EU-informatievoorziening
Opening
Verslag van een commissiedebat
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft op 28 mei 2025 overleg gevoerd met de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken, over EU-informatievoorziening.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Van der Plas
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Hessing-Puts
Voorzitter: Van der Plas
Griffier: Hoedemaker
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bromet, Van Campen, Kahraman, Koekkoek en Van der Plas,
en de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 17.00 uur.
EU-informatievoorziening
Aan de orde is de behandeling van:
- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 12 november 2024 inzake reactie op verzoek commissie over het tijdig toezenden van geannoteerde agenda’s voor de Raden (22112, nr. 3977);
- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 mei 2025 inzake ontwikkelingen rondom de toegang van de Eerste en Tweede Kamer tot het Delegates Portal van de EU (22112, nr. 4065).
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Welkom bij dit commissiedebat van de commissie EU-zaken over EU-informatievoorziening. Ik heet graag de minister van Buitenlandse Zaken welkom. Welkom, minister Veldkamp. Ik heet de leden van deze Kamer welkom, te weten mevrouw Bromet van GroenLinks-PvdA, de heer Van Campen van de VVD, de heer Kahraman van NSC. En zojuist loopt ook mevrouw Koekkoek van de fractie Volt binnen. Ik heet de mensen op de tribune welkom en uiteraard ook de mensen van de staf van de minister die bij het debat aanwezig zijn, hetzij fysiek in deze zaal of elders in het gebouw. Tot slot wil ik ook de mensen thuis, die dit debat volgen via de livestream, van harte welkom heten.
We hebben twee uur de tijd voor dit debat. Ik stel vier minuten spreektijd voor en daarnaast vier interrupties onderling en vier gericht tot de minister. Als er straks toezeggingen worden gedaan, ga ik de minister scherp bevragen op wanneer een en ander geregeld zal worden. Dan weet u dat alvast. We hebben maar twee uur voor het debat, dus ik wil graag de vaart erin houden. Ieder Kamerlid gaat uiteraard over zijn eigen inbreng, maar ik roep wel op om het bij het onderwerp te houden. Dan kunnen we een goed debat voeren in relatief korte tijd.
Mevrouw Bromet heeft aangegeven dat zij haar inbreng doet en daarna het debat zal verlaten vanwege een andere afspraak. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u. Ik vervang vandaag mijn collega Jesse Klaver. Uiteraard zullen mijn medewerkers meeluisteren naar de antwoorden op de vragen die ik zo meteen zal stellen aan de minister.
De EU staat voor grote uitdagingen. Er woedt een oorlog op ons continent, waardoor er herbewapening moet plaatsvinden. Onze trouwste bondgenoot zegt de Europese waarden niet meer te delen en keert zich tegen ons met importtarieven. Desinformatie verspreidt zich steeds makkelijker en sneller over ons continent. We moeten ons verenigen om Russische desinformatiecampagnes het hoofd te bieden en het vertrouwen in de EU te doen toenemen. Dit kan alleen als er voldoende informatie is over besluitvormingsprocessen en deze voldoende transparant zijn, zodat wij als volksvertegenwoordiging in staat zijn het kabinet te controleren op wat het in Brussel doet. Daarom hebben we het vandaag over de EU-informatievoorziening.
Terwijl informatievoorziening over de Europese Unie juist zo nodig is, zijn belangrijke bronnen hiervan juist verdwenen. Door financieringsgebrek stopte afgelopen jaar bijvoorbeeld de website Europa-Nu.nl, die zorgde voor onafhankelijk Europees nieuws. Ook werd voor Kamerleden de toegang tot de EU-Delegates Portal beperkt. Mijn fractie acht het van belang dat raadsdocumenten in het nieuwe systeem ook volledig beschikbaar en doorzoekbaar blijven. Kan de minister dat garanderen?
Voorzitter. De afgelopen jaren is er een aantal voorstellen gedaan vanuit de Kamer om ervoor te zorgen dat Kamerleden tijdig over voldoende informatie beschikken om de debatten over de Raden goed te kunnen voorbereiden. Helaas is hier nog maar weinig van terechtgekomen. Wanneer kunnen we verwachten dat de Europawet naar de Kamer wordt gestuurd? Wat is de stand van zaken van de EU-monitor, waar de motie-Koekkoek naar vraagt?
In de brief over het tijdig toezenden van de geannoteerde agenda's stelt de minister dat het niet mogelijk is om de geannoteerde agenda's anderhalve week voor aanvang van de Raad aan de Kamer te sturen. Hij beroept zich daarbij op de bestaande EU-informatieafspraken. Maar helaas zien we dat die afspraken niet altijd worden nageleefd, met name voor deze commissie en voor de commissies BZ en IenW. Is niet logischer om de agenda's een week voor het debat of het schriftelijk overleg te sturen, in plaats van een week voor de Raad? Kleine, late aanpassingen van de agenda's kunnen altijd worden nagestuurd, maar de Kamer kan zich dan in grote lijnen al voorbereiden. Is de minister hiertoe bereid?
Wat mijn fractie betreft, is niet alleen tijdig toezenden van belang voor een fatsoenlijk debat, want vaak is het ook lastig om uit de verslagen van Raden te distilleren of en in welke mate een punt dat is toegezegd of waarover een motie is aangenomen, ook daadwerkelijk in de Raad is besproken. Om de controlerende taak goed te kunnen uitvoeren, moet het voor leden mogelijk zijn om na te gaan of de punten goed zijn overgebracht. Kan het kabinet op toegezegde punten en aangenomen moties die in de Raad moeten worden uitgevoerd structureel terugkomen in het verslag van een Raad? Kan de minister de andere leden van het kabinet hier ook op wijzen?
Voorzitter, ik rond af. Juist nu er partijen in het kabinet zitten die liever minder in plaats van meer Europa willen, is de transparantie over besluitvorming in de EU van groot belang om het vertrouwen in de EU te vergroten. Alleen dan kan Europa doen wat nodig is.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Keurig binnen de tijd. Ik wens u succes met uw volgende afspraak en natuurlijk ook een fijne Hemelvaart. Dat bedoel ik natuurlijk niet letterlijk, maar ik hoop wel dat u een hele fijne dag heeft. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. Laat ik heel duidelijk zijn over hoe de VVD, als coalitiepartij in dit kabinet, denkt over Europa: we kunnen niet zonder, zeker niet in deze tijden. Dat gaat niet alleen om onze welvaart, die we te danken hebben aan de Europese samenwerking door het beleid van vrij verkeer van goederen, van personen en van diensten. Het is ook in het belang van onze veiligheid. We weten dat we in een onveilige wereld alleen een vuist kunnen maken tegen een agressor, die zich op dit moment op het Europese continent schuldig maakt aan oorlogsmisdaden, als we als 27 lidstaten met elkaar samenwerken. Alleen Europese samenwerking kan dat een halt toeroepen.
Voorzitter. De informatiepositie van niet alleen het parlement … nou ja van het parlement, maar daarmee ook van onze inwoners, is daarbij cruciaal, want de vijand maakt gebruik van desinformatie. De vijand maakt gebruik van sociale media en probeert ons daarin tegen elkaar uit te spelen. Het is daarom des te belangrijker dat we als parlement het debat voeren op basis van de juiste informatie en van de feiten.
Dat brengt mij bij de eerste vraag. Er wordt al heel lang over de Europawet gesproken. Ik vraag de minister wanneer we de Europawet tegemoet kunnen zien. Hij is in consultatie gebracht. In deze wet zouden structurele afspraken gemaakt worden over tijdigheid en volledigheid van informatie, met een wettelijke verankering. Ik verwacht dat de minister gaat aangeven dat het zijn ambitie is om de wet op enig moment in te dienen bij de Kamer. Maar als die wet er komt, wat zal dan het verschil zijn tussen de situatie waarin de Europawet in werking getreden is en de huidige situatie? Daarop hoor ik graag een reactie. Het is namelijk een langgekoesterde wens van de Kamer om meer grip te krijgen op de Brusselse besluitvorming.
Voorzitter. De EU-Delegates Portal; mevrouw Bromet sprak er ook al over. Ik zal meteen bekennen dat het in eerste instantie niet per se een onderwerp is waarvoor ik de politiek ben ingegaan. Tegelijkertijd is het wel een cruciaal onderdeel van ons parlementaire werk. Het is immers zo dat de Kamerondersteuning op basis van de EU-Delegates Portal de Kamer voorziet van standpunten en van besluitvorming over de besluiten die in de Raad worden genomen. Het lijkt erop dat er een discussie is tussen het departement en de Tweede Kamer. Op het departement is men van mening dat de verantwoordelijkheid voor de EU-Delegates Portal bij de Tweede Kamer ligt. De Tweede Kamer zegt: luister, de Raad is een resultante van 27 bij elkaar opgetelde lidstaten en dit zou vanuit het departement gecoördineerd moeten worden, vanzelfsprekend met toegang vanuit het parlement, ook om de filtering van de juiste informatie te kunnen doen. Zijn Woo-verzoeken die erachter wegkomen een verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer of zouden die veel beter belegd kunnen worden bij het kabinet, met name het ministerie? Ik hoor graag of we dit onderwerp eindelijk een keer kunnen beslechten, zodat we de verantwoordelijkheden daarin goed met elkaar hebben belegd. Op die manier zorgen we ervoor dat zowel Kamer als kabinet beschikken over de juiste informatiepositie.
We blijven wijzen op de tijdigheid van de geannoteerde agenda's. Hoe eerder, hoe beter. De afspraak is dat ze uiterlijk een week voor de betreffende bijeenkomst van een Raad bij de Kamer liggen, zodat de commissies zich kunnen voorbereiden. Mevrouw Bromet gaf het ook al aan: we weten bij welke commissies dat misgaat, namelijk Europese Zaken en IenW. Wat kan het kabinet eraan doen om dat te verbeteren? Is daarvoor misschien een gesprek nodig met de permanente vertegenwoordiging? Of is er een gesprek nodig richting het secretariaat-generaal van de Raad? We horen graag hoe de minister ertegenaan kijkt en zien zijn reactie tegemoet.
