46e vergadering, dinsdag 28 januari 2025
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn 137 leden der Kamer, te weten:
Aardema, Aartsen, Van Baarle, Bamenga, Becker, Beckerman, Bevers, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boomsma, Boon, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Bromet, Bruyning, Buijsse, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Dekker, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Dral, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Haage, Van Haasen, Heite, Heutink, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Koops, Kops, De Kort, De Korte, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, Rooderkerk, De Roon, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thiadens, Thijssen, Tielen, Tseggai, Uppelschoten, Valize, Vedder, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vondeling, De Vos, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Wijen-Nass, Wilders, Wingelaar, Yeşilgöz-Zegerius en Van Zanten,
en mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, mevrouw Paul, staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van dinsdag 28 januari 2025. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Justitie. Fijn u weer te zien.
Vragen Ellian
Vragen Ellian
Vragen van het lid Ellian aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht "Ontsnapte patiënt uit kliniek Den Dolder aangehouden na massale zoekactie".
De voorzitter:
Ik geef in ons vragenuurtje graag als eerste het woord aan het lid Ellian van de fractie van de VVD. Het woord is aan hem.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zaterdagnacht werd een grote politieactie op touw gezet om een patiënt van de kliniek van Fivoor in Den Dolder, die zich had onttrokken aan het verlof, weer op te sporen. Gelukkig is dat vrij snel gelukt. Ik denk dat de we politie daar ook dankbaar voor mogen zijn. Ik lees de reactie van de kliniek voor: "De sfeer in het dorp en alle media-aandacht zorgen voor spanning. Daardoor kunnen patiënten soms onverwacht gedrag tonen." De sfeer in het dorp. Het gaat hier om het dorp dat een trauma heeft van de verschrikkelijke moord op Anne Faber zeven jaar geleden. Het gaat hier om het dorp dat afgelopen 2 januari werd opgeschrikt door de moord op klaarlichte dag op een vrouw van 76 die boodschappen aan het doen was. Dat is het dorp dat afgelopen weekend weer werd opgeschrikt door een ontsnapte persoon, die zich nota bene verzette tegen de aanhouding.
Voorzitter. Dit dorp, Den Dolder, en Bilthoven mochten er ook nog eens van uitgaan dat die kliniek al weg zou zijn. Mijn vragen spreken dus voor zich. Wat gaat de staatssecretaris doen om de rust en veiligheid terug te brengen in Den Dolder en omgeving? Wat gaat de staatssecretaris doen om de belofte die de ambtsvoorganger van de staatssecretaris heeft gedaan — dat is de belofte dat de kliniek weggaat — na te komen?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Coenradie:
Voorzitter. Ik ben net als de heer Ellian geschokt en bezorgd over de situatie rondom de kliniek in Den Dolder, met name door de twee incidenten in zo'n korte tijd. Dit soort incidenten hebben een enorm grote impact op alle betrokkenen. Dat zijn de nabestaanden, de omwonenden, maar ook de mensen die werkzaam zijn in de kliniek, die hard werken voor een veilig Nederland. Ik snap dat dit juist in Den Dolder, dat getekend is door de moord op Anne Faber, leidt tot extra ophef. Door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd wordt onderzocht wat er precies is gebeurd rond het dodelijke steekincident van 2 januari. Naar aanleiding van de onttrekking van afgelopen weekend ben ik geïnformeerd door het Leger des Heils, dat toezicht houdt op de betrokken persoon. Deze persoon verbleef in de kliniek met tbs met voorwaarden. Toen bleek dat de betrokkene niet op tijd terugkeerde van zijn begeleid verlof, heeft de politie inderdaad snel gehandeld en hem weer opgepakt. De persoon is in totaal enkele uren weg geweest. Ik heb hierover contact gezocht met de Inspectie Justitie en Veiligheid. Op basis van de huidige informatie ziet zij op dit moment geen noodzaak om aanvullend op het onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een eigen onderzoek te starten.
