[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-09-22. Laatste update: 2025-09-22 19:07
Groen van Prinstererzaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid

Opening

Verslag van een notaoverleg

De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 22 september 2025 overleg gevoerd met mevrouw Pouw-Verweij, staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, over Initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Postma

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Mohandis

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

De Vos

Voorzitter: Postma

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bruyning, Dobbe, Grinwis, De Hoop, Postma, Richardson, Vijlbrief, Westerveld en Wijen-Nass,

en mevrouw Pouw-Verweij, staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.

Aanvang 11.01 uur.

Initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid

Aan de orde is de behandeling van:

  • de initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid (36614);
  • de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 16 december 2024 inzake aanpak dakloosheid (29325, nr. 170).

De voorzitter:

Een hele goede morgen. Hierbij open ik de vergadering van maandag 22 september. Dit is een notaoverleg over de initiatiefnota van de leden Beckerman en Westerveld over dakloosheid. Het is altijd een heel mooi, speciaal moment als Kamerleden en hun medewerkers de tijd hebben genomen om een initiatiefnota neer te leggen. Het is fijn dat de andere Kamerleden er zijn om deze te bespreken. Ik wil nog even specifiek twee mensen noemen, want tijdens het schrijven van zo'n initiatiefnota worden de Kamerleden altijd ondersteund door medewerkers. Wij weten stiekem allemaal dat die ontzettend hard hieraan werken. Dus een bijzonder welkom aan Maurits Hondmann, beleidsmedewerker bij de SP, en Yorinde Vijverberg, beleidsmedewerker bij GroenLinks-PvdA. Vandaag zit hier namens het kabinet de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, mevrouw Pouw-Verweij. Ook van harte welkom. Zij zal de Kamer adviseren vanuit haar rol.

We beginnen straks met de eerste termijn van de Kamer. Ik wil voorstellen om vijf minuten spreektijd te doen per fractie en vier interrupties op elkaar, met uw goedvinden. Na de eerste termijn zullen wij kort schorsen, zodat de initiatiefnemers en de staatssecretaris zich voor kunnen bereiden op de beantwoording van de vragen die gesteld zijn. In de tweede termijn is het mogelijk voor de Kamer om moties in te dienen. Van harte welkom aan het lid De Hoop van GroenLinks-PvdA, mevrouw Dobbe van de SP, de heer Vijlbrief van D66, de heer Grinwis van de ChristenUnie en mevrouw Richardson van de VVD. Ik begreep dat mevrouw Wijen-Nass onderweg is, maar wat problemen heeft met het ov. Zij zal spoedig aansluiten. Mevrouw Bruyning heeft dezelfde uitdaging.

Voordat we beginnen wil ik het woord geven aan de heer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik ben natuurlijk blij dat de staatssecretaris er is, maar er zouden oorspronkelijk twee bewindspersonen bij dit debat zijn, omdat dakloosheid natuurlijk vooral een woonprobleem is en de minister van Volkshuisvesting hier verantwoordelijk voor is. Zij is niet bij dit debat. Ik vind dat behoorlijk stuitend en eigenlijk ook onacceptabel, want het is zo'n groot woonprobleem. Er zijn ook twee initiatiefnemers die de moeite hebben genomen om daar een nota over te schrijven. Als je als minister van Volkshuisvesting hier niet bij bent, heeft mijn fractie daar hele grote bezwaren tegen. Het is ook de tweede keer dat zij er niet is bij zo'n debat. Dat punt wil ik wel gemaakt hebben.

De voorzitter:

Waarvan akte. De heer Grinwis en mevrouw Dobbe willen ook reageren. De heer Grinwis was eerst.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik sluit me van harte aan bij de woorden van collega De Hoop. Ik vind het eigenlijk schaamteloos. Dakloosheid is primair een volkshuisvestingsprobleem. Daar hoort de minister van Volkshuisvesting bij aanwezig te zijn. Ik heb alle vertrouwen in deze staatssecretaris, mevrouw Pouw-Verweij, die ik van harte welkom heet en veel succes wens, en het kabinet hoort met één mond te spreken. Dat is allemaal waar, en ik hoop dat het ook gebeurt, maar dit vind ik echt best wel schaamteloos. Het woord "dakloosheid" komt niet in haar begroting voor, ze komt hier niet opdraven, en ondertussen groeit de dakloosheid. Ik vind dat deze minister van VRO, die afwezig is, zich dat mag aantrekken.

De voorzitter:

Dan mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik dacht: ik wacht het nog even af, want tegenwoordig weet je soms helemaal niet meer met welke bewindspersonen je zit en waar ze precies verantwoordelijk voor zijn. Maar ik begrijp dat hier toch inderdaad de belangrijkste bewindspersoon mist. Ik vind dat heel erg kwalijk en inderdaad schaamteloos — daar wil ik me toch wel bij aansluiten — want dit gaat over dakloosheid, dit gaat over huizen, dit gaat over wonen. Met alle respect, het gaat ook over zorg, maar niet voornamelijk over zorg. Het is voornamelijk een woningprobleem. Misschien kunnen we nog een beroep op haar doen dat ze wel komt.

De voorzitter:

Dan de heer Vijlbrief.

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter. Ik sluit me ook aan bij de woorden van de collega's. Het is wel een heel lelijk beeld dat de minister wel tijd heeft om op zaterdagavond in een talkshow te zitten, maar hier niet op maandag voor een notaoverleg verschijnt. Ik vind dat echt geen pas geven. Dat kan echt niet. Het woord "dakloosheid" zegt het al een beetje: dak en wonen hebben wel iets met elkaar te maken. Ik vind het geen pas geven.

De voorzitter:

Dan mevrouw Richardson.

Mevrouw Richardson (VVD):

Ik sluit me er wel bij aan dat ik het fijner had gevonden als bij dit overleg de minister aanwezig was geweest.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we dit stevige signaal doorgeleiden aan de minister, maar ik stel ook voor dat we wel doorgaan met de behandeling van deze initiatiefnota. We vinden het ook zeer fijn dat de staatssecretaris hier wel is. Maar ik zal dit signaal echt doorgeleiden.

Mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik doe toch het verzoek om haar te laten komen. Wellicht is zij in huis of in de buurt. Dan kan ze in ieder geval wel komen of desnoods later aanschuiven. Laten we haar in ieder geval wel verzoeken om nog te komen.

De voorzitter:

Dat kunnen we zeker doen. Dat gaan we dan bij dezen doen. Ik stel wel voor dat wij alvast beginnen met onze termijn. De staatssecretaris wenst ook nog even het woord. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil natuurlijk niets afdoen aan de woorden van de Kamer. Tegelijkertijd zit ik hier als coördinerend bewindspersoon van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. In die rol voer ik dus veel overleg met de andere betrokken ministeries, ook met minister Keijzer. Ik heb de nota die hier voorligt uitgebreid voorbesproken. Natuurlijk is zij daar nadrukkelijk bij betrokken. Ze onderschrijft de problemen en vindt dit ook heel belangrijk. Tegelijkertijd moesten we goed kijken naar de bezetting hier vandaag, gezien alle drukte in de aanloop naar het verkiezingsreces. Deze nota is natuurlijk heel breed. Er zitten ook veel dingen in die zich meer richten op sociale zaken, werkgelegenheid of rechtsbescherming. Er komen heel erg veel dingen in terug. Wij hebben daarom een afweging gemaakt en besloten dat ik hier vandaag vanuit mijn rol als coördinerend bewindspersoon aanwezig zou zijn. Maar uw bezwaren zal ik uiteraard aan haar doorgeven.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil het hier even bij laten. Zoals gezegd zal ik het signaal dat de Kamer heeft gegeven, doorgeven. Ik zal ook vragen of een bericht naar haar toe kan gaan waarin haar wordt gevraagd hier alsnog aan te sluiten.

Nu zou ik graag willen starten met de eerste termijn, zodat de initiatiefnemers straks ruim de tijd hebben om de antwoorden voor te bereiden. Ik geef graag het woord aan de heer De Hoop, die namens GroenLinks-PvdA zal spreken.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik natuurlijk de initiatiefnemers en hun medewerkers bedanken voor de nota die hier voorligt: meneer Maurits Hondmann en mevrouw Yorinde Vijverberg, die hierin als medewerkers heel veel tijd en energie hebben gestoken, mijn fractiegenote Lisa Westerveld, en natuurlijk mevrouw Beckerman, die als eerste in 2019 het woord "wooncrisis" in deze Kamer in haar mond nam. Als nou iets een uitschot is van die wooncrisis, dan is het wel dakloosheid. Het verbaast mij dus niet dat juist zij en mijn collega Westerveld het initiatief tot deze nota genomen hebben.

Voorzitter. Het onderwerp dakloosheid krijgt veel te weinig aandacht, terwijl de problemen steeds groter worden. Vorige week nog kwam dakloosheid voorbij in een rapport van Defence for Children over huisuitzettingen van ouders met minderjarige kinderen. De week ervoor leidde de kinderombudsman van Amsterdam nog de noodklok, omdat steeds meer kinderen opgroeien zonder een stabiel en veilig huis. Dat is in strijd met kinderrechten en ongelofelijk voor een rijk land als Nederland. Kan de staatssecretaris op beide recente berichten reageren?

Voorzitter. Van de dakloze jongeren heeft zo'n 60% een verleden in de jeugdzorg. Het blijft een probleem dat jongeren die 18 worden van hun hulpverleners worden gescheiden en soms zelfs hun woonplek kwijtraken, puur omdat ze door hun leeftijd onder een andere wet vallen. De indieners verwijzen in hun nota naar een initiatiefwet waaraan wordt gewerkt om dit probleem op te lossen. Kunnen zij ons hier meer over vertellen? De staatssecretaris schrijft in de kabinetsreactie dat gemeenten al veel zouden kunnen op dit vlak. Maar toch gebeurt er nog onvoldoende. Waarom is dat zo en hoe kan dat worden voorkomen en verbeterd, vraag ik de staatssecretaris.

Voorzitter. Vaak lopen de meest kwetsbare mensen het risico om dakloos te worden. Dat geldt ook voor mensen die in een zorginstelling wonen. Als het contract met de zorgaanbieders niet wordt verlengd, moeten deze mensen ook hun vertrouwde woonomgeving verlaten. Voor mensen met een beperking of ouderen kan dat een enorme klap zijn. De staatssecretaris schrijft dat zij geen signalen heeft dat onzorgvuldig wordt omgegaan met de bewoners van dit soort instellingen. Dat bevreemdt mij, want de indieners krijgen die signalen kennelijk wel. Kunnen de indieners hierop ingaan? Kan de staatssecretaris uitleggen hoe het kan dat zij die signalen niet heeft gekregen? Wat vindt zij er überhaupt van dat ouderen en mensen met een beperking tegen hun zin moeten verhuizen en in onzekerheid terechtkomen?

Voorzitter. Het kan iedereen overkomen: een verpleegkundige die na de renovatie de huur niet meer kan betalen of een politieman die op straat komt te staan na een scheiding of de starter die uit zijn studentenhuis moet. Steeds vaker staat de zekerheid van een eigen woning, een thuis, onder druk. Gelukkig kunnen mensen vaak nog terecht bij familie of vrienden, maar helaas zijn er ook veel te veel mensen die niet bij iemand terechtkunnen. Zij belanden dan op straat. Om dat te voorkomen moet er in de eerste plaats natuurlijk worden gebouwd. Het kabinet heeft de mond vol van zijn bouwambities, maar we zien echt nog te weinig resultaat. De bouw blijft stokken.

Tegelijkertijd lijkt het kabinet er wel alles aan te doen om wonen weer duurder te maken: de Wet betaalbare huur moet worden ingeperkt en vaste contracten moeten worden beperkt. En de minister van VRO lijkt de nota niet te hebben gelezen, want de initiatiefnemers stellen terecht dat deze flexibiliseringen zorgen voor meer dakloosheid. Het kabinet zorgt daarmee met zijn beleid voor meer in plaats van minder dakloosheid. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Hoe zien de initiatiefnemers de gevolgen van het door minister Keijzer voorgestelde beleid voor de Wet betaalbare huur en de vaste contracten? Welke effecten van deze flexibilisering verwacht de staatssecretaris op de dakloosheidscijfers? Heeft zij haar zorgen ook geuit aan de minister?

Zolang er een woningtekort is, moeten we er met slimme maatregelen voor zorgen dat de huidige woningvoorraad goed wordt benut. De initiatiefnemers doen daarvoor goede voorstellen, bijvoorbeeld door malafide uitzendbureaus hard aan te pakken, door huisvesting een bindende voorwaarde te maken wanneer een werkgever een arbeidsmigrant aanstelt en door het bijbouwen van extra sociale huurwoningen. Hoe zien de initiatiefnemers de regels in de Wet regie op de volkshuisvesting in dat licht? Is de regionale verplichting tot 30% sociaal in hun ogen genoeg? Hoe kijkt de staatssecretaris naar de geplande bouw van sociale huurwoningen in het licht van het tegengaan van dakloosheid?

Ook een afdwingbare verdeling van aandachtsgroepen voor iedere gemeente kan ervoor zorgen dat gemeenten meer verantwoordelijkheid gaan voelen voor het tegengaan van dakloosheid. Het is onacceptabel dat problemen steeds maar met gemak over een grens worden geschoven. Kan de staatssecretaris verklaren waarom deze verantwoordelijkheid door gemeenten nu niet altijd gevoeld wordt? Wat doet ze om gemeenten hiertoe te bewegen?

Voorzitter. Ik zou tot slot wederom willen afsluiten met het feit dat we in een enorme wooncrisis zitten. Die raakt ons allemaal. We kennen allemaal mensen die niet aan hun woning kunnen komen en neefjes, nichtjes, ooms en tantes die uit huis raken. Maar het grootste uitschot blijft dakloosheid. Het kabinet heeft een tijdje geleden de ambitie uitgesproken om dakloosheid te doen verdwijnen. Het is stuitend dat die is toegenomen. Ik ben blij dat deze initiatiefnemers echt een aanzet hebben gedaan om die problemen aan te pakken. Ik hoop dat het kabinet dat zeer ter harte neemt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn geen interrupties, dus ik wil graag doorgaan met de inbreng van mevrouw Dobbe namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel. In heel Nederland wonen kinderen in auto's of garageboxen. Het aantal dakloze vrouwen en kinderen blijkt veel groter dan gedacht. Een derde van de dak- en thuislozen is vrouw en een derde daarvan heeft kinderen. Kinderen die moeten slapen in auto's of garageboxen: in een beschaafd land als Nederland vind ik dat ongelofelijk. Dus dank je wel aan de initiatiefnemers dat ze dit belangrijke onderwerp, dat heel veel levens en de samenleving raakt, zo op de agenda zetten. Dank dus aan mevrouw Beckerman, mevrouw Westerveld, mevrouw Vijverberg en meneer Hondmann.

Naar schatting 100.000 mensen in Nederland zijn dakloos of dreigen dakloos te worden. Dit aantal groeit. Het daalt niet; het betreft dus steeds meer mensen. Dit is het gevolg van gefaalde politieke keuzes: van de keuze om minder sociale huisvesting te hebben en die voor minder mensen toegankelijk te maken, van de flexibilisering van werk en bezuinigingen op de zorg, van regels die mensen dakloosheid induwen en die het moeilijker maken om daar weer uit te komen, van de markt en winsten boven het publieke belang. Nu zitten mensen in de samenleving diep in de problemen. Het doel om dakloosheid in 2030 uit te bannen, raakt uit zicht door een gebrek aan politieke daadkracht.

De SP doet daarom een aantal voorstellen om de concrete stappen te zetten die nodig zijn om dit doel wél te halen. De meest voor de hand liggende maatregel zijn het doeltreffendst. Er moeten simpelweg meer betaalbare woningen komen. Deze moeten naar dakloze mensen gaan of naar mensen die anders dakloos worden. Niet alleen komen er te weinig nieuwe woningen bij, er wordt nog steeds sociale huisvesting gesloopt, geliberaliseerd en verkocht. Er worden tot 2030 90.000 sociale huurwoningen verkocht en bijna 108.000 woningen gesloopt. Waarom? Stop hiermee. Er staan nu 190.000 woningen en 16 miljoen vierkante meter aan kantoren en andere ruimtes leeg. 16 miljoen vierkante meter! Daar begint de aanpak van dakloosheid en de woningnood. De snelste manier om het aantal woningen uit te breiden, is de inzet van bestaande leegstaande gebouwen. Het moet toch lukken een plan te maken om daar als eerste 10.000 woningen in te realiseren? Wat vinden de initiatiefnemers daarvan? Is de staatssecretaris bereid dit te doen?

Ook moeten we af van het creëren van situaties waarin mensen de dakloosheid in worden geduwd, bijvoorbeeld door huisuitzetting of het verlaten van de zorg. Wie dakloos raakt, komt in een moeras van regels terecht. Sommige mensen krijgen geen toegang tot voorzieningen, omdat de situatie nog niet schrijnend genoeg is. Dat zijn bizarre en kortzichtige manieren om met mensen om te gaan. Anderen proberen hun leven weer op de rails te krijgen, maar moeten maanden wachten op een briefadres en zitten al die tijd zonder uitkering of zonder zorgverzekering. Ondertussen stijgen de schulden en wordt zorg gemeden.

Als mensen dan wel bij iemand terechtkunnen, krijgen ze een boete voor samenwonen door de kostendelersnorm, of een kind moet noodgedwongen het huis uit, ook als er geen woonruimte is. Mantelzorgers komen in de knel. We kennen allemaal de verhalen. Is de staatssecretaris bereid om te regelen dat iedereen binnen drie dagen een briefadres kan krijgen en om de kostendelersnorm eindelijk af te schaffen, zoals ook de indieners vragen? Wat bedoelt dit kabinet er in vredesnaam met de uitspraak dat het afschaffen van de kostendelersnorm het draagvlak voor het sociaal vangnet zou ondergraven? Ik snap oprecht niet wat hier staat, want door die norm komen juist meer mensen in dat sociaal vangnet terecht.

Er is meer nodig om dakloosheid uit te bannen. De voorstellen uit de initiatiefnota kosten minder dan het laten voortbestaan van dakloosheid kost. Is de staatssecretaris het in ieder geval daarmee eens? Huizen bouwen gaat nog jaren duren, terwijl het afschaffen van de kostendelersnorm, het aanpakken van leegstand en zorgen dat mensen niet nog verder in de knel komen omdat ze geen briefadres hebben, simpele en snel uitvoerbare maatregelen zijn die vrijwel direct effect zullen hebben.

Nog één vraag aan de indieners: zou het ook niet helpen als er meer zorgbuurthuizen komen? Dan is er meer ruimte voor ouderen om in de eigen buurt oud te worden en komen er ook huizen vrij. Laten we nú andere keuzes maken, keuzes die niet kunnen wachten. Ik zie uit naar de beantwoording en ik zie er eigenlijk ook naar uit om de minister van Wonen, die gaat over daken voor daklozen, hier alsnog te mogen verwelkomen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie geen verdere interrupties. Dan wil ik graag het woord geven aan de heer Vijlbrief.

De heer Vijlbrief (D66):

Veel dank aan mevrouw Beckerman en mevrouw Westerveld voor het opstellen van deze initiatiefnota over dit enorme probleem. We hebben veel over wonen gesproken het afgelopen halfjaar. Ik was het meest onder de indruk van mensen die vertelden dat ze dakloos waren. Je denkt namelijk vaak dat er iets heel bijzonders aan de hand is met die mensen, maar het bleken gewoon mensen met banen te zijn, die op een of andere manier ergens tussen de wielen waren gekomen. Steeds meer mensen ervaren strubbelingen wanneer het gaat om geschikte huisvesting.

Juist voor mensen die dreigen op straat te belanden is huisvesting vaak letterlijk van levensbelang. Daarom onderschrijven wij ten zeerste het doel van deze nota: snel en effectief een goed huis regelen voor mensen die geen minuut langer kunnen wachten. Vorige week, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, hebben wij zelf een voorstel gedaan om de woningmarkt verder te helpen: schaf de kostendelersnorm af en ga woningbouwtrajecten aanjagen. Beide staan ook weer in deze initiatiefnota.

We betreuren het dat onze motie van vorige week, ingediend samen met de ChristenUnie en NSC, het op enkele zetels na niet heeft gered. Wij zullen blijven volharden in het afschaffen van de kostendelersnorm, zodat mensen met een bijstandsuitkering geen geld kwijtraken als ze gaan samenwonen. Zo houden ze geld over voor de rest van hun leven.

We hebben sowieso doorbraken nodig voor radicaal meer woonruimte. U weet het: wij pleiten voor tien nieuwe steden en een noodwoonwet, en om veel meer huizen te bouwen en de woningmarkt open te breken. Dat is en blijft toch de belangrijkste oplossing voor de woningnood. Maar zolang wij te weinig bouwen, blijven er mensen die dak- en thuisloos zijn en die we onder suboptimale omstandigheden moeten helpen. Mensen die op straat wonen, leven vaak ook in de anonimiteit. Logisch ook, want veel mensen schamen zich hiervoor. Helaas is het daardoor lastig om effectieve maatregelen te treffen voor mensen die hulp goed kunnen gebruiken.

Een ontzettend voor de hand liggende maatregel is ook wel Housing First genoemd: zorg gewoon eerst voor een huis, dan komt de rest. Toch heeft het kabinet geweigerd om urgentie te geven aan mensen volgens de zogenaamde ETHOS- of ETHOS Light-definitie. Hoe erg moet het zijn, vraag ik aan het kabinet, voordat het kabinet toegeeft en mensen die op straat leven aan een woning gaat helpen? Verder lezen we in de initiatiefnota onder punt 3 dat de indieners willen dat het recht op huisvesting afdwingbaar wordt. Zouden zij nader in kunnen gaan op welke precieze effecten ze zich daarbij voorstellen?

Voorzitter. In de kabinetsreactie zien we de ambitie om 100.000 nieuwe woningen te bouwen, waarvan 30% sociale huur betreft. Die ambitie wordt niet gehaald. Het kabinet weigert te kiezen voor de dingen die echt nodig zijn. Als deze ambitie niet wordt gehaald, dan is er ook geen oplossing voor mensen zonder huis, niet vandaag en ook niet in 2030, als dakloosheid volgens het kabinet opgelost zou moeten zijn. De vraag aan het kabinet is dan ook: wat gaat het kabinet extra doen voor deze mensen zolang er geen 100.000 woningen per jaar worden gebouwd? Wat gaat het kabinet nu concreet doen zodat al het abstracte beleid uit de kabinetsreactie niet blijft steken in goede bedoelingen?