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Stipt op tijd. De heer Kahraman van NSC.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. EU-wetten hebben in toenemende mate invloed op nationale wet- en regelgeving, ook bij gevoelige onderwerpen als stikstof, digitalisering en migratie. We zien dat Europese wetten en regels steeds vaker terugkomen in maatschappelijke debatten in Nederland. Soms leidt dit tot frustraties richting Brussel, omdat het besluitvormingsproces daar lastig te volgen is. Dit geldt niet alleen voor de mensen thuis, maar ook voor ons als parlementariërs. Zeker voor ons als leden van de Commissie Europese Zaken is het essentieel om tijdig en goed geïnformeerd te worden over wat er speelt in Brussel. Alleen dan kunnen we onze taak als parlement goed uitvoeren: EU-plannen in een vroeg stadium beoordelen, waar nodig bijsturen en voorkomen dat we pas reageren als er al besloten is. We waarderen dan ook de bestaande informatieafspraken tussen het kabinet en de Kamer, zoals de BNC-fiches, geannoteerde agenda's en de kwartaaloverzichten over wetgeving; zeker als die ook nog op tijd komen, zeg ik met een knipoog naar de minister.
Helaas zijn die afspraken nu nog versnipperd en nergens wettelijk vastgelegd. In het conceptvoorstel voor de Europawet zien wij een goede basis om het wél juridisch te verankeren. Het is daarom jammer dat dit wetsvoorstel nog op zich laat wachten, ondanks dat dit is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord. We zeggen erbij dat we dit kunnen begrijpen, gezien alle brandhaarden in de wereld. Daarnaast wringt het voor ons, als NSC, dat het ministerie werkt aan een wet die juist over de informatiepositie van ons als Kamer gaat. Daarom wil NSC actie ondernemen om het bestaande voorstel zelf als initiatiefwet in te dienen. We horen graag van de minister of hij deze stap steunt en of hij bereid is het wetgevingsproces volledig over te dragen aan de Kamer.
Voorzitter. Naast goede informatievoorziening vinden wij het minstens zo belangrijk dat de Tweede Kamer vanwege haar wetgevende en budgettaire bevoegdheden een stevige rol speelt in het Europese besluitvormingsproces. In het vorige kabinet is het helaas meerdere keren voorgekomen dat bewindspersonen in Brussel stemden op een manier die tegen de wens van de meerderheid in deze Kamer inging. Europese wetten dalen op deze manier als voldongen feiten op Nederland neer, wat het vertrouwen in de EU onder Nederlanders heftig aantast. Wij vinden dat bewindspersonen in de Raad van Ministers in overeenstemming móéten stemmen met de meerderheid van de Tweede Kamer als het gaat om Europese wetgeving en verdragen. Voor de fractie van NSC is dit een fundamenteel democratisch principe, dat wij daarom willen opnemen in de Europawet.
Daarnaast willen wij dat EU-beleid actiever wordt getoetst op subsidiariteit, proportionaliteit en de effecten op bestaanszekerheid van mensen, bedrijven en gemeenschappen. De eerste twee elementen worden nu al meegenomen in de BNC-fiches. Dat is positief. Wat ons betreft kan dit verder worden uitgebreid, zodat we beter kunnen zien wat Europese wetgeving concreet betekent voor onze burgers en bedrijven. Op dit punt overweeg ik alvast een motie. Hoe kijkt de minister hiernaar?
Voorzitter. De Europawet gaat over onze eigen positie als Kamer. Daarom hoort ook de Kamer zelf het voortouw te nemen. Zo versterken we de democratische controle op Europese besluitvorming en de positie van Nederland in Brussel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kahraman. Ook keurig binnen de tijd. Mevrouw Koekkoek heeft een interruptie.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Een van de laatste dingen die meneer Kahraman aangaf, is dat NSC voornemens is om bij de Europawet een amendement in te dienen dat stelt dat op het moment dat een motie bij meerderheid is aangenomen daarmee in overeenstemming moet worden gehandeld. Nu vind ik het ook heel belangrijk dat moties altijd worden uitgevoerd, maar we hebben dat niet op andere manieren of in andere wetten als zodanig vastgelegd. Mijn vraag is: waarom zouden we dat op deze manier in de Europawet vastleggen? Creëer je dan geen ongelijkheid tussen moties die over andere onderwerpen gaan in vergelijking met moties die over zaken gaan die onder de Europawet vallen?
De heer Kahraman (NSC):
Ik ben niet voornemens om een amendement in te dienen. Ter verduidelijking, ook voor de mensen thuis: ik wil de Europawet als initiatiefwet oppakken en indienen in de Kamer. Daarin willen wij opnemen dat het kabinet handelt conform de uitspraak van de Kamer met betrekking tot wetgeving. Ik heb het dus echt over wetgeving. In Nederland zijn we medewetgever. We kunnen altijd amendementen indienen en we moeten een wet goedkeuren voordat die wordt aangenomen. In Europa kunnen we geen amendementen indienen. We kunnen moties indienen. Als een minister een motie naast zich neerlegt, is het een voldongen feit en dan krijgen we een wet waar de minister tegen de wil van de Kamer mee instemt. We kunnen er geen amendementen op indienen. Dan zijn we verplicht die wet te implementeren in de Nederlandse wetgeving. Als medewetgever is het een beetje vreemd dat je geen inspraak hebt gehad. Je geeft een duidelijk signaal aan de minister en die doet toch iets anders; die stemt toch in met een wet of stemt tegen een wet, terwijl dat tegen de wil van de Kamer was.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik kan het op zich een heel eind volgen, zeker als er gesteld wordt dat het vreemd is dat een bewindspersoon de wil van de Kamer niet uitvoert en die wil is gecommuniceerd middels een motie. Zou je dan normaliter niet als Kamer de bewindspersoon ter verantwoording roepen en aangeven: u heeft op Europees vlak niet in lijn gehandeld met de wil van de meerderheid van de Kamer? Als ik het voorstel begrijp, wordt gesteld dat het altijd moet. Dan heb je geen verantwoordingsmoment. Hoe werkt dat dan? Ik zoek naar hoe dat er in de praktijk uitziet.
De heer Kahraman (NSC):
Ik heb het echt over wetgeving op Europees niveau, niet over het verlichten van sancties naar een bepaald land, want dat is geen wetgeving. Ik heb het echt over wetgeving. Als Kamer zijn wij medewetgever. Wat we willen met de wet is dat echt gehoord wordt wat de Kamer wil met betrekking tot wetgeving en dat de minister daar ook naar handelt. Er is een aantal moties. Daar stemmen we elke dinsdag over. Moties gaan niet over wetten, want dat zijn amendementen die over aanpassingen van wetten gaan. Dat instrument hebben we niet in Europa en daarom willen we juist extra in de Europawet opnemen dat de minister de wil van de Kamer meeneemt in wat hij toezegt in Europa.
De voorzitter:
De heer Van Campen heeft ook een interruptie.
De heer Van Campen (VVD):
Op zich snap ik de wens van de heer Kahraman, maar ik denk dat het daarbij ook belangrijk is om te kijken naar hoe de Europese besluitvorming plaatsvindt. Ik heb zelf het hele traject rondom de Natuurherstelverordening meegemaakt. Mijn fractie vindt dat die verordening veel te ver gaat, gelet op de opgave die Nederland op dit moment al heeft op het gebied van natuurherstel. Daar zag je dat het democratische debat plaatsvindt in het Nederlandse parlement en dat daar ook de kabinetsinzet wordt bepaald. Met die opdracht en die ruimte en dat mandaat gaat vervolgens een Nederlandse minister naar Brussel toe en voert daar de onderhandelingen in de triloogfase. Uiteindelijk komt daar een resultaat uit. Dat voelt best ver weg — dat ben ik met de Kahraman eens — maar het is uiteindelijk wel democratisch doorlopen.
Ik zou hem willen vragen hoe hij reflecteert op dat proces. Waar ziet hij dan meer politieke ruimte in wetgeving en beïnvloeding door Europese wetgeving en beïnvloeding daarvan dan op dit moment geregeld is? En moet je daarvoor bij het Nederlandse parlement zijn of zou dat Europees georganiseerd moeten worden?
De heer Kahraman (NSC):
Ik zit nu anderhalf jaar in de Kamer. Ik heb bijvoorbeeld de Europese digitale identiteit meegemaakt. De Kamer heeft toen heel duidelijk gezegd: minister, stem er niet mee in. En de minister gaat naar Europa en stemt toch in met wetgeving die automatisch door ons geïmplementeerd moet worden. Ik snap het. Het liefst wil je dat de minister ons op een zo vroeg mogelijk moment meeneemt in de komst van nieuwe wet- en regelgeving. Wij voeren dan met de minister het debat en geven aan: met deze punten kunnen we echt niet instemmen.
De minister probeert dan aanpassingen te krijgen in dat proces die richting onze wens komen. Die zijn doorgevoerd of niet. De minister kan ook terugkomen en zeggen: ik heb 80% kunnen realiseren, maar die laatste 20% krijg ik niet voor elkaar in Europa. Dan kunnen we dat debat voeren. Als we dan zeggen dat we echt niet kunnen leven met die 20%, dan is het aan de minister om te zeggen: we zijn tegen deze wet; dat is de wil van de Kamer. We zijn toch de medewetgever en de Kamer moet echt het laatste woord hebben over wetten die van toepassing zullen zijn in Nederland. Dat is wat wij willen regelen. Wij willen regelen dat het duidelijke mandaat van de minister is: u stemt in met wetten conform het mandaat dat de Kamer u heeft meegegeven.
De heer Van Campen (VVD):
Dat is natuurlijk waar. Ik kom even terug op het voorbeeld van de Natuurherstelverordening. Ik had namelijk destijds ook het liefst tegen de minister willen zeggen: no way, kont tegen de krib en tegengaan. Maar we weten ook dat Europese wet- en regelgeving uiteindelijk moet worden geïmplementeerd vanuit verordeningen en richtlijnen. Daar kunnen dan de politieke discussie en onderhandelingen over plaatsvinden, maar besluitvorming daarover vindt veelal in gekwalificeerde meerderheid plaats. Die vindt dus niet plaats bij veto's. Daar zal je coalities voor moeten bouwen.
Ik vind het belangrijk om dit debat daarover met de heer Kahraman aan te gaan, omdat in de buitenwereld soms weleens het beeld leeft: ze zijn daar in Den Haag gekke henkie geworden. Er zitten heel veel lusten aan Europese samenwerking, maar soms heb je je ook neer te leggen bij de besluitvorming van de gekwalificeerde meerderheid, zoals in dit geval. Ik vind het ook bij onze rol horen dat we eerlijk en transparant zijn over hoe procesvorming rondom wet- en regelgeving plaatsvindt. Als de heer Kahraman namens Nieuw Sociaal Contract, die goed bestuur hoog in het vaandel heeft staan, zegt dat de minister maar als een donquichot ervoor moet zorgen dat wetgeving niet doorgaat, dan gaat hij voorbij aan het principe van hoe Europese besluitvorming plaatsvindt. Ik denk dat hij mensen dan uiteindelijk een kat in de zak verkoopt. Is de heer Kahraman het niet met mij eens dat we dan ook eerlijk moeten communiceren over hoe besluitvorming over wet- en regelgeving op Europees niveau plaatsvindt?
