niet zo zijn dat je €0,10 moet betalen per kilowattuur over datgene wat je teruglevert aan het net. Dan zeggen mensen namelijk gewoon "dan maar geen panelen" of "dan zet ik ze uit". Dat is gewoon zonde. Dat strookt volgens mij ook niet met de gedachte waarom wij met z'n allen zonnepanelen hebben aangeschaft.

Het andere punt is dat je op dit moment in één jaar moet afrekenen. Dat is een beetje het moeilijke van die salderingsregeling die ertussendoor vliegt. Dat maakt het ook enorm verwarrend; dat geef ik toe. Een aantal bedrijven zegt op dit moment gewoon dat het, als je zonnepanelen hebt, een soort standaardtarief rekent, of hoe je het ook wil noemen. Daar zijn veel variaties in. Dat zijn zo enorm veel variaties dat wij die als politiek ook niet met een lijst moeten langslopen en moeten zeggen: deze wel en deze niet. Het gaat mij erom dat iemand met zonnepanelen erop mag vertrouwen dat die niet bij hoeft te betalen voor het hebben van die zonnepanelen. Je moet je zonnepanelen dus ook terug kunnen verdienen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp geheel wat mevrouw Postma beoogt. Maar dat is niet wat dit amendement regelt. Dat is al helemaal niet wat je regelt op het moment dat je zonder alternatief salderen per 2027 afschaft. Mevrouw Postma kan dus een prachtig vergezicht schetsen, maar dan moet ze wel voorstellen indienen die daarmee corresponderen. Anders draai je mensen, zoals de vader van collega Flach, namelijk gewoon een rad voor ogen. Hij opende vanochtend blij de krant en las een paar uur later in dezelfde krant: "O, het zit toch anders. Het klopt niet." Laten we dat met elkaar proberen te voorkomen.

Mevrouw Postma (NSC):

De motie-Erkens die zo wordt ingediend, is daar ook een belangrijk onderdeel van. Daarmee wordt namelijk uitgewerkt wat we na die salderingsregeling gaan doen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar dan blijft het gegeven natuurlijk staan dat heel veel mensen met zonnepanelen vanochtend de krant opensloegen — ze hoefden de krant eigenlijk niet eens open te slaan — en in chocoladeletters zagen staan dat die boete zou verdwijnen. Dat is gewoon niet waar. Dan kunnen we eigenlijk twee dingen doen. We kunnen het erbij laten of we kunnen ervoor zorgen dat het waar wordt. Het wordt niet waar met een motie. Er staat namelijk ook "wettelijk regelen". Dan zou ik toch gewoon als eerste willen vragen om het wel wettelijk te regelen. Er is namelijk een amendement om het wel wettelijk te regelen: ons amendement. Dat doet precies wat NSC vanochtend in meerdere kranten heeft beloofd. Bent u dan bereid om dat te steunen?

Mevrouw Postma (NSC):

Ik ga daar zeker naar kijken. Nogmaals, het gaat ons erom dat de zonnepaneelbezitter uiteindelijk gewoon niet betaalt voor het hebben van zonnepanelen en voor het terugleveren van de energie. Het gaat om de kilowattuurprijs.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar feit is dat het amendement van mevrouw Postma dat voor een heel klein deeltje van de mensen een klein beetje beter maakt — dat is goed hoor; dat is geen probleem — maar voor het overgrote deel van de mensen met zonnepanelen niet. Wij zien bijvoorbeeld huurders die nu al letterlijk slechter af zijn met zonnepanelen dan zonder. Dat berekende de Woonbond. Dat wordt alleen maar erger als we de salderingsregeling op deze manier in één keer stoppen. Maar we kunnen er vandaag ook voor kiezen om de woorden waar te maken die vandaag in de krant zijn gebezigd, door te zeggen: we gaan dat direct regelen, want we vinden het inderdaad een bizarre situatie dat huurders met zonnepanelen slechter af zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Erkens. O nee! Ik bedoel mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

We zijn inmiddels al getrouwd volgens mij.

Mevrouw Postma (NSC):

Het lijkt me absoluut niet de bedoeling dat zonnepaneelbezitters slechter af zijn. Het is belangrijk om dat goed te regelen. Dat willen we hier doen. Daarom bekijken we ook wat er gebeurt. Nogmaals, we zijn een wet aan het maken die 25 jaar geldt. Helaas betekent dat dat er in 2027 een einde komt aan de salderingsregeling. Dat hebben we met z'n allen in het akkoord afgesproken. Dat betekent dat we ons klaarmaken voor de nieuwe regels. Daarbij gaat gewoon gelden dat die terugleveringsvergoeding niet negatief mag zijn en dat dat niet kan.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan kom ik toch bij mijn laatste vraag. Soms denk ik namelijk: nou, die krantenkop wordt waar. Soms denk ik: nee, toch niet. Wanneer gaan we het nou regelen? Gaan we nou voor die kleine groep iets regelen op het moment dat we instemmen met deze wet en zeggen we tegen de rest: die krantenkop komt later wel? Of zeggen we: nee, wacht eens even; we maken nu die wet en we kunnen zekerheid geven, ook aan de mensen die dus nu al zo veel betalen, ook via allerlei slinkse omwegen? Het gaat niet alleen over een terugleververgoeding. Dit gaat ook over geen welkomstkorting, hogere kosten en geen vast contract. Wanneer wil NSC dat dan gaan regelen? Is dat pas in 2027 of nu al?

Mevrouw Postma (NSC):

Er zijn drie situaties. De eerste gaat over het niet betalen voor het terugleveren van stroom. Het gaat over kilowattuur. Ja? Die hebben we dus. De tweede gaat om de salderingsregeling waarbij mensen met zonnepanelen nu per jaar afrekenen. Dat mag niet negatief zijn. Volgens mij is dat hoe we de regels op dit moment met elkaar hebben afgesproken. Vervolgens gaat er dit gebeuren als die salderingsregel beëindigd wordt. Daartoe hebben we een afspraak gemaakt in het hoofdlijnenakkoord. Dan geldt de regel — dat lijkt mij heel positief en daarbij verwijs ik ook even naar de motie-Erkens — dat het niet alleen niet mogelijk is geld te vragen voor het terugleveren van stroom qua kosten, qua kilowattuur, maar waarbij ook die heffingen niet kunnen.

De heer Bontenbal (CDA):

Dit is wel verwarrend. Iets verschijnt niet zomaar in de krant. Daar gaat een fractie mee de boer op. Dus een fractie zegt tegen een krant of meerdere journalisten: wij komen met iets. Dat is geïnterpreteerd. Er staat groot in de krant dat de Kamer voor de terugleverkosten gaat liggen, maar dat is gewoon níét wat er nu gebeurt. Dat is ook níét het voorstel van NSC. Laat ik het dan gewoon een "misverstand" noemen. Dingen kunnen gebeuren, er kan iets fout gaan in de communicatie, maar dan vind ik het wel goed dat het gewoon helder recht wordt gezet. Na het schrappen van de salderingsregeling zijn leveranciers die terugleverkosten in rekening gaan brengen, omdat de kosten anders oneerlijk worden verdeeld over de klanten. Dat is wat de afgelopen week allemaal in de krant hebben gelezen. Die terugleverkosten blijven gewoon staan. Daar heeft u op dit moment geen voorstel voor. Het voorstel dat u wel heeft, gaat over iets heel anders. Dat gaat namelijk over een heel, heel, heel klein stukje van het aantal consumenten. Dat zijn de mensen die meer stroom leveren aan het net dan ze verbruiken. Eerst ga je namelijk salderen, dan streep je alles weg en pas over het surplus krijg je een terugleververgoeding. Uw amendement gaat over de terugleververgoeding, en dan raakt het waarschijnlijk ook alleen nog maar de mensen met een dynamisch tarief, want alleen de dynamische tarieven duiken onder nul. Uw amendement gaat dus echt over een heel klein deel van de zonnepanelenbezitters. Wat er gesuggereerd wordt in de krant is iets heel anders en klopt niet. Ik vind het goed als u dat gewoon rechtzet, want dingen kunnen fout gaan, maar het moet wel duidelijk zijn, volgens mij.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik dacht dat ik duidelijk was in mijn uitleg. Nogmaals, er mag geen negatieve prijs gevraagd worden voor het terugleveren van stroom aan het net. Nogmaals, na 2027, als de salderingsregeling is verdwenen, is er naast kilowattuur ook een vergoeding die soms gevraagd wordt. Tot die tijd hebben we de salderingsregeling. Daarbij kijken we er met elkaar naar dat je geen negatief energiebedrag mag betalen bij je jaarrekening.

De heer Bontenbal (CDA):

Dat is niet wat u heeft voorgesteld. U heeft een amendement ingediend waarin het gaat over de terugleververgoeding. Uw amendement gaat erover dat je, als je alles hebt weggestreept aan het einde van het jaar, nog iets hebt waar je een bedrag voor moet krijgen. Het gaat dus over huishoudens die meer produceren dan dat ze verbruiken. U wilt geen negatieve vergoeding. Dat gaat met name over dynamische energieleveranciers die op de spotmarkt bezig zijn. De energieprijs duikt daarbij weleens onder nul als de zon heel erg schijnt, maar de meeste mensen hebben dat contract helemaal niet. De meeste mensen hebben gewoon een normaal contract. Maar een klein percentage mensen heeft een dynamisch contract. De suggestie die gewekt is in de verschillende media, namelijk dat de terugleverkosten door uw voorstel verdwijnen, klopt dus niet. Ik vind het goed als u dat gewoon helder rechtzet. Het kan een misverstand zijn — we maken allemaal fouten — maar het moet wel duidelijk zijn. Ik vind dat u nu te veel mist creëert over het voorstel. Ik wil ook graag door over dat verbod op die negatieve prijzen, maar ik zou eerst graag willen dat u dit uit de wereld helpt. Daarna ga ik mijn vervolgvraag over die negatieve prijs stellen.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik dacht dat ik duidelijk was.

De heer Bontenbal (CDA):

Nou ja, u bent niet duidelijk, maar laat ik het dan duidelijk maken: uw amendement dat is ingediend, gaat niet over de terugleverkosten, wat nu in de krant staat. Er is dus gewoon een valse suggestie gewekt. Ik had gehoopt dat u dat zelf eerlijk zou zeggen.

Dan iets dat wel in het amendement staat, over een negatieve elektriciteitsprijs. Waarom zou je die verbieden? Kijk, een negatieve elektriciteitsprijs heb je bij dynamische contracten waarbij het ene uur de prijs heel hoog is en het andere uur de prijs heel laag. Een klant die voor zo'n contract kiest, neemt bewust een risico met zo'n contract. Het is een heel volatiel contract. De meeste mensen doen dat dus ook niet en kiezen gewoon voor een normaal contract, met een vast jaar of een variabel tarief, en dus niet voor een dynamisch contract. Waarom zou je dan verbieden dat mensen die soms profiteren van een hele hoge stroomprijs, op een ander moment even moeten betalen? It's all in the game. Dat is het idee van dat contract. Ik zou het namelijk niet verbieden, omdat mensen bewust zo'n risico willen lopen omdat ze vrijwillig dat contract aangaan. Het maakt mogelijk dat we veel slimmer schakelen met warmtepompen, elektrische auto's enzovoorts.

Mevrouw Postma (NSC):

Dat zie ik toch heel anders. We weten niet hoe de spotprijs zich in de toekomst gaat bewegen. Dat kan in een keer heel positief zijn, maar in een keer ook ontzettend negatief. We zien ook dat we helaas nog te maken hebben — daar gingen andere discussies ook over — met de telefonische verkoop van energieabonnementen aan mensen die toch niet helemaal blij zijn met wat het abonnement inhoudt als ze het eenmaal hebben afgesloten. Dit is toch een van de factoren waarvoor we graag die bescherming willen inbouwen, zodat we zeker weten dat mensen die zonnepanelen hebben, echt niet geconfronteerd kunnen worden met een negatieve rekening.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik wil hier nog even op doorvragen. Van een partij die onderdeel gaat uitmaken van het landsbestuur, verwacht ik gewoon meer. Als er iets verkeerd in de krant belandt, als er iets niet klopt, verwacht ik dat daar netjes en eerlijk over wordt gezegd: inderdaad, dat is misgegaan. Dat verwacht ik van zo'n partij. Ik wil er ook even bij stilstaan dat dit voorstelletje dat nu gedaan is ... Ik heb het hier. Het is twee zinnen amendement, drie zinnen toelichting. Het is niet de oplossing voor de terugleverkosten die in de krant staat, maar het is natuurlijk wel een bliksemafleider voor het plan in het formatieakkoord. Daarin wordt ineens per 2027 de hele saldering afgeschaft. Wat zegt mevrouw Postma nou tegen die 100.000 zonnepaneelbezitters die vorig jaar die panelen hebben aangeschaft met het idee dat ze die in zeven jaar terugverdienen? Kunnen zij erop rekenen dat dat zo is?

Mevrouw Postma (NSC):

Dat heeft deels te maken met de vergoeding die je kan krijgen voor de teruglevering van je panelen. Laat ik zeggen dat niet elke maatregel die je in een hoofdlijnenakkoord neemt leuk is. Het zomaar in een keer afschaffen van de salderingsregeling is ook een hele moeilijke. Tegelijkertijd is het wel heel duidelijk zoals we het nu hebben neergezet. Het is in 2027, dus daar kan je rekening mee houden. We zien nu dat de 30% zonnepaneelbezitters op dit moment vanzelfsprekend veel baat heeft bij de salderingsregeling, maar we zien ook dat degenen die op dit moment nog geen zonnepanelen hebben onevenredig veel moeten gaan betalen. Dat is natuurlijk een van de redenen — dat weet mevrouw Rooderkerk ook — dat die tarieven er zijn, dat die nu op zo'n manier worden vastgesteld. We vinden het heel erg belangrijk om die mee te nemen om ervoor te zorgen dat mensen ook in de toekomst kunnen blijven investeren in zonnepanelen. De salderingsregeling zoals die nu is, is dan niet meer houdbaar, omdat de kosten op zoveel anderen moeten worden afgewenteld.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Mevrouw Postma praat nu over de toekomst. Dat snap ik wel, maar het probleem zit natuurlijk bij de zonnepaneelbezitters die ze nu eenmaal hebben aangeschaft, die 100.000 mensen die vorig jaar dachten: ik heb een terugverdientijd van zeven jaar. We weten dat die zeven jaar van belang is, want daardoor gaan mensen die zonnepanelen aanschaffen en kunnen we door met de duurzame transitie. Aan die mensen is iets beloofd wat ze nu niet krijgen.

Mevrouw Postma (NSC):

Eens.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Hoe kijkt NSC nou richting die mensen? En hoe kijkt ze nou naar het voorstel dat nu wordt gedaan?

Mevrouw Postma (NSC):

Dat is ook het moeilijke met zo'n politiek besluit. Nogmaals, dit is geen leuke maatregel. Het is wel een maatregel waarvan velen al weten ... We hebben het al heel lang met elkaar over de salderingsregeling en we hebben het ook al heel lang met elkaar over het feit dat die op een gegeven moment niet meer houdbaar is. Volgens mij kan het geen echte verrassing zijn dat er iets met de salderingsregeling gedaan moet worden. Is het vervelend voor de mensen die vorig jaar een zonnepaneel hebben afgeschaft? Absoluut wel. Is het voor mensen die dat tien jaar of vijf jaar geleden hebben gedaan logisch om 'm nu af te schaffen of te beëindigen? Ja, want die hebben hun terugverdientijd al gehad. Als je een regeling beëindigt, is er altijd een groep die daardoor enorm getroffen wordt en een groep die daar baat bij heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Rooderkerk, de laatste keer.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

"Vervelend" dekt natuurlijk niet helemaal de lading wat mij betreft. Ik loop elke dag langs de banner van NSC, als ik op de zevende verdieping naar onze ruimten ga. Daar staat "goed bestuur". Ik hoop dat mevrouw Postma dat ook goed voor ogen houdt, wanneer het gaat over maatregelen die in deze formatie nog meer worden genomen.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik heb in eerdere commissiedebatten al duidelijk het standpunt van NSC over salderen verteld. Ik heb gezegd dat het voor ons logisch is om de salderingsregeling op een gegeven moment te beëindigen. Dat kan dus geen verrassing zijn.

De voorzitter:

Volgens mij kunt u nu verder met uw betoog. U bent nog helemaal niet begonnen. Ik zou eigenlijk willen voorstellen dat u nu een beginnetje maakt met uw inbreng.

Mevrouw Postma (NSC):

Heel goed.

De voorzitter:

Dan laten we u even praten.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dat kan, maar dan kom ik later terug op precies dit punt, want ik heb nog een aantal vragen over …

De voorzitter:

Weet ik, maar u heeft op dat punt al geïnterrumpeerd en …

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nee, op een ander punt.

De voorzitter:

Weer een ander?

Mevrouw Postma (NSC):

Over de saldering?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Daar heb ik mevrouw Postma nog niet over bevraagd.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Daar heb ik een aantal vragen over. Ik kan er ook op wachten, maar het sluit er nu misschien beter op aan.

De voorzitter:

Dan doen we dat bij dit blokje. Dan hebben we dat maar gehad.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De voorzitter hoeft voor de rest geen oordeel te geven over het onderwerp als ik een collega van haar partij interrumpeer.

Goed. Ik hoor …

Mevrouw Postma (NSC):

Volgens mij doet ze dat niet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Goed. Laat maar.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, toch heel even. Volgens mij doe ik het allemaal heel netjes en neutraal.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Zeker. Maar dat we het gehad hebben … Dit is gewoon nog niet voorbij. Er ligt gewoon een ongelukkig voorstel, dus we hebben het nog niet gehad.

Mevrouw Postma (NSC):

Volgens mij bedoelde de voorzitter dat niet op die manier, dus stel gerust uw vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Gelukkig.

De heer Vermeer (BBB):

Voorzitter, toch even een punt van orde. Mevrouw Kröger zegt: haar partij. Wilt u dat even terugnemen?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik neem dat terug. Prima.

Goed. Dan de vraag. Ik hoorde mevrouw Postma in een bijzin over salderen zeggen — ik wil dat even verifiëren — dat dat helaas per 2027 wordt afgeschaft. Mijn vraag is de volgende. Er lag een afbouwpad en nu wordt het in één keer afgeschaft. Waar is dit vandaan gekomen in de besprekingen? Het staat in niemands verkiezingsprogramma, dus waarom is opeens op tafel gekomen "in één jaar"?

Mevrouw Postma (NSC):

Dit vind ik oprecht een hele goede vraag. Ik heb niet bij de desbetreffende besprekingen gezeten, dus ik kan daar in alle eerlijkheid geen antwoord op geven. Tegelijkertijd wil ik zeggen: we dragen het alle vier. Het is dus niet dat ik voor mijn verantwoordelijkheid wil weglopen. Het staat erin. Wij hebben dat akkoord getekend. We hebben gisteren het debat gehad. Ik zal dit dus ook dragen en daar kunt u mij op aanspreken. Ik denk dat we dat maar als belangrijkste punt moeten concluderen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Oké. Mij viel op dat er bij het opvragen van de stukken ten behoeve van de formatie — dat geldt dus ook voor de stukken die zijn opgevraagd bij het ministerie van EZK — niets is opgevraagd over de impact van het in één keer afschaffen van salderen op de uitrol van zonnepanelen. Ik ben verbaasd dat je bij zo'n stevig besluit — je doet het in één jaar — niets uitvraagt bij het ministerie over wat dit zou betekenen voor de uitrol van zon op dak. Kan mevrouw Postma mij daar misschien een verklaring voor geven?

Mevrouw Postma (NSC):

Nogmaals, ik heb niet bij dit gedeelte aan tafel gezeten. Ik kan dat ook niet uitleggen, toelichten, of wat dan ook. Nogmaals, het staat erin. Het is niet het beste wat we willen, maar het staat er wel in. Mevrouw Kröger geeft volgens mij aan, en zo ken ik haar ook: laten we alsjeblieft doorgaan met de energietransitie en laat het aantrekkelijk blijven om zonnepanelen neer te leggen. Dat is eerlijk gezegd wat mijn partij ook heel graag wil. Dat is ook de reden dat we gaan kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen met vertrouwen kunnen investeren, dat ze geen geld moeten betalen als ze energie terugleveren aan het net, of dat die heffing vaste kosten gaat verdwijnen als die salderingsregeling ook weg is, wat al over een paar jaar het geval is. We moeten er dus voor zorgen dat daarna die zonnepanelen echt aantrekkelijk zijn en blijven en dat mensen weten waar ze aan toe zijn.

De voorzitter:

Laatste keer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, zeker afrondend. We hebben een heel uitgebreid debat gehad over salderen. Er ligt heel goed onderzoek over wat de impact is van hoe je het afbouwt. In één keer afschaffen op deze manier zal dramatische gevolgen hebben. We gaan hier een wetsvoorstel voor krijgen in deze Kamer. Ik hoop echt dat alle vragen die de formerende partijen niet gesteld hebben tijdens de besprekingen alsnog uitgezocht worden en dat er wellicht gewoon een ander voorstel komt te liggen.

Mevrouw Postma (NSC):

Het lijkt me heel goed om daarnaar te kijken. Nogmaals, wij willen ook dat die duurzaamheidstransitie doorgaat, met name dat huishoudens gewoon zonnepanelen op het dak kunnen blijven leggen en dat ze daar een goed gevoel over houden, zowel voor hun portemonnee maar ook voor het klimaat en de duurzaamheidstransitie die we hebben. Ik was niet bij de vorige salderingsbehandeling, maar dit zijn wel dingen waar ik in ga duiken. Ik neem aan dat we hier met elkaar nog een debat over zullen voeren. Dat lijkt me heel logisch.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik beluister dit nu. We hebben alle partijen die betrokken zijn bij de formatie, hiernaar gevraagd en gevraagd wat er is gebeurd en waarom dit nou in het akkoord is gekomen. Eigenlijk hebben ze er allemaal geen antwoord op gegeven. Ik hoor mevrouw Postma ook nog zeggen dat het niet het beste idee is dat erin staat. Dat is heel eerlijk, dus dat waardeer ik, maar dan zou ik zeggen: er is een alternatief. Het amendement dat net is ingediend door mevrouw Postma, is niet de oplossing. Wij dienen een amendement in om te werken met een afbouwpad om ervoor te zorgen dat mensen weten waar ze aan toe zijn — goed bestuur — dat ook de markt weet waar die op in kan spelen en dat de energietransitie door kan gaan. Hierbij mijn verzoek en handreiking aan mevrouw Postma om als NSC die vrije rol te pakken om dit goed te maken en voor dit voorstel te zijn.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik heb het amendement van mevrouw Rooderkerk natuurlijk gezien. Hoewel het een mooi voorstel is, hebben wij gewoon een afspraak in het hoofdlijnenakkoord. Daar gaan wij ons aan houden. De stemmingen moeten nog komen, maar wij gaan ons houden aan dat hoofdlijnenakkoord.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Het is een motie, die ik nog moet indienen. Ik wil die graag laten zien en ik hoop dat u daar toch even goed naar wil kijken. Ik hoorde verschillende partijen, ook de VVD, vandaag zeggen dat een afbouwpad verstandig is. Dus ik hoop dat de partijen daar toch hun best voor willen doen.

Mevrouw Postma (NSC):

Voorzitter … O, de heer Erkens komt eraan.

De heer Erkens (VVD):

Even een persoonlijk feit: dat is niet wat ik gezegd heb. Dat kunt u ook in het stenogram terugzoeken.

Mevrouw Postma (NSC):

Het is gewoon heel duidelijk: wij hebben afspraken met elkaar gemaakt en de ene afspraak is leuker dan de andere. En ik hou me aan de afspraken.

De voorzitter:

Oké. Nu kunt u verder.

Mevrouw Postma (NSC):

Nu kan ik begínnen.

De voorzitter:

O, u kan beginnen.

Mevrouw Postma (NSC):

Heel goed. Eens even kijken. Ik wou het ook nog even hebben over telefonische verkoop, als dat mag. Ik had daartoe een amendement ingediend, waarbij ik de feedback kreeg: dat mag niet van Brussel. Dat vind ik sowieso iets raars. Daar hebben we het toen ook over gehad. Als ik een amendement indien om de consument te beschermen tegen telefonische verkoop en dat vanuit Brussel niet mag, dan denk ik dat we naar Brussel moeten gaan om de ruimte te krijgen om onze burgers in Nederland te beschermen tegen deze verkoop. Ik heb wel nog een afweging gemaakt omdat ik ook deze feedback kreeg: als dit amendement wordt ingediend, het onderdeel van het recht wordt en men naar de rechter gaat terwijl de Brusselse wetgeving nog staat, dan houdt het geen stand. Dat is de reden dat ik het amendement ga intrekken en me heb aangesloten bij het amendement van de heer Flach, maar ik heb daar nog wel in totaal drie vragen over aan de minister.

De eerste had ik eigenlijk al een beetje indirect gesteld in het interruptiedebatje. Vallen kleine ondernemers en zzp'ers ook onder het amendement van de heer Flach? Twee. De minister heeft in het eerdere debat al aangegeven dat hij zich gaat inzetten in Brussel — daar is hij al mee bezig — voor die consumentenbescherming, zodat we energieverkoop via de telefoon kunnen verbieden. Kan de minister toezeggen dat hij dat gaat doen? En mijn volgende vraag is: zodra dat geregeld is, kunnen wij dan in de wet opnemen dat energieverkoop via de telefoon verboden wordt?

Dan mijn volgende vraag. Mevrouw Kröger heeft een amendement ingediend over energiehubs en energie delen, dat wij van harte steunen. Volgens mij hebben wij het daar voldoende over gehad. Ook wij vinden het als NSC heel belangrijk dat mensen met elkaar energie kunnen opwekken en delen. Wij stimuleren dat van harte. Juist die decentrale component daarvan vinden wij in die zin heel interessant. Dus steun daarvoor.

Ik heb de heer Kops een mooi verhaal horen vertellen over het aanpakken van tussenpersonen. Hij vroeg aan de minister wat we daaraan kunnen doen. Dat steunen wij van harte. Daar zijn wij ook heel benieuwd naar.

Ik heb zelf in de wet heel erg zitten zoeken naar wat we doen om huishoudens, mensen die moeite hebben met het betalen van hun rekening, te beschermen tegen afsluiting. Tot mijn verbazing zag ik dat niet in de wettekst. Ik zag wel dat bescherming op het gebied van peer-to-peer wordt geregeld. Dat zag ik er wel in terug. Ik begreep dat dat intussen wel is uitgewerkt in ministeriële regelingen, dat dat op die manier is aangepakt. Kan de minister toelichten wat daarin staat en dat hier laten zien met de overwegingen daarbij? Waarom staat dat niet, net als dat peer-to-peer, in de wettekst? Waarom wordt deze dus eigenlijk op een andere manier behandeld en ministerieel afgedaan? We hadden het net kort even over LionLink en het aansluiten van het andere bedrijf. De vorige keer hadden we een debat over het feit dat we geen nee mogen zeggen. TenneT moet in principe nog iedereen aansluiten. Ik begrijp dat dat ook te maken heeft met de interpretatie van de richtlijnen. Zou de minister nog eens een toelichting willen geven op waarom precies dat niet kan en wat we wel kunnen doen, bijvoorbeeld via de Omgevingswet, als er projecten zijn waarvan het niet slim is om ze uit te voeren en waarvan het niet verstandig is om ons belastinggeld daaraan uit te geven. De vorige keer hadden we het over de MKBA. DataSense werd net genoemd. De heer Flach had net een voorbeeld van zonnepanelen op het IJsselmeer. We hadden het net ook de stroomverbinding tussen de UK en Nederland onder de Noordzee. Graag een reflectie daarop.

Net had ik het over het punt dat mevrouw Koekkoek ook al heel mooi verwoordde. Zij heeft een amendement ingediend. Ik heb hetzelfde gedaan met een iets andere strekking. Volgens mij willen we allemaal hetzelfde, namelijk dat deze wetgeving gewoon goed is en dat wij, als er grote veranderingen zijn of als er dingen worden uitgehaald, dat als Kamer ook zien en met elkaar kunnen bespreken of dat wel of niet een goed idee is. Ik ben benieuwd naar de appreciatie van de minister van beide amendementen. Dan denk ik dat we even met z'n allen moeten kijken voor welk amendement we moeten gaan.

De voorzitter:

Ik kan bij dezen concluderen dat u het amendement op stuk nr. 62 heeft ingetrokken.

Mevrouw Postma (NSC):

Ja.

De voorzitter:

Mooi. Gaat u verder.

Mevrouw Postma (NSC):

Ja. Ik moet even kijken of dat het goede amendement is.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 62.

Mevrouw Postma (NSC):

Het amendement over telefonische verkoop. Dat is een ander amendement.

De voorzitter:

Wat bent u scherp.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik ga het even opzoeken, maar het gaat om het amendement over telefonische verkoop en de ACM. Dat is al eerder ingediend. Dat zal een lagere nummering hebben, geef ik als tip door. Dat hoor ik later dan wel. Het amendement op stuk nr. 18, krijg ik toegefluisterd.

De voorzitter:

Nou, dank aan de minister.

Mevrouw Postma (NSC):

Ja. Even kijken. Dan was dat het.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft nog een aanvullende vraag voor u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik had nog een vraag over het energiedelen. Ik ben heel blij dat mevrouw Postma ook het amendement over energiedelen steunt. Ik heb nog een amendement over energiedelen, waarbij er sprake is van vrije leverancierskeuze. Dat is eigenlijk het systeem waar we op moeten landen, denk ik. Eenieder kan zich dan verenigen en kan de energie delen met anderen. Dan kun je echt de stroom die je op je dak hebt opgewekt en zelf niet gebruikt delen met de buren, met een bedrijf of met wie dan ook. Er komt nu een eind aan salderen, maar het moet toch vooral gaan over wat het betekent voor huishoudens met meer stroom dan ze zelf gebruiken. Hoe kunnen ze die lokaal het beste gebruiken? Dat is de essentie van de discussie.

