Begrotingsonderdeel Sport en Bewegen
Opening
Verslag van een wetgevingsoverleg
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 december 2024 overleg gevoerd met de heer Karremans, staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, over BegrotingsonderdeelSport en Bewegen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Esmeijer
Voorzitter: Thiadens
Griffier: Heller
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Blaauw, Inge van Dijk, Van den Hil, Mohandis, Van Nispen, Paulusma, Saris en Thiadens,
en de heer Karremans, staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport.
Aanvang 16.18 uur.
Begrotingsonderdeel Sport en Bewegen
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2025 (36600-XVI);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 april 2024 inzake schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden (30234, nr. 389);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 april 2024 inzake advies van de Nederlandse Sportraad over het toekomstbestendig maken van organisatie en financiering van de topsport in Nederland "De opstelling aan de top" (30234, nr. 390);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 april 2024 inzake advies Nederlandse Sportraad: Nederland, sta op! (32793, nr. 747);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 juni 2024 inzake beleidsreactie op wettelijke evaluatie Nederlandse Sportraad (30234, nr. 391);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 juni 2024 inzake stand van zaken BOSA-regeling 2024 en ontzorgingstrajecten (29214, nr. 104);
- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 juni 2024 inzake wijzigingen van Bijlage I bij het Internationaal Verdrag tegen doping in de sport; Parijs, 19 oktober 2005 (30952, nr. 455);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 juni 2024 inzake beleidsreactie op het advies "De opstelling aan de top" (30234, nr. 393);
- de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 juni 2024 inzake verzamelbrief moties en toezeggingen sport en bewegen (30234, nr. 394);
- de brief van de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport d.d. 17 september 2024 inzake werkprogramma Nederlandse Sportraad 2025 (30234, nr. 395);
- de brief van de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport d.d. 27 november 2024 inzake afronding onderzoek verkeersveiligheid wielerwedstrijden (29398, nr. 1136).
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. Hierbij open ik de vergadering van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Sport en Bewegen.
Ik heet allereerst de staatssecretaris van VWS, de heer Karremans, van harte welkom in deze Kamer. Datzelfde geldt natuurlijk voor de aanwezige leden vanuit de Kamer, de heer Mohandis van GroenLinks-PvdA, de heer Blaauw van de PVV, mevrouw Saris van NSC, mevrouw Van den Hil van de VVD, mevrouw Paulusma van D66, de heer Van Nispen van de SP en mevrouw Van Dijk van het CDA. Tot slot heet ik de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op afstand volgen van harte welkom.
U heeft het indicatieve aantal minuten spreektijd voor de eerste en de tweede termijn gezamenlijk ontvangen. Met het oog op de tijd stel ik voor om vijf interrupties in de eerste termijn van de Kamer toe te staan en nogmaals vijf in de eerste termijn van de staatssecretaris. Mocht de tijd dit toelaten, zal ik proberen hier ruimhartig mee om te gaan.
Dan nog een opmerking vooraf. We hebben donderdag een grote brief met achttien stukken van de staatssecretaris ontvangen. Ik wil hem er vriendelijk op wijzen dat de termijn maximaal vijf dagen voor de start van het WGO is. Ik zie een mea culpa.
Dan gaan we nu snel beginnen en geef ik het woord aan de heer Mohandis ... O, excuus. De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een punt van orde. Ik wil er geen grote show van maken, maar we hebben dit overleg eerder staand gedaan. Dat is nu niet gelukt, maar het wordt een hele lange zit als we niet oppassen. Ik ga niet vragen om heel veel extra schorsingen, want dat past niet in de tijd. De heer Mohandis geeft al het goede voorbeeld door even te gaan staan. Ik wil aankondigen dat sommige mensen af en toe zullen gaan staan, want langdurig staan is ook niet goed. Het kan zijn dat mensen in het publiek dat doen, en dat ikzelf dat doe. Mensen kunnen zich hier vrij in voelen en dat betekent niet meteen een verstoring van de orde, zeg ik tegen de voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw opmerking vooraf. Ik zie het misschien ook als een waarschuwing. Dan geef ik nu met enige vertraging het woord aan de heer Mohandis van GroenLinks-PvdA.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Als ik hier had kunnen staan met een verhoogd spreekgestoelte, had ik dat meteen gedaan. Misschien is dat iets om over na te denken, maar dat is een andere discussie.
Dank voor het woord. Voordat ik inga op heel veel onderwerpen, wil ik aansluiten bij wat de voorzitter heeft gezegd over de stukken; ik noem het maar even de gele kaart. Ik vind het belangrijk dat we dit op tijd krijgen. Het is me gelukt om het allemaal door te pluizen. Ik had vanochtend nog een ander debat, het WGO Media. Het vraagt om een goede voorbereiding. Het is allemaal gelukt, maar ik zeg er gelijk bij dat het wel een uitdaging was. Maar goed, er is genoeg over gezegd. Laten we dat de volgende keer gewoon anders doen.
Voorzitter. Het is goed dat we met de staatssecretaris Sport — ik beperk me alleen tot zijn portefeuille Sport — spreken over sport en bewegen. Wat mij betreft is zijn portefeuille Preventie daarvan zeker niet los te denken. Ik vind het belangrijk om te beginnen met de ambities van deze staatssecretaris, want dat viel me op in de stukken die we donderdag nog hebben gekregen. De ambitie om het aantal kinderen dat beweegt omhoog te krijgen. Sprongetjes — kleine percentagesprongetjes noem ik dat dan maar even — in 2028, sportdeelname van mensen met een handicap, kinderen in armoede. Dit zijn allemaal uit het hart gegrepen, fantastische onderwerpen. Maar hoe gaat deze staatssecretaris dat realiseren? Ik verwijs naar de hele beweging die we nu in de sportsector zien. Als we het over de BOSA hebben — ik ga er allemaal uitgebreider op in — zou ik bijna zeggen "gevoelsmatig kachelt het achteruit en u wilt vooruit". Ik vind het heel bewonderenswaardig, maar het lijkt me ook best lastig met de financiële plaat waar u zelf voor heeft getekend. Het is dus een fantastische ambitie, maar hoe dan? Om nog maar niet te spreken over gemeenten die de komende jaren voor moeilijke keuzes komen te staan. Als deze staatssecretaris echt de ambitie zal hebben, zal er geïnvesteerd moeten worden. We weten namelijk al lang — we hebben dit in meerdere debatten vastgesteld — dat investeren in sport gezondheidswinst oplevert en op termijn de zorgkosten kunnen drukken. Dat vraagt om durf. Dat vraagt om het willen forceren van een trendbreuk, zodat we investeren in ruimte, in sportinfrastructuur, zodat sporten gewoon weer iets is dat als basis voelt, dat toegankelijk is en financieel geen drempel kent voor mensen om mee te kunnen doen. Investeren zorgt niet alleen voor een gezondere samenleving. Het brengt mensen ook bij elkaar, juist in een tijd waarin we allemaal wegtrekken in onze eigen bubbels.
Voorzitter. Voordat ik inga op de verschillende onderwerpen, wil ik een persoonlijke noot delen. Afgelopen zomer was ik met mijn gezin op vakantie in Portugal. Hartstikke leuk. Iedereen denkt: waar gaat dit naartoe? Het was voor het eerst dat we naar een zwembad gingen en dat papa een zwemdiploma had. Het zwembad was 2,5 meter diep. Ik zal u eerlijk bekennen dat ik alle zomers daarvoor altijd begon in het ondiepe en dan af en toe deed alsof het lukte, maar halverwege weer terugging naar het ondiepe. Mijn oudste twee kinderen daagden mij uit om van een soort duikplank af te springen in het diepe, een soort steigerachtig iets van 2,5 meter hoog. Het was best spannend. Het voelde als een bevrijding. Het voelde als wauw, als iets gaafs. Helemaal in het water en weer naar boven. Mijn oudste twee kinderen zeiden heel stoer en trots: papa, je kunt zwemmen, goed dat je dat voorbeeld hebt gegeven. Sorry voor mijn persoonlijke noot.
Ik ga gelijk door. Het behalen van een zwemdiploma is niet voor iedereen vanzelfsprekend. In Nederland kunnen steeds minder kinderen een zwemdiploma halen. Dat grijpt mij aan. Het is zo belangrijk dat we alles uit de kast halen om deze trend te breken. De rapporten stapelen zich op. Afgelopen zomer weer, in het vragenuur, bij de eerste confrontatie met de nieuwe bewindspersoon voor Sport, stonden we stil bij het nieuwe onderzoek van EenVandaag. Daarin staat bijvoorbeeld dat kosten steeds meer een afweging zijn om niet naar zwemles te gaan, niet alleen voor de lage inkomensgroepen, maar ook voor mensen met gewone banen, richting modaal. We zien dat de percentages niet de goede kant op gaan. Het zwembad komt steeds verder van huis af te staan, waardoor ook de fysieke toegankelijkheid ter discussie staat. Ook het Mulier-onderzoek heeft laten zien wat betaalbaarheid met zich meebrengt.
Als ik het heb over gewone inkomens, moeten we ons afvragen of iets dat publiek is in een waterrijk land, als zo ontoegankelijk moet worden ervaren. Moeten we op dat punt niet veel meer doen? Er zijn diverse voorstellen aangenomen het afgelopen jaar, of eigenlijk daarvoor al. Ik moet zeggen: dit jaar nog. Het lijkt alsof het het afgelopen jaar was, maar de laatste Sportbegroting hebben we in februari van dit jaar behandeld. Toen hebben we bijna Kamerbreed gezegd: we moeten de zwembaden overeind houden. Overeind houden betekent: ervoor zorgen dat ze een publiek doel blijven dienen, een handremprocedure inbouwen op het moment dat er te weinig zwemwater dreigt te zijn, zwembaden niet zomaar sluiten en een nationaal fonds om samen met gemeenten te kunnen ingrijpen als essentieel zwemwater dreigt te verdwijnen. Samen met de SP en anderen vroegen wij om scenario's uit te werken om te kijken welke rol de school kan spelen om zwemonderwijs verder in te richten. Ook vroegen we het kabinet om te garanderen dat kinderen uit arme gezinnen altijd toegang hebben tot het behalen van een zwemdiploma, ongeacht in welke gemeente ze wonen.
Ik moet bekennen dat het best moeilijk is om te duiden waar we nu staan. We kunnen nu met nieuwe voorstellen komen, maar ik kan me goed voorstellen dat die weer op zich laten wachten. Ik zal proberen om een paar voorstellen te doen. Die doe ik vanuit de ervaring van de afgelopen drie à vier maanden, waarin ik als stagiair zwembegeleider voor kinderen met een handicap heb mogen zien wat zwemmen qua toegankelijkheid werkelijk doet met kinderen met een beperking, maar ook met de ervaringen van ouders over de toegankelijkheid van zwembaden.
Laat ik beginnen met de tarieven. Kinderen met een handicap zwemmen vaak in kleinere groepen en doen er vaak langer over om een zwemdiploma te halen. Zij hebben vaak te maken met hogere kosten. Op zich is dat goed te verklaren. Maar we hebben in Nederland, bijvoorbeeld in het onderwijs, het principe dat passend onderwijs voor kinderen niet meer kost dan het reguliere onderwijs. We zien dat dat hier anders is. Ik wil dat even tot ons laten doordringen. We zeggen immers ook allemaal dat zwemmen geen "nice to have" is of alleen bewegen, maar dat het essentieel is voor de veiligheid. Ik zag bijvoorbeeld ook dat fondsen hier niet goed op inspelen. De ouders van kinderen met een handicap hebben recht op een vast budget per jaar, maar de zwemlessen zijn duurder. In de praktijk zie ik dat ouders waarvan wij de kinderen begeleiden, aangeven: "Het dekt de kosten gedurende negen á tien maanden, maar dan krijg ik twee maanden niets. Ik moet me dan uitschrijven, voordat het fonds het jaar daarop weer kan ingaan." Van dat type bureaucratie moeten we echt af. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.
Ik wil bij één punt langer stilstaan, namelijk bij het aantal zwembaden. Ik snap dat er in gemeenteland meer discussie is over zwembaden. We hebben recent Gulpen-Wittem gehad, maar er zijn er meer. Ik ga ze niet allemaal noemen, want dat creëert onrust. Je ziet dat er in gemeenteland volop discussie is over het overeind houden van zwembaden. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om in onderzoekende vorm eens na te denken over hoe een wettelijke zorgplicht — net zoals we die hebben voor de bibliotheek — kan werken. Waarom vraag ik dat? Toen ik afgelopen donderdag de stukken goed doorlas, las ik ergens in een paragraaf op een toezegging op een vraag van volgens mij collega Nispen dat er bij dit kabinet de bereidheid is om te komen tot een verkenning van een sport- en beweegwet. Als dat echt zo is, dan wil ik daar bijna een compliment voor maken. Ik hoor het graag in de termijn van de staatssecretaris. Mijn vraag is of zo'n wettelijke zorgplicht daarin kan worden betrokken.
Het is echt fantastisch om het enthousiasme te zien van alle belangenbehartigers, verenigingen en iedereen die zich betrokken voelt bij de sport en die dit debat volgt in deze zaal en in de zaal hiernaast. Ik roep hen op om mee te denken over zo'n beweegwet. Als we het wat meer met elkaar gaan vastleggen zonder het heel bureaucratisch te maken, wat zijn dan de minimale voorwaarden?
Eerder hebben we ook gesproken over de aanscherping van de Omgevingswet bij nieuwbouw. Volgens mij heeft NOC*NSF vorig jaar zelfs nog heel concreet bepleit om bij nieuwbouw te kijken naar een wettelijke norm voor de infrastructuur, zodat sport- en beweegruimte wordt gegarandeerd. Volgens mij ligt er zelfs een aangenomen motie van de SP. Volgens mij heet dat de "sportnorm".
Voorzitter. Ik kom gelijk op een ander punt, namelijk Uniek Sporten en het Fonds Gehandicaptensport. Zij roepen ons wederom op om te kijken naar centrale, toegankelijke loketten. Dit is een terugkerend onderwerp. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris. Ik krijg ook graag een reactie van de staatssecretaris op het verdwijnen van een stichting als Stichting Special Heroes Nederland. Zij maken meer dan 15.000 jongeren met een beperking blij met bewegen. Nu is voorgenomen om hen weg te bezuinigen. Ik kan dat niet helemaal rijmen met de kabinetsdoelstellingen. Dus ik krijg graag een reactie.
Dan kom ik nog even op één punt met betrekking tot zwemmen, namelijk de fondsen. Er ligt een amendement van de SP en het CDA om ook op korte termijn, dus komend jaar, extra geld uit te trekken voor het stutten van fondsen voor kinderen die alleen maar via een fonds uitzicht houden op een zwemdiploma of op zwemveilig zijn. Niet alle kinderen met een beperking kunnen dat diploma halen, maar zij kunnen wel zichzelf redden als ze maar genoeg les krijgen. We zien de wachtlijsten. Er wordt nu voorgesteld om een half miljoen bij te plussen voor komend jaar. Ik kijk ook naar alle partijen in de coalitie. Ik hoop echt dat we elkaar daar gaan vinden. Ik geef toe dat dit een voorstel voor de korte termijn is. Structureel moet er veel meer gebeuren, maar we kunnen nu ook heel veel wachtlijsten een beetje voorzien van lucht en zekerheid. Ik hoop dat we dat amendement breed kunnen aannemen.
Voorzitter. Ik kom op een ander punt, namelijk de staat van sportverenigingen. In de afgelopen twee jaar is daar al veel over gezegd in dit huis. Er zijn tal van rapporten verschenen. Ik beperk me tot de dit jaar aangenomen motie van ons, het CDA, SP en D66 om een meerjarige strategie voor sportverenigingen uit te werken. Ik lees nu dat de staatssecretaris daartoe bereid is. Sportverenigingen zijn ook hier vandaag weer massaal aanwezig en laten zich al twee jaar horen in de Kamer. Ik ben heel erg benieuwd op welke punten waar echt overeenstemming over is en waar geen verschillen zijn tussen Rotterdam en Groningen of tussen Maastricht en Den Helder, hij denkt dat we ze echt kunnen helpen. De analyse die hij donderdag naar de Kamer heeft gestuurd, is prima, maar — ik wil niet onaardig zijn — we wisten dat al. Het zal nu echt concreter moeten worden. Ik hoor heel graag wanneer dat gebeurt en of de staatssecretaris daar dan ook de laatste onderzoeken bij wil betrekken. Recent waren er nog een onderzoek van het Mulier Instituut over de betaalbaarheid en een uitgebreide rondgang van de RVVB over die betaalbaarheid. Dit was wederom een duidelijke noodklok om dat heel concreet met elkaar te gaan uitwerken. Ik weet dat er voorgesprekken zijn geweest met belangenbehartigers, maar wij willen nu ook echt boter bij de vis, in Q1 van 2025, wat mij betreft, als dat even lukt.
Dan heb ik gelijk ook een vraag over het Mulier Instituut. Daar wordt op bezuinigd in de meerjarige subsidietaakstelling. Waarom? Wilt u daarvoor ander onderzoek dat gewoon gedaan wordt in de plaats stellen, of bijvoorbeeld andere peilingen onderzoeken, van bijvoorbeeld de RVVB? Hoe moet ik dat rijmen? Wat gaat dat precies betekenen, wat gaan ze dan minder doen?
Dan de clubondersteuning. Er zijn veel zorgen over het feit dat die opeens is gestopt. Ik weet dat bijvoorbeeld RVVB een soort onlineplatform ontwikkelt. Ik ben even benieuwd naar wat dit nu betekent, als die clubondersteuning verdwijnt. Gaat u dan van andere soorten clubondersteuning gebruikmaken? Wat is nu precies de stand van zaken? Graag een reactie. En betrekken we de nieuwe vormen die worden ontwikkeld met belastinggeld — ik weet dat SZW ook heeft meebetaald aan dit online platform — hier ook bij? Of is dat gewoon weer weggegooid geld?
Ik heb over de visie van de sportverenigingen al veel gezegd. Wat ik belangrijk vind, is dat betrokkenen daarin verder worden gehoord. Maar belangrijker is de vraag of de staatssecretaris bereid is om verenigingsbestuurders, die hier vandaag ook zitten en die zelf wekelijks, maar ook dagelijks, alles op alles zetten om die verenigingen draaiende te houden in deze tijd, te gebruiken als klankbord, om hen te bevragen en erbij te betrekken. Het gaat erom er niet alleen maar vanuit een helikopterview naar te kijken, maar ze ook echt te betrekken in de oplossingen.
Dan BOSA. Ik snap echt niet hoe deze staatssecretaris, maar ook vooral het kabinet, de doelstellingen en ambities wil realiseren als we, waar we echt collectief een opgave hebben, het verduurzamen en onderhouden van sportaccommodaties, gaan bezuinigen. Er is een megaopgave. Honderden sportverenigingen staan as we speak in de wacht, en het geld is nu al op. Gaat u zelf maar kijken bij de BOSA-regeling; het geld is op. Volgend jaar opnieuw proberen. En we weten eigenlijk nu al, met de honderden die in de wacht staan, dat die regeling misschien na één week al leeg is getrokken. Dus ik ben echt benieuwd wat het alternatief is. Als de staatssecretaris zegt "DUMAVA", dan zeg ik: ik weet dat de DUMAVA nog niet helemaal — ik zeg het heel zacht — sportvriendelijk is. Dan is de vraag: bent u bereid om een apart bedrag te laten alloceren binnen DUMAVA, expliciet bestemd voor sport?
Over die ontzorgingstrajecten waar ook over wordt gesproken, vraag ik: hoe dan? Ook in de brief van het Nationaal Klimaat Platform wordt gezegd: werk het verder uit, ook met uw collega's van VRO en KGG, Klimaat en Groene Groei. Ik zou bijna willen zeggen: maak er een brede businesscase van; zet geld dat misschien over is in op de begroting. Want volgens mij is verduurzaming en onderhoud van het op twee na grootste oppervlaktedeel van Nederland, na landbouw en woningbouw, toch een bredere opgave dan die van u alleen. Maar ik zou zeggen: als u zich aangemoedigd voelt door ons, maak dit dan groter en stop met die ineffectieve bezuiniging op de BOSA. Het moet juist sneller en het betaalt zich terug. Dus dat is een win-win-winsituatie voor de club, voor ons allemaal, het klimaat en de overheidsfinanciën.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Meneer Mohandis houdt een mooi pleidooi, en wie ben ik om daartegen in te gaan? Dat ga ik dus ook niet doen. Maar ik heb een aanvullende vraag daarop. Ik voel immers mee, maar als ik kijk naar die verduurzaming, zie ik het volgende. Ik kom zelf uit een regio die wel groot is, maar weinig inwoners heeft, en waarin je ziet dat ook er bij sportclubs toch dingen samengevoegd moeten worden, maar dat dat eigenlijk nog maar mondjesmaat gebeurt. Ik vraag me af of meneer Mohandis dan kijkt naar het volgende. Stel dat er iets gedan kan worden voor sportverenigingen. Zou er dan ook iets tegenover kunnen staan, dus dat er ook wel samengewerkt moet worden en er niet twee clubhuizen op één kilometer afstand staan? Ik ken tennisclubs waarin de mensen van 70-plus nu allemaal stoppen. Dan houden ze tien leden over en willen ze toch door en toch verduurzamen. Hoe kijkt de heer Mohandis daartegen aan?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik had wel twee pagina's kunnen vullen met wat er allemaal nodig is. Maar ik weet dat collega Van Dijk bijvoorbeeld meer ingaat op de bureaucratie die sportverenigingen ervaren; daar hebben we de vorige keer ook uitgebreid over gesproken. Maar ook is het de vraag hoe we het aantrekkelijk maken. Ik kijk ook bijvoorbeeld naar uw eigen regio, de regio Zeeland, waar je best wel slimmere combinaties kunt maken. Ik zie ook combinaties op het gebied van de niet-verenigingssport, zoals ik het maar even noem, de commerciële sport, bijvoorbeeld de sportvereniging in combinatie met een fitnessschool; er zijn allerlei combinaties mogelijk. Dat zullen we echt aantrekkelijker moeten maken. Maar dat gaat niet voorbij aan de noden die de verenigingen ervaren.
Het gaat er dus niet alleen maar over dat de verenigingen alleen maar willen doorgaan op de oude voet. Het is ook zoeken naar hoe zij die helpende hand ervaren. Het helpt als zij niet het gevoel hebben dat een gemeente, een provincie of het Rijk zich op het standpunt stelt: doe het maar zelf. Het zijn immers zijn vaak vrijwilligers die het er allemaal bij doen. Zij mogen ook niet het gevoel hebben dat ze als een bedrijf worden benaderd, of dat ze op kosten worden gejaagd die niet eerlijk zijn. Zij mogen ook geen aansprakelijkheid aan hun broek krijgen, alsof ze een woningbouwcorporatie besturen.
Als we echt kijken naar wat wij kunnen betekenen om de verenigingen het gevoel te geven dat het om hen draait, dan ben ik ervan overtuigd dat het voor hen makkelijker wordt om naar de buren te kijken en te zeggen: we hebben allebei vijf sportvelden, zullen we daar niet eens slimmer naar gaan kijken? Ik ken de voorbeelden uit mijn eigen stad Gouda. Daar delen twee voetbalclubs heel slim de sportvelden, maar zij denken ook samen na over het verduurzamen van het clubgebouw. Alleen moet er dan wel een betrouwbare overheid zijn, die niet de BOSA wegbezuinigt. Er zijn veel sportclubs die best open voor staan voor samenwerken, maar dan moeten ze wel weten waar ze aan toe zijn als ze gaan lenen en dan moeten ze wel weten welk percentage ze krijgen van de rijksoverheid. Dan ontstaat er een win-winsituatie waarin iedereen blij wordt en de kosten ook niet omhoog hoeven voor de leden. Want een hogere energierekening betekent bij de meeste clubs in Nederland — niet bij die ene helft waar het over het algemeen goed gaat, maar bij die andere helft — een hogere contributie. Dat moeten we niet hebben. Dat laten de rapporten van het RVVB ook zien.
Wij moeten dus als rijksoverheid echt betrouwbaar zijn wat betreft de regelingen die goed werken. Daar moeten we niet lukraak op gaan bezuinigen. Ik noemde de BOSA even, maar er zijn meer dingen die ik echt niet snap, met alle doelstellingen die we moeten halen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Helemaal mee eens. Ik zit alleen nog een beetje te zoeken. Ik heb zelf bridgen geleerd op de tennisclub. Ik vond dat een mooie combinatie. Is de heer Mohandis ook bereid om, als we daar op een gegeven moment iets mee gaan doen, ook voorwaarden te stellen en in de regio ook te gaan kijken wat er allemaal is? Ik snap wat de heer Mohandis zegt: je moet een betrouwbare overheid zijn als je dingen voor elkaar kunt krijgen. Maar ik vind dat je er dan ook wel naar mag kijken: als we een hand aanreiken, hoe gaat het dan aan de andere kant?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wil heel graag doorpraten over hoe we onze sportinfrastructuur doorinnoveren, met slimme samenwerkingsverbanden en regionale samenwerkingsverbanden. Daar ben ik allemaal voor. Maar we moeten niet voorbijgaan aan het feit dat, even grof gezegd, bijna 50% van de sportorganisaties, verenigingen en sportclubs, zegt "wij geloven in de toekomst, wij zitten in een goede wijk, in een goede omgeving, en het aantal leden groeit", en dat je de andere helft de andere kant op ziet bewegen. Dan kun je niet alleen maar zeggen: jullie moeten meer gaan samenwerken. Dan zul je ook echt heel concreet moeten kijken hoe je die andere helft verder helpt. De basis, waarop de verenigingen moeten kunnen rekenen, moet goed zijn. Ik ben ervan overtuigd dat als die basis goed is, de verenigingen zullen zeggen: wij voelen ons goed bij die basis, we weten waar we op kunnen rekenen van de kant van de gemeente en het Rijk, dus we staan open voor innovatieve vormen om toekomstbestendig te zijn. Maar ik wil niet voorbijgaan aan het feit dat het nu op zo veel punten piept en kraakt.
De rijksoverheid formuleert enorme doelstellingen, en ook wij als Kamer zeggen dat er een tandje bij moet. Maar dat rijmt niet met de daden die ik nu zie. Ik vrees dat we over een paar jaar moeten vaststellen dat er nog minder kinderen, nog minder mensen bewegen. Dat is volgens mij echt strijdig met hoe wij onze zorgkosten op termijn beheersbaar willen houden. Ik denk dat mevrouw Paulusma het op dit punt met mij eens zal zijn. We zullen echt fundamenteel iets moeten doen. Sport moet veel meer op één. De S van Sport moet op het ministerie vooraan staan. Het moet gaan om Sport, Welzijn en Volksgezondheid. Dat vraagt om een andere benadering en niet alleen maar om de constatering "het is leuk, het is belangrijk voor de samenleving", zonder wettelijke basis, zonder een zekere financiering en met veel te veel versnippering, zoals nu het geval is. Dan zijn doelstellingen vaak leuk op papier, maar moeilijk te realiseren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik ga nu iets sneller door mijn betoog. Ik heb net al iets gezegd over het verduurzamen en het in breder verband kijken met andere ministeries.
Dan kom ik bij het revolverend fonds. Heel kort daarover: dank voor de uitwerking van de motie van NCS, CDA en GroenLinks-PvdA. Maar nu is de vraag: bent u bereid om voorbereidingen te treffen om tot een dergelijk fonds te komen? De analyse is mooi, maar collega Olger van Dijk wil ook heel duidelijk die volgende stap. Ik ben dus benieuwd waar die bereidheid zit om tot zo'n fonds te komen, omdat het per saldo een fonds is dat niet per se geld kost, maar waar geld uit gaat en weer geld in komt. Ik ben daar wel benieuwd naar, gezien de enorme opgave als het gaat om accommodaties en onderhoud. Volgens mij kunnen we het daar snel over eens worden.
Dan kom ik op het punt van de regeldruk en bureaucratie. Gemakshalve zeg ik dat ook collega Van Dijk daarop zal ingaan. Wat ik alleen wil zeggen is dat als we de regeldruk willen terugdringen, we dat concreet moeten maken, bijvoorbeeld op de Wbtr. Ik begreep dat er vandaag iets naar de Kamer komt wat ik nog niet heb gelezen. Maar de regeldruk is een wassen neus, als we het niet concreet maken.
Dan over bewegen. Het Platform Ondernemende Sportaanbieders en de maatschappelijke organisaties voor sport zeggen terecht: kijk breder dan alleen waar wordt gesport. Er wordt te weinig bewogen. Er zijn allerlei initiatieven die toeleiden naar een sportvereniging, zoals via de buurtsportcoaches. Ze verschillen nog weleens van naam per gemeente, maar de kern is de emanciperende factor om kinderen in heel veel wijken toe te leiden naar sport. Heb dat scherp, juist als deze staatssecretaris de staatssecretaris wil worden van kinderen die meer moeten gaan bewegen.
Tot slot, nog een paar punten. We kregen recent een bericht van NOC*NSF dat er 20 miljoen extra nodig is om het huidige topsportniveau te kunnen behouden. Dat geld komt er niet. Ik ben heel erg benieuwd wat dat betekent voor onze doelstelling. We hebben afgelopen zomer kunnen genieten van die fantastische Olympische en Paralympische Spelen. Maar gaan we dat ook doen over vier jaar en acht jaar, als ik deze zorg lees?
Over het dansdossier verwijs ik naar collega Van Nispen.
Wat betreft evenementen wielrennen: er ligt een amendement over de politiebegeleiding. Ik kan dat nog een keer gaan toelichten, maar volgens mij spreekt dat voor zich.
Dan kort nog even over die vreselijke documentaire — zo heb ik dat in ieder geval ervaren — afgelopen donderdag van BOOS en Tim Hofman over Feyenoord en alle racisme, homofobie en discriminatie uit een deel van de harde kern van Feyenoordsupporters. Graag hoor ik van de staatssecretaris wat hij nodig heeft om, in samenspraak met zijn collega van Justitie en Veiligheid, Rotterdam te helpen waar dat moet. Ik weet dat deze staatssecretaris Rotterdam goed kent vanuit een vorige rol. Het is een hardnekkig probleem en het is niet nieuw, maar het is ook niet iets waarvoor we kunnen wegkijken.
Voorzitter, tot slot. Ik begon over van alles rondom zwemmen, ik heb het over de fondsen gehad, over dat er echt iets moet gebeuren in de tarieven, over een zorgplicht voor zwembaden en alles samen, om heel veel kinderen hoop en perspectief te geven om in het diepe te mogen springen. Ik sluit dan ook af met dat er een flinke uitdaging is als het gaat om de ambities, maar dat dat niet rijmt met alle bezuinigingen. Daarom roep ik deze staatssecretaris op: durf voor de hele sport- en beweegsector in het diepe te springen, wees geen toeschouwer van de sloopkogel die we af en toe zien en ervaren, maar heb het lef om het verschil te maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mohandis. Keurig binnen de opgegeven tijd. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Blaauw van de PVV.
De heer Blaauw (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn complimenten aan de heer Mohandis voor zijn prachtige persoonlijke noot over het zwemmen. Ik vind het altijd mooi als zoiets in het debat betrokken wordt. Ik zal straks ook nog ingaan op de zwemlessen.
Maar allereerst het volgende. Gisteren was ik de hele dag te vinden op het voetbalveld. 's Morgens als fanatieke linkshalf waar mijn team, uiteraard onterecht, verloor van een minder goed team dat helaas wel de kansen afmaakte. Daarna speelde ons eerste elftal, overigens toevallig, tegen Ter Apel. Ook wel een bekend dorp hier in de Kamer! Dat was toevallig de wedstrijd en daar werden de opstellingen omgeroepen en werd de muziek verzorgd door mij als vrijwilliger. Iedere week weer zien wij hoe vele vrijwilligers, in welke rol dan ook, hun sport beleven en zich voor die sport inzetten. Ik wil mijn betoog dan ook graag beginnen met mijn waardering uit te spreken voor al die vrijwilligers die de duizenden sportverenigingen die ons land kent, overeind en levendig houden.
Een van de mooiste voorbeelden hiervan is wat mij betreft het verhaal van multifunctioneel centrum De Hardenberg in mijn eigen gemeente Oldambt. Dorpsbewoners hebben daar door het oprichten van een eigen stichting ervoor gezorgd dat dit gebouw, waarin onder andere een zwembad is gehuisvest, na een lange strijd met de gemeente open kon blijven. Maar daarover later nog iets meer.
Deze prachtige sportzomer ben ik in volledige instemming een geregistreerd partnerschap aangegaan met mijn vrouw, en wel een voormalig topsportster in de niet te onderschatten sport acrogym. Ze werd daarin ooit Nederlands kampioen en ze deed ook mee aan internationale wedstrijden. Ondanks dat deze topsportmentaliteit nog altijd een beetje voortleeft in ons huis, heeft ze er behalve de prachtige ervaringen financieel niks aan overgehouden. Integendeel, het heeft haar veel meer gekost dan het haar heeft opgeleverd. Maar ondanks het aanschaffen van een auto, de reiskosten, de opgeofferde tijd en de vele blessures zou ze het zo weer overdoen.
Ik vind deze mentaliteit iedere dag weer een inspirerend voorbeeld van hoe men kan leven voor de sport. Wij zien dat bij onze topsporters terug en ook dat dat zelfs kan resulteren in de titel "wereldatlete van het jaar". Dit jaar terecht gewonnen door Sifan Hassan.
Voorzitter. Het is en blijft voor het grootste deel een eigen verantwoordelijkheid van mensen om te sporten en te bewegen. Dat zal ook wel de kern van mijn verhaal zijn. De overheid moet hierin niet te ver doorslaan, maar moet wel dienstbare en aantrekkelijke kaders scheppen voor sportorganisaties, bijvoorbeeld in de vorm van verenigingen of stichtingen, door de regeldruk, die nu helaas te vaak ervaren wordt, te verminderen. Denk bijvoorbeeld aan het voorbeeld dat ik mijn inleiding noemde: AFC De Hardenberg. Mijn vraag is dan ook hoe de staatssecretaris dit denkt te kunnen gaan doen. Het kan namelijk niet zo zijn dat de kennis en de inzet, die al die sportorganisaties bezitten, zowel bij bestuurders als bij vrijwilligers, verloren gaan door te veel bureaucratie en regeldruk.
Ook is mijn fractie benieuwd in hoeverre de staatssecretaris denkt dat de beweegdoelen voor 2040 gehaald gaan worden, waarbij 75% van de mensen voldoende moet gaan bewegen. Daarbij maak ik nog wel de kanttekening dat ook bewegen uiteindelijk een eigen verantwoordelijkheid is en blijft van mensen. Er is namelijk wel een verschil tussen sporten en bewegen. Ik wil de staatssecretaris verder ook vragen in hoeverre dit beleid rekening houdt met mindervalide sporters en senioren, want als ik "eigen verantwoordelijkheid" zeg, hoor ik u denken "maar hoe zit dat dan met sporters die minder in staat zijn om dat te doen?". Daarom expliciet die vraag aan de staatssecretaris.
Voorzitter. Het kabinet schreef — ik citeer — in het regeerprogramma: "Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten en bewegen. Daarom hebben we volop aandacht voor integriteit binnen de sport." Daarop wilde ik even aanhaken, want wij krijgen meer en meer berichten binnen over onveilige situaties in vooral de vrouwensport en in vrouwenkleedkamers. Ik had niet snel gedacht dat ik dit ooit zou moeten stellen, maar dan toch: mannen horen deel te nemen aan mannencompetities en vrouwen horen deel te nemen aan vrouwencompetities, omdat er nou eenmaal, vooral op latere leeftijd, verschillen zitten in spiermassa. Ik wil er geen biologische discussie van maken, want ik denk dat dit duidelijk is.
Wij zien hiervan niet alleen internationaal voorbeelden, maar inmiddels ook in ons eigen land. Ik zei net al dat we helaas te veel berichten hierover binnenkrijgen. Mannen die zich omkleden in vrouwenkleedkamers ... Een recent voorbeeld speelt in de dartsport, want die competitie wordt inmiddels ook gedomineerd ... Ik noem het een man, maar het is iemand die ...
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Paulusma. Nog niet?
De heer Blaauw (PVV):
Dan maak ik de zin even af. Een nationaal voorbeeld is de dartsport, waar de vrouwencompetitie gedomineerd wordt door ... Ik noem het dan expliciet wel een man, omdat diegene pas op latere leeftijd is overgestapt naar de vrouwencompetitie, punt.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Een klein stukje eerder hoorde ik de heer Blaauw zeggen: we krijgen vele berichten over die mannen- en vrouwenkleedkamers. Kan de heer Blaauw dat specificeren?
De heer Blaauw (PVV):
Wij krijgen inderdaad berichten binnen van vrouwen die zich onveilig voelen in hun kleedkamers, omdat er mannen zijn die zich op latere leeftijd vrouw voelen; daarom noemde ik dat even. Dat kan en ook die mensen moeten juist de mogelijkheid om veilig te sporten. Maar het is naar onze mening niet goed voor de vrouwensport om dat toe te laten. Volgens mij hoef ik de berichten niet tot in detail ... We krijgen gewoon die berichten binnen en er zijn inmiddels zelfs petities opgestart. Daarom wilde ik het punt toch even benoemen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maar het komt voor mij wel heel precies. Ik zie ook af en toe berichten voorbijkomen — ik noem dat een hetze — tegen mensen die op latere leeftijd een transitie hebben ondergaan. De heer Blaauw praat zo over veiligheid, maar wat hij nu doet is heel onveilig. Ik vind het ook wat ongemakkelijk om dat onderwerp te koppelen aan veiligheid in kleedkamers. Dus of meneer Blaauw heeft een aantal concrete voorbeelden, komt met een voorstel en kan dit duiden. Of meneer Blaauw zegt: ik doe niet mee aan deze hetze, want daarmee maak ik het voor nog meer mensen onveilig in de sportwereld.
De heer Blaauw (PVV):
Dat het een "hetze" is, laat ik echt bij mevrouw Paulusma. Dat zijn haar woorden. De vrouwensport is er naar onze mening niet bij gebaat dat we dit toelaten. Ik zei expliciet dat ook mensen die op latere leeftijd in transitie gaan juist op een veilige manier moeten kunnen sporten, maar wel in een competitie — ik wil de biologische discussie voorkomen — waarin het ook veilig is voor vrouwen om optimaal te kunnen presteren. Ik hoef bij mevrouw Paulusma toch niet op te komen voor het feminisme door te stellen dat vrouwen nog niet zo heel lang geleden nog niet eens konden en mochten sporten? En dan laten we dit toe, want het is nog toegestaan. Ik wil later nog een vraag hierover stellen aan de staatssecretaris. Dat kan toch niet? Het kan toch niet zo zijn dat we iemand die op latere leeftijd in transitie is gegaan qua chromosomen en qua spiermassa toelaten in een competitie met vrouwen? Dat noem ik onveilig.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik hoop dat dit niet als interruptie telt, want dit was enige uitlokking van de heer Blaauw als het gaat om mijn dagelijkse strijd voor feminisme. Ik vind het heel kwalijk dat de heer Blaauw hier twee dingen op een hoop gooit, namelijk mensen die in transitie zijn en onveiligheid. Dat vind ik echt heel kwalijk en ook niet zorgvuldig.
De voorzitter:
De heer Blaauw vervolgt zijn betoog.
De heer Blaauw (PVV):
Ik noemde het net al even in een interruptie. Laat duidelijk zijn dat ook deze sporters hun sport optimaal moeten kunnen beoefenen, maar dan wel in de juiste competitie.
Voorzitter. Op welke manier is de vrouwensport gebaat bij dit soort ontwikkelingen? Laten we het echt zover komen dat vrouwen in de sport, wat nog niet zo heel lang een vanzelfsprekendheid is, hoe hard ze ook trainen, een achterstand zullen hebben in de competitie, wanneer we blijven toestaan dat ook mannen toegelaten kunnen worden? Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar? Gaat hij hier concrete maatregelen tegen nemen?
Ten slotte, voorzitter, heeft mijn fractie zich altijd ingezet voor toegankelijke zwemlessen en ook gepleit voor herinvoering van het schoolzwemmen. In antwoord op Kamervragen van onder anderen de heer Van Nispen en de heer Mohandis heeft de staatssecretaris aangegeven hiernaar te kijken en begin volgend jaar met een plan te komen. Hoe staat het daarmee? Kan de staatssecretaris hier al iets meer over prijsgeven? Ook is maar bij ongeveer de helft van de mensen met lagere inkomens bekend dat er voor de financiële toegang tot zwemlessen toeslagen zijn in sommige gemeenten. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat dit meer onder de aandacht komt bij mensen voor wie dit een prachtige mogelijkheid kan zijn om hun kinderen toch een of meerdere zwemdiploma's te laten halen?
