Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VI).
Opening
Verslag van een wetgevingsoverleg
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 1 juli 2025 overleg gevoerd met de heer Struycken, staatssecretaris Rechtsbescherming, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, over Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VI).
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Pool
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood
Voorzitter: Van Eijk
Griffier: Paauwe
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Emiel van Dijk, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Koops, Lahlah, Mutluer, Van Nispen en Van der Werf,
en de heer Struycken, staatssecretaris Rechtsbescherming, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 16.38 uur.
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VI).
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VI).
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Welkom bij de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Ik heet iedereen van harte welkom. Een bijzonder welkom aan de bewindspersonen, de minister van Justitie en Veiligheid, de heer Van Weel, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Struycken. Aan de orde is de wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-VI).
Ik kijk even naar de leden. Het voorstel is om de volgorde aan te houden waarin we hier zitten, in verband met het feit dat een aantal deelnemers vandaag meerdere debatten moet voeren. Heeft iemand daar bezwaar tegen? Dat is niet het geval. Ik stel zes interrupties voor in de eerste termijn van de Kamer. Ik weet dat het wetgeving betreft; mochten er meer interrupties nodig zijn, dan kijken we even hoe we daarmee om kunnen gaan. Er hebben zich best veel sprekers ingeschreven. De vraag is of ze allemaal komen. Ik zou zeggen: laten we snel van start gaan. Ik geef de heer Van Nispen het woord namens de fractie van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de droevige geschiedenis van gedwongen afstand en adoptie. Op 19 juni was er het rapport van de commissie-De Winter, getiteld Schade door schande. De staatssecretaris sprak daar toen mooie woorden, in navolging van een aangenomen Kamermotie. Hij zei daar het volgende. "Met de Kamer spreek ik de erkenning uit voor het grote verlies, leed en onrecht dat vaak ongehuwde moeders en afgestanen destijds is aangedaan door hen gedwongen te scheiden, de moeders geen reële keuzevrijheid te bieden om hun kinderen bij zich te houden en zelf op te voeden, en dat dit leed al die tijd heeft doorgewerkt en nog steeds doet in de levens van de moeders, de afgestanen, de kinderen van de afgestanen en andere naasten." De staatssecretaris zei er ook nog bij dat hij aan deze erkenning passend invulling gaat geven, maar dat we het leed van deze mensen niet meer kunnen wegnemen.
Dat klopt. Maar u kunt wel een heel mooie kabinetsreactie gaan schrijven die echt uit uw tenen komt en waar de mensen heel concreet iets aan hebben. En u zou ook kunnen gaan zorgen voor een individuele benadering, bijvoorbeeld persoonlijke brieven. U kunt ook zorgen voor volledige inzage in de dossiers, omdat mensen recht hebben op hun identiteit en op de waarheid. En zo liggen er nog wel een paar meer aangenomen Kamermoties. Ik hoop ook op ruiterlijke, welgemeende excuses. Ik ga die niet eisen en ik ga er niet om smeken, maar ik hoop wel dat ze komen. En dit hoop ik allemaal terug te zien in de kabinetsreactie en in de benadering van deze mensen. Dat is mijn oproep waar ik vandaag mee wilde starten.
Voorzitter. Bij de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid in november '24 dienden we samen met de VVD een amendement in over de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, de SGC. Dit is een traditie; we dienen elk jaar dat amendement over de SGC in, want het kabinet probeert elk jaar hierop te bezuinigen en de Kamer probeert zo ongeveer ieder jaar die bezuiniging tegen te houden. Het is niet per se de bedoeling om alle tradities in ere te houden. Ik zou dan ook willen vragen om deze traditie te beëindigen en om al voordat er een begroting naar de Kamer wordt gestuurd, te zorgen voor een structurele doorwerking van de bedoeling van de Kamer, die nu al een jaar of vier of zo achter elkaar is opgelost. Het amendement was dit jaar het amendement-Ellian/Van Nispen, en betrof €276.000. Ik doe een beroep op de regering om deze wens structureel meerjarig vast te leggen. We zien dat niet terug in de Voorjaarsnota. Ik wil vragen of dat wel gebeurt in de begroting 2026, om zo recht te doen aan de intentie van de Tweede Kamer.
Hetzelfde wil vragen voor het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Dat is bijna hetzelfde verhaal; ook daar moeten we ieder jaar bezuinigingspogingen vanuit de regering terugdraaien met amendementen vanuit de Kamer. Ik vind dat eigenlijk heel vreemd. Ik snap wel dat je met een amendement iets voor één jaar doet, maar dat is omdat wij niet anders kunnen; zo werkt de begrotingssystematiek immers. Maar dat wil niet zeggen dat wij ieder jaar het werk zouden moeten doen om een bezuiniging die de Kamer ieder jaar weer onwenselijk vindt, recht te zetten. Ik doe dus echt een beroep op deze regering om dit in 2026 anders te doen, in ieder geval ten aanzien van de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, maar ook richting het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.
Het lijkt ook wel een beetje alsof dit een soort afleiding is van de grotere discussies die wij moeten voeren. Daar kom ik zo op: rechtsbijstand, politie, brandweer, gevangeniswezen. Alsof het, als we het maar hebben over die paar ton die we onwenselijk vinden en als de Kamer met een kruimel een begroting kan repareren, afleidt van die grote discussies. Ik vind het gewoon onwenselijk, dus laten we daar eens mee ophouden.
Dan kom ik op het gevangeniswezen. Er zijn hele grote tekorten. Ik vind het echt een rechtsstaat onwaardig dat we dus niet met elkaar in staat zijn om mensen die straf hebben gekregen van de strafrechter hun straf ook uit te laten zitten. Na staatssecretaris Coenradie en tijdelijk minister Van Weel is nu staatssecretaris Struycken verantwoordelijk voor het gevangeniswezen. Ik ben erg benieuwd hoe hij omgaat met deze crisis. Maar toen zag ik de kabinetsbrief, de eerste brief die hij hierover schreef en toen dacht ik: dit is toch eigenlijk niets nieuws? Hij schrijft ook aan de Kamer dat budget noodzakelijk is om de situatie in de gevangenis structureel te verbeteren, zowel voor de noodzakelijke renovaties als de benodigde capaciteitsuitbreidingen. Daarnaast staat geschreven: er komt op dit moment geen aanvullend budget voor het gevangeniswezen. Dat was het dan weer. Hoelang gaan we dit nu volhouden met elkaar? We zien allemaal wat er nodig is. De regering erkent wat er nodig is. De onderhandelende coalitiepartijen hebben het gewoon moedwillig niet gefikst bij de Voorjaarsnota en de staatssecretaris legt zich daarbij neer. Hij kan ook zelf pogingen doen om nog geld los te peuteren, omdat hij dit onmenselijk vindt voor de rechtsstaat. Dus ja, ik was hier eigenlijk wel in teleurgesteld. Erkent de staatssecretaris ook dat er snel geld nodig is? Waar blijft dat geld? We hebben samen met D66 en GroenLinks-PvdA een amendement ingediend van 25 miljoen euro per jaar erbij. Dat is nog geen begin van een totale oplossing, maar wel iets waarmee je de renovaties de komende jaren zou kunnen betalen.
Ik zou ook een pleidooi willen houden voor slimmer straffen. Er liggen al allerlei aangenomen voorstellen van collega's. We kunnen er wel geld in blijven stoppen, maar je moet ook kijken naar hoe we in de toekomst recidive kunnen voorkomen. Volgens mij ligt er nog geen voorstel om voorwaardelijke gratie mogelijk te maken. Dat wil ik dus vandaag bij dezen doen. We hebben opgezocht dat op grond van artikel 13, tweede lid, van de Gratiewet gratie kan worden verleend onder de voorwaarde dat de veroordeelde een taakstraf verricht. Ik vind dat beter dan zomaar thuiszitten zonder een alternatief. Ik zou de regering willen vragen om dat in ieder geval te verkennen. Is dat nog een mogelijkheid?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Ik luister zoals altijd met belangstelling naar het betoog van de heer Van Nispen. Maar nu zegt hij dat er moedwillig iets kapot is gemaakt in het gevangeniswezen bij de onderhandelingen over de Voorjaarsnota. Ik stap even op het woordje "moedwillig". Dit krijgt de vorm van een sneer in de richting van de huidige staatssecretaris die ziet op het gevangeniswezen. Maar we hebben die coalitie niet meer. Die Voorjaarsnota is tot stand gekomen met vier coalitiepartijen. Er zijn er nu gewoon drie. Bedoelt de heer Van Nispen nu dat die drie partijen opnieuw zouden moeten gaan onderhandelen over de acute problemen die bestaan in het gevangeniswezen? Kan de heer Van Nispen daarbij ook de antwoorden op zijn eigen schriftelijke vragen betrekken die hij samen met mij heeft gesteld en die gisteren zijn beantwoord?
De heer Van Nispen (SP):
Dat kan ik. Die heb ik natuurlijk gelezen. Mijn sneer was dat voor iedereen duidelijk was dat er geld bij moet. De vier onderhandelende partijen destijds hebben het gewoon niet geregeld. Staatssecretaris Coenradie heeft het niet geregeld. Staatssecretaris Struycken heeft het niet geregeld. Minister Van Weel was in de tussentijd ook verantwoordelijk, maar hij heeft het ook niet geregeld. Dat was mijn sneer. Jullie hebben het gewoon allemaal niet geregeld. Jullie waren allemaal verantwoordelijk, maar het is niet geregeld. Regel het. Het maakt mij niet uit hoe. Ga opnieuw onderhandelen of steun de amendementen. Het maakt mij niet uit. Er liggen toch allerlei mogelijkheden om het nu op te lossen? Waar doen we nu moeilijk over met elkaar? Dat is mijn oproep.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Oké. In het gevangeniswezen zijn onze zorgen om het personeel natuurlijk enorm groot. De werkdruk is hoog, er is veel onveiligheid en de vraag is opnieuw wat we extra kunnen doen voor het personeel. De SP heeft eerder een tijdelijke kraptetoeslag voorgesteld om ervoor te compenseren dat zo veel van deze mensen wordt gevraagd. Ik ben benieuwd naar een reactie. Wat betreft het afromen van 23 miljoen van het eigen vermogen van de DJI: dat had natuurlijk ook gewoon naar het personeel kunnen en moeten gaan, en niet naar het vullen van andere gaten elders. Ik vind het erg teleurstellend dat daar niet voor is gekozen.
Voorzitter. Morgen spreken we uitgebreider over de politie, maar ik moet er vandaag ook iets over zeggen in het kader van deze suppletoire begroting. De financiële problemen zijn echt heel erg groot. De noodkreet van de Nederlandse Politiebond was: "Laat politiemedewerkers niet de rekening betalen van jarenlang financieel beleid waarin structurele tekorten zijn genegeerd. Investeer in mensen, investeer in veiligheid en investeer in de maatschappij." Er ligt een motie van 28 mei 2025 — deze werd door een meerderheid van de Kamer gesteund — die, wetende dat er financiële tegenvallers aankomen, een verzoek doet aan de regering om ervoor te zorgen dat eventuele bezuinigingen niet ten koste gaan van het personeel, niet leiden tot minder inzetbaarheid of zichtbaarheid en niet leiden tot hogere werkdruk, minder collega's of verminderde veiligheid van politiemensen. Die motie is aangenomen. Er waren maar een paar partijen tegen. Ik hoop dus de bevestiging te krijgen van de minister dat deze motie in ieder geval netjes zal worden uitgevoerd, zoals het hoort. Morgen praten we hier verder over door.
Ik wilde ook een opmerking maken over de brandweer. Ook daarover hebben we een aangenomen Kamermotie. Die is ook van 28 mei 2025. Dat is de motie-Mutluer/Van Nispen, die zegt dat de bezuiniging op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding een bezuiniging op de brandweer wordt, en op heel veel vrijwilligers bij de brandweer. Heel veel brandweerposten zullen moeten gaan sluiten, zeggen de veiligheidsregio's al. Wij draaien die bezuiniging terug. Ook hiervoor geldt dat een Kamermeerderheid deze motie heeft aangenomen, dus ik mag toch aannemen — die bevestiging krijg ik graag vandaag — dat wij straks een begroting voor 2026 zullen zien waar deze bezuiniging in ieder geval niet meer in zit.
Sterker nog, mevrouw Mutluer heeft het initiatief genomen om een heel mooi amendement te maken. Ik heb dat van harte medeondersteund. Dat is om de regeling voor brandweerlieden met PTSS mogelijk te maken. Die ligt klaar, maar de middelen ontbreken er nog voor, dus ik heb dat amendement van harte medeondersteund. Ik hoop ook dat dat een positieve waardering kan krijgen.
Voorzitter. Dan ga ik het nog hebben over de rechtsbijstand. De commissie-Van der Meer II zei: er moet zo snel mogelijk 40 miljoen euro bij. De Voorjaarsnota zei: er komt 30 miljoen euro bij in 2027. Ik vond dat zeer teleurstellend. We hebben daar veel debatten over gevoerd. Nadat alle voorstellen die ik een keer of vijf heb gedaan, zijn afgewezen — helaas zijn die ook niet gesteund door een Kamermeerderheid en door de staatssecretaris ontraden — ligt er nu toch een brief waarin staat: we hebben toch mogelijkheden gevonden om die 30 miljoen een jaar eerder in te voeren. Nou ben ik daar natuurlijk dolblij om, absoluut. Ik vind dat heel goed nieuws. Ik denk wel: waarom kan dat nu wel? Het is mooi en hartstikke nodig, maar het is nog steeds een lager bedrag dan de initiële eis van de commissie-Van der Meer II, die zelf eigenlijk al zei daarmee heel bescheiden te zijn geweest. Ze zeiden dat ze rekening hadden gehouden met de toestand van 's Rijks financiën, of hoe ze dat altijd zo mooi zeggen. Kortom, die commissie was al erg bescheiden, en zelfs dan is het niet het hele bedrag.
De vraag is ook of dit genoeg is voor de toekomst van de sociale advocatuur. Ik denk dat dat niet het geval is. De kantoortoeslag is bijvoorbeeld niet doorgevoerd. Dat was het meest controversiële punt. Daar was ook niet iedereen hier in de Kamer het mee eens, maar dat punt had een duidelijke insteek, namelijk samenwerken stimuleren en het creëren van opleidingsplekken bevorderen. Doordat dit niet is doorgevoerd, lijkt het erop dat advocaten die in kantoorverband werken, nog steeds bij lange na niet aan schaal 12, trede 10 komen, wat nodig zou zijn voor de toekomst van de sociale advocatuur. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of dit klopt. Op welke manier gaan deze advocaten nu wel worden gecompenseerd? Hoe worden de vergoedingen verhoogd? Ik zou het namelijk heel slecht vinden als we zeggen: we zijn er nog niet helemaal over uit wat betreft die kantoortoeslag, dus daar laten we het maar bij; dan wordt het geen 40 miljoen maar 30 miljoen.
Wij zouden willen voorstellen om die 10 miljoen wel te gaan besteden, met als doel zo veel mogelijk nieuwe mensen aantrekken. Jonge aanwas is juist zo hard nodig om te voorkomen dat mensen hun recht niet kunnen halen in bepaalde regio's en op allerlei plekken in het land. Als mensen hun recht niet kunnen halen, dan blijft onrecht namelijk bestaan. Je zou dat kunnen doen door de subsidie voor beroepsopleidingsplekken uit de breiden van 150 naar 300 plekken en de begeleidingsvergoeding voor de patroon hieraan te matchen, dus ook naar 300 plekken. Wij hebben begrepen dat dat bij elkaar ongeveer 7,5 miljoen euro zou kosten. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?
Ons valt aan de plannen ook op dat de staatssecretaris toch heel veel inzet op de commerciële advocatuur, die de boel zou moeten gaan redden. Dat betreft bijvoorbeeld dat de commerciële advocatuur garant gaat staan voor een fonds voor stagiair-ondernemers. Dat moeten we hier toch gewoon zelf doen? Dat is een collectieve verantwoordelijkheid. Dat is een overheidstaak. Het staat nota bene in de Grondwet. Is het niet veel logischer om dit te beleggen bij de Raad voor Rechtsbijstand?
Er wordt ook geschreven over het verlagen van barrières voor de commerciële advocatuur om zaken van de sociale advocatuur over te gaan nemen. Volgens mij zit daar een groot gevaar in, want het is een wereld van verschil. De sociale advocatuur is een specialisme, net als die zaken. Hoe moeten we die barrièreverlaging voor ons zien? Is er dan geen specialismevereiste meer? Betekent dat niet dat de barrières hiermee lager worden dan voor de sociale advocatuur zelf? Dat moeten we toch op alle vlakken voorkomen. Ik ben ook bang dat je dit prachtige beroep verder uitkleedt als je zegt dat de commerciële advocatuur dat meer moet gaan overnemen.
Mijn allerlaatste vraag is: waarom moeten bevlogen sociaal advocaten eigenlijk ondernemers zijn? Dat is toch niet per se een wenselijk model waarin mensen gedwongen moeten worden? Ik vind het juist heel wenselijk dat mensen zich kunnen aansluiten bij een collectief, bij een kantoor, en dat zaken gezamenlijk geregeld en georganiseerd kunnen worden. Ik wil graag weten wat de initiatieven zijn van de staatssecretaris, uiteraard samen met de beroepsgroep, om dat mogelijk te maken of om dat verder te verkennen.
Daar wilde ik het bij laten. Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. We gaan verder met de heer Koops voor zijn inbreng namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Koops (NSC):
Voorzitter. Om met de deur in huis te vallen: ik ga het allereerst hebben over het gevangeniswezen, en wel met een hele grote mate van frustratie en zelfs een beetje verdriet. Ik word hier namelijk echt helemaal niet goed van — maar echt niet. Dat is geen verwijt gericht aan een persoon die hier in de Kamer zit, maar hoe is het in vredesnaam mogelijk dat wij gisteren antwoord krijgen op doodnormale vragen … Er komt een bezuiniging, die wordt doorgevoerd op het gevangeniswezen. Of we het nou "afromen" noemen of niet, laat ik lekker in het midden. Er gaat geen geld heen, er gaat wel geld weg. Dat is wat er gebeurt. Dan krijgen we gisteren een brief waarin met zoveel woorden staat dat er meer dan 1.000 detentiejaren achterstand is bij de tenuitvoerlegging van straffen; 1.000 detentiejaren. Er lopen dus duizenden mensen op straat die nog jaren moeten zitten.
Dan moet ik denken aan een van mijn cliënten, toen ik nog niet zo heel lang geleden advocaat strafzaken was. Die man heeft jarenlang in een strafzaak gezeten. Hij had niet zo'n hele grote rol, maar de strafzaak was wel enorm. Daarom duurde het ook jaren, want elke verdachte had iets voor zichzelf te zeggen en uiteindelijk werden ze allemaal veroordeeld. De meneer die ik bijstond, werd ook veroordeeld en daar legde hij zich bij neer. Hij heeft nog 2,5 jaar te gaan. Hij moet 2,5 jaar zitten. Zijn zaak is afgerond, dus hij doet wat elke weldenkende afgestrafte veroordeelde die zijn straf moet gaan uitzitten, zou doen. Hij belt en zegt: jongens, ik woon daar en daar, wanneer kan ik mij melden, want ik moet goed zorgen voor mijn vrouw en kind. Hij zegt: ik moet dingen afspreken om mijn baan correct op te zeggen en, als het enigszins lukt, die baan over 2,5 jaar ook weer correct op te pakken; ik moet mijn leven op orde hebben, mijn huur opzeggen. Het heeft extreme consequenties als ik pas na ik-weet-niet-hoeveel jaren uit het dagelijks leven word weggetrokken.
Wat was nou het antwoord van justitie? En daarom ben ik eigenlijk zo boos. Het antwoord van het CJIB is: nee, u mag zich niet zelf komen melden. U wacht maar af tot het ons schikt om u van straat te plukken. "Totdat het ons schikt om u van straat te plukken." Dat houdt dus in dat die man aan het begin staat van een echt zeer afschuwelijk aantal maanden en jaren, waarin hij elke dag opnieuw bang moet zijn voor een controle bij het stoplicht en voor elke agent die hij ziet lopen, want hij weet niet of die agent hem arresteert op het moment dat zijn identiteit wordt gevraagd. Kortom, hij weet niet wanneer hij aan die straf moet beginnen. Ik vind dat onmenselijk en dat is een directe consequentie van de bizarre bezuinigingen die plaatsgevonden hebben op het gevangeniswezen. Ik vind dat gewoon onmenselijk. Ik vind dat onmenselijk naar een man toe die gewoon zijn straf wil en moet uitzitten. Ik vind dat je daar criminelen mee creëert. Ik vind dat je daarmee mensen op de vlucht jáágt. Ik vind dat je een onzekerheid maakt die slecht is voor de samenleving als geheel, en dat wijt ik helemaal aan de tekortkomingen in het gevangeniswezen.
Dan zie ik, met een mengsel van amusement maar toch ook frustratie, hoe nogal wat leden van de Tweede Kamer met uitstekende amendementen komen. Ze proberen uit alle hoeken en gaten geld te verzamelen, geld aan te wijzen waarmee die amendementen kunnen worden gedekt. Ik noem er eens een: je zou kunnen overwegen om het geld dat nu is gealloceerd voor het constitutioneel hof, daar nu niet aan te besteden, simpelweg omdat er bijvoorbeeld nog geen toetsing aan grondrechten mogelijk is op dit moment. Je zou dus kunnen overwegen om het geld aan te wenden voor iets wat nu acuut bijdraagt aan goed bestuur. Dat is gewoon mogelijk.
Dat zie ik dus. En dan denk ik: hoe is het nou mogelijk dat de drie coalitiepartijen, die samen het demissionair kabinet vormen, die hier een acuut probleem op te lossen hebben, die daar wel degelijk de middelen voor hebben en die als het goed is tot op zekere hoogte eindelijk gezellig met z'n drieën in plaats van met z'n vieren in een ruimte zitten, er niet samen uitkomen en zeggen "jongens, doen jullie daar wat vandaan, dan doen wij hier wat vandaan"? Wanneer komt nu een keer de opmerking van de VVD dat we niet per se elk jaar 50 miljoen extra in veiligheid hoeven te investeren, maar er een keertje 25 miljoen vanaf halen en zorgen dat Harreveld openblijft, zodat de mensen die in jeugddetentie terecht moeten, die detentie ook gewoon kunnen ondergaan? Hoe zorgen we ervoor dat de 12% ziekteverzuim terugloopt? Hoe kunnen we antwoorden krijgen, zulke sombere strakke straight answers, op onze vragen en volhouden dat we hier bezig zijn met goed bestuur, met het besturen van dit land? Er kan geen persoon in deze zaal aanwezig zijn die niet onderkent en niet weet dat er gewoon geld heen moet. Met bloedend hart zegt Nieuw Sociaal Contract: wij willen wel ons steentje bijdragen. Dat zeg ik vanuit de Kamer. Ik zeg het met nadruk tegen alle Kamerleden die hier aanwezig zijn, inclusief de heer Van Dijk helemaal aan het eind van de tafel. We moeten iets doen hier met z'n allen. We moeten dat geld gewoon zien te verzamelen, zodat een heel aantal van die amendementen aangenomen en doorgevoerd kunnen worden en niet alles wordt afgeschoven op het een of op het ander of dat we met elkaar in een houdgreep zitten, zodat er helemaal niks gebeurt en het probleem volgend jaar precies zo veel groter is geworden als de staatssecretaris gisteren nog in zijn brief heeft aangekondigd. We moeten hier gewoon met z'n allen iets aan doen. Ik wil niet dat die mensen op straat rondlopen met het idee: "Ik moet nog gaan zitten, dus het maakt allemaal toch niet meer uit. Ik ga niet bouwen aan mijn toekomst, want die wordt me op een of ander willekeurig moment in de toekomst toch weer afgepakt." Dat is niet de manier om dit land te besturen. Het is ook niet de manier om om te gaan met de moraliteit die iedereen hier zo hoog in het vaandel heeft, inclusief mijn buurman, de heer Eerdmans, hier aan de ene kant en de effectiviteit van al hetgeen we hier met z'n allen willen gaan doen aan de andere kant. Ik kijk mijn buurman aan, want ik ben heel benieuwd wat hij gaat zeggen, maar we zullen het erover eens zijn dat er moet worden geïnvesteerd in het gevangeniswezen.
De voorzitter:
Meneer Koops, u heeft een interruptie van mevrouw Lahlah.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik zou bijna zeggen: de vraag stellen is hem zelf beantwoorden. U bent een van de drie coalitiepartners die nog zijn overgebleven van de vier. Waarom lukt het u niet?
De heer Koops (NSC):
We zitten hier aan het begin. We kunnen niet alles tegelijk vanuit de Kamer. Zoals mevrouw Lahlah heel goed weet, ben ik geen onderdeel van de demissionaire regering. Het kabinet dat deze verantwoordelijkheden draagt, moet gewoon met een plan komen dat recht doet aan de ernst van de problemen in het gevangeniswezen. Dat vind ik; dat heb ik al eerder gezegd. Wij horen daarbij constructief mee te denken. Ik zeg meteen over het lid Lahlah dat ze dat zeer zeker ook gedaan heeft. Ik wil het lid Lahlah ook wel verklappen dat ik dat op mijn manier ook heb gedaan, al heeft u dat niet zo op papier als ik dat wel van u heb. Maar dat er iets moet gebeuren, daar zijn we het over eens. Vanuit de controlerende taak die we hebben, stel ik het probleem daarom eigenlijk zo fel als ik kan aan de orde. En als ik naar de voorzitter kijk, dan richt ik me ook tot de voorzitter in haar hoedanigheid als lid van de VVD. We moeten hier samen gewoon iets aan gaan doen. Dat moet niet afgeschoven worden op één partij en het moet ook niet een initiatief zijn van één partij. We moeten dit samen oplossen.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik deel een deel van uw analyse. De zorgen die u heeft, deel ik nog meer. Kan ik er in het kader van constructief opstellen dan ook van uitgaan dat u het initiatief dat vanuit de oppositie is opgesteld, gaat steunen?
De heer Koops (NSC):
Ik heb heel precies gezegd wat ik wil. Ik wil dat de coalitiepartijen over de brug komen, elk voor zich, met een stukje van het geld. En reken maar dat ik de komende dagen zal gebruiken om ook even uw kamer binnen te lopen om te kijken wat ik kan gaan doen. Ik probeer echt zo constructief mogelijk mee te denken. Ik heb ontzag voor de amendementen die zijn voorgesteld op dit moment, maar de dekking moet niet ten laste gaan van het goed bestuur waar dat hele potje ook voor is bedoeld. Ziet u? We moeten hier gewoon samen aan een oplossing werken. Geloof me, ik ga daar zo constructief mogelijk aan meedoen. Dit debat is bedoeld om even kernachtig aan te geven hoe de Kamer op dit moment tegen het probleem van het gevangeniswezen aankijkt.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. O, de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
De heer Koops gaat helemaal los. Dat mag wel. Hij richt zich op iedereen hier in de zaal, geloof ik. Maar ja, de vraag van mevrouw Lahlah is wel terecht. Ook NSC heeft natuurlijk geen boter bij de vis kunnen leveren tijdens de beruchte nacht over de Voorjaarsnota. De vorige staatssecretaris en minister zijn daar volledig aan hun lot overgelaten als het ging om de gevangeniscapaciteit. Dat is het eerste. Het tweede: JA21 heeft samen met de SGP vier amendementen klaarliggen om structureel meer geld te regelen voor de ergste nood in het gevangeniswezen. Het klopt dat dat ten koste gaat van de envelop "goed bestuur". Maar dan wil ik graag vragen wat nu belangrijker is: een constitutioneel hof of een envelop "goed bestuur" aan de ene kant, of het ergste probleem, dat eigenlijk gewoon de woede van de heer Koops zelf bepaalt, die ik ook herken, namelijk dat we mee gaan maken dat het nog erger wordt? In Engeland gaan de gevangenen al na een derde van de straf naar buiten. Als dat ons perspectief is, dan wil ik toch weleens vragen aan de heer Koops: wat is dan goed bestuur?
De heer Koops (NSC):
Wat een verrukkelijke vraag. Wat is nou goed bestuur? Goed bestuur is dat deze problemen worden opgelost en dat dat gebeurt in een samenhang tussen wat nu de coalitie is en wat nu de Kamerleden zijn. Het is me natuurlijk niet ontgaan dat de amendementen van JA21 hier nu voorliggen. Dat is ook niet zo heel erg gek als je ziet wie zich naar voren heeft gesteld namens JA21, al staat die persoon op dit moment nog niet op de lijst. Dus kijk ik met extra belangstelling naar de amendementen die zijn voorgesteld. Dat spreekt helemaal voor zich. Maar het leidt allemaal af van één specifiek ding: we moeten hier samen uit zien te komen. Dat kan ook Nieuw Sociaal Contract niet in z'n eentje. Was het maar waar, kan ik u zeggen. Dan was dat gebeurd.
De heer Eerdmans (JA21):
Mijn vraag is gewoon: wat gaat nu voor? Ik snap dat je ergens het geld vandaan moet zien te halen. Dat kunnen we allemaal doen uit tarieven of het verhogen van de staatsschuld. Dat maakt allemaal niet uit. Maar ik heb gekozen voor de envelop goed bestuur, niet omdat ik die nou graag als eerste weg wil gooien, maar omdat het nou eenmaal de beste afweging is, denk ik, ten opzichte van andere. Ik vraag de heer Koops dus toch of we daar niet over kunnen praten. Ik denk namelijk wel dat je gelijk hebt dat we dat met elkaar moeten oplossen en het liefst zo snel mogelijk. Dat kan ook. Wat is ertegen om dat even te parkeren en te zeggen: first things first, we gaan nu de gevangenen straffen die in de gevangenis horen en niet op straat, en we laten de envelop goed bestuur heel even sudderen?
De heer Koops (NSC):
Het nadeel van de woorden "goed bestuur" is dat het een containerbegrip is. Je kunt er alles in gooien wat je maar wilt op het moment dat je er enige kritiek op hebt. Ik denk dat de heer Eerdmans en ikzelf elkaar wel kunnen gaan vinden op het punt dat we oplossingen moeten zoeken en moeten vinden. De heer Eerdmans komt met de enveloppe goed bestuur of met het constitutioneel hof. Dat is zijn goed recht, maar ik kijk zelf bijvoorbeeld naar een bepaald VVD-budget waar telkens opnieuw 50 miljoen per jaar extra bovenop komt onder de noemer "veiligheid". Daar denk ik, puur semantisch al, van: wat wordt bedoeld met veiligheid? Dat is in ieder geval niet dat criminelen op straat lopen in onzekerheid over hun toekomst en daarmee een concreet motief hebben om meer kattenkwaad of ernstige misdrijven uit te gaan halen. Daar moeten we gewoon met z'n allen iets aan gaan doen. Ik zeg dus geen nee. Ik zeg alleen ook nog geen ja. Ik ben zonder meer bereid om met alle partijen hier aan tafel in gesprek te gaan om te zien hoe we dit rondkrijgen. Ik wil ook helemaal niet een volgorde aanbrengen van welk amendement op dit moment belangrijker is dan het andere. Het erge is dat elk initiatief dat hier wordt genomen, een serieus probleem aansnijdt. Als het uit de Kamer moet komen, dan komt het maar uit de Kamer, maar de vraag is vanzelfsprekend op dit moment aan de regering: wat gaat u doen op de kortst mogelijke termijn om ongelukken, om een olifant in een porseleinkast te voorkomen? Er moet gewoon iets gebeuren met een vorm van beleid.
Daarmee, als u dat goedvindt, vervolg ik mijn betoog, en dan op een iets normalere toon misschien. Ik moet even mijn rust weer terugvinden. Sorry, maar dit zit me gewoon hoog. Het zit me gewoon hoog. Als iemand iets verkeerd heeft gedaan, dan moet hij gewoon zijn straf krijgen. Dan moet hij dat gewoon doen. Daar zijn we het allemaal over eens. Maar als hij klaar is, moet hij klaar zijn. Het moet niet een leven lang of een half leven lang boven iemands hoofd hangen.
Nou, de term "slimmer straffen" is door de heer Van Nispen al in de mond genomen. Heel kort door de bocht gaat het om het volgende plaatje. Hoe vaak is dat nou in deze Kamer langsgekomen? Iemand wordt gearresteerd. Er wordt een vordering gevangenneming gedaan. Hij zit 90 dagen vast. Hij wordt geschorst op de pro forma en hij staat weer op straat. Die 90 dagen zijn gewoon kwijt. We hebben hier een rondetafel gehad over recidive. Wat bleek daar onder meer uit? Als je een jonge man drie maanden vastzet en daarna vrijlaat, dan heeft hij zijn huis nog, dan heeft hij zijn oude vriendjes nog en dan is hij zojuist één trede gestegen op de criminele ladder en in het aanzien van zijn criminele vrienden. Dat is wat er gebeurt als je iemand drie maanden vastzet. Heeft hij zin gehad of gekregen om zijn normale manier van werken te verleggen? Nee, natuurlijk niet. In drie maanden ben je wel wanhopig, maar nog net niet alles kwijt, nog niet eens je huur. Wat doen we nou met z'n allen met die drie maanden die bij wijze van voorlopige hechtenis wordt opgelegd? Datzelfde jonge crimineeltje moet, nadat hij die drie maanden hechtenis heeft gedaan, een jaar wachten voordat hij op zitting komt en dan krijgt hij op een zitting een straf. Nou, big surprise: het is een korte gevangenisstraf, het is drie maanden met aftrek en hij loopt weg. Zo komen mensen aan korte straffen en zo komen ze in de gevangenis.
Als je naar de DJI Zaanstad gaat, dan hoor je precies hoe overbevolkt die is, specifiek met deze korte straffen, waar een veel te groot gedeelte van de capaciteit van de gevangenissen aan opgaat. Iedereen hier, of niet iedereen, maar sommige mensen praten met meel in de mond, omdat je vooral niet soft moet gaan overkomen. Ik vind wel dat we met z'n allen echt iets moeten gaan doen met dat slimmer straffen en dat moeten betrekken bij de budgetten. Dan gaat iemand bijvoorbeeld met een enkelband na twee, drie dagen weer naar huis en zijn zaak in vrijheid voorbereiden. Als het nodig is, moet hij drie maanden gaan zitten omdat het niet anders kan en passend is. Een simpel voorbeeld: illegaal vuurwapenbezit is een van de ergste dingen die er is wat mij betreft. Ik vind dat je daar gewoon, ongeacht je statuur of achtergrond, drie of vier maanden voor moet zitten en dat je niet met een werkstraf weg mag komen. Maar op dit moment zou dat een verlichting zijn voor het gevangeniswezen. Kan dat alsjeblieft worden betrokken bij de budgetten en in ieder geval bij het antwoord op de heel algemene vraag: wat gaat u doen?