De heer Kahraman (NSC):
Ik ben het eens met de heer Van Campen dat het Europese besluitvormingsproces soms best lastig te doorgronden is, ook voor de mensen thuis. Stel dat we tegen een wet stemmen en de gekwalificeerde meerderheid stemt voor die wet, dan kunnen we niks anders dan die wet overnemen. Dat is niet wat ik van de minister vraag. Als de Kamer aan de minister vraagt tegen een wet te stemmen en de minister stemt ook tegen de wet, maar de gekwalificeerde meerderheid stemt in om de wet wel te implementeren, dan kunnen we niks anders in Nederland dan die wet implementeren.
Zo werkt het in Europa. We hebben inderdaad de lusten, maar ook de lasten moeten we gezamenlijk dragen. Maar stel dat er een vetorecht is, dus dat een land het kan vetoën. Wij hebben er heel veel moeite mee als de minister dan toch instemt met een wet die door de Kamer is afgewezen. Uiteindelijk zijn we namelijk medewetgever en is de Staten-Generaal het hoogste orgaan met betrekking tot wet- en regelgeving. Daar zou de minister naar moeten luisteren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Koekkoek van de fractie Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Het belang van goede informatievoorziening over Europese besluitvorming is wat Volt betreft onmiskenbaar. Nog te vaak doen partijen alsof Brussel eigenstandig besluiten zou nemen en dictaten over ons, over het volk, uitstort. Het tegendeel is waar. Nederland zit net als al die andere landen aan tafel en legt veel gewicht in de schaal over de besluiten die we met elkaar nemen, besluiten over milieu, over asiel en over onze digitale toekomst. Als parlement hebben we daarin de kans en de bevoegdheid om de Nederlandse positie in Brussel te sturen. De mate waarin de Kamer hiertoe in staat is, hangt sterk af van zowel de tijdigheid als de kwaliteit waarmee het kabinet de Kamer informeert. Een sterk controlerende Kamer kan immers alleen bestaan bij de gratie van goede informatievoorziening. Wat betreft die Europese besluitvorming laat de informatievoorziening nog te wensen over.
Voorzitter. Om de informatievoorziening te verbeteren, nam de Kamer daarom in 2022 een motie van mijn hand aan — die werd eerder genoemd door collega Bromet — om een EU-monitor op te zetten. Maar die is er nog altijd niet. Daarom is ook mijn eerste vraag aan de minister: waarom niet? Kan de minister toezeggen hier alsnog mee te komen? Anders overweeg ik ook op dit punt opnieuw een motie in te dienen. Het gaat hier namelijk om het democratiseren vanuit onze regering, namens ons besluit in Brussel. Het vergroten van het inzicht in en de transparantie van dat proces is in het belang van het gehele parlement, of je nu voor of tegen Europese samenwerking bent of daar ergens in het midden hangt.
Voorzitter. Dan over de Europawet, oftewel de wet die de informatiepositie van beide Kamers in relatie tot Europese besluitvorming in principe verankert en verstevigt. Mijn eerste vraag — collega's hebben die ook gesteld — hierover is: waar blijft deze? In november 2023 lag er namelijk al een advies van de Raad van State, maar sindsdien is het stil gebleven. We horen geluiden dat de definitieve wet niet naar de Kamer zal komen, terwijl het regeerprogramma heel duidelijk is: er komt een Europawet. Ik wil de minister vragen of die geluiden kloppen. Zo niet, kan hij dan toezeggen de wet nog voor het zomerreces naar de Kamer te sturen? Anders overweeg ik ook hierop een motie.
Voorzitter. Verder hoor ik graag van de minister welke actie hij van plan is te ondernemen om de huidige informatievoorziening te verbeteren. Zo heeft de commissiestaf onderzoek gedaan naar de tijdigheid en de kwaliteit van onder andere geannoteerde agenda's en BNC-fiches, een soort Kamerbrief vanuit Europa. Ik hoor graag welke gebreken de minister zelf ziet en welke verbeteringen hij voorstelt. Is de minister ook bereid om zelf bij te houden in hoeverre hij de informatieafspraak met de Kamer nakomt? Daarover worden we nu niet goed en actief geïnformeerd. Is de minister bereid om dit jaarlijks, voorafgaand aan dit debat, per brief te doen?
Voorzitter. Voor ik afrond, heb ik nog drie korte vragen aan de minister. Op welke manier worden uitvoeringsorganisaties op dit moment betrokken bij de BNC-fiches, oftewel bij de kabinetsappreciatie van de nieuwe commissievoorstellen? We horen namelijk vaak dat dit nu nog niet optimaal gebeurt. En is de minister bereid om Europa-Nu.nl — dat is een soort Europees ingestoken parlement.com — weer te financieren, zodat iedereen makkelijker informatie kan krijgen over de EU en Europese besluitvorming? Ziet de minister, net als Volt, de noodzaak om ook de informatievoorziening over EU-zaken te verbeteren waarop de huidige informatieafspraken geen betrekking hebben? Dan noem ik een voorbeeld: de migratiedeals die de EU sluit of besluitvorming die plaatsvindt op basis van artikel 122 van het EU-verdrag, de zogenaamde noodprocedure. Graag hoor ik hoe de minister hierover denkt. Dat zijn natuurlijk zaken die we van tevoren niet altijd zien aankomen en waarvoor het juist in tijden van crisis heel belangrijk is dat het parlement hier ook het informatierecht heeft.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kahraman heeft een vraag aan u.
De heer Kahraman (NSC):
Ik zou mevrouw Koekkoek graag het volgende willen vragen. We hebben het beiden gehad over de Europawet. U geeft aan dat het heel belangrijk is. Het gaat ook om de informatiepositie van de Kamer. U vraagt de minister wanneer hij ermee naar de Kamer wil komen. Ik heb een ander voorstel gedaan. Ik heb gezegd: laten wij als Kamer — het gaat ook over onze eigen positie — het initiatief nemen. Ik wil graag het initiatief nemen om de wet in te dienen, ook wetende hoe druk de minister misschien is met alle brandhaarden in de wereld. Hoe kijkt mevrouw Koekkoek ernaar als wij als Kamer het initiatief gaan nemen en niet gaan wachten op de minister?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik vond het een interessant voorstel, maar mijn twijfel zit bij het volgende. Als wij het als Kamer overnemen, zal het sowieso een tijd duren voordat je dat als Kamer goed in de vingers hebt. In november 2023 hadden we al een advies van de Raad van State. Mijn inschatting en vermoeden is dat de wet in een dusdanig gevorderd stadium is dat hij ook snel naar de Kamer kan. Vandaar dat ik zelf ook vroeg of het voor het zomerreces kon. Ik denk zelf dat het langer duurt als je het initiatief overpakt en aangeeft, als ik de heer Kahraman goed begreep, dat je aanpassingen in die wet wilt maken en je eigen vorm eraan wilt geven. Dat zou ik liever doen op basis van de wet zoals die nu voorligt en dan als Kamer daarover snel het gesprek voeren met het kabinet en met elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij bijna aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik wil graag een korte samenvatting geven van wat we hier hebben besproken voor de mensen die wat later zijn aangesloten.
Dit debat gaat voornamelijk over de informatievoorziening aan de Tweede Kamerleden. We hebben het gehad over het Delegates Portal en de toegang daartoe. De heer Van Campen gaf aan dat het een cruciaal onderdeel van ons werk is en het voorziet de Kamer van onder andere de besluiten. We hebben het gehad over de desinformatie uit bepaalde landen en we hebben het onder andere gehad over de geannoteerde agenda die te laat komt.
Voor de kijkers die niet in het jargon zitten is het, denk ik, ook nog even goed om uit te leggen wat bepaalde termen zijn. De "geannoteerde agenda" is een vergaderagenda met extra informatie bij elk agendapunt en dat helpt de Kamerleden bij de voorbereiding van de besluitvorming of bepaalde discussiepunten. Dat zorgt er ook voor dat er een efficiënte vergadering gehouden kan worden en dat het duidelijk is welke acties ondernomen moeten worden na een vergadering.
We hebben ook de term "BNC-fiche" gehoord. Voor de mensen die niet weten wat dat is: dat bestaat sinds 1989. Dat is een document van de regering en het staat voor Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen. Dat is eigenlijk een eerste oordeel over voorstellen van de Europese Commissie namens de regering. Dat is dan ook de inzet voor Nederlandse onderhandelingen in Brussel. Daar wordt dan hier in de Kamer over gesproken. Ik vond het nuttig om dat nog even toe te voegen, ook gezien we nog ruim in de tijd zitten.
Dan wil ik de Kamerleden bedanken voor de eerste termijn en de vragen. Ik kijk even naar de minister voor hoeveel tijd de minister nodig heeft om vragen te beantwoorden of dat we meteen door kunnen.
Ik hoor twintig minuten. Dan ga ik daar een kwartier van maken. Dan beginnen we weer om 17.45 uur. Dank u wel.
De voorzitter:
Hierbij heropen ik de vergadering van de commissie EU-zaken over EU-informatievoorziening. Een paar minuutjes later dan we hadden afgesproken, maar dat lag niet aan de minister, kan ik u vertellen. De minister was keurig op tijd, maar onze Kamerleden moesten van alle kanten komen. We kunnen beginnen.
Ik geef het woord aan de minister.
Minister Veldkamp:
Dank u, voorzitter. Ik ben blij dat dit debat na lange tijd weer plaatsvindt. Dit debat komt op een goed moment, denk ik, zeker in het licht van de uitdagingen waar de Europese Unie zich voor gesteld ziet en de Nederlandse ambities in Europa. Er speelt, zoals een aantal leden al aangaf, heel veel in Brussel: Oekraïne, EU-VS en tarieven, veiligheid, defensie, concurrentievermogen, betere regelgeving, minder regeldruk, uitbreiding rechtsstaat, Meerjarig Financieel Kader — we gaan daar later dit jaar natuurlijk veel meer over zien — asiel en migratie, landbouwbeleid. Het is goed om over al die thema's met elkaar in gesprek te blijven.
Laat vooral duidelijk zijn dat het kabinet en de Kamer hetzelfde belang hebben, namelijk tijdig en gedegen informeren van de Kamer, zodat we met elkaar een goed geïnformeerd Europadebat kunnen voeren, of dat nou hier in de commissie EU-zaken is of bijvoorbeeld in de plenaire zaal over de Europese Raad met de premier. Ik denk dat dat van belang is.
