[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-04-02. Laatste update: 2025-04-08 11:38
Klompezaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Beleidsbrief Ontwikkelingshulp

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft op 2 april 2025 overleg gevoerd met mevrouw Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, over Beleidsbrief Ontwikkelingshulp.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,

De Vries

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,

Meijers

Voorzitter: Kamminga

Griffier: Prenger

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bamenga, Boswijk, Ceder, Dobbe, Hirsch, Van Houwelingen, Kamminga, De Korte en Ram,

en mevrouw Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.

Aanvang 10.00 uur.

Beleidsbrief Ontwikkelingshulp

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 februari 2025 inzake beleidsbrief Ontwikkelingshulp (36180, nr. 133);
  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 14 november 2024 inzake Migratierapportage 2024 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (30573, nr. 219);
  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 20 februari 2025 inzake reactie op verzoek commissie over het kader van rapporteurschap Internationale Klimaatstrategie (31793, nr. 279);
  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 12 maart 2025 inzake ontwikkelingshulp - budgettaire uitwerking CW 3.1-formulieren (36180, nr. 134).

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Aan de orde is een commissiedebat van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Het commissiedebat gaat over de beleidsbrief Ontwikkelingshulp. Ik heet iedereen van harte welkom. Uiteraard eerst welkom aan de leden, die in groten getale zijn op komen draven. Dat is altijd goed om te zien. Ik heet de minister van harte welkom. Ook welkom aan de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat elders volgen.

Zoals ik al zei, zijn we met heel veel Kamerleden. We hebben drie uur. De ervaring leert dat een aantal van u moeite heeft zich aan de 45 seconden te houden bij interrupties. Dat betekent helaas dat we maar drie interrupties hebben. Ik doe ook het verzoek om het kort te houden, willen we nog een tweede termijn hebben. De ervaring leert namelijk ook dat dat krap wordt in drie uur. Zie dat als een aansporing. Ik zal daarop toezien, maar uiteindelijk moeten we het met elkaar doen.

Ik wil niet te lang gaan zenden. Daarom stel ik voor om snel van start te gaan. Dat doen we in dit geval niet, zoals te doen gebruikelijk, met de eerste spreker aan deze zijde. De heer Van Baarle heeft zo dadelijk nog een verplichting in de plenaire zaal, dus hij heeft verzocht om als eerste te mogen spreken. Dat vinden de collega's goed. Ik geef hem bij dezen het woord voor zijn inbreng namens DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank. Ook dank aan de collega's voor de coulance en de mogelijkheid om als eerste te spreken.

Voorzitter. Met uw welnemen begin ik graag met de actualiteit. Dat is de verschrikkelijke aardbeving in Myanmar en Thailand. Mijn vraag aan de minister is hoe de Nederlandse regering hulp gaat verlenen aan de slachtoffers van die aardbeving. Is de minister op de hoogte van het bericht van Amnesty dat er geweld is in het aardbevingsgebied in Myanmar? Hoe zet Nederland in op een staakt-het-vuren, zodat de hulpverlening zo snel mogelijk op orde kan komen?

Voorzitter. Dan de beleidsbrief. Vanaf 2027 wordt er structureel 2,4 miljard euro bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. De afspraak dat Nederland voldoende aan ontwikkelingshulp bijdraagt, komt daarmee steeds verder uit beeld. De vraag aan de minister is of Nederland zich daarmee niet steeds verder gaat isoleren. Zorgt dit er niet voor dat we er internationaal steeds minder toe doen? Klopt het dat deze bezuiniging in de praktijk nog hoger zal uitvallen, onder andere door het stopzetten van de koppeling van de uitgaven met het bni, het dekken van het minder korten op het postennetwerk op de begroting van deze minister en een aanvullende bezuiniging van 250 miljoen die zou blijken uit de beslisnota's bij de Miljoenennota? Hoeveel bedraagt de netto totale bezuiniging op uw beleidsterrein? Is dat in de praktijk meer dan die 2,4 miljard, vraag ik aan de minister.

Naast de recordbezuiniging gaat ontwikkelingshulp bij dit kabinet meer vormgegeven worden langs de lijnen van het kille egoïsme. Het eigenbelang moet letterlijk vooropstaan. Het moet het Nederlandse bedrijfsleven dienen. Het moet de beperking van migratie dienen, en dan ook nog eens alleen in de landen om ons heen, waar we direct belang bij hebben. Op welke manier doen de noden van de mensen in de wereld er eigenlijk nog toe in uw beleid, vraag ik aan de minister. Zou je als Nederland op uw beleidsterrein niet de meeste impact hebben als het beleid gericht wordt op het effectiever bereiken van de armste landen en de armste groepen mensen? Waarom is dat nergens het doel in uw beleid? Gaat de keuze om het beleid meer te richten op het eigenbelang ook meespelen voor noodhulp? Weegt straks mee of humanitaire hulp nog onze belangen dient of is noodhulp nadrukkelijk en ook in alle gevallen uitgezonderd van deze eigenbelangafweging? Graag een heldere reactie van de minister.

Dit kabinet klopt zichzelf op de borst dat het nog steeds een substantieel bedrag zou uitgeven aan humanitaire hulp. Maar klopt het dat dit kabinet daar oplopend 292 miljoen op gaat bezuinigen? Hoe is dat te rijmen met het feit dat uit de ambtelijke stukken blijkt dat de noden voor humanitaire hulp in de wereld nog nooit zo hoog zijn geweest? Is bezuinigen in deze tijd niet ronduit asociaal?

Voorzitter, tot slot. Een van de specifieke onderwerpen die ik naar voren wil brengen, is Gaza. We weten dat er een miljardenbedrag nodig zal zijn voor de wederopbouw. Gaza is voor een groot deel vernietigd door Israël. Blijft het bedrag van 20 miljoen dat door de regering is gereserveerd beschikbaar voor de wederopbouw van Gaza en wordt daar dus niet op bezuinigd? De zin dat contractuele verplichtingen worden gerespecteerd, viel mij natuurlijk op in de brief. Daar had bij moeten staan "behalve als het gaat om het helpen van de Palestijnen", want het blijft een schande dat de bijdrage aan UNRWA ijskoud wordt wegbezuinigd op het moment dat de Palestijnen de hulp het hardst nodig hebben. Hoe valt dit met elkaar te rijmen, vraag ik aan de minister. Hoe gaat zij garanderen dat het volledige bedrag dat hierdoor beschikbaar komt — wij zijn het niet eens met deze bezuiniging, maar er komt een bedrag beschikbaar — beschikbaar blijft voor de hulp aan de Palestijnen? Kan zij al aangeven hoe dat concreet gaat gebeuren?

Dan het nieuws over de hulpverleners in Gaza. Volgens de VN-woordvoerder zijn de hulpverleners in Rafah vermoord door Israëlische militairen. Er zou gericht op hun voertuigen zijn geschoten, waarna ze zijn bedolven onder het zand in een massagraf. Is de minister bereid om dit geweld tegen hulpverleners door Israël keihard en ondubbelzinnig te veroordelen? Op welke wijze gaat de minister ervoor zorgen dat hulpverleners niet straffeloos door Israël aangevallen kunnen worden?

Tot slot. Israël heeft aangekondigd de militaire operaties te willen uitbreiden en delen van Gaza te willen innemen. Het World Food Programme heeft aangekondigd 25 bakkerijen te sluiten, vanwege een tekort aan gas en meel, vanwege de blokkade die Israël op dit moment doorvoert. Hoe gaat deze minister zich, nu Gaza geblokkeerd wordt, ervoor inzetten dat hulpverleners per direct toegang krijgen tot Gaza om de mensen daar te helpen?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle. Ik ben enigszins coulant geweest met de tijd, omdat u straks geen interrupties meer kunt plegen, maar voor de anderen ga ik wat strenger zijn. Ik kijk heel even of er nog interrupties zijn aan de heer Van Baarle. Zo niet, dan wens ik u veel succes in het volgende debat. Dan gaan wij door met de heer Bamenga namens D66.

De heer Bamenga (D66):

Voorzitter. De brandweer niet uitrusten met water bespaart vandaag geld, maar laat morgen de stad afbranden. Dit kabinet loopt te paraderen met de forse bezuinigingen op ontwikkelingshulp en denkt daarmee het belang van Nederland weer op één te zetten, maar wat dit kabinet met deze beleidsbrief in werkelijkheid doet, is de stabiliteit, de veiligheid en de waarde van Nederland verder afbreken. Gelooft deze minister nou echt dat de keuzes die zij nu maakt Nederland stabieler, veiliger en welvarender maken?

Voorzitter. Ik denk dus van niet. Dit kabinet belooft te staan voor vrouwenrechten, maar zet vervolgens zonder blikken of blozen de kettingzaag in het hele budget, terwijl vrouwenrechten essentieel zijn voor het creëren van stabiliteit en veiligheid. Investeren in vrouwenrechten is geen liefdadigheid, maar slim beleid. Want door vrouwen te ondersteunen versterk je gezinnen en gemeenschappen. Daarmee help je niet alleen deze vrouwen, maar ook de volgende generatie vooruit. Investeren in vrouwenrechten is een verdubbelaar. Elke euro die je investeert, komt dubbel en dwars terug. Daarom is het werkelijk onbegrijpelijk dat dit kabinet het hele budget voor gendergelijkheid volledig afschaft. Hierbij kijk ik ook specifiek naar mijn collega's van de VVD en NSC. Laten jullie dit zomaar gebeuren? Blijft het bij woorden en stoere Twitterberichten of gaan jullie samen met D66 het verschil maken ten behoeve van vrouwenrechten? Kunnen vrouwen in nood nog wel op Nederland rekenen, vraag ik deze minister. Voldoet het beleid van de minister wel aan de EU GAP III-afspraken?

Voorzitter. Een andere groep die zwaar wordt getroffen door de keuzes van dit kabinet, zijn kinderen en jongeren. Dit kabinet belooft er te zijn voor de meest kwetsbaren op aarde, maar schaft vervolgens wel het hele onderwijsbudget af, terwijl onderwijs levens redt en veiligheid en stabiliteit biedt. Onderwijs biedt bescherming tegen geweld en de gruwelen van oorlog. Kinderen zijn altijd de grootste slachtoffers van gewapend conflict en armoede, en zij zijn nooit de oorzaak ervan. Wij hebben de sleutel in handen om hen hiertegen te beschermen. Wat wij kunnen doen om de waardigheid van deze kinderen hoog te houden, is ze onderwijs bieden. Onderwijs is namelijk hun paspoort naar de toekomst. Onderwijs is het kleine beetje hoop voor deze kinderen. Waarom, waarom ontneemt dit kabinet hun dat, terwijl onderwijs voor hen net zo noodzakelijk is als water, eten en medicijnen? Willen wij deze kinderen een kans bieden om ooit uit deze misère te komen, dan moeten wij investeren in onderwijs. Ziet deze minister samen met D66 de waarde in van onderwijs voor kinderen die opgroeien in gewapendconflictgebieden? Zo ja, hoe gaat deze minister ervoor zorgen dat kinderen alsnog een positie krijgen in deze beleidsbrief? Waarom heeft zij nog geen opvolging gegeven aan de aangenomen motie die vraagt om een ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden aan te stellen?

Voorzitter. Dit kabinet belooft internationale afspraken na te komen, maar de werkelijkheid is dat het zich niet houdt aan afspraken over flexibele basisfinanciering van VN-instanties zoals UNICEF. In andere woorden: dit kabinet zet het mes in de mogelijkheid van VN-organisaties om in te kunnen grijpen bij de grootste humanitaire noden. Dit kabinet breekt de infrastructuur af waarmee noodhulp kan worden geboden. Ik maak me hier grote zorgen over. Het is een goed gebruik dat wij ons houden aan internationale normen van 30% flexibele basisfinanciering. Het lijkt nu alsof dit kabinet zich daar niets meer van aantrekt. Dat is onacceptabel. Ik wil van de minister weten hoe zij alsnog gaat voldoen aan deze afspraken over flexibele basisinvesteringen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Bamenga (D66):

Tot slot.

De voorzitter:

Heel kort dan.

De heer Bamenga (D66):

Dit kabinet denkt het belang van Nederland voorop te stellen, maar alles wat deze minister doet, is het afbreken van stabiliteit en veiligheid, van Nederlandse waarden en van beloftes na beloftes.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Complimenten dat u gewoon onverstoord doorsprak tijdens de bel. Dat is een compliment waard. Ik zie geen interrupties. Dat betekent dat we doorgaan naar de heer Ram, die spreekt namens de PVV.

De heer Ram (PVV):

Voorzitter, dank u. Vandaag kan de Nederlandse vlag uit. Hier zit niet alleen een gelukkige PVV'er; de hele fractie was blij na het lezen van de beleidsbrief. De regering snijdt eindelijk in ontwikkelingshulp. Wij zeggen "eindelijk". Ontwikkelingshulp is voor ons vaak weggesmeten geld, terwijl de Nederlander het moeilijk heeft. Wij willen dat ons geld naar de Nederlander gaat. We zijn er nog niet, maar eindelijk wordt er gesneden in ontwikkelingshulp.

Het Nederlandse belang staat nu eindelijk voorop: minder migratie, meer handel, meer economische groei. We stoppen met linkse hobby's zoals gender- en klimaatbeleid en focussen op Nederlandse belangen. Dat is een omslag op Buitenlandse Zaken. Weg met het linkse neokolonialisme. Het is tijd voor gezond en wederzijds eigenbelang.

We staan hier niet alleen in. Het Verenigd Koninkrijk bezuinigt. De Verenigde Staten sluiten USAID vanwege corruptie, verspilling en ideologische motieven. Frankrijk en Duitsland bezuinigen. Zelfs Canada overweegt om te bezuinigen. Het is een wereldwijde trend. Landen kiezen steeds meer voor hun eigen inwoners, en wij nu ook.

Dan enkele vragen aan de minister. De PVV vindt dat ontwikkelingshulp direct moet zorgen voor werk en inkomen voor Nederlandse bedrijven, vooral voor het mkb. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat hulp aan landen altijd gekoppeld wordt aan het Nederlandse bedrijfsleven? Zo heeft de Nederlander er ook nog wat aan. De financiering van projecten is vaak traag en inflexibel als het gaat om bedrijven. Is de minister bereid om vanuit de bredere strategische belangen van Nederland, zoals strategische autonomie rondom bijvoorbeeld kritische grondstoffen, te zorgen voor betere en snellere financieringsinstrumenten? Denk aan een slimmere combinatie van hulp, garanties, concessionele leningen en exportkredieten. Maar kijk ook naar voorwaarden van programma's, zodat het voor bedrijven makkelijker wordt om financiering te krijgen en zodat ze tegen lagere kosten opdrachten kunnen krijgen in het buitenland.

De voorzitter:

Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Boswijk namens het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

We zijn getuige van de meest krankzinnige inbreng in de parlementaire geschiedenis ooit. Ik hoor namelijk de PVV zeggen: de Nederlander op één, we willen meer grip op migratie, enzovoorts, enzovoorts. Ondertussen hoor ik een juichkreet over alle bezuinigingen die op dit moment plaatsvinden op dit gebied. Ziet collega Ram dan werkelijk waar niet in dat de bezuinigingen op bijvoorbeeld … Ik hoor geluid afspelen. Ik ben ook heel benieuwd wat er in het andere debat gebeurt! Het komt van de NOS. Ja, die vervelende NOS … Gelukkig wordt daar ook op bezuinigd!

Poeh, ik ben helemaal van mijn à propos. O ja, "de meest krankzinnige inbreng". Misschien is dat zo meteen wel weer ingehaald in een zaaltje verderop; wie weet.

De voorzitter:

Laten we het even bij dit debat houden.

De heer Boswijk (CDA):

Excuus, voorzitter. Ik hoor de PVV continu zeggen "de Nederlander op één" en "we moeten de migratie inperken". Dat vinden wij als CDA overigens ook. Alleen, als je dat vindt, dan moet je toch helemaal niet staan juichen als er massaal wordt bezuinigd, onder andere op opvang in de regio? Dat is wat er nu gebeurt. De enorme bezuinigingen op USAID in Amerika raken opvang in de regio. Deze coalitie zegt dat humanitaire noodhulp ongeschonden blijft. Nee, dat is niet waar; er wordt gewoon 14% op bezuinigd. Zo meteen gaat het resultaat zijn dat je een ongecontroleerde migratiestroom gaat krijgen omdat je er helemaal geen invloed meer op hebt.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Boswijk (CDA):

Ziet de PVV dat daadwerkelijk echt niet? Wie houden ze voor de gek?

De heer Ram (PVV):

Ik hoor inderdaad een meneer Boswijk die wat op tilt slaat. Ik ga het zo meteen over het belang voor migratie hebben. Een van de zaken waarmee wij het beleid willen aanscherpen om massa-immigratie te stoppen, is dat een land dat ontwikkelingshulp krijgt, zijn eigen onderdanen moet terugnemen als die hiernaartoe zijn gekomen. Als mensen bijvoorbeeld vanuit Kenia hiernaartoe komen en je een ontwikkelingshulprelatie hebt, vind ik dat je dan ook je eigen onderdanen moet terugnemen. Ik vind dat dit een voorwaarde voor ontwikkelingshulp moet zijn.

Voorzitter, kan ik verder met mijn betoog?

De voorzitter:

Ik kijk even of er nog een andere interruptie is. Dat is niet het geval, dus u kunt door met uw betoog.

De heer Ram (PVV):

Die vraag wil ik dan ook direct aan de minister stellen. Het terugnemen van eigen onderdanen moet een voorwaarde worden van het beleid. Als landen dit weigeren, dan krijgen ze van ons geen cent meer. Hoe kijkt de minister daartegen aan en kan de minister dit toezeggen?

De PVV steunt de plannen voor opvang in de regio, met terugkeerhubs in veilige gebieden, waarnaar uitgeprocedeerde asielzoekers worden overgebracht. Nu de EU daar groen licht voor heeft gegeven, vragen wij wat de vervolgstappen van de minister zijn.

Voorzitter. Dan de rol van de ngo's. Er is massaal fraude, corruptie en verspilling geconstateerd bij USAID. Daarom zeggen wij: alleen ngo's die nog bijdragen aan voedselzekerheid, waterbeheer, gezondheid en de Nederlandse belangen mogen nog geld van de Nederlandse overheid krijgen. Kan de minister met een stofkam door het woud aan ngo's gaan en de subsidie stoppen aan clubs die daar niet aan willen voldoen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie een aantal handen omhooggaan. Als eerste de heer Ceder en dan de heer Van Houwelingen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

U geeft aan dat er forse corruptie is aangetroffen en doet de oproep om de stofkam door de ngo's te halen waar Nederland zaken mee doet. Ik vraag me even af of u concrete indicaties heeft dat dat plaatsvindt bij ngo's waar Nederland zaken mee doet? Het is ook een verdachtmaking, dus kunt u concreet zijn? Mocht u niet echt concreet kunnen zijn door partijen waar dit structureel plaatsvindt bij naam te noemen, zou u dan misschien uw woorden kunnen terugnemen? Dit is namelijk een verdachtmaking van een sector waar u het misschien niet altijd mee eens bent, maar dit zijn wel degelijk partijen die samenwerken met het ministerie om het leven op de wereld voor de allerkwetsbaarsten wat aangenamer te maken. Dus ik ben benieuwd of u daar nog concreet over kunt zijn.

De heer Ram (PVV):

Deze vraag had ik uiteraard verwacht. Als het gaat om verspilling, denk ik aan de USAID. Er is bijvoorbeeld geld gegeven aan een diversiteitsprogramma in Servië en een diversiteitsprogramma in Ierland, een musical. Als ik het heb over verspilling, doel ik ook op de 2 miljoen voor pottenbakkerslessen in Marokko, op de 20 miljoen voor een Sesamstraat-programma in Irak, op de elektrische voertuigen … Ik ben nog niet klaar, voorzitter.

De voorzitter:

Even kort: volgens mij ging de vraag over Nederland en niet zozeer over …

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, dat klopt, voorzitter. Ik vroeg om gevallen in Nederland.

De heer Ram (PVV):

Mijn voorbeeld …

De voorzitter:

Graag een voor een.

De heer Ram (PVV):

Mijn voorbeeld is USAID, dat ook samenwerkt met ngo's die in Nederland zitten. Daarom vind ik dat nu er fraude is aangetroffen bij USAID, bijvoorbeeld de overfacturering bij Chemonics in Nigeria, fraude bij een waterbedrijf …

De voorzitter:

Meneer Ram, we hebben niet heel veel tijd. We gaan niet al die voorbeelden herhalen. Daar is niet om gevraagd.

De heer Ram (PVV):

Er worden voorbeelden gevraagd, voorzitter, en ik geef antwoord op de vraag.

De voorzitter:

Niet vanuit Nederland.

De heer Ceder (ChristenUnie):

U geeft het terecht aan. U insinueert dat er links zijn tussen de ngo's waar de Nederlandse overheid mee werkt en fraude. Ik vraag u om concreet te zijn. Als u dat niet insinueert, en het alleen betrekking heeft op USAID maar niet op de bedrijven waar de Nederlandse overheid mee werkt, omdat u dat nog niet weet, dan kan dat ook, maar dan moet u dat zeggen. Wilt u dan expliciet zeggen dat u geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat er bij ngo's waar de Nederlandse overheid mee werkt, sprake is van fraude? Als u die aanleiding wel heeft, dan hoor ik dat graag. Als u die niet heeft, en naar een ander land en andere voorbeelden verwijst, dan vraag ik u om die verdachtmaking terug te nemen.

