[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-09-11. Laatste update: 2025-09-17 11:42
Groen van Prinstererzaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Arbeidsmigratie

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 11 september 2025 overleg gevoerd met mevrouw Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over Arbeidsmigratie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post

Voorzitter: Thiadens

Griffier: Van den Broek

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Martens-America, Patijn, Podt, Saris en Thiadens,

en mevrouw Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Aanvang 10.00 uur.

Arbeidsmigratie

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 10 maart 2025 inzake publicatie misstanden bij inzet uitzendkrachten in de vleessector (25883, nr. 519);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 31 maart 2025 inzake lokale vestigingsvergunningen als tussentijdse maatregel en inzet van capaciteit Nederlandse Arbeidsinspectie (36446, nr. 61);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 24 april 2025 inzake inwerkingtreding Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten (36446, nr. 88);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 7 mei 2025 inzake rapport Evaluatie wijzigingen Wet arbeid vreemdelingen 2022 (35680, nr. 24);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 8 mei 2025 inzake middelen opvang niet-rechthebbende EU-burgers en terugkeerbeleid EU-arbeidsmigranten (29325, nr. 190);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 28 mei 2025 inzake sociale inbedding van arbeidsmigranten (29861, nr. 161);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 juni 2025 inzake rapport Evaluatiekader en nulmeting Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten (Wtta) (36446, nr. 89);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 20 juni 2025 inzake verkenning uitzendverbod in sectoren of verplicht percentage direct in dienst (25883, nr. 530);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 1 juli 2025 inzake verkenning aanpak onrechtmatige detachering derdelanderwerknemers (29861, nr. 162);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 4 juli 2025 inzake verkenning aanscherping kennismigrantenregeling (29861, nr. 163);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 9 juli 2025 inzake kabinetsreactie op SEO-rapport "Hard waar het moet, zacht waar het kan. De effectiviteit van boeteverhogingen om naleving van arbeidswetten voor eerlijk werk te bevorderen" (36600-XV, nr. 114);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 juli 2025 inzake kabinetsreactie op rapport "Beter in Beeld" van Pharos (29861, nr. 165);
  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 juli 2025 inzake IBO Arbeidsmigratie (29861, nr. 164).

De voorzitter:

Het is 10.00 uur. Goedemorgen. Ik open hierbij de vergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan de orde is het commissiedebat over arbeidsmigratie. Ik heet de mensen op de publieke tribune en iedereen die het debat via de stream op afstand volgt van harte welkom. Ik heet de kersverse minister hartelijk welkom. Die gaat vandaag haar eerste debat met deze commissie voeren. Van de zijde van de Kamer zijn aanwezig: mevrouw Podt, D66, mevrouw Martens-America, VVD, mevrouw Patijn, GroenLinks-PvdA, en mevrouw Saris, NSC. In de eerste termijn van de Kamer is de spreektijd per fractie vijf minuten. Ik sta drie interrupties toe.

Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Podt van D66.

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin even door te zeggen dat ik tussendoor een tweetal keren even weg moet rennen omdat ik elders in het pand verwacht wordt. Dat is niet heel chic, maar ik ga het toch doen. Maar u kunt mij weer terugverwachten!

Voorzitter. Om te beginnen heet ook ik de nieuwe minister hartelijk welkom. Heel veel succes en heel veel wijsheid gewenst. Het is een prachtig departement. We gaan elkaar vast nog veel treffen.

Om te beginnen wil ik graag even terugkijken op de debatten die we eerder met elkaar hebben gehad over dit onderwerp. Dan begin ik met de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. Daar zijn behoorlijk wat moties en amendementen op ingediend. Ik vroeg me af of de minister misschien een soort update op hoofdlijnen zou kunnen geven over de opvolging van die moties en de implementatie van de wet. Want gelet op het enorme belang voor arbeidsmigranten van het voorkomen van soms vreselijke situaties is verdere vertraging van de uitvoering iets wat volgens mij iedereen hier wil voorkomen.

Voorzitter. In het laatste commissiedebat heb ik het vrij uitgebreid gehad over het salariscriterium van de kennismigrantenregeling. Zo had ik het over de netbeheerders, die tot 2029 maar liefst 28.000 technici nodig hebben om ervoor te kunnen zorgen dat onze bedrijven blijven draaien en dat nieuwe huizen worden aangesloten op het stroomnet. Ik zou zeggen dat dit best belangrijk is. De netbeheerders kunnen deze mensen niet allemaal in Nederland vinden. De netbeheerders staan daar niet alleen in. Het gaat om talloze bedrijven, organisaties en sectoren die cruciaal zijn voor de toekomst en voor onze welvaart. Denk aan de zorg, de techniek en de bouw. Allemaal hebben ze personeel nodig dat ze niet kunnen vinden binnen Nederland en vaak ook niet binnen Europa.

De netbeheerders geven aan dat op het moment dat het salariscriterium aangescherpt wordt, zij niet meer de mensen van buiten aan kunnen trekken die ze zo hard nodig hebben. Ook daar staan zij niet alleen in. Een gigantische coalitie van bedrijven die essentieel zijn voor ons verdienvermogen en onze innovatiekracht, van ASM tot Daf, van Damen tot Fokker en van Philips tot Siemens en Enexis, heeft de krachten gebundeld. Allemaal willen ze duidelijk maken aan de politiek: als jullie het salariscriterium aanscherpen, kunnen wij datgene niet meer doen waar wij Nederland groot mee maken. Ik hoor graag van de minister hoe zij aankijkt tegen deze oproep van de bedrijven.

Voorzitter. Dan nu een onderwerp waar ik jaren geleden … O!

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik zou graag het volgende van mevrouw Podt willen weten. Stel dat je niet naar het salariscriterium kijkt. Er wordt gezegd dat het ook moeilijk wordt om iets anders als criterium te hebben. Je zou dat criterium kunnen handhaven. Maar is het bijvoorbeeld wel zo dat er niemand te vinden is in Nederland? Denk ook aan scholingscriteria. Ik zou het zo mooi vinden om eens na te denken over andere criteria, bijvoorbeeld directe dienstverbanden. Als je echt iemand nodig hebt, waarom zou je er dan een uitzendbureau tussen zetten? Als je echt iemand nodig hebt, waarom geef je iemand dan niet een contract van drie jaar en wat meer zekerheid in dat opzicht? Is mevrouw Podt het met mij eens dat het goed zou zijn om ook daarnaar te kijken?

Mevrouw Podt (D66):

Ik ben bereid om naar heel erg veel verschillende dingen te kijken. Ik weet niet of een direct dienstverband nou per se een eis is waarmee we heel veel opschieten. Ik denk dat het belangrijkste is — die vraag heb ik volgens mij ook al 35 keer aan dit kabinet gesteld — om te komen met een duidelijke visie op de Nederlandse economie; waar gaan we nou naartoe met elkaar? Dan wordt het ook veel gemakkelijker om zowel voor de groep kennismigranten als voor de veel grotere groep reguliere arbeidsmigranten van binnen de EU gewoon te zeggen: dit willen we wel en dat willen we niet. Dan kunnen we daar vervolgens mee aan de slag. Dat is de volgorde. We kunnen wel steeds aan de achterkant allemaal dingen blijven bedenken, maar dan krijg je dit soort dingen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Het gaat mij er niet om dat we allerlei dingen bedenken. Het gaat mij om het volgende. Als we mensen hiernaartoe halen, moeten ze niet na een halfjaar weer op straat staan en in een situatie komen waarin ze geen huis hebben. Het gaat mij erom dat werkgevers die mensen hier naartoe halen, vaak uit Azië of uit een hele andere omgeving, er wel voor zorgen dat die mensen een huis hebben om in te wonen. We moeten voorkomen dat die dingen misgaan. Het gaat mij niet per se om het salariscriterium, maar ik zou het wel mooi vinden om te kijken hoe je dit wat beter kunt regelen, zodat de mensen die hiernaartoe komen de kans krijgen om een goed leven op te bouwen.

Mevrouw Podt (D66):

Wat betreft het voorkomen dat mensen op straat staan en ervoor zorgen dat alle mensen een huis hebben … Ik denk dat u heel hard zal moeten zoeken om in deze commissie, ook als de groep wat groter is, iemand te vinden die daarop tegen is. Natuurlijk zijn we daar allemaal voor. Maar dat heeft verder vrij weinig te maken met de discussie over het salariscriterium. Ik vind dat een enorm rare botte bijl waar wij, en zeker de bedrijven die nu aan de bel hebben getrokken, helemaal niks aan hebben.

Zal ik verdergaan, voorzitter?

De voorzitter:

U vervolgt.

Mevrouw Podt (D66):

Dan nu een onderwerp waar ik jaren geleden al over begonnen ben, maar dat nog steeds actueel is: de veiligheid van arbeidsmigranten. Vorige week kwam het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid hierover uit. Voorzitter Chris van Dam betoogde, helaas terecht, dat de veiligheid van arbeidsmigranten te weinig aandacht krijgt. Uit de cijfers blijkt dat de kans dat een arbeidsmigrant betrokken raakt bij een bedrijfsongeval tot maar liefst vijf keer groter is dan voor andere werknemers. Van Dam stelt dat arbeidsmigranten te vaak gebruikt worden voor "wegwerpwerk" — de term alleen al! — en belanden in een niemandsland tussen de zorgplicht van de uitzender en de zorgplicht van de werkgever.

Voorzitter. Hier word ik dus echt een beetje kwaad van. Want deze mensen komen naar Nederland om keihard te werken. Bedrijven maken daar ook graag gebruik van. Vervolgens lopen deze mensen een veel groter risico om betrokken te raken bij een ongeval en voelt niemand zich hier verantwoordelijk voor. Dat is niet alleen Nederland onwaardig, maar mensonwaardig. Daarom hoor ik graag van de minister hoe zij ervoor gaat zorgen dat dit echt anders wordt. Wat haalt zij uit het rapport van de Onderzoeksraad? Het moet klaar zijn met bedrijven die de verantwoordelijkheid voor zorg afschuiven. Kunnen we ervoor zorgen dat de werkgever te allen tijde verantwoordelijk blijft?

Eén van de risicofactoren die de Onderzoeksraad signaleerde — en dit signaleerde de Adviesraad Migratie eerder ook al — is het niet spreken van de taal. Het is gevaarlijk als je veiligheidswaarschuwingen niet begrijpt en als je de weg niet weet als er wat gebeurt.

De voorzitter:

Ik ga u even onderbreken.

Mevrouw Podt (D66):

Ook hierin dienen werkgevers verantwoordelijkheid te nemen. Hoe zorgt de minister daarvoor?

De voorzitter:

Mevrouw Patijn, met haar laatste interruptie.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dat gaat snel zo. Eén van de belangrijkste aanbevelingen van de Onderzoeksraad ging juist over die directe dienstverbanden. Ik vraag me dan af of u dat in dit geval wel relevant vindt.

Mevrouw Podt (D66):

Zeker. Volgens mij zegt D66 al ongeveer sinds de prehistorie dat "flex minder flex moet worden". Dus ja; dat vind ik.

Voorzitter. Een punt dat hieraan raakt. Twee jaar geleden diende ik een motie in die opriep geweld onder arbeidsmigranten te onderzoeken om zo te kijken wat de prevalentie is en wat de oorzaken zijn. Inmiddels zijn we twee jaar verder, maar die aangenomen motie is nog steeds niet uitgevoerd. Nu blijkt uit openbaarmaking van de stukken dat dit komt door geruzie tussen ministeries onderling over de uitvoering van de motie. Ik begrijp dat de motie nu eindelijk uitgevoerd gaat worden, maar kan de minister dat ook bevestigen? Kan ze ook duidelijk maken wanneer we die resultaten dan kunnen verwachten? Want ook dit heeft te maken met de veiligheid van mensen en met de veiligheid op de plek waar zij wonen.

Voorzitter, tot slot. Een punt dat ook hieraan gerelateerd is: de Stichting Nederlandse Straatdokters Groep. Die tracht mensen in de meest kwetsbare omstandigheden ook toegang tot zorg te geven. Indrukwekkend werk! Zij zien dat de toegang tot de zorgverzekering voor arbeidsmigranten in Nederland onnodig lastig is. Het is vaak vereist om een woon- of briefadres te hebben. Zij zien dat dit vaak spaak loopt. Gemeenten geven zo'n briefadres niet zomaar uit. Bovendien raken arbeidsmigranten hun zorgverzekering kwijt als ze na verlies van hun werk ook hun huisvesting of briefadres verliezen.

Maar veel arbeidsmigranten staan wel geregistreerd in de RNI. Als het mogelijk zou worden om een zorgverzekering af te sluiten via de RNI-inschrijving, kunnen honderdduizenden arbeidsmigranten zich verzekeren. Is de minister bereid om dit met haar collega's van VWS en BZK en met de Straatdokters te onderzoeken?

Voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Keurig binnen de tijd. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Martens-America van de VVD.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank, voorzitter. Ik ben nieuw in deze commissie, en ik ben ontzettend vereerd en heb er zin in.

