Gewasbeschermingsmiddelen
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben op 27 november 2024 overleg gevoerd met de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, en mevrouw Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, over Gewasbeschermingsmiddelen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Aardema
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat,
Peter de Groot
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Jansma
Voorzitter: Van Campen
Griffier: De Keijzer
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bromet, Van Campen, Flach, Grinwis, Holman, Kostić, Nijhof-Leeuw, Pierik, Podt en Vedder,
en de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, en mevrouw Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
Aanvang 14.00 uur.
Gewasbeschermingsmiddelen
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 21 mei 2024 inzake SCoPAFF-vergadering gewasbeschermingsmiddelen mei 2024 (27858, nr. 655);
- de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 juni 2024 inzake invulling moties en toezeggingen op het beleidsterrein gewasbescherming (27858, nr. 671);
- de brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 21 oktober 2024 inzake reactie op verzoek commissie over de brief Stichting Urgenda met betrekking tot lelieteelt als rustgewassen in zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn (27858, nr. 675);
- de brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 19 november 2024 inzake juridische uitspraken omtrent gewasbeschermingsmiddelen en verduidelijking voorzorgsbeginsel (27858, nr. 676);
- de brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 20 november 2024 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de brief van Pesticide Action Network Netherlands (PAN Nederland) over de stof 8-hydroxyquinoline (27858, nr. 677);
- de brief van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 22 november 2024 inzake enkele rapportages op het beleidsterrein gewasbescherming (27858, nr. 678).
De voorzitter:
Ik heet u allen van harte welkom bij dit debat. Allereerst heet ik natuurlijk beide bewindspersonen welkom; van harte welkom in ons midden. Van de zijde van de Kamer heet ik de collega's welkom. Verder heet ik de mensen op de publieke tribune van harte welkom, net als de mensen die dit debat vanuit huis volgen. Dit debat is gepland van 14.00 uur tot 18.00 uur. De spreektijd is vijf minuten per Kamerlid. Ik wil voorstellen om in de eerste termijn vier onderlinge interrupties toe te staan. Bij de strategische procedurevergadering is afgesproken om vast te houden aan de 30 secondenregel, maar ik ga u daar niet op aanspreken. Als het langer dan 30 seconden heeft geduurd, telt het voor twee interrupties. U zult dit dus zelf in de gaten moeten houden. Als liberaal vind ik de eigen verantwoordelijkheid voor een gunstig verloop van dit debat belangrijk. Dit is onze eigen huishoudelijke mededeling, die niet voor het kabinet geldt. Is iedereen hiermee akkoord? Dan wil ik de heer Flach het woord geven voor zijn bijdrage namens de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Voordat ik begin, wil ik even zeggen dat ik vrijwel direct na mijn bijdrage moet verdwijnen. Dat is geenszins uit gebrek aan interesse voor wat mijn collega's allemaal nog gaan zeggen — dat ga ik zeker terugluisteren — maar omdat ik hierna terugga naar de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken.
Voorzitter. De SGP maakt zich grote zorgen over het voortbestaan van de groente- en fruitteelt. Middelen verdwijnen zonder dat er goede alternatieven beschikbaar zijn. We kunnen de mond vol hebben van plantaardige consumptie en de gezondheidswinst van meer groente- en fruitconsumptie, maar dan moeten groente en fruit wel geproduceerd kunnen blijven worden en ook betaalbaar blijven. Ik hoor in het veld tijdens werkbezoeken en dergelijke een grote urgentie. In de uienteelt resteren nog twee werkzame stoffen. Wat als de uien daarvoor resistent worden? Slatelers zien met angst en beven het verlies van het middel Movento aankomen. Fruitteeltonderzoek laat zien dat er met het middelenpakket van 2027 meer vruchtboomkanker optreedt en oogsten teruglopen. Telers komen steeds meer in een spagaat: je wilt geen middelen illegaal gebruiken — dat moeten ze vooral ook niet doen — maar je wilt ook geen teelten zien verpieteren. Erkent de minister de urgentie? Wil zij per teelt een werkgroep instellen, inclusief deelname van het Ctgb, om de vinger aan de pols te houden en te adviseren over middelen en alternatieven? Deelt de minister het uitgangspunt dat je geen oude schoenen moet weggooien voordat je nieuwe hebt?
Het is van belang dat in noodsituaties ruimte geboden wordt voor vrijstelling om alsnog belangrijke middelen te kunnen gebruiken. Geef meer ruimte aan telers die meedoen aan benchmarking en hun milieubelasting verkleinen. Wat doet de regering om ervoor te zorgen dat uitbreiding van toepassingen naar kleine teelten ondersteund en sneller beoordeeld en toegelaten wordt?
De SGP wil inzetten op het verder terugdringen van de milieubelasting van gewasbeschermingsmiddelen. In tien jaar tijd is het aantal normoverschrijdingen gehalveerd. Dat moet en kan verder omlaag door weerbare teelten en gewassen, spotspraying en groene middelen. Hier is wel inzet van het Rijk bij nodig. Ik pleit daarom ook voor meer investeren in praktijkonderzoek. De minister schrijft zelf ook dat voor het uitvoeringsprogramma gewasbescherming financiering nodig is. Het beschikbare budget van enkele miljoenen matcht niet met de grote opgave. Nogmaals wijs ik op mijn amendement om dit op te plussen. Gaat de minister deze handschoen oppakken? Het mag niet zo zijn dat de aandacht voor stikstof en mest andere noodzakelijke investeringen in verduurzaming als een koekoeksjong uit het nest duwt.
De Kamer heeft via een motie van de SGP gevraagd om aanvragen voor biologische en laagrisicomiddelen eerder in behandeling te laten nemen door het Ctgb. Dat duurde eerder wel drie jaar, nog los van de tijd die voor de beoordeling zelf nodig was. Goed dat er een apart loket is gekomen. Hoe wordt de voorgestelde voorrang in de praktijk vormgegeven? Gaat er ook meer capaciteit naar de beoordeling van alternatieve middelen, zodat aanvragen direct en voortvarend worden behandeld? Het probleem is daarnaast de trage toelating van werkzame stoffen op Europees niveau. Deze voorafgaande stap kost een paar jaar. Hoe zorgt de minister voor versnelling?
Spotspraying is een effectieve methode om én gewassen goed te beschermen én het gebruik van middelen en de milieubelasting met meer dan 90% te reduceren. Een juridisch knelpunt is dat het etiket, dat de frequentie van gebruik maximeert, niet hierop is toegesneden. Gaat de minister ervoor zorgen dat het etiket met de tijd meegaat?
Voorzitter. De SGP waarschuwt voor een nieuwe stapeling van middelvoorschriften. De minister wil bij de toelating kijken naar KRW-normen en ik vraag haar om hiermee terughoudend om te gaan. Wij willen voorkomen dat telers in gebieden waar weinig normoverschrijdingen zijn of die precisiebespuiting toepassen, opeens in de problemen komen. Het lijkt mij verstandiger om vooral in te zetten op een gebiedsgerichte aanpak bij de KRW-waterlichamen waar het misgaat.
De minister sleutelt aan het Besluit gewasbeschermingsmiddelen om de beoordeling van het Ctgb te omzeilen en alternatieven voor chemische middelen verplicht te stellen. Het is bedoeld voor specifiek gebruik van glyfosaat, maar het conceptvoorstel is breed en algemeen geformuleerd. Wil zij het voorstel inperken en er criteria aan hangen? Wat moeten boeren doen als het mechanisch vernietigen van groenbemesters in het voorjaar niet mogelijk is, tenzij je de bodem kapotrijdt? Dit is middelsturing die in de praktijk maar zo negatief kan uitpakken. Het sluit ook niet aan op de aangenomen motie om adviezen van onafhankelijke en deskundige instanties te respecteren. Ik pleit voor een aanpak zoals bij antibiotica in de veehouderij in plaats van een stapeling van verboden en middelvoorschriften. Maak samen met sectorpartijen werk van monitoring op bedrijfsniveau en benchmarking.
Tot slot. We staan met elkaar aan de lat. In de groente- en fruitteelt betekent minder middelengebruik mogelijk ook meer vlekjes en beschadigingen. Dit wordt door afnemers zoals supermarktketens nauwelijks getolereerd: een enorme spagaat voor telers. Wil de minister — dat is mijn laatste vraag — met supermarktketens om de tafel gaan om hierover afspraken te maken?
De voorzitter:
Dank, meneer Flach. Dat was strak binnen de tijd. Mijn complimenten daarvoor. Maar u krijgt wel een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik was benieuwd naar het volgende. De SGP heeft altijd aandacht voor het welzijn van het ongeboren kind, maar wel heel vaak in beperkte mate als het gaat om het recht van vrouwen op abortus. De Gezondheidsraad en het RIVM hebben de regering erop gewezen dat er gevolgen kunnen zijn voor het ongeboren kind die pas jaren na de blootstelling naar voren komen. Die worden nu niet meegenomen in de toelatingsprocedures. Het is een van de vele lacunes in ons systeem. Dat zegt het Ctgb eigenlijk ook: het is aan de politiek om hierin verdere stappen te nemen en de maatschappelijke belangen af te wegen. Ik vraag me dus gewoon het volgende af. Ik hoor in het verhaal van de SGP dat zij de commerciële belangen zwaarder laat wegen dan het belang van het ongeboren kind.
De voorzitter:
Dat waren twee interrupties.
De heer Flach (SGP):
Dit is wel een hele bijzondere bocht om bij het punt uit te komen. Het is wel mooi dat ik door de Partij voor de Dieren aangespoord word om nog wat meer over de bescherming van het ongeboren kind te spreken. Dat doe ik graag. Nee, zeg ik tegen collega Kostić. Aan de ene kant vind ik dat er inderdaad nuchterheid betracht moet worden bij het gebruik van middelen. Tegelijkertijd heb ik er in mijn betoog op verschillende momenten aangedrongen om op wetenschappelijke basis te kijken naar de gezondheidsrisico's en het terugdringen van de milieubelasting. Ik vind het belangrijk om dit debat echt op wetenschappelijke gronden te blijven voeren. Ik vind het daarom best wel ingewikkeld als het Ctgb het teruglegt bij de politiek, want dan is het gevaar van emotiepolitiek toch wat groter. Ik zou dan liever zien dat er van de kant van het Ctgb gewoon duidelijke voorstellen komen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Dan is er nog een interruptie van de heer Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb de volgende vraag. De heer Flach maakte op het eind het punt van de supermarkten. Ja, ik denk dat daar niet het besef is ingedaald dat die niet alleen lege spinazieschappen krijgen, maar dat dit voor veel meer prachtige oer-Hollandse groenten geldt. Maar is het schoonheidsideaal bij de consument niet ook een probleem? Wat is de boodschap van de SGP aan de consument?
De heer Flach (SGP):
Dat is een heel terecht punt van collega Grinwis. Ik denk dat we zo langzamerhand zo een beetje zijn opgevoed. Als ik langs de groente- en fruitschappen in de supermarkten loop, vind ik die weleens onnatuurlijk mooi aandoen. Mijn zoon heeft gewerkt op de groenteafdeling van een grote grootgrutter. Het moest er altijd perfect bij liggen. Het moest de juiste kant opgedraaid zijn en gerangschikt zijn op grootte, datum, enzovoort. Daarmee leer je consumenten dat perfectie de norm is. Het leuke is dat als je nu een keer in het oogstseizoen ergens wat appels of peren langs de kant van de weg koopt, je mooi ziet hoe verschillend die zijn en dat er hier en daar een vlek op of een putje in zit. Maar dan heb je wel het gevoel dat je puur natuur eet. Ik denk dat we dat besef misschien wel gewoon weer eens op scholen moeten terugbrengen. Misschien moeten we kinderen gewoon eens een keer, daar waar dat mogelijk is, ergens langs de kant van de weg een zak appels laten kopen in plaats van alleen maar bij de supermarkten.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Podt namens D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, voordat ik aan mijn betoog begin, wil ik toch heel even een punt van orde maken. Dat had ik eigenlijk aan het begin willen doen. Het gaat over de brieven. Ik wil toch aan de minister vragen of wij de brieven gewoon echt weer wat eerder mogen krijgen. Ik baalde er namelijk gisteren best wel van dat wij gewoon al een heel eind waren met het fabriceren van een spreektekst — daar werken allerlei mensen heel hard aan — en wij dan last minute nog van alles moeten doorploegen en dingen weer moeten aanpassen. Dat is gewoon heel zonde en volgens mij is dat ook echt niet nodig.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, u heeft daar gelijk in. Het zijn drie brieven. Goed dat u daarop wijst in de richting van het kabinet. Want eigenlijk moet de Kamer de drie dagen voorafgaande aan het debat de gelegenheid hebben om kennis te nemen van de brieven. Daar vragen we dus graag aandacht voor. Mevrouw Bromet, heeft u ook nog een punt van orde?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik heb ook een punt van orde. Ik kan het van harte ondersteunen en ik wil er ook even bij zeggen dat het niet de eerste keer is. Het is de zoveelste keer. Ik weet niet wat we moeten doen om het wel voor elkaar te krijgen. Ik doe dus een dringend beroep op de minister om ervoor te zorgen dat die stukken gewoon op tijd komen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Aanvullend. Volgens mij is de regel dat de brieven er een week van tevoren moeten zijn. Er wordt nee geschud.
De voorzitter:
Drie werkdagen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Drie werkdagen. O, dan moeten wij onze eigen regels eens tegen het licht houden. Maar dan nog, drie werkdagen heb ik niet geteld. Ik heb in ieder geval het dringende verzoek om voor het volgende debat, over stikstof, uiterlijk drie dagen van tevoren de brieven te hebben. Dus als ik terugtel, moeten de brief er dus uiterlijk vrijdag liggen.
De voorzitter:
Ik denk dat de mensen die meeluisteren hier goed naar hebben geluisterd en ik ga ervan uit dat die medewerking ook wordt verleend vanuit de zijde van het kabinet. Mevrouw Podt, het woord is aan u voor uw inhoudelijke bijdrage aan dit debat.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week was ik op bezoek bij mensen die tegenover een lelieteler wonen. Zij vertelden dat zij in de zomer vanuit de tuin naar binnen vluchten wanneer de lelieteler onaangekondigd begint met het spuiten van landbouwgif. De barbecue gaat uit. De kinderen moeten binnen spelen. De hond gaat mee en ook de was aan de waslijn moet mee naar binnen. Daar zit je dan met je ramen en deuren dicht, opgesloten in eigen huis, wachtend tot de teler klaar is met spuiten. Let wel, dat is niet omdat je overdrijft. Het is het gezondheidsadvies van de GGD. Ondertussen zegt dezelfde overheid dat je je geen zorgen hoeft te maken. De gemiddeld 35 bestrijdingsmiddelen zijn namelijk allemaal getest. Maar of een mix van die 35 middelen leidt tot een giftige cocktail? Er is niemand die dat zeker weet. Ondertussen zijn er allerlei signalen dat bestrijdingsmiddelen ziektes als parkinson kunnen veroorzaken. Dus dan snap je de zorgen van de GGD en omwonenden wel. Als mensen klachten of vragen hebben, worden ze van het kastje naar de muur gestuurd. Officieel is de NVWA verantwoordelijk, maar die kan pas achteraf handelen als de wet wordt overtreden. Maar waar kunnen bewoners aankloppen als ze meer zorgen hebben dan de vraag of de wet- en regelgeving wordt nageleefd, of als ze willen weten hoeveel en welke middelen de teler gebruikt? Snapt de minister dat een centraal aanspreekpunt deze mensen zou kunnen helpen? Waar zou dit volgens haar moeten liggen? Vindt de minister ook dat telers transparant moeten zijn over de bestrijdingsmiddelen die ze gebruiken?
Voorzitter. Wat de situatie nog lastiger maakt, is dat de lelieteelt enorm veel impact heeft op de grond. Daarom mogen lelies maar eens in de zeven jaar op één perceel geteeld worden. Dus moeten telers steeds zoeken naar percelen en komen zij daardoor uit bij percelen die ook weer dichter bij scholen, fietspaden en huizen liggen. Zeker kleine gemeentes met weinig capaciteit of kennis kunnen lastig sturen op deze ontwikkelingen. Burgers zijn daarvan de dupe en stappen dan ten einde raad naar de rechter. Is de minister het met mij eens dat dit geen wenselijke ontwikkeling is? Als het aan D66 ligt, krijgen gemeentes die hun burgers vertegenwoordigen meer handvatten om te sturen op deze ruimtelijke opgave. Een wetenschappelijke onderbouwing voor spuitvrije zones naar analogie van de motie-Vedder is een goede stap. Maar welke andere maatregelen voorziet de minister om gemeentes te ondersteunen die meer grip willen op het gebruik van bestrijdingsmiddelen binnen de gemeentegrenzen?
Voorzitter. Samen met enkele collega's heb ik een lezing gevolgd over de blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Wetenschappers vertelden dat landbouwgif je lichaam binnenkomt via het aanraken van oppervlakten, door de lucht, met wat je inademt of door wat je eet. Veruit de hoogste concentratie werd gevonden in huisstof. Dat krijg je dagelijks binnen. Al deze bronnen maken dat wij een mix van vele middelen in ons lichaam hebben. Er zijn volgens deze wetenschappers alleen normen voor drinkwater, maar niet voor lucht, bodem en huisstof. Wat het toxicologische effect is van de mix van middelen in ons lichaam is niet bekend. Er zijn veel onzekerheden met mogelijk grote gevolgen. Dus hoe zorgen we ervoor dat we voldoende rekening houden met wat we niet weten?
De minister schreef in haar brief dat lelieteelt nu verboden wordt met een beroep op het voorzorgsbeginsel, maar dat is weer achteraf. Ook aan de voorkant zouden we de risico's voor het milieu en de volksgezondheid beter moeten wegen. De risico's zijn lastig wetenschappelijk te toetsen, maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om hier rekening mee te houden. De heer Ragas van de Radboud Universiteit riep vorige week op tot het instellen van een onzekerheidsfactor. Hij beschreef dat we onzekerheid en stapeling kunnen opvangen door de gebruikersnorm met factor 10 te verkleinen. Hoe kijkt de minister daarnaar?
Voorzitter. Ten slotte. De minister liet gisteren weten het de facto verbod op het doodspuiten van gras met glyfosaat naar de Raad van State te sturen. Maar daar zitten nogal wat eisen aan. Alternatieven moeten, bijvoorbeeld op economische punten, net zo goed of beter scoren dan glyfosaat, maar gezondheid wordt in deze weging totaal buiten beschouwing gelaten. Daarmee zijn de eisen voor alternatieven hoger en wordt een de facto verbod de facto niks waard. Ik ga ervan uit dat de minister de vele aangenomen moties op dit punt niet negeert en dat het de facto verbod vanaf 2025 volwaardig in zal gaan. Graag een reactie.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, dit lijkt mij een natuurlijk moment voor een interruptie van de heer Pierik, BBB.
De heer Pierik (BBB):
Een korte vraag aan mevrouw Podt: op welke wetenschappelijke inzichten baseert D66 zich als het gaat om de effecten die gewasbeschermingsmiddelen hebben op de gezondheid van mensen? Want er zijn natuurlijk heel veel rapporten. Mijn tweede vraag is: is D66 ook voor het uitfaseren van de lelieteelt in Nederland?
Mevrouw Podt (D66):
Waarop baseer ik dat? De heer Pierik stelt nu een hele brede vraag, of eigenlijk twee vragen. Waarop baseer ik dat bestrijdingsmiddelen slechte effecten hebben? Volgens mij hebben we uit heden en verleden vele voorbeelden daarvan. Als het specifiek over glyfosaat gaat, denk ik dat de vraag niet zozeer is of we nu met volle zekerheid weten dat glyfosaat schadelijk is. We weten namelijk wel dat er grote hiaten zitten in het wetenschappelijk onderzoek. Dat is ook de reden dat er op dit moment heel hard gewerkt wordt aan nieuw onderzoek. In de tussentijd zijn die zorgen zo groot dat ik denk dat we ons dat moeten aantrekken, niet alleen voor de omwonenden, maar zeker ook voor de boeren die ermee werken.
Voorzitter. Dan was er ook nog de vraag of ik voor de uitfasering van de lelieteelt ben. Laten we eens beginnen met het drastisch inperken daarvan. Daarvoor lag er al een voorstel bij de heer Adema. Dat geeft mij de gelegenheid om de minister daar gelijk ook nog even naar te vragen. Het verbaast mij namelijk dat er in de beantwoording van de minister nu wordt gezegd dat er een convenant met de sector komt, terwijl dat wat de heer Adema eerder had beloofd, namelijk een vermindering van het areaal aan lelieteelt, er helemaal niet aan te pas komt. Ik ben dus eigenlijk wel benieuwd wat daarmee gebeurt.
De heer Pierik (BBB):
Dank voor de antwoorden. Ik heb één aanvullende vraag. Is de rol van het Ctgb niet afdoende als het gaat om de wetenschappelijke inzichten die mevrouw Podt nodig heeft om te kijken hoe we verstandig omgaan met het gewasbeschermingsmiddelengebruik in Nederland?
Mevrouw Podt (D66):
Ik heb heel veel vertrouwen in het Ctgb. Het punt is alleen dat wij als politiek het Ctgb met een goede boodschap op pad moeten sturen. Als het Ctgb op het geheel niet toetst wat wij belangrijk vinden dat ze toetsen, namelijk de langetermijneffecten voor ziektes als parkinson, dan rusten we het Ctgb volgens mij niet voldoende uit om zijn werk fatsoenlijk te kunnen doen.
De voorzitter:
U had ook nog een interruptie van mevrouw Nijhof-Leeuw van de PVV.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik wilde eerst tot het eind wachten, maar dit haakt wel in op dit punt. Ik zou mevrouw Podt via u, voorzitter, willen vragen of ze ermee bekend is dat er in zowel de bollenteelt als de lelieteelt geen andere middelen gebruikt worden dan in de land- en tuinbouw. Het gaat om dezelfde middelen. Als je naar de statistieken kijkt, zie je bij de lelieteelt heel veel kilo aan gewasbeschermingsmiddelen. Maar als we daar sec op inzoomen, zien we in de data dat het weliswaar gaat om 83 kilo paraffineolie en — het is inderdaad nog steeds hoog — 31 kilo aan gewasbeschermingsmiddelen, maar dat dat overwegend groene middelen zijn. Daar zit wel iets. We moeten goed kijken en het juiste met elkaar vergelijken. Laat helder zijn dat we er bij alles dat met gezondheid te maken heeft, bovenop moeten zitten. Daar moeten we naar kijken.
Mag ik nog heel even, voorzitter? Ik zou ook graag van mevrouw Podt willen weten of ze ervan op de hoogte is dat glyfosaat — ik kom er straks in mijn bijdrage ook nog even op terug, met een vraag richting de minister — voor 7% uit de landbouw komt. Ik heb het over de effecten op het oppervlaktewater. Voor 93% is het riool- en waterzuivering. Dat haal ik uit de data van het CBS. Ik was benieuwd of mevrouw Podt daarvan op de hoogte is.
De voorzitter:
U heeft ook nog een eigen termijn, mevrouw Nijhof. We zullen deze niet voor drie tellen, maar toch zeker voor twee.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dat klopt. Daar ga ik 'm dan iets inperken, want dan verwijs ik naar mijn interruptie.
De voorzitter:
Dat doet u heel slim.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ga mijn best doen, want het was echt een vragenvuur. Mevrouw Nijhof zegt dat er veel groene middelen tussen zitten. Daar begint al gelijk mijn probleem. Toen ik bij die mensen thuis zat, vertelden ze me dat ze enorm veel moeite moeten doen om bij telers los te krijgen wat er precies wordt gespoten. Ze moeten zelfs daarvoor naar de rechter stappen. Ik vind dat absurd. Als telers serieus zijn over het gebruik van groene middelen en middelen die helemaal niet zo veel impact hebben, moeten ze, denk ik, beginnen met transparant zijn over welke middelen ze spuiten. Ik hoop dat mevrouw Nijhof dat met me eens is, want dan kunnen we die vraag samen aan de minister stellen. Mevrouw Nijhof zegt ook: we moeten boven op gezondheid zitten. Mijn bezwaar tegen de lelieteelt is een beetje dat er én veel middelen worden gebruikt — volgens mij valt daar weinig aan te sleutelen — én dat hij in mijn ogen bovendien niet heel erg essentieel is voor Nederland, hoeveel respect ik ook heb voor individuele telers. Als hij mogelijk zo'n grote impact heeft, zowel maatschappelijk als op de gezondheid van mensen, dan vind ik dat we de vraag moeten stellen of we dat op deze manier willen laten voortbestaan. Daarmee bedoel ik: zo dicht bij huizen, scholen en speeltuinen, zo vaak en zo veel spuiten en met zo veel onzekerheid bij omwonenden. Ik vind dat echt problematisch.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik deel het punt van de transparantie met mevrouw Podt. Als er een tweeminutendebat komt — daar ga ik wel van uit — kom ik daarover wellicht ook nog met een motie. Ik vind u aan onze zijde wat betreft monitoring. Het is gewoon niet helder wat voor en hoeveel middelen er exact gebruikt worden. Daarover hoop ik u te zijner tijd aan onze zijde te vinden. Ik kom er in mijn bijdrage nog uitgebreid op terug.
De voorzitter:
Is er bij mevrouw Podt behoefte aan een reactie?
Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij hoef ik daar niet zo veel aan toe te voegen. Ik deel de plannen van mevrouw Nijhof. Wellicht gaan we elkaar daarop vinden. Dat is altijd goed, toch?
De voorzitter:
U heeft een vervolginterruptie van mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Inmiddels voel ik een beetje de behoefte om wat tegendruk te geven. Ik ken namelijk ook een boel lelietelers die juist heel erg een proactieve houding opzoeken. By far het merendeel van de sector doet dat. Zij zijn proactief transparant over wat ze wanneer gaan spuiten. Maar er zijn ook telers die ertegenaan lopen dat het contact vanaf de kant van de omgeving niet altijd even soepel verloopt of dat ze bijvoorbeeld worden opgewacht. Het hoeft niet eens een middel te zijn waarmee ze gaan spuiten: soms worden ze opgewacht als ze aangeven dat ze op het land aan het werk gaan. Het gaat dus allemaal best stroef, maar er zitten heel veel goede intenties in die sector. Ik zou mevrouw Podt en mevrouw Nijhof op het hart willen drukken om de sector nadrukkelijk te betrekken in hun streven naar transparantie en te vragen hoe je dat op de beste manier doet. Zij hebben daar namelijk ruime ervaring mee. Dat zou ik niet onder de tafel willen schuiven.
Mevrouw Podt (D66):
Laat ik vooropstellen dat je moet ophouden met mensen thuis opzoeken. I don't care wie je bent, dat moet je gewoon niet doen. Volgens mij kunnen we het daar heel simpel over eens zijn. Ik denk dat mevrouw Vedder daar gelijk in heeft. Ik denk sowieso dat de meerderheid van de mensen, of dat nou lelietelers zijn of andere mensen, gewoon van goede wil is en dingen in goede harmonie wil oplossen. Dat kunnen we volgens mij alleen maar aanmoedigen. Als er initiatieven die kant op zijn, wie ben ik dan om daardoorheen te lopen?
Wat ik wel lastig vind — dat schetste ik ook een beetje in mijn bijdrage — is het volgende. Inherent aan de lelieteelt zijn de vele wisselingen van perceel. Dat is problematisch, want dat zorgt ervoor dat er relatief heel veel mensen mee te maken krijgen. Als je dan ook hele grote telers hebt, zoals de telers tegenover de mensen die ik bezocht hebt, krijg je daar op allerlei plekken mee te maken. Dus ook als het er maar één is, is de impact op de omgeving gigantisch groot. Volgens mij moeten we dat niet willen met elkaar.
De voorzitter:
Mevrouw Nijhof voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Heel kort nog even, voorzitter. Richting mijn buurvrouw zeg ik: laat vooropstaan dat mijn oproep om monitoring, waar ik straks op kom, ook vanuit de sector komt. Het is om de sector te ondersteunen en inderdaad niet om ze dwars te zitten. Wellicht vinden we u straks dus ook aan onze zijde.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, het staartje van mijn betoog. Ik had het over de motie over glyfosaat. Er lag nog een andere motie, ook van mijn voorganger, over stoppen met het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden. Ik heb dat altijd heel raar gevonden, want dat zijn de plekken waar wij ons drinkwater vandaan halen. Laten we dat alsjeblieft niet meer doen.
Voorzitter, ten slotte. Volgens mij is dit hele dossier een soort constante belangenafweging. Ik vind dat gezondheid en milieu eigenlijk standaard te weinig gewicht krijgen in die afweging. De bewoners waar ik mee sprak, vroegen zich af: als we hier over tien jaar op terugkijken, hebben we dan niet gewoon heel erg veel spijt? Ik wil er in ieder geval alles aan doen om dat te voorkomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt namens D66. Het woord is aan de heer Holman, van de fractie van Nieuw Sociaal Contract. U heeft het woord.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse land- en tuinbouw is eigenlijk top. Die doen het gewoon hartstikke goed. Toch hebben we er zorgen over of we voldoende en veilig voedsel hebben. We hebben er zorgen over of er in de nabije toekomst wel genoeg middelen beschikbaar zijn die hun werk doen en veilig zijn. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
We moeten de maatschappelijke onrust die er is wel handelen. We moeten wel een antwoord bedenken op de vraag: wat betekent het als de rechter uitspraken doet op basis van het voorzorgsprincipe? Hoe gaan we daarmee om?
Ik maak mij zorgen over de neurodegeneratieve stoffen en het effect op mensen. We hebben wetenschap. We doen onderzoek. We tonen aan wat de recepturen van één middel doen. Maar men komt steeds meer tot inzicht over de cumulatie van alle middelen die beschikbaar zijn. Men komt steeds meer tot het inzicht dat er veel meer diffuse bronnen zijn en dat de verspreiding van diffuse bronnen veel groter is dan tot nu toe gedacht. Als je test op de residuen van één gewasbeschermingsmiddel ... Het inzicht is nu al: als je er 10 hebt, heeft dat een versterkend effect, en als je er dan ook nog 20 hebt van pfas — we komen er nu achter dat die ook indringend zijn — en ook nog 20 van autoverontreiniging en industrie, dan heb je 50 keer een klein beetje. Dat zou weleens veel meer effect kunnen hebben dan je met elkaar denkt. Hoe kijken we daarnaar? Daar zou echt aandacht voor moeten zijn. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe serieus neemt de minister dit probleem?
De voorzitter:
Meneer Holman, dit leidt tot een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik dacht dat dit een natuurlijke pauze was voor een volgend puntje. Ik deel de zorgen van de heer Holman ten aanzien van die stoffen, die zo veel effect hebben op de ziektes die we allemaal kennen en allemaal vreselijk vinden. Ik herken ook zijn pleidooi over de accumulatie van middelen. Daarover hebben we hier met een aantal wetenschappers gezeten. Een van die wetenschappers heeft vervolgens aangedragen: je zou een soort voorzorgsfactor kunnen opnemen om ervoor te zorgen dat iedereen wat minder van die middelen gebruikt, zodat die optelling uiteindelijk niet leidt tot allerlei vreselijke dingen. Ik vroeg me af hoe de heer Holman daarnaar kijkt.
De heer Holman (NSC):
Dat is een interessante vraag. Een van de aanwezige wetenschappers zei: als we tien middelen bij elkaar moeten optellen, laten we dan alle normen 90% verlagen. Dat zou iets kunnen zijn. Dan benoem je het probleem wel, maar dan ontken je het probleem ook. In dezelfde rondetafel werd duidelijk dat het Ctgb zijn werk wel goed doet, maar dat wij als politiek misschien niet de goede opdracht hebben gegeven. Toen werd ook gezegd: wij toetsen ons beleid op basis van de EFSA, maar die toetst één keer in de tien jaar en die loopt toch wel achter op het wetenschappelijke onderzoek dat er plaatsvindt. De vraag is of al het wetenschappelijke onderzoek wel is meegenomen. Anticiperen we wel genoeg op zaken die in de toekomst kunnen gaan spelen?
De voorzitter:
U heeft ook nog een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het goed dat de heer Holman vragen stelt bij de huidige gang van zaken. Hij maakt zich zorgen. Dat lijkt mij een goed begin. Maar de heer Holman is heel goed in iets benoemen, maar dan niet met een oplossing komen. Als er politieke keuzes gemaakt moeten worden, waar staat NSC dan?
De heer Holman (NSC):
Die vraag wilde ik nog stellen aan de minister, maar dat kan ik dan nu doen. Je hebt drie mogelijke manieren om te handelen. Je kunt zeggen: wij houden ons strikt aan de normen die er zijn; als een middel voor negen jaar is goedgekeurd, dan mogen we dat middel de komende jaren dus onbeperkt gebruiken. Je kunt ook strikt zeggen: "Het mag niet. De lelieteelt moet verboden worden. We moeten in één keer stoppen met glyfosaat." Of de sector, de minister en de industrie kunnen zich maximaal inzetten om te proberen een aantal dingen uit te faseren, maar zodanig dat de landbouw door kan gaan en je teelten kunt houden. Dan doe je het maximale om zo goed mogelijk bezig te zijn, door met elkaar verantwoordelijkheid te nemen. Ik wil straks een voorbeeld noemen waarin dat niet gebeurt. De vraag aan de minister is dus: als je deze drie scenario's hebt, voor welk scenario kiest de minister dan?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben hier in de Kamer de afgelopen jaren moties aangenomen om glyfosaat op grasland, die gele velden, te verbieden. Hoe staat NSC daarin? Het gaat niet over teelten, maar over het doodspuiten van gras.
De heer Holman (NSC):
U kunt bijna vermoeden dat ik voor het middelste van de drie scenario's kies. Ik snap niet waarom een akkerbouwer, een aardappelteler, standaard al zijn land dood moet spuiten met glyfosaat. Glyfosaat werkt bijvoorbeeld heel goed als je grasland hebt met veel kweek. Het is heel goed voor wortelbestrijding bij onkruid, want daar zijn bijna geen andere middelen voor. Maar je moet niet altijd een groenbemester willen. Als men in een teeltvoorschrift of in een convenant met elkaar de verantwoordelijkheid neemt om glyfosaat bijvoorbeeld de komende jaren 90% minder te gaan gebruiken en alleen nog daar waar het noodzakelijk is, zou ik dat een gewenste ontwikkeling vinden. Daarmee drijf je de teler niet zodanig in het nauw dat hij niet meer uit de voeten kan, maar krijg je toch een forse verbetering. Daarmee neem je ook je verantwoordelijkheid.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog, maar niet voordat het lid Kostić u nog heeft geïnterrumpeerd.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor mooie woorden van NSC, maar ik heb toch een beetje een déjà vu, want we zijn hier al decennia mee bezig en het lijkt alsof we nu weer de economische belangen van de agrariërs vooropstellen. Er zijn alternatieven; biologische boeren laten dat zien. Het is dus niet zo dat er geen alternatieven zijn. Er ligt een aangenomen motie die verzoekt om het gebruik van glyfosaat per direct te stoppen. Ik vraag NSC om meer mee te denken over hoe we zo veel mogelijk middelen zo snel mogelijk uit de markt kunnen halen, in plaats van steeds na te denken over hoe de achterhoede mee kan komen.
De heer Holman (NSC):
Ik ga daar gedeeltelijk met u in mee, maar als u die vraag aan de minister stelt, dan zal zij antwoorden dat het nu wettelijk niet mogelijk is om glyfosaat te verbieden. Aan de andere kant noem ik, bij de keuze tussen de drie scenario's, altijd het netste scenario. Er kan ook wetenschappelijk bewijs komen voor een relatie tussen glyfosaat en bijvoorbeeld parkinson. De vorige minister heeft gezegd: als dat aan de orde is, stop ik onmiddellijk het gebruik van glyfosaat. Dat moet je ook niet willen. Mijn pleidooi is en blijft: ga voor de maximale verantwoordelijkheid en het maximaal terugdringen van middelen, in samenspraak met de drie sectoren.
De voorzitter:
Het lid Kostić voor haar laatste interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Maar dat is toch precies de omgekeerde wereld: wachten tot het laatste onderzoek naar glyfosaat honderd procent bewijst dat het schadelijk is, terwijl we meerdere onderzoeken hebben, onder andere onderzoek van de Gezondheidsraad en buitenlandse onderzoeken, die zeggen dat het gewoon schadelijk is; dat de kans groot is? Dan begrijp ik gewoon niet dat NSC nog minstens vijf jaar wil wachten en al die mensen thuis die zich zorgen maken over hun kinderen in de steek laat. Ik vraag nogmaals aan NSC om hierin met ons mee te denken en in ieder geval glyfosaat, zoals meerdere aangenomen moties hebben gezegd, te verbieden. We kunnen altijd samen kijken naar de juridische mogelijkheden.
De heer Holman (NSC):
Het is zonde dat mevrouw Kostić haar vraag weer aan mij stelt, want ze krijgt hetzelfde antwoord. Ik ben volgens mij hartstikke duidelijk geweest. Ik wil wel bepaalde dingen mogelijk maken, maar wel maximaal inzetten. En ja, glyfosaat moet je niet willen. Als je boer bent en verantwoordelijkheidsgevoel hebt, dan moet je het gebruik van glyfosaat tot een minimum beperken. In mijn vorige leven, toen ik nog boer was, hadden we PlanetProof, waarbij je glyfosaat gewoon niet mag gebruiken. Daarin zou je, als het bedrijfsleven zijn verantwoordelijkheid neemt, behoorlijke stappen kunnen maken in de vorm van teeltvoorschriften en leveringsvoorwaarden. Daar kom ik zo nog even op terug.
De voorzitter:
En nu heeft u daarvoor de gelegenheid. Vervolgt u uw betoog.
De heer Holman (NSC):
Goed. De case McDonald's. Als u patat eet bij McDonald's, dan betaalt u ongeveer €3,25 voor een portie patat. Daar zit 200 gram aardappelen in. Er zit voor ongeveer €0,05 aardappelen in een portie patat van €3,25. Maar wist u dat die aardappel die gegeten wordt minimaal twintig keer bespoten is in één seizoen? Gaat McDonald's dat aan u als burger vertellen? Wist u dat het ras met de cynische naam "innovator", dat meestal gebruikt wordt, het meest vervuilende ras is? En wist u dat de sector geen afspraken kan maken met McDonald's om naar een veel duurzamer concept van friet te gaan? Als McDonald's zijn verantwoordelijkheid zou nemen en de boeren €0,05 of €0,10 per kilo meer zou betalen, dan gaat de kostprijs van de aardappel in een portie friet van €0,05 naar €0,06 of €0,07. Hoe simpel is het? Als McDonald's — dan kom ik bij mevrouw Kostić — voorschrijft dat er op het land waar aardappelen voor McDonald's geteeld worden, twee jaar daaraan voorafgaand geen glyfosaat gebruikt mag worden, dan wordt er geen glyfosaat gebruikt. Hetzelfde geldt voor een bedrijf als Cosun of welk ander bedrijf dan ook. Maar het geldt ook voor de supermarkten. Als Albert Heijn of zijn collega's voorschrijven waaraan het product dat zij in het schap leggen, moet voldoen, dan gebeurt dat gewoon. Ik zie toch een vorm van niet echt de verantwoordelijkheid nemen die wij wenselijk vinden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Maar meneer Holman, daar zijn wij toch voor als overheid? Wij zitten hier toch juist om grenzen te stellen aan kapitalisme, aan de uitwassen van zo'n ondernemer als McDonald's, die gewoon voor winstmaximalisatie gaat? Dat is toch wat we hier moeten doen?
De heer Holman (NSC):
Ja, dan is even de vraag: hoe maken we deze samenleving en wat kunnen wij als politiek regelen? Ik geloof meer in de motivatie van mensen en het nemen van verantwoordelijkheid door telers. Wij gaan niet het hele bedrijfsleven vol in het gareel krijgen als het gaat om wenselijk gedrag. De consument weet niet wat er gebeurt en de producent en de verkoper van producten zullen verantwoordelijkheidsgevoel moeten hebben voor datgene wat zij verkopen. Als de supermarkten op het gebied van gezondheid, gewasbeschermingsmiddelen en duurzaamheid echt verantwoordelijkheid nemen, dan moeten ze ervoor durven te kiezen om bepaalde producten niet in het schap te leggen. Voor mijn part ga je zeggen: bepaalde producten doen wij onder strikte voorwaarden of biologisch, omdat wij dat verantwoord vinden om te kopen. Wat niet verantwoord is, moet je dan gewoon niet aanbieden. Nogmaals, de simpelste stap is als dat gebeurt. En hoe — die vraag moet ik dan straks maar aan mevrouw Bromet stellen — denkt u dan door wettelijke maatregelen invloed te kunnen hebben op het gedrag van McDonald's? Ik daag u uit om daar straks in uw betoog iets over te zeggen.
De voorzitter:
Dat gaan we straks vast horen, maar niet voordat we meneer Grinwis de gelegenheid geven voor zijn interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een goed punt van de heer Holman. Er is niet alleen vanuit gewasbeschermingsperspectief het nodige aan te merken op de innovator, maar ook vanuit stikstofperspectief. Het is een aardappelras dat veel kunstmest, veel mest vraagt en ook veel stikstofresidu via de bladresten op het land achterlaat. Ik weet dat de sector hier al een paar jaar mee bezig is. Veel boeren willen best overstappen op een andere lekkere frietaardappel, maar dan moet McDonald's om. McDonald's is geen Nederlands bedrijf. Hoe wil de heer Holman McDonald's dan zover krijgen dat we in ons land een stabiele, andere frietaardappel mogen gaan telen voor die lekkere frietjes?
De heer Holman (NSC):
Dat is een goede vraag. U zou zo meteen aan mevrouw Bromet kunnen vragen hoe ze dat wil doen, want zij heeft daar een antwoord op. We kunnen als politiek en als sector, denk ik, gewoon maximaal druk uitoefenen op een dergelijk bedrijf en aan de kaak stellen dat het maatschappelijk gezien niet verantwoord is dat een bedrijf zo opereert. Het is toch van de zotte dat alleen vanwege bakkwaliteit of dat je lange, rechte, mooie, witte frieten wilt hebben, lekker geel, je je daar niet om bekommert. Uw punt is terecht; ik heb ook al gehoord dat om die grote, mooie, lange, rechte aardappel te krijgen heel veel stikstof nodig is en dat de teelt qua nitraat het meest vervuilend is.
Wilt u zich er niet mee bemoeien, meneer de voorzitter?
De voorzitter:
Nee, ik krijg bijna honger van uw betoog, meneer Holman. U komt tot een afronding van uw beantwoording richting meneer Grinwis?
De heer Holman (NSC):
Als het een wens is van de telers, van de sector, om daar met het bedrijfsleven …We hebben ook een stuk of vijf producenten van friet en daar geldt hetzelfde voor. Ik zal geen namen noemen, want dan zijn er meer niet blij vandaag. Ook die kunnen hun verantwoordelijkheid nemen en ook teeltvoorschriften geven en leveringsvoorwaarden stellen. Als ik praat met BO Akkerbouw, met akkerbouwers, dat merk ik ook dat zij dat willen. Zij willen die kant op en hun verantwoordelijkheid nemen. Als wij als politiek daaraan kunnen bijdragen, mevrouw Bromet, graag. Ik hoor de suggesties straks, maar zeker, het bedrijfsleven zal het gewoon moeten doen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Holman (NSC):
Ik ben bijna bij een afronding, voorzitter. Dit zijn wel de twee punten. O ja, nog één ding, namelijk de suggestie die tijdens de technische briefing over gewasbeschermingsmiddelen werd gedaan vanwege de onwenselijkheid van het voorzorgsprincipe dat telers in onzekerheid laat. In principe kan elke burger immers een rechtszaak aanspannen tegen een willekeurige boer, en die loopt het risico dat het fout gaat. Nu is het bij kort geding, maar de suggestie is om daar een keer een bodemprocedure over te laten voeren om echt eens te toetsen of het past binnen het wettelijk kader dat we nu hebben. De sector, het ministerie of wie dan ook zou dat moeten organiseren. Ik deel de zorg van mevrouw Podt. Er wonen 750.000 mensen op een afstand van 250 meter van landbouwgrond: heb oog voor de maatschappelijke zorgen en al die burgers. Verhalen over transparantie, over duidelijk zijn, over voorlichting zijn gewoon heel erg nodig, want anders gaat dit een vorm van geëscaleerde discussie worden. Over twee jaar hebben we alle problemen ten aanzien van mest en stikstof opgelost en hebben we geen discussie meer over de melkveehouderij. Dan is het volgende onderwerp dat je aan ziet komen toch de akkerbouw: intensieve teelt en gewasbeschermingsmiddelen en hoe je dat verantwoord kunt doen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Meneer Holman, ruimschoots binnen de tijd. Dank u wel voor uw medewerking. Mevrouw Vedder van het CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. We willen allemaal toe naar een land- en tuinbouw waarin gezond voedsel in een gezonde omgeving wordt geteeld door boeren, die daar een gezonde boterham mee kunnen verdienen. Een landbouw waar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk wordt verminderd, en daar waar ze nog wel nodig zijn met zo min mogelijk emissies. Boeren en tuinders hebben deze ambitie ook en ze hebben ook het vakmanschap om die ambitie te verwezenlijken. Door in te zetten op doelsturing kan die kennis en kunde het beste worden benut. Daarom hebben we in het begrotingsdebat met anderen ook een motie ingediend om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met doelsturing op het gebied van gewasbescherming. Ik zou graag van de minister willen weten of hierover al gesprekken zijn gevoerd met de sector en, zo ja, wat die hebben opgeleverd. Er zijn natuurlijk ook financiële middelen vanuit de sector, maar ook vanuit het Rijk, nodig om verder te komen met die benchmarking. Kan de minister aangeven hoeveel geld er vanuit het Rijk nodig is en wat zij doet om middelen beschikbaar te stellen om snel met benchmarking aan de slag te gaan? Kan zij ook toezeggen dat daar al in 2025 middelen voor beschikbaar zijn? Of is dat pas in 2026?
Voorzitter. Dan het Uitvoeringsprogramma gewasbescherming 2030. Daar staan ambitieuze doelen in, waar gemotiveerde sectoren mee aan de slag zijn. Dat maak ik alleen al op uit het feit dat ik van minstens tien kanten benaderd ben met dezelfde oproep: maak alstublieft capaciteit vrij voor coördinatie en ondersteuning, en geef zekerheid over budgetten. Als je het niet belangrijk vindt, dan stuur je zo'n mailtje niet; laat staan tien keer. Hoe kijkt de minister naar dit uitvoeringsprogramma? Is zij van plan zekerheid te geven door hier budget en capaciteit aan toe te wijzen? Hoe kijkt de minister naar de wens van de sector om te starten met een nieuw praktijkprogramma weerbaar telen?
Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over de nieuwe beleidsregel van het Ctgb om bij een terugkerend patroon van overschrijding qua oppervlaktewater in te grijpen. Die vind ik positief, want we willen allemaal naar schoon water toe. Maar we hebben ook ervaring met generiek ingrijpen. Het risico dat telers die de boel goed voor elkaar hebben daarmee de dupe worden van collega's voor wie dat niet geldt, is natuurlijk groot. Kan de minister aangeven hoe daar oog voor blijft? We hebben ook ervaring met het volgende. Als je generiek gaat sturen, bereik je uiteindelijk altijd een plateau wat betreft de effectiviteit daarvan. Dat is het moment waarop je eigenlijk moet overstappen naar een gebiedsgerichte maatwerkaanpak. NAJK, LTO en het bedrijfsleven zijn daarmee bezig. Die aanpak willen zij graag samen met de minister verder gaan brengen. Is zij daartoe bereid? Welke mogelijkheden ziet zij voor het aanstellen van een regisseur, voor het beschikbaar maken van een jaarlijks budget voor gebiedsprocessen en eventueel voor een subsidieregeling voor niet-productieve investeringen? Als we namelijk door blijven lopen op de generieke route, is mijn zorg echt dat we wel steeds strakker de knop aandraaien, maar niet effectief zijn en het verdienvermogen van boeren beschadigen.
Voorzitter. Weerbaar telen is belangrijk …
De voorzitter:
Mevrouw Vedder, voordat u verdergaat, heeft mevrouw Podt een interruptie.
Mevrouw Podt (D66):
Dit is niet zozeer een politieke interruptie, maar ik probeer gewoon even te begrijpen wat mevrouw Vedder nou bedoelt. Want aan de ene kant pleit ze voor doelsturing, maar aan de andere kant zegt ze ook dat het wel ingewikkeld wordt op het moment dat we gaan bekijken of het water echt wel schoon is — o, ik hoor "nee"; dan heb ik het overduidelijk verkeerd begrepen — want dan gaan we mensen daarop aanspreken en dan gaat het misschien wel mis. Ik snap gewoon niet waar die twee dingen bij elkaar komen. Want volgens mij zijn we het er allemaal over eens dat het heel belangrijk is dat ons water schoon blijft. Maar hoe moet dat in haar ogen dan wel gebeuren?
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank voor de vraag, want dan kan ik dit ook verduidelijken; dat is blijkbaar nodig. Dat doe ik graag. Mijn zorg zit juist in het volgende. Als wij met metingen constateren dat er ergens een terugkerend patroon van overschrijding is, dan wil je dat aanpakken. Tot nu toe doen we dat met generiek beleid: we rollen de maatregel over het hele land uit, en voor alle sectoren op dezelfde manier. Dan hopen we dat dit genoeg gaat helpen voor de plekken waar de problemen zijn. Maar heel vaak komen we dan tot de conclusie dat dat niet het geval is. Dan blijven we de knop strakker, strakker en strakker aandraaien, waardoor we in het gebied met het probleem uiteindelijk niet de stappen zetten die gezet moeten worden, terwijl we in de rest van het land dingen doen die eigenlijk helemaal niet nodig waren geweest. Daar sluit doelsturing dus juist op aan. Dan kan je gaan kijken in de gebieden waar een overtreding plaatsvindt en waar het niet goed gaat op gebiedsgericht niveau, of misschien wel op bedrijfsniveau. Dan kun je zeggen: "Jongens, hier hebben we een klus te klaren. Wat hebben we ervoor nodig om wél effectieve stappen te kunnen zetten?" Je moet namelijk naar die doelen toewerken. Het grijpt dus juist in elkaar.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter. Ik wilde nog iets zeggen over weerbaar telen. We krijgen steeds meer te maken met ziekte, plagen en volatielere weersomstandigheden. Collega Kostić had het net over de biologische teelten, maar afgelopen jaar zijn de biologische aardappelen en uien vanwege de weersomstandigheden massaal mislukt. Zo makkelijk is het dus lang niet altijd. Je wilt ten eerste beginnen met weerbare rassen, met een — zo zal ik het maar noemen — goed afweersysteem, en met een medicijnkast die de middelen bevat die je kunt inzetten op het moment dat dat nodig is, namelijk op het moment dat het misgaat. Wat betreft weerbare rassen zou ik de minister graag willen vragen hoe zij kijkt naar CRISPR-Cas9. Ziet zij al ruimte in Brussel? Is er beweging op dat vlak? Of moeten we over een paar jaar concluderen dat Europa door de rest van de wereld is ingehaald? Dat is namelijk een beetje mijn zorg. Mijn zorg is vooral dat onze zaadveredelaars dan het nakijken hebben.