Voorzitter, ten slotte. D66 steunt het plan om de rechtsbescherming te verbeteren voor mensen die op straat dreigen te worden gezet. Het recht aan je zijde hebben betekent niet automatisch dat je ook je recht krijgt. Er is een groot tekort aan gespecialiseerde juridische ondersteuning voor deze groep, terwijl die cruciaal is om huisuitzettingen te voorkomen. De huidige cliëntondersteuning vanuit de Wmo 2015 biedt onvoldoende juridische hulp. Hoe kijkt het kabinet naar het voorstel om in elke gemeente verplichte, laagdrempelige en onafhankelijke sociaal-juridische dienstverlening te bieden?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel voor de inbreng. Ik vroeg me het volgende af. Ik noemde net in mijn eigen betoog die 16 miljoen vierkante meter leegstaande kantoorruimte, of in ieder geval ruimte. Daar kun je heel snel woningen in creëren. Zouden we niet moeten beginnen met zo snel als mogelijk 10.000 nieuwe woningen in die leegstand creëren? Wat vindt D66 daarvan?

De heer Vijlbrief (D66):

Ik ben het ermee eens dat dat een hele goede optie is. Ik wil daar twee reacties op geven. Eén: er zijn ondernemingen die zich hebben gespecialiseerd in het heel snel en heel efficiënt ombouwen van leegstaande kantoorpanden naar woningen. Ik zeg nadrukkelijk "ondernemingen"; het zijn gewoon bedrijven die dat doen. Dus zeg ik ja. Twee: de vraag is natuurlijk hoe je dat bereikt. Een van de maatregelen die wij in ons programma hebben staan — ik denk andere partijen ook; ik vermoed ook de Socialistische Partij, maar ik weet het niet — is het invoeren van een leegstandsheffing om te voorkomen dat dat leegstaan gratis is. Ik ben het dus eens met het doel, maar we moeten wel praten over de middelen om dat te bereiken.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wij denken inderdaad dat het heel goed is om een leegstandsheffing in te voeren. Tegelijkertijd moet je daar ook weer een doel aan verbinden: wat wil je vervolgens bereiken? Gezien de enorme urgentie van deze wooncrisis is het ook goed om daar doelen aan te stellen. Zorg in ieder geval voor 10.000 woningen. Dat moet makkelijk kunnen met de ruimte die nu leegstaat. Ziet D66 het ook zitten om zo'n doel samen hier vast te stellen?

De heer Vijlbrief (D66):

Ik ben het daarmee eens. Ik weet niet welk middel we daarvoor moeten kiezen of wat het beste middel is, maar ik ben het ermee eens dat het verstandig is om daar een doel aan te verbinden om ervoor te zorgen dat je weet waar je naartoe werkt. Ja, ik ben dat eens met mevrouw Dobbe.

De voorzitter:

Dan zijn we hierbij gekomen aan het einde van de termijn van de heer Vijlbrief. Ik wil graag de heer Grinwis het woord geven namens de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst complimenten aan mijn collega's Beckerman en Westerveld en hun medewerkers, omdat zij de handschoen hebben opgepakt om het mensonterende probleem dakloosheid eens grondig aan te pakken met een initiatiefnota.

Een baby die in een auto woont, een gezin dat in een garagebox leeft, kinderen die in trappenhuizen van flats opgroeien: een slechtere start van je leven is niet voor te stellen. Het heeft verwoestende gevolgen: slechte schoolresultaten, gezondheidsklachten, verslaving en zelfs criminaliteit liggen op de loer. De ChristenUnie vindt het onbestaanbaar dat in een rijk en welvarend land als Nederland mensen in de openlucht moeten slapen. Dat kinderen zonder veilig thuis opgroeien, kan en mag niet. Dat is een schandaal. Daar willen we een eind aan maken, evenals de initiatiefnemers.

Omdat het bij dakloosheid primair om een volkshuisvestingprobleem gaat, was het natuurlijk wel zo logisch, netjes en noodzakelijk geweest als de minister van VRO hier aanwezig was geweest. Daar heb ik al het nodige over gezegd, maar ik ben er extra klaar mee omdat ik ook tegenwerking zie van minister Keijzer om mijn aangenomen amendement om dakloze kinderen urgentie te geven bij huisvesting, netjes door te voeren en uit te voeren. Dat maakt het wel extra pijnlijk dat de minister ook vandaag afwezig is. Misschien kan de staatssecretaris bevestigen dat het amendement van collega Ceder, collega Welzijn en mij om dakloze gezinnen met kinderen voorrang te geven en voor hen die urgentiemogelijkheid te creëren, netjes in de geest van het amendement wordt uitgevoerd, in lijn met de ETHOS-telling en zonder dat het met allemaal beperkingen wordt omgeven. Ik ben er niet helemaal gerust op, dus misschien kan de staatssecretaris dat bevestigen.

Voorzitter. Illegale huisuitzettingen zijn een van de oorzaken van kinderdakloosheid. Die zijn verboden, maar het gebeurt aan de lopende band, ook bij gezinnen en kinderen. Ouders weten vaak helemaal niet dat we in Nederland huurbescherming hebben. Vaak is sprake van intimidatie of zelfs geweld om gezinnen uit hun huis te zetten. Hoe hardvochtig moet je zijn als je kinderen op straat laat slapen? Hier moet een eind aan komen, helemaal als er kinderen in het spel zijn. Het is niet alleen en schande, maar ook in strijd met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Erkent de staatssecretaris dat? Wat gaat ze hieraan doen? Wat mij betreft verbieden we huisuitzettingen, ook de nu nog legale, als er kinderdakloosheid dreigt en komen we met een stevige aanpak tegen illegale huisuitzettingen, met name als er kinderen bij betrokken zijn. Gezinnen kennen vaak hun rechten niet, zijn de taal niet machtig of worden geïntimideerd. Is het niet wenselijk om in de Wmo een sociaal-juridisch adviseur op te nemen, net zoals er nu een onafhankelijke cliëntondersteuner bestaat?

Voorzitter. Dit punt is volledig in lijn met de aanbevelingen die de collega's Beckerman en Westerveld doen. Ze hebben groot gelijk dat ze in de pen zijn geklommen, want ondanks de wens om in 2030 dakloosheid uit te bannen, neemt de dakloosheid alleen maar toe en wil de minister van Volkshuisvesting haar vingers er nog steeds niet aan branden. In haar begroting komt dakloosheid niet eens voor. Dat zei ik net al. Inhoudelijk deelt de ChristenUnie veel van de voorstellen, maar het zijn met name preventieve maatregelen. Erkennen de indieners dat ook? Durven zij te stellen dat er met uitvoering van deze maatregelen in 2030 geen dakloosheid meer is?

Het is daarnaast een wel heel erg op de overheid gericht stuk. Een oproep aan mijn collega's: waarom zijn de kerken, de diaconieën en de buurtverenigingen niet te bekennen in hun nota, terwijl juist zij zo veel doen voor daklozen? Ik noem maar Tot Heil des Volks in Amsterdam en het Leger des Heils in het hele land. We kunnen de dakloosheid toch niet bestrijden zonder deze helden van de straat?

Voorzitter. Dit voorjaar stemde de Kamer in met ons voorstel om dakloze gezinnen met kinderen met urgentie onderdak te bieden. Dat is een mijlpaal. Ik heb daar net al vragen over gesteld aan de staatssecretaris, maar hier staan ze nog eens dunnetjes opgesomd op mijn blaadje. Het is belangrijk dat het voorstel ongeschonden en snel wordt doorgevoerd, inclusief de ETHOS-definitie.

Voorzitter. De regering ontneemt zichzelf een van de weinige instrumenten die ze heeft om iets aan dakloosheid te doen. De Regeling huisvesting aandachtsgroepen verdwijnt. Gelukkig heeft de Kamer vorig jaar ons voorstel gesteund om nog een laatste tranche van twee keer 30 miljoen euro te openen voor studenten en daklozen. Deze tranche is afgelopen vrijdag gesloten. Mijn vraag is voor hoeveel miljoen er een aanvraag is gedaan. Blijven de resterende middelen beschikbaar voor een volgende tranche? Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie om de realisatiestimulans zo in te vullen dat middelen beschikbaar blijven voor de huisvesting van dakloze mensen?

Voorzitter. De Kinderombudsman concludeert dat Amsterdam als een van de weinige gemeenten noodopvang biedt aan dakloze gezinnen. Vanwege de schaarste is deze alleen beschikbaar voor gezinnen die een binding hebben met de gemeente, maar nu valt een steeds grotere groep kinderen buiten de boot. De Kinderombudsman Amsterdam vindt dat het Rijk meer moet doen om de rechten te garanderen van kinderen die geen binding hebben met de gemeente die hen opvang kan verlenen. Wat is de reactie van de staatssecretaris daarop? Gaat zij meer doen?

Afrondend. Hoe gaat het met de uitvoering door gemeenten van het Nationaal Actieplan Dakloosheid? Wij krijgen signalen dat er wel stevig aan welzijn en preventie wordt gewerkt, maar er niet of nauwelijks gestuurd wordt op volkshuisvesting, terwijl elke gemeente inmiddels een woonzorgvisie heeft. We weten dus wat we moeten bouwen om dakloosheid aan te pakken. Erkent de staatssecretaris dat? Wat is haar beeld daarbij?

Dat was al mijn laatste vraag in deze eerste termijn. Ik zie uit naar de beantwoording. Ik besef dat het vooral vragen aan de staatssecretaris waren en in mindere mate aan de initiatiefnemers, maar nogmaals mijn grote waardering.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft twee interrupties. De eerste is van de heer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik ben het eens met de inbreng van collega Grinwis. Ik was benieuwd hoe hij kijkt naar de verhouding tussen de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en die van de minister van Wonen. De ChristenUnie heeft in de vorige twee kabinetsperioden twee bewindspersonen gehad die druk bezig waren om de dakloosheid naar nul te krijgen. Dat is niet gelukt. Ik denk dat dat voor een deel ook komt doordat veel beleid bij de minister van Wonen terechtkomt en daar niet de nodige stappen zijn gezet. Ik ben benieuwd hoe de heer Grinwis daarnaar kijkt, gezien de strijd die zijn beide staatssecretarissen op hun manier hebben geleverd. Dat heeft het probleem nog niet opgelost, omdat er vooral ook verantwoordelijkheid bij de minister van Volkshuisvesting ligt, denk ik. Ik ben ook wel benieuwd hoe de ChristenUnie daarnaar kijkt, gezien haar betrokkenheid bij het probleem in de afgelopen jaren.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dank voor deze vraag. Inderdaad zijn twee staatssecretarisen, Paul Blokhuis en Maarten van Ooijen, met grote passie de strijd met dakloosheid aangegaan. Dat heeft geleid tot behoorlijk wat actie. Ik was zelf betrokken bij de laatste coalitieonderhandelingen en ik kan me nog goed herinneren dat wij structureel 60 miljoen extra voor de aanpak van dakloosheid hebben weten uit te onderhandelen. Dat leek toen, naast de middelen die er al waren, een redelijk bedrag, waarmee je dat echt kon aanpakken. Maar we moeten constateren dat er een toenemende woningnood is, die zich vooral sinds 2015 heeft ontwikkeld sinds het beleid van minister Blok vaart kreeg. Daardoor werden er gewoon geen sociale woningen meer gebouwd. De kern van het dakloosheidprobleem is steeds meer veronachtzaamd, althans de aanpak daarvan. We weten natuurlijk allemaal dat er daklozen zijn met andere problemen dan alleen maar dakloosheid, maar in the end, is dakloosheid primair het probleem van het ontbreken van een dak. De Housing Firstbenadering een hele goede, maar we moeten structureel en snel huisvesting creëren en sociale woningen bijbouwen om uiteindelijk de maatschappelijke opvang weer leeg te krijgen en de mensen die nu op straat slapen of op een informele manier proberen een nacht door te brengen, van de straat te krijgen en een fatsoenlijk dak boven hun hoofd te geven. In essentie vind ik dit een verantwoordelijkheid van de minister van Volkshuisvesting en niet van de staatssecretaris van VWS, hoewel zij coördinerend is. Ik ben blij met haar en ik wens haar alle succes, maar ik vind dat de kern van het probleem het ontbreken van een dak is en niet de psychische problemen of andere problemen. Die kunnen allemaal ook aan de orde zijn, maar kunnen soms zelfs het gevolg zijn van het feit dat je je dak verliest of geen dak hebt.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik ben het wederom eens met de heer Grinwis. De vraag die ik hem stelde, was niet bedoeld als kritiek op de staatssecretarissen van de ChristenUnie, want ik heb gezien dat zij erg hun best deden, maar dat ze tegelijkertijd vooral sociale huurwoningen nodig hadden. Is de heer Grinwis het met mij eens dat we er bij de Wet versterking regie volkshuisvesting streng op moeten toezien dat elke gemeente die 30% sociale huur realiseert en daarin zijn verantwoordelijkheid neemt? Die verantwoordelijkheid moet niet weer over de dijk worden gekieperd. Iedere gemeente moet die verantwoordelijkheid nemen zodat we daadwerkelijk in de volgende periode meer sociale huurwoningen krijgen in plaats van minder.

De voorzitter:

Het antwoord mag ietsje korter, meneer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, ik zal het iets korter doen. Ik praat wel zo lang dat collega Bruyning, die net binnenkomt, de tijd heeft om even uit te hijgen, zodat ze zo meteen in alle rust haar bijdrage kan doen. Ik ben het opnieuw eens met de heer De Hoop. De heer De Hoop en ik zijn samen zij aan zij opgetrokken om dit te verbeteren in de Wet versterking regie volkshuisvesting. Door dit kabinet en de minister van VRO is het wetsvoorstel op dit punt afgezwakt. Daardoor krijg je een Poolse landdag in zo'n woningmarktgebied binnen provincies. Dan moeten ze het met elkaar eens worden wie wel of niet 30% sociale woningbouw gaat realiseren. Nou, mijn voorspelling is dat het voorlopig niet gaat gebeuren, want de een gaat zijn snor drukken en de ander denkt: mijn buurman doet het wel. Dit gaat dus gewoon niet werken. Ik denk dat gezien de enorme woningnood, de ontwikkeling van onze bevolking en de problemen met dakloosheid je ten minste 30% sociale huurwoningen nodig hebt in élke gemeente. Ik ben het dus zeer met collega De Hoop eens dat we ervoor moeten blijven strijden om de Wet versterking regie volkshuisvesting, die nu nog in de Eerste Kamer ligt met de nodige problemen, waar we vanochtend weer op zijn gewezen door de Raad van State met een dictum d op het milde voorstel — moet je nagaan wat dat betekent voor het discriminerende voorstel dat door deze Kamer is aangenomen — te verbeteren en ervoor te zorgen dat iedere gemeente gewoon 30% sociale woningen gaat bouwen.

De voorzitter:

Mevrouw Dobbe, had u nog een vraag? U bewaart hem, heel goed. Dan wil ik het woord geven aan mevrouw Richardson, die namens de VVD zal spreken.

Mevrouw Richardson (VVD):

Voorzitter. Vandaag gaan we in debat over de initiatiefnota Dakloosheid van de collega's Beckerman en Westerveld. Langs deze weg wil ik beide initiatiefnemers en hun medewerkers bedanken voor hun bijdrage en al het werk dat ze hebben verricht tot dusver.

Dakloosheid is een maatschappelijk probleem dat veel leed kent. Het komt vaak door een ellendige samenloop van omstandigheden in het persoonlijk leven. We delen alle doelen om dakloosheid terug te dringen. De oplossing is eigenlijk helder: preventie en bouwen, en als iemand dakloos raakt, biedt de gemeente passende hulp om weer op eigen benen te kunnen staan.

Voorzitter. We zijn ervan overtuigd dat we dakloosheid kunnen terugdringen door het voorkomen van woningverlies en het vergroten van het woningaanbod. Bouwen dus. Het huidige woningtekort is groot. Daarom wil de VVD flink doorbouwen. De onlangs in de Tweede Kamer aangenomen Wet regie legt grote nadruk op de bouw van betaalbare woningen en sociale huurwoningen. Sneller bouwen, tijdelijke woningen plaatsen en leegstaande panden transformeren zijn daarbij noodzakelijk. Meer bouwen en inzetten op doorstroom van scheefhuurders maken huurwoningen meer beschikbaar. Ook voorziet de wet door middel van een aangenomen amendement in een verplichte landelijke urgentie en daarmee voorrang voor daklozen. Gemeenten kunnen urgentie verlenen ...

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Vijlbrief.

De heer Vijlbrief (D66):

Ik wil wat vragen over de Wet regie, maar misschien wil u het stukje daarover eerst afmaken, als dat handiger is. Ik weet niet hoever u bent in de lofzang over de wet.

Mevrouw Richardson (VVD):

Begin maar.

De heer Vijlbrief (D66):

Mijn vraag is simpel. Hoe kijkt de VVD aan tegen het feit dat er nu een dictum d ligt op het milde voorstel, zoals collega Grinwis net zei, van de minister in de Wet regie rondom het geen voorrang geven, terwijl we nog zitten met een wet waar iets in geamendeerd is, mede door de stem van de VVD, dat een dictum f van de Raad van State zou moeten krijgen. Hoe kijkt mevrouw Richardson aan tegen de toekomst van de Wet regie in dit verband? Die mag dan door de Tweede Kamer heen zijn, maar op deze manier gaat die natuurlijk nooit of te nimmer een wet worden, en we hebben hem wel heel hard nodig.

Mevrouw Richardson (VVD):

Een dictum d of een dictum f is natuurlijk nooit goed, dus daar zal opnieuw naar gekeken moeten worden. Mijn kennis van volkshuisvesting is niet zo heel erg groot; dat weet de heer Vijlbrief ook. Ik denk dat dit voldoende antwoord is voor nu.

De heer Vijlbrief (D66):

Het doel van mijn interruptie was ook niet om u uit te lokken om hier allerlei dingen over te zeggen. Mijn doel is meer het volgende. Als we die Wet regie zo belangrijk vinden voor dakloosheid — daar zit het verband met dit debat — dan is het zaak om van deze gifpil uit de Wet regie af te komen. Mijn vraag is eigenlijk gewoon: gaat de VVD daarbij helpen?

Mevrouw Richardson (VVD):

De VVD vind je altijd aan je zijde als wij kunnen helpen, maar dat moet wel mogelijk zijn.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik wil mijn collega natuurlijk niet te veel als woordvoerder Volkshuisvesting gaan uitdagen, want dat is misschien inderdaad een beetje flauw. Tegelijkertijd wil ik wel door op het punt van collega Vijlbrief. Het voorstel uit het hoofdlijnenakkoord om gemeenten te verbieden voorrang te geven aan de huisvesting van statushouders krijgt het dictum d en het oordeel ongrondwettelijk van de Raad van State. Het verdergaande amendement zou zelfs een dictum z krijgen als dat zou bestaan. Dat is echt heel erg. Daar heeft de VVD-fractie voorgestemd. We weten één ding: als het kabinet dit doorzet en de Kamer en de Eerste Kamer nemen het aan, creëer je meer dakloosheid. Je maakt het gemeenten dan onmogelijk om hun wettelijke plicht uit te voeren, want ze mogen een huis niet meer met voorrang aan een bepaalde groep geven, die dan dus op straat komt te staan, want ze kunnen geen kant op. Dat concludeert te Raad van State ook. De alternatieven die het kabinet ernaast zet om te voorkomen dat mensen op straat terechtkomen, zijn niet hard en duidelijk genoeg; die bieden onvoldoende perspectief. Wat is daar de reactie van collega Richardson op? Ze kan toch niet alleen maar zeggen "ja, daar moet nog eens naar gekeken worden"? De VVD moet toch ook inzien dat dit een dwaalspoor is waarop je op je schreden moet terugkeren?

Mevrouw Richardson (VVD):

We gaan nu voor mij iets te veel de diepte in. De VVD wil echt kijken hoe we tot een goede oplossing kunnen komen. Een dictum d betekent dat het kabinet er nog een keer goed naar moet kijken. Dat moet dan gebeuren. Het belangrijkste is wel, en ik denk dat dat voor de hele woningmarkt geldt, dat je voldoende bouwt. Met voldoende huizen, voldoende percentages en de 30% sociale huur ontstaat de situatie dat er genoeg huizen zijn en komt er lucht. Die lucht is gewoon nodig. Ik denk dat dat het meest belangrijke is.

De voorzitter:

Meneer Grinwis, heel kort.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat deel ik natuurlijk. Maar deelt mijn collega dan op haar beurt dat het kabinet geen voorstellen bij de Tweede Kamer moet indienen die het dakloosheidsprobleem vergroten? Moet de regering niet alleen voorstellen doen die het probleem verkleinen?

Mevrouw Richardson (VVD):

Sorry, ik heb even de vraag gemist.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Mijn vraag was: deelt mijn collega dat het kabinet alleen voorstellen bij de Tweede Kamer moet indienen die het dakloosheidsprobleem verkleinen en dus geen voorstellen die het dakloosheidsprobleem in Nederland vergroten?

Mevrouw Richardson (VVD):

Ik denk dat je voorstellen moet indienen die in het belang van alle doelgroepen zijn, dus ook van deze doelgroep. Zeker.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer De Hoop wenst een interruptie te plegen.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Laat ik de vraag dan even uit het onderwerp wonen trekken. Ik ga ervan uit dat de VVD nog steeds een partij is die adviezen van de Raad van State heel serieus neemt. Ik kan mij niet herinneren dat de VVD ooit een wetsvoorstel heeft gesteund dat dictum d heeft gekregen. Het lijkt mij toch sterk dat de VVD dat op dit punt dan wel zou doen. Dat moet mevrouw Richardson toch met mij eens zijn?

Mevrouw Richardson (VVD):

Nogmaals, dictum d is gewoon geen positief dictum, dus ik denk dat het kabinet daar opnieuw heel goed naar moet kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. U kunt verder met uw betoog.

Mevrouw Richardson (VVD):

Gemeenten kunnen urgentie verlenen aan bijvoorbeeld gescheiden ouders met kinderen, zeker in situaties waarin moeders met kinderen in een vrouwenopvang of maatschappelijke opvang zitten. Deze urgentie is ook echt gewenst.

Voorzitter. Het voorkomen van dakloosheid, preventie, is een andere belangrijke doelstelling. Mensen die door economische omstandigheden hun woning dreigen te verliezen, moeten vroegtijdig worden gesignaleerd en er moet een gezamenlijk plan worden gemaakt. De VVD vindt dat iedereen de juiste hulp en ondersteuning moet krijgen: preventie, vroegsignalering en vervolgens herkenbare en passende hulp.