Dan kom ik op overige onderwerpen en een aanzienlijk vrolijker onderwerp, mevrouw de voorzitter. Ik was zo opgelucht met die … Ben ik al door mijn tijd heen?
De voorzitter:
Ja. U heeft spreektijd opgegeven, maar het gaat hier om wetgeving ...
De heer Koops (NSC):
Neem me niet kwalijk.
De voorzitter:
… dus u mag nog even door.
De heer Koops (NSC):
Ik begin gewoon met wat me het meest dwarszit; dan kan ik daarna gelukkig ook nog iets positiefs zeggen. Ik heb met juichend hart kennis genomen van de brief van afgelopen donderdag van onze geliefde staatssecretaris Rechtsbescherming, dezelfde meneer die ik zojuist met zo harde woorden toesprak. Dit is wel goed gegaan! Echt fantastisch dat er 30 miljoen bij is gekomen vanaf 2026. Ik zie het ene na het andere uitstekende initiatief in die brief uitgelicht, waaronder ook heel veel initiatieven die geen geld kosten, maar de sociale advocatuur wel degelijk kunnen ondersteunen.
Ik wijs op een van die initiatieven. Ik zag dat de staatssecretaris op 9 juli in gesprek gaat met de commerciële kantoren over wat zij kunnen bijdragen aan de sociale advocatuur. Ik heb daarover een vraag aan de staatssecretaris: mag ik mee? Dat is het gewoon en dat is eigenlijk de enige vraag die ik daarover wil stellen. Dikke vette complimenten voor hoe de sociale advocatuur hier op de rand van de afgrond nog net gered is. Dat is gewoon echt heel erg fijn.
Dan kom ik op de laatste onderwerpen. Dit gedeelte zou hier normaal gesproken door mevrouw Bruyning naar voren zijn gebracht. Het zal ook in de stijl van mevrouw Bruyning zijn, want zij heeft de tekst geschreven. Maar mevrouw Bruyning is in vol ornaat bezig met Ketikoti en kwam hier alleen maar naartoe om te stemmen. Ze was schitterend, als ik zo vrij mag zijn. Ze ís schitterend. Maar ik lees haar tekst voor. Ik begin met het jeugdstrafrecht en ongelijkheid in Caribisch Nederland.
We mogen niet wegkijken van de rechtsongelijkheid binnen het Koninkrijk. In Caribisch Nederland — dus Bonaire, Sint-Eustatius en Saba — is de jeugdstrafrechtsketen ernstig onderontwikkeld. Jongeren die in aanraking komen met justitie krijgen er lang niet dezelfde bescherming als hun leeftijdsgenoten in Europees Nederland. Zo zijn zittingen in jeugdstrafzaken slechts gesloten tot 16 jaar, terwijl dat in Nederland geldt tot 18 jaar. Ze zijn daar dus eerder openbaar. Zo'n verschil is niet te rechtvaardigen. Jongeren zijn jongeren, ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk en de overheid hoort overal in het Koninkrijk de rechten van minderjarigen even serieus te nemen.
De hele jeugdstrafrechtsketen op de BES-eilanden piept en kraakt. Dat geldt daar dus nog erger dan hier, en daar wordt hier terecht aandacht voor gevraagd. Er is een gebrek aan gespecialiseerde voorzieningen, de hulpverlening is versnipperd en structurele begeleiding ontbreekt vaak. Jongeren komen in detentie zonder perspectief, zonder passende begeleiding en zonder reële kans op re-integratie. NSC wil van het kabinet weten — dat is dus de vraag — welke concrete stappen er worden gezet om deze keten te versterken en of de wetgeving gelijkgetrokken kan worden met die voor Europees Nederland.
Dan de jeugdbescherming in Nederland. Die moet hier echt worden genoemd. Ook dat is weer zo'n tragische rode draad door de gesprekken die we met z'n allen hebben over hoe justitie plaats hoort te vinden in Nederland. De jeugdbescherming in Nederland verkeert in crisis. Rechters, inspecties, professionals en ouders slaan al jarenlang alarm. Kinderen verdwijnen tussen instanties, ouders voelen zich machteloos en hulpverleners branden op in een systeem dat draait om protocollen en niet om vertrouwen.
Er zou verbetering komen via proeftuinen waarin er ruimte zou zijn voor vernieuwende, gezinsgerichte aanpakken. Maar wat blijkt: de beoogde verandering blijft uit; de beloofde ruimte komt niet van de grond. Ouders en kinderen merken er niets van. Nieuw Sociaal Contract wil dat de staatssecretaris hier openheid van zaken geeft. Wat is er terechtgekomen van deze proeftuinen? Wat zijn de resultaten tot nu toe? En vooral: wat gaat het kabinet doen om de fundamentele hervormingen waar te maken die al zo lang nodig zijn?
Een volgend onderwerp dat hier genoemd moet worden, is femicide en psychisch geweld. Dat komt niet voor niets in toenemende mate op de agenda, mede dankzij mevrouw Bruyning en mede ook dankzij mevrouw Belleman, die daar niet voor niets alle eer en lof voor kreeg toegezwaaid. Het is een groeiend en schrijnend probleem in Nederland. Jaarlijks worden er tientallen vrouwen om het leven gebracht door hun partner of ex-partner en in veel gevallen gaan daar maanden en jaren van psychisch geweld, dreiging en isolatie aan vooraf.
Nieuw Sociaal Contract vindt het onacceptabel dat deze signalen nog steeds onvoldoende worden erkend of opgepakt. Daarom steunen wij het wetsvoorstel om psychisch partnergeweld strafbaar te stellen. Psychisch geweld is namelijk geen lichte variant. Het is de bodem onder relationeel geweld en vaak de opmaat naar lichamelijke escalatie. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om het conceptwetsvoorstel alsnog naar de Kamer te sturen. We vragen hem ook of het mogelijk is dat nog deze zomer te doen. Een motie sluiten we niet uit op dit punt, mocht de regering dit onderwerp opnieuw vooruitschuiven. Preventie begint met erkenning. Het strafrecht mag dan het sluitstuk zijn, het moet er wel zijn op het moment dat mensenlevens op het spel staan.
Mevrouw de voorzitter, tot zover mijn voorlopige inbreng en ik ben heel benieuwd naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koops. Dan gaan we verder met de heer Eerdmans namens JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil ook eens beginnen met een compliment aan de regering, met minister Van Weel voorop, vanwege de NAVO-top. Die is toch wel heel erg goed verlopen. We kunnen daar heel positief op terugblikken. Er was nogal wat scepsis vooraf, maar Nederland staat hierdoor niet alleen op de kaart, maar het zag er ook qua veiligheid heel goed uit. Ik vraag me alleen wel af waarom het tijdens zo'n NAVO-top wel lukte om alle XR-demonstranten van de A12 af te houden en de 45 keer daarvoor niet. Ik denk dat veel Nederlanders zich dat afvragen. Ik heb het al vaker gezegd: als je op de snelweg loopt, overtreed je zes regels tegelijkertijd. Mijn vraag is dus waarom daar niet altijd NAVO-proof op kan worden gehandhaafd.
Voorzitter. Dan even naar de veiligheid in Nederland. Ik denk dat het positieve beeld is dat de onveiligheid en de misdaadcijfers volgens het CBS stabiel zijn. Maar daar liggen wel een paar heel zorgwekkende trends onder. Inbrekers en dieven worden steeds gewelddadiger. Ook het aantal gevallen van openlijke geweldpleging tegen een persoon nam weer toe. Het aantal vuurwapendelicten stijgt ook nog steeds behoorlijk door, naar 7.000. Dat is 10% meer dan vier jaar geleden. Wat ik bijzonder onverkwikkelijk vond, is dat het CBS rapporteert dat het aantal ontuchtzaken met kinderen enorm toeneemt: 1.600 zaken ten opzichte van 800 vorig jaar. Daar wil ik graag een toelichting op van het kabinet. Wat is daar de reden van?
Dan ga ik naar het gevangeniswezen. Het is code diepzwart, zal ik maar zeggen. We schrikken er allemaal weer van als we in de brief van de staatssecretaris lezen: niet tegen het einde van het jaar, maar eigenlijk volgende maand al, twee weken vroeger de cel uit. We lopen op tegen 1.000 detentiejaren van mensen die vrij rondlopen. Het tekort is 450 plekken, maar over vijf jaar kan dat tekort 900 plekken zijn. Ik zie dan Engelse toestanden. Ik zei het net al: in Engeland gaan de gevangenen inmiddels na een derde van de straf vrijuit. Ik moest er ineens aan denken dat dat dus een soort van nieuwe Faulkes-regeling is. Dat is wel heel bizar.
Voorzitter. De staatssecretaris maakt eenmalig 75 miljoen vrij om 1.000 cellen te renoveren, maar ik begrijp dat die plekken ten koste gaan van forensische plekken. Dat is wel zorgelijk, want we weten allemaal dat er in de gevangenissen 200 tbs'ers verkeerd zitten. Hier schieten we dus niet veel mee op; het wordt problematischer. Ik ben het met de heer Koops, en daarvoor met de heer Van Nispen, eens dat er echt structureel geld bij moet, want anders halen we het niet. Heel vaak wordt het een beetje in het rechtse straatje gegooid van: opsluiten en wegwezen. Maar volgens mij is dit niet een kwestie van links of rechts, maar gaat het om principe. Wil je nu wel of niet dat mensen die een veroordeling hebben, die straf ook ondergaan? Straffeloosheid bestrijden is volgens mij niet iets van links of rechts. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat zijn nu eigenlijk de prognoses naar het einde van het jaar? Gaan we echt de Engelse situatie achterna of niet? En ik viel even over het woordje "ernstige" gewelds- of zedenmisdrijven. De plegers daarvan mogen niet eerder vrijkomen, maar wat betekent het woordje "ernstig"? Als we dat woordje weglaten, gaat het nog steeds om geweldsmisdadigers. Mogen die op een gegeven moment dan ook eerder uit de cel? Graag daarop een toelichting.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Is de heer Eerdmans het met mij eens dat in de eerste plaats van zaak tot zaak moet worden bepaald wat ernstig is of niet in plaats van door de politiek? Je kunt toch gewoon aan de inhoud van een vonnis aflezen of een zaak ernstig is of niet? Dat is dan toch regelrecht van belang voor of daar een korting van de straf op kan worden gegeven of niet?
De heer Eerdmans (JA21):
Ik stel deze vraag om een andere reden. Mag ik er als Kamerlid van uitgaan dat aan het eind van het jaar ook geweldsmisdadigers in plaats van lichtgestraften, zoals genoemd, eerder worden vrijgelaten? Iets anders is of je überhaupt straf wilt ontzien bij mensen die een straf nodig hebben. Of het nu vijf maanden, een jaar of tien jaar is, ik vind dat gewoon niet wenselijk. Ik denk dat ik daarover van mening verschil met de heer Koops, want die vindt het met een enkelband wegsturen van mensen ook oké. Ik vind dat niet en daar blijf ik bij. Het gaat mij puur om de inhoud: is de informatie wel of niet waar dat wij misschien ook echte misdadigers eerder vrij laten komen?
De heer Koops (NSC):
Ik vind het helemaal niet best om mensen weg te sturen met een enkelband. Ik vind dat zware criminelen zwaar moeten worden gestraft en dat lichte criminelen licht moeten worden gestraft. Ik wil niet dat lichte criminelen per ongeluk door automatisme, door onverschilligheid, door obsolete systemen een straf krijgen die niet hoort bij het misdrijf dat ze hebben gepleegd. Aan het eind van de rit ben ik helemaal niet alleen geïnteresseerd in de moraliteit van het straffen, maar ook in de effectiviteit ervan. Dat is waarom ik zeer serieus de enkelband onder de aandacht breng van niet alleen de Tweede Kamer, maar ook van de regering. Om dit de vorm van een interruptie te geven: begrijpt meneer Eerdmans dat?
De heer Eerdmans (JA21):
Jazeker, dat begrijp ik maar al te goed. Maar het verschil tussen NSC en JA21 is dat ik niet denk dat lichtgestraften niet tegen hun buurtgenoten zouden vertellen: joh, ik heb een enkelband gehad en dat is easy; je mag gewoon lekker thuis zitten op je balkon; je moet lekker doorgaan met die drugs, want het stelt toch niks voor. De kans dat dat gebeurt, is net zo groot als dat ze zeggen: ik ben een hele stoere jongen geworden, want ik heb een halfjaar in de bajes gezeten. Ik vind niet dat dat waar is. Ik geloof dat een enkelband kan werken, maar niet als vervanging van straf. Ik geloof dat een enkelband kan werken in het toezicht na de straf, als onderdeel van een straf in voorwaardelijke zin, maar zeker niet als hoofdstraf. Daar heb ik al vaker voor gepleit.
De staatssecretaris maakt 75 miljoen vrij voor de uitbreiding van de renovatie. Ik maak me daar zorgen over en wil weten wat uiteindelijk de prognoses zijn tot het eind van het jaar.
Dan ga ik naar de amendementen. Wij hebben samen met de SGP vier amendementen ingediend bij de Voorjaarsnota. Dat gaat dan om 320 gevangenisplekken en het behoud van nog 4.000 plekken door renovaties. Ik ben benieuwd naar het oordeel. Inhoudelijk zijn we het er volgens mij over eens, maar het oordeel van het kabinet was negatief omdat het uit de verkeerde enveloppen komt. Daar hebben we net een debatje over gehad met de heer Koops. Maar de hamvraag van een rechtsstaat is natuurlijk hoe de staatssecretaris, als je de gevangenen laat lopen, op die gronden deze amendementen apprecieert. Graag een reactie.
Dan nog een paar vragen. Wij lezen in de brief dat het vrijspelen van meerpersoonscellen wel verlichting heeft geboden. Dat vind ik positief. Wordt er bij DJI nog steeds periodiek gecheckt of er niet toch nog plekken bij kunnen komen op het meerspersoonscelfront en voor welke doelgroep? Dat zou mogelijk helpen.
Dan de vraag hoe het met de buitenlandse cellen staat. Er werd ooit over Estland gesproken. Zijn er nog andere landen in beeld of is deze vlam gedoofd?
Dan was het kabinet nog bezig met een personeelswervingscampagne en het zo aantrekkelijk mogelijk maken van DJI voor nieuw personeel. Wat is daar de stand van zaken? Ik heb gelezen dat de Belgen een noodplan hebben. Dat klinkt goed, een noodplan. Zij lopen overigens precies tegen dezelfde problemen aan, maar zij zeggen dat zij 500 modulaire units kunnen bouwen, dat zij illegalen gaan terugsturen en dat ze meer buitenlandse cellen gaan benaderen. Ik heb altijd gezegd dat ik Estland wat ver weg vind, voor mij een beetje te ver weg. Maar waarom niet in de buurt? Nou is deze minister volgens mij al bij drie landen langsgegaan om te kijken of er nog cellen over zijn. We moeten niet naar België gaan, want daar zullen ze geen ruimte hebben. Maar misschien zijn er dichterbij andere landen in Europa die ons kunnen helpen met cellen.
Tot slot een vraag die ik ook interessant vond. In België heeft 30% van het aantal gedetineerden geen verblijfsrecht. Die zitten eigenlijk te wachten op uitzetting. De regering zegt dat zij die zo snel mogelijk gaat terugsturen naar het land van herkomst. Ik vond dat percentage indrukwekkend hoog, 30%. Dat betekent dat een op de drie gedetineerden in België iemand zonder verblijfsrecht is. Als dat klopt, is het veel. Wat is dat percentage voor Nederland en in hoeverre zit daar nog een oplossing van het probleem?
Daar laat ik het bij, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Werf namens D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Ik sluit me geheel aan bij de woorden van collega Eerdmans over de complimenten voor de NAVO-top. Bij dezen aan de minister.
Als je met agenten of gevangenispersoneel spreekt, hoor je vaak hetzelfde. Het piept en het kraakt. Want terwijl zij hun werk proberen te doen, stapelen de problemen zich op bij dit ministerie. We hebben het niet over één incident, maar over structurele begrotingstekorten. Gevangenen die eerder vrijkomen door capaciteitsgebrek en grote fouten in de administratie bij JenV. We maken het de mensen op de werkvloer zo wel heel moeilijk.
Laat ik beginnen bij het gevangeniswezen. De staatssecretaris gaat deze maand al beginnen met het eerder vrijlaten van gevangenen. Die keuze was niet nodig geweest. Dit kabinet, de PVV en de VVD, hebben bij de Voorjaarsnota geen cent extra beschikbaar gesteld. Dat was een politieke keuze. DJI geeft al heel lang aan dat zij met de rug tegen de muur staan, dat het code zwart is, dat de veiligheid en de werkdruk van het personeel op het spel staan. Maar de coalitiepartijen die zelf het hardst hebben geschreeuwd over het plan om gevangenen eerder vrij te laten, besloten aan de onderhandelingstafel niets te doen.
In zijn brief geeft de staatssecretaris aan dat gevangenen in de toekomst waarschijnlijk nog eerder worden vrijgelaten. Op welke termijn verwacht de staatssecretaris dit te doen? Kan hij daarvoor een tijdspad schetsen? Naar hoeveel eerder kijken we dan? 30 dagen? Twee maanden? En welke signalen krijgt de staatssecretaris op dit moment van het personeel van DJI over de werkdruk en de veiligheid?
Daar komt bij dat de aangenomen motie van mijn collega, Joost Sneller, stelt dat gevangen alleen eerder mogen worden vrijgelaten als er voldoende perspectief is voor een oplossing. De motie stelt expliciet dat er genoeg randvoorwaarden moeten zijn om gekwalificeerd personeel te leveren en er is voorzien in structureel voldoende detentiecapaciteit. Deze motie wordt in de brief van de staatssecretaris simpelweg niet genoemd. Ik hoor graag hoe hij denkt aan deze twee randvoorwaarden te voldoen.
De staatssecretaris gaat met deze Voorjaarsnota tegenover het personeel staan. Zij zijn alleen geholpen met meer mensen en meer capaciteit, maar die investeringen blijven uit. Mijn collega Sneller heeft dan ook, samen met de heer Van Nispen en mevrouw Lahlah, een amendement ingediend dat extra geld vrijmaakt. Ik kijk uit naar het oordeel van de staatssecretaris.
Voorzitter. Vorige week werd ook bekend dat het begrotingstekort van de politie oploopt tot zo'n 800 miljoen. Morgen hebben wij hierover nog verschillende gesprekken. Ik werd wel verrast door het kortetermijndenken dat hierachter zit. Het tekort voor 2026 is nu teruggebracht naar tientallen miljoenen, maar de minister weigert besluiten te nemen over het begrotingstekort daarna. Die besluiten zijn voor het volgende kabinet. In plaats van vooruit te denken en te anticiperen op wat het beste is voor de politie, schuift hij het probleem op het bordje van de volgende regering. Agenten zitten hierdoor nog tot het volgende kabinet in onduidelijkheid of er banen worden geschrapt en of hun werkdruk nog hoger wordt. De minister van Defensie maakt ook nú keuzes om Nederland over vijf jaar veilig te houden. Dat kunnen wij hier toch ook doen? Er worden hier echter geen keuzes gemaakt. Begrijpt de minister dat agenten hierdoor lang in onzekerheid zullen zitten?
Voorzitter. Een ander hoofdpijndossier is dat van de foutieve tenaamstellingen. Daaruit bleek dat op 867 vonnissen een verkeerde naam staat. Onschuldige burgers hebben een strafblad gekregen of kregen onterecht geen VOG, terwijl echte criminelen vrijuit gingen. Vorige week kwam naar buiten dat 36% van de processen-verbaal onbruikbaar is. Dat is een op de drie pv's, waar het Openbaar Ministerie niets mee kan.
De partijen in dit kabinet hebben elk debat weer de mond vol over veiligheid. Ik heb de verkiezingsprogramma's er nog even bij gepakt. We zouden criminelen toch harder gaan straffen? We zouden overlastgevers toch gaan beboeten? We zouden de veiligheid van het gevangenispersoneel toch gaan verbeteren? Gevangenen komen eerder vrij, criminelen gaan vrijuit en overtreders worden niet gestraft. Hoe heeft het zo kunnen lopen? Hoe kan het dat 200.000 overtreders onbestraft zijn gebleven? Welke stappen worden ondernomen om op korte termijn te zorgen voor betere registratie?
Voorzitter. Ook vraag ik graag nog aandacht voor de slachtoffers van seksueel geweld. De norm om 80% van de zaken binnen de gewenste periode te doorlopen, is nog nooit gehaald — niet door de politie, niet door het OM en niet door de rechtsspraak — met als gevolg dat slachtoffers wellicht helemaal geen aangifte meer zullen doen. Zij zullen denken: er wordt toch niks mee gedaan. Terwijl we weten dat de aangiftebereidheid bij dit soort zaken al ontzettend laag is, zelfs bij aanranding en verkrachting.
We zien dat slachtoffers het Centrum voor Seksueel Geweld wel weten te vinden. Het centrum, dat vraagt wat slachtoffers nodig hebben en hen alle ondersteuning biedt, heeft ook wat van ons nodig. Er zijn lange doorlooptijden. Slachtoffers moeten lang wachten, terwijl dit een cruciaal steunpunt is in ons land. Het baart mij dan ook grote zorgen dat het CSG nog steeds afhankelijk is van regionale financiering en daardoor volgend jaar te maken krijgt met een tekort van 5 miljoen euro. Hulp na seksueel geweld zou niet afhankelijk moeten zijn van de gemeente waarin je woont.
Iva Bicanic, oud-directeur van het CSG, zei vanochtend in Trouw: "Seksueel geweld is vergelijkbaar met armoede. Je moet erin blijven investeren om het te kunnen beteugelen". Ik ben voornemens om een motie in te dienen, die deze 5 miljoen voor 2026 beschikbaar probeert te stellen. Er is echter ook in 2022 al een Kamermotie van ons aangenomen, die vraagt om landelijke financiering. Waarom is dit nog steeds niet structureel geregeld? Waarom wordt er nu weer gekeken naar financiering via gemeenten, terwijl het CSG aangeeft dat het zo met een gigantisch tekort te maken krijgt?
Voorzitter, ik rond af. Het aantal fouten op het ministerie is de afgelopen vijftien jaar alleen maar toegenomen, iets wat we helaas niet kunnen zeggen over het aantal agenten. Ik moet toegeven dat ik de afgelopen periode collega Helder weleens heb gemist. Ik denk dat zij gehakt had gemaakt van deze Voorjaarsnota, vooral van het doen van grote beloften zonder oor te hebben voor wat de mensen op de werkvloer daadwerkelijk nodig hebben.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan verder met mevrouw Lahlah, die haar input levert namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Soms zijn cijfers niet alleen cijfers. Soms vertellen ze een verhaal van mensen die overbelast raken, van gevangenissen die uit hun voegen barsten, van een rechtsstaat die door het gebrek aan investeringen gedwongen wordt zijn beschermende hand stukje bij beetje terug te trekken en van een kabinet dat nalaat te repareren wat stuk is. Deze suppletoire begroting van Justitie en Veiligheid vertelt dat verhaal. Dat is dan ook geen hoopvol verhaal.
Ik wil graag beginnen met de tekorten in het gevangeniswezen; mijn collega's refereerden hier al aan. Het is al jarenlang bekend: de cellen zitten vol en personeel valt uit, is permanent overbelast of wordt op de verkeerde plekken ingezet. Gedetineerden worden eerder vrijgelaten, niet omdat ze klaar zijn met hun straf, maar omdat er simpelweg geen plek is. We horen over dagprogramma's die uitvallen, over re-integratie die wordt geschrapt, over ondermijning van onze rechtsstaat én van onze veiligheid. Hoe kijkt deze staatssecretaris, die het gevangeniswezen nu ook op zijn bordje heeft gekregen, naar het uitblijven van investeringen in deze begroting? Is hij niet gewoon opgezadeld met een onmogelijke taak en met een kabinet dat aan de ene kant harder wil straffen maar aan de andere kant weigert de portemonnee te trekken? Want de realiteit is dat deze zogenaamde "law and order"-plannen van de coalitie — ik moet zeggen: een deel van deze coalitie — om niet slimmer maar vooral strenger te straffen, ervoor zorgen dat de keten alleen maar verder vastloopt. Dat schrijft de staatssecretaris ook letterlijk in zijn laatste Kamerbrief; mijn collega Van Nispen verwees daar al naar. Zonder investeringen zullen gedetineerden de komende jaren nog eerder moeten worden heengezonden dan veertien dagen. Geld dat eigenlijk bestemd was voor de uitbreiding van jeugdzorgplaatsen en forensische zorgplaatsen, wordt besteed aan de noodzakelijke renovaties van cellen.
Schijnoplossingen, zoals noodgevangenissen, veranderen hier helemaal niks aan. Het zijn doekjes voor het bloeden, terwijl de wond steeds groter wordt. Personeel vreest meerpersoonscellen. Het aantal incidenten neemt toe. Mensen met zware psychische problematiek worden bij elkaar gezet, met alle risico's van dien. En toch zet dit kabinet dit beleid voort, terwijl het personeel al op zijn tandvlees loopt. We weten dat deze situatie de uitstroom verder aanjaagt. Wat zegt de staatssecretaris tegen het personeel dat zich onveilig voelt? Kan hij toezeggen dat er geen meerpersoonscellen komen op plekken waar personeel zelf aangeeft dat dat onveilig is? Hoe voorkomt hij dat deze maatregel leidt tot verdere uitholling van vertrouwen en veiligheid? Hoe houdt hij het personeel binnenboord dat er nog is en dat we zo ontzettend hard nodig hebben? En tot slot: klopt het dat personeel steeds vaker zonder interne opleiding aan de slag moet? Deelt de staatssecretaris mijn zorgen hierover?
Voorzitter. Gevoelens van onveiligheid spelen niet alleen bij personeel, maar ook bij de rest van de samenleving. Vorige week was ik op werkbezoek in Den Dolder. De bewoners daar leven al jaren met angst: eerst Anne Faber en begin dit jaar opnieuw een dodelijk incident waarbij een inwoner van Den Dolder werd doodgestoken. In 2019 werd het vertrek van Fivoor in 2025 uitgesproken. Nu lijkt zelfs 2027 onzeker. Uit het feitenrelaas van de gemeente Zeist blijkt dat er sinds 2018 32 locaties zijn onderzocht; 32 locaties! In twintig gevallen werkten gemeenten niet mee. Dat laat één ding heel duidelijk zien: dit lukt gewoon niet zonder regie van het Rijk.
Voormalig staatssecretaris Coenradie heeft verschillende beloftes gedaan en heeft gesproken met de gemeente Zeist, Fivoor en omwonenden van de kliniek. In april zegde ze in een Kamerbrief toe er alles aan te doen om de verhuizing van Fivoor samen met het lokaal bestuur en de zorginstelling mogelijk te maken. Tijdens een regionale regietafel is afgesproken locaties in de regio te verkennen, inclusief het uitwerken van het scenario om de klinieken te spreiden over meerdere locaties. Uw voorgangster gaf in april aan binnen anderhalve maand opnieuw in gesprek te gaan met de commissaris van de Koning, Fivoor en burgemeesters om de uitkomsten te bespreken. Heeft dit gesprek inmiddels plaatsgevonden? Is deze staatssecretaris bereid de door mevrouw Coenradie ingezette lijn voort te zetten? Is hij bereid om de regie naar zich toe te trekken en actief te bemiddelen bij het vinden van een geschikte, veilige nieuwe locatie voor Fivoor, zodat inwoners niet de dupe worden van de val van dit kabinet?
Voorzitter. Een ander onderwerp, niet minder belangrijk, is de toegang tot het recht. Die toegang tot het recht is fundamenteel. Toch is het Juridisch Loket ondergefinancierd. Daarom dienen wij een amendement in om de subsidietaakstelling op het Juridisch Loket terug te draaien. Ook de sociale advocatuur piept en kraakt. De huidige middelen schieten tekort. De staatssecretaris maakt nu 30 miljoen euro vrij vanaf 2026. Dat is mooi. Het is een begin, ondanks dat we hier vanuit de oppositie hard aan getrokken hebben en keer op keer de deksel op onze neus hebben gekregen. Fijn dat dit begin er nu is, maar we weten ook dat dit niet genoeg is, zoals mijn collega Van Nispen ook al zei. Er is namelijk 40 miljoen euro nodig om de sociale advocatuur toekomstbestendig te maken. Bovendien is het onduidelijk waaraan het geld dat nu is vrijgemaakt precies wordt besteed. Kan de staatssecretaris inzichtelijk maken hoe deze 30 miljoen euro besteed zal worden? Welke aanbevelingen uit het rapport van de commissie worden niet overgenomen? Komt er een bestedingsplan waarin de Kamer duidelijke keuzes kan terugzien?
Voorzitter. In mijn maidenspeech heb ik gezegd …
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Ik ben ook wel benieuwd naar de maidenspeech. Is dat het volgende onderwerp?
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Die kunt u hier terugkijken.
De heer Koops (NSC):
Mij ging het erom dat heel veel van de vragen die mevrouw Lahlah zojuist stelde ook aan de orde komen in de brief van afgelopen donderdag. Daar staat volgens mij vrij precies in wat er gaat gebeuren met die 30 miljoen euro, bijvoorbeeld eerst de aanpassing van het puntenstelsel. Ik bedoel het niet op een beschuldigende of kritische manier, maar zou mevrouw Lahlah willen ingaan op hoe de brief zich verhoudt tot haar vragen en wat dan nu concreet nog meer moet worden gevraagd? Ik ben daar ook benieuwd naar, namelijk.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor die vraag. Ik heb die Kamerbrief hier niet voor mij, maar ik zou in ieder geval willen weten welke aanbevelingen van de commissie niet worden overgenomen. Ik vind het ontzettend pijnlijk om te zien dat hier vaak onderzoek na onderzoek wordt gedaan. Rapport na rapport komt met aanbeveling na aanbeveling. Er is veel geld mee gemoeid, laat staan tijd en zorg. Vervolgens verdwijnen de aanbevelingen vaak in een kastje, dus ik wil graag weten wat dan niet wordt aangenomen en waarom niet. We kunnen daar dan eventueel met het werkveld nog iets aan veranderen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. In mijn maidenspeech, zo'n anderhalf jaar geleden, heb ik aangegeven dat de rechtsstaat een stem verdient aan tafel. Wat we nodig hebben, is geen staatssecretaris met een te volle portefeuille en te weinig zeggenschap, maar we hebben een minister nodig. We hebben een bewindspersoon nodig met eigen mandaat, eigen middelen en een heldere focus: bescherming van burgers tegen de macht van de staat. Rechtsbescherming is veel meer dan een beleidsfeit. Het is de kern van onze democratie, en het wordt tijd dat we die kern structureel en zichtbaar verankeren door in een volgend kabinet een volwaardig minister van Rechtsbescherming aan te stellen. Daarom zullen wij ook een motie indienen met dat verzoek.
Voorzitter. Dan nog een vraag over jeugdbescherming. In het debat rondom het pleegmeisje in Vlaardingen heeft de staatssecretaris mijn collega mevrouw Westerveld toegezegd dat hij bij de Voorjaarsnota zijn uiterste best zou doen om geld te regelen om het stelsel van de jeugdbescherming te verbeteren via het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming. Dat is niet gelukt. Er is namelijk geen geld voor gereserveerd. Geen geld. Kan hij uitleggen waarom? Alle rapporten over de jeugdbescherming laten namelijk zien dat het niet goed gaat. Kan de staatssecretaris dan ook uitleggen hoe hij dan alle beloofde plannen gaat waarmaken? In een voortgangsbrief zegt hij dat alle plannen gewoon doorgaan, maar deze zaken zijn niet gratis. Kan hij uitleggen waar de rem op gaat, of wat er minder of niet gaat gebeuren?
Voorzitter, tot slot. Deze begroting is geen technische exercitie. Het is een lakmoesproef voor waar dit kabinet staat. Wij zien dat het kabinet zegt te staan voor veiligheid, maar niet investeert in detentie, niet in re-integratie, niet in de rechtsstaat en niet in jeugdbescherming. Wij kiezen wél voor een eerlijke en rechtvaardige samenleving, waar gevangenissen humaan zijn, waar personeel veilig is, waar mensen hun recht kunnen halen en waar slachtoffers erkenning krijgen. Niet met stoere taal, maar met daden en acties, met investeringen en met politieke moed.
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ook namens de fractie GroenLinks-PvdA geef ik het woord aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dit Kamerlid gaat het debat helaas wel na de eerste termijn verlaten vanwege andere verplichtingen, maar staat u mij toe om heel kort een drietal punten te adresseren aan de aanwezige bewindspersonen ten aanzien van de wijziging van de begrotingsstaten.
Het eerste onderwerp heeft betrekking op de politie — dat zal u niet verbazen — naar aanleiding van het enorme tekort van 900 miljoen. Wij gaan morgen uitgebreid het gesprek voeren met de politietop, het OM en de bonden — dat lijkt mij namelijk heel belangrijk — en uiteraard met de minister, want die gaan wij bevragen op de ombuigingen van 500 miljoen en met name de 300 miljoen die nog niet gedekt is en waarvan wordt beweerd dat die niet de politietaken of de capaciteit zal raken. Daar zet ik vraagtekens bij, zeg ik in alle eerlijkheid, en ook de nodige kritische kanttekeningen, want als je veiligheid echt hoog in het vaandel hebt, zul je in mijn beleving alles op alles moeten zetten om dit punt samen met de politie op te pakken en oplossingen te bedenken. Dat onderwerp adresseer ik even. Morgen komen we er nog uitgebreid op terug.
Het tweede punt heeft betrekking op een andere beroepsgroep, namelijk de brandweer, die net zo belangrijk is voor onze veiligheid en met name ook voor onze nationale weerbaarheid. We weten allemaal dat de brandweer op dit moment met een enorme korting te maken heeft en daarmee dus ook de werkgevers, namelijk de veiligheidsregio's. In een motie van mij en collega Van Nispen die volgens mij met een ruime meerderheid is aangenomen, hebben wij de wens geuit om de BDuR-korting van tafel te vegen. Ook ik vraag me af of dat kan worden meegenomen bij de nieuwe begroting. Ik heb daar een beetje een hard hoofd in. Ik vertrouw het niet helemaal, of, ik geloof het helemaal niet. Maar ik zou het wel ontzettend graag willen. We willen immers niet dat de brandweerposten sluiten of dat onze vrijwilligers tekort wordt gedaan.