Een sterke economie is wat de VVD betreft essentieel voor onze welvaart, om ervoor te zorgen dat we de middelen hebben om te investeren in zorg, onderwijs, wegen en meer. Maar tegelijkertijd kent ons land enorm …

(De plenaire bel gaat)

De voorzitter:

Ik ga u even onderbreken. Dit is de lange bel. Als u doorpraat, is dat niet te volgen via de stream.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Waar ik mee afsloot: ons land kent grote uitdagingen, tekorten op de arbeidsmarkt, waardoor we medewerkers nodig hebben van buiten ons land, zeker ook in de wetenschap dat Nederlandse studenten nog onvoldoende kiezen voor de banen in de sectoren van de toekomst. Dat is iets wat deze minister wellicht eerder heeft gehoord. Of dat nu mbo, hbo of wo is, we hebben grote uitdagingen met z'n allen. Zolang we geen maatregelen durven te nemen, blijven we afhankelijk van talent uit het buitenland. Maar de balans vinden is ook uitdagend. Dat is volgens mij al duidelijk geworden in de bijdrage van mijn voorganger.

Voorzitter. We mogen onze ogen namelijk niet sluiten voor de keerzijde. We zien ook de druk die migratie legt op onze woningmarkt. We zien de impact op sociale cohesie in buurten en dorpen. En we zien hoe overlast en misstanden het draagvlak voor migratie ondermijnen. Absoluut niet minder belangrijk is de uitbuiting van arbeidsmigranten, mensen die hierheen komen voor een baan en gedwongen worden om te leven onder erbarmelijke omstandigheden. De VVD is daar dan ook direct duidelijk over. Wat ons betreft grijpen we harder in. Kan de minister, met alle respect voor de korte tijd waarin zij op dit dossier zit, toch reflecteren op het vraagstuk en de middelen die zij in haar tas heeft zitten om ondernemers daadwerkelijk aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en om eventueel actie te ondernemen? En zo niet, wat heeft zij van de Kamer nodig om te zorgen dat ze dit wel kan?

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Met alle respect voor mijn collega, maar dat is een vrij brede vraag. Wellicht kan mevrouw Martens zelf een beetje aangeven waar werkgevers volgens de VVD specifiek op moeten worden aangepakt.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dat was inderdaad een vraag aan de minister. Die is heel breed, omdat ik nu wil aftasten hoe de minister erin staat en hoe zij kijkt naar de instrumenten die zij heeft. Daarna kunnen wij hier nadenken over eventueel aanvullende voorstellen. Ik denk zelf aan het sneller intrekken van vergunningen. Als er misstanden plaatsvinden, moeten we wellicht minder vaak toekijken en waarschuwingen uitdelen, maar moeten we sneller optreden, om daadwerkelijk het signaal af te geven dat misbruik maken van mensen onacceptabel is.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Over welke vergunningen gaat het dan? Gaat het dan over mensen van buiten de EU en niet over die van binnen de EU? Want die hebben natuurlijk geen vergunning nodig.

Mevrouw Martens-America (VVD):

In dezen gaat het inderdaad over mensen van buiten de EU. Daarom vroeg ik ook aan de minister welke instrumenten er zijn. Als mevrouw Podt zelf een suggestie heeft om mij wellicht mee te nemen in de kennis die zij heeft opgedaan op dit dossier, hoor ik dat natuurlijk ook graag.

De voorzitter:

Dat is uitlokking.

Mevrouw Podt (D66):

Dat is het wel een beetje, maar ik laat mij graag uitlokken, hoor. Dat is wel een goeie. Als het gaat over internationaal, is het inderdaad vrij makkelijk om vergunningen in te trekken. Voor mensen die uit de EU komen, valt er niet zo veel te vergunnen. Maar we zouden wel het volgende kunnen doen. We kunnen het bijvoorbeeld voor gemeenten verplicht maken om bij de vestiging van nieuwe bedrijven een bedrijfseffectrapportage te doen. Dan wordt er bijvoorbeeld ook gekeken hoe het zit met woningen, met scholen en met vervoer van mensen. Dan kan er alleen maar een bedrijf gevestigd worden als dat allemaal goed gaat. Een tweede ding is — daar is de VVD altijd erg aarzelend in — dat je volgens mij veel meer moet zeggen: deze bedrijven wel en deze bedrijven niet. Over slachterijen kun je bijvoorbeeld zeggen: ik weet niet of we daar nog wel zo veel van nodig hebben. De puinhoop daar is zo groot, dus laten we eerst maar eens zorgen dat ze in eerste instantie allemaal in loondienst gaan werken. Als dat niet kan, moeten we misschien überhaupt wat minder slachterijen hebben. Is de VVD daar ook voor in, vraag ik dan maar even terug.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank voor deze uitleg. Zeker. Mijn voorganger heeft ook een plan over arbeidsmigratie geschreven waarin staat dat we willen dat gemeenten en werkgevers verantwoordelijk worden voor bijvoorbeeld huisvesting. We moeten dus kijken hoe we daadwerkelijk wettelijk kunnen verankeren dat zij hier verantwoordelijk voor kúnnen worden gehouden. Mevrouw Podt schetst heel terecht dat dit binnen de EU een stuk lastiger is. We hebben natuurlijk wel nog de uitzendbranche, waarbij we wel degelijk kunnen kijken in hoeverre zij mogen opereren. Met betrekking tot de vraag wie wel en wie niet: ik ga er zeker naar kijken.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter. Dan de andere groep binnen de arbeidsmigranten, de kennismigranten. Deze groep talenten is essentieel voor ons toekomstige verdienvermogen. Deze groep vult de gaten op in de expertises waar Nederlandse studenten nog onvoldoende voor kiezen. Het gaat om sectoren waarvan we allemaal weten — dat spreken we ook uit — dat we die willen behouden in Nederland, van de maritieme maakindustrie tot de hoofdgeleiders. Nederland kent een aantal maatregelen, zoals de ETK en de 27%-regeling, die aantoonbaar eraan bijdragen om talent aan te trekken. We schreeuwen moord en brand in dit huis als mensen aankondigen dat ze vertrekken, maar toch zijn deze maatregelen omstreden en is er niet altijd veel draagvlak voor. Wat mij hieraan stoort, is dat deze maatregelen te vaak worden afgeschilderd als enkel een belastingvoordeel voor deze talenten. Als we daadwerkelijk een gelijk speelveld willen om concurrerend te zijn in de wereld en zeker binnen de EU, kan het niet zo zijn dat de landen om ons heen het been bijtrekken en de maatregelen opschroeven, terwijl Nederland debatten voert over het al dan niet afschaffen of versoberen van deze regelingen. Het is kortzichtig en het zorgt ervoor dat het opgebouwde ecosysteem, bijvoorbeeld in Brainport of de tech-scene in Amsterdam, steeds vaker onder druk staat. Juist de bedrijven die de topsalarissen waar we het over hebben, wanneer de inkomensgrens wordt verhoogd, niet kunnen betalen, zoals de start-ups en scale-ups, drijven op talent waar hun talentenpool uit voortkomt. We moeten dat koesteren. Laten we dat niet politiek maken.

De voorganger van deze minister heeft in zijn laatste brief dan ook aangegeven de inkomensgrens te willen verhogen, bijvoorbeeld voor de kennismigrantenregeling. Laat ik vooropstellen: mijn fractie begrijpt dat we misbruik moeten uitzonderen. We moeten ergens een grens trekken. Maar toch is deze salariseis wat ons betreft onzorgvuldig. Deze heeft risico's. De VVD-fractie ziet dat bedrijven die die fiscale maatregelen heel hard nodig hebben, zoals die start-ups en scale-ups, hierdoor buiten de boot dreigen te vallen. Kunnen we wellicht kijken naar het opleidingsniveau? Wanneer we het hebben over talent, hebben we het wat de VVD betreft te vaak over hbo- en wo-talent. Soms zijn er de beste handen nodig, die wij in Nederland simpelweg nog niet opleiden. Hoe kijkt de minister hiernaar?

We kunnen ook een belangrijke stap voorwaarts zetten wanneer we het, als we het hebben over talent, in de communicatie niet enkel hebben over hbo en wo, maar het mbo hierin meenemen. Door niet te kijken naar inkomen maar naar opleidingen kunnen we de maatschappelijke herwaardering voor onze mbo'ers natuurlijk verder brengen. Hoe kijkt de minister hiernaar?

Tot slot. De VVD is duidelijk: Nederland kan niet zonder arbeids- en kennismigranten. Zij zijn nodig om de tekorten op te vangen en ons klaar te stomen voor de toekomst. Maar we moeten de balans zorgvuldig bewaren. Dat betekent de arbeidsmigratie fatsoenlijk en beheersbaar houden, werkgevers aanspreken op hun verantwoordelijkheid, misstanden keihard aanpakken, eerlijk zijn over de druk die zij wel degelijk leggen op onze samenleving, kennismigratie koesteren, investeringen doen in regelingen die talent aantrekken en vol gas investeren in nieuwe technologieën, zodat er op termijn wel degelijk minder arbeidsmigratie nodig is. Dank u wel.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Saris.

Mevrouw Saris (NSC):

Welkom aan u in deze commissie. Ik hoor een warm pleidooi van de VVD voor kennismigranten, met name in de innovatieve sector. In het ibo dat wij toegestuurd hebben gekregen, staan behoorlijk wat maatregelen voorgesteld om arbeidsmigratie aan te pakken. Een aantal maatregelen gaan over fiscale regelingen. Denk bijvoorbeeld aan het afschaffen van het verlaagde btw-tarief op sierteelt of het verlaagde btw-tarief op arbeidsintensieve werkzaamheden. Dat levert behoorlijk wat op. Hoe staat de VVD daartegenover?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Een terechte en interessante vraag. Het gevaar is dat we nu losse maatregelen per sector gaan nemen, zonder het integraal te bekijken. Ik vind dat lastig en gevaarlijk. Aan de andere kant realiseer ik me heel goed, zoals ik ook eerlijk zei tegen mevrouw Podt, dat we grote uitdagingen hebben. Wat de VVD betreft gaan we nadrukkelijk kijken naar wie we nodig hebben en hoe we ervoor zorgen dat we ze hier krijgen. Daarom vroeg ik aan de minister of we niet, in plaats van te kijken naar sectoren waar we wel of niet ons geld mee mogen verdienen en daarop in te grijpen, kunnen kijken naar wie we sectorbreed nodig hebben en daarbij opleidingen te hanteren als voorwaarde, in plaats van een sector. Dat is eigenlijk wat ik eerst aan de minister wil vragen voordat we gaan kijken naar sectoren.

Mevrouw Saris (NSC):

Het ibo pleit juist voor een heel mandje en een integrale aanpak, met fiscale maatregelen aan de ene kant maar ook andere maatregelen, bijvoorbeeld als het gaat om flexarbeid. Gisteravond hebben we met de collega van mevrouw Paul een discussie gehad over integratie. Wij hebben als Nieuw Sociaal Contract aandacht gevraagd voor de invoering van een werkgeversheffing. Die werkgeversheffing voor arbeidsmigranten willen wij invoeren om werkgevers verantwoordelijkheid te geven voor taalonderwijs, de opleiding en scholing van hun medewerkers. Ik hoor de VVD zeggen dat zij ook vindt dat werkgevers verantwoordelijkheid moeten nemen. Dat is mooi, maar hoe kijkt de VVD naar ons voorstel om een werkgeversheffing in te voeren, zodat de lasten komen te liggen waar ze horen en niet worden afgewenteld op de samenleving?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dit is een fundamenteel verschil in de kijk op de economie tussen de VVD en Nieuw Sociaal Contract, dat heel duidelijk wordt met deze vraag. Mijn collega van Nieuw Sociaal Contract pleit wederom voor een nieuwe lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Ik denk dat dat iets is wat onze economie op dit moment niet nodig heeft. Ik hoor de collega van mevrouw Saris heel vaak spreken over haar zorg over het verdienvermogen en het gelijke speelveld in Europa. Dan kiest Nieuw Sociaal Contract ervoor om in een andere commissie wederom te pleiten voor een lastenverzwaring. Volgens mij moeten we dat niet doen. Overigens lijden daarmee alle bedrijven onder de verantwoordelijkheid die de bedrijven die deze arbeidsmigranten in dienst nemen, zouden moeten nemen. Dat noem ik: schieten met hagel op een mug. Maar volgens mij kunnen we elkaar wel degelijk ergens in het midden vinden. Dat heb ik ook in mijn bijdrage gezegd. Dat heeft mijn voorganger ook in zijn plan gedeeld. We moeten zorgen dat gemeenten en werkgevers wettelijk aansprakelijk worden voor bijvoorbeeld het huisvesten van arbeidsmigranten, het zorgen voor arbeidsmigranten. Daar wil ik beginnen. Daarmee voorkomen we dat iedereen hieraan moet gaan bijdragen.

De voorzitter:

Mevrouw Saris met een laatste interruptie.

Mevrouw Saris (NSC):

Ik moet even op mijn interrupties besparen, voorzitter. Vanmorgen lazen we in Het Financieele Dagblad dat de helft van de uitzendbureaus onder de radar werkt. De helft van de uitzendbureaus neemt zijn verantwoordelijkheid niet en creëert daarmee een ongelijk speelveld. Dit leidt tot misstanden en oneerlijke concurrentie. Hoe kijkt de VVD daar dan naar?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ja, absoluut verschrikkelijk. Volgens mij heb ik dat ook in mijn bijdrage benoemd. Wij zullen werkgevers hard moeten aanpakken, en helemaal de schijnconstructies, waarbij uitzendbureaus worden ingezet om bepaalde verantwoordelijkheden te vermijden. We zullen moeten kijken naar vergunningen. We zullen werkgevers verantwoordelijk moeten houden. Volgens mij probeerde mevrouw Podt dat in haar bijdrage net ook te schetsen. Er zijn natuurlijk wegen waardoor uiteindelijk iedereen zijn handen ervan af kan trekken. Dus ik sluit me aan bij de vragen richting de minister over hoe we dat voorkomen. Volgens mij is er hier een grote meerderheid om dat aan te pakken.