Ik vraag tegelijkertijd om begrip. Wat kunnen we wel en wat kunnen we niet? We hebben niet altijd alles zelf in de hand, want we zitten in die dynamiek van de Brusselse besluitvorming. Daarbij zijn voorstellen en ook agenda's soms wat later beschikbaar. Soms gaat de besluitvorming in een versnelling. We moeten ook realistisch zijn over wat het kabinet wel en niet met de Kamer kan delen, bijvoorbeeld specifieke, vertrouwelijke lidstaatposities, die misschien vertrouwelijk met ons worden gedeeld, diplomatiek verkeer. Ik denk ook even aan de soms benodigde ruimte, omdat een ballonnetje moet worden opgelaten. Ergens moet worden gedacht: wat kunnen we hiermee? In hoeverre wil Nederland zich ook in de kaart laten kijken door andere lidstaten? Dat dilemma speelt natuurlijk mee, maar vandaaruit kunt u ervan op aan dat ik me ervoor zal inzetten om de Kamer zo goed en zo tijdig mogelijk te informeren.
Voorzitter. Ik heb enkele blokjes, die ik kort wil inleiden en daarna zal ik specifiek op de vragen ingaan. Het eerste blokje is EU-informatievoorziening, het tweede is de Europawet en de derde Delegates Portal, waar een aantal leden op inging. Tot slot zijn er misschien nog overige, zij het niet-onbelangrijke, andere zaken.
Dan kom ik bij de EU-informatievoorziening. Het doel van de afspraak met de Kamer is om de Kamer uitgebreid, in een zo vroeg mogelijk stadium, te informeren over Europese onderhandelingen. Dit om ervoor te zorgen dat de democratische controle op het kabinetsstandpunt en de invloed van de Kamer op de Europese besluitvorming wordt gefaciliteerd. Ik bespreek graag met u of de bestaande afspraken nog volstaan. Daarbij merk ik wel op dat het kabinet op eigen initiatief actiever informatie over non-papers is gaan delen. Die deelden we vroeger niet.
De zogeheten non-paper is een aantekening, vaak zonder een kop of een staart, zonder formele status, waarmee een lidstaat of een aantal lidstaten een suggestie neerlegt in de Raad, richting Commissie en anderszins: dit vinden we belangrijk, daar denken we langs bepaalde lijnen een oplossing voor te zoeken. Die non-papers deelden we vroeger niet, maar die zijn we gaan delen. In de BNC-fiches waar de voorzitter al over sprak, de beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen waar we in principe de Kamer binnen zes weken over informeren, wordt nu ook standaard een passage opgenomen over de geopolitieke context en gevolgen.
Tevens is het goed om te zien dat de technische briefings — er is er vandaag nog een over het Meerjarig Financieel Kader — kunnen worden ingezet, en blijvend worden gewaardeerd om de Kamer te informeren. Als bewindspersoon ben ik weleens jaloers op die technische briefings, want u bent al goed geïnformeerd over betreffende zaken. Soms vraag ik dan zelf — dat zal ik bij het Meerjarig Financieel Kader ook doen — ook nog om diezelfde technische briefing te krijgen.
Tegelijkertijd hou ik ook graag afspraken tegen het licht die mogelijk overbodig lijken. Mevrouw Koekkoek vroeg naar het jaarlijks informeren voorafgaand aan dit debat. Ik kan daar zeker in meegaan, maar ik zie ook de zogeheten departementale kwartaalrapportages van de diverse ministeries ten aanzien van lopende EU-wetgevende voorstellen. Navraag bij andere departementen leert mij vooralsnog dat die niet geleid hebben tot reacties uit de Kamer. Het is niet aan mij om de Kamerleden vragen te stellen, maar de vraag die ik toch wel wil opwerpen is: voorzien die kwartaalrapportages in een behoefte of niet? Het opstellen ervan vergt wel veel tijd.
Dan is er een aantal specifieke vragen gesteld over de algemene thematiek van de informatievoorziening. Mevrouw Bromet, en zij niet alleen, vroeg of de geannoteerde agenda's tijdiger voorafgaand aan de Raad kunnen worden toegezonden aan de Kamer. Nogmaals, we informeren de Kamer graag tijdig en zo volledig mogelijk voorafgaand aan iedere Raadsvergadering en iedere Raadsformatie, of het nu de Landbouwraad is, of de Raad Algemene Zaken, of de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken. Dat doen we graag tijdig. De afspraak is dat die agenda's in principe ten minste één week voor de Raadsbijeenkomst naar de Kamer toegaan. Kamercommissies kunnen in onderling overleg met de bewindspersoon van die termijn afwijken.
Ik begrijp de wens om die geannoteerde agenda's zo tijdig en volledig mogelijk te ontvangen. Tegelijkertijd is het niet altijd mogelijk gebleken om een volledig geannoteerde agenda anderhalve week voorafgaand aan een debat aan te bieden. Dat heeft te maken met de beschikbare agenda's voor de diverse Raden en de inhoudelijke informatie. Die informatie is vaak pas beschikbaar nadat de laatste voorbesprekingen op het niveau van de ambassadeurs in Brussel hebben plaatsgevonden, in de zogeheten Coreper-overleggen, die dan op woensdagen plaatsvinden. Dat maakt het lastig. Te vroegtijdige informatievoorziening is daarom inhoudelijk beperkter en daarmee mogelijk weinig effectief. Het is goed om daarover met elkaar in contact te blijven. Nogmaals, we hebben beiden hetzelfde belang: tijdig en gedegen informeren van de Kamer, zodat we daar goed met elkaar over in gesprek kunnen gaan.
Met uw voorzitter heb ik afgesproken om echt te proberen om die geannoteerde agenda's — ik geloof dat we elkaar op 23 april hebben ontmoet — tijdiger te sturen. Dat ben ik echt aan het proberen, zodat we dat debat tijdig kunnen voeren. Later dit jaar evalueren we dat. Nogmaals, eerder sturen doe ik heel graag. Ik heb toch wel een aantal ambtenaren moeten overtuigen dat dat ook nuttig is, omdat dan dat ambassadeursoverleg in Coreper soms nog niet geweest is en de informatie daar volledig is. Dus eerder sturen doe ik graag, zodat de Kamer zich ook goed kan voorbereiden. Tegelijkertijd zal het dan weleens wat dunner kunnen zijn, maar laten we dat dan evalueren in de loop van het jaar.
De voorzitter:
Ik hoor hier een punt achter de zin. Dat geeft mij de gelegenheid om de heer Van Campen een vraag te laten stellen.
De heer Van Campen (VVD):
Twee dingen, want ik vind ook dat we elkaar niet voor de gek moeten houden. Als de minister zegt dat het Coreper dermate van wezenlijk belang is om de Nederlandse positie te kunnen bepalen en daarin de Kamer te voorzien van een geannoteerde agenda, dan is dat ook relevant en een antwoord in plaats van dat we een soort voor-voor-geannoteerde agenda krijgen. Dat moet ook niet de bedoeling zijn. We moeten elkaar ook niet bezighouden. De vraag is: hoe realistisch is dat dan? Hebben we hier te maken met geëigende momenten in de Europese besluitvorming waar we afhankelijk van zijn? Dat is vraag één.
Mijn tweede vraag is: hoe gaat dit in andere landen? Hoe wordt er in andere landen gekeken naar de voorbereiding van de Raden? Dit parlement is ongeduldig en informatiebehoevend. Worden parlementen van andere landen ook zoals het Nederlandse parlement voorbereid en geïnformeerd voorafgaand aan een Raad?
Minister Veldkamp:
Dat is een goede vraag. De meeste lidstaten kennen het verschijnsel "geannoteerde agenda's" niet. Ik durf ook te zeggen dat de meeste lidstaten niet een commissiedebat of een schriftelijk overleg voorafgaand aan iedere Raadsformatie hebben. Dat laat onverlet dat ons streven natuurlijk is om wel tot die voorhoede te behoren en de standaard te helpen zetten in de informatievoorziening aan de Kamer. Maar de meeste lidstaten hebben ditzelfde fenomeen niet. Ook het fenomeen van BNC-fiches komt niet vaak voor, denk ik. Ik ken Denemarken wat dat betreft, via wat vroeger de Market Committee van hun Kamer heette, maar die zijn ook iets beperkter.
Dus we zetten ook wel een standaard. Dat zeg ik niet omdat ik eraan wil afdoen, integendeel. Ik heb zelf ook in de rol van Kamerlid gezeten, waarin ik echt behoefte had aan die informatie. Ik schrok er echt van hoezeer je die informatie van het kabinet nodig hebt, omdat je niet overal zo makkelijk toegang tot die informatie krijgt. We proberen echt die geannoteerde agenda's tijdiger te sturen, zonder dat ze te dun worden. Ik begrijp heel goed dat als u een commissiedebat hebt, bijvoorbeeld op een woensdag of donderdag, en pas op de vrijdagavond voorafgaand een geannoteerde agenda wordt gestuurd, dat dat laat is. Dat is te laat, dus laten we het eerder sturen. Laten we later in het jaar kijken of dat eerder sturen lukt en of dat voldoende informatiedichtheid geeft in de ogen van de Kamer. Als dat dan zo is, dan kunnen we het op die manier evalueren. Als het niet zo is, dan moeten we een andere weg vinden.
De heer Van Campen (VVD):
Helder. De minister, diplomaat als hij is, begon in zijn inleiding ook over het in de kaart laten kijken. Ik denk dat het ook belangrijk is om daar eerlijk met elkaar over te zijn. Dat is niet wat we willen, omdat we in een onderhandeling met 27 lidstaten ook het beste bod voor Nederland eruit willen slepen. Ik denk, als het gaat om de informatievoorziening, dat de behoefte van de Kamer niet zozeer ligt bij een reflectie op een agenda die je neerlegt en wat andere landen neerleggen, maar met name bij wat het Nederlandse verhaal op bepaalde thema's is. Wat is de inzet van het Nederlandse kabinet?
Ik heb vier jaar landbouwwoordvoerder mogen zijn. Het Deens voorzitterschap komt eraan. Ik zou dan bijvoorbeeld in een agenda van de minister van Landbouw willen weten, in dit geval voor mijn opvolger, de heer Meulenkamp, of dit een voorzitterschap is waar ook de Nederlandse regering misschien heil ziet in de inzet op het gebied van de landbouw. Kunnen we leren van de Denen? Daarmee is het minder een reflectie op een agenda die voorligt, maar meer een politieke inzet: hoe kijkt het kabinet? Met welke ambities gaat het kabinet naar Raden onder een bepaald voorzitterschap? Als de Kamer daar al eerder in tegemoet gekomen zou kunnen worden, dan hebben we al een hele mooie tussenstap, denk ik, en ook voldoende om het debat over te kunnen voeren. Dat kan al veel eerder dan dat een definitieve agenda van welke Raad dan ook bekend is. Ziet de minister dat ook zo?