Mevrouw Postma (NSC):

We hebben het over dit amendement gehad. Het eerste hebben we ook ondertekend. Het tweede gaat inderdaad over de vraag of je verschillende energieleveranciers mag hebben in dit geheel. Zonder dat ik het meteen ondersteun, wil ik erbij zeggen dat me dat in beginsel een goed idee lijkt. Het idee is dat we met elkaar energie willen delen en dat je dat wat je over hebt aan iemand anders kan geven. Tegelijkertijd kan ik hier nog niet goed de implicaties van zien. Ik ben dus ook heel benieuwd naar het antwoord hierop van de minister. Hoe ziet die dat? Hoe gaat het dan met de balansverantwoordelijkheid? Hoe gaat het dan met de administratie? Is de bescherming van iedereen daarin goed geregeld? Geldt daar dan ook de peer-to-peerbescherming waar ik het net een beetje over had bij de afsluiting? Zit die er ook bij? Daar heb ik nog wel wat vragen over. In principe ben ik enthousiast over het uitgangspunt.

De voorzitter:

Een aanvullende vraag, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat is goed om te horen. Ik denk vooral: als je het huidige regime rond zon op dak gaat aanpassen, dan moet je een alternatief hebben dat het voor mensen mogelijk maakt om niet alleen afhankelijk te zijn van het terugleveren naar een energieleverancier. Ze zullen iets anders met die stroom moeten kunnen doen en ze zullen daar eigenlijk ook zelf over moeten kunnen beschikken. En dat is precies waar dit amendement over gaat.

Mevrouw Postma (NSC):

Hartstikke mooi. Het idee daarachter is heel erg goed. En wat heel mooi zou zijn, is dat je op een gegeven moment die energie met elkaar hebt en de energie die je te veel hebt, in een batterij kunt opslaan, zodat je het later weer terug kunt nemen. Het zou mooi zijn als we op zo'n manier verdergaan.

De voorzitter:

Goed zo. Dat was het einde van uw betoog, hè?

Mevrouw Postma (NSC):

Ja.

De voorzitter:

Heel goed. Dan zijn we bij de laatste spreker van de kant van de Kamer: de heer Vermeer van de BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. We hebben inmiddels al aardig wat uren over deze Energiewet gedebatteerd. En ik denk dat dat terecht is, want het gaat hier om een serieuze modernisering die als duidelijk doel heeft om ook weer zo'n twintig jaar mee te gaan. Het is ons ook gepresenteerd als een soort framework waar we straks nog allerlei nieuwe zaken in kunnen hangen. En dat is ook zeker nog wel nodig, want wat ons betreft zou er eigenlijk geen onderscheid moeten zijn tussen verschillende soorten energie in verschillende wetten. We hebben nu nog een aparte wet voor warmtenetten en de Warmtewet komt er ook nog aan. Wat ons betreft komen de mensen die via blokverwarming aangesloten zijn op een warmtenet, in dezelfde wet terecht. En ook het gebruik van waterstof moet hier nog in opgenomen worden, maar daar kom ik zo dadelijk nog even op terug.

Deze hele wet gaat niet alleen over duurzaamheid, want het gaat ook over licht en warmte in onze huizen. Het gaat zelfs over het rijden van treinen, zo heeft de heer Grinwis in zijn verhaal bepleit. De BBB denkt dat deze Energiewet een goede stap is om randvoorwaarden te borgen, maar op sommige punten kan het beter. Ik begin met waterstof.

Volgens ons heeft waterstof het in zich om in de toekomst een grote rol te spelen voor ons land. Zware industrie, bedrijfsterreinen en zelfs regionale vliegvelden zien het als een belangrijke schakel in de verduurzaming van hun bedrijvigheid. Daarom willen ze hier grote stappen in zetten. Ze worden op dit moment echter wel geconfronteerd met veel onduidelijkheden en wij moeten ervoor zorgen dat we dat hele proces als overheid goed begeleiden. De crux zit vooral in het realiseren van de infrastructuur voor waterstof en voor waterstofdragers binnen de clusters. Maar ook de connectie van die waterstofinfrastructuur op internationaal niveau is van groot belang. Er zijn wat ons betreft nog wel wettelijke kaders nodig voor de importterminals en de waterstofinfrastructuur.

Wat ons betreft moet het onderdeel waterstof dus zo spoedig mogelijk worden toegevoegd. Alhoewel hij er zeer waarschijnlijk, en hopelijk, niet voor verantwoordelijk zal zijn, hoop ik dat de minister zijn inschatting kan geven van op welke termijn dit zou kunnen. Hoever zijn bijvoorbeeld de voorbereidingen gevorderd op het ministerie? Ik neem aan dat daar gewoon keihard wordt doorgewerkt, ongeacht wie het schip bestuurt. Maar de Energiewet is daar wat ons betreft dus een goede kapstok voor.

Een belangrijk onderdeel is een goede ordening van de markt voor waterstof. In de tweede nota van wijziging staat dat Hynetwork Services, een dochteronderneming van de Gasunie, bij subsidiebeschikkingen is aangewezen als beheerder van het transportnetwerk met als taken het ontwikkelen en beheren in dienst van het algemene economische belang. De Nederlandse Staat is 100% aandeelhouder van de Gasunie, maar dat brengt wel met zich mee dat er oneerlijke concurrentie kan ontstaan als die taken verder gaan dan alleen het beheren van het net. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Is het volgens hem wenselijk dat er strakkere voorschriften komen voor publieke infrastructuurbedrijven, wat ons betreft met een beperking tot invoer, uitvoer en doorvoer? Wij hebben hier een motie voor klaarliggen, die ik in de tweede termijn zal indienen.

Ik heb daar ook nog een andere vraag over. Ik ben gisterenochtend bij een kennisontbijt over waterstof geweest. Daar werd mij verteld dat bedrijven die willen aansluiten op zo'n gasleidingnet, moeten betalen voor de capaciteit die ze maximaal willen aanleveren. Als zij dus denken dat zij ergens later dit jaar zoveel ton zouden willen leveren, dan moeten ze voor dat tarief betalen, ook al leveren ze op dit moment nog helemaal niets. Wij denken toch dat dat niet de juiste manier is om te stimuleren dat bedrijven hieraan mee gaan doen en gaan aansluiten. Op deze manier valt er, denk ik, geen goede businesscase te maken, temeer zo omdat men in buurlanden, bijvoorbeeld in Duitsland, twintig jaar lang gratis mag leveren om de boel op gang te helpen. Wij hebben gelukkig in het hoofdlijnenakkoord opgenomen dat er op dit gebied geen significante verschillen mogen zijn met buurlanden. We hopen dat daar snel invulling aan zal worden gegeven.

Dan iets over data. Data zijn ontzettend belangrijk in de energiemarkt. Ze zijn belangrijk om ons net slimmer te maken, maar ze zijn ook nodig voor gemeentes en provincies om inzicht te krijgen in hoe het zit op een bepaald industrieterrein of in een bepaalde wijk.

De voorzitter:

Meneer Vermeer, ik onderbreek u even want de heer Bontenbal heeft een interruptie voor u.

De heer Bontenbal (CDA):

Collega Vermeer zei iets interessants over het speelveld tussen verschillende landen. Ik ben het erg met hem eens dat landen als Duitsland op het gebied van waterstof veel meer doen. Die stimuleren dat gewoon heel fors. Gaat de nieuwe coalitie dat ook doen? Wat bijvoorbeeld Duitsland doet, is natuurlijk niet gratis. Duitsland, met een groene regering, heeft ook heel lage energietarieven en stimuleert dus ook waterstof heel erg. Gaat de nieuwe coalitie er dan ook aan werken om dat speelveld gelijk te trekken? Ik zou daar heel erg voor zijn en ik zou u daarin ook steunen, als u daar plannen voor hebt.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, meneer Bontenbal, voor uw steun bij voorbaat al. Dat is mooi meegenomen. In Duitsland drinken ze ook heel veel bier, maar ook daar is het niet gratis. Wij zullen er inderdaad naar moeten kijken hoe we dat gaan dekken. Maar in het hoofdlijnenakkoord hebben wij duidelijk de intentie weergegeven dat op dat gebied geen significante verschillen mogen zijn, omdat het anders niet leidt tot de verdere ontwikkeling van nieuwe infrastructuur op het gebied van alternatieve energiebronnen.

De voorzitter:

De heer Bontenbal nog een keer.

De heer Bontenbal (CDA):

Dat klinkt mij als muziek in de oren. Dat gaat niet alleen over het verbruik van energie, maar ook over de productie van duurzame energie. Maar daar gaat natuurlijk wel een flink prijskaartje aan hangen, want Duitsland gooit daar heel veel geld tegenaan. Ik verwacht dus wel dat de nieuwe coalitie dan ook boter bij de vis doet. Ik wacht de plannen met veel interesse af.

De heer Vermeer (BBB):

Wij gaan de boter opzoeken en dan zullen we die te zijner tijd bij de vis voegen.

Zoals ik al zei zijn data belangrijk voor gemeentes en provincies om inzicht te krijgen. Maar data zijn ook zeer belangrijk voor burgers om goed inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kosten daarvan. Die facturen worden steeds onbegrijpelijker. De overzichten die ik in mijn mail krijg van mijn energieleverancier worden steeds langer, met fraaie grafieken, dat wel. Maar hoe het nu precies in elkaar zit, is best moeilijk te achterhalen.

We hebben in het wetsvoorstel ook gelezen dat er een gegevensuitwisselingsentiteit benoemd en ingericht moet worden. Ik heb een vraag aan de minister. Betekent dat ook dat burgers direct zelf op die plek informatie zouden kunnen inzien, om zo de facturen van hun energieleverancier te kunnen checken, maar ook om die van de brokers te kunnen checken op het moment dat ze energie gaan delen? Het wordt immers straks best wel ondoorzichtig als je meerdere overzichten krijgt van verschillende partijen. Hoe moet je die zelf controleren en vergelijken met wat je daadwerkelijk verbruikt of geleverd hebt? Zeker als je gaat delen met je familie wil je daar geen gedoe over hebben. Het liefst wil je het onafhankelijk bekijken.

Als laatste wil ik het nog hebben over het recht op een aansluiting. De heer Kops had het daar ook al over. In de tweede nota van wijziging staat opeens in artikel 3.38 dat toegang tot energie ook geweigerd kan worden. In de eerste versie stond nog dat dit uitgesteld kan worden en nu kan het opeens geweigerd worden. Mijn vraag is hoe wij als overheid en als netbeheerders ondernemers of particulieren een basisbehoefte kunnen ontnemen. Volgens ons is dat niet mogelijk. Daar hoor ik graag een antwoord op, omdat er nu al rechtszaken aan de gang zijn over uitstel, laat staan wat er zal gebeuren bij weigering. Wat zouden de gevolgen zijn als we het woord "weigeren" toch weer terugdraaien naar "uitstellen", zoals in het oorspronkelijke voorstel stond, en wat zou dan een redelijke termijn zijn?

Dan heb ik nog één puntje over het hele wetsvoorstel. We hebben het daarstraks al even gehad over hoofdstuk 6, de overige bepalingen over wanneer het wel of niet een projectbesluit gaat worden. Daar staat iets aparts in. Ik heb inmiddels via de politiek adviseur opgevraagd hoe het zit met het woordje "capaciteit". Dat is het vermogen van de windmolen. We zouden dat toch wel graag toegevoegd zien of op z'n minst bevestigd zien door de minister, zodat het opgenomen kan worden in de Handelingen. Maar er staat iets vreemds, want er staat dat de Gedeputeerde Staten gaan over de aanleg of uitbreiding van een windpark met een capaciteit van ten minste 15 megawatt, maar minder dan 100. Dat kun je dus als volgt interpreteren. Als er een uitbreiding van 50 bijkomt, dan valt dat onder Gedeputeerde Staten, maar als de capaciteit al 70 is, dan kom je boven de 100 en ga je naar 120. In theorie zouden Gedeputeerde Staten het dus elke keer met stukjes van 50 kunnen ophogen zonder dat er een ministerieel besluit nodig is, terwijl we al wel ruim boven de 100 megawatt zitten. We zouden heel graag van de minister horen of wij dat juist geïnterpreteerd hebben, want als dat zo is, dan kom ik nog met een amendement om daar andere spelregels voor in te stellen. We zouden ook graag willen weten of dit ook nog toegevoegd kan worden voor zonnevelden of dat wij dat moeten amenderen. Daar zou ik graag wat meer over willen weten.

Dat was mijn bijdrage. Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk. Er zijn een aantal interrupties.

De heer Vermeer (BBB):

O, toch wel?

De voorzitter:

Ik begin bij mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik had verwacht dat de heer Vermeer zelf over het volgende zou beginnen. Deze Energiewet gaat natuurlijk ook over hoe we omgaan met mensen met zonnepanelen. In het coalitieakkoord wordt rücksichtslos besloten om het in één jaar af te schaffen. Dat was absoluut niet de inzet van BBB bij het lange plenaire debat en vooral ook in de Eerste Kamer is de BBB heel duidelijk geweest dat er een betrouwbare overheid moet zijn en dat we juist moeten zorgen dat het loont om zon op dak te hebben.

De heer Vermeer (BBB):

Klopt.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Mijn vraag aan de heer Vermeer is de volgende. Ik vroeg het net aan mevrouw Postma. Die zei: ik weet het eigenlijk niet, want ik zat niet bij die gesprekken. Maar volgens mij zat de heer Vermeer wel bij die gesprekken. Het stond in geen enkel verkiezingsprogramma. Hoe kan het nou dat er besloten is dat het in één jaar afgeschaft moet worden?

De heer Vermeer (BBB):

Mevrouw Kröger, bedankt voor de vraag. Daar geef ik graag opheldering over. Het is eigenlijk heel simpel: omdat wij bij alle plannen die wij gemaakt hebben, op zoek moesten naar dekking. Wij hebben heel veel alternatieven overwogen. Het ene doet meer pijn dan het andere, of het ene doet bij de ene partij meer pijn dan het andere. We hebben wat ons betreft de keuze gemaakt — ik kan alleen over onszelf zeggen hoe wij dat afgewogen hebben — om toch deze pijnlijke maatregel te treffen. Dat had er ook mee te maken dat wij gezien hebben dat, nadat het afschaffen van de saldering weggestemd was, de energieleveranciers vrijwel direct gereageerd hebben en hier nog steeds mails over sturen. Ik heb er zelf ook eentje gehad. Zodra het contract afgerond is, moeten we als burgers die zonnepanelen hebben, opeens een boete betalen voor het feit dat we zonnepanelen hebben. Dat is blijkbaar volgens de ACM-spelregels gewoon toegestaan, maar dat zorgt er op dit moment voor dat zelfs mensen die helemaal niets terugleveren maar alles zelf verbruiken, nu een soort boete krijgen op het gebruik van zonnepanelen. Wij hebben dat met elkaar afgewogen en hebben gezegd dat dit echt een waardeloze maatregel is om dekking te geven voor andere voorstellen die wij willen, zoals de energiebelasting omlaag en — u heeft het gezien — koopkrachtverbetering in de breedste zin van het woord. Er moest iets tegenover staan en dit was een zeer pijnlijke bezuiniging. Ik kan het niet anders noemen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger nog een keer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Er zit heel veel in het antwoord van de heer Vermeer, onder andere de suggestie dat salderen nu in één keer wordt afgeschaft omdat de energieleveranciers heffingen zijn gaan invoeren. Maar je kan ook die heffingen voorkomen; zie het amendement-Beckerman. Het is dus wonderlijk om dan in een wetgevende rol niet daarop in te grijpen — dat kunnen wij als Kamer — maar te zeggen: nee, dan schaf ik die hele regeling af. Maar mijn vraag is eigenlijk: waren de formerende partijen zo naarstig op zoek naar geld dat er zelfs niet een afbouwpad in zat en dat het daarom dus in één keer moest? Ik vind het echt heel asociaal naar mensen toe die gerekend hebben op bepaalde voorwaarden. Toen zou het afgebouwd worden tot 2031. Daar konden mensen ook nog rekening mee houden. Toen ging dat niet door. Nu is het in 2027 in één keer, pats-boem, weg. Zaten de formerende partijen zo klem dat er geeneens een afbouwpad in zat?

De heer Vermeer (BBB):

Ik kan alleen praten over onszelf en onze eigen afwegingen hierin. Wij hebben zelf de volgende afweging gemaakt. Als we die saldering afschaffen, heeft dat in welke vorm dan ook — dat hebben we gezien bij de discussie over de geleidelijke afschaffing — de directe impact dat mensen het gevoel hebben: de saldering wordt afgeschaft. Als je het dan toch doet, levert het inderdaad het meeste geld op als je het in één keer doet. Wij hebben ervoor gekozen om zo min mogelijk pijnlijke maatregelen te treffen, in plaats van deze langer uitspreiden en weer andere maatregelen bedenken die ook weer andere gevolgen hebben voor burgers. Dat is gewoon een keuze geweest, dat klopt.

De voorzitter:

Laatste keer, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, afrondend. De reden waarom het in één keer zo veel geld oplevert, is omdat het die mensen juist in één keer heel hard raakt. Het feit dat je het afbouwt, helpt mensen die een paneel op het dak hebben. Daar houden ze rekening mee met betrekking tot hoelang de terugverdientijden zijn. Mijn laatste vraag aan de heer Vermeer is: wat is het alternatief? Wat is nou het alternatief voor al die mensen met zon op dak als het er in 2027 in één keer af gaat? Hoe ziet de heer Vermeer dat voor zich?

De heer Vermeer (BBB):

Wat ons betreft moeten alle boetes die er nu staan op het bezitten van zonnepanelen, via administratiekosten of op een andere manier, er per direct af. Dat is een kleine verlichting van de besparing die de overheid inboekt, maar die de burger inderdaad geld kost. Want alles wat de overheid bespaart, kost iemand anders geld. Daar moeten we ook eerlijk in zijn. Wij hopen dat we echt aan de slag kunnen met het stimuleren van thuisbatterijen en andere oplossingen om ervoor te zorgen dat mensen die zelf stroom opwekken, die stroom zo efficiënt mogelijk en het liefst gewoon in eigen huis kunnen inzetten.

Mevrouw Beckerman (SP):

De BBB draait hier gewoon sneller dan een windmolen. Het is nog maar een paar maanden geleden dat de BBB dit voorstel in de Eerste Kamer tegenhield. Nu komen ze met een voorstel dat nog veel verder gaat. Toen dat voorstel werd tegengehouden, ging het over "de gewone man en vrouw". Dat waren niet mijn woorden; dat waren de woorden van de BBB. Wat zegt de BBB nu dan tegen die gewone man en vrouw?

De heer Vermeer (BBB):

Wij zeggen tegen die gewone man en vrouw dat wij er over de hele linie voor zorgen dat de koopkracht verbetert en dat wij een aantal impopulaire maatregelen hebben moeten treffen om ervoor te zorgen dat wij de begroting zo goed als sluitend krijgen, volgens de normen die wij onszelf gesteld hebben. Dat is het enige eerlijke antwoord dat ik kan geven.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat zeiden de partijen de vorige keer ook en toen maakten we gezamenlijk de afweging dat dat niet genoeg is. We zien nu al dat er huurders zijn met zonnepanelen die duurder uit zijn. Het gaat om mensen die een klein beetje spaargeld hebben geïnvesteerd, met de hoop dat er eindelijk eens een keer een betrouwbare politiek zal zijn, die blij waren met de grote BBB in de Eerste Kamer, die dachten: hé, dit gaat anders dan we de afgelopen jaren hebben gezien; die zijn betrouwbaar; die pakken mij dat voorbeeldje niet af. Bam! Een paar maanden later is het weg. Die mensen kunnen niet even nog een keer hun spaargeld investeren in die thuisbatterij. Ik wil toch heel concreet weten: wat betekent dit voor de mensen die dat hebben gedaan en die huurders? Wat betekent dit voor hen? De energiebelasting is €29, zie ik in de financiële toelichting. Dat is mooi, maar dat weegt niet op tegen de tientallen, zo niet honderden euro's die dit hun kan gaan kosten.

De heer Vermeer (BBB):

Volgens de mail die ik van mijn energieleverancier kreeg, moest ik zelfs iets van €350 bijbetalen vanwege het bezit van zonnepanelen. Dat zal moeten vervallen. Wij hopen dat we op deze manier het leed kunnen verzachten voor mensen die die investering gedaan hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, laatste keer.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik probeer altijd tot een oplossing te komen en voor dat laatste heb ik een oplossing. Wij hebben daarover een amendement ingediend. Zorg nou dat je dat nu al stopt en ga niet terug naar een discussie over krantenkoppen die niet kloppen. Maar goed, daar hebben we bij stilgestaan. Er is een voorstel om dat direct te stoppen. Dat zou u kunnen steunen, want daarmee voorkomt u een rekening voor uzelf. Maar goed, daarvoor zitten we hier natuurlijk niet. Maar heel veel mensen zijn hierdoor heel onaangenaam verrast. Is de BBB bereid om dat voorstel te steunen?

De heer Vermeer (BBB):

Zoals dat altijd gaat, met elk voorstel, ga ik dat eerst met mijn fractie overleggen. In de basis vinden wij dat die premies en zo eraf moeten. Dan gaat het er alleen even om op welk moment die eraf moeten. Wat ons betreft zou het redelijk zijn als dat dan ook per 1 januari 2027 is, maar we zullen uw voorstel in overweging nemen.

De voorzitter:

Dan ga ik nu naar de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik waardeer het dat de heer Vermeer gewoon klip-en-klaar zegt dat het een platte, financiële reden heeft, namelijk 720 miljoen structureel dat hiermee wordt bespaard dan wel aan lasten wordt verzwaard of bij de Staat terechtkomt. Dat was vorig jaar eigenlijk ook al bekend toen hier de salderingswet is behandeld, en ook begin dit jaar, toen er in de Eerste Kamer over werd gestemd. Toen was al duidelijk dat er een gat zou vallen en werd er gezegd: 717 miljoen structureel. Dat was toen voor de BBB geen reden om voor de wet van minister Jetten te stemmen. Ik krijg hier toch een beetje de indruk dat er sprake is van een opportunistische flipperkastpolitiek. Want in 2013 zei toenmalig minister Henk Kamp: deze regeling is niet houdbaar. Toen had hij het over salderen. Het gaat er op enig moment af, het is een tijdelijke stimulans. In 2017 is, onder aanvoering van Pieter Omtzigt, in het coalitieakkoord opgenomen dat in 2021 de salderingsregeling zou worden omgezet in een subsidie om een enorm uitdijende derving te voorkomen. In het vorige coalitieakkoord is gezegd: weet je wat, we gaan het anders doen, we gaan het geleidelijk afbouwen. Dat leidde tot iets meer geleidelijkheid en zekerheid. En dan nu ineens helemaal afschaffen? De heer Vermeer gebruikt als argument: we zien ons ineens geconfronteerd met terugleverkosten en allerlei andere fees. Of nee, juist geen fees, maar boetes die in rekening worden gebracht als je zonnepanelen hebt. Maar dat is allemaal voorspeld. Als salderen nu niet zou worden aangepakt door de politiek, zouden de energiebedrijven zelf het heft in handen gaan nemen. We wisten dit toch? De formatie was toch al gaande in januari-februari, toen er in de Eerste Kamer werd gestemd? Daar was de BBB toen toch ook al bij betrokken? Heeft de heer Vermeer er niet een beetje spijt van dat er toen iets te makkelijk is meegegaan, terwijl de liefde voor het zonnepaneel ook weer niet zo heel diep zat?

De heer Vermeer (BBB):

Ik waardeer het mooie stukje geschiedschrijving, dat al aangeeft dat deze flipperkast blijkbaar heel oud is. We zijn dus niet de enige partij die worstelt met dit dossier. U heeft zelf jarenlang vooruitgeschoven. Wij hebben nu een besluit genomen. Wij hadden al wel in ons verkiezingsprogramma opgenomen dat wij het stoppen met het salderen wilden opschorten. Wij hebben daarmee wel laten zien: dit is op termijn onhoudbaar. Het liefst hadden wij het verder vooruitgeschoven om de mensen die panelen aanschaffen minimaal zeven jaar terugverdientijd te geven. Nieuw is de wijze waarop energieleveranciers het afgelopen halfjaar hebben geacteerd. In de jaren daarvoor was dat niet aan de orde. Ik heb al jarenlang zonnepanelen en ik heb daar nog nooit iets extra's voor hoeven te betalen. Pas sinds het besluit over de salderingsregeling is genomen, moeten we extra betalen. Eigenlijk is dat een heel vreemde timing. Waarschijnlijk waren de systemen daar niet eerder klaar voor, was er nog niet zo goed gerekend of hadden ze er pas last van toen de hoeveelheid zonnepanelen ging exploderen. Dat zijn allemaal omstandigheden geweest. Nogmaals, ik kan hier wel allemaal mooie verhalen vertellen, meneer Grinwis, over dat we de energiebelasting naar beneden brengen, dat we minder wind op land willen — mensen zijn daar heel blij mee — dat de warmtepompverplichting eraf gaat en al dat soort mooie dingen. Maar als we het tot de essentie terugbrengen, dan is dit een van de financiële offers geweest die wij als partij moesten brengen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik waardeer de openheid van de heer Vermeer, daar niet van. Want ik weet hoe het werkt en dat je de plaat sluitend moet krijgen. Geld groeit niet aan een boom; dat moet je ergens vandaan halen. Alleen, dit was begin dit jaar, toen de Eerste Kamer moest stemmen, bekend. Toen was de formatie al bezig. Ook de waarschuwingen van de energiebedrijven dat als de wet zou worden verworpen, zij dan genoodzaakt zouden zijn om zelf in actie te komen met allerlei boetes en terugleverkosten et cetera, waren bekend. Het heeft zich nu alleen gematerialiseerd, dus in die zin is het nieuw. Maar we waren allemaal gewaarschuwd, voorstemmers en tegenstemmers.

Een van de argumenten van de BBB om tegen te stemmen in de Eerste Kamer, en volgens mij ook in de Tweede Kamer, ging over de terugleververgoeding van 80% van het kale leveringstarief. Collega Erkens en ik hadden dat in de wet geamendeerd als een soort extra garantie, zekerheid voor de komende jaren voor zonnepanelenbezitters, zo van: u kunt in ieder geval hierop rekenen. De BBB vond dat toen te weinig en nu staat zij onder een amendement van collega Postma dat alleen maar regelt, voor misschien nog wel minder dan 1% van de populatie die met dynamische contracten te maken heeft, dat de terugleververgoeding niet lager mag zijn dan nul, dus dat die niet negatief mag zijn. Waarom gebruikt de BBB dan niet het argument dat ze toen heeft gebruikt tegen het salderen, namelijk dat de in het vooruitzicht gestelde terugleververgoeding te laag is? Waarom wordt dat nu, vandaag, niet goed geregeld? Dat gebeurt nu slechts, zou ik bijna willen zeggen, met zo'n niemendalletje — ik zal voorstemmen, hoor — van alleen maar voorkomen dat er een negatief tarief komt.

De heer Vermeer (BBB):

Ik ben het met de heer Grinwis eens dat alleen dat amendement ook wat ons betreft niet voldoende is. Bij de overweging in de Eerste Kamer kwam er nog een extra argument bij. Dat was dat er rond de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer via het BNNVARA-programma Kassa ook bekend werd dat ruim 300 eigenaren van zonnepanelen niet eens een meter hebben die in staat is om een geleidelijk afbouwpad te faciliteren. Dat zijn wel argumenten die wij als BBB naar de onderhandeltafel hebben meegenomen, zo van: dan moeten we er maar dwars doorheen, want ellende gaat het toch opleveren; dat weten wij. Dat zeg ik met alle respect. Dit gaat pijn doen, niet zozeer voor de BBB, maar voor de burgers die het aangaat. Dat is belangrijk. Zo nemen wij het dus op in het hoofdlijnenakkoord en dan moeten we daarna in de uitvoering gaan kijken hoe we dat leed zo mogelijk kunnen verzachten.

De voorzitter:

Wordt vervolgd. Goed zo. Meneer Vermeer, u kunt verdergaan. U was klaar?

De heer Vermeer (BBB):

Ik ben klaar. Dank u wel.

De voorzitter:

Nou, kijk eens even. Dan kunnen we de eerste termijn van de Kamer afsluiten. We zien de minister terug na de dinerpauze. Dan gaat hij ons antwoorden.

De voorzitter:

Ik kan de vergadering voor eventjes schorsen en dan gaan we verder met het tweeminutendebat over de Raad Buitenlandse Zaken die op 27 mei plaatsvindt. Dus voor nu gaan we even een aantal minuten schorsen.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat over de Raad Buitenlandse Zaken die 27 mei gehouden gaat worden. Het commissiedebat hierover is net geweest. We gaan na afloop van het tweeminutendebat onmiddellijk over de moties stemmen. Als eerste zou ik graag het woord willen geven aan de heer Paternotte van D66. Gaat uw gang.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De heer Paternotte (D66):

Ik zie de heer Brekelmans nog niet in de zaal.

Dat was het, meneer Paternotte?

