[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-04-09. Laatste update: 2025-04-14 15:45
Troelstrazaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Ruimtevaart

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 9 april 2025 overleg gevoerd met de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken, over Ruimtevaart.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Michon-Derkzen

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Reinders

Voorzitter: Michon-Derkzen

Griffier: Coco Martin

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Martens-America, Michon-Derkzen, Postma, Sneller en Thijssen,

en de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken.

Aanvang 9.59 uur.

Ruimtevaart

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 februari 2025 inzake kabinetsreactie op rapport langetermijnruimtevaartagenda (24446, nr. 90).

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open hierbij het debat van de vaste commissie van Economische Zaken. We spreken vanochtend over ruimtevaart. Ik heet de minister van harte welkom. Fijn dat u er bent. Ook heet ik de leden en iedereen die hier of elders dit debat volgt, welkom; dank daarvoor alvast. Ik wil met de leden afspreken dat we vier minuten spreektijd hebben en twee interrupties in tweeën of vier losse vragen per fractie. Laten we er een mooi debat van maken. Dat gezegd hebbende geef ik het woord aan de heer Thijssen. Hij spreekt namens de fractie van GroenLinks-PvdA.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ruimtevaart is overal, stelt de minister terecht: om het ontstaan van het leven te ontwarren, om het universum te begrijpen, om het weer te voorspellen, voor onze navigatie en communicatie, in toenemende mate nu ook voor de verdediging van ons land en gewoon om heel productief heel veel geld te kunnen verdienen op een hele nuttige manier. Het is dus terecht een speerpunt bij zowel EZ als Defensie. Het zijn prachtige woorden, maar eerlijk gezegd geloof ik er helemaal niks van.

Dit kabinet bezuinigt miljarden op innovatie, onderzoek, wetenschap en onderwijs. Bij de TU Delft, bij de Faculteit Ruimtevaarttechniek, waar de knapste koppen van het land zitten, wordt het personeelsbestand afgebouwd. Dat kan niet als deze woorden van de minister waar zijn. Ik wil dus graag het volgende van de minister weten. Wat betekenen de miljardenbezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord concreet voor de ruimtevaart? Wat betekenen de investeringen van Defensie nu voor de ruimtevaart? Wordt daarmee de miljardenbezuiniging uit het hoofdlijnenakkoord teruggedraaid of in ieder geval deels teruggedraaid? Waarom heeft de minister het geld dat nodig is voor de langetermijnruimtevaartagenda niet gewoon geregeld, als al deze mooie woorden uitgesproken worden? Het is maar 60 miljoen, kom op! Al die jaren betaalt Nederland minder dan de afgesproken norm aan de Europese ruimtevaartorganisatie. Als deze woorden waar zijn — dit najaar is er een ministeriële conferentie — kan de minister toch gewoon vandaag toezeggen dat hij nu wel gaat voldoen aan die afgesproken norm?

Bij Defensie wordt pijnlijk duidelijk dat we te veel achterovergeleund hebben. We hebben satellieten nodig om te kunnen communiceren en navigeren, om drones en raketten bij hun doel te laten blijven en om te observeren waar de vijand is, maar we kunnen het gewoon niet. Satellieten kunnen verstoord worden door de Russen en kunnen uitgezet worden door de Amerikanen. Ik zie nu het plan, maar mijn heel concrete vraag aan deze minister is: wanneer kan Europa nou militair op eigen benen staan? Concreet: wat is het doel en wanneer wordt dat gehaald? Ik heb het document gezien dat vrijdag is gepubliceerd. Dat is ook rijk aan mooie woorden, maar concreet blijft de vraag: wanneer kunnen wij militair op eigen benen staan? Gaan we ervoor zorgen dat we echt gaan samenwerken in Europa, in plaats van dat we langs elkaar heen werken, met weer een Duits systeem en weer een Nederlands systeem en dergelijke?

Maar goed, dat is de Defensiekant. We hebben ook de civiele kant van de ruimtevaart. Daar is deze minister natuurlijk vooral van. Ook op dat vlak ben ik bang dat we kansen gaan missen. Neem bijvoorbeeld kwantum. Daar zijn we hartstikke goed in in Nederland. Er wordt een grondstation gebouwd zodat we veilig kunnen communiceren met satellieten, maar Italië heeft meer geld op tafel gelegd, dus het grondstation is naar Italië gegaan en niet naar Nederland. Hetzelfde dreigt nu te gebeuren met lasercommunicatie. Daar zijn we ook supergoed in, maar gaat dat nou in Nederland gebeuren? Heeft de minister er geld voor om te zorgen dat dat soort ontwikkelingen in Nederland plaatsvinden? Hetzelfde geldt voor de NL Space Campus in Noordwijk. Die kan nu snel doorontwikkeld worden. Gaat de minister daarop inzetten en maakt hij daar middelen voor vrij? We hebben met TROPOMI een prachtig instrument de ruimte in geholpen om emissies te meten. Er komt nu een TANGO-satelliet aan, ook van Nederlandse makelaardij. Maar de bedrijven die deze data gaan gebruiken en gaan vermarkten en daar geld mee gaan verdienen, zitten in andere landen. Mijn vraag is dus: gaan we er met de TANGO-satelliet voor zorgen dat Nederlandse bedrijven daar geld mee kunnen verdienen?

Voorzitter. Tot slot iets heel anders: Earthrise. Daar ging mijn maidenspeech ook over. Dit is dé foto die de Apolloastronauten in 1968 maakten, toen zij om de maan heen vlogen. Ze kwamen achter de maan langs en zij zagen de aarde opkomen achter de horizon van de maan. Ze maakten die foto en die heet Earthrise. Het sloeg in als een bom op de wereld, nou, niet op de wereld — gelukkig niet! — maar bij heel veel mensen. Het inspireerde heel veel mensen en zij realiseerden zich: wij zijn alleen in de ruimte; we moeten het met elkaar zien te rooien op de aarde. Het is ook de start geweest van de moderne milieubeweging. Niet lang daarna ontstond Greenpeace. Het is de start geweest van het Brundtlandrapport, van de wereldtoppen, zoals die van Rio, over hoe de mens in evenwicht met de aarde kan wonen op de aarde. Ik gun deze generatie ook een Earthrisemoment. Het is namelijk heel belangrijk dat mensen zich ervan bewust zijn dat de aarde fragiel is, dat we in evenwicht met de aarde moeten leven en dat we in vrede op die aarde moeten leven. Mijn ervaring is dat astronauten miljoenen mensen kunnen inspireren om zo'n Earthrisemoment te hebben, maar daar lees ik niks over in alle stukken. Ik wil de minister vragen: zou het geen goed idee zijn om weer een Nederlander de ruimte in te krijgen, misschien wel naar de maan?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Thijssen. Er is een vraag van meneer Postma, sorry, mevrouw Postma. Ik zat al helemaal met de heer Sneller in mijn hoofd. Mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik zat even te denken; die Earthrise heeft de heer Thijssen behoorlijk geïnspireerd, dus hij zoekt volgens mij naar manieren om nieuwe generaties te inspireren. Maar als de heer Thijssen nou moet kiezen, kiest hij dan voor een man op de maan of voor de doorontwikkeling van ESA, de samenwerking in Europa en de ruimtewedloop die we eigenlijk weer hebben met elkaar? Wat is nou belangrijker: de man op de maan of ervoor zorgen dat je de Europese communicatiesatellieten veel beter in de Europese ruimte hebt gepositioneerd?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Wat een gemene vraag, zeg. Overigens zou het natuurlijk ook de eerste vrouw op de maan kunnen zijn. Een eerste Nederlandse vrouw in de ruimte lijkt me ook mooi. Kijk, er zit wel een volgorde in mijn betoog. Ik begon met de bezuinigingen, die volgens mij oliedom zijn. Die zijn gister aangenomen in de Eerste Kamer. Dat moesten we echt niet doen. Ik zei dat we ons land moeten kunnen verdedigen. Maar eerlijk gezegd zijn er om dat allemaal voor elkaar te krijgen natuurlijk wel heel veel mensen nodig die geïnspireerd zijn, die techniek willen gaan studeren en die in de ruimtevaart willen gaan werken. Ik denk dat een ruimtemissie van een Nederlander echt kan helpen om heel veel mensen te inspireren om dat soort keuzes te maken. Maar goed, als je echt moet kiezen, dan is op eigen benen staan, ons eigen land kunnen verdedigen, veilig kunnen communiceren met de militairen in het veld en veilig kunnen communiceren met elkaar, wel iets belangrijker dan een mens in de ruimte zien te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan luisteren naar de heer Sneller. Hij spreekt namens D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ik wil graag het omgekeerde betoog houden, want volgens mij roept ruimtevaart bij veel mensen de romantische beelden van astronauten, spaceshuttlelanceringen et cetera et cetera op. Dat spreekt ook heel erg tot de verbeelding; the final frontier. Tegelijkertijd denk ik dat we juist de meer huis-tuin-en-keukenvoorbeelden vaker naar voren moeten halen om ruimtevaart beter te laten landen in Nederland als iets waarvan iedereen ziet dat het van belang is. Dat gaat inderdaad over veilige communicatie, de plaatsbepaling, kijken hoe afhankelijk we zijn van Starlink als het gaat om de oorlog in Oekraïne en de aardobservatie. De kabinetsreactie geeft ook een paar mooie voorbeelden van sanctieschendingen en documentatie van internationale misdrijven. Dat is niet heel erg huis-tuin-en-keuken, maar dat zijn wel hele concrete dingen die mensen niet zo snel associëren met de ruimtevaart.

Een van de mooie dingen vond ik ook de aandacht voor de aardobservatie als het gaat om de externe negatieve effecten. Ik vond het mooi dat we kunnen meten in plaats van gokken of berekenen. De minister zegt eigenlijk dat de satellietdata nog onderbenut zijn. Ik vroeg me af of hij nou al in gesprek is om die wet- en regelgeving ook bij andere departementen te laten wijzigen, zodat die data wel gebruikt kunnen worden. Die kunnen natuurlijk ook een vliegwiel zijn. Die kunnen een manier zijn om de andere departementen aan boord te krijgen bij het zien van het belang hiervan. Een van de departementen die dat belang al ziet, is Defensie. Dat geeft kansen volgens mij, maar het roept ook de vraag op hoe Economische Zaken daarop reageert. De heer Thijssen noemde terecht al alle civiele inzet, maar het gaat ook om de aandacht voor het verdienvermogen en voor de civiele inzet. Wat doet EZ op dat gebied? Wat doet het voor het type ontwikkeling dat we gaan zien als Defensie met zo'n zak geld komt en Economische Zaken — ik zal daar zo meteen wat meer over zeggen — eigenlijk met relatief lege handen lijkt aan te komen? Hoe zorgt Economische Zaken ervoor dat Defensie eerder instapt bij bepaalde ontwikkelingen, om die kansen vanaf het begin goed te benutten in plaats van ze van de plank te halen?

Dan de Space Campus. Wat is nou precies het commitment dat de minister afgeeft om die Space Campus ook daadwerkelijk te gaan ontwikkelen? Gaat hij of zijn departement in een stuurgroep zitten? Wat gaat hij doen of laten gebeuren om dat ecosysteem daar ook echt van de grond te krijgen? Volgens mij liggen daar namelijk enorme kansen.

Dan de governance, de Interdepartementale Raad Ruimtedomein. Is de raad al bij elkaar geweest, is de vraag. Dat is natuurlijk wel een mooi idee uit de langetermijnagenda, maar dat moet dan wel gaan plaatsvinden en effect gaan hebben.

Dan de ministeriële conferentie van de ESA, waar de heer Thijssen ook al naar verwees. Misschien kan de minister nog iets meer zeggen over de multiplier van dit soort deelnames. Ook hierover zullen wij weer in het fameuze Q3 meer horen van de minister. Ik zou toch willen kijken of we de Kamer hier niet beter bij kunnen betrekken. Zou nu alvast een tipje van de sluier opgelicht kunnen worden van waar het kabinet op inzet? Laten we zorgen dat we het ons niet laten overkomen, maar dat we het strategisch plannen en dat we daar als Kamer ook inzicht in hebben.

Voorzitter. Vertrouw een kabinet nooit op zijn woorden, maar op zijn begroting. Dat is inderdaad de tamelijk gênante spagaat tussen aan de ene kant alle mooie ambities en aan de andere kant wat er aan geld tegenover staat. De TU Delft schreef ons een brief en zegt het daarin eigenlijk heel mooi: "Het kabinet onderschrijft de ruimtevaartdoelen, maar bezuinigt tegelijk fors op onderwijs en onderzoek. Die tegenstrijdigheid ondermijnt niet alleen de ruimtevaartambities, maar ook de bredere doelen op het gebied van veiligheid, autonomie, verdienvermogen en de vele maatschappelijke transities waarin ruimtevaarttechniek een sleutelrol speelt." Dat is natuurlijk wel heel pijnlijk. Hoe ziet de minister deze tegenstrijdigheid? Welke relevante opleidingen en onderzoeken worden nou geraakt door de bezuinigingen van dit kabinet, van deze coalitie?

De voorzitter:

Dank u wel. We wachten even de bel af. Daarna kom ik bij de interruptie van mevrouw Postma. Voor de mensen die zich hierover verbazen: dit is de bel waarmee de plenaire vergadering om 10.15 uur begint. Die duurt altijd een minuut. Het is onplezierig om daar doorheen te praten. We willen die heel graag afschaffen. Meneer Sneller doet daar elk jaar een voorstel voor. Mevrouw Postma heeft een interruptie op de bijdrage van de heer Sneller.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik snap dat de heer Sneller die af wil schaffen, want hij moet daardoor een halve minuut wachten op de interruptie. U had het over ESA en Noordwijk. We kennen een wethouder met ruimtevaart in zijn portefeuille. We hebben een gedeputeerde met ruimtevaart in zijn portefeuille. Die zou zich ook noemen. U heeft het erover dat het Rijk — u noemde het wat voorzichtig, vond ik zelf — misschien wat meer sturing moet pakken. Maar is de heer Sneller het met mij eens dat er door het Rijk meer regie moet worden gepakt op de uitvoering van ESA, om ervoor te zorgen dat we dat zo scherp mogelijk neer gaan zetten en we er nog meer uit kunnen halen dan er nu al in zit?