De voorzitter:

Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Patijn, GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Kinderen die soms twee uur te vroeg op het schoolplein staan, omdat de ouders vroeg naar het werk moeten; 5-jarige kinderen die nog niet kunnen praten; kinderen die met hun ouders het huis moeten delen met onbekende mensen, die steeds wisselen; kleuters die alleen naar school moeten lopen. Dit is de situatie waarin veel kinderen van arbeidsmigranten zitten. Voor deze kinderen zou de school de nodige steun moeten kunnen geven, maar er zijn onvoldoende middelen beschikbaar om die extra steun te bieden. Scholen zitten met hun handen in het haar, want voor deze Europese kinderen krijgen ze minder geld dan voor andere migrantenkinderen. Waar zijn we mee bezig?

Het ibo-rapport Arbeidsmigratie stelt dat er structureel bijna 40 miljoen extra nodig is voor deze kinderen. Is de minister bereid om zich in te zetten voor deze kinderen en voor 2026 ruimte te vinden voor de scholen om dit probleem op te lossen? Is de minister bereid om er bij de minister van OCW, haar opvolger, op aan te dringen om te zorgen voor een aangepast bekostigingssysteem, zodat deze mensen daaronder vallen? Ik weet het, dit is geen OCW-debat. Deze problemen zijn het gevolg van de manier waarop wij in Nederland arbeidsmigratie hebben vormgegeven. De ouders van deze kinderen hebben vaak onzeker, onderbetaald, onregelmatig, ongezond en gevaarlijk werk. Ze worden soms uitgebuit en ze hebben vaak onzekere en slechte huisvesting.

Ondanks de omstandigheden worden steeds opnieuw groepen mensen naar Nederland gehaald. De voorzieningen komen steeds meer onder druk te staan. Er ís geen huisvesting. Er is geen huisarts en er is geen onderwijs beschikbaar. De druk op de daklozenopvang in de wijken neemt toe. De handhaving schiet tekort. Het is voor de handhavers dweilen met de kraan open, aldus de Arbeidsinspectie. De arbeidsmigranten, hun kinderen, hun buren en de samenleving zijn de dupe. Dat weten we al zo lang. Het is in alle vormen onderzocht. Er ligt hier een stapel rapporten, bijvoorbeeld over de economische effecten van arbeidsmigratie en over de gevolgen voor de vleessector. We hebben "Wie komt, wie blijft, wie vertrekt?" en het ibo-onderzoek Arbeidsmigratie, en zo kan ik wel doorgaan. Ik heb best veel van deze stapel gelezen, maar niet alles, want dat is bijna niet te doen. Ik raad u aan om ze door te lezen. Ze zeggen eigenlijk allemaal hetzelfde: het kan zo niet langer. We moeten zorgen dat werkgevers hun verantwoordelijkheid gaan nemen. We moeten keuzes maken in onze economie. We willen zorgen dat mensen rechtstreeks in dienst komen. Dat is de beste oplossing. Dat blijkt ook uit al die rapporten. Ook het laatste OVV-rapport zegt dat weer. We moeten zorgen dat er meer zekerheid is over inkomen en huisvesting, want dat is de enige manier waarop we ook kinderen zekerheid en stabiliteit kunnen geven om in op te groeien.

Kan de minister aangeven wat zij nu gaat doen? Hoe gaat zij kiezen voor wat echt nodig is om de situatie van arbeidsmigranten en hun buren te verbeteren? Wat is haar visie na het lezen van al die rapporten? Ik begrijp dat ze dat nu nog niet gedaan heeft, maar ik ben wel benieuwd wat haar eerste indruk is van wat ze nu gehoord heeft. Kan ze specifiek aangeven hoe ze aankijkt tegen het ibo Arbeidsmigratie? Wanneer kunnen we daar een reactie op verwachten? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat er meer zekerheid komt voor arbeidsmigranten op het gebied van werk, inkomen en huisvesting? Als de kinderen nu geen zekerheid krijgen en de scholen geen duidelijkheid meer krijgen, wordt het echt een probleem.

Voorzitter. We kennen de Arbeidsinspectie als een organisatie die zeer begaan is met de problemen van arbeidsmigranten. Daarom was ik verbaasd om vanochtend in de krant te lezen dat Fairwork bijna 150 zaken heeft aangedragen, maar dat bij geen van die zaken het onderzoek van de Arbeidsinspectie heeft geleid tot nabetaling van het salaris van die mensen, terwijl er sprake was van onderbetaling. Kan de minister aangeven hoe dat kan? Kan ze uitleggen wat er in de toekomst voor nodig is om dit mogelijk te maken? Wat heeft de Arbeidsinspectie nodig? Ze hebben het zelf over de omgekeerde bewijslast, maar wat is er nodig? Wat moeten wij regelen om te zorgen dat deze mensen in de toekomst wel een goed salaris krijgen en de Arbeidsinspectie er wel op kan handhaven? We kunnen niet zeggen: het is te ingewikkeld, dus doen we het niet. Het kan niet zo zijn dat werkgevers ermee wegkomen, dat ze niet hoeven te betalen, dat ze niet hoeven te zorgen voor die mensen en dat ze af en toe een kans hebben om een boete te krijgen. Nabetaling is een cruciaal onderdeel van het recht.

Voorzitter. Ik rond af met de vraag aan deze minister om niet nog eindeloos meer onderzoeken te doen. Er zijn er genoeg. Ze hoeven ook niet gebundeld te worden. Het gaat erom dat er uitgevoerd gaat worden. Ik zou zeggen: lees de rapporten en ga aan de slag. Ik wens u veel succes. Maak goede keuzes, ook in de economie. Dank u wel.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan mevrouw Saris, NSC.

Mevrouw Saris (NSC):

Voorzitter, dank u wel. Welkom aan de minister. Laten we er een vruchtbare samenwerking van maken en samen strijden voor de aanpak van de verslaving aan laagbetaalde arbeid. Onze inzet is duidelijk: minder arbeidsmigratie, een harde aanpak van misstanden en een fatsoenlijke sociale inbedding. Dat is niet alleen in het belang van arbeidsmigranten zelf, het raakt ook de bestaanszekerheid van Nederlandse werknemers en de leefbaarheid in de wijken. Misstanden leiden tot verdringing, druk op lonen en extra druk op huisvesting, zorg en infrastructuur. Daarom is optreden geen optie maar noodzaak. Arbeidstekorten zijn geen excuus voor uitbuiting.

De minister geeft aan dat er een sectoraal uit- en inleenverbod wordt verkend, met daarnaast een reeks alternatieven. Nieuw Sociaal Contract is voor een sectoraal verbod in de vleessector, met de aanpak van natuurlijke personen achter de bv-carrousel, en wil hier echt haast mee maken. In de tussentijd kan de minister ook werken aan een uitzendverbod via de AMvB. Graag horen wij van u of het mogelijk is om dit voor het vierde kwartaal juridisch uit te werken voor ons. Hoe kijkt u hiertegen aan?

Dan de Wtta. De minister geeft aan dat het stelsel per 1 januari 2027 start en dat handhaving per 1 januari 2028 volgt. Dat is laat, te laat. Wijs de inspectie-instellingen uiterlijk aan in kwartaal vier. Leg in de AMvB risicogebaseerde toelatingseisen vast. Trek de g-rekening naar voren via een spoedwijziging van het normenkader en activeer handhaving op artikel 8 en 8a van de Waadi door de Arbeidsinspectie. Dit zijn allemaal zaken die ervoor zorgen dat er schot in de zaak komt, want Nederland wacht al meer dan twintig jaar op het ingrijpen van de overheid. Wij vragen een halfjaarlijkse rapportage over toelatingen, weigeringen, sancties en trends in schijnconstructies. Zonder snel onze tanden te laten zien, blijft de Wtta een papieren tijger. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

De minister geeft aan dat de kortdurende opvang met begeleiding naar werk of terugkeer werkt voor EU-arbeidsmigranten, maar dat de dekking beperkt is. 60% van de daklozen in Nederland is EU-arbeidsmigrant. De overlast van deze groep, vooral in de grote steden, is te groot. Deze mensen, die vaak door bedrijven naar Nederland zijn gehaald, verdienen het dat ze verder kunnen met hun leven, in Nederland of elders. Nieuw Sociaal Contract wil landelijke dekking met KPI's, als het gaat over uitstroom naar werk, terugkeer, doorlooptijden en een zichtbare daling van straatoverlast. Wij willen ook een steviger casusoverleg tussen gemeenten, IND, DTenV en de politie. Wie hier komt om te werken, moet ook werken. Wie structureel overlast veroorzaakt en geen rechtmatig verblijf meer heeft, gaat terug. We vinden ook dat werkgevers die verantwoordelijkheid moeten pakken. Gaat de minister met de ketenpartners in gesprek? Wanneer krijgen we de eerste resultaten hiervan?

De overlast is voor een flink deel te wijten aan een tekort aan sociale inbedding van deze groep. Vrijblijvendheid werkt niet. Wij steunen taalonderwijs, rechten en plichten, en ontmoeting, maar dat moet verplicht worden voor werkgevers. Het gaat om taalonderwijs vanaf dag één onder werktijd, een BRP-inschrijving bij de start, een scheiding tussen bed en baan, en een einde aan koppelconstructies en ondoorzichtige looninhoudingen. Gemeenten moeten kunnen handhaven, onder andere door een vergunningplicht, boetes en sluiting. Bij werkverlies moet er een verplicht traject zijn van werk naar werk, of naar terugkeer. Men moet niet langdurig in de bijstand of op straat zijn. Wanneer gaat de minister hier werk van maken? Wanneer verwacht ze dat deze maatregelen naar de Kamer komen?

Dan nog over de RNI-bsn-portal. De minister werkt aan aanscherping. Dat is goed, maar ook dat mag breder en sneller. Wij willen graag een verificatie van de verblijfsstatus bij de RNI-inschrijving, een rechtmatigheidscheck van verblijf en arbeid voor het bsn, een identificatie- en registratieplicht voor tussenpersonen en consequenties bij geen omzetting van RNI naar de BRP binnen vier maanden. Is de minister bereid om dit in haar aanpak mee te nemen?

We willen een gezonde economie en strategische sectoren. We moeten eerlijk zijn. Dat is hier vaker gezegd. In welke economie willen we leven? In welk land willen we leven? Willen we leven in een economie die leunt op goedkope handen, lage marges en grote dozen? Of willen we leven in een economie waarin ingezet wordt op hogere productiviteit, betere lonen en vakmanschap in strategische sectoren? Nieuw Sociaal Contract kiest voor het tweede. Daarom stellen wij twee concrete keuzes voor: een gerichte werkgeversheffing bij een structurele inhuur van laagbetaalde arbeidsmigranten en een opbrengst-oormerk voor taalonderwijs en scholing van Nederlandse werkzoekenden, en het afbouwen van fiscale stimuleringsmaatregelen, zoals het lage btw-tarief op sierteelt. Zo kunnen wij de prikkels om te profiteren van goedkope arbeid wegnemen. Een gezonde economie is immers meer dan een plofkip van een bnp.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Saris (NSC):

Voorzitter, tot slot. Wij verwachten veel van deze minister: een gericht inleenverbod, sectorale inhuurverboden waar nodig en een versnelde Wtta. Geef deze slagkracht en maak tempo. Als dat niet lukt, zullen wij met voorstellen komen. Dank u wel.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Martens-America.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik hoor mijn collega Saris een heel pleidooi houden, overigens terecht, over de mensen die we nodig hebben voor een sterke economie en over een aantal sectoren die we niet nodig hebben. Ik mis in haar bijdrage wel het stuk ETK, het stuk expatregeling. Als ik de debatten goed heb gevolgd, is Nieuw Sociaal Contract groot voorstander van bijvoorbeeld het blijven stimuleren van de halfgeleiderindustrie. Haar collega is heel druk met de ruimtevaartsector. Al die bedrijven hebben gezegd: maak de maatregelen die wij nodig hebben om talenten aan te trekken nou niet politiek. Ik heb haar daar niet over gehoord. Misschien kan zij ons alsnog even bijpraten over de sectoren die we dan wél willen hebben. Zetten we onszelf qua concurrentieniveau niet op achterstand ten opzichte van de landen om ons heen? Hoe zorgen we ervoor dat we die talenten blijven aantrekken in Nederland?

Mevrouw Saris (NSC):

U hebt mij gehoord: ik ben voor hoogwaardige industrie. Daarom vind ik dat wij laagbetaalde arbeid moeten aanpakken. U kent onze standpunten over die regelingen. Wij hebben daar een andere visie op. Wij vinden dat ondernemers hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij vinden dat mensen de Nederlandse taal moeten spreken. Wij vinden dat de samenleving niet met een afschuifsysteem van mensen opgezadeld moet worden — met druk op de woningmarkt en druk op de zorg als gevolg. Ik vind dat je een goede visie moet hebben: in welk land willen wij leven en welke maatregelen horen daarbij? Aanpak van laagbetaalde arbeid dus.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Helemaal terecht. Volgens mij vinden mevrouw Saris en ik exact hetzelfde. Maar ik krijg geen antwoord. Deze groep maakt slechts 5% uit van alle kennismigranten die hierheen komen. Kennismigranten zijn essentieel om deze bedrijven hier te houden. Mevrouw Saris noemt een aantal ... Sorry?