Ik heb ook zorgen over resistentie. Andere collega's hadden het daar ook al over. Hoe smaller we het pakket van beschikbare middelen maken, hoe groter de kans dat ziektes de resistente genen doorbreken. Dan hebben we echt een groot probleem.
Dan wil ik ook nog even aansluiten op het pleidooi richting de afnemers en de consumenten. Want verduurzamen is niet alleen een verantwoordelijkheid van onze boeren en telers, maar ook van de consumenten en van de afnemers. Als je een plekje of vlekje hebt, hoef je niet direct in de prullenbak: dat doen we niet met mensen, dus dat zouden we ook niet met groente, fruit en bloemen moeten doen. Ik vind de enthousiaste studenten van de HAS green academy een mooi voorbeeld hiervan. Die zijn bezig met chemievrije chrysanten. Omdat die chemievrij zijn, hebben die lichtere bloemen; die zijn niet te vermarkten. Maar men krijgt dan ondertussen te horen dat telers allemaal gifspuiters zijn. Zij zitten in die spagaat en balen daarvan. Daar balen ze terecht van. Ik wil de minister graag vragen welke mogelijkheden zij ziet om ook afnemers en consumenten hun verantwoordelijkheid te laten nemen om bloemen, fruit en groente met een plekje of een vlekje toe te staan en om de gewasbescherming te verduurzamen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vedder. Ik zag een interruptie van de heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ja. Mevrouw Kostić en mevrouw Bromet hebben de vragen bijna op, dus dan zal ik die maar even stellen. Deze vraag is mij net gesteld: hoe ziet mevrouw Vedder dan de verantwoordelijkheid van de partijen in de sector? Hoe kom je tot de verantwoordelijkheid van de industrie, de supermarkten? Wat is de rol van de overheid en wat is de rol van de sector? Oftewel, hoe ga je een proactief beleid voeren dat leidt tot een versneld resultaat?
De voorzitter:
Meneer Holman, voordat ik het woord geef voor het antwoord, collega Kostić wenst met "lid" aangesproken te worden. Wilt u daarop letten? Mevrouw Vedder, voor uw antwoord.
Mevrouw Vedder (CDA):
Daar zou een landbouwakkoord nou een goed idee in zijn ... Dat hebben we niet meer, maar ik zou toch wel pleiten voor een tweede poging. Want ik ben ook kritisch op hoe onze maatschappij in elkaar zit, op doorgeschoten marktwerking en hoe rendementsdenken verduurzaming continu in de weg staat. Sterker nog, ik word daar zo langzamerhand een beetje flauw van. We leggen de bal wel neer bij boer en teler; die moeten die stappen gaan zetten. Maar degenen die echt aan de knoppen kunnen draaien, zijn de afnemers en de inkopers. Aan de onderhandelingstafel, waar ik nog aan heb gezeten in een vorig leven, heb ik me altijd toch wel een beetje geërgerd aan hoe daar achterover wordt geleund. Ik verwacht veel meer verantwoordelijkheid in die partijen, maar ik besef ook dat wij maar weinig middelen hebben om vanuit de politiek mensen daartoe te dwingen. En dan komt dus zo'n landbouwakkoord om de hoek kijken, waarin je met elkaar, overheid, de primaire sector en afnemer/inkoper, beslist dat je bepaalde doelen echt wil bereiken en dat je ieder daarin je verantwoordelijkheid neemt.
De voorzitter:
Dat was afdoende voor de heer Holman. Dank u wel, mevrouw Vedder. Mevrouw Nijhof-Leeuw namens de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. De PVV vindt het van belang dat er bij gebruik van gewasbescherming geen risico's voor mens, dier en bodem zijn. Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk werkbare alternatieven komen voor chemische bestrijdingsmiddelen. Echter, zonder alternatieven kunnen we de chemische middelen niet uitsluiten voor gebruik, want onze voedselproductie en voedselzekerheid zijn anders niet te waarborgen. Daarnaast moeten we ons realiseren dat de Europese regelgeving voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen tot de strengste ter wereld behoort. De actieve stof wordt pas goedgekeurd door de Europese Commissie na een zeer strenge en uitvoerige wetenschappelijke beoordeling, die moet verzekeren dat de stof veilig is voor gebruik. Om de gezondheidsrisico's tot een absoluut minimum te brengen, hanteert het Ctgb binnen Nederland een worstcasescenario waarbij een factor 100 boven op de EC-beoordeling wordt gehanteerd. De risico's bij bijvoorbeeld slechtere naleving van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden daarmee dan ook volledig afgedekt. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat het gewasbeschermingsmiddelengebruik in Nederland voldoet aan uiterst strenge gestelde eisen. Een gezonde bodem en goede waterkwaliteit zijn voor de PVV belangrijk voor de volksgezondheid, met een landbouw die binnen de regels voor eten op ons bord kan blijven zorgen. Het is essentieel voor de haalbaarheid, betaalbaarheid en continuïteit van het voedsel. Nederland is koploper in de wereld op het gebied van efficiëntie en intensievelandbouwproductie. Dit gaat in samenhang met gewasbeschermingsgebruik, regelgeving en verduurzaming. In Nederland realiseren de telers met een zeer lage input van gewasbeschermingsmiddelen een zeer hoge output. Wereldwijd wordt er naar Nederland gekeken als voorbeeld. Laten we dit koesteren.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het lijkt wel alsof ik naar een reclamefolder van Bayer zit te luisteren in plaats van naar een politieke partij die zegt haar burgers te willen beschermen tegen gezondheidsrisico's. De PVV was altijd een partner voor partijen die gif wilden verbieden, want we kregen altijd steun van de PVV. Het lijkt er nu op alsof er een andere wind is gaan waaien bij de PVV, nu al die reclamepraat gereproduceerd wordt hier. We hebben in vorige jaren gedebatteerd over de kersenteelt. Gisteren is gebleken dat 75% van de kersentelers zijn gif gewoon niet gebruikt volgens de voorschriften. Ook in de rondetafel werd bekend dat die voorschriften helemaal niet nageleefd worden. Hoe kun je nou zo'n reclamepraatje houden over bestrijdingsmiddelen in Nederland?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Nou, ik weet niet waar ze mijn "reclamepraat" vandaan haalt. Het zijn gewoon echt de feiten van hoe hier in Nederland de beoordeling van de gewasbescherming tot stand komt. En als we naar de kersenteelt kijken, dan klopt het inderdaad dat daar de naleving nog verbeterd kan worden; absoluut. Dat hebben we ook gezien in dat rapport. Wat wel opvalt, is dat het overgrote deel van de grote telers niet gecontroleerd is. De twintig grootste telers vertegenwoordigen gezamenlijk namelijk 50% van het areaal. Daar doelen die opmerkingen op. Daarnaast denk ik dat we in gesprek moeten met de sector, want dit moet inderdaad beter als die sector producten in Nederland op de markt wil kunnen blijven brengen, zodat we niet producten als kersen uit Griekenland, waar veel meer middelen overheen gaan, als enige keuze in het schap hebben.
Voorzitter. Met uw goedvinden ga ik verder met mijn betoog.
Ondanks dat zien wij dat de gewasbeschermingsmiddelen onder grote druk staan. Een voorbeeld: de klachten die in verband worden gebracht met het middel glyfosaat; mijn voorgangers hadden het daar ook al over. Wanneer een gewasbeschermingsmiddel bewezen klachten veroorzaakt, moeten we dit serieus nemen en zal onderzocht moeten worden welke bron deze klachten veroorzaakt. In het geval van glyfosaat worden de klachten altijd in verband gebracht met landbouw, waar het ook inderdaad als gewasbeschermingsmiddel gebruikt wordt om de gewassen te beschermen tegen onkruid. Als we echter kijken naar de belasting van het oppervlaktewater naar herkomst in 2022 volgens het CBS, de meest recente data, dan zien we dat de landbouwsector voor slechts 7% verantwoordelijk is voor het glyfosaat in het oppervlaktewater; de overige 93% komt uit riool- en waterzuivering. Ik wil niet bagatelliseren dat het belangrijk is dat we naar het gebruik kijken bij de landbouwsector, maar ik zou van de minister willen weten of zij hiervan op de hoogte is. Er wordt aan de hand van glyfosaat vaak gesproken over neurologische klachten, ook door mijn buurman twee stoelen verder. In dat licht vinden wij het ontzettend belangrijk dat ook de herkomst van die 93% in kaart wordt gebracht. Ik zou de minister willen vragen of ze bereid is om met haar collega van IenW, die een paar stoelen verder zit, hierover in gesprek te gaan. Wij moeten inderdaad de gezondheid borgen en niet alleen bij landbouw. Kijk ook verder.
Voorzitter. Wij zien ook een belangrijk verbeterpunt — daar had ik het net al even in mijn interruptie met mevrouw Podt over — als het gaat om de actuele data van de hoeveelheid gebruikte gewasbeschermingsmiddelen. Keuzes worden mede gemaakt op basis van cijfers van het CBS, als een betrouwbare databron. Voor het overgrote deel worden actuele data gepubliceerd. Echter, de hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen in de sector worden bepaald door middel van een enquête. Bij kleine sectoren is de kans dat een enkele teler de enquête krijgt, in moet vullen of in gaat vullen … Ze doen het ook niet allemaal. Als het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onder druk staat, dan ga je niet helemaal aan de onderkant zitten. Dan denk je: nou, ik doe iets hoger, want we moeten toch wel minderen. Dus je krijgt dan eigenlijk een heel vertekend beeld. Is de minister het met de PVV eens dat er een degelijke monitoring moet komen voor gewasbeschermingsmiddelen, zodat we op basis van feiten keuzes kunnen maken? Wij vinden dan wel dat we, totdat er een goede monitoring is, op het gebied van landbouw geen onomkeerbare besluiten zouden moeten nemen, om onze voedselproductie en voedselzekerheid te waarborgen.
Voorzitter. Tot zover mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nijhof-Leeuw. Het woord is … O, een interruptie van de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Inderdaad een andere toon dan de vorige woordvoerder. Ik heb een specifieke vraag over de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Die is destijds geamendeerd; in mijn ogen destructief geamendeerd. De PVV dreigde om voor die wet te stemmen. Gaan ze dat nu nog steeds doen of zou de PVV-fractie nu tegen deze wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden stemmen?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik heb wat extra uitleg nodig, want dat was voor mijn tijd; ik heb dat niet allemaal scherp. Anders ga ik nu antwoord geven, terwijl ik de hele motie of de amendementen niet gelezen heb.
De voorzitter:
Dat was een wet die ging over gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Door de Partij voor de Dieren is met een amendement een combinatie gemaakt met gewasbeschermingsmiddelen binnen de landbouw. Daar is een discussie over geweest en de vraag ligt voor hoe de Kamer dit verder gaat behandelen.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
De PVV is er zeker voor om gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw echt helemaal aan banden te leggen. In mijn optiek — misschien generaliseer ik dan — heeft men er daarbuiten veel minder verstand van en denkt men: nou, we gaan er wat royaal mee om, zodat het echt goed werkt. Dus in die zin willen we dat zeker doen. Maar, zoals mijn voorgangers ook al zeiden, op het moment dat nu we binnen de landbouw alles al op slot gaan zetten, hebben we wel een probleem met onze voedselzekerheid, en voedselzekerheid vindt de PVV ook belangrijk. Ja, we zullen naar minder moeten. Daarom willen we ook graag een versnelling op de toelating van groene middelen, zodat we de middelen die een probleem zijn, zo snel mogelijk voor gebruik uit kunnen bannen. Maar dan moet er wel een alternatief zijn. Dat zal de ChristenUnie waarschijnlijk ook met ons eens zijn.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u bent door uw interrupties heen. U bent ook wel van de boven-de-30-secondenregel. Ja, u bent er wel doorheen. Maar u heeft toch nog een eigen termijn. Het is ongetwijfeld mooi om daar nog iets in te vlechten. Het woord is aan mevrouw Vedder voor haar interruptie.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik hoor collega Nijhof vragen om meer transparantie over gebruikte middelen. Ik ben wel een beetje in verwarring. Ik was in de veronderstelling dat telers dat nu al via de UMR bij de gemeente doorgeven. Is dat dan niet voldoende voor mevrouw Nijhof?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik denk dat het belangrijk is dat er ook actuele, echte data zijn over de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen. Als we die willen reduceren, zullen we ook moeten weten hoeveel kilo er daadwerkelijk gebruikt wordt. Die data zijn er gewoon niet. Het CBS vermeldt — u kunt het zelf nakijken — dat deze data verkregen worden op basis van enquêtes. Dat vinden wij eigenlijk niet de juiste wijze, en dat hoor ik ook in de sector. Ik heb ook al wel in de wandelgangen gehoord dat daar al aan gewerkt wordt, maar wij vinden het belangrijk dat er ook monitoring komt, zodat je echt de actuele data hebt over de actuele kilo's. Op dit moment is dat niet inzichtelijk. Dat zeg ik niet als mevrouw Nijhof; dat heb ik mij door de sectoren laten vertellen en u kunt ook bij het CBS lezen hoe zij aan die data komen.
De voorzitter:
Dat was het. Het woord is aan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat vier van de vijf voorgaande sprekers hun eigen invloed en macht onderschatten, want zij leggen de verantwoordelijkheid bij de retail, bij de telers en bij de consumenten. Maar wij zijn hier als politiek om grenzen te stellen aan overmatig gebruik om zo onze burgers te beschermen. Als ik door Noord-Holland rij, dan zie ik heel veel platgespoten, gele velden, en ik krijg daar elke keer buikpijn van. Toen ik vorige week de kaart van Follow the Money zag van waar glyfosaat gebruikt wordt om die velden leeg te spuiten, bleek dat het in Noord-Holland eigenlijk helemaal niet zo slecht gesteld is, maar dat het in Brabant echt één grote gele vlakte is. Er zijn 108 grondwaterbeschermingsgebieden waar glyfosaat in zit. In de buurt van 96 beschermde Natura 2000-gebieden zit glyfosaat. In de buurt van 176 basisscholen zit glyfosaat en in de buurt van 500 speeltuinen zit ook glyfosaat. 700.000 Nederlanders wonen binnen 250 meter van een met glyfosaat bespoten akker. Glyfosaat zit overal. Het zit in ons huisstof, het zit in de lucht, en het zit hier waarschijnlijk ook. We ademen het in, maar we hebben er niet om gevraagd. Ík heb er in ieder geval niet om gevraagd. Ik vind het onacceptabel dat deze risico's genomen worden met mens, dier en milieu.
In de afgelopen jaren is er bijna elk jaar wel een motie over aangenomen in de Kamer. Ik vind het echt treurig dat de PVV nu een ander standpunt heeft, want we hebben de PVV altijd als steunpilaar gehad om glyfosaat te verbieden in bepaalde gebieden. Achtereenvolgende bewindspersonen hadden er geen zin in. Die talmden en draalden. Ook deze minister heeft weer een uitweg gevonden om wel iets op te sturen, maar met zo veel mitsen en maren — D66 stelt daar ook een vraag over — dat het de vraag is of het iets gaat helpen. Ik word daar echt moedeloos van.
Voorzitter. Een andere ergernis is de lelieteelt. Er wordt hier heel vaak gesproken over voedselzekerheid, maar lelies kun je niet eten.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Mijn interruptie gaat niet over de lelieteelt, maar over het verhaal daarvoor over glyfosaat. Mevrouw Nijhof had het erover dat 7% van het glyfosaat afkomstig is van de landbouw en 93% niet. Mevrouw Bromet heeft het erover dat glyfosaat overal zit. Waar komt volgens GroenLinks-Partij van de Arbeid dat glyfosaat vandaan waar we allemaal dan zo veel last van hebben, en wat doet dat met de bescherming van de burger?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Nijhof had het over het aandeel glyfosaat in water vanuit de landbouw. Ik heb het over glyfosaat overal. Als je ziet hoeveel grasland en gele vlaktes er zijn in Nederland, dan lijkt het me logisch. Als je ziet hoeveel kilo glyfosaat verspreid wordt, dan is het toch duidelijk dat de landbouw daar een heel belangrijk aandeel in heeft? Het is niet voor niks dat de landbouwliefhebbende partijen zo'n voorstander zijn van het gebruik, of in ieder geval het gebruik niet heel enthousiast willen afremmen. Dat is juist omdat het in de landbouw gebruikt wordt. Het gaat mij uiteindelijk niet om de bronnen; het gaat mij erom dat mensen er niet aan worden blootgesteld. Als er andere bronnen zijn, moeten die ook worden ingeperkt, maar wij zijn een milieupartij, dus als het gaat over pfas of glyfosaat uit andere bronnen, kun u ervan op aan dat in het debat over water en in het debat over ruimtelijke ordening mijn collega's dit punt ook zullen maken. Het is er niet om te doen de landbouw weg te zetten; het doel is om het gewoon uit te faseren, om het weg te hebben.
De heer Holman (NSC):
Is mevrouw Bromet van oordeel dat je glyfosaat helemaal moet uitbannen en verbieden? Hoe moet de minister dat dan gaan regelen in het voorstel van mevrouw Bromet? En is mevrouw Bromet ervoor om überhaupt helemaal te stoppen met de lelieteelt in Nederland?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Allereerst glyfosaat. Wij zijn met de commissie in Oostenrijk geweest. Oostenrijk heeft het gebruik van glyfosaat verboden. Ik zou dus zeggen: waarom zouden wij dat niet doen? Het gebruik bezorgt mensen enorm veel ergernis. Ik zat gisteren in de trein toen we langs zo'n geel gespoten veld reden. Willekeurige mensen achter mij zeiden: kijk, dat is glyfosaat; erg hè, erg hè? Het is gewoon écht een heel grote ergernis. Ik snap dat het voor het gebruiksgemak van boeren heel prettig is. Ik snap ook dat het voor Bayer heel prettig is. Maar wij hebben belangen te wegen en GroenLinks-PvdA weegt die belangen zo dat wij zeggen: het hoeft voor ons niet meer.
Dan over de lelieteelt. Er wordt hier altijd heel hoog van de toren geblazen over voedselzekerheid en dat als je een bepaald middel niet gebruikt, de voedselzekerheid in gevaar komt. Nou, als die voedselzekerheid zó op het punt staat om in gevaar te komen, zou ik zeggen dat we dan maar stoppen met de sierteelt. Ik zal straks in mijn bijdrage nog iets zeggen over de lelieteelt, waar zestien keer zo veel bestrijdingsmiddelen gebruikt worden als in andere teelten, die je wél kan eten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. In de microfoon.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De omwonenden van lelievelden moeten voor hun eigen rechten opkomen omdat de politiek niet levert. Zij moeten naar de rechter stappen omdat zij denken dat die bestrijdingsmiddelen grote risico's met zich meebrengen. De GGD onderstreept dat ook wel, door mensen naar binnen te sturen als er gespoten wordt. Het is ontzettend schadelijk, niet alleen voor de gezondheid van mensen maar ook voor de biodiversiteit, voor de waterkwaliteit en voor het milieu. Nederland is een klein land, waar ruimte schaars is. Waarom zouden we dan in hemelsnaam lelies telen als we voedsel moeten verbouwen, als we huizen moeten bouwen, als we de veehouderij moeten extensiveren? Waarom hebben wij lelies nodig, behalve voor een inkomen van een enkele boer? GroenLinks-PvdA vindt dat er scherpere keuzes gemaakt moeten worden en dat we kritisch moeten gaan kijken welke teelt we echt willen hebben in dit land. We vragen dan ook aan de minister of er mogelijkheden zijn om vervuilende, niet-biologische teelten te verbieden wanneer deze een onevenredige druk veroorzaken.
Voorzitter. Bij het rondetafelgesprek was het voor mij een eyeopener dat we ons wellicht meer moeten gaan richten op de toepassing in plaats van op de toelating alleen. Wij voeren het debat hier heel vaak over de toelating maar niet over de toepassing, terwijl er toch heel veel misgaat met de kersenteelt, zoals ik net al in mijn interruptie bij de PVV aangaf. Openheid van gebruiksgegevens om zo te kunnen sturen op de toepassing is echt nodig. Ik vraag aan de minister waarom er geen verplichte registratie van middelen komt, zodat we veel beter zicht krijgen op de toepassing van die middelen en we kunnen sturen op vermindering van het gebruik. Ten tweede zouden risicomiddelen eigenlijk alleen gebruikt moeten worden op receptuur bij een zeer ernstige plaag. Ziet de minister daar mogelijkheden voor?
Voorzitter. We vinden ook dat het toelatingsbeleid van het Ctgb veel strenger moet. Daar heb ik twee concrete punten over. Ten eerste moeten we veel meer rekening houden met de stapeling van stoffen en de combinatie-effecten daarvan. Zo worden nu bijvoorbeeld vaak meerdere middelen met dezelfde werkzame stof toegelaten. Kan de minister het Ctgb vragen om in kaart te brengen welke toegestane middelen per teelt dezelfde werkzame stoffen bevatten en vervolgens in het gebruiksvoorschrift van die middelen opnemen dat stapeling van die middelen verboden is?
Ten tweede wordt er op dit moment bij de toelating van stoffen veel te weinig rekening gehouden met de impact op de waterkwaliteit. Gaat de minister ervoor zorgen dat het Ctgb de bestaande toelatingen gaat herzien van alle middelen waarvan de toegelaten stoffen de normen in de Kaderrichtlijn Water structureel overschrijden?
Ben ik door mijn tijd heen? Dat is niet zo, begrijp ik. Dan doe ik nog een punt. Even kijken. De Wet gewasbeschermingsmiddelen — hij kwam net al even langs — moet regelen dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw wordt verminderd. Deze wet wordt nu al bijna vier jaar getraineerd, net als al het andere beleid waar de Kamer om gevraagd heeft. Nadat de amendementen van mij en van de Partij voor de Dieren om de wet verder aan te scherpen zijn aangenomen, is er echt alles geprobeerd om dit weer terug te draaien.
De voorzitter:
Nog een korte vraag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De vraag aan de staatssecretaris: wat gaan we daar nou mee doen?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis, die in verband met verplichtingen elders hier in het gebouw ons straks moet verlaten. Vandaar dat hij nu eerst het woord voert, nog voor de andere fracties.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik dank de voorzitter en ik dank mijn collega's voor de coulance.
Voorzitter. Bij een debat over gewasbeschermingsmiddelen, zoals vandaag, onthult het door partijen gehanteerde begrip vaak direct de politieke richting, vaak met een stevige lading. Zijn het nou plantmedicijnen, gewasbeschermingsmiddelen, bestrijdingsmiddelen of landbouwgif? Wat mij betreft zijn ze het allemaal, drukt elk begrip een aspect van de veelzijdige werkelijkheid uit en verdient elk aspect betrokken en nuchtere aandacht, zowel als het gaat om toelating en toepassing als handhaving. Is de minister dat met de ChristenUnie eens?
Voorzitter. De akkerbouwsector, inclusief de vollegrondsgroenteteelt, staat op een kruispunt. Aan de ene kant zien we helaas dat de afname en reductie van werkzame stoffen in het water stabiliseren. Aan de andere kant worstelt de akkerbouw met grote en hardnekkige uitbraken van bijvoorbeeld phytophthora in de aardappelen en valse meeldauw in bijvoorbeeld de uienteelt. Het is hardnekkig, want we zien dat de resistentie in met veel moeite veredelde aardappelrassen, noodzakelijk voor de biologische landbouw, vaak is doorbroken. Weg tien jaar hartstochtelijke veredelingsarbeid. Omgevingsfactoren als vochtige weersomstandigheden, niet los te zien van klimaatverandering, zijn medeveroorzaker. De akkerbouw zit ondertussen met de handen in het haar. Voor bestrijding van allerlei ziekten en plagen is de boer namelijk afhankelijk van steeds minder toegelaten middelen. Hierdoor wordt er meer en vaker gespoten met minder effectieve middelen. Hoe speelt de minister in op deze veranderende omstandigheden in haar beleid en in haar vragen aan het Ctgb?
Zo'n beetje de helft van het middelengebruik in de akkerbouw is ter bestrijding van de aardappelziekte phytophthora. Vorig jaar moesten aardappeltelers soms wel vijftien tot twintig keer spuiten vanwege de hoge ziektedruk. Bovendien is men hierdoor genoodzaakt meerdere middelen tegelijk te spuiten, ook wel cocktails genoemd. Waarom wordt er in de risicobeoordeling van het Ctgb eigenlijk geen rekening gehouden met de ecologische en medische effecten van veelvoorkomende cocktails? Ook denk ik aan de teelt van gezonde en vaak oer-Hollandse vollegrondsgroente als ijsbergsla. We kregen als commissie gisteren nog een duidelijke petitie van Nederlandse groentetelers met de titel "De sla raakt op". Dat is terecht, want nu is een leeg schap omdat er geen spinazie is, nog een uitzondering. Straks, vooral vanaf '26, zal dat veel vaker voorkomen, want een middel als mancozeb is al verboden en Movento is niet meer te koop en mag nog een klein jaartje worden gebruikt. En dan? Hoe bestrijden we dan de witte vlieg, andere beestjes en tal van schimmels in vooral de vollegrondsgroenteteelt?