De voorzitter:

Uw punt is helder.

De heer Ram (PVV):

Wat de heer Ceder hier insinueert, heb ik niet gezegd. U moet goed luisteren naar wat ik zeg. Ik heb gezegd dat er bij USAID fraude is geconstateerd. Omdat er een indicatie is bij USAID, vind ik dat je als Nederland heel zorgvuldig met je belastinggeld moet omgaan en moet kijken of er ook iets aan de hand is in Nederland. Ik zeg niet dat er in Nederland ngo's zijn die er misbruik van maken, maar er zijn vele indicaties van problemen met allerlei fraude bij USAID. Die kunt u gewoon vinden op het internet. Dan vind ik ook dat je als Nederlandse overheid zorgvuldig moet zijn en moet kijken of er ook in Nederland sprake is van dit soort zaken. Het gaat echt om honderden zaken bij USAID. Dus ja, waarom zouden wij niet zorgvuldig zijn met belastinggeld? Ik begrijp dat de heer Ceder dat niet is, maar de PVV is dat wel.

De voorzitter:

Dan de heer Van Houwelingen namens Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik begrijp dat de PVV blij is met de bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Dat zijn wij ook als Forum voor Democratie. Maar toch een vraag, want wij maken ons zorgen over die bezuinigingen, omdat die pas in 2027 ingaan. Het zou heel goed kunnen, gelet op wat er nu allemaal gebeurt, dat het kabinet misschien eerder valt en dat er een nieuw kabinet komt met Timmermans — zonder verkiezingen, waar ook over wordt gesproken. Dan wordt die bezuiniging natuurlijk onmiddellijk teruggedraaid en staat de PVV helemaal met lege handen. Zou het dus niet goed zijn als die bezuinigingen eerder ingaan dan 2027? Er komt nog een begrotingsbehandeling voor 2026 aan.

De heer Ram (PVV):

De bezuiniging is grotendeels gekoppeld aan de asielinstroom, de eerstejaarsopvang uit de zogenaamde ODA-landen. Daar wordt de grootste bezuiniging gehaald. Dat is het zogenaamde ontwikkelingshulpgeld voor eerstejaarsopvang. Daarnaast wordt er dit jaar al bezuinigd op ontwikkelingshulp, en ook volgend jaar. Dit jaar, 2025, hebben we al 300 miljoen bezuinigd en volgend jaar komt er nog een bedrag bij. Daarnaast is de koppeling er dit jaar ook af. Daarmee hebben we nog extra bezuinigd. Ik begrijp best dat de heer Van Houwelingen die bezuinigingen sneller wil realiseren. Als PVV'er zeg ik: uiteraard, want in ons verkiezingsprogramma staat zelfs dat wij helemaal geen ontwikkelingshulp willen. Maar we hebben in het hoofdlijnenakkoord nu de afspraak gemaakt om deze route te kiezen. Daar houden we ons natuurlijk aan, uiteraard.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Toch een vervolgvraag. Ik begrijp wat de heer Ram zegt, maar het punt blijft natuurlijk staan dat de bezuinigingen die er nu zijn, en die waarschijnlijk ook doorgaan, slechts een paar honderd miljoen betreffen, en dat de grote bezuinigingen pas vanaf 2027 komen. Dat klopt toch? Ik zie dat toch goed? Als er straks een nieuw kabinet zit, en als dat een kabinet-Timmermans is, wordt dat natuurlijk als eerste teruggedraaid. Dus nogmaals, staat de PVV straks niet helemaal met lege handen, zeker als ook de migratiewet er niet doorheen komt? Bestaat dan niet het risico dat de heer Wilders in adamskostuum naar de kiezer moet? Dat zou voor mij een hele grote zorg zijn.

De heer Ram (PVV):

Je weet het nooit in de politiek, maar ik ben positief gestemd. Ik ga ervan uit dat wij de vier jaar volmaken.

De voorzitter:

Ik zie geen verdere interrupties. Dan gaan we door naar de inbreng van de heer Ceder namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. De laatste tijd hebben we veel indringende nieuwsberichten langs zien komen over wat het stopzetten van USAID betekent voor de allerarmsten wereldwijd. Het betekent letterlijk voor velen het doodsvonnis. Met verbazing las ik dan ook het interview met de minister in De Telegraaf, die stelt dat haar beleid past in de trend van de Amerikaanse plannen. Laat duidelijk zijn wat meegaan in die trend betekent: mensen in Congo zitten zonder schoon drinkwater, kinderen in Afrika worden niet meer gevaccineerd tegen polio, de hiv/aidsbestrijding vindt geen doorgang meer, de voedseltekorten worden groter. Dat is het effect. Inmiddels is ook aangetoond dat het al mensenlevens kost. Ik ben ook benieuwd naar de uitvoering van de motie-Ceder c.s., die door een meerderheid van de Kamer is aangenomen. De minister heeft recent met de Amerikaanse regering gesproken. Ik mag dan ook hopen dat ze de zorgen van het parlement over het rücksichtslos stopzetten van deze hulp heeft overgebracht. Wat was de reactie? En is er binnen Europa ook al verkend hoe levensreddende hulp kan worden voortgezet? Erkent de minister overigens dat haar eigen geplande beleidskeuzes onvermijdelijk ook mensenlevens zullen kosten? Kan ze inzichtelijk maken hoeveel mensenlevens deze bezuinigingen naar schatting zullen kosten? Welke weging van belangen is er gemaakt om dit vervolgens te rechtvaardigen, ook ten aanzien van het beleid van de komende jaren?

Voorzitter. Dan over de beleidsbrief. Ik lees weinig over mensen in een kwetsbare positie. Zo denk ik aan mensen met een beperking. Er wonen ruim 1 miljard mensen met een beperking in lage- en middeninkomenslanden. Wat is de visie van de minister op het bij haar beleid betrekken van specifiek mensen met een beperking? Ik denk ook aan jongeren en kinderen. In hen investeren, is investeren in de hele samenleving. Zou de minister dat dan geen prioriteit moeten geven in haar beleid, juist als het kinderen betreft, die de volwassenen van de toekomst zijn? Graag een reactie. Ik denk ook aan de structureel armste boeren. Trickledowneconomie en -methodes werken niet. Hoe wordt deze groep straks bereikt met het beleid van deze minister?

Voorzitter. Daarnaast doet het bedrijfsleven een oproep. Zij erkennen het belang van het maatschappelijk middenveld, waarop de minister zo fors bezuinigt. Dat zijn organisaties met contacten en expertise. Zij leveren ook basisvoorzieningen, wat ruimte creëert voor de bevolking. Dat is ruimte die bedrijven niet zullen kunnen opvullen. Hoe reflecteert de minister op deze kritiek? Die komt juist vanuit het bedrijfsleven, dat ook zegt het maatschappelijk middenveld hard nodig hebben.

Voorzitter. De minister zet in op samenwerking met lokale organisaties, maar die werken juist graag samen met ngo's als link met Nederland. Heeft de minister in kaart gebracht hoe langdurige samenwerking met lokale organisaties eruit zou zien als Nederlandse ngo's zouden ontbreken?

Voorzitter. De minister pleit voor flexibele partnerschappen. Kan zij dit concretiseren? Ik hoop toch niet dat dit betekent dat de minister op stel en sprong de samenwerking opzegt als het Nederlandse belang ergens vermindert. Ook vraag ik wat de minister exact bedoelt met "gebonden hulp". Weet zij ook dat de OESO heeft uitgewezen dat gebonden hulp aanzienlijk minder effectief is?

Voorzitter. Het is goed dat de minister aandacht heeft voor religieuze minderheden. Ik zag dat zij laatst bij Open Doors is geweest. Mijn complimenten daarvoor. Maar we zien ook dat faith-based organisations en de religieuze context heel belangrijk zijn in landen en dat we het ons niet kunnen veroorloven dat we als Nederland vanuit religieus analfabetisme hulp willen bieden zonder de context te kennen. Is de minister bereid om met faith-based organisations, waarvan er heel veel voorbeelden zijn, de lokale inzet vorm te geven?

Tot slot, voorzitter. De Nederlandse en wereldwijde politiek stemt weinig hoopvol. De vorige week in de Eerste Kamer aangenomen motie over het waarborgen van de koppeling tussen het bni en het ODA-budget is wel een lichtpunt. Graag hoor ik van de minister hoe ze deze motie concreet gaat uitvoeren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Ik zie geen interrupties. Dan gaan we door naar mevrouw Dobbe voor haar inbreng namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel, voorzitter. Vrouwen en meisjes over de hele wereld strijden elke dag voor hun rechten. Dat is niet omdat wij dat willen, maar omdat zij dat zélf willen; omdat zij zelf naar school willen, omdat zij willen dat hun dochters naar school kunnen gaan en omdat zij willen dat zijzelf en hun dochters veilig over straat kunnen gaan en veilig zijn in hun eigen huis. Zij willen rechten hebben, net als mannen. Dat is terecht, dat is moedig en zij verdienen onze steun. Maar wat doet dit kabinet? Dat bezuinigt 2,4 miljard op ontwikkelingssamenwerking. Onderdeel daarvan is de volledige steun onder deze vrouwen vandaan trekken. Duidelijker wordt het niet. Er staat, en ik citeer: "Voorbeelden van wat Nederland niet meer gaat doen, zijn vrouwenrechten en gendergelijkheid." Dit is in strijd met onze internationale verplichtingen. Via het VN-Vrouwenverdrag, de Istanbul Conventie, het Wapenhandelsverdrag en VN-Veiligheidsraadresolutie 1325, over women, peace and security, is Nederland gebonden aan het bevorderen van vrouwenrechten wereldwijd. Hoe verhoudt deze beleidsbrief zich tot deze internationale verplichtingen? Dat staat in deze brief te lezen, op pagina 12. Daar staat, en ik citeer weer: "We komen internationaalrechtelijke en verdragsmatige verplichting na." Dus hoe zit het?

Het marginaliseren van vrouwen en meisjes past in een wereldwijd patroon. Eerst wordt de taal rondom vrouwenrechten verdacht gemaakt. In Nederland zagen we bijvoorbeeld al dat woorden werden geschrapt uit de antwoorden op schriftelijke vragen. Dat betreft woorden die verwijzen naar vrouwenrechten, emancipatie en gender. De financiering wordt gestopt van organisaties die zich voor vrouwenrechten inzetten. De financiering wordt geschrapt voor organisaties die de Nederlandse Staat aan haar eigen beleid houden. Vrouwenrechten staan onder druk. Dat is geen natuurwet; dat is het gevolg van politieke keuzes. Wat is de reactie van deze minister daarop en op dat dit beleid past in een mondiale antirechtenagenda?

Er zijn nog wel enkele lichtpuntjes die de regering voor ons overlaat. Mondiale gezondheid wordt in de beleidsbrief nog genoemd als een speerpunt. Betekent dit dat er op dit onderwerp niet bezuinigd zal worden? Seksueel-reproductieve rechten en gezondheid worden nog expliciet genoemd onder artikel 3.1. Kunnen we ervan uitgaan dat de inzet hierop blijft, of zelfs toeneemt? Graag een reactie. Aangezien mondiale gezondheid nog wel een speerpunt van deze minister is, wil ik ook aandacht vragen voor aidsbestrijding. Eerder vroegen we al aandacht voor de gevolgen van het wegvallen van de financiering van USAID voor de strijd tegen hiv/aids. Dit is ook in het belang van Nederland. Dat lijkt me duidelijk. Is de minister bereid om dit najaar een nieuwe bijdrage toe te zeggen aan het mondiale fonds om aids, tuberculose en malaria te bestrijden? Graag een reactie.

Tot slot. In de beleidsbrief staat te lezen dat Nederland zich onverminderd blijft inzetten voor de veiligheid van hulpverleners, maar wat betekent dit? Vorig jaar was het dodelijkste jaar voor hulpverleners ooit. Eergisteren werden hulpverleners in Gaza gevonden in een massagraf. Met hun uniformen en handschoenen nog aan werden hulpverleners naast hun ambulances onder het zand bedolven teruggevonden. Een rood kruis hoort beschermend te zijn en niet een schietschijf. Voor humanitaire hulp zijn hulpverleners nodig. Hun veiligheid is een voorwaarde. Geweld tegen hulpverleners kan dan ook niet onbestraft blijven. Daarom vraag ik wat de reactie van dit kabinet is op de aanval op deze hulpverleners in Gaza. En wat gaat dit kabinet concreet doen om hulpverleners te beschermen?

Dan helemaal tot slot. Ik sluit me aan bij de eerder door de heer Van Baarle gestelde vraag over de hulp aan mensen die zijn getroffen door de aardbeving in Myanmar en Thailand. De beelden en de verhalen die we daarover horen, zijn echt heel schrijnend. Hulp is keihard nodig. Ik vraag me af wat dit kabinet gaat doen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dobbe. Ik zie geen interrupties. Dan even een korte dienstmededeling. We hebben denk ik allemaal de bel gehoord. We weten allemaal dat er ook een debat gaande is. Ik heb begrepen dat er nu geschorst is en dat er over drie uur een hoofdelijke stemming is. Dat kreeg ik via de app door. Misschien kan de griffie dat even checken. Het is niet iets waar we nu voor uit het debat hoeven te rennen. Dat is mijn laatste informatie, maar nogmaals, we gaan het even dubbelchecken. Bij een hoofdelijke stemming worden wij natuurlijk allemaal geacht daar te zijn, maar vooralsnog lijkt dat niet het geval. Dat gezegd hebbende ga ik door naar de heer Van Houwelingen. Welkom terug overigens ook weer, sinds gisteren. U kunt uw inbreng doen, uiteraard namens Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank. Forum voor Democratie is uiteraard blij met de forse bezuinigingen op ontwikkelingshulp die vanaf 2027 in werking moeten treden. Maar waarom pas vanaf 2027? Is dit niet veel te laat? Als het kabinet voortijdig valt, loopt de minister het risico dat deze bezuinigingen al voor 2027 worden teruggedraaid. Hoe kijkt de minister hiernaar?

Forum voor Democratie zou zelfs nog een stap verder willen gaan dan bezuinigen: hef het ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op en voeg eventuele restanten toe aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. We kunnen wat dat betreft een voorbeeld nemen aan wat de Trump-regering met het Amerikaanse ministerie van Ontwikkelingshulp, USAID, heeft gedaan, een ministerie waarvan sindsdien allerlei uiterst dubieuze praktijken en uitgaven uit het verleden naar boven zijn gekomen. Het aanwakkeren van censuur hebben ze bevorderd, net als ondermijning van de vrije media en beïnvloeding van verkiezingen, allemaal met als doel om zo de belangen, of beter gezegd de vermeende belangen, van de Verenigde Staten te waarborgen. Musk noemde USAID zelfs een criminele organisatie.

Dat vind ik zorgwekkend gezien de eerdere samenwerking van dit ministerie met USAID. Zo zei voormalig minister Kaag in 2021, en nu citeer ik uit het commissiedebat van augustus 2021: "We werken heel nauw samen met USAID, met Samantha Power, die nieuw benoemd is door president Biden, om te kijken hoe we onze slagkracht, kennis en ervaring nog meer kunnen inzetten." Ik zou graag willen weten waar deze nauwe samenwerking waar minister Kaag het over had, uit bestaat of bestond, en of deze nog steeds bestaat. Klopt het, zoals RTL Nieuws bericht heeft, dat Nederland sinds 2014 18,5 miljoen euro heeft overgemaakt aan USAID? Indien dit het geval is, waarom is dit gebeurd? Hoe kan het in het Nederlandse belang zijn om ons belastinggeld over te maken naar een Amerikaans ministerie dat opkomt voor het Amerikaanse belang?

Dat brengt mij op een ander punt. Deze Kamer heeft maar zeer beperkt invloed op de begrotingen van ministeries, omdat vaak meer dan 90% al juridisch vastligt. Dat is bekend. Zou het vanuit democratisch oogpunt niet beter zijn om bijvoorbeeld subsidieregelingen, waar dit ministerie er ook een groot aantal van heeft, voor maximaal één jaar, het betreffende begrotingsjaar, vast te stellen, zodat we er nog invloed op uit kunnen oefenen in september? Dat is ook een vraag aan de minister.

Tot slot. De minister schrijft in haar brief van 20 januari dat de inzet op klimaat, en trouwens ook op gender, wordt verminderd. Dat is mooi wat ons betreft. Nu komt een vraag die enigszins vergelijkbaar is met de vraag van mevrouw Dobbe eerder. Wat ik dan namelijk niet goed begrijp, is dat deze minister afgelopen september in New York het Pact for the Future van de VN heeft ondertekend, een pact dat bol staat van alarmistische teksten als "climate change is one of the greatest challenges of our time" en een pact waarmee landen uitspreken zich te gaan inzetten voor het versneld — ik herhaal: versneld — invoeren van de 2030 Agenda, waarvan de klimaatagenda zoals bekend het kloppend hart is, en de daarbij behorende zeventien duurzaamheidsdoelen. Ik hoor dus graag waarom de minister, die daar primair verantwoordelijk voor is, in september heeft ingestemd — of, exacter geformuleerd, geen bezwaar heeft aangetekend, wat wordt gezien als zwijgend instemmen — met dit Pact for the Future, en dus met het versneld invoeren van de klimaatagenda. Hoe rijmt dat met het plan om de inzet op klimaat juist te verminderen, zoals we in de brief van 20 februari lezen?

Ik zie de antwoorden van de minister graag tegemoet. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie dat er geen interrupties zijn. We heten ook de heer Van Baarle wederom welkom. Nu het plenaire debat geschorst is, heeft hij gelegenheid om hier weer aan te schuiven; dat is een geluk bij een ongeluk. Dan gaan we door met de inbreng van mevrouw Hirsch, die haar inbreng zal doen namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Dit kabinet stelt het Nederlands belang voorop, aldus de beleidsbrief. Maar laat één ding duidelijk zijn: dit beleid is niet in het Nederlands belang. Nederland is afhankelijk van de internationale orde voor onze welvaart en onze veiligheid. Maar het kabinet verkleint onze invloed binnen de VN. Minister, hoe is dat in het Nederlands belang? Nederland als handelsland is afhankelijk van goede relaties met het buitenland. Bedrijven, koepels en werkgeversorganisaties uiten zorgen over de forse bezuinigingen, omdat die essentiële relaties op het spel zetten. Minister, hoe is dat in het Nederlands belang?

Nederland is voor zijn veiligheid afhankelijk van stabiliteit in de Sahel, het Midden-Oosten en de Hoorn van Afrika. Defensie-experts als Tom Middendorp stellen dat internationale samenwerking daar een sleutelrol in speelt. Maar terwijl China en Rusland in deze regio's aan de weg timmeren, trekt Nederland zich terug naar Den Haag, in plaats van via ambassades slimme interventies te doen bij de juiste mensen. Minister, hoe is dat in ons belang?

Als klap op de vuurpijl besluit het laaggelegen Nederland te bezuinigen op internationaal klimaatbeleid en de ontwikkeling van duurzame energiesystemen. Minister, hoe is dat in ons belang? De constatering van de minister dat zij zich ondanks de bezuinigingen aan de internationale klimaatafspraken blijft houden, klopt natuurlijk niet. Ik vraag de minister daarom hoe de halvering van klimaatsteun zich verhoudt tot de in Bakoe gemaakte afspraken over meer klimaatfinanciering. Wat de minister werkelijk doet, is creatief boekhouden. Zeggen dat activiteiten op het vlak van voedselzekerheid en water ook onder klimaat vallen, maakt dat natuurlijk nog niet waar. Denkt de minister daadwerkelijk dat andere landen hier niet doorheen prikken en dat zij dit niet zien als een ondermijning van klimaatafspraken?

Als de minister echt wil dat programma's bijdragen aan klimaat, waarom heeft zij klimaat dan niet als aandachtspunt opgenomen, zoals wel het ambtelijk advies was? In plaats daarvan maakt de coalitie van het ontwikkelingsbudget een subsidiepot voor het Nederlandse bedrijfsleven. Ze zet vol in op de bewezen inefficiënte en ineffectieve gebonden hulp en haalt tegelijkertijd geld en instrumenten weg bij goed functionerende netwerken van maatschappelijke organisaties. Kent de minister de onderzoeken van de OESO en de IOB die de ineffectiviteit van dit soort steun aantonen? Kent de minister de uitspraken van bedrijven die zeggen dat zij veel meer gebaat zijn bij landen met een goed bestuur en waar de rechtsstaat functioneert? Waarom kiest zij voor deze heilloze weg?

Bovendien, als de minister duurzame ontwikkeling via het bedrijfsleven wil bewerkstelligen, is er een veel betere optie: vol inzetten op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zal dit ook een speerpunt worden in haar handelsbeleid? Is zij bereid om de schaarse financiële middelen voor ontwikkelingssamenwerking alleen toe te vertrouwen aan bedrijven die hierop leiderschap tonen?

Het kabinet kiest voor meer geld naar het bedrijfsleven, maar verlaagt en verstopt steun voor vrouwen die voor hun rechten opkomen en opstaan tegen uitbuiting en geweld. Waarom verstopt de minister middelen voor vrouwenorganisaties? Wil Nederland echt geen koploper meer zijn, juist nu vrouwenrechten steeds meer onder druk komen te staan? Hebben we überhaupt nog wel een feministisch buitenlandbeleid?