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Mevrouw Saris noemt terecht een aantal rapporten, ook over werkgevers die misstanden naar voren brengen. Maar diezelfde grote werkgevers zeggen: help ons alsjeblieft dat Nederlandse ecosysteem van talent zo sterk mogelijk te houden. Duitsland trekt een been bij, België trekt een been bij. Ik snap dat mevrouw Saris het niet wil en daarom vraag ik wat het alternatief is voor Nieuw Sociaal Contract om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld die engineers wél voor Nederland kiezen in plaats van voor Duitsland of België wanneer je die fiscale maatregelen niet wenst.

Mevrouw Saris (NSC):

Gisteravond is in het integratiedebat telkens als het ging om integratie naar dit debat verwezen. We mochten het niet hebben over arbeidsmigratie. Dit commissiedebat wil ik gebruiken om ons standpunt aan te geven over hoe wij aankijken tegen goedkope arbeid. Hoe komen wij als overheid op voor mensen die gebruikt worden als arbeidskracht en vervolgens, als ze niet meer voldoen, op straat worden gezet en noodgedwongen voor overlast gaan zorgen, ook voor mensen in kwetsbare wijken? Werkgevers die hun verantwoordelijkheid niet nemen: daarover wil ik het vandaag hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Martens-America met haar laatste interruptie.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Mevrouw Saris gaat uiteraard over haar eigen woorden, maar ik vind het wel lastig dat de voorganger van deze minister heel recent nog een brief naar de Kamer stuurt over met name het verhogen van de inkomensgrens, wat gewoon een onderdeel is van dit debat, en mevrouw Saris vervolgens zegt: ik wil geen antwoord geven op de vraag van mevrouw Martens. Het is gewoon een heel simpele vraag. Als mevrouw Saris nogmaals zegt "daarover wil ik het niet hebben", nou, daarvan dan akte. Dan weten al deze mensen op de tribune — ik zie er een aantal die zich zorgen maken over de inkomensgrens — dat ze van Nieuw Sociaal Contract geen alternatief kunnen verwachten. Ik vraag mevrouw Saris alleen: hoe gaan we er dan voor zorgen dat wij in Nederland — op dit moment heeft u nog steeds twintig zetels — die talenten blijven aantrekken?

Mevrouw Saris (NSC):

Dit debat gaat over goedkope arbeid. Dit debat gaat niet over talent. Bij de Wtta hebben wij een amendement ingediend, juist om naar de inkomensgrenzen te kijken. Dat heeft een meerderheid gehaald in de Kamer en wordt dus ook uitgewerkt in verband met kennismigranten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors deze vergadering tot 11.10 uur.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We gaan luisteren naar de antwoorden van de minister op de vragen die gesteld zijn in eerste termijn. Ik sta vier interrupties per fractie toe in deze termijn. Mevrouw Patijn?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Mag ik een voorstel doen? We hadden net drie interrupties en dat was echt heel weinig, merkten wij. Het zou heel fijn als we iets meer ruimte kregen. Volgens mij hebben we nog veel tijd. Misschien hebben we de interrupties niet nodig, maar kunnen we in ieder geval vijf interrupties krijgen?

De voorzitter:

Ik zal coulance betrachten met betrekking tot het aantal interrupties, maar ik wil vasthouden aan vier. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Paul:

Voorzitter, dank. Fijn om hier te zijn. Dit is het eerste debat dat ik met uw Kamer mag voeren als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; u refereerde daar zelf ook al aan. Ik kijk er enorm naar uit om met u samen te werken aan de vele belangrijke thema's, waaronder het onderwerp dat we vandaag centraal hebben staan: arbeidsmigratie.

Hierop gebeurt al veel. Dat blijft ook hard nodig. Dit kabinet wil grip krijgen op arbeidsmigratie en dit vraagt om een selectief en gericht beleid. Daarnaast is het ontzettend belangrijk dat we de mensen die hier zijn goed behandelen. Op beide punten kom ik nog terug. Laagbetaalde arbeidsmigratie naar Nederland is in de afgelopen decennia sterk toegenomen. Verschillende recente rapporten benadrukken hoe dat de samenleving op diverse plekken onder druk zet. Mevrouw Patijn heeft er een hele stapel liggen en volgens mij zijn er nog veel meer rapporten. Ik ga mijn best doen daar zo veel mogelijk kennis van te nemen, want daar staan waardevolle inzichten in. Maar u begrijpt dat dit nog niet tot op de letter is gebeurd.

Door de Kamer werd eraan gerefereerd dat de druk die op de samenleving staat onder andere te maken heeft met dat er meer woningen nodig zijn of met spanningen op de sociale cohesie in wijken. Ook kan arbeidsmigratie ertoe leiden dat bedrijven minder snel investeren in arbeidsbesparende innovaties en technologie omdat de arbeid relatief goedkoop is en de prikkel om te innoveren en verbeteren daardoor op een wat lager pitje staat. We hebben ook allemaal geconstateerd dat we voor grote maatschappelijke opgaven staan, zoals het bouwen van woningen en de voedsel- en energietransitie, waarbij we goede mensen, vakmensen, kennis en kunde heel hard nodig hebben. Die arbeidsmigratie blijft dus een belangrijke factor. Arbeidsmigranten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan onze samenleving en kennis en kunde toevoegen aan onze economie. Maar dat vraagt wel om goede afwegingen.

U bent allen bekend met het rapport van de staatscommissie demografie, die adviseert om in te zetten op een gematigde bevolkingsgroei naar 19 à 20 miljoen inwoners in 2050. Daarvoor is volgens de staatscommissie een gerichter arbeidsmigratiebeleid nodig dat aansluit bij een hoogwaardige en innovatieve economie, zodat we onze welvaart zowel economisch, maar ook op het gebied van wonen, zorg en onderwijs ook in de toekomst kunnen behouden. Het kabinet heeft dit advies omarmd en aangegeven daarop te willen te sturen. Dit scenario is echter niet vanzelfsprekend. Want het klinkt heel gemakkelijk, maar dat is het niet. Het vergt blijvende inzet. Het betekent onder meer dat we slimmer moeten gaan werken en onze afhankelijkheid van laagbetaalde arbeid moeten verminderen.

Eerder deze week, op dinsdagavond — de tijd vliegt, maar het was dinsdagavond — ben ik mee geweest met de inspecteurs van de Arbeidsinspectie en heb ik zelf kunnen zien hoe zwaar dat werk soms is. Ik was meegegaan naar een distributiecentrum, waar veel pakjes en van alles en nog wat wordt verstouwd. Je ziet dat dat grote impact heeft. Ik vond het heel waardevol om dit in de praktijk te zien. Het laat het belang zien om onze productiviteitsgroei en daarmee toekomstige welvaart te stimuleren, maar dan vooral door innovatie.

In ons land zijn alle ondernemers welkom die willen bouwen aan een sterker en beter Nederland. Maar voor mij is dat geen vrijbrief om over de randen van de wet heen te gaan. Daar is in ons land geen ruimte voor. Nog te vaak zien we dat arbeidsmigranten niet fatsoenlijk behandeld worden: plotseling ontslag met dakloosheid tot gevolg, of arbeidsmigranten die werken en wonen onder erbarmelijke omstandigheden. Zo heeft de Arbeidsinspectie tijdens een recente controle drie Indiase mensen aangetroffen die onder zeer slechte omstandigheden werkten en verbleven in een zogenaamde "dark kitchen". Dat is een keuken waar alleen maaltijden voor bezorging worden bereid. Ze werkten zes nachten per week, zonder de benodigde arbeidsvergunningen, en kregen een laag contant salaris uitbetaald. Ook sliepen ze op hun werkplek, onder erbarmelijke omstandigheden. Dat hoort niet in Nederland.

We moeten arbeidsmigranten beter ondersteunen, zodat hun positie op de arbeidsmarkt en in de samenleving wordt versterkt. Juist door malafide praktijken te bestrijden zorgen we voor gezonde en eerlijke concurrentie in onze economie en op de arbeidsmarkt, zodat goed ondernemerschap en, zo voeg ik daaraan toe, goed werkgeverschap beloond worden. Dat heb ik ook teruggehoord in de inbreng van verschillende leden van deze commissie.

Op 11 juli is het interdepartementaal beleidsonderzoek over arbeidsmigratie, het ibo Wat werkt voor de toekomst, aangeboden aan uw Kamer. Met name mevrouw Patijn verwees daar al expliciet naar. Ik ben blij dat dit rapport er ligt. Ook zie ik uit naar het SER-advies dat heel binnenkort — ik verwacht binnen nu en twee weken of zo — binnenkomt. De centrale vraag die in het ibo is beantwoord, is een essentiële: hoe kan Nederland de grip op de omvang en samenstelling van arbeidsmigratie vergroten en de omstandigheden van arbeidsmigranten verbeteren? Het ibo geeft antwoord op deze vraag aan de hand van vijf bouwstenen met concrete beleidsopties. Deze bouwstenen zijn allemaal nodig om te komen tot een effectieve aanpak. Want, zo stelt het ibo, één simpele oplossing bestaat niet, er is geen silver bullet of gouden knop. Ik zou willen dat die er was. Die beeldspraak heb ik ook in mijn vorige portefeuille, in onderwijsland, vaak gebruikt, waar het bijvoorbeeld ging om de aanpak van het lerarentekort. We hebben daarbij een veelheid van maatregelen ingezet, maar die gouden knop hadden we helaas niet.

Volgens het ibo is een fundamenteel gesprek nodig over de spelregels in de economie en de arbeidsmarkt en het type werkgelegenheid dat we stimuleren. Keuzes om tot een gerichter arbeidsmigratiebeleid te komen staan namelijk niet los van onze economie, integendeel. Die keuzes zijn zeker niet altijd makkelijk. Uw Kamer benoemde dat ook. Welk land willen we zijn als Nederland? Wat voor economie willen we hebben? Wanneer je daarover met elkaar tot een enigszins gedeeld beeld kunt komen — we weten allemaal dat dat ongelofelijk moeilijk is — kun je ook de bijbehorende keuzes maken en besluiten nemen.

Het huidige kabinet heeft de afgelopen periode stappen gezet in lijn met de aanbevelingen van het ibo. Dit zullen we doorzetten binnen de grenzen van ons mandaat, gegeven onze demissionaire status. Graag licht ik een paar thema's waarop we stappen hebben gezet kort toe. Overigens vind ik het ook nog wel noemenswaardig ... Soms wordt er een beetje schamper gedaan, zo van: u bent demissionair, wat kunt u dan nog allemaal doen? Voor mij betekent de demissionaire status geen sein om rustig achterover te leunen, integendeel. Toen ik in 2023 minister van Onderwijs werd, nog in het vorige kabinet, stapte ik ook in een demissionair kabinet en kreeg ik die schampere vraag ook. De realiteit is echter dat we in dat jaar nog ongelofelijk veel grote en steekhoudende stappen hebben kunnen zetten. Ik ben alleszins van plan om dat ook in deze rol te doen, tot uw Kamer zegt "ho, stop, tot hier". Wij gaan hard door, want dat is ook hard nodig.

Zoals gezegd licht ik een paar thema's waarop we stappen hebben gezet kort toe. Het ibo stelt dat Nederland zijn afhankelijkheid van laagbetaalde arbeid moet verminderen door de kwaliteit van arbeid te verhogen. Zo dragen we bij aan een lagere druk op de woningmarkt en andere voorzieningen en koersen we naar een hoogwaardige economie. In dit kader is de laatste tijd onder meer hard gewerkt aan het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. Ook is gewerkt aan het stoppen van sluiproutes met gedetacheerde derdelanders. Volgens het ibo zou arbeidsmigratie zich meer moeten richten op de grote maatschappelijke transities waar Nederland voor staat. Daarom hebben we onder andere gewerkt aan de aanscherping van de kennismigrantenregeling; ik kom daar straks overigens nog op terug in het blokje vragen. Zo kiest het kabinet ervoor om de bestaande eisen aan te scherpen om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. De regeling blijft zo toegankelijk voor de echte toptalenten en gewenste expertise, waar mevrouw Martens en mevrouw Podt aandacht voor hebben gevraagd.

Een volgende ibo-bouwsteen stelt dat de maatschappelijke ...

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Ja, een beetje analoog aan de vraag van collega Martens, volgens mij. Als we het dan hebben over dat talent, gaat dat dan over de raketgeleerde, zeg ik een beetje flauw, of gaat dat ook over de mensen die ons straks kunnen helpen in de zorg, in de bouw en in de techniek? Dan heb je het wellicht over een ander salariscriterium en heb je het wellicht ook over een ander soort opleiding.

Minister Paul:

Als mevrouw Podt het goedvindt, kom ik daarop terug. Die vraag heeft ze expliciet gesteld in haar inbreng. Om mijn verhaal niet door de war te schoppen, kom ik daar graag op terug; dat komt zo meteen.