De heer Paternotte (D66):

Dat was 'm. Ik wil nog iets vragen aan de minister over de situatie in Nieuw-Caledonië. Het Franse bureau voor desinformatie heeft aangegeven dat daar sprake is van inmenging vanuit Azerbeidzjan. Er worden daar Azerivlaggen vertoond. Ik denk dat het goed is als hierover wordt gesproken om de solidariteit te tonen richting de Franse collega. Maar het is ook goed dit weer te kunnen duiden als een voorbeeld van Russische inmenging, dan wel vanuit een land binnen de Russische invloedsfeer, gericht op het ondermijnen van de stabiliteit in de westerse wereld, wat in dit geval zelfs de Franse president helemaal naar de andere kant van de wereld brengt.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Ceder van de ChristenUnie, ik mag u naar voren roepen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Een tweede motie, voorzitter.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van Nispen van de SP, ik mag u naar voren roepen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik vervang mijn collega Dobbe. Mede namens haar dien ik de volgende motie in.

Dank u wel. De heer Brekelmans van de VVD.

De heer Brekelmans (VVD):

Voorzitter. Dank aan de minister voor het goede debat dat we hebben gehad over alle issues in de wereld.

We hebben uitgebreid stilgestaan bij Oekraïne. Ik dank de minister dat zij heeft aangegeven op korte termijn samen met haar collega terug te komen op de inspanning van Nederland rondom de Patriots. Daarnaast gaf zij heel duidelijk aan dat we volop bezig zijn met de F-16's, maar dat zij daar niet te veel over kan zeggen, ook op verzoek van Oekraïne. Ik vond het goed om te horen — daar sta ik ook volledig achter — dat Oekraïne in staat moet zijn om legitieme militaire doelen in Rusland aan te vallen. Daarom heb ik de motie-Paternotte meeondertekend. Daarnaast is het van belang om richting China een duidelijk signaal af te geven dat op het moment dat zij overgaan tot militaire en lethal aid, dit echt een gamechanger zou zijn. Daarom heb ik ook de motie van de heer Paternotte medeondertekend.

De minister gaf ook duidelijk aan dat zij niet blij was met de communicatie over Iran, maar dat die boodschap in Brussel gelukkig goed aangekomen is.

Tot slot, we zien vandaag ook weer dat de spanningen rondom Taiwan toenemen. We hebben in het verleden gezien dat de Europese reactie daarop ofwel vrij summier ofwel verdeeld is. Volgens mij is het op dit moment juist van belang om gezamenlijk aan China te laten weten dat het handhaven van de status quo van belang is. Vandaar deze motie.

Dank u wel. Mevrouw Piri, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ook ik wil de minister danken voor de beantwoording en ook de heer Brekelmans voor het voorzitten van het debat. Ik heb nog een aantal vragen, maar geen moties.

Allereerst een opmerking. Ik ben blij dat de PVV-collega's in de plenaire zaal zijn, maar het is wel weer de zoveelste keer dat bij debatten over oorlog de grootste fractie helaas geen enkele inbreng heeft gedaan en wij hen ook niet konden bevragen.

Dan heb ik nog vier punten.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

De heer De Roon heeft een sterfgeval.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Dan betuig ik uiteraard mijn medeleven aan de heer De Roon.

Voorzitter. Ik heb nog vier vragen. Ik ben blij met de toezegging van de minister om een appreciatie te geven van het Clingendaelrapport, om te kijken of we een trainingsmissie van Oekraïense militairen naar Oekraïne zouden kunnen verplaatsen.

Ik ben ook blij met de toezegging van de minister dat zij pal staat voor de onafhankelijkheid van het ICC, zeker als gastland, ook nu de VS dreigen met sancties, en om alles te doen, voor en achter de schermen, ook door diplomatieke inzet, om te voorkomen dat het zo ver komt. Ik verwacht van de minister, en volgens mij heeft ze dat ook toegezegd, dezelfde inzet die eerdere kabinetten hebben gehad om de onafhankelijkheid van het ICC te waarborgen.

Borrell, de Hoge Vertegenwoordiger, tweette vanmorgen dat alle EU-landen inmiddels de steun aan UNRWA hebben hervat. Mag ik daaruit begrijpen dat Nederland daarin wordt meegerekend? Er zijn nogal tegenstrijdige reacties over. Heel concreet vraag ik aan de minister welke communicatie over het Nederlands besluit is gedeeld met de VN. Zou ze die ook met de Kamer kunnen delen?

Tot slot, over Georgië. Ik ben blij dat de minister sancties zeker niet uitsluit. Ik zou zeggen: ga ze zelfs actief bepleiten, als deze wet wordt aangenomen, en ook actief echt steun bieden, ook vanuit de ambassade, aan de ngo's daar.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Veldkamp van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Veldkamp (NSC):

Voorzitter. We hebben een nuttig debat gehad met de minister van BZ en met elkaar, over onder meer de zorgelijke ontwikkelingen in Georgië, de zogenaamde Ruslandwet, en wat daarmee te doen. Het is goed dat de minister door de EU alle opties laat bezien hoe te reageren.

We hebben het gehad over de oorlog in Oekraïne en het belang van voortdurende Nederlandse steun. Het is goed dat de minister heeft bevestigd dat er geen kinderslot zit op de door Nederland geleverde wapens en dat Oekraïne die ten volle kan gebruiken om zichzelf te verdedigen, conform artikel 51 van het VN-Handvest.

We hebben het over het Midden-Oosten gehad. Ik steun de inzet dat erkenning van een Palestijnse staat onderdeel moet zijn van een politiek proces en op dit moment voor Nederland niet aan de orde is. We hebben het gehad over de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof die we respecteren, terwijl de minister duidelijk onderscheid blijft maken tussen de democratische staat Israël en de terreurorganisatie Hamas. Ook Armenië kwam aan de orde, net als Sudan, Oost-Congo en de zorgelijke ontwikkeling die meer aandacht zou moeten krijgen. China en Taiwan zijn al genoemd.

Voorzitter. Dit is een heel breed palet in een wereld van oorlog, onrust en onzekerheid. Ik heb geen eigen moties vandaag, maar ik dank de minister voor haar uitleg en beantwoording. Ik wens haar succes met de inzet in de EU, de NAVO, de VN en dergelijke.

De voorzitter:

Dank u wel.

Meneer Tuinman, ik noem uw naam wel, maar u heeft zich voor nul minuten ingeschreven. Ik kijk vervolgens naar de heer Van Houwelingen van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik heb één motie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Tot slot, voorzitter, om het dictum toch even wat toe te lichten, het volgende. Ik heb hier bewust "gevechtseenheden" geschreven, omdat ik natuurlijk begrijp dat er waarschijnlijk al eenheden of in ieder geval militairen actief zijn, bijvoorbeeld om te helpen met advies, met de Patriots, met training. Maar daar gaat het dus niet om. Het gaat echt om gevechtseenheden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

Ten slotte is aan de kant van de Kamer het woord aan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De heer Van Baarle (DENK):

Tot slot.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle.

Dit was de termijn aan de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering voor tien minuten. We zien elkaar weer om 17.30 uur en dan volgt het antwoord van de minister.

De voorzitter:

Ik zie iedereen in de zaal zitten, dus we kunnen beginnen aan de beantwoording van de minister. Ik geef haar graag het woord.

Termijn antwoord

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Allereerst dank ik de leden voor het debat dat we hebben gehad en de wijze waarop de leden kijken naar de manier waarop we in veel verschrikkelijke conflicten toch gezamenlijk met elkaar stappen zetten.

Een aantal vragen van mevrouw Piri. Ja, bij sancties van het Internationaal Gerechtshof zullen we in beginsel natuurlijk dezelfde inzet plegen. Het functioneren van het Internationaal Gerechtshof is namelijk ontzettend belangrijk. Het gaat om de volle breedte van het internationaal recht en accountability. Die inzet is er dus.

Over UNRWA hebben we in de brief geschreven dat we UNRWA weer beschouwen als een kanaal om hulp aan te verlenen. Op dit moment hebben we echter geen geld beschikbaar. Deze brief is ook gewoon rechtstreeks naar UNRWA gegaan, dus die hebben ze gehad, met een nadere toelichting.

Voor Georgië geldt dat we de hele gereedschapskist gebruiken in het gesprek met de Europese Unie.

Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 2898 van de heren Paternotte en Brekelmans. Het is voor ons, voor Nederland, staand beleid om dat te doen, zolang het volgens artikel 51 van het VN-Handvest is én zelfverdediging is, zoals de heer Veldkamp ook zeer terecht zei. Dat dragen we ook graag uit naar andere landen. Daarom dus oordeel Kamer. Sorry, maar dat ene woord neem ik even terug. Dit was de motie over het commitment en actief hierop inzetten bij RBZ en NAVO. Daarop zeg ik: ja. Maar ik moest dat over die zelfverdediging even ...

De voorzitter:

Wacht even. Even voor de helderheid. De motie op stuk nr. 2898 krijgt oordeel Kamer?

Minister Bruins Slot:

Ja, en ik heb uitgelegd dat die motie natuurlijk geldt in een situatie volgens artikel 51 van het VN-Handvest én als er sprake is van zelfverdediging. Verder ga ik het dictum uitvoeren.

De voorzitter:

Helder. De heer Paternotte? O, hij heeft toch geen vraag.

Minister Bruins Slot:

Dan de motie op stuk nr. 2899. Die geef ik oordeel Kamer. Nederland verwacht van China dat het geen wapens levert aan Rusland. We moeten wel eerst de feiten op tafel krijgen. De signalen hierover zijn tegenstrijdig. Dit vergt nader onderzoek. Daar zal ik ook in EU-kader op aandringen.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 2900. Allereerst zal ik die motie oordeel Kamer geven, zeg ik tegen de heer Ceder. Daar hoort wel één belangrijke opmerking bij: juist Egypte heeft er ook absoluut geen belang bij om Hamas op zijn grondgebied te hebben. Hamas is voor Egypte ook een groot probleem. Daarmee heeft deze motie dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Piri heeft een vraag. O, ik zet uw microfoon nog even aan. Mijn fout.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik dacht al dat het aan m'n schoen lag, maar nee dus.

Maar ik heb een vraag over die motie. Ik denk namelijk dat de minister het er ook mee eens is dat niemand die tunnels wil; laat dat duidelijk zijn. Maar we kunnen ook nog wel wat andere punten met Egypte bespreken in plaats van ze nu vermanend toe te spreken over die tunnels. Maar ik heb een feitelijke vraag. In deze motie wordt beweerd dat de tunnels die lopen tussen Rafah en Egypte ook zijn ingezet voor gijzelaars. Ik vraag dat dus graag even aan de minister. Ik begrijp dat er ook heel veel reacties over binnenkomen. Ik snap dat de tunnelsystemen in Gaza zijn ingezet voor gijzelaars, maar naar mijn weten ... Ik heb tot nu toe in ieder geval nog geen berichten gezien dat daarmee ook de grens naar Egypte is overschreden. We kunnen het niet weten, maar heeft de minister misschien info die bevestigt wat er in deze motie wordt beweerd?

Minister Bruins Slot:

Tegen mevrouw Piri zeg ik: dank voor uw scherpte. Er zijn zeer zeker sterke vermoedens dat het voor wapens is gebruikt. Ik heb geen bevestiging gezien van de berichtgeving dat het voor gijzelaars is gebruikt. Maar de motie op stuk nr. 2900 krijgt dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Op dit punt, de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Het is nogal wat, wat er op dit moment gebeurt in het Midden-Oosten en specifiek in Gaza. Is het dan verstandig om een motie waarin iets zeer stellig wordt beweerd en waarvan de minister zegt dat ze er geen enkel bewijs voor heeft, oordeel Kamer te geven? Je stemt natuurlijk voor het dictum, maar je stemt als Tweede Kamer ook voor de hele motie als je stemt.

Minister Bruins Slot:

Ik zie de heer Ceder, wiens motie het is.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Om de onduidelijkheid weg te nemen en omdat er mensen kijken, zal ik de letterlijke tekst van de motie even voorlezen. In de motie staat: "overwegende dat Hamas deze tunnels heeft kunnen gebruiken". Het gaat erom dat er tunnels zijn, waardoor niet alleen wapens, maar ook mensen — dat kunnen mensen van Hamas zijn, maar ook gegijzelden — vervoerd kunnen worden. Het is dus niet de constatering van het feit dat dit heeft plaatsgevonden. Het gegeven dat deze tunnels functioneren en actief zijn, maakt dat er een noodzaak is om Hamas hiertoe op te roepen. In deze motie wordt ook niet beweerd dat het heeft plaatsgevonden, maar het feit dat het kán plaatsvinden, is reden om Egypte hierop aan te spreken.

De voorzitter:

Ik kijk naar de heer Paternotte. Stelt dit hem gerust?

De heer Paternotte (D66):

Er staat: inclusief gijzelaars. Dat is een zeer specifieke indicatie van waarvoor men die tunnels dan heeft kunnen gebruiken. Ik denk dat iedereen die dit in het normale verkeer leest, het zo leest dat ze dus zijn gebruikt voor gijzelaars. Je kunt ook opschrijven: voor gijzelaars, voor allerlei specifieke vormen van voedsel. Je kunt gaan specificeren dat dat allemaal had gekund, maar als we dat helemaal niet weten, lijkt het me iets wat gewoon niet in deze motie thuishoort.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Uit collegialiteit ben ik bereid de woorden "inclusief gijzelaars" weg te halen, want volgens mij zit daar het pijnpunt, en het verandert de strekking van mijn motie niet.

Ik neem aan dat de appreciatie van de minister hierdoor niet wijzigt.

Minister Bruins Slot:

Nee, voorzitter. De appreciatie blijft dezelfde.

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 2901, ook van de heer Ceder, wordt de regering gevraagd om binnen de Europese Commissie te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek naar de val van de enclave in Nagorno-Karabach. Die motie geef ik oordeel Kamer. Het is geen Uniebevoegdheid om een dergelijk onderzoek te doen. Ik ga er wel voor pleiten, maar ik kan niet garanderen dat de Commissie het ook gaat doen. Ik denk dat het niet meer lukt voor deze RBZ, maar ik zal proberen om het voor een volgende RBZ als apart agendapunt te agenderen. Zo kun je het soms inbrengen.

De motie op stuk nr. 2902 gaat over de militaire samenwerking als er een arrestatiebevel ligt. Tegen de heer Van Nispen zeg ik dat er op dit moment nog geen arrestatiebevel ligt. Er is een verzoek tot een arrestatiebevel gedaan. Deze motie loopt op de zaak vooruit. Mijn verzoek aan de heer Van Nispen is dus of hij de motie wil aanhouden, zodat die in stemming kan worden gebracht als er een arrestatiebevel ligt.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, de vraag is of u de motie wilt aanhouden. Daar wordt nog even over nagedacht.

Minister Bruins Slot:

Dan de motie op stuk nr. 2903, van de heer Brekelmans. Zeker, wij blijven ons inzetten voor het handhaven van de status quo van Taiwan en voor een goede samenwerking op bijvoorbeeld het gebied van cultuur. Een gezamenlijke inzet van de EU of van een groep gelijkgezinde Europese landen is van belang. Oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie van de heer Van Houwelingen, op stuk nr. 2904. Dit is ook een als-danmotie. Ik ben heel helder geweest over wat de minister-president heeft gezegd, namelijk dat daar op dit moment geen boots on the ground zijn, in goed Nederlands. Daarom ontraad ik deze motie, want het gaat om een situatie die nu niet aan de orde is.

Voorzitter. De achtste motie, op stuk nr. 2905, van de heer van Baarle, is een spreekt-uitmotie. Die is dus aan de Kamer.

De negende motie, op stuk nr. 2906, van de heer Van Baarle, gaat over het Internationaal Strafhof. In zijn algemeenheid geldt dat Nederland op basis van het Statuut van Rome en de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof verplicht is om verzoeken tot samenwerking ten aanzien van arrestatie en overlevering van verdachten aan het Internationaal Strafhof in behandeling te nemen overeenkomstig de procedure ingevolge het nationaal recht. Dat is even een nuancering van de eerste alinea. Verder is het standaardbeleid om dit op basis van het Statuut van Rome zo te doen. Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.

De laatste motie, op stuk nr. 2907, gaat ook over het uitvaardigen van een arrestatiebevel, maar dat is er op dit moment nog niet. De rechters moeten daar nog een besluit over nemen. Dit gaat dus over een situatie die nog niet heeft plaatsgevonden. Ik zou de heer Van Baarle dus willen vragen om deze motie aan te houden en haar in stemming te brengen op het moment dat er wel arrestatiebevelen zijn uitgevaardigd.

Dat waren de moties en de vragen die aan mij gesteld zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan rest mij de heer Van Nispen te vragen wat hij met zijn motie op stuk nr. 2902 gaat doen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb even overlegd met de mede-indiener. Wij zijn niet bereid om de motie aan te houden, omdat er in de motie staat "als het daadwerkelijk komt tot deze arrestatiebevelen". Dan zijn wij duidelijk en willen wij nu al dit besluit nemen, voor als het komt tot die arrestatiebevelen.

De voorzitter:

Helder. Dan komt die straks in stemming. Dezelfde vraag aan u, meneer Van Baarle.

Minister Bruins Slot:

Dan ontraad ik de motie op stuk nr. 2902, omdat die vooruitloopt op een situatie die er nu nog niet is. Ik wil hierin wel gewoon nauwgezet handelen.

De voorzitter:

Helder. Daarmee komt de motie op stuk nr. 2902 straks gewoon in stemming, met de appreciatie "ontraden".

Meneer Van Baarle, dan ligt dezelfde vraag voor over de motie op stuk nr. 2907.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik zal de motie niet aanhouden. Het feit dat de minister de motie dan gaat ontraden, neem ik.

Minister Bruins Slot:

Ik ontraad de motie omdat het gaat om een als-danredenering. Er ligt nog geen arrestatiebevel.

De voorzitter:

Helder. De motie op stuk nr. 2907 komt ook in stemming en krijgt de appreciatie "ontraden".

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik heb één opmerking bij de motie op stuk nr. 2907. De minister weet ongetwijfeld dat gisteren de Duitse regering deze als-danvraag met "uiteraard" heeft beantwoord. Als het er komt — eigenlijk in lijn met wat de minister zegt — dan voeren wij besluiten uit. Dus op deze specifieke vraag in de motie op stuk nr. 2907 heeft gisteren de woordvoerder van de Duitse regering geantwoord met "uiteraard".

Minister Bruins Slot:

Het gaat hier om een als-dansituatie. Ik wil niet op die zaak vooruitlopen. Verder zullen wij ons houden aan het Statuut van Rome. Dat heb ik wel duidelijk gemaakt. Maar ik wil in ieder geval zorgvuldig en nauwgezet handelen.

De voorzitter:

Helder, dank u wel. Daarmee sluit ik dit deel van de vergadering.

De voorzitter:

We gaan zo stemmen. Ik kijk even naar de leden. Is tien minuten voldoende om alles voor te bereiden? Door de Voorzitter is gevraagd om minimaal tien minuten. Dus dan houden we het op tien minuten.

Stemmingen moties Raad Buitenlandse Zaken d.d. 27 mei 2024

Stemmingen moties Raad Buitenlandse Zaken d.d. 27 mei 2024

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 27 mei 2024,

te weten:

  • de motie-Paternotte/Brekelmans over in NAVO-verband pleiten voor een strategie om een robuust luchtafweersysteem op te bouwen voor de lange termijn (21501-02, nr. 2898);
  • de motie-Paternotte c.s. over blijven aangeven aan China dat de levering van letale wapens aan Rusland een gamechanger zou zijn voor de relatie met zowel Nederland als de EU (21501-02, nr. 2899);
  • de gewijzigde motie-Ceder/Brekelmans over de Raad ertoe oproepen er bij de Egyptische regering op aan te dringen zich in te spannen om het gebruik van tunnels te stoppen (21501-02, nr. 2908, was nr. 2900);
  • de motie-Ceder/Boswijk over een onafhankelijk onderzoek naar de val van de enclave in Nagorno-Karabach op basis waarvan vastgesteld kan worden of sprake is geweest van etnische zuivering of andere schendingen van humanitair recht (21501-02, nr. 2901);
  • de motie-Van Nispen/Dobbe over de militaire samenwerking met Israël opschorten als het daadwerkelijk komt tot arrestatiebevelen (21501-02, nr. 2902);
  • de motie-Brekelmans/Paternotte over zich inspannen voor een gezamenlijke inzet van de EU of een groep gelijkgezinde Europese landen voor het handhaven van de status quo rond Taiwan (21501-02, nr. 2903);
  • de motie-Van Houwelingen over geen Nederlandse gevechtseenheden naar Oekraïne sturen om mee te vechten in deze oorlog, mocht Oekraïne daarom vragen (21501-02, nr. 2904);
  • de motie-Van Baarle over uitspreken dat de komende regering dient te staan voor het bestaans- en zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk en dit ook actief uitdraagt (21501-02, nr. 2905);
  • de motie-Van Baarle/Piri over in alle relevante internationale gremia uitdragen dat de bevelen en het beleid van het Internationaal Strafhof niet bewust ondermijnd mogen worden (21501-02, nr. 2906);
  • de motie-Van Baarle over premier Netanyahu op Nederlands grondgebied laten arresteren indien het arrestatiebevel van het Internationaal Strafhof tegen hem wordt bekrachtigd (21501-02, nr. 2907).

De voorzitter:

We krijgen eerst twee stemverklaringen. De eerste is van mevrouw Piri van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Het woord is aan haar.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik wilde graag een stemverklaring afleggen namens mijn fractie over de motie op stuk nr. 2902, de motie-Van Nispen/Dobbe over de militaire samenwerking met Israël opschorten als het daadwerkelijk komt tot arrestatiebevelen. U kent het standpunt van mijn fractie. Wij zijn tegen die wapenleveringen. Mijn fractie gaat voor stemmen, maar wil daarbij wel echt de uitzondering maken voor de leveringen, die er ook vanuit Nederland zijn, voor de Iron Dome. Wij vinden namelijk echt dat Israël zich wel moet kunnen beschermen tegen inkomende raketten, zowel van Hezbollah als van Hamas als van Iran.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Paternotte van de fractie van D66.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wij zullen voor de tiende motie stemmen, simpelweg omdat ze in lijn is met het internationaal recht. We zullen tegen de vijfde motie stemmen. Dat wil ik graag verklaren.

De voorzitter:

We hebben een andere nummering.

De heer Paternotte (D66):

Ik heb het nu over de vijfde motie, de motie-Van Nispen/Dobbe.

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 2902.

De heer Paternotte (D66):

Ik wil onze stem graag verklaren voor onze stem bij de motie op stuk nr. 2902, de motie-Van Nispen/Dobbe. D66 is tegenstander van levering van wapens die kunnen worden gebruikt voor het schenden van mensenrechten, tegen het leveren van wapens die kunnen worden gebruikt in de Gazaoorlog of de onderdrukkingen op de Westbank, maar niet tegen het leveren van defensieve wapens die kunnen bijdragen aan de veiligheid van Israël ter bescherming van aanvallen vanuit bijvoorbeeld Hezbollah, Hamas of de Houthi's. Daarom zullen wij, ook wetende dat Netanyahu en Gallant niet voor de eeuwigheid onderdeel uitmaken van de Israëlische regering, wat ons betreft zo kort mogelijk, tegen deze motie stemmen.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel.

In stemming komt de motie-Paternotte/Brekelmans (21501-02, nr. 2898).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, DENK, FVD en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (21501-02, nr. 2899).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ceder/Brekelmans (21501-02, nr. 2908, was nr. 2900).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Boswijk (21501-02, nr. 2901).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nispen/Dobbe (21501-02, nr. 2902).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, FVD en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Brekelmans/Paternotte (21501-02, nr. 2903).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (21501-02, nr. 2904).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle c.s. (21501-02, nr. 2905).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle/Piri (21501-02, nr. 2906).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (21501-02, nr. 2907).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, FVD en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

Tot zover de stemmingen. Ik heb nog een kleine regeling van werkzaamheden.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag, op dinsdag 28 mei 2024 van 18.30 uur tot 22.00 uur, over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs (36454).

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het wetsvoorstel Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021) (35968);
  • het wetsvoorstel Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Verzamelwet BZK 20XX) (36481).

Ingevolge artikel 9.25 van het Reglement van Orde stel ik voor de volgende initiatiefvoorstellen als vervallen te beschouwen:

  • Voorstel van wet van de leden Fritsma en De Graaf inzake de terugzending van criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Wet terugzending criminele Antillianen) (34044);
  • Voorstel van wet van de leden Kwint en Van Meenen tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs ter bevordering van kleinere klassen in het basisonderwijs (34538);
  • Voorstel van wet van de leden Schouten en Pieter Heerma tot wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wet inwerkingtreding breed wettelijk moratorium) (34450);
  • Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke veroordeling (34975).

Ingevolge artikel 10.10 van het Reglement van Orde stel ik voor de volgende initiatiefnota's als vervallen te beschouwen:

  • initiatiefnota van het lid Slootweg over bouwsparen (34149);
  • initiatiefnota van de leden Rahimi en Romke de Jong over de Wet Markt en Overheid (34316);
  • initiatiefnota van het lid Van Wijngaarden "Het Nederlands huwelijksrecht discrimineert niet: als vrouw of man ben je in Nederland, ongeacht je afkomst en religie, vrij om je liefdesleven zo in te richten als je wilt" (34565);
  • initiatiefnota van het lid Koerhuis over de toekomst van gemeentelijk erfpachtbeleid voor woning- en bedrijvenbouw (35232);
  • initiatiefnota van de leden Slootweg en Bruins over meer oog voor de Voedselbank (35609);
  • initiatiefnota van het lid Azarkan over een effectievere aanpak van moslimdiscriminatie (35615);
  • initiatiefnota van het lid Van Haga over het wettelijk inregelen van specifieke en bijzondere zorg voor hoogrisicoberoepen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) (36289);
  • initiatiefnota van het lid Sahla "Niemand laten vallen: op weg naar inclusieve zorg" (36402).

Op verzoek van de fractie van de PVV benoem ik in de contactgroep VS de leden Wilders, Van Meetelen en Boon tot lid.

Ik deel aan de Kamer mee dat voor de volgende debatten de termijn voor toekenning is verlengd:

  • het debat op hoofdlijnen over de toekomst van de ouderenzorg;
  • het dertigledendebat over het stapelen van nareisprocedures.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 36279-15, 32793-726;

Ik deel mee dat de volgende debatten zijn komen te vervallen:

  • het debat over de afbouw van complexe zorg voor gehandicapten;
  • het dertigledendebat over biomassa;
  • het dertigledendebat over de CPB-raming inzake herstel van koopkracht en een koerscorrectie van de overheidsfinanciën.

Aangezien voor de volgende stukken de termijn is verstreken, stel ik vast dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd: 36533-(R2192); 36523-(R2191).

Tot slot stel ik voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 29270-156; 26643-1150; 29232-66; 31934-78; 31066-1169; 28165-383; 31066-1166; 31066-1160; 21501-20-1902; 36250-23; 21501-07-1916; 2022Z25473; 36200-IX-12; 31066-1142; 21501-07-1910; 21501-03-172; 36250-IX-3; 36228-7; 22112-3569; 31066-1136; 31066-1138; 21501-07-2021; 36550-X-3; 36476-1; 32851-78; 29697-109; 33358-41; 32851-77; 29697-111; 29697-113; 33358-42; 29697-112; 29697-115; 29697-139; 32851-79; 33358-43; 29697-141; 29697-142; 29697-143; 29697-146; 29697-145; 31490-337; 31477-100; 22112-3922; 21501-07-2032; 21501-07-2031; 2024Z07708; 36410-V-82; 32793-749; 32239-17; 32011-110; 32011-109; 26991-587; 30252-151; 21501-04-271; 2024Z07427; 32793-709; 27858-646; 32793-712; 32793-711; 32011-108; 32793-710; 2024Z07347; 22054-417; 27565-192; 32793-704; 32011-106; 32011-103; 27565-186; 32011-102; 32793-697; 27565-185; 32011-101; 32793-654; 29689-1246; 32239-16; 27565-191; 32793-706; 32793-702; 32011-107; 28684-736; 24587-931; 24587-930; 35867; 36316-7; 26448-753; 25295-2182; 31288-1077; 31288-1105; 2024Z07869; 27879-94; 34352-314; 22112-3937; 2024Z07472; 31305-454.

De voorzitter:

Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors de vergadering tot 19.00 uur.

Termijn antwoord

De voorzitter:

Wij hervatten dit debat. Ja, een nieuwe voorzitter, denkt u. Dat klopt. U maakt er een marathonsessie van en de voorzitters delen het dan graag op. Dit debat gaat over de Energiewet, oftewel de Regels over energiemarkten en energiesystemen.

Welkom terug iedereen, zeg ik ook tegen de minister voor Klimaat en Energie.

De voorzitter:

Wij zijn toe aan de inbreng van de minister in eerste termijn, oftewel zijn reactie op alle vragen die hem gesteld zijn in de eerste termijn van de zijde van de Kamer, gevolgd door de appreciatie van de ingediende amendementen waarvan nog geen appreciatie was gegeven.

Voordat we verdergaan wil de heer Erkens nog iets zeggen.

De heer Erkens (VVD):

Misschien het verzoek om de stemmingen dan een week later te laten plaatsvinden, gezien de grote hoeveelheid amendementen die we nog gaan bespreken met elkaar.

De voorzitter:

Ik zie wat non-verbale instemming.

Mevrouw Postma (NSC):

Steun vanuit ons. Dat lijkt ons een goed idee. De collega's hebben hard gewerkt en het is goed om dit even rustig met elkaar te kunnen doornemen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik symboolde bijna een hartje naar de heer Erkens. Heel fijn. We hadden het er net ook al over dat dit best wel ingewikkeld is. Graag.