Voorzitter. Onder dit kabinet bezuinigt Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, voor miljarden op internationale samenwerking. Alleen al in 2025 krijgt een miljoen boeren geen steun meer en zullen 200.000 mensen ondervoed raken. De minister heeft beloofd het effect van bezuinigingen mee te nemen in haar beleidsbrief, maar ik zie het niet. Wanneer komt dit alsnog naar de Kamer toe?

De miljardenbezuinigingen door de coalitie waren bekend, maar nu maakt de minister met de schaarse middelen die overblijven ook nog eens de verkeerde keuzes. Nederland stopt met steun aan vrouwen, trekt zich terug uit buurregio's en probeert met creatief boekhouden onder klimaatafspraken uit te komen. Dit is een stuitend gebrek aan solidariteit en druist in tegen de Nederlandse belangen. Hier gaan we spijt van krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Hirsch. Ik zie geen interrupties. Dan gaan we door met de inbreng van mevrouw De Korte namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw De Korte (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Er valt veel te zeggen over de brief van de minister over ontwikkelingshulp. Helaas kan ik maar een paar punten aanstippen. Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor de humanitaire hulpverleners, die sterk onder druk staan. Hun steun is altijd nodig.

Bij het lezen van de brief viel mij op dat vooral het belang van Nederland centraal staat. Ook wij hebben vraagtekens bij deze uitspraak van de minister. In gesprekken met de organisaties, investeerders en bedrijven merk ik vooral de zorg over het verdwijnen van de jarenlange opgebouwde lokale kennis en ervaring van de ngo's. Van experts van grote en middelgrote Nederlandse bedrijven en banken hoor ik dat de ngo's de ogen en oren van het Nederlandse bedrijfsleven zijn. Het bedrijfsleven en de banken stellen dat de inzet van de ngo's kostenbesparend werkt en reputatierisico's vermindert. Zonder betrouwbare informatie van de ngo's investeert het mkb niet. De banken geven geen krediet als de stabiliteit van een land in het geding is. Is de minister zich ervan bewust dat de maatschappelijke organisaties, oftewel de ngo's, belangrijk zijn voor de Nederlandse handel? Kan zij toelichten in hoeverre zij zich ervan bewust is dat het verlies van maatschappelijke organisaties de toegang van het mkb tot lokale kennis belemmert? Is zij zich ervan bewust dat dit hoge investeringsrisico's met zich meebrengt en de bereidheid tot lenen en investeren afremt? Is de minister op de hoogte van het rapport No news is bad news, van organisaties als ING, ABN AMRO, Robeco en vele andere? Hoe plaatst de minister de conclusies in dit rapport in het licht van het voorgenomen beleid ten aanzien van de ngo's?

Voorzitter. Ik heb in een eerdere motie al aangegeven dat wij maatschappelijke organisaties nodig hebben, vanwege hun jarenlange lokale kennis, stem en expertise. Kan de minister toelichten hoe zij onze NSC-motie meeneemt in haar subsidiekader? In hoeverre zet zij maatschappelijke organisaties in op alle drie de programma's: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid? Kan de minister toezeggen dat ze geen nieuwe initiatieven gaat opzetten met nieuwe, onervaren partijen, terwijl er al contacten met ngo's zijn?

Voorzitter. Ik zie ook wel positieve punten in de beleidsbrief. Het is goed dat er focus komt op en aandacht komt voor voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg. Deze zijn onderverdeeld in drie pijlers: handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie. Maar toch mis ik de mensenrechten en de kinderrechten als fundamentele pijlers voor het hele beleid en alle ontvangers van subsidies, ook met het oog op investeerders die juist kijken naar mensenrechten. Kan de minister aangeven waarom mensenrechten en kinderrechten nauwelijks of niet onderdeel lijken te zijn van het voorgenomen beleid? Waarom wijkt dit beleid af van het regeerakkoord en de beleidsbrief van november, waarin mensenrechten als prioriteit worden genoemd? Kan de minister hierop reflecteren? Hoe gaat de minister mensenrechten, kinderrechten en zeker ook vrouwenrechten verweven in haar beleid?

Voorzitter. In het internationaal verdrag voor de rechten van de mens, artikel 23 en 24, staat dat een leefbaar loon belangrijk is. Een klein beetje meer loon dan alleen voor het eten, helpt mensen om ook hun kinderen educatie te geven en gebruik te maken van gezondheidszorg. Dat is cruciaal voor de bestaanszekerheid en de zelfstandige opbouw van een land. Hoe borgt de minister het leefbaar loon, zoals genoemd in artikel 23 en 24 van de UVRM, in het subsidiebeleid dat zij voor ogen heeft?

Ten slotte een laatste vraag. Op welke manier is de asielcap van 10% van de ODA-middelen verwerkt in deze begroting? Gaat het geld dat extra beschikbaar komt vanwege de asielcap ook daadwerkelijk ingezet worden voor de ontwikkelingshulp?

De voorzitter:

Dank u wel. U bent door uw tijd heen.

Mevrouw De Korte (NSC):

En zo ja, op welke manier?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Korte voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan gaan we door naar … Excuus, nog een interruptie. Ook aan de andere kant; excuus, ik zag het niet. Mevrouw Hirsch heeft een interruptie. Maar u heeft geen interruptie, meneer Boswijk? De heer Boswijk zegt dat hij zelf ook een interruptie heeft, maar dat anderen eerst waren. Mevrouw Dobbe, SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Dank u wel, meneer Boswijk. Dank ook aan mevrouw De Korte voor het betoog. Ik heb goed geluisterd naar wat u zegt. Ik hoor dat u weinig zegt over de bezuinigingen. Ik vroeg mij af: vindt u ook dat de vlag uit kan? We hebben uw coalitiepartner gehoord, die hier bijna juichend zijn inbreng deed: de vlag kan uit, eindelijk wordt er flink gesneden in ontwikkelingshulp; vrouwenrechten, een linkse hobby, worden afgeschaft, dus de vlag kan uit. Dus ik vroeg mij af of mevrouw De Korte dat ook vindt, want dit is haar coalitiepartner. Is zij ook blij met dit beleid?

Mevrouw De Korte (NSC):

Bij ons gaat de vlag niet uit. Dat moet duidelijk zijn. We hebben zo veel mogelijk gestreden voor voldoende geld voor ontwikkelingshulp. Er is veel af gegaan. Dat betreuren wij. Maar zo gaat het in een coalitie. We willen dat het geld goed besteed gaat worden. Daarvoor is ook een afspraak gemaakt over een asielcap, dat er dus minder ODA-geld naar asiel gaat, maar wel naar ontwikkelingshulp. Dat is ons doel. Maar de vlag gaat bij ons zeker niet uit.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Dobbe (SP):

Mevrouw De Korte zegt: wij hebben gestreden. Het lijkt er wel op dat u de strijd verloren heeft, als we zien hoe enorm er nu wordt gesneden in ontwikkelingssamenwerking. Ik vroeg mij af hoe u reflecteert op iets anders waar u normaal ook voor strijdt, of waar in ieder geval uw partij voor strijdt, namelijk de internationale verplichtingen en het internationale recht. Voor vrouwenrechten — dat heb ik ook opgesomd in mijn bijdrage — hebben we het VN-Vrouwenverdrag. We hebben de Istanbul Conventie. We hebben VN-Veiligheidsraadsresoluties. Daar gaan wij ons nu allemaal niet meer aan houden door het schrappen van vrouwenrechten en het wegtrekken van steun aan vrouwen in ontwikkelingslanden. Ik vraag me af hoe NSC daar dan op reflecteert.

Mevrouw De Korte (NSC):

Ook ik heb gevraagd hoe de minister zich gaat houden aan mensenrechten, kinderrechten en ook vrouwenrechten. Dus wij nemen aan dat de minister zich daaraan houdt in haar beleid zoals dat nu uitgevoerd gaat worden. Dus wij wachten ook de beantwoording van de minister af.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Sorry, maar wat er nu gebeurt, ís in strijd met internationale verplichtingen. We hebben ons als Nederland wél gecommitteerd, in verdragen, conventies en in resoluties, aan het promoten van vrouwenrechten en aan het investeren in gender, maar dat gaan wij nu niet meer doen. Dus ik vroeg mij af wat de mening is van NSC. Ik heb gehoord dat u het aan de minister hebt gevraagd, maar ik vraag me af wat de mening is van NSC, die dit zelf ook heeft kunnen lezen en ook heeft kunnen constateren dat we ons nu niet meer aan die verdragen gaan houden. Wellicht wil NSC samen met ons strijden om dat wél te gaan doen en om die bezuinigingen op vrouwenrechten en gender te schrappen.

Mevrouw De Korte (NSC):

Ik heb daar net al iets over gezegd. Wij vinden ook dat de minister zich moet houden aan verdragen en conventies. Dus wij vragen ook aan de minister hoe zij dat gaat doen binnen dit kader.

De voorzitter:

Dan heb ik nog mevrouw Hirsch, de heer Boswijk en de heer Van Houwelingen staan. Mevrouw Hirsch namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank aan mevrouw De Korte voor het betoog over het belang van maatschappelijke organisaties. Dat deel ik natuurlijk volledig. We hebben het nu over — dat zegt u terecht — een betreurenswaardig kleine begroting, waar flink op bezuinigd wordt. Maar er worden nu ook keuzes gemaakt. Een van de keuzes die gemaakt worden, is dat er meer geld gaat naar bedrijven, die overigens, zoals u zegt, zelf zeggen dat ze ineffectief zijn als er geen sterke maatschappelijke organisaties zijn. Dus voor mij gaat dit debat heel erg over: waar komt dat schaarse geld nu terecht? Kan ik mevrouw De Korte aan mijn zijde vinden als ik een voorstel doe om minder geld, in de vorm van ineffectieve gebonden hulp, naar het Nederlandse bedrijfsleven te laten gaan, en meer geld te laten gaan naar die uiterst effectieve maatschappelijke organisaties, die die bedrijven helpen om goed werk te leveren?

Mevrouw De Korte (NSC):

Ook ik heb inderdaad het belang genoemd van ngo's en de relatie tot bedrijven. Bedrijven zeggen ook dat het belangrijk is dat zij de informatie van de ngo's hebben. Dus ook wij vinden — dat hebben we al in een eerdere motie aangegeven — dat hun kennis ingezet moet worden. Ook wij lezen dat onvoldoende in de brief. Dus ook hierbij willen we graag weten hoe de minister dat gaat inzetten.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Ik wil er toch een tweede interruptie aan wijden om even helderheid te krijgen. Dit debat gaat over de besteding van schaarse middelen. Mochten de antwoorden van de minister over de verhouding tussen het werk van het bedrijfsleven op het gebied van armoedebestrijding en de inzet van maatschappelijke organisaties, hun kennis en hun netwerken wat u betreft niet duidelijk genoeg zijn, vind ik u dan aan mijn zijde om ook daadwerkelijk een voorstel te doen voor een verschuiving van middelen van het artikel voor handel, dat met name voor het bedrijfsleven is, naar het andere artikel, de inzet voor maatschappelijke organisaties, zodat die hun werk kunnen blijven doen?

Mevrouw De Korte (NSC):

Dit is een wat-alsvraag, dus ik zeg ook hierbij: we wachten de beantwoording van de minister af. Ik heb net ook aangegeven dat de inzet van de ngo's zeker belangrijk is. Die moet voor ons ook echt integraal in het hele subsidiekader zitten. Het mag niet losstaan van de hoofdlijnen die nu zijn beschreven.

De voorzitter:

Dan ga ik door naar de heer Boswijk voor zijn interruptie namens het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Ik hoor collega De Korte heel vaak zeggen: we wachten af, we maken ons zorgen, we vragen de minister zus en zo, enzovoort. Ik krijg een beetje een déjà vu. Dit is het derde debat met een derde woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking vanuit NSC, weer een andere. Het betoog is echter exact hetzelfde en de reactie van collega Ram hierin ook. Dus wanneer gaat NSC een streep trekken, echt op zijn strepen staan, en zeggen: jongens, tot hier en niet verder? Wanneer is het genoeg? Ik heb namelijk een beetje het gevoel dat NSC vooral aan het duiden is en het ongemak aan het delen is, maar nooit gaat zeggen: en nu is het klaar. Deze minister jakkert gewoon met 130 kilometer per uur door. Dus het wordt ook een beetje gênant op dit moment.

Mevrouw De Korte (NSC):

Enerzijds voert deze minister wel het hoofdlijnenakkoord uit. Er is een korting, waar wij ook voor hebben getekend. Die is jammer, maar het geld moet zo goed mogelijk besteed worden. Zij heeft het nu in een brief uitgelegd. Nogmaals, ook wij maken ons zorgen over de inzet van de ngo's; daar hebben we zelf een motie voor ingediend. Vele partijen hebben die ook ondertekend. Wat dat betreft hebben we vragen aan de minister. We willen wel zeker stellen dat de korting niet ten koste gaat van de ngo's, die hun goede werk doen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Boswijk voor zijn laatste interruptie.

De heer Boswijk (CDA):

Wij worden niet betaald om ons zorgen te maken, maar om beleid waar nodig bij te sturen. De zorgen zijn al een keer eerder geuit door de voorgangers van collega De Korte. Ik herinner me zelfs dat collega Kahraman over de ontkoppeling van de ODA zei: dat is een bedrijfsongeluk en moet hersteld worden. Meneer Van Oostenbruggen is nu staatssecretaris, maar zei toen: dit is niet afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Uiteindelijk is het gewoon gebeurd. Snapt collega De Korte dus dat NSC het in het verleden toch maar heeft laten gebeuren dat er bovenop de afspraken in het hoofdlijnenakkoord extra wordt bezuinigd en dat dat nog steeds niet van tafel is? Snapt collega De Korte dat ik er met deze inbreng van NSC totaal niet in gerustgesteld ben dat deze minister nu daadwerkelijk gaat bijsturen en dat zij de moties, zelfs die van collega De Korte, gaat uitvoeren?

Mevrouw De Korte (NSC):

Wat de financiën betreft wachten we af hoe dat straks inderdaad in de Voorjaarsnota staat. Er is een waarschuwing van de Eerste Kamer uitgegaan om de bni-koppeling te behouden, dus we houden onze minister daar ook aan. We denken dat ze niet anders kan. Nogmaals, we hebben daar dus ook sturing in gegeven door de rol van de maatschappelijke organisaties toch helder te hebben.

De voorzitter:

Ik zie eerst nog de heer Van Houwelingen, ook voor zijn laatste interruptie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik proef weinig enthousiasme bij NSC voor de bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Dan heb ik toch de volgende vraag. Stel nou dat het kabinet valt en dat het kabinet, met NSC, doorgaat als kabinet-Timmermans. Zou u dan die bezuinigingen van vanaf 2027 ook gaan terugdraaien?

Mevrouw De Korte (NSC):

Ik ga er helemaal niet van uit dat het kabinet valt. Wij willen hier graag nog drie jaar zitten en het beleid gaan uitvoeren. Dus ik ga op dit "stel dat" geen antwoord geven.

De voorzitter:

Dan zie ik nog de heer Ceder, ook voor zijn laatste interruptie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het voelt alsof NSC wat minder stellig is dan een halfjaar geleden. Ik heb uw collega, de heer Kahraman, nog horen zeggen dat dit een bedrijfsongeval was, dat dit er per ongeluk in is gekomen, en dat hij het liet lopen met de volle overtuiging dat het in de Voorjaarsnota hersteld zou worden. Nu hoor ik mijn collega toch zeggen dat ze hoopt dat het kabinet dat regelt, maar ik mis de rol van de fractie, die — ik zeg het even in mijn eigen woorden — gezegd heeft: "Dit gaan wij niet meemaken, want dit was een fout. Dit was niet de bedoeling. Dit hebben de coalitiepartijen niet afgesproken, dus dit gaat ook niet meer gebeuren." Die stelligheid proef ik nu niet. Klopt het dat u daarin een draai gemaakt heeft, en dat u ook vindt dat het niet meer aan de NSC-fractie is om dit terug te draaien, maar dat u wacht waar het kabinet mee komt, en hoopt dat ze niet uw stelling, maar de motie van de Eerste Kamer gaan uitvoeren? Klopt het dat u dat hebt bijgesteld?

Mevrouw De Korte (NSC):

We hebben dat niet bijgesteld. Misschien heb ik mij te genuanceerd uitgedrukt. Daarmee wil ik eigenlijk aangeven dat we als NSC aannemen dat de minister haar beleid bijstelt ten aanzien van de bni-koppeling.

De heer Van Baarle (DENK):

We horen mevrouw De Korte zeggen dat zij als NSC aanneemt dat de minister die koers gaat bijstellen, maar wat betekent "aannemen" nou in de praktijk? Gaat NSC het inderdaad niet laten gebeuren als deze minister en dit kabinet besluiten dit niet bij te sturen? Is dit voor NSC een halszaak, of verwacht NSC het nu en zien we ze later bijdraaien als dit kabinet toch besluit het niet bij te stellen?

Mevrouw De Korte (NSC):

Dat is eigenlijk een iets andere vraag dan net gesteld is. Wat doet NSC ten aanzien van de bni-koppeling? Maar dat hoort ook echt bij de Voorjaarsnota. Dus wij nemen aan dat de minister het bijstelt. We horen graag ook van de minister dat zij daarmee aan de slag gaat. Nogmaals, in de Eerste Kamer wordt nu ook gezegd dat er een bni-koppeling moet komen. Wij nemen aan dat ze die motie overneemt.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vind het zo langzamerhand wel een beetje aandoenlijk worden hoe NSC zich binnen deze coalitie keer op keer maar laat piepelen. Mevrouw De Korte zit hier vandaag eigenlijk met pijn een recordbezuiniging op ontwikkelingssamenwerking te verdedigen. NSC heeft dit geslikt, is gepiepeld met de bni-koppeling en komt nu niet verder dan dat ze hopen dat de minister het bijstelt. Ik zou echt verwachten van NSC dat het zich in deze coalitie niet de gewillige teckel van Geert Wilders toont, maar meer tanden laat zien en deze minister gewoon bijstuurt. De humanitaire noden in de wereld zijn groter dan ooit. Ik zie hier dat NSC niet verder komt dan halve uitspraken en het allemaal maar laat gebeuren. Mijn vraag is: waarom? Waarom laat NSC het allemaal gebeuren?

Mevrouw De Korte (NSC):

Er worden steeds dezelfde vragen gesteld. Waarom laat NSC dit gebeuren? Wij zijn inderdaad onderdeel van dit kabinet. We hebben getekend voor de bezuiniging van 2,4 miljard. Dat gaat niet veranderen. Maar wat ons betreft wordt het niet meer dan dat.

De voorzitter:

Dan kijk ik naar de heer Ram voor een interruptie namens de PVV.

De heer Ram (PVV):

Ik wil vanuit de PVV duidelijk maken dat wij tegen de koppeling zijn en blijven. Het staat ook niet in het hoofdlijnenakkoord. Ik heb een vraag aan NSC. Ik neem aan dat NSC ook goedkopere boodschappen, lagere huren en een lagere energierekening wil. Dat betekent dat daarover onderhandeld moet worden tijdens de Voorjaarsnota. Het kabinet moet daar ook nog een standpunt over innemen. Geeft NSC de ruimte aan het kabinet om daar een eigen afweging in te maken?

Mevrouw De Korte (NSC):

Ik ga hier niet onderhandelen over de Voorjaarsnota. Dat lijkt me helemaal niet de juiste plek. Er zijn veel afwegingen te maken, zeker in deze tijd, ook ten aanzien van Defensie. Ik ga nu niet op deze vraag in.

De voorzitter:

Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het deel van mevrouw De Korte en ga ik door naar de buurman, voor zijn inbreng namens het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Waarom hebben deze coalitie en dit kabinet zo'n ontzettende hekel aan de Nederlanders? Over de ruggen van de meest kwetsbare mensen op deze aarde schaden ze namelijk gewoon keihard de belangen van Nederland. Ik kan een heel verhaal houden over waarom het CDA ontwikkelingssamenwerking belangrijk vindt en welke waarden daaraan ten grondslag liggen, maar helaas moet ik concluderen dat geen van de coalitiepartijen daar gevoelig voor is. Overal gaat het continu over het eigen belang. Laat ik vanuit daar redeneren. Collega Hirsch deed dat net ook al.

VNO-NCW, toch wel de vertegenwoordiger van het grote bedrijfsleven — dat zou voor een aantal partijen hier toch ook wel een reden moeten zijn om in ieder geval op z'n minst te luisteren — geeft heel duidelijk aan dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking onverantwoord zijn en het Nederlandse bedrijfsleven niet helpen. Integendeel, de bezuinigingen op het maatschappelijke middenveld maken het voor bedrijven veel moeilijker om te kunnen opereren in landen met een fragiele regering.

Een ander belangrijk punt van deze coalitie betreft de vluchtelingen. Iedereen weet dat de beste manier om vluchtelingen te voorkomen is om de grondoorzaken aan te pakken. Maar er wordt keihard bezuinigd op allerlei programma's. Denk aan klimaatverandering en vredesonderhandelingen. Maar ook op de opvang in de regio, waar het CDA ook een groot voorstander van is, wordt enorm bezuinigd. Het gevolg is natuurlijk dat je zo meteen nog meer ongereguleerde vluchtelingenstromen gaat krijgen. Hoe dan?