Een volgende ibo-bouwsteen stelt dat de maatschappelijke kosten en baten van arbeidsmigratie oneerlijk verdeeld zijn en eerlijker moeten worden verdeeld. Hierbij gaat het ook om de aanpak van misstanden. Het kabinet heeft het afgelopen jaar daarom volop ingezet op de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. De Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten, de Wtta, is op 15 april jongstleden aangenomen in de Tweede Kamer. In reactie op onder anderen mevrouw Podt kan ik melden dat de wet nu ter behandeling voorligt in de Eerste Kamer. Het doel van deze wet is om te voorkomen dat uitzendbureaus arbeidsmigranten te weinig betalen of laten werken onder slechte omstandigheden. U mag gerust weten, ik sta te popelen om dat wetsvoorstel in de Eerste Kamer te verdedigen. Ik ga helaas niet over de agenda van de senatoren, maar ik zou eigenlijk uw Kamer willen aansporen om daar waar u uw counterpartners, uw partijgenoten een klein zetje kunt geven, dat vooral te doen, want zo kunnen we ervoor zorgen dat we de wet zo snel mogelijk gaan behandelen.

Op 10 juni jongstleden heeft de Kamer het wetsvoorstel Modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel aangenomen. Hiermee pakken we daders beter aan. Situaties die eerst onder zeer slecht werkgeverschap vielen, kunnen nu namelijk onder arbeidsuitbuiting vallen. Denk bijvoorbeeld aan veel te lange werkdagen, waarbij de uren van werknemers ook nog gecorrigeerd worden als ze volgens de werkgevers weinig presteren. We hebben nu dus meer handvatten om dat stevig aan te pakken. Daarnaast is besloten de boetes voor bedrijven die arbeidswetten overtreden fors te verhogen. Hiermee kan de Arbeidsinspectie misstanden harder aanpakken.

Tot slot geeft ook het ibo aan dat er op dit moment onvoldoende zicht is op het aantal arbeidsmigranten dat daadwerkelijk in Nederland is en de sectoren waarin ze werken. Meer kennis hierover, meer data hierover, is essentieel om effectief te kunnen sturen op arbeidsmigratie. Daarom werk ik, samen met de staatssecretaris van BZK, aan een breed maatregelenpakket om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren. Afgelopen dinsdag heb ik uw Kamer een brief gestuurd over de aanpak ter verbetering van registratie in de BRP. Dat was relatief kort voor dit debat. Ik hoop dat u mij dat niet euvel duidt, maar dat heeft alles te maken met mijn recente start. Normaal proberen we iets meer leestijd te bieden. Maar ik vond het wel belangrijk om die brief voor dit debat naar uw Kamer te sturen. Zo werk ik samen met mijn collega van BZK aan een actieve communicatie naar arbeidsmigranten over de inschrijving en ben ik de zorgplicht voor werkgevers aan het uitwerken. Met name mevrouw Saris had op dit punt wat expliciete vragen. Daar kom ik zo meteen graag op terug.

Ook onderzoeken we aanvullende maatregelen zoals het terugbrengen van het aantal RNI-loketten om misbruik tegen te gaan. Immers, als we dat meer indikken tot minder loketten — volgens mij van negentien naar drie — dan kunnen we er ook voor zorgen dat de expertise en de middelen die nodig zijn om het werk op de juiste manier te doen, aanwezig zijn. Dit sluit ook aan bij een van de voorstellen die mevrouw Saris eerder heeft gedaan.

Kortom, er gebeurt veel, maar ik ben eerlijk: er blijft ook nog heel veel werk aan de winkel. Wij zullen blijven koersen naar gematigde bevolkingsgroei, een gerichter arbeidsmigratiebeleid en een hoogwaardige economie. Dat gezegd hebbende, ga ik graag over tot het beantwoorden van de vragen die door uw Kamer zijn gesteld. Ik doe dat aan de hand van de volgende indeling op basis van thema. Het eerste blokje gaat over selectieve arbeidsmigratie, het tweede over het aanpakken van misstanden en het derde gaat specifieke over uitlenen.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Saris.

Mevrouw Saris (NSC):

Mevrouw Paul, dank u wel voor uw inleidende woorden. Ik ben heel blij te horen dat u het ingezette kabinetsbeleid voortzet. U verwijst in uw inleiding naar het ibo en zegt dat dat een bouwwerk is van maatregelen die je allemaal moet nemen, dus niet één gouden greep maar echt een totaalpakket. Een aantal maatregelen daaruit zijn in het ibo opgenomen. Begrijp ik uit uw woorden goed dat u al die maatregelen gaat omarmen?

Minister Paul:

Nee, ik ga niet al die maatregelen omarmen. Ik vind het belangrijk om te kijken waar je, plat gezegd, de kortste klap kunt maken. Waar heb je met je beleid op de kortst mogelijke termijn de meeste impact, in het belang van ons land, in het belang van de betreffende groep arbeidsmigranten, en wat is ook doenlijk voor de uitvoering? Dat is belangrijk om aan te geven. Mevrouw Saris heeft terecht opgepakt dat ik niet aan deze uitdaging ben begonnen om het beleid van mijn voorganger terug te draaien. Ik denk dat mijn voorganger heel goed werk heeft verricht. Ik kan daar ook uitstekend op voortbouwen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Saris.

Mevrouw Saris (NSC):

Ik begrijp dat u zegt dat er wat laaghangend fruit is, dat u korte klappen kunt maken, maar beleid behelst ook een totaalpakket van maatregelen. We hebben de kabinetsreactie op het ibo nog niet gezien. Ik wil u vragen of u in de kabinetsreactie wilt ingaan op het totaalpakket aan maatregelen en daarin ook een soort fasering wilt aanbrengen. Ik begrijp uiteraard dat niet alles in één keer kan, maar ik wil er wel voor waken dat we hapsnapbeleid gaan voeren. Na twintig jaar overheidsfalen moeten we die arbeidsmigratie echt goed aanpakken.

Minister Paul:

Een terechte en begrijpelijke vraag. Dat is precies wat we in de beleidsreactie zullen doen die voor het einde van dit jaar naar uw Kamer komt. Dat klinkt heel ver weg, maar dat is al binnen twee of drie maanden. Dan gaan we daarop in.

Voorzitter. Ik ga door met een vraag van mevrouw Podt van D66 over hoe ik aankijk tegen de oproep van het bedrijfsleven om het looncriterium van de kennismigrantenregeling niet aan te scherpen. De reden waarom we het salariscriterium aanscherpen is om oneigenlijk gebruik en misbruik van de regeling tegen te gaan. Ik hecht daar waarde aan. Dat is overigens ook de reden dat we voornemens zijn om payroll en uitzenden grotendeels uit te sluiten van de kennismigrantenregeling. Tegelijkertijd moet die kennismigrantenregeling beschikbaar blijven — die oproep hoor ik niet alleen bij mevrouw Podt, maar zeker ook bij mevrouw Martens-America — voor bedrijven en kennismigranten die een belangrijke bijdrage leveren aan onze kenniseconomie. We zullen bij de uitwerking van de maatregelen rekening houden met het belang van een goed investerings... Ja, ook met een goed investeringsklimaat, maar ik bedoelde: met een goed vestigings- en ondernemingsklimaat. Daarbij verliezen we juist innovatieve bedrijven niet uit het oog.

Ik ben daarom ook blij met de timing van dit debat. Toen ik in mijn agenda zag dat dat vandaag was, dacht ik: help, ben ik daar wel klaar voor? Maar het is eigenlijk een uitgelezen moment om ook de input van uw Kamer mee te nemen. Die kunnen we meenemen bij de verdere uitwerking van allerlei zaken, onder andere ook de consultatie van het bedrijfsleven, die nog gaat plaatsvinden.

Mevrouw Martens ...

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Ik zie de uitwerking met belangstelling tegemoet; daar gaat het niet om. Maar ik vind het raar om als je zegt "we willen oneigenlijk gebruik tegengaan" vervolgens te zeggen: daarom gaan we het salariscriterium omhoog doen. Ik snap niet zo goed wat dat dan gaat doen. Ik bedoel, mensen die hiernaartoe komen onder de kennismigrantenregeling en in een nagelstudio gaan werken: dat zou sowieso niet kunnen. Ik heb geen idee wat het verhogen van het salariscriterium daaraan gaat bijdragen. Ik vind het een rare bocht om dat zo te doen. Als we beter willen richten — dat willen we volgens mij allemaal — dan moeten we veel meer nadenken over: welk talent hebben we nou nodig voor de sectoren waarin de grote maatschappelijke transities liggen en veel van deze bedrijven werken? Dat zegt het ibo ook. Daar moeten we wel openheid houden. Dat salariscriterium gaat dat hoe dan ook in de weg zitten.

Minister Paul:

Je moet een balans zien te vinden, zodat je voldoende gericht beleid kunt voeren dat uitvoerbaar is. We zien dan in het salariscriterium een hoop zaken samenkomen. Dit is niet iets wat we in splendid isolation, vanuit de toren, hebben verzonnen. Het is juist iets wat we hebben meegekregen van bedrijven. Met andere woorden: een unieke expertise die ook op mbo-niveau wordt geboden, zal zich vertalen in dat criterium. Niets ten nadele van de nagelstylistes die genoemd werden door mevrouw Podt, maar je ziet juist dat daar wél misbruik werd gemaakt van de regeling. Zo heb ik nog wat andere vakken en ambachten voorbij zien komen. Dat willen we tegengaan. De oproep van mevrouw Podt is volgens mij helder. We moeten het kind niet met het badwater weggooien. Weet dat daar oog voor is en dat we ervoor zorgen dat we daardoor de talenten die we in Nederland juist nodig hebben, niet mislopen. Dat zal ook uit de nadere consultatie en de verdere uitwerking duidelijk worden. Ik ben mij er namelijk terdege van bewust, al is het maar door alle ervaring die ik in mijn vorige portefeuille heb opgedaan, dat wij die heel hard nodig hebben.

Mevrouw Podt (D66):

Daar kan ik mij in ieder geval zeer levendig iets bij voorstellen, maar ik kom hier toch nog even op terug. Ik heb ook niks tegen nagelstylistes, integendeel. Maar zij horen inderdaad niet thuis in die regeling. Ik snap alleen echt niet wat het salariscriterium daaraan gaat veranderen. Nou kan ik me voorstellen dat het volgende in de context van dit debat een beetje ingewikkeld wordt, maar als de minister terugkomt op de manier waarop zij dit wil gaan implementeren, kan zij dan goed uitleggen hoe dit het misbruik tegengaat? Want ik zie dat gewoon niet. En kan zij dan ook uitleggen hoe wij ervoor gaan zorgen dat een bedrijf als Enexis, dat we ongelofelijk hard nodig hebben om straks iedereen in al die nieuwe huizen die we hopelijk gaan bouwen van stroom te voorzien, dan uitkomt met de mensen die het nu naar Nederland haalt? Want de ingenieurs die dit werk doen, hebben we gewoon heel hard nodig. Enexis zegt naar mijn mening terecht dat het daarmee gewoon niet rondkomt als het salariscriterium omhooggaat. Ik vind dat een signaal dat we niet kunnen negeren.

Minister Paul:

Dat is een signaal dat ook ik niet wil negeren. Dat neem ik dus van harte mee. Misschien zit een deel van het antwoord op deze vraag in het antwoord dat ik aan mevrouw Martens wil geven, wat dit ligt eigenlijk een beetje in het verlengde daarvan. Een voordeel van het looncriterium is juist dat talenten met een mbo-diploma, of zelfs talenten die geen diploma hebben maar wel de kennis en ervaring hebben om een innovatieve bijdrage te leveren, niet worden uitgesloten. Werkgevers hebben bij de consultatie nadrukkelijk gewezen op deze voordelen van de huidige criteria. Daarnaast levert een diplomavereiste extra regeldruk op voor het bedrijfsleven en de uitvoering. Het enkel hanteren van het looncriterium zorgt er dus voor dat de snelheid en de eenvoud van de regeling voor de bedrijven worden behouden, want de vereiste waardering van diploma's kost tijd. Maar uw punt is helder. Het is juist de bedoeling dat we de ruimte blijven houden om de kennis en kunde die we nodig hebben om Nederland draaiende te houden, in ons land warm te blijven ontvangen. Waarvan akte.

Ik ga door naar het tweede onderwerp, dat wat breder is, namelijk het aanpakken van misstanden. Ik begin met een vraag van mevrouw Patijn. Zij stelde een wat bredere vraag over mijn visie op arbeidsmigratie en misstanden. Daarover zijn inderdaad al veel rapporten geschreven. Ik denk dat ik daar in mijn inleiding best al wat over heb gezegd. Ik vind het belangrijk dat we een gericht en selectief arbeidsmigratiebeleid voeren en dat we misstanden stevig aanpakken. Dat betekent dus kritisch zijn over wie we naar Nederland halen. Tegelijkertijd betekent het dat we iedereen die we naar Nederland hebben gehaald, die keihard werkt en een bijdrage levert aan onze economie, fatsoenlijk behandelen, opdat zij veilig zijn. Dat is heel belangrijk. Arbeidsmigranten maken deel uit van de Nederlandse samenleving. Dat was zo, dat is zo en dat blijft zo. Met een gerichter beleid zorgen we ervoor dat we kunde en krachten toevoegen aan onze economie en dat we deze mensen op een fatsoenlijke manier kunnen ontvangen. Zoals ik ook in mijn inleiding aangaf, is daarvoor al best veel in werking gezet. Ik ga daarmee door. Natuurlijk wil ik ook kijken waar bijsturing nodig is of waar iets aanvullend nodig is. Uiteraard wil ik de voorstellen van uw Kamer daar uitdrukkelijk bij meenemen. Er ligt inderdaad een veelheid aan maatregelen voor waar we wat mij betreft gewoon keihard op moeten doorpakken.