De voorzitter:

Over energie gesproken. Mooi, die hartjes. Goed. Ik denk dat we dat zo vaststellen en dat alle amendementen niet aanstaande dinsdag maar de week daarna op de stemmingslijst komen te staan. Dat gaan wij doorgeven.

Het is wetgeving en dan zit er dus geen beperking op het aantal interrupties. Maar het is donderdagavond; de minister heeft gisteren ook al een lange dag gehad als fractieleider. Volgens mij gaan we dus proberen elkaar heel te houden en efficiënt en effectief met elkaar in debat te gaan.

Het woord is aan de minister voor Klimaat en Energie, minister Jetten.

Minister Jetten:

Dank u wel, voorzitter. De nieuwe Energiewet helpt de energietransitie naar meer strategische onafhankelijkheid op het gebied van energie voor Nederland. Dat laatste wordt ook geborgd met de vierde nota van wijziging, waarin het Nationaal Plan Energiesysteem een wettelijke basis krijgt, inclusief de waardevolle toevoegingen van de heer Erkens, voor meer onafhankelijkheid, maar nationale productie en meer diversificatie.

Deze wet regelt ook een betere bescherming van Nederlandse consumenten en meer mogelijkheden voor de aanpak van netcongestie. Deze onderwerpen leven enorm in uw Kamer. Dat bleek ook tijdens de twee wetgevingsoverleggen vorige maand en tijdens de eerste termijn hier plenair. Ik heb de afgelopen periode veel plezier beleefd aan de goede inhoudelijke gedachtewisseling over deze Energiewet. Dat geldt ook voor de vele ambtenaren van EZK, die niet alleen al jarenlang bezig zijn met deze voorbereidingen, maar die ook de afgelopen weken zeer intensief met veel van uw Kamerleden aan amendementen hebben gewerkt.

De maatschappelijke meerwaarde van dit wetsvoorstel blijkt ook uit hoe diepgaand en uitgebreid deze Kamer dit wetsvoorstel behandelt. Ik wil u daar ook hartelijk voor danken. Na jarenlange voorbereidingen om tot deze nieuwe, veelomvattende Energiewet te komen, is deze plenaire afronding de kroon op het werk van alle mensen achter de schermen. Het is een behandeling die ook recht doet aan de positie van de beheerders van het hoogspanningsnet en het regionale net, aan bedrijven, maatschappelijke organisaties en vooral de mensen thuis, die allemaal te maken hebben met die energietransitie.

Juist vanwege het belang voor de toekomst van onze energievoorziening hervat ik nu ook met vertrouwen de afronding van dit debat. Dat ga ik doen aan de hand van een aantal thema's. Ik ga eerst in op het sociaal tarief, daarna salderen, dan energie delen, vervolgens systeemvragen en het groepsverbod, daarna gebruikers en dan kom ik bij de appreciatie van de amendementen. Het zijn dus niet heel veel blokjes maar wel heel veel amendementen.

Voorzitter. Ik zei net al in mijn inleiding dat de vierde nota van wijziging niet alleen het Nationaal Plan Energiesystemen verankert, maar ook grote delen van de initiatiefwet van de heer Erkens. Ik vind het mooi dat we op deze manier hebben kunnen samenwerken om deze Energiewet nog verder te verbeteren.

Voorzitter. Dan het eerste thema: het sociaal tarief. Energie is een basisvoorziening voor iedereen en afnemers van elektriciteit en gas moeten daarom altijd op goede bescherming kunnen rekenen. In de Energiewet zit daarvoor een stevig en uitgebreid regime voor consumentenbescherming, waarbij de inzet is dat voor alle consumenten vergaande bescherming geldt. Een bijzondere bescherming is er daarnaast voor wat betreft de betaalbaarheid, doordat bij betalingsproblemen de lat voor het afsluiten van elektriciteit en gas heel hoog ligt en afsluiten zelfs uitgesloten wordt voor mensen die in de schuldhulpverlening zitten of ernstige gezondheidsproblemen ervaren.

Mijn reflectie op de afgelopen paar jaar met een erge energiecrisis is dat we niet altijd het snelst, het gerichtst of het meest effectief oplossingen van de plank kunnen trekken om aanvullende borging van betaalbaarheid en bestaanszekerheid via de energierekening te kunnen garanderen. Mensen met een blokaansluiting zijn bijvoorbeeld minder goed te bereiken dan mensen met een reguliere elektriciteits- of gasaansluiting. De ervaring leert dat daarom niet alleen de Energiewet relevant is, maar juist ook een hoop andere maatregelen in het sociale domein, het fiscale domein of het woondomein. Denk hierbij aan bredere armoedebestrijding, inkomensondersteuning of maatregelen voor échte verduurzaming van woningen, zodat we de grondoorzaken van energiearmoede ook echt wegnemen. Dit alles, in combinatie met een goed werkende energiemarkt en een uitgebreid en goed doordacht ondersteuningsbeleid, is gewoon nodig om in de toekomst te voorkomen dat mensen in de knel komen te zitten.

Uiteraard is het belangrijk om ook voor nieuwe prijscrisissen instrumenten achter de hand te hebben die we kunnen inzetten op het moment dat het echt nodig is. De vraag is daarbij vooral wat het beste instrument is dat ook het meest eenvoudig is in te zetten en het meest aansluit bij de bestaande infrastructuur voor gerichte ondersteuning, zoals we bijvoorbeeld hebben gedaan met de energietoeslag en de zorgtoeslag. In de afgelopen prijscrisis hebben we zowel generieke als meer gerichte maatregelen ingezet, zoals de energietoeslag die is uitgevoerd door gemeenten en het aparte noodfonds voor mensen die alsnog in betalingsproblemen komen. Uiteindelijk zal je altijd een combinatie van instrumenten nodig hebben om te voorkomen dat mensen echt door het ijs zakken.

Dan ligt er een amendement van de heer Grinwis. Ik kom straks bij de amendementen. Ik ga overigens de hele tijd bij de amendementen de definitieve appreciatie geven, maar de heer Grinwis heeft mij daar net ook een aantal vragen over gesteld. In de Kamerbrief van vorige week ben ik al uitgebreider ingegaan op een aantal vragen die in de WGO's nog op tafel lagen. Ik heb per aandachtspunt proberen aan te geven hoe er in de uitvoering een bepaald handelingsperspectief is voor de consument dan wel voor de overheid en wat de verschillende opties zijn om daarmee om te gaan. Het amendement zelf maakt nu in de toelichting een explicietere koppeling met plotselinge prijsstijgingen dan eerder is gedaan. Die explicietere toelichting zou eventueel ook nog verwerkt kunnen worden in het eerste lid van het amendement van de heer Grinwis. Ik zie aan hem dat hij dat nog gaat doen. O, dat is inmiddels gedaan. Oké. Dan is inmiddels dus naast de toelichting ook het eerste lid van het amendement nadrukkelijker gekoppeld aan een plotselinge prijsstijging. Ik vind dat een verstandige verbetering van de heer Grinwis, want daarmee wordt nu door ons als wetgever meer richting gegeven aan de situaties waarin je zo'n sociaal tarief zou kunnen inzetten.

De heer Grinwis vroeg ook aan mij hoe de volgende uitwerking eruitziet als dit amendement wordt aangenomen wanneer u daar over twee weken over stemt. Het zal zeer ingewikkeld blijven om mensen met een blokaansluiting op een goede manier te bereiken, omdat dat echt een ander, complex vraagstuk is. We gaan nu samen met het ministerie van Financiën ook nog de evaluatie van de Tijdelijke subsidieregeling tegemoetkoming blokaansluitingen uitvoeren. Ik wil voorstellen dat bij die evaluatie van de tegemoetkoming blokaansluitingen ook nog heel specifiek wordt gekeken hoe je die blokaansluitingen in een volgende prijscrisis beter zou kunnen bereiken dan nu het geval is.

Voorzitter. Ik heb in het WGO al aangegeven dat er ten aanzien van het sociaal tarief heel veel plussen en minnen zijn en dat het uiteindelijk echt een politieke keuze is of we dat sociaal tarief willen toevoegen aan dit wetsvoorstel. Ik zal daar straks bij het amendement nog nader op ingaan, maar de aangescherpte formuleringen die de heer Grinwis net heeft rondgestuurd, vind ik in ieder geval al een verstandigere formulering dan we in het WGO nog op tafel hadden liggen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Grinwis daar iets over wil vragen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank voor dit in ieder geval begin van een appreciatie van het amendement zelf, maar ook voor de duidelijke beantwoording. Inderdaad, ik kreeg naar aanleiding van mijn bijdrage nog de suggestie om het niet alleen in de toelichting op te schrijven, maar ook in het amendement zelf. Dat heb ik gedaan. Dat is de reden dat het vandaag nog een keer is rondgegaan naar mijn collega's. Al die volgnummers zijn bijna niet meer bij te houden.

De voorzitter:

Weet u het nummer van dit gewijzigde amendement?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het was nr. 49 en het is nu … ergens in de 60.

De voorzitter:

Nr. 67.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nr. 67? Oké, ik had dat nog niet staan.

De voorzitter:

Het gewijzigd amendement-Grinwis …

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nr. 67 is het nu.

De voorzitter:

… is nr. 67.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja. Maar ik heb nog één ding. Want inderdaad, het is uiteindelijk een weging of je het instrument gaat inzetten. Je kunt ook zeggen: we kunnen het in ieder geval zekerheidshalve in de gereedschapskist stoppen. Of we het daadwerkelijk gaan uitwerken en inzetten, is dan nog steeds een open kwestie. Je kunt het dus nog steeds het voordeel van de twijfel geven, ook al twijfel je nog over de daadwerkelijke inzet. Dat geef ik nog maar even mee.

Maar mijn vraag voor nu is deze. De minister staat hier als minister voor Klimaat en Energie, gedragen door een departement, EZK. Ik snap dat ambtenaren bij EZK niet zitten te wachten op deze klus, omdat het, als het om generiek koopkrachtbeleid gaat, normaal gesproken vaak bij SZW ligt. Maar als je het vraagt aan de SZW'ers of aan de ambtenaren van Financiën — die hebben hier formeel geen stem, want dat doen wij als politici — weet ik wel wat ze zullen zeggen. Dit is veel gerichter, dit is veel specifieker, je pakt het probleem aan bij de wortel en het is door de oogharen gezien waarschijnlijk zomaar vijf keer goedkoper dan generiek beleid, als je kijkt naar eerdere studies van bijvoorbeeld CE Delft maar ook rekensommen van de ministeries. Kan de minister dat straks in zijn appreciatie ook meewegen? Dat is eigenlijk mijn vraag nu.

Minister Jetten:

Dat zal ik dan straks bij de bespreking van het amendement doen, maar dan zal ik ook aangeven wat de uitwerking van het amendement aan tijd en capaciteit kost. Het is aan mijn opvolger om straks de weging te maken wat de hoogste prioriteit heeft. Maar daar kom ik straks uitgebreider op terug.

Voorzitter, salderen. Daar heeft de Kamer net in eerste termijn uitgebreid over gediscussieerd, met eigenlijk maar heel weinig vragen aan mij. Dus ik beperk me. Mevrouw Rooderkerk vroeg naar het belang van de terugverdientijd. Die vraag snap ik, want we weten dat consumenten bereid zijn om te investeren in zonnepanelen op hun eigen dak als ze weten dat de terugverdientijd tussen zeven en negen jaar ligt. We hebben bij het vorige wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling altijd gestuurd op zeven jaar. Mocht je per 2027 de salderingsregeling per direct afschaffen, dan betekent dat dat consumenten dan hun opwekking niet meer kunnen wegstrepen tegen hun eigen verbruik en dat zal een effect hebben op die terugverdientijd. Wat die terugverdientijd dan wordt, is wel afhankelijk van ook andere factoren, zoals de kosten voor de aanschaf en installatie van zonnepanelen en eventuele andere flankerende maatregelen die worden genomen. Maar sec het afschaffen van de salderingsregeling heeft natuurlijk een stevig effect op die terugverdientijd.

Ik ben het dan ook eens met mevrouw Rooderkerk dat het verstandig is dat het volgende kabinet dit snel ter hand neemt, om duidelijk te maken hoe die afschaffing in 2027 er dan uit komt te zien en wat er dan al dan niet aan extra maatregelen wordt genomen. Dan kunnen niet alleen consumenten uitrekenen wat hun terugverdientijd voor zonnepanelen wordt, maar geven we ook, zoals de heer Bontenbal betoogde, wat duidelijkheid en richting aan de installatiebranche en aan fabrikanten in Nederland die juist weer bezig zijn met het opschalen van zonnepanelenproductie in eigen land in plaats van dat we die moeten importeren uit het buitenland. Ik verwacht voor de korte termijn onrust en onzekerheid. Hoe sneller er straks bij de uitwerking van het regeerakkoord meer in detail wordt aangegeven hoe die afschaffing per '27 eruitziet, hoe sneller we ook weer in een rustigere situatie terecht kunnen komen en mensen kunnen uitrekenen hoe het eruitziet.

Mevrouw Rooderkerk en de heer Erkens, en ik denk ook anderen, vroegen naar de verhouding tussen het afschaffen van salderen en de verschillende heffingen die we nu zien bij energieleveranciers. Uit onderzoek van de ACM blijkt dat klanten met zonnepanelen meerkosten met zich kunnen meebrengen voor de energieleveranciers en die hangen samen met zowel de salderingsregeling als andere factoren, zoals duurdere inkoop en hogere onbalanskosten. Een groot deel van deze kosten wordt door de energieleveranciers doorberekend aan hun klanten en mensen zonder zonnepanelen betalen daarvoor dan een hogere prijs dan mensen met zonnepanelen. Bij het afschaffen van de salderingsregeling hebben leveranciers niet meer te maken met deze kosten die direct volgen uit het salderen. Andere kostenposten kunnen eventueel wel blijven bestaan en mogen dus worden doorberekend zolang deze transparant en redelijk zijn. Het is aan leveranciers om de keuze te maken of ze deze kosten afzonderlijk willen doorberekenen aan klanten met zonnepanelen of dat ze die bij iedereen in rekening willen brengen. Die prijsvorming is vrij volgens de Elektriciteitsrichtlijn, maar die moet wel transparant en navolgbaar zijn. Verschillende leveranciers hebben bij het vorige wetsvoorstel, dat ik zelf had ingediend en dat is gesneuveld in de Eerste Kamer, wel heel expliciet aangegeven dat het afbouwen of afschaffen van de salderingsregeling voor veel leveranciers aanleiding zal zijn om de kosten die we de laatste maanden hebben zien ontstaan dan ook weer af te schaffen dan wel weer af te bouwen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik was eigenlijk een beetje teleurgesteld over de analyse van ACM, over hoe diepgaand die was. Ik neem aan dat daar heel veel data onder zitten die wij niet zien, maar ik dacht bij deze wel: goh, het geeft mij wel weinig houvast over wat nou de reële kosten zijn, hoe die opgebouwd zijn, hoe dat verschilt voor een kleinverbruiker versus een grootverbruiker en een kleinverbruiker die produceert versus een grootverbruiker die produceert. Om het simpel te zeggen: in een systeem met zon en wind zullen er altijd onbalanskosten zijn, hoe slaan die nou neer bij iemand met zonnepanelen op zijn dak en hoe slaan die neer bij iemand die een zonneweide exploiteert? Ik heb gewoon een heel groot ongemak bij de terugleverboete die nu geheven wordt, omdat je echt totaal niet inzichtelijk hebt hoe die opgebouwd is in verhouding met hoe de prijsvorming is op de elektriciteitsmarkt. Dat is een heel lange introductie met eigenlijk de vraag aan de minister: kan de minister hier gewoon veel meer inzicht in laten geven?

Minister Jetten:

Ik zal dit verzoek gewoon doorgeleiden naar de ACM. Ik kan me voorstellen dat hier de komende tijd gewoon vragen over blijven, omdat deze situatie zich voorlopig zal blijven voordoen. Dan is het goed als de ACM goed de vinger aan de pols blijft houden. Als mevrouw Kröger het gevoel heeft dat het onderzoek van de ACM niet uitgebreid genoeg is geweest, kan de ACM dat wellicht aanvullend komen toelichten aan de Tweede Kamer.

De voorzitter:

In tweede instantie, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

De ACM toetst gewoon of het wettelijk mag en of het redelijk is. Qua redelijkheid kijken ze naar de rendementen. Ze kijken of bedrijven zich aan de wet houden. Mij gaat het om het volgende. Het gaat onder andere over de groothandelsprijzen. Maar hoe wordt dat doorberekend aan een grootverbruiker versus een huishouden? Ik heb het idee dat nu het hele risico van zonne-energie opwekken bij de consument wordt gelegd, terwijl dat niet geldt voor andere spelers in de markt. Het hele kostenveroorzakersprincipe passen we maar eenzijdig, in één categorie toe. Dat vind ik absoluut oneerlijk. Ik zou de minister toch willen vragen om hier echt een veel grondigere analyse van te geven. Dat gaat dus niet over de ACM-toetsing over redelijkheid en wat er van de wet mag, maar gewoon over prijsvorming. Hoe werkt het echt?

Minister Jetten:

Dan stel ik voor dat ik gewoon in gang laat zetten dat deze vragen nader worden uitgezocht. Als ik zo de Kamer proef, zal de volgende minister vrij snel met een eerste uitwerking moeten komen van de voorgenomen afschaffing van de salderingsregeling. Dan lijkt het me verstandig om bij die brief ook deze vragen van mevrouw Kröger goed in kaart te brengen. Ik zal dat alvast in gang zetten.

De heer Bontenbal (CDA):

Mag ik een beetje tegendenken? Er zijn twee vormen van transparantie. De eerste is dat je helemaal precies snapt hoe de prijs is opgebouwd en hoe de handelsvloer van een groot energiebedrijf uiteindelijk de tarieven bedenkt en inkoopt. Dat is voor een deel ook bedrijfsgeheim; dat is gewoon de tactiek, de strategie van een energiebedrijf. De tweede is transparantie over tarieven, dus dat je als consument dingen goed kunt vergelijken. Dat laatste is in mijn optiek het belangrijkste.

Misschien wil je juist — dat is een beetje contrair aan het verhaal van mevrouw Kröger — dat de leveranciers hier wel in kunnen differentiëren. Voor het leveringstarief vinden we het heel normaal dat we heel veel leveranciers kunnen vergelijken en dat een klant op basis van de laagste prijs of iets anders kiest voor een leverancier. In principe is een leveringstarief voor zonnestroom ook gewoon een tarief, alleen staat daar een minnetje voor. Zou je daar niet juist meer concurrentie in willen hebben? Dan moet het vooral transparant zijn wat die tarieven zijn. Dan zijn we er. Dan kan de consument gewoon zeggen: nou, Vattenfall heeft voor mij als zonneklant een beter pakket dan Eneco of Essent, of andersom, dus kies ik daarvoor. Een deel van de problemen zit 'm volgens mij vooral in de ontransparantie van alle componenten. Maar ik hoef als consument helemaal niet precies te weten hoe die prijs is opgebouwd.

Minister Jetten:

Volgens mij klopt het allebei. Wat de heer Bontenbal nu betoogt, is de transparantie in leveringsvoorwaarden en leveringstarieven, zodat je als consument een goede keuze kan maken over bij wie je een contract wil afsluiten. Er moet ook ruimte blijven voor leveranciers om daarop met elkaar te concurreren. Laat ze elkaar daar maar op uitdagen. Laten we er maar voor zorgen dat leveranciers altijd op zoek gaan naar de laagst mogelijke kosten waartegen je dit kan aanbieden.

Ik hoor de vraag van mevrouw Kröger alleen iets anders, namelijk als volgt. Hebben we het kostenveroorzakersprincipe van deze grootschalige zonneopwek en de kosten die daaruit voorkomen nu scherp genoeg in beeld? Of zijn we nu eigenlijk kosten die worden veroorzaakt door meer professionele, grootschalige opwek via deze heffingen bij consumenten met een paar zonnepanelen aan het neerleggen?

Volgens mij hoeven die twee dingen elkaar niet uit te sluiten. Ik ben het helemaal eens met het betoog van de heer Bontenbal. Voor mevrouw Kröger, en wellicht anderen, kunnen we denk ik nog één spade dieper in die kostenveroorzakersvraag.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik zou het juist mooi vinden als energieleveranciers verschillende pakketten gaan aanbieden. Ik zou het mooi vinden als een energieleverancier zegt: "Ik focus me vooral op klanten met zonnepanelen, een warmtepomp en een batterij. Die ga ik met allerlei slimmigheid helpen. Dat is mijn doelgroep. De rest vind ik minder interessant." Terwijl een andere leverancier misschien zegt: "Nou, die groep liever nog even niet. Ik lever liever goedkope stroom aan grote groepen." Dat is ook prima. Het enige is dat je het als consument goed moet kunnen vergelijken.

Minister Jetten:

Klopt. We zien nu ook al de eerste aanbieders die zeggen: ik wil juist graag klanten met zonnepanelen en/of een thuisbatterij, want dat biedt een nieuw model waarin je met elkaar kunt bijdragen aan een goedwerkend systeem tegen lage maatschappelijke kosten. Het is goed als die verschillende vormen en contracten naast elkaar bestaan, mits de consument weet waar hij aan begint.

Voorzitter. Dan energie delen. Bij het delen van energie kan een eindafnemer gebruikmaken van elektriciteit die wordt opgewekt of opgeslagen binnen een energiegemeenschap of door een andere actieve afnemer. De gedeelde elektriciteit wordt dan afgetrokken van de in het kwartier door de leverancier geleverde elektriciteit. Mevrouw Kröger heeft twee amendementen ingediend om het delen van energie nu al op te nemen in deze Energiewet. Ik ga hier even afwijken van mijn eigen lijn door nu al wat uitgebreider op de twee amendementen in te gaan. Het eerste amendement, op stuk nr. 56, mede ingediend door de leden Postma, Flach en Koekkoek, ziet op het delen van energie tussen afnemers die klant zijn bij dezelfde leverancier. Het delen van energie tussen afnemers die klant zijn bij dezelfde leverancier is administratief relatief eenvoudig en een aantal leveranciers biedt dit nu ook al aan. Ook taken als het betalen van de energiebelasting en het balanceren van het net zijn eenvoudiger, omdat de leverancier die taken dan op zich neemt. Het amendement is daarmee een mooie tussenstap naar het implementatiewetsvoorstel. Het delen van energie wordt vastgelegd in de Energiewet. Er is ook nog tijd om het delen van energie met vrije leverancierskeuze verder uit te werken. U proeft denk ik zo tussen de regels door wel dat ik over amendement op stuk nr. 56 enthousiast ben.

Het tweede amendement, op stuk nr. 65 …

De voorzitter:

Officieel zeg ik dan nog even dat het amendement op stuk nr. 56 oordeel Kamer heeft. De minister knikt.

Minister Jetten:

Ja, dan hebben we dat al gedaan; dat is goed. Het tweede amendement van mevrouw Kröger, op stuk nr. 65, gaat een stap verder. Dat ziet op het delen van energie bij vrije leverancierskeuze. Het delen van energie bij een vrije keuze is complexer, omdat het een zorgvuldige uitwerking vraagt van rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. Dat heeft mevrouw Kröger in haar inbreng ook aangegeven. Denk aan het delen van data, de verantwoordelijkheid voor de balancering en het betalen van de energiebelastingen. Ik ben hierover in overleg met vertegenwoordigers van marktpartijen, netbeheerders en energiecoöperaties. Met de recent vastgelegde Europese regelgeving, het EMD-pakket, wordt hierin beter voorzien. Ik deel met mevrouw Kröger de wenselijkheid van energie delen bij vrije leverancierskeuze en wil dit uiteindelijk ook in de Nederlandse wet verankeren bij de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn. Het implementatiewetsvoorstel is nu voorzien voor het voorjaar van 2025. Ik zou het zelf verstandiger vinden om in lijn met dit amendement de komende maanden een en ander net wat verder uitgewerkt te hebben om het vervolgens in één keer goed te doen bij de implementatiewet. Vandaar dat ik het amendement op stuk nr. 65 zo meteen ga ontraden, maar ik kan de inhoudelijke gedachtegang van mevrouw Kröger wel ondersteunen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Kröger daar toch een vraag over wil stellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dit hebben we natuurlijk ook gewisseld bij het …

Minister Jetten:

WGO.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

… het wetgevingsoverleg, ja; ik wou de afkorting niet gebruiken. Na het WGO is er nog een heleboel werk verzet. Dan gaat het eigenlijk met name om artikel 2.40, waarin heel duidelijk wordt geschetst hoe de balanceringsverantwoordelijkheid wordt belegd. Het is belangrijk dat we met elkaar vaststellen: je hebt een vrije leverancierskeuze — partijen met verschillende leveranciers kunnen met elkaar delen — maar er is wel altijd één partij duidelijk de balansverantwoordelijke. Het is belangrijk om die richting aan te geven. Mijn vraag aan de minister is als volgt. Als we dit amendement aannemen, hebben we wel duidelijk gemaakt dat energie delen met vrije leverancierskeuze datgene is wat we willen. Vervolgens krijgen we de uitwerking en implementatie van het EMD. Zou dat niet prima gewoon kunnen?

Minister Jetten:

Als de Kamer dit amendement aanneemt, dan gaan we er gewoon mee aan de slag. Dan doen we dit parallel aan de implementatiewet voor het EMD. Ik denk alleen dat een aantal vragen nog openstaat en onvoldoende is uitgewerkt, omdat wij daar nog niet aan zijn toegekomen. De komende anderhalf jaar kunnen we dan in een situatie terechtkomen waarin er onduidelijkheid is en leveranciers en consumenten met vragen zitten. Hopelijk kunnen we die volgend voorjaar in één keer beantwoorden. De bedoeling is ook dat het wetsvoorstel op 1 januari 2026 al ingaat. We hebben dan dus één jaar, sowieso met uw eerste amendement. Eén jaar later is dan eigenlijk het tweede deel. Dan hebben we dat allebei in één keer goed geregeld. Maar u kunt dus ook voor een tussenfase kiezen door het amendement wel aan te nemen, maar dat laat ik even aan uw Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, u had het al over afkortingen: EMD, wat is dat ook alweer?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat is het European Market Directive.

De voorzitter:

Mooi, dan snap ik het.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Excuus. Dan komt er nu een vraag zonder afkortingen, hoop ik.

De voorzitter:

Gaat u in tweede instantie verder op deze interruptie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dan heb ik eigenlijk de vraag aan de minister wat naar zijn mening de elementen zijn waar nog verder uitzoekwerk voor ligt.

Minister Jetten:

Sorry, nog één keer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Wat de elementen zijn. In het amendement wordt van een heel aantal dingen eigenlijk gezegd: dat gaan we in lagere regelgeving regelen. In die zin is er dus gewoon ruimte om dat in lagere regelgeving te doen. De belangrijkste keuze die gemaakt wordt, is om heel duidelijk de balanceringsverantwoordelijkheid te noemen. Ik denk dat dat ook in het WGO … Sorry, dat is het wetgevingsoverleg; nou is het toch mislukt. Ik denk dat het daarin heel duidelijk was dat er gewoon één partij moet zijn die die rol pakt. Daar hebben wij in voorzien met artikel 2.40. Daarom stel ik de vraag aan de minister wat er dan nog verder uitgezocht moet worden.

Minister Jetten:

Ik snap 'm. We zullen een aantal van die elementen nader moeten uitwerken met de sector. Maar we zullen ook een check moeten doen met de definitieve EMD-tekst vanuit de Europese marktontwerprichtlijn. We denken dat het onder andere voor data-uitwisselingen en voor belastingwetgeving beter is om het op wetsniveau te verankeren en niet in lagere wetgeving. Dank voor de suggestie die u in het amendement hebt gedaan, maar wij schatten op basis van de Europese richtlijn in dat het beter is om een aantal elementen ook op wetsniveau goed te verankeren. Dat kunnen we dan bij die implementatiewet in één keer goed doen, omdat we dan nog de komende acht maanden hebben om het met de sector verder uit te werken.

Voorzitter. Dan kom ik bij het groepsverbod. Daarover hebben we een goede discussie gehad in het wetgevingsoverleg. Daar hebben we nu een klein vervolg aan gegeven. Het is belangrijk dat de netbeheerders, zowel regionaal als landelijk, zich ten volle kunnen richten op hun kerntaak en daarbij ook alles kunnen doen wat nodig is om de stabiliteit van het net voor elkaar te krijgen en de netcongestie op een effectieve manier te bestrijden. Ik verwelkom het amendement op stuk nr. 60 van mevrouw Kröger en de heer Grinwis, omdat het eerste deel daarvan verduidelijkt dat netbeheerders zelf ook het opwekken en opslaan van elektriciteit mogen gebruiken onder drie strenge voorwaarden. Wij hebben daar ook in het wetgevingsoverleg over gesproken.

De eerste voorwaarde is dat opwekken en opslaan alleen gebruikt mogen worden voor netstabiliteit of congestiebeheer. Ten tweede zijn netbeheerders verplicht om eerst aan de markt te vragen om deze diensten te leveren, bijvoorbeeld via een flextender of congestiemanagement. Alleen wanneer marktpartijen dergelijke diensten niet kunnen of willen aanbieden, is het systeembeheerders toegestaan om daar zelf in te voorzien. Ten derde is er expliciete goedkeuring van de ACM nodig, die streng op bovenstaande voorwaarden zal toetsen. Ik denk dat we daarmee de balans gevonden hebben waar we in het wetgevingsoverleg met elkaar over hebben gesproken. Het is namelijk belangrijk om marktpartijen eerst die ruimte te bieden en te voorkomen dat netbeheerders zich met publiek geld op markttaken gaan richten. Tegelijkertijd maken we het zo mogelijk dat netbeheerders actief kunnen optreden wanneer dat echt vereist is om netcongestie te bestrijden.