Dan ook nog het geopolitieke punt. Rusland en China lachen zich werkelijk waar slap over het amateurisme van de westerse wereld. Want niet alleen Nederland bezuinigt, maar er wordt collectief massaal bezuinigd. Zij springen natuurlijk heel handig in het vacuüm. Het wordt natuurlijk ontzettend moeilijk voor Nederlandse bedrijven, de Nederlandse samenleving en Europa als geheel om dan nog een positie te krijgen, bijvoorbeeld als het gaat om grondstoffen die we nodig hebben voor de energietransitie. Ziet de minister dit werkelijk waar niet aankomen?

Dan de ontkoppeling. Ik vind het eigenlijk schandalig. Ik hoorde collega De Korte van NSC net zeggen dat er een motie in de Eerste Kamer is aangenomen die de minister misschien dwingt om een en ander bij te stellen. Gaan we nu werkelijk waar de Eerste Kamer ons werk laten doen? Ik zou zeggen: coalitie, pak je rol. Als het niet is afgesproken in het hoofdlijnenakkoord, doe het dan zelf. Laat het niet over aan de Eerste Kamer.

Voorzitter. Collega Dobbe refereerde al even aan de immense bezuinigingen op vrouwenrechten, juist in een tijd waarin meisjes en vrouwen letterlijk achter slot en grendel verdwijnen. We hebben heel veel debatten gehad over Afghanistan. Dit kabinet denkt: prima, wij doen er nog een schepje bovenop. Schandalig. Hoe kijkt de minister hiernaar? Dit kan zij toch niet dragen?

Voorzitter. Er werd altijd gezegd: water en handel zijn belangrijk en we gaan ons vooral op noodhulp richten. Maar ook in humanitaire hulp wordt het mes gezet, met 14%. Hoe verklaart deze minister dat?

Voorzitter. Tot slot wil ik me aansluiten bij de opmerking van collega Van Baarle over Myanmar. Ik ben ook erg benieuwd naar de reactie van deze minister op het geweld tegen hulpverleners, wat we de laatste dagen helaas ook hebben gezien in Gaza. Dank u wel.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Bamenga namens D66.

De heer Bamenga (D66):

Mooie woorden van collega Boswijk van het CDA. We trekken heel vaak samen op ten aanzien van de vergeten conflicten. Ik zie ook altijd een kritische houding van het CDA juist ten behoeve van de allerarmsten op aarde. Tegelijkertijd zie ik toch, als puntje bij paaltje komt, dat het CDA dit kabinet helpt, bijvoorbeeld bij de begroting, zowel in de Eerste als de Tweede Kamer, zodat de bezuinigingen gewoon door kunnen gaan. Ik herhaal even de woorden van de heer Boswijk, die net heeft aangegeven dat we niet worden betaald om ons zorgen te maken, maar om beleid bij te sturen. Dus ik begrijp oprecht niet waarom het CDA vervolgens de bezuinigingen toch nog goedkeurt, zowel in de Eerste Kamer als in de Tweede Kamer.

De heer Boswijk (CDA):

Dank voor deze interruptie. Wij hebben gezegd dat we niet ontzettend blij zijn met de bezuinigingen die voor dit jaar gepland staan, maar deze kunnen we nog dragen. Maar wij hebben deze minister ook een winstwaarschuwing gegeven. We hebben onder andere ook de motie gesteund waaraan continu wordt gerefereerd. Wij zeggen: voor steun voor de volgende begroting, de begroting die dit jaar door de Kamer moet, moet er wel wat veranderen, maar zoals het er nu naar uitziet, gaan we die niet steunen, zeker als die ontkoppeling niet wordt hersteld. Dat weet deze minister ook. Dat hebben wij ook continu aangegeven. Wij zijn daar altijd duidelijk in geweest. De forse bezuinigingen die er nu aankomen … Even voor de luisteraars: de bezuinigingen voor dit jaar vallen nog enigszins mee, maar de schade die vanaf nu gaat plaatsvinden, is desastreus. Wat ons betreft is dat onverantwoord. Die zullen wij ook niet steunen.

De voorzitter:

Ik zie geen verdere interrupties. Dan kijk ik heel even rond of een van de collega's die al drie interrupties hebben gehad, even de voorzittershamer wil overnemen als ik mijn eigen inbreng doe. Ik zie mevrouw Dobbe knikken, dus dank daarvoor.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het zijn onzekere tijden, met een oorlog op het Europese continent, grote onrust in het Midden-Oosten en de verschrikkingen in Oost-Congo en Sudan, waar we vorige week nog over spraken. Deze mondiale instabiliteit vraagt om scherpe, doordachte keuzes. We moeten ervoor zorgen dat elke euro die we investeren, daadwerkelijk bijdraagt aan het bevorderen van stabiliteit en het beschermen van onze belangen in deze turbulente tijden.

Voorzitter. Dat geldt wat de VVD betreft ook voor ontwikkelingshulp. Op dit moment pakken we in Europa ontwikkelingshulp op 28 manieren aan. Alle lidstaten plus de Europese Commissie hebben hun eigen fondsen en wensenlijstjes, met grote versnippering tot gevolg. Met ruim 80 miljard euro is de EU zo de grootste donor wereldwijd, maar het lukt ons onvoldoende om duurzame economische ontwikkeling te stimuleren in ontwikkelingslanden of strategische partnerschappen aan te gaan waar zowel het ontvangende land als wij iets aan hebben. Als er één Chinese delegatie voor de deur staat om bijvoorbeeld een deal over grondstoffen te sluiten, staan er aan de andere kant talloze Europeanen met allemaal hun eigen strategie en voorwaarden. Het laat zich raden wie er dan het nakijken heeft. We moeten dat echt slimmer en efficiënter doen.

Voorzitter. De prioriteiten van de VVD zijn helder. De focus moet vooral liggen op onderwerpen waarover Nederland veel kennis en kunde heeft en op landen waar we ook daadwerkelijk impact kunnen maken of waar we een belang hebben. De VVD is dan ook blij dat deze minister scherpe keuzes maakt om zo meer impact te kunnen maken met de dingen die we doen. Er wordt vaak gedaan alsof hulp alleen maar hulp is als je er zelf niets aan hebt. Dat is wat mij betreft grote onzin. Uiteindelijk wil je dat er een duurzame ontwikkeling gaat plaatsvinden en daar hebben we ook bedrijven bij nodig. Zij hebben vaak de kennis en expertise om landen echt vooruit te helpen, innovaties te bedenken, de ontwikkeling in een land te stimuleren en werkgelegenheid te creëren, maar zij hebben in het begin ook vaak wat financiële ondersteuning nodig. Dat is helemaal niet gek. Het is dan ook goed dat handel nadrukkelijk prioriteit heeft bij de inzet van het OS-budget, maar welke rol ziet de minister voor investerings- en ontwikkelingsbanken om dit verder te ondersteunen? Wat kan zijzelf of haar ministerie hierin doen om dit verder te bevorderen?

Voorzitter. De VVD steunt de inzet van de minister om vooral in te zetten op irreguliere migratie voorkomen, handel en economie, veiligheid en stabiliteit, voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg. Maar de VVD acht het ook van belang dat we aandacht houden voor het beschermen van de rechten van minderheden, waaronder lhbtiq+ en vrouwen. We hebben ook ontzettend veel kennis op dat gebied, zoals ik eerder heb gezegd. Kijk bijvoorbeeld naar het Aidsfonds of naar een organisatie als Rutgers. In dat licht heb ik nog wel een paar vragen aan de minister over hoe ik de inzet op het gebied van vrouwenrechten en gender moet duiden. Want enerzijds zie ik het onderwerp gezondheidszorg terugkomen, waar de VVD blij mee is, maar anderzijds wordt het onderwerp vrouwenrechten als zodanig geschrapt. Kan de minister dit nader duiden? Klopt mijn aanname dat dergelijke projecten misschien niet meer als zelfstandig doel worden gefinancierd, maar wel nadrukkelijk betrokken kunnen worden, als onderdeel daarvan, bij de bredere projecten in de gebieden of op de onderwerpen waarbij we dat nog wel doen? Want helaas zien we nog op te veel plekken in de wereld dat de rechten van vrouwen en andere minderheden onder druk staan. Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie in dezen?

Dan nog een onderwerp waar we het in de afgelopen debatten minder over hebben gehad, maar waar we als Nederland traditioneel ook sterk in zijn: good governance. Denk bijvoorbeeld aan het inzetten van de ervaringen van de VNG, zoals VNG International, van het NIMD of van de vele andere organisaties, zoals het Helsinki Comité. Uiteindelijk is good governance essentieel voor het versterken van vrede en veiligheid, maar ook essentieel voor het creëren van een goed ondernemings- en investeringsklimaat. Hoe kijkt de minister naar dit onderwerp? Deelt zij dit belang en, zo ja, waar komt dat dan terug in haar plannen?

Ten slotte sluit ik me aan bij de opmerking van de heer Van Baarle over de aardbevingen in Myanmar.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat er een interruptie is van mevrouw Hirsch.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de inbreng van mevrouw Kamminga. Ik ben blij met het inzicht dat internationale samenwerking op veel manieren bijdraagt aan het Nederlandse belang. Een van de manieren die nu heel veel aandacht krijgt in het betoog van mevrouw Kamminga, is de rol van het Nederlandse bedrijfsleven. Mevrouw Kamminga blijft ook zeggen dat onze hulp efficiënt moet zijn. Nu blijkt uit allerlei internationale onderzoeken, en overigens ook uit uitspraken van het bedrijfsleven zelf, dat de effectiviteit van het bedrijfsleven alleen dan groot is, wanneer we daarvóór hebben geïnvesteerd in de stabiliteit van landen. Daar wordt nu op bezuinigd. Waarom blijft mevrouw Kamminga herhalen dat dit een effectieve manier is om onze internationale belangen veilig te stellen, als zelfs het bedrijfsleven waar het over gaat, aangeeft dat het wat hen betreft niet de juiste keuzes zijn?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank aan mevrouw Hirsch voor haar interruptie. Overigens, voor de goede orde meld ik toch even dat de VVD al veel langer het inzicht heeft — dat is geen nieuw inzicht — dat ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking, hoe we het ook noemen, kan bijdragen aan het Nederlands belang. Ik heb niet dezelfde woordvoeringslijn als de collega van de PVV. Wij hebben altijd betoogd dat ontwikkelingshulp een belangrijk onderdeel, en wat de VVD betreft ook een integraal onderdeel, is van ons buitenlandbeleid.

Daarbij wil ik ook meteen zeggen: het is niet zo dat we niets doen. Want in deze debatten wordt soms gedaan alsof we helemaal geen geld meer uitgeven, maar we geven nog steeds miljarden uit, die beschikbaar zijn voor al die doelen die mevrouw Hirsch noemt en die dus ook bijdragen aan al die onderwerpen, zoals het creëren van vrede en veiligheid, het voorkomen van migratiestromen, opvang in de regio, gezondheidszorg en al die andere onderwerpen. Het is dus absoluut niet zo dat we niets meer doen en dat wil ik dus ook verre van mij werpen. Vervolgens gaat mevrouw Hirsch door en haalt ze een aantal rapporten aan, maar goed, ik kan net zo goed een aantal rapporten van de Rekenkamer aanhalen waarin staat dat talloze projecten die uitgevoerd worden, inefficiënt zijn en beter kunnen, maar volgens mij is dat niet het betoog dat we met elkaar moeten houden. Het gaat erom dat wat we doen, ook effect zal hebben.

Ik geloof er iets meer in — daar zit ook een verschil tussen de partij van mevrouw Hirsch en mijn eigen partij — dat duurzame ontwikkeling begint met zorgen dat mensen zelf dingen kunnen doen. Daarvoor moeten er stabiliteit, vrede en veiligheid zijn. Daarom investeren wij in defensie. Wij willen echt zorgen dat de economieën gaan bloeien. Daar heb je die bedrijven voor nodig. VNO-NCW is vaak aangehaald. Zij zeggen dat de bezuinigingen fors zijn, maar als je vervolgens kijkt naar wat zij zeggen nodig te hebben, zie je dat dat precies de zaken zijn waar wij nog wel fors in investeren: vrede en stabiliteit, het ondernemingsklimaat en good governance. Ik heb specifiek gezegd dat good governance daarvoor ook belangrijk is. Ik zie het dus net iets anders. Het is maar net waar je de accenten legt. Ik zie juist dat het beleid dat we nu hebben, heel erg ondersteunend is aan de doelen van het bedrijfsleven en, nog belangrijker, aan de doelen die we willen bereiken met onze inzet, voor het verbeteren van de leefbaarheid in ontwikkelingslanden.

De voorzitter:

Dank u wel voor dit korte antwoord. Ik zag dat de heer Bamenga ook nog een vraag heeft.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoor in het betoog van mevrouw Kamminga mooie woorden over vrouwenrechten, maar de realiteit is dat de VVD de bezuinigingen, die ook te maken hebben met vrouwenrechten, gewoon ondersteunt. Ik begrijp dus niet of deze mooie woorden voor de bühne zijn of niet. Hoe gaan de bezuinigingen, die gaan over vrouwenrechten — de beleidsregel wordt immers helemaal geschrapt — volgens mevrouw Kamminga daadwerkelijk zorgen voor meer veiligheid en vrijheid voor deze vrouwen?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik zou geen coherent en consistent betoog houden als ik niet zou zeggen dat er meer focus en efficiency moet worden aangebracht en dat er minder versnippering moet zijn. Dat geldt wat mij betreft over de hele linie. Niet voor niets heb ik de minister daar een vraag over gesteld. Ik ga ervan uit dat ook projecten die de participatie van vrouwen bevorderen onder het artikel van vrede en veiligheid vallen. Laatst was er nog een motie van volgens mij de heer Boswijk, die ervoor gezorgd heeft dat we women, peace and security nog blijven steunen. Daar worden vrouwenrechten nadrukkelijk in genoemd. Ik heb er zelf namens de VVD enorm voor gestreden om gezondheidszorg erbij te doen, waarin er ook weer nadrukkelijk aandacht voor vrouwen is. Laten we helder zijn: dat we projecten niet meer ondersteunen, betekent natuurlijk niet dat we een streep door vrouwenrechten zetten. Dat zijn twee verschillende dingen. Nogmaals, ik ga ervan uit — daar zal ik ook voor blijven strijden — dat er bij de dingen die we doen, altijd aandacht is voor vrouwen, minderheden en andere kwetsbare groepen.

De voorzitter:

Ik check even bij de griffier of u nog interrupties heeft. Ja, het mag nog.

De heer Bamenga (D66):

Dat had u moeten weten.

Ik hoor mevrouw Kamminga aangeven dat het feit dat het budget voor vrouwenrechten geschrapt is, niet betekent dat zij vrouwenrechten niet belangrijk vindt. Ik moet zeggen dat ik toch heel sterk de indruk krijg dat als puntje bij paaltje komt, de VVD vrouwenrechten gewoon laat vallen en dat de veiligheid en vrijheid van deze vrouwen ontzettend onder druk komen te staan als de VVD daarover gaat. Dat vind ik ontzettend jammer, want ik had de VVD liever aan de zijde van D66 gehad, om samen te strijden voor de veiligheid en vrijheid van deze vrouwen, maar de VVD laat deze vrouwen gewoon keihard in de steek.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Wat de heer Bamenga nu zegt, is natuurlijk klinkklare onzin. Wij strijden altijd voor vrouwenrechten. Stap één daarbij is dat we ervoor zorgen dat in ieder land de veiligheid gegarandeerd wordt, niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen en mensen die zich anders identificeren dan als man of vrouw. Daar zullen wij voor blijven strijden. Dat doen we ook. Daarom investeren wij fors in defensie. Het is echt klinkklare onzin dat wij niet in vrouwen zouden willen investeren. Bovendien hebben we gezondheidszorg toegevoegd middels een motie van mij, waarin vrouwenrechten juist expliciet zijn opgenomen. Nogmaals, ik zal ervoor blijven strijden dat we bij de onderdelen en projecten waar we nog geld voor hebben, als dat logisch is altijd expliciet aandacht zullen vragen voor vrouwen of andere groepen. Daarvoor vindt u mij aan uw zijde.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga. Er is nog een interruptie van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

We hebben de fractie van NSC, die door te zeggen dat ze aannemen dat het kabinet het corrigeert, hoopt dat de bni-koppeling blijft bestaan, en we hebben de fractie van de PVV, die zegt dat het niet in het hoofdlijnenakkoord staat, dus dat het van hen niet hoeft. Ik vroeg me af hoe de fractie van de VVD dat beoordeelt. Er is inderdaad een motie aangenomen in de Eerste Kamer. Vindt de fractie van de VVD de recordbezuiniging die wordt ingeboekt op ontwikkelingssamenwerking en op noodhulp, nu wel voldoende en vindt ze dat die koppeling hersteld moet worden? Of zegt de VVD, net als de PVV, dat het van hen niet zo hoeft en gaan we nog meer bezuinigen op de meest kwetsbaren in de wereld?

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik ga natuurlijk niet vooruitlopen op een discussie die we nog moeten voeren in het kader van de Voorjaarsnota. Ik snap dat u niet alles heeft kunnen lezen, maar in de Agenda voor Werkend Nederland bijvoorbeeld staat dat wij, als wij nu een keuze moeten maken in de schaarse middelen die er te verdelen zijn, nu kiezen voor de portemonnee van de Nederlander en kijken hoe we daar iets meer koopkracht voor terug kunnen brengen. Daar staat bijvoorbeeld nog een extra bezuiniging op ontwikkelingshulp in. Voor de VVD is het niet onbespreekbaar om daar nog eens naar te kijken. Daar hebben we ook al plannen voor ingediend. Dat kunt u overal lezen. Nogmaals, we moeten gewoon kiezen. Voor de VVD liggen op dit moment de grootste prioriteiten bij onderwerpen als defensie. Daar begint het mee. Dat is de basisvoorwaarde om überhaupt ontwikkelingshulp te kunnen verlenen, want als er geen vrede en veiligheid zijn, is het ook moeilijk om daarmee te beginnen. Daarnaast zien wij ook dat er op dit moment een forse opgave qua bezuinigingen ligt, waarbij wij ook graag de portemonnee van de hardwerkende Nederlander willen beschermen. Dat vergt keuzes. We zullen zien wat er in de Voorjaarsnota uitkomt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga. Er zijn verder geen interrupties, dus bij dezen geef ik de spreekwoordelijke voorzittershamer weer aan u terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Daar hebben we een uur en een kwartier over gedaan. Dat betekent dat we niet heel veel tijd en ruimte meer hebben voor de afronding, ook omdat er nog een hoofdelijke stemming op het programma staat, dus we hebben sowieso geen uitloop. O, ik hoor dat die stemming niet doorgaat. Nou, dat scheelt dan weer. Desalniettemin is deze zaal straks voor iets anders ingeboekt. Ik kijk heel even naar de minister. Hoelang heeft zij nodig voor de voorbereiding van de beantwoording? Een halfuur, hoor ik. Dan schors ik voor een halfuur, waarbij ik de minister wel alvast verzoek om straks geen lange inleiding te houden; dat doet ze doorgaans overigens al niet. Ook de vragen hoeven niet allemaal herhaald te worden, zodat we wat tijd besparen. Ik schors voor een halfuur.

De voorzitter:

In het kader van goed gedrag belonen vraag ik om stilte op de publieke tribune. Ik wil graag beginnen. Ik heropen de vergadering, want het is 11.45 uur. We zijn bezig met het commissiedebat over de beleidsbrief ontwikkelingshulp. We hebben net de eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad. Daarin is een groot aantal vragen gesteld. Ik ga de minister zo het woord geven om die te beantwoorden, waarbij ik nogmaals tegen de leden zeg dat we drie interrupties per persoon hebben. Ik verzoek u het zo kort en bondig mogelijk te houden, zodat er nog ruimte overblijft voor een tweede termijn, maar ik ga er niet de hele tijd als een schooljuf doorheen tetteren. Het is ook aan u. Dan heeft u geen tweede termijn meer; dan weet u dat alvast. We moeten het met elkaar doen. Dat gezegd hebbende geef ik de minister het woord voor de beantwoording.

Minister Klever:

Voorzitter, dank u wel. Het doet mij plezier om vandaag met uw leden dieper in te gaan op een belangrijk deel van mijn portefeuille, namelijk ontwikkelingshulp. De beleidsbrief hierover is natuurlijk al een tijdje geleden uitgekomen. Ik kijk uit naar een vruchtbare discussie hierover vandaag. Voordat we er dieper op ingaan, wil ik de leden van de commissie bedanken voor hun inbreng in eerste termijn. Ik heb veel waardering voor de betrokkenheid van iedereen bij dit thema en voor de scherpe blik. Ik zal mijn best doen alle vragen te beantwoorden.

Ik heb mijn bijdrage als volgt opgebouwd. Ik begin met een inleiding op de beleidsbrief en daarna ga ik over tot de beantwoording van de vragen. Ik weet niet of de voorzitter alle blokjes wil weten? Het zijn er wel veel, hoor.

De voorzitter:

Dat is wel fijn, denk ik, zodat men de interrupties een beetje kan plannen.

Minister Klever:

Ik begin met een blokje actualiteiten. Daarin zitten natuurlijk Myanmar en Gaza. Dan heb ik de volgende blokjes: beleidskeuzes, multilateraal en kanalen, bezuiniging algemeen en de bni-koppeling, humanitaire hulp, kwetsbaren en onderwijs, dan de SDG's, speciaal voor de heer Van Houwelingen, omdat hij net terug is. Dan heb ik nog een blokje migratie, een blokje vrouwenrechten, gender en lhbtq en een blokje overig.