Ik heb besloten om mijn gesprekken met de forensische kliniek in Den Dolder te intensiveren. Even voor de verduidelijking: DJI heeft op dit moment vier keer per jaar, oftewel periodiek, kwaliteitsgesprekken. Dit zullen wij verhogen naar elke maand. In deze klinieken verblijven ook reguliere ggz-patiënten. Daarom trek ik in dit dossier samen op met mijn collega van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Fivoor heeft naar aanleiding van de verschrikkelijke gebeurtenis op 2 januari de verlofmogelijkheden van de cliënten direct ingeperkt. Aangezien het verlof alleen onder bijzondere omstandigheden tijdelijk kan worden beperkt, is na 20 januari jongstleden het verlof weer toegestaan. Daarnaast is naar aanleiding van het incident van 2 januari besloten om de inzet van buurtcoaches uit te breiden, te verdubbelen. Er zijn dus meer buurtcoaches actief. Zij komen meer in het dorp en zijn nu ook door de week en in het weekend volop aanwezig.
Ten aanzien van de onveiligheidsgevoelens van de inwoners van Den Dolder heb ik al na 2 januari een gesprek ingepland met de burgemeester van Zeist en de commissaris van de Koning. Ik zal hierbij ook bespreken wat ik kan betekenen in het kader van de veiligheidssituatie in Den Dolder. Het verlenen van forensische zorg in ons land is van groot belang voor de veiligheid van onze samenleving. Om die reden zet ik me uiteraard volop in op dit dossier.
De heer Ellian (VVD):
De staatssecretaris gaat nog niet in op misschien wel het meest prangende en ook wel aangrijpende punt van de bewoners. Het is mooi dat de staatssecretaris gaat praten. Ik ben er op 18 januari geweest. Ik heb gesproken met de burgemeester en de omwonenden. Ik heb ook rondgelopen over het terrein van de kliniek. Een bewoner daar, de buurman van de mevrouw die vermoord is op 2 januari, zei tegen mij: "Ik loop met een schaar buiten. Ik ben bang." Een moeder die daar woont — het is overigens een prachtig gebied, een mooie woonwijk — zei: "Alle moeders hebben hier ogen in hun achterhoofd." Wat zegt de staatssecretaris nou tegen deze mensen, die ervan uit zouden mogen gaan dat de kliniek weggaat? Wat gaat de staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat de kliniek die belofte ook daadwerkelijk nakomt? Want dat is waar deze mensen op rekenen.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik snap de vraag. Het enige wat ik daarover kan zeggen is dat ik volgende week al het gesprek aanga met de burgemeester en de commissaris van de Koning. Dat gesprek is ingepland na 2 januari van dit jaar. Daarbij gaan we ten eerste praten over de veiligheidsgevoelens van de mensen in Den Dolder en ten tweede over de plannen die men heeft om uit Den Dolder te vertrekken. Meer kan ik daar niet over zeggen. Ik wil echt eerst dat gesprek aangaan en naar hen luisteren. In die volgorde wil ik kijken wat ik daarin kan betekenen.
De heer Ellian (VVD):
Ik constateer dat de staatssecretaris niet ingaat op mijn punt. De staatssecretaris kan er in haar hoedanigheid niet zo veel aan doen, maar er ligt een belofte van een ambtsvoorganger. Het zou gewoon volstrekt onbehoorlijk zijn om nu terug te komen op die belofte. Ik zou toch graag van de staatssecretaris horen dat het uitgangspunt tijdens die gesprekken wel is: we gaan een andere plek zoeken voor deze kliniek. Iedereen begrijpt dat een andere plek niet een-twee-drie gevonden is, maar dat zou de intentie moeten zijn. Kan de staatssecretaris dat dus bevestigen?
Staatssecretaris Coenradie:
Ik kan er niets anders van maken dan wat ik zonet heb aangegeven. Ik heb de intentie om een goed gesprek te voeren. Daarin neem ik alles mee, dus ook de signalen vanuit de inwoners van Den Dolder. Dat is precies de reden waarom ik graag dit gesprek inga met de burgemeester en de commissaris van de Koning. Het gesprek is dus al enige tijd geleden ingepland en zal volgende week plaatsvinden. Daarin ga ik luisteren en kijken wat we kunnen doen. Ik neem daarin ook de belofte mee die in het verleden is gedaan, maar meer dan wat ik nu zeg, kan ik hierop gewoon nog niet toezeggen.