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat de gemeente Noordwijk en de provincie mooie dingen doen, maar dat er wel hulp van het Rijk nodig is, of dat nou regie of mederegie is. "Meer commitment tonen" zijn mooie woorden uit de kabinetsreactie, maar ik ben het helemaal met collega Postma eens dat we moeten vragen wat dat nou concreet betekent.

De voorzitter:

Oké. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Postma, als zij daar klaar voor is. Zij spreekt namens NSC.

Mevrouw Postma (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Wij bevinden ons in een wereldwijde ruimtevaartwetloop. Al eeuwenlang houden mensen zich bezig met de ruimte: van de Chinese astronoom Liu Xintot onze eigen Eise Eisinga met het oudste nog werkende planetarium. Inmiddels lanceren grote internationale spelers duizenden satellieten. De ruimte in de banen rond de aarde raakt op. Wie heeft het recht in de ruimte? Dat lijkt nog het meest op het zeerecht van vroeger: wie het eerst komt, die het eerst maalt. Landen als de VS, China en Japan investeren tientallen miljarden per jaar. Europa blijft daarin achter. Nederland investeert structureel minder dan onze directe buren. Terwijl Duitsland, Frankrijk en Italië fors inzetten, bungelt Nederland onderaan. Ik heb hier een heel mooi plaatje dat dat weergeeft. De US en China hebben hun uitgaven verdubbeld ten opzichte van twee jaar geleden. We zien wat die wedloop doet. Europa blijft daarbij achter.

De urgentie is duidelijk. Toen vorig jaar het signaal van BabyTV werd gehackt, zagen peuters plots Russische oorlogspropaganda. Onze infrastructuur is kwetsbaar. Zonder satellieten werken pinbetalingen niet, vallen navigatie- en verkeerssystemen uit en stopt de tijdsynchronisatie in de telecomsector en de financiële sector. Steeds vaker zijn wij afhankelijk van satellieten die niet van ons zijn, maar in handen zijn van andere landen of commerciële reuzen. SpaceX heeft meer dan 6.000 Starlinksatellieten gelanceerd. Amazon werkt aan het Kuipernetwerk, een wereldwijd systeem volledig in private handen.

Maar waar zijn onze satellieten? Zonder satellieten — "ons" is hier ook Europees — kunnen we niet veel. Dit laat zien hoe strategisch deze technologie is en hoe belangrijk het is dat we zelf aan het stuur blijven. Opvallend genoeg ontbreekt centrale regie bij onze overheid. De verantwoordelijkheid is versnipperd over maar liefst vier ministeries. Niemand is eindverantwoordelijk. De langetermijnruimtevaartagenda bevat mooie woorden over duurzaamheid, autonomie en verdienvermogen, maar mist wat nodig is: een uitvoeringsagenda, een duidelijke regiestructuur en structurele financiering. Dat is vreemd, want ruimtevaart is geen ver-van-ons-bedshow meer. Voorzitter. Dit vraagt om actie, niet alleen met visie op papier, maar ook door keuzes in beleid en geld. Wat wordt de inzet van de minister richting de begroting? NSC wil een uitvoeringsagenda bij de langetermijnruimtevaartagenda, met meetbare doelen, regiestructuur en structurele dekking. Is deze minister bereid om regie te nemen op civiele ruimtevaart in samenwerking met Defensie, IenW en OCW? Graag een reactie.

Gelukkig beschikken we over stevige troeven, met kennisinstellingen als SRON, TNO, TU Delft en ESTEC, het technologische hart van ESA. Met de NL Space Campus in Noordwijk bouwen overheden, kennisinstellingen en bedrijven aan een krachtig ecosysteem. Die samenwerking verdient erkenning door en rugdekking van het Rijk. Is de minister bereid om de doorontwikkeling van de NL Space Campus op korte termijn samen met provincie Zuid-Holland en gemeente Noordwijk te concretiseren in een uitvoeringsprogramma dat is gericht op acceleratie?

Onze welvaart is in gevaar, daarom verzoek ik de minister om voor de zomer een strategische inventarisatie op te leveren van onze essentiële satellietinfrastructuur. Die moet inzicht geven in drie onderdelen. Ten eerste: welke satellietcapaciteiten moet Nederland zelf kunnen garanderen voor het functioneren van onze economie, maatschappij en veiligheid? Denk hierbij aan communicatie, aardobservatie, navigatie, noodmeldingen en defensie. Ten tweede: van welke buitenlandse of commerciële partijen zijn we nu afhankelijk voor deze functies? Wat zijn de risico's als de capaciteit onder druk komt te staan? Ten derde: welke capaciteit moet Nederland zelfstandig of in Europees verband opbouwen om kwetsbaarheden te verkleinen en strategische autonomie te versterken?

Tot slot, voorzitter. Wat levert ruimtevaart ons op? Volgens ESA was de Europese downstreammarkt vorig jaar goed voor 82 miljard. De EU telt meer dan 250.000 banen in de ruimtevaart. Erkent de minister dit?

Voorzitter. De ruimte raakt vol, de belangen zijn groot en de spelregels zijn hard. Willen we meedoen, dan moeten we nu aan de slag.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Voordat ik naar de interruptie van de heer Sneller ga, hecht ik eraan om te zeggen dat het gesproken woord telt in het debat. U liet een plaat zien. Dat is niet te volgen voor mensen die dit luisteren. U kunt zaken aan de minister aanbieden in het debat, maar ik wil niet dat er in het debat ook met plaatjes wordt gewerkt, want we debatteren met het woord. Dat gezegd hebbende ga ik naar de interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Voor de luisteraars: het plaatje was volgens mij van voor de bezuinigingen van het kabinet. Dat was namelijk ook mijn vraag. Het waren mooie woorden. Alleen, met welk geld moet de minister dit gaan doen? Hoe kan ik dit rijmen met waar dit kabinet mee op pad is gestuurd, namelijk met miljardenbezuinigingen op onderwijs, onderzoek en innovatie? Die zijn ook relevant om deze ambities waar te kunnen maken.

Mevrouw Postma (NSC):

Het is volgens mij heel belangrijk dat we aan de slag gaan om te kijken wat kan. We hebben het hier regelmatig over hoe we innovatie moeten inzetten en wat we allemaal beschikbaar moeten stellen. Het is nodig en goed dat de minister daarover gaat nadenken, zeker gezien de nieuwe geopolitieke verhoudingen. We zien veel duidelijker wat onze kwetsbaarheden zijn. Eerst dachten we dat we een goede samenwerking hadden met ons buurland aan de andere kant van de oceaan, maar we zien nu wat de kwetsbaarheden daarvan zijn. De minister zal ook moeten bekijken hoe hij de begroting gaat inrichten richting Prinsjesdag en wat hij daarna gaat doen. Wil hij de verantwoordelijkheid nemen — die vraag stel ik ook aan hem — om ruimtevaart een extra push te geven? Daar haal je namelijk zo veel innovatie vandaan. Dat is ook de reden waarom ik heb gevraagd om dat in kaart te brengen. Is de minister het er bijvoorbeeld mee eens dat dat 82 miljard oplevert? Het is volgens mij goed om aan de minister te vragen hoe hij dit ziet, gezien de nieuwe geopolitieke situatie. Ik begrijp de vraag van de heer Sneller absoluut. Daarom daag ik de minister hierover uit.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vraag van de heer Thijssen. Daarna kom ik bij de mevrouw Van Dijk.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik heb nog een follow-upvraag, want dan wil ik ook wel weten waar NSC staat wat betreft de langetermijnruimtevaartagenda. We hoeven de minister niet op pad te sturen om hierover na te denken, want dat is al gedaan door zijn ministerie, door andere ministeries en door de sector. Daar is een langetermijnruimtevaartagenda uit gekomen, waarin de zeer bescheiden extra verhoging van 60 miljoen staat. Wat mij betreft gaat de minister dat regelen bij de Voorjaarsnota. Is NSC daar voorstander van?

Mevrouw Postma (NSC):

Een van de dingen die ik aan de minister gevraagd heb in mijn inbreng is om de langetermijnagenda concreet te gaan maken: laat nou eens zien hoe die eruitziet. Bij een concreet plan hoort inderdaad ook, als je het goed doet, een verwachting van de kosten. Dat lijkt me voor de Kamer heel interessant om te zien, want dan kunnen we kijken wat we precies willen. De langetermijnplanning, de stip op de horizon, zoals die altijd wordt genoemd, moet concreter worden.

De voorzitter:

Dan komen we bij Inge van Dijk. Nee, sorry, er is een vervolgvraag van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Sorry, voorzitter, ik was niet helemaal duidelijk. Ik zat al helemaal in mijn vervolgvraag.

Die duidelijkheid is er toch? De Kamer heeft gevraagd: kom met een langetermijnruimtevaartagenda. Die is er gekomen. Als ik met die organisaties praat en vraag wat die agenda concreet betekent, kunnen ze dat precies vertellen, maar er moet gewoon geld op tafel komen. Deze minister heeft de langetermijnruimtevaartagenda wel omarmd, maar is vergeten er geld bij te leggen. Nou wordt er deze week gepraat over geld en ik vraag mij af waar de NSC-fractie nu staat. Kan deze minister rekenen op de steun van NSC en wordt er 60 miljoen vrijgemaakt?

Mevrouw Postma (NSC):

Organisaties weten inderdaad heel goed wat ze nodig hebben. Vervolgens komt de politieke keuze wat je dan wilt leveren. Die vraag heb ik ook aan de minister: zorg dat je zelf neerzet wat jij wilt doen. Inderdaad, als je plannen hebt zonder geld, komen die plannen niet veel verder. Daar zijn wij het over eens. Ik heb het niet richting de Voorjaarsnota gezet omdat ik niet weet wat de inzet van de minister daar is. Dat weet hij zelf beter. Maar het lijkt me wel heel goed om daar richting de begroting naar te gaan kijken. Ik hoor graag van de minister wat zijn plannen daarvoor zijn.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik wil de vraag van de heer Thijssen niet herhalen, maar ik meende ook echt gehoord te hebben — ik had mijn tekst zelfs al een beetje aangepast, omdat ik blij was met de steun van NSC — dat NSC eigenlijk uitsprak dat het gewoon geregeld moet worden bij de Voorjaarsnota en dat het een van zijn belangrijke inzetten in de onderhandelingen is. Zo heb ik het geïnterpreteerd, maar dat klopt dan dus niet, als ik het goed begrijp.

Mevrouw Postma (NSC):

Nee. Ik heb in mijn tekst de begroting genoemd en niet de Voorjaarsnota. Maar ik vind het wel heel interessant, juist vanwege de innovatiecapaciteit, die er ook bij zit, en het belang daarvan dat ik net schetste, met de nieuwe geopolitieke verhoudingen, dat we het hier met elkaar over hebben. Ik denk dat de oppositie ook inziet dat ik hier geen uitspraken over kan doen, maar ik ben het er wel echt mee eens dat hier steun voor moet zijn en dat we hiervoor moeten vechten. Maar het is niet aan mij om daar een financieel bedrag aan te koppelen op dit moment.

De voorzitter:

Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van mevrouw Inge van Dijk. Zij spreekt namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Goed dat we toch over ruimtevaartbeleid spreken vandaag. Het is een thema dat politiek vaak weinig aandacht kreeg, maar recente ontwikkelingen laten zien dat de ruimtevaart een zeer strategisch thema is voor onze welvaart, veiligheid en afhankelijkheid, dus ik wil de collega die heeft aangedrongen op het laten doorgaan van dit debat, daarvoor bedanken.

Voorzitter. Nederland is vanaf de jaren zestig betrokken bij de voorgangers van de ESA. Ruimtevaartbeleid is Europees industriebeleid avant la lettre. Het was destijds nadrukkelijk de bedoeling om een Europese ruimtevaartindustrie te ontwikkelen en te ondersteunen. Heel verstandig toen en superrelevant nu. Opdrachten van ESA gaan naar de eigen industrie, naar rato van de financiële inleg van de lidstaten. Daarmee hebben publieke investeringen een hefboom. Nederland heeft hier mooie bedrijven door gekregen. En de hefboom werkt breder door. Zo is er minder personeel nodig voor de inspectie van kadewanden bij gemeentes als deze door satellieten in de gaten worden gehouden.

Voorzitter. Nederland heeft in het nieuwe industrie- een innovatiebeleid gekozen voor tien sleuteltechnologieën, de Nationale Technologiestrategie, en veel van die tien technologieën zijn relevant voor de ruimtevaart. Het Nederlandse ruimtevaartecosysteem is nu nog uitstekend, met mooie ondernemingen en tal van kennisinstellingen, onder meer TNO, TU Delft, KNMI, NLR, SRON en natuurlijk ESA-ESTEC. Dat komt samen in de NL Space Campus, waar samengewerkt wordt aan innovatie, nieuwe producten en diensten.