Over de brandweer gesproken: brandweerlieden met PTSS. Ik noem Ronald en Steven even expliciet, omdat ze vandaag ook aanwezig zijn — wederom, zoals bij elk debat over PTSS en brandweerlieden. Wij vinden — dat hebben wij ook unaniem of in meerderheid uitgesproken — dat PTSS bij de brandweer landelijk erkend moet worden. Dat vinden wij allemaal. Onze brandweerlieden maken dagelijks de meest traumatische dingen mee. Het is te gek voor woorden dat er geen eenduidige regeling is. Ik ben blij dat de werkgevers de handschoen hebben opgepakt en er nu een plan ligt. Zij zeggen dat ze dat plan niet kunnen uitvoeren zonder middelen van de overheid. Ik kan mij een debat met de voormalige minister herinneren waarin we zeiden dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. De veiligheidsregio's als werkgevers moeten hier een bijdrage aan leveren, maar de overheid ook, want uiteindelijk zijn deze brandweerlieden de pineut. Daarom hebben we een amendement ingediend, samen met de heer Van Nispen, om daarvoor 1,75 miljoen euro vrij te spelen. Dat gaan we afwachten.
Voorzitter, tot slot. Mijn laatste en derde punt heeft te maken met de tolk- en vertaaldiensten. Er komt een aanbesteding aan. Wij willen nogmaals onze zorgen uiten ten aanzien van de beloning voor tolken en vertalers, met name gerechtstolken. Daar hebben we al een voorstel voor klaarliggen, uiteraard in afwachting van de reactie van de staatssecretaris. Ik weet dat wij als Kamerleden kaders mogen meegeven voor de aanbestedingsprocedures. We willen dat er concrete voorwaarden aan de aanbesteding worden verbonden ten behoeve van de verbetering van de beloning voor tolken en vertalers, alsook van de kwaliteit van de diensten. Ik hoop dat de bewindspersoon daarop kan reageren.
Daarbij ben ik aan het eind van mijn bijdrage gekomen. Ik ga u met uw permissie verlaten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Emiel van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris heeft gisteren een brief naar de Kamer gestuurd, waarin hij aangeeft dat hij voornemens is om gevangenen tot twee weken vervroegd vrij te laten. Dit is wat de PVV betreft onbespreekbaar. Het stoort de PVV dat het kabinet niet kiest voor een efficiëntieslag …
De voorzitter:
Naar aanleiding van uw eerste zin heeft u een interruptie van mevrouw Van der Werf.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Zeker weten.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Meestal zit ik hier niet en doet collega Sneller het, dus ik bekijk het iets meer van een afstandje. Maar ik denk dan meteen: hoe kan het dat de partij van mijn collega hier geen geld voor heeft geregeld? Het is toch heel raar om je hier een beetje van de domme te houden in zo'n debat?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Als mevrouw van D66 haar aandacht misschien langer dan de eerste zin op mijn betoog had kunnen houden, dan had ze het antwoord geweten. Als u mij de kans geeft om mijn betoog te vervolgen, dan ga ik precies aangeven waarom hier geen geld voor geregeld is.
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Van der Werf de gelegenheid om daar nog op te reageren.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is natuurlijk een blunder van formaat dat de PVV dit heeft laten gebeuren en haar eigen staatssecretaris voor gek heeft laten staan. Ik ben heel benieuwd hoe mijn collega het gevangenispersoneel straks wél recht in de ogen kan kijken en niet weer met allerlei gekke dingen gaat komen voor de show, zoals we de vorige keren hebben gezien.
De voorzitter:
De heer Van Dijk vervolgt zijn betoog.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u, voorzitter. Gisteren heeft het kabinet een brief naar de Kamer gestuurd, waarin het aangeeft dat het gevangenen tot twee weken vervroegd vrij gaat laten. Dit is wat de PVV betreft onbespreekbaar. Het stoort de PVV dat het kabinet niet kiest voor een efficiëntieslag binnen de DJI, maar de oplossing weer zoekt, mevrouw van D66, door de weg van de minste weerstand te kiezen en te hinten op een grote zak met extra geld. De PVV vindt dat we zuinig met zuurverdiend belastinggeld moeten omgaan en is van mening dat we allereerst moeten proberen om de celcapaciteit volledig te benutten voordat we problemen oplossen met nog meer centen. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat we de huidige situatie handhaven, waarbij zo'n 70% van de tweepersoonscellen nu door één persoon als privécel wordt gebruikt.
De voorzitter:
U heeft eerst een interruptie van mevrouw Van der Werf en daarna van de heer Koops.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Even een feitelijke vraag. Klopt het dus dat de PVV vindt dat er minder geld naar veiligheid moet gaan?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Niet minder geld naar veiligheid, maar minder geld naar criminelen die hun straf horen uit te zitten. Die moeten in een versoberd regime. Het kan niet zo zijn dat die rond de €480 per dag kosten, terwijl er geen centen zijn voor onze ouderen die weg zitten te kwijnen in kleine, schimmelige appartementjes.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dus eigenlijk zegt collega Van Dijk toedeledokie tegen de cipiers?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter, moet ik echt op al deze naïeve vragen gaan antwoorden? Ik wil het best doen, hoor. Maar dat is niet wat de PVV heeft gezegd. Nogmaals, als de mevrouw van D66 haar aandacht er iets langer bij zou kunnen houden dan de eerste 30 seconden van mijn betoog, dan zal ze horen wat wij voor de cipiers in petto hebben.
De voorzitter:
U heeft ook nog een interruptie van de heer Koops. Ik geef de heer Koops het woord.
De heer Koops (NSC):
Dat is niet meer nodig.
De voorzitter:
Die is overgewaaid? Oké, prima. U vervolgt uw betoog.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We hebben zo'n 9.600 tweepersoonscellen in Nederland. Die kunnen plek bieden aan ruim 19.000 gevangenen. Momenteel zitten er slechts zo'n 10.000 gevangenen vast. Deze lage bezetting is pure kapitaalvernietiging en valt niet uit te leggen als je van mening bent dat je de rechtsstaat dient te respecteren.
Voorzitter. Want als er iets is wat de rechtsstaat ondermijnt, dan is het wel dat door de rechter opgelegde straffen niet volledig ten uitvoer worden gelegd, omdat we te lui zijn om meerdere criminelen op één cel te stoppen. Het is voor de PVV dan ook onbestaanbaar dat we criminelen blijven vertroetelen en allerlei privileges geven, zoals tv op de cel, privécellen, acht uur buiten de cel, knutselclubjes, dinerkeuzes en noem het maar op, terwijl de gewone Nederlandse belastingbetaler helemaal niets cadeau krijgt. Daarnaast zitten onze gevangenissen nog eens vol met mensen die ervoor verantwoordelijk zijn dat Nederland steeds onveiliger wordt en die ervoor zorgen dat vrouwen zich niet meer veilig voelen op straat. Die mensen zijn veelal van allochtone afkomst. En voor die mensen moeten wij extra de portemonnee trekken? Dat dacht ik niet.
Voorzitter. Er ligt nu echter een voorstel om jaarlijks 25 miljoen meer voor cipiers uit te trekken en dit te financieren uit het potje voor goed bestuur. Dat vinden wij een interessant voorstel. We staan er dan ook niet negatief tegenover, maar het is wel belangrijk om tegelijkertijd het gevangenisregime flink te versoberen. Met die 25 miljoen, als dat voorstel erdoor zou komen, kunnen we het veelgehoorde probleem oplossen dat er vanwege het personeelstekort niet meer dan één gevangene per cel kan worden geplaatst. We kunnen die 25 miljoen jaarlijks dus gebruiken om extra cipiers aan te nemen, zodat we de cellen die nu als privécellen worden gebruikt, weer in gebruik kunnen nemen voor het doel waarvoor ze in eerste instantie bedoeld waren: tweepersoonsbezetting. Ik wil de collega's er nogmaals aan herinneren dat het gaat om slechts een tekort van ongeveer 300 plekken tot het eind van dit jaar. Met een bezetting van zo'n 7.000 man die een privécel bezetten waar twee mensen in kunnen, heb je dus maar 5% van die capaciteit nodig, waarbij je even twee man op een cel plaatst.
Dan wil ik ook nog in herinnering brengen dat zo'n 70% van de mensen korter dan drie maanden op een cel zit. Korter dan drie maanden! U kunt mij niet wijsmaken dat die mensen allemaal geharnaste criminelen zijn die een gevaar voor elkaar zijn. Er zijn ook best wel een paar honderd man te vinden die gewoon met elkaar overweg kunnen en het maar moeten slikken dat ze samen op een cel worden geplaatst om de samenleving veilig te houden en mensen niet vervroegd naar huis te sturen.
Kortom, we hoeven dus niet direct peperdure gevangenissen neer te zetten. Dat zijn namelijk ook projecten die jaren gaan duren. De prijzen gaan dan weer vijf keer over de kop. Ik heb in de brief van de staatssecretaris gelezen dat het vijf jaar gaat duren om een oude gevangenis weer in gebruik te nemen. Het is toch van de zotte? Hoe kan dat in hemelsnaam? We moeten dus gewoon efficiënter en goedkoper gaan werken, de reeds bestaande gevangenisinfrastructuur ten volle benutten en de personele bezetting vergroten, om zo meerpersoonscellen weer als norm te gaan hanteren en het personeel, dat al heel veel heeft geleverd, te ontlasten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van de heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Dit is wederom zo'n gloedvol betoog van de PVV dat erop neerkomt dat je een hele kleine groep mensen aan kunt wijzen die eigenlijk overal de schuld van krijgt en die bovendien worden gepamperd. Dat is niet de eerste keer. Maar daarom stel ik deze vraag nu wel voor de eerste keer. Wat zijn nou de concrete plannen die de PVV naar voren schuift om iets te doen aan de problemen in het gevangeniswezen, behalve in zijn algemeenheid mopperen dat mensen het nog wat slechter mogen hebben binnen die muren? Is dit alles? Heeft dit de vorm van amendementen gekregen? Wordt er aangesloten bij voorstellen van andere partijen? Komt er een origineel idee? Had dat originele idee niet moeten worden geopperd toen de PVV nog in de regering zat?
Het zijn dus allemaal prachtige, mooie praatjes, hoor. Maar aan het eind van de rit heb ik zojuist helemaal niks gehoord waarmee de problemen kunnen worden opgelost, behalve dan dat er nog eens eventjes lekker wordt ingegaan op het bestaan van meerpersoonscellen en het niet uitbuiten daarvan. Ik weet dat de heer Van Dijk zelf ook naar gevangenissen gaat om te zien hoe de omstandigheden daar zijn. Hij zal dus ook hebben gehoord van de PIW'ers wat precies het probleem is met de meerpersoonscellen en met name het tekort aan personeel. Is dit alles? Is dit het enige wat de PVV nog heeft in te brengen op dit moment? Staat de PVV open voor onderhandelingen? Is de PVV bereid constructief mee te denken met alle andere partijen om te komen tot meer dan één oplossing? Of mag het alleen op de manier van de PVV? Dat is mijn vraag.
De voorzitter:
U heeft uw laatste interruptie in ieder geval optimaal gebruikt. De heer Emiel van Dijk voor een reactie.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik wil best antwoord geven, hoor, maar had gewoon even naar mijn betoog geluisterd. Het is zo helder. Het is zo simpel. We hebben 7.000 plekken waarbij twee personen op een cel kunnen. We hebben 7.000 cellen. Daarin zit één persoon op een cel. We hebben een tekort van 300 tot het eind van dit jaar. We hebben dus in theorie 150 à 160 plekjes nodig tot het eind van het jaar. Ik geloof dat 48% of 45% van de mensen die in de gevangenissen zitten, een straf uitzit van korter dan twee weken. Zet die samen op een cel en tot het eind van het jaar heb je het probleem opgelost. Ik snap dus dat u vanuit het oogpunt van goed bestuur overal een hele flinke smak geld tegenaan wilt gooien. Ik snap dat u het vervelend vindt als we die gekke hobby van goed bestuur gaan uitkleden en dat we dat geld ten goede laten komen aan het gevangenispersoneel of aan uitbreiding van de capaciteit. Ik snap dat u dat heel vervelend vindt. Maar dat is altijd nog beter dan gerechtelijke beslissingen aan je laars lappen en gevangenen vervroegd vrijlaten onder de noemer van goed bestuur.
De voorzitter:
Er ging een aantal vingers tegelijkertijd omhoog. De heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Mijn buurman verwijt NSC dat het een smak geld weggooit voor goed bestuur. Ik zou willen vragen: doet de PVV niet hetzelfde? Hoe komt het dat de PVV ervoor gezorgd heeft dat er een enorm tekort is aan geld bij de politie? Dat waren gewoon politieke keuzes.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Met alle respect, het politiedebat en het gesprek met de politie moet u met onze woordvoerder de heer Aardema voeren. Ik ben niet de woordvoerder politie. Ik heb geen idee wat daar speelt. Ik ga daar niet over. Maar het moge duidelijk zijn dat wij niet hetzelfde doen als wat NSC doet met het potje goed bestuur. Ik heb zojuist in mijn betoog aangegeven dat je eigenlijk zonder een cent te besteden een gigantische efficiëntieslag kan maken door effectiever te plannen, dagbestedingen te schrappen en meerpersoonscelgebruik toe te passen. Dus waar nu één persoon in een cel zit, worden er twee personen in een cel gezet.
Je hoeft dan niet een nieuwe gevangenis te openen, wat weer honderden miljoenen euro's gaat kosten, wat weer vijf jaar vertraging oplevert en waar gigantisch veel problemen bij komen kijken. Want als je dan een nieuwe gevangenis uit de grond hebt gestampt, is het niet zo dat je dan ineens wel het personeel hebt. Ik zeg dus: ga nu zuinig om met de centen die we al niet of beperkt hebben en ga effectiever werken.
Er komt een voorstel aan van bijna alle mensen die rechts van mij zitten om het potje van zogenaamd goed bestuur aan te spreken om de cipiers te ontlasten en om meer cipiers in dienst te nemen. Ik zeg: zet die cipiers gewoon in in de bestaande gevangenissen, want dan kun je ook gebruikmaken van die eenpersoonscellen of die tweepersoonscellen die nu een eenpersoonsbezetting hebben. Dat zou gewoon het slimste zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vervolgvraag van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
We hebben het vandaag over de begroting en dus ook over geld en over de politie. De politie heeft een brandbrief geschreven waarin ze aangeeft een tekort van 900 miljoen te hebben. De PVV heeft er niet alleen voor gekozen om zuinig om te gaan met geld, maar heeft er daarnaast ook voor gekozen om 3 miljard weg te geven aan rijke aandeelhouders. Ik snap die keuze van de PVV oprecht niet. De PVV verwijt andere partijen een smak geld weg te gooien. Maar de PVV doet toch precies hetzelfde, namelijk geld weggeven aan buitenlandse aandeelhouders?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik weet eerlijk gezegd niet waar de heer El Abassi op doelt. Maar zoals ik al aangaf, ben ik niet de woordvoerder politie. Ik heb hier een betoog gehouden over het gevangeniswezen. Ik zie dat daar een gigantische capaciteitsinhaalslag kan worden gemaakt, door met hetzelfde geld of minder de problemen op te lossen waar nu al zeven of acht maanden over gesteggeld, geouwehoerd en gekibbeld wordt. Ik vind dat we daar gewoon de focus op moeten houden.
Als er voor de komende drie jaar structureel 25 miljoen uitgetrokken wordt om de cipiers te ontlasten, staan wij daar in principe niet negatief tegenover. We moeten natuurlijk de uitwerking en dergelijke nog zien.
Maar goed, waar de heer El Abassi op doelt, is mij niet echt duidelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van Nispen voor een interruptie. Ik zie dat u nog iets wil zeggen, meneer El Abassi, maar ik denk niet dat u een ander antwoord gaat krijgen, tenzij u een andere vraag wilt stellen.
De heer Van Nispen (SP):
Misschien heb ik een iets andere interruptie dan de heer Van Dijk en anderen van mij gewend zijn. Ik heb echt geprobeerd om te luisteren en ik hoorde eigenlijk een dubbel signaal. Aan de ene kant zegt de heer Van Dijk, zoals ik hem hoorde, dat er geen extra geld nodig is omdat het binnen het bestaande budget kan — sterker nog, er mag wat hem betreft nog wel wat af in het kader van de versobering en het meerpersoonscelgebruik. Maar aan de andere kant staat hij ook wel open voor het amendement van de heer Sneller, mevrouw Lahlah en mij om extra te investeren in het gevangenispersoneel. De vraag die mij dan toch bezighoudt, is: zijn er nu wel of niet meer investeringen nodig in het gevangeniswezen, meer in het bijzonder, zoals ik hem heb begrepen, in het gevangenispersoneel?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het is niet zo zwart-wit. Het een sluit het ander niet uit. Ik heb het amendement inhoudelijk nog niet gezien, zodat ik nog even een slag om de arm hou. Dat goed bestuur is één grote flop geweest in de afgelopen tien maanden. We hebben al gezegd wat daarvan terecht is gekomen. Als u voorstelt om dat potje van goed bestuur leeg te halen en dat ten goede te laten komen van de cipiers, die hartstikke goed werk doen, dan staan we daar in principe niet negatief tegenover.
We kunnen in de gevangenissen versoberen. Dan heb ik het niet per se over salarissen of arbeidsvoorwaarden; absoluut niet. Dan heb ik het over het versoberen van het regime. Ik heb het over het versoberen van de mensen die daarbinnen zitten. Het kan toch niet zo zijn dat we in Nederland, zoals ik net al zei, €450 of €480 per dag kwijt zijn aan een gevangene? In België ligt dat geloof ik op €160. En daar hebben ze nog hogere belastingen dan wij hier hebben. Leg mij eens uit waarom zij het daar wel kunnen voor ongeveer een derde van de prijs en wij niet? Als het om versoberingen gaat, dan heb ik het over versoberingen die de gevangenen treffen en niet die de salarissen en de arbeidsvoorwaarden van het personeel treffen. Ik heb ook al gezegd dat wij met interesse uitkijken naar het amendement. We zien graag hoe dat eruit ziet en wat de uitwerking daarvan is om de cipiers ervan te laten profiteren. Het is niet zo zwart-wit. Het is niet: je bent voor versobering in het Gevangeniswezen, dus dat gaat de salarissen of de arbeidsvoorwaarden van de cipiers treffen. Dat is niet het geval.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Van Nispen (SP):
Helder. Zo bedoelde ik het ook niet. Ik bedoelde niet dat de heer Van Dijk dat gezegd zou hebben. Ik was echt nieuwsgierig of hij openstaat voor investeringen in gevangenispersoneel. Ik begrijp dat dat het geval is. Het amendement is overigens al ingediend. Het is dus openbaar en er kan kennis van genomen worden. Ik heb nog een vervolgvraag. Ik heb al heel lang gepleit voor extra investeringen in het gevangenispersoneel. Het probleem dat je altijd hoort van de andere kant van de tafel is dat er geen mensen zijn, vanwege de krappe arbeidsmarkt. Daarop zeg ik vervolgens: we moeten ook een keer kijken naar de waardering voor het gevangenispersoneel. Dat kan bijvoorbeeld met het voorstel dat de SP heeft gedaan voor een tijdelijke kraptetoeslag, omdat we heel veel van die mensen vragen. Ze worden soms bespuugd of geïntimideerd, doen onveilig werk en zijn met te weinig collega's. Staat de heer Van Dijk er ook voor open om te kijken hoe we het vak voor het gevangenispersoneel aantrekkelijker kunnen maken en meer kunnen waarderen? Kunnen we kijken of we die belachelijke nullijn van volgend jaar van tafel kunnen kegelen? Staat de heer Van Dijk ook open voor dat soort voorstellen?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voordat ik over mijn portefeuille heen ga besluiten en gezeik krijg met de andere heer Van Dijck, die over Financiën gaat binnen onze partij, ga ik nog geen toezegging doen. Maar ik durf te zeggen dat er positief naar gekeken wordt. Ik kan geen toezeggingen doen en zeggen dat we honderden miljoenen ervoor gaan uittrekken. Maar daar moet natuurlijk over gepraat kunnen worden en helemaal als er met creatieve oplossingen wordt gekomen, zoals het amendement om de komende drie jaar 25 miljoen uit het potje voor goed bestuur te halen. Voor ons is wel heel belangrijk dat je niet het leven van die gevangenen zo plezierig mogelijk maakt, omdat ze anders chagrijnig worden. Dat is voor de PVV wel zo: het moet onplezierig zijn om in de gevangenis te zitten. Er moet een afschrikwekkende werking vanuit gaan. Het gevangenispersoneel, de cipiers, zijn professioneel en kundig genoeg om daarmee om te gaan. Dat hebben we allemaal kunnen zien tijdens de afgelopen keren dat we er op bezoek zijn geweest.
De voorzitter:
U was aan het einde van uw inbreng?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Zeker, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer El Abassi namens de fractie van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Het was voor mij lastig om mee te luisteren naar mijn buurman, die iedere keer verwees naar een ander Kamerlid van zijn partij. Ik kan niet anders concluderen dan dat de PVV ervoor heeft gekozen om miljarden te geven aan rijke aandeelhouders, die dat totaal niet nodig hebben. Maar onze agenten, die het keihard nodig hebben, laat de PVV keihard in de steek.
Voorzitter. Ik ga over naar mijn stuk. De Voorjaarsnota van dit kabinet geeft een pijnlijk inkijkje in de politieke keuzes die gemaakt worden. Uit een alarmerende brief van de regioburgemeesters blijkt dat de politieorganisatie kampt met een structureel tekort van bijna 900 miljoen euro. 900 miljoen! Dat betekent dat zo'n 2.500 voltijdbanen op de tocht staan. Agenten verdwijnen uit de wijk en de opsporing loopt nog verder vast. Terwijl de samenleving complexer wordt, polarisatie toeneemt en digitale criminaliteit explodeert, wordt van de politie gevraagd om nog meer te doen. Dit gebeurt nota bene onder partijen die zich profileren als kampioenen in veiligheid en meer blauw op straat.
Hun beleid leidt ironisch genoeg tot minder politiecapaciteit. Ze beloven veiligheid, maar leveren een bezuiniging, alleen niet als het gaat om rijke aandeelhouders. Hoe rechtvaardig vindt de minister deze bezuinigingen op de kerntaken van onze rechtsstaat? Wat betekent dit concreet voor de veiligheid in wijken en voor de capaciteit bij digitale opsporing? Dan komt de onvermijdelijke vraag op tafel: waar wordt dan wel prioriteit aan gegeven?
Vorige week was ik aanwezig bij een van de demonstraties van Edwin Wagensveld. U weet wel, de haatzaaier van Pegida. Deze man verscheurt publiekelijk de koran en gooit varkensbloed over het heilige boek van meer dan 1 miljoen moslims in Nederland, niet om een punt te maken, maar om te kwetsen, te beledigen en te ontmenselijken. Dit gebeurt onder het toeziend oog van een overheid die zich verschuilt achter de vrijheid van meningsuiting, terwijl het Europees Hof voor de Rechten van de Mens allang heeft geoordeeld dat het moedwillig beschadigen van religieuze symbolen geen beschermd protest is.
Voorzitter. In de Voorjaarsnota wordt een forse investering in maatschappelijke weerbaarheid aangekondigd. Dat is een loffelijk streven, maar waarom wordt die weerbaarheid niet nu al ingezet om religieuze minderheden actief te beschermen tegen haatdemonstraties? Waarom zijn er geen duidelijke instructies voor burgemeesters om gebruik te maken van het Europees recht?
Dan het WODC-onderzoek. Jongeren met een migratieachtergrond krijgen bij vergelijkbare delicten tot 28% vaker jeugddetentie dan jongeren zonder migratieachtergrond. Dat is geen toeval. Ik hoorde al dat er aangegeven werd dat allochtonen vaker in de gevangenis zitten dan anderen. Als we oorzaken vinden, dan weigert men daar onderzoek naar te doen. Dat is systematische ongelijkheid in het hart van onze rechtsstaat. Als we het hebben over een weerbare samenleving, dan begint dat bij vertrouwen in een rechtvaardig systeem. Maar hoe kunnen we dat vertrouwen verwachten van jongeren die weten dat hun naam, kleur of afkomst de strafmaat bepaalt? Wat gaat de minister concreet doen om deze discriminatie te bestrijden? Komt er een onafhankelijke monitor, zoals aanbevolen? Gaan we experimenteren met blind beslissen, zoals in andere sectoren al gebeurt?
Voorzitter. Alsof dat niet genoeg is, blijkt uit onderzoek van Control Alt Delete dat mensen met een migratieachtergrond in Nederland tien keer meer kans hebben om te overlijden bij of na een aanhouding; tien keer. Die ongelijkheid is groter dan in de VS. Laat ook dat even bezinken. Het is ronduit beschamend dat dit niet heeft geleid tot een breed onderzoek of een beleidswijziging. Juist wanneer we spreken over veiligheid en weerbaarheid, zou dit prioriteit moeten zijn. Waarom is er geen onafhankelijk onderzoek ingesteld? Is de minister bereid om dit alsnog te doen?
Voorzitter. Ook het boetebeleid — ik heb het er vaker over gehad — is uit balans. Het Openbaar Ministerie adviseert al jaren om de verkeersboetes eerlijker te maken. De Raad van State zegt hetzelfde, maar het kabinet weigert omdat het de inkomsten niet kan missen. Dat staat letterlijk in de Voorjaarsnota. De overheid maakt dus bewust beleid waardoor mensen met lage inkomens relatief harder geraakt worden, terwijl mishandeling in sommige gevallen goedkoper is dan bijvoorbeeld foutparkeren. Waarom worden adviezen van het OM en de Raad van State genegeerd? Waarom kiezen we voor inkomsten boven rechtvaardigheid? Is dit hoe justitie zou moeten werken? Durven we verkeersovertreders nog verkeershufters te noemen? Ik zou zeggen: hoe durven we iemand met een kapotte fietslamp weg te zetten als hufter, terwijl het kabinet zelf adviezen van het OM en de Raad van State naast zich neerlegt? Dit is geen handhaving van de wet; dit is misbruik van macht.
Voorzitter. Zij die zich niet aan de regels houden, zijn niet de mensen met de kapotte lamp. Dat zijn de politici die weigeren te doen waarvoor de regels bedoeld zijn: rechtvaardigheid. Zij zijn dan misschien geen verkeershufters; zij zijn rechtvaardigheidshufters. Wetten zijn er om te beschermen, niet om mee te innen. Laten we daar eindelijk eens naar handelen.
Voorzitter, tot slot. De Algemene Rekenkamer meldt dat zeker 867 mensen onterecht zijn veroordeeld door een naamsverwisseling of fouten in het systeem. Sommigen zijn veroordeeld voor ernstige gewelds- of zedendelicten. Deze mensen leven al jaren met een smet op hun naam, terwijl de echte daders vrij rondlopen. Wat zegt het ministerie? Er zijn geen aanwijzingen dat er mensen onschuldig vastzitten. Ik snap het echt niet. Bedoelen we "geen aanwijzingen" of "geen actie"? Juist hier gaat het om vertrouwen, recht doen aan de mensen die zijn vermalen door het systeem. Dat is waar weerbaarheid mee begint. Wat doet de minister om deze mensen actief op te sporen en te rehabiliteren? Is hier budget voor gereserveerd? Wanneer kunnen we een plan van aanpak verwachten?
Voorzitter. In de Voorjaarsnota lezen we over investeringen, ambities en maatschappelijke weerbaarheid, maar zolang die woorden niet worden vertaald naar daadwerkelijke bescherming, gelijkheid en herstel, blijven ze hol. De rechtsstaat moet niet alleen stevig zijn, maar ook rechtvaardig voor iedereen. En precies daaraan schort het op dit moment. Ik hoor graag van de minister hoe hij hierop gaat handelen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Ik vraag de heer Van Nispen om het voorzitterschap even over te nemen.
De voorzitter:
Dat zal ik doen. Ik geef het woord aan mevrouw Van Eijk, die spreekt namens de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal onderwerpen. Ik ga proberen niet in herhaling te vallen. De collega's hebben namelijk diverse punten al aangestipt.
Ik begin met de politiecapaciteit. We hebben de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de politie, en terecht. Maar tegenover investeringen moet ook focus staan. De politie moet terug naar haar kerntaken: veiligheid op straat, opsporing van criminaliteit en snelle hulpverlening. Dat is waar burgers op rekenen. Kan de minister toelichten hoe het staat met de uitvoering van de motie-Michon over de doorlichting van de politiebegroting? Hoe vordert de uitvoering van aangenomen moties over meer samenwerking met veiligheidspartners en het benutten van innovaties? Deze punten komen ook aan bod in het commissiedebat van morgen, maar het is van belang om daar nu alvast richting op te krijgen.
Dan de eenduidige landelijke afspraken die zijn geëvalueerd. Geconcludeerd is dat die bijdragen aan snellere en effectievere strafvervolging bij agressie tegen mensen met een publieke taak. Knelpunten zijn gebrekkige slachtofferinformatie en een wisselend aangifteproces. Verbeteringen richten zich op betere communicatie, een versterkte rol van werkgevers en standaardisatie binnen politie en OM. Een herzieningstraject is gestart en wordt in 2026 afgerond. De laatste hand wordt gelegd aan het voorstel tot borging van het thema geweld tegen hulpverleners. Iedereen wil een goede aanpak tegen personen met een publieke taak, maar wat doet het Rijk? Het lijkt allemaal erg terecht te komen bij werkgevers, terwijl centrale sturing en coördinatie wellicht ook gerechtvaardigd zijn. Graag een reactie van de minister.
Dan het gevangeniswezen. Ik denk dat alle sprekers hier aanwezig dat al hebben ingebracht vandaag. Het gevangeniswezen kampt met capaciteitsdruk en financiële krapte. De VVD heeft in het verleden constructieve voorstellen gedaan, maar keuzes blijven nodig binnen het beschikbare budget. We begrijpen dat er gekeken is naar maatregelen zoals meerspersoonscellen, versobering van arbeid in het huis van bewaring en alternatieve detentieconcepten. Kan de staatssecretaris aangeven welke concrete opbrengsten dit tot nu toe heeft gehad?
Ook het PWC-rapport uit 2023 over de financierbaarheid van DJI biedt waardevolle aanknopingspunten. De heer Eerdmans sprak al over detentie in het buitenland. Kan de staatssecretaris toezeggen om dit opnieuw te bezien en de Kamer hierover te informeren, inclusief eventuele aanvullende voorstellen?
Naar aanleiding van de brief van gisteren of afgelopen week over de capaciteit bij DJI heb ik nog een paar vragen.
De voorzitter:
Ik onderbreek u eerst even voor een interruptie van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De woordkeuze van mevrouw Van Eijk triggerde me even. Ze had het over "binnen het beschikbare budget". Maar u heeft toch zelf aan die onderhandeltafel gezeten? U heeft zelf besloten om geen cent extra uit te geven aan het gevangeniswezen. Zou u daar even op kunnen reflecteren?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Bij deze Voorjaarsnota heeft een portefeuillehouder bij de verschillende opgaven in zijn portefeuille bekeken of daar een herschikking van middelen nodig is. Ik realiseer me dan ook meteen dat dat ten koste gaat van andere zaken. Dat is precies hetgeen hier nu is gebeurd. Ik vraag hier om dat nog een keer te bezien. Dat is de bedoeling van de woorden die ik heb uitgesproken.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vraag het omdat ik me kan voorstellen dat mensen in Nederland er niks van begrijpen. Uw verkiezingsprogramma staat vol met strenger straffen en met meer strafbaarstellingen. Maar als je dat afzet tegen de tekorten in het gevangeniswezen, kan het halve verkiezingsprogramma de prullenbak in. Waarom heeft u dan niet gedacht: weet je, misschien is het wel eerlijk naar de mensen toe om daar wat geld voor vrij te maken, want anders kunnen we onze beloftes niet waarmaken?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Die keuze is in het voorjaar niet gemaakt. Het een sluit het ander niet uit. Ik kom daar later in mijn inbreng nog op terug.
Ik heb nog specifieke vragen naar aanleiding de brief. De extra maatregel van het eerder heenzenden van gedetineerden met maximaal twee weken lijkt gezien de huidige situatie noodzakelijk. Een en ander is gedetailleerd uitgewerkt. De capaciteitsdruk zal dan moeten afnemen. Is er een inschatting te maken wat de extra maatregel gaat opleveren als het gaat om capaciteitsdruk? Wat is het effect geweest van de huidige maatregel: vijf dagen eerder heenzenden?
Dan de indruk die wordt gewekt dat, gezien de omstandigheden en ontwikkelingen, gedetineerden waarschijnlijk nog langer dan veertien dagen moeten worden heengezonden en dat executietermijnen kunnen verlopen. De voorraad aan zelfmelders en arrestanten zal verder oplopen. In hoeverre is het tekort aan personeel hier de oorzaak van? Of zijn alle problemen te wijten aan het huisvestingsvraagstuk?
De voorbereidingen voor het heropenen van de voormalige PI Almere en jji Harreveld worden voortgezet, maar definitieve besluiten daarover kunnen niet worden genomen door het ontbreken van financiële middelen. Is er een cruciale datum waarvoor definitieve besluitvorming moet plaatsvinden? Hoe wordt de voorbereiding nu gefinancierd? Welke periode kan daarmee worden overbrugd?
Dan het punt van de afgesproken strafverzwaring en strafverhoging in het hoofdlijnenakkoord. De VVD vindt dat deze zwaardere straffen, juist bij zware delicten met grote maatschappelijke impact, er gewoon moeten komen. Gezien de lange doorlooptijd van dit soort zaken zijn de capacitaire effecten pas over een paar jaar merkbaar. Wanneer kunnen we de wetsvoorstellen hierover verwachten?
Dan kom ik op een punt dat ook mevrouw Van der Werf heeft ingebracht en dat ik hier inbreng namens mijn collega Michon, namelijk over het Centrum Seksueel Geweld. Slachtoffers van seksueel geweld verdienen onmiddellijk deskundige en toegankelijke hulp. Het centrum vervult daarin een cruciale en essentiële rol. Daar is iedereen het over eens. Dat betekent dus: sturen op deze aanpak en keuzes maken. Klopt het dat de implementatie van de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen in 2027 niet alleen een landelijk centrum maar ook decentrale centra vereist? Dat wordt niet helder uit de brief. In de brief die we gisteren hebben gekregen, is te lezen dat het kabinet de huidige werkwijze voortzet. Dat betekent landelijke financiering voor het landelijke centrum; dat is logisch en goed. Maar ook: decentrale centra moeten nu en in de toekomst zelf met tal van decentrale partners hun financiering bij elkaar harken. Dat moet anders. Wat kan het Rijk doen om de decentrale centra te financieren? Dan denk ik niet aan extra geld, maar aan het vastleggen of het verleggen van geldstromen. Vervallen er andere subsidiestromen, nu we het centrum als één loket voor slachtoffers zien? Is de vaste bijdrage, in de vorm van een fondsuitkering of een bijzondere fondsuitkering ten gevolge van de SPUK, hier wellicht denkbaar?