Wij pleiten voor een zachte landing voor met name jongeren. Zij hebben soms ook net dat extra zetje nodig om op weg geholpen te worden, zodat zij ook weer mee kunnen doen in de maatschappij. Het is van belang dat ze daarbij zo min mogelijk last ervaren van verschillende loketten en van een grote administratieve last door de wirwar van regelingen. Dit moet ook beter. Is de staatssecretaris het daarmee eens? De toegang tot zorg is juist bij deze groep essentieel. Nog steeds is het zo dat mensen door het missen van een verblijfplaats geen aanspraak kunnen maken op een zorgverzekering of hulp van andere instanties. De VVD staat dan ook achter het voorstel om daklozen snel een briefadres te geven. Is de staatssecretaris bereid om hierop een stapje extra te zetten door gemeenten te motiveren om ook wijkteams, straatcoaches, bemoeizorg et cetera door de nieuwsbrief de juiste informatie mee de wijk in te geven, naast de informatie die ze op andere wijzen al geven?

Ook is er een groep mensen met verward en onbegrepen gedrag die dakloos is. Zij zorgen in toenemende mate voor grote overlast op straat. Mensen voelen zich onveilig in hun eigen buurt of gemeente. Afgelopen mei heeft er een debat plaatsgevonden over de parlementaire verkenning Verward/onbegrepen gedrag en veiligheid. Hierin worden aanbevelingen gedaan op het gebied van betere gegevensuitwisseling en passende zorg en opvangvoorzieningen.

Ook het Leger des Heils maakt zich zorgen over het groeiende aantal mensen met een complexe problematiek. Zij pleiten voor voldoende passende woonplekken en zien intensivering van de bemoeizorg als oplossing. Dit onderwerp is nu wat onderbelicht in het Actieplan Dakloosheid en ook in de initiatiefnota. Dat kan ook iets te maken hebben met tijd. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen naar hun reflectie hierop. De staatssecretaris zou ik willen vragen of een deel van deze aanbevelingen uit de parlementaire verkenning ook kan worden meegenomen in het nationaal actieplan. Dit maakt de aanpak van dakloosheid nog meer integraal.

Voorzitter. Het Nationaal Actieplan Dakloosheid 2022-2030 kan op de steun van de VVD rekenen. Het plan focust op het allereerst hebben van een thuis en op preventie. De initiatiefnota beschrijft een aantal voorstellen die een goede concretisering geven van de plannen uit het Actieplan Dakloosheid. Ze onderschrijven bijvoorbeeld tot slot het belang van het uniform in kaart brengen van dakloosheid volgens de ETHOS Light-methode en vragen de staatssecretaris om ook prioriteit te geven aan de uitrol van deze meting onder alle gemeenten.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik mevrouw Bruyning van harte welkom heten. Zij zit hier namens Nieuw Sociaal Contract en zal nu haar termijn ten gehore brengen.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Allereerst mijn dank en complimenten aan de indieners van deze initiatiefnota. Collega Beckerman en collega Westerveld hebben een uitgebreid en betrokken stuk neergelegd, waarin de menselijke verhalen van dakloosheid vooropstaan. De voorbeelden van József, Mila en Denny laten zien: dakloosheid is geen abstract cijfer, maar een mens, een gezin en een toekomst die tussen de vingers door glipt. Dat wij dit in Nederland anno 2025 nog meemaken, is ronduit schrijnend.

Ik wil benadrukken dat wij in de Kamer veel gemeenschappelijks delen. Ook mijn fractie onderschrijft de noodzaak om dakloosheid uit te bannen voor 2030 en de overtuiging dat "Eerst een Thuis" niet slechts een slogan mag zijn, maar een harde realiteit. In eerdere debatten heb ik al gewezen op de ETHOS Light-definitie, die Nederland eindelijk in gebruik neemt. Maar ik herhaal hierbij ook weer: een definitie mag geen papieren werkelijkheid zijn; het gaat erom dat we echt in beeld krijgen hoeveel kinderen, jongeren en ouderen leven zonder eigen dak boven hun hoofd. Zolang die aantallen niet scherp en betrouwbaar zijn, sturen we beleid in het duister.

Voorzitter. Ik steun van harte de oproep om meer betaalbare sociale huurwoningen te bouwen. We weten allemaal dat het tekort immens is. Daarom pleit Nieuw Sociaal Contract ook voor een toename van de sociale huurvoorraad met 30%. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat gemeenten zich daadwerkelijk gaan committeren aan het realiseren van deze huurvoorraad? Hoe zorgen we ervoor dat gemeenten zich niet alleen gaan toespitsen op het bouwen van woningen buiten deze categorie?

Een ander punt waar ik eerder op heb aangedrongen, is de positie van gezinnen met minderjarige kinderen. Te vaak horen we verhalen van ouders die na een scheiding of baanverlies te horen krijgen: klop maar aan bij de opvang. Dat is onacceptabel. De initiatiefnota stelt terecht voor om gescheiden ouders urgentie te geven. Maar hoe zorgen we dat deze urgentie niet alleen op papier bestaat, maar ook in de praktijk snel wordt toegekend?

Voorzitter. Ik wil daarnaast bijzondere aandacht vragen voor jongeren met een jeugdzorgverleden. Het is pijnlijk dat juist jongeren die onder de hoede van de overheid hebben gestaan, vaak op hun 18de verjaardag letterlijk op straat belanden. Ik kan u daar alles over vertellen. Deze jongeren kampen vaak met trauma's, gebrekkige ondersteuning en een klein sociaal netwerk. We weten dat de overgang van jeugdzorg naar volwassenheid een cruciaal breekpunt is.

Daarom heb ik de volgende scherpe vragen. Hoe gaan de indieners concreet borgen dat jongeren uit de jeugdzorg niet langer uit de zorg vallen en dakloos worden? Aan de bewindspersonen: waarom is het anno 2025 nog steeds geen standaard dat iedere jongere in de jeugdzorg een gegarandeerd woonperspectief heeft voordat hij of zij 18 wordt? Is de staatssecretaris bereid om dit eventueel wettelijk te verankeren, zodat we niet afhankelijk zijn van pilots of goede wil, maar wel zekerheid scheppen voor alle jongeren?

Voorzitter. Dan de schuldhulpverlening. Ik herinner me nog jongeren die zeiden: met een schuld van €300 kreeg ik geen hulp; die kreeg ik pas toen ik €11.000 schuld had. Dat is niet alleen inefficiënt; het is ronduit onrechtvaardig. Ik sluit me aan bij de voorstellen om kleine schulden direct aan te pakken. Maar ik vraag de indieners en de staatssecretaris: hoe voorkomen we dat gemeenten, die nu al met tekorten kampen, opnieuw overbelast raken? Welke extra ondersteuning komt er?

Voorzitter. Laat mij afronden met de essentie: dakloosheid is geen natuurverschijnsel, maar het gevolg van politieke keuzes. Dat betekent dat het ook door politieke keuzes kan worden opgelost. Wij kunnen besluiten om bestaanszekerheid voorop te zetten. We kunnen besluiten om gezinnen, jongeren en kwetsbare mensen niet langer van het kastje naar de muur te sturen. Daarom is mijn laatste vraag aan de indieners: welke van hun voorstellen zien zij als absoluut onmisbaar om het doel van 2030 te halen? Mijn vraag aan de bewindspersonen is: bent u bereid om jaarlijks, en het liefst vaker, te rapporteren over de voortgang, zodat we samen kunnen ingrijpen als de cijfers of verhalen ertoe aanleiding geven? En specifiek: kan de bewindspersoon toezeggen dat er een harde norm komt zodat geen enkele jongere met een jeugdzorgverleden dakloos de volwassenheid in hoeft te gaan?

Voorzitter. Ik eindig zoals ik begon: met dank aan de indieners, maar ook met de dringende oproep dat deze nota niet mag verstoffen in een la. Want achter elk voorstel zit een naam, een gezicht, een leven. Het is onze plicht om dat leven weer waardigheid en zekerheid te geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank voor het betoog van mevrouw Bruyning. Ik wilde een vraag stellen over de kostendelersnorm. Wij horen allemaal de verhalen. Op het moment dat mensen willen gaan samenwonen, willen mantelzorgen voor een ouder of kind, komen ze door de kostendelersnorm in de problemen. Dat kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van dakloosheid op individueel niveau. Ik vroeg mij af wat NSC daar nou van vindt. In het verkiezingsprogramma staat "verkennen hoe het aangepast kan worden". Wij zijn heel erg voor afschaffen, omdat wij geen enkel positief effect hiervan zien. Wat vindt NSC daar nou van? Wat betekent dat nou?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, collega, voor deze mooie vraag. Het is inderdaad in ons verkiezingsprogramma opgenomen dat we willen verkennen hoe we dit anders zouden kunnen aanpakken, want dat het problematisch is, erkennen wij als NSC. Ik heb zelf trouwens ook als boetespecialist bij de gemeente Amsterdam gewerkt. Mensen kwamen inderdaad heel vaak door de kostendelersnorm in de problemen. Dan moest ik eigenlijk een soort boetes opleggen terwijl dat helemaal niet kon. Het is natuurlijk een fractie-aangelegenheid hoe we dat zouden willen aanpakken. Ik denk dat het een gezamenlijke taak is van ons als Kamer om te bekijken hoe we daar eventueel iets aan zouden kunnen doen. Ik denk graag mee en word graag meegenomen in de voorstellen die er eventueel al liggen. Voorts ben ik natuurlijk eigenlijk ook geen woordvoerder, maar ik vind er wel iets van.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wij gaan een voorstel doen om die af te schaffen. Iets waarover we alleen maar negatieve verhalen horen en negatieve signalen krijgen, iets wat mensen juist in de problemen brengt en waardoor allerlei schrijnende situaties ontstaan, moet wat ons betreft afgeschaft worden. En dat kan ook gewoon. Daarom doen we dat voorstel ook. Ik vraag me af waar dan nog de twijfel zit bij NSC. U moet even kijken of u dit kunt beantwoorden, hoor, maar waar zit nog de twijfel bij NSC? Waarom moet het nog verkend worden? Als we duidelijk hebben dat het alleen maar negatieve signalen en negatieve effecten oplevert, moet het dan niet gewoon afgeschaft worden?

Mevrouw Bruyning (NSC):

We hebben het zelf voorgesteld vorige week, hoor ik hier. Ik word er door collega's goed op gewezen. Mijn collega is de woordvoerder op dit punt, dus dit was mij even ontgaan. Dat geef ik nu aan. Dus wij zijn er een groot voorstander van! Zo kan het ook gaan in de debatten en besprekingen die we met elkaar hebben, absoluut.

De voorzitter:

Dat is een snel antwoord, mevrouw Dobbe! Heeft u nog een vervolginterruptie?

Mevrouw Dobbe (SP):

Wij zijn het volgens mij dan helemaal eens, dus dan kan ik hier helemaal steun voor verwachten. Hartstikke goed, dank u wel.

De heer Vijlbrief (D66):

Ik misbruik deze interruptie maar even om aan te geven dat we vorige week een voorstel hebben ingediend samen met de collega's van de ChristenUnie en NSC om de kostendelersnorm in de Participatiewet af te schaffen. Daar heeft de Socialistische Partij voor gestemd, de Partij van de Arbeid ook. Eén partij die hier aan tafel zit heeft daar niet voor gestemd, namelijk de VVD. Ook het CDA heeft daar niet voor gestemd, tot onze teleurstelling. Nu hoort u natuurlijk geen vraag aan mevrouw Bruyning, dus zie zal ik toch stellen: jammer hè, dat dat niet gelukt is, mevrouw Bruyning?

De voorzitter:

Mevrouw Bruyning, wenst u te reageren?

Mevrouw Bruyning (NSC):

Daar zien we dan weer het klimaat van de politiek van tegenwoordig. We moeten samenkomen. Het is belangrijk dat we dingen samen dragen. Soms overstijgen problemen die we hebben politieke kleur, dus het zou inderdaad fijn zijn als alle partijen dan eensgezind onder dat soort voorstellen gaan staan. Maar goed, iedere partij beslist voor zichzelf. Wij hebben in ieder geval samen een overeenstemming, dus dat is heel belangrijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn. Ik heb inmiddels een reactie van de minister binnengekregen. Mevrouw Dobbe had gevraagd of zij alsnog kan aansluiten. De reactie die ik heb gekregen is als volgt. "De minister is vandaag op werkbezoek om te zorgen dat er gebouwd wordt en blijft worden. De vorige keer heeft zij aangegeven eenmalig een uitzondering te maken voor het plenaire debat op 19 december jongstleden." Bij dezen kan ik dus concluderen dat de minister hier niet zal aansluiten. Ik heb aan het begin al toegezegd dat ik wel de reactie van de Kamer op haar afwezigheid zal doorgeven, dus dat ligt bij haar.

Ik zie dat de Kamer hierop wil reageren. Ik geef eerst het woord aan mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Mag ik zeggen dat ik dit echt een schandalige reactie vind? Alsof wij hier niet met z'n allen bezig zijn om de wooncrisis op te lossen! Dat ten eerste. Dan ten tweede. Als de minister van Wonen, die verantwoordelijk is voor wonen, zegt dat ze een uitzondering moet maken om naar een debat te komen dat over wonen gaat, is er toch wel iets heel erg mis met haar taakopvatting. Misschien kunt u dat ook doorgeven.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter. Wij hebben al meerdere malen voorgesteld om een bouwbaas te benoemen in Nederland. Zo iemand is precies bedoeld voor dit soort werkbezoekjes van de minister. Daarvan zegt zij steeds: ik ben de bouwbaas. Nou ja, haar eerste taak is om hier in de Kamer te zijn. Dit laat nog eens zien waarom dat wel moet gebeuren.

De voorzitter:

Waarvan akte. Ik zal het signaal doorgeleiden. Het is, denk ik, net zo stevig als aan het begin van de eerste termijn, maar dat begrijp ik enigszins.

Even kijken. We gaan terug naar de initiatiefnota, want daarvoor zitten wij hier natuurlijk. De indieners hebben aangegeven dat ze graag een schorsing van drie kwartier willen, zodat ze daarna goed antwoord kunnen geven op de vragen die jullie gesteld hebben. Ik hoor mevrouw Beckerman zeggen dat het ook korter kan, maar drie kwartier is prima. Ik stel voor dat wij om 12.40 uur verdergaan met het debat. Ik schors het debat nu.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van de indieners, waarbij de indieners de vragen gaan beantwoorden. Er zijn ook een aantal vragen aan de staatssecretaris gesteld. Ik zou willen voorstellen om in deze termijn uit te gaan van vier interrupties. Ik zou graag het woord willen geven aan mevrouw Beckerman, als ik het signaal goed begrepen heb, voor de blokjes.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, voorzitter, aan ons beiden. Want we dachten dat het misschien wel handig zou zijn om op te noemen hoe we gaan beantwoorden. We hebben een verdeling gemaakt op wonen en zorg, maar er zijn ook heel veel andere vragen gesteld. Mijn grootste blok, waar ik mee begin, bestaat uit alle vragen die over wonen gesteld zijn. Daarin ga ik onder andere in op de Wet versterking regie volkshuisvesting, de urgentie voor dakloze gezinnen, maar ook leegstand. Daarna zal ik kort iets zeggen over de toegang tot het recht, over arbeidsmigratie, het briefadres, de kostendelersnorm en schuldhulpverlening. Ik sluit af met twee vragen van collega Bruyning over de definitie van ETHOS Light en welk voorstel voor ons nou cruciaal is om het doel van 2030 te halen. Dat lijken heel veel blokjes, maar de meeste vragen zijn natuurlijk over wonen gesteld.

De voorzitter:

Prachtig. We hebben meegeschreven. Nu is het woord aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Daarna kom ik ook nog met een paar blokjes. Ik ga in op de gestelde vragen die raken aan zorg en het sociale domein, onder meer op de vragen die gesteld zijn over de Wmo. Dan heb ik een blokje dat ik hier organisaties en ervaringsdeskundigen heb genoemd. Daarin ga ik in op een aantal organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van dakloosheid en op de inzet van ervaringsdeskundigen. Dan heb ik nog een blokje over jeugd. Daarin worden ook de vragen meegenomen over jongeren die 18 worden, over wat we kunnen doen om te voorkomen dat jongeren dakloos raken en over mensen die dakloos zijn en een verleden hebben in de jeugdzorg. Daarna geef ik het woord aan de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan vraag ik aan de staatssecretaris of zij ook blokjes heeft.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja. Ik zal beginnen met een korte algemene inleiding en dan komt meteen daar achteraan in het algemeen het Nationaal Actieplan Dakloosheid, een stukje wet- en regelgeving en monitoring dat daarbij past. Maar laten we dat kopje maar gewoon NAD noemen, denk ik. Dan ga ik in op alles wat onder VRO valt. Dan komen de kopjes doelgroepen en zorg en als laatste alles op het domein van SZW. Daarbij wil ik ook alvast het volgende zeggen. Ik heb een aantal antwoorden op vragen die onder VRO vielen nog niet binnen. Dit is wel een dusdanig inhoudelijk debat dat ik vind dat u meer verdient dan dat ik een antwoord voor ga zitten lezen dat ik voor die tijd nog niet gezien heb of inhoudelijk kan beoordelen. Dus ik zal in de tweede termijn op een aantal vragen terugkomen, of ze desnoods schriftelijk per brief door de minister laten beantwoorden. Dan weet u dat.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik bij dezen vragen of mevrouw Beckerman de aftrap wil geven met haar blokje wonen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter, dank. Alle collega's zijn begonnen met een dankwoord richting ons, maar wij als indieners zijn vooral een dankwoord verschuldigd aan heel veel organisaties die ons hebben geholpen en aan Mustapha Eaisaouiyen, die eigenlijk de eerste opzet heeft geschreven. Maar onze grote dank gaat vooral uit naar alle dakloze mensen die met ons gesproken hebben. Veel van hen zijn anoniem, om logische redenen. Ik denk dat het het meest indrukwekkend was om te horen hoe het voelt, hoe eenzaam die mensen zich voelen, hoe alleen gelaten en in de steek gelaten door de overheid, die er voor hen hoort te zijn. Ik denk dat dat ook onze grootste motivatie was om deze nota in te dienen. Het gaat misschien te weinig over dakloosheid in de politiek en tegelijkertijd hoor je vaak "we lossen het op". Maar heel veel mensen hebben het gevoel dat de overheid er niet is, of ze nou van bank naar bank verhuizen, met hun kind in de auto slapen of hun kind moeten opvoeden in een trappenhuis of garagebox. Ze hebben het gevoel dat de overheid er niet voor hen is en het niet wordt opgelost. Ik vond het mooi dat ook veel collega's die menselijke verhalen aanhaalden, want dit is geen individueel probleem. Sterker nog, dit is niet de schuld van de mensen die dakloos zijn geraakt. Dit is onze schuld en ons probleem; dit is een collectief probleem. Heel veel collega's noemden "housing first": zorg dat er eerst een huis is. Ik denk dat we daar positief over zijn. Een andere reden voor ons om deze nota te schrijven is namelijk dat we dit probleem kunnen oplossen. Het allermooiste is misschien wel dat dit probleem niet hoeft te bestaan; dit probleem is onnodig. Daarom was het ook mooi om zo veel eensgezindheid te horen, want als we hier met z'n allen onze politieke wilskracht tegenaan gooien, dan kunnen we dit samen, ook samen met ervaringsdeskundigen, gaan oplossen. Een veelgenoemd voorbeeld is natuurlijk Finland, dat dat heeft gedaan, en heeft gezegd: "Wacht eens even, laten we nou eerst eens iedereen een huis geven, en daarna aan de slag gaan met zorg, ondersteuning en eventuele hulp richting werk. Maar eerst een huis, eerst dat dak." Dat voorbeeld van Finland heeft ons geïnspireerd, want daar lukt het wel, en in Nederland niet.

Het is primair een woonprobleem. Ik heb eigenlijk van links tot rechts alle indieners dat horen noemen. Daarom vinden wij het als indieners ook heel pijnlijk dat de minister van Wonen zo makkelijk verstek laat gaan. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het wel een klein beetje arrogant, hooghartig vond om te horen: ik ben het woonprobleem aan het oplossen en de Kamer, ach, praat er maar over! En dat terwijl het probleem niet kleiner wordt maar groter. Collega's hebben daar ook aan gerefereerd. Het is niet alleen het ontbreken van de minister, maar het is ook het ontbreken van daden op dit vlak. Verschillende collega's hebben daaraan gerefereerd en we komen er zo nog uitgebreider op terug. Het woord "dakloosheid" komt niet voor in de begroting, zei de heer Grinwis treffend. Ook worden aangenomen voorstellen niet uitgevoerd.

Voorzitter. Dan ons blokje wonen. Daarover zijn veel vragen gesteld, want dat is eigenlijk dé oplossing voor de wooncrisis. "We moeten bouwen", zei collega Richardson. "Bouw meer sociale huur", zei collega Bruyning. Maar hier zit ook een zorg van de indieners. De Wet regie volkshuisvesting, die meerdere keren bij naam is genoemd, zou die grote doorbraak moeten zijn. Want laten we wel wezen: dakloze mensen hebben niets aan zomaar iets bouwen. Heel veel mensen zijn op zoek naar een betaalbare woning; niet naar "een woning", niet naar een villa, maar naar een betaalbare woning. En daar zit wel onze zorg. Verschillende collega's hebben dat ook al genoemd.

Ach, mevrouw Wijen-Nass, dank dat u alsnog bent aangesloten! Ik reis al acht jaar heen en weer vanuit Groningen naar de Tweede Kamer. Ik weet hoe vervelend het is als je een debat wil volgen en ineens alles misgaat op het spoor. Ik ben dus heel erg blij dat u er wel bent. Ik heb heel vaak werkbezoeken, maar als Kamerleden dan eens naar het Noorden komen, komen ze veel te laat. Van ons wordt altijd verwacht dat we op tijd zijn. Ik snap heel goed dat dat niet altijd lukt. Fijn dat u er alsnog bent.

Die Wet regie volkshuisvesting is een grote zorg, omdat we bang zijn dat dat aantal en het aandeel van 30% sociale huur niet wordt gehaald, door de hele complexe vormgeving van de wet. Daarbij komt nog, zoals collega De Hoop terecht aangaf, dat 30% niet genoeg is, zeker niet in elke regio. We zien natuurlijk regio's en steden waar dit probleem groter is dan op andere plekken. De indieners delen deze zorg dus. Daarom gaan ook veel voorstellen in onze nota hierover.