Minister Veldkamp:
Het kan bijvoorbeeld ook nuttig zijn om over de eerste geannoteerde agenda onder een nieuw voorzitterschap iets meer uit te weiden. Wat is dat voorzitterschap op dat beleidsterrein van plan, hoe zien wij die inzet, welke dilemma's ontdekken wij daarbij en dergelijke. Het is zeker nuttig om de ambities, de dilemma's, het beeld van het voorzitterschap en verwachtingen te delen. Daar wil ik ook zeker naar kijken. Het kan bij bepaalde onderhandelingen — ik denk even aan het Meerjarig Financieel Kader — natuurlijk ook weleens de vraag zijn: o, wacht even, moeten we hier heel onze onderhandelingsstrategie in het publiek op tafel leggen? Dat is een vraagteken. Er zijn in de huidige geopolitieke omstandigheden ook weleens schuurpunten en dilemma's, zoals: wie leest er mee?
Laat ik een extreem voorbeeld geven van wie er meeleest. Ik heb in een tijd dat we nog redelijke goede betrekkingen met Rusland hadden, veel te maken gehad met meneer Groesjko. Hij was toen plaatsvervangend minister van Buitenlandse Zaken. Hij is dat nog steeds onder Lavrov. Die man spreekt vloeiend Nederlands en leest Nederlands. Destijds zei die me altijd: ik lees graag de Nederlandse Kamerbrieven, want dan ben ik goed geïnformeerd. Dus die leest hij over de EU, over de NAVO, en mogelijk doet hij dat nog. Ik heb de laatste jaren geen contact met hem gehad. Dat geeft aan dat anderen meelezen. Anderen zeggen ook dat ze meelezen. Dus die informatie willen we zeker verstrekken, maar we letten ook wel even op de geopolitieke context en welk belang wij gezamenlijk hebben als Nederland. Welke meelezers zijn er?
Tot nu toe zie ik nog steeds de mogelijkheid dat wij ruimhartig informatie verstrekken en dat we geannoteerde agenda's sturen die voldoende kapstok bieden voor u om de vragen en het debat voor te bereiden. Ik zie daar echt nog steeds goede mogelijkheden, ook in de huidige context.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek heeft ook een vraag.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Omdat het nu over de geannoteerde agenda gaat, wil ik even terugkomen op de vraag die ik zelf stelde: zou de minister er actief over kunnen informeren of er tijdig informatie verstrekt is? Dat punt stipt de minister nu ook zelf aan. Stel, we bekijken het en het lukt niet, kan dan ook wat dieper in worden gegaan op waarom het niet lukt en welke afspraak je dan wel kan maken? Ik was zelf bij het debat in 2022 en toen hadden we eigenlijk hetzelfde gesprek over de balans: wanneer ben je open, op welk punt en wie leest er mee?
Dit is dus een terugkerend thema en ik vind op zich het idee van collega Van Campen interessant. Volgens mij zei collega Bromet bijvoorbeeld ook dat het misschien een mogelijkheid is om een deel van de agenda en wat er staat al wel te delen, en de laatste dingen die aangepast moeten worden, wat kan gebeuren bij zo'n Raad, later te delen, naar de Kamer te sturen. Ik probeer de minister hier ook wel tegemoet te komen, maar vraag ook om er even bij stil te staan waarom het ook nuttig kan zijn voor de Kamer als de minister, het departement zelf, erover informeert wanneer informatieafspraken niet tijdig nagekomen konden worden. Daar zat in mijn inbreng de vraag in. Is de minister wel bereid om dat te gaan doen? Kan hij dat toezeggen?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat het goed is om ons op dit moment in te stellen op hetgeen ik op 23 april met uw voorzitter besprak. Wij proberen echt die geannoteerde agenda's eerder te sturen en toch van substantiële informatie te voorzien. Laten we kijken of die methodiek voldoende gaat werken. Gun dat alsjeblieft wat tijd. We moeten er met z'n allen even aan wennen.
Sowieso kunnen we natuurlijk altijd, als er geen wezenlijke wijzigingen, veranderingen of toevoegingen komen omdat er bijvoorbeeld een versnelling in het onderhandelingsproces is, een nazending of iets dergelijks verzorgen. Ik denk even aan waarover we het hebben gehad in juni 2023, het Europees Asiel- en Migratiepact. Dat kwam onder het Zweeds voorzitterschap toch in een versnelling die niet iedereen op dat moment had verwacht. Dat kan een moment zijn dat je zegt: wacht even, voor een debat over, in uw geval, asielbeleid is het nuttig om daar nog een extra brief of iets dergelijks over te sturen. Mevrouw Koekkoek weet daar natuurlijk alles van. Laten we dat dit semester, dit jaar gewoon verder proberen en laten we dat dan evalueren.
De voorzitter:
Nog even voor de duidelijkheid: de minister geeft aan het nog even de tijd te geven. Ik hoor ook om het dit semester te proberen. We moeten even aan de situatie wennen. Wanneer kan de Kamer dit concreet verwachten? Ik bedoel: wanneer wordt het eerste deel gestuurd en dan eventueel later een ander deel?
Minister Veldkamp:
Ik zou zeggen: laten we nu proberen in te zetten op het gewoon eerder te sturen. Daar doen we echt ons best voor. Ik bedoel dan niet pas de vrijdag voorafgaand aan de week van een commissiedebat, maar echt eerder, zo vroeg mogelijk. Laten we kijken waar we tegen aanlopen. Als we zien dat er echt nog iets substantieels nakomt, sturen we een nazending. De inzet is absoluut een goed geannoteerde agenda eerder te sturen.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de voorzitter om het helemaal duidelijk te hebben. Als de minister ziet dat er nog substantieel wat komt, wordt de Kamer erover geïnformeerd dat er echt nog substantieel wat aankomt en dat dat binnen zoveel dagen of uren komt? Kan het zo worden opgevat?
Minister Veldkamp:
Als we dat weten: inderdaad. Er kan weleens een verrassing komen. In Europese besprekingen zien we dat ook weleens, zeker in de huidige wereldsituatie. Soms kun je voorzien dat er nog een nagekomen echt substantieel stuk gaat worden besproken. We kunnen daar met een nalevering op inspelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we evalueren aan het einde van het jaar. De minister kan zijn betoog vervolgen.
Minister Veldkamp:
Dank. Mevrouw Bromet vroeg of in verslagen van raden structureel duidelijk kan worden uitgelegd hoe een toegezonden punt naar voren is gebracht. Ja, ik denk dat dat van belang is. Conform de bestaande afspraken wordt in de verslagen van de raden zo veel mogelijk duiding gegeven over de besproken agendapunten, alsmede de uitkomst van de onderhandelingen over door de Kamer aangemerkt prioritaire thema's. Voor dat laatste wordt een appreciatie opgenomen van het bereikte akkoord, tevens afgezet tegen de Nederlandse inzet op de belangrijke punten.
In de verslagen van de raden wordt duiding gegeven aan de einduitkomst van de onderhandelingen. Ook hier geldt dat het kabinet in verslagen uiteraard geen informatie kan verschaffen over specifieke lidstaatposities als die in vertrouwen zijn gedeeld. Uiteraard informeert het kabinet ook over de uitvoering van moties en toezeggingen. U zult heel vaak zien staan dat er specifiek naar moties wordt verwezen. Dat gaat dan om specifieke moties die zijn uitgevoerd met het Nederlandse optreden in de Kamer. Ik hecht daar zelf ook aan. Ik noem soms zelfs moties letterlijk in een EU-ministerraad om aan te geven dat het Nederlandse parlement aan thema x of y hecht.
Mevrouw Koekkoek noemde de noodzaak om de informatievoorziening te verbeteren, waarop de huidige informatieafspraken geen betrekking hebben. Ze vroeg met name om migratiedeals en crisismaatregelen op grond van artikel 122 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Ook voor die besluitvorming geldt dat ons parlement via de geldende informatieafspraak wordt geïnformeerd. Voor crisismaatregelen bijvoorbeeld worden op grond van dat artikel 122 gewoon BNC-fiches geschreven en met de Kamer gedeeld. Dat is eigenlijk bijzonder, want het EP staat op dat moment op grond van dat artikel buitenspel. In de Europese Commissie zie je wel dat men graag dat artikel pakt.
Tegelijkertijd vinden we dat dat niet te vaak moet gebeuren. Er moet iets van crisis zijn. Wij willen ons nationale parlement gewoon informeren, ook bij het gebruik van dat artikel. Wij zien hier dus hetzelfde belang. Dat betekent zorgen voor goede informatievoorziening, zodat de Kamer zich goed kan voorbereiden om met het kabinet in discussie te gaan.
We zijn ook hier natuurlijk wel afhankelijk van de Brusselse dynamiek, zeker met crisismaatregelen en de beschikbaarheid van agenda's en dergelijke, zoals mevrouw Koekkoek zelf ook stelde. We moeten realistisch zijn. Dus wat dat betreft gaat het erom wat we kunnen delen, wat diplomatiek verkeer is en wat vertrouwelijke lidstaatposities zijn. Wij willen gewoon bij gebruik van dat artikel voor crisismaatregelen een BNC-fiche sturen, dingen meenemen in geannoteerde agenda's en de Kamer adequaat informeren.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek heeft een vraag.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Vooropgesteld: ik waardeer hoe Nederland hiermee probeert om te gaan. Ik weet ook dat andere lidstaten dat anders doen. Tegelijkertijd ben ik nog wel zoekende en ben ik ook wel benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt. Ik zie namelijk dat door geopolitieke situaties of door ambities die we als Europa gezamenlijk hebben, soms naar die extraordinaire instrumenten als een migratiedeal gegrepen wordt. Juist omdat we hetzelfde doel hebben, kunnen we op een bepaalde manier ook informatieafspraken maken. We doen dat in die zin dat je dat als Kamer wel meekrijgt, waarbij je de balans die de minister zelf noemt in acht neemt.
Ik heb een voorbeeld dat ik zelf heb meegemaakt. Ik vond het best ingewikkeld om te begrijpen hoe de geldstromen lopen als we het hebben over de deal met Egypte. Vandaaruit is van mij de vraag gekomen: als we dit vaker doen, ook omdat de geopolitieke situatie ons daartoe dwingt, hoe kunnen we als Kamer dan goed geïnformeerd zijn zonder verdragen en zonder de informatiepositie op het spel te zetten? Ik heb het idee dat die vraag nu misschien nog wel relevanter is dan een aantal jaren geleden. Daarom leg ik die op tafel. Ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt.