Dan een vraag van mevrouw Podt.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: er is een interruptie van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

U zegt "we moeten goed nadenken over wie we hiernaartoe halen", maar door het vrije verkeer is het niet zoveel "halen". De mensen kunnen komen. Mensen worden gewoon vaak met bussen opgehaald. U gaat er als minister niet over wie er komen. Het saldo van de arbeidsmigratie, dus het aantal mensen dat hiernaartoe komt minus het aantal mensen dat vertrekt, is 40.000 per jaar. Dat is best heel veel. Dus die grip is er nog niet echt. Ik hoor u niet heel erg duidelijk zeggen wat er nou precies gaat gebeuren om dat migratiesaldo — ik vind het een rotwoord, want het gaat natuurlijk gewoon over mensen — daadwerkelijk naar beneden te krijgen. Er zijn allerlei maatregelen. Gelukkig hoor ik u zeggen: ik ga niks terugdraaien van wat in gang is gezet; daar gaan we gewoon mee verder. Ik hoor vooral hoe we ervoor kunnen zorgen dat werkgevers de mensen kunnen krijgen die ze nodig hebben. Ik hoor nog weinig over hoe we echt hard gaan aanpakken wat aangepakt moet worden, namelijk de enorme vraag naar laagbetaalde arbeid. Hoe gaat u nu daadwerkelijk ingrijpen in de economie om dat bij te sturen en de vraag naar laagbetaalde arbeid terug te dringen?

De voorzitter:

Ik wil u en alle anderen verzoeken om via de voorzitter te praten.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

U heeft helemaal gelijk. Excuus, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister.

Minister Paul:

Ik snap de vraag heel goed. Tegelijkertijd is het belangrijk om rolvast te blijven en om niet op de stoel van alle andere collega's te gaan zitten, al zou ik dat misschien wel graag willen. Uiteindelijk is dit volgens mij ook heel belangrijk voor een volgend kabinet, om te kunnen bepalen welk Nederland we willen zijn, welke economie daarbij past en welke keuzes we dan moeten maken. Dat is iets wat zich doorvertaalt in allerlei maatregelen die je neemt, binnen het sociaal domein, maar ook op allerlei andere vlakken. Dat is het eerlijke antwoord. Want ik kan hier wel allerlei bespiegelingen geven, maar dat zou nergens op slaan. Ik ben er in ieder geval van overtuigd dat we die discussie moeten voeren en dat het belangrijk is om scherpe keuzes te maken, want met pappen en nathouden kom je er niet. Wat ik in de tussentijd wel kan doen, is ervoor zorgen dat we uitwassen aanpakken en met de Wtta weer stappen zetten. Vandaar mijn oproep aan uw Kamer om de collega's in de Eerste Kamer te stimuleren deze wet zo snel mogelijk te behandelen. Een van de zaken waar we natuurlijk ook mee bezig zijn, is het indammen van flex op de arbeidsmarkt. Als je in je primaire proces bepaalde arbeidskrachten structureel nodig hebt, dan moet je dat eigenlijk in een vastere vorm gieten. Dat zijn allemaal dingen die we doen en waar ik flink op blijf inzetten. Volgens mij heb ik hier nu al het nodige over gezegd, maar in de kabinetsreactie komen we daar verder op terug.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp dat u … Sorry, voorzitter. Ik begrijp dat de minister aangeeft dat ze nog niet op ieder detail ingaat. Op dit moment of na een paar dagen is het allemaal nog niet helemaal in één keer te omvatten, maar de kern van zowel het rapport van Van Zwol als van al deze rapporten is: stuur op de economie. Als de minister die gaat over arbeidsmigratie vervolgens zegt "ik ga wel sturen op de uitwassen als gevolg van dit economisch handelen, maar ik kan niet sturen op de economie, want dat is aan mijn collega van EZ", dan ben ik wel een klein beetje het spoor bijster. Ik begrijp heel goed dat dit samen met de collega's van de minister wordt gedaan, maar mijn vraag aan de minister is dan: hoe gaat de minister er nu voor zorgen dat het migratiesaldo van 40.000 wordt teruggedrongen door daadwerkelijk aan de vóórkant te sturen op de vraag naar laagbetaalde arbeid? Ik hou niet van het woord "migratiesaldo", maar het is nu eenmaal een woord dat veel gebruikt wordt.

Minister Paul:

In alle eerlijkheid: dat ik hier geen antwoord op geef, heeft niets te maken met het feit dat ik slechts drie dagen op deze stoel zit. Het is mijn oprechte overtuiging dat je dat moet doen vanuit een gedeelde visie over hoe we dit land vormgeven, wat voor economie daarbij past en welke onderliggende keuzes daarvoor belangrijk zijn, kijkend naar de schaarse middelen en kijkend naar de schaarse ruimte, inclusief de schaarse stikstofruimte, en alle aspecten die onze samenleving, economie en arbeidsmarkt vormgeven. Het is dus geen flauwigheid van mijn kant dat ik daarop niet zou willen antwoorden. Dat staat nog los van het feit dat ik een hoop dingen nog niet weet, want daar moet ik me oprecht nog beter in verdiepen. Het gaat erom dat dit iets is wat je doet vanuit een gedragen kabinetsstandpunt en dat is heel lastig voor een demissionair kabinet met twee partijen. Volgens mij doen zij hun stinkende best, maar we moeten daarbij ook roeien met de riemen die we hebben. Het antwoord daarop blijf ik u dus schuldig, maar dat komt niet door mijn onervarenheid of prille start, maar door het feit dat dit oprecht aan een nieuw kabinet is. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we die keuzes blijven maken. Wat ik in ieder geval vanuit mijn huidige verantwoordelijkheid kan zeggen, is dat ik zie dat er op allerlei plekken een schaarste is aan mensen en aan kennis en kunde. We moeten er dus op een slimme manier voor zorgen dat de kennis en kunde die we nodig hebben, nog steeds Nederland binnenkomt, dat we de mensen goed weten te ontvangen en op een goede manier aan de slag kunnen laten gaan. Tegelijkertijd moeten we de uitwassen, die we ook signaleren, aanpakken. Dat is de tweede kant van de medaille. Dat zit vaak bij kwetsbare mensen en de lager betaalde arbeid. Vaak gaat het daarbij ook om een combinatie, waarbij aan het werk gaan in Nederland is gekoppeld aan het krijgen van een woning. Met andere woorden: zodra het werk stopt, heb je ook geen dak meer boven je hoofd. In dat soort situaties moeten we erbovenop blijven zitten en de uitwassen aanpakken. Mevrouw Patijn mag van mij verwachten dat ik daar echt volle bak mee aan de slag ga, demissionair of niet, want die problemen zijn niet demissionair.

Voorzitter. Ik ga door met een vraag van mevrouw Podt.

De voorzitter:

Voordat u die vraag beantwoordt, moet ik mevrouw Podt verontschuldigen. Zij moest ook aanwezig zijn bij een andere vergadering. Het is dus geen desinteresse. Gaat u verder.

Minister Paul:

Dat zei mevrouw Podt ook aan het begin. Ik heb zelf in de Kamer gezeten. Ik weet dat het af en toe schipperen is. Desalniettemin zal ik haar vraag beantwoorden. Die ging over de veiligheid van arbeidsmigranten. Zij stelde die vraag ook naar aanleiding van het rapport van de OVV, de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dat hebben we vorige week ontvangen. We zullen het rapport zorgvuldig bestuderen en daarna inhoudelijk op de aanbevelingen reageren. Voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het essentieel dat iedereen kan rekenen op gezond en veilig werk — dat geldt juist voor de extra kwetsbare groepen zoals laagbetaalde arbeidsmigranten, die vaak ook minder mogelijkheden hebben en minder mondig zijn — zodat men kan opkomen voor zichzelf. De Kamer mag deze reactie voor het einde van dit jaar tegemoetzien.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Met als eerste verzoek om inderdaad coulant te zijn en iets meer ruimte te geven voor interrupties.

De voorzitter:

Bij dezen. U begint nu met uw derde interruptie.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ja. Misschien mag ik er straks dus iets meer dan vier hebben, want anders krijg ik mijn vragen niet gesteld, en daar vind ik dit debat te belangrijk voor.

Ik heb het niet eerder in mijn eigen inbreng aangegeven, maar u verwijst naar het OVV-rapport. Eén van de dingen die wellicht kunnen helpen, is het bouwplaats-ID. Daarover zijn eerder in deze Kamer twee moties aangenomen. Ik zou er heel graag op willen aandringen daar wat voortgang mee te maken. Misschien is het een vraag waar u straks in de tweede termijn op terugkomt. Excuus, voorzitter. De vraag is wat de miníster op dat vlak kan doen.

Minister Paul:

Die moties zijn mij inderdaad bekend. Volgens mij komen we voor het einde van het jaar terug op de vraag hoe we daar al dan niet uitvoering aan kunnen geven. Ik weet in ieder geval dat dit bij de uitvoering op nogal wat uitdagingen stuit, maar we komen daarop terug. Dat nemen we daarin mee.

Mevrouw Podt vroeg hoe we ervoor gaan zorgen dat werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen voor zaken als veiligheid en scholing in taal. Taalvaardigheid is inderdaad enorm belangrijk. Die zorgt ervoor dat de veiligheid op de werkplek verbetert, maar maakt het ook mogelijk dat een goed gesprek kan worden gevoerd met de huisarts, op school of op de school van de kinderen. In mijn vorige portefeuille heb ik ervaren dat de basisvaardigheden van kinderen ongelofelijk belangrijk zijn en één van de speerpunten zijn, maar dat geldt ook voor een leven lang ontwikkelen en voor specifieke aandacht voor het terugdringen van laaggeletterdheid. Daarmee zullen we dus aan de slag blijven. Zoals aangegeven in de brief van 28 mei 2025 over sociale inbedding, zet ik in op een breed pakket om taalvaardigheid te stimuleren. Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat werkgevers hun verantwoordelijk daarin nemen. Een goede plek om afspraken te maken over onder andere taalonderwijs, zijn inderdaad de cao's.

Voorzitter. Een andere vraag van mevrouw Podt gaat over de veiligheid: hoe kunnen we ervoor zorgen dat werkgevers te allen tijde hun verantwoordelijkheid daarvoor blijven nemen? Het is evident dat werkgevers die verantwoordelijkheid dragen en moeten dragen. Laat ik ook dit zeggen. We voeren dit debat om misstanden en problemen te bespreken. Dat is inherent aan ons werk, maar ik hecht er ook aan om te zeggen dat het gelukkig op heel veel plekken wel goed gaat en dat veel bedrijven en werkgevers hun verantwoordelijkheid wel nemen. Het is inderdaad cruciaal dat we daar waar dat niet gebeurt, stevig handhaven. De inlenende werkgever moet ervoor zorgen dat maatregelen worden genomen. Denk daarbij aan de risico-inventarisatie en -evaluatie, de RI&E, en het daarbij horende plan van aanpak dat dit adresseert, opdat het werk veilig uitgevoerd kan worden. De uitzender heeft ook een zorgplicht en dient de werknemer in ieder geval op de hoogte te stellen van de risico's op de werkplek. Dit is iets waar de Arbeidsinspectie heel strak op toeziet en op handhaaft. Misschien is het ook goed om te vermelden dat het wetsvoorstel over de dubbele meldplicht bij de Tweede Kamer ligt. Hierdoor krijgt niet alleen de inlenende werkgever, maar ook de uitlener bij een ernstig of dodelijk ongeval een meld- of vergewisplicht.

Een volgende vraag van mevrouw Podt is wanneer het onderzoek naar geweld onder arbeidsmigranten kan worden verwacht. Het onderzoek is aanbesteed en zal door het WODC worden uitgevoerd. De resultaten worden richting de zomer van 2026 verwacht. Mevrouw Podt refereerde er inderdaad al aan dat dit best wel even heeft geduurd. Door de samenwerking tussen het ministerie van SZW en JenV, of wellicht het gebrek aan samenwerking, heeft het wat langer geduurd. Het was ook zoeken naar de goede aanpak. Ik kan er niks aan veranderen dat we iets vertraging hebben opgelopen, maar ik ben blij dat dit nu van start is gegaan. De resultaten kunnen we tegen de zomer van volgend jaar tegemoetzien en zullen dan ook met de Kamer worden gedeeld.