Collega Vijlbrief had het over de regeling aandachtsgroepen. Dit was wellicht niet direct een vraag aan de indieners, maar het is wel een vraag die de indieners heel erg onderschrijven. Juist een regeling waarbij we zorgen dat we voor deze doelgroep bouwen, is een hele cruciale. Ik kom daar straks ook nog op terug bij "leegstand aanpakken". Overigens is die regeling er natuurlijk ook voor andere doelgroepen. Ik denk wel dat die regeling heel erg cruciaal is, ook omdat — dat is belangrijk om te memoreren — een groot deel van de nieuwbouw voor sociale huur eigenlijk nog te duur is voor mensen uit deze groep, omdat die boven de zogenaamde eerste aftoppingsgrens zit. Daarom is die regeling voor de indieners ook heel erg van belang.

Uiteraard onderschrijven we ook de woorden van collega Dobbe dat het slopen, liberaliseren en verkopen van sociale huurwoningen problematisch is wanneer dat ervoor zorgt dat het aantal en het aandeel sociale huurwoningen daalt. Hoe meer mensen namelijk zo'n woning zoeken, hoe meer kans op dakloosheid er is.

Voorzitter. Een aantal collega's hebben het gehad over de urgentie voor dakloze gezinnen. Dat punt wordt ook in onze nota genoemd. Collega Bruyning noemde dit. Collega Richardson zei: het amendement dat is aangenomen bij de Wet regie moet uitgevoerd worden. Collega's Vijlbrief en Grinwis hebben hier, als indieners van dit amendement, natuurlijk een groot punt van gemaakt. Laten we wel wezen: de indieners zouden het volstrekt, maar dan ook volstrekt ridicuul vinden als dit amendement niet volledig zou worden uitgevoerd. De indieners zijn van mening dat álle dakloze mensen en mensen die dakloos dreigen te worden, urgentie zouden moeten hebben. Dat er nu zelfs voor gezinnen twijfel bestaat over de vraag of dit wel volledig wordt uitgevoerd, is zeer problematisch. Ik hoor 'm nog heel vaak in mijn hoofd, die krantenkop waarin stond dat er kinderen wonen in garageboxen, dat er kinderen wonen en slapen in auto's, in een rijk land als Nederland. Als we zelfs dat al niet kunnen oplossen, als we zelfs zo'n praktisch voorstel al niet kunnen uitwerken, gaan we dit probleem niet oplossen.

Voorzitter. Collega's Vijlbrief en Dobbe vroegen naar de leegstand. Ik denk dat dat een cruciaal punt is. Je kunt zeggen dat we moeten bouwen, en dat moeten we ook — daar zijn wij groot voorstander van — maar tegelijkertijd weten we dat dat tijd kost. Maar leegstand is zo'n pijnlijk punt. Ik weet niet welke ingang u allen vanochtend heeft genomen. Ik heb de personeelsingang genomen, om het zo maar te zeggen, dus niet de mooie publieksingang, maar de personeelsingang. Ik vind het altijd heel pijnlijk dat je, als je de personeelsingang neemt, tegenover je, aan de kant van het Haagse Bos, een gebouw ziet staan dat al sinds wij in dit gebouw zitten, leegstaat, terwijl er in dat Haagse Bos zo veel dakloze mensen slapen, verblijven en hulp krijgen van onder andere het Leger des Heils. Dat gebouw staat gewoon al die jaren dat wij hier zitten, leeg. Die tegenstelling vind ik heel pijnlijk.

De heer Vijlbrief vroeg naar de manier waarop. Vinden de indieners simpelweg een leegstandsheffing voldoende? Ik denk dat een leegstandsheffing — in Vlaanderen zien we dat — een heel goede stok achter de deur kan zijn en inderdaad kan werken. In Vlaanderen zijn er verschillende gemeenten waarin dit werkt. Tegelijkertijd denk ik dat dit onvoldoende is. Nederland heeft vrij lang vrij zware instrumenten gehad om leegstand tegen te gaan en aan te pakken. In de jaren tachtig — het is geloof ik afgeschaft in het jaar dat ik geboren werd, maar correlatie en causaliteit zijn niet altijd hetzelfde — kon de gemeente een gebouw vorderen na een halfjaar van leegstand. Nu vinden we dat misschien vergaand, maar de vraag is natuurlijk: moeten we niet verdergaande stappen nemen? U kunt zich voorstellen dat de indieners daar heel veel voor voelen. Wij vinden dat de overheid daar meer in moet investeren.

De huidige wetgeving biedt al de mogelijkheid om panden in gebruik te nemen. We weten dat de minister van VRO nu bezig is met de evaluatie van de Leegstandwet. De indieners zouden heel graag zien dat de Leegstandwet wordt aangescherpt, want hoewel de wet mooie instrumenten bevat, zien we ook dat het voor heel veel gemeenten moeilijk is om voldoende capaciteit vrij te maken en dat het voor hen ingewikkeld is om het daadwerkelijk goed aan te pakken. Tegelijkertijd doet het zo veel pijn. Denk bijvoorbeeld aan de ruimte boven winkels en aan kantoorpanden, maar denk ook aan leegstand van de overheid zelf. Hier in Den Haag wordt door het Straat Consulaat een verkiezing van het mooiste leegstaande gebouw gehouden. Zij hebben een voorbeeld van een gebouw dat al 30 jaar lang leegstaat. Zij hebben het nu in Madurodam symbolisch gekraakt. Maar ze laten zien dat er in een stad als Den Haag, waar zo veel mensen buiten slapen, geen tientallen, geen honderden, maar eerder duizenden gebouwen, duizenden plekken, te vinden zijn. Wij zijn dus voor aanscherping van de Leegstandwet, maar daar hoeven we niet op te wachten. Ik denk dat het goed zou zijn als er budget vrij wordt gemaakt en er samen met gemeenten direct plekken worden gerealiseerd voor dakloze en dreigend dakloze mensen.

Voorzitter. Dan een pijnlijk punt: de huisuitzettingen. Onder anderen collega's De Hoop, Dobbe en Grinwis hebben hier aandacht voor gevraagd. Ik vond het goed om vanochtend een brief te krijgen van Aedes, die schreef: dit is nou echt de manier waarop je dakloosheid voorkomt, namelijk door te stoppen met die huisuitzettingen. Een deel van die huisuitzettingen is illegaal, met grof geweld, waarbij de rechten van het kind worden geschonden. Ik denk dat het heel terecht is, en het zou ook goed zijn — ik weet niet of je dat als indiener mag zeggen — als er een voorstel uit de Kamer komt om echt te stoppen met die illegale huisuitzettingen. We hebben dat ook niet voor niks in de nota opgenomen. Het pijnlijke daarbij is het grote, grote machtsverschil. Collega's refereerden daar ook al aan. Mensen weten niet waar ze terechtkunnen. Als er grof geweld tegen jou en je gezin gebruikt wordt, is het moeilijk om daartegen in te gaan. Het betekent heel erg veel.

Voorzitter. Dan twee korte vragen. Ik ga vrij snel. Collega De Hoop vroeg naar de aanpassing van de Wet betaalbare huur, naar de voorstellen die de minister heeft gedaan om wonen weer duurder en flexibeler te maken. Ik denk dat dit terechte vragen zijn, maar wat de indieners daarvan zullen vinden, is ook wel een klein beetje een schot voor open doel. Wij refereren er namelijk in onze nota aan, op punt 15, dat juist de flexibilisering van werk en woningen enorm veel problemen heeft veroorzaakt. Het flexibel maken van huurcontracten, waarbij mensen continu in onzekerheid leefden, continu bezig waren met op zoek gaan naar weer een nieuwe plek en soms letterlijk op straat stonden na afloop van hun contract, heeft heel veel leed veroorzaakt. Hoewel mijn partij tegen de invoering ervan heeft gestemd, ben ik ervan overtuigd dat het ooit is ingevoerd met de beste bedoelingen en met de gedachte dat er meer woningen vrij zouden komen.

Maar het tegenovergestelde is gebeurd: het heeft ervoor gezorgd dat mensen in steeds onzekerdere omstandigheden terechtkwamen en makkelijker op straat belandden. Als je werk dan ook nog eens flexibel is, als dat zomaar kan aflopen, dan raak je in een neerwaartse spiraal, niet omdat jij iets verkeerd doet, maar omdat de overheid jou onvoldoende beschermt. Ik denk dat dat een schot voor open doel was. De heer De Hoop weet dat natuurlijk. We hebben het niet voor niks opgenomen in de nota. Ik denk dat dat een heel problematisch punt is. We kunnen namelijk wel zeggen dat we dakloosheid voor 2030 willen uitbannen, maar dan moeten we dus ook zorgen dat we geen wetten meer aannemen die het probleem alleen maar groter kunnen maken.

Het slot van het blokje wonen is de vraag van de heer Vijlbrief. Ik parafraseer hem: leuk dat u opschrijft "maak het recht op huisvesting afdwingbaar", maar hoe dan? Ik denk dat het ook makkelijker op te schrijven is dan het te doen is. Tegelijkertijd is het wel een heel interessant iets om over na te denken. We hebben in onze Grondwet opgenomen dat wonen een recht is. Het staat er niet voor niks. Het staat er niet voor niks, want het is voor ons allen zo cruciaal. Tegelijkertijd is dat een niet-afdwingbaar recht in onze Grondwet. We weten dat er nu allerlei werkgroepen en groepen op zoek zijn naar een manier om de sociale grondrechten, de wat softere, toch afdwingbaar te maken.

In onze nota refereren we eigenlijk aan een mooi voorbeeld, namelijk Canada. Daarmee kom ik ook direct op de volgende vraag van de heer Vijlbrief, over de toegang tot het recht. In Canada heb je woonrechtadvocaten die collectief de belangen van dakloze mensen kunnen behartigen. Ik dat dat een hele logische stap zou zijn. De heer Grinwis noemde het niet voor niks: heel veel mensen weten niet waar ze recht op hebben en weten niet welke stappen ze kunnen zetten. Dat Canadese voorbeeld, waarbij je dus collectief naar de rechter kan, samen met een advocaat die er speciaal voor jou is, kan helpen. Maar dan moet dat recht op wonen wel sterk verankerd zijn; dat is nu niet zo. Ik denk dat bijna iedereen het weleens in zijn spreektekst heeft opgenomen: er is een recht op wonen; ja, op papier. Maar in de praktijk betekent dat voor heel veel mensen heel weinig wanneer ze weer in het Haagse Bos slapen.

Daarmee kom ik op de vragen over de toegang tot het recht. We vonden het mooi om dat ook op te nemen. Als indieners willen we dat er meer geïnvesteerd wordt in laagdrempelige toegang tot het recht, ook in de buurt. Een rechtbank of toegang tot het recht is voor heel veel mensen namelijk ver weg. Wij refereren bijvoorbeeld aan het Huis van het Recht in Heerlen. Dat staat in een NPLV-wijk, zoals we dat noemen, dus een wijk die valt onder het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, een van de volkswijken die onder druk staan. Juist in die wijken is de toegang tot het recht vaak heel ver weg. Er zijn mooie, maar ook pijnlijke, analyses verschenen over de vraag waar je wel of geen toegang tot het recht hebt. Daar zitten regionaal enorme verschillen tussen; ik kijk daarbij ook even stiekem naar mevrouw Wijen-Nass. Juist zo'n Huis van het Recht, in de buurt, kan enorm versterken dat mensen met meer kans op dakloosheid of mensen die dakloos zijn, toegang hebben tot het recht.

De volgende antwoorden gaan iets sneller, denk ik. De heer De Hoop vroeg naar arbeidsmigratie. Mevrouw Westerveld en ik zijn veel gesprekken gaan voeren. Ik refereerde daar al aan. Een van de pijnlijkste momenten was dat we bij het Haagse Bos stonden en dat een van de hulpverleners van een van de belangrijke organisaties waar we heel veel dank aan verschuldigd zijn, zei: "Ik weet precies wanneer de paprikapluk over is. Ik weet het precies. Ik kan je bellen op de dag dat het gebeurt." Waarom wist diegene dat? Omdat de mensen die onze paprika's plukken zomaar weer op straat kunnen komen te staan. En dat zie je dus direct in het Haagse Bos gebeuren. Je ziet het gewoon gebeuren. Dat is de reden waarom we arbeidsmigratie een prominente plek hebben gegeven in onze nota. We weten dat het onderwerp migratie veel genoemd wordt in de Tweede Kamer, maar dat juist het aanpakken van het misbruik dat gemaakt wordt van arbeidsmigranten achterblijft, terwijl dit soort situaties wel direct het gevolg zijn van het ontbreken van wetgeving en het ontbreken van naleving van wetgeving. Arbeidsmigranten zijn daarvan de dupe. De indieners zouden het liefst willen dat 85% van de werknemers direct in dienst is, dat nulurencontracten en oproepcontracten verboden worden, dat malafide uitzendbureaus harder worden aangepakt en dat de overheid ook zelf het goede voorbeeld geeft.

Dan was er een vraag over het briefadres, onder anderen van de collega's Dobbe en Richardson. Samen met collega Westerveld heb ik eerder debatten over dakloosheid gevoerd en aangevraagd. Dit was nou zo'n punt, namelijk een briefadres, dat eigenlijk heel klein is. Zorg dat mensen binnen drie dagen nadat ze dakloos raken een briefadres hebben. Dat was zo'n punt waarvan we dachten: we dienen het in en dan lukt het wel. Dit is iets wat voor heel veel mensen een gigantisch probleem is, hoe klein het ook lijkt. Want als je geen briefadres hebt, kun je geen paspoort aanvragen. Heb je geen briefadres, dan kun je heel vaak geen zorg krijgen. Heb je geen briefadres, dan loopt het met verzekeringen heel moeizaam. Een briefadres is cruciaal. We hebben dat niet alleen in de nota opgenomen, maar daar ook al eerder voorstellen over ingediend. We vinden het eigenlijk heel pijnlijk om steeds weer te horen dat er nog steeds problemen zijn met het uitgeven van briefadressen, juist omdat zo'n regel enorme impact kan hebben op een mensenleven. Daarom is het goed dat hier opnieuw door collega's aandacht voor wordt gevraagd, want dit moet gewoon in heel Nederland goed geregeld zijn. Volgens mij heb ik het nu voldoende duidelijk gemaakt, tenminste dat hoop ik.

De collega's Dobbe en Vijlbrief spraken over het afschaffen van de kostendelersnorm. Er ontstonden ook wat interruptiedebatjes tussen mensen die het met elkaar eens waren; dat is altijd leuk. Als indieners onderstrepen wij dat wij vinden dat die norm geheel moet worden afgeschaft. Ook hierbij ga ik ervan uit dat dit per ongeluk een foutje van de overheid is geweest. Voorkom dakloosheid! De heer Grinwis is het volgens mij met mij eens. Ik probeer het sympathiek te verwoorden, maar dit moeten we gewoon afschaffen. Als je dat niet doet … We zien dat mensen moeite hebben met het in huis nemen van hun eigen wat oudere kinderen. We zien dat mensen op straat belanden door die hele, hele stomme regel. We weten het al jaren en het blijft maar bestaan. De indieners kiezen ervoor om te zeggen: dit is zó belangrijk. Als je je handtekening zet onder het Lissabonakkoord — dat heeft Nederland gedaan — en als je belooft dakloosheid te gaan uitbannen, pluk dit laaghangend fruit, zou ik bijna willen zeggen, dan meteen. Het doet namelijk heel veel voor mensen als ze gewoon hun oudere kinderen in huis kunnen nemen. Dan hoef je heel veel moeilijke dingen niet meer te doen.

Dan de vraag van collega Bruyning over de schuldhulpverlening. Daar hebben we ook punten over opgenomen. In onze gesprekken met voornamelijk dakloze jongeren vonden we het zo pijnlijk dat ze heel veel voorbeelden gaven waaruit blijkt dat je problemen eerst moeten escaleren voordat je hulp krijgt. Dat is hierbij ook het geval. Het is voor jongeren tegenwoordig heel makkelijk, pijnlijk makkelijk, om schulden te maken; ook daar zou heel veel aan gedaan moeten worden. Maar zolang je schulden nog klein zijn, krijg je geen hulp. Maar als die eenmaal geëscaleerd zijn, zijn je problemen ook geëscaleerd. Vandaar dat we dit punt hebben opgenomen.

Dan kom ik bij mijn laatste twee vragen. Dat waren allebei vragen van collega Bruyning. Allereerst was haar vraag: laat die definitie van ETHOS Light nou geen papieren werkelijkheid zijn. Het was misschien niet eens een vraag. Precies dat. Ik vind dat ETHOS Light voor ons heel pijnlijk aan het licht heeft gebracht hoeveel mensen — we weten het nog niet eens compleet — er daadwerkelijk dakloos zijn. Het blijkt dat we kinderen veel te lang niet in beeld hebben gehad. Vrouwen hebben we voor een heel groot deel niet in beeld gehad. Nu hebben we ze wel in beeld. Maar wat heb je daaraan als je het niet oplost? Wij zeggen: tel niet alleen, maar maak die telling ook leidend voor je beleid. Zorg dat je je beleid daarop baseert. Als je aan de ene kant nu weet dat er heel veel kinderen en vrouwen zijn die dakloos zijn, maar je aan de andere kant de amendementen niet uitvoert waarmee aan juist die gezinnen urgentie wordt gegeven, dan heb je wel een beeld, maar geen oplossing. Ik denk dat dit niet voor niks punt 1 is geworden van onze nota.

Tot slot was haar vraag: welk voorstel is nou cruciaal? Dat is een mooie vraag. We hebben er twintig opgeschreven. Ik dacht: deze vraag gebruik ik als bruggetje naar collega Westerveld. Voor ons is het voorstel van "housing first", de omslag van zorg naar wonen, het meest cruciaal. Help dakloze mensen onder dak. Voorkom bij situaties van dreigende dakloosheid dat mensen dakloos raken. Het voorstel ten aanzien van wonen is voor ons het aller-, aller-, allerbelangrijkste voorstel. Maar — dat is mijn bruggetje naar collega Westerveld — misschien is onze gewenste uitkomst van vandaag dat we dat nou eens bindend gaan vastleggen. We kunnen hier eindeloos debatteren. Dat doen we graag. Maar als we niet alleen dit kabinet, maar ook alle opeenvolgende kabinetten tot 2030 niet ook daadwerkelijk afrekenen op de doelen, dan halen we 2030 niet. Het zou mij een heel lief ding waard zijn als we ons niet blindstaren op 2030, maar zo veel mogelijk tempo maken en dit het liefst nog veel eerder doen. Bindende afspraken — daar gaat collega Westerveld op door — zijn misschien vandaag nog wel het meest urgent.

De voorzitter:

Dank u wel voor de zeer uitgebreide antwoorden. Dat verdient de nota ook. Ik zag de collega's knikken toen u de antwoorden gaf. Ik zie dat ook zij daar tevreden over zijn. Ik zag wel dat mevrouw Wijen-Nass haar vinger had opgestoken, dus zij heeft nog een interruptie voor u.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ik was inderdaad later. Ik heb er vandaag vijfenhalf uur over gedaan om vanuit Zuid-Limburg naar Den Haag te komen, maar dat hoort er af en toe bij. Ik vond dat vanmorgen heel erg vervelend. Ik dacht: o, nee, zo'n debat is voorbereid. Maar iedereen hier herkent het als dit gebeurt. Maar toen moest ik tegelijkertijd meteen denken aan al die mensen die geen dak boven hun hoofd hebben. Toen dacht ik: zo'n ochtend als dit valt eigenlijk totaal in het niet bij de problemen van die mensen. Toen kon ik het ook wel heel makkelijk relativeren.

Dan kom ik nu op mijn inhoudelijke vraag. We hebben het natuurlijk in de commissie voor Volkshuisvesting — daarom vraag ik het ook aan mevrouw Beckerman — vaak gehad over mensen die permanent in een vakantiewoning verblijven. Mij bereiken nog steeds heel veel signalen van gemeenten die best hardvochtig mensen uit die huisjes zetten. Ik was heel benieuwd hoe de initiatiefnemers daarnaar kijken.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter, het is helemaal niet aan mij op deze plek, maar ik zou willen voorstellen om mevrouw Wijen-Nass een langere tweede termijn te geven, zodat ze haar inbreng alsnog kan doen, want het is wel gewoon zonde als je hier vijfenhalf uur over doet.

Dan over de vakantiewoningen. Een paar maanden geleden heb ik de initiatiefnota Red de camping verdedigd, volgens mij in dezelfde zaal. Toen las ik terug wat mijn collega Remi Poppe, die Kamerlid werd in 1994, schreef over het wonen op vakantieparken. Hij heeft zich hier ook veel mee beziggehouden. Hij was, ik geloof in 1998, heel erg kwaad over het soms dubbelhartige optreden van de overheid, die aan de ene kant gedoogde en niet zorgde voor voldoende woningen en aan de andere kant mensen in onzekerheid liet. Ik vond dat heel pijnlijk. Ik denk dat je, als je de Handelingen van deze Kamer erop terugleest, ziet dat er heel vaak voorstellen zijn geweest om daar eindelijk eens een rechte lijn in te trekken.

Dit is niet helemaal afgestemd met mijn collega, omdat dit geen voorstel is uit deze nota, maar die rechte lijn ligt er volgens mij niet met het voorstel dat nu door de minister van VRO is ingediend. Waarom is dat zo? Allereerst geeft dat voorstel mensen maar tien jaar zekerheid. Omdat ik me er veel mee bezighoud, heb ik ook de reacties op de internetconsultatie gelezen. Heel veel mensen die al lange tijd in zo'n huisje wonen en die gehoord hadden dat er eindelijk een voorstel zou komen, schreven bij de internetconsultatie: hier hebben we niks aan, want waarom zou ik mijn huis opgeven als ik maar tien jaar zekerheid krijg? Voor heel veel mensen in deze groep doet het dus niet veel.