Minister Veldkamp:
Als ik zo'n voorbeeld pak, denk ik dat dergelijke informatie bijvoorbeeld in een geannoteerde agenda voor een Raad Justitie en Binnenlandse Zaken kan worden meegenomen. Daar komt zo'n migratiedeal aan de orde. Daar kan zo inzichtelijk mogelijk worden uitgelegd wat er overeengekomen is, hoe het eruitziet en wat zal worden besproken in de JBZ-Raad. Dus in de gebruikelijke repliek van geannoteerde agenda's voorafgaand aan raden en verslagen na afloop van raden denk ik dat dat kan worden meegenomen. Dat kan zeker in het kader van de migratiedeals. Mochten daar vragen en dergelijke over zijn, dan ben ik als coördinerend minister natuurlijk altijd bereid die mee te nemen in het kabinet, en in dit geval ook naar de minister van Justitie en Veiligheid of specifiek de minister van Asiel en Migratie. Dat kan altijd.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt uw betoog vervolgen.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. De heer Kahraman vroeg of bestaanszekerheid kan worden belicht als thema in de zogeheten BNC-fiches. Ja. Bestaanszekerheid is een belangrijk thema. Ik ben het er helemaal mee eens dat een BNC-fiche ook de financiële gevolgen voor burgers en bedrijven in kaart moet brengen als die er evident zijn. Dat kunnen overigens ook positieve gevolgen zijn. Ik denk aan een voorstel in het kader van het versterken van het concurrentievermogen en betere regelgeving om het functioneren van de interne markt te versterken.
Een BNC-fiche kent een hele brede appreciatie van een voorstel. Een voorstel wordt op integrale wijze beoordeeld. Tevens wordt ingegaan op de impact, het assessment dat de commissie zelf hanteert, indien dat is gemaakt. Ik denk niet dat het nodig is om het hele format van het fiche formeel aan te passen. Er is ruimte om de overwegingen van bestaanszekerheid, als die er inderdaad zijn, ook in het fiche mee te nemen. Dat zal ik intern met de ambtelijke staf bespreken. We zullen daar echt oog op houden.
Voorzitter. Mevrouw Koekkoek vroeg nog op welke manier uitvoeringsorganisaties worden betrokken. Ik denk even aan de tussenrapportage over de implementatie hiervan van haar partijgenoot, de heer Dassen. De Nederlandse uitvoeringsinstantie, inspecties en medeoverheden worden regelmatig belast met de uitvoering en handhaving van Europese wet- en regelgeving. Het is belangrijk stil te staan bij de gevolgen betreffende de uitvoering en handhaving voor hen. Het is voor het kabinet een punt van aandacht vanaf het eerste begin van de onderhandelingsfase voor nieuwe Europese regel- en wetgeving tot aan de implementatie/fiche-fase.
In de BNC-fiches wordt daarom daarbij stilgestaan. Die kennen zoals bekend een apart kopje "implicaties voor uitvoerbaarheid en/of handhaving". Daar worden juist de gevolgen van regeldruk meegenomen. Het betreft natuurlijk een eerste inschatting, want de BNC-fiches verschijnen binnen enkele weken, normaal gesproken zes weken, en in sommige gevallen drie weken na het verschijnen van het commissievoorstel. Het is een initiële appreciatie daarvan.
Mochten er aan de hand daarvan toch vragen ontstaan of mocht er verdere verduidelijking nodig zijn, dan kunnen Kamerleden natuurlijk over die concrete gevallen vragen stellen aan de verantwoordelijke minister met betrekking tot nieuwe raadsinformatie. Bovendien kunnen er bij de voorbereiding van de raden waarin de betreffende voorstellen worden besproken ook vragen worden gesteld om een en ander te verduidelijken.
Uitvoeringsinstanties worden ook betrokken bij het opstellen van een aantal BNC-fiches. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Interprovinciaal Overleg en dat geldt voor medeoverheden. Die zitten standaard in de commissie die de BNC-fiches opstelt. Voor specifieke uitvoeringsorganisaties is het aan de vakdepartementen. Denk aan de Autoriteit Financiële Markten. Het is bijvoorbeeld aan de minister van Financiën om daarop toe te zien. Op die manier kunnen wij dat meenemen.
Daarmee ben ik aan het eind gekomen van het kopje algemene EU-informatievoorziening, voorzitter. Ik zou door willen naar het kopje Europawet alvorens naar het kopje EU Delegates Portal te gaan.
Europawet. Om het belang van een goed geïnformeerd Europadebat te onderstrepen heeft het kabinet in het regeerprogramma aangekondigd dat er een Europawet komt met inbegrip van een regeling voor informatievoorziening en een procedure ter voorbereiding en totstandkoming van Europese wetgeving.
Het vorige kabinet had al een Europawet in voorbereiding. Die is door de Raad van State beoordeeld met een positief dictum, maar die is nog niet bij de Kamer ingediend. Mijn voorganger had besloten dit aan een volgend kabinet te laten. Dat was vanuit de aarzeling dat dit over de informatievoorziening aan de Kamer gaat. Dat gaat om de vraag of het in eerste instantie aan het kabinet is of toch aan het initiatief van de Kamer om daar een uitwerking voor te vinden. Ik had en heb die aarzeling ook. Is dit nu iets waarbij het kabinet de eerste stap moet zetten of is het aan de Kamer om een stap te zetten, temeer omdat er eerder vanuit de Kamer initiatieven zijn geweest wat dit betreft? Ik denk aan het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Maij en mevrouw Agnes Mulder, als ik het goed heb.
In ieder geval heeft het kabinet gewerkt aan een voorstel hiervoor. Dat voorstel is ter inzage voor de Kamer beschikbaar. Ik hoor wat de heer Kahraman zegt, namelijk dat hij graag het initiatief tot een dergelijke Europawet zou willen nemen. Dat zou best op een redelijk tempo kunnen worden opgepakt als hij dat initiatief graag wil nemen, gezien de voorbereidende stukken die er liggen vanuit kabinet en Kamer zelf. Grondigheid is natuurlijk wel van belang, net als reikwijdte en consequenties van het wettelijk vastleggen van informatieafspraken. Dat moet natuurlijk worden onderzocht. Er kan lering worden getrokken uit eerdere initiatiefwetten en mogelijk ook uit hoe dat zit in andere lidstaten.
Ik gaf al eerder aan op een vraag van de heer Van Campen dat Nederland een vrij vergaande set aan informatieafspraken kent. Als ik de praktijk vergelijk met andere lidstaten, doen we het op zich niet slecht in Nederland. Zeker in de huidige geopolitieke context denk ik dat we moeten voorkomen dat we het te zeer formaliseren. We moeten enige flexibiliteit houden en wendbaar blijven. Denk even aan de Russische inval in Oekraïne en aan allerlei stappen die nadien werden gezet in Europese initiatieven en regelgeving. We moeten flexibiliteit kunnen blijven betrachten in de omgang tussen parlement en kabinet.
De voorzitter:
Ik wil de heer Van Campen even gelegenheid geven om een vraag te stellen.
De heer Van Campen (VVD):
In dit pre-Hemelvaartsdebatje, dat niet zo lang duurt, gebeurde zojuist iets heel interessants. Volgens mij heb ik mevrouw Koekkoek namelijk horen zeggen: "De Europawet ligt klaar. Die is al in consultatie gebracht en kan snel naar de Kamer worden gestuurd, worden ingediend en behandeld. Dat vinden we allemaal belangrijk." Tegelijkertijd hoor ik de minister zeggen dat bij het aantreden van het kabinet de vraag was of het initiatief bij de Kamer moet liggen of bij het kabinet. Volgens mij is dat niet omstreden en is het vanuit de Kamer helemaal niet gek als het kabinet dit indient.
Nu zegt de minister richting de heer Kahraman: dat proces kan, volgens mij, heel snel gaan, want het ligt klaar. Hoe gaat dat dan in zijn werk? Gaat de minister dan op een of andere manier met een koffertje met daarin de wet, die op het ministerie van Buitenlandse Zaken lag, naar de NSC-fractie om deze bij de heer Kahraman op tafel te leggen, zodat hij hem kan indienen? Of kunnen we gewoon met elkaar aan het einde van deze termijn zeggen: de minister dient de wet voor het zomerreces in bij de Kamer en we behandelen hem snel. Dat meneer Kahraman dan bijvoorbeeld rapporteur wordt op die wet vind ik natuurlijk iets heel goeds. Maar volgens mij is snelheid belangrijker dan wie het doet. Wat bedoelde de minister daar dus precies mee? Ik vond het het tegenovergestelde van een extraparlementaire benadering van dit dossier.
Minister Veldkamp:
Ik deel dat zowel mijn voorganger als ik enige aarzeling had bij de vraag of het kabinet nou de hoofdrol moet pakken als het gaat over informatievoorziening van de Kamer, of dat het echt aan de Kamer is om het initiatief te nemen. Daarom is het nuttig om dit debat en deze gedachtewisseling hier vandaag te hebben. We kunnen die stap dus vanuit het kabinet nemen, maar het kan ook vanuit de Kamer gebeuren. Het kan niet zomaar praktisch worden overgedragen met een koffertje. Ik kan in die zin geen wetgevingstraject voor een regeringsvoorstel doorzetten, maar de Kamer kan natuurlijk, als ze wil, starten met het uitwerken van een initiatiefwetsvoorstel en dat vervolgens via het reguliere wetgevingstraject behandelen.
Nogmaals, er is eerder, in 2017, meen ik, een initiatiefwetsvoorstel geweest. Dat bedoel ik met het wetsvoorstel-Maij/Mulder. Er is ook input te halen uit het regeringswetsvoorstel. Dat is in te zien via de wetgevingskalender. Ik heb dus respect voor wat de Kamer het liefst wenst hierbij. Als er vanuit de Kamer de behoefte is om dit via een initiatiefwetsvoorstel te doen omdat ze helemaal zelf in de hand wil hebben hoe we het verder vormgeven, dan zal ik dat uiteraard respecteren.
De voorzitter:
De heer Van Campen heeft een vervolgvraag.
De heer Van Campen (VVD):
Ja, want rapporteur Kamminga heeft zich hier natuurlijk ook nog over gebogen. Er zijn velen geweest die deze wens hebben geuit, in opeenvolgende mandaten. Mijn oproep in de richting van het kabinet is als volgt. De wet is al eens in consultatie geweest. Hij is al ingediend geweest bij de Raad van State, begrijp ik. Ik zou het kabinet willen oproepen: dien die wet gewoon in. Dan behandelen we hem snel — dat vinden we allemaal belangrijk — in plaats van dat we meneer Kahraman nou nog met heel veel werk zouden moeten opzadelen. We weten namelijk allemaal hoe druk ook hij het heeft.