Echt ten slotte, voorzitter. Wanneer kan ik de antwoorden op mijn Kamervragen over onwel geworden Vitessesuporters verwachten? Die had ik nog niet gekregen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dan heeft u een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik wil het niet hebben over de onwel geworden Vitessesupporters, maar ik kom nog even terug op het voorgaande punt over mannen in vrouwenkleedkamers. Volgens mij haalt meneer Blaauw twee dingen door elkaar: mannen in vrouwenkleedkamers en deelname van transgenders aan sport. Naar mijn idee wordt per sportbond gekeken of de competitie geschikt is op dat moment. Bij schaken en bridgen — het werd net al genoemd — lijkt me dat heel anders. Ik denk dat het goed is dat daarnaar gekeken wordt en dat bonden met mensen zelf aan zet zijn. Is de heer Blaauw het met mij eens dat er een differentiatie in zit, dat het twee verschillende dingen zijn? Mannen in vrouwenkleedkamers; dat is wat anders, want voor darten hoef je je niet om te kleden. Dat kan je ook thuis doen, denk ik. Dat is het eerste. Het tweede is dat er echt per sport gekeken gaat worden — daar zijn ze ook mee bezig — of het mogelijk is om gezamenlijk te sporten.
De heer Blaauw (PVV):
Kleedkamers kun je heel algemeen zien. Een zwembad heeft kleedkamers. U noemt de dartsport, maar daar heb ik het niet over. Ik heb het erover dat wij berichten krijgen dat er een stijgende lijn is in het aantal vrouwen die zich onveilig voelen doordat zij zich moeten omkleden — nou ja, onveilig — en zich daarbij niet op hun gemak voelen. Dat begrijp ik heel goed. Die onveiligheid in de sport is iets anders. Want mevrouw Van den Hil moet het toch met mij eens zijn dat er nou eenmaal een aantal fysieke sporten zijn, bijvoorbeeld bepaalde vechtsporten, waar het gewoon niet wenselijk is dat je meer situaties krijgt waarin je in het kader van inclusiviteit, een man die rond zijn 30ste in transitie gaat, wat ik helemaal kan begrijpen hoor — ik bedoel: dat is helemaal aan diegene zelf — toelaat in een vrouwencompetitie? Dat wil ik daarmee aangeven.
De voorzitter:
Ja, dank u wel. Dan een interruptie van de heer Van Nispen. O, eerst een vervolgvraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ja, voorzitter, sorry. Ik hoop niet dat dit telt als interruptie, want meneer Blaauw stelt een tegenvraag op mijn vraag of hij het met mij eens is dat het goed is dat sportkoepels zelf met de sporters kijken waar het wel en niet kan — volgens mij is het nu zo geregeld in Nederland — en dat die sportkoepels zelf kijken hoe ze dit oppakken.
De heer Blaauw (PVV):
Ik kan daar op zich wel in meegaan. Alleen, ik vond het zo'n belangrijk punt dat ik de staatssecretaris wel de vraag wilde stellen of het kabinet met maatregelen gaat komen. Misschien wordt wat mevrouw Van den Hil zegt uiteindelijk het antwoord van de staatssecretaris, maar dat weet ik nog niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Volgens mij was de heer Blaauw aan het einde gekomen van zijn betoog. Hij heeft vrij veel aandacht besteed aan de kleedkamerdiscussie, wat volgens mij een opgeklopt — ik zeg het met enige voorzichtigheid — niet bestaand probleem is. Ik denk dat de sport daar heel goed zelf mee om kan gaan en dat de sport dat ook doet. Volgens mij is dit dus geen reëel probleem in de praktijk en weet de sport daar goed mee om te gaan.
Maar ik begrijp iets niet goed van de heer Blaauw. De PVV is toch een partij die zich inzet voor mensen die last hebben van weinig koopkracht, van armoede bijvoorbeeld? Hij begon zelf zijn betoog met een prachtig verhaal over het belang van sportverenigingen, waar hij zelf vrijwilliger is. Hij weet waarschijnlijk dat sportverenigingen enorm in de knel zitten; hij heeft de enquêtes ook gekregen van het Register voor Verenigingsbestuurders. Ik hoop dat hij ook de kranten heeft gelezen, want die staan er vol van. Mensen kunnen de contributies niet meer betalen en dit kabinet stort een enorme berg bezuinigingen uit over het hele sport en bewegen. Ik heb het dan niet alleen over de staatssecretaris, maar over het kabinet in zijn totaliteit, waarin de partij van de heer Blaauw toch de grootste partij is. Ik begrijp niet dat je met deze inbreng komt, waarin geen voorstellen zitten voor de toegankelijkheid van mensen in armoede, voor kinderen voor wie de contributie niet betaald kan worden, voor de gehandicaptensport, voor de vitaliteit van sportverenigingen. Kom op, je kunt toch wel minstens tien voorstellen bedenken die echt wat doen voor sport en bewegen in plaats van al die tijd besteden aan een kleedkamerdiscussie? Nog even wat spreektijd voor minstens vijf voorstellen die echt wat doen voor sport en bewegen in Nederland.
De heer Blaauw (PVV):
We moeten volgens mij wegblijven bij: geef mij drie voorbeeld, geef me twee voorbeelden, geef me één voorbeeld. Ergens kon ik een eind meegaan in het verhaal van meneer Van Nispen, die gelijk heeft dat wij hiervoor staan. Daarom zeg ik ook dat de overheid een goed fundament dient te leggen voor de sportbeoefening in Nederland. Daar zijn allerlei regelingen voor. Maar als je genoeg wil bewegen, dan is dat mogelijk. Ik zei het al in mijn betoog, of in een interruptie: er is een verschil tussen sporten en bewegen. Wat nu voorligt … Natuurlijk, het kan altijd beter, maar met de huidige maatregelen en met een koopkrachtverbetering die eraan zit te komen zal het hopelijk wel toegankelijker worden voor mensen en kunnen ze de contributie betalen. Ik begrijp dat de heer Van Nispen wel een voorstel gaat doen, maar ja, dat kost ontzettend veel geld en dat is er nou eenmaal niet. Het is een kwestie van repareren. We moeten kijken naar wat wel kan. Daar stel ik vragen over. Wellicht kan ik daar in tweede termijn nog een motie over indienen.
De voorzitter:
Dan een vervolgvraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Gaat de heer Blaauw nou echt volhouden dat dit kabinet een fundament legt zodat mensen goed kunnen sporten en bewegen en zodat de verenigingen ... Ik vroeg de heer Blaauw of hij de krant had gelezen en had gezien dat al die verenigingen onder druk staan. Ik heb nog steeds geen concrete voorstellen van de heer Blaauw gehoord die gaan zorgen voor de randvoorwaarden om het fundament echt goed te kunnen leggen. We moeten het dus hebben van de koopkrachtverbetering en verder moeten mensen het zelf maar uitzoeken. Maar hoe kun je dit nou volhouden als je de grootste fractie bent in een kabinet dat financiële afspraken heeft gemaakt die leiden tot een hogere kansspelbelasting, tot een btw-verhoging — die is eigenlijk nog niet van de baan; dat moeten we nog maar afwachten — tot een enorme bezuiniging op het Gemeentefonds, tot 10% korting op SPUK? De verduurzaming van sportaccommodaties? Daar gaat een streep doorheen. De impuls voor het bewegingsonderwijs? Een streep erdoorheen. Onderzoek naar sport? Een streep erdoorheen. En dan hier volhouden dat dit een kabinet is dat goed bezig is voor de sport en een fundament legt zodat mensen kunnen sporten en bewegen. Nogmaals de vraag om met voorstellen te komen. Niet pas in de tweede termijn, ik vraag het nu, daar besteed ik een interruptie aan. Welke voorstellen van de PVV gaan ertoe leiden dat sport en bewegen toegankelijker wordt voor mensen met lage inkomens en voor mensen met een beperking, zodat heel Nederland de mogelijkheid heeft om te sporten en te bewegen? We hebben die gezondere en sportievere samenleving namelijk nodig in de toekomst. Die bezuinigingen van het kabinet leiden op de korte termijn misschien tot een plusje in de boeken, maar op de lange termijn leiden ze tot enorme maatschappelijke schade. Als het goed is, weet de heer Blaauw dat ook.
De heer Blaauw (PVV):
Dit is toch wel een beetje wat we gewend zijn van de SP. Er wordt weer met dingen gegooid dat ik denk: waar moeten we dan in godsnaam het geld vandaan halen? Er zijn afspraken gemaakt. Er ligt een begroting. Op basis daarvan moeten we kijken … Natuurlijk, het liefst zou ik dat ook willen. Maar we moeten kijken waar ruimte zit om dingen uit te geven, want het geld klotst helaas niet tegen de plinten.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg het niet snel — de meeste collega's kennen me echt als een redelijke collega — maar ik zou me echt kapot schamen als ik de PVV was. Dat meen ik oprecht. We zijn al twee jaar met elkaar in deze Sportcommissie aan het analyseren wat de problemen zijn. Er liggen rapporten en er liggen voorstellen, alleen al voor dit debat. Ik hoopte in uw inbreng iets te horen van een voorstel, iets concreets, iets waarbij u ook alle inbrengen kunt betrekken die we hebben gekregen, net als de onderzoeken en de honderden sportverenigingen die ons en ook u hebben gemaild en die hier aanwezig zijn. Om dan richting collega Van Nispen te zeggen: "We horen weer de SP; die wil weer van alles en dat kost geld" … Er liggen gewoon gedekte voorstellen, bijvoorbeeld van collega Van Dijk, van een andere partij, over de BOSA-regeling. Er ligt een amendement voor 50 miljoen; dat zeg ik uit mijn hoofd. Ik check dat even; ja, dat gaat over 50 miljoen, gedekt en al. Daar kunt u donderdag voor stemmen. Daarmee kunt u honderden sportverenigingen, die voor een deel ook op de PVV stemmen, gewoon tegemoetkomen. Zo, met boter bij de vis, werkt de politiek. U kunt in deze commissie niet een soort algemeen praatje houden en een paar losse dingen opnoemen zonder serieus iets te betrekken van de inbrengen van bijna alle sportorganisaties, bijvoorbeeld over de BOSA: de bonden, het RVVB, NOC*NSF. Ik noem ze echt allemaal waarvan we brieven hebben gekregen, bijvoorbeeld over de BOSA. Dat is één rode draad in alle brieven die we hebben gekregen. Dan denk ik: PVV, kom op; u bent de grootste regeringspartij en u draagt nu verantwoordelijkheid. Dat heb ik ook gedaan, in een andere periode. Dan moet u concreet leveren. Dan kunt u hier niet een beetje algemeen zitten zijn en, als een collega terecht vragen stelt, zeggen: "De SP wil meer geld". U bent ook aan zet om dat geld met ons te vinden of om in ieder geval welwillend te kijken naar voorstellen die gedekt en wel voorliggen. Dat is ook uw rol. Het is niet zomaar even een rol die u heeft; u heeft een grotere verantwoordelijkheid dan zoals u zich gedraagt.
De heer Blaauw (PVV):
Ik wil niet terugkomen op wat ik net tegen de heer Van Nispen zei, maar natuurlijk begrijp ik de inzet van onder anderen de heer Van Nispen en de heer Mohandis op dit gebied. Daar staan wij alleen anders in. Wij staan daar zo in dat sport en bewegen hartstikke belangrijk zijn, maar dat wij hierin een iets kleinere verantwoordelijkheid voor de overheid zien dan de heer Van Nispen en de heer Mohandis. Ik denk dat de discussie daarover gaat. Dan stel ik gewoon vragen. Ik betoog onder andere … Ik sprak ook met sportorganisaties en sportverenigingen. Die zijn gebaat bij minder regeldruk, omdat er ontzettend veel goede initiatieven uit die wereld komen die vaak worden tegengewerkt door de groeiende bureaucratie. Dat is toch — ik klop me nu even op de borst — een voorbeeld van een prima voorstel dat ik dan doe?
De voorzitter:
Dan een interruptie van … O, nog een vervolgvraag van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
"Een voorstel over vermindering van bureaucratie" … Er liggen al gewoon hele concrete voorstellen die hier zijn gedaan door meerdere partijen, zelfs nog dit jaar, in ieder geval van het CDA, NSC, wij en andere partijen. Het is dus niet zo dat die voorstellen nu opeens worden besproken. Mijn punt blijft dat u van de grootste regeringspartij bent. U draagt nu meer verantwoordelijkheid. U heeft ook een verantwoordelijkheid richting een deel van uw achterban. Daar spreek ik u op aan. Het zijn ook mensen die in het zwembad tegen mij zeggen: "Ik heb de laatste keer PVV gestemd, maar die wachtlijsten zijn vreselijk; doe daar wat aan." Er worden hele concrete voorstellen gedaan over de wachtlijsten en de betaalbaarheid van contributies. Als u hier dan een soort VVD-verhaal houdt — dan bedoel ik de klassieke VVD, niet de VVD-woordvoerder Sport … Nee, serieus, er zit hier ook een oud-woordvoerder Sport, die een supergroot hart voor de sport had, soms tegendraads ten opzichte van de eigen partij. Dat is echt serieus bewonderenswaardig, maar wat u hier doet, is het vertellen van een klassiek verhaal in de zin van: de overheid heeft helemaal geen verantwoordelijkheid. Die verenigingen zeggen dat de overheid niet levert op de punten waar ze wél moet leveren. Wij doen daar voorstellen voor. We gaan ze echt niet overladen met nieuwe regels; integendeel. Dan moet u leveren. Dan moet u zeggen: dat amendement van mevrouw Van Dijk voor 50 miljoen extra om die accommodaties te helpen verduurzamen gaan wij steunen, want dat is een goed plan en dat wordt gedekt vanuit het Klimaatfonds. Waar kunnen we dan op rekenen? Wat zijn uw 37 zetels waard voor de sportsector als dit is wat u nu zegt?
De heer Blaauw (PVV):
Ik wil er als volgt op reageren. U moet het niet te luchtig opvatten, maar ik zag laatst een filmpje van Johan Cruijff voorbijkomen, die zei: er wordt vaak in het veld gecoacht met "help hem of haar". Het gaat er dan om dat je naar iemand toe kan komen. Maar creatieve spelers, die graag acties maken, help je door juist weg te blijven. Daar bedoel ik mee te zeggen dat je als overheid de kaders, de randvoorwaarden moet kunnen scheppen, waarbij je organisaties en verenigingen juist initiatieven kan laten ontplooien. Dat is wat ik vandaag betoog. Dat is eigenlijk ook het antwoord dat ik heb op de vraag van meneer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb veel respect voor Cruijff, maar weinig respect voor dit nietszeggende wat ik zojuist heb gehoord. Alles wat wij doen heeft te maken met de randvoorwaarden en met het faciliteren. Het heeft niets te maken met precies vertellen wat een vereniging, een zwembad of wie dan ook moet doen. Het gaat juist om het scheppen van de juiste randvoorwaarden, om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten omlaaggaan, zodat ook uw kiezers kunnen rekenen op een zwemdiploma. Het gaat erom dat de contributies weer een beetje onder controle komen en dat de energierekening die stijgt, er niet voor zorgt dat de contributie omhoog gaat. Mensen haken gewoon af omdat sporten elitair wordt. Dat zou u moeten aanspreken. Dus ik zou zeggen: kijk eens goed naar wat er ligt. Ik mis al een beetje uw voorganger, mevrouw Maeijer, als het gaat om sport. Zij was altijd wel bereid om echt met ons te zoeken naar een oplossing. Dan zeg ik: waar is uw verantwoordelijkheid? Wat doet u voor alle kinderen van Henk en Ingrid die wel problemen ervaren in de sportsector? Wat doet u voor al die bestuurders die het gevoel hebben: de PVV is aan de macht, maar wat zien we eigenlijk? Eigenlijk niet zo veel nog. Dus ik zeg: u moet leveren. U zit daar nu. U zit aan de knoppen en ik spreek u daarop aan. Dat is af en toe wennen voor de PVV, maar het is hoe de rollen zijn. U bent aan de bal. Als u geen enkel voorstel doet, en al helemaal geen voorstel steunt, dan weet ik echt niet wat die sportverenigingen en al die sportvertegenwoordigers aan de PVV hebben. vooralsnog helemaal niets.
De heer Blaauw (PVV):
Voordat ik in herhaling val, wil ik nog wel gezegd hebben dat ik nog helemaal niets heb gezegd over het wel of niet steunen van amendementen.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Altijd fijn als anderen het amendement zo aanprijzen. Fijn ook dat er nog ruimte is om daarover te beslissen. Ik ga het gewoon nog een keer proberen. Zoals Cruijff zegt: als je niet schiet, kun je niet scoren. Een aantal dingen in het verhaal van de PVV spreken mij heel erg aan: de eigen verantwoordelijkheid van mensen, een kleinere verantwoordelijkheid van de overheid en vooral regels weghalen. Daar strijd ik al jaren voor. Tot nu toe ben ik nog niet verder gekomen dan een procesbriefje, helaas. De heer Blaauw gaf ook aan dat er een goed fundament nodig is onder de basissportinfrastructuur. Daar maak ik me heel erg veel zorgen over. Als we echt willen dat de verenigingen zich niet heel veel zorgen hoeven te maken over de vraag of ze überhaupt wel een dak boven hun hoofd en een veld hebben, maar tijd hebben voor ledenwerving, mooie trainingen aanbieden en vrijwilligers werven, dan moeten we toch echt ervoor zorgen dat de basissportinfrastructuur op orde blijft. Deelt de PVV dat, en als zij dat deelt, zou zij dan misschien met een hele warme blik naar ons amendement willen kijken om in ieder geval die BOSA-regeling overeind te houden, zodat we sportaccommodaties niet verder achteruit laten gaan?
De heer Blaauw (PVV):
Ik ben uiteraard altijd bereid om overal naar te kijken; dat heb ik net ook aangegeven. Ik deel ook voor een groot deel het eerste deel van de interruptie van mevrouw Van Dijk. Er is een groot verschil in de gezondheid van verenigingen. Ik ken sportverenigingen in mijn omgeving die financieel hartstikke gezond zijn, maar ook verenigingen die wel moeite hebben met het in stand houden van hun voorzieningen. Ook daarvan denk ik: het kabinet probeert te prioriteren als het gaat om sportgelden, want er is nou eenmaal niet meer en dus moet je gaan kijken naar waar je het aan besteedt. Ik heb gewoon vertrouwen in een goede, duurzame toekomst en instandhouding, gelet op hoe ik de meeste verenigingen ken, met de kennis en inzet die daar zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk met een vervolgvraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Er zijn recent best wel wat rapporten naar buiten gekomen waaruit blijkt dat verenigingen toch wel zorgen hebben. Sommige verenigingen staan er financieel inderdaad slecht voor. Soms is dat misschien ook wel de schuld van hoe de vereniging wordt bestuurd, maar heel vaak ook niet. Ik hoop toch dat we over een halfjaar hier weer zitten en dat deze Sportwoordvoerder zegt: ik zit hier nu wat langer, ik heb me wat beter in de materie verdiept en mijn blik op de samenleving is misschien toch iets genuanceerder geworden.
De voorzitter:
Dan nog een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Helemaal aan het begin van het betoog sprak de heer Blaauw vol trots over het multifunctioneel centrum De Hardenberg. Ik kom ook uit het noorden. Dat multifunctioneel centrum doet het ontzettend goed vanwege alle vrijwilligers, maar vooral vanwege de financiële steun vanuit het Rijk. In het vorige kabinet is er een motie geweest van de heer Nijboer, toen nog Partij van de Arbeid denk ik, die ervoor heeft gezorgd dat de noodzakelijke financiële steun er kwam. Maar dit geldt, meneer Blaauw, natuurlijk voor heel veel sportverenigingen en centra specifiek in het noorden. De PVV heeft het daar heel goed gedaan, omdat u iedereen heeft beloofd dat de zon weer gaat schijnen. Maar wat is dan als het om sport gaat, in uw betoog het verhaal voor al die clubs in het noorden die morgen dreigen om te vallen?
De heer Blaauw (PVV):
Nou, ik wil niet zo pessimistisch zijn door te stellen dat al die verenigingen in het noorden op omvallen staan. Er zijn ontzettend veel financieel gezonde verenigingen, maar er zijn inderdaad ook verenigingen die het moeilijker hebben. Ik zag onlangs nog een voetbalclub in de buurt die op omvallen stond omdat ze geen vrijwilligers meer hadden. Er kwam een actie, een oproep en vervolgens kunnen ze zo weer anderhalf voetbalteam vullen. Dat zijn de verhalen waar we inspiratie uit moeten halen. Dan komt het verhaal weer terug dat de overheid het fundament kan leggen, maar wat daarna gebeurt, komt bij vrijwilligers en bestuurders vandaan die er alles onder zetten om er een succes van te maken, net als bij mfc De Hardenberg.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie verder geen interrupties. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Paulusma voor haar inbreng.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter. Iedere zaterdag sta ik langs de lijn bij het voetbalveld om mijn zoon en dochter aan te moedigen. Ik ga even gebruikmaken van alle toehoorders en alle mensen die meekijken: laten we vooral in heel Nederland meer aandacht hebben voor het meidenvoetbal! Ik sta daar met andere ouders langs het veld en we draaien geregeld een bardienst, praten wat bij en moedigen onze kinderen aan, maar altijd correct en met het juiste stemvolume. Als ik dan kijk naar de kinderen op het veld en naar de ouders die naast mij staan, valt het mij op dat het allemaal mensen zijn met verschillende achtergronden, verschillende beroepen en verschillende dromen. Het valt me ook op dat het dus niet uitmaakt wie je bent en waar je vandaan komt. Als onze kinderen datzelfde oranje-zwarte tenue aanhebben, hoort iedereen er evenveel bij. Sport verbindt, sport brengt onze samenleving samen. Sport en bewegen is ook nog eens hartstikke gezond. Juist in een tijd waarin steeds meer mensen ongezond zijn en de druk op de zorg steeds groter wordt — meneer Mohandis had het er al over — is het belangrijk dat mensen bewegen en blijven bewegen. Bewegen maakt gezond. Het houdt je fysiek en mentaal fit en is ook een middel om eenzaamheid te doorbreken. Denk bijvoorbeeld aan sportklasjes voor ouderen op datzelfde voetbalveld waar ik elke zaterdagochtend mijn kinderen sta aan te moedigen, of aan boksen voor parkinsonpatiënten. Met een samenleving die steeds verder uit elkaar lijkt te liggen en Nederlanders die steeds ongezonder worden, vindt D66 het daarom niet alleen belangrijk maar ook noodzakelijk dat we investeren en blijven investeren in sport en bewegen.
Dit kabinet spreekt wel van het inzetten op een fitte en gezonde samenleving, maar ik zou zo graag — en vele collega's doen dat — "geen woorden maar daden willen", om maar direct in voetbaltermen te spreken. Het kabinet lijkt het tegenovergestelde te doen. Sterker nog, dit kabinet bezuinigt op preventie en op sport. Ondertussen lees ik in de krant dat de staatssecretaris vindt dat jongeren het zelf maar moeten uitzoeken. Gelukkig heeft D66 samen met het CDA, de ChristenUnie en SGP de btw-verhoging op sport tegen kunnen houden. Maar ondertussen zie ik de ene na de andere bezuiniging op bewegen en sport. Ik noem er een aantal: de subsidie aan NOC*NSF, het Kenniscentrum Sport & Bewegen, het Mulier Instituut. Die worden allemaal met minimaal een tiende gekort. En dan is er nog de algemene kaasschaaf op de specifieke uitkeringen aan gemeenten en de verhoging van de kansspelbelasting, waardoor sportorganisaties inkomsten mislopen. En de verduurzamingsregeling voor sportclubs gaat eraan. Dit is echt fataal voor de sport en daarmee voor de gezondheid van Nederlanders. Al die sportverenigingen zitten massaal in de problemen, zeker in het noorden. Ze weten totaal niet waar ze aan toe zijn. Ik wil graag weten hoe de staatssecretaris het ene, namelijk het voornemen van die fitte en gezonde samenleving, verenigt met het andere, namelijk forse bezuinigingen. Hoe gaat de staatssecretaris voorkomen dat sportclubs hun contributie moeten laten stijgen, waardoor sport straks alleen nog maar voor mensen met een grote portemonnee toegankelijk is? Of nog erger: waardoor ze moeten sluiten zodat niemand meer kan sporten.
Ik noemde al even de bezuiniging op de verduurzamingsregeling, de BOSA. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris kijkt naar de verschillende amendementen die hierop zijn ingediend en hoe hij van plan is om verduurzaming en groeimogelijkheden voor de sportclubs toch mogelijk te maken.
Dit debat gaat niet alleen om sportmogelijkheden, maar ook over kunnen bewegen, in de buurt en het liefste om de hoek. Helaas is de buitenspeelruimte of bewegingsruimte het sluitstuk bij de indeling van de openbare ruimte. Nu is er een nota Ruimte in ontwikkeling. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat bewegen voor jong en oud in de buurt niet pas in het staartje wordt besproken of erger nog, wordt vergeten? Zitten sport- en maatschappelijke organisaties voldoende aan tafel? Hoe kijkt de staatssecretaris naar een norm, zoals in zijn thuisstad Rotterdam, waar er een buitenspeelnorm is?
Als we kijken naar beweging op latere leeftijd, ontkomen we er niet aan om juist naar kinderen en jongeren te kijken. Hoe meer motorische vaardigheden je aan het begin ontwikkelt, hoe groter de kans is dat je gaat of blijft sporten en bewegen als je ouder wordt. Nu lees ik bijzonder veel zorgelijke berichten dat er te weinig beweging is in het basisonderwijs. Juist voor kinderen waarbij sporten niet vanuit huis wordt meegegeven, is het belangrijk dat zij die mogelijkheid wél op school krijgen.
Vorige week is heel mooi het kerndoel sport en bewegen gepubliceerd. Gaat de staatssecretaris zich ervoor inzetten dat dit kerndoel blijft bestaan, zodat scholen hiermee aan de slag kunnen? Hoe gaat de staatssecretaris zich hard maken voor bewegend leren? Wij vinden het namelijk belangrijk dat bewegen en sporten niet enkel naschoolse activiteiten zijn. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar?
Ik had het niet in mijn tekst opgenomen, maar ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Mohandis naar aanleiding van de afschuwelijke documentaire dit weekend.
Tot slot. Zoals ik aan het begin van mijn betoog zei: sport en bewegen verbindt en maakt gezond. Het gaat eenzaamheid en ziekte tegen en het geeft plezier. Ik heb zeer, zeer hoge verwachtingen van deze staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paulusma. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hil van de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Ik spreek vandaag ook namens BBB, want Mariska Rikkers is helaas ziek. Vanuit hier wens ik haar beterschap.
Sport is van belang voor een weerbare samenleving en zeker ook voor het creëren van een weerbare jeugd. Het is een activiteit die voor iedereen toegankelijk is en waarin iedereen zich kan vinden, ongeacht achtergrond of sociale status. In de sport komen essentiële waarden naar voren die bijdragen aan een goed en gezond leven. Sport bevordert niet alleen de fysieke gezondheid, maar helpt ook bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het versterken van mentale veerkracht.
In een gezonde samenleving spelen vier pijlers een cruciale rol: goed slapen, goed eten, bewegen en verbinding maken met anderen. Deze elementen vormen samen de basis voor welzijn en succes, zowel op persoonlijk als op collectief niveau. Helaas is beweegarmoede een groeiend probleem. Het idee dat beweging alleen mogelijk is binnen de grenzen van georganiseerde, betaalde verenigingen is echter een misvatting. Beweging kan op vele verschillende manieren plaatsvinden, van wandelen en fietsen tot improviseren met sportieve activiteiten in de openbare ruimte. Gelukkig gebeurt dit al veel, vooral onder ouderen. Zo mocht ik vorige week het advies "Laat ze niet zitten" van de Nederlandse Sportraad in ontvangst nemen, waarin dit ook nog eens bevestigd wordt.
In mijn inbreng wil ik focussen op de volgende punten: veilig kunnen sporten, meedoen door sporten in de buurt, inclusief sporten en Nederland topsportland.
Veilig kunnen sporten. De VVD vindt veiligheid tijdens sporten van groot belang. Voor grensoverschrijdend gedrag en agressie in de sport is er geen plaats. Hier moeten we echt actie op ondernemen. Zo zagen we kortgeleden het verhaal in de krant over olympisch kogelstootster en discuswerpster Jorinde van Klinken. Ook zij kreeg te maken met grensoverschrijdend gedrag en kon de weg naar de juiste hulp niet vinden. Daarom heeft zij een bedrijf opgericht om medeatleten voorlichting te geven over hoe om te gaan met grensoverschrijdend gedrag. Ik vond deze zin die zij uitsprak zeer treffend: "Atleten en trainers moeten hun grenzen gaan herkennen om samen een veilig klimaat te creëren." Zo is het exact. Er moet bewustzijn komen over wat wel en niet kan en er moet bespreekbaar gemaakt worden wat niet getolereerd wordt. Hier zal snel werk van gemaakt moeten worden. Gelukkig zien we ook dat er al meer wordt gemeld. Dat is goed, maar het vervolg zal ook vorm moeten krijgen. Mijn voorganger Rudmer Heerema heeft zich hier ook enorm voor ingezet. De staatssecretaris werkt aan een wetsvoorstel over de ontwikkeling van een onafhankelijk Integriteitscentrum Sport. Dat is mooi, maar de staatssecretaris zal wel het tempo erin moeten houden. Er wordt namelijk al te lang gepraat. Ik hoop dat de staatssecretaris het met mij eens is — het is al meer genoemd — dat de spreuk van ons beider favoriete voetbalclub "geen woorden, maar daden" bij uitstek op dit onderwerp van toepassing is. Ik sluit me aan bij de vragen van de heer Mohandis en mevrouw Paulusma over wat de staatssecretaris kan doen aan de dingen die bij Feyenoord gebeuren. Dat gaat mij als groot fan namelijk zeer aan het hart.
De VVD heeft de volgende vragen over de integriteit. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de oprichting van een integriteitscentrum in een versnelling komt, zodat het doel dat mensen veilig kunnen sporten sneller wordt bereikt? Heeft de staatssecretaris al in beeld hoe de bijbehorende financiering vorm gaat krijgen? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat in de tussentijd de mensen wel veilig kunnen melden, de weg naar de melding nog beter kunnen vinden en dat er ook opvolging is geregeld na melding? Hoe gaat de staatssecretaris een wettelijke grondslag regelen voor het verwerken van gegevens van beschuldigden bij meldingen? Hoe is de staatssecretaris van plan om meer aandacht te genereren voor dat agressie in de sport, bijvoorbeeld tegen scheidsrechters en van ouders langs de lijn, niet toelaatbaar is?
Voorzitter. Dan het volgende onderwerp: meedoen door sporten in de buurt. Sporten kan bij een sportclub, maar kan ook prima op andere plaatsen. Hiervoor worden in veel gemeenten op een goede manier buurtsportcoaches ingezet. En hoe mooi is het om langs de kustlijn te wandelen? Sportcoaches werken samen met allerlei andere organisaties binnen een gemeente, zoals het welzijnswerk. Er zijn gemeenten die dit al goed geregeld hebben, maar er zijn ook gemeenten die dit minder goed voor elkaar hebben. In veel gemeenten en provincies, waaronder de provincie Zeeland, is al een sportakkoord. Dit zorgt voor samenwerking en verbinding met andere domeinen. Het geld dat per gemeente aan sport wordt uitgegeven, verschilt enorm. Mijn eigen gemeente Goes besteedt dit jaar €90 per inwoner aan sport, terwijl dit voor de gemeente Arnhem €163 per inwoner is, dus bijna twee keer zoveel. Er vindt een overheveling plaats van de Brede SPUK-regeling en de SPUK Stimulering Sport naar het Gemeentefonds om zo een flinke daling in de administratieve lasten te bewerkstelligen en gemeenten meer autonomie te geven over de besteding van de middelen. Dit zal wat de VVD betreft echter niet ten koste moeten gaan van de sport.
Sporten kan ook individueel door te wandelen of hard te lopen in de omgeving. In veel wijken zijn sportmogelijkheden.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb een vraag over de SPUK's en over dat de 10% korting niet ten koste mag gaan van sport. Hoe wil de VVD dat realiseren?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik bedank mevrouw Van Dijk voor de vraag, want dan kan ik het nog een beetje toelichten. Het is de bedoeling dat er minder administratie ten grondslag gaat liggen aan wat volledig overgaat naar de gemeente. Ik moet natuurlijk ook nog zien hoe het allemaal verder wordt uitgewerkt. Straks heb ik ook nog de vraag of de staatssecretaris gaat kijken naar hoe dit ter beschikking van de sport wordt gehouden. Maar ik denk dat je het in de breedte en in zijn algeheel moet zien, namelijk dat de overgang van de SPUK hopelijk minder administratieve lasten geeft en het ook eenvoudiger maakt. Dat is ook de doelstelling.
De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat het inderdaad heel wenselijk is om de gemeenten te verlossen van de administratieve lasten. Alleen heeft de eerste analyse uitgewezen dat het echt geen 10% is. Hoe gaan we daar dan mee om?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Kijk, het moet nog allemaal uitgewerkt worden. Het gaat ook niet om 1 januari 2025, maar om het jaar daarop. Ik denk dus wel dat de staatssecretaris daarnaar gaat kijken en ervoor gaat strijden dat er voldoende middelen beschikbaar blijven. Zo ken ik hem wel. Dus ik ben het met mevrouw Van Dijk eens, dat we moeten kijken naar die administratieve lasten. Als dat geen 10% is, moeten we verder kijken naar de manier waarop we dan wel dingen aan elkaar kunnen koppelen en voor elkaar kunnen krijgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Sporten kan ook individueel.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Sorry, voorzitter, ik moet hier ook nog op door. Ik vind het immers een sympathieke vraag, maar we weten eigenlijk al wat hier gaat gebeuren. Er komt een financiële ramp op de gemeentes af, dat wordt het ravijnjaar: in 2026 en 2027 komen er miljarden aan bezuinigingen op de gemeentes af. Ze hebben er veel debatten over gevoerd. We weten wat er gaat gebeuren. Dat bleek ook uit het Mulier-onderzoek. De wettelijk verplichte taken, vooral op zorg- en inkomensondersteuning, gaan door, want die moeten gebeuren. Wat gaat er niet door? De kinderboerderij, maar ook sport en cultuur. Die gaan er gewoon aan, omdat er een financiële ramp op de gemeentes afkomt, tenzij de coalitie nog tot inkeer komt en dat gaat repareren in 2025. We kunnen dus nu de vraag stellen: als je de specifieke uitkeringen overhevelt naar het gemeentefonds, hoe ga je dan zorgen dat dat geld naar sport gaat? Maar dan heb je gewoon nog steeds een SPUK, een gelabelde uitkering. Is dat nou het voorstel van de VVD? Anders zie ik immers echt niet hoe die 10% administratieve lastenverlichting, die hoogst onzeker is, gaat zorgen voor voldoende middelen voor de sport. Dus ik wil het heel graag heel concreet maken, en anders ook vragen of mevrouw Van den Hil die grote zorg toch deelt. Die zie ik trouwens ook in de ogen van de staatssecretaris, nu al.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ja, in de ogen van de staatssecretaris zie je al veel terug. Wat de VVD betreft gaan we niet weer alles labelen, want dan kunnen we net zo goed stoppen met die overheveling. Maar waar ik wel naar wil kijken, is of we dingen kunnen combineren. Ik hoop dat dat in de uitwerking zit en ik denk dat we ook bij elkaar zijn om daarnaar te kijken. Mevrouw Paulusma had het over het inrichten van de buitenruimte. Dat kan in gemeenten op allerlei manieren. In mijn gemeente wordt er, als er een nieuwe wijk wordt gebouwd, ook een speeltuin gebouwd. Als er een zorginstelling komt, dan komt er ook een beweegtuin bij. Dus ik hoop dat we kunnen gaan kijken of we dingen kunnen bundelen en bij elkaar kunnen voegen. De kosten voor de jeugdzorg kennen we allemaal; die zijn enorm hoog. Die zitten toevallig ook bij deze staatssecretaris. Daar kunnen we, denk ik, kijken of we die eenvoudige, laagdrempelige hulp kunnen inzetten. Buurtsportcoaches zijn daar echt enorm bij betrokken. Dus ik hoop dat we die dingen bij elkaar kunnen voegen. Over sporten en jeugd zeg ik: iedereen wil meedoen. Ik hoop dat we dat op die manier voor elkaar krijgen. Zo zal ik zelf naar die plannen kijken, namens de VVD,
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Die had ik misschien aan het eind van het betoog van mevrouw Van den Hil moeten stellen, maar ik stel 'm nu toch maar. We kennen de VVD-partij immers als volgt. De heer Rutte ging er altijd prat op dat hij geen visie had; dat stond maar in de weg. Maar op sport en bewegen heb ik de VVD best wel op een visie kunnen betrappen. Ik hoop die ook aan te treffen bij mevrouw Van den Hil. Ik ben namelijk erg benieuwd naar de, laat ik dan zeggen, mening van de VVD over de financiële gevolgen van dit regeerakkoord. Daar zit volgens mij toch echt een cumulatie van bezuinigingen in, die de sport- en beweegsector onevenredig hart gaan treffen, en die volgens mij ook nooit beoogd zijn bij de onderhandelingen. Ik was daar niet bij, mevrouw Van den Hil was daar ook niet bij. Maar er staat een zin in het regeerprogramma die op zich nog best aardig klinkt, iets over het belang van preventie. Nou, hartstikke goed. Vervolgens sla je die financiële tabel open, en je schrikt je wezenloos. Ik ga die maatregelen niet weer allemaal opsommen, maar je ziet wat ze voor uitwerking gaan hebben, niet alleen de bezuinigingen van deze staatssecretaris, maar ook op allerlei andere ministeries, aan lastenverhogingen, en wat die gaan doen met sport en bewegen.
Als de VVD dat ziet, dan kan ik me niet voorstellen dat zij zegt: nou, dat vinden we wel prima; we gaan het hier en daar wat slimmer organiseren en dan komt het wel goed. Dus ik hoop mevrouw Van den Hil te vinden aan mijn zijde, maar ook aan die van andere oppositiepartijen, in de mening dat we echt moeten gaan kijken hoe we kunnen voorkomen dat dit gaat gebeuren. Nogmaals, het lijkt misschien verstandig om te bezuinigen, want dat moet dan, of zo; ik weet niet van wie dat moet, maar dat is dan een keuze. Maar waarschijnlijk kost dat op termijn veel meer geld. Ik hoop echt de VVD weer aan mijn zijde te vinden, zoals ik die de afgelopen jaren ook vond, bij dit soort debatten over sport en bewegen en het belang daarvan.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank voor deze vraag. Vandaag hebben we het over de sportbegroting, maar heel eerlijk gezegd zit daar niet het grootste knelpunt. Ik kijk even naar de btw en de kansspelbelasting. Dat zijn twee dingen. In het voorjaar gaan we weer bekijken wat we daar nog wel of niet in kunnen doen. Ik begrijp dat de kansspelbelasting gedifferentieerd gaat worden, zodat die de sport wat minder treft, want je hebt hoogrisicokansspelen en laagrisicokansspelen, waarbij het geld van de laagrisicokansspelen, de loterijen, juist naar de sport gaat. Het meeste komt dus van buiten deze sportbegroting. Het stukje wat daar wel in zit, daarin heeft de heer Van Nispen gelijk, is bijvoorbeeld de BOSA, waarbij wij al gezien hebben dat dat naar de DUMAVA gaat.
Er is gesproken over lasten voor sportverenigingen en lasten voor mensen. De energiekosten worden gedempt. Dus buiten de dingen die hier nu bij de sport liggen, komen er aan de andere kant ook lastenverlichtingen. Als de energiekosten wat lager gehouden worden, heeft dat invloed op sportverenigingen, maar ook op de individuele keuzes van mensen, de keuzes van de hardwerkende Nederlanders — ik heb die aanduiding nog niet genoemd; u dacht waarschijnlijk: wanneer komt die? De hardwerkende Nederlander kan ook wel zelf kijken: waar ga ik het aan besteden? Ik denk dat dat het totaalplaatje is.