En dan zijn er nog wat zorgen. De indieners van deze nota vinden dat we dakloosheid niet alleen moeten oplossen met daken, maar vooral met geschikte daken en goede huisvesting. Ik weet niet of u er toen al was, maar ik ben mijn betoog begonnen met: dit kan. Nederland heeft eerder het grote probleem van een grote wooncrisis opgelost, met de meest fantastische woningen, ook voor de arbeidersklasse. Er zijn plekken echt geschikt voor permanente bewoning, of die zijn geschikt te maken. Maar een van de problemen die ik met wonen op campings zie, is dat er ook campings zijn waar hulpdiensten niet kunnen komen of waar kinderen in slechte omstandigheden opgroeien. Die campings zijn niet geschikt om permanent te bewonen, omdat de kwaliteit te laag is. Voor die mensen willen wij dat er een kwalitatief goede sociale huurwoning komt. Laten we nog eens kijken naar de andere kant van de plas: wij willen niet naar een soort trailer parks gaan die goed genoeg zijn voor de mensen met de laagste inkomens. De Socialistische Partij wil echt — ik weet dat GroenLinks-PvdA ook uit die traditie stamt — dat er goede volkshuisvesting is voor iedereen. Dit is dus een dubbel antwoord. Ik denk dat een deel van die plekken echt geschikt te maken is en dat een deel van de mensen een permanente gedoogvergunning moet krijgen. Maar ons ideaal is het niet.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Wijen-Nass kennende denk ik dat zij via haar interrupties haar inbreng ook wel op een krachtige manier naar voren kan brengen. Daar heb ik alle vertrouwen in. Volgens mij zijn we aan het einde gekomen van uw blokje, mevrouw Beckerman, dus ik zou heel graag het woord willen geven aan de andere initiatiefnemer, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het is natuurlijk ook geen toeval dat we hier zitten met woordvoerders Wonen en woordvoerders Zorg of Sociaal Domein van verschillende fracties. Dakloosheid valt onder het ministerie van VWS, maar is net zo goed een woonprobleem. Sterker nog, we hebben er eigenlijk te veel een zorgprobleem van gemaakt. Want als je geen dak boven je hoofd hebt, krijg je natuurlijk ook allerlei problemen. Een aantal indieners noemde dat ook al in hun inleiding. Ik parafraseer de heer Vijlbrief even, die eigenlijk zei: je kunt gewoon pech hebben in je leven en daardoor dakloos raken. Dat deed mij denken aan een van de eerste werkbezoeken die ik aflegde toen ik Kamerlid was. Dat was aan een instelling die dakloze mensen opving in de Achterhoek. Daar sprak ik een jongen. Ik denk dat hij begin 30 was. Hij wilde absoluut niet met zijn naam genoemd worden. Hij vertelde mij dat hij tot voor kort eigenlijk een heel goedlopend bedrijfje had, dat dat bedrijfje failliet was gegaan, dat hij daardoor schulden had gekregen en dat tegelijkertijd ook de relatie met zijn vriendin uitging. Daardoor had hij geen woning meer. Hij schaamde zich echt kapot. Daarom wilde hij zijn naam niet noemen, ook niet tegen mij. Maar hij wilde wel graag zijn verhaal doen, omdat dat heel erg liet zien hoe je gewoon domme pech kan hebben. Deze jongen had eigenlijk gewoon een klein kamertje nodig waar hij even een opleiding kon volgen. Hij had gewoon een goede opleiding gehad. Hij wilde zich graag laten omscholen, maar hij zei: "Dat lukt me gewoon niet in de daklozenopvang, want ik heb hier geen rust. Ik kan hier niet goed slapen. Ik ben bang dat ik misschien wel verslaafd raak." Hij zat helemaal met zichzelf in de knoei. Dat was niet nodig geweest. Dan denk je: wat maken we het onszelf ook eigenlijk moeilijk. Wat maakt de overheid het zichzelf moeilijk met al die regels. Eigenlijk was er een hele makkelijke oplossing om deze jongen in korte tijd weer verder te helpen, zodat hij gewoon zijn leven kon oppakken, maar het lukt ons niet.

Ik denk dat dit ook wel symptomatisch is voor het hele probleem van dakloosheid. Het hoeft niet alleen maar moeilijk te zijn. Er zijn ook een aantal simpele oplossingen die eraan kunnen bijdragen dat we wel de doelstelling van 2030 gaan halen. Onze regering heeft natuurlijk de handtekening onder het Lissabonakkoord gezet en kwam een paar jaar geleden zelf met een groot actieplan om in 2030 een einde te maken aan dakloosheid. Met deze nota beogen wij ook een aantal voorstellen te doen om te helpen die doelstelling te halen, want dat zijn we gewoon verplicht, niet alleen aan de handtekening van de regering die onder dat akkoord staat en aan het eigen actieplan, maar natuurlijk vooral aan al die mensen die dakloos zijn geraakt.

Het raakt ook aan veel problemen in het sociaal domein. Er zijn een aantal vragen door u gesteld. Ik ga naar de eerste vraag van de heer De Hoop. Hij vroeg naar mensen in een zorginstelling, mensen met een beperking of ouderen die noodgedwongen moeten verhuizen. Hij stelde die vraag aan de staatssecretaris, maar vroeg ook om voorbeelden. Ja, die voorbeelden zijn er. Als je in een zorginstelling woont en bijvoorbeeld een verstandelijke beperking hebt, dan ben je afhankelijk van de instelling. Dan heb je geen huurbescherming. Dan heb je ook niet een eigen huis en daardoor een vorm van bescherming. Eigenlijk is het heel vreemd dat juist de mensen die in de meest kwetsbare positie zitten, bijvoorbeeld mensen met een beperking, de minst sterke positie hebben op het moment dat de instelling waar ze wonen besluit om het vastgoed te verkopen. Dat doet niet alleen wat met hen, maar natuurlijk ook met de omgeving.

Ik was een aantal jaar geleden in een dorp met een aantal huizen waar mensen met een beperking in woonden. Die moesten verhuizen, in dit geval omdat de instelling besloot om het vastgoed te verkopen. Eigenlijk wilde niemand in dat dorp dat, want deze mensen konden gewoon naar de supermarkt, konden gewoon de bus pakken en kenden de weg in het dorp. Ook de wethouder zei: deze mensen horen hier bij ons dorp. Maar tegelijkertijd hadden ze geen poot om op te staan. De cliënten hebben formeel wel inspraak — ze kunnen advies geven op het moment dat er een fusie aankomt of op het moment dat er grootse plannen zijn — maar ze hebben niet de doorslaggevende stem. Daarom is een van onze voorstellen in deze nota om er juist voor te zorgen dat er voor deze mensen een vorm van woonbescherming komt. We hebben dat weleens vaker in debatten voorgesteld. Het is juridisch heel ingewikkeld. Dat begrijpen wij ook wel. Tegelijkertijd kan het niet zo zijn dat je deze mensen in de steek laat. Ik noemde net één voorbeeld, maar ik heb meer voorbeelden. Ik denk dat er misschien te weinig tijd is om op al die voorbeelden intensief in te gaan, maar het gaat heel vaak om mensen met een beperking die al in een moeilijke situatie zitten en soms ook moeilijker de weg weten te vinden naar juridische hulp, een gemeenteraadslid of een Kamerlid. Toch krijgen we dit soort verhalen binnen, wat volgens mij laat zien dat het probleem er wel degelijk is. Ik denk ook dat het probleem groter is dan we denken.

Er zijn nog veel meer vragen gesteld die raken aan het sociaal domein. Mevrouw Richardson vroeg bijvoorbeeld naar de parlementaire verkenning die ging over mensen met onbegrepen en verward gedrag. Dat is de parlementaire verkenning waar ook mijn collega Songül Mutluer aan heeft meegewerkt, samen met mevrouw Michon. Voor de zomer was daar een debat over. Het ging over mensen met verward of onbegrepen gedrag, omdat ook hulpdiensten, politie, gemeenten en wethouders merken dat de overlast toeneemt en dat er vaak onvoldoende opvangplekken zijn voor deze mensen. Dat heeft in deze twintig voorstellen inderdaad geen grote plek gekregen, maar we hebben daar natuurlijk wel degelijk een flink aantal voorstellen over gedaan, onder meer in het debat over mensen met onbegrepen gedrag. We hebben ook, inmiddels anderhalf jaar geleden, een motie ingediend die vroeg om een noodplan voor mensen met een Wlz-ggz-indicatie. Dat was eigenlijk op verzoek van een heel aantal opvangorganisaties, die zeiden in de opvang niet altijd gespecialiseerde hulp te kunnen bieden aan de mensen die dat nodig hebben omdat zij worstelen met mentale problemen. Voor deze mensen moeten er dus echt goede plekken komen.

Specifiek voor deze groep merken we dat dat niet goed van de grond komt. Er wordt al jarenlang in de Kamer over gesproken en er worden voorstellen gedaan, maar tegelijkertijd wordt de problematiek groter en komt er maar geen oplossing voor. We hebben dus anderhalf jaar geleden een motie ingediend die bij mijn weten door de hele Kamer werd gesteund. Iedereen ziet dat er grote problemen zijn met deze groep. Er kwam vervolgens een plan van het ministerie van VWS, maar ook hier — en dat vind ik pijnlijk om te constateren — merken we dat het vastloopt op woonplekken. We lopen vast als het gaat om plekken waar deze mensen moeten wonen om die gespecialiseerde hulp op maat te kunnen krijgen. Het is fijn dat het ministerie van VWS meedoet en komt met een plan, maar vervolgens moeten er wel plekken zijn voor deze mensen. Ik denk dat er genoeg over is gezegd, maar dit laat wel zien dat we verschillende ministeries nodig hebben. Je wil deze mensen verder helpen. Je wil dat ze niet op straat leven en zwerven. Je wil dat ze gewoon hulp krijgen, van mensen die daarvoor zijn opgeleid. Die zijn nodig voor de hulp die bij hen past.

Mevrouw Richardson (VVD):

Hierin vond ik heel erg mooi dat ook JenV en BZK aangesloten waren. Dat waren de ministeries die we eigenlijk nog misten. Vooral als het gaat om BZK, die bijvoorbeeld in relatie tot burgemeesters misschien dingen al eerder zien en ervaren, en pas op het allerlaatste moment kunnen optreden, kan daar misschien nog goed naar gekeken worden. Ik ben dus blij met de reactie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dat ben ik met mevrouw Richardson eens. Tegelijkertijd is het ook wel pijnlijk, vind ik, om te constateren dat het brede maatschappelijke bewustzijn — en dan doel ik niet op deze burgemeesters en op andere mensen die ook in de wijken actief zijn — er pas lijkt te zijn op het moment dat mensen er zelf last van hebben, als ze mensen zien die op straat zwerven en niet de juiste hulp krijgen. Dat vind ik vaak pijnlijk om te zien. Je zou mogen verwachten dat er al veel eerder passende hulp wordt geboden. Ik ben woordvoerder ggz; daarom weet ik er ook wel het een en ander over. Er zijn tegenwoordig meer dan 100.000 mensen die wachten op een behandeling in de ggz. Dat begint vaak heel klein, met problematiek waarvan je zou denken: als iemand er op tijd bij is, kunnen we deze persoon helpen. Maar op het moment dat je op een wachtlijst staat en je niet weet of je volgende maand of misschien volgend jaar aan de beurt bent, je problemen groter worden, en je afgewezen wordt bij een instelling omdat je toch te complex bent en weer op een andere wachtlijst belandt, dan begrijp ik wel dat mensen zelf ook niet meer goed weten wat ze doen. Dan begrijp ik dat mensen in paniek raken. Dat raakt natuurlijk ook aan familieleden, aan buren en aan anderen in de wijk en in de straat. Dat vind ik het pijnlijke aan de problematiek waar we het over hebben. Ook dit was te voorkomen. Dat was beter geweest voor deze mensen, voor gemeenten, voor iedereen, eigenlijk. Toch is dat veel te lang verwaarloosd.

Voorzitter. Er zijn nog veel meer vragen gesteld. De vraag van mevrouw Dobbe van de SP raakte onder meer aan de kostendelersnorm. Die vragen zijn net al beantwoord. Zij gaf ook aan dat mantelzorgers daardoor vaak in de knel komen. Dat herkennen we natuurlijk ook.

Zij vroeg hoe we kijken naar de zorgzame buurten en de zorgbuurthuizen. De zorgbuurthuizen zijn een heel mooie ontwikkeling, omdat mensen daar juist voor elkaar opkomen en met elkaar ervoor zorgen dat er passende hulp kan worden geboden in de eigen wijk of in de eigen buurt. Een collega van ons, mevrouw Slagt-Tichelman, heeft een tijdje geleden — niet eens zo heel lang geleden, een paar weken geleden, bij mijn weten — een initiatiefnota ingediend, waarmee ze zich richtte op wijkgerichte ouderenzorg via de zorgzame buurten. Volgens mij sluit dat heel erg aan op de vraag van mevrouw Dobbe. Want wat is er nou mooier dan juist in je eigen buurt, in je eigen vertrouwde omgeving, hulp te krijgen en daar hopelijk ook oud te worden? Ik kijk even of ik de vraag zo goed heb beantwoord. Dit is natuurlijk een heel mooie, positieve ontwikkeling.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik stelde de vraag natuurlijk ook omdat die raakt aan woningnood. Ik weet dat zelf niet, maar ik ken wel de argumentatie achter het opzetten van de verzorgingshuizen van vroeger die inmiddels zijn gesloten. Die hadden niet alleen als doel om de zorg voor ouderen te verbeteren, maar ook om ervoor te zorgen dat er woningen vrijkwamen. Daarmee werd een deel van de woningnood opgelost. Natuurlijk moet dat nooit gedwongen gebeuren, maar er zijn een heleboel mensen die dat wel willen. Voor de mensen die dat willen, zou het een mooie oplossing kunnen zijn. Ik heb dit dus niet alleen vanuit zorgoogpunt benoemd, maar ook vanuit het oogpunt van woningnood.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, wilt u daar kort op reageren?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Daar kunnen we ons natuurlijk alleen maar bij aansluiten.

Er is ook een heel aantal vragen gesteld over organisaties. De heer Grinwis vroeg waarom we het niet hebben gehad over de kerken, de diaconie en al die andere organisaties die zich bezighouden met deze groep. Zij doen namelijk zo'n belangrijk werk. Ik kan me daar alleen maar bij aansluiten. Het is misschien wel mooi om de voorpagina van onze initiatiefnota te bekijken. Mevrouw Beckerman showt 'm even. Daar staat een foto op van het busje van het Leger des Heils. Die is gemaakt op de Koekamp. Daar zijn we een aantal keren geweest, ook met meerdere leden uit deze commissie. Dan zie je wat voor mooi werk het Leger des Heils daar verricht. Ik werd erdoor getroffen dat er bijvoorbeeld zelfs droge sokken en droog ondergoed werd uitgedeeld, natuurlijk naast de noodzakelijke medische hulp. Het zegt nogal wat dat zelfs dit soort basale vormen van hulp nodig zijn. Ook zie je dat er een lange rij aan mensen staat voor een kop warme soep. Toen wij er waren, was het niet eens hartje winter, maar na een paar uur buiten dachten we wel: het begint fris te worden. En dan denk je aan al die mensen die vervolgens in een tentje of gewoon in de open lucht, buiten, moeten slapen. Het is hartverwarmend om te zien wat al deze vrijwilligers iedere dag doen. Het is ook fijn om te zien dat dat door het hele land plaatsvindt.

Er zijn natuurlijk heel veel organisaties met vrijwilligers en ook met kundige straatartsen en straatverpleegkundigen. Natuurlijk zijn het ook de kerken die op heel veel plekken in het land ontzettend mooi werk verrichten. Ik denk dat iedereen in deze zaal wel het voorbeeld van de Pauluskerk kent, maar datzelfde gebeurt natuurlijk ook op heel veel andere plekken, waar kerken of mensen die lid zijn van een kerk, er voor elkaar zijn. Zij schreeuwen dat misschien niet altijd van de daken, maar als je lid bent van een kerkgemeenschap en je ziet dat er wat nodig is, dan ontstaan er mooie initiatieven waarbij de nodige hulp wordt geboden. Ik zie hoe mensen overal in dit land dat doen. Het is dus zeker geen onwil dat we dit niet hebben genoemd. Sterker nog, een deel van deze nota is eigenlijk gewoon geschreven door mensen die zich juist inzetten binnen een mooie organisatie zoals het Leger of binnen kerkelijk verband. We hebben ze niet apart in het dankwoord genoemd, denk ik, maar bij dezen doe ik dat alsnog, want we zien dat zeker overal, door het hele land, gebeuren.

Er waren ook een aantal andere vragen over organisaties die daarmee bezig zijn. Ik wil even aansluiten bij een punt dat net al door mevrouw Beckerman is benoemd, namelijk het geven van juridisch advies. Daar zijn een aantal hele mooie voorbeelden van. Een van de voorbeelden is in Nijmegen, waar vanuit de gemeenteraad zelf een initiatief kwam om met een straathulpcoach te werken. Dat zijn ervaringsdeskundigen: mensen die echt weten wat het is om op straat te leven, maar ook weten hoe ze de weg kunnen vinden en daarmee anderen kunnen helpen. Dan gaat het bijvoorbeeld over juridische ondersteuning. Ik begrijp namelijk heel goed dat als je op straat leeft en misschien ook het vertrouwen hebt verloren in een groot deel van de politiek of van de hulpverleners omdat je merkt dat je er niet uitkomt, het veel fijner is om toe te stappen naar iemand die heel goed weet wat jij hebt meegemaakt, die hetzelfde heeft meegemaakt en jou goed op weg kan helpen.

Juist dit soort hele mooie initiatieven, die we in verschillende gemeenten zien — ik ken toevallig het voorbeeld uit Nijmegen omdat ik daar woon en de initiatiefnemers ken — sluiten natuurlijk heel erg aan op wat wij ook in onze nota beschrijven. Maar dan moet daar wel gelegenheid voor zijn. Je wil dan natuurlijk ook dat degenen die straathulpcoach zijn, of op een andere manier betrokken zijn, zoals bij het Straat Consulaat in Den Haag, een echte baan hebben, en dat dit niet weer gebeurt op basis van vrijwilligerswerk. Te vaak wordt namelijk bij ervaringsdeskundigen gedacht dat je het er wel een paar uurtjes bij kunt doen, terwijl het natuurlijk gewoon een echte baan is. Sterker nog, ik denk dat het onze samenleving aan zorgkosten, maar ook aan welzijn en aan al die andere zaken die gewoon goed zijn voor iemand, uiteindelijk juist veel meer oplevert dan dat het kost. Laten we dus juist dit soort initiatieven serieus nemen.

Dat sluit ook aan bij een paar punten die volgens mij door de heer Grinwis en de heer Vijlbrief zijn gemaakt: moet je cliëntenondersteuning niet gewoon in de Wmo opnemen? Ik vind dat een heel interessant voorbeeld. Net zoals we een aantal andere functies die bedoeld zijn om mensen te ondersteunen hebben verankerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning, zouden we ook hiervoor een haakje moeten neerzetten om te zorgen dat dit geregeld wordt, juist in het belang van ons allemaal. Iedereen heeft er natuurlijk baat bij als mensen op tijd worden geholpen, als ze de weg weten te vinden en als juridische ondersteuning voor iedereen gelijk is. Nederland is natuurlijk ook een democratische rechtsstaat, met als idee dat juridische ondersteuning en de mogelijkheid daar beroep op te doen voor iedereen toegankelijk moeten zijn. We weten allemaal dat dit in de praktijk niet zo is. Het is dus een interessante suggestie om dat ook op die manier op te pakken.

Dit raakt ook aan het punt over huisuitzetting. Mevrouw Dobbe noemde dat in ieder geval, maar volgens mij hebben nog meer van u dat genoemd. Het is onverteerbaar dat mensen zomaar hun huis uitgezet kunnen worden. Juist zo'n laagdrempelige vorm van ondersteuning, iemand die er specifiek voor de familie is die in de knel zit, kan enorm helpen en pijnlijke, nare situaties voorkomen.

Ik ga naar het laatste blokje, over jeugd. Daar zijn een aantal vragen over gesteld. Ik begin bij de vraag van de heer De Hoop. Hij vroeg naar de initiatiefwet en 18-min of 18-plus. Daar is vanuit de Kamer in de afgelopen jaren, sinds ik woordvoerder Jeugdzorg ben, heel veel om te doen geweest. Het probleem is dat er een harde leeftijdsgrens is. Tot je 18de val je onder de Jeugdwet. Daarna kom je in een van de andere zorgwetten terecht. Dat zijn verschillende zorgwetten. Die harde knip zorgt ervoor dat jongeren die bijvoorbeeld 18 zijn en in een instelling hebben gewoond of vertrouwde hulpverleners hebben, deze kunnen kwijtraken.

Een aantal jaar geleden is wel op verzoek van de Kamer de leeftijdsgrens voor de pleegzorg uitgebreid, waardoor pleegouders wat langer een vergoeding krijgen. Verschillende fracties in de Kamer, en zeker ook wij — ik kijk daarbij ook naar mevrouw Bruyning, die er ieder debat opnieuw een punt van maakt — hebben al aangegeven: zou je niet voor veel meer jongeren die harde knip wat losser moeten maken? Enkele gemeenten doen dat al goed. Sommige gemeenten gaan er coulant mee om als een jongere 18 wordt en zegt: ik wil nog gebruik kunnen maken van mijn vertrouwde hulpverleners. Dat heet verlengde jeugdzorg. Iemand kan dan bijvoorbeeld nog wat langer de behandeling afmaken of wat langer in de instelling blijven wonen. Maar we kennen ook heel andere voorbeelden. Een tijdje geleden sprak ik met een jongere die 18 jaar werd. Hij vertelde dat hij nota bene in zijn examenjaar weg moest van de plek waar hij woonde. Dit bracht hem enorm in de problemen, waardoor hij dat jaar uiteindelijk zijn examen niet kon afleggen. Hij is ook een jaar blijven zitten op school vanwege al die problemen.

Dat laat wel zien, denk ik, dat zo'n harde leeftijdsgrens echt niet altijd te billijken is en dat we daar een oplossing voor zouden moeten bedenken. Al een paar jaar zijn wij als fractie van GroenLinks bezig met een initiatiefwet. Dat is best wel ingewikkeld, want je moet daarvoor vier wetten veranderen. In die initiatiefwet nemen we als uitgangspunt dat een jongere die dat zelf wil, nog langer gebruik zou moeten kunnen maken van de jeugdzorg.

We lopen ertegen aan dat de kosten wel vrij gemakkelijk te berekenen zijn, maar de opbrengsten niet. Ik denk dat het voor de meeste mensen die meeluisteren, geen geheim is dat het in alle opzichten voordelen geniet als iemand een vliegende start heeft aan het begin van zijn leven. Als je 18 jaar wordt en je kan wel je opleiding of behandeling afmaken, kun je een vervolgopleiding doen of werk vinden. Ik noem nog niet eens de voordelen die te maken hebben met welzijn en gezondheid. Die voordelen zijn alleen lastig te berekenen. Dat is een van de punten waardoor we enigszins vastlopen met deze initiatiefnota. Het is namelijk een goede gewoonte dat we vertellen wat het kost en wat het oplevert, als wij wat voorstellen. Ik denk dat dit even genoeg toelichting is.

Dat betekent echter niet dat we het niet moeten blijven noemen. Ik ben ook blij met alle collega's. Ik zie mevrouw Bruyning weer knikken. We moeten dit blijven noemen. Het is namelijk echt een groot probleem voor veel jongeren.