Dan kom ik bij de geschillencommissie. De heer Van Nispen van de SP heeft dit punt al ingebracht, ook naar aanleiding van het amendement van de VVD-fractie samen met de SP van vorig jaar. Het ging over nut en noodzaak, maar vooral de toegevoegde waarde van de geschillencommissie. Het is een laagdrempelig en onmisbaar alternatief voor de rechter, zeker nu de toegang tot het recht voor veel mensen onder druk staat. De VVD was mede-initiatiefnemer van het amendement. Maar hoe zit het in 2026? Is de bezuiniging dan opnieuw ingeboekt? En als dat zo is, kan de staatssecretaris dan toezeggen om binnen zijn portefeuille ruimte te zoeken om deze belangrijke voorziening structureel overeind te houden?
Voorzitter. Daar wil ik het in mijn termijn bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik u het voorzitterschap terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk heel even naar rechts. Ik realiseer me dat we het waarschijnlijk ook wel prettig vinden om tussendoor even een hapje te eten. Hoeveel tijd heeft u nodig? Is 19.00 uur een goed moment? Wij schorsen tot 19.00 uur.
De voorzitter:
Welkom terug allemaal. We hervatten het wetgevingsoverleg Wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2025. Er is een verzoek gekomen van de minister. Hij zal als eerste in de eerste termijn de vragen van de Kamer beantwoorden en ook de amendementen appreciëren die in zijn portefeuille vallen, met het verzoek om daarna te mogen gaan. Dan zal de staatssecretaris het overnemen en de minister waarnemen. Precies, u mag morgen weer de hele dag, of in ieder geval de hele middag, met deze minister in debat, mocht u daar behoefte aan hebben. Heeft iemand daar bezwaar tegen? Ik zie van niet. Dan stel ik voor dat we gaan beginnen met de beantwoording door het kabinet. Als eerste is het woord aan de heer Van Weel. Ik stel voor om ook in deze termijn, van het kabinet, met zes interrupties te werken. Gaat uw gang.
Minister Van Weel:
Heel veel dank, voorzitter. Ook dank aan de commissie voor de flexibiliteit. Zoals gezegd hebben we morgen nog een uitgebreid debat over de politiebegroting, maar ik zal daar ook vandaag in mijn inbreng al wat over zeggen.
Voor zover wij hebben kunnen achterhalen, is dit de eerste keer dat een minister van Justitie met uw Kamer spreekt over de suppletoire begroting. Dat is memorabel, maar dat zegt ook wel wat over de manier waarop het instrument van de suppletoire begroting en de Voorjaarsnota is veranderd, doordat het tegenwoordig ook een meerjarig perspectief kent. Ik vind het dus nuttig dat we zo kort voor de zomer een moment hebben om met uw Kamer van gedachten te wisselen.
Ik zal dat doen op de onderwerpen politie en overig, maar niet dan nadat ik eerst wat gezegd heb over de NAVO-top, ook omdat een aantal van u daaraan refereerde. De complimenten die u gaf aan de organisatie en over het verloop ervan zal ik met alle liefde doorgeven aan de tienduizenden mensen die ermee bezig zijn geweest, sommigen al anderhalf jaar, om dit evenement tot een succes te maken. Natuurlijk hebben we vele discussies gehad aan de voorkant over de mogelijkheid en de wenselijkheid om een dusdanig evenement in Nederland te organiseren, over de impact die dat zou hebben op de veiligheid elders in het land en over de overlast die het zou veroorzaken voor bewoners. Ik denk dat we kunnen concluderen dat dit evenement uiteindelijk door die goede voorbereiding vlekkeloos is verlopen, met behoud van veiligheid elders in het land. Ik hoop natuurlijk dat alle politieagenten, met name de agenten die daaraan hebben bijgedragen, de komende weken ook ruimte krijgen om hun verlof op te nemen, want natuurlijk heeft dit ook een zwaar beslag gelegd op de veiligheid.
Ik noem daar nog even bij dat het C2000-netwerk goed heeft gefunctioneerd. Ook dat was natuurlijk een van de risicofactoren waar we rekening mee hielden, maar het was goed om te zien dat er ook met 27.000 agenten in Den Haag in ieder geval een betrouwbare vorm van communicatie overeind bleef. Ik noem dat, omdat we ook weleens in een ander kader spreken over C2000. Het positieve dat daar af en toe achter vandaan komt, wil ik niet onbenoemd laten.
De heer Eerdmans had een concrete vraag met betrekking tot de NAVO-top, of daarvan afgeleid, over het optreden tegen met name demonstranten en het voorkomen dat de snelweg werd betreden. Ik moet daarbij zeggen dat er voor deze NAVO-top natuurlijk wel een aantal middelen uit de kast zijn getrokken om de veiligheid van onze gasten absoluut niet in gevaar te laten brengen. Er was natuurlijk een enorme politiemacht hier in Den Haag op de been, die, zeg ik, het makkelijker maakte om sneller in te kunnen grijpen en deze bezetting te voorkomen. We leren daar zeker de lessen uit, zeg ik tegen de heer Eerdmans. Ik doe dat ook in overleg met de lokale driehoek hier en met de nationale driehoek, om te kijken of we daar ook iets mee kunnen in een normale setting, dus buiten het kader van de NAVO-top, waar met noodverordeningen en veiligheidszones werd gewerkt. Dat zeg ik u dus toe.
Dan de politiebegroting. We wisten, en u wist het ook, dat de meerjarenbegroting van de politie al jaren een exploitatietekort liet zien en dat we de afgelopen jaren de luxe, en de armoe, zeg ik erbij, tegelijk hebben gehad dat we door de onderbezetting dat exploitatietekort konden financieren binnen de kaders van de politiebegroting. Maar het succes van de werving en de vulling van de organisatie bracht het moment waarop dat exploitatietekort niet meer vanuit de onderbezetting te dekken viel, steeds dichter in beeld. Dat heeft genoopt tot het binnen de politie inzetten van een Taskforce Ombuigingen, om te kijken hoe we dat structurele exploitatietekort nou in kaart gaan brengen en dat vervolgens ook gaan dekken. Dat is langs een aantal sporen gegaan. Een daarvan is eerder naar buiten gekomen. Dat was het EY-spoor, waarbij het gaat om de IV-infrastructuur en IV-projecten. Daaruit kwam naar voren dat de IV-kosten een onacceptabele jaarlijkse stijging lieten zien, wat een steeds groter gat sloeg in de politiebegroting.
Daarnaast hebben we te maken gehad met een aantal zaken die al dan niet door cao's of op een andere wijze tot stand zijn gekomen in de personeelsvoorzieningensfeer, maar die nooit een adequate dekking hebben gekregen. Ik noem het PTSS-stelsel als een van de onderdelen. Daarvan weten en vinden we allemaal dat daar dekking voor moest komen, maar daarvoor was geen structurele dekking gevonden. Uiteindelijk, alles opgeteld hebbende, alles wat de politie "de parkeerplaats" noemt, kwam men inderdaad uit op een structureel tekort, verder weg in de tijd, van zo'n 800 miljoen. Dat is ook wat ik op 12 juni aan uw Kamer heb laten weten.
Ik zeg daarbij dat er gelukkig ook financieel-technische en andere keuzes te maken zijn die niet de taakuitvoering van de politie raken, waarmee de politie dat tekort heeft kunnen terugbrengen tot structureel 300 miljoen euro. Dat is fijn, maar ik zeg tegen de heer Van Nispen dat dat allemaal keuzes zijn die niet raken aan de motie die hij heeft ingediend, die ik in de geest natuurlijk ondersteun. Dat betreft namelijk het behoud van de politie, de basisteams en de nabijheid. Deze keuzes raken daar dus niet aan en hebben toch een aanzienlijk deel van het uiteindelijke exploitatietekort kunnen terugbrengen.
Er resteert wel wat, en dat is die 300 miljoen. Maar dat is niet 300 miljoen in 2026. In 2026 hebben we het over enkele tientallen miljoenen. Daarbovenop zijn er de keuzes die helemaal niets doen voor de taakuitvoering. Die betreffen keuzes als het stopzetten van IV-trajecten et cetera. Er zal dus iets moeten gebeuren. Uiteindelijk heeft de politiebegroting niet heel veel draaiknoppen: er zijn stenen, er is bedrijfsvoering en er zijn mensen. Je zult dus ergens in die driehoek moeten gaan draaien. Ik zeg in alle eerlijkheid dat 43 miljoen op een begroting van meer dan 8 miljard gaat lukken. Ik zie hoe ik met een sluitende begroting voor 2026 kan komen, samen met de korpschef, die de basisteams, de nabijheid en de operationele taakuitvoering van de politie ongemoeid laat. Dan kunnen we binnen die groepen zelfs nog doorgroeien, zoals we hebben voorzien.
Daarnaast wil ik koste wat kost de instroom op peil houden, niet alleen in 2026 maar ook in 2027 en als het aan mij ligt ook langjariger. Waarom wil ik dat? Dat is omdat ik ook vanuit mijn ervaringen in het verleden bij organisaties als Defensie heb gezien dat als je op een gegeven moment de instroom stopzet, dat langjarig een enorm gat in je organisatie slaat. Op een gegeven moment is een van de laatste draaiknoppen die je nog hebt als je direct geld moet besparen het niet aannemen van nieuwe mensen. Je wordt onbetrouwbaar op de arbeidsmarkt en je krijgt gaten in de bezetting van je organisatie. Uiteindelijk lijdt een organisatie daar enorm veel onder. Voor 2026 kunnen we dit met behoud van de operationele slagkracht voor elkaar krijgen. Dat is ook de voornaamste reden dat ik daar demissionair voor heb gekozen. Ik zeg alleen wel: waar je normaal gesproken 43 miljoen echt laat wegvallen in een begroting van 8 miljard, is met die financieel-technische maatregelen en keuzes het vet er wel uit. Het moet dus wel ergens landen. Zo mogelijk is dat in de bedrijfsvoering en de andere zaken, maar u zult daarin morgen bij de rondetafel van de politie wat meer inzicht krijgen.
De regioburgemeesters, met wie ik een aantal keer heb overlegd, zijn natuurlijk, zoals wij allen, overvallen door de omvang van wat uiteindelijk naar boven is gekomen in deze doorlichting van de politiebegroting. Dat is het namelijk, zo zeg ik via u, voorzitter, ook tegen mevrouw Michon. Het mooie is dat we nu alles in kaart hebben. Dat betekent ook dat je er iets mee moet. De regioburgemeesters hebben gezegd: we hebben nu geen kans om voor 2026 samen te kijken welke keuzes je zou moeten maken. Ik zeg tegen u dat ik dat snap, maar dat ik dat niet een groot probleem vind gezien de geringe omvang van de problematiek die resteert voor 2026. Ik voel mij dus senang bij de financieel-technische keuzes die gemaakt zijn om de problematiek te verkleinen tot 300 miljoen. Ik voel mij er ook senang bij dat wij 43 miljoen in 2026 gaan vinden zonder de operationele slagkracht te raken.
Maar als er geen extra geld bij komt, loopt dit probleem langjarig op tot 300 miljoen. Dan moet je wel rond de tafel gaan zitten, want welke keuzes zou je dan moeten en willen maken? Dat is niet "lock, stock and barrel" het bedrag delen door de gemiddelde fte-prijs en dan zeggen: dit is het. Nee, er zijn echt slimmere manieren waarop je een toekomstbestendige politie kunt creëren, maar wel een die binnen z'n budgettaire jasje past. Daar is wel tijd voor nodig. Dat zijn keuzes die de gezagen begrijpelijkerwijs willen meemaken.
Vanaf de zomer start er dus een kopgroep van het LOVP. Dat doen we vaak voor grotere onderwerpen. Een aantal burgemeesters gaat als trekker daarvan samen met de politie kijken naar welke scenario's je in beeld kunt brengen als je meerjarig, oplopend tot die 300, tot keuzes zou moeten komen. Daartussen zitten de verkiezingen en de formatie. Volgend jaar rond deze tijd zal er gewerkt moeten worden aan een meerjarenbegroting die uiteindelijk wel sluit. Maar daar wil ik niet op vooruitlopen. Daarvoor is de tijd nu ook te kort. Ik loop daar zeker niet voor weg, zeg ik tegen mevrouw Van der Werf. Ik loop niet weg voor mijn verantwoordelijkheid, maar ik wil wel, buiten de verplichting om een sluitende begroting voor 2026 op te leveren, de tijd nemen om met de politie en de gezagen te kijken naar de scenario's die we u dan ergens volgend jaar zouden voorleggen om te bespreken. Nogmaals, als er in de tussentijd financieel iets verandert, dan nemen we dat natuurlijk mee, als dat ten positieve zou zijn.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Die ga ik proberen te beperken tot één vraag, voorzitter, want de rest wil ik graag voor morgen bewaren omdat we morgen ook over de politie spreken. Dit gaat wel specifiek over de begroting. Ik hoor de minister zeggen: "We zijn demissionair, dus we kunnen niet al te veel bezuinigingsdingen voorstellen, maar ook niet heel veel extra geld uittrekken. Dat hoeft ook nog niet echt, want in 2026 gaat het maar om 43 miljoen. Dat is wel te doen op die volledige politiebegroting zonder de operationele slagkracht te raken." Nou is mijn vraag de volgende. Stel nu dat dit niet gaat lukken. Dan moet er wel 43 miljoen bij. Omdat de Kamer zich via een motie heeft uitgesproken over wat allemaal niet geraakt mag worden — werkdruk, slagkracht et cetera — brengt de demissionaire status van de minister met zich mee dat hij geen extra bezuinigingen kan voorstellen die wél ten koste gaan van de politie, de capaciteit of de opleiding en al die andere zaken die we niet willen. Dan brengt die demissionaire status naar mijn mening met zich mee dat je wel voor 2026 die 43 miljoen op zou moeten hoesten. Dus of het gaat zonder pijn met de creativiteit die er nog is, of er zal geld bij moeten. Maar dat moet niet gebeuren op een manier die de slagkracht gaat raken, want daar hebben we eerst verkiezingen voor nodig.
Minister Van Weel:
Voor die slagkracht sta ik. Daar staat de korpschef ook voor. Ik ga niet over het moment van de verkiezingen, dus ik zal hoe dan ook een sluitende begroting moeten opleveren voor 2026. Dat betekent dat de politiebegroting in beginsel binnen haar kaders zal moeten worden opgesteld. Dat is iets wat we de afgelopen jaren ook wel hebben gedaan, maar waarmee we onszelf ook heel veel luxe hebben kunnen permitteren, ook richting de minister van Financiën, omdat we zo'n enorme onderbezetting hadden. Door de succesvolle vulling komen we nu in de buurt van het punt waarop dat niet meer kan. Deels vereist dat drastische beheersmaatregelen die de korpschef dus ook neemt. Dat zijn die 800 à 300 miljoen om ervoor te zorgen dat je IV-kosten omgebogen worden op basis van het rapport van EY. Dat betekent dat er gekeken wordt naar wat we slimmer kunnen doen in de bedrijfsvoering. Er wordt ook gekeken naar de overbezetting op bepaalde posities die niet bijdragen aan de operationele sterkte. Dat zijn allemaal dingen waarvan je überhaupt zou verwachten dat een beheersorganisatie dat doorlopend doet. Dat gebeurt nu. Daar ben ik blij mee. Daarmee hebben we het probleem in kaart gebracht en teruggebracht tot iets wat eindigt in een vlakke reeks van 300 miljoen. We gaan voor die 300 miljoen het komende jaar nemen om in overleg met de gezagen te komen tot een vulling. Het kan ook zijn dat er in de tussentijd door verkiezingen en formaties geld bij komt. Dat zou ik toejuichen, want uiteindelijk is dat de manier om tot die 100% vulling te komen. Maar in 2026 groeien wij nog door in operationele slagkracht. Dat is de begroting die ik u ga opleveren. Dat heb ik ook zo beloofd in mijn brief van 12 juni.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik wil allereerst de minister danken voor het nette en eerlijke antwoord op onze vragen. De reden dat ik het vooral over die langetermijnzorgen heb, is vanwege iets wat de minister net zelf aanstipte, namelijk dat we er misschien extra geld bij krijgen bij formaties. Mijn ervaring hier, na een paar ronden in de Kamer, is dat dingen rond verkiezingen en formaties heel lang stilliggen. Dan hebben we nu misschien die 43 miljoen voor volgend jaar geregeld, maar in de loop van volgend jaar zal er nog best een tijd onduidelijkheid zijn over wat er met die reeks van 300 miljoen moet gebeuren. Ik denk dat het heel erg helpt als de minister nu al in kaart gaat brengen welke scenario's daarvoor zijn, wat realistisch zou kunnen zijn en hoe je dingen structureel kunt oplossen. Ik denk dus dat het heel verstandig is om, in navolging van hoe dat bijvoorbeeld bij Defensie wordt aangepakt, echt meer vooruit te gaan plannen, ook omdat het heel veel onzekerheid met zich meebrengt op de werkvloer binnen de politieorganisatie.
Minister Van Weel:
Laat ik die onzekerheid wegnemen. Er is op dit moment geen enkele sprake van gedwongen ontslagen of anderszins in de politieorganisatie. Het gaat erom dat we, als we in de werving zo succesvol blijven als we nu zijn, doorlopen richting de 100% vulling. Die 100% vulling kunnen we niet betalen binnen de budgettaire kaders zoals die nu bestaan. Daar hebben we scenario's voor nodig: hoe gaan we daar dan mee om? Betekent het dat we voor bepaalde werksoorten binnen de politie op een gegeven moment een cap moeten zetten op de vullingsgraad? Dat wil niet zeggen dat je de formatie verandert, maar het betekent dat je bijvoorbeeld voor de werksoort digitaal, om er maar eentje te verzinnen, tot 90% of 92% gaat, terwijl je er gelijktijdig voor kiest om voor de basisteams wél tot die 100% te gaan. Dat soort keuzes worden er gemaakt.
Alle andere structurele keuzes om de begroting in balans te brengen, zitten in die 800 naar 300 miljoen. Daar zit in dat we die enorme, exponentiële stijging van de IV-kosten afvlakken, dat we ervoor gaan zorgen dat de politie geen overbezetting heeft op bepaalde niet-operationele sterktefuncties en dat we de bezetting terugbrengen naar de formatie. Dat is eigenlijk wat je zou verwachten van een organisatie en dat doen we. Dat heeft allemaal structurele effecten, maar voor die resterende 300 miljoen zul je keuzes moeten maken langs de lijnen die ik net heb geschetst.
Dat wil ik heel graag doen met de politie en de gezagen. Daar hebben we dan ook tijd voor, want pas in het voorjaar van volgend jaar hoeven we ons daarover te buigen, in aanloop naar de begroting voor 2027 en verder. Ja, zelfs al er geformeerd wordt, zeg ik tegen mevrouw Van der Werf, worden er begrotingen opgeleverd. Ook dan heb je momenten rond de Voorjaarsnota en anderszins, waarop we de politie natuurlijk ook in het oog zullen houden.
De voorzitter:
U gaat verder met het blokje overig.
Minister Van Weel:
Ja, dat was de politie.
Dan heb ik nog het blok overig. De heer El Abassi vroeg naar de adviezen van het OM en de Raad van State over de boetes en zei: nou wordt er weer gekozen voor inkomsten en niet voor rechtvaardigheid. Zo heb ik het niet opgeschreven in de brief, zeg ik tegen de heer El Abassi. Ik heb daarin een aantal dingen opgeschreven. Ten eerste gaan we de boetes niet meer boven de inflatie indexeren — dat heeft dit kabinet ook niet meer gedaan — omdat we de disbalans erkennen. Maar ik heb ook gezegd — we hadden het net ook over geld — dat er voor het herstellen van de disbalans, zoals het OM dat voorstelt, een bedrag nodig is van 200 miljoen plus, structureel. Daarin moet ik afwegingen maken, want ik heb die 200 miljoen niet. Ik heb daar ook geen reële dekking voor waarvan ik zeg: ik vind het het waard om daar nu 200 miljoen van de begroting af te halen om die te besteden aan het verlagen van de boetes. Ik sluit niet uit dat dat moment er in de toekomst wel een keer kan komen. Ik ben dat zeker niet uit het oog verloren. Ik weet dat die disbalans er is. Ik ga ook niet meer boveninflatoir indexeren, maar dit is voor nu wel wat het is.
De heer El Abassi (DENK):
De minister noemt het "een disbalans". We weten dat het niet mag, we weten dat het niet kan en toch corrigeren we het niet. Een bedrag van 200 miljoen is voor een overheid niet een al te hoog bedrag, zal ik toch moeten zeggen. Is de minister het met mij eens dat dit heel gek voelt voor de mensen? Als mensen iets niet kunnen betalen, komt er een verhoging bovenop, komt er een boete en dan komen ze in de problemen. Nu houdt de overheid zich niet aan de regels en dan zegt ze: we hebben er gewoon het geld niet voor. Voelt dat niet wrang?
Minister Van Weel:
Het is niet zo dat de overheid zich niet aan de regels houdt, want daar zijn geen regels voor. Wij kunnen die boetes met meer dan de inflatie indexeren. Dat is ook gebeurd. Ik vind dat geen goede methode, om gaten in de rijksbegroting te dekken door het verhogen van de boetes, dus dat hebben wij niet meer gedaan. Ik heb ook toegezegd dat we dat niet gaan doen in deze kabinetsperiode. Maar dat maakt hoe het nu is nog niet onrechtmatig. Als het gaat om betaalbaarheid, herinneringen et cetera, dan worden er een hoop maatregelen genomen om te voorkomen dat mensen door stapelingen of door één keer een herinnering te missen in de financiële problemen komen. Maar dat is wat anders.
Ik wil overigens nog wel even opmerken: de allerbeste methode om dit soort problemen te voorkomen is om je gewoon aan de verkeersregels te houden. Dat kan natuurlijk ook altijd nog.
De heer El Abassi (DENK):
Dat is niet wat de Raad van State zegt. Het is ook niet wat het OM zegt. De Raad van State is duidelijk: het wordt gebruikt om de begroting te dichten; de boetes zijn in disbalans. Voor een overtreding krijg je soms een hogere boete dan voor een misdrijf. Dat mag niet. Dat kan niet. De overheid, in dit geval het kabinet, weigert dat recht te zetten. Ik zou toch de minister willen vragen dat recht te zetten voordat we met onze vinger wijzen naar mensen die overtredingen begaan in het verkeer. Want: eerst zelf zorgen dat je de regels niet overtreedt, dan pas wijzen naar de verkeersovertreders.
Minister Van Weel:
Ik zou willen zeggen: lees de brief nog een keer goed. Maar de overheid doet niets wat niet mag. De disbalans is onwenselijk, maar zeker niet onrechtmatig. Verder heb ik u gezegd wat ik heb gezegd: als u een amendement heeft waarmee u een acceptabele dekking kunt vinden voor structureel 200 miljoen euro, dan staat het u vrij dat in te dienen, maar wij hebben daar de prioriteit niet gelegd.
Mevrouw Van Eijk vroeg: hoe staat met de borging van het thema "geweld tegen hulpverleners"? De taskforce is op het moment bezig met de borging van zijn werkzaamheden. Het thema blijft actueel en verdient daarom onze aandacht. Daarom zoeken we ook de verbinding met initiatieven die zijn gericht op de bestrijding van geweld en agressie tegen andere beroepsgroepen. Ik kan u ook vertellen dat ik verwacht het taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners dat is aangekondigd in het regeerprogramma, nog voor de zomer aan de Kamer te kunnen sturen en in consultatie te laten gaan. Dat komt er dus aan. Ik denk dat het een hele concrete stap is.
De heer El Abassi vroeg naar de reactie op het recente onderzoek van het WODC naar de oorzaak van de oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond in de strafrechtketen. Ik heb daar een heel kort appreciatiebriefje bij gegeven. Dat is omdat dit slechts de kwantitatieve analyse van de cijfers betreft. Daar kun je nog geen conclusies aan verbinden. Het WODC komt in de volgende fase met een kwalitatieve weging. Ze hebben dus geconstateerd dat er verschillen zijn die ze op dit moment niet kunnen verklaren. Het volgende deel van het onderzoek is: waar komt dat dan vandaan en kunnen we dat duiden? Daar wacht ik op. Wanneer het er is, kan ik daar namelijk zinnige conclusies over trekken. Dat kan ik niet op dit moment.
Mevrouw Van der Werf vroeg naar processen-verbaal met fouten. Het vermoeden is, zeg ik via u, voorzitter, tegen haar, dat dit voornamelijk te maken heeft met de introductie van het volledig gedigitaliseerde systeem voor verbalisering. Maar ik ben hier wel van geschrokken. De politie en het OM zijn nu bezig met onderzoeken wat hier nou precies achter zit, of het reparabel is, en of dit nog steeds voortduurt of zich over de afgelopen periode afspeelde. Ik kom daar schriftelijk op terug in de beantwoording van vragen van uw partijgenoot Sneller. Ik kan u nu niet het volledige antwoord geven; ik heb het nog niet.
De heer Van Nispen vroeg naar het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Het CCV staat meerjarig in onze begroting, maar ja, het CCV is ook slachtoffer van de generieke korting van 10%, zoals die is bepaald. Overigens, op mijn departement is dat 20%. We hadden het net over de politie, waar we ook zien wat voor uitdagingen er zijn. Ik zie dus op dit moment geen mogelijkheid of reden om nou juist het CCV uit te zonderen van deze korting van 10%.
Mevrouw Van Eijk vroeg naar de strafmaat voor zwaardere delicten. Ik kom spoedig na de zomer — het lukt me net niet meer ervoor — met een antwoord hoe ik daar invulling aan wil geven. Het was even gepuzzel met de vraag welke trajecten je wel of niet doet en welke je eerst doet. Dat hangt natuurlijk ook samen met de DJI-capaciteit en wat daar nog mogelijk is aan verzwaring. We weten dat we ook aan de andere kant kampen met enorme tekorten in de keten. Ook daar moeten we dus naar kijken.
Dan heb ik nog het amendement dat op mijn vlak is ingediend. Dat is door de heer Eerdmans ingediend en is het amendement op stuk nr. 5. Dat is eerder al ontraden door de minister van Financiën in zijn brief over de amendementen. Daar kan ik me natuurlijk niet aan onttrekken. Dat oordeel blijft: ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 5 is ontraden. U bent aan het einde gekomen van uw termijn. Ik kijk nog heel even rond. Nog één vraag van mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik heb ook naar de amendementen van de heer Eerdmans gekeken. Het is jammer dat hij er nu even niet is. Wij willen natuurlijk ook dat geld structureel vrijmaken voor het gevangeniswezen. Hij loopt nu binnen, heel fijn, als een engel die geroepen wordt. De heer Koops zegt dat ik niet moet overdrijven; dat is waar. Met die amendementen komt er wel een hoop geld uit die envelop voor goed bestuur en rechtsstaat, terwijl niet duidelijk is waarvoor dat geld was bestemd en waar het dan wordt weggehaald. Dat werd me net bij de beantwoording niet helemaal duidelijk. Dat ging natuurlijk over maar één amendement, maar toch. Voor het geval de heer Struycken niet op alle punten ingaat, vraag ik het ook even aan de heer Van Weel. Kan de minister toelichten waar die voor waren bestemd en waar het nu wordt weggehaald? Ik heb zelf namelijk ook twee moties waarvoor ik ook kijk naar dekking uit deze envelop. Als daar nog ruimte is, dan hoor ik het dus graag. Dat is ook cruciale informatie voor de stemmingen. Daarom maak ik dit punt.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister, maar ik weet niet of hij die vraag kan beantwoorden.
Minister Van Weel:
Nee, maar ik kan wel verduidelijken welk amendement ik heb geapprecieerd. Dat ging over de bodycams voor de ME en daarvoor het geld voor het herstel van het slavernijverleden gebruiken. Dat geld kent een onbeperkte eindejaarsmarge en is dus alweer verdwenen van de begroting en weer opnieuw aan BZK uitgedeeld met als doel het herstel van het slavernijverleden. Die dekking voor dit doel — daar volg ik de minister van Financiën in — is technisch niet mogelijk. Dat gaat dus niet over de andere amendementen die zien op de envelop goed bestuur. Die zal de staatssecretaris appreciëren.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat u mag gaan. Dan gaan wij verder met de eerste termijn van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Drie weken geleden hebben we teruggekeken. Vandaag zijn we er om vooruit te kijken op basis van de wijzigingen die in de Voorjaarsnota op de begroting worden gemaakt. De vragen zijn te verdelen in een aantal onderwerpen. Het allergrootste onderwerp, waar ik mee zal beginnen, betreft de gevangeniscapaciteit DJI. Ik zal aan het slot van dat blok ook de daarop betrekking hebbende amendementen appreciëren. Daar zal ik de meeste tijd mee bezig zijn. Daarna zal ik wat opmerkingen maken over rechtsbijstand en een enkele opmerking over jeugd. Dan is er nog een categorie overig. Dan zal ik ten slotte ook de overige amendementen appreciëren.
Voorzitter. Het is eenieder bekend; het staat in de brief die ik gisteren aan de Kamer heb gezonden: sinds het najaar van 2023 is er sprake van grote capaciteitsproblematiek bij DJI, dus sinds anderhalf jaar. Sinds december van het afgelopen jaar is er een bezetting van 99,5%. Alles is dus vol. Dat is het geval in het reguliere gevangeniswezen bij DJI. Dan blijven er ook nog stelselmatig arrestanten achter op het politiebureau. Er is als gevolg daarvan dus een grote voorraad van nog uit te voeren straffen ontstaan. Er is zowel een tekort aan cellen als een tekort aan personeel. Het is van belang om de drie oorzaken te onderscheiden. Ten eerste is dat de toenemende capaciteitsbehoefte op basis van wat we PMJ noemen, het Prognosemodel Justitiële Ketens, wat een reële inschatting geeft van de capaciteitsbehoefte. Ten tweede is dat de huisvestingsproblematiek. Dat gaat over renovatie. Ten derde zijn het de oplopende voorraden.
De capaciteitsbehoefte is geschetst, maar ik noem het nog maar een keer. Op basis van de ramingen zal er in het jaar 2030 een tekort zijn van ten minste 800 plaatsen en 83 plaatsen voor de jeugd. Wat de huisvestingsproblematiek betreft gaat het vooral over de renovaties en de gebouwen. Het is zaak om te voorkomen dat plekken uitvallen als gevolg van het uitblijven van onderhoud. Ruim 4.000 plekken hebben renovatieonderhoud nodig, maar daar zijn in het verleden geen middelen voor gereserveerd. Bij de voorraden gaat het om de zelfmelders. Inmiddels gaat het om 1.000 detentiejaren. Dat klinkt als een heel abstract, groot getal, maar de heer Koops heeft beeldend verwoord wat dat in concrete situaties voor concrete mensen betekent. Dat zijn mensen die weliswaar veroordeeld zijn, maar het zijn desalniettemin mensen met wie wij in ons land netjes moeten omgaan.
Op dit moment is er simpelweg geen extra budget voor structurele capaciteitsuitbreidingen en ook niet voor de noodzakelijke renovaties. Er is vanuit PMJ wel geld beschikbaar voor uitbreidingen van de jeugdplekken en de forensische plekken, maar we hebben de keuze gemaakt om dat geld anders te besteden in het licht van het streven om prioriteit te geven aan het voorkomen dat plekken uit gaan vallen. Het geld dat was bestemd voor uitbreiding van de jeugdplaatsen en de forensische zorgplaatsen zal dus worden besteed aan de hoogstnoodzakelijke renovaties van cellen. Dat geld is binnen de JenV-begroting vrijgemaakt en is er dus. Het gaat om een bedrag van 75 miljoen, ook in verband met een herverdeling binnen de begroting van DJI. Dit levert 75 miljoen op om de noodzakelijke beslissingen te nemen over renovaties, want daar gaat het om. We kunnen een beslissing tot renovatie alleen maar nemen als die renovatie ook gedekt is. De beslissingen die we tot aan het voorjaar van 2026 moeten nemen, worden gedekt met die 75 miljoen. Dat leidt ertoe dat er 1.000 plaatsen kunnen worden gerenoveerd en daarmee dus behouden. Deze list kunnen we maar één keer uithalen, zeg ik er maar bij. We kunnen niet nog een keer 75 miljoen binnen de begroting van JenV vinden. Dat betekent dat het resterende probleem enorm is. Als er geen middelen bij komen, betekent dit dat er op termijn nog drastischer maatregelen moeten worden genomen dan ik in de brief heb aangekondigd.
In de brief gaat het onder andere over het eerder vrijlaten van gedetineerden. Mevrouw Van der Werf vestigt er de aandacht op dat in een breed aangenomen van haar collega Sneller vier randvoorwaarden zijn gesteld voor het nemen van deze stap. De eerste voorwaarde die is gesteld betreft het terugdringen van personeelstekorten. Dat gaat goed, in die zin dat door een taskforce permanent wordt gekeken naar het verschuiven van personeel, naar het regionaal verplaatsen, naar het efficiënter inzetten van personeel en ook naar werving. De combinatie van deze factoren heeft ertoe geleid dat het tekort van 330 plekken in verband met personeelstekorten — personeelstekorten leiden ertoe dat plekken niet kunnen worden gebruikt en dat waren er 330 — inmiddels per medio juni, vorige maand dus, is teruggebracht naar 99 plekken. Aan de eerste randvoorwaarde, die dus te maken heeft met personeel, kunnen we in toenemende mate voldoen. We hebben daarin al een grote slag gemaakt.
De tweede randvoorwaarde was voldoende inzet op het creëren van voldoende detentiecapaciteit. Daar heb ik zojuist iets over gezegd. We komen op dit moment niet verder dan investeren in het behoud van de beschikbare capaciteit, maar ook dat heeft te maken met inzet op capaciteit.
De derde randvoorwaarde betrof het maximaal faciliteren van slimmer straffen. Dat raakt aan de thematiek van straffen op maat. Daar worden stappen gezet. Ik kom daar straks nog op terug. Ik kom terug op het initiatiefwetsvoorstel dat vanuit de Kamer wordt verwacht. Dat is de derde randvoorwaarde.
De vierde randvoorwaarde betrof schorsing van voorlopige hechtenis, het beperken van voorlopige hechtenis. Aan het begin van dit jaar is een pilot van start gegaan in Rotterdam. Daarin wordt bezien of het meerwaarde heeft als de reclassering in de fase van de voorlopige hechtenis vaker advies uitbrengt aan de rechter-commissaris. De hypothese is dat er, als er eerder advies van de reclassering beschikbaar is, vaker sprake zal zijn van schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat was wat ik wilde zeggen ten aanzien van de vier randvoorwaarden die in de motie zijn gesteld voor het vervroegd vrijlaten van gedetineerden.