U vindt mij zeker aan uw zijde, nu ik sportwoordvoerder ben, om samen te kijken hoe we in de toekomst andere dingen kunnen doen en hoe we met elkaar kunnen optrekken. Maar ik ben ook een realistisch mens — dat ben ik gelukkig altijd geweest — dus ik vind dat we ook de eigen verantwoordelijkheid bij de individuele mens moeten leggen. We gooien het nu allemaal op bezuinigingen op dit moment. Die gaan overigens pas in 2026 in, dus ik hoop zeker dat we daar nog naar kunnen kijken. Maar het is natuurlijk niet zo dat de bewegingsarmoede van nu is. We hebben in de afgelopen jaren veel meer geld uitgegeven, maar er werd niet meer bewogen. Juist in de coronatijd, toen de sportverenigingen allemaal gesloten waren, gingen we buiten dingen organiseren en gingen we met elkaar kijken hoe we dingen konden oppakken. Ik zou die twee dingen wel samen willen pakken. Dus ja, ik ga zeker constructief meedenken met die commissie om te kijken hoe we dat in de komende jaren kunnen bevorderen.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Sporten kan ook individueel gebeuren, door te wandelen of hard te lopen in de omgeving. Er zijn in veel wijken ook sportmogelijkheden zoals beweegtuinen ingericht; ik had het er net al over. Hier wordt over het algemeen nog weinig gebruik van gemaakt. Wat de VVD betreft is het een belangrijke uitdaging om dit in de komende jaren wel te stimuleren. De Beweegalliantie speelt hierin een goede rol. Ze zorgt ervoor dat bewegen zo normaal mogelijk wordt en ingepast wordt in het normale leven. Zelf nam ik bijvoorbeeld deel aan de Diabetes Challenge van de Bas van de Goor Foundation, een eenvoudige manier om van diabetes af te komen. Laagdrempelig, op mijn tijd en in mijn eigen tempo kon ik langzaam meer gaan bewegen. Dit kwam mijn gezondheid ten goede. De VVD heeft de volgende vragen aan de staatssecretaris over dit onderwerp. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat goede voorbeelden tussen gemeenten meer uitgewisseld worden? Hoe gaat de staatssecretaris bewerkstelligen dat ook op provinciaal niveau de samenwerking beter tot stand komt? Hoe gaat de staatssecretaris stimuleren dat mensen zelf sporten en dat ouders kinderen aanzetten tot bewegen? Is hij het met de VVD eens dat juist een Bas van de Goor Foundation een positieve rol speelt, door met weinig middelen veel meer mensen te laten bewegen? We hadden het net al even over de SPUK-gelden. Hoe gaat de staatssecretaris kijken dat gemeenten toch het geld uitgeven aan sport, zonder dat die labeling weer terug op tafel komt?
Voorzitter. Dan kom ik op inclusief sporten.
De voorzitter:
Eerst een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Mevrouw Van den Hil noemde de Bas van de Goor Foundation — dat is er trouwens een die mijn oproep heeft ondertekend, maar daar kom ik zo op terug. Mevrouw Van den Hil noemde ook de Beweegalliantie. Ik ben het ermee eens dat die ongelofelijk belangrijk werk doet. We hebben het hier heel veel over sporten, maar we moeten het ook hebben over bewegen, in de zorg, op het werk, op scholen. Maar mevrouw Van den Hil weet ook dat het programma Nederland Beweegt — dat trouwens voortkomt uit een oproep vanuit deze Tweede Kamer — gaat stoppen; eind 2025 loopt dat programma af. Dit is nu een voorbeeld waarover we vandaag een gezamenlijke oproep aan de staatssecretaris zouden kunnen doen — u maakte het net heel groot over een visie, maar laat ik het nu heel klein en praktisch maken. Kan ik dan de VVD aan mijn zijde vinden bij het aan de staatssecretaris vragen hoe we gaan voorkomen dat al dat belangrijke werk gaat stoppen in december 2025? We hebben nog even de tijd — dat klopt — maar laten we dan gezamenlijk die oproep doen. Steunt de VVD de SP, of iemand anders die die oproep doet, bij het doen van die oproep?
De voorzitter:
Dank voor uw vijfde interruptie. Mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Wat een eer, al die interrupties. Meneer Van Nispen stelt een goede vraag, maar er zijn natuurlijk meer subsidies. Ik weet dat er is gekeken naar subsidies die niet de directe sport raken. Eind 2025 stoppen de overkoepelende subsidies. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris dingen gaat bundelen, want dat zou ook kunnen. Provincies — ik noemde net Zeeland al, maar ook de Achterhoek in Gelderland — en gemeenten koppelen dingen en kijken: hoe gaan we bewegen? Iedere organisatie apart vraagt nu een eigen subsidie aan om door te kunnen gaan. Dat snap ik en dat zou ik ook doen. Ik ben er ook altijd helemaal voor dat een programma doorgaat. Bij individuele organisaties moeten we goed kijken wat we kunnen bundelen, wat we met elkaar kunnen doen en hoe we dingen kunnen voortzetten. Een programma lijkt mij altijd goed. Maar ik vind wel dat je zo veel mogelijk moet kijken naar het dagelijks leven. Dat is niet alleen omdat dat geld oplevert, maar dat is omdat ik dat weet uit eigen ervaring. Als Tweede Kamerlid is het best lastig om te bewegen. Dat weten we allemaal. Een aantal van ons zijn superfanatiek sporter, maar je kan ook 's ochtends naar de Kamer lopen en weer terug. Dat zijn dingen die erin moeten sluipen, maar die je wel zelf moet doen. Ik ben het dus met meneer Van Nispen eens dat die dingen niet stil moeten gaan vallen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Maar eerst zie ik nog een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik moest er ook even over nadenken. Je kan het niet met mevrouw Van den Hil oneens zijn dat mensen zelf wat kunnen doen. Ik heb in voorbereiding op dit debat heel erg moeten zoeken naar de rode draad. Ik hoorde mevrouw Van den Hil iets heel beleidsmatigs zeggen over een overkoepelende subsidie. Het voelt voor mij meer als dat deze staatssecretaris gewoon tien ballen uit de bingobank gepakt heeft. Dat werden de bezuinigingen. Het raakt sportverenigingen direct; het is niks overkoepelends. Het is gewoon de dagelijkse realiteit van sportverenigingen as we speak. Het was vast geen ballenbak, maar ik ben wel op zoek naar de rode draad. Kan mevrouw Van den Hil vanuit de VVD daarop reflecteren?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Heel af en toe zoek ik ook nog naar een rode draad; daar ben ik heel eerlijk in. Wat de VVD betreft hebben we die rode draad gevonden in het bundelen van dingen, het kijken naar hoe je dingen gezamenlijk kan oppakken en naar hoe je op een eenvoudige manier die dingen kan voortzetten. We hadden nu wel heel veel aparte subsidies. Dat weet ik, want ook vanuit mijn werk in de zorg kon ik subsidieaanvragen doen bij vereniging A en vereniging B. Ik zoek wel veel meer. Ook mijn voorganger heeft daar met de buurtsportcoaches naar gekeken. Hoe kunnen we ze integreren? Hoe kun je ze dingen laten doen samen met welzijnsorganisaties? Hoe kan je ze een rol geven voor jongeren en ouderen? Ik denk dat dat is wat we moeten willen. Mijn visie is om dat allemaal eenvoudiger te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, voor alweer haar laatste interruptie.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, dat gaat altijd snel, hè? We kunnen bundelen wat we willen, maar dan moet er wel iets overblijven om te bundelen. Ik vond dat meneer Mohandis dat net ook goed duidde: het gaat hier over basisvoorzieningen, over bestaansrecht, over zuurstof in verenigingen. Als dat allemaal zo rücksichtslos geschrapt en gekort wordt, dan blijft er niet zo veel over om te bundelen. Dan zijn het mooie woorden, maar dan gaan we daar de sporters en bewegers niet mee helpen. Nogmaals, wat is de rode draad, behalve overkoepelen en bundelen? Wat is het verhaal richting de mensen op de publieke tribune en de mensen die meekijken?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
De rode draad is dat we dat as we speak op 1 januari 2025 nog niet in deze begroting hebben zitten. Dus ja ... Ik denk wel dat we slim moeten kijken hoe je dingen op een andere manier kunt organiseren en hoe je organisaties die heel goed werk doen, wel in de lucht kunt houden. Ik denk dat dat mijn rode draad is. Hoe gaat deze staatssecretaris met zijn grote hart voor de sport volgend jaar echt met een visie komen op de komende jaren? Er zitten wat de VVD betreft ook een aantal dingen in waar we echt naar moeten kijken. En natuurlijk moeten we kijken naar de financiering en de wijze waarop het nu gefinancierd is. Natuurlijk moeten we kijken of we dingen eenvoudiger kunnen doen. Maar ik ben het met mevrouw Paulusma eens: natuurlijk moet je ook kijken naar wat er ligt en naar wat we kunnen uitgeven.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb aanvullend op wat andere collega's al hebben gezegd, ook een vraag voor de VVD. Vandaag is het moment om met elkaar te zoeken naar wat we slimmer kunnen doen. Ik weet dat ook de staatssecretaris iets wil met BOSA, maar soms is het dan nog zoeken naar wat we kunnen. Een van mijn voorstellen was om te kijken naar wat andere ministeries doen rondom klimaat. Hoe kunnen we ambities bijvoorbeeld versnellen? Maar er ligt ook een heel concreet amendement van collega Van Dijk, collega Van Nispen en ondergetekende om op een slimme manier geld vrij te maken voor BOSA. Dat geld zit in het Klimaatfonds, maar is niet bestemd voor sportverenigingen. Ik vind dat een heel slim amendement. Het levert namelijk iets op en bovendien biedt het zekerheid aan een hele grote sector. Ik zoek een beetje en ik denk dat het zou helpen als u zegt: ik kan u niks beloven, maar ik ga wel goed kijken naar dat amendement. Want dat soort amendementen helpt, omdat doel en middelen hier samenlopen. U kunt dan echt verschil maken, net zoals uw voorganger, Rudmer Heerema dat ook graag deed.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het zijn grote schoenen om te vullen, hoor!
Natuurlijk kijk ik heel serieus naar alle voorstellen. Ik ben ook wel benieuwd hoe we toch nog uit die DUMAVA-pot geld kunnen krijgen. Natuurlijk kijk ik daar serieus naar, maar aan de andere kant vind ik ook dat we voor een grote opgave staan als land en dat we ook moeten kijken hoe we de kosten kunnen drukken. Ik ben het ook met de heer Mohandis eens dat dat niet speciaal hier hoeft, maar het moet wel in een totaalpakket. We moeten dus overal kijken waar we wat kunnen doen.
As we speak zit ik hier met potje A ... Nou goed, ik wou een grap maken, maar ... Maar aan de andere kant worden er dus ook andere dingen bekeken. Ik vind wel dat ik, juist als VVD'er die op de staatskas let, verplicht ben om het in z'n geheel te bekijken. Ik ben het met meneer Mohandis eens dat daar waar het over ministeries heen kan ... Dat is namelijk een ergernis die ik al vanaf dag één dat ik in de Kamer ben, voel. Het is makkelijk om over ministeries heen regels in te stellen die andere ministeries treffen, maar die regels terugdraaien of terughalen vind ik heel ingewikkeld.
De voorzitter:
De vervolgvraag van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb ook die rol gehad in de coalitie, maar het is wel uw staatssecretaris. De staatssecretaris is natuurlijk van ons allemaal, maar hij is meer van u, want hij is van dezelfde politieke kleur als u. Ik zou u daarom toch willen vragen ... Kijk, hij is ook met handen en voeten gebonden aan dat akkoord waar vier handtekeningen onder staan. Maar als ik zie hoe sport er heel nauw van afkomt en als ik zie waar geld nog wel aanwezig is, met soms dezelfde doelstelling ... Ik noemde al klimaat en groene groei. Er liggen dus ook amendementen. Ik denk dan: "Kom op, VVD-fractie. Het is uw staatssecretaris. Hij moet shinen op sport met al die mooie verhalen en ambities, maar dat moet dan wel waargemaakt worden." U heeft daar ook een rol in door richting uw fractie te zeggen: "Goh, die staatssecretaris van ons is ook van onze kleur en die moeten we wel een beetje helpen de komende tijd. Zoals het nu wordt voorgeschoteld, gaat het niet." Ik denk dan: "Ja, VVD, kom op. Het is uw staatssecretaris. U moet hem wel een beetje helpen, want anders, vrees ik, gaan we die ambities niet realiseren."
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik verdenk de heer Mohandis ervan dat hij af en toe als een vliegje op mijn schouder in de fractievergadering zit, terwijl ik ook soms ... We citeren nooit uit de vergadering, maar de heer Mohandis kan er echt van uitgaan dat ook ik heel af en toe diezelfde woorden bezig, dat ook ik naar die amendementen ga kijken en dat ook ik mijn financieel woordvoerder eens eventjes aankijk: wat kunnen we nog wel en wat kunnen we nog niet? Natuurlijk, maar dan toch weer terug naar hier. Ik vind wel dat we onze ogen niet moeten sluiten, want zo ben ik ook. Het geld moet eerst verdiend worden, wil je het uit kunnen geven. Dat zal ook deze staatssecretaris moeten doen. Soms noem ik hem positief en soms denk ik: je moet af en toe ook de tering naar de nering zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nog de laatste interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ga even door over financiën. We weten natuurlijk dat de VVD naast een staatssecretaris Sport ook een strenge minister van Financiën heeft, die graag binnen de kaders blijft. Ik hou ook van prudent begroten; daar ben ik heel eerlijk in. Maar bezuinigen op sport is eigenlijk kosten, zorgkosten, op de lange termijn veroorzaken. Ik weet zeker dat mevrouw Van den Hil het met me eens is dat er een enorm probleem aankomt. Dat weten we gewoon. Bezuinigen op sport, bezuinigen op bewegen betekent gewoon hogere zorgkosten. Het bruto vrijwilligersproduct is 13 miljard per jaar. Dat leveren onze vrijwilligers Nederland ieder jaar op. Bezuinigen op sportinfrastructuur, bezuinigen op onze verenigingen betekent gewoon dat daar geld wegvalt. Als we toch door de financiële bril naar de begroting kijken — dat doe ik graag — hoe rijmt u dan de bezuiniging op sport met prudent financieel beleid?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Als VWS-woordvoerder, ook op heel andere domeinen, voel ik natuurlijk mee met ... Bij preventie gaan de kosten altijd voor de baten. Het enige is — dat heb ik echt gemist de afgelopen jaren; ik heb het überhaupt gemist — dat er echt sluitende businesscases komen: als je één euro aan A uitgeeft, dan moet dat ook werkelijk zo zijn. Ik zou het mooi vinden om er op die manier naar te kijken. Volgens mij heeft deze staatssecretaris dat in een andere rol ook al eens geprobeerd in een gemeente hier dichtbij. Ik roep de staatssecretaris dan ook op om te kijken hoe we dat nu wel kunnen doen. Daar zal ik zelf ook heel graag aan mee willen doen. Tot nu toe benoemen we het wel, zie ik het en zegt mijn gevoel ook: het is zo. Maar het is nog altijd niet zo, want dat betekent dat je ook moet kijken wat je bij zorgverzekeraars kan doen. Er zijn zorgverzekeraars waar je al pakketten kan krijgen — tijdens de lockdown kon dat ook bij mijn zorgverzekeraar — en mee kan doen aan bepaalde programma's en activiteiten. Ik denk dat we die allemaal moeten bundelen. Ik ben het met mevrouw Van Dijk eens dat we dat veel meer zouden moeten doen. Dat is dan een extra vraag aan deze staatssecretaris: kom nou ook eens met die businesscase, ga daar samen met ons aan werken. We zien het allemaal, iedereen die hier zit, en we weten het. Alleen is het nog niet gelukt om het daar weg te halen, want dat betekent dat er elders op VWS ook wat weg zal moeten. Dat is gewoon een kwestie van durven en doen. Dat ben ik met mevrouw Van Dijk eens. Ik zal de eerste zijn die als het er ligt, daar vol voor zal zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik was bij inclusief sporten. Wat de VVD betreft zal iedereen naar zijn of haar mogelijkheden mee moeten kunnen doen, ook tijdens het sporten. Kijk naar de paralympische sporters. Juist zij zijn een voorbeeld voor velen, in doorzettingsvermogen en kijken naar mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden. Wat heb ik genoten van het basketballen tijdens de Paralympische Spelen in Parijs. En wat was het mooi om te zien hoe zij elkaar weer overeind hielpen als er een rolstoel gekanteld was. Veel sportverenigingen maken samen sporten al mogelijk, maar er is een groot gebrek aan kennis die nodig is voor de aanschaf van hulpmiddelen. Uniek Sporten speelt een belangrijke rol. Een belemmering is nog wel dat gemeenten en zorgverzekeraars verschillend omgaan met het aanvragen van hulpmiddelen om te sporten. Ook hulpmiddelen zoals prothesen voor kinderen zijn belangrijk om volwaardig mee te kunnen doen en zo te kunnen genieten van sport. Dat werkt ook nog preventief als het gaat om de gezondheid; we hadden het er net over. Dat zijn zaken die wat de VVD betreft aandacht behoeven. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de weg naar de aanvraag van sporthulpmiddelen nog beter gevonden wordt en dat dit ook mogelijk gemaakt wordt voor verenigingen in plaats van individuele sporters? Is de staatssecretaris van mening dat het centrale loket van Uniek Sporten nog steeds overeind staat? Kan hij aangeven wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot het uniforme modelbeleid voor sporthulpmiddelen gericht op gemeenten en zorgverzekeraars? Welke maatregel worden genomen om te waarborgen dat gemeenten en zorgverzekeraars dit beleid breed implementeren, zodat betrokken partijen optimaal gebruik kunnen maken van het centraal loket en kunnen profiteren van de deskundigheid van Uniek Sporten? Is de staatssecretaris bereid om bij De Hoogstraat Revalidatie in Utrecht te gaan kijken en te spreken over de belemmeringen die ervaren worden bij de aanschaf van sportprothesen voor kinderen? Dat is een uitdaging.
Voorzitter. Nederland is een topsportland. Nederland presteert internationaal goed bij topsport. Zo hebben topsporters een voorbeeldfunctie voor kinderen en volwassenen om meer te gaan bewegen. We hebben topsportevenementen in eigen land, die ook een maatschappelijke rol vervullen. Zo worden naast het evenement vaak ook participatiestimuleringsevenementen georganiseerd. Bij het EK Beachvolleybal afgelopen zomer was dit ook het geval. Hier konden kinderen kennismaken met beachvolleybal. Ik heb met mijn eigen ogen kunnen zien hoe mooi dat was. Wat de VVD betreft blijven we als Nederland kijken of we mooie sportevenementen naar Nederland kunnen halen. Dit heeft een positieve spin-off op de samenleving. Het is goed voor het aanzien van Nederland en stimuleert tot extra sporten. Natuurlijk denk ik daarbij aan de beelden van de Oosterscheldekering, tijdens de waaieretappe van de Tour de France enige jaren geleden.
De VVD heeft de volgende vragen over dit onderwerp. Hoe gaat de staatssecretaris bonden, natuurlijk binnen de afgesproken financiële mogelijkheden, ondersteunen om grote topsportevenementen naar Nederland te halen? Zo wil de KNVB graag het WK Vrouwen onder 21 of een WK Zaalvoetbal gaan organiseren. Voor een succesvolle bid is steun van de overheid en vooral de politiek essentieel. Daarom zou een gesprek van de staatssecretaris in het voorjaar van 2025 van groot belang kunnen zijn. Tijdens dit gesprek zou dan gesproken kunnen worden over kansrijke voetbaltornooien, die voldoen aan twee criteria: een grote maatschappelijke impact en een duidelijke sportieve ambitie. Is de staatssecretaris hiertoe bereid? Hoe gaat hij helpen om Nederland als topsportland een toekomst te geven?
Voorzitter. Sporten is mooi. Beginnen met bewegen is nog mooier. Dat kan iedereen overal doen, elke dag op allerlei manieren. Loop naar je werk, pak de fiets of geniet als kind en ook als volwassene in de speeltuin. Maar maak ook plezier op een sportclub, waar je met anderen actief bezig bent en je vriendschappen sluit. Ik herinner mij de sportclubs die ik bezocht heb als volgt: zelf sporten, weliswaar van een belabberd niveau behalve bij schaken en bridgen, kantinedienst, vlaggen bij het eerste van de dames, de F'jes van De Hansweertse Boys trainen en later vrienden maken tijdens de studie bij volleybalclub Snoopy. Ik roep de staatssecretaris ertoe op om ervoor te gaan, af en toe een stapje bij te zetten, zijn collega's altijd voor te zijn en schaakmat te zetten bij de verdeling van de budgetten om zo iedereen een mooie sporttoekomst te bieden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Dijk van de fractie van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Nederland heeft een van de meest succesvolle sportzomers achter de rug. Wat hebben we staan juichen en wat zijn we terug op onze sportvelden, ik tenminste wel. Aangezien het in dit debat altijd wel een beetje gebruikelijk is om je regio te promoten, hier komt ie: wat bijzonder dat Gemert, waar ik woon, tegenwoordig met Sharon van Rouwendaal een olympisch kampioen in haar midden heeft! Samen juichen voor onze kampioenen brengt mensen samen, ongeacht verschillen in achtergrond, cultuur, leeftijd of overtuiging. Ze inspireren ons en onze jeugd. Dat is hard nodig in een samenleving die steeds meer zit en hangt in plaats van loopt en rent.
Laten we vandaag ook eerlijk het gesprek voeren met elkaar en samen constateren dat er door de keuzes van deze coalitie donkere wolken boven de sportsector hangen. Als we de stapeling van effecten op de sport van andere maatregelen zien, dan kunnen we alleen maar concluderen dat deze coalitie en dit kabinet geen warm hart voor sport hebben. Dus even terug naar de werkelijkheid van vandaag. De kansspelbelasting wordt verhoogd, waardoor de afdrachten uit loterijen aan de basisfinanciering hard geraakt worden. De SPUK's worden overgeheveld naar het Gemeentefonds — we hebben het er al over gehad — met een korting van 10%, waardoor gemeentebestuurders in feite in de hoek gezet worden en bijna niet anders kunnen dan lokaal op sport beknibbelen aangezien sport geen wettelijke verplichting is voor gemeentes vanuit het Rijk. Denk aan de meer dan halvering van de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties, waardoor de basissportinfrastructuur, zeg maar gewoon de sport om de hoek, nog verder dan nu het geval is onder druk komt te staan. Deze bezuiniging alleen al gaat volgens de berekening van Stichting Waarborgfonds Sport gemiddeld €7.000 per vereniging kosten.
Sport is bij deze coalitie duidelijk niet in veilige handen. Daar waar we als CDA in het verleden nog niet altijd overtuigd waren van het belang van het wettelijk vastleggen van sport, neigen we er nu daarom steeds meer toe om sport wettelijk te beschermen. Sport moet blijkbaar een beschermde status krijgen om serieus genomen te worden in dit land. Ik heb de maatregelen die het kabinet voornemens is te nemen voor mezelf proberen te matchen met de brief van de staatssecretaris. Hij is nu veel aan het onderzoeken en komt de komende tijd met allerlei voorstellen om sport en bewegen in Nederland te bevorderen. Maar voorstellen zijn toch niet gratis? In het regeerakkoord staat dat er extra investeringen in sport en bewegen komen en dat iedereen de gelegenheid moet hebben om voldoende te kunnen sporten en bewegen. "Onze investeringen dragen bij aan vitale verenigingen en toegankelijke sport voor iedereen", staat er. Wil dat zeggen dat ik me druk maak om niks? Wordt er in de komende Voorjaarsnota en in de volgende begroting juist wel weer flink geld geïnvesteerd in sport? Dat zou een hele hoopvolle gedachte zijn. Ik denk dat Nederland ook op het gebied van sport en bewegen een hoopvol verhaal nodig heeft. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Wat ik overigens erg kan waarderen, is dat deze staatssecretaris het aandurft om zijn ambities concreet te maken: over vier jaar is het percentage kinderen van 4 tot en met 11 dat voldoet aan de beweegrichtlijn gestegen van 60 naar 65 en is het percentage jongeren dat aan de beweegrichtlijn voldoet gestegen 40 naar 50. Verder wil hij de sportdeelname van gehandicapten laten toenemen van 38% naar 50% en van kinderen en volwassenen in armoede van 44% naar 52% in 2028.
Voorzitter. Wat het CDA betreft moeten we in plaats van bezuinigen juist investeren in sport, omdat het veel meer oplevert dan het kost, namelijk fysieke gezondheid, vitale gezondheid, zorgpreventie, sociale cohesie, ontwikkeling van jongeren, trots, economische groei en een meer inclusieve samenleving. Wat betreft dat laatste, die samenleving: we weten allemaal dat onze verenigingen en vrijwilligers een belangrijke hoeksteen van de samenleving zijn. Die verenigingen en vrijwilligers moeten ontzorgd worden. Het rapport over regeldruk bij vrijwilligersorganisaties gaf daartoe een goede voorzet. We zijn nu anderhalf jaar verder, ik heb inmiddels vier keer moeten vragen om een beleidsreactie en vlak voor dit debat worden we afgescheept met een nietszeggend procesbriefje. De ondersteuning van onze vrijwilligers heeft duidelijk geen prioriteit. Ik ben er echt geïrriteerd door geraakt. Dit rapport laat zien dat we het onze vrijwilligers onnodig moeilijk maken. Na anderhalf jaar is er nog geen concreet voorstel om onze verenigingen te helpen. Ook financieel hebben sportverenigingen het zwaar, wat het mooie, laagdrempelige karakter van sportverenigingen onder druk zet.
Naast regeldruk en financiën wil ik nog een ander pijnlijk voorbeeld noemen waarover we de afgelopen dagen ook hebben kunnen lezen. Mensen die als vrijwilliger een bestuurstaak op zich nemen, kunnen sinds een paar jaar persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. We zien dat inmiddels helaas ook steeds vaker gebeuren. Vrijwilligers dreigen door rechtszaken voor tonnen in de schulden te komen en hun huis te verliezen. En waarom? Omdat ze bereid waren zich vrijwillig voor onze samenleving in te zetten en daarbij mogelijk, vaak zonder het zelf te weten, een keer een foutje hebben gemaakt of omdat ze mogen opdraaien voor fouten van anderen. Dit is het gevolg van de invoering in 2021 van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen, een wet die enkel als bedoeling had om de aansprakelijkheidsprocedure van bestuurders te verduidelijken maar verder niet te wijzigen. Ik heb de behandeling van die wet er nog eens op nagelezen. Tot mijn plaatsvervangende schaamte was er destijds in de Kamer maar heel weinig aandacht voor. In een bijna leeg zaaltje werd destijds door de aanwezige Kamerleden en de minister overigens al wel geconcludeerd dat zodra het fout zou gaan met deze wet, de zaal waarschijnlijk wel overvol zou zitten. Ik vrees dat ze gelijk gaan krijgen.
Als doekje voor het bloeden is destijds een verzekering voor verenigingen in het leven geroepen. De verzekering dekt nauwelijks de schade, het is moeilijk om iets uitgekeerd te krijgen en er is geen goede rechtsbescherming voor deze bestuurders. Is de staatssecretaris het met het CDA eens dat we niet op deze manier met onze vrijwillige bestuurders moeten omgaan? Is de staatssecretaris bereid te laten onderzoeken hoe we de wet zo kunnen wijzigen dat vrijwillige bestuurders beter beschermd worden tegen aansprakelijkheidstelling? Los van de vraag of de Wbtr gewijzigd zou moeten worden — dat is niet zomaar geregeld, dat besef ik heel goed — zou ook op korte termijn de rechtsbescherming voor vrijwillige verenigingsbestuurders verbeterd moeten worden. Het RVBB, het Register voor Verenigingsbestuurders, pleit ervoor om in de tussentijd in overleg met de Nederlandse orde van advocaten gedragsregels op te stellen met als doel dat voorkomen wordt dat vrijwillige verenigingsbestuurders onnodig juridisch bedreigd worden. Daarnaast pleit de RVVB ervoor om te organiseren dat vrijwillige verenigingsbestuurders op een laagdrempelige wijze direct contact kunnen krijgen voor ondersteuning en begeleiding in juridische conflictsituaties. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze voorstellen en is het kabinet bereid hiermee aan de slag te gaan?
Voorzitter. Vrijwilligers en verenigingen bouwen aan de samenleving. De overheid moet daarbij faciliteren. In de sport gaat het dan bijvoorbeeld over ervoor zorgen dat er fysiek voldoende ruimte is om te sporten. We zien nu al dat er een grote druk op sportvoorzieningen is. Wachtlijsten nemen toe, zeker bij de binnensport. Uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat als we erin slagen om 75% van de mensen te laten bewegen conform de beweegrichtlijn, 10% tot 15% extra ruimte nodig zal zijn voor sportaccommodaties zoals velden, hallen en zwembaden. Daarnaast is in de openbare ruimte tot 70% extra ruimte nodig om te kunnen sporten, spelen en bewegen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: staat het kabinet nog steeds achter de doelstelling dat in 2040 minimaal 75% van de Nederlanders aan de beweegnorm moet voldoen? Want als ik de ambitie van de staatssecretaris lees, lijkt die norm naar beneden bij te worden gesteld. Dat begrijp ik niet in een samenleving die steeds minder beweegt en waarvan we weten dat in 2050 64% lijdt aan overgewicht, met alle gezondheidsgevolgen van dien. Is deze ambitie bijgesteld om minder te hoeven investeren in sportaccommodaties, vraag ik me dan tegelijkertijd af. Graag een reactie.
Hoewel we meer sporthallen, velden en zwembaden nodig hebben, komt dit kabinet met een ruime halvering van de middelen voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties, waardoor de basisinfrastructuur onder druk staat. Even voor de achtergrond: deze regeling is een aantal jaren geleden opgezet als compensatie richting de sport voor een vorige btw-verhoging op de sport, namelijk de afschaffing van de btw-vrijstelling op sport per 1 januari 2019. Die btw-maatregel was het gevolg van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie en is door niemand bedoeld als een bezuiniging op de sport. Het kabinet kiest er nu dus wél voor om hier fors op te bezuinigen. Hoe kijkt de staatssecretaris met de kennis van deze achtergrond nu aan tegen deze forse bezuiniging?
De BOSA-regeling is sinds de invoering ervan bijzonder succesvol geweest, zozeer zelfs dat het tot op heden nauwelijks geïndexeerde budget al een aantal jaren op rij niet toereikend blijkt te zijn. Ik heb inderdaad samen met GroenLinks, de PvdA en de SP een amendement ingediend met een deugdelijke dekking om het budget voor de BOSA met 50 miljoen te verhogen. Er moet wat ons betreft namelijk eerder meer dan minder geld naar deze regeling gaan. De staatssecretaris heeft het amendement bij de begrotingsbehandeling al ontraden. Kan de staatssecretaris helder aangeven waarom hij dit amendement heeft ontraden?
Tijdens het begrotingsdebat gaf hij aan dat sportverenigingen vanaf volgend jaar ook gebruik kunnen maken van de DUMAVA en dat daarmee ook de korting op de BOSA opgevangen wordt, maar dit is, met alle respect, echt onzin. Ten eerste heeft deze Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed natuurlijk ook al andere doelen waaraan dat budget besteed wordt. Als we kijken naar dit jaar, zien we dat per 8 november nog 7% van het jaarbudget over is; dat is ongeveer 33 miljoen euro. Met andere woorden, de DUMAVA wordt al volledig gebruikt voor het verduurzamen van bijvoorbeeld scholen, overheidsgebouwen, zorginstellingen en monumenten. Ten tweede heeft de DUMAVA alleen als doelstelling het verduurzamen van gebouwen en niet ook het bouwen van nieuwe gebouwen. Het bouwen van nieuwe sportaccommodaties, die per definitie duurzamer zijn dan verouderde gebouwen, kan dus niet vanuit de DUMAVA medegefinancierd worden. Ook het toegankelijker maken van bestaande sportaccommodaties valt niet onder de voorwaarden. Ten derde is de DUMAVA voor sportverenigingen wéér een nieuwe regeling en complexer om aan te vragen dan de BOSA. Dit verhoogt opnieuw de druk op de vrijwillige sportbestuurders. Kan de staatssecretaris op deze punten ingaan? Waarom kiest de staatssecretaris er niet gewoon voor om de BOSA-regeling, die in het algemeen goed werkt, overeind te houden?
Voorzitter. Ook de topsport wordt door dit kabinet hard geraakt. Ik noemde al de verhoging van de kansspelbelasting. Afgelopen zomer zei de staatssecretaris in een interview in de Volkskrant dat er veel te voorbarig is gesteld dat de verhoging van de kansspelbelasting tot minder afdrachten aan sport zal leiden. Hoe naïef kun je zijn? Kan de staatssecretaris uitleggen wat hij hiermee bedoeld heeft? Hij gaf aan dat de berekening die NOC*NSF heeft gemaakt, gestoeld is op de assumptie dat we op elk terrein een even groot deel van de subsidie af halen, maar daar moesten nog keuzes gemaakt worden. Kan de staatssecretaris hier inmiddels meer duidelijkheid over geven?
Voorzitter. We hadden het er al over: heel Nederland heeft afgelopen zomer trots meegeleefd met de fantastische resultaten van onze topsporters op de Olympische Spelen. Tegelijk moeten we ook vaststellen dat een groot deel van die topsporters niet zeker zijn van hun bestaanszekerheid. Een aantal topsporters is gelukkig in staat om zelfstandig in het levensonderhoud te voorzien, bijvoorbeeld dankzij sponsordeals, prijzengeld en commerciële samenwerkingen. Maar dat geldt lang niet voor alle topsporters. Uit onderzoek van het Noord-Hollands Dagblad blijkt dat vier op de tien olympische sporters nauwelijks meer dan het minimumloon verdienen. Topsporters die geen of onvoldoende inkomen hebben, kunnen daarom al bijna 30 jaar een financiële tegemoetkoming krijgen in de vorm van het stipendium. Jaarlijks maken ongeveer 400 tot 500 sporters daarvan gebruik. In antwoord op mijn schriftelijke vragen hierover schrijft de staatssecretaris dat er een verkenning plaatsvindt naar een nieuw voorzieningenmodel voor topsporters en dat de Kamer hierover in het najaar wordt geïnformeerd. Klopt het dat we daar nog niets over ontvangen hebben? Kan de staatssecretaris toelichten wat er tot nu toe uit die verkenning is gekomen?
In antwoorden die we hebben ontvangen, geeft de staatssecretaris ook diverse malen aan dat het aan NOC*NSF en de sportbonden is om te bepalen welke voorzieningen voor topsporters wenselijk zijn en dat zijn primair verantwoordelijk zijn voor de invulling daarvan. Daar ben ik het op zich wel mee eens, maar snapt de staatssecretaris dat het lastig wordt om die verantwoordelijkheid te nemen als er steeds minder geld naar de sportbonden gaat?
Voorzitter. Nederlanders hebben de twijfelachtige eer om Europees kampioen zitten te zijn. Ik doe er in dit debat ook weer goed aan mee, zeg ik tegen de heer Van Nispen. Al decennia voldoet meer dan de helft van de Nederlandse bevolking niet aan de beweegrichtlijnen. Er staan daarom in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma terecht mooie ambities op het gebied van sport en bewegen. In de uitwerking zien we echter nog weinig daadwerkelijk beleid om hier werk van te maken.
De SP komt zo meteen met een voorstel. Ik ben benieuwd wat de reactie van de staatssecretaris daarop zal zijn. Dit voorstel is een onorthodoxe maatregel, maar wat het CDA betreft is het de hoogste tijd voor onorthodoxe maatregelen. We moeten er ook voor zorgen dat meer bewegen effectief wordt geïntegreerd in de normale dag, voor zowel jong als oud. In het onderwijs, in de kinderopvang, tijdens een werkdag, in en vanuit de zorg, in de vrije tijd, in de leefomgeving en onderweg. In juli 2023 is met incidenteel geld het actieplan Nederland Beweegt gestart, met als doel een verandering in gang te zetten om meer mensen meer te laten bewegen. Begin 2025 rapporteert het RIVM de eerste resultaten van het actieplan. Is de staatssecretaris bereid om toe te zeggen dat hij, als deze resultaten positief blijken te zijn, welwillend wil kijken of het mogelijk is om vanuit de rijksoverheid verdere ondersteuning na 2025 mogelijk te maken, voor het opschalen en verankeren van de resultaten uit het actieplan?
Op welke manier zorgt de staatssecretaris ervoor dat ook bij andere ministeries — mevrouw Van den Hil gaf het al aan: we moeten stoppen met vanuit ministeries te denken — in ieder geval bij OCW, SZW IenW en BZK, voldoende tussen de oren zit dat het stimuleren van bewegen integraal onderdeel van beleid moet zijn?
Als CDA vragen we ook al jarenlang aandacht voor het faciliteren van en het kunnen doorgaan van amateurwielrenwedstrijden. Zo vragen we bijvoorbeeld al jaren om duidelijk te maken onder welke voorwaarden burgermotorrijders kunnen worden ingezet ter vervanging van politiemotards, die begrijpelijkerwijs door capaciteitsproblemen bij de politie steeds minder hiervoor kunnen worden ingezet. Ik heb het even teruggezocht. Hanke Bruins Slot vroeg hier in 2016 al voor de eerste keer aandacht voor. Vorige week ontvingen we eindelijk het rapport van de Antea Group hierover. Heel eerlijk: de oplossing die daarin wordt voorgesteld, is verre van ideaal, maar het kan een stap in de goede richting zijn. Dan heeft de Wielerunie wel middelen nodig om een richtlijn voor de inzet van burgermotorrijders op te kunnen stellen en om die vervolgens ook te kunnen opleiden. Daarover heb ik samen met de SP en GroenLinks-PvdA een amendement ingediend. Ik mag hopen dat deze staatssecretaris het voorstel omarmt en zo snel mogelijk zal uitvoeren. Het probleem is nu inmiddels urgenter dan ooit, nu het kabinet heeft aangegeven komend jaar maar liefst acht maanden lang geen politiecapaciteit voor wielerkoersen te willen inzetten, vanwege de NAVO-top in juni. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.
Het amendement regelt middelen om de richtlijn mogelijk te maken, maar dan zijn we er nog niet. Vervolgens is er jaarlijks €40.000 nodig om de kosten te dekken die organisatoren maken voor de inzet van deze verkeersregelaars. Ik weet dat het amendement ontraden wordt als ik de structurele middelen erin laat staan. Dus ik heb het amendement aangepast, maar ik vraag wel om de toezegging van de staatssecretaris om in overleg met IenW en JenV te bekijken hoe we deze structurele dekking samen voor elkaar kunnen krijgen. Ook vraag ik de staatssecretaris of hij zich als vertegenwoordiger van de sport vol wil inzetten om te bewerkstelligen dat de politie de grootste koersen tijdens deze periode wel blijft begeleiden, denk aan de Olympia's Tour, de Amstel Gold Race en de Renewi Tour, die één dag door Nederland gereden zal worden.
Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over spelen. Tijdens het vorige debat heb ik de aanbeveling gedaan — ik snap de jullie die niet allemaal hebben opgevolgd — om de Ted Talk van Peter Gray te kijken: The Decline of Play. Die is echt de moeite waard. Uit de eerste onderzoeken blijkt dat naast een uitdagende omgeving het bevorderen van spelen ook te maken heeft met het hebben van iemand om mee te spelen en ouders die je voldoende uitdagen om te spelen. Daar zie ik een mooie kans. Ook voor ons ouderen is het belangrijk af en toe wat meer kind te zijn. Ik heb het even opgezocht: spelen voor volwassenen vermindert stress, maakt endorfine aan, stimuleert creativiteit, bevordert sociale verbinding, verbetert cognitieve functies, ondersteunt emotionele gezondheid en is ook nog eens goed voor onze fysieke gezondheid. Ik sluit af met: je bent immers nooit te oud om te spelen, alleen duurt je herstel soms wat langer.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan is nu het woord aan mevrouw Saris van de fractie van NSC.
Mevrouw Saris (NSC):
En dat geldt ook voor sporten, mevrouw Van Dijk, weet ik uit ervaring.
Voorzitter. Een aantal weken geleden mocht ik de werkgroep Phoenix uit mijn woonplaats Winterswijk ontvangen. Deze werkgroep is gestart door Yvonne, die geleidelijk aan beide ogen blind is geworden. De missie van Phoenix is om mensen met een beperking te ondersteunen door bewegen toegankelijk te maken. Tonny, ook lid van de werkgroep, vertelde mij hoe hij als vrijwilliger betrokken is om één keer per week mensen uit hun rolstoel op een framerunner te krijgen om zo dat ene uur per week helemaal zelfstandig en vrij te kunnen bewegen op de plaatselijke atletiekbaan. Deze mensen komen daardoor even uit hun rolstoel, komen in contact met anderen en zijn in de frisse buitenlucht. Tot slot Boudewijn, de superenthousiaste trainer van het G-team van De Graafschap uit Doetinchem. Dit team speelt in de bijzondere eredivisie. Bij al deze mooie initiatieven is het geweldig om te zien hoe sport verbindt. Het zelfvertrouwen wordt vergroot en men komt letterlijk in beweging. Tot zover ook de zendtijd voor mooie initiatieven uit de Achterhoek, want die regio hebben we nog niet veel genoemd vanmiddag. Ook in andere delen van Nederland zijn prachtige initiatieven te vinden, van Zeeland tot aan Groningen. Initiatieven van mensen en verenigingen vanuit de regio, die we moeten koesteren en bewaken.