Er is nog een aantal andere vragen gesteld. Er was bijvoorbeeld de vraag hoe we concreet kunnen borgen dat jongeren die in de jeugdzorg zitten, niet langer uit de zorg vallen en dakloos worden. Soepeler omgaan met de leeftijdsgrens is daar natuurlijk een voorbeeld van. Ik wil hierbij nogmaals benadrukken dat het initiatief wat ons betreft altijd bij jongeren zelf moet liggen. Er zijn natuurlijk genoeg jongeren die hele nare ervaringen hebben met jeugdzorg of die helemaal geen begeleiding meer willen krijgen van hun hulpverleners. Je moet altijd kijken naar jongeren zelf. Natuurlijk moet je ook goed luisteren naar jongerenorganisaties. Zij hebben ook al vaak genoeg bij ons aangeklopt en een punt gemaakt van de Big Five. Ze zeggen hiermee: zorg nou dat al die levensdomeinen op orde zijn. Zorg ervoor dat iemand een inkomen heeft, dat iemand naar school gaat of werk heeft, dat het sociaal netwerk op orde is, dat er hulp is en dat iemand een dak boven het hoofd heeft. Dat alles hoort bij de Big Five.

Het zou dus heel goed zijn om juist de wensen van jongeren zelf als uitgangspunt te nemen. Het zou goed zijn om ook heel goed te luisteren naar wat jongeren willen die via hun belangenorganisaties of op andere manieren bij ons aankloppen. Zij hebben hier namelijk hele goede punten te pakken. Nogmaals, dat levert de hele samenleving, niet in de laatste plaats de jongeren zelf, alleen maar voordelen op. Ik denk dat ik hiermee alle vragen over het blokje jeugd heb gehad.

De voorzitter:

Ik wil u hartelijk danken voor uw inbreng. Ik zie geen verdere vragen vanuit de Kamer, dus ik denk dat u uitvoerig genoeg geantwoord heeft. Ik wil nu graag het woord geven aan de staatssecretaris. Maar ik stel eerst even de vraag: hoe staat het met het blokje VRO? Is daar inmiddels antwoord op of moeten we dat in de tweede termijn doen?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Een deel moeten we in de tweede termijn doen. Ik begrijp dat ik op één vraag een brief toe ga zeggen. Ik kom daar echter zo meteen nog even op terug. Voorzitter, als u het toe zou staan: is het mogelijk om een heel kort moment, twee minuutjes, te schorsen voor een korte sanitaire stop? Ik ben niet de enige, hoor ik!

De voorzitter:

Ik zie bepaalde Kamerleden opgelucht ademhalen, dus laten we dat even doen. Ik stel voor tot 13.45 uur te schorsen.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We zijn aangekomen bij de beurt van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg. Het woord is aan mevrouw Pouw-Verweij.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik natuurlijk de leden Beckerman en Westerveld en hun ondersteuning hartelijk bedanken voor het indienen van deze initiatiefnota. De lange lijst van betrokkenen bij deze nota laat zien hoe tomeloos velen in Nederland zich inzetten voor de aanpak van dakloosheid.

Een huis is de basis voor alles. Zonder een eigen thuis heb je geen veilig toevluchtsoord, geen veilige omgeving waarin je kunt groeien, je kinderen kunt grootbrengen, geen plek van waaruit je kunt deelnemen aan de samenleving. Dakloos zijn raakt aan je fundament als mens, je gezondheid, je kansen in de wereld, je toegang tot voorzieningen, je relaties met anderen, je heden en je toekomstperspectief.

Ik weet niet hoe het is om dakloos te zijn. Ook al ben en blijf ik in gesprek met mensen die dit wel hebben ervaren, ik zal nooit pretenderen dit wel te weten. Wel weet ik vanuit mijn achtergrond als arts hoe belangrijk een gezonde, stabiele basis is, en hoe groot de gezondheidseffecten kunnen zijn als die mist. Als moeder weet ik hoe belangrijk het is dat mijn kinderen opgroeien met een solide dak boven hun hoofd, een dak dat mijn gezin liefkozend "het nest" is gaan noemen, waarschijnlijk omdat de term "nesteldrang" iets te vaak gebruikt is tijdens mijn vorige zwangerschap. Als je dat nest niet hebt, als je geen thuis hebt in deze wereld, is dat heel schrijnend en laat dat heel diepe sporen na.

Dakloosheid kan iedereen overkomen. Geen moeder slaapt vrijwillig met haar kinderen in een auto. Geen jongere verruilt vrijwillig een jeugdzorginstelling voor de straat. Ik geloof in de kracht van gemeenschap, samenleving en overheid, die er alles aan doen om te voorkomen dat iemand dak- of thuisloos raakt. Een nest is geen solide object, maar bestaat uit vele kleine onderdelen, die samen een eenheid vormen, vervlochten worden tot een thuis.

Zo is het ook met de doelstellingen van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Alleen door samen interdepartementaal met gemeenten, belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen aan de gestelde ambities te werken, maken we ze ook tot een realiteit. "In 2030 heeft iedereen een thuis" vergt lef, maar bovenal geloof en vertrouwen in de gezamenlijke krachtinspanning die nodig is om dichter bij dat streven te komen. Deze initiatiefnota laat daarmee ook zien dat er nog een lange weg te gaan is om onze ambities te verwezenlijken. Samen met de ministeries van VRO, SZW en VWS heeft het kabinet serieus naar de voorstellen gekeken. Hier zal ik als coördinerend bewindspersoon van het Nationaal Actieplan Dakloosheid tijdens dit debat nog iets verder op ingaan. Ik wil de initiatiefnemers en de andere betrokkenen nogmaals bedanken voor deze waardevolle voorstellen.

Voorzitter. Dat brengt mij bij het eerste blokje, algemeen NAD, wet- en regelgeving en monitoring, zoals aangekondigd. Om te beginnen was er een vraag van mevrouw Dobbe. Zij stelt dat er meer nodig is om dakloosheid uit te bannen en dat de voorstellen uit de initiatiefnota minder kosten dan het laten voortbestaan van dakloosheid. Ik ben het ermee eens dat het voorkomen van dakloosheid beter is dan het oplossen ervan en dat dat zeker ook voor de kosten geldt. Wat betreft de kosten van de voorstellen in de initiatiefnota: sommige zijn minder kostbaar, andere lijken wel wat kostbaarder, maar ik heb ze niet precies nagerekend. We willen graag bekijken wat er binnen de bestaande middelen en mogelijkheden al kan. We denken vooral dat het heel erg belangrijk is dat er voldoende passende huisvesting gerealiseerd wordt.

De heer Vijlbrief en de heer Grinwis vroegen naar het opnemen van de sociaaljuridische adviseur. Hoe kijk ik naar het voorstel om laagdrempelige juridische sociale dienstverlening te verplichten? Vanuit de Wmo bieden specialistische, onafhankelijke cliëntondersteuners ondersteuning bij toegang tot recht en zorg. Zij hebben goede kennis van de rechten van mensen die dakloos zijn of dakloos dreigen te worden. Daarnaast hebben mensen via de Wet op de rechtsbijstand toegang tot juridische ondersteuning. JenV werkt aan versterking van sociaal-juridische hulp, zoals sociaal raadslieden en het Juridisch Loket.

Dat is wat er al is. Tegelijkertijd vond zowel ik als de ondersteuning naast mij dit een sympathiek plan. We zijn op dit moment bezig met onderzoek waarmee we kijken naar de verbreding van de inzet van onafhankelijke cliëntondersteuning, waardoor deze meer domeinoverstijgend kan worden ingezet. Ik zou dit voorstel graag meenemen in dat onderzoek en daarover aan uw Kamer rapporteren.

De voorzitter:

Wanneer is dat? Ik wil dit graag als toezegging noteren, maar daarvoor heb ik een datum nodig.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Q2 volgend jaar.

De voorzitter:

Wij noteren: tweede kwartaal in 2026. Gaat u verder.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dan is er nog de vraag van de heer Grinwis hoe het gaat met de uitvoering door de gemeenten van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Er zijn signalen dat er wel stevig aan gewerkt wordt, maar nog te weinig wordt gestuurd. Herken ik die signalen? Op dit moment wordt de voortgang van dit nationaal actieplan geëvalueerd door onderzoeksbureau Significant. Ik verwacht dat ik de resultaten daarvan eind dit jaar met uw Kamer kan delen. Daarop vooruitlopend zie ik dat veel gemeenten, zorgpartijen, corporaties en belangenbehartigers ondanks de uitdagingen keihard aan de slag zijn met preventie en huisvesting. Maar een aantal externe factoren maakt dat knap lastig, denk aan de krapte op de woningmarkt en de inflatie. Die maken dat gemeenten ook veel bezig zijn met het oplossen van acute problemen van inwoners. Ik heb begrip voor de complexe realiteit waar gemeenten zich in bevinden, maar blijf hen tegelijkertijd oproepen om het voorkomen en terugdringen van dakloosheid hoog op de regionale politieke agenda te houden. Maar u hoort dus nog van mij terug over dat onderzoek.

Mevrouw Richardson vroeg of ik prioriteit kan geven aan de uitrol van de ETHOS-tellingen. Het verbeteren van de monitoring van dakloosheid, landelijk en lokaal, en het investeren in kennisontwikkeling is een van mijn prioriteiten. We hebben het daar in het debat anderhalve week geleden ook kort over gehad. Tellen door middel van ETHOS Light-classificatie is inderdaad van grote waarde, want we hebben op dit moment geen eenduidig beeld. Uit de eerste tellingen blijkt heel duidelijk dat de aantallen in bepaalde groepen hoger uitvallen dan we tot nu toe gedacht hadden. Dat is natuurlijk heel waardevolle informatie om te hebben. Ik vind het belangrijk dat de regionale tellingen op regelmatige basis plaatsvinden en uiteindelijk kunnen leiden tot een landelijk beeld. Daarover ben ik deze herfst in gesprek met Kansfonds, de Hogeschool Utrecht, VNG en het CBS. Ik informeer uw Kamer voor het einde van dit jaar over de voortgang hiervan.

Dan heb ik een vraag liggen van de heer Grinwis over het amendement van collega Ceder, maar ik zie dat de heer Grinwis weg is. Ik kan deze vraag onderaan de map leggen totdat hij terugkomt. Áls hij terugkomt?

Mevrouw Dobbe vroeg of ik bereid ben te regelen dat iedereen binnen drie dagen een briefadres krijg. Ik erken de noodzaak hiervan. Ik was op werkbezoek bij Straat Consulaat en schrok van een aantal van de verhalen over de eisen die soms gesteld worden rondom het verkrijgen van een briefadres: tot aan foto's moeten maken van de plekken waar je het vaakste zou slapen aan toe. Dat zijn heel schrijnende verhalen. Dit lijkt mij niet zoals het hoort. Dat gezegd hebbende, meld ik dat BZK op dit moment bezig is de in 2022 doorgevoerde wetswijziging en het beleid rondom briefadressen te evalueren. Er is toegezegd dat de Kamer uiterlijk dit najaar van de staatssecretaris van BZK de uitkomsten van de evaluatie ontvangt. Naar aanleiding van deze uitkomsten ga ik met BZK in overleg over het geven van verdere invulling aan dit onderwerp. Dit zal een van de nadrukkelijke punten zijn die ik daarin meeneem.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Dobbe een interruptie heeft. De heer De Hoop had ook al aangegeven een interruptie te hebben. Hoeveel heeft u nog in dit blokje? Want dan kunnen we ze allemaal aan het einde van het blokje doen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Er zijn nog twee vragen en dan het amendement waar de heer Grinwis naar vroeg.

De voorzitter:

Zullen we dit dan even afronden?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dat is prima.

De voorzitter:

Dan krijgt u daarna de gelegenheid voor vragen. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

We gaan sneller dan ik dacht, want de vraag van mevrouw Richardson ging ook over briefadressen en daar heb ik al iets over gezegd.

Ben ik bereid de kostendelersnorm af te schaffen? Het korte antwoord is nee. Het lange antwoord is dat de bijstand een vangnetregeling is, die heel duidelijk bedoeld is voor noodzakelijke bestaanskosten. Het idee is dat die kosten gedeeld kunnen worden als er meerdere huisgenoten zijn, waardoor ze lager uitvallen. De kostendelersnorm is natuurlijk per 2023 gewijzigd, zodat jongeren tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendeler voor hun huisgenoten, die dan meestal hun ouders zijn. Zoals afgesproken in het regeerprogramma wordt in opdracht van VRO, in samenwerking met SZW, onderzocht wat de effecten zijn van aanpassing of afschaffing van de kostendelersnorm op woningdelen. De resultaten daarvan worden in februari of maart van 2026 verwacht. Daar kan ik dus niet op vooruitlopen door nu toe te zeggen dat ik de kostendelersnorm ga afschaffen. Verder wordt in spoor 2 van het programma Participatiewet in Balans de normensystematiek bekeken. Daarin wordt de kostendelersnorm ook nadrukkelijk meegenomen.

Dan het amendement van de heer Ceder: wordt dit netjes uitgevoerd, overeenkomstig de ETHOS-tellingen? Op dit moment is het ministerie van VRO bezig met een uitvoerbaarheidstoets om inzicht te krijgen in de groep die aanspraak zou kunnen maken op de voorrangsregeling en de gevolgen voor het systeem van urgentie, omdat dit op dit moment nog niet duidelijk is. Ook kijkt het ministerie van VRO, net als voor de andere groepen wettelijk verplichte urgenten, naar de nadere afbakening van de groep die kan worden opgenomen in de ministeriële regeling. Dit is met name belangrijk voor de uitvoerbaarheid voor gemeenten. Dat brengt mij tot het einde van het blokje.

De voorzitter:

Heel goed. Dan geef ik het woord aan de heer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Allereerst dank voor het eerste deel van de beantwoording door de staatssecretaris. Even voor de helderheid: op 5 december 2022 heeft de voorganger van deze staatssecretaris met best wel veel bombarie het actieplan tegen dakloosheid gepresenteerd, waarin een heel helder doel stond: geen dakloosheid meer in 2030. Staat dat doel nog, wat deze staatssecretaris betreft?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja, absoluut. Daar kan ik heel kort over zijn. Dat doel is ongewijzigd.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Helder. Ik denk dat de staatssecretaris ook met mij constateert dat de problemen in de afgelopen drie jaar misschien wel groter zijn geworden in plaats van kleiner, en dat het doel dus niet dichterbij komt. Je zou kunnen zeggen dat je daar meer beleid voor nodig hebt en misschien ook wel meer financiën. Hoe rijmt de staatssecretaris dat dan met het feit dat er in de begroting voor deze Prinsjesdag wel een bezuiniging stond voor de subsidieregeling toegang tot zorg en ondersteuning? Is de staatssecretaris het met mij en GroenLinks-Partij van de Arbeid eens dat het doel daarmee eerder verder weg komt te staan dan dichterbij?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ik herken absoluut dat er dingen zijn die nog niet goed genoeg zijn. Daar opende ik mijn algemene inleiding ook mee. Terwijl we eerder bezig waren met specifiek beleid gericht op de groep dakloze mensen zoals we die vroeger kenden, zien we nu dat er steeds meer mensen bij komen. Dan denk ik met name aan de economisch daklozen, mensen waarvan we tien, vijftien, twintig jaar geleden niet verwacht zouden hebben dat zij met hun gezin in een auto zouden moeten wonen, of bij familie op de bank. Dus aan de ene kant ben ik het ermee eens dat het nog lang niet zo goed gaat als we zouden willen. Aan de andere kant zijn we vanuit mijn ministerie maar ook vanuit het ministerie van VRO nog steeds heel erg hard bezig om stappen te zetten naar het doel in 2030. Dat is niet gewijzigd. Daar gaan we mee door. Ik kan helaas niet voorkomen dat er een bezuiniging wordt doorgevoerd op mijn departement. Tegelijkertijd is er wel heel erg hard gestreden om zo veel mogelijk bezuinigingen terug te draaien, ook die uit vorige kabinetten, en te zorgen dat de prijs, die helaas zo nu en dan betaald moet worden bij Prinsjesdag, zo min mogelijk bij VWS terechtkomt. Ik ben heel erg trots op wat we daar allemaal bereikt hebben. Ik herken dat er nog stappen genomen moeten worden. Daar ben ik hard mee bezig en ik zal daar ook verantwoording over afleggen tegenover uw Kamer.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Met alle waardering voor deze staatssecretaris, maar ik vind de beantwoording best wel algemeen. De Kamer heeft dit doel niet bedacht. Dat heeft het vorige kabinet zelf bedacht. We hebben nog maar vijf jaar om tot nul te komen in 2030, en er is nog heel veel werk nodig. Ik denk dat de staatssecretaris terecht constateert dat er problemen bij zijn gekomen, maar er zijn natuurlijk ook problemen waarvan de staatssecretaris en haar voorganger al wisten dat die daar waren. Ik vind het dan wel ingewikkeld om van de staatssecretaris vooral te horen dat ze een aantal bezuinigingen heeft teruggedraaid, maar dat nog niet helemaal helder is wat voor extra flankerend beleid daar de komende periode bij komt. Want ik zie tegelijkertijd wel in haar eigen begroting, juist op een punt wat dakloosheid kan versterken, een bezuiniging staan. Ik zou van de staatssecretaris nog iets concreter willen horen wat voor stappen zij de komende periode extra zet om er daadwerkelijk toe te komen dat we in 2030 geen dakloosheid meer hebben in Nederland. Ik verwacht daar, als ze dat doel hooghoudt, van haar ook extra stappen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ik zou anders graag zo meteen nog even terug willen komen op dit punt. Ik herken deze bezuiniging niet als bezuiniging. Alle dingen waar wel bezuinigingen op gemaakt moesten worden, zijn uitgebreid met mij besproken. Dat zou betekenen dat er iets ongezien over mijn bureau is gegleden, maar dat betwijfel ik eerlijk gezegd. Dus ik denk dat wij wellicht anders naar een bepaalde pot kijken. Ik zou daar dan graag in de tweede termijn even op terug willen komen, want ik wil ook wel zeker weten dat ik inhoudelijk goed antwoord op de vraag van de heer De Hoop.

De voorzitter:

De heer De Hoop knikt. Dan is nu het woord aan mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik zit toch een beetje met verbazing naar het antwoord te luisteren. We hebben het hier inderdaad over het oplossen van de dakloosheid voor 2030. Je zou denken dat we dan eigenlijk alle zeilen moeten bijzetten. We hebben net twee hele concrete maatregelen genoemd, die volgens mij ook gewoon uitvoerbaar zijn, zoals het afschaffen van de kostendelersnorm en het zorgen dat mensen binnen drie dagen een briefadres kunnen krijgen. Over het briefadres zegt de staatssecretaris in ieder geval dat ze de negatieve gevolgen daarvan met eigen ogen gezien heeft. Heeft ze dat van de kostendelersnorm ook gezien, zoals wij dat ook hebben gehoord en gezien? Heeft zij gezien dat bijvoorbeeld mantelzorgers en mensen die willen samenwonen in de knel komen? Erkent ze dat dat ook negatieve gevolgen heeft, net zoals het niet kunnen krijgen van een briefadres?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dit is wellicht een grappig toeval. Mijn maidenspeech in de Eerste Kamer ging ooit over een wetsvoorstel dat het discriminerend onderscheid moest opheffen waarbij, als een broer of zus zijn of haar broer of zus in huis nam om daar mantelzorg voor te gaan leveren, maar die broer of zus een uitkering ontving, dat die daar niet op gekort werd. Dat was ooit zo geregeld onder, ooit nog, staatssecretaris Rutte. Dat discriminatoir onderscheid moest opgeheven worden, want dat mocht niet voortbestaan. Ik heb een bijdrage van ik geloof twintig minuten — je mag lang spreken in de Eerste Kamer — gehouden over dat ik dat een mantelzorgersboete vond. Uiteindelijk is dat wetsvoorstel in de Eerste Kamer gesneuveld, doordat mijn fractie er indertijd niet voor heeft gestemd. Ik herken dus zeker dat er problemen voor bepaalde groepen zijn. Het is echter ook zo dat dit kabinet wel inzet op woningdelen op andere manieren die buiten de kostendelersnorm om vallen, bijvoorbeeld het makkelijker maken voor mantelzorgwoningen op eigen terrein. Het is dus niet zo dat we hier volledig de ogen voor sluiten. Op beide dossiers loopt op dit moment een evaluatie. Er wordt bekeken welke problemen er zijn, welk kostenkaartje eraan hangt om dat op te lossen en vooral waar het het meeste knelt. We kijken bijvoorbeeld naar zo'n briefadres, want daar wil ik heel graag wat aan doen. Ik herken absoluut de wens. Als ik nu met mijn vingers zou kunnen knippen en het daarmee geregeld is dat de termijn overal drie dagen is, dan zou ik dat heel erg graag doen. Ik zeg het voor mijn gevoel heel vaak in debatten, maar helaas is het zo dat we een decentraal stelsel hebben waarin het niet zo is dat ik domweg mijn wil uit kan rollen over alle gemeenten en dat er dan gebeurt wat ik wil dat er gebeurt. We zijn er ook aan gebonden dat we moeten kijken waar die knelpunten zitten en hoe we dat het beste kunnen ondersteunen. Daar zijn we op dit moment mee bezig en daar ga ik dan niet in de weg lopen. Dat is specifiek voor het stuk van BZK.

Er wordt dus op dit moment onderzoek gedaan naar de kostendelersnorm. Uw Kamer ontvangt daar binnenkort ook een brief over. Ik zag wel al even voorbijkomen dat daar ook een prijskaartje van in ieder geval meerdere honderden miljoenen per jaar aan hangt; ik geloof dat ik ergens 400 miljoen zag staan. Dat is ook iets waar we dan over moeten spreken, want dat is niet een bedrag dat we vrij op de begroting hebben staan. Dus het kan dat we daarvoor willen kiezen, maar dan staan daar andere politieke keuzes tegenover. Ik val helaas zo nu en dan in herhaling, want ik zeg vaker dat dat iets is waarvan ik denk dat dat niet past bij mijn rol als demissionair staatssecretaris. Dat staat los van het feit dat dit natuurlijk überhaupt niet onder mijn departement valt, maar u snapt wat ik bedoel. Het lijkt me bij uitstek een punt waar de leden van een volgend kabinet samen met elkaar over moeten gaan praten en een beslissing over moeten nemen.