Voorzitter. In een tijd waarin werelddelen economie en handel inzetten als wapen, met importheffingen en het bevoordelen van de eigen industrie, zijn een eigen ruimte-infrastructuur voor communicatie en een eigen ruimtevaartindustrie meer dan ooit belangrijk. Het is essentieel dat we Galileo hebben ontwikkeld. Dat is een navigatiesysteem. Nu moet hetzelfde met IRIS2 gebeuren, als Europees alternatief voor Starlink. Dat is cruciaal voor de Europese strategische autonomie. Investeren in het ruimtedomein is dus nodig. Draghi stelt dat Europa onderinvesteert. Daarbinnen levert Nederland een zeer beperkte bijdrage, ondanks de aanwezigheid van ESTEC in ons land en ons uitstekende ecosysteem. Nederland investeert slechts €0,65 per maand per Nederlander, zoals André Kuipers afgelopen zondag terecht vermeldde. Daarom zijn we blij dat er een antwoord ligt van het kabinet op de langetermijnruimtevaartagenda, die begin vorig jaar onder leiding van Maria van der Hoeven tot stand kwam.

Nu ook vanuit defensie, wereldwijd en Europees, meer inzet op ruimtevaart zal plaatsvinden, is een sterke, innovatieve defensie-industrie nodig. Het gaat niet alleen om budget en aandacht voor de militaire kant. Daarnaast moeten we ook investeren in de civiele kant en in nationale technologie-ontwikkeling. We moeten onze ruimtevaartpositie versterken in defensie, kennisinstellingen en innovatief bedrijfsleven. Dat moet hand in hand gaan en dat vraagt investeringen van Defensie, OCW en Economische Zaken.

Langs bovenstaande lijnen heb ik drie hoofdvragen aan de minister. Klopt het dat als wij onze bijdrage aan ESA niet verhogen, dit consequenties heeft en dat het gaat om 60 miljoen? We begrepen dat in België de bijdrage aan ESA geoormerkt werd als militaire uitgave toen die verlaagd dreigde te worden. Wat kan Defensie eventueel bijdragen aan investeringen in het ruimtedomein om het rond te zetten? Klopt het dat er geen herkenbare Nederlandse industriedeelname is bij het programma IRIS2? Hoe kunnen we de Nederlandse ruimtevaartsector beter mee laten doen in Europese programma's op het gebied van ruimtevaart? Ligt het, gelet op het belang van ruimtevaart en de strategische positie die deze heeft, niet voor de hand om het Netherlands Space Office ook een aparte positie te geven in de governance, in plaats van een programmabureau binnen RVO? Andere ESA-landen kiezen vaak voor zelfstandige agentschappen met eigen mandaat, budget en investeringscapaciteit. Kan de minister in dit verband iets zeggen over onze inzet bij de ministeriële conferentie van de ESA eind 2025? Aan welke ruimtevaartprogramma's kunnen en zullen Nederland en het Nederlands bedrijfsleven bijdragen?

De uitwerking van de Nationale Technologiestrategie komt pas dit najaar. We krijgen vragen aangereikt over een verdere acceleratie van de NL Space Campus. Kan de minister hierop ingaan? Hoe zorgen we ervoor dat de investeringen vanuit het EZ-domein voldoende zijn voor en voldoende aansluiten bij de investeringen vanuit OCW en Defensie? Mijn collega Mustafa Amhaouch heeft hier eerder een motie voor ingediend, die nu relevanter is dan ooit.

Tot slot. We willen de Nederlandse positie op het gebied van ruimtevaart ook binnen Europa behouden en uitbouwen. Gelet hierop wil ik de minister vragen om een periodieke voortgangsrapportage over de uitvoering van de langetermijnruimtevaartagenda, de Nederlandse inzet bij ESA en de afstemming tussen de departementen.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Martens. Zij spreekt namens de VVD.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter, dank. Vandaag bespreken we een onderwerp dat heel veel terreinen beslaat, namelijk ruimtevaart. Het is goed om te lezen dat de ministeries van Defensie, OCW en EZ hierbij zijn aangehaakt. De complexe maatschappelijke uitdagingen zijn vaak departementoverstijgend. Dat hebben we zojuist al van meerdere collega's gehoord. De VVD is blij om te zien dat dit onderwerp aansluit bij verschillende ministeries, maar zoals in de stukkenstroom al naar voren kwam, gaat het belang van ruimtevaart verder dan de welbekende ruimtereizen en astronauten. De ruimtevaart is namelijk van belang voor onze nationale en internationale veiligheid. De bevindingen leveren resultaten op voor de economie en voor wetenschap en onderzoek, en jagen innovatie aan. De VVD is blij met de agenda. Het is iets waar mijn voorganger, Pim van Strien, heel hard op heeft aangedrongen.

Voorzitter. De vraagstukken en uitdagingen overstijgen onze commissie. Op het gebied van bijvoorbeeld defensie weten we dat we afhankelijk zijn van informatie vergaard via bedrijven als Starlink, dat eigendom is van Elon Musk. De ambitie bestaat om dit zelf te gaan ontwikkelen. Ik zou de minister willen vragen of hij ons kan meenemen in de laatste stand van zaken hiervan. Daarnaast is ruimtevaart een van de vijf zogenoemde NLD-gebieden, focusgebieden van het ministerie van Defensie voor de ontwikkeling van de kennisindustrie. Kan de minister toelichten hoe deze NLD-gebieden zich verhouden tot de nationale groeistrategie van het ministerie van Economische Zaken, waarin eveneens tien focusgebieden voor de economie worden onderscheiden? Kan de minister aangeven hoe een eventueel stijgend Defensiebudget van invloed is op de langetermijnagenda voor ruimtevaart? Kunnen we erop vertrouwen dat deze minister het contact met de minister van Defensie strak houdt en ook na het publiceren met een langetermijnagenda komt?

Voorzitter. In Noordwijk hebben wij een vestiging van het technisch hoofdkantoor van de European Space Agency, een mooie organisatie, die een belangrijke positie heeft in Europa en in de ruimtevaartsector. Om dit bedrijf heen hangt een heel ecosysteem van toeleveranciers, een zogenaamde keten. Het is dus ook van economisch belang dat wij dit bedrijf hier hebben en dat zij hun werkzaamheden goed kunnen uitvoeren.

Voorzitter, tot slot. Er ligt nu een mooi rapport, maar wat is de strategie van deze minister om de positie van Nederland binnen de ruimtevaartsector te versterken? Hoe kijkt de minister aan tegen de potentie van de NL Space Campus? Werken Rijk, gemeenten en bedrijven hierop al samen? Is de minister bereid om te kijken naar een clusteraanpak, de zogenaamde "triple helix"-investering? Worden daar gesprekken over gevoerd? Wat heeft de minister van ons nodig om daar stappen in te kunnen zetten?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat leidt tot een vraag van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Het liefst wil ik nu natuurlijk vragen naar die eerste Nederlandse die we de ruimte in gaan werken, maar ik ga me toch richten op de langetermijnruimtevaartagenda en het concrete bedrag dat daarin wordt genoemd, die 60 miljoen. Ik hoor mooie woorden van de VVD, maar is de VVD nu dan ook bereid om geld vrij te maken om het ook echt te gaan doen?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Misschien in tegenstelling tot mijn collega vind ik het heel spannend om daar heel concreet over te zijn, omdat ik weet dat je mensen niet iets moet beloven wat misschien niet gerealiseerd wordt. Ik zou daar wel graag tegenover willen zetten dat er op het ministerie van Defensie nu natuurlijk een hele strategie is uitgerold, inclusief de bijbehorende 100 miljoen. Het interessante is dat als we toch aan innovatie gaan trekken, een investering in defensie-innovatie €8 à €9 oplevert. Het levert dus €8 à €9 meerwaarde op. Gewone R&D levert €1,50 tot €1,70 op. Ik denk dus dat de stappen die de minister van Defensie op dit moment zet heel goed zijn, ook voor onze R&D, onze innovatiekracht. Maar ik ben het er helemaal mee eens. Mijn vraag aan deze minister van Economische Zaken is ook … Kijk, mijn wensenlijst is lang. Ik wil graag dat zeekabels worden aangelegd. Ik wil graag een AI-faciliteit in Groningen. Ik ben daar ook eerlijk in. Ik ben benieuwd waar deze minister zijn prioriteiten gaat leggen. Het is geen geheim dat de VVD graag investeringen ziet in economische clusters en clusteraanpakken, maar er zitten natuurlijk wel meerdere partijen aan tafel, dus ik ga geen garanties geven. Dat lijkt me zeer ongezond, ook voor alle mensen die meekijken. Maar ik ben wel benieuwd waar deze minister zelf zijn prioriteiten wil gaan leggen. Daar moeten wij dan volgens mij met z'n allen wat van vinden. Dus ja, ik zal me daar zeker altijd hard voor maken.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dat klinkt ook weer mooi, net zoals al die documenten die we krijgen en deze bijdrage van de VVD mooi zijn. Maar we hebben natuurlijk wel in het hoofdlijnenakkoord gelezen dat er nou juist enorm wordt bezuinigd op innovatie, op onderzoek en wetenschap. Ik zou de VVD toch willen uitdagen een stapje verder te gaan. Het gaat niet alleen om mooie woorden en zeggen: ja, dit wil ik allemaal wel. Je moet ook gewoon met je vuist op tafel slaan en zeggen: "Dit is een van de meest productieve sectoren van het land. Dit is heel erg belangrijk voor onze veiligheid en dit is om een heleboel andere redenen belangrijk. Dit moet gewoon geregeld worden. Die 60 miljoen moet er gewoon komen, minimaal."

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik kan mijn antwoord gaan herhalen. Ik weet niet wat de heer Thijssen van mij wil horen? De heer Thijssen vraagt aan de VVD of wij ons gaan hardmaken voor Economische Zaken, ecosystemen en een clusteraanpak. Dat is de heer Thijssen volgens mij wel van ons gewend. Ik ben ook ontzettend blij dat minister Brekelmans begrijpt dat geld vrijmaken voor R&D, dat ook nog een ontzettende multiplier heeft … Die 100 miljoen kan via R&D 700 tot 800 miljoen worden. Dat is heel goed. Wat mij betreft wordt het meer. Daar is hij volgens mij ook ontzettend druk mee bezig. Die agenda is heel concreet. Ik ben dus gewoon benieuwd waar de minister van EZ mee gaat komen, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Thijssen. Dat is de vraag. Waar gaat hij op inzetten? Wat kunnen wij van hem verwachten? Dan hebben wij daar uiteindelijk een mening over. Maar gaat de heer Thijssen nou aan woordvoerders vragen wat wij gaan inbrengen tijdens de begrotingsonderhandeling? Dat is natuurlijk een beetje vreemd.

De heer Sneller (D66):

Na de warme woorden over de ruimtevaart is het de VVD wat mij betreft vergeven dat ze dit debat wilden annuleren. Maar dat betekent wel dat dit natuurlijk hard moet worden gemaakt. Verwijzen naar Brekelmans, die er miljarden bij krijgt, terwijl de innovatiegelden bij deze minister worden weggenomen, is nogal makkelijk. Daarom heb ik de volgende vraag, ook in vervolg op wat de heer Thijssen vraagt. Is de VVD in ieder geval bereid te erkennen, zoals de TU Delft ons ook voorhoudt, dat het natuurlijk compleet tegenstrijdig is om deze mooie woorden uit te spreken, maar daar vervolgens geen geld bij te leveren en tegen deze minister te zeggen: zoek het maar uit en vind het binnen de begroting?

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter, ik wil graag beginnen met een punt van orde. Als de heer Sneller het nodig vindt om hiermee te beginnen, is het ook wel goed voor alle mensen die meekijken om te zeggen dat mijn verzoek was om het om te zetten naar een schriftelijk overleg. Dat is hier eveneens een formele vorm waarin we met z'n allen van gedachten kunnen wisselen over een onderwerp, waarna het iedereen vrijstaat om een tweeminutendebat aan te vragen. Dit is kennelijk het niveau waarnaar wij afglijden met z'n allen; waarvan akte.

Daarnaast zou ik graag inhoudelijk …

De voorzitter:

Meneer Sneller, we gaan niet een punt van orde aangrijpen voor een punt van orde. Dan gaan we debatteren over iemands punt van orde. Dat wordt heel ingewikkeld. De heer Sneller geeft aan dat mevrouw Martens dit debat niet door wilde laten gaan. Mevrouw Martens geeft aan dat zij een schriftelijk overleg wilde. Wat mij betreft hebben we daarmee genoeg over dit debat gezegd. We zijn hier nu. Ik vraag mevrouw Martens om inhoudelijk te reageren op het inhoudelijke punt van de heer Sneller.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik snap dat het voor de oppositie ontzettend fijn is om bij elk voorstel dat voorligt te roepen dat we het moeten regelen. Idealiter zou ik dat doen. Daar kan ik gewoon heel makkelijk en heel erg duidelijk over zijn. Ik denk dat er keuzes gemaakt moeten worden. Er moeten heel veel keuzes gemaakt worden. Wat mijn fractie betreft is dit ontzettend belangrijk, dus ik kan op woordvoerdersniveau wel degelijk aangeven dat ik mij hier hard voor maak. Volgens mij moeten er alleen heel veel lastige keuzes worden gemaakt. We hebben met deze minister heel veel gesprekken over waar we die middelen dan aan gaan uitgeven en wat belangrijk is. De VVD wil ook die AI-faciliteit. Daarom ben ik ontzettend blij dat er nu in ieder geval via Defensie ontzettend veel geld wordt geïnvesteerd in R&D en defensie. Ik ben heel erg benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt en welke middelen hij hiervoor vrij wil maken. Dan heeft de VVD daar uiteindelijk nog een antwoord op.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Sneller, graag op de inhoud.