Voorzitter. Deze verhalen raken mij. Het raakt me omdat ze laten zien hoe belangrijk sport en beweging is voor mensen. Er is nog genoeg te doen. Het is hier vanmiddag al vaker gezegd. Minder dan de helft van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijnen. Voor mensen met een beperking zijn de cijfers nog schrikbarender. Minder dan een op de vier mensen met een verstandelijke beperking beweegt voldoende. Daarnaast is er sprake van een ongekende gezondheidsongelijkheid in ons land. Kwetsbare groepen leven vele jaren korter en in minder goede gezondheid.
In mijn bijdrage ga ik in op sport en preventie, regionale samenwerking en sporten voor mensen met een beperking. Allereerst noem ik het Uniek Sporten. Zoals ik eerder zei, is sporten niet voor iedereen vanzelfsprekend. Mensen met een beperking sporten significant minder dan mensen zonder beperking, niet omdat ze niet willen, maar omdat ze soms simpelweg niet kunnen. De fractie van Nieuw Sociaal Contract is blij om te lezen dat er wordt gewerkt aan mogelijkheden om tot één landelijk loket voor sporthulpmiddelen te komen. De fractie van Nieuw Sociaal Contract ondersteunt dit van harte. Dit model lijkt ons duurzamer, efficiënter en flexibeler. Mensen kunnen hierdoor eenvoudig de hulpmiddelen gebruiken die ze nodig hebben, zonder dat er vooraf een grote investering gedaan moet worden voor een sporthulpmiddel waarvan niet zeker is of de sporter het na een jaar nog wel gaat gebruiken. Wij willen daarnaast graag dat wordt gekeken of de vergoedingen voor sporthulpmiddelen in alle gemeenten kunnen worden gerealiseerd, zodat de toegang tot sporthulpmiddelen eenvoudiger en gelijkwaardiger wordt voor mensen met een beperking. Dit alles zou voor ons een mooi fundament kunnen zijn voor de positionering en ontwikkeling van één centraal loket voor sporthulpmiddelen. Ik overweeg op dat punt een motie. Die wordt in ieder geval ondersteund door de fracties van VVD, BBB, SP en GroenLinks-PvdA. Dat is een mooi voorstel dat we hier vandaag op tafel kunnen leggen.
Voorzitter. Dit kabinet wil de inclusie- en diversiteitsstrategie, bedoeld om mensen met een beperking volledig mee te kunnen laten doen in het beweegbeleid, pas in 2030 starten. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: waarom wachten we zo lang met deze uitvoeringsstrategie? Kan die bijvoorbeeld niet al in 2026 starten?
Dan de sport- en beweegwet. De fractie van NSC vindt dat we in Nederland meer moeten inzetten op een stevige positionering van het sport- en beweegbeleid, vooral door sport te verbinden aan jeugdzorg, zorg, onderwijs, mentale gezondheid, inrichting openbare ruimte, versterken van sociale cohesie tegen eenzaamheid en het voorkomen van arbeidsongeschiktheid. Fitte en mentaal gezonde werknemers zijn van groot belang voor de samenleving, en ook de financiering hiervan. Dan doel ik op kosten in zorg en sociale zekerheid. Dit vergt naar onze mening een veel betere samenwerking, een meerjarige visie en een kijk op financiering van de sport. Nu ontbreken een taakverdeling, verdeling van verantwoordelijkheden of structurele aandacht voor het beweegbeleid in Nederland. Het is alsof we een wedstrijd spelen zonder coach, zonder aanvoerder, zonder tactiek en zonder doel. Dat vind ik jammer. Dit kunnen we beter doen.
In de najaarsbrief lezen we dat de staatssecretaris de mogelijkheden voor een visie op sport en beweging voor de langere termijn wil verkennen, inclusief wetgevingsopties. Mijn fractie ondersteunt dit voornemen van harte. In onze Grondwet, artikel 22, is immers vastgelegd dat de overheid maatregelen treft ter verbetering van de volksgezondheid. Voldoende bewegen is wat ons betreft een van de interventies om de volksgezondheid te bevorderen. Het sportakkoord 2.0 en het GALA hebben positieve voorbeelden opgeleverd, zoals de regionale platforms in Friesland, de Achterhoek en Zeeland. Maar zonder structurele ondersteuning dreigen ook deze initiatieven te verdwijnen. Regionale platforms hebben bewezen dat samenwerking tussen sportverenigingen, scholen, zorginstellingen en lokale overheden effectief is. Kan de staatssecretaris de regionale platforms een centrale plek geven binnen het sport- en beweegbeleid en in de wet? De Nederlandse Sportraad heeft al eerder geconstateerd dat een betere samenwerking tussen stakeholders en ministeries noodzakelijk is en dat de overheid haar verantwoordelijkheid moet nemen. Daar doelde mevrouw Van Dijk zojuist ook op.
Laten we kiezen voor de toekomst, want investeren in bewegen loont. Elke euro die we investeren in het beweegbeleid, levert bijna €3 op. Bewegen moet een standaardonderdeel in beleid worden. Laten we dan ook samen de verantwoordelijkheid nemen voor een gezonder Nederland. Ook op dit punt overweeg ik een motie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik hoorde mevrouw Saris praten over die SROI, die Social Return on Investment. Een euro in het sport- en beweegbeleid levert €2,70 op. Tegenwoordig is het geloof ik €2,76. Ik vraag me af of dat ook andersom geldt. Dat betekent dat een euro bezuinigen op sport en bewegen ook weleens tot veel maatschappelijke schade zou kunnen leiden. Het voorstel dat ik hier concreet ga neerleggen, is of het niet verstandig is om dat eerst te onderzoeken, om eerst eens na te gaan wat we op het punt staan om te doen. Ik zeg het nogmaals: het gaat niet alleen om deze staatssecretaris maar ook om andere ministeries. Deze coalitie, waar NSC ook onderdeel van is, stort deze bezuinigingen uit over het sporten en bewegen in Nederland. Met alle mooie woorden van mevrouw Saris, echt een heel mooi betoog, vraag ik: moeten we niet eerst onderzoeken welke maatschappelijke schade we op het punt staan om aan te richten? Kan mevrouw Saris dat, gelet op de mooie woorden van zojuist, steunen?
Mevrouw Saris (NSC):
Dank voor uw vraag en uw ondersteuning van mijn betoog. Meneer Van Nispen, u haalt een terecht punt aan, namelijk dat bezuinigd moet worden. De fractie van Nieuw Sociaal Contract zit er zo in dat wij een hoofdlijnenakkoord met elkaar hebben ondertekend. Dat betekent ook dat je die afspraken met elkaar aangaat. Daar staan wij voor. Tegelijkertijd staat mijn fractie ook voor het inzetten op preventie en kijken naar de toekomst. Gelukkig hebben we in het regeerprogramma kunnen lezen dat de staatssecretaris wil inzetten op preventiemodellen. Ik deel de visie van mevrouw Van den Hil hierop. Laat de staatssecretaris vaart maken met het inzetten op preventiemodellen. Ik hoop dat de staatssecretaris daar zo in zijn eerste termijn op ingaat. Verder wil ik ook echt naar de toekomst kijken, waarbij we met elkaar fundamenten voor de toekomst gaan bouwen. We moeten wat minder afhankelijk worden van allerlei pilots die over Nederland worden uitgestort, waar allerlei glossy, folders en bureautjes als paddenstoelen voor uit de grond schieten. Ik zou graag willen bouwen naar een mooi fundament in een sport- en beweegwet, waarin je die taken en verantwoordelijkheden met elkaar op een goede manier kunt neerleggen. Ik heb daar een motie op voorbereid. Meneer Van Nispen, ik zou het heel mooi vinden als u vanuit de SP hier ook uw naam onder zou willen zetten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Saris (NSC):
Dan wil ik het graag hebben over de financiering van de sport. De sport in Nederland wordt momenteel voor een groot deel gefinancierd uit de opbrengsten van de kansspelbelasting. Ik ben benieuwd naar de visie van de staatssecretaris op de financiering van de sportsector. Wil de staatssecretaris samen met de sportsector naar andere alternatieve financieringen kijken? Dan denk ik bijvoorbeeld aan andere branches dan de gokindustrie.
Voorzitter. Ik ben ook blij met het standpunt van de staatssecretaris dat hij samen met gemeenten, provincies en de sportsector in overleg wil om te komen tot een plan van aanpak dat gericht is op het creëren van een toekomstbestendige sport- en beweeginfrastructuur en de mogelijkheden wil verkennen voor een gerichte aanpak van bouw en renovatie van sportaccommodaties. Deze sportaccommodaties vormen namelijk belangrijke ontmoetingspunten in de steden en wijken. Het is ook mooi om te lezen dat de staatssecretaris een verkenning wil houden naar een openstelling voor een breder publiek. In het land zijn hier mooie voorbeelden van. Staatssecretaris, u raadt het al: u bent van harte uitgenodigd om naar de Achterhoek te komen, want daar hebben we ze al.
Ik heb ook gelezen dat een revolverend fonds nu nog niet aan de orde is voor de staatssecretaris, maar dat hij de opzet van dit instrument wil meenemen om te komen tot een toekomstbestendige sportinfrastructuur. In de bijlage van de brief van de staatssecretaris zien we echter dat er ook varianten van het revolverend fonds zijn waar wel voldoende budget beschikbaar is uit het Klimaatfonds. Bij de keuze om niet de gehele sportsector te verduurzamen, vallen de kosten namelijk uit op 250 miljoen. Kan de staatssecretaris zijn afweging toelichten over voor welke variant van het revolverend fonds hij de voorkeur heeft? Kan hij zijn mening toelichten over of de optie van de 250 miljoen niet al een mooi startpunt zou zijn voor het verduurzamen van de sportaccommodaties in Nederland? Iets is tenslotte beter dan niets.
Voorzitter, tot slot. In de Kamer hebben wij allen hetzelfde doel: Nederland fit en gezond houden. Laten we niet langer afwachten, terwijl de uitdagingen groter worden. Sport en beweging zijn niet alleen een investering in gezondheid, maar ook in een sterke en inclusieve samenleving. Samen kunnen we de koers verleggen en zorgen voor een Nederland waar bewegen de makkelijke en vanzelfsprekende keuze is en waar iedereen de kans krijgt om gezond en vitaal te leven. Laten we vandaag de eerste stap zetten in beweging naar een gezonder Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Een hele korte, puntige interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, ik kan de interruptie heel kort en bondig houden. Ik had het antwoord gemist op de hele goede vraag van collega Van Nispen over of niet eerst onderzocht moet worden wat de effecten zijn van deze bezuinigingen.
Mevrouw Saris (NSC):
Mijn antwoord was dat in het hoofdlijnenakkoord staat dat wij met elkaar het huishoudboekje op orde willen krijgen. Helaas is in de afgelopen jaren te veel uitgegeven, waardoor we nu wat meer op de blaren moeten zitten. Volgens mij heeft mevrouw Van Hil in haar bijdrage ook aangegeven dat een aantal bezuinigingen vanaf 2026 gaan lopen. Het lijkt NSC goed om te gaan bouwen aan fundamenten voor de toekomst, ook in tijden dat er wat minder geld of geen geld is. Vervolgens kunnen we kijken naar hoe we het in de toekomst beter kunnen doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Nispen als laatste spreker van de zijde van de Kamer in de eerste termijn.
De heer Van Nispen (SP):
Het is verleidelijk om terug te blikken op een sportzomer die heeft aangetoond waartoe ons land in staat is. Er was veel om trots op te zijn, aldus de koning, namens de regering, in de troonrede. Wat een hypocrisie om de koning dit te laten zeggen en om mooie sier te maken in Parijs met de olympische medailles van onze sporters, terwijl de inkt van het regeerakkoord nog niet droog is. Het is een regeerakkoord waarin historische bezuinigingen op de sport zijn vastgelegd. Mijn conclusie is dat dit kabinet een ramp is voor de sport in Nederland. Het is een stapeling van maatregelen die de sport- en beweegsector keihard gaan raken. Het verhogen van de kansspelbelasting leidt, zonder alternatief van de overheid, tot fors minder geld voor de topsport, bonden en verenigingen. Het verhogen van de btw maakt sport duurder en dus minder toegankelijk voor veel mensen. Let op: die verhoging is nog niet van tafel, maar staat in de wet. Wat de SP betreft gaat de btw op sport en bewegen niet omhoog, maar naar nul. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.
Het korten van alle specifieke uitkeringen met 10% raakt de sport ook. Lokale sportakkoorden, stimulering van sport en de combinatiefunctionarissen moeten het met minder budget doen. Het is doelbewust beleid dat de sport raakt. Als je de SPUK's afschaft en onderdeel maakt van het Gemeentefonds dan weet je wat er gebeurt. Dezelfde regering bezuinigt miljarden op de gemeentes. Die gemeentes moeten straks kiezen of zij het zwembad sluiten, of ze de kinderboerderij sluiten of dat ze bezuinigen op zorg en inkomensondersteuning. Alle gemeentelijke uitgaven die niet wettelijk verplicht of gelabeld zijn, zoals cultuur en sport, komen onder enorme druk. We weten dat al. Daarnaast wordt er grof bezuinigd op de BOSA-regeling, Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties. Dit raakt ook de verduurzaming. Ik vind dat een heel erg dom beleid, juist ook in deze tijd. Dat geldt ook voor het beleid rondom het toegankelijk maken van accommodaties voor mensen met een beperking. Laat de sportclubs op dit punt niet in de steek, staatssecretaris. Natuurlijk heb ik het goede amendement van collega Inge van Dijk ook ondertekend.
Er gaat bezuinigd worden op onderzoek en innovatie in de sport. Waarom, dat vraag je je af. Ook het bewegingsonderwijs moet eraan geloven, want ook daar gaat de bijl in de regeling Impuls en innovatie bewegingsonderwijs. Dus gym op de basisschool wordt weggehakt. Nogmaals, de grote vraag is: waarom? Waarom gebeurt dit nu allemaal? Haten jullie sport en bewegen nou zo erg? Vinden jullie het echt zo onbelangrijk om een gezondere en sportievere samenleving te hebben in de toekomst? Wie heeft dit nu eigenlijk bedacht? Hoe is dit gegaan? Ik vraag het me echt oprecht af. Hoe zijn die financiële afspraken in het regeerakkoord tot stand gekomen? Eerst is er een mooie zin bedacht over het belang van preventie en sport, maar als je naar de financiële tabel gaat kijken, dan schrik je je echt wezenloos. De vraag is of dit doelbewust beleid is of per ongeluk een gevolg van, met andere woorden, bewust kortzichtig beleid of onbewust onbekwaam. Dat is de vraag.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Nog even over het stukje daarvoor. Het lijkt dan net alsof er op het sport- of bewegingsonderwijs op de lagere school wordt bezuinigd, maar volgens mij is het zo dat de subsidie om dat tot stand te brengen in 2027 stopt. Dat wordt niet automatisch verlengd en volgens mij bedoelt de heer Van Nispen dat het belangrijk is dat die uren sport en bewegen op de scholen blijven.
De heer Van Nispen (SP):
Dan moeten we even de parlementaire geschiedenis goed weergeven. Rudmer Heerema, de voorganger van mevrouw Van den Hil, en ik hebben ervoor gezorgd dat het bewegingsonderwijs goed in de wet is komen te staan, dat wil zeggen: minimaal twee uur bewegingsonderwijs van een vakleerkracht. Nu zijn we een paar jaar verder. We hebben iets goeds bereikt met elkaar. We waren het er hartstikke over eens, want jong geleerd is oud gedaan. Je moet zorgen voor meer en beter bewegingsonderwijs op de bassischolen. Uit onderzoeken blijkt dat de scholen zich nog helemaal niet aan die wettelijke plicht houden. Dat was een impuls, een subsidieregeling van een miljoen of 8, geloof ik, om ervoor te zorgen dat meer scholen zich hier wel aan gingen houden, zodat ze de wet zouden naleven. Ik ken alle argumenten vanuit het onderwijs. Daar hebben ze het ook allemaal hartstikke druk; dat klopt allemaal. Maar dan heb je een subsidieregeling, die ervoor zorgt dat scholen de wet naleven en scholen helpt om ook dat tweede uur van een vakleerkracht te geven, en dan bezuinigen we die subsidie weg, nog voordat gerealiseerd is wat wij met elkaar zo belangrijk vinden. Dat is wat er volgens mij aan het gebeuren is. Dat vind ik buitengewoon spijtig, net als de cumulatie van al die andere maatregelen en bezuinigingen, die volgens mij ook echt heel onverstandig zijn. Dus dat blijft mijn punt.
En mijn vraag is inderdaad — ik hoop dat iemand die hier kan beantwoorden — hoe die financiële afspraken nou gegaan zijn, hoe die tot stand zijn gekomen. Waarom heeft werkelijk niemand gedacht aan wat dit allemaal gaat doen voor sport en bewegen? Want nu zit je eraan vast en ben je een soort slaaf van die financiële plaat. We lopen allemaal aan de leiband van de minister van Financiën. Immers, dit moet nu eenmaal, er kan helemaal niks meer: dat is wat ik hier hoor. Ik wist eigenlijk al wat er ging gebeuren vandaag. Iedereen heeft de mond vol van het grotere belang van sport. We vinden het allemaal prachtig en belangrijk. De een heeft nog mooiere woorden dan de ander. Dat is nou precies het probleem, omdat we hier geen gepolariseerd politiek debat hebben. We vinden het allemaal belangrijk. Dan kun je er blijkbaar peilloos op bezuinigen. Wat is dit voor gekkigheid? Aan het eind van de dag staan al die grove bezuinigingen fier overeind. Maar je kunt volgens mij niet een bak aan bezuinigingen uitstorten, en vervolgens zeggen hoe belangrijk je het allemaal vindt. Ik vind dat ongeloofwaardig. En ik hoef geen mooie woorden. Daar hebben we niets aan. Het is aardig, maar het hoeft niet. Het gaat om daden. Het gaat om doelen, ambities en resultaten. Dat is waar het om gaat in de sport, en dat is volgens mij ook waar het om gaat in de politiek, wat mij betreft. Ook ik zeg het hier: geen woorden maar daden, staatssecretaris. Want de staatssecretaris is er voor sporten en bewegen. Hij wil ongetwijfeld niet de geschiedenisboeken in gaan als de staatssecretaris die de historische vergissing beging om sport en bewegen de rambam in te bezuinigen, in deze tijd, waarin volgens mij exact het tegenovergestelde nodig is.
Ik wil graag de toezegging — ik probeerde het net al bij mevrouw Saris — dat we eerst onderzoek gaan doen, naar de cumulatie van maatregelen die de sport raken. Tegelijkertijd moeten we een pas op de plaats maken met al deze bezuinigingen en lastenverhogingen. We kennen immers die SROI van 2,7: een euro die je investeert in sport, komt 2,7 keer terug aan maatschappelijke opbrengsten en baten, zoals gezondheidswinst et cetera. Maar is het omgekeerde ook waar? Als je bezuinigt op sport, is dan niet de maatschappelijke schade nog groter dan die financiële besparing? Volgens mij weten we dat niet precies, maar ik wil het wel weten, en volgens mij de staatssecretaris ook. Laten we dit nou toch eerst onderzoeken. Het lijkt me een heel redelijk verzoek. Graag een toezegging hierop, maar ik heb ook een motie klaarliggen, mocht dat nodig zijn.
Voorzitter. Ik ga niet alleen maar kritiek leveren, ook al is daar misschien alle reden toe. Geïnspireerd geraakt door gesprekken met jongeren van Unicef en de Stichting Leergeld over armoede komen wij dus vandaag met een eigen voorstel, samen met de KNVB en vele anderen: gratis sport voor jongeren tot 23 jaar, door een sportpas met budget. Veel kinderen zitten nu immers te veel en bewegen te weinig. Sporttrainers en gymleraren zien de motorische vaardigheden bij jongeren achteruitgaan. Obesitas is een steeds groter probleem. In 2050 heeft 64% overgewicht. Dit is allang geen individuele kwestie meer, echt allang niet meer. Het raakt de gezondheid en het welzijn van de hele samenleving. Voor veel mensen wordt het simpelweg ook te duur om gezond te eten en voldoende te bewegen. Dat zorgt voor nog meer tweedeling en nog grotere sociaal-economische gezondheidsverschillen. Daarom is het mijn visie dat we sport en bewegen weer vanzelfsprekend moeten maken, om te beginnen bij onze jongeren, want de jeugd heeft de toekomst.
Dus om die samenleving sportiever en gezonder te krijgen en de tweedeling tegen te gaan, bepleiten wij dus gratis sport voor jongeren, door die sportpas in te voeren, een budget van €240 per jaar, waarmee jongeren tot 23 jaar kunnen sporten. Er is brede steun voor. Ik zal het ondertussen uitdelen. U kunt er één afpakken en doorgeven; dat is misschien het makkelijkst. Ik zei het al, heel veel personen hebben dit medeondertekend: de KNVB, andere sportbonden, NOC*NSF, vakbonden, jongerenorganisaties, ondernemers, sporters, beweegprofessor Erik Scherder, wie eigenlijk niet? Een lidmaatschap van een sportvereniging of sportschool wordt zo voor iedereen bereikbaar en vanzelfsprekend. Het hangt dan niet meer van de dikte van de portemonnee van je ouders af of je deel kunt nemen aan sport. Om tweedeling tegen te gaan, is dit voorstel er juist voor iedereen, want sport en bewegen is van belang voor alle jongeren.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik vind het natuurlijk een mooi voorstel van de heer Van Nispen, maar ik ben ook een beetje verbaasd. Jongeren die een kleine portemonnee hebben, kunnen echt al een beroep doen op allerlei fondsen. Dit voorstel kost geld, en gratis is niet gratis, want het geld moet eerst verdiend worden voordat het kan worden uitgegeven. Is de heer Van Nispen het met mij eens dat hij eigenlijk mijn achterban aan het sponsoren is, doordat hij er juist voor zorgt dat mensen met hogere inkomens nog meer kunnen uitgeven door die sportpas?
De heer Van Nispen (SP):
Weet u, mevrouw Van den Hil, het interesseert me helemaal niks welke achterban ik hiermee een plezier doe. Het gaat mij erom dat we met elkaar de discussie voeren over verstandige voorstellen. Laten we er inderdaad over discussiëren of dit het verstandigste voorstel is. Prima! Maar laten we proberen met voorstellen te komen die leiden tot een gezondere en sportievere samenleving in de toekomst. Dat is het doel.
Natuurlijk pleit ik ook voor andere belangrijke zaken. Ik heb ook het amendement van de heer Mohandis medeondertekend waarin wordt gepleit voor extra budget voor het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Hartstikke belangrijk; dat fonds doet goed werk. Je hebt ook de Stichting Leergeld in Den Haag. Ook op andere plekken zijn er heel veel goede lokale initiatieven, armoedepotjes et cetera. Maar het lukt nog niet altijd om iedereen te bereiken, ondanks alle goede inzet. Hier en daar gaat het steeds beter. Soms is dat heel ingewikkeld. Soms ook hebben mensen schaamte en doen zij er geen beroep op. Je hebt in Den Haag de Ooievaarspas. Maar ik hoor van jongeren "als je met zo'n pasje loopt, dan ziet iedereen dat je arm bent; dat is niet fijn".
Nog los van deze praktische bezwaren, die misschien overkomelijk zijn, is het mijn stellige overtuiging dat obesitas niet alleen een probleem is onder kinderen uit armere gezinnen, maar een breed maatschappelijk probleem. Net als oudere mensen hun AOW hebben, studenten hun ov-kaart hebben en kinderen allemaal naar school kunnen, zouden we het heel vanzelfsprekend moeten vinden — daar voeren we nu de discussie over — dat we tegen alle jongeren van 6 tot 23 jaar zeggen "ga sporten", zonder dat er een financiële drempel is. Juist om de tweedeling tegen te gaan, is het heel goed om dit voor alle kinderen te doen, zodat je niet krijgt dat de ene sportvereniging wel meedoet, waar dus de kinderen uit armere gezinnen zitten, en de andere sportvereniging niet, waar dan de kinderen uit de rijke gezinnen zitten. Dat hebben we al veel te veel in de samenleving. Ik vind het juist heel mooi om dat voor iedereen voor te stellen.
Dan over de financiële dekking. Natuurlijk kost mijn voorstel geld. Maar ik voer de discussie — ik heb het net al gezegd — over de maatschappelijke opbrengsten. Wat kost het ons als we zo gaan bezuinigen op sport en bewegen zoals deze coalitie voorstelt? Ik vind dat je daarin juist moet investeren. Ik ben ervan overtuigd dat zich dat terug zal verdienen. Laten we dat dus onderzoeken. Dat is ook de vraag die ik aan de staatssecretaris stel. Ik heb nog geen amendement liggen waarin voorgesteld om dat per 1 januari overal in te voeren; dat zou ook te kort dag zijn. Wel denk ik dat het goed is om hiermee te experimenteren in bijvoorbeeld een of twee gemeenten, zodat we kunnen kijken hoe dat gaat. De gemeente Waadhoeke in Friesland doet dit ook al, met veel succes. In bepaalde andere landen kan het wel. Waarom zou het bij ons dan niet kunnen?
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb voorgesteld dat we gaan onderzoeken wat dit mogelijk gaat opleveren. Ik heb ook al gezegd dat ik vind dat we dit in een of twee wijken zouden moeten uitproberen. Graag ontvang ik van de staatssecretaris een uitgebreide reactie op dit plan, die hopelijk iets verder gaat dan "niks is gratis" of "dat wordt wel erg duur allemaal". Ik hoop echt dat de staatssecretaris mee kan denken over dit begin van een visie. Het gaat erom wat we wél kunnen doen, in plaats van zo ontzettend te bezuinigen op sport en bewegen.
Ik zeg er nog iets bij. Dit voorstel is bedoeld om sportverenigingen vooruit te helpen en niet om het onmogelijke van hen te vragen. Ik snap best wel dat er bezorgdheid is over de mogelijk enorme toestroom van nieuwe leden, die de verenigingen misschien niet aankunnen. Dat snap ik. De verenigingen hebben het al lastig zat. De SP heeft daar vaak aandacht voor gevraagd, samen met het CDA, GroenLinks, de PvdA en andere partijen. Van vrijwilligers wordt gevraagd om te professionaliseren en hun gebouw te verduurzamen. Daar wordt bij gezegd: als je een fout maakt, ben je ook aansprakelijk. Dat maakt het vrijwilligerswerk niet zo heel erg aantrekkelijk, hoewel het prachtig is, want iedereen heeft er wel een gezicht bij wie op zaterdag de kantine opent en wie er training geeft, ook aan mijn zoontjes, bij de atletiekvereniging. We vragen dus om de verenigingen ruimhartig te ondersteunen, zonder tijdrovende bureaucratische belasting van vrijwilligers. Geef sportverenigingen direct zeggenschap over waarin, door wie en hoe ze ondersteund wensen te worden. En hou sporten in verenigingsverband betaalbaar. Ik deed net een voorstel, maar zolang dat niet gerealiseerd is, kunnen we toch niet toestaan dat de contributies stijgen en sporten bij een vereniging iets voor de elite wordt? Ik zou ook wel een reactie van de staatssecretaris willen op de twee enquêtes die de FFB heeft afgenomen onder de sportverenigingen. Eentje gaat over de betaalbaarheid en eentje gaat over de risico's en bescherming van verenigingsbestuurders, waarvoor mevrouw Van Dijk net ook uitgebreid aandacht vroeg. Breng die verenigingen niet nog verder in de problemen door te bezuinigen op de subsidie voor de sportaccommodaties. De situatie is dreigend, het is echt code rood. Welke strategie heeft de staatssecretaris om de sportverenigingen te ondersteunen en te versterken?
De SP blijft voorstander van een sportwet, waarin sport en bewegen een recht is en sport als publieke voorziening wordt gezien. Lees ik het nu goed dat de staatssecretaris verdergaat met de voorbereidingen en het schrijven van die wet? Ik zou dat goed nieuws en verstandig vinden. Maar wat we nog wel moeten doen, is het hebben over de financiering van de sport. De SP bepleit al jaren dat de sport minder afhankelijk zou moeten zijn van de opbrengsten uit gokken. Ik heb het altijd heel raar gevonden dat sporters als levende reclamezuilen met foute gokbedrijven op hun shirt rondlopen en we ons druk moeten maken over de kansspelbelasting, omdat de sport er zo afhankelijk van is. Ik vind dat een slechte zaak. Dat moet en dat kan anders. De Nederlandse Sportraad heeft dat ook onderzocht en erover geadviseerd, maar de vraag is wanneer de staatssecretaris hier actie op gaat ondernemen. Er zijn alternatieven; dat kan niet anders.
We moeten het niet alleen hebben over sport, maar ook over bewegen. Ook hier vragen we al jaren aandacht voor. Ik roep de motie-Marijnissen in herinnering, die de regering vroeg om met plannen te komen om de samenleving in beweging te krijgen in alle sectoren: op scholen, in de zorg en op het werk. Die voorstellen liggen er. Er is nu volop beweging en actie, maar we zijn nog lang niet klaar, want de helft haalt de beweegrichtlijnen nog niet. We zijn kampioen zitten, we hebben schermen, we hebben e-bikes, we weten het allemaal, maar het Actieplan "Nederland Beweegt" loopt af en voortzetting is nog niet verzekerd. Waarom is dat? Ik vraag de staatssecretaris om hier een toezegging op te doen. Ik dacht de VVD net aan mijn zijde te vinden met dat voorstel. Volgens mij is dit de meest laagdrempelige manier om Nederland in beweging te krijgen. Zo nodig, dienen we op dit punt een motie in.
Over het bewegingsonderwijs hebben we het al een beetje gehad. We hebben ons daar jarenlang voor ingezet, maar een derde van de basisscholen voldoet nog steeds niet aan die wettelijke norm van 90 minuten gym per school. Wat doet het kabinet dan? Dat bezuinigt onder andere op die impuls. Ik zou het niet doen, maar wat doe je wel om die 90 minuten van een vakleerkracht te halen? Ik zou ook nog specifiek aandacht willen vragen voor het mbo. Is de staatssecretaris ook niet van mening dat we daarnaar zouden moeten kijken? Zouden we met gericht beleid die jongeren niet meer aan het bewegen moeten krijgen? Volgens mij geldt daarvoor nu helemaal geen norm. Ik snap het dat die er niet is, maar moeten we niet ook dat gesprek voeren? Of is er ander beleid mogelijk? Graag een reactie daarop.
Er moet ook ruimte zijn om te sporten en te bewegen; het kwam al vaak voorbij. Daarom heeft de SP altijd een sportnorm bepleit. 3% van de nieuw aan te leggen wijken zou ruimte moeten bieden om te bewegen of te spelen. Ik hoorde de Rotterdamse buitenspeelnorm al voorbijkomen. Gunnen we dat niet ook aan de rest van Nederland? Er loopt ook onderzoek naar de sportnorm. Wanneer horen we daar meer over? Hoe staat het met de plannen om het buitenspelen van kinderen te stimuleren? Wanneer zal er in iedere gemeente minstens één speeltuin zijn die geschikt is voor het gehandicapte kind? Ook daar hebben we al heel vaak aandacht voor gevraagd en voorstellen voor gedaan. Nog steeds is dat in de helft van de gemeenten niet het geval. In de andere helft is dat dus wel het geval, en dat is positief, maar ik gun dat ieder kind. Samen spelen is toch ook samen leven.
Er moet breder aandacht komen voor mensen met een beperking en de gehandicaptensport. We hebben hier veel voorstellen voor gedaan en in het verleden ook een nota over geschreven. Dank voor de reactie daarop en voor de voortgangsrapportage. We hebben dat destijds samen met D66 en GroenLinks gedaan. Hoe staat het nu met die afgesproken ambitie dat de beweegverschillen tussen mensen met en zonder beperking moeten zijn weggewerkt in 2030? Ik wilde vragen of we op schema zitten, maar volgens mij is dat niet het geval. Er is meer nodig om ervoor te zorgen dat sporten en bewegen voor mensen met een beperking in 2030 vanzelfsprekend is en de verschillen zijn weggewerkt. Ik vrees dat dat door gebrek aan beleid een beetje onhaalbaar aan het worden is, tenzij de staatssecretaris gaat vlammen op dit onderwerp.
Wat volgens mij niet helpt, is het wegbezuinigen van de Stichting Special Heroes Nederland, die voor duizenden jongeren met een beperking per jaar sport en bewegen mogelijk maakt. Met solide samenwerking, netwerken en andere partners zorgen zij onder andere voor kennismakingslessen en helpen zij verenigingen. Waarom wil de staatssecretaris dit ook in de waagschaal stellen? Waarom zouden we dit afschaffen en niet continueren? Hij gunt al die kinderen toch ook een toekomst waarin sport en bewegen erbij hoort? Ook hier weet je dat de kosten elders hoger zullen worden als je dit schrapt. Bovendien geldt hier ook nog eens dat het niet zo is dat alleen de overheid dit betaalt, want ze halen juist ook heel veel geld van buiten. Er is heel veel cofinanciering. Stel je die 1 miljoen euro van het Rijk in de waagschaal, dan scheelt dat dus ook een heleboel cofinanciering en dat zou eeuwig zonde zijn. Mijn concrete vraag: is de staatssecretaris bereid om uiterlijk voor de Voorjaarsnota een oplossing te vinden voor de jaren 2026 en verder?
Ik sluit me aan bij de vragen die gesteld zijn over sporthulpmiddelen als protheses, sportrolstoelen enzovoort. Mensen waren in het verleden een speelbal van verzekeraars en gemeenten en werden van het kastje naar de muur gestuurd. We hebben echt één loket nodig. Er gebeuren goede dingen, maar er zijn nu ook goede vragen over gesteld. Verder sluit ik me aan bij het voorstel dat er op dat punt is gedaan.
Maar we moeten het wel nog hebben over het dossier dansmisbruik. Terwijl er afschuwelijke zaken zijn onthuld, blijft het te stil in de danswereld, maar ook bij de overheid. Tegemoetkomingen, excuses en traumazorg: het blijft eigenlijk allemaal uit. Ik vind dat onbegrijpelijk. Er zijn ook Kamermoties aangenomen. We hebben het debat gevoerd. We vinden het allemaal erg, maar waar blijft nou die concrete actie en waar blijft nou de reactie?
Ook de klokkenluider krijgt geen fatsoenlijke behandeling of erkenning. De behandeling is kil. Ik vraag de staatssecretaris daarom nogmaals: laat de klokkenluider niet in de kou staan.
Ik wil me aansluiten bij de vragen van Inge van Dijk over wielerwedstrijden en de motorbegeleiding. We vragen daar inderdaad al jaren aandacht voor, net zoals de VVD en vooral ook het CDA. Ik zou het heel raar vinden dat we dankzij twee dagen NAVO-top acht maanden geen wielerwedstrijden zouden kunnen hebben. Ik denk niet dat we dat met elkaar moeten accepteren. Ik hou er ook niet van om sporten tegen elkaar op te zetten, maar ik begrijp wel het gevoel, want hoe kan het nou dat er dan wel elk weekend heel veel politie-inzet is bij eredivisiewedstrijden? Gelukkig wordt dat wel steeds minder, omdat clubs en de KNVB er zelf ook veel aan doen. Dat de bescheiden inzet van motoragenten bij wielerwedstrijden niet mogelijk zou zijn, gaat er bij mij dus echt niet in. Dat moeten we niet doen.
Ik wil nog kort aandacht vragen voor mastersport. Ik doe dat niet omdat ik inmiddels zelf al een paar jaar in die leeftijdscategorie val, maar omdat ik van verschillende kanten hoor dat daar relatief weinig aandacht voor is bij sportbonden en NOC*NSF. Er zijn weinig wedstrijden en toernooien. Er is weinig aandacht voor en daarom wordt er gewoon niet genoeg georganiseerd. Dus ook voor de oudjes — ik zeg dat met alle respect — en mezelf zeg ik dat je met veel plezier en erkenning sporten en bewegen kunt volhouden als je weer een leuke sportwedstrijd of een leuk toernooi in het vooruitzicht hebt. Hij hoeft het niet allemaal zelf te gaan organiseren, maar is de staatssecretaris bereid om het gesprek aan te gaan met de sportbonden en NOC*NSF om te kijken wat we de mastersport kunnen bieden?
Ten slotte over het zwemmen. Ik hou het relatief kort vandaag, omdat er al zo veel over gezegd is door de heer Mohandis. Maar het is wel zo dat iedereen in een rijk en waterrijk land als Nederland zwemvaardig moet zijn. Sociaal-economische ongelijkheid in de zwemveiligheid kunnen we gewoon niet accepteren. We hebben er in het verleden al veel voorstellen voor gedaan en veel daarvan zijn ook aangenomen. Er loopt nu onderzoek naar de scenario's om schoolzwemmen weer mogelijk te maken en in te voeren, zwemonderwijs voor iedereen. Ik ben echt benieuwd wat daaruit gaat komen. We zullen dat af moeten wachten, maar wat we alvast wel kunnen doen, is met elkaar nadenken over de uitgangspunten die we daarbij zouden willen benadrukken. Wat wil je nou bereiken?
Als ik een voorzet mag doen: wat de SP betreft zouden alle 12-jarigen minimaal één maar het liefst meer zwemdiploma's moeten hebben. Twee. Alle kinderen op de basisschool moeten in aanraking komen met zwemmen. Drie. Hiervoor zou wat ons betreft geoormerkt geld vanuit het Rijk beschikbaar gesteld moeten worden. Dat zijn de drie uitgangspunten die ik hier vandaag toch neer wil leggen. Graag een reactie van de staatssecretaris. Wat is zijn visie hierop? Ik weet dat er een onderzoek komt, maar ik denk dat het goed is om hier alvast over na te denken.
Helemaal ten slotte. Omdat zwemveiligheid zo belangrijk is in een waterrijk land, moeten we zuiniger zijn op onze zwemonderwijzers. Die zijn er nu al te weinig en dat komt onder andere omdat dit prachtige vak niet aantrekkelijk genoeg is. De lonen zijn te laag voor dit levensreddende werk! Zij verdienen onze steun. Wat kan de staatssecretaris hier betekenen? Wat kan hij doen om te zorgen voor betere beloning? Gooi de zwemonderwijzers de reddingsboei toe en laat ze niet verzuipen! Doe dat, voordat het te laat is.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Voordat ik zo 50 minuten ga schorsen tot 19.45 uur, wil ik de bezoekers erop wijzen dat er in de Statenhal hiernaast koffie, thee en water klaarstaan. Wij gaan dus om 19.45 uur weer verder. Herstel: de schorsing duurt tot 20.00 uur!
De voorzitter:
Aan de orde is de eerste termijn van de staatssecretaris. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter. Toen ik hiernaartoe liep, lagen mijn mapjes met al die papiertjes — ik kom zo op de kopjes die ik ga behandelen —allemaal verspreid over de trap. Die vielen uit mijn handen. Mevrouw Van Dijk kan het beamen; die heeft het gezien. Ik heb het net vijf minuten staan oprapen, weer sorteren, kijken of alles weer goed zit. Als u straks een antwoord over jeugd terugvindt bij ruimte voor sport en bewegen, dan weet u dus waardoor dat komt. Dan is het puur daardoor.
Zal ik beginnen met de kopjes? Dan ga ik daarna naar mijn introductie. Ik begin met de kopjes, want ik weet dat Kamerleden het altijd prettig vinden als die worden aangegeven: BOSA/DUMAVA, jeugd in relatie tot sport, ruimte voor sport en bewegen, veilige en integere sport, handicap/armoede, vitale verenigingen, SPUK's en overige. Dat zijn de kopjes.
Laat mij allereerst beginnen met het aanbieden van mijn excuus voor de te laat verzonden stukken. Die gele kaart noteren we. We hopen dat die op een gegeven moment wordt kwijtgescholden door de tuchtcommissie. Het is er nog één. Ik bied mijn excuus aan. Ik weet dat het niet zo had gemoeten, dus mea culpa. Dat allereerst.
Dan wil ik graag beginnen met het verhaal dat de heer Mohandis vertelde en het prachtige artikel in de Volkskrant vanochtend. Hij weet dat ik hem bewonder, ook daarom. Dat wil ik ook hier zeggen: niets anders dan respect en bewondering. Het is echt een heel aangrijpend en mooi verhaal dat mij ook inspireert. Dat wil ik daarover gezegd hebben.