Voorzitter. Een aantal collega's hier weet dat ik een paar jaar terug al aandacht heb gevraagd voor dit issue met het pleidooi om de teelt van de oer-Hollandse spruit toch mogelijk te houden in ons land. Want u weet: de spruit is de favoriete groente van de ChristenUnie. Er gaat immers niets boven spruitjeslucht! Alle gekheid op een stokje, deze groenten zijn heel moeilijk biologisch te telen. Het kan wel, maar het is heel moeilijk. Sterker, het is geprobeerd met biologische spruiten in de supermarkt, maar omdat consumenten die lieten liggen, zijn supermarkten daar weer mee gestopt. Dat sluit aan bij het schoonheidsideaaldebatje dat ik met collega Flach had.
Wanneer wordt mijn motie inzake het fonds kleine teelten van enkele jaren terug echt helemaal uitgevoerd? Ziet de minister mogelijkheden om de toelating van kleine toepassingen, afgekort NLKUG, te versnellen? Is de minister bereid afspraken te maken met supermarkten? Er liggen nu al behoorlijk wat Poolse peren en Italiaanse appels in Nederlandse schappen en straks waarschijnlijk ook steeds meer groenten uit Afrikaanse landen. En geen haan lijkt te kraaien naar wat er op deze groenten allemaal aan middelen is gespoten. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik ben natuurlijk heel enthousiast omdat ik een mede-KUG-fan gevonden heb, want ook ik vind dat dat versneld moet worden. Vindt de heer Grinwis ook dat we een keer zouden moeten kijken naar het maximale areaal van een teelt om onder de KUG te mogen vallen aangezien er nu teelten buiten de boot dreigen te vallen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat vind ik een goede. Daar had ik zelf nog niet zo heel erg over nagedacht. Je ziet de teelt van oer-Hollandse groenten snel afnemen. Het aantal telers neemt nog harder af. Dat gaat gewoon niet goed. Een KUG-procedure — een snelle procedure — duurt op dit moment in Nederland niet een of twee dagen maar twaalf maanden. Dat is dus geen snelle procedure. Alles wat kan bijdragen aan een snellere procedure en aan het bevorderen van het behoud van de oer-Hollandse vollegrondsgroenteteelt, juich ik toe.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Over het gebruik van glyfosaat in de landbouw zijn in het verleden al genoeg discussies gevoerd. Het resultaat ligt klaar op het ministerie: een wijzigingsvoorstel op de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden waarin geregeld is dat de inzet van alternatieven voor glyfosaat verplicht wordt bij het resetten van groenbemesters en vanggewassen, dus geen verbod maar een verplichting voor alternatieve toepassingen. De WUR heeft recentelijk nogmaals aangetoond dat het gebruik van glyfosaat in veel gevallen niet noodzakelijk is. De minister heeft dit voorstel naar de Raad van State gestuurd. Wanneer is dat eigenlijk gebeurd, van de zomer al of net pas?
Er zit nog een addertje onder het gras bij de door de minister gestelde randvoorwaarden, las ik in de brief. De impact van alternatieven voor glyfosaat op het klimaat is namelijk per definitie groter. De boer zal immers groenbemesters moeten klepelen, eggen en/of onderploegen. Dat betekent vanzelfsprekend meer gebruik van gasolie. Dat is dus minder goed voor het klimaat. Wat houden de randvoorwaarden nou concreet in? Wat wil de minister nu echt? Wat mij betreft hangt zij snel het besluit voor aan de Kamer, zodat wij het erover kunnen hebben en het verantwoord kunnen doorvoeren. Ik heb het al eerder gezegd: een boer spuit niet voor zijn lol.
De heer Holman (NSC):
Ik wil graag dezelfde vraag stellen die u aan de minister stelt, namelijk: wat vindt u zelf? Wat is volgens u het gewenste resultaat en hoe komen we daartoe? Uw vraag heeft immers de ondertoon: dit is niet genoeg, minister; wat vindt u daarvan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De discussie over glyfosaat is er een met een hele lange baard. We hebben het er al heel vaak over gehad. Er zijn adviezen ingewonnen. Er is in Europa een strijd geweest om het al dan niet weer tien jaar toe te laten. Het is toegelaten. Alleen, er is wel een soort consensus over dat het gebruik kan worden teruggedrongen, met name voor het resetten van grasland en het doodspuiten van groenbemesters. Ikzelf kom als zoon van een akkerbouwer uit de akkerbouwwereld en ik weet dat groenbemesters heel goed op een alternatieve wijze zijn onder te werken. Natuurlijk heb je altijd uitzonderingen, bijvoorbeeld bij nat weer en zo, maar laten we de uitzondering nu niet dominant maken. Laten we ons even op de hoofdlijn richten. De hoofdlijn is uiteindelijk goed door de voorganger van deze minister ingezet door een besluit voor te bereiden met een aantal verplichtingen om op een andere wijze om te gaan met het resetten van grasland en het doodspuiten van groenbemesters. Dat ligt nu bij de Raad van State. Dat lijkt mij ook een goede lijn. Dus ik ben in principe voorstander van het besluit dat door de vorige minister is voorbereid en dat na uitgebreid overleg met de Kamer tot stand is gekomen. Dat lijkt me uiteindelijk een goede, evenwichtige benadering. Het is namelijk geen totaalverbod, want sorry, voor hardnekkige wortelonkruiden heb je Roundup nodig, maar het gebruik van glyfosaat wordt wel zo veel mogelijk teruggedrongen.
De voorzitter:
U heeft uw punt richting mevrouw Nijhof toch nog kunnen maken. U vervolgt uw betoog.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, dat ging natuurlijk nog over die andere wet, maar prima, ik ga verder met mijn betoog.
Ik heb het eerder gezegd: een boer spuit niet voor de lol. Onder de huidige omstandigheden gaat de boer alleen maar meer uren doorbrengen in zijn spuitmachine, wat logischerwijs invloed heeft op het beeld van mensen en sociale spanningen teweeg kan brengen. De ChristenUnie ziet kansen in geïntegreerde gewasbescherming, in technische termen ook wel Integrated Crop Management genoemd. Deze benadering, gericht op gezonde bodem en plant, met als laatste stap chemische middelen heeft potentieel. Na één keer niezen nemen wij toch ook niet meteen een paracetamol? Uit de pilot van BO Akkerbouw blijkt dat via deze methode 50% reductie van de impact van chemische gewasbescherming mogelijk is. Ik heb nog een paar vragen. Heb ik daar nog de tijd voor? Hoe gaat de minister het beschikbare budget voor innovatie gericht uitgeven? En in hoeverre was de subsidieregeling geïntegreerde gewasbescherming succesvol? Is de minister voornemens deze subsidie opnieuw open te stellen?
Ik zal de andere vragen laten liggen, voorzitter. De laatste vraag in mijn termijn is aan de staatssecretaris van IenW. Is hij bereid om de wet, waarop destructief is geadviseerd, in te trekken en een nieuwe wet in te dienen bij de Kamer?
De voorzitter:
U doet uw reputatie weer eer aan, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, sorry. Maar dank, voorzitter.
De voorzitter:
Succes met uw andere activiteiten hier. Het beste gewenst. Dat worden overigens, denk ik, frietjes met spruitjes straks in de schorsing. De heer Pierik met zijn bijdrage namens de BoerBurgerBeweging.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Sommige mensen denken dat boeren zomaar even zonder gewasbeschermingsmiddelen kunnen. Laat ik hen uit de droom helpen: net als de mens een medicijnenkastje heeft en bij de apotheek medicijnen haalt om een ziekte of een aandoening te bestrijden, zo kan de boer gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Medicijnen gebruik je als je ze nodig hebt. Zo doet een boer dat ook: hij gebruikt alleen gewasbeschermingsmiddelen als hij het voor zijn gewassen nodig heeft.
De laatste grote Europese hongersnood in vredestijd was 180 jaar geleden, toen de schimmelziekte de aardappeloogst in grote delen van Noordwest-Europa vernielde. Hongersnoden door misoogsten met miljoenen doden in Europa kwamen in de negentiende eeuw regelmatig voor. Sinds de komst van gewasbeschermingsmiddelen heeft Noordwest-Europa nooit meer een hongersnood gekend in vredestijd. Voor de BBB blijft de mondiale voedselzekerheid ook in dit debat een cruciale rol spelen. Boeren wegzetten als gewetenloze gifspuiters is niet alleen respectloos maar ook onterecht. Boeren doen juist hun uiterste best om voedsel te produceren op een manier die zowel economisch als ecologisch verantwoord is.
Toch kan ik ook niet recht praten wat krom is. Afgelopen maandag ben ik geschrokken van een rapport van de NVWA over de kersentelers die zich niet aan de regeltjes hebben gehouden als het gaat om de vrijgestelde middelen. Als dit waar is, beschadigt dit het vertrouwen in de hele sector. Ik wil dan ook de onderste steen boven krijgen en de dingen aanpakken waar het fout gaat. Want zoals een kersenteler het gisteren treffend zei bij de petitieaanbieding: als één persoon in mijn straat iets verkeerd doet, is niet de hele straat verkeerd. Kan de minister toezeggen dat de onderlinge rapportages over die overschrijding in de kersenteelt geanonimiseerd met de Kamer gedeeld kunnen worden?
Bescherm onze instituties, een belangrijk onderdeel in de formatieonderhandelingen met deze coalitie. Een van die instituties is het Ctgb. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is een onafhankelijk en wetenschappelijk instituut dat beoordeelt of gewasbeschermingsmiddelen veilig zijn voor mens, dier en milieu. In deze Kamer is vorige week en ook al eerder twijfel uitgesproken over de onafhankelijkheid van het Ctgb. Ik vind dat kwalijk en zorgelijk. Het Ctgb is cruciaal in het garanderen dat gewasbeschermingsmiddelen voldoen aan de strenge veiligheidseisen. Boeren maar ook burgers moeten hierop kunnen vertrouwen en dat vertrouwen moet niet ondermijnd worden. Hoe kijkt de minister naar de twijfels die worden rondgestrooid over de onafhankelijkheid van het Ctgb? Hoe zorgt zij ervoor dat burgers kunnen vertrouwen op het Ctgb? Kunnen we bijvoorbeeld de communicatie rondom de beoordelingen van het Ctgb transparanter maken, zodat onterechte twijfels bij het publiek worden weggenomen?
Voorzitter. Akkerbouwers en tuinders werken al jarenlang aan schoon water, ook in hun eigenbelang. Na de forse daling van normoverschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater stagneert de afname nu. LTO en NAJK hebben daarom een gebiedsgerichte aanpak ontwikkeld die maatwerk biedt voor ondernemers. Hierbij staan duidelijke doelen en actuele meetgegevens per regio centraal. Zo kunnen ondernemers gerichte acties ondernemen die passen bij hun bedrijf en hun teelt. Heeft de minister al gesprekken gevoerd met de sectorpartijen over de uitvoering ervan? Wat is de status daarvan? Ook is er het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030. Op welke manier ondersteunt de minister de sector bij het uitvoeren van dat programma? Die vragen zijn ook al door andere fracties gesteld.
Voorzitter. BBB gelooft sterk in innovaties zoals zaadbehandeling, precisielandbouw en CRISPR-Cas. Hiermee kan de milieu-impact van gewasbeschermingsmiddelen fors worden beperkt. Momenteel verliezen veel werkzame stoffen hun Europese goedkeuring, waardoor er ook minder opties komen voor zaadbehandeling. Hoe zorgt de minister ervoor dat zaadbehandeling, een techniek die emissies verlaagt, behouden blijft? Blijft de minister zich actief inzetten voor passende Europese regelgeving die deze innovaties mogelijk maken?
Graag wil ik de motie-Grinwis c.s. aanhalen die ertoe oproept om de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in lijn te brengen met de Kaderrichtlijn Water. De minister heeft gisteren in een Kamerbrief drie opties gepresenteerd om dit te realiseren. Kan zij een inschatting geven van de gevolgen van deze opties voor de agrarische praktijk? Hoe wordt voorkomen dat boeren hierdoor zonder werkzame alternatieven komen te staan? Het moet natuurlijk wel werkbaar blijven voor de boeren.
Ten slotte, voorzitter. In diezelfde Kamerbrief wordt een algemene maatregel van bestuur aangekondigd om het gebruik van glyfosaathoudende middelen verder aan banden te leggen. Dat is jammer, zeker gezien de in het hoofdlijnenakkoord gemaakte afspraak om te vertrouwen op de wetenschappelijke adviezen van wetenschappelijke instanties.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Pierik. Dat was uw termijn.
De heer Pierik (BBB):
Ik heb nog twee zinnen.
De voorzitter:
Twee zinnen?
De heer Pierik (BBB):
Twee zinnen.
De voorzitter:
Ik zag iets meer op uw blaadje staan, maar ga uw gang.
De heer Pierik (BBB):
Ik had het over die onafhankelijke adviezen. Helaas wil een Kamermeerderheid afwijken van deze afspraak. Toch waardeer ik de inzet van de minister om zorgvuldig te kijken naar de voorwaarden en eventuele alternatieven. Het is positief dat zij benadrukt dat deze alternatieven doeltreffend, doelmatig, uitvoerbaar en betaalbaar moeten zijn voor de agrarische sector. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat deze voorwaarden in de praktijk strikt worden gewaarborgd zodat ondernemers niet de dupe worden van onhoudbare en onbetaalbare oplossingen?
De voorzitter:
Dank u, meneer Pierik. Uw bijdrage leidde tot een persoonlijk feit bij mevrouw Podt. Daar wil ik gelegenheid toe geven. Een persoonlijk feit, hè, geen interruptie.
Mevrouw Podt (D66):
Ja. Ik vind het een beetje lastig. De heer Pierik zegt in eerste instantie dat wij met z'n allen het Ctgb in twijfel trekken. Dat is gewoon niet waar. Dat heeft niemand gedaan. Ten tweede stelt hij dat wij met z'n allen beweren dat boeren als het ware losgaan als gifspuitende malloten. Dat heeft ook helemaal niemand hier beweerd. Dus zullen we dat gewoon niet meer doen?
De voorzitter:
Punt gemaakt. Meneer Pierik. Nee, wacht even. Wil meneer Holman ook een persoonlijk feit maken? Nee? Dan meneer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Ik heb helemaal niet geroepen dat dit in de Kamer beweerd is. "Gifspuitende boeren" horen we her en der in de samenleving. Daar reageer ik op. Dat het Ctgb hier en daar als niet-onafhankelijk weggezet wordt … Ook hier in de Kamer is erover gesproken hoe de financiering van het Ctgb …
De voorzitter:
Nou, dit is toch een soort interruptiedebatje. Ik geef daarom gauw het woord aan lid Kostić voor haar bijdrage namens de Partij voor de Dieren. Meneer Holman, wilt u een interruptie plaatsen? Dan is het ook een interruptie, meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik wil de heer Pierik graag het volgende voorleggen. Is de heer Pierik tevreden met de huidige situatie? Want dat is ongeveer wat ik hoor in zijn betoog. Of is er verbetering mogelijk? Dan de vraag die al velen hebben gesteld: wat is de verantwoordelijkheid van de primaire sector, de overheid en het bedrijfsleven?
De heer Pierik (BBB):
Dank voor deze vraag. De BBB is voor verdere verduurzaming. BBB zal alles op alles zetten om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verder aan banden te leggen daar waar dat mogelijk is. We zien dat er al stappen gezet worden, maar het gaat de BBB ook niet om het gebruik in kilogrammen. Het gaat de BBB om de milieu-impact van gewasbeschermingsmiddelen op de samenleving. Daar zijn niet alleen de boeren verantwoordelijk voor; daar is de hele keten verantwoordelijk voor. Daar waar de inkopers en partijen in de keten een rol kunnen spelen, moeten we dat zeker omarmen. Ik denk dat boeren heel goed in gesprek kunnen met ketenpartijen. Mevrouw Vedder had het over een landbouwakkoord dat er niet kwam, maar ik kan me voorstellen dat zulk soort gesprekken heel constructief kunnen zijn en ertoe kunnen leiden dat je ook verdere stappen zet in de verduurzaming van de landbouw. Dat is dus een combinatie van alle partijen in de keten, van land tot wat er op tafel komt.
Mevrouw Podt (D66):
We hadden het net over instituties die we vertrouwen. Een andere institutie die ik vertrouw, is UNICEF, een VN-organisatie. Die zegt dat met name kinderen kwetsbaar zijn bij blootstelling aan pesticiden. Ik ben heel benieuwd of meneer Pierik een plan zou steunen om pesticidengebruik rond scholen te verminderen, of te verbieden eigenlijk; laat ik het zo zeggen.
De heer Pierik (BBB):
Dank voor de vraag. Het is een hele concrete vraag. Ik denk dat het goed is om naar al die dingen te kijken. BBB is ook altijd heel erg voor transparantie, meten en monitoren en zo. Op het moment dat we vaststellen dat er grote risico's zijn voor de gezondheid van kinderen in de nabijheid van scholen, vindt u mij aan uw zijde. Maar het moet wel eerst blijken uit een wetenschappelijke onderbouwing. Dan ga ik niet af op wat UNICEF zegt, maar op wat de kennisinstituten zeggen die hiervoor geëquipeerd zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Pierik. Het woord is aan lid Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Omdat burgers in deze zaal bijna nooit worden gehoord, citeer ik Gitta uit Noord-Holland. Die heeft vijf maanden lang non-stop landbouwgif op negen meter afstand gespoten gekregen. "Wat doet dat met je als persoon, als gezin? Zodra ik de spuitmachine zie aankomen, sluit ik de ramen en roosters. Ik roep mijn kinderen naar binnen. Er gaan dan kilo's aan gif over het veld. Ik neem het vooral de overheid kwalijk. Ik krijg zinnen te horen als "wij kunnen niets voor u doen", "nee, mijn advocaat" en "wij hechten een zeer zwaar belang aan de bedrijfsvoering van de agrariër". Wie beschermt ons belang? Het gevoel van onrecht, boosheid, frustratie is wat overheerst. Je voelt onmacht. Uit zo ontzettend veel onderzoeken blijkt dat het niet goed is wat we hier doen. Niemand op beleidsniveau komt op voor jouw recht. Wat als blijkt dat over vijf of tien jaar een van mijn kinderen kanker heeft of mijn man ALS of parkinson krijgt? Wat dan? Hoe kan de politiek zichzelf in de spiegel aankijken als die willens en wetens, bewust, heeft nagelaten om ons te beschermen?"
Voorzitter. Het landbouwgif zit inderdaad overal, zelfs in de slaapkamers en luiers van baby's. Nederlandse boeren en burgers hebben in Europa het hoogste niveau van landbouwgif in bloed en ontlasting. Burgers worden in hun vrijheid beperkt, de vrijheid om in de eigen slaapkamer schone lucht te kunnen inademen, de vrijheid om je kinderen zorgeloos te laten spelen in de tuin, de vrijheid om groenten in eigen tuin te telen die niet onder het landbouwgif van de buurman zitten. Komen partijen die "vrijheid" in hun naam hebben staan ook op voor de vrijheid van deze burgers? Of komen ze alleen op voor de vrijheid van de agro-industrie?
Het is tijd dat de overheid burgers gaat beschermen in plaats van de agro-industrie. Het is onverteerbaar dat burgers nu hun eigen kinderen moeten beschermen via de rechter in plaats van dat wij dat hier doen. De overheid heeft zich sinds de jaren negentig voorgenomen om de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen te verminderen en af te bouwen. Dat is nog steeds niet gelukt. Keer op keer halen we de doelen niet. In plaats van dat deze minister de maatschappij en de Kamer hoort en zegt "ik ga niet alleen maar doen wat we hebben afgesproken, maar ik ga nog meer doen, want dat is wat de mensen willen", zwakt ze ook nog eens af wat al was afgesproken. Dat is voor ons echt onacceptabel en gaat in tegen de wetenschap en tegen wat mensen willen.
Voorzitter. We hebben volgens de wetenschap ook nog eens een biodiversiteitscrisis, een ongekende massa-extinctie van dier- en plantensoorten. Het aantal insectensoorten gaat keihard achteruit en we hebben bijna te weinig insecten voor onze eigen voedselproductie. Mensen hier hebben het over voedselzekerheid. Nou, die voedselzekerheid kan je wel vergeten als we de biodiversiteitscrisis uit het oog verliezen. Dat is wat ik ook mis in het beleid van de minister. Graag een reactie daarop.
We hebben geen excuus meer en kunnen niet verwijzen naar het Ctgb. Het Ctgb heeft gezegd: we doen wat we kunnen, maar de politiek is aan zet om meer te doen. Ik heb collega's horen spreken over transparantie — ik hoor daar graag meer over — en handhaving. Het is heel belangrijk om daarop in te zetten. Ik wil graag in het eerste kwartaal van 2025 van de minister horen wat ze daar precies op gaat doen. Laten we ook eerlijk zijn: handhaving kost waanzinnig veel geld, belastinggeld. De oplossing is niet alleen maar handhaving. De oplossing is een ander landbouwsysteem en ervoor zorgen dat de middelen überhaupt niet op de markt komen. Want laten we ook daarover eerlijk zijn: normoverschrijdingen en problemen komen ook van middelen die gewoon nog steeds zijn toegelaten.
Voorzitter. Dan over geld. Het is logisch dat de vervuiler betaalt. Laten we het voorbeeld van Denemarken volgen, stel ik aan de minister voor. Ik wil graag van haar weten of we kunnen onderzoeken of wij ook een heffing kunnen instellen op pesticidengebruik. In Denemarken heeft dat voor een halvering van landbouwgif gezorgd. Dat lijkt me dus een zeer effectieve maatregel.
Voorzitter. Dan de strengere toelatingsprocedure. Laten we daar focussen op de cumulatieve effecten op milieu en verspreiding van stoffen. Wat betreft water is de emissie naar het oppervlaktewater via drainage nog niet meegenomen. Kan de minister toezeggen dat ze het Ctgb de opdracht gaat geven om de voorgestelde RIVM-methode drainage mee te nemen in de toelatingsprocedure en die te implementeren? En kan er dan ook een stappenplan gemaakt worden richting de beoordeling van cumulatieve effecten op milieu en biodiversiteit? Het Ctgb komt daar nu nog niet uit, maar het is goed om in ieder geval stappen te maken. Graag een reactie van de minister.
Ik wil ook heel graag van de minister de toezegging dat ze in gesprek gaat met PAN, Natuur & Milieu, SoortenNL en Vogelbescherming over welke stappen de politiek kan nemen om betere monitoring en onafhankelijkheid van de sector te waarborgen …
De voorzitter:
En de laatste vraag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
… en dat ze daarover rapporteert in Q1.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal andere voorstellen, maar ik kom tijd tekort. Maar volgens mij is de boodschap duidelijk.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan draag ik voor mijn eigen termijn het voorzitterschap over aan mevrouw Podt.
De voorzitter:
Ga uw gang, meneer Van Campen. Veel succes.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. De discussie over gewasbeschermingsmiddelen raakt vrijwel iedereen die woont of werkt op het platteland. Voor boeren zijn deze middelen soms noodzakelijk om ziekten, plagen of schimmels te voorkomen of te bestrijden. Tegelijkertijd maken omwonenden zich zorgen over mogelijke effecten op de gezondheid. Voor de VVD staat één ding vast: gebruikers en bewoners moeten erop kunnen vertrouwen dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen veilig en verantwoord plaatsvindt.
Uit de recente briefing van het Ctgb en het rondetafelgesprek blijkt hoe complex die toelating van middelen is en hoeveel strikte voorwaarden daaraan verbonden zijn. Vele wetenschappelijke studies liggen hieraan ten grondslag. Recente arresten van het Europese Hof onderstrepen dat nationale beoordelingsinstanties op basis van het voorzorgsbeginsel gebruik mogen en zelfs moeten maken van de op het moment van beoordeling beschikbare relevante kennis als daar bij een eerdere beoordeling geen rekening mee is gehouden en daaruit een onaanvaardbaar risico blijkt voor de gezondheid van mens, dier of milieu. De minister stelt dat het Ctgb hierop de werkwijze heeft aangepast, maar wat zijn deze aanpassingen precies? Mijn fractie was altijd in de veronderstelling dat dit staande praktijk was. Graag een reactie.
Onze fractie vindt dat het Ctgb als nationale beoordelingsautoriteit boven elke twijfel verheven moet zijn, maar dit blijkt in de praktijk minder te gelden voor wat betreft de naleving van gebruiksvoorschriften die het Ctgb aan de teler voorschrijft. De uitkomsten van het recente onderzoek van de NVWA naar de kersenteelt, al eerder besproken door de collega's, zijn wat mijn fractie betreft ronduit onacceptabel: nalevingscijfers daalden van 58% in 2023 naar slechts 23% in 2024. Dit toont niet alleen de fouten van telers aan, maar toont ook gewoon een tekortschietend toezicht aan door gemeenten en andere bevoegde instanties. Is de minister het met de VVD eens dat provincies, gemeenten en waterschappen hun rol hierin moeten verbeteren en, zo ja, hoe zouden zij dat volgens de minister moeten doen? Hoe gaan we er ook voor zorgen dát zij dat doen? In die zin ben ik het helemaal eens met de opmerking van collega Kostić, namelijk dat je het niet alleen maar kunt laten aankomen op handhaving. Ook de bevoegde gezagen moeten daar hun rol pakken.