Daarmee is deze wetsbehandeling ook een verduidelijking van de bestaande situatie. Bovendien past die naadloos in het Europese kader en is goed uitvoerbaar door de ACM en de netbeheerders. We hebben het daarnaast gehad over een verruiming ten opzichte van de huidige Energiewet en … Ik zie de heer Bontenbal al klaarstaan voor een interruptie. Zal ik nog even doorgaan? Ja. In het tweede deel van het amendement gaat het niet om de netbeheerders zelf, maar om de infrastructuurbedrijven die tot dezelfde groep als de netbeheerder behoren. Dat is artikel 3.19. Partijen zoals energiegemeenschappen, bedrijven en overheden kunnen deze infrastructuurbedrijven de opdracht geven om productie- of opslaginstallaties aan te leggen en te onderhouden. Het amendement zorgt ervoor dat het infrastructuurbedrijf de productie- of opslaginstallatie ook in eigendom kan houden en voor exploitatie beschikbaar kan stellen aan een derde partij die heeft verzocht om die installatie te bouwen. Denk aan een energiegemeenschap die een zonnepark en een batterij wil huren van een infrastructuurbedrijf, waarna de gemeenschap die gaat exploiteren. Het amendement is daarmee niet alleen een verduidelijking van de bestaande situatie maar door dit deel ook een verruiming. Deze verruiming kan handig zijn voor energiegemeenschappen en voor energiehubs. Daar kom ik straks bij … Nee, laat ik dat ook maar meteen doen. Het amendement op stuk nr. 60 kan wat mij betreft oordeel Kamer krijgen.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 60 krijgt oordeel Kamer. Maar er is een vraag van de heer Bontenbal.

De heer Bontenbal (CDA):

De netbeheerders en de groepen waar zij in zitten mogen niet doen aan de productie, handel en levering van elektriciteit en gas. Een batterij is uiteindelijk wel een apparaat dat ingrijpt op die handel. Past dat wel bij de Europese wetgeving? Het kan, denk ik, maar dan zou je slimme constructies moeten bedenken door twee accu's neer te zetten waarbij je tegelijkertijd gaat meebewegen. Maar is een batterij niet altijd onderdeel van een proces van handel, levering en productie van elektriciteit? Kan dit wel?

Minister Jetten:

Ja. We hebben dat gecheckt. Opslag kan worden behandeld als opwek, omdat het iets uitgestelde opwek is.

De heer Bontenbal (CDA):

Dat vind ik interessant. Ik ga even nadenken of ik deze definitie dan oké vind. Het tweede deel van het amendement gaat over de vraag of de infrastructuurbedrijven dit mogen doen. Mijn angst is dan wel dat er toch weer wat hobbyisme gaat plaatsvinden bij die infrastructuurbedrijven. Willen we dit echt? En bent u ook niet een beetje bang voor allerlei vormen van kruissubsidiëring, die in het verleden wel degelijk hebben plaatsgevonden?

Minister Jetten:

Dat is een terechte vraag waar we ook scherp op moeten blijven. Dit gebeurt ook alleen maar in opdracht of op verzoek van derden, zoals ik net het voorbeeld gaf van een energiegemeenschap die met een zonnebak en een batterij in een energiehub het een en ander wil leveren. Daarmee blijft dat verbod op kruissubsidiëring ook bestaan. Het is ook niet per se de bedoeling dat die infrastructuurbedrijven hier hun nieuwe businessmodel van gaan maken, maar we zullen daar scherp op moeten blijven toezien. In het verleden hebben we natuurlijk gezien dat er veel verschillende taken werden opgepakt en uitgevoerd waarvan we eigenlijk vonden dat het prima was geweest als volledige marktpartijen dat hadden ontplooid en de netbeheerder of de bedrijven die tot dezelfde groep behoren zich vooral hadden gefocust op de kerntaken. Die kerntaak is de komende jaren heel duidelijk: zorgen dat netcongestie wordt opgelost met slimmer netmanagement en het heel snel bijbouwen van zo veel mogelijk infrastructuur.

De heer Bontenbal (CDA):

Dan ga ik toch nog één gemene vraag stellen. Waarom zou zo'n energiegemeenschap dat bij een infrastructuurbedrijf willen doen? Energiebedrijven kunnen dit namelijk echt beter. Er zijn veel partijen die dit beter kunnen dan netbeheerders. Ik kan maar één reden bedenken waarom je dit bij een infrastructuurgroep belegt. Die reden is dat zij het tegen lagere tarieven doen, omdat ze misschien goedkoper op de kapitaalmarkt kunnen lenen omdat ze in zo'n grote groep zitten. Is dat ook niet een vorm van kruissubsidiëring? Je lift immers mee op die hele grote groep waar die hele grote netbeheerder in zit, die meer dan een miljard omzet maakt. Dus ik ben toch bang dat dat misgaat en ik ben daar een beetje bezorgd over.

Minister Jetten:

Hier zit wel een slot op de deur, want er moet altijd melding worden gemaakt bij de ACM als een infrastructuurbedrijf dit wil gaan doen. Daarbij wordt door de toezichthouder gekeken of dit een taak is waarvan het echt nuttig is om die daar te beleggen of dat die beter door marktpartijen kan worden uitgevoerd. Ik ben niet zo heel bang voor lagere tarieven, want ik deel met de heer Bontenbal dat meer commerciële bedrijven met een meer creatieve insteek dit sneller voor elkaar krijgen. Ik denk dat naast het voorbeeld van de energiegemeenschappen, dat net werd genoemd, met name medeoverheden hiervan gebruik zouden kunnen maken, bijvoorbeeld omdat ze in hun publieke ruimte de samenwerking met het infrastructuurbedrijf als prettig ervaren omdat men dan met twee publieke partijen te maken heeft.

De voorzitter:

Kort in laatste instantie op dit punt, meneer Bontenbal.

De heer Bontenbal (CDA):

Maar dát is nou juist zo gevaarlijk, want de infrastructuurbedrijven zijn in the end natuurlijk commercieel en liften dus mee op het feit dat ze bij zo'n netbeheerder zitten. Eigenlijk moeten er bijvoorbeeld al Chinese walls zitten tussen de netbeheerder en de infrastructuurbedrijven. Als de infrastructuurbedrijven bijvoorbeeld op het gebied van batterijen aan de slag gaan, ook om netproblemen op te lossen, doen ze dat vaak voor hun eigen netbeheerder. Maar volgens mij mag dat niet omdat ze dan toch diensten aan elkaar leveren en lopen ze bijvoorbeeld in acquisitiegesprekken gewoon samen door die deur. Dat hebben we in het verleden ook bij warmtenetten gezien. Een netbeheerder begon dan over netcongestie, maar toevallig kwam het warmtebedrijf in de slipstream mee en beval die het commerciële bedrijf van een netwerkgroep aan om het warmtenet neer te leggen. Ik ben daar huiverig voor.

Minister Jetten:

Maar dan gelden echt de drie voorwaarden die ik aan het begin heb genoemd: opwek en opslag om te gebruiken voor netstabiliteit of congestiebeheer en altijd eerst aan de markt vragen via de flextenders of via congestiemanagement. Dat doen we nu volop in een aantal gebieden waar de zware congestie plaatsvindt. Daar wordt open aan de markt gevraagd: wie kan hier helpen, wie kan hier oplossen? Daar zie je allerlei verschillende marktpartijen op inspelen. De zoektocht daar is nog wel wat een juiste prijsstelling is. Ik hoop dat dit de komende tijd ook sneller van de grond zal komen. De derde voorwaarde blijft de expliciete goedkeuring van de ACM. Ik denk ook dat het goed is om dit de komende jaren te blijven monitoren en waar nodig te evalueren. We willen immers niet terug naar de oude situatie, waarin we te veel van die kruissubsidiëring hebben gezien.

De heer Erkens (VVD):

Ik deel een aantal van de zorgen van de heer Bontenbal, maar ik zou de minister een andere vraag willen stellen. Het gaat met name om opslag, zoals hij net heeft gezegd. Als je kijkt naar alle plannen voor opslag, komt er volgens mij een veelvoud van de opslag die überhaupt nodig is in de komende jaren. Welk probleem lossen we hiermee op?

Minister Jetten:

Het gaat mij totaal niet om opslag; dat was naar aanleiding van de vraag van de heer Bontenbal. Het gaat met name om flexibele opwek die nodig is op de momenten dat er overbelaste vraag is op het net. We zien bijvoorbeeld in de regio Utrecht dat het hoogspanningsnet niet in staat is om het middenspanningsnet voldoende te voeden. Het zou heel nuttig zijn als er extra flexibele invoeding zou zijn in het middenspanningsnet van Utrecht. Ik verwacht zelf dat dit met name voor die opwek nuttig kan zijn, maar ik probeerde net antwoord te geven op de vraag van de heer Bontenbal over hoe batterijen hierin een rol spelen.

De heer Erkens (VVD):

Heel kort, voorzitter. Ik ben er in alle eerlijkheid toch huiverig voor. In zijn antwoord gaat de minister in op een heleboel waarborgen waar we de komende periode op moeten letten. Misschien kan hij bij de uitwerking in de praktijk de Kamer per brief informeren over hoe die waarborgen ook goed plaatsvinden.

Minister Jetten:

Dat zal ik doen. In diezelfde brief kan ik ook ingaan op hoe we dit de komende jaren goed monitoren, in het verlengde van de vraag van de heer Bontenbal.

Mevrouw Rooderkerk vroeg hoe we ervoor zorgen dat die tijdelijke, extra regelbare opwek en opslag zo duurzaam mogelijk is. De Europese regels benadrukken techniekneutraliteit. De belangrijkste voorwaarde voor netbeheerders om zelf regelbaar vermogen neer te zetten, staan al in de Energiewet. Het moet nodig zijn voor het net als de markt onvoldoende interesse heeft. Ik ben het met mevrouw Rooderkerk eens dat het voor het draagvlak voor de energietransitie fijn zou zijn als dit zo veel mogelijk CO2-vrij gebeurt. Op een aantal plekken wordt gekeken hoe je met kleinschalige, decentrale opwek en misschien tijdelijke opslag een bijdrage kan leveren. Maar er wordt ook gesproken over gastoepassingen. Daarbij heb ik mij laten inspireren door Ierland, waar ze dit al langer doen. Daar kunnen ze aantonen dat die spaarzame momenten dat die extra gasinzet nodig is, onder de streep zeer CO2-negatief zijn, in de zin dat door die gasopwek heel veel verduurzaming kan doorgaan en er uiteindelijk sprake is van een versnelde transitie. Daar moet dus wel goed naar worden gekeken. Ik heb hierover al veel gesprekken gevoerd met de netbeheerders en zij delen uw zoektocht naar zo duurzaam mogelijke oplossingen.

Er waren ook nog een aantal vragen van D66 en de ChristenUnie over de flextenders en of er een ontheffing komt van de ACM in dit soort situaties. De Energiewet verplicht netbeheerders tot transparantie over die flextenders. Daarover gaan het eerste en het vierde lid van artikel 3.29. De Energiewet regelt op meerdere punten een betere transparantie van netbeheerders dan in de bestaande wetgeving, onder andere in de artikelen 3.77, 3.25 en 3.34.

De beoordelingsruimte voor het afgeven van de ontheffingen die hiervoor nodig zijn, is Europees bepaald. De kern hierbij is wederom dat het nodig moet zijn voor het systeem en dat allereerst aan de markt is gevraagd om deze rol in te vullen. Gebeurt dat niet, dan kan de netbeheerder zelf aan de slag. De gedetailleerde processen gaan de ACM en de netbeheerders de komende tijd uitwerken, inclusief de vraag of die in de investeringsplannen worden opgenomen. Ik blijf goed aangesloten op dit proces en ik merk ook dat de ACM hierbij in een constructieve meedenkstand zit.

Voorzitter. Dan kom ik bij een wat uitgebreider mapje, met verschillende onderwerpen die met het systeem te maken hebben. Verschillende fracties hebben gevraagd naar het recht om zelf aan te sluiten. Van belang is dat de zelf aanlegger alleen aan de eigen aansluiting werkt en dat andere netgebruikers hierdoor niet worden geraakt. Dit is goed afgebakend in het gewijzigde amendement op stuk nr. 57 dat vandaag is ingediend, naar aanleiding van de discussie die we in het wetgevingsoverleg hadden. Het hebben van een aansluiting geeft daarbij geen voorrang bij het verkrijgen van transportcapaciteit. Hierover hebben we ook van gedachten gewisseld in het wetgevingsoverleg. Het moet niet zo zijn dat de diepste financiële zakken leiden tot de snelste aansluiting.

In reactie op de heer Flach: de ervaring die in de afgelopen jaren met zelfaanleg is opgedaan, leert ons dat netbeheerders ondanks de technische eisen veel uitleg en begeleiding moeten geven opdat aan de eisen wordt voldaan. Ook worden de benodigde vergunningen soms niet aangevraagd. Ook dat kost veel capaciteit van de netbeheerders, want dan is er sprake van extra herwerk. Met het verlagen van de grens van 10 MVA naar 2.3 MVA zal zelfaanleg vaker voorkomen. Het is dus goed om dit soort ervaringen op te blijven doen en ervoor te zorgen dat iedereen die dit in de praktijk toepast, dat steeds beter doet. Sorry voor alle techniek, voorzitter, maar het is een technisch wetsvoorstel.

De heer Erkens vroeg of thuisbatterijen moeten worden geregistreerd. Ja, dat is het geval. Registratie van thuisbatterijen is verplicht en moet plaatsvinden via de website energieleveren.nl, waar nu ook de zonnepanelen moeten worden geregistreerd. Ik ben het met de heer Erkens eens dat het erg belangrijk is dat we actief thuisbatterijen registreren om te voorkomen dat de netcongestie verergert.

Bij de investeringsplannen kijk ik wel degelijk ook naar de investeringsplannen van de regionale netbeheerders, zowel van de TSB's als van de DSB's. De investeringsplannen van de nationale en de regionale systeembeheerders worden dus voorgelegd aan de minister en de ACM. Systeembeheerders vertalen in hun investeringsplannen zowel het nationale als het regionale beleid uit een hele hoop programma's met een hele hoop afkortingen, maar eigenlijk zijn het alle beleidsprogramma's waarin de langetermijninfra-investeringen worden opgenomen. De Energiewet schrijft voor dat de minister een onderzoek zal uitvoeren naar de investeringsplannen van zowel nationale als regionale beheerders. De bevindingen uit dat onderzoek betrekt de ACM dan ook bij haar toets.

Ik denk, mevrouw Rooderkerk, dat we zien dat door de grote opgave waar we nu voor staan, de investeringsplannen nu gewoon fors groter zijn dan in de jaren hiervoor. Ik denk dat het goed is om die investeringsplannen in de komende jaren nog nauwkeuriger te toetsen en te beoordelen en om dan echt in lijn met het bredere meerjarige investeringsprogramma te kijken of in die investeringsplannen niet alleen maar voldoende rekening wordt gehouden met de industrie, maar juist ook met de woningbouwopgave en de verduurzamingsopgave.

Daarnaast hebben we het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Daarbij kijken we heel nadrukkelijk met alle betrokken partijen wat het maakbaarheidsgat is: waar is er sprake van schaarste in materialen, is er schaarste in personeel en hoe zorgen we ervoor dat we de inkoop op tijd hebben geregeld of op tijd extra mensen aannemen en opleiden voor het werk dat moet worden gedaan? Ik wil u toezeggen dat we in overleg gaan met de netbeheerders om te kijken hoe we de personele capaciteit nog beter inzichtelijk kunnen maken in de investeringsplannen. Dat is dan misschien ook een vervolgstap bij de toetsing van de investeringsplannen.

De voorzitter:

Dat roept een vraag op bij mevrouw Rooderkerk.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik heb hier de bijlage waarin de capaciteitsknelpunten en uitbreidingsinvesteringen elektriciteit vanaf 2024 tot 2033 staan. Je ziet overal, eigenlijk bij elk project, aan het eind in de kolom "tekort aan arbeidscapaciteit" staan. In die zin hebben we het al inzichtelijk: het probleem is dus heel groot. Als dat voor zo veel projecten geldt, dan is inzicht, denk ik, niet genoeg. De vervolgvraag is dus: wat doen we eraan om dat op te lossen?

Minister Jetten:

Dat is een goede vraag. Gelukkig zijn de netbeheerders al volop bezig met bijvoorbeeld meer eigen beroepsopleidingen, zodat vakmensen die van de mbo's afkomen of daar nog zitten, meteen kunnen doorstromen naar meer gespecialiseerde cursussen en opleidingen en snel inzetbaar zijn voor het werk dat buiten plaatsvindt. Zij maken ook meer gebruik van vaste contracten, nemen meer statushouders en zijinstromers in dienst en noem het allemaal maar op. Deze weken ben ik in het kader van netcongestie verschillende werkbezoeken aan het afleggen. Dan hoor ik ook van de netbeheerders en hun aannemers dat er gewoon meer aanwas is en dat de uitstroom en de uitval aan het afnemen zijn. Mensen blijven dus langer werken in deze banen. Dat is een belangrijke. Tegelijkertijd spelen hierbij ook heel menselijke factoren een rol. Ik was onlangs in Roosendaal. Daar is men volop bezig met het uitbreiden van het laagspanningsnet in de gebouwde omgeving. De mannen en een enkele vrouw die daar aan het werk waren, stonden al drie maanden in de stromende regen te werken. Dat is vaak voor de wat jongere generatie een heel grote hobbel om dit werk te gaan doen. Je moet dus met andere arbeidsvoorwaarden ervoor zorgen dat het zó fijn is om bij die netbeheerder te werken dat je ook blijft. Maar er zijn ook hele andere oplossingen om het personeelstekort te bestrijden. Ik weet niet of u het al eens hebt gezien, maar zo'n grote rol waarop die kabel zit, wordt dan door de straat heen getrokken. Die moet dan aan het einde van de straat ergens worden aangesloten. Er is eigenlijk de afgelopen decennia geen enkele sprake of zeer beperkt sprake geweest van nieuwe, slimme oplossingen om dat aansluiten veel sneller te doen. Iemand staat dus nog heel veel handwerk in een kuil te verrichten. Daarbij gaat er eigenlijk heel veel tijd verloren. Ik vond het dus mooi om van de netbeheerders te horen dat ze nu aan het nadenken zijn over hoe ze dat in de fabriek al anders kunnen maken, zodat als die kabel door de straat wordt getrokken, dat aansluiten een tiende van de tijd kost, zodat die goed geschoolde vakman die daar staat in dezelfde dag in veel meer straten aan de slag kan. Op dit soort manieren zijn we dus bezig bij dat landelijke actieprogramma, ook om die personeelsdrukte te verminderen.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank voor dit uitgebreide antwoord. Het is ook goed om deze voorbeelden te horen. Nog een korte vraag. Er zijn natuurlijk ook heel veel mensen nodig om alle internetkabels aan te leggen. Daar gaan de straten ook continu voor open. In hoeverre speelt daarbij nog een soort van concurrentie op personeel? Hoe wordt daarnaar gekeken?

Minister Jetten:

Nee, want er is eigenlijk geen concurrentie. Dit is een heel goed punt, want we zijn in Nederland bijna klaar met het uitrollen van glasvezelkabels. Ik weet het even niet meer uit m'n hoofd, maar er zijn nog een aantal honderdduizenden aansluitingen te gaan. De aannemers zijn nu dus ook in gesprek met de partijen van de glasvezeluitrol: kunnen we jullie vakmensen overnemen? Zij hebben de afgelopen jaren in heel Nederland namelijk al gleuven in straten gegraven, dus het zou top zijn als ze die kennis en expertise nu kunnen inzetten voor het laagspanningsnet. Ik verwacht hierbij dus de komende tijd dat dat personeel weer slim wordt benut.

Voorzitter. Er waren vandaag een aantal vragen over de spoorsector. Zoals u weet, werkte ik voordat ik Kamerlid werd zelf voor de spoorsector, dus het is altijd fijn als die in deze debatten ter sprake komt. Ik heb een onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden om onder andere door de ov-netten slim in te zetten, netcongestie op specifieke locaties te verminderen. Ik onderzoek in hoeverre het mogelijk is om de ov-pilotprojecten die hiervoor lopen, verder op te schalen. Dat doe ik in nauw overleg met het ministerie van IenW en de hele ov-sector. In de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het Landelijke Actieprogramma Netcongestie zal ik de voortgang delen van deze acties met de ov-sector. De eerstvolgende rapportage komt uit in juni. Ik verwacht hierin eind 2024 ook weer verdere doorbraken.

Ik kom zo meteen ook nog op wat meer specifieke vragen hierover, maar onder andere bij NS zitten ze met de vraag: wat is de positie van de kabels in onze stations? De geschetste problematiek bij de Nederlandse Spoorwegen is mij bekend. Het is echter een heel complex juridisch vraagstuk. Vraag mij hier niet om daar helemaal over uit te weiden, maar kort door de bocht is hiervoor dus geen snelle quick fix mogelijk. Dat kunnen we dus ook niet vandaag bij dit wetsvoorstel al meteen regelen, maar ik ben wel van plan om met de Nederlandse Spoorwegen tot een passende oplossing te komen. Dat kunnen we dan waar nodig ook in die eerstvolgende update van de Energiewet juridisch verankeren.

De heer Flach vroeg naar de gesloten distributiesystemen. De randvoorwaarden voor erkenning van een gesloten distributiesysteem zijn in deze Energiewet een-op-een overgenomen uit de Europese richtlijn. Hier zit dus ook geen licht tussen en er is ook geen eigen interpretatie. Het is mogelijk dat toezichthouder ACM de criteria anders interpreteert dan andere toezichthouders in andere EU-lidstaten, maar dat is aan de onafhankelijke toezichthouders. Het lijkt me overigens wel onwaarschijnlijk dat de ACM hierin strikter is, omdat er nergens anders in Europa meer erkenningen voor gesloten distributiesystemen worden afgegeven dan in Nederland. Ik verwacht dus eigenlijk dat we dat in Nederland best goed voor elkaar hebben. Desalniettemin heb ik ACM gevraagd om hier samen met mij naar te kijken en waar nodig de Kamer aanvullend hierover te informeren, na de zomer.

Het door de ACM opgestelde prioriteringskader, waarnaar de heer Flach vroeg, is opgesteld met veel input van stakeholders. Allerlei partijen hebben meegedaan aan de internetconsultatie, dus mijn beeld is dat dit prioriteringskader ook op breed draagvlak kan rekenen in de sector.

Interconnectoren — dat zijn verbindingen tussen Nederland en andere landen — zijn nu in Nederland als exclusieve taak toegewezen aan de landelijke netbeheerder: TenneT. Dat hebben we gedaan omdat we dan beter rekening kunnen houden met de optimale maatschappelijke inzet van schaarse transportcapaciteit, mogelijke congestieproblemen die door nieuwe connectoren worden veroorzaakt en de inpassing van connectoren in het nationale elektriciteitsnet en -systeem. Ook de schaarse publieke ruimte bij bijvoorbeeld de aanlanding van wind op zee speelt hierin een heel belangrijke rol. Zoals u weet, is het een enorme klus om alle windparken goed aangesloten te krijgen op land. Dat vraagt elke keer forse investeringen op de locaties in de gemeentes waar dat plaatsvindt. Ik ben heel blij dat ik dat met TenneT in een ordentelijk proces kan doen en dat ik ruim voordat zo'n aanlanding plaatsvindt al afspraken kan maken met gemeentes over de gebiedsinvesteringen die we doen. Ik ga daar aankomende maandag ook weer speciaal voor naar de provincie Zeeland. Die publieke redenen spelen dus mee bij de keuze om die taak aan TenneT toe te wijzen.

De heer Kops vroeg naar de jaarlijkse Monitoring Leveringszekerheid. Die analyseert de betrouwbaarheid van het elektriciteitssysteem op de middellange tot lange termijn. Uit de resultaten van de recente monitor blijkt dat de leveringszekerheid in Nederland tot en met 2030 uitstekend is geborgd. Vanaf 2033 wordt er een risico geïdentificeerd. Dat is het risico dat er gedurende een beperkt aantal uren in het gehele jaar voor een beperkt deel van de totale elektriciteitsvraag in Nederland niet geleverd kan worden. Dat aantal uren loopt wat op. Dat betekent niet dat een tekort zich daadwerkelijk gaat voordoen, maar wel dat het risico daarop groter wordt. Bovendien is het zo dat als zich een tekort zal voordoen, dit waarschijnlijk slechts betrekking zal hebben op een beperkt deel van de vraag.

Maar zo'n monitor moet je natuurlijk wel serieus nemen. Daarom heb ik in mijn recente brief van 11 maart aangekondigd dat uw Kamer aan het einde van dit jaar een overzicht zal ontvangen van opties om de leveringszekerheid beter te borgen. Dan gaat het er onder andere om om via een betere interconnectie en meer flexibele capaciteitsmechanismen dit aantal uren weer naar beneden te krijgen. Dat doen we ook samen met de buurlanden in Noordwest-Europa, omdat dat energiesysteem zo met elkaar verweven is. Maar dank aan de heer Kops voor de signalering van deze uitdaging vanaf 2033. Ik denk dat we aan het eind van het jaar een aantal maatregelen kunnen kiezen om dit te voorkomen.

De heren Kops en Vermeer zijn nogmaals wat dieper ingegaan op de vraag hoe het zit met het later aansluiten op de elektriciteit of het weigeren van aansluiting op de elektriciteit. Laat ik vooropstellen dat deze bepalingen in artikel 3.38 echt bedoeld zijn ... Sorry, ik begin even opnieuw, voorzitter. Deze bepaling beschrijft het standaardproces waarmee een partij die een aansluiting voor transport aanvraagt, op een ordentelijke manier, en altijd op dezelfde manier, door dat aanvraagproces wordt geholpen. Daarbij geldt: zodra er ruimte is op het net, word je aangesloten. Als je dat eerder doet, leidt dat namelijk tot storingen. Er is geen sprake van definitief weigeren. We hebben nu in de tekst opgenomen dat een aansluiting kan worden geweigerd indien en voor zolang er onvoldoende transportcapaciteit is. We hadden dat eerst een beetje kort door de bocht opgeschreven, met "later". Dat hebben we nu beter opgeschreven, met "indien en voor zolang er onvoldoende transportcapaciteit is". Daarmee zal zo'n aanvraag uiteindelijk altijd in behandeling moeten worden genomen. Het kan alleen wel zo zijn dat het pas kan gebeuren nadat er transportcapaciteit georganiseerd is. Dit is artikel 3.38, lid 3. Dat is een juridische verbetering van de wetstekst.

Dan heb ik ook nog lid 4. Ik zie een interrumpant staan, maar zal ik dit eerst even afmaken, voorzitter?

De voorzitter:

Meneer Vermeer knikt.

Minister Jetten:

Lid 4 van artikel 3.38 gaat over de vraag: mag je in bepaalde situaties of op bepaalde locaties gewoon een definitief njet verkopen? Netbeheerders moeten in hun werkgebied alle aansluitverzoeken voor elektriciteit en gas accommoderen. Nu is de hele oppervlakte van Nederland onderdeel van het werkgebied van een of meerdere netbeheerders voor elektriciteit en gas. Vervolgens is er een beperkt aantal bij AMvB te omschrijven situaties waarin de netbeheerder binnen zijn werkgebied een partij niet van een aansluiting zou hoeven voorzien. Dat geldt nu voor netbeheerders van gas in gebieden buiten de bebouwde kom waar maar heel weinig aansluitingen zijn. De reden daarvoor is dat het in die gebieden economisch niet verantwoord is om dat gasnet voor vele kilometers aan te leggen, om dan slechts een of enkele aansluitingen te realiseren en te beheren, omdat er simpelweg te weinig wordt gebruikt. In die situaties gebruiken we onder andere de propaangasoplossingen, die u allemaal wel kent.

We hebben dus die uitzondering uit de Gaswet nu overgenomen in de Energiewet. Mijn verwachting is dat die uitzondering de komende jaren alleen in situaties met gas nodig zal blijken te zijn. We zijn dit voor elektriciteit helemaal niet van plan, zoals ik ook in het wetgevingsoverleg al heb toegelicht. Het is wel denkbaar dat er in de toekomst nieuwe situaties gaan ontstaan. Denkt u bijvoorbeeld aan een heel groot drijvend zonnepark op een meer. Of een groot duurzaam opwekproject in een natuurgebied, waar nu nog helemaal geen elektriciteitsinfrastructuur is.

In dat soort situaties kun je je afvragen hoe maatschappelijk nuttig het is om daar een kilometerslang elektriciteitsnet aan te gaan leggen, om dit ene project te accommoderen. Dus dit zijn het soort situaties die de komende tijd zouden moeten worden uitgewerkt, om die heel specifiek uit te sluiten. Maar ik begrijp wel de zorgen die u heeft, omdat wij in het wetgevingsoverleg met elkaar hebben zitten brainstormen in de trant van: het zou toch niet zo kunnen zijn dat een mkb'er of een wijk waar nieuwe woningen worden gebouwd onder deze uitzondering komen te vallen? Dat deel ik helemaal met u. Daarom zou ik aan de heer Kops en de heer Vermeer willen voorstellen dat wij, als de AMvB met de uitwerking van de situaties er is, wij die met voorhang aan de Kamer voorleggen, zodat u als Kamer daar ook nog wat van kunt vinden. Daarmee hoop ik dan ook de zorgen in dit debat nog verder weg te nemen.