De heer Sneller (D66):

Dat is het fijne van zo'n commissiedebat; dan kan je van gedachten wisselen. De VVD zegt: verdienvermogen is hartstikke belangrijk en we moeten keuzes maken. De VVD heeft de keuze gemaakt om deze coalitie te willen en vervolgens keihard te bezuinigen op het verdienvermogen. Dat is toch ook keuzes maken? Mevrouw Martens-America doet alsof haar hier wordt verweten dat ze keuzes maakt en alsof het onmogelijk is om dat hier te doen. Maar de VVD moet er niet voor duiken, maar ervoor staan dat ze die keuze heeft gemaakt. De VVD moet dan niet hier zeggen: ik kan niks hard zeggen en het is zo flauw van de oppositie et cetera. Dat is toch niet hoe dit debat tot een einde komt waar de minister uiteindelijk mee verder kan?

De voorzitter:

Dat was een moeilijk te ontwarren vraag. Mevrouw Martens.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Volgens mij ben ik ontzettend duidelijk over het feit dat ik hier als fractie geen beloftes ga doen. Ik sta voor die keuzes. Ik maak die keuzes. Ik ga niet zeggen dat het er moet komen als het er misschien niet komt. Dus volgens mij ben ik ontzettend duidelijk. Ja, er moeten keuzes worden gemaakt. Ik denk dat we het afgelopen anderhalf jaar hele goede zaken hebben geregeld wat betreft het verdienvermogen, bijvoorbeeld op fiscaal gebied. Volgens mij moeten we er niet aan voorbijgaan dat een aantal grote bedrijven in het verleden hebben gezegd: deze enorme lastenverzwaring die jullie nu doorvoeren, is slecht voor het verdienvermogen en het vestigingsklimaat. Maar we hebben nog een hele hoop te doen, dus laten we kijken waar we elkaar vinden. Ik probeer juist te staan voor die keuzes en eerlijk en transparant te zijn. Er moeten keuzes worden gemaakt. Ik ga nu niet de fractie zijn die zegt: het moet worden geregeld. Ik ga me ervoor inzetten.

De voorzitter:

Is dat voldoende voor u? Oké, dan zijn we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors en daarna gaan we naar de beantwoording van de minister luisteren. Zullen we om 11.00 uur beginnen met de reactie van het kabinet in eerste termijn? Dan schors ik dit commissiedebat tot 11.00 uur.

De voorzitter:

Ik heropen dit commissiedebat. We zijn hier vanochtend met de vaste commissie voor Economische Zaken om te spreken over ruimtevaart. Hiervoor hebben we de eerste termijn van de Kamer gehad. We gaan luisteren naar de beantwoording in de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef heel graag het woord aan de minister. Voordat u begint, zou ik met de leden ook in deze termijn twee interrupties in tweeën of vier losse vragen willen afspreken. Dat gezegd hebbende: de minister.

Minister Beljaarts:

Dank u wel, voorzitter. Via satellieten kunnen we dijken en overstromingen monitoren, houden we zelfs met de meest afgelegen gebieden contact en zorgen we voor directe en veilige bankbetalingen. Tegelijkertijd zien we dat de ruimte tegenwoordig ook een strategisch en militair domein is. De geopolitieke dynamiek verandert immers snel. De inzet van Starlink tijdens de oorlog in Oekraïne heeft duidelijk aangetoond hoe ruimtevaarttechnologie cruciaal kan zijn in conflicten. Het feit dat satellietcommunicatie wordt ingezet voor militaire doeleinden benadrukt de noodzaak van een eigen Europese ruimtevaartcapaciteit met zelfstandige en betrouwbare toegang tot de ruimte.

Nederland staat dan ook voor de uitdaging om actief te opereren in een domein dat niet langer alleen civiel maar ook militair van aard is. De kabinetsreactie op de langetermijnruimtevaartagenda die ik recent naar uw Kamer heb gestuurd, gaat daar ook op in. Samen met mijn collega's van Defensie, Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb ik deze reactie opgesteld, zoals u weet. Deze reactie fungeert als een kompas voor het ruimtevaartbeleid van de komende jaren en brengt heldere focuspunten aan voor de aankomende kabinetsperiode. Het kabinet zet in op een versterkte governance door een betere rijksbrede samenwerking en door het versterken van het Netherlands Space Office.

Een aantal van uw leden stelde al terecht vragen over de Nederlandse financiële bijdrage aan de ruimtevaart. Dit vormt een uitdaging. We moeten als kabinet gerichte keuzes maken in ons ruimtevaartbeleid. Zo brengt de kabinetsreactie focuspunten aan op de zes verschillende missies in de LTR. Zonder vooruit te lopen op de voorjaarsbesluitvorming kan ik uw Kamer op het hart drukken dat het kabinet zich maximaal zal inspannen om met de huidige financiële kaders zo veel mogelijk te bereiken op dit dossier. Dat doen we nu al en dat zullen we blijven doen. Denk bijvoorbeeld aan het TANGO-project, dat symbool staat voor de leidende positie van Nederland in klimaatmonitoring. Met de aankondiging van het grondstation voor de EAGLE-1-missie combineren we onze sterktes op het gebied van kwantum- en satellietcommunicatie. Daarnaast leveren Nederlandse bedrijven belangrijke onderdelen voor de ontwikkeling van Ariane 6, waarmee we een onmisbare bijdrage leveren aan de Europese toegang tot de ruimte. Ook stimuleren we het gebruik van ruimtevaartdata, onder andere via het Satellietdataportaal, waardoor zowel de overheid als het bedrijfsleven beter gebruik kunnen maken van deze waardevolle informatie. Met de ontwikkeling van de lasersatellietcommunicatie via het Nationaal Groeifondsproject NXTGEN Hightech verleggen we ook de grenzen van wat technisch mogelijk is op het gebied van communicatie.

In een tijd waarin de geopolitieke spanningen oplopen en technologische ontwikkelingen in een razend tempo plaatsvinden, wil Nederland niet achterblijven maar versnellen, binnen de slagkracht die we hebben op het civiele en militaire ruimtevaartbeleid. Met deze kabinetsvisie zetten we in op een beleid dat gericht is op veiligheid, verdienvermogen en innovatie.

Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen. Die heb ik in vier mapjes verdeeld: coördinatie op ruimtevaart, financiële bijdrage, militaire ruimtevaart en overige onderwerpen.

De voorzitter:

Voordat u daaraan begint, minister, is er een vraag van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dit zijn nou precies de mooie woorden die ik ook lees in de ruimtevaartagenda, waar ik me heel erg in kan vinden. Tegelijkertijd krijgen we bijvoorbeeld het bericht van de faculteit van de TU Delft die gaat over ruimtevaarttechniek dat ze daar personeel aan het afbouwen zijn. Dat kan toch niet waar zijn? De minister spreekt mooie woorden over het verdienvermogen, de verdediging van ons land en al die zaken, en tegelijkertijd worden op dit moment de knapste koppen van dit land afgebouwd omdat er gewoon geen geld is.

De voorzitter:

Meneer Thijssen, ik heb u die vraag ook horen stellen in de eerste termijn en er zit een blokje financieel in de beantwoording van de minister. Maar u mag elke vraag stellen. We gaan luisteren of de minister die nu beantwoordt of straks in dat blokje.

Minister Beljaarts:

Ik wil er wel op reageren, voorzitter, maar ik kan het ook dadelijk in het blokje doen. Feitelijk is het niet zo dat we bezuinigen op het ruimtevaartbudget. We hebben het in uw Kamer al heel vaak gehad over de andere keuzes die we in grote zin gemaakt hebben op het vlak van onderwijs en innovatie, dus ik wil ook niet te vaak in herhaling vallen. Specifiek over ruimtevaart: op het ruimtevaartbudget zelf wordt niet bezuinigd. Dat is een beetje een technisch antwoord. Uiteraard zou het altijd heel goed renderen en heel goed zijn — die mening deel ik — als we heel veel meer te besteden hadden, zowel op het gebied van de technologie waar de TU Delft op actief is als op het gebied van ruimtevaart. Maar gezien alle andere noden waaraan het kabinet een luisterend oor moet bieden, is dit de context waar we nu in zitten.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dan vraag ik toch aan de minister om gewoon eerlijk te zijn als hij zijn beginbetoog afsteekt door te zeggen: "Er zijn fantastische kansen, het is superbelangrijk, we moeten ons land verdedigen, maar er is gewoon geen geld voor. Op dit moment wordt de capaciteit van de TU Delft afgebouwd. Het is nu eenmaal hoe het is. Ik ga er niet voor knokken. Ook al zijn er historisch hoge winsten in Nederland, ik ga er niet voor knokken. Dit is gewoon wat er gaat gebeuren, want dit is wat er op dit moment gebeurt door de besluiten die dit kabinet heeft gemaakt in het hoofdlijnenakkoord." Of het nou precies gelabeld is als ruimtevaart of niet, als je miljarden bezuinigt op onderwijs, slaat dat ook neer bij de faculteit ruimtevaarttechniek van de TU Delft, waar de minister zich eigenlijk wel voor in wil zetten. Dus misschien dan mijn vraag: gaat u bij de Voorjaarsnota nu wel knokken voor die 60 miljoen?

Minister Beljaarts:

Ook daar kom ik zo direct in de beantwoording op terug. Uiteraard maak ik me hard voor alle onderwerpen waarvoor we hier aan tafel zitten. Tegelijkertijd heb ik te maken met de context van het hele kabinet. Ik zal daar dus niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de blokjes. Het eerste blokje is coördinatie op ruimtevaart.

Minister Beljaarts:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de vraag van het lid Postma over het nemen van verantwoordelijkheid, het bundelen van beleid en de manier waarop we de strategische belangen veiligstellen. Als coördinerend minister ben ik minister voor Ruimtevaart en voer ik op dit moment ook al de regie op het beleid inzake civiele ruimtevaart. Zo leg ik onder andere tegenover uw Kamer verantwoordelijkheid af over het gezamenlijke ruimtevaartbeleid, heb ik de coördinerende rol bij het opstellen van de kabinetsreactie en stel ik de nieuwe interdepartementale raad ruimtedomein in.

Ik blijf bij mevrouw Postma. Zij vroeg naar de uitvoeringsagenda van de langetermijnruimtevaartagenda met meetbare doelen en de regiestructuur. De regiestructuur loopt via de interdepartementale raad ruimtedomein, waarmee op hoog ambtelijk niveau de regie wordt gehouden op een gemeenschappelijk en gezamenlijk ruimtevaartbeleid. Daarnaast vraag ik de Netherlands Space Office om de uitvoering van de langetermijnruimtevaartagenda te monitoren. Ik zeg toe de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van het ruimtevaartbeleid en de langetermijnruimtevaartagenda.

De heer Sneller stelde mij een vraag over de governance.

De voorzitter:

Voordat u daaraan begint: een vraag op dit punt van mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik heb even een vraag naar aanleiding van de toezegging, want ik had heel specifiek gevraagd om een periodieke rapportage over de uitvoering van de langetermijnruimtevaartagenda, de Nederlandse inzet bij de ESA en de afstemming tussen de departementen. Kan ik ervan uitgaan dat die drie elementen ieder jaar in de voortgangsrapportage terug zullen komen?

Minister Beljaarts:

Ja, dat is correct. Daar kom ik later nog op terug.

De voorzitter:

Mevrouw Postma, op dit punt.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik begrijp dat een interdepartementale groep op hoog ambtelijk niveau aan de slag is met de ruimtevaart. Dat is goed om te horen. We krijgen één keer per jaar een verslag. Nu zijn de geopolitieke verhoudingen natuurlijk wel drastisch veranderd, en er is toch wel een grote urgentie. Ik vraag mij af hoe vaak de minister daar aanschuift. Hij geeft immers aan dat hij de verantwoordelijke is en de verantwoordelijkheid voor de regie neemt. Hoe vaak zit de minister daar aan tafel en over welke meest prangende punten wordt daar besloten?

Minister Beljaarts:

Die groep wordt ambtelijk voorgezeten door Economische Zaken. Zoals dat ook bij heel veel andere dossiers het geval is, ben ik uiteraard niet overal zelf bij, maar word ik wel op de hoogte gehouden en geef ik indien nodig sturing. Als zich ontwikkelingen voordoen die dat nodig maken, ga ik daar natuurlijk zelf actiever op in. Maar op dit moment is dat bij de regiegroep nog niet aan de orde.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Beljaarts:

Dan kom ik toch bij de heer Sneller en zijn vraag over de governance. De interdepartementale raad ruimtedomein is afgelopen januari voor het eerst informeel bijeengekomen. De raad heeft toen onder andere het concept van de kabinetsreactie op de langetermijnruimtevaartagenda besproken. De raad wordt minimaal twee keer per jaar gehouden. Het instellingsbesluit zal binnenkort gepubliceerd worden in de Staatscourant. Voor de zomer zal ik uw Kamer het instellingsbesluit doen toekomen.

De heer Thijssen vroeg mij of wij in Europa echt samenwerken, zodat we niet langs elkaar heen gaan werken. Dank voor de vraag. Nederland werkt actief samen met de andere lidstaten, in de EU, maar ook in ESA-verband, aan programma's zoals IRIS2, Copernicus, Galileo en de EuroQCI. Deze samenwerking is ingebed in de langetermijnruimtevaartagenda, waarin we gemeenschappelijke en gezamenlijke Europese doelen en afstemming centraal stellen. Zo voorkomen we versnippering en versterken we samen de strategische Europese ruimtevaartinfrastructuur.

Dan het antwoord op de vraag van mevrouw Van Dijk over de voortgang inzake de langetermijnruimtevaartagenda en de periodieke voortgangsrapportage. Daar hadden we het net over. Zoals ik al heb toegezegd, zal ik de Kamer hierover jaarlijks informeren, ook over de punten van mevrouw Van Dijk.