Tijdens het rondetafelgesprek hoorden we dat de kennis en de data over de naleving van de gebruiksvoorschriften hopeloos verouderd zijn. Kan de minister dit bevestigen? Is dat daadwerkelijk zo? Is zij bereid het onderzoek naar naleving van gebruiksvoorschriften in de kersenteelt uit te breiden naar andere teelten? Want dan krijgen we een beter beeld van die situatie.
Voorzitter. Onze fractie, de VVD, steunt de voortzetting van de doelen in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030. Iedereen heeft immers belang bij schoon grond- en oppervlaktewater. Daarvoor moeten we wel een aantal randvoorwaarden stellen.
Ten eerste roepen wij de minister op om de oproep van LTO en NAJK te ondersteunen om een convenant te realiseren, van zaadveredelaars tot retailers en iedereen daaromheen. Want dit draagt wat onze fractie betreft bij aan een verduurzaming van teelten. Ten tweede willen we dat het kabinet zich inspant voor een door de sector ontwikkeld instrument voor monitoring en benchmarking van vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat om één benchmark voor zowel de telers als de adviseurs. In haar brief blijft de minister hierover echter vaag. Is de minister bereid de sector actief te ondersteunen bij het opzetten van die benchmark, bijvoorbeeld door het verstrekken van een investeringssubsidie voor de opstart en uitrol hiervan?
Voorzitter. Met inzicht en transparantie alleen zijn we er niet. Wij hechten veel belang aan de verbetering van de naleving van de voorschriften bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit vraagt om verantwoordelijkheid van de professionals die deze middelen gebruiken. Wij zien kansen voor verbetering van de naleving aan de hand van een bewijs van vakbekwaamheid dat iedere gebruiker en iedere adviseur moet hebben. Is de minister bereid het bestaande systeem van vakbekwaamheid via een gericht verzoek aan Bureau Erkenningen aan te scherpen met specifieke eisen gericht op het verminderen van het gebruik van hoogrisicomiddelen en betere naleving van gebruiksvoorschriften? Graag een reactie.
Ten derde is het echt nodig dat de werklast voor de toelating van nieuwe middelen, groen- of laagrisicomiddelen, eerlijk wordt verdeeld over alle Europese beoordelingsautoriteiten. Want de wachtlijst voor de toelating van middelen is lang en die toelating is hoognodig om telers van een goede gereedschapskist te voorzien. Het Ctgb is een zeer professionele, competente instantie en is daarom populair bij fabrikanten. Op zichzelf is dat een compliment, maar het leidt ook tot capaciteitsproblemen. Wij vinden dat de werklast eerlijker verdeeld moet worden over de instanties in Europa. De minister spreekt in haar brieven over de ontwikkeling van een Europees richtsnoer en capaciteitsuitbreiding in andere lidstaten, en er komt een conferentie om toelatingstrajecten te versnellen, maar kan de minister niet directer optreden door haar Europese ambtsgenoten tijdens de Raden gewoon aan te spreken op hun verantwoordelijkheid?
Tot slot. De VVD juicht de voorgenomen wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden toe om alternatieven voor glyfosaat in bepaalde toepassingen verplicht te stellen. Wij zouden nog graag van de minister horen of zij daarin aansluit bij de toepassingen die ook haar ambtsvoorganger heeft geformuleerd, namelijk vanggewas, groenbemester en grasland, want de brief is daar een beetje vaag over.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Nou, keurig! Het voorzitterschap gaat weer terug naar de heer Van Campen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ook dank aan de leden van de Kamer. Ik kijk even naar de bewindspersoon. Hoeveel tijd heeft u ongeveer nodig voor de voorbereiding van uw termijn? Een halfuurtje? Zullen we 20 minuten proberen? We schorsen 25 minuten. Dus dan zien we elkaar weer om … O, wat erg. Ik was altijd een taalmens op de havo. We zien elkaar weer om 16.05 uur.
De voorzitter:
De camera draait en we gaan verder met het commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen, voor de beantwoording van de zijde van het kabinet, de regering. De staatssecretaris heeft verzocht om als eerste de beantwoording te mogen verzorgen omdat hem een vrij beknopt aantal vragen is gesteld. De minister heeft aangegeven dat zij daar ook akkoord mee is. Ik wil het dus zo doen. Ik wil voorstellen dat er voor de Kamer vier interrupties in de richting van het kabinet zijn. Wat zegt u mevrouw Nijhof? Per bewindspersoon? Nee, mevrouw Nijhof, met dat voorstel laat u zich vandaag weer van uw creatieve kant zien, maar dat gaan we niet doen! Het woord is aan staatssecretaris Jansen voor zijn beantwoording.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank ook aan de commissieleden voor de inbreng en de vragen in de eerste termijn. De vragen aan mij waren vrij beperkt, dus ik ben blij dat ik mag beginnen. Ik had een vraag van mevrouw Nijhof-Leeuw van de PVV over de CBS-cijfers uit 2022 waaruit blijkt dat de belasting aan glyfosaat op het oppervlaktewater voor slechts 7% afkomstig is van de landbouw. Zijn er dan niet primair maatregelen nodig richting andere sectoren, dus niet richting de landbouw, om ook de herkomst van de 93% in kaart te brengen? De vraag die u stelde, was eigenlijk: is de minister van LVVN bereid om hierover het gesprek aan te gaan met de collega van IenW? Ik zal dat dan inderdaad maar doen, zeg ik maar even. Het antwoord is dat emissies van glyfosaat sterk afgenomen zijn door het verbod op het gebruik van chemische onkruidbestrijding en het niet meer op de markt brengen daarvan voor particulieren, buiten de landbouw. IenW gaat momenteel na wat hiervan de nieuwste cijfers zijn, en de minister van Ienw zal hier schriftelijk op terugkomen voor het volgende commissiedebat in februari 2025.
De voorzitter:
Dat leidt tot interrupties. Eerst mevrouw Nijhof en daarna mevrouw Bromet.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Het is echt niet zo dat de PVV zegt dat er niet naar de landbouw gekeken moet worden. Er moet óók naar gekeken worden, dus naar beide bronnen. We moeten die andere bron zeker niet vergeten. Ja, het andere gebruik is op een gegeven moment voor een deel verboden, maar dan nog zien we in die cijfers inderdaad nog wel wat. Ik ben echter blij dat hierop nog een opvolging komt middels een brief.
De voorzitter:
Dat was niet direct een vraag. Ik zag een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik ben heel blij met wat de staatssecretaris zegt. Als gevolg van het verbod op glyfosaat op verharding in gemeentes zijn gemeentes gaan borstelen en daardoor is de druk op de waterkwaliteit enorm afgenomen. Dat is dus een direct resultaat van dat verbod. Tegelijkertijd zijn er ook vragen gesteld over het wetsontwerp dat de staatssecretaris nu weer teruggenomen heeft. Ik zou in dat verband ook even willen vragen waar hij mee gaat komen. De industrie heeft namelijk dit verbod aangevochten en dat moeten we nog repareren omdat we anders weer de omgekeerde wereld hebben, namelijk dat het weer verder gaat verslechteren.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is eigenlijk ook de tweede vraag die ik heb gekregen van zowel het lid Bromet als het lid Grinwis: wat gaat er nou gebeuren met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden? De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft aangekondigd dat op 3 december de eindstemming zal plaatsvinden over het geamendeerde wetsvoorstel met enkele door de regering voorgestelde wijzigingen. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om het amendement juridisch en praktisch uitvoerbaar te maken en om tegelijk ook het oorspronkelijke doel van het wetsvoorstel te behouden. De commissie voor IenW heeft echter een klemmend beroep op de Kamer gedaan om die wijzigingen op principiële gronden te verwerpen. Dat is ook de reden waarom ik de Voorzitter gevraagd heb om de stemming over het wetsvoorstel uit te stellen, zodat het kabinet zich op deze nieuwe situatie kan beraden. Daar zullen wij komende maand richting de commissie op terugkomen. Dat is ook direct het antwoord op de vraag die de heer Grinswis stelde: ik wil niet vooruitlopen op de bespreking binnen de ministerraad over wat het gaat worden, maar wij zullen daar in ieder geval in december op terugkomen.
De voorzitter:
Het kost u wel een interruptie, mevrouw Bromet. Het is een procesantwoord van het kabinet. Maar gaat uw gang.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit een heel belangrijk punt. Zou de staatssecretaris kunnen aangeven of hij het wel belangrijk vindt dat die belasting van het oppervlaktewater door glyfosaat afgenomen is door de maatregelen die al in 2012 zijn genomen?
Staatssecretaris Jansen:
Natuurlijk is het belangrijk dat het gebeurd is. Alleen, laten we niet vooruitlopen op zaken. Het gaat niet zozeer om wat ik belangrijk vind. Het gaat er uiteindelijk om wat de ministerraad belangrijk vindt in dezen. Daarover gaan wij de komende maanden met elkaar het gesprek aan. Dan kom ik terug naar de commissie.
De voorzitter:
Ik dank u. U vervolgt uw beantwoording. Of was u al tot een afronding gekomen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik ben tot een afronding gekomen, voorzitter.
De voorzitter:
Dan dank ik u heel hartelijk, maar niet voordat de heer Holman ook nog een vraag heeft gesteld aan u.
De heer Holman (NSC):
Ik wil de staatssecretaris een algemenere vraag stellen. Ik verneem van de drinkwaterbedrijven dat hun zorg is of er over een paar jaar überhaupt nog verantwoord drinkwater is vanwege gewasbeschermingsmiddelen enzovoort. Deelt de staatssecretaris die zorgen? Wat denkt de staatssecretaris dat we hieraan kunnen doen?
Staatssecretaris Jansen:
Met uw welnemen, voorzitter, zal ik deze vraag doorgeleiden naar de minister, want die gaat daarover. Ik kan daar schriftelijk op terugkomen. Ik kan daar nu geen antwoord op geven namens de minister.
De voorzitter:
Dan tellen we die vraag niet als interruptie. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en wens hem alle goeds bij de voortzetting van zijn werkzaamheden. Dan gaan we naar de beantwoording van de minister van LVVN. U heeft het woord.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik zal maar even beginnen met te zeggen dat ik voornemens ben de beantwoording te doen in drie blokjes. Daarbij begin ik met het blokje toelating. Dan volgt het blokje gebruik. Daarna kom ik op het blokje naleving en handhaving. Ik heb mijn best gedaan om hier op tijd te zijn. Dat geldt natuurlijk ook met betrekking tot de Kamerbrieven. Ik heb gehoord wat hier gezegd wordt. Ik erken dat een aantal brieven laat zijn toegezonden, dus excuses daarvoor. Ik zal alles op alles zetten om dat soort situaties in de toekomst te voorkomen.
Ik begin met gewasbescherming. Gewasbeschermingsmiddelen — dat is in dit debat al een aantal keren naar voren gebracht — spelen echt een cruciale rol bij onze voedselzekerheid en oogstzekerheid en bij het beschermen van gewassen tegen ziekten, plagen en onkruiden. Dat is nu nodig en dat blijft nodig. Het telen van gewassen moet daarbij voor de telers en de tuinders een redelijke beloning opleveren, maar het is uiteraard belangrijk dat er geteeld wordt binnen de bandbreedtes van de milieueffecten en de gezondheid van omwonenden. Ook moet er maatschappelijke acceptatie zijn. Dat betekent dat ik de komende tijd op verschillende terreinen stappen zal zetten op dit dossier. Die zien op onder andere de toelating, maar ook op het gebruik, de naleving en de transparantie. In de basis heb ik veel inbrengen gehoord van verschillende Kamerleden over onderdelen waarmee we aan de slag zijn. Ik denk dat het in de beantwoording van de vragen goed duidelijk zal worden.
Wat betreft het Ctgb ben ik blij om in deze Kamer te horen dat wij de autoriteit van deze onafhankelijke organisatie als toelatingsinstituut echt bekrachtigen en erkennen. Ik ben blij dat er geen sprake is van twijfel over de toonaangevende autoriteit op het gebied van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen.
Ik begin met een vraag van de BBB over het Ctgb. Er werd gevraagd hoe we de onafhankelijkheid van het Ctgb beschermen tegen ongegronde kritiek en wat we doen om het vertrouwen in deze instantie te herstellen. Voor mij staat dit niet ter discussie. Ik ben blij dat het vandaag meermaals door verschillende Kamerleden, dus partijbreed, is bekrachtigd. Het Ctgb werkt echt op basis van de objectieve professionaliteit en wetenschappelijke kennis vastgelegd in het Europese toetsingskader. Dat is gelijk ook de reden — daar kom ik straks op terug in de beantwoording van de vragen van de heer Van Campen — waarom heel veel lidstaten juist het Ctgb kiezen als instituut. Het is wettelijk aangewezen als de onafhankelijke toetsingsautoriteit voor ons land. De integriteit en de professionaliteit daarvan blijken ook uit de rapportage van de internationale visitatiecommissie. Ik waardeer en respecteer de adviezen en de werkwijze van het Ctgb zeer. Dat is ook benadrukt in ons regeerprogramma. Volgens mij is dat nog niet zo lang geleden ook bekrachtigd met een motie.
De heer Holman (NSC):
De minister spreekt hele terechte woorden, maar bij de rondetafel kwam niet alleen de vraag naar voren of de politieke opdracht wel goed is, maar ook dat heel veel Nederlands beleid is gericht op wat de EFSA doet. Dat is Europees beleid en daarvan was toch een beetje de suggestie dat vernieuwend inzicht in cumulatie en voorzorg niet met maximale voortvarendheid werd opgepakt. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
Minister Wiersma:
Er wordt op dit moment breed gewerkt. Dat is ook iets dat wij financieren, een toetsingskader voor de cumulatie van stoffen. Dat wordt allang gedaan. Dat is echt al iets van voor mijn ambtstermijn. Als het goed is, is dat volgend jaar gereed voor toepassing en zal het Ctgb dat ook hanteren. Dat is namelijk een thema waar al langer aandacht voor is. Uiteraard wordt dat door ons, ook door mij, van groot belang geacht. Dat komt dus. Op het moment dat het Ctgb nieuwe informatie verkrijgt die de toelating van een bepaalde stof in een ander daglicht doet staan, omdat er aangetoond wordt dat er toch gezondheidsrisico's, op welk gebied dan ook, of milieurisico's zijn die bij de toelating niet in beeld waren, zal het per direct overgaan tot het van de markt halen van de stof.
Om weer terug te komen op de beantwoording van de heer Pierik: ik spreek daarbij dus nadrukkelijk de wens uit dat we het vertrouwen houden in het werk van de beslissers en de bestuurders bij het Ctgb. Dat dragen wij volgens mij met elkaar uit. Ik zal dat zeker doen en ik ben daarom ook blij te horen dat de Kamer dat ook doet.
De heer Pierik had nog een vraag, over de transparantie vanuit het Ctgb. Hij vroeg hoe we de communicatie over beoordelingen transparanter kunnen maken, zodat onterechte twijfel bij het publiek wordt weggenomen. Het antwoord is dat het Ctgb al streeft naar transparantie. Dat is ook de reden dat het al die stukken over de oordelen die plaatsvinden en de genomen besluiten publiceert op zijn website. Maar ik hoor uiteraard ook wat u zegt. Wij zijn op dit moment ook in gesprek om te kijken hoe we die communicatie nog transparanter kunnen maken. Ik denk dat het ook te maken heeft met de vraag hoe we ervoor zorgen dat die informatie ook goed terechtkomt waar het gehoord moet worden. Maar de transparantie staat bij het Ctgb echt hoog in het vaandel. Daar werken zij ook al mee.
De heer Flach van de SGP had een vraag over het uitgangspunt: geen oude schoenen weggooien als er nog geen nieuwe zijn. Dat stelt hij ten aanzien van beschikbare alternatieven voor wegvallende middelen. Ik ben als Vintedshopper geen tegenstander van oude schoenen, dus daar kan ik misschien nog weleens koffie over gaan drinken met de heer Flach. Maar wat het toelaten van middelen of het uit de markt halen daarvan betreft, vertrouw ik echt op de onafhankelijke wetenschappelijke instantie, en dat is het Ctgb. Dat beoordeelt de risico's van gewasbeschermingsmiddelen en laat deze alleen toe op de Nederlandse markt als ze veilig toegepast kunnen worden voor mens, dier en milieu. Op het moment dat dat niet veilig kan worden toegepast volgens de hiertoe aangewezen instanties, zoals het Ctgb, moeten we dat serieus nemen en moet de toepassing worden verboden. Zoals ik zojuist ook al zei, is dat precies wat het Ctgb doet.
Het is natuurlijk wel het geval dat er zo veel mogelijk nieuwe en beschikbare schoenen moeten komen. Daar ben ik ook voorstander van. Daarom werken we ook aan alternatieven, bijvoorbeeld de groene middelen, die we meer beschikbaar willen zien. Daar zetten we op dit moment ook maximaal op in, zowel nationaal door het Ctgb alsook binnen Europa. Ook doen we dat door nieuwe genomische technieken mogelijk te maken in de EU via adequate wetgeving, om planten te kunnen veredelen en weerbaarder te maken — er is ook gevraagd naar CRISPR-Cas; daar zal ik straks ook op terugkomen — en innovatie te bevorderen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om mechanische bewerking, maar ik was recent in het kader van een werkbezoek op een symposium — daar was ik heel erg van onder de indruk — waar ze lieten zien dat ze bijvoorbeeld ook drones gebruiken om met kunstmatige intelligentie in een heel vroeg stadium ziektes en plagen te kunnen herkennen in teelten. Daardoor ontdek je dat eerder dan je dat met het menselijk oog kunt waarnemen, waardoor je ook veel meer precisietechnieken op die manier kunt gebruiken. Het lijkt me voor al die sporen van groot belang als we daar met elkaar maximaal op kunnen inzetten.
De heer Holman (NSC):
Meerdere Kamerleden hebben de beschikbaarheid van middelen genoemd. Is er een lijst van kritische gewassen waarvoor er de komende jaren geen gewasbeschermingsmiddelen meer dreigen te zijn? Zo ja, welke gewassen staan er op die lijst? Is ook duidelijk wie de trekker en de eerstverantwoordelijke is voor dat hele proces om maximaal te voorkomen dat we in de problemen komen?
Minister Wiersma:
Ik kan zo niet zeggen of die lijst er is, maar ik kan erop terugkomen in tweede termijn. Wel is het volgende bekend. De heer Grinwis refereerde bijvoorbeeld aan de spruitjes. Vorig jaar is er een uitgebreid debat geweest over de kersentelers en de middelen die toen tijdelijk zijn toegestaan. Of er een expliciete lijst is van de totale teelten en middelen die daaraan verbonden zijn, daarop kan ik in de tweede termijn terugkomen. Dat zou ik moeten checken. Als terugvaloptie kan er, zoals vorig jaar bij de nog niet toegelaten middelen Exirel en Tracer, tijdelijk een uitzondering in noodgevallen worden toegestaan. Dat kan dus. Voor wat betreft een permanentere oplossing gaat het er toch echt om dat er meer toegelaten middelen beschikbaar komen. Uiteraard zetten we daar ook vol op in. Maar goed, dat is de andere weg. Daarbij is het uiteraard ook aan de producenten om middelen aan te bieden en te laten toetsen. Zo zijn er alleen al het afgelopen jaar zeker tien groene middelen, waar we nu een loket voor hebben, aangeboden. Dus het beschikbaar krijgen van alternatieven — dat zie ik dus ook als de nieuwe schoenen waar de heer Flach aan refereerde — is van groot belang. Daar moeten we met elkaar goed aan werken. Dat wordt dus ook gedaan, want dat is een van de sporen.
Dan kom ik weer terug bij een vraag van de heer Flach van de SGP. Die gaat gelijk ook in op een vraag van mevrouw Bromet van GroenLinks-PvdA, over de KRW-normen en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. De heer Flach vroeg om terughoudend om te gaan met de beoordeling in relatie tot de KRW-normen. Het antwoord is dat ik me bewust ben van de noodzaak en de problemen waar telers voor staan als het gaat om de beheersing van ziekten en plagen. Tegelijkertijd staan we natuurlijk ook voor een opgave bij het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Dit is een heel zorgvuldig proces, waarover ik op dit moment in gesprek ben met mijn collega's van IenW, uiteraard zowel de minister als de staatssecretaris. Daarbij gaat het over de routes die we als opties hebben. Van belang daarbij zijn natuurlijk de goede waterkwaliteit, het voldoen aan Europese afspraken maar ook de impact voor de agrarische bedrijfspraktijk. Dat kost tijd. Dat is ook de reden dat ik de verschillende sporen gedeeld heb, waaruit op dit moment dus nog geen keus gemaakt is. Dit moet echt zorgvuldig gebeuren, en ik ga ervan uit dat ik begin 2025 de Kamer daarover kan informeren.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De Kaderrichtlijn Water schrijft voor dat het water in Nederland in 2027 schoon is, dus dan heeft de minister nog twee jaar. Gaat ze dat dan redden?
Minister Wiersma:
We zijn op dit moment volop bezig met de uitwerking van beleid. Daarover komt, als het goed is, eind deze week een aantal brieven uw kant op. De inzet is natuurlijk erop gericht te voldoen aan de Europese en nationale wet- en regelgeving en afspraken die we gemaakt hebben. Dus de inzet is daar zeker op gericht. Dat is ook wat in het regeerprogramma staat.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, sorry, want ik zit naar de minister te luisteren en dan begrijp ik wel heel erg de zorg van mevrouw Bromet dat 2027 echt heel dichtbij is. De minister zegt dan: er is allerlei beleid in ontwikkeling en u krijgt een brief. Ik weet niet of ik daar nu veel rustiger door slaap vannacht. Dus kunt u toch nog even aangeven met welk urgentiegevoel u de komende tijd in gaat en op welke manier wij als Kamer een beetje gerustgesteld kunnen worden dat er de komende tijd echt stappen worden gezet — dus dat er niet alleen een brief en beleid komen, maar dat er ook echt stappen worden gezet — om te zorgen dat we daar in 2027 zijn?
Minister Wiersma:
Wat betreft de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot de KRW kom ik toch weer terug op wat ik net zei: het is een zorgvuldig proces, waarbij de verschillende belangen die ik zojuist noemde goed afgewogen moeten worden. Daarover ben ik op dit moment met mijn collega's van IenW nog in gesprek. Daar kan ik niet op vooruitlopen, dus zodra daar iets uit voortvloeit, kom ik daarop terug. Weet wel dat de KRW een van de belangrijkste opgaves is waar ik mezelf de komende periode voor zie staan en waar we voor aan de lat staan — ook de sector zelf. Dat zal in mijn beantwoording van andere vragen straks ook terugkomen: dit is een van de onderwerpen waar ook de sector zelf mee aan de slag moet. Voor een gedeelte heeft dat te maken met dat benchmarkingsysteem, zoals net ook door de Kamer aangegeven. Maar we hebben in het regeerprogramma ook afgesproken dat we willen overstappen op een systematiek van doelsturing. Dat is allemaal in ontwikkeling. Ik hoop volgend jaar met wat concretere voorstellen daarvoor te komen. In mijn hoedanigheid als bestuurlijk trekker voor NOVEX heb ik toevallig gisteren — of was het eergisteren? Excuus, de dagen vliegen voorbij — contact gehad met iemand van het waterschap Peel. Die zijn op perceelsniveau bezig met afvloeiing van gewasbeschermingsmiddelen; dat is echt heel interessant. Ik ga daar maandag ook op werkbezoek. Dan wil ik hierover ook specifiek bijgepraat worden, omdat dat volgens mij de kennis en inzichten biedt die we nodig hebben om ook op deze onderwerpen in relatie tot de KRW de komende tijd goede stappen te gaan zetten. Daar wordt dus alle energie op ingezet. De KRW zit er al heel lang aan te komen. Ik had niet verwacht dat ik daar in de vier maanden dat ik hier nu rondloop al een pasklaar antwoord op zou hebben, maar het is echt een van mijn prioriteiten. Dat doe ik in goed overleg met mijn collega's van IenW.
De BBB had een vraag naar aanleiding van een motie van de heer Grinwis. Die heeft betrekking op de drie opties in de brief over de impact van toelating; er wordt gevraagd naar een inschatting van de gevolgen van de opties voor de agrarische praktijk. De motie ging zowel over de toelating als de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Het antwoord is om goed na te gaan welke maatregelen het snelst effectief zijn. Om die normoverschrijdingen terug te dringen en de impact voor de agrarische bedrijfspraktijk te minimaliseren hebben we extra tijd nodig, want ingrijpen op de toelating kan mogelijk als consequentie hebben dat telers op onoverkomelijke problemen stuiten om plagen of ziektes te beheersen. Dat is ook de reden dat het echt zaak is om dit zorgvuldig na te gaan en alleen in te zetten wanneer dat nodig is.