De heer Vermeer (BBB):

Ik wil de minister bedanken voor zijn toezegging hierop. Ik weet niet hoe de heer Kops daarin zit. Dat u dat zonneatol en de zonnevelden in natuurgebieden niet aansluit, vind ik prima. Wat mij betreft komen die er nooit. Maar we zitten hier straks wel met de volgende situatie. Er zit geen termijn op. In theorie kan dus een stroomaansluiting gewoon een jaar of tien geweigerd worden. Als dat zo in de wet staat, kan een partij zich in die tussenperiode, zolang die AMvB niet is geregeld, nergens op richten. Waarom kunnen we niet nu al een redelijke termijn in het wetsvoorstel opnemen, die misschien door de AMvB wordt overruled? Dat zou ik prima vinden, maar ik ben bang voor een tussenliggende situatie waarin iemand vergeet iets te doen. Dan zit je met een gat in de wet.

Minister Jetten:

In artikel 3.38, lid 4, staan de extreme situaties waar we het net over hadden. Dat gaan we met een AMvB nog verder uitwerken en beschrijven. Die AMvB krijgt u dan met voorhang.

Dan 3.38, lid 3. Dat betreft het weigeren van een aansluiting indien en voor zolang er onvoldoende transportcapaciteit is. Daarover zegt de heer Vermeer: daar wil je eigenlijk een tijdsklem op zetten. Dat ben ik met hem eens. In de uitwerking hiervan staat ook dat de ACM redelijke termijnen van de netbeheerder vereist. "Redelijke termijnen" wil zeggen: gewoon zo snel mogelijk. Daarvoor werken we met die investeringsplannen en het Landelijk Actieprogramma Netcongestie aan het zo snel mogelijk wegwerken van de wachtlijsten. We gaan de komende maanden ook wachtlijsten opschonen, om een hele hoop spookaanvragen eraf te krijgen, zodat mensen die we wel echt willen bedienen ook veel beter inzicht krijgen in "wanneer ben ik aan de beurt en onder welke randvoorwaarden?" Dus ik denk dat die tijdsklem via de ACM en het landelijk actieprogramma is geborgd. Via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over netcongestie kunnen we aan de heer Vermeer en anderen inzichtelijk maken hoe het zit met deze doorlooptijden.

De heer Vermeer (BBB):

Bedankt voor deze toezegging. Kan in die rapportage dan ook meegenomen worden hoeveel aanvragen er geweigerd zijn in een bepaalde periode? Dan kunnen wij als Kamer dat monitoren en eventueel detailgegevens opvragen.

Minister Jetten:

Ik vind het een heel goed idee om dat in die rapportage op te nemen. U krijgt dus de eerstvolgende rapportage in juni. Dan zal het er nog niet in staan, want die is bijna af. Maar voor de volgende versie gaan we bekijken of we het kunnen verwerken. Goede suggestie.

Dan tot slot in dit blok de vraag van de heer Erkens over calamiteiten, bijvoorbeeld bij een cyberaanval of andere grote rampen en issues. Hij vroeg wat het effect daarvan is op decentrale opwek. Ten aanzien van cyberveiligheid en de dreiging van statelijke actoren is het natuurlijk essentieel om de risico's zo veel mogelijk te voorkomen, bijvoorbeeld door goede bescherming van de vitale infrastructuur, eisen aan cyberveiligheid van productie-installaties en systeemonderdelen en periodieke risicoanalyses die we uitvoeren met de veiligheidsdiensten. In augustus dit jaar gaan er strengere eisen gelden voor de cyberveiligheid van zonnepanelen en daaraan gekoppelde systemen. Alle netcomponenten, inclusief de slimme meter, moeten al voldoen aan strenge eisen voor cybersecurity. Hoewel een omvangrijke aanval op alle omvormers tegelijkertijd onwaarschijnlijk is, klopt het dat zonnepanelen ook uitvallen op het moment dat het elektriciteitssysteem in bijvoorbeeld een wijk uitvalt. Dat is in eerste instantie vanwege veiligheid om te voorkomen dat er sprake is ... — sorry, ik haper even; ik ben ook moe van gisteren — van overproductie, onveilige situaties of overbelasting in onderdelen van het net. Het feit dat het net dan afschakelt is in eerste instantie een veiligheidsklep. Individuele zonnepanelen bieden in dat geval dus geen oplossing voor huishoudens, tenzij huishoudens technisch in staat zijn om een mininet te creëren, los van het publieke net. De meeste huishoudens zijn hier nu nog niet toe in staat. Wellicht dat dat de komende jaren wel meer wordt met meer toepassing van thuisbatterijen of buurtoplossingen. Dit is dus een goed thema om beet te pakken. Cyberveiligheid is een onderdeel van het Nationaal Plan Energiesysteem en ik kan me heel goed voorstellen dat we eens een keer met experts hierover gaan brainstormen.

De heer Erkens (VVD):

Veel dank voor de beantwoording. Het is niet iets dat vandaag of morgen geregeld hoeft te worden, maar ik denk wel, gegeven de geopolitieke ontwikkelingen en discussies die we op andere beleidsterreinen hebben, dat het misschien goed is om bij een volgende brief hierover inderdaad wat dieper terug te komen op wat die mogelijkheden zijn de komende periode. Er zit geen grote haast achter, maar het is wel goed om dit op te pakken met elkaar.

Minister Jetten:

Ik ga met het team van het Nationaal Plan Energiesysteem dat bezig is met digitalisering bespreken hoe we cyberveiligheid als een van de lijnen hierin kunnen meenemen. Het zal, denk ik, in het vierde kwartaal zijn dat er weer een brief komt over het NPE en dan kunnen we daar even op terugkomen.

Voorzitter. Ik ben bijna aan het einde van de beantwoording, en dan kom ik bij de amendementen. In de beantwoording heb ik nog een aantal specifieke zaken die zien op consumenten en gebruikers. Ik heb het net al gehad over het sociaal tarief. Mevrouw Rooderkerk vroeg nog naar bredere instrumenten die mogelijk zijn. We hebben vorig jaar een uitvoerige inventarisatie gedaan, ook met de andere departementen, naar de vraag wat mogelijke maatregelen zijn om zo gericht mogelijk compensatie te bieden in situaties met hoge energieprijzen. Dat zijn koopkrachtmaatregelen, fiscale maatregelen en directe steun via de energierekening, zoals die maandbedragen die we toen in november en december hebben uitbetaald. De instrumenten die direct gericht zijn op huishoudens met een laag inkomen zijn daarbij natuurlijk het meest effectief. Daarvoor hebben we dan dat tijdelijke Noodfonds Energie of werken we intensief samen met gemeenten. Eigenlijk ligt daarvoor dus alles op de plank. De heer Grinwis probeert met het amendement dat sociaal tarief er nog extra in te verankeren, maar veel van deze andere maatregelen hebben we de afgelopen tijd dus al verder uitgewerkt en zouden nu ook veel sneller kunnen worden ingezet dan tijdens het hoogtepunt van de energiecrisis het geval was.

Als energieleveranciers failliet gaan, dan is in dit wetsvoorstel voorzien dat bij een overname de opvolgende leveranciers alle rechten en plichten moeten overnemen. Dat betekent dat reeds betaalde voorschotbedragen ook worden meegenomen, waardoor klanten geen financieel verlies lijden. Als er geen overname is, krijg je een RES-verdeling waarmee de leveringszekerheid altijd wordt geborgd. Vorderingen bij de failliete leverancier lopen net als bij andere schuldeisers mee in de afwikkeling van de inboedel van de curator.

De voorzitter:

Mevrouw Postma heeft een vraag voor u.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik zit nog steeds na te denken over dat sociaal tarief. Ik ben mijn afweging aan het maken over het amendement van de heer Grinwis. Ik hoor u nu eigenlijk zeggen dat we al veel dingen zo ingeregeld hebben op dit moment, waardoor we, als zo'n crisis zich weer voordoet, dat dan kunnen regelen. Hoor ik dan ook dat het amendement eigenlijk niet nodig is? Of zie ik dat verkeerd? Dat hoor ik graag even.

Minister Jetten:

Ik kom straks uitgebreid terug op de appreciatie van het amendement. Voor de helderheid: wat ik hiermee bedoel, is dat we, toen de energiecrisis uitbrak en de energieleveranciers bij ons aan de bel trokken omdat ze de betalingsproblemen zagen toenemen, onder stoom en kokend water zaken moesten uitzoeken. We hebben toen bijvoorbeeld €190 per maand gedaan. Hoe kunnen we dat op een goede manier uitbetalen aan de consument? Dat hebben we toen allemaal uitgezocht en goed geregeld. Stel dat je nu of morgen een energieprijzencrisis krijgt, dan weten we hoe we deze maatregel zouden kunnen inzetten. Het tijdelijke noodfonds heeft zijn waarde bewezen! Gemeenten weten nu ook hoe ze de energietoeslag op een goede manier moeten uitbetalen en wat dat betreft zitten we in een veel betere situatie dan tweeënhalf jaar geleden. We zouden ook sneller moeten kunnen acteren, maar dat neemt niet weg dat je dat sociaal tarief nog steeds als optie zou kunnen wegen.

Voorzitter. Ik heb net iets gezegd over die faillissementen. In het wetgevingsoverleg van 8 april hebben we verder al een aantal amendementen geapprecieerd. Ik heb natuurlijk inmiddels met de ACM gesproken over de verschillende varianten van waarborgfondsen en veilingen, zoals we dat ook bij het wetgevingsoverleg met elkaar hebben gewisseld.

Een aantal vragen over intermediairs. Ik ben het met de heer Kops van harte eens dat tussenpersonen die zich bezighouden met misleidende praktijken, hard moeten worden aangepakt. Het energiecontract wordt gesloten met een vergunninghoudende energieleverancier en die is te allen tijde eindverantwoordelijk, ook wanneer diensten als werving zijn uitbesteed aan een intermediair. De toezichthouder ACM ziet hier ook op toe. In dit wetsvoorstel zit een grondslag op basis waarvan de ACM de vergunning van de leverancier kan intrekken, indien die zich stelselmatig schuldig maakt aan oneerlijke handelspraktijken en/of misleiding. Het is dus een stevig nieuw middel voor de ACM ten opzichte van de huidige wet om ook sneller en beter te kunnen ingrijpen als er sprake is van misleiding door de leverancier of de wederverkoper.

Een tussenpersoon handelt daarnaast op basis van een bemiddelingsovereenkomst en dat is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Een tussenpersoon kan op basis van het Burgerlijk Wetboek een boete opgelegd krijgen door de ACM als hij zich schuldig maakt aan misleiding. De ACM heeft dus eigenlijk twee manieren om op de leverancier en de intermediair toezicht te houden, straks met een aangescherpte Energiewet en daarnaast ook nog met het Burgerlijk Wetboek. Welke grondslag wordt gebruikt voor het opleggen van een boete door de ACM, is afhankelijk van de omstandigheden. Bij het voorbeeld dat de heer Kops aanhaalde, zou het best zo kunnen zijn dat de intermediair gewoon op basis van het Burgerlijk Wetboek een aantal overtredingen heeft begaan en daarom die intermediaire boete heeft gekregen en de boete niet op de leverancier is toegepast. Maar deze Energiewet geeft de ACM dus wel extra tanden.

Het afschaffen van telefonische verkoop is volgens mij een unanieme wens van de Kamer. Dat is ook de reden waarom minister Adriaansens van EZK hier volop mee bezig is, niet alleen in eigen land, maar ook in Europa.

Een aanbieder of een door hem ingeschakelde tussenpersoon moet altijd uitgebreide wettelijke informatie geven vóór het afsluiten van het contract. Dat is uitgewerkt in het document Informatievoorziening op de consumentenmarkt voor energie. Dan gaat het over een hele hoop zaken, bijvoorbeeld de identiteit van de aanbieder, de looptijd van de overeenkomst, wat er wordt geregeld, informatie over de prijszetting et cetera. In de brief van 22 april gaat de minister van EZK in op wat er nu juridisch mogelijk is op het gebied van colportage en telemarketing, maar ze heeft in die brief ook nieuwe wetgeving aangekondigd. En volgens mij gaat die nieuwe wetgeving echt precies doen wat ik ook vandaag hier in dit debat heb gehoord.

De heer Kops vroeg naar de veertien dagen bedenktijd. Op telemarketing is al een schriftelijkheidsvereiste van toepassing, waardoor de overeenkomst pas tot stand komt als de consument na het verkoopgesprek ook schriftelijk per mail of per post heeft ingestemd met hetgeen aan de telefoon is afgesproken. Rechtsgeldig afsluiten aan de telefoon kan dus niet. En de consument mag zelf bepalen hoelang hij erover doet om het te ondertekenen.

De heer Kops deed de interessante suggestie om het schriftelijkheidsvereiste ook toe te passen op verkoop aan de deur. Dat is helaas binnen de huidige Europese regelgeving niet mogelijk. Het zou een verdere ontmoediging kunnen zijn van verkoop aan de deur. Het is dus creatief bedacht, maar nu helaas niet direct toepasbaar. Maar ik geef deze suggestie wel mee aan de minister die het volgende wetsvoorstel gaat uitwerken. Daar vroegen de heer Bontenbal en mevrouw Postma ook naar. De minister van EZK is volop bezig om dat in Europa voor elkaar te krijgen. Zij heeft onlangs tijdens de consumentendialoog, waar alle ministers van Economische Zaken bij elkaar waren, bepleit om dit met prioriteit op te pakken en ervoor te zorgen dat de volgende Commissie dit zo snel mogelijk regelt. We hebben dat ook meegegeven aan Eurocommissaris Reynders. We merkten ook dat de positionpaper die de minister heeft geschreven, gewoon helpt, omdat we daarin heel concrete suggesties doen over hoe we dit kunnen gaan tackelen.

Nogmaals ter geruststelling van mevrouw Postma en de heer Flach: ook zzp'ers vallen onder het amendement van de heer Flach voor het verbod van telemarketing op basis van de klantrelatie. Het te wijzigen artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet is van toepassing op alle natuurlijke personen en dus ook op zzp'ers en kleine zelfstandigen.

Mevrouw Postma vroeg naar bescherming tegen afsluiting. De bescherming van huishoudens tegen afsluiting staat nu in artikel 2.25 van deze wet. Dat artikel gaat namelijk ook over de levering aan eindafnemers met een kleine aansluiting. Momenteel is deze bescherming nader uitgewerkt in de Regeling afsluitbeleid en ik ben voornemens om deze consumentenbescherming gewoon een-op-een over te zetten in de Energiewet. We hebben de Regeling afsluitbeleid volgens mij door de heer Thyssen en mevrouw Kröger aangescherpt tijdens de energiecrisis. Mevrouw Renske Leijten was daar ook nog bij betrokken. Dat is eigenlijk iedereen goed bevallen, vandaar dat we die nu ook doorzetten in deze wet.

De heer Vermeer vroeg nog naar inzicht in data. Dat is een goede suggestie. In artikel 4.1 regelen we expliciet dat burgers het recht hebben om hun data te delen, evenals het recht om inzicht te krijgen in hun gegevens. Dat omvat ook alle meetdata waarop de leverancier of de tussenpersoon de factuur baseert. De ontsluiting van deze data loopt inderdaad via de gegevensuitwisselingsentiteit waar de heer Vermeer naar verwees. Het lijkt mij goed dat we, zodra dit wetsvoorstel is aangenomen, in alle informatievoorziening aan consumenten ervoor zorgen dat zij weten waar ze terechtkunnen om die data goed in te zien.

De heer Kops vroeg nog naar de bindendheid of vrijblijvendheid van een vraagresponsovereenkomst. Ik heb eerder gezegd dat instemming van de consument altijd het uitgangspunt is bij efficiënt gebruik van het net of het uitlezen van apparaten. De Energiewet laat het aan consumenten om te kiezen of zij flexibiliteit willen leveren. Consumenten kunnen een apart contract aangaan met een leverancier, een aggregator of een netbeheerder voor de levering van die flexibiliteit en ook voor wat er tegenover staat voor de consument die dat contract aangaat. Deze vraagresponsovereenkomst is vrijwillig en kan dus zelf worden afgesloten of weer worden opgezegd. In het licht van de aangenomen moties-Kops en -Postma zet ik er ook op in dat deze instemming snel, helder en transparant geregeld wordt. Volgens mij hebben we namelijk in het wetgevingsoverleg en het vragenuurtje wel met elkaar afgeconcludeerd dat niemand wil dat minister Jetten bij u thuis in de meterkast kruipt.

De voorzitter:

Ik zie meneer Kops aarzelen, maar hij heeft toch een interruptie voor u.

De heer Kops (PVV):

Even voor de zekerheid. Als een huishouden zo'n vraagresponsovereenkomst heeft afgesloten en daarin wordt geregeld dat een apparaat wordt op- of afgeschakeld — dat is afgesproken en vastgelegd —, maar dat huishouden wil er op het moment dat dat gaat gebeuren toch vanaf en zegt "nou, dat gaat niet gebeuren", wat tegen die overeenkomst ingaat. Kan dat dan, op dat moment?

Minister Jetten:

In het hier en nu is dat ingewikkeld. Dan gelden gewoon de regels die we met elkaar afspreken, dat je dan zo'n contract weer opzegt. Dat zal dan binnen een maand zijn, schat ik zo in. De grootste flexibiliteitswinst die hier te behalen is, is natuurlijk bij hybride warmtepompen, waar je gewoon afspreekt "ik neem dan wat minder elektriciteit af en wat meer gas, zodat mijn huis wel kan worden verwarmd, terwijl ik minder druk op het elektriciteitsnet zet". Maar ik denk dat het opzeggen gewoon met de vooraf afgesproken opzegtermijnen gaat.

De heer Kops (PVV):

Maar stel nou dat een huishouden voor warmte in huis echt afhankelijk is van de warmtepomp, maar er toch wordt besloten en vastgelegd in die overeenkomst dat die afgeschakeld of gedeeltelijk afgeschakeld wordt. Dan gaat dat gewoon gebeuren. Dat huishouden komt dan letterlijk in de kou te zitten. Kan het huishouden op dat moment, tegen de overeenkomst in, zeggen "nee, die warmtepomp gaat toch gewoon aan" of moet het huishouden dan een maand wachten, zoals de minister zegt?

Minister Jetten:

Mijn beeld is dat er geen sprake zal zijn van het volledig afschakelen van dit soort apparaten, omdat dat huis uiteindelijk natuurlijk wel verwarmd moet worden. Het kan alleen wel zo zijn dat er wat minder vermogen wordt geleverd, waardoor het wat langer duurt voordat het huis helemaal is opgewarmd. Hier is het maatschappelijk belang van de beschermde gebruiker die zijn huis moet kunnen verwarmen natuurlijk wel relevant. Maar ik zal hier bij de uitwerking naar kijken, omdat we in het vragenuur een tijd geleden ook hebben afgesproken dat bijvoorbeeld bij laadpalen voor elektrische auto's het overrulen in noodsituaties mogelijk moet zijn. In dat licht zal ik hier nogmaals naar kijken. Nogmaals, dank aan de heer Kops voor de vragen, ook in het wetgevingsoverleg, want het is heel goed om hier te verhelderen dat het wel altijd een actieve overeenkomst vraagt, die ook weer kan worden opgezegd.

Ik ben er bijna, voorzitter.

Ten aanzien van groenewaterstofproductie is in het Klimaatfonds een reservering gemaakt van circa 4 miljard euro voor de ontwikkeling en opschaling van groenewaterstofproductie in eigen land. We verwachten daar de komende tijd de vruchten van te gaan plukken. Op 5 juni staat er een commissiedebat over waterstof en groen gas, waarin we verder zullen spreken over de brief die ik hierover nog naar uw Kamer stuur.

Over waterstof gesproken, in het Europese decarbonisatiepakket is vrij recent gepubliceerd en gecommuniceerd hoe we de komende jaren in Europa de waterstofmarkt gaan regelen voor zowel CO2-vrije als CO2-arme waterstofgassen. Ik streef ernaar om aan het eind van dit jaar de internetconsultatie gereed te hebben, zodat we deze nieuwe Europese regels zo snel mogelijk in Nederland hebben geïmplementeerd.

De term "capaciteit" in hoofdstuk 6 bij projectbesluiten staat inderdaad gelijk aan vermogen. Het is voor extra helderheid voor de provincies goed dat de heer Vermeer en ik dat hier allebei nog een keer expliciet hebben uitgesproken. Voor het bepalen van de omvang van een project wordt gekeken naar de capaciteit oftewel het vermogen van de windmolens of de zonneparken, waarvoor dat ook geldt. De capaciteit of het vermogen wordt uitgedrukt in bepaalde eenheden, in dit geval dus in megawatts. Dit is eigenlijk dezelfde bepaling als nu ook al in de Elektriciteitswet staat, dus deze formuleringen zijn al langere tijd bekend bij de provincies. Ik heb geen signalen ontvangen dat de formulering nu tot onduidelijkheid leidt bij de provincies. De hoeveelheid megawatts van een uitbreiding die met een nieuw ruimtelijk besluit moet worden ingepast, is bepalend voor de bevoegdheidsvraag.

Stapeling van projecten — dat is eigenlijk de zorg die ik van de heer Vermeer hoor — is niet de praktijk geweest de afgelopen jaren. Over projectbesluiten vindt altijd uitgebreid en goed overleg plaats tussen het Rijk en de decentrale overheden. Onder de Omgevingswet kunnen bevoegdheden indien nodig worden overgedragen aan het Rijk, bijvoorbeeld in verband met de complexiteit van een project. Maar mijn beeld is dat provincies de grenzen ook niet opzoeken hierin, omdat dat meteen leidt tot veel gedoe in de omgeving, wat ook heel logisch is. Je wil dit ordentelijk doorlopen en ervoor zorgen dat omwonenden weten waarom een provincie zo'n projectbesluit aanpast of neemt.

Voorzitter, dan kom ik bij de amendementen. Dat is een vrij dik pakket. Dankzij de uitgebreide vragen en beantwoording kan ik bij sommige amendementen vrij snel door de oordelen heen. Voor de Kamerleden nogmaals: ik apprecieer nu amendementen die ik niet eerder in de wetgevingsoverleggen al heb geapprecieerd.

Het amendement op stuk nr. 46 van het lid Flach krijgt oordeel Kamer. De belangrijkste reden is dat het amendement is verduidelijkt ten opzichte van het vorige amendement. Het amendement is nu veel specifieker afgebakend dan eerder het geval was. Dus het amendement op stuk nr. 46 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 46: oordeel Kamer. Wilt u iets vragen, mevrouw Kröger? Nee. Gaat u verder, minister.

Minister Jetten:

Dat ga ik doen. In het amendement-Flach/Postma op stuk nr. 47 stellen de indieners voor om ongevraagde communicatie voor commerciële doeleinden aan oude en bestaande klanten generiek te verbieden. Het amendement krijgt oordeel Kamer. Het amendement vervangt een eerder, ouder amendement. Dit nieuwe amendement regelt een generiek verbod op telemarketing gericht op oude en bestaande klanten. Het verbod geldt dus voor alle commerciële doeleinden. De initiatiefnemers ontzien wel goede doelen. Dat vind ik een goede uitzondering die zij daar maken. Dit sluit ook goed aan bij hetgeen ik net heb gezegd over het wetsvoorstel waar de minister van EZK mee bezig is. Dus het amendement op stuk nr. 47 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dit amendement verving het amendement op stuk nr. 20. Het krijgt dus oordeel Kamer.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 50 van het lid Kröger maakt expliciet dat systeembeheerders inzicht moeten geven in mogelijke vertragingsfactoren, aan moeten geven of de geplande investeringen voldoende zijn en haalt de grondslag voor het meewegen van maatschappelijke waarden bij het prioriteren naar het niveau van de wet. Daarmee is dit amendement denk ik erg in lijn met de verschillende discussies die wij hebben gehad over bij maatschappelijke belangen aansluiten. Dus het amendement op stuk nr. 50 krijgt van mij oordeel Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 50: oordeel Kamer.

Minister Jetten:

Dan het amendement op stuk nr. 51 van het lid Kröger. De indiener is van mening dat voor partijen die aan kabelbundeling willen doen de huidige randvoorwaarde dat zij in gezamenlijkheid richting de markt optreden voor in- en verkoop van elektriciteit, te beperkend is. Met dit amendement wil de indiener mogelijk maken dat, hoewel er sprake is van één aansluit- en transportovereenkomst, partijen zich nog wel individueel op de markt kunnen begeven. Het amendement expliciteert een aantal zaken rondom die kabelbundeling, maar daarmee ontstaat wel het risico dat de constructie achter de aansluiting een apart net wordt en dat risico kan niet op een andere manier wettelijk worden uitgesloten. In het wetsvoorstel is maximaal ruimte gezocht voor kabelbundeling binnen de bestaande kaders en daarnaast zijn er andere opties voor energiehubs, zoals gebruikmaken van groepstransportovereenkomsten of een gesloten systeem. Indien het stelsel van elektriciteitsleidingen achter de gezamenlijke aansluiting moet worden aangemerkt als een net, dan hebben partijen een erkenning als een gesloten systeem nodig of moeten zij het net overdragen aan een systeembeheerder. Dat is de reden waarom ik het amendement op stuk nr. 51 ontraad.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 51: ontraden.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 52 van het lid Kops beoogt te regelen dat tussenpersonen over de kwaliteit en deskundigheid beschikken die ook voor vergunninghoudende leveranciers gelden. Daarnaast kunnen bij ministeriële regeling aanvullende regels worden gesteld. Ik snap de bedoeling van het amendement en ik ben het met de Kamer eens, zoals we net al wisselden, dat tussenpersonen met misleidende praktijken hard moeten worden aangepakt, maar het energiecontract wordt gesloten met een vergunninghoudende energieleverancier en die is te allen tijde eindverantwoordelijk. De ACM houdt hier ook toezicht op. Zoals net aangegeven handelt de tussenpersoon of de intermediair op basis van de bemiddelingsovereenkomst, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Begin dit jaar is er een nieuwe kwaliteitsstandaard voor werving afgesproken door leveranciers. Die moet ervoor zorgen dat misstanden worden voorkomen en klachten over werving verleden tijd zijn. Daarom ontraad ik dit amendement, maar ik ben wel bereid om de heer Kops toe te zeggen om te kijken of het mogelijk is om dit jaar nog in samenspraak met de ACM en de sector te evalueren of daarmee ook de beoogde verbetering wordt gerealiseerd. Ik zal hierover per brief terugkoppelen voorafgaand aan de volgende update van deze Energiewet. Dan kan het eventueel altijd nog worden aangescherpt. Voor nu ontraad ik het amendement op stuk nr. 52.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 52: ontraden.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 53 van het lid Erkens verzoekt de instelling van een onafhankelijke Raad voor Energie, die advies uitbrengt over het Nationaal Plan Energiesysteem en gevraagd en ongevraagd advies kan uitbrengen over het energiebeleid aan kabinet en Kamer. Het amendement op stuk nr. 53 vervangt het amendement op stuk nr. 28. Het amendement op stuk nr. 53 geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer voor nr. 53.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 54 …

De voorzitter:

Voor u verdergaat, heeft de heer Bontenbal een vraag.

De heer Bontenbal (CDA):

Kunt u mij opheldering geven? Gaan er dan twee raden zijn, de Klimaatraad en de Energieraad? Ik vind dat toch wat tricky.

Minister Jetten:

De Wetenschappelijke Klimaatraad heeft een heel breed mandaat en gaat over klimaatverandering, klimaatmitigatie en de technologische, sociale kant en financiële kant. Ik ben ook heel blij met de eerste adviezen die ze hebben uitgebracht. Ik dank de heer Bontenbal voor het initiatief destijds om een Wetenschappelijke Klimaatraad in het leven te roepen. In de Wetenschappelijke Klimaatraad zitten mensen met echt hele gerichte energie-expertise, maar de bedoeling van het amendement van het lid Erkens is om heel breed en integraal naar het energiesysteem te kijken. Daarvoor heb je verschillende expertises vanuit het energiesysteem nodig, dus ik kan me voorstellen dat het een vrij diverse en bonte groep experts wordt die in die Energieraad gaat plaatsnemen. Ik wil wel voorkomen dat we een enorme wildgroei krijgen aan raden met allerlei loketten en noem het allemaal maar op, dus ik ga ernaar streven dat er hele goede synergie en samenwerking is tussen de Wetenschappelijke Klimaatraad en deze nieuw op te richten Energieraad. Waar we werk en ondersteuning kunnen bundelen, moeten we dat ook slim doen.

De heer Bontenbal (CDA):

Oké, dus dan verwacht ik dat er wel iets van een idee komt hoe die twee raden gaan samenwerken.

Minister Jetten:

Zeker. Voorafgaand aan het instellingsbesluit van de Energieraad zal ik, of mijn opvolger, dit nog uitgebreider toelichten.

De voorzitter:

Als het amendement wordt aangenomen.

Minister Jetten:

Als het amendement wordt aangenomen; dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U was bij het amendement op stuk nr. 54.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 54 van het lid Erkens gaat over een vast modelcontract voor de invoeding van elektriciteit en over transparantie en redelijke prijzen voor invoeding onder artikel 2.5. Ik zie geen belemmering om deze verduidelijking van het vaste modelcontract ook in de wet vast te leggen. Ook tijdens het wetgevingsoverleg hebben we het al gehad over het belang van transparantie bij redelijke prijzen. Het amendement op stuk nr. 54 geef ik dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 54 krijgt oordeel Kamer, maar toch heeft meneer Erkens er een vraag over.