Sport en bewegen betekent heel veel voor de heer Mohandis. Heel veel Kamerleden hebben dat, denk ik, vandaag ook goed verwoord. Ook voor mij persoonlijk betekent sport ontzettend veel. Ik sport nog steeds veel, probeer dat veel te doen. Morgenavond rond dit tijdstip sta ik op de padelbaan. Ik probeer nog af en toe hard te lopen en te fietsen om heel veel redenen. Maar natuurlijk niet alleen voor mij, maar ook voor heel veel Nederlanders betekent het heel veel, zeker ook voor onze jeugd. Daar hebben we het ook al veel over gehad. Sporten is natuurlijk leuk. Sport en spel is hartstikke leuk. Het is ook goed en gezond. Het is goed voor je fysiek, maar ook mentaal. Het leert je omgaan met verliezen en winnen, omgaan met prestatiedruk en het leert je in een team spelen. Zoals ik ook in mijn brief heb gezet, zijn dat niet alleen lessen waar je wat aan hebt binnen de lijnen van het veld of op de mat, maar eigenlijk je hele leven. Daarom is sport voor mij zoveel meer dan alleen jezelf in het zweet werken.
Ik zei al even dat dat voor veel Nederlanders geldt, maar het geldt specifiek voor mensen met een handicap. Ik was bij de Paralympische Spelen. De timing van mijn staatssecretariaat Sport had niet beter gekund. Ik kwam midden in het EK voetbal. Het is er weinig over gegaan, maar we stonden toch voor de eerste keer in twintig jaar weer in de halve finale van het EK. Wij Nederlanders zijn natuurlijk nog altijd een beetje chagrijnig over het resultaat, maar het was toch een mooie prestatie. Het was voor mij natuurlijk ook geweldig om bij de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen te zijn. Ik sprak bij de Paralympische Spelen met een groep jongeren met een handicap, die hopen bij toekomstige Paralympische Spelen Nederland te mogen vertegenwoordigen en dat prachtige Team NL-shirt aan te kunnen doen. Zij vertelden mij wat sport voor hen betekent. Er was een jongen die rolstoelrugby deed, waar wij als Nederlanders nog wel een stukje beter in moeten worden, want we doen nog niet mee op paralympisch niveau. Die zei: ik ken al mijn vrienden van de sport. Dat ging de kring rond en ze beaamden dat allemaal. Daar zie je de sociale functie van sport, zeker voor jonge mensen, in dit geval met een handicap. Die is waanzinnig groot. Ik vond dat heel inspirerend. Het is niet voor niets dat ik het een van mijn prioriteiten heb gemaakt: jeugd, mensen met een handicap en mensen met lage inkomens. Volgens mij zijn dat groepen die onze aandacht verdienen. Daar wil ik volop op focussen, ook op de jeugd, want jong geleerd is oud gedaan. Dat zien we natuurlijk ook, dus dat is belangrijk.
Het is tijdens dit debat ook veel gegaan over geld en dat snap ik ook. Ik kom dadelijk op de vragen die door de individuele Kamerleden zijn gesteld met een algemene zin. Er zijn veel analogieën met de sport gemaakt in dit debat, maar laat ik er een aan toevoegen, namelijk dat het niet altijd om het geld gaat. Kijk naar Feyenoord. Dat heeft een begroting van 120 miljoen, terwijl Manchester City 7,5 keer meer geld op de begroting heeft. En toch kan je even goed presteren. Dat is het mooie van sport: juist in de sport kan dat. Daar kan je als underdog — ik zie mezelf maar even als underdog — presteren. Dat ga ik doen. Daarom heb ik dat doel gesteld van groei in deelname aan sport en bewegen onder de jeugd, onder mensen met een handicap en onder mensen met een sportpas … O, sorry, "sportpas"; die hebben nog geen sportpas, maar daar kom ik zo op. Ik ben wel enthousiast over het idee, moet ik zeggen. Ik vroeg me alleen af of de sportpas, SP, nog iets betekende. Als je dat afkort, kom je een heel end. Dat even ter inleiding.
Ook in de sport gaat het om resultaten. Dat ben ik absoluut met de commissie eens. Het gaat om resultaten. Geen woorden maar daden. Daar mag de commissie mij op afrekenen. Dat is ook de reden dat ik inderdaad concrete doelen heb gesteld; ik vind het fijn dat mevrouw Van Dijk dat is opgevallen. Ik wil daar niet omheen dansen. Dit is mijn doelstelling. Daar ga ik voor. Dat moeten we wel met z'n allen doen. Daar heb ik verenigingen, gemeentes, provincies, bonden, iedereen voor nodig. Die ga ik natuurlijk zo goed mogelijk in staat stellen om dat te doen, maar dat is wel de reden dat ik het wilde doen, want die ambitie is er overduidelijk. Die is ook gerechtvaardigd, gezien de trends. Dat was even kort als inleiding.
Voorzitter. Ik ga beginnen met de BOSA. Daar is het logischerwijs veel over gegaan en daar wil ik ook niet van weglopen. Mevrouw Van Dijk was uitmuntend goed op de hoogte van de ontstaansgeschiedenis daarvan. Dat komt uit een soort btw-compensatiemaatregel. Die kunnen verenigingen niet alleen voor duurzaamheidsmaatregelen inzetten, maar ook voor bouw- en onderzoekskosten voor sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen. Vanaf '26 is daar een korting op ingeboekt. Er is voor volgend jaar geen korting op ingeboekt. Dat hebben we gelukkig weten te voorkomen. Alle kortingen, die overigens wel in de taakstelling stonden, hebben we op een andere manier weten op te lossen, waardoor er volgend jaar net zo veel geld beschikbaar is voor de sport als dit jaar.
Maar de vraag werd gesteld waarom ik in de BOSA heb gesneden. Allereerst, om dat even helemaal terug te pellen, omdat VWS een taakstelling kreeg van ongeveer een kwart miljard euro op subsidies. Dat is een afspraak uit het hoofdlijnenakkoord. Dat is gedaan om de rijksfinanciën weer op orde te krijgen. Daar is afgesproken dat er rijksoverheidsbreed 1 miljard wordt gekort op subsidies waarvan een kwart miljard neerslaat op VWS. Een heel groot deel van de subsidies zit nou eenmaal bij VWS, en een heel groot deel van de subsidies van VWS zit bij mij. Dat geldt ook voor subsidies voor bevolkingsonderzoeken en voor het vaccineren van kinderen. Het RS-vaccin wordt via een subsidie gefinancierd. Hetzelfde geldt voor darmkankeronderzoek. Daar wilde ik niet in snijden. Sterker nog, daar kan je met goed fatsoen niet in snijden, want dat betekent morgen meer ziekteleed en mensen die komen te overlijden. Ik weet zeker dat niemand die keuze zou maken. Daardoor kom je noodgedwongen op andere terreinen terecht, waar de opgave dan natuurlijk weer groter wordt. Dat is ontzettend lastig.
Waarom ik dat op de BOSA heb laten landen is omdat ik, los van vaccineren of bevolkingsonderzoek, ook niet wilde snijden in het Jeugdfonds Sport & Cultuur, in de gehandicaptensport en in topsportprogramma's. Daarom heb ik een heel groot weggeboekt op de BOSA. Als ik dat nu bijvoorbeeld had ingeboekt op een instellingssubsidie van bijvoorbeeld van NOC*NSF of iets anders — want het zit vooral in '29; '28-'29 is het jaar waarin de grootste korting bereikt moet worden — dan hadden zij nu al mensen moeten gaan ontslaan. Maar mocht je bij wijze van spreken een jaar van tevoren bedenken dat je geld over hebt, dan kan dat alsnog naar de BOSA. Omdat het een fonds is, kun je daar makkelijker mee schuiven. Dat is ook de reden waarom dat gedaan is.
Het was ook mogelijk om de DUMAVA te openen voor sportverenigingen. Daar hebben we wel wat werk voor moeten verzetten. Ik weet dat dat niet een totale compensatie is, maar dat was voorheen niet voor sportverenigingen mogelijk. De heer Mohandis had een heel terecht punt over de toegankelijkheid daarvan. Dat willen we aanpakken. Er wordt nu aan gewerkt om dat toegankelijker te maken voor sportverenigingen en makkelijker voor verenigingbestuurders, maar die DUMAVA gaat wel degelijk open. Daarmee wordt de maatregel niet opgeheven, maar hij wordt wel verzacht.
Voor de langere termijn werk ik aan twee plannen. Bij het eerste plan — dat staat ook in de brief — gaan we met gemeenten en de sportsector in overleg om te komen tot een plan van aanpak gericht op het creëren van een toekomstbestendige infrastructuur. Dat gaat inderdaad over sportaccommodaties. We financieren sportaccommodaties afhankelijk van wie de eigenaar is: gemeenten of verenigingen. We willen kijken of dat geld beter en effectiever besteed kan worden. Daarin kun je ook prioriteiten aanwijzen. Naar onze mening kan het ook efficiënter. Daar werken we aan. We willen dat plan nog voor de zomer naar de Kamer sturen. Ten tweede — dat is ook gezegd, en terecht — liggen er kansen in de verduurzaming. Onder anderen mevrouw Paulusma zei dat er in de verduurzaming kansen liggen voor de sport. Dat ben ik helemaal met mevrouw Paulusma eens. We verkennen daarom ook gezamenlijk met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en het ministerie van KGG de mogelijkheden om sportverenigingen sneller en beter te laten verduurzamen. We weten dat veel sportkantines uit de jaren zestig, zeventig of tachtig komen. Die zijn op een gegeven moment aan het einde van hun levensduur. Ze zijn echt toe aan verduurzaming, of het nu hernieuwbouw of nieuwbouw is. Daar wil ik met mijn collega's van de andere ministeries naar kijken. Daar ligt ook een rapport van het Klimaat Platform aan ten grondslag dat hierover adviseert. Het mooie is dat je niet alleen kunt helpen verduurzamen en daarmee daadwerkelijk kilotonnen uitstoot kunt voorkomen, maar ook de continuïteit van verenigingen kunt waarborgen.
Dat even als introductie op de BOSA, voorzitter.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb een vraag over het tweede voorstel. Het eerste voorstel is, zo heb ik het zelf uitgelegd, dat we met z'n allen gaan kijken of het slimmer, efficiënter et cetera kan. Wat betreft het tweede voorstel, ernaar kijken: wat bedoelt u dan? Bedoelt u dan dat we allerlei specialisten naar een sportaccommodatie laten kijken om te concluderen dat het vijf ton kost, waarna het ophoudt? Ik weet niet zo goed wat u bedoelt met "ernaar kijken".
Staatssecretaris Karremans:
Dank voor de gelegenheid om dat te verduidelijken. We gaan met de ministers van VRO en van KGG, in reactie op het rapport van het Klimaat Platform, een plan maken voor hoe we daar beleid op kunnen maken. Daaruit ontstaat mogelijk een financieringsvraag, maar we moeten eerst bekijken met elkaar: hoe willen we dit vormgeven, wat is de klimaatwinst en hoe kunnen we de sport daarin het beste meenemen?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik wil aansluiten op de vraag van de collega van het CDA. Complimenten dat de staatssecretaris heel scherp was op het formuleren van doelstellingen, maar dat wil ik hier ook heel graag horen. De staatssecretaris heeft het over resultaten. Dan is het goed om deze ambitie in doelen om te zetten. De voorzitter wil ik vragen of we bij alle toezeggingen die de staatssecretaris doet — dat zullen er wellicht heel veel zijn vanavond — ook een termijn krijgen. Anders moet ik daar steeds naar vragen en dan gaat de staatssecretaris een grapje maken over welk jaartal dat zou zijn. Het helpt ons als de staatssecretaris een termijn deelt.
Staatssecretaris Karremans:
Dat is de Paulusmadoctrine: koppel er een termijn aan. "En resultaten", hoor ik mevrouw Paulusma zeggen. Jazeker, en resultaten. We gaan aan de slag. Ik ga in gesprek. Laat ik het zo formuleren: we werken samen met de minister van KGG en de minister van VRO om hierop specifiek beleid te maken in reactie op het rapport van het Klimaat Platform. Omdat we daar nog mee bezig zijn, kan ik niet zeggen "dit zijn de doelen die eruit voortvloeien". Ik kan wel meenemen dat we daar concrete doelen aan willen hangen, net zoals ik heb gedaan wat betreft de sportambitie. De vraag wat de ambitie dan is, is denk ik terecht. Denk alleen al aan het aantal kiloton CO2 dat je wilt voorkomen, maar ook aan het aantal verenigingen dat je wilt helpen. Dat zijn heel gerechtvaardigde vragen, die ik ook mee zal nemen. Ik kijk even naar rechts: wanneer verwachten we daarop terug te komen? We zijn natuurlijk ook afhankelijk van andere ministeries. Medio 2025, begrijp ik.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Om het dan nog wat concreter te maken. Dan hebben we dadelijk beleid. Dat beleid moet uitgevoerd worden. Het zou zomaar kunnen dat er een rapport komt waaruit blijkt dat de gemeentes voor 2030 al hun sportaccommodaties op niveau dit en dat moeten hebben zitten. Maar ja, dan krijgen we weer de financieringsvraag en ik ben zo bang dat we weer taken bij de gemeentes of de verenigingen neerleggen waarvan ze nu al weten dat ze het nooit kunnen betalen. Dan hebben we mooi beleid en mooie ambities en kunnen we dadelijk de schuld geven aan de sportverenigingen of de gemeentes omdat ze niet zijn waargemaakt. Dat zou ik wel heel cynisch vinden.
Staatssecretaris Karremans:
Dat ben ik met mevrouw Van Dijk eens, want dat zou ik ook heel cynisch vinden. Maar ik denk dat mevrouw Van Dijk ook snapt dat ik, als ik nog met collega's in gesprek moet over de invulling van dat beleid, niet vooruit kan lopen op wat dat precies is. Maar ik geef aan wat de doelstelling is van een dergelijk beleid, wat we daarmee willen bereiken en dat we daar ook echt een kans zien. Dat zie niet alleen ik; dat zien ook mijn collega's. Mevrouw Van den Hil had het ook over het aan elkaar koppelen van die opgaven. Hoe dat vormgegeven gaat worden, gaan we naar de Kamer sturen. Ik denk dat dat juist de goede plek en de goede tijd zijn om het hier met de Kamer over te hebben, wellicht niet alleen met deze commissie maar ook met de commissie die klimaat doet, en om dit dan met elkaar te bespreken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Nee, ik zag meneer Mohandis over het hoofd.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat dit punt bij een ander debat, namelijk bij de commissie voor Klimaat en Groene Groei, wel degelijk aan de orde is geweest. Mij valt op dat uw collega's in het kabinet dit wel zien als een opgave, maar niet als de hunne; ik weet niet of dat goed Nederlands is. Precies daar zit mijn zorg. Ik denk dat u een geweldig voorstel hebt of in ieder geval een geweldig asset wat betreft de noodzaak en de kans die er ligt om sportinfrastructuur in haar geheel sneller en slimmer te verduurzamen, ook met meer landelijke regie, want het is nu gewoon te versnipperd. Mijn zorg, die blijft en nog niet is weggenomen, is dat de BOSA-bezuinigingen gewoon als een zwaard van Damocles boven de markt hangen. U zegt dat de DUMAVA per 1 april 2025 opengaat, maar we weten nog niet precies hoe dat eruit gaat zien. Heel veel sportverenigingen zitten nu letterlijk in de wacht en gaan op 31 december 's nachts gewoon gelijk weer mee in de nieuwe aanvraag. Dit bij elkaar roept bij mij de vraag op wat we nou echt kunnen verwachten. Die andere bewindspersonen gaan immers niet zomaar lopen. Er zal dus echt iets moeten gebeuren om medio juni iets met elkaar te besluiten. Komt er een revolverend fonds dat hieronder ligt? Komt er een zak geld vanuit het Klimaatfonds om in ieder geval een begin te maken met landelijke regie op het verduurzamen? Er zijn ook moties aangenomen. Ik vrees dus een beetje dat we dezelfde zoektocht tegemoet gaan met dezelfde uitkomst, waar we eigenlijk al anderhalf jaar om vragen. Dat zou ik onvoldoende vinden.
Staatssecretaris Karremans:
Allereerst over de DUMAVA, het feit dat die opengaat per 1 april en de BOSA. We halen volgend jaar geen euro van de BOSA af. Het plusje krijgt de DUMAVA erbij. Het wordt dus echt beter dan wat het nu is, in 2025 sowieso. En we hebben tijd om naar 2026, 2027, 2028 en verder te kijken. Ik heb net ook benoemd dat ik die opgave qua duurzaamheid maar ook qua continuïteit van sportverenigingen zie. Het is inderdaad zaak om opgaven te koppelen, maar daar heb ik inderdaad collega's bij nodig; dat klopt. Dat geldt sowieso in het kabinet: je moet met elkaar het geld verdelen. Dat is natuurlijk continu een onderhandeling. Dan zal ik staan voor sport; reken maar! Het is dus een opgave voor mij om dat te doen, maar ik zie dat er ook ministers zijn, ook de minister van KGG, die hier echt oren naar hebben. Dat betekent niet dat het nu in kannen en kruiken is, maar iedereen ziet dit. Nota bene het Klimaat Platform, dat niet is opgericht voor de sport, geeft aan dat er een enorme klimaatwinst te behalen valt. Dat helpt dus al enorm om het ook vanuit die kant te belichten. We zijn er absoluut nog niet en er is ook geen enkele garantie, want er zijn op heel veel gebieden duurzaamheidsuitdagingen, maar het zal niemand verbazen dat ik als staatssecretaris Sport daar natuurlijk ook een hele mooie opgave zie vanuit de sportsector.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Maar als dat echt zo is — als u dat zo zegt, moet ik geloven dat u dat meent — dan is het, gelet op het aantal verenigingen die uiteindelijk zijn gaan versnellen door de debatten die we hier met elkaar hebben gevoerd, best simpel om heel snel een resultaat te boeken door te zeggen: wij gaan plannen maken voor verduurzaming en voor onderhoud. We zien dat er, in mijn eigen woorden, een soort run is ontstaan op de BOSA. Er ligt een amendement van meerdere partijen — misschien ga ik daar nog op in — om juist met het ministerie van KKG te kijken of we hier een bedrag kunnen alloceren met hetzelfde doel en dezelfde middelen en of we daarom een garantstelling moeten geven en iets meer geld beschikbaar moeten maken voor de BOSA, voor die enorme berg aan sportverenigingen die nu gewoon staan te wachten en willen verduurzamen. Het kan in 2025 allemaal snel leeg raken, alweer in februari of in maart. Dan snap ik niet dat zo'n motie van 50 miljoen, gedekt uit het alloceren van een deel van het Klimaatfonds, niet kan. Ik begrijp dat niet. Het is uw collega. U bent van dezelfde politieke partij. Ik merk dat daar een goede wil zit. Dan denk ik: doe het dan gewoon, maak het dan gewoon concreet.
Staatssecretaris Karremans:
Ik zou willen zeggen: het is niet de minister van KGG, maar de minister van Financiën. Maar goed, die is ook van mijn partij. Dat maakt het verhaal niet anders, maar dat is ook niet relevant, want iedereen zit er, niet om het partijbelang te dienen, maar om het landsbelang te dienen vanuit ieders rol. Dat gezegd hebbende: dankzij de minister van KGG en dankzij de minister van VRO kunnen we die DUMAVA openstellen voor sportverenigingen. Daar ben ik ook wel dankbaar voor, want het is in het verleden nooit gelukt en de deur werd altijd dichtgehouden. Maar het is nu gelukt. Dat is mooi. Er zat nog wat wel wat onderbesteding in, dus er zit wel wat ruimte in de DUMAVA, maar er wordt elke keer door KGG gekeken naar: moet er meer bij of kan het met minder? Dat is een afweging die het ministerie zelf maakt, omdat zij natuurlijk gaan over verduurzamingsambities. Dus daar ben ik wel heel dankbaar voor en ik zie niet een absolute onwelwillendheid bij andere ministeries. Absoluut niet zelfs. Ik denk dat er heel goed wordt meegedacht. Als er echt onwelwillendheid was geweest, zouden we dit onderzoek niet zijn aangegaan. Ik heb nu duidelijk in mijn brief geschreven dat we dit onderzoek met de minister van VRO en de minister van KGG gaan doen, juist ook in relatie tot sport. Dus er is grote welwillendheid om tot stappen te komen. Voor de korte termijn hebben we de BOSA-regeling, waar geen euro vanaf gaat. Dat houden we overeind in 2025. Plus de DUMAVA, waarop verenigingen aanspraak kunnen maken voor duurzaamheidsmaatregelen. Die is nu een derde van de BOSA-regeling. Dus een flink deel kan dan vervolgens naar de DUMAVA. Ik denk dat je dan echt een forse winst te pakken hebt. Voor de toekomst ben ik het met de heer Mohandis eens, en overigens ook met alle andere Kamerleden die daarvan een punt gemaakt hebben, dat we een opgave hebben. Die wil ik ook adresseren. Alleen, ik kan niet alles in mijn eentje. Dat is ook het punt van de heer Mohandis. Dus ik probeer te koppelen. Ik zie niet alleen mogelijkheden met betrekking tot klimaat, maar ook op andere terreinen. Daar kom ik zo op. We hebben het al gehad over onderwijs. We zullen daar natuurlijk wel goede plannen voor moeten hebben en die plannen willen we gaan maken. Daar ga ik graag mee aan de slag. Ik denk dat medio 2025 al heel snel is om daar een goed plan voor te hebben.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
In het kader van elkaar helpen het volgende. Die plannen liggen er dan halverwege 2025. Dan moet er natuurlijk dekking gezocht worden en beleidsregels moeten worden uitgewerkt. Dan wordt het 2026, misschien 2027. Ondertussen staan die verenigingen startklaar. Ze hebben geld klaarliggen. Vaak hebben de gemeentes een deel van de financiering klaar liggen. We kunnen gewoon die verduurzamingsslag nu dus maken, als we voldoende geld hebben. Ik vind het zo'n gemiste kans. Dan kunnen we ons verschuilen achter nieuwe regeltjes en "moeilijk, moeilijk, moeilijk", maar hier hebben we gewoon iets concreets te pakken. Heel veel geld voor de verduurzaming van de sportaccommodaties komt natuurlijk gewoon van de verenigingen en de gemeentes zelf. Het niet zo dat de BOSA-regeling het hele bedrag dekt. Laten we alsjeblieft de sprint die we nu aan het inzetten zijn — want we zijn die aan het inzetten — vooral niet stoppen, maar doorgaan. Dan heeft de staatssecretaris mooi de kans om samen met zijn collega beleidsregels te maken en met een voorstel te komen. Dan hebben ondertussen wel hartstikke veel kunnen doen. Ik vind het zo'n gemiste kans. We gaan gewoon maximaal op de rem.
Staatssecretaris Karremans:
Nou, we gaan niet maximaal op de rem. We geven nog wat gas bij. Dat is wel wat er volgend jaar gebeurt, om het in formule 1-termen te zeggen. Daarna moeten we goed kijken hoe we het toch hobbelige circuit dat voor ons ligt, goed gaan berijden. Ik heb er vertrouwen in dat we dat goed kunnen doen. Daar gaan we plannen voor maken en we zijn ons met z'n allen, ook op verschillende ministeries, er echt wel van bewust dat die opgave er ligt en daar willen we ook mee aan de slag. Dus ik ben het er niet mee eens dat we op de rem trappen. Sterker nog, we doen er echt een tandje bij. Maar die opgave blijft, ook voor de lange termijn. Daarom heb ik twee plannen aangekondigd voor hoe ik daarmee wil omgaan.
De heer Van Nispen (SP):
In zijn inleiding maakte de staatssecretaris de vergelijking tussen het budget van Feyenoord en dat van Manchester City. Leuk bedacht, maar ik heb nog geen reflectie gezien op de totale omvang van de bezuiniging en de opgave en op de vragen die ik daarover heb gesteld. Dat had toch wel gepast in de inleiding. Wat je nu ziet in het eerste blokje is dat de staatssecretaris de eerste bezuiniging, op de BOSA-regeling, hier weet te verkopen als: het is geen bezuiniging maar gas bij, en "we gaan het allemaal beter maken". Ik heb er toch behoefte aan dat de staatssecretaris wel ingaat op wat hij vindt van de totale omvang van bezuinigingen op sport en bewegen. De staatssecretaris zei net: als het geld verdeeld moet worden, sta ik voor de sport. Maar, het geld is al verdeeld. De staatssecretaris was daar niet bij, maar er is een afspraak gemaakt en hij moet die uitvoeren. Er zitten dus forse bezuinigingen op sport en bewegen. Ik hoop niet dat de staatssecretaris daarvoor weg gaat lopen en wil weten wat hij daarvan vindt. Ook wil ik weten wat hij vindt van het voorstel om eerst te onderzoeken of er ook een omgekeerde SROI is en deze gigantische bezuinigingsopgave op de sport-en-beweegparagraaf misschien meer kost dan het oplevert. Want nogmaals, ik vind de positiviteit en het optimisme hartstikke leuk, maar er hoort ook geld bij, laten we daar eerlijk over zijn.
Staatssecretaris Karremans:
Dank voor de vraag. Het zijn meerdere vragen en ik zal de proberen ze te beantwoorden. Hoort er geld bij? Ja. Tegelijkertijd spreekt mijn ondernemershart dat ook weer tegen, want ik ben van de stellige overtuiging dat het niet gaat om het absolute bedrag dat op de begroting staat, maar vooral om wat je met dat geld doet. Ja, ik heb ook in de Sportbegroting dingen gezien waarvan ik denk: "Nou, wat heeft dat opgeleverd? Kan dat beter? Kan dat efficiënter? Kan dat op een andere manier worden ingezet?" Dat zie ik overigens op verschillende terreinen langskomen. Tegelijkertijd wordt heel veel geld heel goed ingezet. En zou ik op bepaalde terreinen meer geld willen hebben? Absoluut. Maar dat geldt denk ik voor elke bewindspersoon.
Geen enkel bewindspersoon zal een departement binnenkomen en beginnen te juichen over het feit dat hij of zij voor een besparingsopgave staat. Zoals ik daar ook voor stond toen ik binnenkwam bij VWS; dat wist ik donders goed. Maar ja, dat is nou eenmaal de realiteit en ik wil er wat van gaan maken. Dat heeft wel te maken met optimisme. U kunt me dat kwalijk nemen, maar dat is hoe ik erin zit. Ik ga niet zitten sikkeneuren over wat er is afgesproken voordat ik hier voor het eerst bij een hoorzitting aan een tafel zat. Ik ga er wat van maken met de beschikbare middelen die ik heb. Ik denk dat we een heel eind kunnen komen. We investeren alsnog als VWS honderden miljoenen in sport volgend jaar, ook in de komende jaren, en ook in 2029. Daarnaast worden er in Nederland breed miljarden in sport geïnvesteerd. Dat blijft zo en daarmee blijven we absoluut koploper in Europa.
Ik was afgelopen dinsdag bij de Sportraad in Brussel. De tendens daar bestaat uit twee dingen. Een. Mijn Griekse collega herhaalt de hele tijd dat de Olympische Spelen uit Griekenland komen. Twee. Iedereen komt naar Nederland toe, naar mij toe, om te vragen of ze een keer mogen langskomen om te kijken hoe wij omgaan met het investeren in sport: "Jullie investeren zo veel. Mag ik daarvan komen leren?" Dat is een beetje de tendens. Ik kan mijn agenda leegvegen voor collega's die de komende tijd willen langskomen. Ik heb dan geen ruimte meer om andere dingen te doen. Ik houd er niet van — ik denk ook niet dat het gerechtvaardigd is — om daar een extreem negatief verhaal van te maken. Ja, er zijn uitdagingen. En ja, we hebben ook heel veel dingen goed voor elkaar. En voor de uitdagingen die we hebben, hebben we oplossingen en plannen om daaraan te werken. Ook in die zin sta ik er positief in. Als het gaat om de totale bezuiniging op sport, heb ik al iets gezegd over hoe het hoofdlijnenakkoord is doorvertaald naar het ministerie van VWS en naar mijn portefeuille.
De heer Van Nispen (SP):
Ten eerste. De staatssecretaris richt zich enkel en alleen op zijn eigen begroting, terwijl wij hier vanuit de Kamer de hele tijd proberen om over die kolommen van andere ministeries heen te kijken. Dus wij kijken ook naar de verhoging van de kansspelbelasting, de nog steeds dreigende btw-verhoging, en de bezuiniging op bewegingsonderwijs. Loop daar niet voor weg! Want hoort dat ook allemaal bij de bezuinigingen op sport en bewegen? Ten tweede. Ik vroeg niet aan de staatssecretaris om negatief te gaan zitten zijn en te gaan sikkeneuren. Ik vroeg de staatssecretaris er wat aan te doen en in de ministerraad te zeggen: "Beste mensen, ik ben juist hartstikke trots op hoe we het in Nederland hebben geregeld. Die buitenlandse collega's willen allemaal naar ons toe komen." Dan moet het toch niet de reactie zijn om daar maar eens stevig op te gaan bezuinigen? Wat is dat nou toch voor rare reactie? Hoezo wordt alles beter omdat deze staatssecretaris zo slim is en alles beter kan doen met minder geld? Ik geloof daar gewoon niet in. Ik hoef er niet eens meer een reactie op. Ik vind het een hele rare redenering om te zeggen "we maken alles beter, omdat we erop gaan bezuinigen". Dat is toch heel vreemd?
Misschien mag ik nog wel een reactie op mijn concrete voorstel om het eerst te onderzoeken voordat we dingen gaan slopen. Voordat we gaan bezuinigen lijkt het me heel goed om eerst te onderzoeken wat de maatschappelijke schade is op de langere termijn. Verder zal ik me proberen in te houden.
Staatssecretaris Karremans:
Ik ga er toch op reageren. Het is natuurlijk niet zo dat ik het departement van VWS ben binnengekomen, ervan uitgaande dat er geen enkele taakstelling was, alsof die bezuinigingen niet nodig zijn, en dat ik tegen ambtenaren heb gezegd "jongens, ik wil betere sport", en dat het advies toen was: dan moet je bezuinigen. Natuurlijk niet. Er is een taakstelling in het hoofdlijnenakkoord en daar heb ik mee te maken. Die moet ik invullen. Ik moet mijn bijdrage leveren aan gezonde overheidsfinanciën. Dat vind ik ook belangrijk. Daar heb ik voor getekend en dat doe ik ook. Dat is de reden waarom het nodig is. Je bedenkt natuurlijk niet vanuit sportperspectief dat je daar geld gaat weghalen. Tegelijkertijd denk ik ook dat je dingen anders kunt invullen — daar komen we straks op — door een sportwet, een sport-en-bewegenwet en de mogelijkheden die we hebben. Dat ben ik als wethouder ook gewend. Je moest het elk jaar doen met minder budget. Als ondernemer ben ik dat ook gewend. Je hebt slechte jaren, waarin je minder verkoopt dan je denkt. Dan moet je de tering naar de nering zetten en wil je toch groeien. En dat kan. Daar moet je voor ondernemen en daar moet je creatief voor zijn, maar die mogelijkheden zijn er. En dat wil ik ook voor de sport.
En als het gaat over de maatschappelijke waarde … Ik kan tegen de minister van Financiën zeggen: haal dit maar even uit de tabel, want we gaan eerst even de maatschappelijke waarde onderzoeken. Maar dan moet het ergens anders ingevuld worden. Dan zal een collega van mij zeggen: dat gaan we niet doen. Die bezuinigingen staan. Daar sta ik ook voor. Ik denk dat ze op een verantwoorde manier zijn ingevuld. Zijn ze leuk? Nee, maar we gaan ze wel doen. Volgend jaar niet. De jaren daarna zijn ze wél ingevuld. Het punt van de maatschappelijke waarde hoor ik veel terugkomen. We hebben het er in het preventiedebat ook over gehad. Een euro die je investeert in sport levert €8 aan maatschappelijke waarde op. Dat zeggen we bij zo veel dingen.
Het punt is dat je van maatschappelijke waarde geen boodschappen kunt doen. Ik kan er geen mensen van aannemen, ik kan er geen sporthallen van laten bouwen. En die heb ik nodig. Je hebt uiteindelijk keihard geld nodig. Daarom ben ik aan het werk — dat heb ik ook in het regeerprogramma gezet — met een investeringsmodel voor preventie. Daar valt sporten ook onder. We moeten veel harder kunnen maken wat de opbrengsten van bepaalde investeringen zijn. Mevrouw Van den Hil zei het heel treffend: de kost gaat voor de baat uit. Maar het gaat wel om keiharde knaken. Dat is nou eenmaal de realiteit. Nogmaals, ik kan zeggen dat het zo veel maatschappelijke waarde oplevert, maar daar kan ik het salaris van iemand niet van betalen. Dat kan ik alleen met harde euro's. Daarom is de koppeling met het geld daadwerkelijk naar voren krijgen heel belangrijk. Er zit een stukje risicoverdeling in. Dat is echt onderdeel van preventie. Daar is sport ook onderdeel van. Dat zei de heer Mohandis ook. Daar zijn we mee bezig. Dat ben ik hartstikke eens met de heer Van Nispen.
De voorzitter:
Even richting de leden. We zijn bij het eerste blokje.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, zeker.
De voorzitter:
We hebben in totaal vijf interrupties. Gelieve daar rekening mee te houden. Een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik snap dat u dat zegt, voorzitter, maar ik heb het vermoeden dat in de inleiding dit onderwerp aan de orde komt en dat de staatssecretaris daarna heel praktisch allerlei vragen in blokjes gaat afronden. Ik deel heel erg wat mijn collega's op links zeggen: ik mis het verhaal van de staatssecretaris, een visie, een perspectief over waar het naartoe moet. Ik hoor de staatssecretaris een aantal keren zeggen: het is allemaal niet volgend jaar, er is veel te veel paniek en er komt volgend jaar nog meer geld bij. Dan heeft de staatssecretaris nog een heel jaar de tijd om te doen waar wij als Kamer om vragen: ga onderzoeken wat de effecten zijn. Ik kan het bijna uittekenen.
Ik hoor de staatssecretaris in dit debat maar ook in eerdere debatten zeggen: we moeten gaan uitrekenen wat de maatschappelijke waarde is. Dat hebben we al gedaan. Er is onder het vorige kabinet een technische commissie vanuit Financiën aan de slag geweest. U heeft al een heel model op touw gezet. Er ligt allemaal werk. Het ligt voor open doel, om in sporttermen te blijven. Dan stelt hij me toch een beetje teleur. En dat lijkt besmettelijk, want ook de collega's op VWS weigeren om uitvoeringstoetsen te doen, met het veld te overleggen en te onderzoeken wat de effecten zijn. Ik ben zeer van gezonde overheidsfinanciën, maar dit is echt heel hard in je eigen vingers snijden. De bal komt straks keihard terug en dan heeft de staatssecretaris een veel groter probleem. Als de staatssecretaris tijd heeft — wat hij nu een aantal keren heeft aangegeven — kan hij precies doen waar wij samen met collega Van Nispen om vragen, namelijk onderzoeken wat de effecten zijn van deze bezuinigingen.
Staatssecretaris Karremans:
Het punt is het volgende. Het grote blok van die bezuinigingen ziet op de BOSA. Dat is het grote blok waar ik veel op weggeboekt heb, ook om bezuinigingen op andere terreinen, zoals Jeugdfonds Sport & Cultuur, gehandicaptensport en topsportprogramma's te voorkomen. Daar gaat geen euro vanaf. Sterker nog, bij het Jeugdfonds Sport & Cultuur komt er geld bij, zeker voor zwemlessen. Dat willen we juist stimuleren. Ik heb net ten aanzien van de accommodaties gezegd dat heel veel dingen beter kunnen. In 2026 gaat de eerste korting van de BOSA inderdaad in. We hebben daarin wel nog steeds de demping van de DUMAVA. Richting 2026 en verder wil ik juist aan de slag gaan met het onder de loep houden van al die verschillende maatregelen om te kijken hoe we dingen beter kunnen regelen. Natuurlijk kijken we dan ook naar de maatschappelijke impact van dingen, voor zover dat mogelijk is. We kijken dan vooruit naar hoe we dat invullen. Natuurlijk willen we zo veel mogelijk maatschappelijke waarde realiseren, maar we zullen ook andere doelen meenemen. We kijken niet alleen naar maatschappelijke waarde. Misschien is de derde sporthal in Rotterdam-Zuid bijvoorbeeld wel meer waard dan de eerste sporthal in Deventer, maar je wil ook regionale spreiding hebben. Je kunt daar dus niet alleen een absolute waarde aan hangen. Maar natuurlijk houden we rekening met maatschappelijke waarde, want we willen met sport maatschappelijke impact hebben. Dat heb ik ook in mijn inleiding gezegd.
De voorzitter:
Vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
De volgende vraag die ik voor me heb, is de vraag van de heer Mohandis, namelijk of ik bereid ben om in de DUMAVA een apart bedrag specifiek voor sport te reserveren. Daar ga ik niet over. We weten natuurlijk ook een beetje hoe het werkt. Ik kan hier niet voor andere bewindslieden spreken. De minister van VRO is verantwoordelijk voor de DUMAVA-regeling. Ik kan natuurlijk wel vragen of ik alsjeblieft een hekje om geld voor sport kan zetten, maar dat willen ziekenhuizen of scholen ook. Het is dus niet voor niets zo. Voor al het maatschappelijk vastgoed, gelukkig straks ook voor sportaccommodaties, is in de komende jaren 1,9 miljard euro beschikbaar.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zit echt te rekenen met de interrupties, want we hebben er natuurlijk maar vijf. Ik vind het lastig dat de staatssecretaris het hele verhaal dat hij hier ophoudt over de BOSA in één zin onderuithaalt. Staatssecretaris, u zegt: ik hang de vlag uit, want de DUMAVA gaat open. Als woordvoerder Cultuur zeg ik daar dan gelijk bij dat uw collega op Cultuur precies hetzelfde zei: laten we meer doen met DUMAVA. Morgen is er een debat over het erfgoed. U wilt niet weten hoeveel erfgoedinstellingen die kant op zijn geredigeerd. Ik kan een hele waslijst noemen. Dat is precies mijn punt. Het siert u dat u die zoektocht aangaat. Dat meen ik oprecht, maar beseft u het volgende. U zegt eigenlijk dat u niet over de DUMAVA gaat en dat u ook niet gaat over hoe er wordt geprioriteerd en hoeveel garantie er is voor sportverenigingen. Dan is het leuk dat het hekje opengaat, maar ik kan u verzekeren dat een aantal sectoren, zoals onderwijs en cultuur, komend jaar gaat dringen bij de DUMAVA. Ik kan alle maatschappelijke instellingen wel opnoemen. Het is een enorme opgave. Dat is geen oplossing. Het zou helpen als u eerlijk zou zeggen: "Die BOSA zit me niet lekker. Het is eigenlijk gewoon onverstandig. Het staat nu in de boeken, maar ik ga elke maand of elke twee maanden mijn best doen om geld te zoeken. Ik kijk naar onderbestedingen. Ik ga me rot vechten richting andere bewindspersonen." Dan komen we ergens. Maar ga niet wat krom is, verdedigen, want dat kan gewoon niet.
Staatssecretaris Karremans:
Ik benoem feitelijk hoe de DUMAVA werkt. Ik lul niks krom. Ik ben bezig met het openstellen van de DUMAVA. Voor regelingen waar meerdere organisaties aanspraak op kunnen maken, geldt natuurlijk altijd dat daar concurrentie plaatsvindt. Dat is nu ook zo in de BOSA. Dat geldt voor heel veel regelingen. De realiteit is ook dat nu in de DUMAVA een stukje onderbesteding zit. Het is aan het ministerie van KGG om het geld voor de DUMAVA te verstrekken. Ik zal er natuurlijk mijn uiterste best voor doen — datzelfde geldt voor mijn collega — om ervoor te zorgen dat er voldoende middelen in de DUMAVA zitten, zodat sport daar goed in vertegenwoordigd kan zijn. In theoretische zin kan het ook zijn dat sportverenigingen straks heel veel gaan binnenhalen, wat weer ten nadele gaat van cultuur of onderwijs. Dat weten we niet. Dat kunnen we in de komende tijd mooi in de gaten houden. Feit is dat de DUMAVA overgaat en dat er een stukje onderbesteding in zit. Ik denk dat de heer Mohandis ook heel goed begrijpt dat ik natuurlijk niet voor de minister van VRO kan zeggen: we gaan nu een hekje om sport zetten en dat is het.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar wat doet de staatssecretaris nou als over een halfjaar blijkt dat er heel veel geld overal naartoe is gegaan en maar een heel klein beetje naar sport? Hoe boos word je dan? Hoe hard knok je dan?