De heer Flach van de SGP had ook een vraag over de uitbreiding van toepassingen naar kleine teelten, of die ondersteund kan worden en of die sneller beoordeeld en toegelaten kunnen worden. Ik heb goed nieuws voor de heer Flach, want er is al een Fonds Kleine Toepassingen. Daaruit kunnen toelatingsaanvragen voor kleine toepassingen financieel ondersteund worden. Aanvragen voor laagrisicomiddelen voor de kleine teelten worden met voorrang behandeld door het Ctgb. Daarbovenop heeft het Ctgb voor laagrisicomiddelen een vereenvoudigde route ingesteld voor de uitbreiding van een bestaande toelating met kleine toepassingen en voor de uitbreiding van een bestaande toelating met grote toepassingen vanwege een uitzonderlijke behoefte. Dit fonds wordt fiftyfifty door de sector en door het departement, door LVVN, gefinancierd. We ondersteunen dat dus zeker en daar is veel aandacht voor.
De heer Flach had nog een vraag over hoe de voorgestelde voorrang in de praktijk wordt vormgegeven rond toelating van alternatieve middelen. Het antwoord is dat ik me op nationaal en Europees niveau inzet om laagrisicostoffen en -middelen, waaronder veel biologische middelen, makkelijk en zo snel mogelijk goedgekeurd en toegelaten te krijgen. Daarvoor heeft het Ctgb — ik heb er zojuist ook al even aan gerefereerd — sinds januari dit jaar een groen loket ingericht. Via dit loket worden die aanvragen voor laagrisicomiddelen met voorrang behandeld. Ik gaf zojuist al aan dat er nu al zeker tien gedaan zijn en drie nog in behandeling zijn. Dus ook Europees gezien blijven we erop inzetten om de eisen voor laagrisicostoffen en -middelen te verlagen, zodat we de beoordelingsprocedures kunnen versnellen. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld actief bijgedragen aan het aanpassen van de indieningsvereisten voor micro-organismen. Daarbij is het, zoals ik zojuist ook aangaf, wel cruciaal dat de producenten daarvan daadwerkelijk die toelatingen gaan aanvragen voor de Nederlandse markt en dat de telers ze vervolgens ook gaan gebruiken.
Dan kom ik op de volgende vraag, van de heer Holman over — dat onderwerp is al een aantal keren voorbijgekomen — de cumulatie van verschillende middelen in relatie tot mogelijke neurodegeneratieve werking, om die te voorkomen. Ik denk dat ik zojuist in principe het antwoord al heb gegeven. Ik vind het uiteraard ook belangrijk dat bij de goedkeuring en toelating goed wordt toegezien op cumulatie en dat dit zorgvuldig, uiteindelijk ook op Europees niveau, gebeurt. Ik heb zojuist al aangegeven dat ik onderzoek daartoe financier. Een van die onderzoeken ziet juist op die cumulatie en dat toetsingskader. De methode moet volgend jaar al toepasbaar zijn. Daarnaast is er een onderzoek dat we financieren en dat is dat naar het ontwikkelen van testrichtlijnen voor de ziekte van Parkinson. Dat onderzoek is recentelijk van start gegaan en heeft een doorlooptijd van vijf jaar. Het zijn dus twee onderzoeken. Dat voor cumulatie in het bijzonder zou volgend jaar klaar voor gebruik moeten zijn voor de toepassing bij de risicobeoordeling. Uiteraard zijn we daarover ook in goed contact met de EFSA.
De heer Holman had ook nog een vraag over de accumulatie in het voedsel. Ik snap dat er zorgen bestaan over die cumulatieve effecten en de stoffen waar die op gebaseerd zijn, maar voor de residuen van gewasbeschermingsmiddelen op voedsel hebben we hele strenge wettelijke normen. Bij die normen worden echt heel ruime veiligheidsmarges gehanteerd om de volksgezondheid te beschermen. Daarnaast is het belangrijk om wetenschappelijke methoden over die cumulatie verder te ontwikkelen. Enerzijds wordt dat dus nu ook gedaan. Er wordt nu door het RIVM in opdracht van zowel LVVN als VWS in Europees verband gewerkt aan het uitbreiden van de methodiek voor cumulatieve effecten. Ik zal dit ook bij de Europese Commissie onder de aandacht blijven brengen. Maar goed, zoals ik zojuist al zei: er wordt verwacht dat het toelatingscriterium volgend jaar gebruiksklaar is.
Mevrouw Podt van D66 vroeg hoe ik sta tegenover het verkleinen van de gebruikersnorm met een factor 10. De WUR is al gevraagd om te werken aan een onderbouwde veiligheidsfactor voor de cumulatieve effecten in het milieu. Daarmee wil ik bijdragen aan de Europese discussie. Ik vind het belangrijk dat we toewerken naar een Europese geharmoniseerde veiligheidsfactor en dat we niet als lidstaat solo opereren. Dat is ook de reden waarom mijn ministerie en mijn ambtsvoorganger in 2021 aan de Europese Commissie hebben voorgesteld om een veiligheidsfactor te gebruiken zolang er nog geen wetenschappelijk onderbouwd richtsnoer is voor het meenemen van cumulatie. De Commissie heeft zich toen niet duidelijk uitgesproken over de wenselijkheid daarvan en wees op de diverse onderzoekstrajecten hieromtrent en de complexiteit van het vraagstuk.
Mevrouw Vedder had een vraag ...
Mevrouw Podt (D66):
Het gaat hier om de veiligheid, om een opeenstapeling van dingen waarvan verschillende wetenschappers zeggen: wij maken ons daar zorgen over. Ik begrijp niet zo goed dat de minister dan als antwoord geeft: ik wil niet vooroplopen ten opzichte van andere lidstaten. Veiligheid en gezondheid zouden toch juist gebieden moeten zijn waarop je als Europese lidstaat voorop wilt lopen?
Minister Wiersma:
Ik heb zojuist gezegd dat we vanuit mijn departement een onderzoek gefinancierd hebben naar cumulatie. Het staat niet ter discussie dat het van belang is om hier wetenschappelijke inzichten over te verkrijgen. Dat moet en dat doen we ook. Dat staat niet ter discussie, maar conform de huidige wetenschappelijke inzichten ga ik niets afdoen aan de huidige beoordeling door het Ctgb. Het onderzoek waaraan u refereert, komt volgend jaar beschikbaar. Op het moment dat er twijfel bestaat over een stof, dan wordt die uit de markt gehaald.
Mevrouw Vedder vroeg hoe ik kijk naar weerbare rassen en CRISPR-Cas. Weerbare rassen zijn uiteraard van cruciaal belang, ook voor een robuuste teelt, die weerbaar is tegen ziektes, plagen en veranderde weersomstandigheden. Ik was afgelopen maandag bij een aardappelveredelingsbedrijf in Zeeland. Dat is een heel mooi bedrijf. Het duurt nu zes jaar. Dat is knap, want het duurde voorheen twaalf jaar. Inmiddels duurt het zes jaar, wat heel knap is. CRISPR-Cas kan daarin van groot belang zijn. Dit is een onderwerp van mijn collega, van staatssecretaris Rummenie. Hij is op dit moment hard bezig om er in de EU voor te pleiten dat we dit in de gereedschapskist van de veredelaars krijgen, zodat ze daar gebruik van kunnen maken. Wij zijn er een groot voorstander van. De EU is op dit moment met wetgeving bezig. Ik juich dit van harte toe, want ik ben een voorstander van innovatie en dit is een hele belangrijke innovatie. We hopen dat Polen dit straks gaat oppakken. Dat zullen we ook bepleiten in de Landbouw- en Visserijraad.
Mevrouw Vedder had nog een vraag, over de beleidsregel van het Ctgb om in te grijpen bij overschrijdingen. Kan ik aangeven hoe wordt voorkomen dat een goede teler lijdt onder het gedrag van een teler die de regels overtreedt? In die beleidsregel is door het Ctgb rekening gehouden met onzorgvuldig gebruik. De beleidsregel is erop gericht om overschrijdingen van het toelatingscriterium aan te pakken die het gevolg zijn van gebruik volgens de wettelijke gebruiksvoorschriften. Het Ctgb gaat dus niet ingrijpen bij incidenten. Maar op het moment dat de naleving structureel slecht is en leidt tot structurele overschrijdingen, dan zal het Ctgb dat meenemen en daarnaar kijken.
Mevrouw Bromet van GroenLinks-PvdA vroeg of ik het Ctgb zou kunnen vragen om in kaart te brengen welke toegestane middelen op basis van dezelfde werkzame stoffen per teelt bestaan en om vervolgens in de gebruiksvoorschriften op te nemen dat een stapeling van deze middelen verboden is. Ik wil vooropstellen dat het van het allergrootste belang is dat gewasbeschermingsmiddelen alleen op de markt komen op het moment dat ze veilig kunnen worden toegepast. Al sinds '21 neemt het Ctgb maatregelen tegen het stapelen van dezelfde stof in verschillende middelen binnen het gebruiksvoorschrift. Hier wordt dus al aan gewerkt door het Ctgb sinds '21.
De heer Grinwis van de ChristenUnie vroeg hoe ik inspeel op de veranderde omstandigheden in het beleid richting het Ctgb. Het antwoord is dat het ministerie en het Ctgb voortdurend in contact zijn, ook over ontwikkelingen rond toelating, het middelenpakket en het beoordelingskader. Daarover is voortdurend contact. Iedereen beziet vanuit zijn eigen rol wat we daarin moeten doen. Er wordt dus op ingespeeld. Er is veelvuldig contact over alle veranderende omstandigheden.
De heer Grinwis had ook een vraag over de spruitjesteelt en over hoe we schimmels in de toekomst bestrijden. Ik zie mevrouw Vedder lachen. Ik dacht ook ineens aan spruitjeslucht. Het is lastig om biologisch te telen. Het is aan gewasbeschermingsmiddelenproducenten om aanvragen te doen voor alternatieve middelen. Daar ga ik niet over. Daar hadden we het zojuist ook over, in reactie op wat de heer Holman vroeg. Wat wel zo is — dat ligt in het verlengde daarvan — is dat de spruitjestelers natuurlijk een aanvraag kunnen doen voor het gebruik van niet-toegelaten middelen in het geval van een noodsituatie. Ik noem het voorbeeld van de kersentelers. Op dat moment kan ik een besluit nemen en daarbij laat ik mij uiteraard adviseren door het Ctgb en de NVWA. Dat is de procedure die we doorlopen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik hoop dat ik dit ook een beetje in de geest van collega Grinwis doe. De moeilijkheid voor de kleine teelten zit 'm in het feit dat de producenten van gewasbeschermingsmiddelen het interessant moeten vinden om producten te ontwikkelen voor zo'n teelt. Dat is heel vaak niet het geval, omdat het niet rendeert. Dat gaat ons waarschijnlijk uiteindelijk die kleine teelten kosten, terwijl we die wel graag willen behouden. Hoe kijkt de minister daarnaar? Ziet zij nog kansen voor ons als politici en beleidsmakers om daar een rol in te spelen?
Minister Wiersma:
Dat is een goede vraag. Binnen ons bereik doen we daar al iets aan. Ik zei net al iets over de fondsen voor kleine teelten. Ik zie zeker het belang ervan. Ik deel ook de onderliggende zorg die ik hier hoor. Het zou zonde zijn als er geen toelating plaatsvindt in die teelten omdat het kleine teelten zijn en we daardoor belangrijke oud-Hollandse groente of wat dan ook zouden verliezen. Ik zal dit in het vervolg meenemen als we echt tot de uitwerking van beleid komen. Misschien zijn er haakjes waarvoor we nog extra oog kunnen hebben, naast datgene wat ik al aangaf, namelijk dat we de fondsen voor toelating van die middelen gedeeltelijk financieren. Maar ik hoor wat u zegt, in het verlengde van de heer Grinwis. Ik denk dat we met elkaar moeten kijken wat we daarmee kunnen doen.
Dan kom ik op een vraag van de heer Van Campen. Ik zie hier een tweeledige vraag over workload van het Ctgb, omdat het zo'n mooie instantie is en die ook door heel veel andere Europese landen en door bedrijven ingezet en gebruikt wordt. Ik zie hier ook een kostencomponent, dat de Nederlandse belastingbetaler voor die kosten opdraait omdat de bedrijven voor hun toelating relatief vaak naar het Ctgb stappen. De vraag is wat ik daaraan kan doen en of ik wil agenderen in de Landbouw- en Visserijraad dat dat anders moet. Wij kwamen net al tot de conclusie dat deze en gene inderdaad veelvuldig gebruikmaken van het Ctgb. Ik wil daarbij wel benadrukken dat de kosten die wij betalen echt zitten op de adviezen die zij aan ons geven. Als het gaat om de toelating van stoffen betaalt de aanvrager dat. De overheid staat voor 15% van de totale kosten van het Ctgb en de bedrijven dus voor 85% van die kosten. Wij betalen voor beleidsadvisering en bezwaar en beroep, inclusief openbaarmakingsverzoeken. Daar zit het dus niet in, maar ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat die totale werklast beter en evenrediger verdeeld gaat worden over de lidstaten. Dat ga ik aan de orde stellen in de Landbouw- en Visserijraad.
Dat was het blokje toelating, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat dat een verzadigende beantwoording is, dus we gaan door naar het volgende blokje. Nee? Niet? Ik zie alleen het lid Kostić en mevrouw Bromet.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Volgens mij zijn onder het kopje toelating wat vragen …
De voorzitter:
Het lid Kostić, u heeft een interruptie. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Excuus, voorzitter. Volgens mij zijn onder toelating wat vragen onbeantwoord gebleven — maar misschien komen ze in de volgende ronde — over cumulatie, met name naar het milieu. De beantwoording ging volgens mij over wat volgend jaar ingaat en dat gaat over cumulatie met betrekking tot mensen, de effecten daarop. Ik was dus specifiek benieuwd naar cumulatie met betrekking tot het milieu en ook water.
De voorzitter:
Die is beantwoord, dus dat rekenen we gewoon als een interruptie. De minister.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nou, voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, we kennen hoe u dat doet. Het is dus een interruptie en de beantwoording is aan de minister.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Hier maak ik echt bezwaar tegen, voorzitter. We hebben vier interrupties en dit is niet beantwoord.
De voorzitter:
U doet vaker iets onder de noemer "onbeantwoorde vragen". Dit is een interruptie, want ik heb goed gehoord dat de minister de vraag heeft beantwoord. Maar de minister krijgt de gelegenheid om er nog eens nader op in te gaan.
Minister Wiersma:
De risicobeoordeling die volgend jaar komt, is inderdaad gericht op gezondheid. Voor milieu wordt daar ook naar gekeken, maar dat ligt wel een stuk complexer. Dat loopt, maar dat is niet volgend jaar al toepasbaar. Wanneer kan ik zo niet zeggen. Ik kan daar in de tweede termijn wel even op terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bromet, een interruptie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb ook nog een vraag over de beantwoording van de minister. Zij zegt dat het Ctgb al kijkt naar stapeling van stoffen, maar ik heb begrepen dat dat maar voor vier stoffen zo is. Klopt het dat er maar voor vier stoffen naar die stapeling wordt gekeken of wordt er naar alle stoffen gekeken?
Minister Wiersma:
Ik kom hier in de tweede termijn op terug. Ik weet niet hoeveel stoffen dat zijn, of dat er vier zijn of alle stoffen. Volgens mij is cumulatie, echte cumulatie, waar ze op dit moment aan werken, aan een kader daarvoor in de risicobeoordeling. Maar hoeveel het exact zijn? Ik kom in de tweede termijn wel even terug op hoeveel het er zijn.
De voorzitter:
En dan is er ook nog een interruptie van mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Zitten de vragen over de KUG in dit blokje of in een ander blokje?
Minister Wiersma:
Die heb ik volgens mij voorbij zien komen in een ander blokje.
De voorzitter:
Dan gaan we naar het blokje gebruik.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Gebruik en verduurzaming. Recent heeft de Europese Commissie de goedkeuring van glyfosaat met tien jaar verlengd. Die beslissing is genomen op basis van een beoordeling door de EFSA, maar er zijn ook heel veel wetenschappelijke studies beoordeeld door de instanties uit de lidstaten. Nog niet zo lang geleden hebben we er tijdens het vragenuur ook uitgebreid over gesproken. Uit die beoordeling blijkt dat er geen kritische zorgpunten zijn en dat glyfosaat veilig kan worden toegepast. Uiteraard neem ik zaken die volksgezondheid en veiligheid aangaan zeer serieus. Daarom hebben we in het regeerprogramma ook opgenomen dat we onafhankelijke wetenschappelijke adviezen van de daarvoor aangewezen instanties volgen.
Ik ga over naar de vragen. Daar zal ook een hele hoop in terugkomen. Ik hoorde zojuist een opmerking over de uitgebreide beantwoording. Ik begin bij vragen van de heren Grinwis, Pierik en Van Campen. Die waren hieraan gerelateerd en gaan over het inperken van alternatieven voor glyfosaat: wat houden de randvoorwaarden in als die slechter zijn voor het klimaat? De aanverwante vraag is hoe ik ervoor ga zorgen dat oplossingen betaalbaar en uitvoerbaar blijven voor de sector. Ik zie daar een aantal randvoorwaarden bij. Die moeten uitvoerbaar en betaalbaar zijn; dat lijkt me logisch. De impact van een alternatief op andere doelen — dat kan stikstof, klimaat of biodiversiteit zijn — moet niet nadeliger zijn dan de impact van gangbare methoden.
Aangezien het hier gaat om het voorschrijven van een alternatief, zoals zojuist heel terecht werd aangekaart door de heer Holman, is een verbod op glyfosaat niet aan de orde; dat kan juridisch gezien niet. Als we alternatieven gaan voorschrijven, moet dat dus wel op een zorgvuldige manier gebeuren. Ik ga me daarbij laten adviseren. Wat nu voorligt met de AMvB, is dat er alleen maar een haakje wordt opgenomen dat kan leiden tot een ministeriële regeling. Bij de toetsing van die randvoorwaarden laat ik me uiteindelijk adviseren door zowel de wetenschap als de sector.
Dan de opmerking met betrekking tot het klimaat. Ik heb ook collega's in dit kabinet die dat van groot belang vinden en er ook echt op toezien dat alle voorstellen waarmee ik kom, geen negatieve invloed hebben op hun doelen. Dat geldt op het gebied van zowel het klimaat als uiteraard de waterkwaliteit. Daarom is het van belang niet alleen vol in te zetten op voldoende alternatieven, maar ook op innovatie, want het is gewoon belangrijk dat er ook iets voorhanden is als we toe willen naar alternatieven om de gewassen te beschermen, in de brede zin van het woord.
De heer Holman (NSC):
Ik ben blij dat de minister de zaken uitermate serieus neemt, maar ik zou graag toe willen naar maximaal niet gebruiken. Ik heb iets geschetst met McDonald's als voorbeeld, maar voor anderen geldt dus ook dat we in de vorm van teeltvoorschriften en leveringsvoorwaarden veel meer kunnen doen. Ik schets eigenlijk dat ik het gedrag van McDonald's onverantwoord, onmaatschappelijk gedrag vind. Is de minister dat met mij eens? Ligt daarin een uitdaging voor het bedrijfsleven?
Minister Wiersma:
Ik ben het wel eens met de heer Holman. Dat is ook de reden van het volgende. Wij kunnen allemaal kaders stellen en verplichtingen opleggen, maar volgens mij zijn juist ook de keten- en sectorpartijen aan zet om hierin stappen te zetten. Dat kan ook zeker door middel van het opnemen van leveringsvoorwaarden. We zien dat dat namelijk ook in andere sectoren echt wel leidt tot een beweging. Ik zou zeggen: ik heb liever dat de handschoen ook wordt opgenomen door sector- en ketenpartijen dan dat wij met allerlei voorschriften en regels komen. Ik ben het dus eens met de heer Holman. Bij dezen zou ik dat signaal ook nadrukkelijk willen uitspreken. Maar ik ben de afgelopen week en daarvoor natuurlijk ook in gesprek geweest met veel sectorpartijen. Ik zie ook dat er goede stappen worden gezet en dat men zich bewust is van het belang daarvan, of dat nou is met oog op het milieu of op het maatschappelijk draagvlak. Maar de ketenpartijen hebben daar ook absoluut een rol in, of het nou om de buitenbeentjes gaat of over gewasbescherming. Helemaal mee eens.
De heer Flach vroeg of ik het voorstel zoals het nu voorligt ook in zou willen perken en er criteria aan wil hangen. Het is altijd laveren van … Laat ik het zo zeggen: de wens is zeer divers. De criteria die aan het voorstel hangen dat nu voorligt, zijn er juist om ervoor te zorgen dat er echt gedegen en gedragen alternatieven zijn, en dat er pas tot voorschrift wordt overgegaan als die er daadwerkelijk zijn en zowel de wetenschap als de sector daarover advies kunnen geven. De criteria zijn dus noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid. In navolging daarvan heb ik ook verduidelijkt dat ik vind dat het in de praktijk doeltreffend, doelmatig, uitvoerbaar en betaalbaar moet zijn.
Ik begrijp de vraag over het inperken van het voorstel. Op dit moment staat er in de AMvB iets over chemische gewasbeschermingsmiddelen in de brede zin. Dat komt doordat het haakje dat nu geslagen is, aan een wet gehangen moet worden. In de wet wordt alleen gesproken over gewasbeschermingsmiddelen, en niet over glyfosaat. Het inperken van het voorstel via die weg is dus geen optie, omdat je daar geen haakje in de wet voor kunt maken. Dat heeft tot dit voorstel geleid. Uiteraard zullen die criteria en randvoorwaarden ook goed beschreven worden in de nota van toelichting, voordat het naar de Raad van State wordt gestuurd.
De heer Flach had het erover dat het mechanisch vernietigen van groenbemesters in het voorjaar soms lastig is. Ik zie uitvoerbaarheid ook als belangrijk criterium voordat we overgaan tot het mogelijk verplichten van alternatieven. In dat geval zullen we dus ook rekening houden met eventuele ongunstige weersomstandigheden in het voorjaar voor het mechanisch vernietigen van groenbemesters en vanggewassen.
Mevrouw Podt van D66 vroeg of ik de moties over het de facto verbod vanaf 2025 ga uitvoeren. Er zijn verschillende moties aangenomen om glyfosaat te verbieden. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer er reeds over geïnformeerd dat dit juridisch gezien onmogelijk is. Het verplichten van alternatieven is dus wel een begaanbare weg. De eerste stap daartoe is gezet met de AMvB in het voorliggende voorstel. Ik ben dus wel voornemens — dat heb ik ook met uw Kamer gedeeld — om dit voorstel via de ministerraad voor advies naar de Raad van State te sturen. Inwerkingtreding van de AMvB is pas de eerste stap. Daarna is het ook mogelijk om via een ministeriële regeling alternatieven te verplichten.
De voorzitter:
U bent eigenlijk door uw interrupties heen, mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik had er nog één.
De voorzitter:
Ja, maar dat is eigenlijk een beetje dezelfde situatie als bij het lid Kostić. Ik denk dat we het even … U stelt voor om er allemaal één extra te doen? Ja? Oké, dan doen we dat. Maar dan blijven we wel allemaal binnen de 30 seconden. Het is namelijk niet mijn tijd; u doet dat voor uw collega's.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dat respecteer ik. Een hele korte vraag: is gewoon ploegen ook zo'n alternatief?
Minister Wiersma:
Dat wordt getoetst. Maar dat zou in principe een alternatief kunnen zijn. Mechanische bewerking in de brede zin des woords kan natuurlijk ook, mits die voldoet aan de criteria en de randvoorwaarden. Zeker.
De voorzitter:
Lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik had alleen een punt van orde, en dat is nu opgelost.
De voorzitter:
Maar u wilde volgens mij interrumperen? Nee? Oké. Dan een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dat was het antwoord op mijn vraag, maar toch niet, want deze vraag had ik niet gesteld. Mijn punt is dat alternatieven net zo goed of nog beter moeten scoren dan glyfosaat. Maar er worden allerlei randvoorwaarden aan gesteld, waardoor je jezelf moet afvragen of dit de facto nu wat gaat opleveren, want de kans dat glyfosaat op deze manier vermindert, acht ik niet heel erg groot. Ik ben dus wel benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt.
Minister Wiersma:
Ik kijk er op deze manier naar. Glyfosaat is een toegestaan middel. Op het moment waarop wij verplichtend andere middelen hetzij bewerkingen gaan voorschrijven, dan moet er zorgvuldig gekeken worden of de kosten tegen de baten opwegen. Daarom vragen we om een oordeel van de wetenschap en de sector om te kijken of de alternatieven daaraan voldoen. Ik vind het zeker, ook juist in het kader van afwenteling en andere milieudoelen, van groot belang om daar wel randvoorwaarden aan te hangen, want anders kunnen de kosten weleens hoger zijn dan de baten. Dan spannen we het paard achter de wagen en dat lijkt me ook zeer ongewenst.
Dan gaan we over naar een vraag van mevrouw Vedder. Ook de heer Grinwis en de heer Pierik hadden hier een vraag over. De gebiedsgerichte maatwerkaanpak is van het NAJK en de LTO. Ze vroegen of ik daar wat mee wil doen en welke mogelijkheden ik zie rondom het aanstellen van een regisseur en een subsidieregeling daarvoor. Het antwoord is dat ik samen met IenW al een tijd in gesprek ben met de LTO en het NAJK over dit voorstel om normoverschrijdingen terug te dringen. Ook de waterschappen zijn erbij betrokken. Ik ben bereid de aanpak te ondersteunen, maar ik vind dat het plan wel aan kracht wint als er gefocust wordt op gebieden en teelten. Want het is nu al bekend waar de meeste normoverschrijdingen zijn. Het betreft zowel het gebied als de teelt als de werkzame stoffen. Ik wil daar ook mee starten, waardoor het uitvoerbaar wordt in de praktijk. Dat sluit ook aan bij de motie-Grinwis over een snelle terugkoppeling van de monitoringsgegevens door waterschappen aan het gebied. Dan kunnen we op basis van die ervaringen besluiten of en hoe de aanpak verder kan worden uitgerold, ook naar andere gebieden, en kunnen we dus wel echt met focus beginnen. Op de subsidieregelingen kan ik op dit moment niet vooruitlopen, want ik heb zelf pas echt financiële middelen beschikbaar per 2026. Over die middelen en de afwegingen daarvan moet nog besluitvorming in het kabinet plaatsvinden. Die toezegging kan ik dus nog niet doen, maar ik sta wel positief tegenover het plan.