De heer Erkens (VVD):

Dat vervangt het amendement op stuk nr. 16. Volgens mij is dat er nu niet duidelijk opgeschreven. Dat geef ik even mee.

De voorzitter:

Dat zag ik inderdaad niet terug. Het amendement op stuk nr. 16 wordt dus vervangen door het amendement op stuk nr. 54, dat oordeel Kamer krijgt — voor ieders administratie. Het amendement op stuk nr. 55 dan maar.

Minister Jetten:

Ja. U ziet aan het aantal amendementen hoe groot en belangrijk dit wetsvoorstel is.

Het amendement op stuk nr. 55 van mevrouw Beckerman verbiedt het doorrekenen van kosten aan zonnepanelenbezitters. De ACM heeft recentelijk geconcludeerd dat leveranciers bepaalde kosten maken als hun klanten beschikken over zonnepanelen en elektriciteit terugleveren aan de leverancier. Dat gaat niet alleen om hogere inkoopkosten en onbalanskosten, maar ook om kosten door de salderingsregeling. Leveranciers zijn op grond van de elektriciteitsrichtlijn vrij om in hun prijsvorming zelf de keuze te maken of ze deze kosten afzonderlijk willen doorbereken aan klanten met zonnepanelen of niet. De ACM heeft aangegeven dat een deel van de kosten die nu in rekening worden gebracht redelijk zijn, maar dat deze wel transparant moeten zijn en dat de ACM daar scherp op zal toezien. In het licht van de discussie die de Kamer heeft gehad, begrijp ik wel waarop mevrouw Beckerman dit amendement heeft ingediend, maar ik denk ook dat zij begrijpt dat ik dit amendement ontraad. Het amendement op stuk nr. 55, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 48, is dus ontraden.

De voorzitter:

Heel goed. Ontraden.

Minister Jetten:

Dan het amendement op stuk nr. 56 van ...

De voorzitter:

Dat had u al oordeel Kamer gegeven.

Minister Jetten:

O, dat had ik al oordeel Kamer gegeven. Dus het amendement op stuk nr. 56, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 32, heeft oordeel Kamer.

De voorzitter:

Heel goed.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 57 van Erkens en Bontenbal verlaagt de grens voor zelfaanleg van 10 naar 2,3 MVA. In het amendement wordt ook ingegaan op de methode en voorwaarden voor deze zelfaanleg. Het amendement vervangt het amendement op stuk nr. 33. Bij het oorspronkelijke amendement had ik een aantal bezwaren. Het nieuwe amendement haalt deze bezwaren voldoende weg door betere borging van veiligheid en kwaliteit, die natuurlijk altijd nodig zijn voor de stabiliteit van het net. Dus het amendement op stuk nr. 57, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 33, geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 57: oordeel Kamer.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 59 is ingediend door Postma, Erkens, Kops en Vermeer, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 45. Dat regelt een redelijke terugleververgoeding voor hernieuwbare elektriciteit die niet kan worden vastgesteld op een negatief bedrag. Een dergelijk amendement is ook ingediend en aangenomen bij de behandeling van het in de Eerste Kamer verworpen wetsvoorstel Afbouw salderingsregeling. Hetzelfde argument is hier nog steeds van toepassing. Het geeft een ongezonde prikkel om te produceren op het moment dat er sprake is van een overschot aan stroom en het neemt ook de prikkel weg voor zelfgebruik. Tot slot was het amendement toen ook in een veel breder pakket ingebouwd, waaronder dus het geleidelijke afbouwpad. Dat is in dit wetsvoorstel niet het geval. Daarom ontraad ik nu dit amendement. Ik zou het zelf ook logischer vinden om deze discussie te hernemen op het moment dat duidelijk is onder welke voorwaarden het volgende kabinet de salderingsregeling wil afschaffen en hoe dat in het Belastingplan wordt verwerkt. Dus het amendement op stuk nr. 59, ter vervanging van het amendement op stuk nr. 45, is ontraden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik heb nog een vraag over het amendement over zelfaanleg, het amendement hiervoor.

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 57.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja. De minister gaf aan dat aan een aantal van de bezwaren tegemoet is gekomen. Voor mij zitten de bezwaren heel erg ... Mevrouw Rooderkerk gaf net heel duidelijk aan: er is enorme krapte op de arbeidsmarkt. Dus hoe zorg je ervoor dat het niet ten koste gaat van andere projecten waarin we keuzes maken vanuit het algemeen belang? Ten tweede komt er een onrechtvaardige kostenverdeling, omdat goedkopere projecten wellicht door een marktpartij worden opgepakt en de duurdere projecten door een publiek belang. Dat zijn wel hele fundamentele bezwaren voor mij. Ik ben dus wel benieuwd hoe de minister daarop reflecteert.

Minister Jetten:

Dat zijn inderdaad heel fundamentele bezwaren. In de pilots die onder andere bij Liander zijn uitgevoerd, zien we echter dat de right to challenge wel kan werken onder goede voorwaarden, waaronder dus het borgen van veiligheid en kwaliteit. Mijn zorg zat de afgelopen tijd heel erg op het punt dat de partijen met de diepste financiële zakken hier het meeste van kunnen profiteren. Daarom heb ik net in de beantwoording aangegeven dat zelf aansluiten niet gaat leiden tot voorrang in de wachtrij. Op die manier borgen we dat we handelen volgens de afgesproken maatschappelijke prioritering en de afgesproken wachtrijregels en zorgen we ervoor dat je niet zomaar kunt voordringen omdat je toevallig financieel in staat bent om zo'n zelfaansluiting te regelen. De zorg van mevrouw Kröger zit hem er ook in of je capaciteit of expertise weg gaat plukken uit de markt. Ik kan niet helemaal uitsluiten dat dat gaat gebeuren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nou, dat vind ik wel een behoorlijk probleem, gezien de ongelofelijke krapte die we hebben. We komen tienduizenden mensen tekort om de netcongestie goed aan te pakken. Dan zouden private projecten een voordeel kunnen inkopen. Ik vind het ook echt een nadeel dat de markt goedkopere of makkelijkere projecten gaat doen en de publieke netbeheerders met de duurdere projecten blijven zitten. Of dit nou in het algemeen belang is, waag ik behoorlijk te betwijfelen.

Minister Jetten:

Dat is denk ik de hele duidelijke politieke weging die de Kamer bij deze amendementen moet maken. Ik zie in een aantal steden waar de woningbouwopgave onder druk staat door netcapaciteit, wel dat de aannemers van de woningbouw met steeds betere voorstellen komen om congestieneutraal een wijk te bouwen en dat ze ook veel voorbereidend werk doen, zodat de netbeheerder of de aannemer van de netbeheerder voor een beperkter deel aan het werk moet. In onder andere de Brainportregio zijn we in gesprek met bedrijven die heel veel technici in dienst hebben die misschien tijdelijk aan het werk kunnen voor zelfaansluitingen om daarmee in die regio een deel van de problematiek op te lossen. Maar er zijn verschillende varianten van zelfaansluitingen. Nogmaals, ik denk dat het voor een deel kan helpen bij de oplossingen, maar net als mevrouw Kröger kan ik ook niet helemaal uitsluiten dat het een verkeerde prikkel gaat geven. Dat zullen we de komende tijd goed met elkaar in de gaten moeten houden.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger in derde instantie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ja, afsluitend. De twee voorbeelden die de minister geeft, gaan volgens mij juist niet per se over het right to challenge, dus het voorbeeld van voorbereidende werkzaamheden of technische bedrijven die mensen uitlenen om bijvoorbeeld sneller netcongestie aan te pakken. Het gaat er natuurlijk om of wij vinden dat de versterking van het net uiteindelijk bij een publieke speler moet belanden. De vraag is wat je aan de markt moet laten. Volgens mij is mijn keus duidelijk.

Minister Jetten:

Ja, die is duidelijk.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 57 heeft oordeel Kamer. Het amendement op stuk nr. 59 is ontraden. Het amendement op stuk nr. 60 had u al oordeel Kamer gegeven.

Minister Jetten:

Ja. En het amendement op stuk nr. 60 vervangt dat op stuk nr. 34.

De voorzitter:

Ja. Dan komen we bij het amendement op stuk nr. 62.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 62 van mevrouw Postma gaat over de bepalingen die vervallen of die het kabinet kan laten vervallen. Ik ben het helemaal met mevrouw Postma, de heer Flach en mevrouw Koekkoek eens dat we het niet zo moeten doen zoals het nu is opgeschreven. Ik moet het amendement op stuk nr. 62 wel ontraden, omdat het amendement van mevrouw Koekkoek denk ik net iets beter is; sorry, mevrouw Postma. Maar u wil volgens mij allebei hetzelfde doel bereiken, dus dat hebben we dan toch mooi geregeld met elkaar. Het amendement op stuk nr. 62 is dus ontraden.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 62 is ontraden.

Minister Jetten:

Het amendement op stuk nr. 65 van mevrouw Kröger vervangt het amendement op stuk nr. 58. Dit amendement ziet op het delen van energie met vrije leverancierskeuze. Daar hebben we het net uitgebreid over gehad. U zult begrijpen dat ik dit amendement ontraad, omdat ik dit graag wil verwerken in het volgende wetsvoorstel.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 65 is ontraden. Mevrouw Postma heeft waarschijnlijk nog een vraag over het amendement op stuk nr. 62.

Mevrouw Postma (NSC):

Nou, geen vraag. Volgens mij staan we hier allemaal voor de taak om goede wetgeving te maken en dat is hiervan ook de bedoeling. Zoals ik al zei in het interruptiedebatje met mevrouw Koekkoek: als haar amendement als het betere uit de bus komt, dan moeten we daar gewoon voor gaan. Ik kijk er nog even naar, maar ik denk dat ik dat van mij gewoon ga intrekken en vervolgens voor het amendement van Koekkoek ga stemmen.

De voorzitter:

Maar u kijkt er nog even naar. Ik kan dus nog niet concluderen dat u het intrekt?

Mevrouw Postma (NSC):

Ik trek het in.

Minister Jetten:

Dank u wel. Dan het amendement op stuk nr. 66 van het lid Grinwis, dat het amendement op stuk nr. 14 vervangt. Dit amendement gaat over de mogelijkheid van de ACM tot het instellen van een tijdelijke wervingsstop als leveranciers zich niet aan de regels omtrent misleiding houden of als zij de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomen. De wijziging van het amendement verbreedt de mogelijkheid tot het instellen van die tijdelijke wervingsstop naar situaties waarin bij de vergunningsaanvraag onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt of wanneer er vermoed wordt dat een leverancier niet langer in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het amendement op stuk nr. 66 ter vervanging van dat op stuk nr. 14, geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer.

Minister Jetten:

Dan het amendement op stuk nr. 67 ter vervanging van dat op stuk nr. 49, van de leden Grinwis, Flach en Kröger. Het amendement stelt voor dat de minister de bevoegdheid krijgt om voor de kwetsbare afnemer een sociaal tarief in te stellen dat afwijkt van de marktprijzen. We hebben hier in het wetgevingsoverleg en eerder vanavond al uitgebreid over gediscussieerd. Ik wil de heer Grinwis danken voor de openheid waarin we in de afgelopen weken vaak over dit amendement hebben gesproken. Het amendement is ook op een aantal punten gewijzigd, zowel in de wettekst als in de toelichting. Daardoor is beter geëxpliciteerd dat het instrument alleen kan worden ingezet in situaties van een prijzencrisis. In die prijzencrisis is het dan ook nog een politieke keuze welk instrument je van de plank trekt om consumenten tegemoet te komen, te compenseren of beter te beschermen.

De heer Grinwis vroeg net in een interruptie of er dan een verschil van inzicht bestaat tussen de minister en de ambtenaren van EZK, SZW en Financiën. Ik kan u geruststellen: dat is niet het geval. We hebben aan het begin van de energiecrisis misschien iets te lang naar elkaar zitten kijken, zo van: wie pakt wat op? Inmiddels gaat die samenwerking goed. Dat zien we onder andere bij de voortzetting van het Tijdelijk Noodfonds Energie, maar ook bij aanvullende koopkrachtmaatregelen die we vorig jaar op Prinsjesdag of dit voorjaar bij de Voorjaarsnota hebben genomen. We kijken daarbij echt met de drie departementen, maar ook met advies van de VNG en de energieleveranciers wat de beste toolbox is om mensen die echt last hebben van energiearmoede of prijsschokken zo goed mogelijk te ondersteunen.

Wel blijf ik bij het punt dat aanname van dit amendement alleen niet genoeg is. Als je dit amendement aanneemt en het ook daadwerkelijk op de plank wilt hebben liggen, dan zul je het moeten uitwerken, want anders ben je in zo'n crisissituatie alsnog achter het net aan het vissen. Als ik dan kijk naar de capaciteit die nodig is voor deze uitwerking, dan kom ik toch tot de conclusie dat de andere maatregelen gewoon simpeler en sneller in te zetten zijn. Dat zeg ik zeker ook in het licht van de verdere beperking van de ambtelijke capaciteit in de komende jaren. Ik kom daarmee tot het oordeel om dit amendement te ontraden. Komma: dit is echt een politieke weging. Ik dank de heer Grinwis voor het goede politieke debat dat we daarover hebben gehad. Zoals ik al eerder aangaf, mocht de Kamer het niet met mijn oordeel eens zijn en het amendement aannemen, dan zal ik per brief aan de Kamer laten weten hoe het amendement ter hand wordt genomen.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 67 wordt ontraden.

Minister Jetten:

Dan het amendement op stuk nr. 68 van Koekkoek en Flach. Dat is dus dat andere amendement waar we het net over hadden. Het amendement vervangt dat op stuk nr. 64. De reikwijdte van artikel 7.51a is inderdaad erg ruim. Met dit amendement wordt de mogelijkheid behouden om overgangsbepalingen te laten vervallen als die zijn uitgewerkt, maar wel met een forse inperking van die bevoegdheid voor de minister. Dat vind ik een verstandige aanscherping van u drieën. Het amendement op stuk nr. 68 ter vervanging van dat op stuk nr. 64 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer voor het amendement op stuk nr. 68.

Minister Jetten:

Ik heb er nog één. Dat is het amendement op stuk nr. 69 ter vervanging van dat op stuk nr. 61 van Flach en Erkens. De indieners stellen voor om het meenemen van de belangen van de aangeslotenen bij het bepalen van het overdrachtspunt op het huidige niveau te handhaven. Het stelt ook voor om het betrekken van representatieve organisaties van aangeslotenen en marktdeelnemers bij de totstandkoming van methoden en voorwaarden op het huidige niveau te handhaven. Dat is een hele mond vol. Het nieuwe amendement heeft een aantal van mijn bezwaren uit het wetgevingsoverleg weggenomen. De eis dat representatieve organisaties een rechtspersoon moeten zijn, is niet meer opgenomen in het voorstel. Ik heb dus ook geen bezwaren meer tegen het amendement. Het amendement op stuk nr. 69 ter vervanging van dat op stuk nr. 61 krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer. Daarmee denk ik dat we aan het einde zijn gekomen van de eerste termijn van dit debat over de Energiewet. Ik zou willen voorstellen om gewoon door te gaan met de tweede termijn. Dat betekent dat ik het woord geef aan de heer Erkens.

Termijn inbreng

De heer Erkens (VVD):

Eens even kijken … Wat heb ik hier nog allemaal?

De voorzitter:

Ja, wat heeft u nog allemaal? Dat weet ik natuurlijk niet. U heeft in ieder geval een aantal minuten om dat met ons te delen.

De heer Erkens (VVD):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de collega's voor dit uitgebreide debat, de uitgebreide wetsbehandeling in de twee wetgevingsoverleggen, een plenair debat, de uitgebreide schriftelijke rondes en de rondetafels. Volgens mij is het goed om zo'n grote en complexe wet zorgvuldig met elkaar te behandelen.

Voorzitter. Ik ga het kort houden; we hebben veel besproken met elkaar. Volgens mij is deze Energiewet een broodnodige modernisering van de wetgeving op dit vlak. Ik gaf in de eerste termijn al een aantal voorbeelden van wat zich in 1998 afspeelde in de wereld. Dat voelt toch als heel lang geleden, dus het is goed dat we deze wet nu aanpassen. Er zitten drie aspecten in de wet waar wij als VVD gewoon tevreden mee zijn, waar wij een goede stap zien in de wetgeving van de energiemarkt. Dat betreft het gebied van consumentenbescherming, waar echt grote stappen gezet worden. We hebben in de energiecrisis gezien dat dat in Nederland niet op orde was. Hier worden wederom een aantal mooie stappen voorwaarts gezet.

Het tweede aspect betreft de netcongestie. Er komt meer ruimte om slimmer met het net om te gaan. Dit wordt niet de grote oplossing voor de netcongestie, maar het is een onderdeeltje van de puzzel om samen met elkaar ruimte op het stroomnet te creëren.

Het laatste aspect is de verdere inzet op energieonafhankelijkheid. Ik ben de minister ook kenbaar dat hij hiervoor een aantal van de voorstellen uit de initiatiefwet heeft overgenomen, waarmee deze goed geborgd zijn in de wet.

Voorzitter, twee moties van mijn kant. De eerste motie.

De heer Erkens (VVD):

Voorzitter. Dan mijn laatste motie. Daar ging het vrij uitgebreid over in het debat in de eerste termijn.

Mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag over deze motie. Uit het rapport van de ACM en de beantwoording van de minister blijkt heel duidelijk dat die terugleverkosten nu voor maar een klein deel aan salderen liggen. De VVD vindt duidelijk dat zodra salderen eraf is, de hele terugleverkosten niet meer in rekening gebracht moeten worden. Hoe eerlijk is het dan dat die terugleverkosten nu wél in rekening gebracht worden?

De heer Erkens (VVD):

Die terugleverkosten worden op dit moment grotendeels door salderen in rekening gebracht. Je ziet inderdaad dat het afschieten van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer dit effect heeft gehad op al die huishoudens. Ik snap dat mevrouw Kröger dit probeert recht te praten, want haar fractie in de Eerste Kamer heeft hier ook aan meegewerkt. Wij willen naar een makkelijker systeem toewerken en zeggen daarom: wanneer we stoppen met salderen, moeten we die extra kostenposten ook allemaal weghalen omdat die het voor huishoudens onduidelijk maken wat ze verdienen aan zonnepanelen. Bovendien zijn die vaak intransparant over energieleveranciers heen. Ik heb het zelf ook al gepolst bij een aantal bedrijven. Je merkt dat men daar zegt dat als salderen er niet is, die heffingen ook weg kunnen. Maar ik wil er wel voor zorgen dat het bij al die energieleveranciers dan ook weggaat en dat de regering daar ook voor zorgt en dat we dus ook aan de voorkant die duidelijkheid kunnen gaan bieden aan iedereen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger in tweede en laatste instantie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

De heer Erkens begon met een sneer, maar dat hoefde helemaal niet …

De heer Erkens (VVD):

Nee?

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

… want ik heb gewoon een hele inhoudelijke vraag. Het ACM-rapport laat zien dat een stukje hangt op salderen en een stuk niet. Dat zei de heer Jetten net ook nog. Op dit moment worden al die kosten bij mensen in rekening gebracht. En nu zegt de VVD: als salderen eraf is, hoeven die kosten helemaal niet meer bij mensen terecht te komen. Waarom zou het eerlijk zijn dat die kosten, die dus ook níét met salderen te maken hebben, nu dan wél in rekening gebracht worden bij mensen? Wat is daar de logica van?

De heer Erkens (VVD):

De kosten die nu in rekening gebracht moeten worden, moeten ook redelijk zijn — dat zijn we volgens mij met elkaar eens — en mogen ook niet te hoog zijn. Daar heb ik ook een amendement voor ingediend, dat erom draait dat de ACM gaat toetsen of die kosten die nu in rekening gebracht zijn wel fair zijn per bedrijf en of we daar niet dieper op in moeten gaan. De regels daarvoor worden in de Energiewet verder uitgewerkt om ervoor te zorgen dat het helder is voor consumenten waar ze aan toe zijn. Dat is nu gewoon niet het geval.

De voorzitter:

Meneer Erkens, over amendementen gesproken: trekt u het amendement op stuk nr. 16 in? U gaf daarstraks aan dat u …

De heer Erkens (VVD):

Dat heb ik volgens mij aangegeven, maar bij dezen trek ik het amendement op stuk nr. 16 officieel in.

De voorzitter:

Precies. Dat even voor de administratie.

De heer Erkens (VVD):

Als dat nodig is, voorzitter, doe ik dat graag.

De voorzitter:

Wat fijn, meneer Erkens. Dank u wel daarvoor.

Mevrouw Rooderkerk, uw tweede termijn.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank, voorzitter. Dank ook voor de beantwoording van de minister van alle vragen en over alle ingediende amendementen. Ook complimenten daarvoor aan de collega's. Ik denk dat ik niet alleen namens mezelf spreek, als ik zeg dat we deze minister voor Klimaat zeker zullen missen.

Ten slotte wil ik nog een motie indienen.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat brengt ons bij de heer Grinwis voor zijn tweede termijn.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor opnieuw een fijne gedachtewisseling. Ik heb ter afronding nog twee kleine moties meegebracht. De ene vraagt om een aanpak en de andere om een onderzoekje.

Allereerst de aanpak.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

En dan de tweede.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Over het sociaal tarief wilde collega Postma nog wat aan mij vragen.

De voorzitter:

Dat noemen we uitlokken.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat klopt, maar ze had dat luid en duidelijk aangekondigd, dus dan mag het.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik was aan het wachten tot de heer Grinwis klaar was, maar dit is een mooi signaal. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Grinwis dat sociaal tarief voor zich ziet dat hij in het amendement heeft omschreven. Hoe wordt dat bekostigd? Hoe moeten we dat zien? Moet er extra budget voor vrijgemaakt worden of kan dat op een andere manier?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank voor de vraag. Een sociaal tarief — dat staat in het eerste lid van het amendement — wordt pas bij ministeriële regeling in werking gesteld door de minister in geval van een crisis. Als er een energieprijzencrisis is, zoals in 2021-2022, en we kiezen voor het middel van het sociaal tarief, dan weten we dat de budgettaire impact die dat heeft op de rijksbegroting vijf tot tien keer kleiner is dan als we met andere instrumenten aan de slag gaan. Als je bijvoorbeeld met de zorgtoeslag aan de slag zou gaan — wat we hebben gedaan — heb je veel meer geld nodig, omdat het een ongerichter instrument is, een ongericht schot hagel. Als je nog ongerichter aan de slag gaat, bijvoorbeeld door de generieke afdrachtvermindering op de energiebelasting te verhogen, door andere tarieven in de energiebelasting of door een plafond, heb je misschien wel het tienvoudige nodig. Ik verzin dit niet. Dit haal ik bijvoorbeeld uit studies die in 2022 zijn gedaan naar de diverse mogelijkheden en de budgettaire impact daarvan. Dus als je voor deze methode kiest als een crisis uitbreekt, dan bespaar je geld in plaats van dat je geld kwijt bent. Het is geen moetje maar een mogelijkheid, want je kunt alsnog kiezen voor een meer generiek, en duurder, ondersteunend koopkrachtbeleid via de SZW-route of andere routes zoals de energiebelasting. Mocht dit amendement worden aangenomen, mocht het vervolgens worden uitgewerkt en mocht het dan ooit worden ingezet, dan bespaar je dus geld in plaats van dat je het uitgeeft. Dat is eigenlijk het verhaal.

Mevrouw Postma (NSC):

Dit klinkt toch wel prachtig, dat geld besparen. Even een technische vraag: bij wie ligt die uitvoering dan precies? Ligt dat mandaat bij Financiën, of leggen we dat bij EZK omdat het om de Energiewet gaat? Wat is het idee daarachter?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Bij het voorgestelde sociaal tarief ligt de uitvoering, net zoals in België, waar het al toegepast wordt, bij de energiebedrijven. Maar dat zal geanonimiseerd gebeuren, met vinkjes, zoals dat bijvoorbeeld bij de woningcorporaties gebeurt met de inkomensafhankelijke aspecten. In dat regime. En daarin heeft de ACM weer een belangrijke rol. Het spoor is dus: EZK, ACM, energiebedrijven. Nu, met het energieplafond, heeft de Belastingdienst er heel veel werk aan gehad. Het klopt wat de minister zegt: dit betekent extra werk voor EZK/de energiebedrijven. Maar in vergelijking met de aanpak waarvoor we hebben gekozen, betekent het wel minder werk voor de Belastingdienst. Daarnaast heeft het voordelen. Het is heel gericht. Het is eigenlijk het meest gerichte van alle instrumenten die je zou kunnen inzetten in het geval van een energieprijzencrisis. Wat het Centraal Planbureau toen ook heeft aangetoond, is dat we nu eigenlijk beleid uitgieten over een samenleving waarin de inflatieongelijkheid door de energieprijzencrisis gigantisch is, want het ene huis is nu eenmaal heel goed geïsoleerd en het andere heel slecht. En dat correleert niet een-op-een met de inkomensniveaus dan wel met de behoefte aan energiegebruik, want de een is chronisch ziek en de ander niet et cetera. De kosten voor het Rijk zijn dus relatief laag. De benodigde uitvoeringscapaciteit is inderdaad een nadeel aan de kant van EZK/energiebedrijven, maar een voordeel aan de kant van de Belastingdienst. En die compensatie kun je eenvoudig verrekenen. Dat zijn dus eigenlijk de overwegingen. Het is niet … Elke inspanning om mensen in energienood tegemoet te komen zal inspanning vergen van het Rijk. Het is dus geen "walk in the park", maar het is wel de meest gerichte aanpak. Vandaag bespreken we de Energiewet en over anderhalve week besluit de Kamer daarover. Ik zou zeggen: voeg 'm toe aan de instrumentenkist.

De voorzitter:

Een mooi staaltje leerzaam uitlokken, zou ik zeggen. Toch heeft meneer Erkens de behoefte om daar nog wat aan toe te voegen. Meneer Erkens.

De heer Erkens (VVD):

Zeker. Ik vind het een heel sympathiek amendement, maar ik vind de overweging van de minister hierbij ook relevant. Hij zegt dat het wel heel veel capaciteit gaat vergen. Ik zie wat er allemaal op de rol staat op het gebied van verduurzamingsmaatregelen. En de warmtetransitie is ook echt nog een grote uitzoekvraag. Mijn vraag aan de heer Grinwis is dan ook of dit hetgeen is waaraan we de komende maanden prioriteit moeten geven. En ten koste van wat zou dat dan gaan? Misschien kan hij die twijfel weghalen. Ik zie hem namelijk heel zelfverzekerd nee schudden.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat is een terechte vraag. Ik zou zeggen: nee, eerst alle ballen op energietransitie. Dat zou mijn voorkeur zijn. Dus ja, wie weet, mis je dan de eerstvolgende energieprijzencrisis en kun je deze maatregel dan nog niet inzetten. Kijk, met dit amendement zeggen we niet: gij zult morgen beginnen. De minister moet wel op enig moment met de uitwerking ervan aan de slag, maar de bevoegdheid ligt echt bij de minister in kwestie. Pas als de Kamer bij wijze van spreken in een motie uitspreekt "gij zult nu", ontstaat er een soort van urgentie. Wat mij betreft is die urgentie er niet en is de minister aan zet om zelf af te wegen wanneer welke urgente taak wordt opgepakt, want de hoeveelheid urgente taken bij EZK is op dit moment gigantisch. Ja, tenzij natuurlijk een taakstelling op EZK anders wordt ingericht dan in het coalitieakkoord is opgenomen, de 22%. Maar dat is een ander dingetje. Dus nee, die bevoegdheid ligt echt bij de minister. Het is wel zo dat naarmate de energietransitie vordert en we ons energiesysteem meer gaan baseren op zon en wind, terwijl we vooralsnog een enorme importafhankelijkheid houden, het risico op volatiliteit en op grote pieken, ook in de hoogte, de komende tien jaar waarschijnlijk groter wordt. Je moet dus op enig moment wel weten: oké, als er weer een crisis komt, dan kiezen we díé strategie om te helpen.

De voorzitter:

Een korte vraag nog van meneer Erkens en een kort antwoord van meneer Grinwis.

De heer Erkens (VVD):

Dat tweede kan ik u niet garanderen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee, daar gaat de voorzitter over.

De heer Erkens (VVD):

Maar dit is wel een belangrijke opmerking. De heer Grinwis geeft namelijk aan: dit moet uitgewerkt worden, maar het heeft niet de hoogste prioriteit en gaat de komende maanden niet ten koste van alles, gegeven alles wat er al op het bordje ligt. Dan heb ik een vraag voor de heer Grinwis. De minister moet die misschien dadelijk beantwoorden, maar aan welke tijdlijnen moeten we hierin dan met elkaar denken? Dat is namelijk beslissend voor mijn afweging hierbij. Maar misschien kan de minister ook toelichten hoeveel capaciteit het vergt en welke tijdlijnen relevant zijn.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dit laat ik echt graag aan de wijsheid van deze bewindspersoon en zijn opvolger. Een volgend kabinet gaat ook weer nadenken: "Hoe wapenen wij ons tegen een energieprijzencrisis? Gaan wij door op het oude spoor en halen we een volgende keer dezelfde instrumentenkist weer uit de kast? Dat heeft dan de consequentie dat het een relatief dure en ongerichte instrumentenkist was. Of gaan we het op een andere manier doen?" Maar de intentie van mij en volgens mij van ons als indieners is om die ruimte echt aan het kabinet te laten. Het gaat mij er niet om om dit nu bovenaan de prioriteitenlijst te zetten. Deze behandeling van de Energiewet is eigenlijk de eerste keer sinds 1998 dat we ons hele wetgevend instrumentarium actualiseren en afstemmen op de Europese regelgeving. Nou, dan zou ik zeggen dat deze eerste keer in 25 jaar een mooie gelegenheid is om dit goed in de wet te zetten. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je dan nu in één keer op stel en sprong dit geregeld moet hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis. Ik nodig meneer Bontenbal uit voor zijn tweede termijn.