De voorzitter:
Wil de minister daar nog op reageren?
Minister Veldkamp:
Ja. Ik zeg erbij: als ik dat wetsvoorstel inderdaad zou willen indienen, moet het uiteindelijk via het kabinet. Dat moet ik dan doen. Die stap zal wel degelijk moeten worden gezet. Als de Kamer liever zelf het initiatief neemt, zal ik zeker in alle opzichten meewerken, zodat zij goed gebruik kan maken van de informatie en alles wat er vanuit het kabinet al in de voorbereiding op tafel ligt.
De voorzitter:
Ik zag dat de heer Kahraman ook nog een vraag wil stellen.
De heer Kahraman (NSC):
De reden dat ik heb opgebracht om het initiatief te nemen voor deze wetgeving is als volgt. Het gaat inderdaad over onze positie als Kamer. Ik begrijp dat het vorige kabinet al iets in consultatie heeft gebracht. Dit kabinet is al een jaar in zijn rol, maar we hebben nog niks naar de Kamer zien komen. Ik ben echt voornemens om de handschoen op te pakken en hier werk van te maken. De wet is natuurlijk al deels voorbereid. Ik ben echt voornemens om na het zomerreces met een initiatiefwetvoorstel te komen. Dat was dus het voorstel dat ik wil doen. Ik ben namelijk bang dat het anders blijft liggen bij het ministerie. Mijn voorstel is dus toch dat ik met een initiatiefwet kom. Ik denk dat dat misschien sneller gaat dan als het ministerie het gaat doen.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag. Ik weet niet of de minister daar nog verder op wil reageren. Dat is niet het geval. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik zit dit met verbazing aan te horen, vooral omdat — ik zei het al in mijn inbreng — dit in het regeerprogramma staat. "Er komt een Europawet." Tot nu toe hoor ik steeds vanuit dit kabinet: als het in het regeerprogramma staat, dan komt het er ook. De wet ligt klaar ter inzage, dus dan gaat het, hoe dan ook, sneller dan wanneer het overgepakt wordt. Ik wil mijn collega niet schofferen. Maar het ligt er gewoon. We willen dit, als Kamer en als kabinet. We willen ook het debat aangaan over in hoeverre de wet nuttig is en in hoeverre je nog, zoals we dat nu ook doen in de praktijk, afspraken moet maken los van die wet of onderliggende regels moet vastleggen. Daar willen we het debat over aangaan.
Dus, als het er is en het in het regeerprogramma staat, ga ik er ook van uit dat de minister dit door de ministerraad kan krijgen. Daar vraag ik toch wel een reflectie op. Ik wil niemand schofferen, maar het voelt wel een beetje als vertragingstactiek op deze manier en dat vind ik heel gek. Als iets er namelijk ligt en we willen het allemaal, dan zou ik zeggen: grijp je kans, kabinet. Er zijn namelijk genoeg zaken waar we het met elkaar over oneens zijn. Laten we het dan alsjeblieft over de Europawet gaan hebben.
Minister Veldkamp:
Vertragen wil ik geenszins, integendeel. In het regeerprogramma staat inderdaad dat er een Europawet komt. Er staat niet "het kabinet dient een Europawet in", maar "er komt een Europawet". Dus ook als het initiatief vanuit de Kamer zou komen, gaan we daar uiteraard goed, constructief en hard aan meewerken. Maar ik wilde dit debat benutten om te proeven hoe dit in de Kamer ligt. In vind ook wel dat dit hoge orgaan wat dat betreft een mate van voorrang heeft in zijn visie.
Het hangt dus van de Kamer af of zij dit initiatief wil nemen. Nogmaals, er ligt genoeg informatie waarmee dat, denk ik, op tempo kan. Dat kan ook — die voorkeur bestaat — vanuit het kabinet doorgezet worden. In het regeerprogramma staat dus: er komt een Europawet. Het is dus zeker wel duidelijk dat het initiatief van een dergelijke wet ook vanuit het kabinet wordt onderschreven.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek nog eenmaal.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik snap dat de minister hierin de Kamer de nieren wil proeven. Niet ieder Kamerlid of iedere fractie kan hierbij aanwezig zijn. Dat vind ik heel begrijpelijk. De heer Van Campen en ik zijn ervoor dat het kabinet dit naar de Kamer stuurt. Ik heb zelf aangegeven: als er nou nog vertraging op de lijn is, ben ik ook bereid om hierover een motie in te dienen. Dat kan een manier zijn om te weten hoe de Kamer erover denkt. Met betrekking tot het informatierecht wil ik aan de minister meegeven dat we, als we strak kijken naar artikel 68 van de Grondwet, daarbij ook niet het gesprek hebben over bij wie het initiatief ligt. Het gaat om het principe, of eigenlijk de waarde, die we hoog dragen, dat je tussen Kamer en kabinet — dit geldt ook op Europees niveau — een duidelijk informatierecht hebt en daarin ook afspraken kan maken. Ik kan de vraag van de minister in die zin niet helemaal plaatsen. Ik hoop dat hij ter harte neemt dat de snelheid, als iets af is en we het er allemaal over eens zijn, voorrang mag krijgen.
Minister Veldkamp:
Ik wil me best beraden over het een en ander, maar ik kan op dit moment niet in het hart van de Kamer kijken. Ik zit zelf niet aan bij — ik noem maar wat — een procedurevergadering van deze commissie, om te kunnen weten wat de wens is vanuit de Kamer. Ik vind het een goed idee om afspraken vast te leggen in een Europawetgeving. Het hoeft voor mij niet per se vanuit het kabinet of juist de Kamer te komen. Dat is voor mij niet meteen van belang.
Ik heb de aarzeling om het vanuit het kabinet te doen, zoals mijn voorganger die ook had, omdat dit specifiek gaat om informatie vanuit de Kamer. Je kunt dus redeneren dat het juist heel gerechtvaardigd is als het initiatief vooral vanuit de Kamer komt.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Minister Veldkamp:
Dan kom ik bij de Delegates Portal, als ik het goed zie. Diverse leden — ik denk dat mevrouw Bromet en meneer Van Campen niet de enigen waren —spraken hierover. Het is goed dat Kamerleden, voor zover ik het verneem, zo intensief gebruik maken van de Delegates Portal. Ik zal eerlijk bekennen dat u ongetwijfeld vaker inlogt dan ikzelf. Zo vaak maak ik er echt geen gebruik van. Ik begrijp dat het besluit van het secretariaat-generaal van de Raad over de Delegates Portal teleurstellend is. Dat was ook niet onze keuze. Het systeem biedt immers een toegankelijke manier om documenten te raadplegen.
De Delegates Portal is in eerste instantie — ik zeg het er maar bij — voor de delegates gemaakt. Delegates zijn de betreffende ministeries van lidstaten en hun permanente vertegenwoordiging in Brussel. Negen lidstaten — zeg ik het goed? — hebben gezegd dat zij hun parlementen ook toegang geven, maar dat is dus lang niet de meerderheid. Wij hebben dat wel altijd zo gezien. We hebben er dus zowel in onze Kamer als in de Kamer in Brussel voor gepleit om nationale parlementen toegang te laten behouden. Gelet op de huidige geopolitieke context is het secretariaat-generaal van de Raad echt genoodzaakt om de informatiebeveiliging aan te scherpen. Daar komt ook geen verandering in.
Dat betekent dat we ons moeten aanpassen aan de nieuwe situatie waarbij het zogeheten Council Information Exchange Platform het uitgangspunt is. Het kabinet kan via dat systeem dezelfde documenten als uit de Delegates Portal voor de Kamer ontsluiten. Het systeem kent echter geen gebruikersomgeving. Het is gewoon een lijst, een e-mail eigenlijk, met de boodschap: dit zijn de documenten, u mag ze zelf gaan indelen naar hoe u deze verder gebruikt. Ik wil daarbij benadrukken dat de Kamer niet alleen naar het kabinet kan kijken voor het ontsluiten en ontwikkelen van een gebruikersomgeving. De doorzoekbaarheid van de documenten is, denk ik, ook een verantwoordelijkheid van de Staten-Generaal zelf. Daar zijn wij niet uniek in. Ook bijvoorbeeld in Duitsland en Tsjechië zet het kabinet de documenten uit dat Council Information Exchange Platform per e-mail door.
Ik denk dat het van belang is, ook gezien de opmerkingen die hier vandaag zijn gemaakt, dat de Chief Information Officers van het ministerie van Buitenlandse Zaken en beide Kamers met elkaar in gesprek gaan over de verschillende mogelijkheden en daarbij behorende modaliteiten zoals beheer, kosten en verantwoordelijkheden bij een dergelijke ontsluiting. Laten we het hier met elkaar over hebben — de heer Van Campen gaf dat ook al aan — en kijken hoe we hierin verder kunnen varen. "We hebben geen gebruikersomgeving en u moet die leveren" is namelijk makkelijk gezegd. Tegelijkertijd zien we dat Kamerbrieven en andere stukken die het kabinet naar de Kamer stuurt in uw systeem, dat Parlis heet, verschijnen. In welke mate de stukken vanuit Europa daarbij aan kunnen haken, is mij niet geheel duidelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan had u nog wat onder belangrijke overige zaken.
Minister Veldkamp:
Ja, daarbij benoem ik onder andere transparantie. Het regeerprogramma stelt dat de overheid transparant moet zijn in besluitvorming. In lijn hiermee is Nederland ook in de Raad actief voorvechter van transparantie, in samenwerking met een aantal gelijkgezinde lidstaten. Dat draagt in onze optiek bij aan de kwaliteit van de besluitvorming en aan draagvlak onder de burgers. We pleiten bijvoorbeeld voor een ruime ontsluiting van de zogeheten Eurowob — dat is de EU-transparantieverordening — en grotere toegankelijkheid van raadsdocumenten.
Mevrouw Bromet vroeg nog naar het financieringsgebrek voor www.Europa-Nu.nl. "Kan de minister financiering toezeggen?" Die website had een nuttige nieuws- en informatiefunctie. Ik kende hem zelf ook. Wat betreft de nieuwsfunctie heeft de overheid natuurlijk geen rol. Wat betreft de informatiefunctie hecht het kabinet ook aan sterke en evenwichtige informatie voor Nederlandse burgers over de EU. Het kabinet informeert via diverse rijkskanalen. Daarnaast zijn er andere kanalen. Www.Europa-Nu.nl was niet de enige website die over Europa informeerde. Andere websites, onder andere www.europadecentraal.nl, www.prodemos, www.ser.nl en websites van de Europese instellingen zelf, zoals het ECER en het ministerie van Buitenlandse Zaken, delen ook informatie. Financiering voor een website leidt tot vragen over onze rol — waarom specifiek deze website? — en de onafhankelijk van die website. Bovendien kan financiële steun aan een website niet zonder een voorafgaande aanbestedingsprocedure. Daar worstelen we dus ook allemaal mee. Nogmaals, er zijn diverse websites en dergelijke. De informatie is, denk ik, ook via tal van Brusselse informatiewebsites en nieuwsbronnen toch wel grotendeels toegankelijk.