Mevrouw Podt vroeg mij verder of ik bereid ben om samen met de collega's van VWS en van BZK en met de Straatdokters het afsluiten van een zorgverzekering via de RNI te onderzoeken. Misschien is het goed om te benoemen dat arbeidsmigranten in Nederland zich in het kader van de Zorgverzekeringswet kunnen verzekeren als — ik quote nu even — "zij aan loonbelasting onderworpen zijn". Dat kunnen zij aantonen door hun loonstrookje te laten zien. Ook arbeidsmigranten die zijn geregistreerd in de Registratie Niet-Ingezetenen kunnen zich verzekeren. Ze moeten dan wel een adres opgeven. Dat adres mag overigens ook een buitenlands adres zijn. We zien dat een groep arbeidsmigranten nu niet verzekerd is of onderverzekerd raakt. Dat is volgens mij de zorg van mevrouw Podt, en die deel ik. Gelet daarop, kijkt mijn collega van VWS naar een aanpak om onverzekerdheid, ook onder arbeidsmigranten, tegen te gaan. Dit ligt dus inderdaad bij de collega van VWS. Wat SZW in ieder geval zal doen, is de suggestie om met de Straatdokters in gesprek te gaan, delen met de collega's van VWS, zodat ook zij daar de netten kunnen ophalen.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Dan ga ik toch een klein beetje gemeen zijn tegen deze nieuwe minister, want ik vraag mij dan wel af hoe die onverzekerdenaanpak eruitziet als zo vreselijk veel bezuinigd wordt op de verzekering van mensen die deze nu niet hebben. Maar laten we focussen op wat hier voorligt. In de schorsing heb ik nog even contact gehad met de Straatdokters. Zij zeggen eigenlijk simpelweg: bij de mensen die wij zien, gebeurt dit nooit. Het is dus heel fijn dat het kan, maar de informatievoorziening is gewoon heel slecht. Het staat niet op de site van de overheid en het staat niet op de site van de geschillencommissie. Het gaat dus om de uitleg en de informatie, maar het gaat er ook om dat we ervoor zorgen dat het in de praktijk daadwerkelijk gebeurt. Dat vergt gewoon dat het moment van de RNI-registratie beter wordt benut en dat ook echt wordt gekeken naar de situatie waarin mensen zitten. Nu wordt gezegd: dat kan door het laten zien van een loonstrookje. Dat is heel leuk, maar dat is niet de situatie van heel veel arbeidsmigranten. Ook wordt gezegd "je kunt een adres aanleveren", maar ook dat is niet de situatie van veel arbeidsmigranten. En dat is problematisch. Het is mooi dat de minister het gesprek aangaat met de Straatdokters. Ik kan me zomaar voorstellen dat ik de minister daar in het uiteindelijke tweeminutendebat hierover wellicht nog wat toe aanspoor.

Minister Paul:

Ik vind het geen gemene vraag. Je moet dingen in alle scherpte kunnen benoemen. Twee punten. Ik denk dat het belangrijk is dat we in ieder geval de suggestie overnemen en dat VWS in gesprek gaat met de Straatdokters. Het tweede punt, van de informatievoorziening, is een heel terecht punt. Dat geldt natuurlijk in den brede voor heel veel regelingen die we hebben om mensen te helpen bij hun bestaanszekerheid: die schieten vaak hun doel voorbij doordat de mensen voor wie ze bedoeld zijn, er niet van weten. De toegankelijkheid, de bereikbaarheid en de communicatie daarover zijn dus ongelofelijk belangrijk. We nemen dit punt dan ook nadrukkelijk mee, ook bij de verdere uitwerking van de RNI's en bij de bredere informatievoorziening, zodat de mensen die hiervan moeten weten, er ook van kunnen weten. Dat is een terecht punt.

Ik ga door met een vraag van mevrouw Saris, volgens mij naar aanleiding van een motie van mevrouw Saris en de heer Ceder. Als ik de vraag even mag samenvatten: minister, ga kijken hoe we dat wat we vragen, kunnen verbreden en met name kunnen versnellen. Ik meen dat mevrouw Saris vooral op de versnelling doelde. Ik snap die gedrevenheid, die wens om tempo te maken heel goed. Ik vind het ook belangrijk om het volgende te melden. Ik kan dat rustig melden, want ik heb daar part noch deel aan gehad. De credits zijn dus voor mijn voorganger en mijn ambtenaren, die wat dit betreft echt meters hebben gemaakt en die ook op dit moment hard aan de bak zijn. Zelf neem ik samen met de staatssecretaris van BZK op korte termijn al actie om misstanden bij het RNI-loket tegen te gaan. Zo wordt het aantal RNI-loketten waar derdelanders zich kunnen inschrijven, vanaf 1 januari teruggebracht naar drie loketten. Dat noemde ik al even in mijn inleiding of misschien in antwoord op een andere vraag. Op deze manier kunnen wij de expertise, de middelen en de systemen de nodig zijn, borgen. Parallel hieraan wordt aan een vervolgaanpak gewerkt, waarbij we andere maatregelen onderzoeken, zoals het geheel uitsluiten van derdelanders bij RNI-loketten. Eerder heeft mijn voorganger in reactie op Kamervragen van de leden Omtzigt en Boomsma al aangegeven waarom er ernstige twijfels zijn over de uitvoerbaarheid van sommige van de door NSC voorgestelde maatregelen. Maar suggesties voor aanscherpingen kan ik meenemen in de vervolgaanpak. Daarbij is het wel belangrijk te melden dat ik mij wil beperken tot de wet- en regelgeving die het meest effectief en haalbaar is, ook gezien alle inspanningen die daarmee gemoeid zijn en het tijdpad dat je moet doorlopen om überhaupt tot effectieve en uitvoerbare wetgeving te komen.

Mevrouw Saris vroeg mij verder …

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, minister, een interruptie van mevrouw Saris.

Mevrouw Saris (NSC):

Dank u wel voor het antwoord. Ik heb een verduidelijkende vraag aan de minister. U gaat terug van negentien naar drie loketten. Betekent dit dat de middelen die voorheen over negentien loketten werden verdeeld, nu over drie loketten worden verdeeld? Of zit daar stiekem een bezuinigingsslag achter?

Minister Paul:

Nee, het is geen bezuiniging. Het is niet het stiekem doorvoeren van een bezuiniging. Het doel is juist: de loketten die we in de lucht houden goed equiperen, beter investeren in de kennis en kunde van de medewerkers die daar aan de slag gaan, en ervoor zorgen dat de systemen die we gebruiken optimaal worden ingezet. Maar het is geen bezuiniging. In deze tijden is het ook weleens fijn om dat te kunnen melden.

Voorzitter, als dat mag, ga ik door met een vraag van mevrouw Saris. Zij vraagt mij om met de ketenpartners in gesprek te gaan over de opvang van dakloze EU-burgers en wanneer de Kamer hier een terugkoppeling over krijgt. Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota kenbaar gemaakt de opvang van kwetsbare EU-burgers tot en met 2028 voort te zetten en uit te breiden. Bij die opvang worden mensen geholpen om terug aan het werk te gaan of om terug te gaan naar het land van herkomst. De bedoeling is natuurlijk dat we die mensen helpen, want het zijn over het algemeen kwetsbare mensen. Maar daarmee willen we ook verdere overlast op straat voorkomen. Momenteel bespreken we met de VNG welke steden hieraan gaan deelnemen en hoe we dit precies gaan inrichten. Daar hoort inderdaad een goede monitoring bij. Mevrouw Saris vroeg daarnaar. Hoe dit er precies uit gaat zien, wil ik graag nog even openlaten, want dat hangt ook van de gesprekken af die we momenteel voeren. We zullen de Kamer hierover informeren in de jaarlijkse brief over arbeidsmigratie. Zij ontvangt daarover in ieder geval een brief voor het einde van het jaar. Nou, voor het einde van het jaar gaan een hoop brieven naar uw Kamer!

Mevrouw Patijn had een vraag over de financiering van de scholen waar kinderen van arbeidsmigranten onderwijs volgen. Op 1 september heb ik als voormalig staatssecretaris van OCW de vragen van mevrouw Patijn en mevrouw Haage beantwoord over de financiering van scholen in het kader van de achterstand van kinderen van Europese arbeidsmigranten. Ik zei het net al in een ander verband: ik vind het nooit een goed idee om op de stoel van een ander te gaan zitten, en zeker niet op de stoel van mijn opvolger bij OCW. Dit is wel belangrijk: de financiering van scholen in het kader van onderwijsachterstanden ligt echt bij OCW. De maatregelen in het ibo zijn aanvullende maatregelen waarvoor middelen beschikbaar gesteld moeten worden. Van OCW heb ik begrepen dat deze middelen op dit moment niet beschikbaar zijn. Het wordt dus heel ingewikkeld om die aanvullende maatregelen te nemen, tenzij er ruimte wordt gevonden. Maar ik weet dat die ruimte er door de bezuinigingen die de afgelopen periode op OCW hebben plaatsgevonden, eigenlijk niet is. Dat is dan wellicht aan een volgend kabinet.

Ik ga door naar een volgende vraag van mevrouw Patijn: waarom vordert de Arbeidsinspectie van werkgevers geen nabetaling van het minimumloon? Bij betaling onder het minimumloon moet de werkgever binnen vier weken het loon doorbetalen. Zo is het formeel. Als de werkgever dat niet doet, kan de Arbeidsinspectie een last onder dwangsom opleggen met als eis alsnog na te betalen. Het stelsel is zo ingericht dat de werknemer zelf een civiele procedure moet starten als de werkgever dat alsnog nalaat. Ik snap dat dat ingewikkeld is. Volgens mij is de vraag van mevrouw Patijn mede daardoor ingegeven. We verkennen nu of bij onderbetaling de bewijslast omgedraaid kan worden. Dat maakt het voor de Arbeidsinspectie en voor de werknemer makkelijker om onderbetaling aan te tonen als de administratie van de werkgever onvolledig is. We verwachten de verkenning de komende maanden af te ronden.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ja. Eigenlijk twee, maar dan doe ik ze gewoon in tweeën. Om met het laatste te beginnen. In de Volkskrant zegt de Arbeidsinspectie: wij doen dat gewoon niet; die last onder dwangsom wordt ook niet opgelegd. Zo lijkt het gezegd te worden in de Volkskrant. Mijn eerste vraag in dat opzicht is: is dat een verkeerde interpretatie van wat daar staat? Of misschien concreter: hoe vaak wordt zo'n last onder dwangsom dan uiteindelijk opgelegd, zodat die nabetalingen wel komen? Want uit wat Fairwork heeft neergelegd, blijkt dat in ieder geval niet een van die onderzoeken ertoe heeft geleid dat mensen nabetalingen kregen.

De tweede. Die verkenning duurt al een tijdje. Ik zou erop willen aandringen om die verkenning zo snel mogelijk af te ronden, of in ieder geval vóór het volgende arbeidsmigratiedebat dat we hebben, zodat we ook kunnen kijken hoe we kunnen komen tot wetgeving. Als het zo moeilijk is, of gewoon onmogelijk blijkt te zijn voor de Arbeidsinspectie om dit uit te voeren, dan denk ik dat er héél erg veel haast gemaakt moet worden met die wetgeving.

Minister Paul:

Dan begin ik bij die eerste vraag. Hoe dat precies is gegaan bij de Arbeidsinspectie weet ik niet, maar dit was niet geheel de juiste weergave van zoals het in de praktijk is. De Arbeidsinspectie legt die last onder dwangsom wel degelijk op. Ik heb begrepen dat het gaat om tientallen per jaar en dat dat stijgende is. Dus dat middel wordt wel degelijk ingezet.

Dan die verkenning. Ik begrijp het ongeduld; dingen moeten ook niet eindeloos duren. Maar wat ik heb aangegeven is dat we die de komende maanden, en wat mij betreft voor het einde van het jaar, afronden. We gaan ons uiterste best doen om ervoor te zorgen dat we, voordat dat volgende arbeidsmigratiedebat er is, de bevindingen naar de Kamer hebben gestuurd.

Dan ga ik door naar het laatste blokje, dat met name ging over uitleen. Ik begin met een vraag van mevrouw Podt, die ging over de Wtta en de moties en amendementen die zijn ingediend. Eigenlijk vroeg mevrouw Podt mij om een soort van stand van zaken. Conform de toezegging informeer ik uw Kamer uiterlijk aan het eind van dit jaar over de stand van de invoering van de Wtta. Ik zal dan ook verder ingaan op de aangenomen moties. Voor wat betreft de implementatie van de wet: daar heb ik volgens mij al twee keer een oproep voor gedaan, dus dat ga ik niet nog een keer doen. Maar ik denk dat we samen zullen moeten kijken hoe we de senatoren ... En dat ligt dan meer bij uw Kamer dan bij mij, want ik heb met gepaste afstand en respect te dealen met wat de senatoren besluiten. Maar u kunt natuurlijk uw collega's in de Eerste Kamer warm aansporen om deze wet met voorrang te behandelen. Mevrouw Saris had vervolgens een vraag over een halfjaarlijkse rapportage ... O, ik heb een laatste stand van zaken. Onze wens wordt verhoord: op 7 oktober wordt deze wet behandeld, dus dat is mooi. Dan gaan we daarmee aan de slag. Heel mooi, ja. Ik kijk ernaar uit. Volgens mij heeft de Tweede Kamer dan verkiezingsreces. Maar goed, voor het kabinet loopt het door.

Ik ga door naar een vraag van mevrouw Saris over een mogelijke halfjaarlijkse rapportage over toelatingen, weigeringen, sancties van de Wtta, en over hoe ik hiertegen aankijk. Tijdens de behandeling van de Wtta in uw Kamer is toegezegd dat de Kamer periodiek wordt geïnformeerd over de stand van de uitvoering. Onderdeel hiervan zijn ook cijfers over het aantal toelatingen, weigeringen en sancties. De beoogde frequentie van deze rapportage is op dit moment gesteld op één keer per jaar. Ik vind dat ook belangrijk, want we kunnen natuurlijk die frequentie van de rapportage opvoeren, maar ik hecht eraan dat we veel meer ... Want het zal door dezelfde mensen gedaan moeten worden en ik heb liever dat die mensen zich bezighouden met de uitvoering en het concreet realiseren van maatregelen dan dat we de frequentie van die rapportage opschroeven. Ja, dat dus. Dat is zoals het er nu voorstaat.