Staatssecretaris Karremans:
Op welke schaal?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nou, de schaal van 1 tot 100 dan.
Staatssecretaris Karremans:
1 tot 100! Het is moeilijk te zeggen hoe boos je wordt als er minder geld dan verwacht naar sportverenigingen gaat. Je hebt dan altijd met elkaar een gesprek. Ik ben de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor sport en ik wil dat belang zo goed mogelijk behartigen. Dat kan op meerdere manieren.
DUMAVA gaat open voor sportverenigingen en dat is echt hartstikke mooi. Hoeveel geld er vervolgens naar sportverenigingen gaat, weten we niet. We verwachten dat dit een substantiële hoeveelheid geld is, maar hoeveel het precies is dat weten we niet. Je houdt dat vervolgens in de gaten en op het moment dat dingen in de knel komen, dan voer je daar met elkaar het gesprek over. Dat is hoe het gaat met betrekking tot besluitvorming in het kabinet ten aanzien van het verstrekken van middelen voor regelingen. Ik ben hartstikke blij dat de DUMAVA opengaat. Ik vind het geen geweldige maatregel en ik vind de BOSA een vervelende maatregel. Het is niet dat ik binnenkwam bij VWS met als doel de BOSA flink te korten. Absoluut niet.
Ik reken niet op begrip, maar ik heb net geprobeerd om uit te leggen waarom ik het daar heb laten landen. Ik wilde juist bezuinigingen op andere terreinen voorkomen. Ik kan niet doen alsof er geen taakstelling is. Ik kan die taakstelling niet wegtoveren of wegdromen. Ik moet die taakstelling invullen. Dat is nu eenmaal de afspraak die we daarover gemaakt hebben. De heer Van Nispen heeft daarnaar gevraagd en ik ben zo eerlijk om uit te leggen hoe ik die afweging gemaakt heb. Meer kan ik er niet van maken. Het gaat over bevolkingsonderzoeken, over vaccineren en over hoe het hier is geland. Dit is de uitleg die ik erbij te geven heb. Kamerleden kunnen het daarmee oneens zijn, maar ik stond voor de keuze om de taakstelling in te vullen. Als het niet op de BOSA valt, dan moet het ergens anders vallen en dat wilde ik niet op terreinen als Jeugdfonds Sport & Cultuur, gehandicaptensport of topsport.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de klok en ik wil u allen verzoeken om iets korter en puntiger te zijn. We zijn nu nog steeds bij het eerste blokje en het is inmiddels kwart voor negen.
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Anders nemen we maar wat blessuretijd. Mevrouw Van Dijk vroeg hoe kwaad de staatssecretaris zou worden, maar achteraf kwaad worden heeft geen zin. Ik wil aan de staatssecretaris vragen om vooraf die collega schaakmat te zetten en niet als de pap al gestort is. Ik wil die urgentie wel zien van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Volgens mij ziet u die urgentie ook, omdat ik probeer om het goed te regelen voor die sportverenigingen en sportaccommodaties. Daar ben ik mee bezig. Was het maar zo dat ik met die taakstelling naar het ministerie kwam en vervolgens als een soort Bruce Almighty op alles "ja" kon zeggen. Dat kan helaas niet als je een taakstelling hebt. Je moet het ergens op een bepaalde post laten landen. Ik heb dat op deze manier gedaan. We hebben die taakstelling nu eenmaal, dat is het punt. Ik heb zo goed mogelijk geprobeerd uit te leggen waarom dat zo is. Ik word nooit echt kwaad, maar ik zal mijn best doen om aan de slag te gaan voor de sportaccommodaties in Nederland, want dat is overduidelijk nodig.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Zo gaan we er wel snel doorheen, maar ik merk aan veel collega's dat het echt heel onbevredigend is. Ik heb best veel begrip voor de staatssecretaris en ik weet dat hij voor een opgave staat. Dat zal voor meer bewindspersonen gelden en dat geldt voor de staatssecretaris op VWS wellicht nog meer. Maar de staatssecretaris krijgt ook zo'n enorm cadeau van al deze woordvoerders Sport die zich al jaren inzetten voor dit onderwerp. En dan komen we ook nog eens met amendementen die gedekt zijn. We zijn de staatssecretaris enorm, maar dan ook enorm aan het helpen. Het zou voor het debat, de inhoud, en ook de tijd, meneer de voorzitter, heel erg helpen als we elkaar midden op de stip ergens zouden tegenkomen, want er ligt een cadeau op tafel. Het helpt niet voor dit gesprek als de staatssecretaris blijft zeggen: ik heb een opgave, en ik doe heel erg mijn best, maar het leven is heel ingewikkeld.
Staatssecretaris Karremans:
Het is nog maar 2 december, en er ligt een cadeau op tafel. Het is bijna pakjesavond, en zo voel ik het ook. Ik vond het een erg prettig debat. Ik vond ook dat er een aantal goeie ideeën zijn geopperd waar ik zo meteen op zal ingaan en positief op zal reageren. Op een aantal amendementen zal ik oordeel Kamer geven, dus ik zal ook daar positief op reageren. Ik hoop dat ik daarmee het cadeau een beetje uitpak, hoewel ik daar zelf voor betaal. Maar dat wil ik graag doen. Wij met z'n allen betalen het, zegt Mohandis. Dat is zeker zo; goede correctie. Dus dat is het. Ik kom zo op de individuele amendementen. Maar ik kan niet zeggen: ik krijg meer geld voor sport, en een ander ministerie betaalt. Dat kan ik hier helaas niet doen. Dat zou wat zijn; dan zou het toch een beetje een rotzooi worden hier in Den Haag. Dus dat gaat helaas niet. Maar ik snap het punt wel, en daarom moeten we naar die plannen gaan kijken, om dat goed onderbouwd te doen, en wie weet komt er nog wat uit. Daar gaan we wel voor, in ieder geval.
Op de vraag over het revolverend fonds heb ik gereageerd in de brief. Ik vind het een interessant instrument en ik wil het meenemen in de ontwikkeling van die plannen. Dus we gaan aan de slag met die plannen, waarvan ik ook al heb gezegd: we gaan dingen meer bij elkaar brengen. Bij sommige sportverenigingen verandert de vraag weleens. Daar had de heer Blaauw het over: de vraag verandert weleens. Hoe ga je daar mee om als sportvereniging? En kunnen we ze daar ook meer mee helpen? De heer Mohandis zei: grofweg 30% van de sportverenigingen heeft het moeilijk, maar ook 30%, dus ongeveer een even groot aandeel, of zelfs wellicht zelfs een groter aandeel, doet het beter dan ooit. Je ziet dus ook enorme succesverhalen in de wereld van sportverenigingen. We zien dat we meer individueel zijn gaan sporten bij sportscholen. Kinderen zijn bijvoorbeeld meer gaan dansen dan traditioneel voetballen, wat we vroeger misschien massaal deden. Je ziet daarin verandering. De sportsector moet daarop inspelen, dus het vraagt ook iets van de sportsector. Je ziet ook steeds meer tennisclubs die tennisbanen ombouwen naar padelbanen. Dat is een goed voorbeeld van hoe wordt geanticipeerd op een veranderende vraag. Maar dat gaat niet altijd even makkelijk; de ene doet het beter dan de andere. Daar valt nog een hele opgave te behalen.
Dan heb ik de vragen over de BOSA en de DUMAVA allemaal beantwoord. Als dat niet zo is, dan komt het door het incident op de trap, denk ik. Dan zit die vraag ergens anders.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Ik had nog een vraag gesteld aan de staatssecretaris over die 250 miljoen, maar ik kan me voorstellen dat die op de trap is blijven liggen.
De voorzitter:
Wat was de vraag?
Mevrouw Saris (NSC):
Ik had de staatssecretaris een vraag gesteld over het feit dat in de bijlage van de brief een keuze wordt voorgesteld om bijvoorbeeld niet de gehele sportsector te verduurzamen, maar te gaan voor die 250 miljoen voor de sportaccommodaties. Ik vroeg mij af wat uw afweging daarin was.
Staatssecretaris Karremans:
Als het goed is, komen we daar even op terug in de tweede termijn.
Dan kom ik nu bij het blokje jeugd. De eerste vraag is van het lid Paulusma, of ik mij in ga zetten voor het kerndoel bewegingsonderwijs en bewegend leren, en niet alleen na school. Met de oplevering van het nieuwe concept kerndoelen wordt onder andere aandacht besteed — dat valt onder OCW, hè — aan leren bewegen, samen bewegen en betrokken bewegen. Dat ziet op verschillende dingen, zoals het aangaan van beweeguitdagingen, het samen zoeken naar oplossingen, eigen vaardigheden en experimenteren met verschillende beweegvormen. Deze kerndoelen worden de komende periode uitgeprobeerd in de praktijk, begreep ik van mijn collega.
Er zijn meer vragen gesteld over bewegen in het onderwijs. Dat is natuurlijk een belangrijk onderwerp. Ik heb met Eric Scherder, die ik had uitgenodigd op het ministerie van VWS, gesproken over de mogelijkheden die er op dit vlak zijn. Daarover ben ik ook in gesprek met mijn collega van OCW. We zitten natuurlijk met het lastige dilemma dat we niet nog meer verplichtingen in het onderwijs willen duwen. Ik snap dat men daar bij OCW terughoudend mee wil zijn, maar wij voeren het gesprek over wat wel kan.
Er ligt ook een opgave ten aanzien van schoolpleinen. Traditioneel zien we in Nederland dat schoolpleinen grijze massa's van tegels zijn. Zo was in elk geval het schoolplein bij mijn school en ik denk dat heel veel mensen dat herkennen. Welk effect hebben dergelijke schoolpleinen? Bijvoorbeeld in stenige wijken in grote steden zoals Rotterdam worden schoolpleinen die bestaan uit tegels of asfalt 's zomers heel heet. Ik kan natuurlijk geen vragen stellen aan de Kamer, anders had ik de vraag gesteld: hoe heet denkt u dat het asfalt werd op het Driehoeksplein in Spangen op een hete zomerse dag? Dan had de heer Mohandis geantwoord: 72˚. En dat is correct. Dat asfalt werd 72˚ en daar kun je niet op voetballen. Wat gaan kinderen dan vervolgens doen? Die gaan binnen zitten gamen. Dat is wat er gebeurt. Dat zie je natuurlijk bij heel veel schoolpleinen. Daarom is een belangrijke ontwikkeling dat wij, met veel investeringen, groenblauwe schoolpleinen realiseren. Die zorgen voor veel meer verkoeling en nodigen ook uit tot bewegen. Veel scholen zijn daar heel enthousiast over, evenals de buurten waarin die scholen gelegen zijn, omdat die schoolpleinen zorgen voor verkoeling in plaats van hittestress. En kinderen uit de buurt kunnen daar ook in het weekend spelen. Daar zijn we druk mee bezig, zoals ook in de brief staat. We proberen daar het onderwijs echt op aan te haken, ook via de gemeenten.
Dan over de zwemdiploma's. Het is een heel terecht punt van de heer Mohandis dat steeds meer kinderen geen zwemdiploma halen. In een waterrijk land als het onze is dat echt een probleem.
De voorzitter:
U krijgt een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
De staatssecretaris noemde het net de Paulusmadoctrine. Daar kom ik dan toch weer. Ik hoorde de staatssecretaris een heleboel dingen over OCW zeggen en toen kwam er een heleboel afleiding rondom heel verhitte schoolpleinen. Ik denk dat de staatssecretaris ook het concept "rijke schooldag" kent. Het onderwijs is daar heel enthousiast over, dus volgens mij ligt de bal wederom voor open doel. Ik ben vooral heel erg benieuwd naar de termijn die de staatssecretaris voor ogen heeft als het gaat om dit soort ambities.
Staatssecretaris Karremans:
Dat moet ik even nagaan bij mijn collega van OCW, want dat beleid ligt daar. Dat gaan wij dus even na en dan komen wij erop terug. Als dat lukt, doen we dat in de tweede termijn, anders schriftelijk.
Ik was gebleven bij de zwemdiploma's. Het is een terecht punt van de heer Mohandis dat steeds meer kinderen geen zwemdiploma halen. Wij doen daar onderzoek naar. Wij kijken ook naar scenario's om het schoolzwemmen terug te brengen. Dat kost alleen tijd. Wat ik zal doen, is volgend jaar twee ton extra overmaken naar het Jeugdfonds Sport & Cultuur, specifiek voor zwemlessen. Dat geld is dus geoormerkt voor zwemlessen, aangejaagd door de heer Mohandis, om dat op korte termijn goed te doen. Daarover is ook een amendement ingediend. Daar zal ik zo over komen te spreken, maar ik kan alvast een tipje van de sluiter oplichten: dat amendement zal ik oordeel Kamer geven. Als dat amendement wordt aangenomen, zal er al een dikke verdubbeling plaatsvinden van het geld dat we overmaken naar het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
In het amendement staat ook iets over de vindbaarheid van de regelingen. Op dat punt zien we echt een opgave. Ik heb daar al een aantal wethouders op gewezen. Overal waar ik wethouders spreek — vaak zijn de wethouders die zich bezighouden met preventie ook de wethouders die zich bezighouden met sport — wijs ik hen op de vindbaarheid van de regelingen. Ik krijg nu vaak feedback via LinkedIn in de trant van "bedankt voor de aanmoediging en we hebben het aangepast", of "we hebben het gecheckt en het is in orde". Maar daar ligt in alle eerlijkheid best nog wel een opgave. Ik heb zelf de proef op de som genomen en ben naar de website van verschillende gemeenten gegaan om informatie te krijgen over zwemlessen. Het blijkt vaak moeilijk zoeken naar de regeling voor gratis zwemlessen voor kinderen van ouders met een laag inkomen. Ik ben gewend om elke dag door ingewikkelde stukken te gaan, maar voor mij was het hier en daar echt een uitdaging. Dat zegt veel. Daar is echt nog wel winst te behalen; daar ligt echt een opgave. Daarom vind ik het idee van het onderzoeken van die sportpas ook zo interessant. Dat geeft wat meer uniformiteit en voorkomt dat iedereen weer zijn eigen systeem aan het ontwikkelen is. Maar daarover zo meteen meer. Dan de vraag van de heer Blaauw over hoe het staat met de plannen voor toegankelijke zwemlessen en schoolzwemmen. Dat nemen we mee in het onderzoek dat is gevraagd door de heer Mohandis over schoolzwemmen en het aantal teruglopende zwemdiploma's dat gehaald wordt door kinderen. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe we ervoor zorgen dat dat onder de aandacht komt. Die vraag heb ik net al beantwoord: daar valt nog wel wat aan te doen.
Mevrouw Van den Hil vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat ouders hun kinderen stimuleren om te bewegen. Dat vind ik een goed punt. Ik vind dat dat uiteindelijk ook onderdeel moet zijn van de strategie die we vormgeven richting dat doel. Ik heb drie doelen, noem het een visie op sport. Ik vind dat we daarop moeten focussen en winst moeten behalen voor de langere termijn. Ik denk dat ouders daar een belangrijke hulp bij zijn, ook de ouders van kinderen met een handicap. Daarvoor proberen we het vervoer nu beter te regelen, want dat is vaak een grote barrière. Ik kom zo nog terug op wat er bestemd is voor sporthulpmiddelen. We gaan dat meer naar één loket brengen, zodat het makkelijker wordt. We gaan barrières slechten. Daar is ook het punt van de heer Van Nispen over de speeltuinen een belangrijk onderdeel van. Dat zijn we allemaal aan het doen. Ik ga ook een ouderavond organiseren. De heer Dijk van de SP heeft zich aangemeld om dat samen met mij te doen. Dan gaat het onder andere over vapen. Wellicht kunnen we daar nog aan toevoegen dat sporten belangrijk is voor kinderen.
Dan het punt van de heer Van Nispen dat het uitgangspunt moet zijn dat ieder kind voor het verlaten van de basisschool minimaal één zwemdiploma heeft, dat alle kinderen in aanraking moeten komen met zwemmen en dat er geoormerkt geld voor beschikbaar zou moeten worden gesteld. Wat is daarop mijn reactie? De onderzoeken doen we nu. Het liefste zie ik ook dat iedereen een zwemdiploma heeft. We zien nu echt een zorgelijke ontwikkeling van kinderen die geen zwemdiploma hebben: van 6% naar 13%. Dat is heel zorgelijk. Het is zaak eerst die trend te keren. Dan kijken we hoe we naar 0% kunnen komen. De scenario's van schoolzwemmen worden onderzocht en die sturen we naar de Kamer. Het is goed om op dat moment met elkaar te spreken over wat realistische doelen zijn, op welke termijn, en welke acties we daaraan kunnen koppelen. Maar we voeren eerst het onderzoek uit waartoe de Kamer opdracht heeft gegeven. Als het gaat om zwemveiligheid en de lonen van zwemonderwijzers is het belangrijk om hen goed te belonen om zo veel zwemonderwijzers te behouden. Maar het is wel een zaak tussen werkgever en werknemer. Er zijn veel commerciële partijen, maar ook niet-commerciële partijen die dat doen. Het is echt zaak dat zij dat doen, maar ik onderstreep het belang om dat goed te regelen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Er moet heel veel gebeuren om de trend te keren als het gaat om het aantal kinderen zonder zwemdiploma. Dat is precies mijn vraag. De staatssecretaris erkent dat het die kant opgaat. Hij noemde zelf die 6% tot 13%. Dat wordt eerder erger dan minder erg als we naar alle indicatoren kijken. Alleen vaststellen dat we de trend moeten keren, is niet voldoende. Er komen allerlei onderzoeken naar de Kamer, maar ik wil even ingaan op de vraag van de heer Van Nispen op dit punt. Als u echt meent dat dit niet kan, dan moeten we elkaar echt de komende maanden gaan vinden als die onderzoeken naar de Kamer komen. Op welk punt gaan we het vastpinnen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat we de garantie gaan ontwikkelen dat bijvoorbeeld elk kind in elke gemeente kan zwemmen via een armoederegeling? Dat zijn hele concrete dingen die we kunnen doen. Wat mij betreft moeten we die ook vastleggen in een richtlijn. Geef het maar een naam. Maar het gaat niet lukken als we alleen een trend willen keren met woorden en onderzoeken. Ik hoop dus echt dat wat we over een paar maanden met elkaar ergens kunnen vinden, concreter is dan waar we nu staan.
Staatssecretaris Karremans:
Ik ben het helemaal eens met de heer Mohandis. Daarom is er nu ook twee ton extra gereserveerd speciaal voor zwemmen. Dat is superconcreet. Het gaat om een aantal dingen: geld voor het Jeugdfonds Sport & Cultuur, het amendement van de hand van de heer Mohandis dat daar ook op ziet, en het geld dat we daar zelf extra voor beschikbaar hebben gesteld, plus de vindbaarheid — dus het makkelijk maken dat je daarvan gebruik kan maken — plus dat er genoeg zwemvoorzieningen zijn. Dan heb je al drie punten te pakken die heel concreet zijn en die we willen vormgeven.
Dan kom ik op de cliffhanger waar ook naar gevraagd is: wil ik een sport- en beweegwet? Het antwoord daarop is ja. Ik denk dat dat nodig is. Dat proces ga ik hernemen. We gaan natuurlijk kijken hoe dat er precies uitziet. Ik kan nog niet zeggen dat dat eruitziet als wat er in concept voorlag, maar ik vind wel dat er noodzaak is om het te doen. Ik denk dat er op die manier heel veel afspraken gemaakt kunnen worden, ook ter vervanging van die SPUK's. Daar is natuurlijk ook nog een vraag over gesteld, maar op die vraag kom ik zo nog. Maar ik denk dat het echt een mooie stap zou zijn en daar kunnen we natuurlijk ook iets in meenemen over zwemmen. Dus we gaan daar graag mee aan de slag en daar ga ik natuurlijk ook nog graag verder over in gesprek met de Kamer. Maar dat is dus mijn inzet.
De voorzitter:
Daar is nog een vraag over van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Laat ik dan één complimentje uitdelen vanavond. Maar daar daar laat ik het dan verder wel bij. Het is heel goed dat er een sportwet komt. Dat is echt uitstekend.
We hebben net uitgangspunten geformuleerd voor het zwemmen. Het zou toch wel goed zijn dat de staatssecretaris zegt: dat moet ook mijn doel zijn. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen "doelen en ambities, daar ben ik van en daar kunt u me op afrekenen", maar dan is het toch niet heel veel gevraagd om als uitgangspunt van beleid te formuleren dat alle 12-jarigen minimaal één en het liefst drie zwemdiploma's hebben. Dat zou nou echt prima bij de staatssecretaris passen, gelet op zijn mooie woorden.
Voorzitter, ik wil hier nog een vraag aan koppelen. Als we vinden dat het vak van zwemonderwijzer zo ontzettend belangrijk is en we zeggen vervolgens dat het wel iets is van werkgevers en werknemers, dan doen we de facto ook niks, terwijl het wel levensreddend werk is. Sterker nog, als we deze mensen niet beter gaan belonen, dan zijn er straks te weinig van en nemen de wachtlijsten alleen maar toe. Dan kunnen we allemaal wel vinden dat die kinderen zwemdiploma's moeten hebben, maar dan loopt het vast. Ik wil daarom dat de staatssecretaris de komende tijd zijn creativiteit aanspreekt om toch te kijken wat hij op dit punt kan betekenen.
Staatssecretaris Karremans:
Zo'n aanmoediging is altijd mooi en een uitdaging vind ik prachtig. Als uit het onderzoek komt dat dat het knelpunt is, dan hebben we denk ik met elkaar een gesprek. En dan alsnog zijn ze niet in dienst bij VWS, hè. Dan zijn ze nog steeds ergens anders in dienst en zullen we dus ook nog steeds moeten kijken of daar iets voor te bedenken is. Maar ik wil dat echt even afwachten. Mijn doel is het resultaat en al die andere zaken zijn middelen om te komen tot een resultaat, ook het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Als je geld in dat fonds doet, is het nog steeds niet geregeld. Het zijn allemaal middelen en het gaat om het resultaat. Dat laatste ben ik met de heer Van Nispen eens.
Het is natuurlijk mooi om te zeggen dat we het doel stellen op "iedereen heeft een zwemdiploma", maar dat is wel een beetje van: we lossen het probleem in één keer op. Ik kan me voorstellen dat dat een heel mooi doel is, hoor, maar ik wil dat onderzoek afwachten en daarna met de Kamer bekijken wat voor een, twee, drie, vier, vijf jaar een realistische maar ambitieuze doelstelling is. We gaan nu echt de andere kant op, maar om dan te zeggen "we zitten over een paar jaar op 0%" ... Het zou heel mooi zijn, maar ik moet ook realistisch zijn. Het antwoord is "ik weet het niet", want misschien is het wel realistisch. Maar we zien nu al dat we de wind niet mee hebben, om het maar in zeiltermen te zeggen. Dat is het antwoord op de vraag: ik ga graag aan de slag met die uitdaging om er straks vervolgens een concreet doel aan vast te plakken. Maar dat doe ik wel graag op basis van alle informatie, want dan weet ik waar ik het over heb en kan ik het doel ook goed onderbouwen. Zo doen?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter, ik ben dus klaar met het kopje jeugd, hè. Daarmee kom ik nu bij het blokje ruimte voor sport en bewegen.
De eerste vraag is een vraag van de heer Van Nispen: ben ik van mening dat wij het mbo meer aan het bewegen moeten krijgen? Ja, maar overigens geldt dat niet alleen voor het mbo. Ik zal de naam van het sportmerk niet noemen, maar in een heel mooi filmpje van dat merk wordt gezegd: het meest dodelijke is je bureau. Ik vond het initiatief van de heer Van Nispen heel mooi. Ik heb er zelf ook aan meegedaan door af en toe te gaan staan. Dat is zo belangrijk. Maar als je een een-op-eenvergadering hebt, is het ook heel goed om even met elkaar te gaan lopen in plaats van aan een tafel te gaan zitten. Frisse lucht en lekker wat beweging! Dat praat ook wat makkelijker; dat is althans mijn ervaring. Dus dat moeten we er overal in zien te krijgen, ook op het mbo. Daar zijn programma's voor, onder andere de programma's Gezonde School en Actieve mobiliteit.
Wat is er nodig voor een zorgplicht voor zwembaden? Kunnen we de bibliotheken betrekken bij het denken over de sportwet? Ik denk dat we dat daarin kunnen meenemen.
De aanscherping van de Omgevingswet bij nieuwbouw. Dat is een vraag van de heer Mohandis. "Laten we kijken of we een wettelijke norm kunnen maken voor nieuwbouw en infrastructuur, zodat sporten en bewegen aandacht krijgt." Er lag inderdaad al een motie van de SP voor een sportnorm. De leden Leijten en Van Nispen vragen in die motie om in ieder geval te onderzoeken of we voor de ruimtelijke ordening, die onder druk staat, een norm kunnen opnemen voor sport en bewegen. Dat onderzoek komt medio 2025 naar de Kamer. Het komt eraan en we nemen het ook ter harte. Overigens was dat ook mijn ervaring als wethouder Buitenruimte in Rotterdam. Juist in wijken waar de sociaal-economische status toch wat lager was, probeerden we te zorgen dat de buitenruimte uitnodigde om te sporten. De realiteit is dat juist daar de straten smal zijn en het moeilijker is om lekker een stukje hard te lopen of te wandelen. Daar zit echt nog een opgave. Groen is natuurlijk fijn, maar dat is er daar vaak ook weinig. Ook daar gaan we graag met gemeenten over in gesprek.
Mevrouw Van Dijk vraagt of ik de beweegdoelen voor 2040 wil halen en hoe ik dat zie. Het antwoord is ja. Juist de ambities die ik heb geformuleerd, zijn precies in lijn met het halen van de beweegdoelen voor 2040. We lopen daar inderdaad wat op achter, dus ik wil die inhaalslag maken, juist om weer in lijn te komen met het doel dat we hebben gesteld voor 2040. Het antwoord is dus ja.
Hoe zorg ik ervoor, vraagt mevrouw Paulusma, dat bewegen voor jong en oud in de buurt niet pas in het staartje wordt besproken of erger nog, wordt vergeten? Zitten maatschappelijke organisaties voldoende aan tafel bij de Nota Ruimte? Ja, NOC*NSF is betrokken bij het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving. Dit overlegorgaan wordt betrokken bij de Nota Ruimte, dus NOC*NSF zit daarbij aan tafel. Daarnaast laten we op dit moment onderzoeken of sport en bewegen onder druk staat binnen de ruimtelijke ordening. Dit is conform de motie van onder anderen de heer Van Nispen voor het vaststellen van een sport- en beweegnorm. Hier wordt buitenspeelruimte in meegenomen. Buitenspelen is heel belangrijk, dus dat willen we op die manier doen.
Is de staatssecretaris het met de VVD eens, vraagt mevrouw Van den Hil, dat juist de Bas van de Goorstichting een positieve rol speelt door met weinig middelen veel mensen te laten bewegen? Absoluut! Ik heb via LinkedIn een beetje contact met Bas, dus dat is leuk. Het is denk ik tijd dat we een keer gaan afspreken om het daarover te hebben. Het is natuurlijk hartstikke mooi om met minder middelen meer resultaat te boeken. Dat kan ik wel gebruiken, dus dat is hartstikke mooi.
Mevrouw Van Dijk vraagt of ik er nog steeds achter sta dat 75% van de Nederlanders aan de beweegrichtlijnen moet voldoen. Ja, ik heb ook gezegd dat dat precies in lijn is met de doelstelling die ik gesteld heb in de brief over sport.
Ben ik bereid om toe te zeggen om verdere ondersteuning van het Actieplan Nederland Beweegt te organiseren, wanneer er positieve resultaten zijn? Dat is een vraag van de heer Van Nispen. Ik kan hier op dit moment geen toezeggingen over doen. Ik ben bereid er welwillend naar te kijken, maar ik heb er nu geen financiële middelen voor. Ik zou er op dat moment dekking voor moeten vinden. Maar ik onderschrijf de ambitie absoluut. Ik beraad me om hier gevolg aan te kunnen geven, dus we kijken met aandacht naar het actieplan en nemen de resultaten van de evaluatie mee. Die verwachten we in januari.
Hoe zorg ik ervoor dat op andere ministeries voldoende tussen de oren zit dat het stimuleren van bewegen integraal onderdeel van beleid moet zijn? We werken hierop samen. We komen binnenkort met een brief over health in all policies of gezondheid op alle departementen, hoe je het noemen wil. Er is ook aandacht voor gezondheid en bewegen bij andere departementen. Ik heb ook wat gezegd over bewegen als onderdeel van het werkende leven.
Hoe staat het met het sportnormonderzoek? In het eerste kwartaal van 2025 komen we daarmee naar de Kamer. Ik heb natuurlijk al iets gezegd over sport ... Ik noem het wel de sport- en beweegwet. Dat is de term, tenzij de Kamer daar allemaal dingen aan toe wil voegen.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Toch over het programma Nederland Beweegt. De Beweegalliantie is onder andere volop bezig met allerlei samenwerkingsverbanden, in de zorg, op scholen, op het werk, noem maar op, om dat volop te stimuleren. Het komt ook voort uit een wens van de hele Tweede Kamer, met volgens mij 150 stemmen voor op dat moment. Dat programma loopt nu en het wordt in januari tussentijds geëvalueerd. We weten nog niet wat eruit komt; dat begrijp ik allemaal. Eind 2025 loopt het programma af. Ik zou het echt onverteerbaar vinden als de staatssecretaris zegt: het loopt af en ik heb geen financiële middelen. Dat weet ik, want dat is het verhaal in dit hele debat: er zijn geen financiële middelen. Als je een programma hebt dat zo laagdrempelig is, met zulk laaghangend fruit om mensen in beweging te brengen, en als het succesvol is — dat moeten we zien in januari, dus daar kan ik niet op vooruitlopen — dan kun je toch niet zeggen: er zijn geen financiële middelen, dus het stopt allemaal? Dat kan toch niet? Dat kan toch geen weldenkend mens verzinnen? Dus ik wil wel dat de staatssecretaris richting de Voorjaarsnota met voorstellen komt, want dan heeft hij een heel jaar om te kijken wat er gedaan kan worden om, als het programma succesvol blijkt, het te continueren in de jaren 2026 en daarna, juist omdat dit veel op gaat leveren.
Staatssecretaris Karremans:
We staan helemaal achter die ambitie. We moeten even bekijken of het succesvol is. Ten eerste wil ik dat echt even afwachten, ook in relatie tot andere opgaven. Ten tweede kan ik mij ook voorstellen … Want ik zie … Laat ik het zo zeggen: het is wel heel druk op het sportveld. Er staan meer dan 22 spelers op. Ik denk dat we hier en daar kritisch moeten kijken of er niet dingen dubbel worden gedaan — ik zie dat op preventiegebied ook — en of we dingen niet efficiënter met elkaar kunnen doen, terwijl we wel de ambitie en de resultaten ondersteunen. Ik ben het eens met de ambitie die er is, zeg ik tegen de heer Van Nispen, maar geef mij alsjeblieft even de ruimte om dat in te vullen op een manier waarvan ik denk dat dat het beste is en dan kunnen we het daar met elkaar over hebben. Dat zal dan richting de begroting van 2026 zijn. We willen het ook meenemen in de samenhangende preventiestrategie. Die komt al eerder. Dat betekent sowieso ergens voor de zomer volgend jaar. Dat is de samenhangende preventiestrategie. Dat nemen we daarin mee, want dat is voor mij ook een belangrijk onderdeel. Sport is voor mij ook een onderdeel van preventie, dus ik wil het ook onderdeel laten zijn van de samenhangende preventiestrategie. Dus dat nemen we daar ook in mee.
Dat waren mijn vragen op ruimte voor sport en bewegen, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is mooi. Dank u wel. Dan zijn we nu volgens mij bij blokje 4, veilig sporten.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, veilig sporten. Er waren vragen naar aanleiding van de BOOS-uitzending. Wat heb ik nodig om in samenspraak met mijn collega van JenV te helpen bij het tegengaan van dit gedrag — racisme, homofobie en discriminatie — bij Feyenoord? Ik had hierover al even contact met de heer Mohandis, die hier ook erg van geschrokken was. Dat heeft hij zelf ook gezegd. Hetzelfde geldt voor mij, maar helaas kende ik het dossier al heel goed als wethouder in Rotterdam. Ik ken de oprichter van de Roze Kameraden heel goed. Ik ben met hem samen al eens een keer bij de Feyenoorddirectie geweest om dit te bespreken, dus ik ken het dossier helaas heel goed. Ik keur alle vormen van geweld, antisemitisme, homohaat en geweld tegen scheidsrechters ook ten zeerste af. Ik ken ook het probleem van gebiedsverboden ten opzichte van stadionverboden, de juridische ingewikkeldheid daarvan. De aanpak van hooligans en hun criminele gedrag ligt natuurlijk bij JenV. Er zijn er ook een aantal veroordeeld. Van collega-wethouders is destijds het huis beklad. Die werden zwaar geïntimideerd, dus ik heb dat van dichtbij meegemaakt. Dat keuren we uiteraard ten strengste af.
We werken gelukkig met de KNVB op allerlei manieren aan een verbeterde vorm van acceptatie. Ik vind dat daar ook goede stappen op worden gezet door de bond via Ons voetbal is van iedereen, maar als het gaat om de actie die ik kan doen … Kijk, ik zou als wethouder niet willen dat een staatssecretaris daartussendoor gaat fietsen. Ik weet dat het college van B en W daarmee bezig is. Het is in eerste instantie ook hun zaak. Ik kan wel contact opnemen met het college van B en W om mijn hulp aan te bieden en te vragen of er iets is wat ze van mij nodig hebben, maar ik kan me zomaar voorstellen dat ze zeggen: laat ons dat vooral even zelf doen. Die zaak ligt echt bij hen, maar dat aanbod kan ik wel doen. Maar laat ik vooropstellen dat ik het echt een verwerpelijke zaak vind.
De heer Blaauw had een vraag naar aanleiding van berichten over vrouwen die zich onveilig voelen in kleedkamers. Dartsport. Vrouwencompetitie wordt gedomineerd door mannen in transitie. Het kan toch niet zo zijn dat vrouwen er met hard trainen niet komen in hun eigen competitie? Hoe kijk ik hiernaar en wil ik hier concrete maatregelen tegen nemen? Ik vind het belangrijk dat alle sporters op een fijne, veilige manier kunnen sporten. Dat geldt voor mannen, vrouwen, maar ook voor transgenders, voor iedereen. Daar sta ik voor. Dat is absoluut heel belangrijk. Uiteindelijk is het aan de sport om per sportdiscipline te bepalen wie waaraan kan deelnemen. Dat gaat de overheid niet doen. Het is aan bonden zelf om dat te bepalen. De sportsector heeft ook al een Handreiking gender- en seksediverse personen opgesteld. Aan de hand hiervan kunnen per sport concrete afspraken worden gemaakt. Sportverenigingen kunnen met die handreiking goed uit de voeten. Er is dus ook helemaal geen probleem dat we oplossen met extra maatregelen of wat je maar kan bedenken. Dat is het antwoord op die vraag. Bonden maken er zelf afspraken over, ook in internationaal verband.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Paulusma, en dat is ook haar laatste interruptie.
Mevrouw Paulusma (D66):
Oké. De inbreng over veiligheid en transgenders had twee smaken. Op één smaak heeft de staatssecretaris nu gereageerd, maar ik zou het ook bijzonder waarderen als de staatssecretaris afstand neemt van de woorden die gebezigd werden rondom verhalen die opgeklopt zijn en niet bestaan, maar die transgenders in gevaar brengen en die ook op social media een enorme vlucht nemen. Ik zou het zeer waarderen als de staatssecretaris afstand neemt van die hetze, want die komt namelijk helemaal niemand ten goede.
Staatssecretaris Karremans:
Zeker, dat deel ik met mevrouw Paulusma. Dat is echt schadelijk. Transgenders, die zich toch al vaak kwetsbaar voelen in de sport, voelen zich hierdoor nog onveiliger en kiezen er soms voor om niet meer te sporten. Dat wil ik absoluut niet. Laat ik heel helder onderstrepen dat we dat niet willen. Verder heb ik, denk ik, net adequaat proberen te reageren op de vraag van de heer Blaauw hierover.
Dan de vraag van mevrouw Van den Hil over het integriteitscentrum: of ik al in beeld heb hoe de bijbehorende financiering vorm gaat krijgen. Op de begroting hebben we daarvoor middelen gereserveerd. Daar is dus geld voor. De kerntaken van het integriteitscentrum zullen zijn: het aannemen, registreren en onderzoeken van meldingen en het geven van opvolgingsadvies naar aanleiding van zo'n onderzoek. Daarvoor hebben we onder andere een wettelijke grondslag nodig. Die wet komt eraan. Die gaat in consultatie begin volgend jaar, Q1 2025. Over tempo gesproken: het traject loopt al een tijdje en we zijn er druk mee bezig. De wet gaat dus in Q1 in consultatie.
Nog een vraag van mevrouw Van den Hil: hoe wil de staatssecretaris er meer aandacht voor genereren dat agressie in sport niet toelaatbaar is? Dat vind ik een heel terecht punt. We zien problematische cijfers. Ik herken het ook zelf. Zelf heb ik weleens gefloten. Ik voetbalde zelf in B2 bij Blauw-Zwart. Af en toe moesten we fluiten bij de F'jes. Ik dacht altijd: al die verhalen over agressieve ouders aan de zijlijn, het zal wel. Je gelooft dat bijna niet. Maar ja hoor, on-ge-lo-fe-lijk. Met geen pen te beschrijven. Daar sta je dan met je goeie gedrag op zaterdagochtend om acht uur, in een leeftijd dat je daarvoor, op vrijdagavond, nog wat andere dingen gedaan hebt. Je staat met de beste bedoelingen te fluiten voor zo'n team F'jes die op een kluitje achter elkaar aan rennen, terwijl ouders je de huid volschelden. Ongelofelijk. Ik vind dat echt beschamend. Ik denk dat heel veel mensen die bij een voetbalvereniging hebben rondgelopen … Ik weet eerlijk gezegd niet of het bij andere sporten ook zo gaat, maar dit is onacceptabel. Laat ik er nog één ding over zeggen. De KNVB doet overigens goede dingen op dit gebied. De KNVB is veel harder op incidenten bij verenigingen. Dat juich ik echt toe. Ik vind dat de KNVB daar goede stappen zetten. Laat ik er één ding over zeggen: het gedrag van topsporters. Ik kijk al vanaf mijn 7de of 8ste op zondagavond naar Studio Sport. Wat je topsporters, dus professionele voetballers daar af en toe ziet doen … De agressie richting scheidsrechters, de agressie richting elkaar … We praten dat met z'n allen een beetje goed, zo van: sport is emotie. Ja, de groeten, "sport is emotie"; je hebt je maar gewoon te gedragen, je hebt ook een voorbeeldfunctie. Ik erger me kapot aan sporters die zich misdragen op het veld. Ik heb daar overigens ook contact over met de KNVB. Ik vind het heel goed dat ze inmiddels gezegd hebben dat je direct geel krijgt als je gaat protesteren bij de scheidsrechter als je geen aanvoerder bent. Ik sta daar volledig achter. Ik vind dat topsporters absoluut een voorbeeldrol hebben en dat ze die voorbeeldrol op dit moment niet altijd vervullen. Het wordt wel heel makkelijk met de mantel der liefde bedekt, zo van: ach ja, sport is emotie. Je hebt je gewoon te gedragen, want je hebt een voorbeeldfunctie. Dat gedrag wordt gekopieerd op de amateurvelden en zeker ook door jonge mensen. Dat daarover; fijn dat ik mijn hart daar even over heb kunnen luchten.
Een wettelijke grondslag regelen voor het verwerken van gegevens en beschuldigingen bij meldingen. Dat is een vraag van mevrouw Van den Hil. Die grondslag komt dus in het wetsvoorstel.
Waar blijft de concrete actie in het dansdossier? Er worden nu concrete stappen gezet naar aanleiding van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden. De Alliantie Dans Veilig werkt samen met de sectorpartijen en met steun van VWS en OCW aan deze adviezen. Daar wordt onder andere onder verstaan het oprichten van een opvolgingscommissie en een ethische commissie. Daar zijn we dus mee bezig. Er zijn ook expertgroepen opgericht die inhoudelijke uitwerking geven aan specifieke onderwerpen. We werken ook aan het punt van de klokkenluidster. We kijken dus of we daar op een goede manier met haar uit kunnen komen. Daar wordt dus aan gewerkt en daar heb ik aandacht voor.