De voorzitter:

Oké. Dat zijn een hoop blokjes. Dan gaan we snel aan de slag.

Minister Klever:

Ik praat snel, dus dat gaat helemaal goed komen. Dit kabinet bezuinigt op ontwikkelingshulp. Dat was al bekend. Structureel 2,4 miljard minder per jaar. Dat is besloten door de vier dragende partijen van de coalitie en dat is vastgelegd in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerprogramma. Deze afspraken voer ik netjes en zorgvuldig uit. Daarnaast ga ik de zaak ook anders aanpakken. We koppelen ontwikkelingshulp uitdrukkelijk aan de belangen van Nederland. Wat houdt de beleidswijziging concreet in? We gaan heldere keuzes maken, we brengen focus aan en we kiezen voor wat ook goed is voor Nederland.

Voortaan zijn drie Nederlandse belangen leidend. Ten eerste: handel en economie. Ik zet mij ervoor in om Nederlandse bedrijven meer te betrekken bij ontwikkelingshulp. Met hun kennis, kunde en kwaliteit hebben ze veel te bieden, ook op het gebied van ontwikkelingshulp. Door hulp, handel en investeringen sterker aan elkaar te verbinden draagt ontwikkelingshulp bij aan ons verdienvermogen. Ook bouwen we zo aan sterkere handelsrelaties. Zo wint iedereen. We creëren kansen voor onze bedrijven in lage- en middeninkomenslanden en daar groeien de economie en de werkgelegenheid.

Ten tweede: veiligheid en stabiliteit. Met ontwikkelingshulp investeert het kabinet gericht in onze eigen veiligheid. Meer stabiliteit betekent minder mensen op de vlucht, minder verstoring van internationale handel en minder ruimte voor radicale groepen en criminelen. Onze focus ligt daarbij op de nabuurregio's van de EU: West-Afrika, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten. Hier zorgen we er bijvoorbeeld voor dat mensen betere toegang krijgen tot voedsel en water en zo dragen we ook vanuit mijn portefeuille bij aan de veiligheid van Nederland.

Het derde Nederlandse belang is het beheersen van migratie. Migratie zorgt voor onrust in de Nederlandse maatschappij en legt druk op onze voorzieningen. De vier dragende partijen van de coalitie willen de migratie naar Nederland daarom fors beperken. Ook vanuit mijn portefeuille lever ik daar een bijdrage aan. Dat doe ik via migratiepartnerschappen en door in te zetten op opvang in de regio.

Voorzitter. Daarnaast richt ik mijn beleid voortaan sterk op de dingen waar Nederland echt goed in is en waarop we internationaal een herkenbaar profiel hebben: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid. Op die thema's heeft Nederland wat te bieden en willen landen ook graag met ons samenwerken. Daar liggen ook grote kansen voor onze Nederlandse bedrijven. Om dat goed te doen, gaan we ook een aantal dingen niet meer doen. Zo kunnen we focus aanbrengen en effectiever werken aan onze langetermijnbelangen. Dat is nooit belangrijker geweest dan nu. De wereld is geopolitiek gevaarlijker geworden. Ieder land ter wereld kijkt scherper naar zijn eigen belang. Wij doen dat dus ook. Ontwikkelingshulp is daar dus onderdeel van. Het kabinet stopt met zelfstandige projecten op het gebied van gendergelijkheid, beroepsonderwijs, hoger onderwijs, sport en cultuur. En dit kabinet vermindert de specifieke inzet op klimaat, maatschappelijk middenveld en multilaterale samenwerking.

Voorzitter. Een kanttekening is wel op zijn plaats. Op het gebied van klimaat houden we ons aan het klimaatakkoord van Parijs. Ook als we geen zelfstandige programma's meer hebben op sommige onderwerpen, houden we wel oog voor die onderwerpen als zij de effectiviteit van ontwikkelingshulp vergroten. Dat gaat bijvoorbeeld om vrouwen en meisjes. Aandacht voor vrouwen en meisjes blijft nodig in ons werk, ook al is het niet langer een zelfstandige prioriteit. Dat was ook een specifieke wens van de Tweede Kamer.

We gaan dus focussen en tegelijkertijd ook versterken. Tegen het einde van deze kabinetsperiode hebben we nog altijd zo'n 3,5 miljard aan ontwikkelingshulp te besteden. Hiermee blijft Nederland internationaal nog steeds een grote donor. We blijven ons dus inzetten voor het doel van ontwikkelingshulp: de sociaal-economische ontwikkeling van landen en het helpen van mensen in nood. Daarom heb ik er ook voor gekozen om een grote donor te blijven op het gebied van humanitaire hulp, noodhulp, hulp aan de meest kwetsbaren, zonder hierin het eigenbelang na te streven.

Voorzitter, ik heb nog een laatste punt. We nemen echt geen afscheid van maatschappelijke organisaties. Waar zij geschikte partners zijn, blijven wij met hen werken. Maar voor het kader maatschappelijk middenveld vind ik het belangrijk dat ngo's hun eigen broek kunnen ophouden, niet versnipperd en inefficiënt werken, en niet te afhankelijk zijn van de overheid. Ik rond mijn inleiding af. Mijn doel is en blijft effectieve en efficiënte ontwikkelingshulp, gericht op sociaal-economische verbetering van landen en mensen in nood. Dat doen we wel op een manier die ook onze belangen dient. Daarbij houden we oog voor de meest kwetsbaren in de wereld. Zo helpen we niet alleen anderen, maar investeren we ook in onszelf.

Voorzitter, tot zover. Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen. Ik begin maar meteen met de actualiteit, namelijk de aardbeving in Myanmar en Thailand. Het is verschrikkelijk wat daar gebeurd is. Nederland is gelukkig ook in staat om daar hulp te verlenen. Dankzij onze meerjarige en flexibele financiering verlenen onze humanitaire partners op dit moment direct noodhulp in Myanmar en Thailand. Onze humanitaire organisaties lieten ons ook direct weten dat zij daartoe in staat waren dankzij onze steun, die wij altijd vooraf geven. Zo heeft de Dutch Relief Alliance met onze flexibele financiering meteen 3 miljoen euro kunnen inzetten om samen met lokale partners hulp te bieden in Myanmar. Ook het Rode Kruis en onze VN-partners zijn actief. Daarnaast hebben Nederlandse waterexperts bijgedragen aan de humanitaire coördinatiecommissie vanuit de EU en Bangkok. Die vraag kreeg ik van een heleboel leden: Van Baarle, Dobbe, Boswijk en Kamminga. Dat is dus die.

Dan vervolg ik met Gaza, over de gerichte aanvallen op hulpverleners in Gaza door Israël. Geweld tegen hulpverleners is meer dan afschuwelijk en onacceptabel. Dat onderstreep ik ook in een condoleancebrief aan het Rode Kruis en de Rode Halve Maan die ik vandaag uit zal sturen. Het kabinet veroordeelt de aanval ook. Met andere landen vragen we Israël dat er gedegen en onafhankelijk wordt onderzocht hoe dit heeft kunnen plaatsvinden. Ook moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen om hulpverleners te beschermen. Hulpverleners in Gaza, maar ook in andere conflictgebieden, lopen iedere dag gevaar terwijl zij anderen proberen te helpen. Dat zou nooit zo mogen zijn. Dit baart mij veel zorgen. De veiligheid van hulpverleners is een prioriteit van het Nederlandse humanitaire beleid. Daar blijven we ons voor inzetten. Dat doen we diplomatiek, maar ook met steun aan organisaties die zich hierop richten. U heeft in mijn humanitairehulpbrief kunnen lezen dat ik daar ook extra op inzet.

De heer Van Baarle vraagt heel specifiek hoe ik ervoor ga zorgen dat hulpverleners toegang hebben tot Gaza. Het kabinet veroordeelt de blokkade door Israël van humanitaire hulp, maar ook van de leverantie van elektriciteit in de Gazastrook. Dergelijke blokkades druisen in tegen internationaal recht.

Tot zover de actualiteit.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe. Maar ik wil hierbij ook nog even benoemen dat de heer Van Baarle uiteraard een aantal van die vragen heeft gesteld, maar dat hij nu weer naar de plenaire vergadering is. Dat is dus geen desinteresse. Dat wil ik wel even benoemd hebben. Hij heeft dus andere verplichtingen. Maar hij laat ongetwijfeld het debat hier meekijken. Mevrouw Dobbe namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ik wil even ingaan op de verschrikkelijke aanval op hulpverleners in Gaza. Ik ben heel blij om te horen dat het kabinet, en deze minister, de aanval veroordeeld heeft. Ik wil toch iets voorleggen. Er is vorig jaar een motie aangenomen, onder anderen van een aantal van de hier aanwezigen. Die verzoekt de regering om het innemen van een leidende rol bij de bescherming van hulpverleners, maar ook om "het vervolgen van personen die geweld tegen hulpverleners plegen en staten daarvoor aansprakelijk te stellen". Zeker van dat tweede deel vraag ik mij af hoe de minister de uitvoering van deze motie ziet in relatie tot deze aanval, maar ook in relatie tot haar algemene beleid om hulpverleners te beschermen.

Minister Klever:

Dank voor deze vraag. De bescherming van hulpverleners wordt echt een prioriteit in mijn humanitairehulpbeleid. Dat staat ook in de hulpbrief. Daar ga ik meer op inzetten. Dat is het eerste deel van uw vraag. Het tweede deel van uw vraag gaat over een leidende rol nemen en staten verantwoordelijk stellen voor aanvallen op hulpverleners. Specifiek over Gaza heeft de minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen hierover overgebracht richting Israël. Daarnaast is hoe we dat verder exact gaan doen iets waarop ik samen met de minister van Buitenlandse Zaken terug zal komen. Hij is nu bezig met de uitwerking van dat beleid. Daar wordt dan dus nog op teruggekomen.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag.

Mevrouw Dobbe (SP):

Ja, dank u wel. Dan zou ik wel graag horen wanneer dan en wat de uitwerking van dat beleid betekent. Want de aangenomen motie, dus waar de Kamer om vraagt, is heel duidelijk. Er staat: "het vervolgen van personen die geweld tegen hulpverleners plegen en staten daarvoor aansprakelijk te stellen". Mijn vraag betreft precies dat deel. Hoe gaat het kabinet nou zorgen dat de personen die deze gruweldaad hebben gepleegd, worden vervolgd? En hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze staat aansprakelijk wordt gesteld? Als de minister hier later op terug wil komen, is dat prima, maar dan wel graag specifiek op deze aanval. We horen dan ook graag wanneer en dat het snel kan, zodat wij ook weten dat ons kabinet hier echt goed op reageert en hulpverleners op onze bescherming kunnen rekenen.

Minister Klever:

Ik deel de zorgen hierover. Ik deel ook de oproep om als kabinet een leidende rol hierin te nemen. Dat gaan wij ook doen. Het probleem hierbij is dat het op het terrein van de minister van Buitenlandse Zaken ligt. Ik weet dat hij daarmee bezig is. Hij komt daarop terug bij uw Kamer. Die motie wordt zeer serieus genomen. Ik kan alleen geen tijdlijn geven, want ik weet niet precies hoe zijn planning eruitziet. Maar weet dat het kabinet hierin die leidende rol aan het oppakken is en er sowieso bij uw Kamer op terugkomt.

De voorzitter:

Wellicht kan de minister dan wel de urgentie en het gegeven dat het onderwerp hier gespeeld heeft, aan haar collega doorgeven.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de minister voor de beantwoording van de eerdere vragen. Het moet mij toch even van het hart dat ik wel vaak dezelfde reacties hoor van zowel de minister van Buitenlandse Zaken als de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als het over de misstanden in Gaza gaat. Dan wordt er gezegd: wij uiten onze zorgen; wij sturen berichten. Dat is natuurlijk al anderhalf jaar aan de gang. Deze aanval is natuurlijk van een ongekende orde en het is nu zaak om ook onze signalering echt op een ander niveau te brengen. Omdat minister Klever zelf aangeeft dat ze hiervan geschrokken is, wil ik graag van haar horen wat zij vindt dat het Nederlandse kabinet nu anders moet gaan doen dan wat er in de afgelopen anderhalf jaar is gebeurd, namelijk het uiten van zorgen en het geven van signalen. Want dat blijkt dus niet afdoende te werken.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister, waarbij ik wel wil opmerken dat dit natuurlijk een debat is over de beleidsbrief. Het gaat ook over de actualiteiten, maar ik kijk even naar de minister om te zien of ze daar nader op in kan gaan.

Minister Klever:

Ja, voorzitter, ik begrijp de vraag. Ik deel dat die aanval tegen de hulpverleners afschuwelijk en onacceptabel is. Daarom heeft het kabinet die ook veroordeeld. Daarnaast heeft de minister van Buitenlandse Zaken Israël daar gisteren ook op aangesproken. Er gebeurt dus wel degelijk van alles. Veel gebeurt natuurlijk ook achter de schermen in de diplomatieke gesprekken. Wat er dan verder nog gebeurt, ligt toch meer op het terrein van de minister van Buitenlandse Zaken. Ik zal hem daarover aanspreken en ik zal hem in ieder geval de zorgen van uw Kamer overbrengen en aansporen daar snel op terug te komen. Maar wij hebben het veroordeeld en vinden net als u dat dit echt onacceptabel en afschuwelijk is.

De voorzitter:

Ik zie geen verdere interrupties. Dan gaan we door naar de beleidskeuzes, denk ik.

Minister Klever:

De heer Ceder, die ook weg is, vroeg hoeveel mensenlevens er worden getroffen en welke weging en belangen zijn gebruikt. Nou, het steunen van mensen in nood gaat door. Dat staat los van de focus op de Nederlandse belangen van veiligheid, welvaart en immigratie. Humanitaire hulp is gewoon zonder Nederlands belang en gaat door. Ik zie dat als een belangrijke verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend is er de internationale solidariteit, daar waar die nodig is. Daarnaast is het natuurlijk ondoenlijk om na te gaan hoeveel mensenlevens … Ik zie dat de heer Ceder binnenkomt. Ik ben met uw vraag bezig, meneer Ceder. Het is iets te simplistisch om te zeggen hoeveel mensenlevens gered worden met hoeveel budget. De inzet van de Nederlandse ontwikkelingshulp sluit onvermijdelijk miljoenen mensen uit, ongeacht welk bedrag we daarvoor zouden kunnen vrijmaken. Als klein land kunnen we onmogelijk alle problemen in de wereld oplossen. Elke euro kunnen we maar één keer uitgeven. We moeten daar natuurlijk ook verantwoording over afleggen aan de belastingbetaler.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Natuurlijk weet ik dat je niet aan het ministerie kan vragen hoeveel mensenlevens een bezuiniging kost, want dat kan je niet helemaal uitrekenen. Maar de notie dat wat wij hier doen en wat het kabinet heeft afgesproken onvermijdelijk zal betekenen dat we hulp terugtrekken daar waar het om levensreddende situaties gaat, omdat we zorgvuldig met het geld van de belastingbetaler willen omgaan, is volgens mij wel een belangrijke weging. Dat zijn overigens niet mijn woorden; ik vertaal even wat ik van de minister hoor. Het is volgens mij wel belangrijk dat dat een weging is die het kabinet en de fracties met elkaar gemaakt hebben. Mijn vraag is of de minister in ieder geval erkent dat deze steun onvermijdelijk betekent dat we niet meer in levensreddende situaties zullen zijn waar we nu wel zijn. We kunnen niet de hele wereld redden, maar dat heeft onvermijdelijk gevolgen, wat soms leven of dood kan betekenen.

Minister Klever:

Ik denk dat we het niet eens zullen worden over waar we die grens leggen. Ik kan wel zeggen dat er een substantieel budget overeind blijft. Dat substantiële budget zet ik nou juist in op humanitaire hulp, op voedsel, water en gezondheid. Dat zet ik juist in op die eerste basisbehoeftes voor mensen om te kunnen overleven. Daar waar ik het schrap, is dat natuurlijk pijnlijk; er moeten pijnlijke keuzes gemaakt worden. Maar ik heb zo veel mogelijk geprobeerd om die allereerste basisbehoeften in stand te laten. Dat is dus humanitair; dat is voedsel. Zonder voedsel kunnen mensen verder niks. Dat is dus ook water, en gezondheidszorg. Dit kabinet blijft ook fors bijdragen aan gezondheidszorg, mede op verzoek van uw Kamer. Ik heb uw Kamer daarin goed gehoord. Ik heb dus juist geprobeerd om dat zo verantwoord mogelijk door te voeren, die bezuinigingen. Hoeveel budget er dan uiteindelijk naar ontwikkelingshulp moet gaan, is natuurlijk een keuze. Daarin maken de verschillende partijen verschillende afwegingen. Daarin heeft dit kabinet ook een afweging gemaakt. Maar er blijft echt nog een substantieel budget over, van 3 miljard oplopend naar 3,9 miljard in 2029. Daarmee blijft Nederland ook wereldwijd een van de grotere donoren.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Minister Klever:

De heer Van Baarle had het over het eigenbelang voorop en vroeg: op welke manier doen de noden van de mensen er nog toe? Nederland blijft zich inzetten voor sociaal-economische ontwikkeling van lage en middeninkomenslanden, waaronder de armste landen. We blijven mensen in nood helpen. Deze inzet is in lijn met de duurzameontwikkelingsdoelen. De ODA-doelstelling blijft centraal staan. Tegelijkertijd zetten we onze belangen en die van de landen waarmee we samenwerken centraal. Dat is gewoon een win-winsituatie. Dat gaat hand in hand. Het een sluit het ander niet uit.

De heer Van Baarle vroeg ook of ik geloof dat de keuzes Nederland veiliger, stabieler en welvarender maken. Ja, de keuzes kunnen bijdragen aan de veiligheid en de welvaart van Nederland. Dat is dus precies waar ik op inzet. We gaan namelijk meer dan voorheen uit van samenwerking op basis van wederzijdse belangen. Nederland profiteert daarom, net als het land waarmee we samenwerken. Door bij te dragen aan stabiliteit daar, dragen we ook bij aan veiligheid, stabiliteit en uiteindelijk ook een grotere welvaart hier in Nederland.

De heer Ceder vraagt hoe mensen met een beperking terugkomen in het beleid. Daar hebben we het al eens eerder over gehad. Het kabinet voert geen specifiek doelgroepenbeleid. Dat betekent dus dat we niet meten hoeveel mensen met een beperking zijn bereikt door onze programma's, maar er is wel aandacht voor vrouwen, voor meisjes, voor kwetsbare groepen. Dat is ook belangrijk voor de effectiviteit van onze programma's in ontwikkelingshulp. Zo blijft er ook oog voor toegang voor mensen met een beperking binnen de door Nederland gefinancierde programma's, zoals bijvoorbeeld bij ons waterprogramma.

De heer Ceder heeft het ook over kritiek van het bedrijfsleven vanwege het maatschappelijk middenveld dat onvoldoende wordt betrokken. Ik ben het met de heer Ceder eens dat het waardevol kan zijn voor bedrijven en maatschappelijke organisaties om samen te werken. Maatschappelijke organisaties die kennis hebben van de lokale context, kunnen Nederlandse bedrijven goed helpen om inzicht te krijgen in de waardeketen waarbinnen ze actief zijn, inclusief de risico's. Daarom zal ik ook in de uitwerking van het nieuwe beleidskader een instrument opnemen voor schone en eerlijke handelsketens, juist ten behoeve van die samenwerking tussen ngo's en bedrijven, om te kunnen voldoen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De heer Ceder vroeg ook aandacht voor religieuze minderheden. Dank voor uw vraag om deze aandacht. Voor mij vallen religieuze minderheden ook onder kwetsbare groepen. Gisteren bracht ik bijvoorbeeld een werkbezoek aan Open Doors. Ik heb met hen gesproken over hun inzet voor vervolgde christenen en wat dat betekent. Het was trouwens al eergisteren — time flies. Open Doors maakt jaarlijks een ranglijst bekend. Het gaat wereldwijd om echt heel erg veel mensen, ook specifiek in regio's waarop ik mijn ontwikkelingshulpbeleid inzet. Het is daarom terecht dat de Kamer aandacht voor vraagt.

De heer Ceder vroeg ook naar faith-based organisaties. De Nederlandse overheid financiert ook een aantal van deze organisaties, bijvoorbeeld organisaties die verenigd zijn in de Dutch Relief Alliance. Daar zitten Cordaid en ZOA bij en vanuit het maatschappelijkmiddenveldkader ook Stichting Woord en Daad. In mijn humanitairehulpbrief kunt u ook lezen dat wanneer ik over "kwetsbare groepen" spreek, ik het ook over religieuze minderheden heb.

De voorzitter:

U heeft nog een interruptie van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ook ik heb gezien dat u bij Open Doors was. Daar was ik ook wel blij mee. Ik denk dat zij een belangrijk en onderbelicht aspect van vervolging in de wereld aan het licht brengen. Het klopt dat er faith-based organisaties zijn die als Nederlandse of internationale ngo steun bieden. Mijn vraag gaat ook over lokale faith-based organisaties. Wat we zien, in Nederland maar in de rest van de wereld misschien nog meer, is dat geloofsgemeenschappen zoals kerken een heel belangrijke rol hebben in de distributie van heel basale zaken, in het overbrengen van kennis of in het onderwijzen van thema's die wij in Nederland belangrijk vinden, zoals gendergelijkheid. Ik weet dat er soms wat koudwatervrees is, maar vindt de minister het ook belangrijk om juist vanuit de lokale context, juist met die partijen hulp te realiseren? Mijn vraag is: ziet de minister daar de meerwaarde van in en wil ze dat ook in beleid opnemen, aangezien zij heel belangrijke partners zijn voor het behalen van de Nederlandse doelstellingen?