De heer Sneller refereerde eraan dat wij met andere departementen in gesprek zijn over het gebruik van satellietdata en hij vroeg mij om dat te stroomlijnen. Er is een organisatie ingericht om het gebruik van satellietdata door overheden te bevorderen. Deze adviescommissie satellietdatagebruik wordt voorgezeten door de Netherlands Space Office. Een van de activiteiten van deze commissie is het in beeld brengen van en rapporteren over de knelpunten in de wetgeving op het gebied van het gebruiken en inzetten van satellietdata, zodat de wetgeving kan worden aangepast. Dat doen we met een flink aantal departementen opdat we daar uiteindelijk ons voordeel mee kunnen doen.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vraag van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Nou weet ik niet of de interdepartementale raad ruimtedomein dat ook gaat bespreken, maar op welke manier krijgt dit een vervolg en hoe krijgt de Kamer te zien welke wetten en regels moeten worden aangepast om dat mogelijk te maken?

Minister Beljaarts:

Daarvoor is het nog te vroeg in het proces, want helaas zijn we nog niet zover dat we specifiek toekomen aan het aanpassen van wetten. Als het zover is, dan wil ik dat natuurlijk met plezier delen, maar nu ligt er nog geen concreet pakket met wijzigingen voor. Ik wil daarop nog wel schriftelijk terugkomen als u comfort wilt hebben over de termijn waarover wij het hierbij hebben. Dat kan ik me voorstellen. Dat wil ik met plezier doen.

De voorzitter:

Dat noteren we dan als een toezegging. U vervolgt uw betoog. We gaan naar een volgend mapje, zie ik.

Minister Beljaarts:

Exact, voorzitter. Dat is het mapje financiële bijdrage ruimtevaart.

Verschillende Kamerleden vroegen mij naar mijn inzet in de aanloop naar de begroting of zelfs de Voorjaarsnota. Ik hoop dat u begrijpt dat ik, helaas, niet kan vooruitlopen op de kabinetsbrede besluitvorming richting de Voorjaarsnota. Dat heb ik reeds toegelicht in mijn inleiding. Tegelijkertijd constateer ik dat velen van u hier wel vragen over hebben. Waar ik dat kan, zal ik hierop een verdere toelichting geven in mijn antwoord op de vervolgvragen.

Mevrouw Martens-America vroeg mij naar het wensenlijstje. Dat van haar is lang. Nou, dat van mij ook. De onderwerpen raken natuurlijk aan de brede beleidsdomeinen van Economische Zaken. Zij noemde de zeekabels en de AI-faciliteit als voorbeelden. Met de NTS hebben we op het gebied van innovatie prioriteiten gesteld. Zoals ik eerder aangaf, sluiten die goed aan op de technologieën die we nodig hebben op het gebied van ruimtevaart. Uiteraard erken ik het belang van de AI-faciliteit en van de zeekabels. Mijn ambities zijn hoog. Die weg wil ik ook opgaan bij de andere onderwerpen.

De heer Thijssen vroeg mij wat de miljardenbezuinigingen nu concreet gaan betekenen voor de ruimtevaart. Bezuinigingen op ruimtevaart an sich worden niet voorzien. Op ruimtevaart gaan we dus niet bezuinigen. Bezuinigingen op innovatie in het algemeen hebben daardoor dus niet een direct effect op het ruimtevaartbudget. Op dit moment is het budget voor ruimtevaart wel lager dan in 2022. Dat komt omdat het destijds vanuit het Nationaal Groeifonds incidenteel werd verhoogd, specifiek voor laser-satellietcommunicatie. Maar per saldo is er geen sprake van een bezuiniging.

Ik blijf bij de heer Thijssen. Hij vroeg mij ook of ik vandaag kan toezeggen dat ik ga voldoen aan de afgesproken norm. De langetermijnruimtevaartagenda geeft inderdaad het advies om het budget met 60 miljoen per jaar te verhogen om toe te werken naar de ESA-norm. Een eventuele verhoging van het ruimtevaartbudget is onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming. Daarbij merk ik op dat extra financiële impulsen binnen de kaders van het kabinet lastig zijn. Ook is het natuurlijk zo dat dit binnen mijn EZ-begroting wel een zero-sumgame is. Meer budget voor ruimtevaartinnovatie betekent dus minder budget voor andere innovaties of technologieën waar in andere debatten ook aandacht voor wordt gevraagd.

De voorzitter:

Minister, ik geef het woord aan de heer Thijssen en dan aan mevrouw Van Dijk. De heer Thijssen heeft een vraag.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik hoop dat dit niet als interruptie telt, want ik had er al naar gevraagd. In het hoofdlijnenakkoord zijn miljarden bezuinigd. Ik vroeg mij af welke gevolgen dat heeft gehad voor de ruimtevaart. Ik noemde het voorbeeld van de TU Delft, maar ik kan me ook voorstellen dat TNO en andere kennisinstituten daar echt wel last van hebben gehad. Naar die cijfermatige doorwerking vroeg ik dus.

Minister Beljaarts:

Die is er niet, omdat sommige zaken zoals de bezuiniging nog effect moeten krijgen. Er ligt dus niet een rapport waarin het effect van de bezuiniging op innovatie specifiek voor ruimtevaart is doorgerekend. Dat is er dus niet. Uiteraard zal er een effect zijn. De vraag ging ook specifiek over innovatie op het gebied van ruimtevaart. Ik heb uitgelegd dat op ruimtevaart an sich niet wordt bezuinigd. Het is altijd beter om juist in het onderwijs, de TU Delft, te investeren en meer personeel aan te trekken dan om personeel te laten gaan. Die zorg begrijp ik heel goed. Dat is natuurlijk altijd zo. Ik geloof ook dat collega Bruins en ik er in verschillende gremia in uw Kamer duidelijk over zijn geweest dat dit niet een situatie is die wij toejuichen, maar waartoe we genoodzaakt zijn, omdat het kabinet geld ook over andere zaken moest verdelen, zoals koopkracht voor de burger, het betaalbaar houden van de zorg en dat soort zaken. Maar nu herhaal ik toch een beetje wat al in eerdere debatten is gezegd.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik snap best wel dat je nog niet vooruit kunt lopen op financiële bijdragen die wel of niet gaan komen. De minister geeft aan dat de ambitie hoog is. Dat is mooi, want ons verdienvermogen verdient de minister met heel veel ambitie. Je hebt allerlei wensen. Die hebben wij ook. Maar in dit geval gaat het om een norm die je wel of niet haalt. Als je die norm niet haalt, heeft dat misschien nog veel grotere financiële consequenties. Kan de minister daar nog even op reageren?

Minister Beljaarts:

Dat wil ik zeker. Het is zeker zo dat in andere landen ook wordt gekeken naar de ESA. Wij zijn er trots op dat we de ESA, het ESTEC, op ons grondgebied hebben. Vergeleken met andere landen doet Nederland het op het gebied van de totale input en de investeringen in ruimtevaart zeker niet slecht. De vraag naar deze bijdrage is inderdaad een specifieke vraag. Die hangt natuurlijk een-op-een samen met de voorjaarsbesluitvorming en de begroting voor 2026, en ik heb al aangegeven dat ik daar niet op vooruit ga lopen. Hoe hoger die bijdrage is, hoe meer het helpt. Uiteraard. Nederland voldoet aan de basisbijdrage aan ESA. Hierbij gaat het ook om pluspakketten. Daar kun je ook extra inspraak in hebben en extra aan meedoen. De bijdrage aan ESA is dus niet alleen een vast bedrag waar wij nooit aan voldoen. Een hogere ambitie is natuurlijk altijd wenselijk, maar dat heeft weer een financiële implicatie. Ik ga er zo nog wat dieper op in.

De vraag ging natuurlijk ook over de consequenties van die bijdrage. Met name bij nieuw te ontwikkelen faciliteiten van de ESA helpt het als ook andere landen financiële armslag geven. Vanzelfsprekend helpt het als iedereen er wat meer bij doet. Wel is het van belang om het ecosysteem rond ESTEC te versterken. Dat verkleint de kans dat een deel van activiteiten van ESTEC zich naar een andere ESA-faciliteit verplaatst. De vraag ging ook daarover. Voor het in Nederland houden van ESTEC is het dan ook belangrijk dat wij die faciliteit goed ondersteunen. De overheid heeft in 2023 een fors bedrag toegezegd, namelijk 22,2 miljoen, voor het moderniseren van de infrastructuur van ESTEC. Samen met de investeringen van andere landen is de totale investering in de ESTEC-faciliteit 200 miljoen. Dat is geen investering voor een korte termijn en dat maakt dat ik mij geen zorgen maak over het ESTEC-deel.

De voorzitter:

Mevrouw Inge van Dijk op dit punt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Nogmaals, ik snap echt wel dat de minister er niet op vooruit kan lopen, maar ik wil hem vooral de zorg meegeven dat we heel erg aan het terugkijken zijn naar wat we in het verleden hebben gedaan. Daarmee praten we goed dat we in de toekomst iets wellicht niet gaan doen. Maar we zitten in een internationale context die superspannend is. We hebben iets in handen waarmee we echt een verschil kunnen maken. Ik zou het echt een duurkoop vinden om daar niet in te investeren. Het is dus vooral een oproep aan en steun voor de minister om zich hier echt hard voor te maken. Ik maak me namelijk echt zorgen dat we er te licht over denken en ik ben bang dat we over vijf jaar zeggen: hadden we maar.

Minister Beljaarts:

Die hartenkreet neem ik van harte aan; die onderstreep ik natuurlijk. Het is altijd lastig om in de context die voor de rest van het jaar loopt grote woorden en ambities uit te spreken, want je weet dat de pot gewoon verdeeld wordt, met alle belangen die er zijn. Maar ik wil mevrouw Van Dijk graag het comfort geven dat het niet aan de ambitie zal liggen. We hebben het over een intensivering. Het is niet dat we niets doen. Het is niet dat we het slechtste jongetje van de klas zijn in Europa, ook niet wat betreft defensie-uitgaven. Daarmee zitten we aan de bovenkant van de helft. Maar uiteraard is het zo dat de ontwikkelingen nopen tot herprioriteren. Dan helpt het ook dat er vanuit Defensie aanzienlijke middelen komen, want ook vanuit die hoek is er altijd een trickledowneffect wat betreft dual-use en Nederlandse bedrijven die daar ook benefit van hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Postma heeft nog een vraag.

Mevrouw Postma (NSC):

Het gaat hier echt over de vraag hoe goed we als Nederland willen zijn. Ik begon mijn inbreng niet voor niets met Eise Eisinga. Wij behoorden vroeger echt tot de top. Wij zijn wel degelijk gezakt in de lijstjes qua investeringen, terwijl wij wel die enorme potentie hebben. De heer Thijssen noemde net al de TU Delft, die toch al wat aan het inkrimpen is. Zeker gezien de geopolitieke situatie wil ik de minister vragen: hoe goed wil hij dat Nederland is op dit gebied in vergelijking met Europa en in vergelijking met de rest? Wat is precies die ambitie? Hoe gaat hij als coördinator van die vier ministeries — daarom vroeg ik het ook aan hem — ervoor zorgen dat het geld goed wordt ingezet, zodat we wel weer naar de top gaan, ook gezien het feit dat er meer geld bij Defensie zit op dit moment? Ik ben het namelijk niet met de minister eens dat wij nog in de top van Europa staan. Wij zijn aan het zakken.

Minister Beljaarts:

Ik heb niet de woorden "dat we in de top staan van Europa" gebruikt. Ik heb alleen gezegd dat we niet het slechtste jongetje van de klas zijn. Als het gaat om ambitie dan heb ik die in de ruimtevaartagenda gedeeld met uw Kamer. Wat goed is om te benadrukken, is het volgende. Wat wij in Nederland doen is een onderdeel van hoe we in Europa sterk staan richting de rest van de wereld of alleen voor onszelf. Dan helpt het misschien om het voorbeeld te geven van het IRIS2-programma. Over vier jaar hebben we een volledig satellietsysteem in de orbit, waar we als Europa zelfvoorzienend zijn als het gaat om alle strategische afhankelijkheden op overheidsgebied. Dan heb ik het niet over commerciële toepassingen. Het is dus niet zo dat er niets gebeurt. Het is wel zo dat onze Nederlandse bijdrage onderdeel is van dat IRIS2-programma. Met het programma ReArm Europe kijken we ook naar toepassingen voor ruimtevaart en satelliettechnologie. Ik heb niet gezegd dat we in de top staan, maar we staan zeker ook niet onderaan.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Postma.

Mevrouw Postma (NSC):

Ik begon mijn interruptie met de vraag: hoe goed wil de minister zijn? Daar heb ik nog geen antwoord op. Willen we naar die top of blijven we in de middenmoot?

Minister Beljaarts:

De ambitie is helder. Uiteraard heb ik de ambitie om hier fors op in te zetten. Het enige wat ik niet wil doen is dat gelijk combineren met gelden en met daarover te roepen, want dan wordt dat de kop, terwijl we weten dat we sowieso nu, maar ook voor 2026, behoorlijke uitdagingen hebben. Die zorgvuldigheid blijf ik houden; dat heeft u in alle eerdere debatten ook gemerkt.