Mevrouw Dobbe (SP):

Het hele crue aan die kostendelersnorm is natuurlijk dat we allemaal zien dat die schrijnende situaties oplevert. Dat kan ook niet ontkend worden. We zien hoe mensen in de problemen komen en hoe het de woningnood vergroot. Tegelijkertijd ontbreekt het dan toch aan politieke wil om daarvan af te komen. Het is ontzettend cru om te bedenken dat er nu wordt verwezen naar een kostenpost, terwijl boetes op samenwonen en mantelzorgen worden gebruikt om een kostenpost in de begroting te dekken, met allerlei schrijnende gevolgen van dien. Ik zou daar nog wel een reflectie op willen van deze staatssecretaris. Anders spreek ik ook de rest van de Kamer aan: als de staatssecretaris dit niet wil oplossen, dan moeten wij dat dus vanuit de Tweede Kamer gaan doen.

Dan wil ik het nog even heel snel hebben over dat briefadres. Dat het ingewikkeld is, dat geloof ik. Maar als wij er niet op inzetten dat het gebeurt, dan gebeurt het sowieso niet. Ik vind het wel een hele makkelijke uitweg om alleen te zeggen dat het heel ingewikkeld is en dat we een decentraal stelsel hebben. We zijn hier volgens mij ook om oplossingen te bedenken voor problemen.

De voorzitter:

Ik wil u graag uitdagen om kort en bondig te antwoorden.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja, kort en bondig. Over die inzet kan ik heel erg duidelijk zijn: die is er wel; de wil is er wel. Zodra de resultaten hierover er liggen, zal ik met BZK en ook met VNG hierover spreken. De wil om hieraan te trekken, is er dus absoluut. Ik wil alleen niet op die evaluatie vooruitlopen. Dat is dus uitstel, maar absoluut geen afstel en dat ligt ook niet aan mijn motivatie op dit onderwerp. Die inzet kunt u van mij verwachten. U kunt mij daar ook op aanspreken als we elkaar in een volgend debat hierover treffen.

Wat betreft de kostendelersnorm herken ik de problematiek inderdaad. Tegelijkertijd zie ik ook dat ons sociale stelsel al langere tijd onder druk staat. De rijksbegroting groeit steeds verder, bij mijn departement maar zeker ook bij SZW. We moeten dus ook zorgen dat we dat sociale vangnet voor iedereen kunnen blijven betalen. Daar zit een solidariteitsstelsel onder dat we ook graag intact willen houden. Daar komt bij dat als we op een gegeven moment zeggen dat mensen redelijkerwijs van een lager bedrag rond zouden moeten kunnen komen en dat het dan ietsje lager wordt, dat ook iets is wat eraan vasthangt. Ik zie dat mevrouw Dobbe het daar niet mee eens is. Dat snap ik.

De voorzitter:

U heeft nog één interruptie, uw laatste.

Mevrouw Dobbe (SP):

Sorry, als hier wordt gepraat over solidariteit in termen van de kostendelersnorm, terwijl we concluderen dat het mensen eigenlijk alleen maar in de problemen brengt, dan vind ik dat oprecht een hele kromme en ook een foute redenering. Ik denk niet dat we op die manier met mensen om moeten gaan. We hebben een fout in het stelsel. Mensen komen daardoor alleen maar in de problemen. Het doel dat wij hier met elkaar stellen om voor 2030 dakloosheid op te lossen, brengen we alleen maar verder weg. Als we dat dan "solidariteit" noemen, terwijl mensen hierdoor alleen maar in de problemen komen, vind ik dat echt een hele foute redenering. Het is jammer dat ik daar mijn laatste interruptie aan moet besteden. Maar om dit te laten bestaan alsof het een soort vorm van solidariteit is om mensen de kosten te laten dragen en in de problemen te laten komen, dat wil ik ook niet in de lucht laten hangen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ik hoorde geen vraag. Dus waarvan akte, denk ik.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Grinwis en de heer Vijlbrief hebben van tevoren aangegeven dat zij al om 14.00 uur het pand moeten verlaten voor een andere afspraak. De heer Grinwis zou heel graag een aantal moties in willen dienen. Dat worden er uiteindelijk twee, want hij heeft een toezegging op zijn naam staan. Dat betekent dat ik de Kamerleden wil vragen of de heer Grinwis alvast zijn moties mag indienen en dat we dan verdergaan met de eerste termijn. Ik zie goedkeuring. Meneer Grinwis, u mag bij dezen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, heel veel dank. Dank ook aan mijn collega's. Sorry dat ik staatssecretaris zo bruut onderbreek. Dat geeft me ook de gelegenheid om te zeggen dat ik mijn eerste termijn mede namens het CDA heb uitgesproken, dus mede namens mevrouw Vedder. Dat ben ik helemaal vergeten te zeggen, maar bij dezen is zij met ere genoemd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind een verplichting voortvloeit om te voorzien in adequate huisvesting van kinderen;

overwegende dat (illegale) huisuitzettingen een van de oorzaken van dakloosheid van kinderen is;

overwegende dat dreigende dakloosheid in juridische zin geen reden hoeft te zijn om een huisuitzetting te voorkomen, waardoor de verantwoordelijkheid voor het vinden van nieuwe huisvesting bij een (dreigende) huisuitzetting volledig bij de getroffen gezinnen ligt;

verzoekt de regering zich in te spannen om illegale huisuitzettingen te voorkomen, onder meer door ouders en kinderen beter te informeren over hun huurbescherming;

verzoekt de regering wettelijk te verbieden dat kinderen door een huisuitzetting dakloos worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vijlbrief en Vedder.

Zij krijgt nr. 3 (36614).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De tweede motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kinderombudsman concludeert dat Amsterdam als een van de weinige gemeenten noodopvang biedt voor dakloze gezinnen;

constaterende dat deze opvang vanwege de schaarste alleen beschikbaar is voor gezinnen die binding hebben met de gemeente;

overwegende dat hierdoor een steeds grotere groep kinderen buiten de boot valt en leeft onder omstandigheden die in strijd zijn met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd;

verzoekt de regering in overleg met de relevante decentrale overheden voorstellen voor te bereiden om in alle woonregio's een noodopvang voor dakloze gezinnen te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vijlbrief en Vedder.

Zij krijgt nr. 4 (36614).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. De laatste motie die ik hier nog voor mij heb liggen, houd ik op zak met de vraag om een toezegging. De staatssecretaris heeft namelijk nog niet gereageerd op het volgende. In de tranche van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen die afgelopen vrijdag is gesloten, schijnt er onderuitputting te zijn. Zou het mogelijk zijn om voor 2026 een extra tranche open te zetten, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor dit doel en niet terugvloeien naar de algemene middelen?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil de heer Vijlbrief en de heer Grinwis bedanken voor hun inbreng namens D66, de ChristenUnie en het CDA, zo begrijp ik, dus namens het hele middenveld. Dank u wel. Er is nog een vraag aan de staatssecretaris gesteld. Daar mag zij in de tweede termijn op terugkomen, maar ze kan dat ook nu doen; dan bij dezen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ik zei namelijk aan het begin, voordat ik begon met mijn termijn, dat ik één vraag per brief ga laten beantwoorden. Dat is deze vraag. Ik kan hier dus ook geen toezegging op doen.

De voorzitter:

Dank u wel. De vraag wordt dus met een brief afgedaan. Weet u wanneer we die ongeveer gaan ontvangen?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Daar kom ik in de tweede termijn op terug.

De voorzitter:

Dan gaat die toch door naar de tweede termijn. Ik stel voor dat u verdergaat met uw eerste termijn. Volgens mij bent u bij het blokje VRO aangekomen. Klopt dat?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja, dat klopt helemaal. Er was een vraag van meneer De Hoop over de nieuwsberichten over huisuitzettingen van ouders met minderjarige kinderen. De nieuwsberichten en het rapport, dat ik overigens bij mijn werkbezoek heb ontvangen, gaan mij aan het hart. Dit zijn verschrikkelijke berichten. Ik neem die heel erg serieus. Juist voor deze gezinnen is het bouwen van meer woningen van groot belang. Vanwege de woningnood zet het kabinet sterk in op het versnellen van tijdelijke huisvesting en dat geeft mensen meer tijd om een reguliere woning te vinden. Ik weet dat de inzet van gemeenten erop gericht is om te voorkomen dat kinderen in dit soort situaties terechtkomen.

Gemeenten hebben ook de beleidsvrijheid om andere doelgroepen toe te voegen aan de gemeentelijke urgentieverordening, naast de verplichte doelgroepen die er al zijn. Na een huisuitzetting dient de gemeente in samenwerking met partners een alternatief onderdak aan te bieden als de betreffende persoon hier zelf niet toe in staat is. Aedes zet op dit moment een enquête uit onder de leden om nieuwe cijfers over huurachterstanden en huisuitzettingen op te halen. We zijn hier dus mee bezig. Ik wil bij dezen in ieder geval toezeggen dat het mijn uitdrukkelijke aandacht heeft. Ik zou geen knip voor de neus waard zijn als ik het zou hebben over mijn kinderen, hun nest en dat soort dingen en dit dan vervolgens zou laten versloffen. Ik zie de ernst hiervan dus absoluut in. Zodra we hier meer duidelijkheid over hebben, kom ik zo snel mogelijk bij u terug.

Dan een vraag van mevrouw Dobbe over leegstaande woningen. De minister van VRO is momenteel bezig met het wetsvoorstel Wet aanpak leegstand — dat werd net ook even genoemd — waarover uw Kamer eind vorig jaar geïnformeerd is. Dit wetsvoorstel is recent in consultatie geweest en VRO is nu bezig met het uitwerken van de reacties. In dat wetsvoorstel kan de gemeente een eigenaar verplichten het pand of de woning conform de bestemming weer in gebruik te nemen of te geven. Als uiterst middel kan de gemeente een last onder dwangsom opleggen. Daarbij is het wel aan de eigenaar om te bepalen aan wie of hoe de woning of het gebouw wordt verhuurd. Het huisvesten van dakloze mensen of wie dan ook verplichten aan een eigenaar van een huis strookt niet met het recht van eigendom.

Dan een vraag van de heer Vijlbrief, over de ambitie om woningen te bouwen en wat we extra gaan doen voor mensen als er geen extra woningen worden gebouwd. Op dit moment gaan we ervan uit dat de ambitie met betrekking tot de bouwopgave wel gehaald wordt. Bij VRO is men daar zeer hard mee bezig. Als dat onvoldoende lukt, zal de schaarste verdeeld moeten worden over dezelfde bestaande voorraad en zal er nog meer ingezet moeten worden op het beter benutten van de bestaande voorraad en woningdelen.

Kunnen huisuitzettingen verboden worden in gevallen waarin kinderdakloosheid dreigt? Het ministerie van VRO zet zich samen met gemeenten ervoor in om huisuitzettingen zo veel mogelijk te voorkomen. Het aantal huisuitzettingen is ook gedaald: van 5.500 in 2015 naar 1.200 in 2023. Maar goed, dat gezegd zijnde: elke huisuitzetting is er natuurlijk één te veel. Verhuurders zijn sinds 1 januari 2021 verplicht om huurachterstanden aan de gemeente te melden, waarna de gemeente een hulpaanbod moet doen. Met de VNG is afgesproken dat gemeenten een regiefunctie vervullen wanneer een huisuitzetting onvermijdelijk blijkt. Daar zijn we dus mee bezig. De minister van VRO geeft aan dat ze niet voornemens is om huisuitzettingen waar kinderen bij betrokken zijn te verbieden. Zij geeft aan dat het goed is dat er een lage drempel is voor toegang tot de kantonrechter en dat ze erop vertrouwt dat rechters de belangen van kinderen daarbij nadrukkelijk meenemen.

Een vraag van mevrouw Bruyning: hoe zorgt het kabinet ervoor dat de urgentie voor gezinnen met minderjarige kinderen ook in de praktijk zal bestaan? Daar ben ik eigenlijk al op ingegaan bij het amendement. De Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden loopt op dit moment.

Tot zover de vragen en antwoorden onder het kopje VRO. Ik zag dat er ondertussen al wat meer antwoorden zijn binnengekomen. Ik zal in de tweede termijn dus nog wat uitgebreider terugkomen op sommige vragen.

De voorzitter:

U heeft nog een interruptie van de heer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor de staatssecretaris namens de minister van VRO zeggen dat zij geen extra stappen gaat zetten om de uitzetting van kinderen te voorkomen. Hoe is dat in lijn te brengen met het kinderrechtenverdrag, zou ik dan aan de staatssecretaris willen vragen. Volgens mij schept dat namelijk de plicht aan u en het kabinet om dat te voorkomen. Ik hoor nu dat de minister dat niet doet. Hoe is dat in lijn te brengen met het kinderrechtenverdrag?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ik denk dat ik het dan verkeerd gezegd heb of dat ik verkeerd gehoord ben. Het is niet zo dat wij niet inzetten op het voorkomen. Dat doen wij absoluut wel. Wij zijn daar heel nadrukkelijk mee bezig, in samenspraak met de gemeenten, die hierin ook nadrukkelijk een plicht hebben. We hebben het daar regelmatig met hen over, over waar het wel en waar het niet lukt, welke knelpunten er zijn, welk deel daarvan onder landelijke verantwoordelijkheid valt et cetera, et cetera. Ik zei dat we op dit moment niet voornemens zijn om huisuitzettingen te verbieden. Maar het voorkomen is inderdaad een nadrukkelijke plicht, waar we ook mee bezig zijn.

De voorzitter:

Een korte verheldering.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Dan blijft de vraag bestaan hoe dat in lijn is met het Kinderrechtenverdrag. Volgens mij is dit zelfs dan niet in lijn met het Kinderrechtenverdrag.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ik zou het Kinderrechtenverdrag daar even op na moeten slaan. Dan kom ik daar graag op terug. Maar zoals ik zeg, is het niet zo dat het onze ambitie is om dit wel te laten bestaan. We zijn ermee bezig om dit zo veel mogelijk te voorkomen en dit via die weg terug te dringen, juist ook in samenspraak met de gemeentes; die willen we ook meer positioneren als het gaat om de rol die zij hierin hebben ten opzichte van het Rijk. In plaats van dwingende verplichtingen aan hen op te leggen, willen we juist samen bezig zijn met wat er wel kan en hoe wij hen daarin kunnen ondersteunen. Ik denk dat dit het meest eerlijke antwoord op de vraag is.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Het kan zijn dat ik de staatssecretaris nu ook overvraag, maar wellicht kan ze mijn vraag dan doorgeleiden naar haar collega, de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. We hebben eerder een debat gehad in deze Kamer over dakloosheid. Toen ging het over de vraag hoe we de bestaande woningvoorraad beter kunnen benutten. Uit een recent rapport van Platform31 bleek dat er iets van 170.000 extra plekken heel snel gerealiseerd kunnen worden. Ik heb toen ook een motie ingediend ten aanzien van daklozen — dat debat vond plaats in december '24 — die opriep om te kijken hoe er wat meer samenwerking kan worden gezocht op het gebied van hospitaverhuur. Ik vroeg me af wat daarvan de stand van zaken is. Ik heb dat in de stukken namelijk niet terug kunnen lezen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Zoals mevrouw Wijen-Nass al verwachtte, heb ik niet direct een antwoord als het gaat om de stand van zaken rond die motie. Ik kom daar in de tweede termijn even op terug, of anders doet de minister dat per brief.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit is het laatste blokje volgens mij.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Nee, maar de laatste drie zijn wel een stuk korter.

De voorzitter:

Ah, kijk! U heeft nog drie blokjes.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja. Doelgroepen, zorg en SZW.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dan iets over noodopvang voor gezinnen in Amsterdam waarbij men zich alleen maar richt op gezinnen met binding met de gemeente. Ik frons hierbij al een beetje, want voor maatschappelijke opvang geldt een landelijke toegankelijkheid. Regiobinding mag niet meer toegepast worden. De gemeente mag toegang tot maatschappelijke opvang niet weigeren met het argument dat er geen binding is met de gemeente. Maar dit signaal krijg ik vaker, dus ik ga daarover in gesprek met de VNG. Tijdens het werkbezoek heb ik ook het een en ander gehoord over de zogenaamde "mysteryguest" die probeert toegang te krijgen tot opvang en hoe vaak dan het argument van regiobinding wordt genoemd. Dat is tegen de wet. Ik ga daar dus het gesprek over aan. Ik zal de Kamer begin volgend jaar informeren over de uitkomsten van dit gesprek.

Dan een vraag van meneer De Hoop en mevrouw Bruyning over uitstroom uit de jeugdzorg. Zowel in de Hervormingsagenda Jeugd als in het Nationaal Actieplan Dakloosheid is er aandacht voor het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid. Gemeenten en jeugdhulpaanbieders hebben zich via de Hervormingsagenda Jeugd eraan gecommitteerd om samen met jongeren tijdig een toekomstplan te formuleren, nog voordat zij de jeugdzorg verlaten, bij voorkeur rond de 16 jaar. Dat toekomstplan gaat dan over de zogeheten "big five", die eerder al genoemd werden. Daarnaast worden met de Wet versterking regie volkshuisvesting jongeren tussen de 18 en 23 jaar die uitstromen uit een accommodatie voor jeugdzorg, als urgente groep aangemerkt. Daarmee krijgen zij voorrang op een toewijzing van woonruimte.

Dan had mevrouw Richardson een vraag over een zachte landing voor jongeren, over de verschillende loketten en over de grote administratieve last. Een van de pijlers uit de Actieagenda Voorkomen jongerendakloosheid die eind vorig jaar met de Kamer is gedeeld, is: één jongere, één plan, één regisseur. Deze jongerenregisseur coördineert op alle levensgebieden de benodigde hulp en zet deze hulp in gang. Uit onderzoek en adviezen van jongeren zelf blijkt dat de hulp rond preventie ook beter wordt als er één vaste persoon is die naast jongeren blijft staan tot de zaken geregeld zijn. We zien ook dat trajecten veel korter zijn. Dat was bijvoorbeeld het geval in de gemeente Haarlem. Lang verhaal kort, om antwoord te geven op haar vraag: ja, ik ben het dus met haar eens. Dat was doelgroepen. Zoals u ziet, gaat het echt wel sneller, voorzitter.

Ouderen en mensen met een beperking die tegen hun zin moeten verhuizen. Kijk, soms is een verhuizing onvermijdelijk, bijvoorbeeld als er een sluiting is of een grootschalige renovatie van een woning; dan kan dat niet anders. Maar het kabinet heeft geen signalen ontvangen over dat zorgaanbieders onzorgvuldig omgaan met de belangen van bewoners in intramurale instellingen. Ik hoor echter dat de heer De Hoop die wel heeft. Ik hoor mevrouw Westerveld hier ook over. Nou ja, zoals zij wellicht weten, hebben WOZO-voorzieningen mijn persoonlijke aandacht en zijn ze al heel lang een persoonlijk stokpaardje, dus ik ga hier heel graag het gesprek over aan met vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgkantoren. Deze voorbeelden bereiken mij dus niet. Hoe dat komt, weet ik eerlijk gezegd niet, maar ik heb liever dat ze me wel bereiken. Dus als u daarin een doorgeefkanaal kan zijn, heel graag. Ik ga daar heel graag over in gesprek.

De voorzitter:

Ik zie de Kamerleden knikken, dus bij dezen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Fijn. Een vraag van mevrouw Richardson over de parlementaire verkenning Verward/onbegrepen gedrag: kan die mee kan worden genomen in het nationaal actieplan? Ja. Waar deze verkenning betrekking heeft op dakloze mensen of de maatschappelijke opvang, neem ik die uiteraard mee.

Dan het laatste blokje alweer, voorzitter. Ik probeer binnen de tijd te blijven. Dat is het blokje SZW, schuldhulpverlening. Een vraag van mevrouw Bruyning: hoe kunnen we voorkomen dat de gemeenten die nu al tekorten hebben, opnieuw overbelast raken? Gemeenten, ministeries en maatschappelijke organisaties ondernemen veel acties om geldzorgen zo vroeg mogelijk te signaleren en aan te pakken. Een voorbeeld daarvan is de vroegsignalering van schulden door gemeenten samen met schuldeisers. Om dit te faciliteren, zijn er al extra middelen aan het Gemeentefonds toegevoegd vanuit SZW. In de Kamerbrief over het Nationaal Programma Armoede en Schulden van juni 2025 staat meer over de diverse acties vanuit gemeenten en het Rijk, en de financiering daarvan.

O, en de kostendelersnorm ... Maar daar hebben we het al uitgebreid over gehad. Dus dan ben ik, denk ik, aan het einde van mijn antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we toegekomen aan het einde van de eerste termijn van de initiatiefnemers en de staatssecretaris. Ik wil voorstellen om direct over te gaan tot de tweede termijn van de Kamer. In deze termijn kunnen ook moties worden ingediend. Ik wil als eerste graag het woord geven aan de heer De Hoop, die namens GroenLinks-PvdA zal spreken.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog twee vragen en één motie, maar niet voordat ik nog een keer de initiatiefnemers bedank voor dit debat over dakloosheid, iets wat we veel te weinig hebben in deze Kamer en waarvoor nu vanuit alle flanken van de Kamer volgens mij heel veel aandacht was — en terecht. En ik denk dat de staatssecretaris ook heeft geprobeerd om in haar termijn daar zo goed mogelijk op te antwoorden, dus ook dank daarvoor.

Ik heb zelf nog twee vragen aan de staatssecretaris. De allereerste gaat toch over wat in ieder geval de GroenLinks-Partij van de Arbeidfractie dacht van de bezuiniging op de subsidieregeling voor toegang tot zorg en ondersteuning. Daar zitten financiële regelingen in die juist ook dakloosheid raken, zoals het nationaal actieplan. Ik zou toch graag een brief van de staatssecretaris willen over de status van de financiën voor dat onderdeel, zodat we dan ook in ieder geval de zekerheid hebben dat daar geen bezuiniging in zit dat dit doel zou kunnen raken. Dus heel fijn als ze dat zou kunnen doen.

De tweede vraag is die uithuiszetting van kinderen. Mijns inziens is dat echt in strijd met artikel 27, lid 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin onder "Toereikende levensstandaard" huisvesting expliciet wordt genoemd, en dat het een plicht van lidstaten is om zoiets te allen tijde te voorkomen. Hoe uitzettingen daarmee rijmen, daar zou ik ook in de brief toch wat meer duidelijkheid van de staatssecretaris over krijgen.

Dan heb ik nog snel een motie, die ik samen met collega Dobbe indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan de Lissabonverklaring, waarin staat dat in 2030 niemand meer onvrijwillig op straat mag slapen;

constaterende dat ook het Nationaal Actieplan Dakloosheid dit doel heeft, maar deze ambitie eerder verder weg uit beeld raakt dan dichterbij komt;

overwegende dat de initiatiefnota Dakloosheid van de leden Beckerman en Westerveld twintig concrete voorstellen doet om dakloosheid tegen te gaan;

verzoekt de regering met de voorstellen uit de nota aan de slag te gaan en deze uit te werken in beleid en te komen tot bindende afrekenbare afspraken om 2030 wél te halen en de Kamer tot 2030 halfjaarlijks te informeren over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Dobbe.