Minister Klever:

Goed dat de heer Ceder hier aandacht voor vraagt. In mijn nieuwe beleidskader versterking maatschappelijk middenveld, dat ik aan het uitwerken ben, zit ook uitdrukkelijk een instrument om particuliere initiatieven in Nederland te steunen. Daar vallen dus ook de christelijke lokale organisaties onder die hier enorm veel goed werk verrichten. Ik zal dat ook heel specifiek meenemen in de uitwerking van dat beleid.

De voorzitter:

De derde en laatste interruptie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik wilde geen interruptie opmaken, maar mijn vraag was of het een toezegging zou kunnen zijn dat de minister dat niet alleen zou kunnen uitwerken voor lokaal in Nederland, maar ook lokaal in de landen waar het om gaat en waar de hulp naartoe gaat. Ik hoop dat dit niet als interruptie zal gelden, maar dan hoef ik daar verder geen vragen meer over te stellen.

De voorzitter:

Als u nu een punt zet, dan telt ie niet.

Minister Klever:

In Nederland zal bij de uitwerking sowieso gekeken worden naar de lokale organisaties waar de heer Ceder het over heeft. We kunnen ook ter plekke met christelijke organisaties in die landen optrekken binnen de landenfondsen op het gebied van humanitair beleid. Dus ja, dat zal ik expliciet meenemen bij de uitwerking van het beleid.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Klever:

Ik heb een heleboel vragen van de heer Ceder, maar dat komt volgens mij door het blokje. De vraag was: trickle-down economics en trickledownmethodes werken niet; hoe worden structureel arme boeren bereikt in het beleid van de minister? Het positioneren van Nederlandse bedrijven is belangrijker geworden in het nieuwe beleid. Dit kan prima samengaan met het verbeteren van voedselzekerheid. Nederlandse bedrijven worden nu al ingezet voor het verbeteren van de productiviteit van arme boeren. Denk aan de Nederlandse zaadbedrijven: verbeterde zaden worden beschikbaar gemaakt voor kleinschalige voedselproducenten. Dat is een win-winsituatie voor zowel de Nederlandse bedrijven als de kleinschalige boeren in ontwikkelingslanden. We steunen kleinschalige boeren ook met capaciteitsversterking en door bij te dragen aan het bouwen van voedselsystemen met het verbeteren van markten en prijzen. Kleine boeren worden dus uitdrukkelijk bereikt met het nieuwe beleid.

De voorzitter:

Voor u vervolgt heeft u een interruptie van de heer Boswijk, CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Ik hoor deze minister en de woordvoerders van de coalitie continu zeggen: het doel is om de Nederlander op één te zetten. De speerpunten die dan worden genoemd, zijn onder andere voedselzekerheid om de lokale voedselproductie te versterken en humanitaire hulp. Maar hoe rijmt de minister dat met het feit dat er op deze speerpunten wordt bezuinigd, namelijk 51 miljoen op voedselzekerheid en 292 miljoen op humanitaire hulp? Hoe kan je dan nog spreken over "speerpunten"? Zijn de speerpunten dan punten waar iets minder extreem op wordt bezuinigd dan op andere punten?

Minister Klever:

Dat is een terechte vraag van de heer Boswijk. Voordat ik de cijfertjes in duik, wil ik zeggen dat het Nederlandse belang leidend is. Er zijn drie Nederlandse belangen. Dat geldt uitdrukkelijk niet voor humanitaire hulp, want daarvoor is er geen Nederlands belang. Dat is puur het helpen van mensen in nood.

Dan de bezuinigingen. Toen het kabinet begin juli aantrad, moest er binnen een paar weken een nieuwe begroting liggen. Dan kan je niet in één keer beleidsmatige en inhoudelijke keuzes maken. We hebben er toen dus voor gekozen om de bezuinigingen pro rata naar alle artikelen te verdelen. Dat wordt in de suppletoire begroting bijgesteld naar aanleiding van de beleidskeuzes die we nu maken. Dat betekent dat er dus wel degelijk geïntensiveerd wordt op zaken als voedselzekerheid. Er is even een klein dipje, wat trouwens ook te maken heeft met het feit dat wij lopende juridische contracten willen respecteren. Dat betekent dus niet dat je zomaar alle thema's die jij zou willen aanpassen, kan stoppen. We dienen dus alle lopende juridische contracten uit. Pas daarna gaan we intensiveren en hebben we geld om op andere thema's te intensiveren.

Humanitaire hulp loopt uiteindelijk op van 474 miljoen — het klopt dat er wel een klein dipje komt — naar 496 miljoen in 2029. Voedselzekerheid gaat van 359 miljoen dit jaar naar 480 miljoen in 2029. Er wordt dus wel degelijk geïntensiveerd, niet meteen dit jaar, maar wel gedurende de periode. Dat heeft te maken met de juridische verplichtingen en de pro-rataverdelingen die we in eerste instantie hebben doorgevoerd. Misschien nog eventjes: die pro-rataverdeling is gedaan voor alle jaren van 2025 tot en met 2027. Die wordt dus in feite teruggedraaid met de eerste suppletoire begroting.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dan ben ik wel benieuwd — het zou eigenlijk een later blokje zijn, maar misschien is het logisch om het er meteen bij te pakken — hoe de ontkoppeling zich verhoudt tot deze consequenties. Zijn die hier al in meegenomen of komen die er nog bij? We zien namelijk dat de taart in zijn geheel kleiner wordt. We ontkomen daar op korte termijn ook niet aan bij de speerpunten humanitaire hulp en voedselzekerheid. Welke garantie hebben we dat die taart zo meteen niet nog kleiner gaat worden, waardoor de speerpunten uiteindelijk alsnog het kind van de rekening worden?

De voorzitter:

Er worden wat papieren gesorteerd. Even kijken of de minister er klaar voor is.

Minister Klever:

Ik kom zo nog op de ontkoppeling. Bij de voorjaarsbesluitvorming komt dat op tafel te liggen. Dat betekent dat er in principe geen extra geld af gaat. Er kan alleen maar geld bij komen als de koppeling hersteld wordt, tenzij de economische groei natuurlijk lager is dan verwacht, want dan kan er geld vanaf gaan. Maar dat wordt niet verwacht, dus in dat geval zou er geld bij komen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Klever:

De heer Boswijk vroeg naar de Afrikastrategie: wat gaat de exclusieve focus op eigen belang betekenen voor de diplomatieke banden met partnerlanden? Ik zei al: het is geen exclusieve focus op eigen belang, maar op wederzijds belang. Het is een expliciete focus op het belang van zowel het ontvangende land als Nederland. Ook de Afrikastrategie gaat uit van wederzijdse belangen. Om die te dienen, sluiten we ook aan de behoeftes van Afrikaanse landen aan. Het streven van de Afrikastrategie is dus om op voet van gelijkwaardigheid met Afrikaanse landen samen te werken. Dat is dus geheel in lijn met mijn beleid. We zetten verschillende componenten van ons buitenlandbeleid in het kader van brede partnerschappen in op een geïntegreerde manier van win-win. Meerdere Afrikaanse partners hebben al hun begrip getoond voor het nieuwe beleid en zijn enthousiast over de focus op win-winpartnerschappen.

Mevrouw Hirsch wijst erop dat stabiliteit in de Sahel, de Hoorn van Afrika en de MENA-regio in ons belang is. Ik ben het helemaal met haar eens. In mijn brief heb ik ook aangegeven dat mijn inzet ten behoeve van het veiligheidsbelang juist in deze drie regio's zal plaatsvinden. Dat doen we inderdaad vanuit de thema's die voor Nederland meerwaarde hebben. Daar worden we ook op bevraagd. Ik ben al in een aantal van die landen geweest. Er wordt expliciet gevraagd naar onze kennis op het gebied van water en voedselzekerheid. Dat is dus echt een meerwaarde voor het ontvangende land, maar ook voor Nederland. Dat doen we natuurlijk altijd gecombineerd met de diplomatieke inzet vanuit onze ambassades. Bij de bezuiniging op het postennet wordt ook goed gekeken welke expertise nodig blijft om het beleid effectief te kunnen uitvoeren. Verder wil ik ook zorgen voor een goede samenhang tussen de verschillende hulpinstrumenten en het bredere buitenlandbeleid op het gebied van veiligheid en stabiliteit. Die moeten elkaar versterken.

Mevrouw Hirsch vroeg ook nog naar de internationale rechtsorde. Dit kabinet ziet ook het belang van de internationale rechtsorde en multilaterale samenwerking. Dat staat ook in het regeerprogramma. Ook met minder geld zullen we binnen de VN onze invloed kunnen laten gelden. Ook na de bezuinigingen blijven we een forse donor. Wij stonden bij sommige VN-instellingen qua donaties op nummer drie of vier. We zakken misschien een aantal plaatsen op de ranglijsten, maar we blijven nog steeds een donor van belang.

Dat was het blokje beleidskeuzes. O, ik heb er nog eentje. Mevrouw De Korte vroeg naar de kinder- en mensenrechten; ze ziet die nauwelijks terug. Zoals aangekondigd in mijn brief van november, zullen de fundamentele mensenrechten gewaarborgd worden in mijn beleidskader voor het maatschappelijk middenveld. Daarin blijft een instrument staan voor mensenrechten en mensenrechtenverdedigers, ook op het gebied van vrouwenrechten, religieuze minderheden en gelijke rechten voor lhbtqi+-personen. Ik kan mevrouw De Korte dus geruststellen dat mensenrechten een onderdeel van het beleid zijn en blijven. Verder is collega Veldkamp ook heel nauw betrokken bij het Nederlandse mensenrechtenbeleid.

De voorzitter:

Voor u vervolgt met het volgende blokje heeft u een interruptie van mevrouw De Korte, NSC.

Mevrouw De Korte (NSC):

Dat mensenrechten, kinderrechten en vrouwenrechten meegenomen worden in het beleid klinkt toch wel heel erg algemeen. Zou de minister toch iets meer toelichting willen geven over hoe dat dan precies gaat gebeuren? Hoe maakt u dat nou zichtbaar? Ik heb specifiek ook gevraagd naar het leefbaar loon dat in artikel 23 en 24 van de UVRM staat. Of komt de minister daar nog op terug?

Minister Klever:

Er komt ook nog een blokje over vrouwenrechten, gender en lhbtiq+. Dit ging echt even specifiek over het stukje mensenrechten, maar over de vrouwenrechten kom ik nog te spreken. Mensenrechten blijven een onderdeel vanuit het maatschappelijk middenveld en blijven een belangrijk aandachtspunt voor het beleid van Buitenlandse Zaken, van mijn collega Veldkamp. Op die andere punten kom ik zo dus nog even terug, met uw goedvinden. Ik kan het blokje ook naar voren halen, maar dan is de volgorde misschien niet helemaal …

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw De Korte. Wilt u hier een tweede interruptie aan wijden?

Mevrouw De Korte (NSC):

Ik vroeg eigenlijk: hoe dan? U zegt dat het onderdeel is van het beleid, maar ik zou daar graag iets meer toelichting over willen hebben.

De voorzitter:

Over het hoe.

Minister Klever:

Ik zal mijn blokje vrouwenrechten even naar voren halen. Dat is misschien handig; dan kan ik daarbij ook gelijk mevrouw De Korte antwoorden. Ik doe namelijk nog heel veel op het vlak van vrouwenrechten.

De heer Bamenga vroeg ook of vrouwen in nood nog op Nederland kunnen rekenen. Jazeker, ik ben bezig met de uitwerking van nieuwe instrumenten op het gebied van het tegengaan van geweld tegen vrouwen. Dat is één. Het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap is het tweede instrument. Ik noem "vrouwen, vrede en veiligheid", ook naar aanleiding van de motie-Boswijk. Ik noem het tegengaan van schadelijke praktijken zoals besnijdenis en kindhuwelijken. Er zijn dus een heel aantal instrumenten binnen het nieuw kader maatschappelijk middenveld waarbij de vrouwenrechten en de vrouwen in nood centraal staan.

Daarnaast zal er binnen mijn nieuwe programmering ook expliciet aandacht zijn voor vrouwen en meisjes. Het is namelijk ook bekend dat het beleid effectiever is als je vrouwen helpt. Dat heb ik bijvoorbeeld ook gezien in Tunesië. Daar is een tomatenkweker die met hulp van Nederland voor heel veel werkgelegenheid heeft gezorgd. 90% van de mensen die daar werken, is vrouw. Je ziet ook dat dat zo'n gemeenschap echt helpt om zich economisch te ontwikkelen. De vrouwen hebben een inkomen en de kinderen kunnen naar school. Het is dus juist heel effectief om vrouwen te betrekken bij je ontwikkelingshulpbeleid. Dat wordt dus echt een integraal onderdeel van het nieuwe beleid.

Mevrouw Dobbe vroeg eigenlijk hetzelfde. Als antwoord heb ik eigenlijk ook al de instrumenten die ik gebruik, genoemd, en ook dat collega Veldkamp daar een belangrijk thema van heeft gemaakt.

De heer Bamenga vraagt of wij wel voldoen aan het beleid van de EU GAP III-afspraken. Ik heb altijd gezegd dat Nederland zich aan internationale verplichtingen houdt, dus ook aan het EU-genderactieplan. Zo handhaaf ik de ambitie uit het plan dat 85% van alle ODA-activiteiten moet bijdragen aan vrouwenrechten en gendergelijkheid. Dat is een dwarsdoorsnede van mijn beleid. Daarnaast heb ik natuurlijk de nieuwe instrumenten binnen het maatschappelijk middenveld. Die zijn ook in lijn met dat actieplan. Ik heb de instrumenten net opgenoemd. Ook op multilaterale fora blijft Nederland zich inzetten voor de bescherming en de bevordering van vrouwenrechten.

Mevrouw Dobbe noemde een aantal verdragen: het Verdrag van Istanbul, het Wapenhandelsverdrag en de VN-Veiligheidsraadresolutie 1325. Nederland houdt zich dus aan al die internationale afspraken en verplichtingen: het VN-Vrouwenverdrag, het Verdrag van Istanbul, het verdrag van de Raad van Europa tegen geweld tegen vrouwen, de EU-afspraak over vrouwenrechten en gendergelijkheid en de VN-Veiligheidsraadresolutie over vrouwen, vrede en veiligheid. Er is minder geld beschikbaar. Ik moet bezuinigen, maar dat betekent dus niet dat ik niks doe voor vrouwen. De aandacht voor vrouwen en meisjes wordt structureel meegenomen binnen alle programmeringen. Dat is ook in het belang van de effectiviteit van mijn beleid. Mevrouw Hirsch vroeg daar ook naar: wil Nederland echt geen koploper meer zijn? Ik moet bezuinigen. Ik kan het niet mooier maken. We kunnen niet overal koploper zijn. We houden ons wel aan de internationale verplichtingen; dat doen we wel. Maar dat doen we dus binnen de programmering op voedsel, water en gezondheidszorg. We doen dat ook met een aantal instrumenten binnen het kader maatschappelijk middenveld.

Ik heb hier allemaal vragen die een beetje hetzelfde zijn. Deze heb ik ook al gehad.

Dan gezondheid. Ook over gezondheid heb ik natuurlijk uw Kamer heel goed gehoord. Bijna uw hele Kamer vindt het belangrijk dat de inzet op gezondheid en op SRGR behouden blijft. Vanwege het feit dat ik die bezuinigingen ook eerst pro rata moest verdelen en vanwege het feit dat ik aan juridische contracten vastzit, ga ik in 2026 en 2027 iets minder uitgeven. Het budget blijft hoog, maar het wordt iets minder. Vanaf 2028 neemt het budget weer toe naar 492 miljoen euro. Daarmee blijven we echt een grote donor. Binnen "gezondheid" blijft SRGR een belangrijk thema.

Mevrouw Hirsch vraagt nog naar handel. Ik weet niet of dat in dit blokje hoort. Nee, die doe ik straks.

De heer Boswijk vraagt nog naar de situatie van vrouwen in Afghanistan. Ik ben het met hem eens dat de situatie van vrouwen in Afghanistan echt afschuwelijk is. Nederland heeft in de persoon van de minister van Buitenlandse Zaken samen met Duitsland, Canada en Australië in september 2024 de stap gezet om Afghanistan aansprakelijk te stellen voor de grove en systematische schendingen van het Vrouwenverdrag. Daar is dus wel degelijk aandacht voor.

Mevrouw Kamminga vroeg ook nog naar lhbti+-minderheden, naar vrouwenrechten en naar gender als zelfstandig doel. Ik heb er dus voor gekozen om geen middelen meer te reserveren voor artikel 3.2 over vrouwenrechten en gender. Maar we blijven als kabinet binnen de programmering op de andere thema's opkomen voor vrouwen en meisjes, ook vanuit het oogpunt van effectiviteit van beleid. Dit wordt structureel meegenomen in alle programmeringen. Daarnaast blijven we ook opkomen voor gezondheid van vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen, inclusief de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dat blijft onderdeel van de Nederlandse inzet op mondiale gezondheid. Daarmee geef ik ook invulling aan uw motie, kan ik tegen de voorzitter zeggen. Daarnaast werken we binnen het kader maatschappelijk middenveld ook nieuwe instrumenten uit tegen schadelijke praktijken zoals meisjesbesnijdenis.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zag dat de heer Boswijk een interruptie wilde doen. Dat is ook zijn laatste interruptie. Ik zag ook mevrouw Hirsch en, denk ik, de heer Bamenga. Dus eerst de heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan de minister voor de beantwoording. Zij refereerde even aan een actie van collega Veldkamp over het aansluiten bij een aanklacht richting Afghanistan. Toevallig herinner ik me deze actie nog heel goed. Dat was namelijk in exact dezelfde week dat dit kabinet besloot om de belofte die gedaan was aan Afghaanse beveiligers, in te trekken. Ik vond die actie van minister Veldkamp een schaamlap. Maar goed, het is gebeurd. Hoe kijkt de minister naar de bezuiniging op vrouwenrechten terwijl we eigenlijk op dit gebied een hele negatieve trend zien? Ik ben ook wel benieuwd of de minister zicht heeft op de bezuinigingen van andere landen, waaronder natuurlijk de VS, terwijl we juist op dit moment die negatieve trend zien. Wat zijn hun bezuinigingen op dit thema, en hoe groot is die impact als dit bij elkaar opgeteld wordt? Je zou eigenlijk een been moeten bijtrekken in plaats van te bezuinigen.

Minister Klever:

Ik bezuinig op het zelfstandige artikel vrouwenrechten en gender, maar dat betekent niet dat ik daar geen aandacht voor heb in mijn andere beleid. Het is een integraal onderdeel van mijn andere beleid. Dat heeft ook te maken met de effectiviteit, want het is bewezen dat je ontwikkelingshulp beter besteed wordt en effectiever is als je daarbij inzet op vrouwen. Als vrouwen bijvoorbeeld gaan boeren en wat landbouw gaan ontwikkelen, dan gaat het geld dat ze daarmee verdienen, veel vaker terug in ofwel hun bedrijfje ofwel het gezin. Het is dus echt bewezen effectiever. Op die manier hebben wij veel oog voor vrouwenrechten. Daarnaast is er de gezondheid. SRGR blijft grotendeel overeind voor vrouwen. Dat blijft belangrijk. Daar doen wij wat voor. Ook in het nieuwe kader maatschappelijk middenveld zitten een aantal instrumenten; ik heb ze net al opgenoemd. Vrouwen blijven dus absoluut een belangrijk thema. We doen het alleen niet meer via het aparte artikel. Daar zat bijvoorbeeld heel veel lobby in, ook internationale lobby. Wat ik doe, is de vrouwen echt veel meer in de uitvoering betrekken.

De voorzitter:

Omdat de heer Boswijk geen interruptie meer heeft, zeg ik dat het deze keer eigenlijk een dubbele vraag was. Het gaat nog over de impact van de …

Minister Klever:

Ja, USAID. Daar kom ik zo op in mijn blokje, als u het goedvindt.

De voorzitter:

Dan noteren we die nog even.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de vraag van de heer Boswijk. Ik wil daar graag een vervolgvraag over stellen, mede naar aanleiding van het antwoord van de minister. Dat hele artikel 3.2 staat op nul. Aan de ene kant is het natuurlijk een interessante truc om alles dan onder andere artikelen te brengen en te zeggen dat je het toch belangrijk vindt. Maar het hele punt van de vrouwenagenda is dat vrouwen het recht moeten hebben om voor zichzelf op te komen, overigens ook in de lobby, want dat is de enige manier waarop ze hun eigen positie kunnen versterken anders dan uitvoeren wat anderen belangrijk vinden. Daarom vroeg ik ook naar het feministisch buitenlandbeleid. Als ik het antwoord dat de minister geeft zo beluister, dan volgt zij eigenlijk de lijn van veel antivrouwenbewegingen; daar verwees mevrouw Dobbe al naar. Die zeggen: die vrouwen doen er niet zo veel toe; laten we ze maar ergens anders onderbrengen, want dan zijn ze wat minder zichtbaar. Minister, kunt u mij nog één keer uitleggen waarom u ervoor heeft gekozen om vrouwen, ondanks het feit dat u ze belangrijk vindt, toch geen eigenstandige plek in uw begroting te geven? Dat geeft in mijn ogen namelijk het totaal verkeerde signaal af over het leiderschap dat vrouwen hebben en horen te hebben.