Dan nog het volgende, als u me dat toestaat, voorzitter. In elk debat voel ik de support voor de onderwerpen waar we dan voor bij elkaar zitten en de wil om meer te investeren. Dat kan gaan om bijvoorbeeld technologie, verdienvermogen van Nederland, telecommunicatie et cetera. Daar dank ik de Kamerleden ook voor. Dat klinkt mij als muziek in de oren. Dat ondersteun ik natuurlijk. Daarom ben ik minister van Economische Zaken geworden. Maar we hebben natuurlijk wel te maken met heel veel wensenlijstjes van heel veel van mijn collega's met allemaal heel prangende prioritaire zaken, die ook een plekje verdienen in de rijksbegroting. Dat maakt dat ik altijd heel voorzichtig ben om mijn ambities gelijk te begeleiden met enorme bedragen. Maar ik denk dat die ambitie in de ruimtevaartagenda best goed weerklinkt. Daaraan kun je echt zien wat de inzet zal zijn van het kabinet hierop. Dat dit met geld gepaard gaat, is evident.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik probeer het zo positief mogelijk te framen en ik begrijp heel goed dat er keuzes gemaakt moeten worden. Daar heb ik alle waardering voor; dat heb ik ook in mijn eigen bijdrage duidelijk proberen te maken. De gimmick werd net al gemaakt: we wachten Q3 af voor de keuzes. Maar ik ben wel heel erg benieuwd welke keuzes de minister gaat maken, want hij heeft wel degelijk een eigen begroting. We zijn nu bijna anderhalf jaar bezig. Ik heb er alle respect voor dat je zaken zorgvuldig wilt doen. Ik zie terecht de ene na de andere post voorbijkomen van de minister over de defensie-economie — daar ben ik blij om — maar welke keuzes worden er gemaakt? Nogmaals, ik heb alle begrip voor het feit dat er keuzes moeten worden gemaakt. Daar zal ik de minister niet op uitdagen, maar waar ik hem wel op wil uitdagen, zijn de keuzes die déze minister maakt, zonder te wijzen naar zijn collega's. Deze minister heeft een eigen begroting. Wat kan ik van de minister verwachten?

Minister Beljaarts:

Dank voor deze terechte vraag. Die keuzes hebben we gemaakt. In de ruimtevaartagenda heeft het kabinet de keuzes met de Kamer gedeeld. Het enige wat we daarin niet hebben gedaan, is bedragen eraan hangen. We hebben gezegd dat dit deels voor de voorjaarsbesluitvorming is en deels voor het jaar 2026. Dat is wat het is. Die keuzes worden dus wel degelijk gemaakt. Bij elk debat en bij elk onderwerp waarover wij samenkomen, licht ik dat toe. Niet alles heeft met meer geld te maken. We staan nu bijvoorbeeld op de vierde plek als het gaat om innovatie in Europa. De keuzes worden daadwerkelijk gemaakt en staan in de ruimtevaartagenda. Alleen niet alles is gelijk gelabeld met bedragen en de intensivering van bedragen. Soms kan behoud van een budget best afdoende zijn op een bepaald onderwerp.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Martens.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ik ben blij te horen dat de inzet van deze minister of van zijn partij bij de Voorjaarsnota de ruimtevaartagenda is. We zullen zien hoe dat loopt. Dat is goed nieuws. De minister zegt heel terecht dat het ook een keuze kan zijn om gewoon door te gaan met een bepaald project. Er zijn dus wel degelijk keuzes gemaakt. Maar begrijp ik het goed dat als de minister ergens geen geld voor vrijmaakt de komende tijd, dat de keuze is die er gemaakt is? Laten we het beestje dan ook bij de naam noemen. Bij de projecten waar nu geen begroting aan gekoppeld is of waar geen bedrag voor is vrijgemaakt, is dus de keuze gemaakt dat we daar niet in gaan investeren. Betekent dat dan bijvoorbeeld dat het een keuze is om zaken rond zeekabels of de AI-faciliteit niet te doen? Nogmaals, ik heb er alle begrip voor, maar het is voor mij te onduidelijk. Ik merk dat het een terugkerend element wordt tijdens de debatten. Dus heel concreet: als ergens geen geld voor is gereserveerd, dan is dus de keuze dat nu niet te doen, maar wellicht in de toekomst wel.

Minister Beljaarts:

Die ogenschijnlijk makkelijke vraag — ik weet dat hij niet zo bedoeld is — is niet zo makkelijk te beantwoorden, vrees ik. Er worden wel degelijk keuzes gemaakt. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de Nationale Technologiestrategie. Dat doen we ook op AI. Uiteraard zet ik in op AI, maar dat we ons inzetten op AI betekent niet per se een faciliteit, al maak ik me daar uiteraard wel hard voor. Zo zijn er de hele dag door keuzes die we wél maken, zo ook op ruimtevaart, waarover we het vandaag hebben. Ik denk dus dat we elkaar best vinden. Ik begrijp ook echt de vraag om er een bedrag aan te plakken en de vraag waar ik mij hard voor maak in de voorjaarsbesluitvorming, maar we hebben echt zorgvuldigheid nodig in dat proces, ook voor volgend jaar. Ik zeg dat niet om de vraag te ontwijken. De keuzes die we maken, bijvoorbeeld door de ruimtevaartagenda met de Kamer te delen, maar ook door op zeekabels, AI en dat soort zaken te focussen, maken we wel degelijk. Elke dag maken we keuzes. Daar loop ik zeker niet voor weg.

De voorzitter:

Dit leidt tot een vraag van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik ga gewoon niet mee in dit frame. Ik vind het een vals frame: dat het een zero-sum game is, dat we moeten kiezen tussen kwaden, dat er ook nog wat moet met koopkracht. Dit land is rijker dan ooit. Dat komt mede door deze minister en doordat we een hele gezonde economie hebben. Nederlanders verdienen meer geld dan ooit. Toevallig kan deze minister een verschil maken in die zero-sum game. We hebben de afgelopen jaren gezien dat bedrijven historisch hoge winsten aan het maken zijn. Ze hebben nog nooit zo veel winst gemaakt. Als deze minister zegt een level playing field te gaan maken met Europa, betekent dit dat bedrijven 30 miljard van hun winst moeten inleveren. Als deze minister tegen de minister van Financiën zegt dat het prima is om winstgevende bedrijven iets meer belasting te laten betalen omdat ze dan nog steeds meer winst maken dan in de ons omringende landen, kan de minister van Financiën geld ophalen en kunnen we iets doen voor de mensen maar ook voor ruimtevaart, voor innovatie, voor onze economie.

Is de minister bereid om dat signaal te geven aan de minister van Financiën? Is hij bereid om te zeggen dat we weliswaar geld moeten verdienen — dat vindt GroenLinks-Partij van de Arbeid ook — maar dat dat niet buiten alle proporties hoeft te zijn, wat nu wel het geval is? Ik wil graag dat de meest winstgevende bedrijven iets meer winstbelasting betalen, zodat we geld hebben voor én ruimtevaart, én koopkrachtsteun, én AI én de kabels.

Minister Beljaarts:

Dank voor het betoog. Ik ken dit betoog van het lid Thijssen. We zijn het daar niet over eens, dat is ook iets wat terugkomt en dat mag. Ik zal dit niet opnemen met de minister van Financiën omdat ik er zelf niet achter sta, temeer daar er een tegenstelling wordt gecreëerd die ik niet zie. Ik zie niet dat er een tegenstelling is als aandeelhouders beloond worden voor het nemen van een risico waardoor de bedrijven kunnen innoveren en hun mensen goed kunnen betalen en verder kunnen opleiden. Ik zie juist dat we nog wat te repareren hebben in het ondernemersklimaat in Nederland als het gaat om de waardering voor ondernemers en bedrijven voor wat zij doen. Ik roep wel vaker: laat onze bedrijven in godsnaam veel winst maken, want dan kunnen wij daar als overheid de ziekenhuizen van openhouden, de wegen van onderhouden en de scholen van openhouden. We hebben dat welvarende bedrijfsleven nodig. Ik ben er echt niet van overtuigd dat het meer belasten van winst of het aanpakken van aandeelhouders, zoals het lid Thijssen weleens oppert, ook maar enig positief effect kan hebben op het verdienvermogen of de schatkist van Nederland.

De heer Sneller (D66):

Ik wil nog even in de categorie "het beestje bij de naam noemen" blijven. Mijn vraag in eerste termijn was of de minister erkent dat er een tegenstrijdigheid zit tussen de bezuiniging op onderwijs en onderzoek, en de ambities die hier worden geschetst. De kabinetsreactie zegt dat een sterk onderzoek- en innovatie-ecosysteem de basis vormt voor de ambities in elk van de missies. Erkent de minister dat wel?

Minister Beljaarts:

Uiteraard is het zo dat als we meer zouden investeren in onderwijs, onderzoek en dat soort zaken, dat altijd ten goede komt van de samenleving of het bedrijfsleven. Aan de andere kant weten we ook dat het niet alleen een publieke endeavour is, maar dat we juist privaat meer moeten betrekken, omdat we zien dat in de 1-tot-2-ratio van de 3% die we nastreven het publieke investeringsdeel juist achterblijft. Privaat en ook publiek zijn we er nog niet helemaal, daar hebben we het eerder over gehad, maar juist het private deel blijft achter. Daar zit dus wat winst. Daarnaast zit er ook nog heel veel winst in de valorisatie. We hebben op de universiteiten de knapste koppen rondlopen die de meest briljante dingen bedenken, maar in het valorisatieproces is Nederland nog niet heel goed. Het is dus niet alleen de intensivering van onderwijsgelden waardoor je meer kun bereiken, dat zou ook kunnen als we werk maken van het valorisatieproces, zodat we eerder en beter die dingen te gelde kunnen brengen voor het bedrijfsleven en daarmee de maatschappij.

Maar ik wil niet weglopen voor de vraag. De heer Sneller weet dat ik er wel zo over denk. De heer Sneller ontlokt mij nu echter de reactie die hij niet wil horen, namelijk dat in de context waarin wij zitten, wij nu eenmaal deze keuzes hebben gemaakt. Daar sta ik ook achter. Maar uiteraard is het zo dat als we meer kunnen investeren in alle vormen van research and development, ook op het gebied van onderwijs, dat altijd een gunstig effect zal hebben op de maatschappij.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Ik ben al blij dat de minister nu zelf zegt "keuzes gemaakt" in plaats van "genoodzaakt", want volgens mij is dat het geval: een keuze voor het verlagen van het eigen risico et cetera. Dat is geen noodzaak. Ik vraag ook niet of meer beter zou zijn. Ik vraag of de minister wil erkennen dat er een tegenstrijdigheid zit in wat het kabinet doet: bezuinigen op onderwijs en onderzoek waardoor universiteiten die valorisatietaak soms als eerste schrappen. Dat werkt dus tegen deze ambities in. Wil de minister erkennen, ja of nee, dat er een tegenstrijdigheid is tussen het beleid en de ambities?

Minister Beljaarts:

Ik probeerde daar de nuance in te zoeken door aan te geven dat het niet alleen een publieke taak is maar dat het publiek-privaat is; dat ook privaat er een rol in heeft. Ook bij valorisatie kunnen we daar meer mee bereiken. Ik begrijp heel goed dat als het lid Sneller leest over ambities, met mooie teksten over wat we voor ogen hebben, en hij een tegenovergestelde beweging denkt te zien bij de onderwijsbegroting, dat haaks op elkaar lijkt te staan. Dat begrijp ik heel goed.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. We zitten in het tweede blokje, over financiën.

Minister Beljaarts:

Voorzitter. Na de interrupties heb ik een aantal herhalingen in het verschiet.

De heer Thijssen vroeg me nog over de civiele ruimtevaarttoepassingen, laser en kwantum, en wat daarmee gaat gebeuren. Op dit moment investeer ik 120 miljoen per jaar in civiele ruimtevaarttoepassingen. Dat doe ik voor lasersatellietcommunicatie via het Nationaal Groeifondsproject NXTGEN Hightech. Daarnaast doe ik dat op het gebied van kwantum door te investeren in het EAGLE-1-grondstation, dat komt naar Nederland, voor Quantum Key Distribution. Verder zorgen de investeringen die EZ doet in ESA voor technologieontwikkelingen voor vele toepassingen in onze samenleving, zoals toezicht en handhaving via aardobservatie, waar de heer Thijssen het al over had, en het aanpassen van onze leefomgeving via satellietdata.

Dan ben ik aangekomen bij het blokje over militaire ruimtevaart. De leden Postma en Martens-America vroegen mij hoe ik de strategische kansen voor ruimtevaart zie in de geopolitieke situatie. De recente geopolitieke ontwikkelingen laten zien dat Europa en de Europese open strategische autonomie ook op het gebied van ruimtevaart urgenter zijn dan ooit tevoren. Ze vragen ook om een andere opstelling van Europa en Europa moet dus meer verantwoordelijkheid nemen voor afschrikking en voor de verdediging van het eigen continent. Het ruimtedomein is natuurlijk heel cruciaal en daarom is het belangrijk dat we in Europees verband de defensie-industrie significant opschalen en meer gezamenlijk investeren in defensiecapaciteiten die onze gereedstelling en inzetbaarheid verhogen. Het ministerie van Defensie en het ministerie van Economische Zaken werken hierop heel nauw samen, zoals afgelopen vrijdag bleek toen we onze defensiestrategie hebben gepresenteerd.

Ik blijf bij mevrouw Martens-America, die mij vroeg hoe de NLD-gebieden zich verhouden tot de Nationale Technologiestrategie (NTS). Met de Nationale Technologiestrategie prioriteert het kabinet de tien technologieën die bijzonder kansrijk zijn en belangrijk zijn voor Nederland. Die prioriteiten sluiten goed aan op de vijf NLD-gebieden van Defensie, zoals kwantumtechnologie, een NLD-prioriteit en ook een NTS-prioriteit. Door nauw samen op te trekken met Defensie bouwen we dan ook aan een sterk innovatie-ecosysteem rondom deze thema's. Ik heb het daar natuurlijk heel vaak contact over met zowel de minister als de staatssecretaris. Dat contact verloopt heel voorspoedig.

De heer Thijssen vroeg mij wat de investeringen vanuit Defensie nu voor de ruimtevaart betekenen. Dank voor deze vraag. Met deze investeringen kunnen we innovaties gezamenlijk met de kennisinstituten en het bedrijfsleven oppakken. Hiervoor hebben we afgelopen vrijdag de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie uitgebracht. De komende periode pakken we dit op met de Strategische Uitvoeringsagenda. Dat doen we samen met de kennisinstituten en het bedrijfsleven. Investeringen vanuit Defensie in de ruimtevaart hebben veelal, ook door het dual-usegebruik, meerwaarde voor civiel gebruik.