Zij krijgt nr. 5 (36614).

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik graag het woord geven aan mevrouw Dobbe namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel. Ook dank aan zowel de indieners als de staatssecretaris voor de beantwoording. Er staat 16 miljoen vierkante meter kantoorruimte en andere ruimte leeg in Nederland. En er slapen kinderen in auto's en in garageboxen in Nederland. Kinderen die moeten slapen en opgroeien in een auto! Er is daarop echt meer daadkracht nodig. Daarom heb ik samen met collega De Hoop de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna 190.000 woningen leegstaan terwijl de woningnood groot is en steeds meer mensen dakloos raken;

constaterende dat er maar liefst 16 miljoen vierkante meter aan leegstaande kantoren en andere gebouwen verspreid over 226.000 panden beschikbaar gemaakt kan worden als woonruimte;

overwegende dat langdurige leegstand onfatsoenlijk is in tijden van woningnood;

overwegende dat de snelste manier om het aantal woningen uit te breiden de inzet van bestaande leegstaande gebouwen is;

verzoekt de regering samen met gemeenten een plan uit te werken om ten minste 10.000 extra woonplekken te realiseren in leegstaande panden voor de huisvesting van daklozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en De Hoop.

Zij krijgt nr. 6 (36614).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dakloze mensen zonder briefadres vaak geen toegang hebben tot een uitkering, een zorgverzekering en andere basisrechten;

constaterende dat het nu vaak weken of zelfs maanden duurt voordat dakloze mensen een briefadres krijgen, met grote gevolgen voor hun bestaanszekerheid;

overwegende dat een briefadres de eerste stap kan zijn naar herstel en participatie;

verzoekt de regering te waarborgen dat dakloze mensen uiterlijk binnen drie dagen na aanvraag een briefadres ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en De Hoop.

Zij krijgt nr. 7 (36614).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kostendelersnorm ertoe leidt dat uitkeringen worden verlaagd zodra meerdere volwassenen samenwonen;

overwegende dat deze norm mensen ontmoedigt om samen te wonen, terwijl samenwonen juist kan voorkomen dat mensen dakloos raken;

verzoekt de regering de kostendelersnorm geheel af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en De Hoop.

Zij krijgt nr. 8 (36614).

Mevrouw Dobbe (SP):

Laten we daadkracht tonen en dit gewoon gaan doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik het woord geven aan mevrouw Richardson namens de VVD.

Mevrouw Richardson (VVD):

Ik heb geen moties, dus ik sluit graag af door kort iedereen te bedanken. Ik wil de initiatiefnemers bedanken voor hun goede bijdrage. Het is mooi dat dit debat echt over de inhoud en over verdere concretisering is gegaan. Ik denk dat dat iets is dat heel erg nodig is. Daarnaast wil ik de mensen in het publiek heel erg bedanken, want daar zitten mensen die echt in het werkveld actief zijn.

Tot zover mijn bijdrage in de tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Ik heb drie moties. Ik begin direct met voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dakloosheid in Nederland anno 2025 nog steeds toeneemt en betrouwbare cijfers essentieel zijn voor effectief beleid;

overwegende dat de ETHOS Light-definitie een belangrijke stap is, maar dat een definitie alleen niet voldoende is om de omvang en aard van dakloosheid scherp in beeld te krijgen;

verzoekt de regering om jaarlijks, en waar mogelijk vaker, aan de Kamer te rapporteren over de ontwikkeling van dakloosheid, uitgesplitst naar leeftijdsgroepen, gezinnen en gemeenten, zodat tijdig kan worden ingegrepen indien beleid onvoldoende effect sorteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.

Zij krijgt nr. 9 (36614).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jongeren met een jeugdzorgverleden vaak zonder stabiele huisvesting op hun 18de verjaardag de zorg verlaten;

overwegende dat dit een structureel risico op dakloosheid veroorzaakt bij een kwetsbare groep die juist bescherming en continuïteit nodig heeft;

verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke wijze het wettelijk kan worden verankerd dat iedere jongere die uit de jeugdzorg stroomt vóór zijn of haar 18de verjaardag zicht op een duurzaam woonperspectief heeft, en de Kamer hierover voor de zomer van 2026 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.

Zij krijgt nr. 10 (36614).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groot tekort is aan betaalbare sociale huurwoningen en dat sommige gemeenten achterblijven bij het realiseren van hun aandeel;

overwegende dat zonder evenwichtige verdeling de druk op enkele gemeenten te groot wordt en de gezamenlijke doelstelling om dakloosheid te beëindigen vóór 2030 niet haalbaar is;

verzoekt de regering om instrumenten te ontwikkelen waarmee gemeenten die achterblijven effectief kunnen worden aangesproken en gestimuleerd om hun aandeel in de bouw van sociale huurwoningen en het huisvesten van dakloze gezinnen te leveren, en de Kamer hierover uiterlijk medio 2026 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.

Zij krijgt nr. 11 (36614).

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Wijen-Nass namens BBB.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Vanuit de kant van de BBB geen nadere moties, maar ik wil de initiatiefnemers wel nog hartelijk danken voor de initiatiefnota die er ligt en voor de beantwoording vandaag. Ik heb nog twee punten die ik graag zou willen meegeven. Het eerste punt gaat over het handhaven op de permanente bewoning van vakantieparken. Ik weet dat de Kamer inmiddels al drie keer heeft uitgesproken dat we moeten stoppen met het uitzetten van mensen uit die vakantiewoningen, maar gemeenten blijven ermee doorgaan op een vrij hardvochtige manier. Ik wil het langs deze weg toch nog een keer gezegd hebben: stop daarmee.

Verder hebben wij als BBB ook al eerder, in het vorige debat over dakloosheid, aangegeven: benut alsjeblieft ook de bestaande ruimte die we al hebben. Iedereen weet dat het bouwen van woningen veel tijd in beslag neemt. Die mensen hebben nu een dak boven hun hoofd nodig en niet over tien jaar. Ik hoop dat daar nog actief mee aan de slag gegaan wordt. Ik heb al eerder gevraagd naar die specifieke motie waar ik het over heb.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

In de eerste termijn hebben we het ook gehad over de Wet versterking regie volkshuisvesting, waar natuurlijk de normen voor sociale huurwoningen in staan en die ook belangrijk is om dakloosheid te voorkomen. De voorrang voor statushouders is nu een belangrijk onderdeel van die wet geworden. Mevrouw Wijen-Nass en de BBB-fractie hebben eerder aangegeven: het was niet verstandig om voor dat amendement van de PVV te stemmen. Maar daarnaast is de minister natuurlijk ook bezig met een wet. Daar is vandaag het dictum d op binnen gekomen. Ik zou toch wel graag van de BBB-fractie horen hoe men ernaar kijkt dat er nu zo'n stevig signaal vanuit de Raad van State is gekomen over de voorrang van statushouders.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

De heer De Hoop heeft gehoord dat ik nogal wat capriolen moest uithalen om hier te komen, dus ik heb geen tijd gehad om het uitvoerig te bestuderen. Ik heb uiteraard wel de berichtgeving daarover gezien. Ik ga er ook van uit dat het kabinet daar nog uitvoerig naar gaat kijken, maar als BBB hebben we wel altijd gezegd: de voorrang voor statushouders moet er wat ons betreft vanaf. Wij hebben alleen naderhand gezegd: met het amendement van de PVV bij de Wet versterking regie volkshuisvesting zou je statushouders nooit meer voorrang kunnen geven; dat gaat wellicht wat ver, want het kan zijn dat een statushouder om diverse redenen wellicht toch recht heeft op voorrang. Maar we hebben als BBB altijd gezegd: voorrang voor statushouders puur omdat ze statushouder zijn, vinden wij geen goed idee. Wij vinden dat iedereen op gelijke wijze de woningmarkt op moet kunnen gaan. Het kan niet zo zijn dat een jongere tot 30 jaar thuis bij zijn ouders op een kamertje moet blijven wonen en een statushouder vervolgens wel die huurwoning krijgt. Ook onze eigen jongeren hebben het recht om een eigen woning te hebben, een gezin te kunnen starten en hun leven verder te kunnen vormgeven.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik kan mij nog goed de argumentatielijn van mevrouw Van der Plas herinneren toen ze zei: we hadden tegen dat amendement van de PVV moeten stemmen. De eerste reden was dat het zou zijn gestrand bij de rechter. Dit houdt op geen enkele manier stand. De tweede reden betrof de discriminatie die erin zat. Dat willen we ook niet, zei mevrouw Van der Plas. Eigenlijk precies die argumenten gebruikt de Raad van State nu als het gaat om de wet waar mevrouw Keijzer nu zelf mee is gekomen. Als die wet zo'n stevig dictum d krijgt, dan kun je toch niet met droge ogen zeggen dat je die wet op deze manier naar de Kamer kunt sturen? Het is al de tweede keer dat een wet van mevrouw Keijzer dictum d krijgt. Ik ga ervan uit dat BBB daar toch wel héél nauwkeurig naar gaat kijken. Als je zo hard bent over het amendement van de PVV, dan is het wel heel ingewikkeld om deze wet wel op deze manier door te zetten.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ik zou in herhaling vallen over hoe BBB hierin staat, dus ik laat het hierbij.

De voorzitter:

Dank u wel. Eens even kijken. We zijn gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Tweede Kamer. Ik wil graag enkele minuten schorsen om de staatssecretaris de gelegenheid te geven om even snel de appreciatie van de negen ingediende moties gereed te maken. Ik wil voorstellen om om 14.40 uur weer te heropenen.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn. Daarin wil ik eerst graag de beide initiatiefnemers het woord geven, zodat zij misschien ook kort kunnen reflecteren op de moties en de vragen die er zijn, of nog een woord tot slot tot ons kunnen richten. Het woord is aan mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Misschien hebben mensen gezien dat ik net iets raars deed tijdens dit debat. Ik zat stiekem te juichen, want ik heb echt fantastisch nieuws gekregen tijdens dit debat. Dat gaat misschien over iets heel anders, maar het is iets wat mij heel erg aan het hart gaat. Op 26 mei heb ik hier mijn initiatiefnota Red de camping verdedigd, omdat campings opgekocht worden en mensen hun vaste plekje verliezen. Daar waren heel veel mensen bij van camping Sandevoerde, die al heel lang strijd leveren omdat ze hun plekje willen houden. Er zat toen een mevrouw op de tribune met tranen in haar ogen. Ze zei: dit is de derde keer dat ik mijn plek verlies. Ik hoorde net, tijdens het debat, dat zij hun kort geding gewonnen hebben en dat zij zaterdag niet hoeven te ontruimen. Daarmee wil ik ze heel erg feliciteren, want daarmee hebben ze een hele, hele mooie slag gewonnen.

Dat raakt mij, omdat David hier wint van Goliath. Het kan wél. Mensen zeggen altijd tegen je: je kunt winnen; hou vol. Maar dat is altijd zo abstract. Deze mensen winnen echt. Misschien is dat wel de mooiste boodschap voor dit debat. Ik vind het altijd heel lastig als je zo'n debat hebt en dan toch naar huis gaat met de vraag of je hier wel daadwerkelijk voor heel veel mensen het verschil hebt kunnen maken. Want uiteindelijk slapen hier vannacht weer mensen in het Haagse Bos.

Uiteindelijk is 2030 al heel erg snel. Ik vind het heel ingewikkeld om dan over huisuitzettingen, die gewoon in strijd zijn met het Kinderrechtenverdrag, te horen: zodra we duidelijkheid hebben, komen we erop terug. Over leegstand horen we toch: ja, maar het eigendomsrecht is zo belangrijk. Over het afschaffen van de kostendelersnorm horen we: nee, dat kost zo veel geld. Dat zijn allemaal concrete maatregelen die kunnen helpen, maar ze worden weer vooruitgeschoven. Ik vind dat dat pijn doet, want het is zo hard nodig, maar we blijven deze strijd voeren. Ik hoop heel erg dat ik hier bij een volgend debat zit en dan ook weer zo'n appje krijg, omdat mensen die strijd wel hebben gewonnen. Het kan. Misschien moeten we heel veel Davids hebben die heel veel steentjes gaan gooien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Het voorbeeld van mevrouw Beckerman laat natuurlijk zien hoe ontzettend belangrijk het is dat mensen een eigen plek hebben, want een plek om te wonen en te verblijven is natuurlijk zo veel meer dan alleen je woonplek. Het is voor mensen ook vaak de grond onder hun voeten, van waaruit ze de rest van hun leven opbouwen. Daarom is het zo heftig dat zo veel mensen in Nederland geen woonplek hebben. Daarom is het ook zo belangrijk dat wordt vastgehouden aan de doelstelling van 2030, maar daar zijn we echt nog lang niet. Ik hoorde meerdere woordvoerders in dit debat daar echt hun zorgen over uiten. Daar hebben ze natuurlijk groot gelijk in, want de problemen lijken alleen maar groter te worden in plaats van kleiner.

Dan vind ik het weleens heftig dat onder het mom van het recht van eigendom zo veel panden leegstaan. Als het recht van eigendom betekent dat andere grondrechten, mensenrechten en kinderrechten worden geschonden, dan is het ook tijd dat daar een fundamenteel debat over gevoerd wordt en dat er een besluit over genomen wordt. Ik vind dat we dat als Kamer niet langer meer zo door kunnen laten gaan en dat het heel goed is om daar verschillende woordvoerders hetzelfde over te horen. Het is heel goed om in ieder geval te laten zien hoe belangrijk iedereen het vindt.

Ik denk dat een laatste woord van dank toch weer is aan de mensen op de tribune, maar ook aan de mensen die misschien meekijken met dit debat of het later terugkijken. Daar zitten namelijk heel veel mensen die zo veel doen voor al diegenen in de samenleving die geen dak boven hun hoofd hebben, die geen vaste woonplek hebben en die misschien vannacht weer in de buitenlucht slapen. Dus dank jullie wel.

De voorzitter:

Dank je wel. Dan wil ik het woord geven aan de staatssecretaris voor de appreciatie van de moties.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dank u wel, voorzitter. Ten eerste kan ik toezeggen dat de brief over de Regeling huisvesting aandachtsgroepen voor het verkiezingsreces de kant van uw Kamer op komt.

Op de uitwerking van de motie hospitaverhuur komt de minister van VRO begin 2026 terug bij de uitwerking van het wetsvoorstel Hospitaverhuur.

De bezuiniging op toegang tot zorg en ondersteuning, die genoemd werd door de heer De Hoop, betreft een brede post waar het Nationaal Actieplan Dakloosheid niet onder valt. De conclusie is in ieder geval dat er niet bezuinigd wordt op het Nationaal Actieplan Dakloosheid, maar het is een lastig verhaal. We komen er eind 2025 bij u op terug via de brief over de voortgangsrapportage dakloosheid. Daar neem ik dit in mee.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij valt hij er wel onder, maar het zou fijn zijn als de brief voor de behandeling van de begroting of voor de Algemene Financiële Beschouwingen komt. Volgens mij is het best makkelijk op papier te krijgen. Het zou fijn zijn als het voor de Algemene Financiële Beschouwingen naar de Kamer kan komen.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Prima. Dan doen we dat, bij dezen.

De voorzitter:

Dan schrijven we die bij dezen op als toezegging. Hij komt voor de Algemene Financiële Beschouwingen. Uit mijn hoofd vinden die volgende week plenair plaats.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Oké.

De motie op stuk nr. 3 moet ik ontraden. Op dit moment kan ik niet wettelijk verbieden dat kinderen dakloos worden. Dat ligt ook bij de gemeenten en de woningcorporaties. We maken hier wel goede afspraken over met de VNG en de corporaties. Het gesprek blijven we voeren, want zoals ik al zei, is 1.200 een reductie maar geen 0. Daar blijven we dus mee bezig. Maar de motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3 is ontraden.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

De motie op stuk nr. 4 ontraad ik ook, omdat we noodopvang niet de oplossing vinden. Dat gezegd hebbende wil ik wel graag toezeggen dat ik met VRO en de VNG op korte termijn rondom de tafel ga zitten, niet alleen over de vraag hoe we woonruimte aan deze doelgroep kunnen bieden en hoe we dat kunnen verbeteren, maar ook over de vraag hoe we de toegang tot noodopvang kunnen verruimen, mocht dat toch nodig zijn.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 4 is ontraden.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

De motie op stuk nr. 5 moet ik ook ontraden. In de kabinetsreactie is ook al aangegeven dat we niet onverkort alle voorstellen kunnen overnemen. Dat blijft zo.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 5 is ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 6.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

De motie op stuk nr. 6 moet ik ook ontraden, maar via de Wet aanpak leegstand, waar de minister op dit moment mee bezig is, zal zij wel terugkomen op wat er allemaal kan op dit dossier.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 6 is ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 7 … O, excuus, het woord is aan mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik zou de staatssecretaris willen vragen om te reflecteren op de woorden van de indieners, namelijk dat er meer waarde gehecht lijkt te worden aan het eigendomsrecht dan aan mensenrechten of kinderrechten. Hoe verhoudt zich dat volgens de staatssecretaris tot elkaar? Daar ben ik dan wel benieuwd naar.

De voorzitter:

Een korte reflectie van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dat wordt wel een hele filosofische overweging dan. Ik denk niet dat het zo simpel is als ze tegenover elkaar wegstrepen. Dit gaat namelijk om het eigendomsrecht van burgers. Tegelijkertijd is het denk ik een primaire plicht van de overheid om te zorgen dat kinderen en burgers op plekken kunnen wonen. Het zou wat worden als we tegen burgers zeggen "jij moet je privé-eigendom inzetten" als het ons niet voldoende lukt om woningen te bouwen in het tempo waarin dat nodig is. Dat zou ik eigenlijk een zwaktebod vinden. Als het om het eigendomsrecht van de Staat gaat, dan zou je het er nog over kunnen hebben, maar dat is in dit geval niet zo. Ik denk dus dat je dat niet zo tegenover elkaar kan stellen.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wat als u dat dan afzet tegen het recht van kinderen om niet op te hoeven groeien en te hoeven slapen in een auto?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Het gaat niet om wat ik zwaarder weeg. Als ik de persoon was met een groot kantoorgebouw waar ik al jaren geen gebruik van zou maken, dan zou ik wel weten wat ik ermee zou doen. Maar ik denk dat het gevaarlijk wordt als de overheid in gaat grijpen op het bezit van anderen omdat zij daarmee beslissingen maken waar wij het niet mee eens zijn. Ik denk dat dat een glijdende schaal is en dat we die kant niet op moeten gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder met de motie op stuk nr. 7.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

De motie op stuk nr. 7 moet ik ontraden met een verwijzing naar het debat.

Voor de motie op stuk nr. 8 geldt hetzelfde. Deze ontraad ik ook. Daar hebben we het uitgebreid over gehad.

De motie op stuk nr. 9 geef ik oordeel Kamer.

De moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn eigenlijk allebei overbodig, omdat deze beide in de Wet versterking regie volkshuisvesting nadrukkelijk een plek krijgen.

De voorzitter:

De moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn overbodig?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja, de moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn overbodig. Daarmee heb ik alle moties gehad.

De voorzitter:

Dan zijn wij aan het einde gekomen van de appreciatie van de moties. Volgens mij zijn alle vragen ook beantwoord of zijn er toezeggingen op gedaan.

Dan rest mij de toezeggingen te noemen die gedaan zijn.

  • De staatssecretaris van VWS zal de Kamer in Q2, kwartaal twee, van volgend jaar informeren over onafhankelijke dienstondersteuning binnen de Wmo voor dakloze mensen. Dat is een toezegging aan het lid Grinwis.
  • Dit najaar komen de uitkomsten van een onderzoek naar briefadressen, van de staatssecretaris van BZK.
  • In februari/maart van 2026 ontvangt de Kamer de uitkomsten van het onderzoek naar het afschaffen van de kostendelersnorm.
  • Er komt een brief naar aanleiding van de vraag van de heer Grinwis over een nieuwe openstelling van het Volkshuisvestingsfonds voor gemeenten.

Daarbij heb ik nog geen termijn kunnen noteren, dus ik krijg graag een indicatie.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Voor het verkiezingsreces.

De voorzitter:

Voor het komende verkiezingsreces?

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Ja, dat zou wat zijn, als ik "het volgende" zou bedoelen.

De voorzitter:

Ik verstond het niet goed.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Binnen twee weken, zeg ik uit mijn hoofd.

De voorzitter:

Dank u wel.

  • Dan een toezegging aan het lid De Hoop. Voor de Algemene Financiële Beschouwingen komt er een brief over de financiële status van de subsidieregeling toegang tot zorg en ondersteuning.

Dan kijk ik even beide kanten op. We hebben het gehad — de heer De Hoop begon erover — over cijfers van Aedes naar aanleiding van een aantal uithuiszettingen. We hebben even gekeken of daar een toezegging over was. Nee? Het komt jullie beiden niet bekend voor? Dan doen we deze niet als toezegging. Ik zie te weinig lampjes branden in de hoofden om dit als toezegging op te schrijven.

Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van … Meneer De Hoop, heeft u een interruptie?

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik dacht: misschien heb ik het zelf gemist in de beantwoording. Ik heb in de tweede termijn namelijk wel nog aan de staatssecretaris gevraagd of zij kon ingaan op de vraag of het niet verbieden van uithuiszettingen in strijd is met het Kinderrechtenverdrag en of zij per brief kon terugkomen op hoe het kabinet dit leest. Volgens mij stond dat nog.

De voorzitter:

Ik zie nu wel een blik van herkenning. Ja? Ik zie een ja. Dan wil ik ook graag een datum.

Staatssecretaris Pouw-Verweij:

Dit nemen we dan ook mee in de voortgangsrapportage dakloosheid, aan het einde van het jaar. Excuus, dit ligt aan mij. Ik had het wel opgeschreven, maar vervolgens niet genoemd.

De voorzitter:

Dan is het fijn dat we ook die scherp hebben gekregen. Dat betekent dat dit in de brief wordt meegenomen. Dan wil ik bij dezen de tweede termijn sluiten. Ik dank de indieners van de initiatiefnota, de leden Beckerman en Westerveld, nogmaals hartelijk voor dit initiatief, evenals degenen die mee hebben geschreven, de beleidsmedewerkers. Ik dank de mensen op de tribune en de mensen die thuis meekijken, want ik weet dat ontzettend veel mensen hun ervaring of hun expertise hebben gedeeld, en dat dit een nota is die door velen gedragen wordt. Hartelijk dank, ook aan de Kamerleden. Hierbij beëindig ik de vergadering.

Sluiting