De voorzitter:
Ik ga u even onderbreken voor een interruptie van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Voordat we in de oplossingensfeer komen, wilde ik even terug naar het probleem. De staatssecretaris schetst volgens mij de consequenties die nog zwaarder worden gevoeld, als ik hem zo hoor, dan we in de brief al hebben gelezen. Ik wilde, om de kern van het probleem te begrijpen, ook om richting een oplossing te kunnen, weten waar wij aan moeten denken. Hoe zit het aan het einde van het jaar met de vervroegde heenzending, denkt de staatssecretaris? Is dat een maand? Zijn dat twee maanden? Wordt het nog erger? Gaat de zwaarte van delicten ook toenemen? We hebben het nu over lichtgestraften. Gaan we dus ook de vervroegde heenzending van de zwaardere categorie meemaken? Ik wil namelijk wel heel graag weten, ook als controleur, wat ons boven het hoofd hangt.
Staatssecretaris Struycken:
Op dit moment worden gedetineerden maximaal vijf dagen vervroegd heengezonden. Op dit moment is meer dan veertien dagen, als maximum voor vervroegd heenzenden, nog niet aan de orde. Het is lastig om exact te voorspellen wanneer de termijn gaat oplopen en met hoeveel. Dat is mede afhankelijk van de effecten van de andere maatregelen en de ontwikkelingen in de instroom, uitstroom en doorstroom. Naar verwachting is de maatregel van het eerder heenzenden tot maximaal veertien dagen in ieder geval tot het einde van 2025 voldoende. De termijn van maximaal veertien dagen is ingegeven door de verwachting dat we daarmee in ieder geval tot het einde van 2025 de onvermijdelijke maatregelen kunnen nemen. Elke maand wordt opnieuw door DJI beoordeeld hoeveel dagen eerder moet worden heengezonden. Om ook op dat punt een misverstand weg te nemen: het is dus niet zo dat het veertien dagen zal zijn. De veertien dagen zijn een maximum. Het uitgangspunt zal altijd blijven: zo min mogelijk en zo kort mogelijk. De verwachting is dat we het met het maximum van veertien dagen in ieder geval tot het einde van het jaar kunnen uitzingen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Koops.
Staatssecretaris Struycken:
Ik zou nog iets meer over getallen kunnen zeggen.
De heer Eerdmans (JA21):
Dat mag. Het zou nu gaan over de lichtgestraften, tot een jaar, maar gaat dat ook omhoog lopen? Waar moeten wij aan denken wat betreft straffen die zijn uitgedeeld aan mensen die worden heengezonden?
Staatssecretaris Struycken:
Er wordt op dit moment niet voorzien dat daar wijzigingen in worden aangebracht. Wat ik wilde zeggen betrof de vraag met betrekking tot ernstige geweldsmisdrijven. Gedetineerden die zijn veroordeeld voor wat ik bijna "een gewoon geweldsmisdrijf" zou willen noemen, dus een niet-ernstig geweldsmisdrijf, kunnen thans in aanmerking komen voor het heenzenden als zij de straf van ten minste acht dagen en ten hoogste een jaar hebben gehad. Op basis van de huidige Regeling tijdelijk verlaten van een inrichting geldt dat binnen die marges een gedetineerde die is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf in aanmerking kan komen voor vervroegd heenzenden. Dat is anders voor de in die regeling opgesomde misdrijven die als "ernstig" worden aangemerkt. Die zijn uitgesloten van heenzenden. Dan gaat het dus om de ernstige geweldsmisdrijven, zoals we ze kortweg noemen, en de zedenmisdrijven. Bovendien geldt een andersoortige beperking. Het kan zeker niet gaan om gedetineerden die zijn geplaatst op een ebi, een TA of een AIT. Eveneens geldt een beperking voor gedetineerden aan wie een tbs-maatregel is opgelegd en voor gedetineerden die worden overgeplaatst naar een instelling voor forensische zorg. Het geldt ook niet voor strafrechtelijke vreemdelingen. Aan die voorwaarden, die thans al gelden, verandert dus niets.
De heer Koops (NSC):
Ik hoor precies hoe de staatssecretaris deze gegevens opleest. Ik heb een onbevangen vraag. Is dit gemakkelijk inzichtelijk te maken voor de Tweede Kamer? Wij willen graag goed kunnen zien wie er hoeveel eerder wordt weggezonden per categorie.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik weet niet of ik hier voor mijn beurt spreek, maar volgens mij heeft de staatssecretaris net heel duidelijk gezegd dat er alleen aan de tijd iets verandert, dus dat het wellicht tot veertien dagen gaat duren, maar dat er in strafzwaarte niet aan wordt getornd. Dat neemt, denk ik, een hoop vragen weg, of niet?
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Van der Werf gelijk heeft, maar we laten de staatssecretaris antwoorden.
Staatssecretaris Struycken:
Zo is het. Maar ik hoorde de heer Koops vragen om cijfers en dan ook nog per categorie. Die heb ik niet beschikbaar. In de brief geef ik een vrij gedetailleerde uiteenzetting van de gevallen die in aanmerking komen voor vervroegde heenzending. Die zijn terug te lezen in de regeling, de Rtvi, die kenbaar is uit de Staatscourant.
De heer Koops (NSC):
Ik vraag het misschien op een onhandige manier, maar ik bedoel te vragen of dit gaande de rit inzichtelijk blijft. We hebben de hele tijd gepraat over code zwart. De staatssecretaris geeft een prognose en vertelt hoe het er nu voor staat, maar het kan zijn dat die prognose niet klopt en dat het over een halfjaar toch anders ligt. Ik weet niet wat de gemakkelijkste manier is om ons daarvan op de hoogte te houden.
De voorzitter:
Volgens mij werken we met voortgangsrapportages, dus we zullen kijken of het daarin terug kan komen.
Staatssecretaris Struycken:
Ik kan daaraan toevoegen dat het gebruikelijk is om elk kwartaal een voortgangsbrief te sturen. Daarin zijn al die cijfers terug te vinden, dus ook de maandcijfers, zeg maar.
Voorzitter. U vroeg mij om een inschatting te maken van wat de extra maatregel gaat opleveren ten aanzien van de capaciteitsdruk. Het huidige heenzenden, dus thans, binnen het maximum van vijf dagen, levert ongeveer 80 gevangenisplaatsen op jaarbasis op. Naar verwachting levert de maatregel heenzenden met de nieuwe uitsluitingsgronden en het nieuwe maximum maximaal 160 plaatsen op.
Voorzitter. Voordat ik op de meerpersoonscellen kom, zou ik nog een vraag van de heer Koops willen adresseren. Ik noemde al even het slimmer straffen als een van de randvoorwaarden voor de door de Kamer aangenomen motie. De structurele maatregelen heb ik beschreven. Die zien op het beperken van de instroom en het bevorderen van de uitstroom. Ik voeg daaraan toe dat we ook kijken naar wat heet "nieuwe detentieconcepten", waarmee DJI met minder menskracht uitvoering kan geven aan de opdracht. Daarnaast — dat noemde ik al — kijken we naar de ontwikkeling van Straffen op maat en het initiatiefwetsvoorstel voor slimmer straffen. Dit initiatiefvoorstel, dat is aangekondigd door de leden Sneller, Six Dijkstra en Boswijk, zien wij met buitengewone belangstelling tegemoet, want in dat initiatiefvoorstel zien wij meerdere maatregelen die aansluiten bij de ideeën van het traject Straffen op maat, dat al enige tijd loopt. De ideeën uit het traject Straffen op maat worden daarin juridisch verankerd. Kernelementen zijn: elektronische detentie als hoofdstraf, dus niet als vervangende straf maar als een afzonderlijke hoofdstraf, en het verhogen van het maximumaantal uren dat kan worden opgelegd in de vorm van een taakstraf. Dat zijn twee kernelementen uit het initiatiefwetsvoorstel. Wij zien uit naar dit initiatiefwetsvoorstel en geven daar onze volle medewerking aan. Wat straffen op maat betreft houden we uw Kamer op de hoogte via de voortgangsrapportages.
De heer Koops (NSC):
Hiermee kom ik terug op het experiment dat de staatssecretaris zojuist noemde. Dat heeft vanzelfsprekend onze volle aandacht. Ik zit gewoon even te denken: voordat een initiatiefwet een wet is, zijn we jaren verder. Dat is gewoon hoe het is. Het zijn allemaal prachtige initiatieven, maar dat experiment in Rotterdam zou als het ware veel sneller zoden aan de dijk kunnen zetten. Weer een heel onbevangen vraag: is op dit moment bekend wanneer we daar de resultaten van hebben? Want zo'n experiment hoeft niet heel erg lang te lopen, lijkt mij, voordat je kan zien of het een terugdringende werking heeft op voorlopige hechtenis.
Staatssecretaris Struycken:
Het is inderdaad een heel aantrekkelijk experiment, omdat het zonder wetswijziging kan, dus het is een verandering in de praktijk die al snel resultaat zou kunnen hebben. Of dat inderdaad zo is, bekijken we op basis van de pilot in de loop van dit jaar. Op basis daarvan komen wij tot een bredere regeling voor het hele land, zoals we ook zullen rapporteren in de voortgangsrapportages. Maar we moeten op alles inzetten. Ik weet dat wetgevingstrajecten lang duren. Maar ik zie wel echt uit naar het initiatiefwetsvoorstel, want het is niet alleen, en misschien niet eens primair, in het licht van capaciteitsproblemen dat dit initiatiefwetsvoorstel aandacht verdient. Het heeft ook alles te maken met het programma dat al heel lang loopt en dat we niet voor niks "slimmer straffen" noemen, omdat we daarmee het palet aan instrumenten dat de rechter krijgt om een passende straf te geven, vergroten, mede vanuit pedagogisch perspectief en mede om detentieschade te voorkomen. Ook vanuit al die veel meer moreel geladen overwegingen zien wij uit naar dit initiatiefwetsvoorstel.
De voorzitter:
U heeft nog een vraag van mevrouw Lahlah.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
De Kamerbrief van de staatssecretaris schetst een heel somber beeld. Dat heeft u denk ik ook wel teruggehoord in onze inbrengen: geen extra budget, maar wel vergaande keuzes die rechtstreeks raken aan de rechtsstatelijke beginselen maar ook aan het dagelijks functioneren van de DJI. De Raad voor de rechtspraak stelt ook dat de voorgestelde regeling echt afbreuk doet aan de rechterlijke uitspraken. Daar verwees de staatssecretaris ook naar in zijn brief. Dus ik ben heel erg benieuwd naar de reactie van deze staatssecretaris op die fundamentele kritiek.
Staatssecretaris Struycken:
Dat is de fundamentele kritiek op het vervroegd heenzenden. Ik wind er geen doekjes om. Het is evident. Dit betekent dat de straf die de rechter heeft opgelegd, niet onverkort wordt uitgevoerd. Daarin zit een spanning met de rechtsstaat. Het is begrijpelijk en terecht dat de rechtspraak daar aandacht voor vraagt. Dus de spanning is evident. Daarom moeten we zo veel moeite doen om dat zo veel mogelijk te beperken en allerlei maatregelen nemen die die spanning zo veel mogelijk wegnemen. Ik wil er ook helemaal niet omheen draaien: de rechtsstaat staat hier onder druk.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Uw voorganger was ook vrij duidelijk over wat er nodig was, namelijk honderden miljoenen extra investeringen, structurele financiële investeringen voor de capaciteitskosten, zowel voor personeel als voor de gevangenissen om extra plekken te realiseren. Hoe beziet u dan dat er op dit moment geen extra geld is en dat er, als onze amendementen niet worden aangenomen, op de korte termijn en misschien wel op de lange termijn geen extra investeringen komen?
Staatssecretaris Struycken:
Ik constateer in de brief, en constateerde ook eerder in deze inleiding, dat zonder extra middelen het probleem groot blijft en groter wordt. Wat het kabinet betreft: het kabinet kan alleen op de geëigende momenten extra financiële middelen beschikbaar krijgen. Ik kan niet anders dan constateren dat dat het geval is.
De heer Van Nispen (SP):
Nu wordt het wel een beetje al te gortig, als ik eerlijk ben. Wij constateren met elkaar dat de rechtsstaat onder druk staat door het niet onverkort kunnen uitvoeren van straffen; dat erkent de staatssecretaris. De vorige staatssecretaris heeft het al gezegd en de minister die hier tussentijds verantwoordelijk voor was, heeft het ook gezegd. De staatssecretaris erkent het in zijn brief. En dan zegt hij: er is nu geen extra budget. Ja, sorry, maar dat is geen natuurverschijnsel. Dat tekort komt ergens vandaan. Dat komt door domme bezuinigingen uit het verleden. Er is een mogelijkheid dat de Kamer extra budget ter beschikking stelt. Nou, kans gemist bij de Voorjaarsnota, zeg ik nog een keer tegen de vrienden uit de coalitie. Er is dom onderhandeld, niet geleverd, gewoon gefaald. Maar de staatssecretaris zit toch zelf ook in een regering die haar vinger kan opsteken en kan zeggen: mensen, er is nu nood aan de man; zo gaan we dit niet meer doen? Hij is toch zelf bestuurder en niet enkel afhankelijk van wat de Kamer in meerderheid wel of niet doet? Natuurlijk, uiteindelijk gaat de Kamer over de goedkeuring; vanzelfsprekend. De Kamer heeft het budgetrecht en het laatste woord. Maar stel dat de Kamer nu geen amendementen had ingediend of alles wegstemt. Je kunt toch op elk moment dat er nood aan de man is — en die nood is er — een voorstel indienen via de ministerraad, via de minister van Financiën? Er zijn toch mogelijkheden? Kom op, zeg. Je kunt toch niet zeggen: dat kan pas weer per 1 januari 2026, want we gaan de augustusbesluitvorming in? Dat vind ik echt flauwekul.
Staatssecretaris Struycken:
De keuzes die het kabinet en de coalitie hebben gemaakt, hebben hun reflectie gevonden in de Voorjaarsnota en de begrotingen die voorliggen. Dat is het uitgangspunt. Ik kan alleen maar kijken wat er binnen de begroting mogelijk is. Dat heb ik gedaan. Daar is die 75 miljoen gevonden. Nogmaals, die list kunnen we maar één keer gebruiken. Maar dat is wat ik bij machte was te doen. De keuzes die het kabinet heeft gemaakt, liggen voor u in de vorm van een suppletoire begroting. Dat is wat het is.
Zal ik iets zeggen over de meerpersoonscellen?
De voorzitter:
Nee, want eerst heeft mevrouw Van Eijk nog een interruptie voor u.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Misschien komt de staatssecretaris hier nog op. Wat ik scherp probeer te krijgen, is of het voornamelijk een huisvestingsvraagstuk of een personeelsvraagstuk is. Ik snap dat het met elkaar samenhangt, maar wat is nou prioritair?
Staatssecretaris Struycken:
Het personeelsvraagstuk wordt steeds minder groot. Dus het is in toenemende mate een kwestie van een gebrek aan capaciteit en de dreiging dat de capaciteit zelfs minder wordt doordat de benodigde renovatie uitblijft. Die dreiging is relatief groot. Het raakt ook gewoon aan de brandveiligheid. Er komt een dag dat gezegd wordt: het moet nu dicht. Die dag vrees ik. Dus het zit vooral in de capaciteit, in verband met middelen die benodigd zijn voor renovatie.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Lahlah.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Nog één op dit punt, voorzitter, als het mag. Is het mogelijk dat gemeenten, instellingen, ketenpartners eventueel geconfronteerd worden met extra risico's? Denk aan onvoldoende begeleiding als gedetineerden voortijdig worden vrijgelaten. Zo ja, wat heeft de staatssecretaris gedaan om die gevolgen te mitigeren?
Staatssecretaris Struycken:
Voor de vervroegd heengezonden gedetineerden gelden de reguliere nazorgverplichtingen. Het kan zijn dat er voorwaarden gelden. Die voorwaarden gelden ook tijdens het vervroegd heenzenden, of die gaan ook gelden tijdens het vervroegd heenzenden. De bestaande maatregelen en systematiek zijn erop gericht om dat risico te verkleinen. Eigenlijk zie ik het verband niet zozeer met het vervroegd heenzenden. Het vervroegd heenzenden als zodanig doet geen afbreuk of verandert niks aan de bestaande maatregelen die altijd genomen worden waar dat nodig is om dergelijke risico's te vermijden of te verkleinen.
We doen veel. Een thema waar verschillende leden aandacht voor hebben, is meerpersoonscellen. Wat ons betreft is er geen taboe op meerpersoonscellen. Een onderdeel van het pakket is dat we daarnaar kijken. Ik kan in antwoord op de vragen vanuit uw commissie, waaronder de vragen van de voorzitter, zeggen dat daar heel veel tijd aan besteed is en dat alles op alles gezet is om de cellen zo optimaal mogelijk te benutten en gedetineerden op meerpersoonscellen te plaatsen waar dat verantwoord kan.
Dit jaar heeft een effectievere inzet van meerpersoonscellen ruim 100 extra plekken opgeleverd. DJI heeft alle mogelijkheden onderzocht om zo veel mogelijk plekken te realiseren, maar ziet vooralsnog geen verdere mogelijkheden binnen de gestelde randvoorwaarden. Er zijn verschillende pilots gestart. Er is een pilot met tablets op de cel en een pilot waarbij minder arbeid in het huis van bewaring wordt aangeboden. Voor beide pilots geldt dat daardoor mogelijk iets minder personeel nodig is. Dat heeft niets te maken met meerpersoonscellen, maar wel met de inzet van personeel. Een deel van de problematiek van meerpersoonscellen zit 'm namelijk niet zozeer in de cellen zelf als wel in het personeel dat in verband daarmee benodigd wordt.
Daarmee tracht ik ook de vragen hierover te beantwoorden van mevrouw Lahlah en van de heer Eerdmans. Het blijft dus zo, zeg ik ook in antwoord op de heer Van Dijk, dat het personeel randvoorwaardelijk is om de gewenste aantallen daadwerkelijk te realiseren. Hier gaat het om het personeel. Hun veiligheid staat voorop, en trouwens ook de veiligheid van de gedetineerden zelf. Er zitten grenzen aan de inzet van meerpersoonscellen. DJI hanteert contra-indicaties voor de plaatsing op een meerpersoonscel en die contra-indicaties hebben alles te maken met zorg- en veiligheidsrisico's. De norm die wordt gehanteerd is 2 personeelsleden op 24 gedetineerden.
In antwoord op de beschouwing van de heer Emiel van Dijk zeg ik nog een keer uitdrukkelijk het volgende. De directeur van een vestiging kan een gedetineerde toewijzen aan een meerpersoonscel, tenzij die gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. Dit wordt bepaald door de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Ongeschiktheid tot plaatsing in een meerpersoonscel kan samenhangen met de gezondheidstoestand van de gedetineerde, met verslavingsproblematiek, gedragsproblematiek, de aard van het gepleegde delict, psychische gestoordheid en met beperkingen die aan de gedetineerde opgelegd zijn.
Als de plaatsingscriteria worden opgerekt buiten de voorwaarden die neergelegd zijn in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, dan zullen er onveilige situaties ontstaan voor zowel het personeel als de gedetineerden. Bovendien moet worden gevreesd voor te grote risico's op incidenten en op voortgezet crimineel handelen in detentie. Het uitgangspunt blijft dan ook dat de criteria voor plaatsing in een meerpersoonscel gehandhaafd blijven, evenals de minimale gebouwelijke vereisten, zoals dat heet: formaat van de cel, voldoende ventilatie en overige voorzieningen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Emiel van Dijk.
Staatssecretaris Struycken:
Zal ik nog één getal noemen? Vorige week waren er binnen het gevangeniswezen 1.886 bruikbare meerpersoonscellen. Daarvan waren vorige week 1.729 in gebruik met twee personen.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Om met dat laatste te beginnen: daar zie ik direct al een potentie van 160 plekken. Ik zou zeggen: tel uit uw winst! Wat de staatssecretaris zegt betreft, geloof ik, artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, over het gebruik van die contra-indicaties. Dat is natuurlijk wel zo, maar het is niet zo dat van al die mensen die in de gevangenis zitten, 90% of 95% aan die contra-indicaties voldoet. Dat kan ook niet zo zijn. Ook de commissie van toezicht heeft gezegd dat plaatsing in meerpersoonscellen gewoon een volwaardige vorm van detentie is. Dat is trouwens de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, en die heeft ook gezegd dat de weigering om op een meerpersoonscel geplaatst te worden, kan worden gekenmerkt als strafwaardig gedrag in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Dan kan de directeur van die gevangenis daar ook gewoon consequenties aan verbinden.
De staatssecretaris kan mij niet wijsmaken dat dat nu in geen van de gevallen mogelijk is. Zoals ik al eerder zei, hebben we het over een tekort. Dat stond in de laatste brief die we hebben gehad, of tenminste in de voorlaatste brief. Daarin was sprake van een tekort van net iets onder de 300 plekken tot het eind van dit jaar. Ik wil dus wel graag van de staatssecretaris horen of er daadwerkelijk alles aan is gedaan. Als ik het namelijk zo zie, dan is er toch nog steeds ruimte? U gaf zelf aan dat er 1.886 bruikbare mpc-plekken zijn, waarvan 1.729 daadwerkelijk zijn bezet. Dat zijn 157 plekken, uit mijn hoofd gezegd, die dus nog onbezet zijn. Daar valt nog wat te winnen, neem ik aan.
Staatssecretaris Struycken:
Nou, die aanname is onjuist. Natuurlijk valt er niks meer te winnen, want dan zouden we het doen. Ik doe geen concessies als het gaat om die contra-indicaties. Die zijn er niet voor niks. Die zijn er om de veiligheid van de betrokkenen, zowel de gedetineerden alsook het personeel, te beschermen. We doen het maximale op dat punt en dat blijven we ook doen. Ik zal daarop blijven toezien.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
De staatssecretaris begon zijn verhaal met: we hebben een bezetting van 99,5%. Als je op dat 10.000 cellen doet, heb je dus niet je volledige bezetting. Als je tegen mij of tegen de Kamer vertelt "we hebben 1.886 bruikbare meerpersoonscellen, maar we gebruiken er maar 1.729" — ergo: we hebben 157 meerpersoonscellen die we niet gebruiken terwijl ze toch bruikbaar zijn — gaat die vlieger niet op en doe je niet het maximale. Dat kan de staatssecretaris hier wel claimen, maar hij spreekt zichzelf overduidelijk tegen.
Staatssecretaris Struycken:
Dat denk ik niet, want die 99,5% wordt ingegeven door wat mogelijk is. Er zijn dus geen bruikbare cellen, want je kunt niet onbeperkt mensen bij elkaar plaatsen en je kunt niet onbeperkt mensen verplaatsen door het land om meer cellen bruikbaar te laten zijn. In die 99,5% zit natuurlijk verdisconteerd de mate waarin er nog marges zitten. Die marges worden mede bepaald door de voorwaarden die gelden voor plaatsing op een meerpersoonscel.
De voorzitter:
U gaat verder met uw inbreng.
Staatssecretaris Struycken:
Ik sprak al even over het personeel en het belang van veiligheid van het personeel. Daar wou ik nog wat extra woorden aan wijden, ook in antwoord op de vraag van mevrouw Van der Werf hoe het gaat met de werkdruk. De werkdruk is een continu punt van aandacht. Die wordt onder andere gemeten via het medewerkersonderzoek, dat tweejaarlijks wordt afgenomen. Op basis daarvan maken de DJI-onderdelen plannen ter verbetering. Maar het blijft lastig om de werkdruk goed aan te pakken, omdat die afhankelijk is van meerdere factoren: sociale veiligheid, leiderschap en uiteraard ook capaciteit/beschikbaarheid van personeel. De druk is nog steeds hoog. Dat heeft tot gevolg dat ze minder kunnen werken aan hun vakmanschap en doorontwikkeling en ook minder mogelijkheden hebben om verlof te genieten wanneer ze dat wensen. Er zijn hierin wel regionale verschillen. In de Randstad speelt de arbeidsmarktkrapte een grotere rol dan in het oosten van het land. Ik noemde daarstraks al heel even dat de taskforce er mede op gericht is om toch te kijken of personeel regionaal elders inzetbaar is. Dat heeft dus ook de aandacht, maar dat is om het probleem van regionale verschillen in de arbeidsmarktkrapte te adresseren.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik zit nog even met het vorige punt. We zijn aan het puzzelen en ik begrijp dat de staatssecretaris aan het puzzelen is. Maar we hebben dus wel 160 plekken in een meerpersoonscel beschikbaar, zoals net gezegd werd, maar die kunnen niet worden gebruikt. Dan vind ik toch wel dat we wat meer antwoord moeten krijgen dan net gebeurde bij de heer Van Dijk, want blijkbaar heeft dat met andere omstandigheden te maken. Dat wil ik graag toegelicht zien. De norm van een aantal bewakers op gedetineerden staat, maar de norm is volgens mij ook dat we geen mensen eerder vrijlaten dan de straf die hun opgelegd is. Dat is ook een norm die we hebben. Ik vind dus wel dat we iets meer in detail moeten weten waarom die 160 plekken niet kunnen worden ingevuld. Misschien is dat ook een opdracht om te kijken hoe dat wel zou kunnen. Ik snap — helemaal prima — dat er gevaren kunnen zijn wanneer mensen helemaal de weg kwijt zijn, die verslaafd zijn. Oké, dat is zeker een factor. Anderzijds leren gedetineerden ook van elkaar op de luchtplaats. Dat zijn weer wat minder valide argumenten, vind ik. Ik bedoel, we zijn allemaal in de gevangenis geweest en dan weet je hoe snel dat gaat. Daarvoor hoef je niet op één cel te zitten. Het kan ook gewoon bij het pingpongen gebeuren. Ik wil wel weten wat nou het probleem is met die 160 cellen, meerpersoonscellen, die niet kunnen worden gebruikt.
Staatssecretaris Struycken:
Dat getal van 160 is een momentopname. Op dat moment waren er 160 niet in gebruik van dat grote aantal als gevolg van regionale behoeftes — ook daar hebben we een grote diversiteit in in de regio's — in verband met de contra-indicaties die er zijn voor veiligheid van de gedetineerden en van het personeel. Het is dus een momentopname. Het is niet een structureel ondergebruik van 160 plaatsen, dat alles te maken heeft met de contra-indicaties, waaraan ik geen concessies wil doen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vraag mij het volgende af. De heer Struycken zei net dat de bezetting en de problemen met personeelstekorten erg verschillen over het land. Maar ik kan mij ook voorstellen dat de veiligheid van het personeel daarmee samenhangt. Op het moment dat je op sommige plekken hele nijpende tekorten hebt, wat doe je daar dan extra om de veiligheid van de mensen die er nog wel werken te vergroten? Ik kan me namelijk ook voorstellen dat je in een soort van neerwaartse spiraal komt, omdat mensen denken: weet je, ik zie het hier gewoon niet goedkomen; dan stop ik er maar mee.
Staatssecretaris Struycken:
Dat gevoel van veiligheid wordt in belangrijke mate beïnvloed door het tekort aan medewerkers. Dit heeft dus alles te maken met personeelsbeleid, ook met verwachtingenmanagement, een realistisch beeld schetsen bij de werving, de aard van de werkzaamheden, het voorkomen van uitstroom. Ik noemde het woord "leiderschap", de rol van het management. Daar worden slagen in gemaakt, want alles is van belang om de goede medewerkers te verkrijgen die weten waar ze aan beginnen en om te voorkomen dat medewerkers uitstromen. Een onderdeel daarvan is toch ook het opleidingsaanbod, om ook op die manier het beschikbare personeel te behouden. Dat maakt onderdeel uit van het palet.
Ook de heer Van Nispen vroeg naar de veiligheid. Ik zei het al in diverse toonaarden in verband met de meerpersoonscellen, maar ik doe nog wel de toezegging dat ik in de volgende voortgangsbrief nadere toelichting zal geven op het gebruik van de meerpersoonscellen. In de richting van de heren Emiel van Dijk en Eerdmans, maar ook mevrouw Lahlah zeg ik dat ik nadere toelichting zal geven in de volgende voortgangsbrief hoe ik de cijfers in verband met de meerpersoonscellen zal verstaan. Ik noemde in dat kader al dat het ook heel veel te maken heeft met de veiligheid van het personeel en dat ik daar geen concessies aan wil doen. De veiligheid van het personeel is altijd een belangrijke afweging.
De heer Van Nispen vroeg wat er extra wordt gedaan voor het personeel.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Toch nog even, hoor. De staatssecretaris zegt: ik wil geen concessies doen aan de veiligheid van het personeel. Om die reden, vanwege de veiligheid van het personeel, wil hij niet meer dan één persoon op een cel zetten in het geval van 8.000 andere cellen die geschikt zijn voor tweepersoonsbezetting. Maar ondertussen mogen die mensen wel gewoon als zelfmelder op straat lopen. Hoe valt het volgende nou met elkaar te rijmen? Het is wel goed dat de samenleving wordt geconfronteerd met vrijlopende criminelen, met criminelen die straks twee weken eerder naar huis worden gestuurd. Maar wee je gebeente dat criminelen samen met elkaar op een cel zitten. Nee, dat kan niet. Maar je kunt ze wel twee weken vervroegd in de samenleving vrijlaten en je kunt ze wel als zelfmelder buiten op straat laten rondlopen. Kan de staatssecretaris even uitleggen hoe dat precies zit, want ik begrijp het niet, hoor.
Staatssecretaris Struycken:
Het getal van 8.000 kan ik niet goed duiden.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Het getal van 8.000 komt voort uit het volgende. Het zijn er trouwens misschien 7.800. In Nederland hebben we ongeveer 9.600 bruikbare cellen. De staatssecretaris geeft aan dat er 886 bruikbare meerpersoonscellen zijn. Maar de commissie van toezicht geeft aan dat dubbelcellen exact dezelfde afmetingen hebben als eenpersoonscellen. Kortom, we hebben in Nederland 9.600 eenpersoonscellen, die in de praktijk gebruikt kunnen worden als een tweepersoonscel. Vandaar dat ik 8.000 zei, zij het dat het er misschien 7.800 zijn.
Staatssecretaris Struycken:
De afmetingen zijn niet doorslaggevend. Er zijn veel meer voorzieningen die maken dat een cel een meerpersoonscel kan zijn. Ik zeg nogmaals toe dat ik in de eerstvolgende voortgangsrapportage een nadere toelichting zal geven op de aard van meerpersoonscellen, het gebruik en de bezetting daarvan, mede in verband met de randvoorwaarden die daarvoor gelden.
De voorzitter:
Nee, wij gaan dit onderwerp achter ons laten, meneer Van Dijk. Ik denk dat er voldoende over is gezegd. De staatssecretaris kan zijn betoog vervolgen. Volgens mij is er een duidelijke toezegging gedaan om in de aankomende voortgangsbrief nader in te gaan op het vraagstuk rondom meerpersoonscellen en het gebruik daarvan. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Struycken:
Ik wil overgaan naar de categorie overig en daarna naar de appreciatie van de amendementen die zien op het gevangeniswezen.
In de eerste plaats de vraag van de heer Van Nispen, die vroeg of de regering bereid is te verkennen of voorwaardelijke gratie mogelijk gemaakt kan worden. Ik zei al heel uitdrukkelijk dat het uitgangspunt moet blijven dat straffen worden uitgevoerd zoals de rechter deze heeft bedoeld. Dat element van de rechtsstaat, waar ook mevrouw Lahlah terecht aandacht voor vroeg, geldt ook hier. Een gratiebeslissing is namelijk in essentie het afwijken van een beslissing zoals de rechter die heeft genomen. Daar komt bij dat artikel 13, lid 2 van de Gratiewet weliswaar een mogelijkheid geeft om een gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, maar alleen als voldaan is aan een van de twee gronden om gratie te verlenen die zijn genoemd in artikel 2 van de Gratiewet. De eerste grond is nieuwe feiten of omstandigheden waarmee de rechter geen of onvoldoende rekening heeft kunnen houden en die zouden hebben geleid tot geen of een andere straf. Maar van een dergelijk novum is niet typisch sprake. De capaciteitsproblemen zijn niet nieuw. Zelfs als dat wel zo zou zijn, is het onwaarschijnlijk dat dat zou hebben geleid tot oplegging van een andere straf. De tweede grond die in artikel 2 van de Gratiewet is genoemd, is: er is reden of een basis voor gratie als met de tenuitvoerlegging van de straf geen strafdoel meer in redelijkheid wordt gediend. Daarvan lijkt ook geen sprake, want het doel van de bestraffing staat nog overeind. Op deze technische gronden zien wij geen ruimte om langs de weg van voorwaardelijke gratie een oplossing te vinden voor de capaciteitsproblematiek.
De heer Koops (NSC):
Wat ik onuitstaanbaar vind aan het hele instrument van gratie is dit: als je een rechter bent en een straf oplegt van, ik noem eens wat, een halfjaar, dan ga je er vervolgens van uit dat DJI en het CJIB er alles aan doen om ervoor te zorgen dat dat halve jaar ten uitvoer wordt gelegd en dat dat dan ergens binnenkort klaar is. Als je, diezelfde rechter zijnde, weet dat dat halve jaar pas in 2030 ten uitvoer wordt gelegd, zou ik geen halfjaar opleggen, want ik vind het niet menselijk om iemand over vijf jaar een halfjaar te laten zitten. Dat heeft dus invloed op het beoordelingskader van een rechter, lijkt mij. Dan moet dat toch ook invloed hebben op het instrument van gratie, want daar gaat het toch om? Dan kan je na vier jaar zeggen: "Er zijn vier jaar voorbij door capaciteitsgebrek. Dat wist de rechter niet die mij dat halve jaar gaf. Heeft u een beetje genade, alstublieft." Daar draait gratie toch om? Dat moet dan toch gewoon werken, al is het een omstandigheid waar de veroordeelde niets aan kan doen? Dat is toch juist het gekmakende ervan, dat dit omstandigheden zijn die hij niet kan beïnvloeden maar waardoor een straf gewoon heel erg veel erger wordt gemaakt? Dat hoort toch door te werken in een gratie-instrument?
Staatssecretaris Struycken:
Ik denk dat dat niet zo is. Wij hebben het over de eerste grond. Dan moet er sprake zijn van een novum. Ik denk niet dat dit geldt als novum in de zin van de Gratiewet.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Koops (NSC):
Maar is de staatssecretaris het met me eens dat het wel zou moeten gelden als een grond voor gratie? Want dat is natuurlijk de vraag.