Dan de sporthulpmiddelen: kunnen die ook door sportverenigingen mogelijk worden gemaakt? Ik snap niet waarom die vraag bij veilige en integere sport staat. Maar goed, ik denk dat dat door het trapincident komt. Als we daar toch zijn, doen we die vraag gewoon straks. We willen graag naar één loket. Nu hebben we eigenlijk het loket van Uniek Sporten. Dat is hartstikke goed, maar dat fungeert als vangnet. Het is een beetje een soort loket achteraf. We willen eigenlijk naar een loket aan de voorkant, zodat je gewoon één landelijk loket hebt en zodat het heel makkelijk is om sporthulpmiddelen aan te vragen. We doen wel meer, maar dat komt in het volgende blokje. Ik zou bijna zeggen: nu eerst de reclame. Maar die hebben we hier natuurlijk niet. Dit was het blok veilige en integere sport.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Karremans:
Dan ben ik inderdaad bij handicap en sport voor mensen met lage inkomens. We doen drie dingen om het aanvragen van sporthulpmiddelen, waar ik nu dus gelijk op kom, makkelijker te maken. We zijn bezig met een modelbeleid. Samen met VSG wordt gewerkt aan het laten aansluiten van gemeenten op dit modelbeleid. Dat wil zeggen dat elke gemeente op dezelfde wijze omgaat met het toekennen of afwijzen van sporthulpmiddelen, dus ook met die eenloketgedachte. Daar werken we met de Esther Vergeer Foundation aan. Zorgverzekeraars wijzen sporthulpmiddelen nu ook op verschillende manieren toe. Dat gaan we uniformeren; daar zijn we nu dus mee bezig, zodat ze allemaal op dezelfde manier worden toegewezen. Dat zijn de dingen die we op dat punt doen. We doen hier dus ook een kostprijsonderzoek naar.
Voorzitter. Staat het centraal loket van Uniek Sporten nog steeds overeind? Ja, maar zoals ik al zei, is dat een centraal loket aan de achterkant. We willen juist naar de voorkant met een centraal loket. Dat is het antwoord op die vraag.
Dan de vraag van mevrouw Saris over inclusiviteit en diversiteit in 2030. Waarom wachten we zo lang met deze uitvoeringsstrategie? Kunnen we niet in 2026 starten? Ja, het doel is in 2030. Vandaar dat het "2030" heet, maar we beginnen hier al het volgende kwartaal mee. Dat is het antwoord daarop. Ik denk en hoop dat dit een bevredigend antwoord is op de vraag van mevrouw Saris: we gaan daar al gelijk mee aan de slag.
Dan de vraag van de heer Blaauw in hoeverre het beleid rekening houdt met invalide sporters en senioren. Ik heb mensen met een handicap niet voor niets tot een van de drie topprioriteiten van mijn beleid benoemd. Dat zien we dus juist echt als een prioriteit en we doen daar verschillende dingen aan, onder andere met vervoer en sporthulpmiddelen, die ik net al noemde.
De vraag van de heer Mohandis over centrale loketten is volgens mij ook al benoemd.
O ja, er is ook een vraag gesteld over Special Heroes. Die subsidie loopt inderdaad af. Dat was een tijdelijke subsidie, die afloopt in 2025. Er lopen nu gesprekken om te kijken op welke manier dat ook kan. Het wil dus niet zeggen dat alles … Laat ik het zo zeggen: we kijken hoe we dit goed kunnen waarborgen, ofwel door verlenging ofwel door financiering via andere bronnen. Daar lopen gesprekken over. Daar zijn we dus mee bezig.
Dan het gratis toegankelijk maken van sporten en wat dat oplevert voor jongeren, met het verzoek om een uitgebreide reactie van de staatssecretaris. Ik heb in mijn inleiding al iets gezegd over de waarde van sport, ook over verbinding en de waanzinnig belangrijke sociale waarde van sport.
Ik ga ook gelijk in op het punt van de sportpas. We zien nu inderdaad dat heel veel regelingen heel verschillend zijn per gemeente. Je hebt daarin dus best wel wat verschillende regelingen. Die zijn niet altijd even goed; die werken niet altijd even goed en doen niet altijd even goed wat ze zouden moeten doen. Dat is dus een terecht punt, maar dat zit natuurlijk bij de gemeenten. Met een sportpas zouden we meer landelijke regie pakken. Ik heb het twee weken geleden met mijn Zweedse collega hierover gehad. Het is heel grappig dat in Nederland sport en gezondheid vaak in één portefeuille zitten, zowel op lokaal niveau als hier in Den Haag, op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik begreep dat naamswijzigingen van ministeries echt miljoenen kosten. Ik denk dat we, als we dat al zouden doen, dat geld beter in de sport kunnen steken. Het zit dus bij elkaar. In andere landen is dat niet zo. Daar is het vaak cultuur en sport. Kijk naar hoe het in Denemarken is georganiseerd. In Duitsland is het Binnenlandse Zaken en Sport. Dus heel vaak zijn het geen gezondheidsministers, behalve in Zweden. Ik heb dus één collega met wie ik een beetje een overlappende portefeuille heb. Zij hebben in het kader van preventie net een sportpas ingevoerd. Dat wil ik als voorbeeld noemen: kijk hoe ze het daar doen, hoe dat werkt en hoe het gaat. Ik vind het een interessant idee om dat te gaan onderzoeken. Als we dat onderzoek gedaan hebben, moeten we bekijken of we dat eventueel in een pilotvorm kunnen gieten. Dan moeten we daar middelen voor vinden, maar voor nu zou ik kunnen zeggen dat ik dat graag zou willen onderzoeken. Ik geloof dat er ook nog een motie zit aan te komen, maar dat is in ieder geval wat ik erop kan zeggen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen met zijn laatste interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Het zou inderdaad zomaar kunnen dat daar straks nog een motie over gaat komen. Dat klopt. Er ligt trouwens ook een amendement. Ik vind het heel goed dat de staatssecretaris met de Zweedse collega overlegt, maar ik zou hem willen vragen om dat ook te doen met bijvoorbeeld de wethouder van de gemeente Waadhoeke in Friesland, waar het ook een groot succes is en waar al echt concreet extra jongeren zijn toegeleid naar sport en bewegen, die dat voorheen niet deden. Dat zou ik de staatssecretaris nog willen meegeven en ik zou hem willen vragen wanneer hij dat onderzoek afgerond denkt te kunnen hebben. Het is best ingrijpend, maar het is erg interessant dat het onderzoek gedaan gaat worden, vooral ook omdat ik denk dat er in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid — denk aan Rotterdam-Zuid, Heerlen-Noord; dat soort wijken — echt potentie zou kunnen zijn omdat dit daar juist heel goed bij aansluit. Ik wil niet overvragen, maar ik zou wel de staatssecretaris willen vragen om met zijn collega in gesprek te gaan om te kijken of je juist in een van die wijken te zijner tijd een experiment zou kunnen opstarten. Daar zijn ook budgetten voor, volgens mij bij andere ministeries.
Staatssecretaris Karremans:
Ik vind het een terechte vraag, maar sta mij toe om daar op korte termijn schriftelijk op terug te komen, omdat dit natuurlijk een relatief nieuw voorstel is van de heer Van Nispen. Dan kan ik een planning aangeven. Als de motie die er komt wordt aangenomen, zullen we er snel op reageren en aangeven hoe we dat voor ons zien. Het lijkt me overigens goed om met de wethouder uit Waadhoeke in gesprek te gaan. Dat is mooi. Ik ga binnenkort een zwembad openen in Friesland, dus misschien ... Er worden ook nog zwembaden geopend.
Dan de vraag over sporthulpmiddelen en het breed implementeren van een en ander met verzekeraars. Zoals ik zei: stel dat het wordt geüniformeerd, dan werken we daar nu aan met een werkgroep om dat te doen.
Hoe gaat het met de ambitie om mensen met een beperking meer te laten bewegen? Op 14 oktober jongstleden is de strategie ondertekend door ruim 55 partijen. Daar was ik zelf ook bij. Ik vind het een belangrijk onderwerp en ben er zelf ook bij geweest. In 2025 start de uitvoering van die strategie. Niet voor niets heb ik het onderdeel gemaakt van mijn drie doelstellingen. In Q1 van komend jaar is het uitvoeringsplan hiervoor gereed. Ondertussen gebeurt er al heel veel met de Johan Cruyff foundation, met de Esther Vergeer foundation en met het Fonds Gehandicaptensport. Er wordt ontzettend hard aan gewerkt en dat is hartstikke goed.
Er is breder aandacht nodig voor mensen met een beperking, om dit in 2030 vanzelfsprekend te laten zijn. Daar ben ik het mee eens. Dat is het punt van de heer Van Nispen. Over de Special Heroes heb ik het net gehad. Ik denk dat de paralympische sport daar onderdeel van kan zijn. Ik was zelf wethouder toen de European Para Championships in Rotterdam werden gehouden. Dat was een waanzinnig evenement, met veel meer bezoekers dan we verwacht hadden. Parasport is gewoon waanzinnig leuk om naar te kijken, maar er zit ook een uitdaging in. We weten ook dat de Olympische Spelen heel veel aandacht krijgen. Daar gaan heel veel mensen naartoe. Complimenten voor hoe de Fransen de afgelopen editie van de Paralympische Spelen hebben neergezet in Parijs, maar er gaan gewoon minder mensen naartoe. Ik heb het er met Esther Vergeer ook over: er valt gewoon winst te behalen om het kijken van parasport leuker te maken. Ik stond Jetze Plat aan te moedigen. Om heel eerlijk te zijn en even uit de school te klappen: ik vond het leuker om bij de Paralympische Spelen te zijn dan bij de Olympische Spelen. De sfeer is daar veel leuker en veel toegankelijker. Je kan heel dicht bij de atleten komen. Ze zijn heel benaderbaar. Het is echt fantastisch. Ik verwees ook naar die Paris Potentials. Ik stond naast de baas van de triatlonbond en vroeg hem naar de spelregels. Dat heb ik overigens ook bij het kogelstoten bij de Olympische Spelen. Je hebt verschillende classificaties, want na zoveel minuten start de volgende en dan de volgende. Het is dus deels wel dezelfde race en deels niet. Ik vroeg hem hoe dat nou werkt en zelfs hij kon dat niet helemaal goed aan mij uitleggen. Dat komt omdat het ingewikkeld is om te volgen, ook als je tv zit te kijken. Er is echt nog wel winst te behalen om het ook voor het bredere publiek aantrekkelijker te maken om naar parasport te kijken. Daar zit zo veel in. Er zit ook gewoon competitie in, net als bij elke sport, maar er zitten ook waanzinnige verhalen aan vast. Mensen die heel veel hebben overwonnen, maar verder is het ook gewoon echt topsport. Het is zo knap. Zo'n Jetze Plat is een superman. Het is ongekend wat die man heeft gepresteerd op de Paralympische Spelen en zo zijn er ontzettend veel voorbeelden. Ik kan er nog uren over doorgaan en ik denk dat er een enorme opgave zit om dat meer onder de aandacht te brengen.
De voorzitter:
We gaan eerst luisteren naar een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik kan er wel van genieten als mensen ergens enthousiast over zijn. Ik ben met mijn voormalige collega Lucille Werner een keer naar een opening van een golftoernooi voor mensen met hulpmiddelen geweest. "Fantastisch hè, Lucille, dat we dat hebben", zei ik toen. "Weet je wat ik pas fantastisch zou vinden", zei Lucille, "als we het tegelijk zouden doen, als we het meer zouden integreren, ook de Olympische en Paralympische Spelen." Laat die verhalen tussendoor verteld worden op de televisie zodat er ook echt naar gekeken en geluisterd wordt. Zou het nou niet iets zijn om daarover na te denken? Ik weet wel dat Nederland geen organisator is. Deze staatssecretaris geeft aan, te houden van creativiteit en ondernemerschap. Zou hij misschien een poging kunnen wagen?
Staatssecretaris Karremans:
Sterker nog, ik heb het er al over gehad, precies ook over dit punt. Kunnen de Paralympische Spelen niet voorafgaand aan of tegelijkertijd worden georganiseerd? Daar zit echter ook weer politiek bij, het IOC en het IPC. Dat zijn twee verschillende organisaties. Bij ons is het hetzelfde. Dat is uniek in de wereld. Het NOC*NSF is voor ons zowel het Nederlands Paralympisch comité als het Olympisch comité. In heel veel landen is dat uit elkaar gehaald en ook internationaal zijn dat twee verschillende organisaties. Ik wil hier wel een compliment uitdelen aan NOC*NSF. Zij hebben het TeamNL Huis opgezet bij de Olympische Spelen in Parijs. Dat was waanzinnig druk en daar is veel geld mee verdiend. Dat is mooi. En dat geld hebben ze gestoken in het Paralympisch TeamNL Huis. Dat was ook waanzinnig gaaf. Voor het eerst zo'n huis. Waar Tsjechië tijdens de Olympische Spelen het Tsjechiëhuis had, hadden wij een waanzinnig grote locatie: het TeamNL Huis tijdens de Paralympische Spelen. Dat was zo ontzettende gaaf. Echt een groot compliment voor NOC*NSF hoe zij daar zo veel aandacht aan besteden. Ook als het gaat om koninklijke onderscheidingen en zo, is het allemaal gelijk. Ik ben het helemaal eens met Lucille Werner. Dat zeggen ook sporters tegen mij. Er is een voorbeeld van de marathon. Een vrouw met een visuele beperking liep de marathon met een begeleider aan een elastiek, maar dat mag niet losgelaten worden. Uiteindelijk kwam de vrouw relatief moeiteloos over de finish, maar was de begeleider helemaal kapot waardoor die het elastiek losliet. Hierdoor is de vrouw gediskwalificeerd. Wij vonden dat allemaal niet kunnen, maar de paralympische sporters zeiden: nee, dit zijn de regels en topsport is hard. Dat is wel de echte mentaliteit. Het is topsport en zo moet je het ook behandelen, niet als iets anders. Dat is ook de visie die ik erop heb. En daarmee ondersteun ik veel atleten en ook Lucille Werner, die dat volgens mij ook zo ziet.
De voorzitter:
En nog een laatste interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het een mooi verhaal, maar wat gaan we nou doen? Wat gaan we nou doen om die andere landen te overtuigen? Als wij echt willen dat het op een hoger niveau komt, moeten we daarvoor toch onze nek uitsteken?
Staatssecretaris Karremans:
Nou, wat gaan we hieraan doen? Ik heb het hier afgelopen dinsdag met collega's uit Duitsland, Denemarken en Griekenland over gehad. Dit probeer ik internationaal op de agenda te zetten, ook op de agenda van de Sportraad. Dat doe ik er concreet aan. Volgens mij is dat ook de plek om dat te doen. Je moet landen mee krijgen. Landen hebben een hele verschillende visie op parasport. Wij zien het als topsport, maar andere landen zenden zo veel atleten als ze maar kunnen, want "hoe meer mensen meedoen, hoe meer vreugd". Wij sturen alleen de allerbeste atleten. Andere landen pleiten voor zo veel mogelijk classificaties, want dan kunnen zo veel mogelijk mensen meedoen. Wij willen minder classificaties zodat we meer kunnen focussen op topsport, waardoor het ook aantrekkelijker wordt om naar te kijken. Die gesprekken voer ik in Brussel met mijn Europese collega's en waar ik kan ook internationaal. Australië en Amerika zitten heel erg op onze hand, maar er zijn veel meer IPC-leden. Ik geloof dat het er wel meer dan 160 zijn. Er zijn heel veel paralympische bonden. Ik hoop dat dit de vraag enigszins beantwoordt. Ik heb het vorige week dinsdag in Brussel nog bij verschillende collega's onder de aandacht gebracht.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik kan me zo voorstellen dat er nog een vraag ergens op een trap ligt … Geld? Ja, dat zou nog beter zijn. Ik had nog gevraagd, omdat protheses bij kinderen met name vanuit een revalidatiecentrum specifieke aandacht behoeven, of de staatssecretaris bereid is om de Hoogstraat Revalidatie in Utrecht te bezoeken.
Staatssecretaris Karremans:
Die ligt niet op de trap. Dat gaan we doen. Dat is goed. Dat zeg ik toe.
Voorzitter. Ik kom bij vitale verenigingen. Ik probeer er snel doorheen te gaan. Wanneer verwachten we de concrete uitwerking van de sportstrategie? Die wil ik samen laten lopen met de sportaccommodaties, dus voor de zomer 2025. De heer Mohandis kijkt me nu heel lief aan. Ik weet dat hij liefst Q1 wil. Ik had natuurlijk tactisch kunnen zeggen Q3 en dan zouden we in het midden uitkomen, Q2. Voor de zomer. Dan laat ik die meelopen met de sportaccommodaties. Anders wordt het een beetje een onaf stuk. Dat wordt dus voor de zomer, Q2.
Dan de vraag wat er gebeurt als de clubondersteuning verdwijnt. Die verdwijnt gelukkig niet. Wel is het ondersteuningsbudget eerder uitgeput vanwege de enorme vraag. Maar we gaan nu ook aan de slag met die microbudgetten. Die kan NOC*NSF dan uitdelen, budgetten van €1.000, voor de clubs die ze het meest nodig hebben. Dat loopt nog tot eind 2026. Het is gelukkig niet zo dat dat verdwijnt.
Dan de vraag of ik bereid ben verenigingsbestuurders als klankbord te gebruiken voor de strategie, een vraag van de heer Mohandis. Dat vind ik eigenlijk een hele interessante vraag. Dat doe ik graag. Ik vind het een goed idee om verenigingsbestuurders als klankbord te gebruiken. Dan baseren we het niet op van alles en nog wat, maar gaan we in gesprek met bestuurders. Dat doe ik zelf.
De heer Blaauw vroeg hoe we de regeldruk gaan verminderen. Een terecht punt. Mijn collega Maeijer van Langdurige en Maatschappelijke Zorg op VWS heeft samen met de staatssecretaris Rechtsbescherming, de heer Struycken, de minister van Financiën en de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst een concrete aanpak ontwikkeld omtrent de regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. Deze is op 28 november jongstleden naar uw Kamer gestuurd met verschillende actielijnen. Ik zal die doorvertalen naar de sportsector en ook die neem ik mee in de toegezegde sportverenigingstrategie.
De volgende vraag is hoe ik ga voorkomen dat sportclubs de contributie moeten laten stijgen, zonder dat sporten alleen voor de elite wordt, of hoe ik ga voorkomen dat de sport helemaal moet sluiten. Een terecht punt. Ik heb net een verzoek bij de Sportraad gedaan over kansengelijkheid in de sport. Ik heb gevraagd hoe we er het beste voor kunnen zorgen dat die kansengelijkheid gewaarborgd blijft. Daar gaat de Sportraad mee aan de slag. Voor de rest hebben we verschillende ondersteuningsregelingen. Er gebeurt al heel veel op dat gebied. Daar hebben we het al over gehad. Regelingen moeten beter vindbaar zijn. Ik heb ook al op de vraag van de heer Van Nispen gezegd dat ik de sportpas wil gaan onderzoeken.
Dan de vrijwilligers die in de schulden dreigen te komen door de WBTR, een vraag die is gesteld door mevrouw Van Dijk en de heer Van Nispen. Dat ligt primair bij de staatssecretaris Rechtsbescherming. Die is namelijk verantwoordelijk voor de WBTR. Ik moet het doen met de informatie die we daarover hebben. Tot zover lijkt het overigens niet aannemelijk dat de WBTR invloed heeft gehad op het aantal rechtszaken waar het ging om de aansprakelijkheid van vrijwillige bestuurders en verenigingen. De aanscherping van de aansprakelijkheid van verenigingsbestuurders in de WBTR beperkt zich namelijk tot de aansprakelijkheid in faillissement, dus niet in algemene zin. Uit gepubliceerde rechtspraak zijn geen gevallen bekend waarin een curator specifiek van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om vrijwillige bestuurders van verenigingen in faillissement aan te spreken. Veel bestuurders van verenigingen zijn verzekerd, maar weten dat niet. Dat komt doordat de vrijwilligersverzekering die de VNG samen met Centraal Beheer Achmea heeft ontwikkeld, ervoor gezorgd heeft dat vrijwilligers gezamenlijk verzekerd zijn via de gemeente. Ik geloof dat daarbij 300 gemeenten zijn aangesloten. Dat betekent dat 85% van de vrijwilligers daarvoor verzekerd zijn. Daarnaast zijn er ook sportverenigingen die los daarvan nog een verzekering afsluiten.
Dan over de gedragsregels met betrekking tot de bescherming van vrijwilligers. Ben ik bereid om met de Nederlandse orde van advocaten over dit onderwerp te spreken?
De voorzitter:
Een heel korte interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
We hebben met deze onderzoeken gewapperd. De staatssecretaris heeft het nu weer over die Wet bestuur en toezicht rechtspersonen. Die gaat alleen over het geval van in faillissement. Zou de staatssecretaris alsjeblieft met de RVVB in gesprek willen gaan, naar deze enquêtes willen kijken en die willen betrekken bij zijn reactie voor de zomer van 2025 als het gaat om de verenigingsstrategie? Misschien gaat het niet alleen om in faillissement, maar ook om net buiten faillissement. De angst voor aansprakelijkheid is er gewoon bij bestuurders. Mevrouw Van Dijk zegt terecht dat dit gewoon een reëel probleem is. Ik hoop dus echt dat de staatssecretaris zich erin wil verdiepen en erop terug wil komen hoe die zorgen kunnen worden weggenomen, omdat het heel belangrijke vrijwilligers zijn.
De voorzitter:
Een kort antwoord van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Ik reageer erop, omdat het ging over de WBTR en aansprakelijkheid bij faillissement, terwijl dat niet het geval is. Als het niet gaat om de WBTR en andere aansprakelijkheidsstellingen ben ik natuurlijk bereid om in gesprek te gaan met het RVVB. Dat is prima, want het is natuurlijk geen wenselijk gegeven. De heer Van Nispen zei dit zelf ook: je doet dit vrijwillig, het kost je veel tijd en als je niet oppast, dan word je ook nog ... Het klinkt niet als: sign me up. Dat willen we juist wel, want de Nederlandse sportcultuur drijft op vrijwilligers. Dus dat is heel belangrijk. Maar gelukkig worden dus ook heel veel goede dingen gedaan, ook met de verzekering die de VNG samen met Centraal Beheer Achmea heeft ontwikkeld. Daar wordt veel gedaan.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik zat eigenlijk stiekem te kijken of het blokje sport en verenigingen klaar was.
Staatssecretaris Karremans:
Nee, ik heb nog een vraag gekregen.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wacht nog even. Dan pak ik 'm zo.
Staatssecretaris Karremans:
Er is dus nog één vraag. Wil ik in gesprek gaan met de Nederlandse orde van advocaten, zodat zij misschien minder vrijwilligers aanspreken? Advocaten hebben een bijzondere positie in het rechtsbestel. Zij staan onafhankelijk ten opzichte van de overheid. Ze zijn gehouden om hun beroep op een betamelijke wijze uit te oefenen. Daar leggen ze ook een eed voor af. Uit dat kader wordt dus ook al verwacht dat advocaten niet onnodig procederen en hun beroep op een fatsoenlijke wijze beoefenen. Onnodige juridische bedreiging past daar niet bij. Ik zei al dat de advocatuur daarnaast een onafhankelijke positie ten opzichte van de overheid heeft. Het is dus ook niet passend voor mij om met de Nederlandse orde van advocaten in gesprek te gaan en te zeggen: doe iets niet. Zij hebben gewoon echt een heel onafhankelijke positie. Die wil ik ook niet aantasten. Dus dat is het antwoord op die vraag.
Dat was mijn laatste vraag.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Aanvullend op de inbreng van collega Van Nispen over de actiebereidheid van de staatssecretaris om in gesprek te gaan met bijvoorbeeld het RVVB over datgeen dat naar voren is gebracht, wijs ik op het volgende. Mijn advies zou zijn dat de staatssecretaris zelf met het RVVB gaat praten. Kan hij dan ook even kijken naar de sportverenigingen die al bereikt worden? Er is een enorme waslijst aan sportverenigingen die zich al melden. Die komen ook voor in onderzoeken. Met "bereikt worden" bedoel ik dat er al heel veel sportverenigingen zijn die zich laten horen. In de afgelopen twee jaar komen die voor in allerlei onderzoeken. Mijn advies zou zijn: als u dan toch via een klankbord gaat praten, maak dan gebruik van de verenigingen die zich al vaak bij ons hebben gemeld om heel concrete voorstellen te doen, in de zin van: let op politiek, hier en daar lopen we tegenaan. Ik zou u oproepen om dat ook zelf te doen in uw rol als bestuurder. Dan kom ik bij de clubondersteuning. Dat liep langs elkaar. Ik begrijp het antwoord. Ik begrijp dat er ook allerlei onlineplatforms zijn die worden gefinancierd door SZW. Mijn vraag is meer: hoe gaan we al die losse projecten slim ontsluiten, zodat zij ook toegankelijk worden voor alle sportverenigingen? Streeft u nu naar één soort oplossing? Maar er is veel meer. Kijkt u daarnaar, betrekt u die et cetera?
Staatssecretaris Karremans:
Ik denk dat het verstandig is om dat laatste mee te nemen in de sportverenigingsstrategie. Dat is het punt dat ik al noemde over dat het veld af en toe een beetje vol is. Er zijn verschillende regelingen. We nemen dat mee in de sportverenigingsstrategie, omdat ondersteuning en ontzorging daar onderdeel van zijn, tenminste als het aan mij ligt.
Dan het punt over het spreken met verenigingen. Dat lijkt me prima. We moeten juist goede voorbeelden gebruiken van mensen die nu met de poten in de modder staan. Dat is ook de reden waarom ik op zaterdagen mee ga draaien met kantinediensten. Ik heb dat al gepland bij verenigingen met kantinediensten. Ook de voorzitter of penningmeester sluit dan aan. We draaien dan een paar uur mee aan de bar. We verkopen geen snoep, maar bananen. Ik heb nu de directeur preventie naast me zitten. Ik wil dat zelf, omdat ik graag met bestuurders van sportverenigingen in gesprek ga over wat er speelt. Ik probeer dat te doen bij verschillende sporten. Ik denk dat dat mooi past bij de oproep van de heer Mohandis.
De voorzitter:
De heer Mohandis, tot slot.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Laten we dit dan samen oppakken. Het is ongebruikelijk wellicht, een staatssecretaris en de Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
U kunt ons inhuren!
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Laten we samen kijken hoe we de diversiteit binnen verenigingen waar het goed gaat en waar het niet goed gaat in kaart kunnen brengen. Ik ga graag met u mee of gaat u met mij mee, want dan komen we ergens.
De voorzitter:
Dat is een mooie handreiking.
Staatssecretaris Karremans:
Laten we dat doen. Ik ga natuurlijk ook graag mee met Kamerleden die kantinediensten runnen bij sportverenigingen. Ik doe bij deze de oproep aan sportbestuurders: als u nog een gat heeft in het rooster, dan kan deze commissie misschien soelaas bieden.
De voorzitter:
Dan komen we bij uw laatste blokje, denk ik.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, de SPUK's, dat blokje kan snel.
De voorzitter:
Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja, de allerlaatste. Het ging over de vrijwilligersverzekering. Wij betalen er als rijksoverheid wel degelijk ieder jaar geld voor om dat mogelijk te maken. Ik denk dat het wel verstandig is om eens goed te kijken of het nog steeds voldoet aan de wens van deze tijd en aan wat wij belangrijk vinden om onze vereniging te beschermen.
Staatssecretaris Karremans:
Op zich is dat terecht, maar volgens mij is dat van de VNG en zit daar geld in. Het maakt het punt hetzelfde, denk ik. Ik wil wel toezeggen dat we het gewoon meenemen in het punt van sportverenigingstrategie. Dat punt is gemarkeerd en dat nemen we mee. Dat wil ik toezeggen.
Dan heb ik dat hele kleine kopje: SPUK's. Dat bestaat uit één vraag van mevrouw Van den Hil. De heer Van Nispen benoemde dat als gemeenten straks alleen de wettelijke taken gaan doen er ook dingen moeten vervallen. Hij vroeg zich af of dat dan sport zou zijn. Ik ben aan het werken aan een sport- en bewegenwet. Die wet is nog niet klaar voor 2026. De Kamer weet hoelang wetstrajecten duren, maar tot die tijd is mijn intentie om de SPUK's te houden. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we sturing houden, totdat er een wettelijke verankering is. In het eerste kwartaal van 2025 komt daar vanuit het kabinet integrale besluitvorming over. Mijn intentie is dus om het te houden, om zo de sturing te houden.
Dan kom ik bij het blokje overige en dat is een groot blokje. Omwille van de tijd zal ik het zo snel mogelijk proberen te doen, voorzitter, want u heeft al een paar keer op de tijd gewezen. Mevrouw Van Dijk gaf aan dat voorstellen niet gratis zijn. Nee, dat klopt. Ik heb al gezegd wat wel kan en wat niet kan. En ik heb ook gezegd hoe we het binnen bestaande middelen willen doen. Nu gaat het te snel? Oké. De vraag van mevrouw Van Dijk was als volgt: in de brief van de staatssecretaris staan voorstellen om sport en bewegen te stimuleren, maar voorstellen zijn toch niet gratis? Dat klopt, sommige wel en sommige niet. We moeten het doen binnen bestaande middelen. Ik pak dit op, omdat ik dingen anders ga alloceren. Soms moeten we dat dus ook slimmer doen. Ik vind het een mooie uitdaging en ik ga daar graag mee aan de slag. Over de reden waarom de bezuinigingen in de sportsector nodig zijn, hebben we het ook al gehad. Dat geldt ook voor het realiseren van ambities. Meneer Mohandis gaf aan dat er 20 miljoen euro extra nodig is om het huidige niveau te behouden. Dat ging over NOC*NSF. André Cats — ik heb hem veel gesproken tijdens de Olympische Spelen — heeft tegen mij gezegd dat hij 20 miljoen euro extra nodig heeft. Ik heb toen gezegd dat ik het over zou maken. Nee hoor, dat gaat helaas niet met de beperking die we daarop hebben. Maar ik wil daar wel met NOS*NSF over in gesprek. Wat betekent die 20 miljoen euro? Wat zijn de verschillende scenario's? Een topsportklimaat is belangrijk. Het is wel mijn stellige overtuiging dat het topsportklimaat uiteindelijk wordt gevormd door de basis. Dat is die brede basis, die unieke brede sportcultuur in Nederland. Die is echt uniek in de wereld. Dat heb je in Amerika niet. Daar hebben ze hele mooie top-notch universitaire sportcentra. Dat is fantastisch, maar daar hebben ze niet die prachtige verenigingsstructuur die wij in Nederland hebben. Dat is echt uniek. Die brede basis van onze Nederlandse Olympusberg begint daar, op die velden bij de sportverenigingen, op zaterdagmorgen om acht uur. Dat "All Stars"-idee gaat over voetbal, maar het geldt ook voor korfbal, hockey en noem maar op. Dat is waarom we zo succesvol zijn, maar daar moeten we voorzichtig mee omgaan, dus dat hebben we ook te koesteren. Op de topsportprogramma's besparen we niks. Maar NOC*NSF zegt: om gelijk te blijven, moeten we meer investeren. Daar ga ik graag over met ze in gesprek, dus dat ga ik doen.
Hoe helpen wij in de toekomst mee om Nederland de status topsportland te geven? Dat doen we nog steeds. We geven nog steeds waanzinnig veel geld uit aan sport, ook na de besparingen, en er wordt op topsportprogramma's niet beknibbeld, dus daar gaat nog steeds heel veel geld naartoe.
Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat goede voorbeelden tussen gemeenten worden gewisseld? Dat vind ik een terecht punt. Ik vind ook dat gemeenten daar af en toe een beetje te ingewikkeld over doen. Soms krijg ik een voorstel in de trant van: we moeten een centrum oprichten dat ideeën tussen gemeenten gaat uitwisselen. Nou, dat kan op een redelijk simpele manier; het kan letterlijk in een appgroep of mailgroep. Gooi gewoon goeie ideeën over de mail of ga bij elkaar op bezoek. Dat deed ik als wethouder ook. Maak het niet ingewikkelder maken dan nodig.
Subsidies bundelen door de staatssecretaris. Inderdaad, ik ben van plan om dat te doen. We kunnen dingen slimmer aanpakken. Het is af en toe wel heel druk op het veld; dat heb ik net al gezegd. Er kan wat meer gebundeld worden, dan kunnen we met hetzelfde geld meer doen.
Dan topsportevenementen binnenhalen. Ja, daar hebben we ook nog steeds geld voor, evenveel geld als we altijd al hadden. We blijven dus investeren in topsportevenementen. Topsportevenementen zijn waanzinnig belangrijk. Laatst was er ook weer de Tour de France Femmes, een geweldig succes in Rotterdam, en in de hele regio, van Dordrecht tot Den Haag. Het was fantastisch. Die Prudhomme, de directeur van de Tour de France, sprak ik daar. Ik heb als wethouder geprobeerd de Tour de France Femmes naar Rotterdam te halen. Daarvoor ben ik naar Bilbao geweest. Uiteindelijk was de tour in Rotterdam, en Prudhomme keek z'n ogen uit: er stonden veel meer mensen langs de kant dan ze ooit hadden gehad in Frankrijk. Wij zijn een wielergek land. Het was zo waanzinnig gaaf om te zien. Dat zien die Fransen natuurlijk ook. Het was echt een wereldsucces, en daar zijn we heel trots op, dus dat blijven we doen.
De kansspelbelasting. Het gaat om ongeveer 50 miljoen per jaar, die de Nederlandse loterij steekt in de Nederlandse topsport en breedtesport. Op zich, zo zegt NOC*NSF ook, is het goed om meerdere inkomstenbronnen te hebben. Maar ik ben er inderdaad ook kritisch op dat de sportsector een soort verkapt lobbyvehikel wordt voor de gokindustrie; dat wil ik niet. Alleen het punt is: als ik die lijn doorknip, dan heb ik wel een heel groot bedrag op te vangen, en dat heb ik niet. Dus de realiteit is ook: aan de ene kant levert een goededoelenloterij heel goed werk en is deze een hele gewaardeerde partner in de sportsector. Dan heb ik het niet over de BetCity's en dat soort zaken, maar over de Nederlandse Loterij, die een heel gewaardeerde partner is; laat ik daar heel helder over zijn. Daarbij gaat de kansspelbelasting mogelijk een effect hebben. Ik zeg "mogelijk", omdat er ook scenario's zijn — dat was bij mijn collega — waarin er geen effect is wat betreft de afdracht voor de sport. Dus daarin kunnen ook nog keuzes gemaakt worden, maar daarvoor verwijs ik naar mijn collega van Financiën.
Dan de vraag van mevrouw Van Dijk of ik kan bevestigen dat we nog niks hebben ontvangen over het nieuwe voorzieningenmodel voor topsporters.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Het duurt wel even voordat het kwartje bij mij valt, en het kwartje is nog niet helemaal gevallen. Want wat zegt de staatssecretaris nu eigenlijk? Zegt hij dat de minister van Financiën maar met de sportsector in gesprek moet gaan voor een alternatieve financiering?
Staatssecretaris Karremans:
Nee, het punt is het volgende. Door de kansspelbelasting komt er mogelijk minder geld naar de sport. En is het wenselijk dat we zeggen "we willen niet meer dat de Nederlandse Loterij bijdraagt"? Ik denk: een loterij is toch echt iets anders dan de blackjackcategorie. Als je die financiering wilt doorknippen — dat is wettelijk zo geregeld: het gaat naar goede doelen, en ook naar de sport — dan moet je dat geld ergens anders vandaan halen. En dat geld heb ik niet. Het beleid van de kansspelbelasting zit bij staatssecretaris Van Oosthuizen. Die neemt de maatregelen rond de kansspelbelastingen. Mogelijk heeft dat een doorwerkend effect voor de sport, maar er zijn ook scenario's — die heeft de vorige staatssecretaris Idsinga laten uitrekenen — zonder gevolgen voor de sport. Maar het is aan de loterijen en de sport om dat zelf vorm te geven.
Mevrouw Saris (NSC):
Het is overigens uw collega Van Oostenbruggen, maar het is natuurlijk al laat op de avond.
Staatssecretaris Karremans:
Van Oostenbruggen, ja. Sorry.
Mevrouw Saris (NSC):
Maar mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij bereid is om samen met de sportsector te kijken naar alternatieve financiering. Wil hij daarover het gesprek aangaan?
Staatssecretaris Karremans:
Ik heb dat weleens opgeworpen bij de sportsector. Daar heb ik precies de vraag gesteld: is het wel wenselijk dat het zo gaat? De sportsector zegt dat het wel goed is om meerdere inkomstenbronnen te hebben; als je alleen afhankelijk bent van het Rijk, ben je ook kwetsbaar als bepaalde inkomsten in een keer wegvallen. Ik vind het echt goed dat er een stukje uit de maatschappij komt. Ik kan dat nog wel een keer voorleggen, maar het antwoord zal dan zijn: waarvandaan dan? Elke extra euro zal de sector willen gebruiken om te investeren in de sport. Dat is wel de realiteit. Ik snap het punt van mevrouw Saris, maar tegelijkertijd zie ik ook het punt van NOC*NSF.
De voorzitter:
Een korte verduidelijkende vraag van mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit is om een beetje te helpen. Ik doe natuurlijk ook fiscaliteit; daar hebben we heel uitgebreid gesproken over de kansspelbelasting. Vroeger was er een andere fiscale systematiek om wel die knip te maken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij er bij zijn collega Fiscaliteit op zou willen aandringen om de aangenomen motie over het onderzoek op dit punt met spoed uit te voeren, zodat de Kamer in staat is om te kijken of er op die manier toch geld naar sport kan blijven gaan?
Staatssecretaris Karremans:
Ik ken die motie niet, maar ik kan natuurlijk niet tegen het met spoed uitvoeren van moties zijn.
Mevrouw Van Dijk heeft een vraag gesteld over nieuwe voorzieningen voor topsporters. Het klopt dat NOC*NSF in de afgelopen twee jaar een verkenning heeft gedaan naar een nieuw voorzieningenmodel, het stipendium, met het doel om deze beter te laten aansluiten op de behoeften van topsporters. De resultaten daarvan verwachten wij begin 2026 te ontvangen en die vervolgens nog in datzelfde jaar aan de Kamer te sturen.
Dan het revolverend fonds. Ik heb inderdaad gezegd dat dit nu niet aan de orde is. Dat is die 250 miljoen euro waar mevrouw Saris op doelde. Dat is inderdaad een interessant instrument, alleen geldt voor die 250 miljoen euro dat de kost voor de baat uit gaat. Het geld gaat er eerst uit, dus dan moet je het geld wel hebben. En dat geld heb ik niet. Dat is het eerlijke verhaal daarover. Ik heb al op een vraag van de heer Mohandis geantwoord dat we daarnaar zullen kijken in relatie tot de sportverenigingenstrategie, maar zonder de garantie dat het gaat lukken.
We hebben het gehad over de loterijmiddelen. Ook over NOC*NSF hebben we het gehad. Het is inderdaad moeilijker om invulling te geven aan voorzieningen met steeds minder middelen. Er wordt in elk geval vanuit VWS niet gekort op NOC*NSF. Ook over de kansspelbelasting heb ik net al iets gezegd.
Opgemerkt is dat het Sportakkoord 2.0 en het GALA positieve voorbeelden hebben opgeleverd, zoals de regionale platforms in Friesland, de Achterhoek en Zeeland, maar dat zonder structurele ondersteuning ook deze initiatieven dreigen te verdwijnen. Gesteld wordt dat regionale platforms hebben bewezen dat samenwerking tussen sportverenigingen, scholen, zorginstellingen en lokale overheden effectief is. Gevraagd wordt of de staatssecretaris de regionale platforms een centrale plek kan geven binnen het sport- en beweegbeleid en in de wet. Ook de GALA-middelen en het sportakkoord gaan we evalueren. Ik kijk ook wat ik gezegd heb over wettelijke borging, dus om het te doen via een sport- en beweegwet. Hetzelfde geldt voor GALA.