De heer Pierik van de BBB had een vraag over het uitvoeringsprogramma.
De voorzitter:
Maar niet voordat mevrouw Vedder nog een interruptie heeft gepleegd.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank aan de minister voor het antwoord. Begrijp ik het goed dat er in een bepaald gebied een bepaalde teelt gaat worden gestart — dat snap ik ook heel goed — om daarna te kijken hoe we dit plan van aanpak verder kunnen uitrollen? Klopt dat? Wanneer gaat het dan ook daadwerkelijk starten? Ik vraag me af of daar dan geen middelen voor nodig zijn.
Minister Wiersma:
We staan er positief tegenover. Dus het plan starten? Ja, maar laten we dan beginnen in de aandachtsgebieden. Want we weten nu inderdaad in welke teelt en in welke gebieden er normoverschrijdingen zijn. Daar moeten we op focussen. Maar de middelen heb ik pas per '26 beschikbaar, dus dan kunnen we die eraan vasthangen. Mocht de sector daar zelf al eerder in die focusgebieden mee willen starten, dan is dat ook goed, maar ik heb begrepen dat er bij het totale plan nog wel wat bij moet. Daar is op dit moment nog geen ruimte voor, maar dat zal in de besluitvorming rondom de incidentele middelen wel een onderdeel van het gesprek zijn. We zullen kijken hoe we daar zo snel mogelijk stappen in kunnen zetten.
Een andere vraag was hoe we de sector ondersteunen bij het uitvoeringsprogramma. Uiteindelijk moet er natuurlijk toegewerkt worden naar een goede dekking voor gewasbeschermingsmiddelen. Het is, zoals ik net ook al aangaf, een van de belangrijke doelsturingen en doelen die in het kader van de KRW gehaald moeten worden. De uitvoering van de rijkstaak in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 is conform het regeerakkoord. Ik heb het over de continuering van de subsidieregelingen en stimulering van biologische middelen en laagrisicomiddelen, innovaties op het gebied van robotisering, precisietoepassing en een systeem van benchmarking. Daar gaan we allemaal mee aan de slag. Alleen, het is wel zo dat het gros van de middelen daarvoor in de 5 miljard zit. Het kabinet heeft hierover nog geen besluit genomen. Maar goed, ik vind dat daar structureel geld voor beschikbaar gesteld moet worden.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik zei in mijn inbreng al: ik ben misschien wel van tien kanten benaderd met dezelfde vraag, in verschillende bewoordingen. Dat geeft volgens mij aan dat de sector dit graag wil en belangrijk vindt. Ik vind het zelf ook belangrijk. Ze zeggen allemaal: "Wij hebben behoefte aan meer duidelijkheid en meer zekerheid. Maak capaciteit vrij, want we kunnen het niet alleen. We hebben duidelijkheid rondom budgetten nodig." Ik hoor het antwoord van de minister. Kunnen wij haar daar als Kamer in ondersteunen? Zou een ondersteunende motie bijvoorbeeld helpen?
De voorzitter:
Minister, er wordt zakengedaan.
Minister Wiersma:
Ik vraag me nu even af of dit binnen de bandbreedte valt waarbinnen ik mij namens het kabinet kan bewegen. Ik ben natuurlijk binnen het kabinet in afstemming hierover. Ik sta positief tegenover de initiatieven, zeker op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen. We moeten alle initiatieven energie meegeven; zo sta ik er echt tegenover. Daar horen middelen bij. Daarvoor ben ik gebonden aan besluitvorming binnen het kabinet. Uiteraard is de Tweede Kamer vrij om daarin zelf stappen te zetten. Dat is uw taak en verantwoordelijkheid. Ik zou u de vrijheid willen geven om die afweging dan ook te maken.
De heer Flach vroeg of het etiket met de tijd mee kan gaan en of ik daarvoor zorg. Het antwoord is dat de technische mogelijkheden voor precisiebespuiting steeds groter worden en de gebruiksvoorschriften daar niet op zijn aangepast. Samen met stakeholders wordt op dit moment bekeken hoe we dit generiek kunnen oplossen. Dat is dus zowel de sector, als de overheid, als het Ctgb. Maar het aanpassen van dat soort regelgeving heeft echt een lange doorlooptijd, omdat het ook Europese regelgeving betreft. Ik ben het eens met de heer Flach dat dit wel moet. Ik zal daar ook aandacht voor blijven vragen. In 2025 zal binnen het uitvoeringsprogramma specifiek aandacht worden gegeven aan de registratie en handhaafbaarheid van precisietechnieken, ook om deze toepasbaar te krijgen voor de praktijk.
De heer Grinwis had een vraag over het kruispunt waarmee de akkerbouwer te maken heeft. Hij zei dat die worstelt met ziekteresistentie die is doorbroken. Hij zei dat er ziektes en plagen zijn die op dit moment niet meer goed kunnen worden bestreden. Hij vroeg hoe we daarop inspelen, ook vanwege een veranderend middelenpakket. Nogmaals, het is natuurlijk zo dat gewasbeschermingsmiddelen echt alleen op de markt mogen en kunnen komen als die aantoonbaar veilig kunnen worden gebruikt voor mens, dier en milieu. Op het moment dat dit niet kan, moeten we dat gewoon heel serieus nemen. De toegewezen instanties acteren daar dan ook op. Dan wordt het middel verboden. Ik zet er natuurlijk wel op in om zo veel mogelijk alternatieven beschikbaar te krijgen. Dat is onder andere door meer groene middelen beschikbaar te krijgen. Dat doen we door die capaciteit en het groene loket binnen het Ctgb, dat de afgelopen jaren is opengesteld. Uiteraard bepleiten we dat ook binnen Europa. Daarnaast hebben we het zojuist gehad over nieuwe genomische technieken die hier een belangrijke rol in kunnen spelen om planten te veredelen en teelten weerbaarder te maken, en over het bevorderen van innovaties, ook op het gebied van mechanische toepassingen, precisietechnieken of bijvoorbeeld het gebruik van drones. Tot slot is het, zoals ik zojuist in het eerste blokje al een aantal keren heb gezegd, ook aan de markt om hierop in te spelen door alternatieven te ontwikkelen en toelating daarvoor te vragen.
De heer Flach had ook een vraag over investeren in praktijkonderzoek. Hij had een amendement om dit op te plussen en vroeg of die handschoen opgepakt wordt. Ja, ik vind ook dat daar structureel geld voor beschikbaar moet komen en dekking voor moet zijn. Dat gaat ook over de uitvoering van de rijkstaak in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming. Het is ook opgenomen in het regeerprogramma. Dat geldt ook voor de continuering van subsidieregelingen en de stimulering van biologische en laagrisicomiddelen, innovaties … Ik kan de hele riedel weer opnoemen, maar dat doe ik maar even niet. En nogmaals, ik vind dat daar structurele dekking voor moet komen, maar die moeten we op dit moment vinden in de incidentele middelen, in die 5 miljard vanaf '26. De besluitvorming daaromtrent moet nog plaatsvinden.
Mevrouw Bromet had een vraag over gebruiksregistratie en zei dat risicomiddelen eigenlijk alleen gebruikt zouden moeten worden op receptuur, bijvoorbeeld bij een ernstige plaag. Zij vroeg of die mogelijkheden er zijn. Laat ik vooropstellen dat ik zeker mogelijkheden zie, met name voor de sector zelf, om voorstellen te doen voor het terugdringen van het gebruik van chemisch-synthetische hoogrisicogewasbeschermingsmiddelen. Sectororganisaties kunnen daarvoor een gids voor goede gewasbeschermingspraktijken opstellen. Daarin geeft de sector zelf aan hoe geïntegreerde gewasbescherming moet worden toegepast. Ik zie ook kansen voor de afnemers in de keten, zoals de heer Holman zojuist ook in zijn interruptie aangaf. Afnemers kunnen strengere leveringsvoorwaarden opnemen waarbij er vervolgens echt wel een ontwikkeling gaande is. De afnemers kunnen daarbij ook ondersteunen, hetzij door een iets hogere financiële compensatie in het verdienvermogen van de boeren. Dat zijn de mogelijkheden die ik daarvoor zie.
De heer Grinwis vroeg of de subsidieregeling geïntegreerde gewasbescherming succesvol is en of die verlengd wordt. Die is in 2023 en 2024 opengesteld en had als doel om innovatie en het gebruik van preventieve en niet-chemische maatregelen tegen ziekten, plagen en onkruid te stimuleren. Er is beperkt gebruikgemaakt van de mogelijkheid om aanvragen in te dienen voor innovatieprojecten, maar er was wel heel veel belangstelling voor investeringen om groenbemesters en vanggewassen mechanisch te vernietigen en om ziekten, plagen en onkruid op een niet-chemische wijze te bestrijden. De openstelling van de subsidiemodule heeft geleid tot veel meer aanvragen dan toegekend konden worden gezien het budget. Dus ik zie het zeker als een succesvolle subsidieregeling en wil onderzoeken of een derde openstelling daarvan financieel haalbaar is.
Het lid Kostić had een vraag over een heffing op pesticidengebruik. Ik zie een rol voor de sector zelf om voorstellen te doen om chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen. Ik heb zojuist al iets gezegd over die gids voor goede gewasbeschermingspraktijken waarin ze dat voorschrijven, en over de rol van de afnemers. Ik zie zelf niet zo veel in een heffing, maar ik zie wel dat de sector daar ook echt mee aan de slag moet gaan, bijvoorbeeld via die benchmarksystematiek waar de sector nu zelf mee bezig is. Er worden echt stappen gezet, maar een heffing in deze zin lijkt me prematuur.
Dan hebben een aantal partijen in dit blokje nog vragen gesteld over de lelieteelt. Ik heb vorige week een brief gestuurd over de uitspraak van de rechters. Daar kan ik nu dus verder niets over zeggen, ook omdat er nog een aantal zaken lopen. Er wordt in de bollenteelt inderdaad relatief veel gebruikgemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Voor een deel zijn dat middelen die ook in de biologische sector zijn toegestaan. Dat zijn de oliën waar mevrouw Nijhof net ook aan refereerde. De sector, zowel de teelt als de handel, heeft aangekondigd zelf ook te zien dat de handschoen opgepakt moet worden om het gebruik van die gewasbeschermingsmiddelen terug te brengen. Dat werken ze op dit moment uit in een convenant, dat dit jaar gereed moet zijn. Ik waardeer dat en vertrouw erop dat dat dit jaar ook gereed is. Ik zal dat goed in de gaten houden.
Daarbij gaat de benchmark, die ik in de brief van gisteren ook heb benoemd, inzicht geven in het gebruik in de bollensector. Die gaan daar ook aan meedoen, als ze daaraan mee gaan doen. Ik heb begrepen dat daar gesprekken over lopen, want dat zorgt voor transparantie in het gebruik en meer bewustwording in de zin van: waar sta je in vergelijking met je collega's? Het kan een goede prikkel zijn om door middel van andere praktijken via zo'n systeem te leren en die prikkel te krijgen. Want ik ken ook een aantal boeren en die willen toch altijd net zo goed presteren als de rest. Dus ik ben heel positief over dat benchmarkingsysteem. Dat past ook heel goed bij de overgang waar we voor staan op het gebied van niet alleen gewasbescherming maar ook doelsturing. Dus in het totaalpakket denk ik dat daarin grote stappen gaan en zullen worden gezet.
Ten derde is het in elke teelt … Dat is niet alleen in de bollenteelt, want helaas heb ik ook het bericht gelezen van de NVWA over de naleving van de kersenteelt. Daar ben ik ook teleurgesteld in, want naleving van de gebruiksvoorschriften die door het Ctgb zijn opgesteld, is van cruciaal belang. Ik vind echt dat de telers, de adviseurs en de rest van de keten hier werk van moeten maken, want ook dat valt en staat met maatschappelijk draagvlak. Dus ik zie het grote belang daarvan, maar de verantwoordelijkheid voor naleving ligt echt bij de telers en indirect bij de keten, die de telers daarop mag aanspreken. Dat doe ík ook. En ik merk ook dat u dat doet in uw inbreng. Ik denk dat dat goed is, dat dat veelvuldig gehoord wordt en dat dat ook een belangrijke prikkel is.
Het laatste punt, dat ook een aantal keer is aangestipt, gaat over de ruimtelijke ordening in relatie tot het gebruik. Als het bijvoorbeeld gaat om het toestaan van woningbouw naast agrarische percelen, zijn de gemeenten het bevoegd gezag. Dat is ook logisch, want zij hebben toezicht op de lokale situatie en kunnen de afwegingen maken die recht doen aan de specifieke plaatselijke omstandigheden. Op dit moment is er geen wettelijke verplichting om een spuitzone te hanteren bij woningbouw, maar jurisprudentie heeft inmiddels wel min of meer geleid tot een soort vuistregel. Dat is die 50 meter. Gemeenten kunnen daarvan afwijken, maar ik snap ook dat het lastig is om zo'n afweging te maken en dat ze daar liever een kader voor hebben.
Op dit moment is er al een handreiking beschikbaar om die afweging te maken, maar er is wel nog steeds behoefte aan een meer wetenschappelijk gebaseerd afwegingskader om die onderbouwing te versterken. Om in die behoefte te voorzien hebben we op dit moment vanuit LVVN samen met RVO de opdracht gegeven aan de WUR en het RIVM om een onderzoek te beginnen dat dat kader zal ontwikkelen en definiëren. Dat doen we ook om de decentrale overheden daarbij te helpen en te ondersteunen.
Dit was het einde van mijn blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Laten we een inventarisatie doen, maar dan wel even kort in een paar steekwoorden. Eerst mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoop dat dit niet een signaal is van hoe belangrijk het is, maar ik heb mijn beide vragen over omwonenden gemist en de motie die gaat over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden.
De voorzitter:
Oké. Meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik heb de vraag gemist over het voorzorgsprincipe. Wat betekent dat voor het krijgen van juridische zekerheid voor boeren? En ziet de minister heil in een bodemprocedure, zodat we hierover een uitspraak van de rechter hebben?
De voorzitter:
Oké. Ik zie mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik had gevraagd of er een verplichte registratie van middelen kan komen. Die vraag is ook niet beantwoord.
De voorzitter:
Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Ik heb geen gemiste vraag, maar gewoon een interruptie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
De voorzitter:
Daar wachten we even mee. Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mea culpa als ik het antwoord gemist heb, maar even een check.
De voorzitter:
Zijn er gemiste vragen?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, twee vragen. Is er met betrekking tot emissies naar oppervlaktewater al iets gezegd over het kijken naar drainage in plaats van alleen maar naar drift? Daar ligt al sinds 2012 een advies over van ik meen het RIVM. Dat moet alleen maar even toegevoegd worden.
Dan de tweede vraag. Ik had specifiek gevraagd naar de toezegging om in gesprek te gaan met PAN, SoortenNL en de Vogelbescherming over welke stappen de politiek kan nemen met betrekking tot monitoring van de effecten op dieren en planten, te borgen dat het onafhankelijk van de industrie gebeurt en daarover in Q1 te rapporteren.
De voorzitter:
Oké. Mevrouw Nijhof-Leeuw heeft ook nog gemiste vragen. Het zijn er wel een hoop. Mevrouw Nijhof.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ja, ik had een vraag over de registratie van de daadwerkelijke kilo's gewasbeschermingsmiddelen in plaats van een enquête.
De voorzitter:
Mevrouw de minister, werkt dit? Of zouden we kunnen zeggen dat we dit in de tweede termijn nog eventjes in de beantwoording meenemen?
Minister Wiersma:
Ja.
De voorzitter:
Dan gaan we dat doen. Dan is er nog een interruptie van de heer Pierik. De gestelde vragen worden natuurlijk ambtelijk even geïnventariseerd. De minister zit hier namelijk niet alleen met haar bijstand ter rechterzijde; er zijn meer mensen in het gebouw aanwezig. We komen in de tweede termijn nog even terug op de vragen die nu zijn geïnventariseerd. Meneer Pierik voor een interruptie.
De heer Pierik (BBB):
Als we het hebben over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen — er zijn steeds meer groene gewasbeschermingsmiddelen — dan hebben we het vaak over het gebruik in kilo's. Wat we heel graag willen weten, is wat de milieu-impact van die gewasbeschermingsmiddelen is. Hoe kunnen we nou in het kader van doelsturing straks het beste gaan stroomlijnen hoe we toegaan naar het verlagen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen?
Minister Wiersma:
Het verlagen van het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen is onderdeel van de benchmarksystematiek, waar de sector zelf mee aan de slag is en waar ik echt positief tegenover sta. Ik heb die vraag gehoord. Ik zit even te kijken, hoor. O, dat komt in het volgende blokje. Ik ben voornemens om daar een financiële impuls aan te geven om daarmee van de wal te komen. Ik denk namelijk dat het een heel belangrijk onderdeel kan zijn van die doelsturing. Ik ben het helemaal eens wat betreft de impact op milieu. In de eerste beantwoording zie ik een aantal raakvlakken hiermee. Het Ctgb toetst nu natuurlijk al de impact op het milieu. Dan gaat het met name om de naleving van de voorschriften die voor de middelen worden voorgeschreven. We moeten wel degelijk aan de slag met die normoverschrijdingen in water, heel specifiek met betrekking tot de gewasbeschermingsmiddelen, het doelbereik van bepaalde middelen en teelt in bepaalde regio's. Daar had ik het zojuist ook met mevrouw Vedder over. We kwamen net tot de conclusie dat we dat met een focusaanpak gaan aanpakken. Dat is dus een samenhang van verschillende inzetten en aanpakken. Dat even op de vraag van de heer Pierik.
Ik wil nog even terugkomen op de vraag van mevrouw Podt over de gebruikersnorm en de milieu-impact. Op dit moment is de WUR gevraagd om te werken aan een onderbouwde veiligheidsfactor voor cumulatieve effecten in het milieu. We willen daarmee bijdragen aan de Europese discussie. Tot zover even de interruptie over dit blokje.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Een korte vervolgvraag dan. Als ik het goed begrijp, dan vindt de minister een reductie puur op het aantal kilo's niet het meest relevante criterium.
Minister Wiersma:
Nogmaals, ik denk dat het in algemene zin goed is dat de sector zelf aan de slag gaat om zo weinig mogelijk middelen toe te passen en, waar het kan, ook middelen te gebruiken die een minder grote impact hebben op het milieu. Uiteraard ben ik ook van mening dat we daarin als overheid niet alles moeten voorschrijven, omdat de middelen ter voorkoming van plagen en ziektes soms echt nodig zijn. We kennen allemaal de voorbeelden van mislukte oogsten. Laten we dus wel heel blij zijn dat er middelen zijn. Het Ctgb heeft toepassingsvoorschriften. Ik vind het van belang dat die worden nageleefd. Ik vertrouw er ook op dat het Ctgb dat gewoon goed voorschrijft.
De voorzitter:
Dit is een mooie brug naar het volgende en laatste blokje: naleving en toezicht. Ik zou de minister willen aanmoedigen om het echt kort en bondig te doen. Anders is er geen tweede termijn meer en dan moeten de geïnventariseerde vragen per brief naar de Kamer worden gestuurd. 18.00 uur is 18.00 uur. Dan gaat het licht uit en dan is het feest voorbij. Maar eerst is er nog een interruptie van het lid Kostić met betrekking tot het tweede blokje.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Sorry, hoeveel interrupties heb ik nog? Dan heb ik het scherp.
De voorzitter:
Ik heb u net geappt dat u er nog vier heeft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel. Dan ga ik proberen het kort en bondig te houden. Ik ben benieuwd welke extra stappen de minister gaat nemen, anders dan die de voorgangers al hebben ingezet. Ik heb dat nog niet gehoord. Gaat ze bijvoorbeeld inzetten op instrumenten rondom ruimtelijke ordening en de instructies in het Besluit kwaliteit leefomgeving? Denk dan aan bufferzones en spuitvrije zones. Gaat zij daar in Q1 stappen in ondernemen? Of gaat ze er, heel basaal, voor zorgen dat wij hier maximaal biologisch inkopen? De minister heeft daarover iets heel beperkts gezegd. Als wij niet het goede voorbeeld geven, wie dan wel? Dus wat gaat de minister nou extra doen?
De voorzitter:
Dat waren twee interrupties. De minister.
Minister Wiersma:
Ik zei zojuist ook al dat het beperken van het gebruik, waar dan ook, en het toezien daarop echt niet aan de rijksoverheid is maar aan de decentrale overheden. U had het net over de bufferstroken. Wij zijn op dit moment bezig om te werken aan een afwegingskader, zodat we de gemeenten daarbij kunnen helpen. Op dit moment wordt bij de toelating van middelen natuurlijk getoetst op gezondheid en milieu. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Ik heb er natuurlijk oog voor dat er soms maatschappelijke zorgen bestaan. Ik woon zelf ook in landbouwgebied. Ik heb die zorg zelf niet, omdat ik echt, oprecht vertrouw op de toelatende instanties. Ik vertrouw erop dat de middelen die gebruikt worden op een zorgvuldige manier worden toegepast. Natuurlijk is de naleving daarbij van belang. Ik werk dus aanvullend aan een afwegingskader voor gemeentes en voorzie daarbij in een wetenschappelijke onderbouwing. Wat ik verder aanvullend wil doen ten opzichte van wat er nu al gebeurt, is het geven van een financiële impuls aan het initiatief benchmarken vanuit de sector zelf. Volgens mij gaan we ook over op doelsturing. Ik heb zojuist al iets gezegd over de innovatie, die ik echt wil aanjagen. Dat gaat voor een gedeelte over innovatieve technieken, of het nu gaat om veredelingstechnieken of om het werken met drones, waardoor je het veel gerichter op teelten kunt toepassen. Ik ben in mijn antwoorden ook al veelvuldig op groene middelen ingegaan. Bij het Ctgb hebben we daar ook extra aandacht voor. Er is een speciaal loket geopend, waar alleen dit jaar al tien middelen zijn aangemeld voor toetsing. Er wordt dus een heleboel inzet op gepleegd. Ook in het kader van doelsturing gaan we daar de komende tijd nog grote stappen in zetten.
De voorzitter:
Meneer Holman nog? Nee. Het lid Kostić nog.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor nog steeds helemaal niks nieuws. Dat baart mij zorgen. Ik vraag me het volgende af. We weten al 30 jaar dat er bijna geen vooruitgang is. De minister wil inzetten op nog meer vrijwillige maatregelen. De monitoringsrapportage over de toekomstvisie, waar de minister haar beleid op voert, is ook heel treurig. Die zegt eigenlijk dat we heel veel doelen niet halen en dat ze uit het zicht raken. Dat vraagt dus gewoon om meer actie, anders dan wat eigenlijk al die jaren is gedaan en anders dan wat de minister zegt. Mijn vraag is dus: waar baseert de minister het op dat alleen maar innovaties en nog meer convenanten gaan helpen? Want alle rapportages zeggen: we gaan niet goede kant op; de doelen worden waarschijnlijk niet gehaald. Kom op.
De voorzitter:
Dat waren uw interrupties.
Minister Wiersma:
Ik wil niet in herhaling vallen, maar als het gaat om het niet halen van doelen, gaat het volgens mij over de normoverschrijdingen in de KRW. Zoals u weet, heb ik daarover een goed gesprek met mijn collega's van IenW en wordt er op verschillende manieren aan gewerkt om het in beeld te brengen. Ik heb zojuist ook een klein debatje gehad met mevrouw Vedder over waar de normoverschrijdingen zijn en welke teelten dat zijn. Daar is ook vanuit de sector zelf een plan op, dat ik van harte ondersteun. Volgens mij is het niet altijd per se met weer iets heel nieuws komen, hoewel doelsturing, wat we met elkaar hebben afgesproken, straks wel een nieuwe vorm is die hieraan gaat bijdragen. Soms is het ook kijken wat er aan kennis is en hoe we de goede praktijken ook landelijk goed voor het voetlicht kunnen brengen. Ik denk dat we daar de komende periode veel inzet op gaan plegen.
De heer Holman (NSC):
Geen interruptie, maar er is een vraag niet beantwoord. Ik heb nog geen helder antwoord gekregen voor wat betreft de juridische onzekerheid over voorzorg …
De voorzitter:
Meneer Holman, dit gaan we niet doen. Dit gaan we echt niet doen. Ik heb net een inventarisatie gedaan. Toen heeft u de gelegenheid gehad. We gaan nu naar het derde blokje van de minister: naleving en handhaving. Als er nog tijd is voor een tweede termijn, kunt u het daar nog in terug laten komen.
Een punt van orde van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Met respect voor de minister, maar ik hoorde steeds echt heel veel herhaling. We weten van doelsturing et cetera, et cetera. Dat hoef ik op zich niet nog een keer te horen.