Staatssecretaris Struycken:
We zullen ernaar kijken, maar ik denk niet dat de weg van gratie een oplossing biedt voor deze problematiek.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Koops heeft natuurlijk helemaal gelijk, maar …
De heer Koops (NSC):
Onthoud die gedachte!
De heer Van Nispen (SP):
In dit geval. Maar de staatssecretaris begon zijn antwoord waarin hij dit afwees met te zeggen dat hij vindt dat vonnissen geheel ten uitvoer moeten worden gelegd. Ja, dat is nou de hele discussie. Daarin faalt de regering op dit moment, dus kom nou niet bij ons aan met: jullie voorstel is een slecht idee, want straffen moeten geheel ten uitvoer worden uitgelegd. Dat lukt nou juist niet. Dat is het hele punt. Dat vinden wij hier namelijk allemaal: een door de rechter opgelegde straf behoort ten uitvoer te worden gelegd. Nou proberen wij hier creatief mee te denken met allerlei voorstellen voor slimmer straffen. Dat is niet omdat de ene partij zo'n ontzettende fan is van een alternatieve straf of van een enkelband — daar hebben we ook heftige discussies over gehad — maar volgens mij kunnen we hier wel gemeenschappelijk tot een meerderheid komen die zegt: een alternatieve straf is beter dan geen straf. Dus er wordt door mij, maar ook door anderen, geprobeerd om tot een alternatief te komen voor het zomaar twee weken eerder heenzenden; ik noemde het voorwaardelijke gratie. Het gaat om een alternatief dat beter is dan iemand zomaar zonder voorwaarden op straat zetten, want dit zou dan mét voorwaarden zijn. Ik vind het goed dat het nu dan toch wordt verkend, nadat de heer Koops aandringt, maar het enthousiasme spat er niet vanaf. Terwijl ik wel denk dat het haast heeft om dit soort voorstellen te verkennen. De nood is hoog. Er wordt geen enkele poging gedaan door de staatssecretaris om zelf geld te regelen; die kritiek gaf ik al eerder. Maar hier wil ik dan wel de urgentie zien dat er met spoed naar gekeken wordt.
Staatssecretaris Struycken:
Ik ben uw Kamer dankbaar voor alle suggesties en het meedenken. We komen erop terug in de volgende voortgangsrapportage.
Ik stel voor iets te zeggen over buitenlandse cellen. Nederland en Estland hebben gezamenlijk verkend of het mogelijk is om voor Nederland detentiecapaciteit in Estland te huren. Helaas is er een aantal juridische knelpunten. Het grootste knelpunt komt voort uit een bepaling uit de Estse grondwet. De Estse grondwet staat niet toe dat de Nederlandse Penitentiaire beginselenwet wordt toegepast en dat Nederland verantwoordelijk blijft voor de tenuitvoerlegging van Nederlandse straffen. Dat is wel een fundamentele voorwaarde voor Nederland. Estland is dus niet langer in beeld. We blijven verkennen of er elders in het buitenland mogelijkheden zijn om detentiecapaciteit in te huren.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Lahlah over de stand van zaken in het dossier Fivoor Den Dolder. Mevrouw Lahlah schetst hoe mevrouw Coenradie, de voormalig staatssecretaris, in het afgelopen halfjaar verschillende acties heeft uitgezet om de impasse in Den Dolder te doorbreken. Ook ik vind het van belang om met betrokkenheid van het Rijk te bewerkstelligen dat de verhuizing van Fivoor samen met het lokaal bestuur en de zorginstelling toch mogelijk wordt gemaakt. Het lokale bestuur en de zorginstelling zijn primair verantwoordelijk, maar ik zal mij ook vanuit het Rijk daarvoor inspannen. Ik ben voor de organisatie van de regietafels in nauw contact met Fivoor, met de gemeente Zeist en de commissaris van de Koning van de provincie Utrecht. Inmiddels hebben twee regionale regietafels plaatsgevonden met burgemeesters uit de regio en de commissaris van de Koning, onder voorzitterschap van de voormalig staatssecretaris. De tweede regietafel heeft dus plaatsgevonden en aan de volgende wordt gewerkt. In de voortgangsbrief Forensische zorg in het najaar zal ik uw Kamer informeren over de laatste stand van zaken.
Dan kom ik op mijn laatste opmerkingen en daarna komen de amendementen met betrekking tot DJI.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, mag ik nog even iets zeggen over het gevangeniswezen? Ik was aan het wachten op de vraag die ik heb gesteld, namelijk of het klopt dat er op dit moment mensen zonder interne DJI-opleiding op de werkvloer staan. Die vraag is nog niet beantwoord.
Staatssecretaris Struycken:
Mijn excuses, inderdaad. Het antwoord is: nee, dat klopt niet. Medewerkers worden niet willekeurig ingezet binnen de p.i.'s. Medewerkers die nog niet volledig zijn opgeleid, worden begeleid en werken onder toezicht van ervaren collega's. Als eraan wordt getwijfeld of dit verantwoord kan, dan worden er andere keuzes gemaakt, zoals het aanpassen van het dagprogramma. De veiligheid van de medewerkers en de gedetineerden staat altijd voorop.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik heb begrepen dat er een enorme wachtlijst is bij het opleidingsinstituut van DJI. Ik check even of dat klopt, vandaar ook mijn vraag. Zo nee, dan ben ik gerustgesteld. Ik hoor echter andere berichten.
Staatssecretaris Struycken:
Die zijn mij niet bekend, maar ik doe navraag en daar kom ik in de tweede termijn op terug.
Mevrouw Van Eijk bracht het PwC-rapport met aanknopingspunten uit 2022 ter sprake. De vraag is of we kunnen toezeggen om de aanknopingspunten die daarin zijn verwoord, opnieuw te bezien. De maatregelen die in het PwC-rapport zijn vermeld, betroffen onder andere het vergroten van de groepsgrootte, versobering van het dagprogramma en het in het geheel niet ten uitvoer leggen van alle vrijheidsstraffen tot zes maanden, alsmede alternatieve sancties. In reactie op het rapport heeft de toenmalige minister voor Rechtsbescherming in zijn brief van 23 september 2022 verschillende maatregelen aangekondigd, waaronder het aftoppen van de capaciteit van de DJI op 11.000. Indien de benodigde bezetting hoger wordt, zouden hiervoor alternatieve straffen ingezet moeten worden.
In het kader van de bestaande capaciteitsproblematiek is opnieuw gekeken naar de voorstellen van PwC. Een aantal maatregelen is daadwerkelijk ingezet. Dan doel ik onder andere op het versoberen van de dagprogramma's, het beschikbaar komen van zelfmeldlocaties voor kortgestraften met een beperkt dagprogramma en een verminderd aanbod van arbeid in het huis van bewaring.
We spraken al over meerpersoonscellen, ook een onderdeel van het PwC-rapport. We spraken ook over alternatieve straffen. Ik vermeld daarbij wel dat het voorstel om korter straffen deels te vervangen door een vorm van elektronische detentie onder de noemer "capaciteitsverlof", naar aanleiding van een aangenomen motie vanuit uw Kamer is gestopt.
Mevrouw Van Eijk vroeg ook naar de PI Almere en de jji Harreveld, met name het heropenen van deze voormalige p.i. en voormalige jji. Definitieve besluiten daarover kunnen niet worden genomen door het ontbreken van financiële middelen. DJI voert wat Almere betreft op dit moment onder regie van een projectleider een vooronderzoek uit naar de heringebruikname van de PI Almere. Dat onderzoek loopt nog. Ik kan nog niet vooruitlopen op de uitkomsten. Ik zal u in de volgende capaciteitsbrief in het najaar informeren over de stand van zaken. De kosten van dit vooronderzoek worden gefinancierd uit de middelen die ter beschikking zijn gekomen uit het amendement van het Kamerlid Ellian. De kosten voor renovatie en ingebruikname van de PI Almere zijn nog niet gedekt. Dit betreft alleen het vooronderzoek.
Dan Harreveld. Harreveld is nu een locatie voor gesloten jeugdzorg. De organisatie die verantwoordelijk is voor deze gesloten jeugdzorg in Harreveld heeft aangegeven begin juli, dus al heel binnenkort, duidelijkheid te willen vanuit mijn ministerie of deze locatie een justitiële jeugdinrichting kan worden. Wij zijn samen met de DJI in nauw overleg met zowel de bestaande organisatie als de toekomstige organisatie die aan de slag wil om in Harreveld een jji te creëren. We kijken ook naar de mogelijkheid om een overbruggingsperiode te creëren, zodat in augustus eerst in het kabinet kan worden gesproken over de benodigde middelen. Maar de bereidheid om deze periode te overbruggen is mede afhankelijk van de betrokken organisaties. Het is duidelijk dat Harreveld op de korte termijn de beste mogelijkheid biedt voor de uitbreiding van de capaciteit.
De heer Koops (NSC):
Ik ben blij dat de staatssecretaris over dit onderwerp begint, want dat voelde voor mij heel erg als een Sophie's choice. We weten allemaal dat er hier amendementen voorgesteld worden die zien op Harreveld, op het vrijmaken van 25 miljoen, die als het ware wordt geamputeerd uit andere goede plannen. Als ik de staatssecretaris zo hoor, dringt zich de vraag op of de staatssecretaris zelf in staat is om ergens dat geld te vinden, via de coalitiepartijen of zo. Of moet dat worden overgelaten aan het gevecht dat plaatsvindt tussen fracties in de Tweede Kamer?
Staatssecretaris Struycken:
Voor heropening van Harreveld en om contracten met Harreveld aan te gaan, is een bedrag van 35 miljoen nodig. Harreveld wordt uitdrukkelijk genoemd in het voorgestelde amendement op stuk nr. 11. Voor dit amendement, alsmede voor de overige amendementen … Ik kom dus nu tot appreciatie van de amendementen.
De voorzitter:
Dan ga ik u vragen om daar nog even mee te wachten. Er was net wat onrust aan deze kant naar aanleiding van een vraag die niet werd toegestaan, dus ik werp even een blik naar die kant. Zijn er onbeantwoorde vragen over het gevangeniswezen? Ik zie de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik dacht dat de staatssecretaris op enig moment begon aan een antwoord op een door mij gestelde vraag over mogelijke extra waardering voor gevangenispersoneel. Na een interruptie is die vraag volgens mij overgeslagen. Dat zou toch buitengewoon spijtig zijn.
Staatssecretaris Struycken:
Ik herinner me dat inderdaad. Nu is het alleen de vraag of ik het antwoord nog kan vinden. Ik geloof dat dit het is. Het kabinet heeft besloten om per 1 januari 2026 een nullijn te hanteren voor al het rijkspersoneel. Dat is een financiële maatregel om de ambities van het kabinet te kunnen waarmaken. Ik ben gebonden aan die afspraak in het regeerprogramma. Ik zie geen ruimte om af te wijken van die gemaakte afspraak. Er is dus geen financiële ruimte om het personeel in het gevangeniswezen een extra tijdelijke toelage toe te kennen. Ik merk daarbij nog wel op dat uit de exitmonitor van de DJI, de enquête onder het personeel dat de DJI verlaat, blijkt dat salaris niet in de top vijf van de voornaamste vertrekredenen staat. De DJI sluit met haar personeelsbeleid aan bij de uitkomsten van de exitmonitor. Ik hoop hiermee de vraag alsnog te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Iemand anders nog over het kopje gevangeniswezen? Nee. Dan kan de staatssecretaris overgaan tot de appreciatie van de amendementen die hierop zien.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. De amendementen op de stukken nrs. 9, 10, 11 en 15 zijn reeds geapprecieerd door de minister van Financiën in zijn brief naar aanleiding van het debat over de Voorjaarsnota. De dekking van de genoemde amendementen ziet op een andere begroting dan die van Justitie en Veiligheid. Daar gaan de minister van Justitie en Veiligheid en ik niet over. Deze amendementen zijn op die basis allemaal door de minister ontraden. Daar sluit ik mij uiteraard bij aan.
De voorzitter:
Ik ben nog even aan het puzzelen. Eerst de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind ook dit wel heel ver gaan. Onder verwijzing naar een ander debat worden serieuze voorstellen van Kamerleden die de moeite hebben genomen een amendement te maken en daarvoor dekking te vinden, afgedaan, terwijl nota bene zojuist, volgens mij door mevrouw van der Werf, aan de minister is gevraagd hoe het nu zit met dat potje van Goed bestuur. Nu is de minister vertrokken — de staatssecretaris staat er nu alleen voor, maar dat is jullie keuze — en nu zegt de staatssecretaris: de minister van Financiën heeft al in een ander debat gezegd dat je geen geld uit andere begrotingen kunt pakken en om die reden ontraden we deze amendementen. Ja, dat vinden jullie, vanuit het kabinet, met jullie begrotingsregels. Maar die regels zijn geen wetten. Dus als de Kamer vindt dat dit wel mag, dan mag dat natuurlijk wel degelijk.
Ik sluit mij van harte aan bij het informatieverzoek dat daarnet is gedaan door mevrouw Van der Werf. Hoe zit het met die post Goed bestuur? Als we die vraag nu niet beantwoord krijgen, moeten we het debat schorsen, of de vergadering schorsen, zodat de staatssecretaris met minister Uitermark kan bellen. Ik vind het belangrijk om te weten, ook voor het verloop van dit debat, welke middelen wel en niet beschikbaar zijn. Let wel, wij zitten hier een probleem van deze regering op te lossen, namelijk het grote financiële tekort in het gevangeniswezen. Ik vind het daarom echt wel heel ver gaan als hier tegen ons wordt gezegd: je mag geen geld pakken uit een andere begroting. Alle amendementen zijn netjes gedekt. Bovendien zag de regering deze vraag al van mijlenver aankomen, want die amendementen liggen er al een poosje.
Staatssecretaris Struycken:
Die amendementen doen een beroep op de middelen voor goed bestuur en een sterke rechtsstaat in de begroting van Binnenlandse Zaken. Die middelen zijn reeds voor een heel belangrijk gedeelte bestuurlijk gebonden. Ik heb daar niet direct zicht op. Ik weet wel dat onder de vlag van Goed bestuur allerlei initiatieven worden en zijn genomen en bestuurlijk gebonden zijn geraakt. Er zijn middelen toegezegd voor onderdelen die de rechtsstaat, de toegang tot het recht en de versterking van de parlementaire democratie betreffen. U bent bekend met de initiatieven die de minister van BZK heeft genomen in dat kader. Die zien ook op het kiesstelsel en op versterking van de parlementaire democratie, zowel de landelijke als de lokale. Ik heb daar niet precies zicht op. Ik kan u daar nu niet meer over zeggen.
Onderdeel daarvan is natuurlijk ook een bedrag dat is gereserveerd voor het constitutioneel hof. Maar ook daarvoor geldt dat het kabinet geen nieuwe keuzes heeft gemaakt. Ook dat onderdeel van de enveloppe van BZK is deel van de door het kabinet gemaakte keuze, waar niet van afgeweken is in de Voorjaarsnota. Dus op die basis persisteer ik, tezamen met de minister van Financiën, in de appreciatie ontraden. Ik begrijp natuurlijk waar de behoefte vandaan komt. Ik waardeer ook de inzet die vanuit uw Kamer wordt getoond om middelen te vinden voor de DJI. Ik gaf u al aan dat Harreveld een grote mate van urgentie heeft. Maar als het aankomt op de appreciatie van het kabinet, moet ik blijven bij de appreciatie ontraden.
De voorzitter:
Ik denk dat daarmee de vraag niet beantwoord is. Volgens mij wordt hier heel duidelijk de vraag gesteld: hoe is de enveloppe Goed bestuur en rechtsstaat opgebouwd? Wat is er inmiddels besteed? Wat is er verplicht? Met andere woorden: welke keuzes zijn er nog te maken binnen die enveloppe, zodat deze Kamer de afweging kan maken of ze daar wel of niet gebruik van wil maken? Misschien kan de staatssecretaris, in overleg met de minister van BZK, die hierover gaat, in ieder geval toezeggen dat er voor de stemmingen van donderdag een schriftelijke appreciatie ligt waarin inzicht wordt gegeven in hoe dat budget is samengesteld. Als er aanvullingen zijn van deze kant, hoor ik het graag. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voor de luisteraars van dit debat: in die pot zitten onder andere het constitutioneel hof en de verzelfstandiging van de Raad van State. Dat is 150 miljoen. Los van het feit dat dat twee dingen zijn die van ons niet hoeven: dat gaat waarschijnlijk nooit opgemaakt worden. Daar gaat het natuurlijk om. Een deel hiervan zouden wij dus willen reserveren voor het gevangeniswezen. Er zijn verschillende bedragen en dekkingen genoemd. Daarnaast hebben wij dus ook een incidentele dekking voor een motie voor het CSG. Dan blijft er nog geld over voor de verzelfstandiging van de Raad van State, wat sommige collega's hier belangrijk vinden. Maar het ging net met name even over dat constitutioneel hof. Iedereen voelt natuurlijk op zijn klompen aan dat dat helemaal niet gaat gebeuren. Wat wordt er dan daadwerkelijk straks uitgegeven van die 150 miljoen wat zó waarschijnlijk is dat deze Kamer niet de afweging kan maken dat dit de oplossing moet zijn voor het gevangeniswezen?
De voorzitter:
De heer Van Nispen nog, in aanvulling.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil daar nog iets aan toevoegen. Het is heel goed hoe de voorzitter het net formuleerde. Die informatie hebben wij gewoon nodig. Daar hebben wij ook recht op. Mevrouw Van der Werf heeft ook gelijk. Ik wijs er ook nog eens op dat de regering niet de baas is over wat zij wel en niet wil besteden. De Kamer heeft bepaalde zaken ook controversieel verklaard, bijvoorbeeld het constitutioneel hof, waar middelen voor zijn uitgetrokken. Dat betreft bijvoorbeeld ook het kiesstelsel, wat de staatssecretaris nota bene net heeft genoemd. Dat is controversieel verklaard. Dat betekent een pas op de plaats. Dat gaat er dus voorlopig niet van komen. Nou maakte ik zelf een fout. Ik zie dat. Het kiesstelsel is controversieel verklaard, het constitutioneel hof formeel niet. Dat zat namelijk in één grote brief, dus dat kon niet. Als dat had gekund, hadden we het misschien wel gedaan. Maar die middelen zijn pas voor veel later. De Kamer wil hier een keuze maken. Bepaalde collega's hebben nu bij amendement voorgesteld om die middelen eerder in te zetten en ergens anders aan te besteden, en niet te bestemmen voor een constitutioneel hof in 2029, wat nog onvoldoende doordacht is. Dat budgetrecht heeft de Kamer. Als de regering de Kamer inzage weigert, wordt het een grote janboel, want dan gaan we middelen gebruiken voor zaken die we misschien wel willen met elkaar. Het gaat dus puur om de informatie: hoe is het opgebouwd?
Staatssecretaris Struycken:
De heer Van Nispen heeft helemaal gelijk. Het primaat van de Kamer geldt hier. Ik weet niet precies hoe die 150 miljoen in het BZK-deel van de enveloppe Goed bestuur is opgebouwd. Ik weet wel dat een groot deel daarvan bestuurlijk gebonden is. Ik weet niet in welke mate daar nog ruimte in zit. Ik zal de minister van BZK moeten vragen om u hier voorafgaand aan de stemmingen over te informeren. Dat zal ik ook doen. Het verbaast me wel enigszins om ook van de kant van mevrouw Van der Werf, vanuit D66, te horen dat die middelen best anders besteed kunnen worden. Het zijn allemaal middelen die erop gericht zijn om de rechtsstaat en de parlementaire democratie structureel te beschermen en te verstevigen, maar daar kunt u uiteraard, op basis van het budgetrecht, eigen keuzes in maken. U kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om een deel anders te bestemmen, maar dat kunt u alleen maar doen — dat begrijp ik — op basis van extra informatie. Die zal ik dus aan de minister van Binnenlandse Zaken vragen, voorafgaande aan de stemming hierover.
De voorzitter:
Dank voor de toezegging. Die gaan wij in ieder geval noteren. Zijn er nog vragen op dit punt?
De heer Koops (NSC):
Ja, want alleen maar geïnformeerd worden door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vind ik niet ver genoeg gaan. Mijn vraag is of de staatssecretaris kan toezeggen een ultieme poging te doen om binnen de coalitie het geld te vinden voor een aantal essentiële aspecten van dit deel van de Justitiebegroting. Ik weet wel dat dat misschien een moeilijke vraag is, maar ik weet ook dat de Voorjaarsnota onder andere omstandigheden tot stand is gekomen dan de discussie van vandaag. De coalitiepartijen, die nu demissionair zijn, verhouden zich op een andere manier tot elkaar dan het viertal dat zichzelf als het ware ontworteld heeft. Mijn vraag is dus of de staatssecretaris kan toezeggen om binnen het kabinet op jacht te gaan naar geld. Kan hij een laatste, ultieme poging doen om dit voor elkaar te krijgen, zonder dat er door de politiek gedreven gekke beslissingen, om het zo maar te zeggen, worden genomen? Want één ding willen we allemaal: dat het correct en netjes wordt opgelost. Dan kunnen we er dus mee niet volstaan dat het kabinet vaststelt dat er een probleem is zonder dat het met een oplossing komt.
Staatssecretaris Struycken:
Ik kan niet toezeggen dat dat geld er komt of dat ik de oplossing vind. Ik heb de vraag gehoord. Ik heb uit te gaan van de Voorjaarsnota en de besluitvorming die in dat kader binnen het kabinet heeft plaatsgevonden en die nu haar weerslag vindt in de suppletoire begroting. Het is goed dat we blijven zoeken. De heer Koops heeft in zijn eerste termijn heel duidelijk gemaakt dat er een opdracht ligt, niet alleen voor het kabinet, maar ook voor de partijen die tot de coalitie behoren in de Kamer, om daar creatief in te zijn. Op die basis gaan we verder.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Om nog even terug te komen op de lichte sneer die de staatssecretaris net naar mijn partij gaf: dit is dus precies waarom ik vraag hoe die pot is opgebouwd, hoe het zit met die enveloppe. Het is natuurlijk niet heel raar dat die vraag vanavond gesteld wordt. Natuurlijk willen wij een sterke rechtsstaat. Wij willen alleen geen constitutioneel hof. Wij willen ook dat de problemen bij het gevangeniswezen worden opgelost. Ik ga er dus van uit dat wij daarover door de verantwoordelijk bewindspersoon netjes geïnformeerd kunnen worden hier en dat we, als dat niet het geval is, dat ruim voor de stemmingen van donderdag dan wel worden. Maar ik vind het wel een beetje een gekke situatie. Laat ik het daar maar op houden. Het is precies zoals de heer Van Nispen zegt: het is niet zo dat die amendementen zo meteen nog ingediend gaan worden.
De voorzitter:
Duidelijk. Even voor mijn administratie. De amendementen op de stukken nrs. 9, 10, 11, 12, 15 en 18 zijn ontraden.
Staatssecretaris Struycken:
Nee, excuus. Ik heb nu aangegeven dat de amendementen op de stukken nrs. 9, 10, 11 en 15, die vier, reeds ontraden zijn door de minister van Financiën in zijn brief. Daar sluit ik me dus bij aan.
Dan blijft het amendement op stuk nr. 8 nog over op dit moment, want dat is het andere amendement dat ook betrekking heeft op de DJI. Aan het einde kom ik er nog op terug. Ik hoop dat de nummers dan compleet zijn. Maar op dit moment gaat het dus nog om het amendement op stuk nr. 8, van de leden Diederik van Dijk en Eerdmans. Dat betreft een bedrag van 25 miljoen. Ik moet dat ontraden op basis van de voorgestelde dekking, want die ziet op een aanpassing van de griffierechten, met name de griffierechten voor de grotere vorderingen. Griffierechten zijn een erg onvoorspelbare bron van inkomsten, die bovendien een lange aanlooptijd heeft, want de Wet griffierechten burgerlijke zaken zou daarvoor moeten worden gewijzigd. Dat is een traject zoals elk ander wetstraject, dus dat duurt lang. Dat heeft een doorlooptijd van ten minste twee jaar. Dat betekent dat de middelen daarmee de komende jaren niet beschikbaar komen uit de verhoging van de griffierechten. Bovendien is de omvang per definitie onzeker, omdat die afhangt van een factor waarop we geen invloed hebben, namelijk het aantal vorderingen dat in die categorie wordt ingesteld. Daarmee creëert dat een extra risico voor de JenV-begroting.
Daar komt het volgende nog bij; dat voeg ik er toch aan toe. Een verhoging van de griffierechten is in essentie een aantasting van de toegang tot het recht. In dit geval geldt dat voor bedrijven, maar ook anderen krijgen een forse vordering bij een indiening. Dat kan ertoe leiden dat deze bedrijven zich minder snel tot de rechter zullen wenden. Dat is niet goed voor de toegang tot het recht. Het is ook niet goed voor het vestigingsklimaat in Nederland. Dat is een belangrijk punt van zorg van de minister van Economische Zaken. De toegankelijkheid van rechters is een van de allersterkste kanten van het vestigingsklimaat in Nederland. We hebben een betrouwbare, eerlijke, behoorlijk snelle en zeer deskundige rechtspraak. Dat is echt een belangrijk element van het vestigingsklimaat in Nederland, zeg ik op basis van mijn eigen ervaringen. Een verhoging van de griffierechten is daar zonder meer een aantasting van. Ook op die basis wil ik het amendement op stuk nr. 8 ontraden. Dat is dus niet omdat ik het doel van het amendement niet sympathiek vind, maar omdat ik de dekking binnen de begroting van Justitie onvoldoende zeker en ook ongelukkig vind.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 8: ontraden.
Staatssecretaris Struycken:
Dat was het einde, voorzitter. Althans, daarmee heb ik alles gezegd wat ik moest zeggen over de DJI en de gevangeniscapaciteit.
Dan ga ik nu over tot de gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik verwijs graag naar mijn brief van 26 juni jongstleden. Daarin heb ik aangegeven welke aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II worden opgevolgd. In diezelfde brief is ook aangekondigd dat er al voor 2026 incidentele middelen zijn gevonden binnen het rechtsbijstandsbudget. Daarmee kan een heel groot deel van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II worden opgevolgd. Het gaat in het bijzonder om de aanbevelingen die ik al heb geprioriteerd in mijn brief van 27 maart. Daarbij gaat het om de puntenaantallen. Daarbij gaat het om de toeslagen, zoals dat heet, dus extra punten in bepaalde gevallen voor extra handelingen. Daarbij gaat het ook om het punttarief en om de vergoeding voor reistijd en kosten in geval van mediation. Voor de invoering van deze maatregelen is ongeveer 30 miljoen beschikbaar. Dat komt geheel overeen, tot op de komma, met de inschatting van de kosten door de commissie-Van der Meer II. Dit bedrag wordt dus volledig geïnvesteerd in de sociale advocatuur.
Ik dank uw Kamer voor de niet-aflatende aandacht die daarvoor is gevraagd door vrijwel eenieder van de hier aanwezige leden. De heer Van Nispen heeft dat inderdaad bij herhaling gedaan. De heer Koops heeft zich vanuit Nieuw Sociaal Contract ingespannen om het structurele bedrag beschikbaar te krijgen. Mevrouw Lahlah, mevrouw Van der Werf en velen van u hebben hiervoor aandacht gevraagd. We mogen gelukkig zijn met elkaar dat het gelukt is om dit bedrag te investeren in de sociale advocatuur en om te komen tot "een redelijk inkomen". Dat zijn de woorden uit het rapport van de commissie-Van der Meer II.
Dan gaat het dus om een bedrag van 30 miljoen. Dan kom ik ook op de vraag: wat is er uit het rapport niet opgevolgd? Het rapport is heel grondig en heel precies. Alle aanbevelingen die verband houden met het redelijke inkomen worden precies opgevolgd. In aanvulling daarop ziet een deel van de aanbevelingen op aanpassingen in de Wet op de rechtsbijstand. Dat zijn meer technische aanpassingen. Die worden allemaal verwerkt in de conceptwetswijzing Wet op de rechtsbijstand, die we later dit jaar aan uw Kamer zullen toesturen. Er zitten ook een aantal aanbevelingen in die niet gericht zijn op het ministerie of op de Raad voor Rechtsbijstand, maar meer op het veld. Daar doe ik geen uitspraken over, zij het dat die wel onderdeel zijn van wat dan heet het visietraject dat op dit moment wordt doorlopen met het veld, met alle verenigingen en met de orde van advocaten.
De enige aanbeveling die niet is gevolgd betreft de aanbeveling van een kantoortoeslag, waaraan een bedrag van 10 miljoen is gekoppeld. Die aanbeveling wordt nu niet gevolgd. Ik heb in eerdere debatten hierover met uw Kamer, op 1 april en op 24 april, aangegeven dat de aanbeveling van de kantoortoeslag een stuk ingewikkelder ligt om verschillende redenen, of door verschillende oorzaken. Dit voorstel is onvoldoende uitgewerkt. Wat de commissie-Van der Meer uitstekend heeft gedaan op eigen initiatief is signaleren dat er meer nodig is dan alleen extra geld voor een redelijke vergoeding. Dat is grosso modo het bedrag van 30 miljoen. De commissie-Van der Meer heeft geïdentificeerd dat de continuïteit van de sociale advocatuur in gevaar komt als er niet structureel anders wordt gewerkt, dat niet gewerkt wordt in samenwerkingsvormen. Ik gebruik het woord "samenwerkingsvormen" in toenemende mate in plaats van "kantoor" omdat er allerlei varianten van samenwerkingsvormen blijken te bestaan, ook in de sociale advocatuur. De commissie-Van der Meer heeft dus gesignaleerd dat er meer moet gebeuren en dat er een punt van zorg zit in het feit dat een groot deel van de mensen die nu in de sociale advocatuur actief zijn, ten eerste op leeftijd zijn en ten tweede alleen werken: de zogenaamde eenpitters. Dat is een zorg, zowel voor de kwaliteit alsook voor de continuïteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland. Die behoefte heeft de commissie gesignaleerd en dat is een grote verdienste van haar.
De oplossing die wordt voorgesteld, die kantoortoeslag, is echter minder goed uitgewerkt. Die is erop gericht om een breder kader te bieden waarbinnen met name stagiaires worden aangenomen, begeleid, opgeleid en behouden. Echter, daar zijn ook allerlei andere instrumenten voor denkbaar, instrumenten die bijvoorbeeld ook zijn voorgesteld door de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland. In het voorstel van Van der Meer worden ook niet die voorwaarden gekoppeld aan de kantoortoeslag. Er staat dat die voorwaarden nader uitgewerkt zouden moeten gaan worden. En dat gebeurt ook. Er wordt op dit moment nagedacht door de Raad voor Rechtsbijstand, in samenspraak met het veld, over een mogelijke invulling van de voorwaarden die je zou kunnen stellen om aanspraak te kunnen maken op die kantoortoeslag. Dat is dus een kwestie van uitwerking, maar die uitwerking is nog niet gedaan. Ondertussen heb ik wel een aantal andere maatregelen voorgesteld die veel directer gericht zijn op extra aanwas en scholing. In die behoefte kan dus ook op andere manieren worden voorzien.
Een ander probleem met de kantoortoeslag en het bedrag is dat dit bedrag van 10 miljoen, anders dan alle andere bedragen die door de commissie-Van der Meer worden genoemd, enigszins een slag in de lucht is. Het is namelijk gebaseerd op het huidige aantal samenwerkingen. Daar zit bovendien een variabele in van een kantoor met drie of een kantoor met vijf, op basis van de bestaande cijfers. Maar als die eenpitters, die 60%, in toenemende mate zouden gaan samenwerken, heeft dat iets positiefs, maar is het benodigde budget opeens ook vele malen groter. Dus ook qua dekking is het onzeker of de kantoortoeslag een haalbare kaart is.
Met andere woorden, kort gezegd: ik zeg niet dat die kantoortoeslag er niet komt, maar deze vergt nadere uitwerking, nadere analyse, ook van de effectiviteit van de maatregel en ook in het licht van de andere maatregelen waarover gesproken wordt in het kader van een visie op de toekomst van de sociale advocatuur.
Ik kijk even of hiermee alle vragen over de gesubsidieerde rechtsbijstand zijn beantwoord. Ik heb de vraag van de heer Koops genoteerd. De gastenlijst is nog niet compleet voor mijn overleg met de commerciële advocatuur, maar wij zullen het verzoek welwillend in overweging nemen.
Ik wil toch nog een extra woord wijden aan de vragen die door de heer Van Nispen zijn gesteld en zijn opmerkingen hierover. Het is een belangrijke vraag wat de rol is, moet zijn of kan zijn van de wat dan heet de commerciële advocatuur. Ik heb enigszins moeite met de tegenstelling commerciële advocatuur/sociale advocatuur, eigenlijk om twee redenen, die heel verschillend zijn. De eerste is dat ook heel veel wat dan heet sociaal advocaten een hybride praktijk hebben. Een onderdeel van hun praktijk is betaalde rechtsbijstand, rechtsbijstand die wordt betaald door cliënten. Al die sociaal advocaten die een hybride praktijk voeren, zijn daarmee ook ondernemer. Ik heb altijd enige twijfel gehad of je een advocaat überhaupt een ondernemer kan noemen, maar goed, ze hebben cliënten, ze moeten hun plaatje sluitend maken en declareren. Maar die hybride praktijk komt breed voor in de sociale advocatuur. Daarmee is de tegenstelling commercieel versus sociaal niet helemaal adequaat. Maar tegelijkertijd aanvaard ik dat de commerciële advocatuur werkt tegen hele andere tarieven.
De tweede reden waarom ik er moeite mee heb, is dat ik die tegenstelling eigenlijk hoogst ongelukkig vind. Ik denk dat een groot deel van het probleem nou juist schuilt in die scherpe tegenstelling tussen de commerciële advocatuur en de sociale advocatuur. Ik heb diverse malen gerefereerd aan een waterscheiding, ook wel aan een dijk. Ik wil ten minste gaan verkennen wat de mogelijkheden zijn om meer geïntegreerde vormen van samenwerking tussen de commerciële en de sociale advocatuur te krijgen en ook op die manier de continuïteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland te borgen. Daarvoor draagt niet alleen de rijksoverheid een verantwoordelijkheid. Ik zie dat als een verantwoordelijkheid voor de hele advocatuur. Dat is een heel ander beeld dan de sociaal advocaat die in dienst is van de overheid en geen onderneming voert, maar ten minste wil ik verkennen of het wegnemen van die waterscheiding heilzame effecten kan hebben. Daar ga ik de komende week mee beginnen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het echt een heel erg slecht idee. Het grote risico hiervan is dat je dit grondrecht deels uitbesteedt — ik gebruik die tegenstelling wel, want dat doet de staatssecretaris zelf ook in zijn brief — aan de Zuidas, aan de commerciële kantoren, die daar ook helemaal geen feeling mee hebben en helemaal niet gespecialiseerd zijn in de zaken die bij de sociale advocatuur thuishoren. Ik zie dus grote bezwaren, ook dat je dan als overheid later nog een keer een stapje terug kan zetten en kan zeggen: o, ja, het zijn financieel moeilijke tijden; weet je wat, de Zuidas kan nog wel wat meer van ons oplossen. Het zal ook de kwaliteit niet ten goede komen. Dus ik heb hier grote zorgen over. Volgens mij is het een heilloze weg. Ik kan de staatssecretaris niet verbieden iets te verkennen, maar ik denk dat het op niks uitdraait. De kwaliteit moet vooropstaan.