Mevrouw Saris had nog een andere vraag, of het mogelijk is om in het vierde kwartaal van 2025 het sectoraal uitzendverbod af te ronden. Een uitzendverbod is bedoeld voor sectoren waar aantoonbaar sprake is van wijdverspreide en stelselmatige misstanden. En waar we onvoldoende verbetering zien hè, want daarom willen we dat. Ik maak tempo met het uitwerken van het verbod, maar de realiteit is dat uitwerken tijd kost en ook zorgvuldig moet gebeuren. De gemiddelde doorlooptijd van goede wetgeving is twee tot tweeënhalf jaar, en de voorbereiding om tot zo'n verbod over te gaan, kost naar ik heb begrepen ongeveer een jaar. Dat is dus voordat het verbod in kan gaan. Maar weet dat ik dit serieus neem en dat ik tempo maak, en ook doorpak op de werkzaamheden van mijn voorganger.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Saris.

Mevrouw Saris (NSC):

Ja. Ik ben het helemaal eens met minister Paul als ze zegt: ik heb liever handen in de uitvoering dan handen aan rapportages. Maar de insteek die ik hiermee beoogde is: als we er strak bovenop zitten, dus weten wat er speelt en vandaaruit ook strak kunnen sturen om echt misstanden aan te pakken, dan moeten we dat inzetten. Maar ik ben het wel eens met wat u zegt ...

De voorzitter:

Met wat de minister zegt.

Mevrouw Saris (NSC):

O, voorzitter, u heeft helemaal gelijk. Dus: handen in die uitvoering. Maar ik hoop echt dat u daarbovenop zit, dat u echt ...

De voorzitter:

Mevrouw Saris ...

Mevrouw Saris (NSC):

... die aanpak pakt — minister, via de voorzitter.

De voorzitter:

Ik zit nergens bovenop, mevrouw Saris.

Minister Paul:

Ja. Deze minister zit erbovenop. Dat mag u van mij verwachten, dat zal ik ook doen. Kijk, wat ik zojuist zei over de beperkte capaciteit en de mensen met de kennis en kunde zo slim mogelijk inzetten, is volgens mij wat we moeten doen. Tegelijkertijd, zeker wanneer je met nieuwe dingen start, mag u van mij en mijn collega's op het ministerie verwachten dat we daarbovenop zitten. Mocht in de toekomst blijken dat een hogere frequentie gewenst is, ook vanuit ons perspectief bezien, om te kunnen bijsturen, om aanvullende maatregelen te treffen, dan zullen we dat niet nalaten. Maar ook vanuit eerdere ervaringen binnen andere domeinen weet ik dat het goed is om in te zetten op zo veel mogelijk mensen in die uitvoering, gewoon om dingen voor elkaar te krijgen, en ook om het hele systeem en de processen die lopen tijd te geven. Ik bedoel: je kunt bij wijze van spreken maandelijks rapporteren — mevrouw Saris vraagt dat niet, maar dat zou je kunnen doen — maar dan heb je ondertussen heel weinig voortgang geboekt, zo is mijn ervaring. Dus volgens mij delen we het doel. We gaan ervoor zorgen dat dit goedkomt.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie nog een vraag van mevrouw Patijn, want zij heeft er nog een.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik heb zitten sparen, voorzitter. Nog even over de middelen die niet beschikbaar zijn in de begroting voor de scholen die met veel arbeidsmigranten te maken hebben. In de beantwoording die we hebben gekregen van de minister van OCW — dat was de rol die de minister hiervóór had — staat dat in de criteria die gesteld gaan worden aan de financiering, zal worden gekeken hoe deze groep geholpen kan worden, maar ook dat er kennismigranten tussen zitten en dat die koppeling heel ingewikkeld is. Ik zou willen vragen aan deze minister of ze bereid is om vanuit haar nieuwe rol toch wat extra aan te dringen, om die criteria juist wel mee te nemen en zwaarder te laten wegen in de financiering. Dit omdat de problemen die bijvoorbeeld heel veel Haagse scholen hebben op dit moment, echt heel erg hoog aan het oplopen zijn. Het zou helpen als u daar nog extra aandacht voor wil vragen, want zoals het nu in de beantwoording staat, lijkt het mij te zwak.

Minister Paul:

Ik zeg het maar eerlijk: ik ga dat niet doen. Dat heeft alles te maken met het feit dat ik weet dat de kennis en kunde op het ministerie van OCW aanwezig zijn om hierin verantwoorde keuzes te maken, en daarin ook scherpe keuzes te maken ten aanzien van enerzijds de uitdagingen die er zijn en anderzijds de middelen die ervoor beschikbaar zijn. Dus ik heb er alle vertrouwen in dat ook dit punt daar op de juiste manier opgepakt gaat worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan wij meteen door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Nou, voorzitter, die mag wat mij betreft heel kort. Ik wil de minister complimenteren met haar eerste debat. Zij heeft dat volgens mij goed gedaan en ik heb er alle vertrouwen in. Ik wil wel graag een tweeminutendebat aanvragen. Ik ga nog heel even puzzelen op wat ik precies ga doen, maar ik denk inderdaad dat die precieze vragen van de Straatdokters het verdienen om op een goede manier in het beleid terecht te komen. En ik denk dat de minister en ik het nog niet helemaal eens zijn over het salariscriterium, dus daar ga ik wellicht ook nog wat mee doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan gaan we luisteren naar mevrouw Martens-America.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter, dank. Ik sluit mij aan bij de woorden van mijn voorganger. Fijn ook zo'n aftrap aan beide kanten. De VVD maakt zich nog steeds zorgen over het looncriterium dat we gaan aanscherpen in, bijvoorbeeld, de ETK-regeling, maar ook over het afnemende draagvlak voor de expatregeling. Die houdt een ecosysteem in stand waar wij op dit moment eigenlijk op draaien in de nieuwe economie. Ik zal daar ook voorstellen voor gaan indienen. Ik ben blij dat er een tweeminutendebat is aangevraagd.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik ben blij van de minister te horen dat ze de ingeslagen weg niet gaat stopzetten of gaat terugdraaien. Dat stemt hoopvol. Ze gaf aan dat ze het sturen op de economie en wat daaraan moet gebeuren, eigenlijk aan het volgende kabinet vindt. Ik begrijp dat wel, maar ik wil erop aandringen het denken daarover niet stop te zetten. Dus ik hoop dat die opdracht in ieder geval bij het ministerie ligt. Die omgekeerde bewijslast, daar blijf ik toch wat scherper op. Ik ga er in ieder geval over nadenken of ik daarover met een motie wil komen, om daar de vaart in te houden. U heeft aangegeven dat er een verkenning is, maar daarmee is er nog geen wetgeving. Dat baart mij wat zorgen, want er moet wel vaart gemaakt worden.

Ten aanzien van de kinderen van arbeidsmigranten: nou ja, ik heb gehoord dat u hebt gezegd dat u dat niet gaat doen, dat u niet in overleg gaat met uw collega van OCW. Ook daar zullen wij kijken hoe we dat op een andere manier toch voor elkaar kunnen krijgen, want ik denk dat het echt heel belangrijk is dat daar meer aandacht voor komt.

Tot slot, voorzitter, heeft de minister aangegeven dat er snel een reactie komt op de motie over het bouwplaats-ID. Daar zitten we vrij lang op te wachten. Ik zou die wel wat eerder willen hebben dan het einde van het jaar, dus ik zou graag willen verzoeken om die bijvoorbeeld voor het einde van het verkiezingsreces te kunnen ontvangen, om te kijken of er nieuwe maatregelen nodig zijn om ermee aan de slag te gaan. Verder wil ik de minister hartelijk danken en complimenteren met haar bijdrage aan dit debat.

De voorzitter:

Ten slotte mevrouw Saris.

Mevrouw Saris (NSC):

Ja, voorzitter, dank u wel. Ik wil ook de minister complimenteren voor de antwoorden en de prettige wijze van beantwoording van de vragen van de zijde van de Kamer. Zoals ik al aangaf: het gaat niet alleen over regels omtrent arbeidsmigratie, maar ook om welke economie wij als samenleving willen zijn. Voor Nieuw Sociaal Contract is het belangrijk dat wij minder afhankelijk zijn van buitenlandse inhuur, dat er een harde aanpak is van misstanden en dat onze taal de norm is op de werkvloer. Arbeidstekorten mogen wat ons betreft geen excuus zijn voor uitbuiting. Daarom pleiten wij ook voor een gerichter en selectiever beleid, met ook minder privileges voor expats. Het aantal fiscale voordelen dat zij hebben, is ontwrichtend op veel gebieden, zoals bijvoorbeeld de huizenmarkt. Kijk bijvoorbeeld maar eens in de regio Brabant.

Ik wil verder aangeven dat ik blij ben dat de minister actief bezig is met de RNI en het bsn, om die te sluiten voor misbruik. Daar moet echt worden ingegrepen, anders blijven er gewoon te veel mensen onder de radar. Het terugbrengen van arbeidsmigratie is ook het verhaal van die bestaanszekerheid, want als uitbuiting loont, worden de lonen weggerukt en komen mensen die ook hard werken, met hun woonlasten in de knel.

Voorzitter, dank u wel. Ik wens de minister alle succes bij het vervolg.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kunnen we meteen door met de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Paul:

Voorzitter, dank u wel. En dank aan de leden voor hun warme woorden en constructieve bijdragen aan dit debat. Ontzettend fijn om het op deze manier met elkaar over dit belangrijke thema te hebben. Ik zou richting mevrouw Patijn willen zeggen dat we voor de concrete vraag over het bouwplaats-ID ons best doen om daarop voor 1 november terug te komen. Ik realiseer me dat dat al lang loopt. In algemene zin zou ik willen zeggen, met name richting mevrouw Patijn die dit aanstipte maar ook richting uw Kamer in brede zin, dat ook daar waar ik verwijs naar een toekomstig kabinet, dat voor mij niet betekent dat ik dan achteroverleun en daar verder niets aan doe. Integendeel, het denken staat nooit stil; niet bij mijn collega's op het ministerie, noch bij mijzelf. Daar waar wij actie kunnen ondernemen, zullen we dat doen. Maar daar waar fundamentele discussies en keuzes nodig zijn, is dat aan een volgend kabinet; dat zult u begrijpen. Dat lijkt me ook alleen maar fair. Daar zou ik u dus voor willen bedanken, en ook u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank aan de minister. Dan gaan we richting het einde van dit debat. Maar voordat ik het debat afhamer, lees ik eerst een zestal toezeggingen van de minister voor. Zij had al aangegeven dat er een hoop post deze kant op gaat komen. Nou, dat is inderdaad het geval.

  • Allereerst: de kabinetsreactie op het ibo komt voor het einde van dit jaar naar de Kamer.
  • Voor het einde van het jaar stuurt de minister haar reactie op het OVV-rapport aan de Kamer.
  • Voor het einde van het jaar, voor 1 november, komt de minister schriftelijk terug op de motie over het bouwplaats-ID. Dit is een toezegging aan het lid Patijn.
  • De resultaten van het onderzoek naar geweld bij arbeidsmigranten worden in de zomer 2026 verwacht en gedeeld met de Kamer. Dit is een toezegging aan het lid Podt.
  • De minister informeert de Kamer voor het einde van het jaar over de aanpak van dakloze arbeidsmigranten. Dat is een toezegging aan het lid Saris.
  • Ten slotte: de verkenning of de bewijslast voor onderbetaling omgedraaid kan worden, wordt binnen enkele maanden afgerond en aan de Kamer gestuurd. Voor het einde van het jaar zelfs.

Minister Paul:

Vóór het volgende debat over arbeidsmigratie.

De voorzitter:

Ja. Correctie: vóór het volgende debat over arbeidsmigratie. Dan nog een vraag van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Even op dit punt. Ik vind dit wel een heel ruim begrip, want dat kan dan ook zomaar juni volgend jaar zijn. Dus iets gerichter zou ik fijn vinden.

De voorzitter:

Kan dit iets strikter, vragen wij aan de minister.

Minister Paul:

Kijk, die verkenning zal ergens tegen het einde van het jaar worden afgerond. Daar moeten we dan ook het nodige mee doen. Vervolgens verwacht ik dat dat debat in januari of februari zal plaatsvinden. We zorgen ervoor dat het daarvóór bij de Kamer komt. Met andere woorden, stel dat onverhoopt ... Uiteindelijk gaat uw Kamer over de agenda, dus ik verwacht niet dat dat debat pas in juni plaatsvindt. Maar stel dat dat überhaupt wat later zou zijn, dan streven wij ernaar dat dat in januari — ik kijk nu even rond, want misschien doe ik nu wel een toezegging die ik niet waar kan maken — naar de Kamer komt.

De voorzitter:

De toezegging is dat die in januari naar de Kamer komt. Dank aan de minister. De commissie gaat uiteindelijk over de planning van wanneer dit debat gaat plaatsvinden, dus dat kan dan mooi worden afgestemd.

Ten slotte is er een tweeminutendebat aangevraagd door het lid Podt. We gaan dit doorgeleiden naar de Griffie plenair. De vraag is of dat voor het verkiezingsreces gaat plaatsvinden, want het wordt een heel drukke agenda. Maar we geven het door aan de Griffie plenair.

Nog nabranders? Ik kijk nu links en rechts. Die zijn er niet. Dan dank ik de mensen op de publieke tribune voor hun aandacht, en de mensen die het debat op afstand hebben gevolgd via de stream. Ik sluit hierbij de vergadering.

Sluiting