Ik denk dat ik daarmee zo veel mogelijk getracht heb om alle vragen te beantwoorden.
De voorzitter:
Goed, dank u wel. We zitten nog wat ruim in de tijd, dus ik wil de commissie het voorstel doen om die tijd te gebruiken, mits het kort kan, voor twee extra interrupties of voor een tweede termijn. Mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Excuses als mijn vraag al aan de orde is gekomen, want ik kwam iets te laat binnen. Ik had één vraag over de EU-monitor. Die is nog niet aan de orde gekomen? Dan zou ik die nog graag in herinnering brengen.
De voorzitter:
Ja. De minister.
Minister Veldkamp:
Ja, inderdaad. Die slaat terug op de motie van mevrouw Koekkoek van februari 2022. Aangezien de ICT-systemen ondersteunend zijn aan de uitvoer van informatieafspraken lijkt het me logisch om de mogelijkheden voor de EU-monitor onderdeel te laten uitmaken van de uitwerking van de Europawet. Tegelijkertijd zijn er verschillende digitale informatiebronnen beschikbaar zoals de EU-lawtracker. Het kabinet is bezig om die verschillende bronnen in kaart te brengen.
Ik denk dat eerst het gesprek in het kader van de informatieafspraken en de Europawet gevoerd moet worden over de afwegingen, dilemma's en de implicaties zoals de wijze van informatievoorziening, openbaar versus besloten, en het gesprek over het evenwicht tussen de parlementaire controle en de effectieve onderhandelingsruimte op Europees niveau. Het is belangrijk te kijken naar de toegevoegde waarde en ook, zoals in de motie van mevrouw Koekkoek stond, naar de kosten en uitvoerbaarheid van een Nederlandse monitor ten opzichte van de bestaande informatiestromen. Het vergt niet alleen een inspanning aan overheidszijde, maar ook aan de kant van het parlement zelf. Ik denk dat het goed is om te kijken naar de EU-Delegates Portal en het gesprek ook daar voort te zetten. Ondertussen is het goed, denk ik, om te kijken naar wat we gaan doen en hoe we verder gaan varen met de Europawet.
De voorzitter:
Dank u wel. In deze termijn bent u door de interrupties heen, maar we gaan dan nu over naar de tweede termijn. Ik geef de heer Van Campen het woord.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Ik vraag een tweeminutendebat aan, want ik denk dat het goed is dat we de minister het comfort bieden dat hij zoekt als het gaat om draagvlak voor het indienen van de Europawet. Ik was vooraf aan dit debat niet in de veronderstelling dat dit een dermate gevoelig onderwerp was in deze Kamer dat de minister daarbij terughoudendheid voelde. Ik denk dat het goed is dat we hem vanuit de Kamer om twee redenen dat comfort gaan bieden. Los van het feit dat het de heer Kahraman een hoop werk scheelt vanuit de NSC-fractie kan het ook snelheid bieden, omdat consultatie en indiening bij de Raad van State al heeft plaatsgevonden. Ik denk dat mevrouw Koekkoek daarover straks wat gaat zeggen. De samenwerking met Volt in deze commissie bevalt mij tot op heden zeer goed.
Tot slot over de Delegates Portal. Het is belangrijk dat deze goed doorzoekbaar is voor de Tweede Kamer. Laat ik het dan maar vanuit de Kamer als rapporteur op de Delegates Portal als een hulpvraag formuleren in de richting van het ministerie: is de minister bereid om met zijn ambtelijke organisatie in de meewerkstand te staan om te kijken dat we dit nu voor eens en voor altijd op een goede plek kunnen beleggen? De minister geeft aan dat hij ook niet iedere dag aan het inloggen is, maar zijn ambtelijke ondersteuning wel. En die is cruciaal voor de voorbereiding van de belangrijke debatten die we voeren. Voor hen is het dus wel heel cruciaal en daarmee voor ons en voor onze kiezers in het land. Ik hoop dat de minister daarop nog een welwillende reactie wil geven.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, heer Van Campen. Dan geef ik het woord aan de heer Kahraman.
De heer Kahraman (NSC):
Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met mijn dank uit te spreken aan de collega naast mij, de heer Van Campen, over de zorg die hij heeft over mijn drukke agenda. Goed dat u een tweeminutendebat heeft aangevraagd met betrekking tot de Europawet. Mocht het kabinet niet met een wetsvoorstel komen tijdens het zomerreces, ga ik het echt zelf oppakken. Dan vind ik het te lang duren en wil ik de handschoen graag oppakken.
Ik had een vraag gesteld met betrekking tot bestaanszekerheid. De minister geeft aan dat hij oog heeft en blijft houden voor bestaanszekerheid en dat daarvoor het formulier niet hoeft te worden aangepast. Het gaat mij niet om het formulier, maar om dat het ministerie van Buitenlandse Zaken echt kijkt naar wat de impact is van de voorstellen vanuit Europa op de bestaanszekerheid van onze burgers en ons bedrijfsleven. Dank dat u daarvoor oog blijft houden.
Dank voor uw antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, heer Kahraman. Dan geef ik het woord aan mevrouw Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Om met de Europawet te beginnen: ik geef graag het comfort, in de woorden van de heer Van Campen — ik vond dat erg mooi gezegd — om dit door middel van het indienen van een motie, samen met collega Van Campen, voor het reces bij de Kamer in te brengen. Ik denk dat als een wet klaar is — we willen het allemaal — snelheid geboden is. Dan ga ik dat debat ook ongelofelijk graag aan.
Ik heb nog een vraag over de EU-monitor. Ik hoor wat de minister zegt, zeker ook in combinatie met het Delegates Portal. Tegelijk zou ik daar voor mijzelf het comfort uit willen halen dat we niet bij nul beginnen. Toen de motie is ingediend en aangenomen, hebben we ook het gesprek gevoerd over hoe en wat, en zeker ook over kosten en mensen. Ik heb zelf steeds verwezen naar het voorbeeld van Duitsland, maar het kan wellicht nu ook, met mogelijkheden die AI biedt, met minder kosten, of eventueel in combinatie daarmee. Die toezegging zou ik graag van de minister krijgen.
Tot slot. De minister bracht op dat bij de kabinetsappreciatie van de kwartaalrapportage het mogelijk nodig of nuttig kan zijn om dat niet meer te doen, omdat daar geen reactie op komt. Ik wil hem meegegeven dat het in ieder geval door mij, en zeker ook door de medewerkers, erg wordt gewaardeerd. Als er geen reactie of geen directe vraag komt, betekent dit niet dat we er niets mee doen. Ik zou eigenlijk de vraag willen stellen of het mogelijk is om die niet meer op te nemen in de geannoteerde agenda's, maar om dat separaat te doen zodat we meer overzicht hebben in de informatiestroom.
Ik heb tot slot nog een opmerking over europa.nu.nl. Ik zou het waarderen als we de handschoen oppakken zoals we ook met parlement.com hebben gedaan. Ik snap wat de minister zegt over verschillende websites, maar eenheid van informatie en daar ook enige steun voor krijgen zou mijn voorkeur hebben.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Koekkoek. Ik denk dat we dit gelijk verder kunnen oppakken. Ik geef het woord aan de minister.
Minister Veldkamp:
Dank, voorzitter. Om met de laatste opmerking van mevrouw Koekkoek te beginnen: met het separaat verstrekken van de kwartaalrapportage zijn we al begonnen en dat kunnen we op die manier doen. Dan over de EU-monitor, de Delegates Portal en het niet op nul beginnen met dergelijke informatievoorziening. Nee, inderdaad niet op nul beginnen. Het Duitse voorbeeld kan ik niet helemaal oppakken, want ik geloof dat de Duitse Bondsdag hier 70 fte op heeft zitten. Dat is niet de schaalgrootte die wij of de Kamer kunnen managen, zeker niet in tijden van taakstelling vanuit departementen.
Als ik de heer Van Campen goed begrijp in zijn stelling van meewerkstand, kan ik die meewerkstand van deze kant zeker toezeggen. Ik ga niet in de eerste plaats de verantwoordelijkheid overnemen, maar wel de meewerkstand. We gaan er samen proberen uit te komen.
Als het over de Europawet gaat is het mij om het even. Het kan vanuit het kabinet komen. Dan betreft het in feite een codificatie van de bestaande afspraken en daar kunt u zelf mee doen wat u wilt in de behandeling. Het initiatief kan ook vanuit de Kamer komen. Als u daar via een motie duidelijkheid in kunt scheppen, is dat wat mij betreft ook prima.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Oké, dan gaan we even kijken naar de toezeggingen.
- De minister zegt toe de afspraken op de geannoteerde agenda's eerder te sturen, met eventuele nazendingen, en dit uiterlijk in het najaar van 2025 te evalueren.
- De minister zegt toe de kwartaalrapportages separaat van de geannoteerde agenda's toe te sturen.
Een tweeminutendebat is aangevraagd door de heer Van Campen.
Het is een beetje ongebruikelijk dat een bewindspersoon een vraag aan de Kamer stelt, maar ik heb die wel opgeschreven. Die ging over de kwartaalrapportages. De vraag is of die in een behoefte voorzien. Als iedereen kan knikken, dan weet de minister dat ook.
Dan zijn we inderdaad aangekomen bij het einde van deze vergadering van de commissie EU-zaken over de EU-informatievoorziening. Zo'n debat is voor het laatst in 2022 gehouden, dus ik denk dat het goed is dat we dit nu ook weer hebben gedaan.
Ik wil de minister en zijn staf bedanken voor de aanwezigheid, de antwoorden en de toelichtingen. Ik wil de leden bedanken voor hun aanwezigheid en inbreng. Ik wil de ondersteuning van de commissie EU-zaken bedanken voor de inzet. En uiteraard dank ik de bode die ons hier altijd heel goed voorziet van alles wat wij nodig hebben om ons werk te doen. En tot slot ook dank aan de mensen thuis of elders op afstand die dit debat online hebben gevolgd. Dan rest mij verder niets anders dan iedereen een hele mooie Hemelvaartsdag te wensen en degenen die een lang weekend hebben een goed lang weekend te wensen. Voor de mensen die moeten werken: u houdt ons land draaiende en dat waarderen wij allemaal zeer.
Dank u wel.