Mevrouw Martens-America vroeg mij of ik kan aangeven hoe een stijgend defensiebudget eventueel van invloed kan zijn op de LTR en hoe we erop kunnen vertrouwen dat ik het contact hou en dat waar mogelijk met defensieontwikkelingen doe. Met een hoger defensiebudget zijn de doelen van missie 1 uit de langetermijnruimtevaartagenda beter haalbaar. Dit uit zich door middelen beschikbaar te stellen voor het versterken van de regionale ecosystemen en voor kennisopbouw, maar ook voor technologieontwikkeling, innovatieprojecten en de opschaling specifiek ten behoeve van ruimtevaart als een van de vijf NLD-gebieden. Dit is ook uitgewerkt in de nota die ik net noemde. Dat gebeurt altijd in nauw overleg met de minister van Defensie.

De heer Sneller stelde mij een aantal vragen over het benutten van de kansen van de investeringen voor de innovatie en het verdienvermogen. De komende periode investeert het kabinet ruim een miljard in de Nederlandse defensie-industrie. Afgelopen vrijdag presenteerde ik met de collega's Brekelmans en Tuinman de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie. EZ en Defensie hebben samen opgetrokken om te zorgen dat deze investeringen ook bijdragen aan ons brede verdienvermogen. Concreet verkennen we onder meer hoe Defensie bij investeringen gebruik kan maken van het innovatie-instrumentarium voor de bedrijven van EZ. Zo bouwen we samen met Defensie en OCW aan een sterk kennis- en innovatie-ecosysteem rondom de vijf NLD-gebieden.

Mevrouw Van Dijk vroeg mij wat de defensiebijdragen doen aan de investeringen in het ruimtedomein. In lijn met de Defensienota 2022 en 2024 en de Defensie Ruimte Agenda heeft Defensie in de nabije toekomst de beschikking over eigen aardobservatiecapaciteit. Defensie is voornemens deze capaciteit ook te gebruiken ter bevordering van de nationale veiligheid. Daarnaast worden er middelen beschikbaar gesteld voor het versterken van de regionale ecosystemen en voor de kennisopbouw, technologieontwikkeling, innovatieprojecten en opschaling specifiek ten behoeve van ruimtevaart als een van die vijf gebieden. Bij ontwikkelingen betrekt Defensie zo veel mogelijk de NLD-kennisinstellingen en de industrie samen.

De heer Thijssen vroeg mij nog wanneer Europa militair op eigen benen zou kunnen staan in relatie tot ruimtevaart. Defensie richt zich op het opbouwen van de eigen initiële operationele satellietcapaciteit. Een van de ambities in de LTR is dat Nederland de beschikking krijgt over de voor onze nationale veiligheid noodzakelijke ruimtecapaciteiten en dat doet in internationale samenwerking met de EU en de NAVO-bondgenoten. Hier zijn we overigens al mee gestart. Daar waar mogelijk zoekt Defensie nationale en internationale samenwerking. Het is lastig te zeggen wanneer we als Europa zelfstandig zijn, omdat het ruimtedomein bestaat uit verschillende ontwikkelingen. Een eerste stap is gezet met de publicatie van de whitepaper afgelopen maart, waarin space een critical enabler is voor andere prioritaire en militaire capaciteiten van Europa.

Voorzitter. Met uw goedvinden ben ik aangekomen bij het laatste blokje, de overige onderwerpen. Ik begin met het antwoord op de vraag van mevrouw Postma over de ministeriële conferentie van ESA. Elke investering in ruimtevaart heeft een return on investment van 4 tot 5. Uiteindelijk levert elke in ESA geïnvesteerde euro dus nog meer op voor het verdienvermogen en de ruimtevaartsector; daar hadden we het net ook over. Voor ESA geldt dat elke euro die geïnvesteerd wordt door lidstaten, rechtstreeks terugvloeit naar de industriële opdrachten. Dat is het geo-returnprincipe. Voor Nederland geldt dat elke geïnvesteerde euro leidt tot €1,08 aan opdrachten. Dat lijkt weinig, maar het is wel 8% meer. Dat komt onder andere door de aanwezigheid van ESTEC in Nederland.

Mevrouw Van Dijk vroeg mij iets over de ESA en de ministeriële conferentie waar Nederlandse bedrijven aan zullen bijdragen. Ik ben van plan om uw Kamer in september te informeren over de inzet van Nederland bij de ministeriële conferentie van ESA in november. Op dit moment kan ik ook nog niks zeggen over de inzet van Nederland, omdat er nog geen voorstel vanuit de ESA is voor de conferentie.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik snap dat je zegt "we weten nog niet wat de inzet wordt", maar ik neem aan dat er al nagedacht wordt over wat wellicht de inzet zou kunnen worden en hoe Nederland zich daartoe zou gaan verhouden. Iets meer toelichting zou ik dus toch wel fijn vinden.

Minister Beljaarts:

Daarvoor zit natuurlijk ook de ESA aan het stuur. Ik wilde voorkomen, voor mevrouw Martens-America, om Q3 te zeggen. Daarom noemde ik september. Ik wil niet overbeloven en onderleveren, maar als het voor de zomer kan, zal ik uiteraard mijn best doen om het dan te delen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Minister Beljaarts:

Dan een aantal vragen van de heer Sneller en mevrouw Postma over het commitment dat ik afgeef over de NL Space Campus. Dat zijn terechte vragen over een actueel onderwerp. Ik ben in de kabinetsreactie ook al ingegaan op het belang van verdere acceleratie van de NL Space Campus. Ik wil met mijn ministerie een actieve rol gaan spelen in het verder ontwikkelen van de NL Space Campus en het ecosysteem rondom ESTEC. Ik wil op hoog ambtelijk niveau ook plaatsnemen in de stuurgroep om de ontwikkeling van de campus te versnellen. Dat staat dus buiten kijf. Verder wil ik natuurlijk via mijn ministerie en via de ESA-inschrijvingen ook de ontwikkelingen van de Space Campus ondersteunen, omdat het natuurlijk allemaal met elkaar te maken heeft.

Dan vroeg mevrouw Van Dijk naar de Netherlands Space Office en het belang van ruimtevaart. Moet dat niet een aparte positie krijgen? De Netherlands Space Office heeft op dit moment eigenlijk al een aparte status binnen de RVO, omdat het onder het mandaat valt van de ministers van EZ, OCW en IenW. Het valt daarmee niet onder het mandaat van de RVO. Dat is dus al anders. De NSO is ondergebracht bij de RVO omdat de NSO daarmee ook gebruik kan maken van de faciliteiten die de RVO biedt. De NSO ervaart als kleine organisatie van 40 personen ook voordelen van de aansluiting bij de RVO, met ongeveer 6.000 ambtenaren. Ze hebben dus ook voldoende ruimte om te handelen. Mocht er in de toekomst uitbreiding zijn van de NSO, dan zou de ophanging binnen de RVO heroverwogen kunnen worden, maar dat is nog niet aan de orde.

Mevrouw Martens-America vroeg of ik haar mee kan nemen in de laatste stand van zaken met betrekking tot de ambitie voor de ontwikkeling van een eigen satellietnetwerk om minder afhankelijk te worden van bijvoorbeeld Starlink. Een mogelijk alternatief voor Starlink is IRIS2, waar ik het eerder over had. De implementatie zal ook stapsgewijs plaatsvinden. Tegen 2030 zullen volledige IRIS2-satellietconnectiviteitsdiensten voor overheidsgebruik worden geleverd. Defensie kan op dit moment niet aangeven of IRIS2 volgens de maatstaven en de eisen die gelden voor Defensie, ook te gebruiken is voor militaire toepassingen. In overleg met de Europese Commissie wordt wel gekeken naar technische onduidelijkheden en eventuele samenwerking met andere landen om mogelijk aan te sluiten bij IRIS2.

Dan de heer Thijssen, die mij vroeg of de TANGO-satelliet ervoor gaat zorgen dat Nederlandse bedrijven er ook meer geld mee gaan verdienen. Ja, zeker gaan Nederlandse bedrijven geld verdienen met de TANGO-missie. TANGO is een mooi voorbeeld van een ESA-missie die door de Nederlandse ruimtevaartsector wordt gebouwd in de komende jaren om met satellieten op bedrijfslocatieniveau uitstoot te kunnen meten, en dat ook wereldwijd. De data en de informatie die deze TANGO-missie oplevert is open data, net als bij TROPOMI. Dat betekent dat zeker ook Nederlandse ondernemers business kunnen maken van deze data. De Nederlandse bedrijven kunnen hier dus gewoon gebruik van maken, en ook van de kennisvoorsprong. Verder krijgen de Nederlandse ondernemers die meebouwen aan de missie een technologievoorsprong, die ook weer commercieel kan worden benut.

Mevrouw Van Dijk vroeg mij nog of er geen herkenbare Nederlandse industriedeelname is bij de IRIS2. Het IRIS2-programma bevindt zich nog in de opstartfase. De consortia worden momenteel gevormd. De Nederlandse bedrijven tonen interesse, soms via indirecte betrokkenheid. Dat kan natuurlijk ook. Nederland heeft veel te bieden op het gebied van ruimtevaarttechnologie. Om die deelname te stimuleren organiseerden EZ en de sector in maart de IRIS2 Netherlands Industry Day. Er is dus wel degelijk actie op ondernomen. Ik zet me natuurlijk ook in voor gelijke toegang voor bedrijven. Ik werk ook interdepartementaal aan gerichte investeringen in domeinen waarin Nederland uitblinkt, ook voor de andere EU-programma's.

Voorzitter. Dan de laatste vraag, van mevrouw Martens-America. Zij vraagt of ik bereid ben te kijken naar een "triple helix"-aanpak. Voor de ruimtevaart werk ik al met een "triple helix"-aanpak. Ik ben dus onder andere via de Netherlands Space Office in nauw contact met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen over de vraag hoe onze investeringen in ESA en het nationale ruimtevaartbudget door het bedrijfsleven en de kennisinstellingen goed benut kunnen worden.

Daarmee ben ik aan het einde gekomen.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de leden of er nog vragen zijn blijven liggen, voordat we aan de tweede termijn beginnen. Meneer Thijssen, u heeft geen interruptie meer, maar ik geef u de mogelijkheid om uw onbeantwoorde vragen nog een keer naar voren te brengen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik dacht dat ik nog één interruptie had, maar mijn vraag ging over het Earthrisemoment voor deze generatie. Ziet de minister daar geen muziek in?

Minister Beljaarts:

Ik had het meer als een bevlogen betoog geïnterpreteerd dan als een directe vraag, evenals het betoog over de Nederlandse astronaut op de maan. Die bevlogenheid kan ik natuurlijk alleen maar omarmen, want hoewel ik er uiteraard niet bij was, kan ik me zomaar voorstellen dat het een prachtig moment was. Die warmte van het lid Thijssen omarm ik dus.

De voorzitter:

Heeft u ook een onbeantwoorde vraag, mevrouw Postma?

Mevrouw Postma (NSC):

Ja, ik had de vraag gesteld of de minister voor de zomer een strategische inventarisatie op kan leveren over de essentiële satellietinfrastructuur. Ik heb de minister wel gehoord over IRIS2, maar dat is vooral voor Defensie en voor de overheid. In mijn betoog gaat het ook heel erg over commercieel gebruik, dus de navigatie via je telefoon, waar we satellieten voor nodig hebben, en je pinbetalingen. Dat zijn allemaal dingen die we nodig hebben om onze economie gaande te houden. Daar heb ik de minister niet over gehoord.

Minister Beljaarts:

Daar kom ik met plezier in tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Met die tweede termijn wil ik maar gelijk beginnen. Daarin geldt een spreektijd van 1 minuut 20 per spreker, en twee interrupties. Ik hou dat bij voor u, meneer Thijssen. De tijd zal ik ook voor u bijhouden. U spreekt als eerste.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter, en ook dank aan de minister en zijn team voor de beantwoording. Ik vraag graag een tweeminutendebat aan.

Ik moet wel zeggen dat ik de woorden heel mooi vind — we hebben ook een langetermijnruimtevaartagenda gemaakt — maar toch ook wel behoorlijk betekenisloos. Als er namelijk geen geld tegenaan wordt gezet, zien we gewoon op dit moment dat die waardevolle mensen aan het verdwijnen zijn bij de faculteit die die knappe koppen opleidt. Dat is doodzonde en dat is oliedom. De minister heeft het over 22 miljoen die geïnvesteerd zou zijn in ESTEC. Dan gaat het over de koffiezetapparaten en over het opknappen van het gebouw, want dat is ondertussen 50 jaar oud, maar niet om investeren in innovatie. Ik heb daarom een informatieverzoek. Ik wil namelijk wel weten hoe die miljardenbezuiniging op innovatie, onderzoek en onderwijs nou doorwerken in het ruimtevaartcluster. Ik hoop dat de minister ons een brief kan sturen waarin dat inzichtelijk wordt gemaakt.

Ik herhaal nogmaals dat het hele beeld dat wordt geschapen dat er geen geld is, niet klopt. Er is meer geld dan ooit. Aandeelhouders mogen prima winsten maken, maar op dit moment zijn dat gewoon veel hogere winsten dan historisch normaal is.

Ik heb nog een concrete vraag, over die concrete doelstelling voor de ruimtevaart. Die sluit, denk ik, ook een beetje aan bij de vraag van mevrouw Postma welke zaken we nou zelf voor elkaar moeten hebben. Ik zou toch wel graag willen weten wanneer we dan op eigen benen staan. Dan moeten we toch gewoon een doel zetten en terug gaan redeneren om dat voor elkaar te krijgen in plaats van te kijken wanneer het dan geregeld is? We zitten nu gewoon op de blaren omdat we dat de afgelopen decennia niet gedaan hebben.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ook van mij dank aan de minister voor de beantwoording en voor zijn concretisering van het commitment aan de Space Campus. Ik denk dat het goed is dat daar vanuit EZ meer naar wordt gekeken en dat de regie wordt gepakt.