Dan de vraag of ik kan reageren op het amendement om geld vrij te maken voor richtlijnen voor motards bij wielerkoersen. Dat is inderdaad een punt. Dat is ook iets wat ook mijn bureau heeft bereikt. Ik ben geloof ik niet uitgenodigd voor de NAVO-top, maar we krijgen wel te maken met de gevolgen daarvan voor de politie-inzet rondom wielerkoersen. Daar zie je natuurlijk dat de schaarste breder in de maatschappij gevolgen heeft. Dat is lastig. Nou, er is wel een rapport over geschreven. Dat heb ik ook gezien en naar de Kamer gestuurd. Ik weet dat de politie in gesprek is met de KNWU om te kijken hoe wielerwedstrijden mogelijk te maken zijn en hoe ze passend en metend te krijgen zijn, zonder garanties. Dat gesprek vindt nu plaats. Ik hoop dat daar iets uitkomt, maar het lijkt me wel evident dat er een effect is voor wielerwedstrijden. Dan is het aan de KNWU en de lokale driehoek — want die nemen daar uiteindelijk een besluit over — en natuurlijk de organisatoren om dat op een goede manier in te vullen of eventueel anders in te vullen dan ze dat tot nu toe gedaan hebben.
De voorzitter:
En dan is er een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Praatjes vullen geen gaatjes, zal ik maar zeggen. Ik begrijp dat er gesprekken zijn, maar dat het nog lang duurt en dat ze pas begin januari weten of bepaalde koersen kunnen doorgaan. Volgens mij hebben meer collega's dat te horen gekregen. Een Amstel Gold Race is niet een wielerwedstrijdje van de buurjongetjes om de hoek. Daar moet je wel op tijd mee beginnen. Ik zoek even of daar nog wat druk op uitgeoefend kan worden. Ik vind het anders onbestaanbaar.
Staatssecretaris Karremans:
Dat vind ik natuurlijk ook. Die druk heb ik natuurlijk ook al uitgeoefend. Reken maar dat ik mijn collega van Justitie hierover heb opgebeld. Ga daar maar van uit. Maar die kan er ook geen agenten bij printen. Ik snap dat dat lastig is. Ik heb hoop dat de KNWU, zeker voor de Amstel Gold Race, daar op een goede manier uit kan komen met de lokale bevoegdheid. Maar dat moeten we afwachten; het zit nu echt daar. Maar ik deel het belang van sport. Dat wil ik graag onderstrepen en ook dat ik, waar het kan, daar natuurlijk mijn rol in vervul.
Mevrouw Saris (NSC):
Ik heb ook even een vraag naar aanleiding van de wielerkoersen. Ik begrijp best dat de NAVO-top buitengewoon veel capaciteit van onze politieorganisatie vraagt. Echter, rondom de wielerkoersen heb je specifieke agenten nodig, namelijk de motoragenten. Ik kan me niet voorstellen dat de motoragenten nu al rondrijden. Ik kan me ook niet voorstellen dat er eind maart en half april geen motoragent beschikbaar is, terwijl de NAVO-top pas eind juni plaatsvindt. Ik blijf het gewoon een heel vreemd verhaal vinden. Ik wil de collega's hier in de Kamer daarin ondersteunen en ik zou u willen oproepen …
De voorzitter:
… de staatssecretaris willen oproepen …
Mevrouw Saris (NSC):
… de staatssecretaris willen oproepen om hier toch wat meer druk op uit te oefenen. Ik kan me echt niet voorstellen dat de motoragenten vanaf januari al op de motor zitten om de NAVO-top te beschermen.
Staatssecretaris Karremans:
Vanzelfsprekend oefen ik daar druk op uit vanuit sportbelang. Dat doe ik ook. Ik denk dat we het daar echt wel over eens zijn. Maar ik kan natuurlijk geen garantie geven dat het lukt.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik snap dat de staatssecretaris geen garantie kan geven, maar van collega's die hier al veel langer mee bezig zijn weet ik dat de KNWU bezig is geweest met opleiden — daar gaat het amendement van mevrouw Van Dijk ook over — en dat ze afgesproken hebben dat als ze opgeleid zijn, het omgegooid kan gaan worden. Ik zie aan de ene kant een organisatie die heel druk bezig is om het aan te passen. Ik ben als geen ander voor veiligheid en wat niet kan, kan niet. Maar ik vind wel dat je moet kijken wat nu een redelijk termijn is waarbinnen je een antwoord hebt. Het klinkt nu misschien heel cru, maar nee is ook een antwoord. Dat willen we allemaal niet horen, maar ik vind wel dat je dan man en paard moet noemen en moet kijken of er vanuit België of Duitsland motards kunnen meerijden die wel die bevoegdheid hebben en die dat op die dag wel zouden kunnen doen. Ik snap de krapte, we zitten met schaarste, maar ik zoek een beetje naar welwillendheid om er met elkaar uit te komen.
Staatssecretaris Karremans:
Wat wel helpt, is dat de Kamer zich hier nadrukkelijk over uitspreekt. Dat kan ik weer gebruiken in de gesprekken die ik daarover heb. Laat ik dat dus meenemen. Ook het punt van snelheid neem ik ter harte. En laat één ding duidelijk zijn: ik ben het er volstrekt mee eens.
Kan ik toezeggen dat ik met de ministers van IenW en JenV in gesprek ga over een structurele uitgave van €40.000 per jaar voor het dekken van de kosten van de burgermotorverkeersregelaars? Ja! Dat kan ik doen.
Wil ik mij vol inzetten om de grote koersen wel door te laten gaan met politieondersteuning?
De voorzitter:
Er is de vraag welke termijn u daaraan kunt verbinden.
Staatssecretaris Karremans:
Op welke termijn? Halverwege volgend jaar? Het zijn veel gesprekken en we moeten ook die kantinediensten nog draaien, hè. Dus dat ... Er wordt in ieder geval geen weg meer voor ons afgezet, want dat is natuurlijk ... Maar goed ...
Kunt u zich er vol voor inzetten dat de grote koersen wel met politie door kunnen gaan? Nou, daar heb ik net al wat over gezegd. Ik heb ook al wat gezegd over kansspelen en de Beweegalliantie.
Dan de btw: de btw op sport niet omhoog maar naar nul. Dat schijnt dus niet mogelijk te zijn vanwege het Europees recht. Ik zie de heer Van Nispen me aankijken en denken: dan maar uit Europa. Neenee, dat lijkt me geen goed idee. Dus dat is het eerlijke antwoord op die vraag.
Het is nog wel belangrijk om te zeggen dat de meeste sport natuurlijk niet btw-belast is. Ik zal de krant niet noemen, maar ik heb in een grote serieuze kwaliteitskrant gelezen: dit doet de btw-verhoging op sport met jouw contributie van de hockeyvereniging. Er zit geen btw op de contributie van de hockeyvereniging of de korfbalvereniging! Er zijn dus wel wat misverstanden de wereld in geslingerd. Daarom is het ook belangrijk om dit te zeggen over die voorgenomen btw-verhoging. Die heeft nu een andere status, maar er zit dus sowieso geen btw op.
Mastersport. Ik vind dat een terecht punt en ik heb het er met de Sportraad ook al over gehad. Ik heb een vader van 73 en die tennist nog en die golft nog. Hij denkt zelf dat ie het nog vrij aardig doet, maar dat valt reuze tegen; ik speel weleens met hem mee. Heel veel ouderen zijn nog actief, maar dat kan beter, zeker in sommige sporten. En ook daar kan de sportsector beter op inspelen, zeker nu de bevolking steeds meer vergrijst. Dat weten we ook allemaal en daar kan dus nog echt wel een tandje bij. We zien overigens ook wel een paar goede voorbeelden, bijvoorbeeld bij zwemmen.
Ik heb het over de NAVO-top al gehad. Ik ben er dus doorheen! Alleen de amendementen nog.
De voorzitter:
Vier amendementen.
Staatssecretaris Karremans:
Maar ik ben wel door de vragen heen
De heer Van Nispen (SP):
Over dat laatste punt. Het spijt me zeer, maar de vraag over de mastersport is verkeerd begrepen. Dat gaat over 70-plussers, maar ook over 35-plussers. Er zijn voor die mensen bijna geen toernooien en wedstrijden meer. De vraag was of de staatsecretaris daarover in gesprek wil gaan met de sportbonden en NOC*NSF en of hij dat bij hen onder de aandacht wil brengen.
Staatssecretaris Karremans:
Onder die categorie val ik ook. Dus in het kader van eigenbelang zal ik dat doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nog vier amendementen te apprecieerden. En er zijn zo te zien dus ook nog twee interrupties.
Staatssecretaris Karremans:
Onbeantwoorde vragen.
De voorzitter:
Allereerst een vraag van mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank voor alle antwoorden die we hebben gehad. Ondanks het verwisselen van de mapjes is het redelijk goed gegaan. Ik mis nog wel een antwoord op mijn vraag over de KNVB en de dingen die die bond wil organiseren. Ik heb letterlijk gevraagd: kunt u in het voorjaar van 2025 met hen in gesprek gaan om te kijken of er een WK vrouwen onder 21 of een WK zaalvoetbal gerealiseerd kan worden? Ik ga het niet helemaal herhalen, want dat zou te lang duren.
Staatssecretaris Karremans:
Dat doen we altijd. Ik onderteken best veel ondersteunende brieven voor bids en sportevenementen. Ik heb met de KNVB echt geregeld contact en ik zal zorgen dat we dat met elkaar gaan bespreken.
De voorzitter:
Dan nog een interruptie van mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Vanuit de regio, voorzitter. Mijn vraag of de staatssecretaris de regionale platformen een centrale plek kan geven in de wet en binnen het sport- en beweegbeleid is volgens mij nog niet beantwoord.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, dat is ... Even kijken. Mag ik daar zo op terugkomen? Ja? Dan doen we dat in tweede termijn. Dank.
Dan de amendementen. Ik heb vier amendementen. Conform aanwijzingen van de voorzitter zal ik eerst de nummers noemen en daarna de appreciatie geven. Allereerst het amendement op stuk nr. 112 van het lid ... Is het gewijzigd?
De voorzitter:
We beginnen bij 114.
Staatssecretaris Karremans:
Dat is het amendement van de heer Mohandis. "In artikel 6 Sport en bewegen worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd ..." Dat is de €500.000 voor het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Dan heb ik het goed. Oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 115 van de leden Jetten en Paulusma om de BOSA met 18 miljoen te verhogen. "Dekking hiervoor wordt gevonden in de 13 miljoen op de aanvullende post bij het gemeentefonds/provinciefonds 2024, waarbij het kabinet in antwoorden op de feitelijke vragen stelt dat deze middelen resteren omdat de benodigde compensatie inclusief loon- en prijsontwikkeling te ruim ingeschat bleken te zijn en de 5 miljoen op de aanvullende post bij het gemeentefonds/provinciefonds in 2025, die resteert nadat de middelen voor het schrappen van de oploop van de opschalingskorting te zijn overgeheveld naar het gemeentefonds." De appreciatie is "ontraden". Het amendement vraagt om een ophoging van het budget in 2025, maar de onderuitputting op de aanvullende post heeft zich voorgedaan in 2024. Daarnaast is het budget voor 2025 reeds gereserveerd voor indexering van het Gemeentefonds en Provinciefonds. Aangezien het amendement niet voldoende dekkend is, moet ik het ontraden.
Dan het amendement van de leden Van Nispen en Mohandis om €750.000 vrij te maken om in een of twee NPLV-gebieden de sportpas aan te bieden. Het verzoek is om het aan te houden.
De voorzitter:
Hebben we het dan over nr. 118?
Staatssecretaris Karremans:
Ja ... Nee, het is nr. 116.
De heer Van Nispen (SP):
Amendementen kun je niet aanhouden.
Staatssecretaris Karremans:
Dan is het ontraden. Ik zou zeggen: eerst een onderzoek. Ik ben echt welwillend en wil dat doen. Volgens mij heb ik er veel over gezegd. Daarna kijken we naar de sportpas, een eventuele pilot en hoeveel geld dat kost. Ik wil dat in die volgorde doen, zonder garantie dat ik dan het geld heb, zeg ik voor de goede orde. Ik wil wel graag eerst dat onderzoek doen. Als ik dan met een claim kom, helpt dat mij weer om het goed te doen. Ik heb er dan wel een goed verhaal bij nodig. Zo zou ik het willen voorstellen.
De voorzitter:
En dan 118, als u dat ook heeft.
Staatssecretaris Karremans:
118 is het oude 112, of niet? Ja? Dat is oordeel Kamer. Dat is over de motor ...
De voorzitter:
Nee, nee. 118 is het oude 116.
Staatssecretaris Karremans:
Ah, 118 is het oude 116. Volgt u het nog? Ik niet in ieder geval. Dat heb ik net ontraden, toch? Ja, dat heb ik net ontraden. Twee ontraden, twee oordeel Kamer.
De voorzitter:
Voor de volledigheid: wat is de appreciatie van 117?
Staatssecretaris Karremans:
112 is nog steeds 112, toch?
De voorzitter:
Nee, nee. Dat is 117.
Staatssecretaris Karremans:
O, dat is 117 geworden. Oké. 117 is oordeel Kamer. 118, het oude 116, is ontraden. En 114 is nog steeds 114, denk ik. Dat is nog steeds oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oké, dank u wel.
Staatssecretaris Karremans:
Dank.
De voorzitter:
Als er verder geen vragen zijn, stel ik voor om een paar minuten te schorsen. Of zijn er nu nog vragen? Is er geen behoefte aan een schorsing? Toch wel? Een paar minuten? Dan stel ik voor dat we om 22.17 uur verdergaan.
De voorzitter:
Ik geef voor de tweede termijn van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met de staatssecretaris te bedanken voor de toezeggingen, ook als het gaat om de amendementen. Het allerbelangrijkste is dat de staatssecretaris wat betreft de sport- en beweegwet — ik gebruik toch even die metafoor — in het diepe wil springen en met elkaar wil kijken hoe zo'n sport- en beweegwet eruit kan komen te zien. Dat lijkt me alleen maar heel erg noodzakelijk in deze tijd. Ik bewonder uw bevlogenheid en enthousiasme, maar u bent wel met een bijzonder lastig kader opgezadeld.
Waar ik minder hoopvol over ben, is over hoe we die doelen gaan bereiken, in ieder geval uw eigen doelen. Ik vind ze al niet heel ambitieus, maar het siert u dat u de doelen formuleert, maar het is de vraag of we die met elkaar gaan halen. Ik vind dat echt een enorme opgave met alle financiële uitdagingen die op ons afkomen maar ook op gemeentes af gaan komen, ook omdat sport vaak heel erg bovenwettelijk is in gemeenteland, in ieder geval tot de tijd dat die discussie plaatsvindt. Er zijn genoeg alarmbellen en seinen die op rood staan om snel in te grijpen. Dus ik hoop echt dat we komend debat, hopelijk ergens in het voorjaar, niet weer dit soort voorstellen gaan doen maar dat we echt zeggen: we hebben hier een hele concrete stap gezet die de afgelopen vijf jaar niet is gezet. Daar ga ik u aan houden. Dat wordt de uitdaging.
Als u denkt: Mo … eh, meneer Mohandis … Het is al laat. Ik had twee debatten vandaag; ik ben vroeg begonnen, namelijk om 10.00 uur al met het eerste WGO. Maar als u het gevoel heeft "meneer Mohandis, ik ben in het diepe gesprongen; het is best ingewikkeld", dan kom ik u niet alleen graag redden maar dan kom ik ook met voorstellen die u weer naar boven laten zwemmen, zodat we het echt gaan bereiken. Dus u zult altijd een helpende hand ervaren, maar het ligt ook aan u als voorman op dit onderwerp om het komend halfjaar te zeggen: deze nieuwe staatssecretaris is niet alleen heel enthousiast, ik ga het ook waarmaken. Daar zal ik u aan houden.
Dan kom ik met twee moties naar aanleiding van het debat. Ik dien ze gelijk in. Gelet op de tijd zal ik niet allerlei toelichtingen en inleidingen doen. Ik doe gelijk de motie.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog even benadrukken dat deze motie bedoeld is om uw verkenning naar een sport- en beweegwet verder te versterken. Vandaar deze motie.
De volgende motie. We hebben het over de amendementen gehad. Het lijkt me een hele goede stap om op korte termijn die wachtlijsten … Nou ja, die zijn enorm. Er is een grotere opgave, maar dat we al heel snel meer kinderen blij kunnen maken doet mij goed. Vandaar ook dank voor uw "oordeel Kamer" op het amendement. De volgende motie is voor de wat meer lange termijn.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat u heel druk bent. Daarom stel ik voor om ergens begin volgend jaar, ergens in februari, samen een kantinedienst te draaien. Ik zal kijken welke sportverenigingen daarbij kunnen aansluiten. Dan kunnen we het ook nog eens hebben over wat er allemaal in die strategie moet komen. Er liggen al heel veel bouwstenen. Ik denk daar graag over door, ook om te voorkomen dat u het alleen moet doen. Volgens mij ligt er al heel veel, is er al heel veel aangeboden. Ik pak die handschoen graag samen op.
Ik laat het hierbij, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Blaauw, PVV.
De heer Blaauw (PVV):
Dank u, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen. Naar aanleiding van het debat heb ik twee moties, een naar aanleiding van het stukje over het verminderen van de regeldruk.
De heer Blaauw (PVV):
Motie twee. Daar wil ik kort nog wat over zeggen. Ik wilde 'm eigenlijk gewoon indienen. Ergens dank voor de beantwoording, maar ik vond het wel jammer dat de staatssecretaris meeging in een vals frame, als zou ik een antitransgenderbetoog hebben gehouden. Ik heb zelfs drie keer gezegd dat ook die mensen veilig moeten kunnen sporten. Het was vooral een soort shout-out ter bescherming van de vrouwensport, wat we volgens mij allemaal heel belangrijk vinden. Desondanks de volgende motie.
De heer Blaauw (PVV):
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Paulusma, D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik eindigde mijn bijdrage in de eerste termijn met de zin "ik heb hoge, hoge verwachtingen van deze staatssecretaris". De lat lag te hoog. Ik heb de staatssecretaris vooral heel veel horen praten en anekdotes delen. Vrij vertaald is dat: veel woorden, maar weinig daden. Ik heb de staatssecretaris ook veel plannen horen beloven waar sportverenigingen geen tijd meer voor hebben en daar baal ik van.
D66 blijft met heel veel zorgen zitten. Wij hebben geen commissie nodig om te weten dat alles waar de staatssecretaris nu op bezuinigt — sport en preventie — als een hele dure rekening weer terug gaat komen.
Voorzitter. Wij steunen een aantal moties, waaronder de belangrijkste wat mij betreft: het onderzoek naar het effect van deze botte bezuinigingen voordat de staatssecretaris met zijn ogen dicht van een veel te hoge duikplank springt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van den Hil van de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen. Ook dank aan u voorzitter, want u doet dit er vandaag maar even bij, terwijl u eigenlijk geen voorzitter van deze commissie bent. Ook dank aan het ondersteunend personeel en vooral ook aan de mensen die hier nog zitten of die thuis bij de buis zitten en het zo lang hebben volgehouden; een compliment alvast. Dit debat volgen was een redelijke uitputtingsslag, denk ik.
Namens de VVD dien ik drie moties in.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter. Ik zei dat ik er drie had, maar dat is niet helemaal waar, want ik heb er nog één. Die dien ik in namens de BBB, maar dan moet mijn naam bovenaan staan. Dat hoort volgens mij; zo heb ik dat begrepen.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Poeh, van dat "Ajax" moet ik even bijkomen. Daar ben ik even ontdaan van, voorzitter. Dat hier mijn naam onder staat ... Ik hoop dat de motie ontraden wordt. Nee hoor.
Ik vergat helemaal mijn collega-sportwoordvoerders te bedanken. Wieke viel vandaag in. Ik hoop dat we met elkaar en met de staatssecretaris samen nu toch gewoon een mooie tijd ingaan om de sport verder te brengen, want dat is toch waar we het allemaal voor doen.
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Om maar bij de taal van een sportcoach te blijven: vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt. Maar er gebeurt van alles. We hebben te veel welvaartsziektes en we bewegen te weinig. Wat gebeurt er dan? Dat weten we eigenlijk nog niet zo goed, want er lopen heel veel onderzoeken. Hopelijk komen er plannen, gemaakt door een staatssecretaris met een ondernemershart, die praat over keiharde knaken. Mijn oproep is: ga ondernemen, durf te investeren, dus met die keiharde knaken, om ergens anders weer keiharde knaken te besparen en de rekening, keiharde knaken, niet door te schuiven naar de toekomst. En doe dit met een warm hart en een koel hoofd.
Voorzitter. Ik heb twee moties.
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Ik geef het woord aan mevrouw Saris van NSC.
Mevrouw Saris (NSC):
Voorzitter. Dank u wel. Er zijn al hele mooie woorden gesproken door mijn collega's hier. Daar sluit ik mij graag bij aan. Ik nodig de staatssecretaris van harte uit in de Achterhoek om kantinediensten mee te draaien. Zoals velen hier aan tafel, ben ik ook barkeepster, taxichauffeur, lotenverkoopster en rommelmarktstaander; allemaal voor het goede doel. U bent dus van harte welkom. Als u dat nog in de winter kunt doen, dan kunt u onze mooie ijsbaan bewonderen in Winterswijk.
Ik heb nog wel wat zorgen geuit in mijn eerste termijn. Die zorg zit met name op het revolverend fonds. Mijn zorgen zijn nog niet helemaal weggenomen, dus ik zou graag willen dat de staatssecretaris in de uitwerking van die toekomstbestendige sportinfrastructuur daar toch meer aandacht voor vraagt. Mijn gevoel is dat de BOSA-regeling wordt wegbezuinigd en dat er een douceurtje wordt gegeven vanuit andere fondsen. Waar blijft dat dan? Daar heb ik nog weinig beeld bij, terwijl ik lees dat er bijna 300 miljoen beschikbaar is in het Klimaatfonds. Dus als u daar nog wat meer aandacht voor zou willen hebben, zou mij dat een lief ding waard zijn.
Ik heb twee moties. Die wil ik graag voorlezen.
Mevrouw Saris (NSC):
De tweede motie is iets korter, voorzitter.
Dan geef ik nu ten slotte het woord aan de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Aan optimisme en enthousiasme ontbreekt het niet bij de staatssecretaris, en aan mooie woorden ook niet. Dan wil ik toch mijn linkerbuurvrouw Inge van Dijk quoten, die op enig moment heel treffend zei: ik vind het een mooi verhaal, maar wat ga je nou doen? Dat vind ik toch wel de quote van de dag, als ik dat mag zeggen. Er liggen gewoon financiële afspraken die echt een enorme bedreiging zijn voor het sporten en bewegen. Terwijl we toe moeten naar een gezondere en sportievere samenleving in de toekomst, doet dit kabinet precies het tegenovergestelde door met kortzichtig beleid snoeihard te bezuinigen. Ik vind dat de coalitiepartijen zich daar veel te makkelijk bij neerleggen. Dat valt me echt tegen. Dat wil ik hier gezegd hebben.
Wat ik lastig vind, is dat de staatssecretaris net doet of hij het met minder geld allemaal veel beter en slimmer gaat maken. Daarmee degradeert hij eigenlijk al zijn voorgangers tot een stelletje sukkels. Waarom konden zij dat dan niet? Waarom hadden zij dan zo veel meer geld nodig? Dat vind ik toch bijzonder.
Wat ik ook lastig vind, is de claim dat er geen geld is, dat hij geen geld heeft en dat dit nou eenmaal moet. Het zijn politieke keuzes. Je kunt die keuze maken en daarover verschillen we van mening. Volgens mij is er net een najaarsnota verschenen waarin staat dat er dit jaar 3,2 miljard over is door onderuitputting. Stel je voor dat je 100 miljoen zou investeren in sport, dan kun je dat daarmee de komende 30 jaar doen. Dat zou toch ook een aardig idee zijn geweest. Maar goed, daar wordt allemaal niet voor gekozen. Ik vind het zo kwalijk, omdat het een helekortetermijnblik is. Als je zegt "ik heb nu geen geld, dus ik moet bezuinigen op sport en bewegen", terwijl je weet dat het risico levensgroot is dat dat op langere termijn meer schade gaat opleveren, waarom doen we dat dan? Zo werkt de overheidsbegroting dus helemaal niet. Zeggen "ik heb nu geen geld, dus ik moet nu bezuinigen, ook al weet ik dat ik over een paar jaar meer geld kwijt ben", is heel dom en dat kan iedereen bedenken. Zo werkt het ook niet. Maar goed, daarvoor wordt gekozen en ik ben het daar zeer mee oneens.
Ik heb zes moties, dus ik ga maar beginnen met voorlezen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors vijf minuten tot 22.50 uur.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Er waren nog drie vragen van de eerste termijn blijven liggen. Daar kom ik nu graag even op terug. Dat is de vraag van mevrouw Saris over aandacht voor het revolverend fonds meenemen in de accommodatieaanpak. Dat kan ik inderdaad doen. Dan de vraag of er in het beweegbeleid een plek voor de regionale platformen is. Daar gaan we inderdaad mee starten in de versnelling van het Sportakkoord waar we nu mee bezig zijn. Een voorbeeld daarvan is Achterhoek in Beweging. Ik weet niet of mevrouw Saris dat kent, maar het is een mooi voorbeeld. Ga er vooral eens kijken, zou ik zeggen. Ik heb van mevrouw Saris een bal gekregen met daarop: Achterhoek in Beweging. Die bal staat nog steeds op mijn kamer.
Dan de vraag van mevrouw Paulusma over wanneer ik terug kan komen op de schoolpleinentermijn en of dit in afstemming moet met OCW en LVVN. Dat is medio 2025.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik vond juist dat de staatssecretaris heel erg uitweidde over schoolpleinen, terwijl ik daar mijn vraag niet over had gesteld. Mijn vraag ging over of sport en bewegen op school niet steeds een soort naschoolse activiteit is, maar gewoon onderdeel is van het programma. Toen zei de staatssecretaris: dat moet ik overleggen met mijn collega van OCW. Toen zei ik: daar wacht ik dan met spanning op in de tweede termijn. Dus die schoolpleinen was iets van de staatssecretaris zelf. Het ging mij over sport en bewegen binnen het onderwijs.
Staatssecretaris Karremans:
Ik heb de vraag in alle oprechtheid goed proberen te beantwoorden.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maar daar zei ik nu nog niets van.
Staatssecretaris Karremans:
Ik kom daar schriftelijk op terug. Dat waren de vragen die waren blijven liggen.
Voorzitter. Dan kom ik bij de moties.
De motie op stuk nr. 119 over de zorgplicht van gemeenten voor zwembaden geef ik oordeel Kamer. Ik ben voornemens om met de sport- en beweegwet te komen. We hebben het daar ook in het debat over gehad. We kunnen dit daarin opnemen.
De motie op stuk nr. 120 van de heer Mohandis verzoekt de regering de centrale regie te nemen en in samenspraak met gemeentes met een landelijke richtlijn te komen voor een minimale benodigde tegemoetkoming voor zwemles voor kinderen in armoede, zodat het niet meer uitmaakt in welke gemeente een kind woont. Op dit moment is dit echt nog een gemeentelijke bevoegdheid, dus ik kan dat nu niet gaan bepalen. We gaan natuurlijk aan de slag met een sportwet. Ik kijk de heer Mohandis even aan. Ik kan regie nemen, zeker als het gaat om het verbeteren van de vindbaarheid. Ik kan mijn rol pakken binnen de bevoegdheden die ik heb, maar ik heb er nu geen extra financiële middelen voor anders dan dat ik extra middelen naar het Jeugdfonds Sport & Cultuur breng. Ik kan natuurlijk de rol spelen die ik binnen de wettelijke middelen heb. Ik ga natuurlijk naar die sport- en beweegwet kijken. Als ik het zo kan opvatten, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Dat is hoe ik hem wil teruggeven.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik hou 'm aan.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 121 van de heer Blaauw, over regeldruk op het gebied van sport- en beweegbeleid. Deze motie kan ik overnemen. Het is dan dus aan de heer Blaauw om aan te geven wat hij wil, maar ik kan 'm overnemen. Ja? Een krul erdoor en verder.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 122 van de heer Blaauw, over geen mannen meer in de vrouwensport. Ik verwijs naar het debat. Deze motie is overbodig. Er zijn niet voor niets mannen- en vrouwencompetities; dat heb ik al gezegd. De bonden gaan daar op dit moment heel goed mee om. Zij doen het hartstikke goed. De motie is dus overbodig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 122 is overbodig.
Staatssecretaris Karremans:
"Overbodig" is een officiële appreciatie tegenwoordig. Datzelfde geldt voor "ontijdig". Maar de motie is overbodig.
Dan de motie op stuk nr. 123 van mevrouw Van den Hil, mevrouw Saris en de heer Van Nispen, met de vraag of de vergoeding voor sporthulpmiddelen in alle gemeenten kan worden gerealiseerd voor mensen met een beperking. Deze motie wil ik overnemen.
Staatssecretaris Karremans:
De motie is dus overgenomen. Een krul erdoor!
Dan de motie op stuk nr. 124, van mevrouw Van den Hil en mevrouw Paulusma over het wetsvoorstel Integriteitscentrum sport, en de daarbij behorende financiering. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 124: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 125. Gaat het hierin over Ajax? O ja. Er staat hier "overnemen", haha. Nee, de motie op stuk nr. 125 wil ik overnemen. Ik ben ook de staatssecretaris van Ajax, hè.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Daar ben ik echt heel erg blij mee, want dan komt de motie niet in stemming. Ik vreesde al een hoofdelijke stemming. Dank u wel.
Staatssecretaris Karremans:
Ik dacht ook: daar moet je maar zo snel mogelijk vanaf zijn. Er zijn volgens mij veel fans van Feyenoord hier in de Kamer. Dat was de motie op stuk nr. 125.
Nu gaat het over de motie op stuk nr. 126, die de regering verzoekt samen met strategische partners bestuurders en verenigingen beter te informeren over welke verantwoordelijkheden de WBTR met zich meebrengt als het gaat over de vrijwilligersverzekering, met als doel de rechtsbescherming van bestuurders te bevorderen. Die kan ik oordeel Kamer geven, indien de evaluatie medio 2025 start. Dat gaan we doen. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 126 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 127 van mevrouw Van Dijk, de heer Mohandis en de heer Van Nispen, die de regering verzoekt vóór de zomer van 2025 met vijf concrete voorstellen te komen over hoe de regeldruk bij verenigingen kan worden verminderd, en nog een aantal andere zaken. Die kan ik overnemen. Dit gaat over de motie op stuk nr. 127.
Staatssecretaris Karremans:
We kunnen dit gelijk meenemen in de sportstrategie. Is dat oké?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik weet dat die appreciaties er nu zijn. Het is voor mij nog even wennen wat dat betekent, maar als de motie wordt overgenomen, dan komt die ook niet meer op een website te staan. Ik vind het dan belangrijk dat u hem echt zo laat terugkomen in de stukken die wij dan krijgen. Anders is de motie overgenomen en weer verdwenen.
Staatssecretaris Karremans:
Ik neem 'm over en neem het mee in de sportstrategie. We vermelden dan even hoe we 'm verwerkt hebben.
De motie op stuk nr. 128, die "regionaal" heet, kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 128 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 129, "verkenning wetgeving", krijgt ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 129 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 130 van de heer Van Nispen wordt ontraden. Daar verwijs ik voor naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 130 is ontraden.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 131 over onderzoek doen naar de sportpas geef ik oordeel Kamer, ook met een verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 131 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Over de motie op stuk nr. 132, die gelijk vraagt om daar een vervolg aan te geven, heb ik het verzoek om die aan te houden richting de heer Van Nispen. Ik snap 'm helemaal. Maar ik heb ook in het debat gezegd: ik wil eerst dat onderzoek. Ik sta er echt welwillend in, maar dan wil ik dat onderzoeken. En dan zou een volgende stap om bij het NPLV aan te sluiten helemaal niet gek zijn, maar daar heb ik nu geen middelen voor, dus dat kan ik ook niet toezeggen. Dat wordt dan stap twee van de drietrapsraket. Dus het verzoek is om die aan te houden.
De heer Van Nispen (SP):
Dat verzoek snap ik. Ik vind het zelf lastig, want ik zou denken: je moet ook iets hebben om te onderzoeken. Dus het zou juist heel slim zijn om het wel te gaan uitproberen en het gelijktijdig te onderzoeken. Maar ik kijk een beetje rond en ik denk dat dit het maximaal haalbare is. Dus ik denk dat ik blij zal zijn met het onderzoek en deze motie aan zal houden. Maar dan verzoek ik wel aan de staatssecretaris om vaart te maken met het onderzoek, nog één keer te bevestigen wanneer dat er dan komt en tegelijkertijd, of in de tussentijd, bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid op zoek te gaan naar middelen. Als je dit immers doet, kom je op 2 à 3 miljoen ongeveer, voor één gebied, en je zou ook nog kunnen kijken of je een deel kunt halen bij de zorgverzekeraars in cofinanciering, of juist lokaal. Het hoeft dus niet allemaal uit de pot met sportgeld te komen; juist niet, zou ik zeggen.
Staatssecretaris Karremans:
Die handschoen neem ik graag op. Laat ik het dan zo zeggen. Over het onderzoek heb ik in het debat al gezegd: ik kom schriftelijk terug op de planning. Maar ik kan in het onderzoek de financieringsmogelijkheden meenemen. Zullen we dat dan zo afspreken?
De heer Van Nispen (SP):
Dan houd ik de motie aan.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 133 is ontraden. Ik verwijs ook naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 133 is ontraden.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 134.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, mag ik een vraag stellen over de motie op stuk nr. 133?
De voorzitter:
De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Over het Actieplan Nederland Beweegt heeft de staatssecretaris volgens mij gezegd: er komt een tussenevaluatie in januari. We hebben daar het debat over gevoerd, waarin ik zei: het is zonde om iets dat goed werkt, meer bewegen in de zorg, op het werk, op scholen et cetera, overboord te kieperen. Ik heb niet gezegd "hou precies met dezelfde middelen de huidige Beweegalliantie, in dat drukke speelveld, in de woorden van de staatssecretaris, in stand." Als dat in de motie wordt gelezen, dan is dat niet wat ik bedoel. Wat ik wel bedoel, is: als in januari blijkt dat het goed werkt, en het gaat om het programma Nederland Beweegt, dan zullen de goede elementen daarvan wel een vervolg moeten krijgen. Die kunnen we niet allemaal uit onze handen laten vallen. Dat is het doel van de motie. Als ik dat niet duidelijk heb opgeschreven, dan licht ik hierbij toe dat dat hetgeen is wat ik bedoel.
Staatssecretaris Karremans:
Ik begrijp dat ik het zo kan interpreteren dat ik de goede dingen meeneem. Uiteindelijk is het altijd zo dat het, als je een begroting maakt, meegaat in de afweging. Maar als ik 'm zo mag lezen dat we het op een goede manier willen borgen, in de zin van "zorg ervoor dat je de goede dingen die werken, zo kan behouden" — mits dat financieel inpasbaar is, want daar zitten ook deels structurele middelen in — dan vind ik 'm goed. Dan kunnen we dat afspreken. Ik las er inderdaad in "ga er sowieso mee door, op die manier en met dat geld", maar dat kan ik niet toezeggen. Maar in de leeswijze dat we op een bepaalde manier dingen die werken en die ons beleid ondersteunen, kunnen waarborgen, wil ik 'm wel oordeel Kamer geven.
De heer Van Nispen (SP):
Dan moet ik nu eigenlijk mijn mond houden, maar het gaat me om het tussenzinnetje "mits het financieel inpasbaar is". Je moet juist, voor de dingen die goed werken, zorgen dat je die financieel kan inpassen. Daar kunnen we het dan toch wel over eens worden?
Staatssecretaris Karremans:
Dat snap ik, maar als ik dat weer uit de BOSA moet gaan halen, dan hebben we weer die andere discussie. Dat is wel de realiteit waar ik in zit, snap je? Dus ik zit even te kijken welke formulering we eraan kunnen koppelen. Ik wil geen valse verwachtingen wekken. Ik heb gezegd: "Ik vind dat er goed werk wordt verricht. We gaan die evaluatie doen." Goede dingen wil ik natuurlijk in de basis altijd meenemen. Dat is volgens mij goed. Maar ze staan wel altijd in relatie tot wat ze kosten. Iets kan in de basis goed zijn. Laten we zeggen dat we daar heel graag mee door zouden willen gaan. Maar ik zit even te worstelen, dat merkt u wel aan mij. Ik kan daar geen financiële claim op leggen. Laten we afspreken dat de motie niet zegt: er gaat sowieso gegarandeerd geld naartoe. Maar de motie is wel een stevig signaal vanuit de Kamer, dus we moeten daar iets mee. We zullen de motie dan ook als zodanig opvatten.
De heer Van Nispen (SP):
Daarmee ben ik akkoord. Dus op basis van die tussenevaluatie… Dat staat er ook. Dan horen we voor de Voorjaarsnota, of voor de zomer, iets in die richting, hoe de staatssecretaris daar gevolg aan wil geven. Dan weten we ook wat er in de evaluatie staat. Met die interpretatie ben ik akkoord.
Staatssecretaris Karremans:
Er zit nu geen gegarandeerde claim in, maar wel de intentie om ermee door te gaan. Dan krijgt de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 133 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Maar er zit geen financiële claim in; ik heb de motie uitgelegd zonder financiële claim. De motie gaat in combinatie met mijn uitleg.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik snap dat, maar als je moties krijgt met een hele uitleg erbij, en we krijgen voor donderdag weet ik veel hoeveel uitleggen... Ik ga daar niet in mee. Dan moet de rest het maar doen, maar ik vind dat gewoon niet prettig. Ik zeg: de uitleg van de staatssecretaris is duidelijk anders dan wat er in de motie staat.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, met een toelichting.
De heer Van Nispen (SP):
We vallen in herhaling. Het gaat erom om de goede dingen die werken in te blijven zetten voor het stimuleren en faciliteren van dagelijks bewegen. Dit debat gaat over het stimuleren van sport en bewegen voor een gezonde en sportieve samenleving in de toekomst. We kunnen het nu niet eens worden over iets wat goed werkt, wat ook blijkt uit een evaluatie. Daarvan zeggen we: nee, daar gaan we toch mee stoppen. Dat kan toch niet? Volgens mij hebben we nu de duidelijke afspraak dat de staatssecretaris terugkomt naar de Kamer en dat de motie een steuntje in de rug is om die goede dingen te bewaren. Dat is volgens mij de afspraak.
Staatssecretaris Karremans:
Volgens mij ook. In mijn brief heb ik ook gezegd: bewegen in het dagelijks leven is onderdeel van mijn beleid. Daar wil ik dus sowieso mee doorgaan. De oproep van de heer Van Nispen is daarbij: kijk goed naar de dingen die goed werken en neem die mee. Dat lijkt me prima. En dan zonder financiële claim. Dat hebben we nu een paar keer gemarkeerd. Ik dan de motie oordeel Kamer geven.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 134, over Special Heroes. Ik heb al gezegd dat ik in gesprek ga. Ik kan de motie oordeel Kamer geven indien ik de motie zo mag interpreteren dat we welwillend staan tegenover de borging van de inhoudelijke projecten. De gesprekken daarover lopen. Als ik de motie zo kan interpreteren, kan ik die oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 134 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dat kan nog allerlei varianten opleveren, maar we staan er welwillend in.
Tot slot de motie op stuk nr. 135, over de klokkenluider in het dansmisbruikdossier. Die motie ga ik overnemen.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Met uw goedvinden, voorzitter, merk ik het volgende op. Ik heb mij een beetje verdiept in het dossier. Wat ik belangrijk vind, ook bij het overnemen van de motie, is om daar wel een duidelijke terugkoppeling van te krijgen middels een brief. Anders blijft het bij overnemen, met alle goede bedoelingen.
Staatssecretaris Karremans:
Het gaat om een individueel persoon. Om dat publiekelijk te doen …
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat.
Staatssecretaris Karremans:
Ik kan toezeggen dat we dat een-op-een direct naar de Kamerleden doen. Zullen we dat dan afspreken? Dan neem ik de motie over en dan …
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
De route-Van Nispen is dan voldoende. Dan vindt van Nispen ons wel weer. Anders gaat het alle kanten op.
De heer Van Nispen (SP):
Eens, voor zover het informatie betreft die in het belang van een individu niet openbaar kan worden gemaakt. Maar ik denk dat een openbaar ingediende Kamermotie deels ook een openbaar antwoord zou moeten verdienen, voor zover dat kan. Maar hoe dat precies gaat, laat ik verder aan het ministerie over.
Staatssecretaris Karremans:
Oké. Prima
Dank u wel. Voordat ik de vergadering sluit, wil ik de staatssecretaris bedanken voor zijn komst naar de Kamer en de bodes voor de goede verzorging. Ik wens iedereen wel thuis.
O, nog één ding! Donderdag wordt er gestemd over de ingediende moties.
Excuus. De toezeggingen die zijn gedaan door de staatssecretaris, worden nagestuurd. Ik denk dat u daar een vraag over had.
Dan sluit ik hierbij wel de vergadering.