De voorzitter:
Oké. Nou, laten we dat als aanmoediging meenemen naar het derde blokje. Ik zou de minister willen verzoeken om met dat blok te beginnen.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ja, een antwoord is natuurlijk ook gewoon een antwoord.
Het laatste blokje. Mevrouw Bromet vroeg waarom er geen verplichte registratie van middelen komt. Want, zei ze, dan komt er zicht op het verminderen van gebruik. Voor professionele gebruikers geldt al de verplichting om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te registreren. Die houden dat bij op bedrijfsniveau en dat gebeurt vormvrij. Ik ga toch maar weer in herhaling vallen. Ik hecht eraan om te zeggen dat vanuit de sector de benchmarksystematiek wordt ontwikkeld. Die steun ik ook van harte. Daarin kunnen telers het gebruik digitaal registreren en de toepassing onderling vergelijken. Dat ondersteun ik van harte, zoals gezegd.
De heer Van Campen had een punt over het verbeteren van de naleving. Hij had het over het aanscherpen van bestaande eisen en een vakbekwaamheidsbewijs voor iedere adviseur. Hij vroeg of ik bereid ben Bureau Erkenningen te verzoeken de eisen aan te scherpen in relatie tot twee zaken. Ik zeg met u, meneer Van Campen, dat het ten eerste de verantwoordelijkheid is en blijft van de telers en adviseurs zelf om de wet na te leven. Ik doe hier dan ook expliciet de oproep om dat netjes te doen. Ik vind het een goede suggestie en zeg u toe dat ik met Bureau Erkenningen naga hoe het instrument van het vakbekwaamheidsbewijs effectiever kan worden zodat de naleving verbetert. Bij dezen. Dat in het kort. Die toezegging is er dus.
De heer Van Campen had ook een vraag over de toezichthoudende rol van provincies, gemeenten en waterschappen. Hoe moeten we dat doen en hoe gaan we ervoor zorgen dat zij dit naleven? Ook over dit onderwerp ben ik samen met IenW, de NVWA, waterschappen en VNG in gesprek. We spreken over versterkt toezicht en handhaving. Dan over het verzoek om het nalevingsonderzoek van de NVWA breder in de teelten te doen. De NVWA doet op dit moment risicogebaseerd nalevingsonderzoek. Dat is ook echt aan de NVWA en dus niet aan mij. Ik ben het met u eens dat het zeer belangrijk is, maar het toezicht daarop is op dit moment aan de NVWA. En met de andere overheden wordt samengewerkt.
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Podt van D66 over het verbeteren van de informatievoorziening voor omwonenden. Kan de informatievoorziening beter en vooral transparanter? Mensen met vragen worden bij gemeenten soms van het kastje naar de muur gestuurd, zei zij. Is een centraal aanspreekpunt een optie? Ik heb die vragen bij elkaar genomen, omdat ze beide te maken hebben met de informatievoorziening. Een goede informatievoorziening voor omwonenden is natuurlijk ontzettend belangrijk. Een informatiepunt kan in die informatiebehoefte voorzien. Ik wil dus toezeggen dat ik samen met gemeentes, provincies, de GGD en de NVWA kijk of zo'n informatiepunt in die behoefte kan voorzien en bij welke organisatie dat eventueel kan worden ondergebracht. Ik zeg toe dat het wordt onderzocht. Mij wordt nu gevraagd wanneer. Ik ga dat gesprek nog met ze aan. Wanneer dat is, zal blijken. Als ik daar meer zicht op heb, informeer ik u erover.
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording.
Minister Wiersma:
Dit gaat natuurlijk in overleg met de instanties. Ik heb daar nog niet mee gesproken, dus ik vind het nog lastig om daar uitspraken over te doen.
Wat betreft transparantie steun ik de oproep aan telers en boeren om het gesprek aan te gaan en om ook gebruiksgegevens te delen. Soms denkt men dat er iets wordt gebruikt en dan blijkt het iets heel anders te zijn. Ik ben ook blij te horen dat mevrouw Vedder uit eigen ervaring ziet dat veel boeren dat toch ook wel doen. Boeren en telers kunnen gebruikmaken van de handreiking Nabuurschap bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ik steun de oproep om daar transparant over te zijn.
De heer Flach van de SGP vroeg naar het gesprek met de supermarktketen. Wil ik met ze aan tafel gaan over minder middelengebruik? Ik heb zojuist al een paar keer gezegd dat afnemers eisen kunnen stellen aan de leveringsvoorwaarden en er op die manier aan kunnen bijdragen dat er minder gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Als de keten mijn hulp daarbij nodig heeft, ga ik daar graag met ze over in gesprek. Ik ga ervan uit dat uw Kamer vandaag ook goed gehoord is. Dat geldt ook voor andere in de keten. De heer Holman heeft zich zojuist uitgesproken over bijvoorbeeld McDonald's. Ik ben het eens met de heer Flach dat de keten hierin ook een verantwoordelijkheid heeft. Ik zal dat ook meenemen in de gesprekken die ik met ze voer.
Mevrouw Vedder had een vraag over de vlekjes met betrekking tot bloemen en fruit. Welke mogelijkheden zien we daar? De afnemers spelen hier in de eerste plaats een grote rol in. Ik moet wel zeggen dat ik recent een subsidie heb verleend aan een supermarktketen, waarbij telers worden begeleid in duurzaam telen en waarbij wordt geëxperimenteerd met een aanbod in de schappen van producten die minder gaaf zijn. Dit is een voorbeeld van een ketenaanpak dat bredere navolging verdient. We zullen de leerlessen beschikbaar stellen aan alle supermarkten. In algemene zin zeg ik het volgende. Ik weet niet meer zo goed welke terminologie u gebruikte, maar het was iets in de zin van "alles moet mooi lijken". Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor ons: om aan de consument het beeld uit te dragen van wat reëel is. Zelf heb ik ook fruitbomen in mijn tuin. Je weet dan dat de vruchten er niet altijd rond en shiny uitzien als je het niet gebruikt. Ik steun dit dus van harte en ga er ook graag verder over in gesprek. Er lopen dus initiatieven, ook bij de supermarkten, want zij zien ook dat dit een belangrijk onderwerp is. Ik heb dit toevallig recent, in de voedselverspillingsvrije week, besproken met een aantal supermarktketens. Zij gaven toen aan dit als een belangrijk doel te zien, uiteraard ook in het kader van voedselverspilling, wat een belangrijk onderwerp is. Dat mes snijdt dus aan twee kanten.
Er was nog een vraag van de BBB of de rapportage van de kersenteelt geanonimiseerd naar de Tweede Kamer kan worden gestuurd. Het antwoord is dat ik alle gegevens die in mijn bezit zijn, met de Kamer heb gedeeld. Als het gaat om de onderliggende data is dat niet aan mij, want de NVWA is daarin zelfstandig het bevoegd gezag. Daar kan ik dus geen uitspraken over doen.
Mevrouw Kostić had een vraag over de naleving.
De voorzitter:
Het lid Kostić.
Minister Wiersma:
O, excuus. Ja. Het lid Kostić had een vraag over de naleving. Het antwoord is dat de teler daar uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor is. De NVWA is de aangewezen handhavingsautoriteit en stelt een jaarplan op waarin de werkzaamheden op toezicht en handhaving ten aanzien van het juiste gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zijn opgenomen. De NVWA ziet daar dus op toe. Ik vind ook dat het van belang is dat de voorschriften goed worden nageleefd.
Het lid Kostić had ook een vraag over drainage en de strengere toelating. De emissie van drainage naar water is niet meegenomen, zei zij. Kunnen wij die meenemen in de toelating van middelen? Het antwoord is dat hiervoor een model in ontwikkeling is. Dat zou in de loop van 2025 klaar moeten zijn. Als het klaar is, zal ik het uiteraard met uw Kamer delen. Dat is dus in ontwikkeling.
Dit was het blokje naleving en handhaving, voorzitter.
De voorzitter:
Bent u daarmee ook aan het einde van uw termijn gekomen?
Minister Wiersma:
Ja.
De voorzitter:
Zijn er onbeantwoorde vragen? Ik zie er twee, van Vedder en van Holman.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik had eerder al iets gevraagd over de KUG. Volgens mij heb ik het antwoord daarop nog niet voorbij horen komen.
De heer Holman (NSC):
Ik herhaal mijn vraag in het tweede blokje over de juridische onzekerheid op het gebied van voorzorg. Kan een bodemprocedure daarin helpen?
De voorzitter:
Kan dat nu direct, of doet u dit bij de beantwoording in tweede termijn?
Minister Wiersma:
Die was net opgehaald. We hadden afgesproken om dit in de tweede termijn mee te nemen.
De voorzitter:
Oké. Nee, lid Kostić, u bent door uw interrupties heen.
We gaan meteen maar door naar de tweede termijn van de Kamer. Zullen we een minuut doen? Anderhalve minuut wordt het. Het woord is aan mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Yes, voorzitter. Ik ben blij met de toezegging van de minister over een aanspreekpunt voor omwonenden. Ik denk dat dit voor veel mensen heel prettig is. Ik hoop dus ook dat ze daar vaart achter kan zetten.
Ik vond het teleurstellend dat de minister, als er dan toch weer een debatje ontstaat over het opvangen van de stapelingen door betere gebruiksnormen, zegt dat we niet te veel voorop moeten lopen ten opzichte van andere lidstaten. Nederland heeft het hoogste gebruik van bestrijdingsmiddelen per hectare, ik geloof op Malta na. Maar ja, Malta is zo klein dat je daar al wint als je één busje bestrijdingsmiddel gebruikt. Zolang je dat niet heel hard vermindert, moet je meer veiligheidsmaatregelen nemen. Dat kan gewoon niet anders. Vandaar dat ik een tweeminutendebat aanvraag, want ik wil de minister graag nog wat de goede kant op aansporen. Ik denk echt dat heel veel omwonenden vandaag zitten te kijken en denken: het gaat niet de goede kant op.
De voorzitter:
U zult daarbij de eerste spreker zijn. Het woord is aan de heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Ik heb geen vragen. Ik wil alleen zeggen dat ik blij ben met de erkenning dat het bedrijfsleven een heel grote verantwoordelijkheid heeft. Ik zal niet de vraag stellen of mevrouw Wiersma nog patat gaat eten met haar kinderen bij McDonald's.
De voorzitter:
Dan gaat u samen. Het woord is aan mevrouw Vedder, CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb een aantal initiatieven genoemd waarmee de sector zelf bezig is om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen naar beneden te krijgen. Ik hecht daar heel veel waarde aan, omdat ik echt geloof dat je samen de snelste stappen kunt zetten. Ik hoor ook positieve woorden van de minister over die programma's, maar ik hoor ook bij alles: ik heb pas geld in 2026. Dat vind ik natuurlijk jammer, want dan missen we 2025. Wat doet dat met de energie die nu in zo'n uitvoeringsprogramma zit? Wat doet het met de energie om met benchmarking aan de gang te gaan? Ik zou het heel vervelend vinden als we ons in 2026 zouden omdraaien en zouden constateren dat de energie eruit is en het programma kapot is. Ik ga me er dus op beraden wat ik daar als Kamerlid aan kan doen.
Verder wacht ik nog vol spanning op het verlossende antwoord van de KUG op de vraag hoe we de processen kunnen versnellen en misschien ook meer teelten onder de KUG-regeling kunnen laten vallen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Nijhof-Leeuw ziet af van haar tweede termijn. Dan mevrouw Bromet, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik probeer ook te bedenken hoe dit debat moet overkomen bij de mensen die nu de gifspuit vlak bij hun huis vrezen of die, zoals ik, door Nederland rijden en overal die gele velden zien. Ik denk dat zij niet heel blij worden van dit debat. De minister staat erbij en kijkt ernaar en de sector gaat het allemaal zelf oplossen. Dat is een ander idee dan ik heb van een overheid die burgers moet beschermen en moet geruststellen, maar eerlijk gezegd had ik ook niet heel veel meer verwacht.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Ik ben daarentegen juist heel blij dat onze minister van LVVN zo veel aandacht heeft voor de sector en dat ze ook op zoek is naar convenanten en naar mogelijkheden om het gewasbeschermingsmiddelengebruik in de sector verder terug te dringen. We hebben in de rondetafelgesprekken gezien dat benchmarking en heel veel innovaties en dergelijke enorm kunnen helpen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verder terug te dringen. Wat dat betreft ben ik ook heel blij dat die innovaties een rol gaan spelen. We zien dat er met het pleksgewijs toedienen van gewasbeschermingsmiddelen nog een wereld te winnen is. Reducties van ongeveer 90% zijn denkbaar. Ik denk dat we heel aardig op de goede weg zijn, maar dat ook als een paal boven water staat dat we er nog niet helemaal zijn. Volgens mij werkt onze minister daar keihard aan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Lid Kostić, tweede termijn.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel. De trieste conclusie is dat we hier een minister van de gifindustrie hebben, die geen extra serieuze maatregelen neemt om mensen en water te beschermen anders dan wat er al is ingezet. Ze zwakt alleen eerder ingezette stappen af. Het is beleid dat ten koste gaat van onze burgers en boeren. Het is geen realistisch beleid maar een giftig beleid. Gezondheid is juist iets dat links en rechts kan verbinden. Dat hebben we in deze Kamer eerder gezien. Ik neem aan dat de mensen die in 2022 hebben gezegd dat in de wet goed geregeld moet zijn dat het landbouwgif voor 95% afgebouwd is in 2030, inclusief de PVV, geen kiezersbedrog zullen plegen maar gewoon zullen doorzetten. Dat is namelijk wat ons allemaal verbindt.
Voor de minister heb ik de volgende vraag over de monitoringsrapportage over de Toekomstvisie gewasbescherming. In die toekomstvisie zitten een aantal indicatoren en doelen, maar uit de monitoringsrapportage blijkt dat we die doelen waarschijnlijk niet gaan halen. Dat vraagt om een update van het uitvoeringsprogramma. Is de minister daartoe bereid? Is zij in ieder geval bereid om daarnaar te kijken en er in Q1 over te rapporteren? Wil de minister ook terugkomen op de adviezen in de monitoringsrapportage, waaronder het advies over het stellen van doelen, ook in Q1?
Ten slotte. Toch bedankt voor de toezegging over de drainage. Ik weet dat er al een voorstel ligt van het RIVM uit 2012, dus zo lang zou het niet moeten duren. Nog één korte vraag daarover. Zou de minister kunnen toezeggen om hierover duidelijkheid te geven in Q2, dus medio 2025?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik hoop dat u mij toestaat dat ik mijn inbreng in tweede termijn namens de VVD-fractie meteen doe, zonder het overdragen van het voorzitterschap.
Allereerst wil ik de minister hartelijk danken dat zij zo positief aan de slag wil gaan met het plan voor benchmarking, en dat zij ook toezegt om het bestaande systeem van de vakbekwaamheid aan te scherpen via een gericht verzoek aan Bureau Erkenningen. Dat is een goede zaak. Ik zou haar willen vragen op welke termijn wij daarover worden geïnformeerd.
De minister geeft aan dat het onderzoek naar het naleven van de gebruiksvoorschriften een competentie is van de NVWA. Dat snap ik institutioneel, want het is natuurlijk een organisatie die valt onder een inspecteur-generaal, maar ik zou de minister toch echt willen vragen of zij bereid is om daarover met de inspecteur-generaal in gesprek te gaan. Het is namelijk heel belangrijk dat die nalevingsdata actueel zijn en dat we weten waar het over gaat. Want als het bij de kersenteelt al gaat zoals het gaat, hoe zit dat dan bij andere teelten? Ik hoop dus dat er geen motie voor nodig is om de minister hiermee te helpen in de richting van de NVWA, maar indien dat wel het geval is, zal ik daar een voorstel voor doen.
Daar wil ik het bij laten.
Dan vraag ik de minister nu of zij direct kan antwoorden of toch even een korte schorsing wil. Twee minuten, hoor ik. Prima.
De voorzitter:
We gaan door met het commissiedebat voor de beantwoording in tweede termijn van de zijde van het kabinet. Het woord is aan de minister.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik wil toch even beginnen met het punt dat ik hier "de minister van de gifindustrie" werd genoemd. Dat werp ik verre van mij. Wij hebben echt een objectief, onafhankelijk, gerenommeerd wetenschappelijk instituut dat beoordeelt of stoffen toegelaten kunnen worden, binnen de veiligheidsgrenzen van de gezondheid van mens, dier en milieu. Dus dat even vooropgesteld.
Dan ga ik over naar de vragen van de tweede termijn.
De voorzitter:
We gaan eerst even luisteren naar de beantwoording van de minister.
Minister Wiersma:
De heer Van Campen vroeg wanneer het gesprek is met Bureau Erkenningen over het vakbekwaamheidsbewijs. Ik zeg u toe dat ik daar zo snel mogelijk mee ga starten. Medio april ga ik u daarover informeren. Ook heb ik uw oproep gehoord over de nalevingspercentages, ook bij andere teelten. Ik zeg toe dat ik daarover contact opneem met de ig van de NVWA.
De heer Van Campen had ook een vraag over de benchmark. Hier gaan we echt heel snel mee verder. Sterker nog, we zijn er in principe al min of meer mee begonnen. We streven ernaar om snel resultaat te zien. U kunt er echt op rekenen dat ik het ook van belang vind om dit schip zo snel mogelijk van de wal te krijgen. In april zal ik u over de tussenstand informeren.
Mevrouw Vedder vroeg of de NLKUG, de procedure rondom kleine toepassingen, voldoende is. Vooropgesteld, het is aan het Ctgb om te beoordelen of zo'n aanvraag voor een kleine toepassing voldoet aan de criteria van de KUG voor een snelle procedure. Nog verder versnellen kan niet, want de beoordeling moet natuurlijk ook zorgvuldig gebeuren. Uiteindelijk bekijkt het Ctgb per aanvraag of de aanvraag voldoet aan de KUG. Dus dat is echt aan het Ctgb. Daar wordt iedere aanvraag op beoordeeld. Maar ja, een aanvraag moet wel eerst binnenkomen. Dat vooropgesteld.
De heer Holman had een vraag over de lijst met kritieke gewassen waarvoor dreigt dat er geen middelen zijn. Het antwoord is dat er in het kader van het uitvoeringsprogramma een lijst bestaat met de actuele vraagstukken. Dat is hoe het daar benoemd wordt. Ik ken geen andere lijst dan die lijst. Ik wil die lijst wel met u delen als ik het jaarplan 2025 van het uitvoeringsprogramma aanbied aan de Kamer. Dat wordt begin volgend jaar. Als u wilt, niet ik hem eraan vast. Dan krijgt u de lijst ook.
De heer Holman vroeg ook naar de trekker van of de verantwoordelijke voor het proces om te voorkomen dat we in de problemen raken omdat we geen middelen beschikbaar hebben. In de basis is het aan de sector om aanvragen in te dienen. Dat kan ik niet doen. Binnen het uitvoeringsprogramma werken alle stakeholders, dus de overheid maar ook alle andere stakeholders, samen om alternatieven beschikbaar te krijgen. Er is dus veel aandacht voor, met verschillende rollen en verantwoordelijkheden. Die van de overheid is er een, maar er moeten ook aanvragen komen voor alternatieve middelen.
Het lid Kostić had een vraag over PAN en over de biologische landbouw. Zoals gebleken is uit de stukken die gisteren zijn nagezonden, correspondeer ik regelmatig met PAN. Er zijn dus contacten met deze organisatie. En wat de biologische landbouw betreft: daarvoor doen we in principe al veel. Ik verwijs u naar het actieplan biologische landbouw. Dat is de lijn waarlangs we inzet plegen om de biolandbouw te vergroten.
Mevrouw Bromet van GroenLinks-PvdA had een vraag over het stapelonderzoek: wordt er naar vier stoffen gekeken of naar meer? Dit is echt iets waar het Ctgb op beoordeelt, aan de hand van de noodzaak en op basis van de waterkwaliteit en de stapelgevoeligheid van de stof. Op dit moment gebeurt dit voor vier werkzame stoffen. Dat is het begin; het is een eerste stap. Het Ctgb beoordeelt ieder jaar opnieuw of dit ook voor andere stoffen of middelen nodig is.
De heer Holman had een vraag over het voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel houdt in dat gewasbeschermingsmiddelen pas kunnen worden toegelaten nadat de uitgebreide toetsing op de gezondheid van mens en dier en op milieu heeft plaatsgevonden. Dat betekent dus ook dat een middel is verboden tenzij is aangetoond dat veilig gebruik mogelijk is. Het is dus een "nee, tenzij"-toetsing. Daarnaast zijn er gerechtelijke uitspraken, waarin in specifieke gevallen aanvullende afwegingen worden gemaakt door de rechter. In de brief van 20 november jongstleden heb ik zowel het voorzorgsprincipe als de rechterlijke uitspraken toegelicht.
De heer Holman had ook nog een vraag over een bodemprocedure in relatie tot de lelieteelt en gerechtelijke uitspraken. Ik denk dat procedures tussen omwonenden en telers echt iets zijn tussen omwonenden en telers. Op dit moment gebeurt dat met een aantal organisaties of met collectieven van omwonenden. De Staat is in principe geen partij daarin, dus wij gaan daarin ook geen procedure starten. Voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen vertrouwen wij op het Ctgb. Maar ik volg de procedures die lopen uiteraard met grote belangstelling.
Mevrouw Podt van D66 wilde graag weten wanneer wij gaan informeren over het informatiepunt. Ik heb zojuist naar aanleiding van vragen van de heer Holman toegezegd om in april 2025 terug te komen op een rits toezeggingen die ik in dit debat heb gedaan. Ik zou deze toezegging daarin ook willen meenemen. Ik zal u dan nader informeren daarover.
Het lid Kostić had een vraag over het monitoren van het uitvoeringsprogramma. Dat vindt al plaats; daar is al een afspraak over. Ik zal de Kamer hierover informatie geven in Q1 van 2025. In april wordt de informatie dan met de Tweede Kamer gedeeld.
Dit was het laatste.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen … Tot slot mevrouw Podt over een gemiste vraag.
Mevrouw Podt (D66):
In de eerste termijn had ik gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de motie van mijn voorganger over het stoppen met het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden. De minister zou daar in de tweede termijn op antwoorden. Ik heb dat antwoord niet gehoord.
De voorzitter:
Kan dat nu of moeten we er schriftelijk op terugkomen? Dat kan natuurlijk ook.
Minister Wiersma:
Er is een onderzoek naar de Kamer gestuurd. Er komt ook nog een onderzoek.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen … We lopen uit de tijd. Dit is nu even wat de minister erover kan antwoorden. Mevrouw Podt stelt nog een heel concrete vraag.
Mevrouw Podt (D66):
Er zitten gewoon nog heel veel hiaten in dat monitoringsprogramma. Dat schrijft de minister zelf in haar brief. Ik maak me daar zorgen over. Ik wil dan wel weten op welke termijn wij dat tweede onderzoek krijgen. Als dat ook weer jaren gaat duren, zitten we nog jaren ons grondwater te vervuilen.
Minister Wiersma:
Ik kom hier even schriftelijk bij u op terug.
De voorzitter:
De minister komt er schriftelijk op terug. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de termijn van de minister en daarmee aan dit commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen. Er is één troost voor de collega's in de Kamer: er komt een tweeminutendebat. Dan kunnen we nog moties indienen en vragen stellen. In twee minuten kunnen we de minister confronteren met een spervuur aan vragen. Voor nu dank ik de minister, haar ambtelijke organisatie, de leden van de Kamer, de mensen op de publieke tribune, de ondersteuning van de Kamerorganisatie en de mensen thuis.
Tot slot wil ik de toezeggingen die door de minister zijn gedaan nog even herhalen. De volgende zes toezeggingen zijn gedaan.
- De minister van IenW zal de Kamer in februari 2025 informeren over de emissiecijfers inzake glyfosaat.
- De minister van LVVN zal de Kamer begin 2025 informeren over de verschillende routes en opties die zij en de bewindspersonen van Infrastructuur en Waterstaat zien voor het in lijn brengen van de toetsingskaders van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden met de Kaderrichtlijn Water.
- De minister van LVVN zal de Kamer medio april informeren over gesprekken met Bureau Erkenningen over het aanscherpen van de vakbekwaamheidseisen.
- De minister van LVVN zal de Kamer informeren over het model dat in ontwikkeling is voor de toetsing van de toelating van middelen inzake drainage en emissies naar water.
Ik heb nog wel een het verzoek om aan die laatste toezegging een termijn toe te voegen. De aprilbrief? We noemen het nu al "de aprilbrief".
- De minister van LVVN zal begin 2025 het jaarplan 2025 van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 naar de Kamer sturen inclusief de lijst met vraagstukken.
- De minister van LVVN zal medio april terugkomen op diverse gedane toezeggingen aan de leden Podt, Holman en Kostić, en op de onbeantwoorde vragen van het lid Podt.
Ik zie dat dit akkoord is. O, het lid Kostić wil nog wat zeggen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het gaat over de toezegging over de monitoringsrapportage, de vraag wat die betekent voor het uitvoeringsprogramma en de vraag of dat geactualiseerd moet worden. Komt dat inderdaad in Q1? Dat hoorde ik net.
De voorzitter:
Oké. Ik zie dat dit is toegezegd.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Oké, fijn.
De voorzitter:
Dat is dus akkoord zo. Daarmee dank ik eenieder nogmaals. Ik sluit de vergadering en wens eenieder een hele mooie avond toe.