Minister Klever:

Ik heb al een aantal keer uitgelegd dat vrouwen wel degelijk heel belangrijk zijn binnen mijn begroting. Dat één bepaald artikel wordt afgeschaft dat specifiek is gericht op lobby, pleiten en beïnvloeden omtrent vrouwenrechten, betekent niet dat vrouwen verdwenen zijn uit mijn begroting. Vrouwen zijn integraal onderdeel van de begroting, op alle thema's. Mevrouw Hirsch zegt dat ze dan moeten uitvoeren wat anderen belangrijk vinden. Nou, dat denk ik niet. Ik denk dat het juist belangrijk is dat vrouwen hun eigen bedrijfje kunnen beginnen. Het is belangrijk dat vrouwen in hun eigen voedselvoorziening kunnen voorzien. Het is belangrijk dat vrouwen toegang hebben tot goede gezondheidszorg. Dat zit allemaal in mijn beleid. Uiteindelijk heb ik natuurlijk wel een bezuiniging van 2,4 miljard door te voeren. Daarom heb ik ervoor gekozen om juist op die lobby te bezuinigen en me veel meer te focussen op dienstverlening ten behoeve van die vrouwen. Juist als vrouwen zelfstandig worden, versterkt dat hun positie. Dat is een keuze die ik gemaakt heb. Ik denk dat het vrouwen absoluut ten goede komt als ze hun eigen geld kunnen verdienen en daarmee hun eigen keuzes kunnen maken.

De heer Bamenga (D66):

De minister geeft aan dat ze in het beleid aandacht heeft voor vrouwenrechten, maar als ik het beleid lees, dan zie ik het gewoon niet terug. Zonder expliciete vermelding van vrouwenrechten verdwijnt het, denk ik, gewoon uit het beleid. Ik wil voorkomen dat hier sprake gaat zijn van een soort rookgordijn, dat we allemaal denken dat het terugkomt, maar dat we er uiteindelijk in de praktijk heel weinig van terugzien. Daarom wil ik graag een toezegging van de minister. Ik heb al een vraag gesteld over EU GAP III, namelijk hoe de minister zich met haar beleid zal houden aan en daarmee zal voldoen aan EU GAP III.

Minister Klever:

Vrouwenrechten komen overal binnen mijn beleid tot hun recht. Ik houd me aan afspraken daarover. EU GAP III is trouwens geen juridische verplichting. Het is een beleidsafspraak. Maar ik hou mij zo veel mogelijk aan al die streefgetallen, en rapporteer daar natuurlijk ook over aan uw Kamer. Dus u kunt mij dan altijd bijsturen, maar vrouwenrechten blijven belangrijk. Ik blijf mij inspannen voor die vrouwen. Ik heb al heel veel keren genoemd op wat voor manier dat terugkomt in mijn beleid. In alle thema's komt het terug: bij voedsel, water, gezondheidszorg, in het maatschappelijk middenkader. Overal zit het erin. Het blijft belangrijk, maar ik stuur dus veel meer op uitvoering van beleid dan op lobby, ook omdat dan de uitvoering beter meetbaar is. Dat komt ook rechtstreeks bij die vrouwen terecht. Bij lobby is het soms ook lastig meetbaar. Daarom heb ik ervoor gekozen om in ieder geval in de uitvoering vrouwen zo veel mogelijk centraal te stellen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoor heel veel woorden van de minister, maar eigenlijk wil ik gewoon een ja of nee horen op de vraag of de minister van plan is om EU GAP III uit te voeren. Het gaat er dus om dat in het beleid in ieder geval 85% over vrouwenrechten gaat en dat 5% daarvan vrouwenrechten als hoofddoel heeft. En of die nou juridisch bindend zijn of niet, het zijn wel afspraken die wij als Nederland gemaakt hebben. Ik wil niet dat wij als Nederland allerlei afspraken die wij met allerlei partijen, lidstaten, organisaties gemaakt hebben, nu gewoon aan onze laars gaan lappen. Graag een toezegging van de minister: ja of nee?

Minister Klever:

Ik stuur de Kamer een brief over in hoeverre ik aan al die verplichtingen voldoe. Ik span mij ook in om aan allerlei afspraken te voldoen.

De voorzitter:

Dan hoor ik bij een toezegging ook altijd even te vragen wanneer ongeveer we die brief tegemoet kunnen zien.

Minister Klever:

Ik word hier gesouffleerd: rond de zomer.

De voorzitter:

Dan noteren we dat. Mevrouw Dobbe had nog een interruptie. Dat is haar laatste.

Mevrouw Dobbe (SP):

Weet u het zeker, voorzitter? Vooruit. Ik heb goed geluisterd naar wat de minister heeft gezegd over vrouwenrechten. Me dunkt dat het beter gaat als je vrouwen betrekt bij projecten die bijvoorbeeld gaan over water, voedsel of vrede. Het is ook heel goed dat de minister dat blijft doen. Maar dat is natuurlijk wel iets anders dan inzetten op bijvoorbeeld het steunen van vrouwen die zichzelf inzetten voor hun rechten. Dat is echt iets anders. Deze minister spreekt haar afschuw uit over bijvoorbeeld de situatie van vrouwen in Afghanistan, die niet meer over straat mogen lopen, die niet meer mogen zingen, die vrijwel niks meer mogen en dus worden aangetast in hun basisrechten. Tegelijkertijd zie ik dat de minister een beleid voert waarbij niet alleen het geld wordt wegbezuinigd voor organisaties die nog opkomen voor die vrouwen, maar waarbij organisaties als er al een beetje ruimte is voor dat geld ook nog eens 50% eigen middelen moeten meenemen. Alsof die vrouwen daar langs de deuren kunnen. Deze minister spreekt dus weliswaar haar afschuw uit over de situatie van vrouwen in Afghanistan, maar ik mis wel de erkenning van het feit dat het beleid dat deze minister voert, leidt tot een situatie waarin er niks meer voor die vrouwen kan worden gedaan door de Nederlandse regering. Is er dan niet een heroverweging nodig als we dit soort vrouwen willen helpen?

Minister Klever:

Ik begrijp de vraag van mevrouw Dobbe. Wat er in Afghanistan met vrouwen gebeurt, is natuurlijk afschuwelijk. Het is niet zo dat ik daarop bezuinig. Daar doen wij verder ook al niks meer met vrouwenorganisaties. Dat is heel moeilijk. Wat we wel doen, is daar aandacht voor vragen in VN-fora. Dus daar bezuinig ik niet op. Verder kunnen vrouwen beter voor hun rechten opkomen als ze hun eigen inkomsten kunnen genereren, waarmee ze hun eigen positie in de maatschappij kunnen verstevigen. Op een gegeven moment moet je keuzes maken. We doen dus wel een aantal dingen. Mevrouw Dobbe heeft ook nog gevraagd: snapt u dan dat de lokale organisaties niet 50% eigen inkomsten kunnen meenemen? Ja, dat snap ik. Daarvan heb ik ook gezegd dat we gaan kijken in hoeverre maatwerk mogelijk en nodig is. Want ik deel met mevrouw Dobbe de zorg of de instrumenten die we dan nog wel hebben, effectief kunnen zijn. Daar moet zoiets dan niet aan in de weg staan. Over het algemeen geldt dat we daar wel naar streven, zeker als het Nederlandse ngo's betreft. Als je echt heel lokaal gaat kijken naar organisaties, dan is maatwerk een optie. Daar zal ik dus ook naar kijken.

De voorzitter:

Ik constateer dat we nog twintig minuten hebben. We hebben nog best een aantal blokjes te gaan, dus ik denk wel dat we een beetje vaart moeten maken en dat we geen tweede termijn meer kunnen doen. Dus daar kunnen de collega's alvast rekening mee houden. Uiteraard zal ik nog wel een rondje doen om vast te stellen of er behoefte is aan een tweeminutendebat, maar dat komt dan later. Ik doe dus ook een beroep op de minister.

Minister Klever:

Dan kom ik op multilateraal, de kanalen en de vraag over gebonden hulp van de heer Ceder en mevrouw Hirsch. In lijn met andere donorlanden ga ik de mogelijkheden voor binding en het DRIVE-instrumentarium voor infrastructuur verder onderzoeken. Binding betekent dat de hulp bij Nederlandse bedrijven terecht moet komen. De OESO-DAC-regels bieden ruimte voor gebonden hulp aan middeninkomenslanden. Er zijn mij geen studies bekend die aantonen dat gebonden hulp corruptiebevorderend is. Wel kan het zo zijn dat projecten die met gebonden hulp worden gefinancierd duurder zijn dan projecten die via internationale aanbestedingsprocedures worden uitgevoerd. Dus dat kan. Daarom is het wel belangrijk om in ieder geval ook daar te bekijken of de projecten daadwerkelijk voldoende waarde voor hun geld opleveren.

Mevrouw De Korte vraagt naar ngo's, met hun jarenlange kennis en expertise. Bij het aangaan van nieuwe contracten wordt wel degelijk ook gekeken naar maatschappelijke organisaties met jarenlange kennis en kunde. Dat wordt altijd meegewogen in de besluitvorming. We willen immers zo veel mogelijk resultaten behalen, en dat doe je nou eenmaal ook met ervaren organisaties. Het nieuwe beleidskader richt zich vooral op lokale organisaties, maar er blijft ook ruimte voor samenwerking met Nederlandse organisaties. Verder ontvangen die maatschappelijke organisaties 30% van hun financiering vanuit het beleidskader maatschappelijk middenveld en 70% vanuit andere beleidskaders.

De heer Boswijk vraagt naar VNO-NCW, dat heeft aangegeven dat de bezuinigingen onverantwoord zijn en het Nederlandse bedrijfsleven niet helpen. We gaan hulp, handel en investeringen sterker aan elkaar verbinden. Zo kan ontwikkelingshulp ook bijdragen aan het Nederlandse verdienvermogen. VNO-NCW steunt dit beleid ook. Ik ben ook met hen in gesprek om dit beleid verder uit te werken. Dus dat doen wij met VNO-NCW.

De heer Bamenga vraagt naar de flexibele basisfinanciering voor VN-organisaties. Ik erken dat die flexibele basisfinanciering belangrijk is, vooral ook in tijden van crises. Dan kunnen die organisaties heel snel reageren. Dus we blijven flexibele kernbijdrages leveren aan verschillende VN-organisaties, zodat ze snel kunnen reageren op behoeftes. We maken wel een aantal keuzes. Dat doe ik zorgvuldig. Ik weeg alle belangen af. Voor UNICEF en UNDP verlaag ik de kernbijdrage, maar ik blijf wel een kernbijdrage betalen aan die organisaties. Maar het wordt lager. Daarnaast krijgen zij ook nog andere middelen voor projecten. Dus het blijven belangrijke organisaties voor de uitvoering van ontwikkelingshulp. Ook op het gebied van humanitaire hulp blijven wij die organisaties flexibel financieren. We geven dus vooraf geld, zodat ze bij rampen snel met Nederlands geld kunnen reageren.

De heer Ram vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat hulp altijd gekoppeld wordt aan het Nederlandse bedrijfsleven. Hij vroeg of ik bereid ben om vanuit bredere strategische belangen te handelen, voor betere en snellere financieringsinstrumenten. Zoals ik al gezegd heb, weet de heer Ram ook dat ik ontwikkelingshulp ga koppelen aan het Nederlandse verdienvermogen. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking met Nederlandse bedrijven om bij te dragen aan innovaties en aan het oplossen van lokale problemen in zogenaamde combilanden. Dat zorgt niet alleen voor lokale oplossingen, maar ook voor een versterking van de marktpositie van Nederlandse bedrijven. Daarnaast wil ik Nederlandse bedrijven beter positioneren voor internationale aanbestedingen en kijk ik ook naar het DRIVE-programma voor infrastructuur, om te zien hoe we hulp meer kunnen binden aan Nederlandse bedrijven. Via partners als RVO, Atradius en Invest International bied ik ook een heel breed scala aan ondersteuning voor Nederlandse ondernemers die internationaal willen gaan ondernemen. Dan gaat het om subsidies en betaalbare leningen, maar ook om garanties. Ook met deze partners gaan we kijken hoe we dat nog meer kunnen verbeteren, hoe we de kosten voor ondernemers kunnen verminderen en hoe het bestaande aanbod ingepast kan worden in het combinatiebeleid.

De heer Ceder zei: lokale organisaties werken graag samen met Nederlandse ngo's. Zoals ik al eerder heb gezegd, zal dat instrument vooral op lokale organisaties worden gericht, maar dat sluit samenwerking met Nederlandse organisaties niet uit. Waar zij expertise en toegevoegde waarde hebben, blijft er uitdrukkelijk gewoon ruimte voor die samenwerking. Lokale organisaties kunnen zelf natuurlijk ook Nederlandse organisaties betrekken bij hun uitvoering.

De voorzitter:

Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Ram van de PVV.

De heer Ram (PVV):

Ik wil de minister bedanken voor het antwoord over de financieringsinstrumenten. Ik begrijp van de minister dat ze dit gaat verwerken in de strategie rond de combilanden. Op welke termijn krijgen we daar dan een toelichting op? Dat scheelt wellicht ook een motie tijdens het tweeminutendebat.

Minister Klever:

Ik zit even te denken op welke termijn ik dat kan doen. Ik ben ook bezig met mijn brief over handel, waar dit ook in terugkomt. Het hangt daar een beetje mee samen. Dat beleid wordt uitgewerkt. Het is natuurlijk ook een proces. Als een kader afloopt, worden er nieuwe kaders gemaakt. Ik weet dus ook niet helemaal precies wanneer wat afloopt en wanneer wat loopt. Ik kijk dus ook heel eventjes naar mijn souffleur. Dat gaat niet voor de zomer worden; dat wordt na de zomer, in het najaar.

De voorzitter:

Ik noteer "najaar". Ik kan het niet mooier maken, meneer Ram. We hebben nu nog twaalf minuten. Ik stel voor dat de minister de blokjes afmaakt en ik per blokje even rondkijk of er nog interrupties zijn. Dan hanteren we geen interrupties tussendoor meer, want we moeten wel een beetje vaart maken. U krijgt nog wel de gelegenheid voor een vraag. We zijn nu bij het blokje multilateraal. Als dat af is, dan kijk ik even rond en geef ik u de gelegenheid. De minister.

Minister Klever:

Ik heb nog een aantal blokjes, dus ik zal wat sneller praten. Maar dit blokje is hiermee afgerond.

De voorzitter:

Oké, als het blokje multilateraal nu afgerond is, dan kijk ik wel even rond. De heer Van Houwelingen noemt de SDG's; dat blokje moeten we nog doen. We hebben echt nog vier of vijf blokjes te gaan. O, er zijn toch nog wat vragen door de minister te beantwoorden in dit blokje. Mevrouw Hirsch is de eerste die daarna het woord krijgt voor haar laatste interruptie. Dan is mevrouw De Korte aan de beurt en dan de heer Van Houwelingen. O, een punt van orde van meneer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Heel kort. We gaan het misschien echt niet fatsoenlijk … Kan het debat niet iets uitlopen? Is dat mogelijk?

De voorzitter:

We kunnen misschien vijf minuten langer blijven, maar ik zou toch willen proberen om dit zo snel mogelijk te doen. We kijken hoever we komen.

Minister Klever:

Ik had hier nog een aantal vragen liggen in dit blokje, onder andere van mevrouw Kamminga en van mevrouw De Korte.

Mevrouw Kamminga vraagt naar financiële ondersteuning voor bedrijven en ze vraagt welke rol ik zie voor de investerings- en ontwikkelingsbanken. Ontwikkelingsbanken spelen een belangrijke rol bij het ondersteunen van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Dat doen ze via leningen en garanties, maar bijvoorbeeld ook via investeringen in infrastructuur en via het versterken van het investeringsklimaat in die landen. Nederland is natuurlijk ook aandeelhouder van een aantal van die ontwikkelingsbanken. Nederland zet sterk in op het financieren van de ontwikkeling van de private sector en op het beter betrekken van privaat kapitaal bij ontwikkelingsdoelen. Ik deel dus de visie van mevrouw Kamminga. Nederland draagt hier ook aan bij via verschillende trustfondsen die risicovolle investeringen voor bedrijven mogelijk maken.

Dan heb ik nog een vraag van mevrouw De Korte. De vraag naar de jarenlange kennis en expertise heb ik dubbel; die heb ik al gehad.

Dan heb ik een andere vraag van mevrouw De Korte. Kan de minister toelichten in hoeverre ze maatschappelijke organisaties inzet op het gebied van watermanagement, voedsel en gezondheid? Binnen de drie thema's zal waar dat relevant en gewenst is, gewerkt worden met maatschappelijke organisaties. Die organisaties hebben kennis en kunde van de lokale context. Ze hebben ook netwerken. Ze kunnen ook helpen bij het bereiken van bepaalde groepen. In Kenia heb ik bijvoorbeeld gezien hoe resultaten behaald worden door slim samenwerken tussen de overheid, het bedrijfsleven en die maatschappelijke organisaties, dus dat gaan we gewoon doorzetten.

Voorzitter, dat was dit blokje.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel voor de beantwoording. Het is goed om van de minister te horen dat zij erkent dat het type gebonden hulp dat zij voorstelt vaak veel duurder is dan hulp op een andere manier. Overigens zijn er genoeg onderzoeken die aantonen dat het minder efficiënt is, en daar zijn ook heel veel redenen voor. Maar mijn vraag ging eigenlijk over een niet-beantwoorde vraag die ik wel heb gesteld. Dat is namelijk de vraag of de minister strenge voorwaarden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat stellen aan bedrijven die uit haar budget financiering krijgen. We weten dat slechts 25% van de Nederlandse beursgenoteerde bedrijven de OECD Guidelines expliciet erkent, en 75% dus niet. Kan ik ervan uitgaan dat de 75% van de bedrijven die de OECD Guidelines niet expliciet erkent, geen financiering van deze minister gaat krijgen?

Minister Klever:

Nederland verwacht dat bedrijven zich houden aan de OECD-richtlijnen en dat zij ook met gepaste zorgvuldigheid ondernemen. Dat is nu ook al zo, bijvoorbeeld bij handelsmissies. Als bedrijven zich niet aan die richtlijnen houden, zijn zij uitgesloten van handelsmissies. Er worden dus al voorwaarden gesteld aan het instrumentarium van bedrijven, in ieder geval aan dit onderdeel van het instrumentarium, om mee te doen. Daarnaast is er ook nog regelgeving die vanuit de EU op ons afkomt, waar bedrijven zich straks aan moeten houden. Het kabinet verwacht dus gewoon dat bedrijven zich aan de internationale regels houden.

De voorzitter:

Ik ga helaas niet over de antwoorden van de minister, mevrouw Hirsch. Het is ook jammer dat vragen onbeantwoord blijven. Tegelijkertijd zeg ik dan toch ook wel even richting de Kamer: als ik zie hoeveel blokjes en dingen er zijn, zijn we toch wel heel knap … En ik ben het er helemaal mee eens: we moeten eigenlijk antwoord krijgen op de vragen. Dus ik denk dat het in de procedurevergadering ook te overwegen is om drie minuten spreektijd te nemen, of een wat langere vergadering. Maar goed, ik ben het ermee eens, maar we hebben, nogmaals, best een hele grote stapel vragen nu.

Mevrouw De Korte (NSC):

Ik heb ook gewacht op de antwoorden en ik ben ook wel teleurgesteld door de vage antwoorden van de minister. Het blijft zo hangen. Ik neem het mee in beleid, zegt zij, maar ik hoor helemaal niet hoe ze dat dan doet. Ik heb dus echt veel vragen gesteld over de rol van ngo's ten opzichte van de Nederlandse banken en het Nederlandse mkb. Dan zegt de minister dat ze erbij worden betrokken. Aan de andere kant hoor ik ook dat we particuliere initiatieven steunen, terwijl wij denken dat die ervaring van die ngo's echt meegenomen moet worden. Kan de minister er toch iets preciezer over zijn hoe ze dit gaat doen?

Minister Klever:

Om te beginnen zijn ngo's belangrijk voor de uitvoering van mijn beleid. Een deel valt onder het maatschappelijk middenkader. Daar gaat ongeveer 30% van de financiering van ngo's heen. Dat wordt nu uitgewerkt. Voor de zomer komt er nog een brief naar de Kamer over de vraag hoe dat uitgewerkt wordt. Dan komt er dus antwoord op al de vragen van mevrouw De Korte. Daarnaast komt de andere 70% van die ngo's uit andere beleidskaders. Die worden ook uitgewerkt. Nu ben ik er natuurlijk niet om organisaties overeind te houden. Het ontwikkelingsbeleid is bedoeld om beleidsdoelen te halen en dat gaat deels via die organisaties. Daar blijven ze een belangrijke rol in hebben, zeker ook als ze kennis en kunde hebben. Die worden ook meegenomen in het beleid. Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk wel om het halen van de beleidsdoelen.