Maar ik had eigenlijk ook nog de vraag gesteld of er geen andere modellen denkbaar zijn dan dat een bevlogen sociaal advocaat zich überhaupt moet aansluiten bij een kantoor en eigenlijk ondernemer moet zijn. Ik gebruik ook wel het woord "ondernemer" voor die sociaal advocaat. Ik hoop dat dit in de verkenning in ieder geval kan worden meegenomen, want er wordt ook gedacht aan grotere kantoorverbanden die jou ontzorgen op allerlei vlakken, maar waarbij jij gewoon de sociaal advocaat kan zijn waar je voor gestudeerd hebt. Ik zou het belangrijk vinden dat de staatssecretaris dat meeneemt. Maar misschien eerst even deze vraag en dan heb ik nog wel een vraag zo.
Staatssecretaris Struycken:
Ik tracht dat toekomstperspectief … Nee, zo heet het niet. Ik ben het woord kwijt. Het visietraject! Ik tracht het visietraject zo breed mogelijk te trekken. Een groot deel van het probleem is dat het voor een sociaal advocaat of zelfs voor een advocaat in een hybride praktijk een te groot risico is om stagiaires aan te nemen. Voor het spreiden van dat risico zijn allerlei varianten denkbaar. Er zijn al een aantal voorbeelden in de samenleving te vinden. Dat maakt allemaal onderdeel uit van het traject dat we doorlopen. Ik denk ook dat het antwoord uiteindelijk niet één antwoord is. Ik denk dat we uit zullen komen bij een spectrum van varianten waarbinnen de gesubsidieerde rechtsbijstand meer toekomst kan hebben. Dat nemen we dus allemaal gaarne mee.
Ik neem overigens ook de zorgen mee die de heer Van Nispen terecht uitspreekt, want het gaat natuurlijk ook om een bepaald type cliënt, een bepaald type zaak. Het raakt aan de kwaliteit, aan de borging van de kwaliteit, en dat is een van de belangrijke aandachtspunten en taken van de Raad voor Rechtsbijstand. Dat moet allemaal onderdeel uitmaken van het gesprek.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, want ik heb nog een andere vraag. De staatssecretaris heeft opnieuw uitgelegd waarom hij de kantoortoeslag niet ziet zitten. Daar kan verschillend over gedacht worden. Ik vind dat daar wel degelijk hele positieve kanten aan zitten, maar de staatssecretaris kiest er niet voor. Vervolgens aanvaardt hij dat er dan dus geen 40 miljoen wordt uitgetrokken, maar 30 miljoen. Dan kan het straks meerdere kanten op. De staatssecretaris gaat een verkenning doen van wat we moeten doen met de regeling voor jonge aanwas, de beroepsopleiding, de garantstelling, de patronen en alle uitdagingen die we hebben. Als hij dan met voorstellen komt, zal hij denken: hier heb ik budget voor nodig, maar dat hebben we toen, na de commissie-Van der Meer, niet geregeld. Dan krijg je dus kansloze voorstellen. Dat is toch een reëel risico? Was het nou niet beter geweest om ... Laat ik het zo zeggen: wat gaat de staatssecretaris alsnog doen om ervoor te zorgen dat er wel budget komt, in ieder geval voor het verbeteren van de jonge aanwas? Is dat niet via een kantoortoelage, dan kan dat toch op andere manieren?
Staatssecretaris Struycken:
Ja. Randvoorwaardelijk voor het vinden van budget is dat we heel duidelijk moeten hebben wat we dan willen doen, dat het effectief is en hoeveel we precies nodig hebben. Daar zit een belangrijk punt. Het gaat vaak over dé 40 miljoen van Van der Meer, maar er zit echt een heel groot onderscheid tussen — ik zeg het even grofweg — de 30 miljoen, die spijkerhard was, en de 10 miljoen, die dat niet was. Dat maakt dat het gewoon ook niet mogelijk is om ins Blaue hinein een open dekking te vinden. Ik aanvaard dus dat dat visietraject ertoe kan leiden dat er maatregelen voorgesteld gaan worden waar extra geld voor nodig is. Dat zal dan gevonden moeten worden. Tot zover de sociale advocatuur.
Dan ga ik voort met een aantal vragen die door de heer Koops, mede namens mevrouw Bruyning, zijn gesteld. Die zien op jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland, met name op de BES. Met ingang van 1 augustus 2020 is het jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland van kracht geworden. De uitvoering en het verder op peil brengen van de kwaliteit daarvan vragen voortdurend de aandacht van zowel de ketenpartners als Caribisch Nederland als het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het contact daarover is goed. Op verzoek van het ministerie start binnenkort in opdracht van het WODC een onderzoek naar de werking van het jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Dat onderzoek richt zich op het in kaart brengen van de juridische en organisatorische knelpunten van het jeugdstrafrecht op de BES en het beoordeelt in hoeverre het huidig wettelijk kader aansluit bij de pedagogische en resocialiserende doelstellingen van een uitvoerbare strafrechtspleging voor jeugdigen, uiteraard specifiek aldaar, op de BES. Het onderzoek beoogt bovendien aanbevelingen te formuleren voor mogelijke aanpassingen in de wetgeving en de uitvoering om de effectiviteit te versterken. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting medio 2026 beschikbaar.
Onderdeel van de vraag waren ook de bestaande tekorten en de behoefte aan versterking aldaar. Het justitieel jeugdbeleid, met name met betrekking tot plaatsing in de jeugdinrichtingen, oftewel de jeugd-tbs, de zogenaamde PIJ-maatregel, zal onderdeel uitmaken van een meerjarig programma forensische zorg en behandeling, tbs en PIJ voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Doel van dit meerjarig programma is het verbeteren van de forensische zorg voor zowel de CAS-landen als de BES-eilanden. Samenwerking binnen het Koninkrijk is hiervoor het uitgangspunt. Het ministerieel Justitieel Vierpartijen Overleg, het JVO, moet op dit moment nog met een voorstel komen voor de nadere uitwerking van dit meerjarig programma. Na akkoord zal een programmamanager worden geworven en kan het meerjarig programma forensische zorg en behandeling, tbs en PIJ daadwerkelijk van start gaan.
Dan zou ik willen overgaan tot een aantal overige onderwerpen. Mevrouw Van der Werf en mevrouw Van Eijk hebben aandacht gevraagd voor het Centrum Seksueel Geweld en de financiering daarvan. We maken onderscheid tussen de landelijke functie van het Centrum Seksueel Geweld en de versterking daarvan enerzijds en de regionale Centra Seksueel Geweld anderzijds. Wat de landelijke functie betreft zorgt het ministerie van VWS nu door middel van een specifieke uitkering, een SPUK, voor de basisfinanciering van het landelijk centrum. Naar aanleiding van de motie-Van der Werf uit 2023 is de landelijke functie van het centrum versterkt. Daarmee zijn een aantal functies gefinancierd om de basis van de Stichting Landelijk Centrum Seksueel Geweld op orde te krijgen. Samen met deze investering in het landelijke centrum is ook de afspraak gemaakt dat in 2024 een traject zou starten om een evaluatie van deze versterking voor te bereiden, zodat in 2026 een weloverwogen besluit kan worden genomen over wat nodig is voor de landelijke functie, het landelijke Centrum Seksueel Geweld.
De regionale centra worden inderdaad gefinancierd door de gemeenten. De gemeenten bekostigen dit uit wat heet de DUVO, de Decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang. Daar is bewust voor gekozen. De landelijke financiering van het CSG zou voor een onlogische knip zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wmo-zorgaanbod, waarvoor gemeenten de verantwoordelijkheid dragen. Tot zover de vragen over het Centrum Seksueel Geweld.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De voorzitter had hier ook naar gevraagd, dus die was druk aan het meeschrijven, alle begrip. Wat ik hier heel lastig vind — dit zeg ik ook als initiatiefnemer van een initiatiefnota over seksueel misbruik — is dat dit typisch zo'n onderwerp is dat tussen drie ministeries in valt. Niks ten nadele van deze staatssecretaris, maar dan gaat natuurlijk iedereen naar zichzelf toe redeneren. "Ja, het is superlogisch dat de mensen die over de Wmo gaan, ook deze systematiek moeten aanhouden." Uiteindelijk is er, zeker sinds het ingaan van de Wet seksuele misdrijven, een gigastijging van het aantal meldingen. Tegelijkertijd vinden we het allemaal met elkaar heel wenselijk dat dit beter wordt opgepakt. En dan wordt er nu gezegd: goh, lastig dat ze dat niet rond kunnen krijgen; dat moeten ze maar op die en die manier doen. Kan de staatssecretaris daar nou niet op reflecteren? Zou het begin van het antwoord niet moeten zijn dat als daar extra geld voor nodig is, je daar in de basis gewoon naar gaat kijken?
Staatssecretaris Struycken:
Mevrouw Van der Werf vestigt terecht de aandacht op de complexiteit van de drie ministeries, maar eigenlijk is het nog complexer, omdat dit natuurlijk ook gaat over de centrale overheid versus de medeoverheden. Daarmee is het een onderdeel van de decentrale financiering van de zorg. Het is dus heel complex. Terecht zegt mevrouw Van der Werf dat ik had moeten beginnen met de vraag of er wordt voorzien in de behoefte, ook financieel, dus of er voldoende budget is voor het centrum. Ik merk op dat naar aanleiding van de nieuwe wet er 1 miljoen extra beschikbaar is gesteld, juist ook om in de toenemende hulpbehoefte te voorzien. Dat zal zo blijven in de zin van: we zullen blijven bekijken of er voldoende middelen beschikbaar zijn om daarin te voorzien. Dan komen we wel op de complexe problematiek in de uitwerking, namelijk of die financiering decentraal moet worden verschaft vanuit gemeenten of dat het een landelijke functie is, zodat het een landelijk budget zou moeten betreffen. Ik aanvaard dat dat complex is en dat dat risico's in zich bergt, maar wat mij betreft mag dat er niet aan in de weg staan dat het centrum voldoende middelen heeft.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Werf, uw zevende interruptie. Dat geldt voor meer mensen, hoor, dus ik laat 'm even gaan.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is wel echt een vervolgvraag, maar dank voor de coulance. Er is nu gewoon een gat van 5,6 miljoen. Dat heeft de voormalig directeur vanochtend nog in Trouw aangegeven. De financiering is nu gewoon niet rond. Ik wil er nog best in meegaan dat het complex is, maar waar ik niet in mee zou willen gaan is dat we nu de situatie krijgen dat het afhankelijk is van in welke gemeente je woont — er zijn zestien centra over heel Nederland — of je op een goed gefinancierde plek terecht kan komen of niet. Dat is toch heel raar? We hebben als Kamer natuurlijk niet voor niks eerder al gezegd, op basis van onze motie, dat we dit landelijk zouden moeten financieren, want we vinden het allemaal belangrijk.
Staatssecretaris Struycken:
Ik heb kennisgenomen van het bedrag dat vanochtend in de pers is genoemd. Wij herkennen dat bedrag niet, maar we zijn in gesprek het Centrum Seksueel Geweld, ook over de benodigde financiering, en we hopen een nadere toelichting te krijgen en samen met het centrum te kunnen identificeren hoeveel geld nodig is en wanneer. Dan blijft overeind dat een deel van de functie van het Centrum Seksueel Geweld zorgverlening is. Een ander deel betreft de landelijke functies. Ik zou niet nu af willen stappen van het uitgangspunt dat de zorgverlening in beginsel vanuit het decentrale budget moet komen. Aan het belang ervan wil ik niks afdoen, maar dat vormt niet een basis om het weg te trekken bij de decentrale financiering.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Een hele korte vervolgvraag. De staatssecretaris zegt het goed. Een deel ervan is inderdaad zorgverlening, dus voor een deel van wat het centrum biedt, kun je inderdaad die redenering doortrekken dat het lokaal gefinancierd zou moeten worden. Maar een gedeelte daarvan is dat niet. Zij trekken dan dus continu aan het kortste eind. Er moet met een heel complex aan gremia overlegd worden om dit soort gaten te dichten. Dan is mijn ervaring in Den Haag niet: nou, dat is dan effe van vandaag op volgende week geregeld. Integendeel. Daar zou ik dan hier wel een lans voor willen breken. Want elke keer als er weer nieuwe cijfers komen of er weer wat gebeurt, buitelt iedereen hier in deze Kamer over elkaar heen: "O, wat erg hè? We moeten de slachtoffers toch echt beter en duurzamer helpen." Dit is dus zo'n moment dat je mensen echt kan helpen. En even, hè: het gaat om 5 miljoen. Dat is heel veel geld, maar tegelijkertijd, als we hier naar de rest van het plaatje kijken: waar hebben we het over?
Staatssecretaris Struycken:
Wij blijven in gesprek met het centrum om te identificeren wat hun financiële behoefte precies is. Voor het landelijke centrum geldt dat er middelen vanuit VWS en JenV vanaf 2024 zijn vrijgemaakt voor de versterking in de komende drie jaar en dat dat eind 2026 wordt geëvalueerd om te bezien wat daarna nodig is. Dus het heeft onze aandacht. Het is niet een klein bedrag. Het is niet een bedrag dat we hebben liggen. Tegelijkertijd bevestig ik dat wij voortdurend in gesprek zijn en willen blijven om te kijken wat nodig is om dat centrum zijn taken te laten verrichten.
Ik ga voort met de vraag die zag op de Geschillencommissie voor Consumentenzaken, een vraag van de heer Van Nispen en van mevrouw Van Eijk. De vraag veronderstelt dat een bezuiniging is ingeboekt, maar voor het jaar 2026 is daarvan geen sprake. Er is geen sprake van een bezuiniging op de subsidie in het jaar 2026. De bezuiniging is binnen het beschikbare kader structureel gedekt.
De heer Van Nispen (SP):
Ik denk niet dat de staatssecretaris aan het goochelen is met woorden. Daar twijfel ik niet aan. Ik denk gewoon dat we elkaar verkeerd begrijpen. Want wat ik natuurlijk bedoel, is dat ik het begrotingsbedrag neem, dat natuurlijk was ingeboekt voor de begroting 2025, vermeerderd met, even uit mijn hoofd, €276.000 — dat klopt — van het amendement-Ellian/Van Nispen. Dat werkt maar eenjarig door. Dat snap ik. Ik zeg ook niet dat er bij de Voorjaarsnota opnieuw was bezuinigd. Mijn punt is dat ik vind — mevrouw Van Eijk vond dat ook — dat de Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken zo belangrijk is, dat wij bedoeld hebben of in ieder geval hier de vraag stellen of dat amendement en het doel daarvan wel een meerjarige doorwerking kunnen hebben, zodat wij niet volgend jaar weer een nieuw amendement in hoeven te dienen. Volgens onze informatie zakt het budget wel degelijk terug en is de €276.000 die wij hebben toegevoegd aan de begroting niet gewaarborgd. Dat was volgens mij het probleem.
Staatssecretaris Struycken:
Mij wordt te binnen geschoten dat de dekking structureel is, dus dat die compensatie ook voor de komende jaren geldt, maar ik zal dat nog een keer verifiëren. Ik zou het belang van de geschillencommissie nog wel willen onderschrijven. Ik ben op bezoek geweest. Ik heb een zitting bijgewoond en ik onderken volledig het belang van geschillencommissies als alternatieve wijze van geschillenbeslechting, als wijze om mensen eerder aan hun recht te helpen op een manier die meer recht doen aan hun gevoelens. Dus het belang van de geschillencommissie onderschrijf ik volledig en ik geloof dat de dekking structureel is.
De heer Van Nispen (SP):
Heel fijn dat de staatssecretaris daarop terugkomt. Ik hoor wel graag wanneer dat dan zo is. De dekking was inderdaad structureel bedoeld, dus dat is hartstikke goed, maar ik heb hier gewoon een tabel voor me waarin inderdaad voor het jaar 2025 het bedrag van €276.000 is bijgeplust en dat voor de volgende jaren terugzakt naar €138.000. Dat is de helft en dat was niet de bedoeling. Dat was niet de meerjarige doorwerking van het amendement. Misschien is er sprake van een misverstand. Ik hoor graag op welke termijn we meer horen. In ieder geval dank voor de toezegging dat het amendement gewoon meerjarig doorwerkt, want dan is er geen probleem. Dat is helemaal prima, maar ik vind het dan toch een onverklaarbare tabel als ik eerlijk ben.
De voorzitter:
Ik denk dat het goed is als hier nog een keer naar wordt gekeken.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter, mag ik hier in mijn tweede termijn op terugkomen?
De voorzitter:
Ja, want ik deel de opvatting van de heer Van Nispen in dezen. Ik denk ook dat het amendement niet meerjarig verwerkt is. Maar goed, daar komt u in de tweede termijn op terug. U vervolgt.
Staatssecretaris Struycken:
Er is een vraag gesteld door mevrouw Van der Werf over betere registratie van de tenaamstelling van vonnissen. Dit is de Justidproblematiek inzake de tenaamstelling. Dat is onderdeel van de brief en het debat van 11 juni. Daarin heb ik uiteengezet dat de prioriteit is om een toetsings- en handelingskader te ontwikkelen met betrekking tot de zaken die nu geregistreerd staan als zaken waarmee een probleem is met de tenaamstelling van het vonnis. Ik heb toegezegd met een tussentijdse rapportage te komen en kortheidshalve zou ik daarnaar willen verwijzen.
Dan kom ik een andere vraag, namelijk over de bezuinigingen op de brandweer. Dat is een vraag van meneer Van Nispen en van mevrouw Mutluer. De korting op de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding, de BDuR, blijft gehandhaafd, want dat betreft een generieke korting op specifieke uitkeringen. Voor de motie die de heer Van Nispen en mevrouw Mutluer hebben ingediend om de korting van tafel te vegen, is geen dekking vrijgekomen uit de Voorjaarsnota. Dat betekent dat de korting niet gerepareerd kan worden en dat de korting gehandhaafd wordt. Het spijt me niet anders te kunnen berichten.
De heer Van Nispen (SP):
De Kamer weet ook wel wat er in de Voorjaarsnota staat en heeft willens en wetens voor deze motie gestemd. Die motie verzoekt de regering alle inspanningen te plegen richting de begroting 2026 om de korting op de brandweer, dus op die Brede Doeluitkering Rampenbestrijding, terug te draaien en dit in relatie te zien met de plannen voor de versterking van de weerbaarheid en de nationale veiligheid. Dan ga ik nog niet eens tegen de staatssecretaris zeggen: er zijn wel miljarden beschikbaar voor Defensie zonder dekking en niet voor het terugdraaien van enkele miljoenen bezuinigingen op de brandweer met desastreuze gevolgen. Die interruptie zal ik hier nog niet eens plaatsen. Mijn punt is principieel. De staatssecretaris zegt hier gewoon even tussen neus en lippen door: we hebben anders besloten in de Voorjaarsnota, dus we voeren uw motie niet uit. Dat is een dikke middelvinger naar de Kamer. Ik wil graag dat de staatssecretaris dat terugneemt, dat hij zich bezint, deze motie alsnog gaat uitvoeren en bij de begroting 2026 met plannen komt om die onbezonnen korting op de brandweer terug te draaien.
Staatssecretaris Struycken:
De motie verzocht de bewindspersonen om inspanning te verrichten om deze korting ongedaan te maken als onderdeel van de Voorjaarsnota. Dat is helaas niet gelukt.
De heer Van Nispen (SP):
Dat staat er toch niet? Volgens mij haalt de staatssecretaris nu moties door elkaar. Ik heb het over de motie van de leden Mutluer en Van Nispen, voorgesteld 28 mei 2025, op stuk nr. 286 (30821). Daar staat wat ik net zei. Daar staat niet "Voorjaarsnota", daar staat "richting de begroting 2026". Dan is er namelijk een nieuw moment om ervoor te zorgen dat er dekking wordt gevonden om die domme bezuiniging op de brandweer af te wenden. Dat heeft niks met de Voorjaarsnota te maken.
Staatssecretaris Struycken:
Ik verwijs naar het commissiedebat waarin de minister van Justitie en Veiligheid dit heeft toegelicht.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter, als ik nog mag?
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Van Nispen (SP):
Heel kort. En ik verwijs naar het tweeminutendebat dat op dat commissiedebat volgde en waarin de Kamer dus geen genoegen nam met die uitleg van minister Van Weel. Wat is dit nou voor een reactie? De Kamer heeft anders besloten, staatssecretaris, zo simpel is het.
Staatssecretaris Struycken:
Ik hoor wat u zegt. Ik kan niet anders dan constateren dat het geld er niet is gekomen.
De voorzitter:
U vervolgt.
Staatssecretaris Struycken:
Mevrouw Mutluer bracht de kwestie van tolken en vertalers ter sprake, met name de gerechtstolken.
De voorzitter:
Op dit punt, meneer Koops? Ja. De heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Kan de staatssecretaris toezeggen om even te kijken hoe het nou komt dat er geen geld voor gevonden is, in strijd met de uitspraak van de meerderheid van de Kamer? Kunt u toezeggen te onderzoeken hoe dit mogelijk is? Is er daadwerkelijk een motie terzijde gelegd en niet uitgevoerd terwijl de meerderheid achter de motie stond op 28 mei? Dat begrijp ik niet.
Staatssecretaris Struycken:
De vraag is om te onderzoeken hoe het komt?
De heer Koops (NSC):
Vergeef me als ik het niet helder uitleg; dat heb ik altijd als een vergadering langer dan twee uur achter elkaar duurt, zoals nu. De vraag is als volgt. De meerderheid van de Kamer zegt dat er in de begroting van 2026 iets moet worden teruggevonden en wijst niet op de Voorjaarsnota. Ik begreep zojuist gewoon niet wat er hier gebeurt. Ik was niet bij het debat over de brandweer; ik zie alleen maar dat mijn buurman een volgens mij heel simpel punt maakt. De staatssecretaris zegt "ik constateer dat het niet is gebeurd", maar gaat het dan alsnog gebeuren? Wordt dit meegenomen bij de begroting? Kan de staatssecretaris daar iets over zeggen?
Staatssecretaris Struycken:
Ik moet constateren dat de korting niet ongedaan is gemaakt en dat die nog geldt. Voor zover dat afwijkt van het dictum van de motie betekent dit dat de motie nog niet is uitgevoerd. Dat kan betekenen dat we op de volgende wegingsmomenten vanuit het kabinet gaan kijken of dat alsnog kan gebeuren. Maar dat is een kwestie van de volgende wegingsmomenten, voor zover die binnen dit kabinet plaatsvinden.
De heer Koops (NSC):
Maar om even … Pardon, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
De heer Koops, nogmaals.
De heer Koops (NSC):
Het gaat er niet om of de motie kán worden uitgevoerd. Het gaat erom dat de motie móét worden uitgevoerd, want dit is namelijk een boodschap die meegegeven wordt bij de begroting 2026. Dat is even het misverstand hier. Wij zijn van mening ... Ik ben van mening dat er geen ruimte is om die motie niet uit te voeren.
De voorzitter:
En daarbij heeft de staatssecretaris aangegeven dat op het nieuwe besluitvormingsmoment, in augustus in aanloop naar de Miljoenennota, de afweging opnieuw wordt gemaakt. Dat is in ieder geval wat ik nu heb gehoord.
Staatssecretaris Struycken:
Of we de motie kunnen uitvoeren als kabinet, zal ik bespreken in het kabinet en daar komen we op terug.
Dan wat betreft de tolken en vertalers. Dat is een onderwerp dat centraal staat in het commissiedebat over juridische beroepen. De vraag is of er concrete voorwaarden kunnen worden verbonden aan de aanbestedingsprocedure. Het is nog wat vroeg om in te gaan op de wijze waarop we de aanbesteding gaan vormgeven. In de komende maand vindt er een driehoeksoverleg plaats waarin de vertegenwoordigers van de zelfstandig ondernemende tolken, de tolkbureaus en de overheid met elkaar in gesprek gaan over de doorontwikkeling van het stelsel. Daarbij komen onder andere de beloning van de tolken en de kwaliteitsborging aan de orde. De voortgang van deze gesprekken wordt toegelicht in de tussentijdse brief die na het zomerreces aan uw Kamer wordt verzonden.
Er worden momenteel drie onderzoeken uitgevoerd, zoals toegelicht in de vorige tussentijdse brief, gericht op het vergoeden van wachttijd, het vergoeden per begonnen halfuur en de betaling op basis van normregels. Op basis van de uitkomsten van de driehoekgesprekken ga ik bezien of bijsturing in de aanbestedingsprocedure nodig en mogelijk is.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Bruyning zoals gesteld door de heer Koops. Die vraag betreft femicide, psychisch geweld en het wetsvoorstel. De vraag is of ik doorga met het wetsvoorstel om een strafbaarstelling te creëren. Jazeker. De Tweede Kamer wordt op zeer korte termijn geïnformeerd over de contouren van het wetsvoorstel en het beoogde tijdspad. Deze informatie zal met de brief over de voortgang van de prioriteiten van de aanpak Stop femicide! binnenkort met uw Kamer worden gedeeld.
Dan kom ik ten slotte op de resterende amendementen.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Zijn we dan nu bij het laatste blokje of komt er na de appreciatie van de amendementen nog een blokje? Ik mis namelijk het antwoord op de vraag over jeugdbescherming. Of ik heb niet goed op zitten letten.
De voorzitter:
Dat blokje is wel behandeld. Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Struycken:
Mevrouw Lahlah heeft gelijk; ik realiseer me dat ik de antwoorden op de vragen over jeugdstrafrecht heb behandeld maar niet de namens mevrouw Bruyning gestelde vraag over de proeftuinen en de vraag van mevrouw Lahlah over de plannen.
De proeftuinen. Er zijn tien proeftuinen actief, die in feite de basis vormen voor het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Deze proeftuinen zijn zeer succesvol geweest in de zin dat daarbinnen nieuwe werkwijzen worden ontwikkeld die gericht zijn op betere hulp en bescherming. Het aantal regio's waarin op de een of andere manier wordt beproefd wat nodig is, breidt zich uit over het hele land. De effecten van die proeftuinen worden op dit moment onderzocht door het Verwey-Jonker Instituut. Uit de tussenrapportage komt naar voren dat er laagdrempelig wordt gewerkt met een vast aanspreekpunt voor gezinnen, dat ouders en jeugdigen zich beter geholpen, gezien en gehoord voelen en dat er minder overdracht tussen organisaties plaatsvindt. Ook blijkt eruit dat lokale teams — dat zijn dus de lokale teams in de gemeenten — met ondersteuning van de veiligheidsorganisatie betere zorg kunnen gaan bieden. De resultaten en de opbrengsten van de proeftuinen zijn te lezen in de voortgangsrapportage en overigens ook op de website van het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
Mevrouw Lahlah vraagt naar de mogelijkheden om de plannen verder uit te werken; meer specifiek gaat het om de constatering dat bij de Voorjaarsnota geen geld beschikbaar is gekomen voor de incidentele kosten van de implementatie van het toekomstscenario, meer in het bijzonder de structuurwijziging die samenhangt met het creëren van regionale veiligheidsteams (rvt's). Ik merk nog even op dat het toekomstscenario wel veel meer omvat dan dat alleen, maar het element van de structuurwijziging door het creëren van regionale veiligheidsteams vergt incidentele middelen, en die zijn niet beschikbaar gekomen tijdens de Voorjaarnota.
Desalniettemin heb ik samen met de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport alsmede het bestuur van de VNG — dit zijn de drie opdrachtgevers — besloten om de ontwikkelrichting voor de rvt's vast te houden. We houden vast aan de ontwikkelrichting, ook al is er vooralsnog geen zekerheid of er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Als die middelen uitblijven, heeft dat uiteraard consequenties voor de veranderstrategie, dus voor de manier waarop we de ontwikkelrichting realiseren en het tempo waarin we dat kunnen doen. We komen in dat geval in het najaar met een strategie op hoofdlijnen die gericht is op het realiseren van wat dan de "ontwikkelrichting" heet en het tempo waarmee we daar kunnen komen. Maar ik bericht u nader in de eerstvolgende brief daarover. Dan zal ook verslag worden gedaan van de gesprekken die nog steeds gaande zijn, en met vernieuwde intensiteit, om het toekomstscenario in de komende tijd verder uit te werken.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
De vraag aan de staatssecretaris is: wordt er alsnog gewerkt aan het creëren van financiële ruimte voor 2025-2026, althans die incidentele middelen? Zo ja, hoe en wanneer verwacht de staatssecretaris daar dan duidelijkheid over te geven?
Staatssecretaris Struycken:
Dat wordt onderdeel van een nieuw wegingsmoment binnen het kabinet voor de besteding van de beschikbare middelen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik wil in ieder geval voorkomen dat we straks in een situatie eindigen zoals met het gevangeniswezen — als we daar niet al in zitten, maar goed. De voortgangsbrief spreekt over een verdere uitwerking in het najaar. Kan de staatssecretaris specificeren wanneer die uitgewerkte veranderstrategie dan ontvangen kan worden? Kan hij ook toezeggen dat in ieder geval de input wordt meegenomen van de 25 regio's en betrokken gemeentes?
Staatssecretaris Struycken:
We zitten in een heel intensief traject met de Veilig Thuisorganisaties, Jeugdzorg Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, het programma Proeftuinen en de lokale teams. Al deze organisaties worden betrokken in het verder uitwerken van de ontwikkelrichting. Er wordt goede voortgang geboekt. Ik zei al dat het veel meer behelst dan alleen maar die structuurwijziging. Het gaat ook om ontwikkeling van protocollen, wat we dan in slecht Nederlands "best practices" noemen, en het inventariseren van wat er overigens nodig is aan wetgeving. Daar wordt goede voortgang op gemaakt. Ik zet er zeer op in om dat al in de komende weken verder te voeren, opdat in ieder geval zo veel mogelijk lessen uit de proeftuinen ook meegenomen worden in een nieuwe manier van werken in de jeugdzorg en de jeugdbescherming in Nederland.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Waar dreigt volgens de staatssecretaris momenteel de grootste vertraging of rem op de uitvoering? Zeker gezien het feit dat er geen incidentele middelen zijn gekomen, dreigt er een rem of een vertraging. Waar komt dat het meest voor?
Staatssecretaris Struycken:
De incidentele middelen hebben in het bijzonder betrekking op het creëren van regionale veiligheidsteams, 25 in getal. Maar de keuze die de opdrachtgevers tezamen hebben gemaakt, dus het ministerie van VWS, het ministerie van JenV en de VNG, is om desalniettemin verder te werken aan de uitwerking van die ontwikkelrichting. Ik voorzie op dit moment geen vertraging, in ieder geval niet in de komende maanden, waarin we proberen met alle partners tot een nadere uitwerking van die ontwikkelrichting te komen. Het is wel zo dat we in het najaar meer duidelijkheid moeten hebben, want als de duidelijkheid over de beschikbaarheid van incidentele middelen er in het najaar niet is, zullen we die ontwikkelrichting op een andere wijze vorm moeten gaan geven. Dan moeten we ons ook beraden op het tempo waarin die ontwikkelrichting wordt uitgewerkt, zoals ik zojuist aangaf. Dat zal onderdeel zijn van de voortgangsrapportage die aangekondigd is voor dit najaar.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
U bent dus nog bezig om die financiële ruimte te creëren. U gaat ervan uit dat dat nog in het najaar gaat lukken. U gaat vooralsnog door met de ontwikkeling zoals gepland met de stakeholders. Mocht dat niet lukken en mochten de incidentele middelen toch niet komen, dan pas gaat u kijken of en welke gevolgen dat eventueel heeft voor het tempo. Begrijp ik dat zo goed?
Staatssecretaris Struycken:
Nou, het tweede onderdeel van uw samenvatting vraagt mij vooruit te lopen. Dat doe ik maar liever niet. Het is een heel brede gedachtevorming, in het kader van een toekomstscenario, met allerlei varianten, dus in zekere zin laten wij ons nu in ieder geval niet afremmen door de onzekerheid of er incidentele middelen beschikbaar komen. Het is voor mij, voor de andere opdrachtgevers en eigenlijk voor het hele veld evident dat er echt wat moet gebeuren. We zullen daar ook aanstaande donderdag over spreken, wanneer we spreken over het rapport van de commissie-Hamer, dat ook raakt aan de jeugdbescherming. We hebben erover gesproken in het kader van de rapporten over het vreselijke verhaal uit Vlaardingen. Dat er iets moet gebeuren met de jeugdbescherming en de jeugdzorg is duidelijk. Dat kent heel veel verschillende aspecten. Dat raakt aan de hervormingsagenda en aan het rapport van de commissie-Van Ark. Dat verdient de volle aandacht van dit kabinet en uw Kamer.
Dan kom ik nu op twee amendementen. Het amendement op stuk nr. 12 van het lid Eerdmans is geapprecieerd door de minister van Financiën in zijn brief. Die volg ik. Ik ga even door naar het amendement op stuk nr. 16, maar ik denk dat het amendement op stuk nr. 12 evenzeer als de andere amendementen erop stuit dat de dekking voor dit amendement gezocht wordt in de enveloppe goed bestuur, het onderdeel dat wordt beheerd door het ministerie van BZK. Daarvoor zal dus ook de toezegging gelden dat nader inzicht wordt verschaft in de wijze waarop deze middelen daar zijn besteed of zijn gebonden.
Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 16 van mevrouw Mutluer en de heer Van Nispen. Daar zitten twee kanten aan: de besteding en de dekking. Dit amendement betreft PTSS van brandweerlieden en de uitwerking van nieuw beleid op dat punt. De dekking wordt gezocht in een verhoging van de griffierechten in het bestuursrecht. Daarvoor is wijziging van de Awb nodig. Ook dat is een traject dat ten minste twee jaar vergt. Daar komt bij dat het een vrij principiële technische afwijking behelst van de systematiek die in de Algemene wet bestuursrecht besloten ligt, met name in artikel 8:109, want daarin is geen sprake van aparte categorieën van griffierecht voor bestuursorganen en voor gevallen waarin het bestuursorgaan pas achteraf, bij verlies van een procedure, moet betalen. Het is dus ook in de technische uitwerking complex, nog afgezien van de onzekerheid hoeveel dit oplevert.