Ik had voor mezelf opgeschreven: het klinkt wel een beetje als een mission impossible. De minister maakt volgens mij namelijk mooie inhoudelijke keuzes op basis van de langetermijnruimtevaartagenda, maar ik zie gewoon niet hoe hij dat allemaal kan verwezenlijken of daarin serieus stappen kan zetten zonder budget. Hij zei zero-sum, maar het is uiteindelijk natuurlijk gewoon een krimpend budget voor het verdienvermogen van de toekomst.

Dan de toezegging over wanneer wij meer horen over op welke ESA-projecten we gaan inschrijven. Kan de minister garanderen dat we daarmee geen kansen missen en ook geen deadlines die al vóór die ministeriële conferentie liggen?

Ik kijk uit naar het tweeminutendebat.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Postma voor haar bijdrage in tweede termijn.

Mevrouw Postma (NSC):

Dank, voorzitter. Ik begon mijn verhaal ermee dat wij nu weer in de ruimtevaartwedloop zitten, terwijl bij de "man on the moon" vooral Amerika en Rusland met elkaar wedijverden. In een ver verleden hadden we de Chinese astronomen en later onze Europese astronomen. Als we nu kijken naar de investeringen, dan zien we met name China en de VS, die in staat zijn om gewoon de satellieten in de ruimte te zetten, ook op het gebied van communicatie. Ik zou graag zien dat Europa daaraan mee gaat doen. Als we nu namelijk niet gaan starten, ben ik bang dat we die strijd om de ruimte gewoon missen.

Ik zou dus heel graag nog een antwoord willen hebben op de vraag die ik stelde. Wat hebben wij nu nodig, als Nederland en als Europa, om ervoor te zorgen dat onze communicatie vlekkeloos kan blijven verlopen? Ik vraag dat met het oog op de afhankelijkheden van onze economie, die we eigenlijk in de ruimte hebben geplaatst. Daar wil ik heel graag nog een antwoord op. De middenmoot lijkt mij niks in dit geval. Nederland moet gewoon weer in de top komen, samen met Europa.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Inge van Dijk, aan u het woord voor de tweede termijn.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de antwoorden. Ik wil toch nog een keer het belang herhalen van een aparte positie voor de Nederlandse Space Agency, ondanks de toelichting van de minister dat het eigenlijk best goed gaat wat dat betreft.

Ik had zorgen geuit over onze plek in de lijstjes en over de financiën. We zouden niet zo laag staan volgens de minister, maar wat betreft het percentage van het bnp staan we zevende, maar dan van onderen. Dat vind ik niet zo'n hele fijne positie. Laten we duurkoop voorkomen. Wij zien de wensenlijstjes ook, maar we zien vooral wensenlijstjes met heel veel consumptieve wensen en weinig wensen tot investeren, oftewel de koek groter maken zodat de kosten in de toekomst betaald kunnen worden. Ik zie dat de minister dit ook ziet, en ik zou hem vooral willen aanmoedigen om hierop mederoepende in de woestijn te blijven.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Martens ziet af van haar tweede termijn. Ik kijk naar de minister. Wilt u dat we even schorsen? Nee, u wilt gelijk door, zie ik. Mooi. Daar houden we van. Het woord is aan de minister voor zijn antwoord in tweede termijn.

Minister Beljaarts:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de vraag van de heer Thijssen. Uiteraard wil ik een brief sturen om inzichtelijk te maken wat de bezuinigingen op onderwijs mogelijk zouden kunnen betekenen voor specifiek de ruimtevaart. Dat zal ik samen met de minister van OCW doen. Het enige wat ik niet kan doen, is aangeven of die link gelegd kan worden, dus of die conclusie te trekken is. Ik begrijp dat dat juist de reden is om deze vraag te stellen en daar wil ik natuurlijk altijd aan tegemoetkomen. De vraag is alleen of zoiets ooit inzichtelijk te maken is, ook op het specifieke domein van ruimtevaart, zodanig dat ook alle onafhankelijke instanties het daarover eens zijn. Dat kan ik dus niet op voorhand toezeggen. Maar ik neem deze vraag ter harte. Ik neem die mee en ik zal die in overleg met de minister van OCW oppakken.

De voorzitter:

En minister, heeft u enig beeld van een termijn? Dat zal dan de vraag van de heer Thijssen zijn. Wanneer kunnen we een dergelijke brief verwachten?

Minister Beljaarts:

Nee, het eerlijke antwoord is dat ik die termijn niet heb. Ik vermoed namelijk zomaar dat het een enorm complexe vraag is die we gaan neerleggen, en het moet ook nog in overeenstemming met mijn collega Bruins van OCW. Ik durf daar nu dus niet een hele ambitieuze termijn aan te hangen. Ik weet niet of dit de heer Thijssen voldoende comfort geeft. Ik ga het absoluut doen, maar ik vind het heel lastig in te schatten of dat voor de zomer kan of voor het einde van het jaar.

De voorzitter:

Oké, daar moeten we het mee doen. U vervolgt uw betoog.

Minister Beljaarts:

Ik ben gebleven bij de tweede vraag, hoewel ik niet weet of het per se een vraag was, namelijk wanneer we op eigen benen kunnen staan. Kijk, het is natuurlijk onmogelijk om daarop nu, op dit moment, een echt antwoord te geven. Ik denk dat we vandaag, maar ook in de debatten over Defensie, behoorlijk veel bestaande initiatieven hebben kunnen toelichten en dat er dus echt wel momentum is. Het IRIS2-programma is wat dat betreft echt mooi, omdat het heel concreet is en omdat het binnen vier jaar operationeel is. Europese landen staan dan op eigen benen voor de kritieke systemen die overheden nodig hebben. We zijn er dus nog niet, maar het is ook niet zo dat we nu pas beginnen met het op eigen benen staan.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vraag van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Nog één vraag, want het lukte in de eerste en tweede termijn niet om die te stellen. Die gaat over dat IRIS2. Ik hoor ook dat de Duitsers en Fransen een eigen systeem gaan maken en dat wij — daar zei de minister ook iets over — ook een aantal eigen satellieten gaan lanceren. Dat klinkt dan weer alsof die losstaan van het Franse en Duitse systeem en van IRIS2, terwijl het mij zo belangrijk lijkt dat we hier Europees echt wel een geïntegreerd systeem aan het opbouwen zijn. Zet de minister daar ook op in?

Minister Beljaarts:

We zien dat er heel veel initiatieven tegelijk lopen. Ik denk dat dat goed is, want die versterken elkaar. Maar het gebeurt absoluut onder Europese regie en er zijn geen geluiden dat landen zich door hun nationale investeringen loswrikken van de Europese gedachte om samen op te trekken. Ik zie het juist als een versterking dat ook andere landen los daarvan zelf nog extra investeren.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Minister Beljaarts:

De heer Sneller had de terechte vraag of we geen momentum gaan verliezen. Hij vroeg of ze daar schriftelijk van op de hoogte gehouden kunnen worden. Dat ga ik uiteraard doen, om ervoor te zorgen dat uw Kamer op tijd meegenomen wordt, zodat we geen momentum verliezen door zaken bij onder andere ESA-ESTEC.

De voorzitter:

Een korte, verduidelijkende vraag van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

We mogen geen momentum, maar ook geen momenten verliezen. Oftewel, we mogen de deadlines van de ESA om ons in te schrijven niet missen. Die zijn voor de ministeriële conferentie.

Minister Beljaarts:

Als iets op dit moment niet van toepassing is, hoeven we daar nu niet op te acteren. Als het van toepassing is, ga ik ervoor zorgen dat de Kamer alle informatie heeft, zodat u kan meekijken.

Mevrouw Postma had nog een antwoord op een vraag tegoed. Dank daarvoor. Dat was een lange vraag en het is een lang antwoord. De vraag naar de strategische inventarisatie is begrijpelijk. Gelukkig is dit overzicht ook al in verschillende rapporten gemaakt. Het kabinet maakte eerder in het gelijknamige IKUS II-rapport een inventarisatie van de kwetsbaarheid door de uitval van satellietnavigatie. De ruimtevaartagenda zet helder op een rij welke capaciteiten we in de ruimte nodig hebben om het functioneren van onze economie en maatschappij en onze veiligheid te garanderen. In de kabinetsreactie geeft het kabinet vervolgens de belangrijkste prioriteiten aan om dit te realiseren, zoals het IRIS2-programma voor satellietcommunicatie, waar we het net over hadden, en de Galileo Public Regulated Service voor navigatie en timing in vitale processen. In dezelfde reactie maakt het kabinet inzichtelijk welke ruimtecapaciteiten nodig zijn voor onze nationale veiligheid, zoals ook beschreven in de Defensie Ruimte Agenda. Waar we kunnen, doen we dat nationaal. Anders doen we dat met andere lidstaten, met NAVO-bondgenoten of in Europees verband. Ten slotte verwijs ik ook naar het medio juni te verschijnen rapport van de AIV, dat zal ingaan op hoe Nederland in samenwerking met de NAVO en de EU het beste invulling kan geven aan de operationalisering van open strategische autonomie en het vreedzame gebruik van de ruimte.

Mevrouw Postma (NSC):

Dan de simpele vraag: acht de minister de acties die nu genomen worden voldoende om te garanderen dat ons betaalverkeer voldoende beschermd is en dat onze navigatiemiddelen voor de gewone burger goed blijven werken?

Minister Beljaarts:

Die garantie kan niemand geven, dus ik ook niet, alhoewel ik dat uiteraard zou willen. Er zijn wel heel veel gesprekken gaande om te zorgen dat we daar wel komen en dat er voldoende redundantie is, zodat je niet te veel afhankelijk bent van een bepaalde stroom. Die garantie is gewoon niet te geven, want de ontwikkelingen gaan enorm snel, zowel aan de bonafide als aan de malafide kant. Zoiets als een garantie is dus echt onmogelijk te geven, denk ik. Hopelijk kan ik mevrouw Postma comfort geven door te zeggen dat deze vorm van weerbaarheid enorm hoog op de agenda staat bij onze veiligheidsdiensten, Defensie en EZ. Er gaat geen week voorbij waarin het geen onderwerp van gesprek is.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag.

Mevrouw Postma (NSC):

Heel kort: dan zoek ik even nog een overzicht ... Maar misschien moet ik de vraag die ik heb maar gewoon in een motie gaan vatten. Die vraag van mij gaat dan echt over hoeveel we afhankelijk zijn van andere commerciële partijen voor met name de zaken waar onze mensen in het gewone verkeer gebruik van maken. En dan doel ik op de Amazons en dat soort satellieten die wij gebruiken; in hoeverre hebben we die in handen? Ik heb die overzichten nog niet scherp gezien.

De voorzitter:

Waarvan akte, dank.

Minister Beljaarts:

Dank. En nog één opmerking op de vraag van mevrouw Van Dijk, die ging over de "Netherlands Space Agency", zoals ze die noemde. Het is de Netherlands Space Office. Mocht er een ontwikkeling zijn die het nodig maakt om iets in de structuur of governance daarvan te wijzigen, dan sta ik daarvoor open, maar vooralsnog is dat nog niet van toepassing.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik wil eventjes de toezeggingen met u doornemen.

Er is een tweeminutendebat aangevraagd, met als eerste spreker de heer Thijssen.

Ik heb een aantal toezeggingen. Ik vraag even aan de leden en de minister met zijn mensen om te checken of we die allemaal goed registreren.

  • De minister zegt toe jaarlijks de Kamer te informeren over de voortgang van de langetermijnruimtevaartagenda. Een toezegging aan mevrouw Postma en mevrouw Inge van Dijk.
  • De minister zegt toe voor de zomer het instellingsbesluit van de raad aan de Kamer te sturen.

Ja? Dat is bekend.

  • De minister zegt toe schriftelijk terug te komen over de knelpunten in wetgeving met betrekking tot de interdepartementale ruimtevaartraad. Dit was naar aanleiding van de vraag van de heer Sneller.
  • De minister zegt toe de Kamer te informeren over de Nederlandse bijdrage aan de ministeriële ESA-conferentie die in november plaats zal vinden. Dit krijgen we voor de zomer, of uiterlijk in september. Nou, rond de zomer dus. Een toezegging aan mevrouw Inge van Dijk.

De laatste:

  • De minister zegt toe een bericht te sturen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bezuinigingen op onderwijs doorwerken op de ruimtevaart.

De termijn hiervoor is onduidelijk, maar wellicht kunnen we in een van de andere brieven procesinformatie daarover krijgen. Het is namelijk prettig om dit iets scherper te hebben.

De heer Thijssen, kort?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Het ging volgens mij over de bezuinigingen op innovatieonderzoek en wetenschap, dus niet alleen onderwijs. En misschien kunnen we gewoon zeggen: dit jaar, met een grote poging om het voor de zomer te doen.

De voorzitter:

Ja, maar we gaan nu niet onderhandelen. Dit is het. De minister heeft gezegd dat hij daar scherper zicht op moet hebben. Ik snap wat u zegt, maar onderwijs, onderzoek, is ook wetenschap.

Dit allemaal gezegd hebbende … Missen we aan uw kant toezeggingen, minister? Dat is niet het geval.

Ik dank de minister voor zijn bijdrage, en natuurlijk de leden voor dit mooie inhoudelijke debat over dit onderwerp, en ook de geïnteresseerden hier op de tribune. Ook hartelijk dank aan de belangstelling op een andere manier. Daarmee sluit ik dit debat.

Sluiting