De heer Bontenbal (CDA):

Voorzitter. Ik heb een motie. Dat is mijn tweede motie van dit jaar, zeg ik even tegen collega Erkens, die over het motiequotum begon. Ik doe dit omdat het heel belangrijk is. Dat is het omdat er eigenlijk al sinds 2013 gedoe is over het salderen. Fracties hebben hier verschillende visies op waar het heen moet, maar volgens mij zijn we het er allemaal over eens dat je de consument en de installatiesector niet zo lang in onzekerheid kunt laten. Ik vind dus echt dat het eens klaar moet zijn. Er moet gewoon heel snel een wetsvoorstel naar de Kamer komen. Er moet een klap op gegeven worden. Daarom deze motie, waarvan ik hoop dat de Kamer 'm gaat steunen.

De heer Bontenbal (CDA):

Dat is dus ongeveer binnen een halfjaar. Volgens mij kan het bij het Belastingplan. Daar moet namelijk ook een deel van de aanpassing van de salderingsregeling terechtkomen.

De voorzitter:

Daar is een vraag over van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Nog even los van wat ik van de motie vind ...

De heer Bontenbal (CDA):

Ik heb een vermoeden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

... heb ik een vraag. Áls wij al een nieuw voorstel krijgen over hoe om te gaan met de salderingsregeling — laat ik het zo formuleren — dan zou ik vinden dat dat als een eigenstandig wetsvoorstel door deze Kamer behandeld moet worden en niet als onderdeel van het Belastingplan, waarbij we het vervolgens dus ook in die hoedanigheid behandelen. Deze motie suggereert een beetje dat het daar dan onderdeel van wordt. Dat vind ik ingewikkeld.

De heer Bontenbal (CDA):

In de motie staat: bij het Belastingplan. De salderingsregeling bestaat uit twee stukken: een Energiewetstuk en een stuk Wet belastingen op milieugrondslag. Dat kan dus in die twee stukken. Ik zou het inderdaad goed vinden als die los behandeld worden. Maar goed, als het in twee stukken komt en er komt een stuk Energiewet en vervolgens ook een stuk bij het Belastingplan, dan heb ik capabele medewoordvoerders in mijn fractie die dan het belastingstuk mee zullen pakken. Maar ik vind het belangrijkste dat er gewoon binnen een halfjaar een voorstel moet liggen. Dan gaan we er gewoon over praten en dan moet het gewoon een keer klaar zijn met dat gedoe over die salderingsregeling.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Bontenbal (CDA):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, het woord is aan u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank. Dank aan de minister en natuurlijk aan alle mensen die geholpen hebben bij de beantwoording. We hebben als Kamer echt een goed debat gevoerd. Ik denk dat het goed is dat we twee uitgebreide wetgevingsoverleggen hebben gehad en daarna deze uitgebreide plenaire behandeling, om te markeren hoe bijzonder en belangrijk het is dat dit wetsvoorstel er nu ligt. Aan de andere kant voelt het ook alsof we met dit wetsvoorstel eigenlijk een soort begin maken, waarbij best een hoop dingen die de Kamer vraagt nog in verdere wet- en regelgeving moeten worden uitgevoerd.

In het wetgevingsoverleg over consumentenbescherming hebben we — in ieder geval wij, maar ook de SP — heel duidelijk gezegd: laten we het nou niet over consumenten hebben, want energie is echt een basisvoorziening. We moeten het eigenlijk over gebruikers hebben, over burgers en mensen, en niet zozeer over consumenten. Ik denk dat wij stappen hebben gezet met alle amendement om weg te gaan van dat marktdenken en het veel meer te hebben over het beschermen en borgen van de basisvoorziening.

Voor ons is heel belangrijk dat we ook die volgende stap zetten rond energie delen, zodat juist lokaal eigendom en het delen binnen gemeenschappen veel centraler komen te staan. Vandaar de twee amendementen die ik daarover heb ingediend.

Ik heb nog drie moties, waarvan er een net heel snel met de hand is geschreven. Dan kunnen de collega's meteen mijn handschrift leren kennen. Het gaat over de terugleverheffingen of -kosten. De vijf pagina's die we van de ACM hebben gekregen, vond ik echt heel weinig inzicht bieden in hoe die kosten nou echt zijn opgebouwd en met name in hoe prijsvorming plaatsvindt. Welke kosten worden nou eigenlijk echt in rekening gebracht? Vandaar de volgende motie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Het is geschreven op de achterkant van iets best belangrijks. Het is pas 21.05 uur. Dan nog twee moties. Een over de rol van systeembeheerders. Ik vind het feit dat TenneT voor redispatch, dus om de balans te houden, honderden miljoenen kwijt is aan ervoor zorgen dat er geen duurzame energie wordt opgewekt in onze windparken, eigenlijk een soort dubbele lose-lose is. We hebben alle duurzame energie mogelijk nodig. Daarom de volgende motie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Tot slot de volgende motie. Het is duidelijk dat voor ons energie delen echt een cruciaal onderdeel van hoe we het decentrale energiesysteem opbouwen. We zetten nu een stap met energiedelen en energiegemeenschappen, maar ik vind ook de vrije leverancierskeuze echt heel belangrijk. Dat maakt het namelijk mogelijk om energiedelen veel beter vorm te geven. Vandaar de volgende motie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Mevrouw Beckerman, uw tweede termijn.

Mevrouw Beckerman (SP):

Nou, goedenavond. Ik moet gewoon lachen als ik de heer Bontenbal zie. Drie moties, meneer Bontenbal, excuus.

U heeft tijd zat, dus u mag best rustig praten.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik wilde vooral één kleine spelfout corrigeren.

Ik waardeer het overigens erg dat u op spelfouten let.

Mevrouw Beckerman (SP):

Mijn laatste motie.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Kops, ik geef u graag het woord voor uw tweede termijn.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Eén motie. Die gaat over de vraagresponsovereenkomsten. Daar hebben we het in het debat over gehad. Helaas waren de antwoorden van de minister niet heel bevredigend. Ik kan het niet mooier maken.

De heer Kops (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kops. Mevrouw Postma, het is aan u.

Mevrouw Postma (NSC):

Voorzitter, dank. Ik wil vanaf hier allereerst iedereen danken die aan deze wet gewerkt heeft. Ik hoop ook echt dat deze wet net zo lang meegaat als de vorige, waarbij ik zie dat we met elkaar elke keer nieuwe aanpassingen kunnen doen om ervoor te zorgen dat de wet bij de tijd is en goed met zijn tijd meegaat. Nu ik hier toch sta, wil ik ook de rapporteurs bedanken, want die hebben hier veel werk in gestopt. Toen ik op 6 december in de Kamer kwam, waren de collega's hier al lange tijd mee bezig. En dat laat wel zien wat een boel denkwerk en hoeveel zorgvuldig denkwerk erin zitten. Ook de stapels amendementen die we nu weer voor ons hebben liggen, laten de betrokkenheid van de Kamer, de minister, het kabinet en de ambtenaren zien om deze wet tot een goed einde te brengen, om het zo maar te zeggen.

Ik heb een motie voor me liggen, maar die ga ik niet indienen. Dat heeft ermee te maken dat we een mooi debat hebben gevoerd. Die motie gaat over de telefonische verkoop en ik wou de minister daar eigenlijk nog eens mee vragen om zijn ambtsgenoot in het kabinet te vragen om zich hier in Europa goed voor in te zetten en ervoor te zorgen dat wij die consumentenbescherming hier in Nederland veel meer vorm kunnen geven en dat we hier veel meer de regie op kunnen pakken. Nou, ik heb gehoord dat het kabinet daar echt goed mee bezig is. Het lijkt me belangrijk dat het volgende kabinet daarmee doorgaat. En zodra wij hiermee aan de slag kunnen en meer ruimte kunnen geven aan consumentenbescherming tegen telefonische verkoop, gaan we een verbod of een andere manier om dat te ontmoedigen verwerken in de wet. Ik denk dat het amendement van de heer Flach daarvoor een mooie toevoeging is.

Voorzitter, hier wou ik het graag bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer de heer Vermeer.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de minister en zijn medewerkers. Geen chocolaatje vandaag, maar niettemin bedankt.

Ik heb één motie.

Dank u wel, meneer Vermeer. Voordat u het katheder verlaat, geef ik de heer Grinwis de gelegenheid voor een interruptie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Wij zijn al het enige land in de Europese Unie dat het groepsverbod heeft doorgevoerd en dat is een beslissing die heel veel partijen in dit huis betreuren. In het verleden hebben partijen hier ook tegen gestemd. De BBB zat toen nog niet in dit huis, maar ik weet dat de PVV, de SP en tal van andere partijen, waaronder het CDA, de ChristenUnie, en volgens mij ook de SGP hiertegen hebben gestemd. Ik weet in ieder geval zeker dat de eerste vier die ik noemde, dat hebben gedaan. Sinds het groepsverbod in 2004, 2005 en 2006 is besproken en sinds wij daartoe hebben besloten, is geen enkel Europees land ons gevolgd. Nu zegt de heer Vermeer eigenlijk: we moeten nog een stap verder gaan en het nog meer insnoeren, want we moeten niet zo'n succesvol voorbeeld krijgen op het gebied van waterstof, aangevuurd door een netbeheerder; ik wil dat namelijk zo veel mogelijk in private handen geven. Waarom, terwijl je daardoor misschien wel kansen mist als het gaat om bijvoorbeeld het tot bloei brengen van de groenewaterstofproductie? Ik zeg maar wat.

De heer Vermeer (BBB):

Ik snap wat de heer Grinwis daarover zegt en dat dat een beperking kan zijn, maar wij geven toch de voorkeur aan het beschermen van de open markt en de concurrentiepositie. Anders gaat namelijk een 100%-staatsbedrijf in concurrentie met private partijen. Wij denken niet dat dat bevorderlijk is. Dan is het alternatief dat alles maar staatssysteem moet worden.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Al jarenlang hebben we die inconsequentie door geïntegreerde buitenlandse bedrijven die vaak in staatshanden zijn. Ik doel op Vattenfall et cetera. Ik kan hier heel veel grote energiebedrijven uit het buitenland opnoemen die in Nederland actief zijn. Wat vindt de heer Vermeer daarvan? Wij kunnen hier in Nederland wel überliberaal onze vrije markt maximaal open willen stellen en net doen alsof de rest van de wereld ook zo georganiseerd is, maar dat is niet zo. Dus geopolitiek is dit ook niet verstandig.

De heer Vermeer (BBB):

Dat het niet verstandig is, zal moeten blijken. Wij beoordelen dat anders. En wat ik zeg: als je dat voor waterstof vindt, dan zou je het voor elektriciteit en voor alle energie zo moeten doen. Zoals wij ernaar kijken is het alternatief dan gewoon om alles staatsbedrijf te maken. Dan moet je alle energie-infrastructuur en -leverantie tot overheidstaak verklaren en dat helemaal naar de overheid doen. Als je dat niet doet — en dat doen wij hier in Nederland niet, of in ieder geval op dit moment niet; ik denk niet dat daar een meerderheid voor is — dan betekent dat dat je de markt een eerlijke kans moet geven. Dan moet je dus staatsbedrijven die heel andere manieren van financiering en garanties kunnen krijgen dan private bedrijven, niet met elkaar laten concurreren, want dat is kansloos. Maar dat zijn wij blijkbaar niet met elkaar eens. Dat zullen we dan in het stemgedrag zien.

De voorzitter:

Meneer Grinwis, laatste toevoeging.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Nee, niet eens. De heer Vermeer kan mij in de lijn van de heer Brinkhorst misschien beschuldigen van ongezonde Oranjegevoelens of wat dan ook, maar ik heb inderdaad grote Oranjegevoelens. Dat doet hij niet, maar dit vind ik wel echt het tegenovergestelde. Dus nee, laat even duidelijk zijn voor de Handelingen that we agree to disagree. Ik vind de richting die in deze motie staat verwoord, geen verstandige richting, temeer als je kijkt naar de geschiedenis, naar hoe het ons is vergaan na het instellen van het groepsverbod. Heel de Europese Unie, alle lidstaten, dachten toen maar één ding: wij gaan dat Nederlandse voorbeeld never nooit volgen.

De heer Vermeer (BBB):

Waarvan akte.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft toch ook nog een interruptie daarover, zo te zien.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik geloof dat ik de motie gewoon niet helemaal snap, naar aanleiding van het debat met de minister en de brief van de minister. Die zegt eigenlijk: het mag alleen op het moment dat de markt het niet doet, het niet oppakt. Dan is er de facto toch geen concurrentie?

De heer Vermeer (BBB):

Als dat zo is, dan zou er geen concurrentie zijn. Maar de markt zelf ervaart dat totaal anders. Ik denk dat dat wel een helder signaal is vanuit de markt zelf. Die geven aan: als wij hiermee aan de slag willen gaan, dan willen we wel een gelijk speelveld hebben en dan willen we niet met een staatsbedrijf moeten concurreren. Wij hebben intern overwogen of hier een punt zit. Wat ons betreft zit daar een punt en wij willen dat zuiver houden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Maar dat gaat met name om de opslag en het transport, en niet zozeer om de productie, meen ik. Wat ik aan het amendement lastig vind, is dat we zien dat de waterstofmarkt niet zo goed van de grond komt als wij wellicht gedacht hadden. Als een netbeheerder dan een rol kan spelen in stukken waar de markt het niet oppakt, in opslag et cetera, dan ... Ik zoek even naar welk probleem we hiermee proberen op te lossen.

De heer Vermeer (BBB):

Mevrouw Kröger, het probleem is, zoals ik ook al eerder in een debat genoemd heb, dat de kosten die op dit moment door de netbeheerder berekend worden voor waterstof, al gaan over het maximale volume dat men door het systeem wil brengen, ongeacht de hoeveelheid die er daadwerkelijk doorheen gaat. Er is al een gigantische drempel voor private partijen om hieraan mee te doen. Als de netbeheerder zich dan ook nog actief in de markt gaat werpen met de productie van waterstof, dan krijg je een hele vreemde situatie waarin degene die de hoge tarieven aan de private partijen doorberekent, zelf ook actief is in diezelfde markt. Dat vinden wij niet fair.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vermeer. De tweede termijn van de Kamer is daarmee beëindigd. De minister heeft aangegeven dat hij eigenlijk niet heel lang hoeft na te denken over hoe hij de veertien ingediende moties wil appreciëren. We gaan dus gelijk daartoe over. Het woord is aan de minister voor Klimaat en Energie, minister Jetten.

Termijn antwoord

Minister Jetten:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb het niet helemaal uitgerekend, maar ik denk dat we nu zo'n 60 uur over dit wetsvoorstel hebben gesproken, in twee wetgevingsoverleggen en in deze plenaire afronding. Ik wil allereerst de Kamercommissie en alle beleidsmedewerkers van de fracties, Bureau Wetgeving van de Kamer en de rapporteur voor het wetsvoorstel heel hartelijk danken voor deze uitvoerige en zeer zorgvuldige behandeling van een van de belangrijkste stukken wetgeving in de afgelopen decennia voor alles wat met energie te maken heeft in Nederland. Dank ook aan de vele ambtenaren op het ministerie van EZK die hier de afgelopen jaren met ziel en zaligheid aan hebben gewerkt en ook de afgelopen weken en maanden op de meest gekke tijdstippen hebben gewerkt aan de schriftelijke beantwoording van uw vragen, de begeleiding bij deze wetsbehandelingen en het verder afmaken van de amendementen die u allemaal heeft ingediend. Maar ook dank aan de netbeheerders, energieleveranciers, energiecorporaties, ngo's, consumentenorganisaties en de ACM, die de afgelopen tijd veel input hebben geleverd voor dit wetsvoorstel.

Voorzitter. Het is misschien de laatste keer dat ik als minister voor Klimaat en Energie plenair in deze zaal sta. Ik moet zeggen dat ik het eigenlijk wel leuk vind dat we deze tweeënhalf jaar wellicht met dit onderwerp afsluiten. Ik zie het echt als een bekroning op het vele werk dat de afgelopen jaren is verzet om de klimaat- en energietransitie in Nederland vlot te trekken, niet alleen voor meer duurzame energie, maar ook voor betaalbare energie, energieonafhankelijkheid en veel betere consumentenbescherming. Ik hoop dat deze Tweede Kamer ook met het nieuwe kabinet in volle vaart door blijft gaan met de klimaat- en energietransitie.

Voorzitter. Dan kom ik bij de veertien moties die zijn ingediend.

De voorzitter:

Ik zie dat meneer Bontenbal eerst nog even wil interrumperen.

De heer Bontenbal (CDA):

Misschien spreek ik namens meerdere collega's wanneer ik mijn waardering uitspreek voor het werk van de afgelopen tijd. Er is heel veel gebeurd. Ik denk dat het klimaatbeleid een flinke zet heeft gekregen. U gaat ervan uit dat dit misschien uw laatste plenaire debat is, maar dat kan natuurlijk nog heel lang duren. Misschien dat er nog wel veel meer debatten volgen en u kan altijd nog aansluiten bij het debat over Tata Steel volgende week, begreep ik. Maar in ieder geval bedankt voor de samenwerking. We waren het niet altijd eens, maar we hebben ook wel heel veel goede dingen bereikt. Dat zal de komende jaren nog wel doorgaan, denk ik.

Minister Jetten:

Dank u wel.

De voorzitter:

Over uitlokken gesproken. Meneer Erkens.

De heer Erkens (VVD):

Volgens mij wilde de heer Bontenbal een compliment geven voor de laatste jaren, dus namens de commissie zou ik dat graag ook willen geven, maar we zien de minister graag dinsdag bij het Tatadebat.

Minister Jetten:

Dank u wel. Ik ben heel blij dat er nu blijkbaar een soort superrobot voor het klimaat is opgestaan in deze Kamer, dus ik kijk uit naar het werk van de heer Kops in de komende periode.

Voorzitter, de moties. De motie op stuk nr. 70 van het lid Erkens: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 71 van het lid Erkens: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 72 van mevrouw Rooderkerk: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 73 van de heer Grinwis: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De minister is gul.

Minister Jetten:

De eerste tot en met de vierde motie: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De vijfde motie.

Minister Jetten:

Dat is de motie op stuk nr. 74. De heer Grinwis vraagt mij om een onderzoek, maar eigenlijk heeft hij vanavond met mevrouw Kröger een amendement ingediend waarmee hij dit al regelt en het onderzoek dus overbodig wordt. Ik zou u dus willen suggereren om deze motie aan te houden en even af te wachten hoe de stemming over het amendement, dat ik volgens mij ook positief heb geapprecieerd, uitpakt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan doe ik het zo dat ik de motie aanhoud op het moment dat het amendement is aangenomen. Dat kan nog, want we gaan eerst over het amendement stemmen en dan over de motie, en zo is die eigenlijk ook bedoeld.

Minister Jetten:

Dat kan. Daar gaat de heer Grinwis natuurlijk zelf over. Ik denk zelf alleen dat nog meer onderzoek doen niet heel veel nieuwe inzichten gaat opleveren, want het gaat specifiek over dit punt. Ik ontraad dus de motie, maar ik denk dat dit met het amendement wordt opgelost.

De motie op stuk nr. 75 van de heer Bontenbal: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 76 van mevrouw Kröger: ook daar zou ik de suggestie willen doen om die aan te houden, zodat u met de ACM in gesprek kan gaan om te horen of er nog achterliggende informatie is die zij met de Kamer kunnen delen, of dat zij überhaupt mogelijkheden zien om dit nader in kaart te brengen, zoals mevrouw Kröger dat in het debat heeft verwoord. Ik kan nu namelijk niet helemaal overzien hoe de ACM hiertegen aankijkt. Ik zou de motie nu moeten ontraden, maar mijn suggestie zou zijn om 'm even aan te houden en te kijken of u als commissie bij de ACM aanvullende informatie kan verkrijgen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij gaf ik net al aan dat het mij er helemaal niet om gaat dat de ACM die analyse doet. Het gaat mij er ook helemaal niet om dat ACM toetst of energiebedrijven doen wat mag en vervolgens of er niet een onredelijk rendement is. Het gaat mij om de prijsvorming, zowel op de groothandelsmarkt als hoe dat naar consumenten doorberekend wordt, dat de balanskosten wel in rekening worden gebracht bij een huishouden en niet bij een grootverbruiker et cetera. Dat is een analyse van hoe de huidige prijsstelling in de energiemarkt functioneert, maar bijvoorbeeld ook van de mogelijkheid om balanskosten te voorkomen. Ik betwijfel een beetje of dit in het domein van de ACM valt. Ik kan me voorstellen dat een partij als TNO, of een heel andere partij, die analyse kan doen. Nu gaan we eigenlijk klakkeloos mee in terugleverkosten tot dat salderen wordt afgeschaft en daarna niet meer. Er zijn bepaalde kosten en de vraag is hoe die nou eigenlijk gevormd zijn.

Minister Jetten:

Mevrouw Kröger stelt een heel brede vraag. Ik denk dat het beter is om die beet te pakken op het moment dat het volgende kabinet aan de slag gaat met het afschaffen van de salderingsregeling en alles wat daarbij komt kijken. Ik ben zelf wel tevreden met het ACM-onderzoek dat onlangs is opgeleverd en dat toch wel aantoont dat de huidige prijsontwikkelingen die we zien volgens de toezichthouder redelijk zijn. Ik zie zelf dus wat minder toegevoegde waarde van zo'n grootschalig onderzoek dan mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dat vind ik echt heel erg jammer. Ik denk dat we deze informatie als Kamer nodig hebben om iets zinnigs te zeggen over hoe kosten neerslaan bij huishoudens, bij grootverbruikers en op de groothandelsmarkt versus de particuliere markt, en dat alles zit niet in het onderzoek van de ACM. Zij beschrijven alleen "er zijn balanskosten". Oké, maar balanskosten zijn misschien wel inherent aan een systeem met meer zon en wind. Hoeveel daarvan komt dan door productie bij een huishouden en hoeveel door grootschalige productie? Hoe ligt die verhouding? Dat zijn allemaal vragen die niet in die studie zitten. Ik denk dat we als Kamer echt wat meer informatie nodig hebben voordat we een discussie gaan hebben over het afschaffen van salderen ja, nee, hoe, wat, waar.

Minister Jetten:

Dit zijn echt fundamentele vragen over de inrichting van ons hele energiesysteem. Saldering is daar maar een piepklein onderdeeltje van. Wij hebben een lopende studie naar de opbouw van netwerktarieven en alles wat daarmee te maken heeft. Die komt in de loop van dit jaar, volgens mij aan het eind van dit jaar. Ik ben ook gezien de beperkte capaciteit eigenlijk gewoon niet bereid om nog als demissionair minister dit onderzoek in gang te zetten.

De voorzitter:

Ik hoor dat de motie op stuk nr. 76 ontraden is.

Minister Jetten:

Dat klopt, voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 77. Het kabinet is voorstander van een scheiding van transport en productie, zoals ook geldt voor gas en elektriciteit. We zien ook niet dat de optie zoals die in de motie is verwoord nodig is, omdat er voldoende private partijen geïnteresseerd zijn in het opbouwen van productiecapaciteit dankzij de mix van normering en subsidiëring die we nu toepassen. We zullen daar binnenkort in het commissiedebat ook uitgebreid over spreken. Dus de motie op stuk nr. 77 is ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 77: ontraden.

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 78 van mevrouw Kröger over energie delen geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 78: oordeel Kamer.

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 79 van mevrouw Beckerman over zonnepanelen en huurders zit erg op het terrein van de minister van BZK. Ik ben bereid, als mevrouw Beckerman daarin geïnteresseerd is, om te vragen of de minister van BZK voorafgaand aan de stemmingen een schriftelijke appreciatie kan geven. Dan moet ik 'm formeel nu ontraden, maar dan krijgt u per brief een appreciatie van de minister van BZK.

De voorzitter:

Ontraden in afwachting van een appreciatie.

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 80 vraagt om de reikwijdte van de investeringsplannen te verlengen naar 25 jaar. Dat was tot nu toe 10 jaar en wordt bij de wijziging van deze Energiewet 15 jaar. Naar mijn oordeel is 15 beter dan 25, omdat we dan ook echt voor een overzichtelijke tijdspanne, inclusief de financiering, goed kunnen adviseren en toetsen. Dus ik deel wel de gedachte dat het langer moet zijn dan 10, zeg ik richting mevrouw Beckerman, maar 25 gaat me wat ver, dus die ontraad ik.

De voorzitter:

Als ik goed luister, zegt u eigenlijk dat de eerste constatering niet klopt en vindt u 15 akkoord en 25 te veel. Dus ontraden.

Minister Jetten:

Exact. Dus de motie op stuk nr. 80 is ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft nog een vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Ik heb de motie op stuk nr. 77 even gemist. Ik was aan het meeschrijven met de motie daarvoor.

De voorzitter:

Ontraden.

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 77 is ontraden. De motie op stuk nr. 78 kreeg oordeel Kamer.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Waarom is de motie op stuk nr. 77 ontraden?

Minister Jetten:

Omdat we ook bij waterstof als kabinet kiezen voor de scheiding van productie en transport, want we zien dat er nu voldoende marktpartijen geïnteresseerd zijn in het opbouwen van de productiecapaciteit, onder andere door de Europese normering en de nationale subsidiëring. Wij verwachten eigenlijk dat dit de komende jaren dus wel los zal lopen. We maken daarin een andere marktordeningskeuze.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, in tweede en laatste instantie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Misschien is de vraag aan de minister dan ... Mij gaat het heel erg om de eerste constatering, dus dat we op dit moment honderden miljoenen kwijt zijn aan het voorkomen van duurzame productie van energie. Dat vind ik echt een ongelofelijk systeemfalen. De vraag is: kunnen wij iets verzinnen wat TenneT kan doen — dat zou inderdaad het inzetten van een bepaalde techniek kunnen zijn — waardoor je niet die kosten hoeft te maken?

Minister Jetten:

Die constatering stipt wel een terecht aandachtspunt aan. Dit zou ik heel graag met u beetpakken, ook bij de volgende brieven rondom wind op zee. Dit gaat onder andere over betere systeemintegratie van de grootschalige windparken met elektriciteitsafname in de industrie en/of elektrolyse voor nationale waterstofproductie, maar het gaat ook over connecties met buurlanden om overschotten aan windproductie beter te verdelen over de energiemarkt in Noordwest-Europa. Die staat voor mij wat los van het dictum van deze motie. Wat mij betreft hervatten we dit debat bij het commissiedebat over wind op zee.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 77 wordt ontraden, maar wel met een toezegging.

Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):

Dan hou ik 'm aan.

Minister Jetten:

Dan de motie op stuk nr. 81. Het staat gemeentes en provincies nu ook al vrij om lokale of regionale energiebedrijven op te richten. Ik ken ook geen signalen dat ze daarbij tegen issues aan lopen waar de minister bij zou kunnen helpen. De motie op stuk nr. 81 is dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 81: ontraden

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 82. Mijn suggestie aan de heer Kops zou zijn om de motie nog even aan te houden, zodat we voortvarend aan de slag kunnen gaan met de uitwerking van de AMvB. Dan kan de heer Kops bij die AMvB beoordelen of het strak en goed genoeg is of dat hij de minister te zijner tijd toch nog wat wil bijsturen. Zoals ik in het debat al eerder heb toegezegd: u krijgt die AMvB met voorhang. U heeft dan dus alle tijd om de minister waar nodig bij te sturen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar meneer Kops. Meneer Kops laat 'm in stemming brengen. Dan is de motie ontraden, begrijp ik.

Minister Jetten:

Dan is de motie ontraden, voorzitter.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 82: ontraden.

Minister Jetten:

Tot slot de motie op stuk nr. 83, waarover nog wat discussie ontstond bij u. Die ga ik ook ontraden. We kunnen deze problematiek niet via de lagere regelgeving doen, zoals wordt gevraagd in de motie; dat moet via de formele weg. In juni 2022 heeft de Kamer een brief gekregen over marktordening van waterstof, waarbij transport aan netbeheerders wordt gelaten en elektrolysers aan de markt. De Kamer kan deze discussie voeren bij de implementatiewet decarbonisatiepakket die eergisteren in de Europese Raad is vastgesteld. Eigenlijk vind ik 'm dus ontijdig; dat is hier misschien het beste woord voor. De implementatiewet van het Europese decarbonisatiepakket wordt ook snel ter hand genomen en met uw Kamer gedeeld. Als de heer Vermeer dan het een en ander steviger wil verankeren op wetsniveau, is het beter om dat op dat moment te doen dan nu in dit debat per motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 83 is ontraden.

Minister Jetten:

Veel dank.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van, naar ik begrijp, meer dan 50 uur debatteren over deze Energiewet, de regels over energiemarkten en energiesystemen.

De voorzitter:

Over de amendementen, het wetsvoorstel en de ingediende moties zal worden gestemd op 4 juni aanstaande, dus niet aanstaande dinsdag, maar de dinsdag daarna. Ik dank de minister en zijn gevolg, om het maar zo te zeggen, voor alle voorbereidingen en het debat van vandaag. Ik dank alle Kamerleden en hun ondersteuning voor alle debatten, vandaag en eerder. Dan laat ik de hamer vallen, zoals dat mooi heet, en sluit ik de vergadering van donderdag 23 mei. Ik wens u verder een plezierige avond. Dag.

Sluiting