Daar komt bij dat dit amendement mij vraagt iets te doen wat primair de verantwoordelijkheid van de werkgevers is. Dat zijn hier de veiligheidsregio's. Werkgevers zijn primair verantwoordelijk voor regelingen met betrekking tot PTSS. Het is aan de veiligheidsregio's om binnen hun beschikbare middelen — dat gaat om een heel groot bedrag — middelen vrij te maken. Het ministerie kan geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de structurele uitvoering van de arbeidsvoorwaarden of de werkgeversrol van de regeling ten behoeve van werknemers met PTSS bij de veiligheidsregio's. De inhoudelijke vormgeving en de uitvoering liggen dus volledig bij de veiligheidsregio's. Ook dat is een reden om het amendement op stuk nr. 16 te ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 16: ontraden. Er is een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
De staatssecretaris noemt het nu dus "de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio's". Dat zijn dezelfde veiligheidsregio's als waar de regering op bezuinigt en waarover mijn motie ging die de regering tot drie keer toe verkeerd begreep. Dat zijn die werkgevers, toch? Dan hebben we het even scherp. De staatssecretaris zou natuurlijk ook met warme woorden kunnen komen over hoe erg het is dat brandweerlieden, die staan voor de veiligheid van ons allemaal, PTSS oplopen. De vraag die ik hieraan wil koppelen is: wat doet deze staatssecretaris wel voor deze groep mensen in deze schrijnende toestanden, nu er een omvangrijke regeling klaarligt, in overeenstemming tussen werkgevers en werknemers, nu het Rijk en de veiligheidsregio's naar elkaar kijken en het Rijk ondertussen bezuinigt op die veiligheidsregio's?
Staatssecretaris Struycken:
Ik heb gisteren al via de media mijn empathie uitgesproken voor deze brandweerlieden met PTSS, en ook eerder vanavond, toen er hier nog twee aanwezig waren. Zij mogen niet de dupe zijn van een bestuurlijk geschil tussen veiligheidsregio's enerzijds en de rijksoverheid anderzijds. Mijn boodschap aan de veiligheidsregio's is dan ook dat zij als werkgevers niet weg moeten lopen voor hun verantwoordelijkheid. Dat klinkt wat cru; ik bedoel het niet zo heel cru. Het begint bij de veiligheidsregio's, die hiervoor binnen de beschikbare middelen budget moeten alloceren. Dat is de boodschap van mij aan u als Kamer. Dat is niet mijn boodschap aan de brandweerlieden, die alle waardering verdienen voor hun belangrijke werk, des te meer vanwege de bijzondere en traumatische omstandigheden waarin zij komen te verkeren. Dat wil ik graag ook gezegd hebben.
De voorzitter:
Dan het amendement op stuk nr. 17.
Staatssecretaris Struycken:
Het amendement op stuk nr. 17 van mevrouw Lahlah mag ik de appreciatie "overbodig" geven, want de taakstelling voor het Juridisch Loket is voor het jaar 2025 al volledig gecompenseerd bij de Voorjaarsnota. Er is voor 2025 dus ruimte gevonden binnen het rechtsbijstandsbudget om de taakstelling van het Juridisch Loket op te lossen. U weet hoezeer ik belang hecht aan het Juridisch Loket als basis voor de eerstelijns juridische hulpverlening en daarmee de toegang tot het recht en als kader voor een landelijk dekkend netwerk. Wat betreft de structurele financiering van het Juridisch Loket meldde ik uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling dat er samen met het Juridisch Loket wordt gewerkt aan een nieuw bekostigingsmodel, dat nodig is om zicht te krijgen op een stabiel financieringsniveau. Recent is een eerste versie van het model opgeleverd. In 2026 zal worden proefgedraaid met dit model. Naar verwachting kan vanaf 2027 volledig worden overgegaan tot toepassing van dit model. Mocht blijken dat het bestaande structurele financiële kader voor de toepassing van dat model onvoldoende is, dan zal ik op zoek gaan naar een oplossing hiervoor. Maar daarop hoef ik nu niet vooruit te lopen. Daarmee is het amendement op stuk nr. 17 overbodig.
De voorzitter:
Dat is een appreciatie die bij een amendement niet mag.
Staatssecretaris Struycken:
O ja.
De voorzitter:
Dus probeer het opnieuw. Ontraden of oordeel Kamer.
Staatssecretaris Struycken:
Dan wordt het ontraden. Excuses, voorzitter.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 17: ontraden. Het amendement op stuk nr. 18.
Staatssecretaris Struycken:
Het amendement op stuk nr. 18 komt wat doel en dekking betreft overeen met het amendement op stuk nr. 12, dus op dezelfde basis is de appreciatie: ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 18: ontraden.
Staatssecretaris Struycken:
Dan hoop ik dat daarmee alle amendementen zijn geapprecieerd.
De voorzitter:
Dat klopt. We gaan door met de tweede termijn, als iedereen dat goed vindt. Of hebben mensen behoefte aan vijf minuutjes pauze? Ik zie heel enthousiaste blikken, wat die schorsing betreft. We gaan vijf minuten schorsen. We zijn uiterlijk om 21.50 uur terug.
De voorzitter:
We gaan starten met de tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Er moet me allereerst iets van het hart over dit proces van wetgeving waar we mee bezig zijn, met amendementen. De Kamer probeert het probleem op te lossen waar de regering geen dekking voor had gevonden, en de coalitie bij de Voorjaarsnota dus ook niet. Ik vind eigenlijk ook dat er best wel weer een puinhoop van is gemaakt door ons gewoon niet de informatie te geven over wat er nog in die post "goed bestuur en rechtsstaat" zit. Het maakt me niet uit of dat komt door deze staatssecretaris, door zijn voorganger of door de minister van Binnenlandse Zaken, maar wij moeten gewoon weten waar wij over gaan stemmen. Daar moeten we geen fouten in maken. Ik zeg hier ook bij: ik ben helemaal niet van plan om alle amendementen te gaan steunen als dat betekent dat die hele pot geld die bestemd is voor goed bestuur en rechtsstaat helemaal gebruikt wordt. Daar zitten nuttige dingen in, dus die kun je niet helemaal gebruiken. Dat snap ik ook wel. Dat willen we ook helemaal niet. Ik wil dat niet, tenminste. Mijn fractie wil dat niet. Maar het helpt niet als de staatssecretaris ons niet die informatie geeft, via de minister, want die zal daar verantwoordelijk voor zijn. Het is niet: als je ons niet vertelt waar het geld precies zit, dan komt het wel goed. Nee, ik denk juist niet. Dus dit is echt heel belangrijk. Heel specifiek willen we volgens mij in ieder geval weten welk geld nou begroot was voor het constitutioneel hof en welk geld begroot was voor het kiesstelsel. Maar eigenlijk hebben we gewoon recht op het volledige overzicht, inclusief de vragen die daarbij horen, zoals over juridische plicht, "bestuurlijk gebonden" en noem het allemaal maar op. Dit zijn in ieder geval mijn wensen. Dat vind ik echt heel belangrijk om te zeggen, want volgens mij moeten we goede dingen doen.
We zijn hier als Tweede Kamer inderdaad wel een beetje aan het meebesturen met de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, met amendementen en voorstellen voor slimmer straffen. Dat doen we niet omdat we dat allemaal zo leuk vinden of omdat we op zijn stoel willen gaan zitten, maar omdat de regering tot nu — het is zo dat de staatssecretaris er nog maar kort verantwoordelijk voor is, maar dit gaat ook over zijn voorganger — de taak om te zorgen voor voldoende celcapaciteit eigenlijk heeft verwaarloosd en omdat er vanuit de regering zelf ook geen initiatieven komen om het op te lossen door extra geld vanuit het kabinet te regelen. Ik heb het nog niet gezien.
Die nullijn is overigens natuurlijk een politieke keuze. Ik vind het een hele domme keuze, want gevangenispersoneel moet je waarderen. Dat is verstandig. Het zou niet mijn keuze zijn, dus daarover dien ik in ieder geval de volgende motie in.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Als de staatsecretaris straks vraagt waar de dekking is, dan noem ik bij dezen vier dingen. Mijn ervaring leert dat er altijd weer redenen zijn om de motie te ontraden als ik die dekking opschrijf in een motie. Ik noem die dingen dus hier: je kunt het aantal externen terugdringen, je kunt inboeten op de kosten van de landsadvocaat en je kunt kijken het constitutioneel hof en het kiesstelsel, die ik net al noemde. Daar kun je allemaal naar kijken voor de dekking. Dat zijn in ieder geval vier voorstellen die ik de staatssecretaris mee wil geven.
Ik heb nog één vraag over het gevangeniswezen, even tussen neus en lippen door. Het ging over Estland. Daar hebben wij hier felle politieke debatten over gevoerd. Moet je dat überhaupt wel willen? Moet je gedetineerden wel naar een ander land gaan verslepen? Nu was het antwoord: dat kan niet, want in de grondwet van Estland staat dat de Nederlandse Penitentiaire beginselenwet daar niet van toepassing kan zijn. Toen dacht ik: heeft dan werkelijk niemand, niemand, de grondwet van Estland gelezen op het moment dat dit plan vol poeha werd gepresenteerd en wij hier kostbare vergadertijd aan hebben besteed? Ik ben toch wel heel benieuwd hoe dat gegaan is.
Voorzitter. Ik heb nog twee moties die ik zonder verdere toelichting zal indienen, want ik neem alweer veel te veel tijd in beslag. Ze gaan allebei over de rechtsbijstand.
De heer Van Nispen (SP):
En mijn laatste motie, voorzitter.
De heer Van Nispen (SP):
En daar laat ik het bij. Ik dank u hartelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Dank u, mevrouw de voorzitter. Wat wij volgens mij allemaal heel akelig vinden, en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dat ook geldt voor de staatssecretaris en iedereen aan die kant van de tafel, is dat er gewoon een probleem is met het gevangeniswezen. Mijn afdronk van dit hele debat is dat wij hier wild om ons heen slaan om een probleem op te lossen dat al opgelost had moeten zijn voordat dit debat begon. Ik kan me niet aan die indruk onttrekken en dat vind ik heel erg. Dan denk ik: we hebben dit nu en we hebben de stemmingen van aanstaande donderdagmiddag, en op de achtergrond gaan wij ons allemaal tot elkaar verhouden om te zien welke amendementen wij dan het beste vinden.
Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat wij zo veel mogelijk feitelijke informatie krijgen over waar we dat geld dan vandaan moeten gaan halen, omdat er iets moet gebeuren. Dat is gewoon zo. Zonder het allemaal op de spits te drijven, zonder erover te beginnen dat gedetineerden met zijn tweeën op cel moeten en al die dingen, moeten we hier gewoon iets doen. Het gevangeniswezen heeft een zeer sterke symbolische waarde, los van alle effectiviteit, los van alle moraliteit, los van dat het een heerlijk afvalputje is waar je heel veel agressie en haat in kan stoppen. Dat is allemaal zo, maar het heeft een grote symbolische waarde. Vanwege die symbolische waarde moeten we nu de juiste stappen nemen. Daarvoor zijn we mede afhankelijk van de steun van de staatssecretaris. Ik doe dus een indringend beroep om met zo veel mogelijk praktische informatie te komen.
Dat is nu mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Ook even over het gevangeniswezen. Er zijn volgens mij in totaal 8.000 gevangenisbedden. Daarvan zijn er 4.000, begrijp ik, meerpersoons; dat wil zeggen 2.000 stapelbedden, de helft. Ik begrijp het. Die moeten aan bepaalde afmetingen voldoen. Je hebt twee stoelen nodig en twee bedden, oké. Er is een norm voor het personeel. Er is gevaar als er sprake is van gekke idioten op cel of van verslaving. Dat snap ik. Ventilatie, oké. Maar bij mij gaat het er dus ook niet in dat er niet meer mogelijk is op dit punt. Als dan ook blijkt dat er 160 cellen — dat kwam in het debat al naar voren — niet worden benut van de meerpersoonscellen, die er dus zijn, dan zegt de staatssecretaris: dat is een momentopname. Ik snap daar gewoon helemaal niks van. Wat bedoelt hij met "dat is een momentopname"? Er zijn dus cellen beschikbaar. Waar zit het 'm dan in? Is het dan te gevaarlijk? Hoe doen ze het dan in België en Duitsland? Is daar dan ook maar de helft beschikbaar? Ik snap gewoon niet dat wij met de cellen die we hebben niet twee op een cel meer mogelijk kunnen maken. Ik snap dat we er geen acht op een cel doen. Daar hebben we het eerder over gehad en dat snap ik. Maar we hebben het over normen die overtreden worden. Gevangenen worden losgelaten. Dan kan je wel zeggen dat de norm 24 bewakers op 12 gevangenen is, maar misschien moeten we daar wat soepeler in worden. Ik zit echt te zoeken naar een technisch antwoord waarom dat nou niet kan, twee op een cel, want ze zijn niet allemaal gestoord en hebben niet allemaal extra bewaking nodig. We hebben het over licht gestraften die we loslaten binnen een jaar. Ze hebben dus een straf van maximaal een jaar en worden twee weken eerder vrijgelaten. Ik wil gewoon een beter antwoord horen dan dit. Ik kan het, heel simpel, niet voor mezelf rijmen.
Voorzitter. Ik heb drie moties, ook richting minister Van Weel.
De heer Eerdmans (JA21):
En de laatste.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van Nispen over de enigszins ongemakkelijkheid van dit debat. Ik hoop dat we de volgende keer wat completere en beter voorbereide antwoorden kunnen krijgen, want het voelt wat rommelig om het zomerreces op deze manier in te gaan.
Dat gezegd hebbende heb ik twee moties, na het al ingediende amendement van collega Sneller over het gevangeniswezen, over de financiële situatie bij het Centrum Seksueel Geweld.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Tot slot, voorzitter.
Dank u wel. Mevrouw Lahlah.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben lang gesproken over de capaciteitstekorten in het gevangeniswezen. Terecht hebben we daar lang over gesproken, overigens niet voor de eerste keer. Daarbij is het veel gegaan over de weerslag op de samenleving, voor gedetineerden maar ook de medewerkers binnen de DJI en de veiligheid die daar onder druk staat. Ik zou hopen dat de staatssecretaris een aantal vragen die nog niet zijn beantwoord in de eerste termijn nog kan beantwoorden in de tweede termijn. Het gaat om wachtlijsten bij het opleidingsinstituut van DJI en het voorkomen dat mensen zonder interne DJI-opleiding op de werkvloer staan.
Dit gezegd hebbende heb ik twee moties.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Nog een motie, over een minister van Rechtsbescherming.
Dank u wel. De heer Emiel van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Voorzitter, dank u wel. De beantwoording van de staatssecretaris was verre van bevredigend, als het gaat om het gebruik van meerpersoonscellen. Zijn eigen cijfers klopten niet. De staatssecretaris was niet bereid om duidelijk uit te leggen waarom gevaarlijke gevangenen, die blijkbaar niet met z'n tweeën op één cel kunnen, wel twee weken eerder in de samenleving kunnen worden vrijgelaten en wel als zelfmelders buiten de gevangenis mogen rondlopen, maar niet met z'n tweeën op één cel kunnen om dit allemaal te voorkomen. In dat licht heb ik dan ook de volgende motie.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik hoop dan ook echt dat de toezegging die de minister heeft gedaan om in de voortgangsrapportage in te gaan op de mpc's, gestand wordt gedaan. Ik hoop dat hij onze bezwaren en twijfels duidelijk in die brief zet, anders worden we weer met een kluitje het riet in gestuurd. Dat wil ik graag voorkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. De voorzitter gaf aan dat de verkeersboetes volgens hem niet onrechtmatig waren. Dat zijn ze wel. Verkeersboetes kennen net als alle regels en andere sancties namelijk het legaliteitsbeginsel. Een sanctie moet een duidelijke wettelijke basis hebben. Die moet legitiem zijn, bijvoorbeeld door de verkeersveiligheid te dienen. Die is niet bedoeld om de staatskas te spekken; dan is die dus niet legitiem. Daarnaast is er geen sprake van proportionaliteit, want de hoogte van de boete staat niet in verhouding tot de ernst en de overtreding en er wordt ook geen rekening gehouden met de draagkracht van de overtreder. De Raad van State is hier ook duidelijk over. Die geeft namelijk aan dat het een oneigenlijke verhoging is, bedoeld om begrotingstekorten te dichten. Dat is niet de bedoeling, en dat mag niet.
Voorzitter. Desalniettemin ga ik daar geen motie over indienen. Dat heb ik al vaker gedaan, maar ik wil het wel blijven aankaarten. En de aanhouder wint, dus ik geloof er echt in dat dit ooit gaat veranderen.
Dan kom ik bij mijn moties.
De heer El Abassi (DENK):
En de laatste, voorzitter.
De heer El Abassi (DENK):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Eijk voor haar tweede termijn namens de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik ga het heel kort houden, voorzitter. De VVD heeft in het verleden vaker constructieve voorstellen gedaan met een deugdelijke dekking om capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen op te lossen of daar in ieder geval aan tegemoet te komen. Op die manier zullen wij ook naar de ingediende amendementen kijken, maar daarvoor heb ik ook de informatie nodig die de staatssecretaris heeft toegezegd en waarmee mijn fractie die beoordeling uiteindelijk kan maken.
Daar ga ik het in deze termijn bij laten.
De voorzitter:
Er zijn zestien moties ingediend. Ik kijk even naar de staatssecretaris om te zien hoeveel tijd hij daarvoor nodig heeft.
Staatssecretaris Struycken:
De helft is nieuw voor mij. Ik heb dus wel een kwartier nodig, maximaal twintig minuten.
De voorzitter:
Tien minuten?
Staatssecretaris Struycken:
Tien minuten.
De voorzitter:
We gaan tien minuten schorsen. We zijn om 22.20 uur weer terug.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van nog enkele vragen en voor de appreciatie van de moties.
Staatssecretaris Struycken:
Dank u, voorzitter. Ik begin met de vraag van mevrouw Lahlah inzake wachtlijsten voor het opleidingsinstituut. Ultimo april zijn er bijna 100 complexbeveiligers — nee, ik zeg het iets preciezer: 94 complexbeveiligers — en 77 PIW'ers die recent zijn aangesteld, nog niet begonnen met de basisopleiding. Het klopt dat met de succesvolle werving van afgelopen jaar deze aantallen tijdelijk zijn opgelopen door een gebrek aan opleidingsfaciliteit en docenten bij het opleidingsinstituut. Maar door het aan het begin van dit jaar aantrekken van extra externe opleidingscapaciteit, zowel in klaslokalen als ook in docenten, is dit op dit moment geen beperkende factor meer. Deze aantallen kunnen niet alleen gezien worden als achterstand, maar deels ook als gewone inwerktermijn binnen de inrichting onder begeleiding. Hierbij geldt dat deze medewerkers onder begeleiding van een ervaren collega worden ingezet en dat de veiligheid van het personeel te allen tijde prioriteit heeft.
Dan kom ik op de vraag inzake Estland. Het is inderdaad een bijzonder verhaal. Estland heeft op enig moment advies gevraagd aan deskundigen en dat advies is pas begin 2025 opgeleverd. Pas toen is deze belemmering gebleken, die aanvankelijk noch aan de kant van Nederland, noch aan de kant van Estland was gesignaleerd.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 19 van het lid Van Nispen. Daarover is uitvoerig gesproken. Met referte aan het debat moet ik deze motie ontraden.
De motie op stuk nr. 20 is ook van de heer Van Nispen. Die betreft de sociale advocatuur. Het element van de patroonvergoeding vergt nadere uitwerking en analyse. Daar komt bij dat de dekking onvoldoende stevig is. Er geldt reeds een taakstelling voor externe inhuur en de kosten van de landsadvocaat bieden een onvoldoende solide basis en zijn ook deels buiten ons domein. Op die combinatie moet ik de motie ontraden.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 21.
De voorzitter:
Een hele korte vraag, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Maar begrijp ik dan goed dat de staatssecretaris los van de bezwaren die hij noemt over de dekking, die ik best zou willen betwisten, maar laten we dat niet doen, geen inhoudelijke bezwaren heeft tegen de richting van deze motie?
Staatssecretaris Struycken:
Er zitten verschillende elementen in de motie. Ik heb geen bezwaar tegen de Subsidieregeling beroepsopleiding sociaal advocaten, want die heb ik juist verlengd. Dat instrument ondersteun ik in essentie. Ik heb vooralsnog ook geen principiële bezwaren tegen een begeleidingsvergoeding, maar dat is wel een element dat verdere uitwerking vergt. Ik signaleer in aanvulling daarop wel dat het aantal beschikbare mensen natuurlijk niet onbeperkt is. Ook daar hebben we een krapte in het aanbod van jonge mensen die advocaat willen worden. Met verdubbeling van het budget is er niet automatisch ook een verdubbeling van het aantal stagiaires. Dus afgezien van de dekking, zijn het in essentie maatregelen die ik deels al omarm en onderschrijf, en die ik deels ook wil onderzoeken.
Dan de motie op stuk nr. 21, ook van de heer Van Nispen. Die betreft het fonds, het garantiefonds voor stagiair-ondernemers. Ik constateer om te beginnen dat ik ook van doen heb met de motie van de leden Ceder en Mutluer, die mij juist nopen om te kijken naar een bijdrage vanuit de commerciële advocatuur en het stelsel. Afgezien daarvan is zij ontijdig, want wat mij betreft is nog niet gezegd dat het fonds op deze manier vanuit de commerciële advocatuur moet worden verzorgd. Het is een van de opties die onderdeel uitmaken van het visietraject en het gesprek met de commerciële advocatuur en overigens ook met de Raad voor Rechtsbijstand. Dus deze motie zou ik als ontijdig willen appreciëren.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 22. Die betreft demonstraties bij de NAVO-top. Deze motie moeten wij ontraden. Bij de NAVO-top is een noodverordening gebruikt en dat is een vergaande maatregel die niet structureel kan worden toegepast. Bovendien is het aan de burgemeesters om hun bevoegdheden in het kader van de Wet openbare manifestaties toe te passen. Het past ons als vertegenwoordigers van de rijksoverheid om terughoudend te zijn op dat punt. Ik kan wel zeggen, namens de minister, dat de lessons learned onderdeel zullen zijn van de evaluatie en dat we gaan kijken of deze — nog een keer Nederlands — best practices gebruikt kunnen worden bij een volgende …
De heer Eerdmans (JA21):
Een volgende NAVO-top: dat duurt nog wel even! Wat zegt u?
Staatssecretaris Struycken:
Bij de volgende NAVO-top of iets wat erop lijkt.
De heer Eerdmans (JA21):
Dan weten de Extinction Rebellions waar ze aan toe zijn over twintig jaar. Het gaat mij er natuurlijk om wat we volgende week doen. Dus misschien is de beste lesson learned wel gewoon een noodverordening. Wat is er eigenlijk mis mee om te kijken of we gewoon de A12 permanent tot noodverordeningsgebied kunnen maken — laten we niets uitsluiten — en te zeggen dat ze dan gewoon opgepakt worden? Wat is daar mis mee? Want volgens mij hebben we gewoon geen mensen nodig op onze snelwegen. Punt.
Staatssecretaris Struycken:
Kijk, het permanent inzetten van een noodverordening is een beetje een contradictio in terminis. Maar afgezien daarvan: in het LOVP zal uitvoerig hierover gesproken worden en nagedacht worden, want het is goed bevallen.
De heer Eerdmans (JA21):
Maar dat is een haakje, toch? Dat is een toezegging in ieder geval.
Staatssecretaris Struycken:
Dat erover gesproken wordt.
De heer Eerdmans (JA21):
Wat is het LOVP? Dat mis ik even.
Staatssecretaris Struycken:
Het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie.
De heer Eerdmans (JA21):
We komen er nog wel een keer achter.
Staatssecretaris Struycken:
Het juiste forum om hierover na te denken.
De heer Eerdmans (JA21):
Kijk, dat is het juiste antwoord. Daar houden we van. Alleen, wanneer krijg ik dit toegestuurd? Want ik wil echt serieus weleens in beeld hebben wat dan daar de consequenties van kunnen zijn.
Staatssecretaris Struycken:
Ik weet het niet. Ik doe geen toezeggingen over hoe hierover gecommuniceerd wordt. Ik kan alleen maar zeggen dat gekeken wordt of hier best practices en lessons learned aan ten grondslag liggen. Hoe het ook zij, deze motie moet ik ontraden en daar houd ik het nu even bij.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 23.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 23 van de heer Eerdmans. Dit is een motie die oordeel Kamer geef, maar ik moet wel zeggen: we kijken er goed naar, we hebben contact met veel herkomstlanden en we hebben er blijvend aandacht voor, maar het is niet makkelijk.
De motie op stuk nr. 24. O nee, nog een keer oordeel Kamer. Dit is ook een motie van de heer Eerdmans. DJI doet het al heel goed, moet ik zeggen, maar het vergt blijvend aandacht en daarom: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 25, een motie van mevrouw Van der Werf. Die betreft de financiering van het Centrum Seksueel Geweld. Wij hebben hier uitvoerig over gesproken. Wat betreft de landelijke wettelijke verankering zou ik geneigd zijn de motie het oordeel ontijdig te geven. Wat betreft duurzame landelijke financiering wil ik haar ontraden, omdat we, zoals besproken, hier een rol zien voor het lokale domein daar waar het zorg betreft.
De voorzitter:
Ik begrijp dat hier twee dictums door elkaar lopen.
Staatssecretaris Struycken:
Maar het is één motie. Een element wordt ontraden, dus deze motie, de motie op stuk nr. 25 krijgt de appreciatie ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 25: ontraden.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 26 betreft ook het Centrum Seksueel Geweld. Deze motie leunt zwaar op het bedrag van 5,6 miljoen, maar dat bedrag herkennen wij niet. Zoals ik aangaf in het debat, is er een gesprek gaande om nader zicht te krijgen op waar dit bedrag op gebaseerd is en overigens ook om inzicht te krijgen in de langetermijn- en kortetermijnbehoeftes van het centrum. Dus op deze basis ontraad ik de motie.
De motie op stuk nr. 27 betreft tolken en vertalers. Dat is niet het onderwerp van het debat van vandaag. Ik heb reeds diverse keren toegezegd, en ook in de brief beschreven, dat we daarnaar kijken. Op die basis is de motie op stuk nr. 27 ontijdig.
De motie op stuk nr. 28 is een spreekt-uitmotie, die ik niet hoef te appreciëren.
De motie op stuk nr. 29 van de heer Emiel van Dijk betreft meerpersoonscellen. Ik merk om te beginnen nogmaals op, ook in antwoord op de observatie van de heer Eerdmans in de tweede termijn, dat we dus in de brief in het najaar uitvoerig inzicht zullen geven in de problematiek van de meerpersoonscellen en het gebruik daarvan. De motie van Emiel van Dijk op stuk nr. 29 moet ik ontraden. Ik kan niet in de mate waarin de motie dit vraagt, toezeggen dat er meerpersoonscellen gebruikt zullen worden.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 30 van de heer El Abassi. Die betreft de politie. Die motie moet ik ontraden, omdat er geen dekking is. Voor 2026 komt er een dekkende begroting. Over het bedrag in 2030 komen we nog te spreken, staat hier. Maar de minister zal gaarne bereid zijn om dat morgen in het debat over de politie nader toe te lichten. De appreciatie van de motie op stuk nr. 30 is op dit moment: ontraden.
De motie op stuk nr. 31 van de heer El Abassi betreft het WODC-onderzoek naar de strafrechtketen. Deze motie is ontijdig, want er volgt nog nader onderzoek waarop we willen wachten. Dus op die basis is de appreciatie ontijdig.
De motie op stuk nr. 32 is overbodig, want elk overlijden als gevolg van politiegeweld wordt onderzocht.
De motie op stuk nr. 33 van de heer El Abassi betreft een herstelprogramma …
De voorzitter:
Excuses. Ik zag het te laat. De heer El Abassi heeft een vraag over de motie op stuk nr. 32.
De heer El Abassi (DENK):
Dan sla ik de motie op stuk nr. 31 maar even over, want ook daar heb ik nog wat op te zeggen. Ik hoorde de staatssecretaris aangeven: bij ieder overlijden doen we een onderzoek. Maar volgens mij is dat niet wat er gevraagd wordt. Er wordt gevraagd waarom dat verschil zo groot is, namelijk tien keer zo vaak. Als dat onderzocht is, ontvang ik graag een stuk. Dat mag schriftelijk. Dat mag per mail. Dat maakt me even niet uit. Maar als dat niet onderzocht is, vraagt de motie juist om dat te onderzoeken. Dat zou ik willen vragen aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Struycken:
Ik persisteer in de appreciatie overbodig, omdat elk overlijden wordt onderzocht. Het gaat bovendien om een klein aantal. De vraag is ook of onderzoek mogelijk is. Ik heb de heer El Abassi horen zeggen dat dit iets anders betreft en ik kan dat niet toezeggen. Op die basis zal ik de motie ontraden. Ik wijzig de appreciatie van de motie op stuk nr. 32 dus in "ontraden".
De voorzitter:
Nog een vraag van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Hoor ik de staatssecretaris nou zeggen dat het om een klein verschil gaat? Ze komen tien keer zo vaak te overlijden. Dit hangt nu in de lucht. Er hoeft alleen maar een onderzoek gedaan te worden. Ik zeg niet wat er uit dat onderzoek gaat komen, maar er wordt nu in ieder geval gesuggereerd dat er overwegend ongelijkheid is in het toepassen van politiegeweld. Dat kan zo uit de lucht gehaald en weggehaald worden door een onderzoek. Ik vraag de staatssecretaris om dat onderzoek te doen. De staatssecretaris geeft aan dat het verschil heel klein is. Heb ik dat goed begrepen?
Staatssecretaris Struycken:
Nee, dat heeft u mij niet horen zeggen. Ik zei dat het qua absoluut aantal gaat om een klein aantal. Ik heb het dus niet gehad over een percentage; qua absoluut aantal gaat het om een klein aantal. Dat heb ik gezegd en ik handhaaf de appreciatie "ontraden".
De voorzitter:
Ten slotte dan.
De heer El Abassi (DENK):
Oké, het absolute aantal is klein, maar het komt tien keer vaker voor. Wat is er nodig voor de staatssecretaris? Als het om veel meer doden ging, was de staatssecretaris dan wél bereid om dit onderzoek te doen? Moet ik het dan zo begrijpen?
De voorzitter:
De staatssecretaris ten slotte.
Staatssecretaris Struycken:
Nee, ik ga daarover niet speculeren. Ik volsta thans met de appreciatie "ontraden".
De voorzitter:
We gaan verder met de motie op stuk nr. 33.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 33 betreft de problematiek van de onjuiste tenaamstelling, zoals onderzocht door de Algemene Rekenkamer. De motie veronderstelt dat er sprake is van een groot aantal slachtoffers van gerechtelijke dwalingen. Er moet nog worden vastgesteld of daar überhaupt sprake van is en of dat gaat om een groot aantal. Ik kom hierover eind september met een brief. Dat is reeds toegezegd. Op die basis is de motie op stuk nr. 33 ontijdig.
De motie op stuk nr. 34 van de heer El Abassi, de laatste motie, betreft koranverbrandingen. Ten eerste is dit, zoals ik al eerder aangaf, een aspect van het lokale domein, zodat we terughoudendheid moeten betrachten. Ten tweede is blasfemie in Nederland niet strafbaar. Op die basis ontraad ik de motie op stuk nr. 34.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik nog de toezeggingen met u delen.
- De minister informeert de Kamer na de zomer nader over de strafmaat voor zwaardere delicten.
- In de eerstvolgende voortgangsbrief over het gevangeniswezen zal de staatssecretaris nader ingaan op het gebruik en de aantallen van de meerpersoonscellen en voorwaardelijke gratieverlening.
- In de volgende capaciteitsbrief over het gevangeniswezen informeert de staatssecretaris de Kamer over de stand van zaken van het vooronderzoek naar de heropening van de PI Almere.
- De staatssecretaris zal de minister van BZK verzoeken de Kamer voorafgaand aan de stemmingen op 3 juli aanstaande te informeren over de invulling van het budget en de enveloppe voor Goed bestuur en rechtsstaat, bij voorkeur uiterlijk 24 uur voor de aanvang van de stemmingen te ontvangen; we geven u dus mee dat dat morgen rond 13.30 uur is.
- In het najaar van 2025 informeert de staatssecretaris de Kamer nader over de voortgang van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
De heer Koops (NSC):
Om een misverstand te voorkomen: staat de uitsplitsing van die portefeuille er goed in, zodat het per categorie wordt uitgesplitst?
De voorzitter:
"Over de invulling van het budget en de enveloppe voor goed bestuur en rechtsstaat"; er is dus inderdaad een uitsplitsing op regelniveau, op onderwerpniveau.
De heer Koops (NSC):
Precies.
De voorzitter:
Ik neem aan dat dat helder is.
Staatssecretaris Struycken:
Mij is gevraagd om inzage te bieden in het bedrag voor het constitutioneel hof en het bedrag dat gekoppeld is aan het kiesstelsel, op basis van het feit dat het tweede onderwerp controversieel is verklaard en het eerste ook relevant is, hoewel het niet controversieel is verklaard. Heb ik dat niet goed begrepen?
De voorzitter:
Nee, het gaat om de enveloppe goed bestuur en rechtsstaat, die verschillende keren als dekking is aangegeven, en een aantal partijen hebben heel concreet het constitutioneel hof dan wel het kiesstelsel genoemd, maar het gaat inderdaad om het hele budget.
Staatssecretaris Struycken:
Wat ik toezeg, is dat ik de minister van BZK vraag om daar inzicht in te geven.
De voorzitter:
Dan sluit ik bij dezen de beraadslaging. De stemmingen over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel zijn voorzien op donderdag … Meneer Koops mist nog een toezegging.
De heer Koops (NSC):
Ja, namelijk het op zeer korte termijn insturen van het wetsvoorstel inzake psychische mishandeling. Of is dat geen toezegging?
De voorzitter:
Dat was een staande toezegging; dat is al eerder gedeeld.
De heer Koops (NSC):
Oké.
De voorzitter:
Dat is dus geen toezegging die specifiek uit dit debat voortvloeit.
Staatssecretaris Struycken:
Dat geldt ook voor mijn toezegging omtrent het toekomstscenario.
De voorzitter:
Ja, eens.
Dan kom ik toch tot de afronding. Ik sluit de beraadslaging. De stemmingen over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel zijn voorzien op donderdag 3 juli aanstaande bij de aanvang van de middagvergadering. Bij dezen sluit ik de vergadering en wens ik u nog een fijne avond, voor wat daar nog van over is.