De voorzitter:

U heeft nog één interruptie, mevrouw De Korte, maar die bewaart u, zie ik. Dan vervolgt de minister haar betoog en gaan we door naar het kopje bezuinigingen algemeen. Naar aanleiding van de vraag van de heer Boswijk zijn er ook al een aantal dingen naar voren gehaald, dus wellicht kunnen we dat dan nu schrappen.

Minister Klever:

De heer Van Baarle vroeg nog naar de nettobezuiniging op ontwikkelingshulp. Dat betreft dus die 2,4 miljard uit het hoofdlijnenakkoord. Dat betekent voor 2025 300 miljoen, voor 2026 500 miljoen en vanaf 2027 2,4 miljard. Dan had hij het ook nog over een bedrag van 272 miljoen euro op asiel, maar dat is geld dat naar asiel ging. Het ODA-budget daalt dus wel, maar dat staat niet op mijn begroting. Mijn begroting daalt daar dus niet door. Daarnaast lever ik ook een bijdrage aan de demping van de taakstelling op de ambassadeposten. Die posten zijn ook belangrijk voor de ontwikkelingsinzet. Het klopt dat we dan minder kunnen uitgeven aan de programma's, maar ik denk dat het wel goed is voor de effectiviteit van de programma's dat ik dat doe. Tot slot is in de begroting voor 2025 het ODA-budget niet meegegroeid met de economische groei. Dat betekent geen extra bezuiniging, maar dat betekent dat er geen extra geld bij is gekomen. Zoals u weet, buigt het kabinet zich tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de bni-koppeling.

Dan was er nog een vraag van mevrouw De Korte over de asielcap van 10%. Dat betreft de asieltoerekening aan ODA. Vanaf 2027 is die maximaal 10% van het ODA-budget. Die asieltoerekening is op dit moment lager geraamd dan die 10%, vandaar dat u die niet ziet in de begroting. Als die toerekening vanaf 2027 boven de 10% zou komen, hoeft er niet bezuinigd te worden, omdat die cap er dus zit.

Mevrouw Hirsch had nog een vraag over de klimaatafspraken en de klimaatfinanciering. Nederland blijft zijn aandeel aan de internationale klimaatfinanciering leveren, ook voor het in Bakoe afgesproken doel. In 2023 bedroeg de Nederlandse klimaatfinanciering 1,8 miljard. Dat was voor een deel publiek en voor een deel privaat. Klimaatfinanciering bestaat uit meer elementen dan alleen dat begrotingsartikel. Ze bestaat ook uit een aantal elementen die binnen voedsel en binnen water gerealiseerd gaan worden.

De heer Van Baarle van DENK vroeg ook nog naar de bezuiniging op humanitaire hulp. Humanitaire hulp blijft een prioriteit. De bezuinigingen worden vanaf 2026 zo veel mogelijk beperkt. Dat wordt verwerkt in de suppletoire begroting. De nieuwe budgetten staan ook in mijn beleidsbrief. In totaal bedraagt die bezuiniging op humanitaire hulp nog 7% op het totale budget, in eerste instantie, maar het budget groeit daarna ook weer door.

Dan vroeg de heer Ceder hoe ik de Eerste Kamermotie ga uitvoeren die oproept tot het herstellen van de bni-koppeling. Dat signaal neem ik mee. Ik heb dat gehoord. Ik heb ook de zorgen uit uw Kamer gehoord, maar ik moet toch echt verwijzen naar de voorjaarsbesluitvorming, waarin deze besluitvorming integraal plaatsvindt. Ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan.

De heer Van Houwelingen vroeg waarom er pas vanaf 2027 en niet eerder bezuinigd wordt. We bezuinigen al eerder: 300 miljoen in 2025 en 500 miljoen in 2026. Ik hou mij aan het hoofdlijnenakkoord. Daarin is afgesproken dat de 2,4 miljard vanaf 2027 ingaat. Ik ga ervan uit dat dit kabinet er dan nog zit. Dat zeg ik om eventjes aan de zorgen van de heer Van Houwelingen tegemoet te komen.

De heer Van Houwelingen vroeg ook of het voor het budgetrecht van de Kamer niet beter is om subsidies maar voor maximaal één jaar uit te geven. Voor de voorspelbaarheid en de planbaarheid van de financiering is meerjarige financiering beter, want die maakt de uitvoering en het beleid effectiever en doelmatiger. Als je ze elke keer maar voor één jaar uitgeeft, zou het onuitvoerbaar worden. De Kamer autoriseert het budget natuurlijk in de begroting, en stuurt inhoudelijk in debatten zoals het debat dat we vandaag met elkaar voeren.

Nou, voorzitter, dit blokje ging snel, toch?

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft daar nog wel twee interrupties over. Ik heb de heer Ceder genoteerd voor zijn laatste interruptie, en ook mevrouw De Korte voor haar laatste interruptie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het viel me op dat de minister de door de Eerste Kamer aangenomen motie kwalificeerde als iets wat ze ter kennisgeving aanneemt en gaat bespreken. In het licht van de uitspraak van NSC dat dit een bedrijfsongeluk was, dat het niet de bedoeling was en dat het ook niet meer gaat voorkomen, en ook in het licht van de wens van de Eerste Kamer en volgens mij ook van een groot deel van de Tweede Kamer, ben ik wel benieuwd naar het volgende. Ik snap dat de Voorjaarsnota bij alle partijen ligt, maar de minister heeft ook een uitgangspunt en een inzet. Is het überhaupt de inzet van de minister voor BuHa-OS om de koppeling te herstellen? En is dat ook wat zij wenst, even los van alle andere variabelen binnen het kabinet, waar ze uiteraard niet over gaat? Is dat haar inzet en haar visie op hoe haar ministerie de komende jaren verder zal moeten gaan?

Minister Klever:

De heer Ceder zegt dat ik de motie ter kennisgeving heb aangenomen. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb die motie heel goed gehoord en heel goed gezien en ik neem die ook ter harte, maar ik kan niet op de voorjaarsbesluitvorming vooruitlopen. En zoals u weet, spreekt het kabinet met één mond. Ik kan hier nu dus ook niet zeggen dat ik dit of dat ga doen. Het ligt allemaal op tafel bij de voorjaarsbesluitvorming en daar zijn vier partijen bij betrokken. Dat is een heel proces. Zodra er een uitkomst is, zal uw Kamer daarover geïnformeerd worden. Maar ik heb heel goed de wens uit deze Kamer en de wens uit de Eerste Kamer gehoord.

Mevrouw De Korte (NSC):

Ik begrijp het antwoord over de asielcap van 10% van de ODA-middelen niet zo goed. We verwachten dat er in 2027 extra geld vrijkomt omdat die asielcap van 10% er is. Gaat het geld dat extra beschikbaar komt vanwege de asielcap ook daadwerkelijk ingezet worden voor ontwikkelingshulp? Dat was mijn vraag.

Minister Klever:

Excuus, dan had ik de vraag niet goed begrepen. Het antwoord is ja. Dat extra geld gaat ingezet worden voor ontwikkelingshulp.

De voorzitter:

We proberen tot 13.10 uur door te gaan en we kijken of we alles kunnen afronden. Anders zal een deel schriftelijk afgedaan moeten worden, maar bij voorkeur doen we dat niet.

Minister Klever:

Voorzitter. Humanitaire hulp, kwetsbaren, onderwijs …

De voorzitter:

Heeft u een punt van orde, meneer Boswijk?

De heer Boswijk (CDA):

Ja. Ik moet er helaas echt vantussen, maar ik vertrouw erop dat er een tweeminutendebat komt, aangezien er geen …

De voorzitter:

Anders noteren we dat voor u.

De heer Boswijk (CDA):

Ik had niet anders verwacht.

De voorzitter:

De minister. En wellicht kunnen de antwoorden ietsje korter. We waarderen natuurlijk de inleiding en de uitvoerigheid daarvan, maar wellicht kan het iets meer staccato. Dat scheelt ook weer een hele hoop optypen.

Minister Klever:

Oké, voorzitter. De heer Bamenga had een vraag over onderwijs. Ik ben het met hem eens dat onderwijs een belangrijke rol kan spelen. Nu bezuinigen wij echter niet apart op basisonderwijsvoorzieningen. Ik bezuinig op middelbaar onderwijs en beroepsonderwijs. Er kan binnen de projecten voedsel, water en gezondheid nog steeds aan onderwijs gedaan worden, maar dan zodanig dat het vraaggestuurd is, waar dat nodig is. Daarnaast is basisonderwijs ook een onderdeel van onze financiering vanuit humanitaire hulp, maar ook vanuit bijvoorbeeld het PROSPECTS-partnerschap. Waar we aan opvang in de regio doen, bieden we ook onderwijs aan jonge kinderen.

Dan de vraag van de heer Bamenga over een jongerenambassadeur en de rechten van kinderen. De invulling van die motie wordt uitgewerkt. Daar wordt u nog over geïnformeerd. Dat volgt dus schriftelijk, denk ik.

Dan de vraag van de heer Van Baarle over Gaza. Hoe ga ik ervoor zorgen dat hulpverleners toegang hebben? De Nederlandse boodschap is heel helder: humanitaire hulp moet doorgang kunnen vinden. Dat moet echt losstaan van vredesonderhandelingen. Ik wil ook meer gaan inzetten op het verbeteren van de toegang tot hulp. Het kabinet heeft ook de blokkade door Israël van humanitaire hulp en elektriciteit veroordeeld. Die druist ook in tegen het humanitaire recht.

Dan de vraag van de heer Van Baarle over de 20 miljoen voor wederopbouw. Dat geld blijft beschikbaar. Dat blijft gereserveerd voor Gaza.

Ook vroeg de heer Van Baarle of humanitaire hulp niet in het Nederlandse belang is. Nee, dat is niet in het Nederlandse belang. Dat staat ook in de humanitairehulpbrief, die gisteren naar uw Kamer is gestuurd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door naar de SDG's, speciaal voor meneer Van Houwelingen. O, voordat we dat doen, is er nog één vraag van de heer Bamenga. De laatste.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel aan de minister voor haar woorden. Tenminste, ik interpreteer ze positief als het gaat om het onderwijs, dat onderdeel zou moeten zijn van de noodhulp die geboden wordt. Voor die kinderen is dat namelijk ontzettend belangrijk, juist voor hun toekomst. Het is een sprankel hoop die zij nog hebben hieromtrent, dat zij wel onderwijs blijven krijgen. Alleen zie ik dat wederom niet terug in het beleid. Daarom vraag ik de minister expliciet of zij ook hierbij de toezegging wil doen dat het inderdaad echt onderdeel zal zijn van die humanitaire noodhulp die geboden wordt dat die kinderen gewoon onderwijs blijven krijgen.

Minister Klever:

De ene keer wel en de andere keer niet. We hebben natuurlijk ook noodhulp die bestaat uit voedselpakketten. Dan is het er geen onderdeel van. Maar bijvoorbeeld in het PROSPECTS-partnerschap, waarbij we aan opvang in de regio doen, geven we de kinderen ook onderwijs. Daar is het dus onderdeel van het beleid. Binnen humanitair is het onderdeel van het beleid, maar dat is niet overal het geval.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door naar de SDG's.

Minister Klever:

Ja, voorzitter, de SDG's. Daar hebben we het al eerder over gehad met de heer Van Houwelingen. Ik heb het ook al vaker gezegd: het Pact for the Future is niet juridisch bindend. Het is een politieke verklaring als uitkomst van een VN-top. Die onderhandelingen zijn een kwestie van maanden onderhandelen en uiteindelijk een kwestie van geven en nemen. Ieder land doet water bij de wijn. Het is echt een compromistekst. Landen kunnen zelf kiezen waar ze hun accenten leggen, ook in de uitvoering van die ontwikkelingsdoelen. Die variëren van armoedebestrijding tot gezondheidszorg en duurzame economische groei. Nederland bepaalt zelf zijn prioriteiten binnen de ontwikkelingshulp. Vanzelfsprekend sluit een deel van mijn beleid dus aan op die doelen, maar bij het stellen van mijn prioriteiten zijn mijn eigen doelen leidend.

Is er een risico dat de Raad van State ons gaat terugfluiten omdat we de SDG's niet nakomen? Nee, dat risico zie ik niet, want het zijn inspanningsverplichtingen. Een land gaat zelf over de invulling ervan.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor de beantwoording. De minister zegt wederom dat het niet juridisch bindend is, maar het is soft law. Een rechter kan wel degelijk naar dat pact verwijzen dat Nederland ondertekend heeft, maar los daarvan heeft de minister dat pact in september ondertekend. De kern van dat pact is natuurlijk de klimaatagenda. Het gaat over "turbocharge", en het moet allemaal veel sneller. Nederland committeert zich daar dus aan. Hoor ik goed dat de minister eigenlijk zegt dat Nederland het wel heeft ondertekend en ermee akkoord is gegaan maar dat het in feite niets betekent? Ik probeer het te begrijpen. Dan is zo'n pact dus een soort performance, die verder geen enkel effect heeft. Wat is de status van dat pact als de minister zegt: we kunnen ons er ook niet aan houden? Dat is toch heel vreemd?

Minister Klever:

Het is een consensusdocument. Het is niet juridisch bindend en het heeft ook geen financiële consequenties. Als die er wel zouden zijn, zou het eerst ter besluitvorming aan de lidstaten zijn voorgelegd. Uiteindelijk zijn het landen die met elkaar uitspreken dat ze wat willen doen aan de armoede in de wereld en dat ze willen inzetten op een heel aantal doelen, en ook op klimaat. Maar ieder land bepaalt daarin uiteindelijk zijn eigen prioriteiten. Er is niks juridisch bindends aan.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

De heer Van Houwelingen (FVD):

In soft law is dat heel waarschijnlijk toch echt wel anders, maar oké, dat parkeer ik even. Moet ik het dan als volgt begrijpen? Dat pact, dat dit kabinet in september heeft ondertekend, staat vol met passages over klimaat en gender; dat moeten we meer gaan doen. Maar het kabinet zegt dus: dat hebben we weliswaar ondertekend, maar dat doet er voor ons niet toe. Dat is dan wat de minister nu zegt. Blijkbaar richt het kabinet zich op andere elementen van het pact, maar is het eigenlijk niet akkoord gegaan met deze zaken.

De voorzitter:

Uw punt is helder.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik probeer gewoon te begrijpen wat het kabinet gedaan heeft.

Minister Klever:

Er is niet over gestemd en er is ook geen handtekening onder gezet. Het is een consensusdocument. Dat is een stukje geven en nemen. Daar staan een aantal ontwikkelingsdoelen in, maar Nederland bepaalt daarbinnen zijn eigen inzet. Nederland zet bijvoorbeeld in op voedselzekerheid, want dat vindt Nederland ook belangrijk. Daarnaast vinden we economie en handel belangrijk. Gezondheid voor iedereen vinden we ook belangrijk. Uiteindelijk bepaalt een land zijn eigen prioriteiten.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Mijn laatste interruptie. Ik houd het kort.

Oké, de minister zegt wederom dat het niet wordt ondertekend. Maar iedereen gaat ervan uit dat Nederland zich daaraan committeert. Dat is wat het betekent als je niet je stem verheft, want dan stem je zwijgend in en committeer je je eraan. Ik probeer het gewoon helder te krijgen. Dat VN-pact is voor het kabinet dus een soort keuzemenu. We ondertekenen het en we stemmen er stilzwijgend mee in. Het is een soort keuzemenu, dit doen we wel en dit doen we niet, en dat kan juridisch gezien. Vat ik het zo goed samen? Dat is dan eigenlijk mijn vraag.

Minister Klever:

Ja, dat kan juridisch gezien, want het is niet juridisch bindend. Het is een inspanningsverplichting.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar de minister. Hoeveel pagina's zijn er nog te gaan bij migratie en overig? Ik vrees dat we dat anders schriftelijk moeten afdoen.

Minister Klever:

Migratie een paar en overig een paar. Ik ga mijn best doen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we migratie nog doen en dat we overig schriftelijk afdoen. Het is niet anders, want het is al bijna kwart over en dan begint er ook weer een ander debat. Als we migratie nog kunnen afronden, dan zou dat mooi zijn.

De minister.

Minister Klever:

Oké.

De heer Ram vraagt welke voorwaarden we kunnen verbinden aan terugkeer. Terugkeer is een prioriteit voor dit kabinet. Nederland bevordert terugkeer door onder andere te kijken naar negatieve maatregelen, bijvoorbeeld als de terugkeersamenwerking niet goed loopt, en naar positieve maatregelen om te stimuleren dat het wel goed verloopt.

Het inzetten van conditionaliteiten vraagt wel om een zorgvuldige benadering. Daarnaast moet een land ook veilig genoeg bevonden worden om terug te keren. We spreken hier ook over met andere Europese landen. We maken een afweging over onze inzet op basis van Nederlandse belangen op het terrein van veiligheid, handel en migratie.

Daarnaast vraagt de heer Ram naar vervolgstappen op de terugkeerhubs. Nederland is onderdeel van de kopgroep van vijftien landen die innovatieve oplossingen uitwerken om internationaal migratiemanagement te verbeteren. Daartoe worden aanpassingen van EU-regelgeving onderzocht om terugkeerhubs mogelijk te maken. Nederland verwelkomt het voorstel van de EU voor die terugkeerverordening. We bestuderen het en dat kost nog wel even tijd, ook vanwege de onderhandelingen. We werken samen met gelijkgezinde landen als Denemarken en Italië. Met hen zijn we een co-chair van de werkgroep rondom terugkeer. En zoals de heer Ram weet, is Nederland ook in overleg met Uganda over de mogelijkheid om daar een transithub op te zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van het kabinet. We hebben geconstateerd dat we helaas net niet alles kunnen afronden. Het restant zien we nog schriftelijk tegemoet. Ik heb ook geconstateerd dat er behoefte is aan een tweeminutendebat, want dat is mij al aangegeven.

Voor we definitief afsluiten en ik de toezeggingen voorlees, geef ik mevrouw Hirsch nog het woord.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Het is meer een procesopmerking. Een aantal vragen is onbeantwoord gebleven, onder andere de vraag waarom wij de berekening van de effecten van de bezuinigingen nog niet hebben gekregen, terwijl dat wel was toegezegd. Wat doe ik daarmee?

De voorzitter:

Hierbij heel specifiek, maar de beleving is ook bij andere onderwerpen dat niet alle vragen zijn beantwoord. Wellicht dat er nog even een dubbelcheck gedaan kan worden, nu de overige vragen toch schriftelijk worden gedaan, om te kijken of er nog punten openstaan.

Minister Klever:

Misschien kan ik deze alvast beantwoorden? De effecten van de bezuinigingen worden door het OESO-DAC in kaart gebracht. Daarover wordt gerapporteerd en dat rapport zal naar de Kamer gestuurd worden.

De voorzitter:

We moeten nu gewoon echt afsluiten, want er begint over één minuut een ander debat in deze zaal. De publieke tribune moet daarvoor nog leeg en daarom is dit het voor nu. Het staat u natuurlijk altijd vrij om nog wat dingen schriftelijk te doen en bovendien kunt u er een vervolgvraag aan wijden in het tweeminutendebat.

Ik zal de vijf toezeggingen voorlezen.

  • De minister voor BHO zegt toe dat de minister van BuZa schriftelijk zal terugkomen op hoe uitvoering gegeven zal worden aan de aangenomen motie-Dobbe c.s. over de leidende rol van Nederland bij de bescherming van hulpverlening. Daarbij zal tevens specifiek ingegaan worden op de recente aanvallen op hulpverleners in Gaza. Dat is een toezegging aan mevrouw Dobbe.

Minister Klever:

Ik heb toegezegd dat hij erop terugkomt. Dat kan schriftelijk, maar ook in een commissiedebat. Dat wil ik even in het midden laten. Er wordt dus schriftelijk of mondeling op teruggekomen.

De voorzitter:

Dan noteren we: schriftelijk of mondeling.

Mevrouw Dobbe (SP):

Voorzitter, mogen wij de voorkeur uitspreken voor schriftelijk?

De voorzitter:

Dat kunt u altijd doen en dat is bij dezen ook genoteerd.

  • De minister voor BHO zegt toe dat in de uitwerking van het beleid voor het maatschappelijk middenveld in zal worden gegaan op hoe religieuze maatschappelijke organisaties beter kunnen worden ondersteund in de lokale context. Dit naar aanleiding van een verzoek van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter, naar aanleiding van het debat wil ik graag specificeren dat het zowel gaat om ngo's in Nederland als om lokale ngo's in landen waar de hulp geboden wordt. Dat is wat ik bedoel met de lokale context.

De voorzitter:

Dank voor de toevoeging, maar als iedereen de toezeggingen gaat becommentariëren dan kan ik ook de toezeggingen niet afmaken en krijgt u die ook schriftelijk.

  • De minister voor BHO zegt toe de Kamer voor de zomer schriftelijk te informeren over hoe Nederland uitvoering geeft aan het EU Gender Equality Action Plan III. Dat is een toezegging aan de heer Bamenga.
  • De minister voor BHO zegt toe de Kamer in het najaar te informeren over hoe ontwikkelingshulp meer gebonden wordt aan Nederlandse strategische belangen, onder andere voor het Nederlandse bedrijfsleven. Dat is een toezegging aan de heer Ram.

Dan de laatste.

  • De minister voor BHO zegt toe de Kamer schriftelijk te informeren over de uitvoering van de aangenomen motie over een speciale ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden. Dat is een toezegging aan de heer Bamenga.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit commissiedebat.

Sluiting