De heer Ellian (VVD):
Dat vind ik op zich jammer. Ik denk dat bij de mensen in Den Dolder, Bilthoven en Zeist die nu kijken, de gevoelens van onrust eerder zullen toenemen dan afnemen. Maar ik ga het gesprek afwachten. Ik hoop dat we daarvan snel een terugkoppeling krijgen.
Ik zou de staatssecretaris nog het volgende op het hart willen drukken. Kliniek en gemeente moeten constructief met elkaar in gesprek zijn. Volgens mij is het aan de staatssecretaris — ik vraag haar dat ook — om dat ook tegen de kliniek te zeggen. Ze hebben een verantwoordelijkheid voor de omgeving. De gemeente voelt zich in de steek gelaten.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik neem alles mee.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel vast dat er geen vervolgvragen zijn. Nee, er is toch een vraag, van mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
We hebben het allemaal meegekregen in de media destijds: die verschrikkelijke moord op Anne Faber. En onlangs was er het dodelijke steekincident met die 76-jarige mevrouw. Daar was iets minder media-aandacht voor, maar het was niet minder erg. En nu konden we lezen dat er iemand op verlof was en vervolgens ontsnapt is. Dat brengt enorme gevoelens van onveiligheid met zich mee voor de omgeving. Ik heb zojuist naar de beantwoording door de staatssecretaris geluisterd, maar ik ben er toch nog niet helemaal gerust op. Ik ben heel benieuwd wat er eigenlijk nog moet gebeuren voordat we nog harder gaan ingrijpen op deze situatie en we de rust en de veiligheid in Den Dolder gaan terugbrengen.
Staatssecretaris Coenradie:
Ik heb volgens mij zojuist een aantal maatregelen benoemd. Ik heb aangegeven dat ik direct contact heb gezocht met de inspectie en dat er volgens de inspectie niet direct een aanvullend onderzoek nodig is, omdat er een lopend onderzoek is vanuit de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Overigens krijgen we in de zomer van dit jaar de uitkomsten daarvan. Tot die tijd zitten we natuurlijk niet stil. We zijn direct overgegaan tot de inzet van meer buurtcoaches, om ook wat te doen met het veiligheidsgevoel van de mensen in Den Dolder. Ook gaan we het aantal periodieke kwaliteitsgesprekken verdrievoudigen. We doen dus echt een aantal zaken, los van het feit dat ik volgende week met de burgemeester en de commissaris van de Koning in gesprek ga over hoe nu verder. Hierover is het laatste woord dus uiteraard niet gezegd, maar dit is op dit moment wel wat ik allemaal inzet, omdat we dit uiterst serieus nemen.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de staatssecretaris van Justitie.
Vragen Veltman
Vragen Veltman
Vragen van het lid Veltman aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, bij afwezigheid van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, over het bericht "Tientallen viaducten slijten sneller door ontwerpfout: 'Direct drama voor het vrachtverkeer".
De voorzitter:
Wij heten nu van harte welkom de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Ik geef graag het woord aan mevrouw Veltman van de VVD voor het stellen van haar vraag aan de staatssecretaris. Het woord is aan haar.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. We willen veilig over onze wegen kunnen rijden. In het antwoord op mijn schriftelijke vragen konden we eind vorige week allemaal in De Telegraaf lezen dat niet alleen de viaducten op de A12 bij Velperbroek problemen hebben, waardoor er hinder is voor vrachtverkeer omdat de wapening van het beton sneller verouderd dan was voorzien, maar dat ook bij nog tientallen andere viaducten in Nederland dit probleem speelt. Dit speelt op stuk voor stuk belangrijke verkeersaders, waar veel mensen langs moeten om naar hun werk te gaan, bijvoorbeeld bij alle acht viaducten van het Prins Clausplein in Den Haag. Maar ook de A6 en de A1 moeten eraan geloven.
De VVD is zich rot geschrokken van dit nieuws. Iedereen moet veilig over onze wegen kunnen rijden. Ik wil daarom van de staatssecretaris weten wat de plannen zijn om ervoor te zorgen dat de viaducten die deze constructie hebben, veilig gebruikt kunnen blijven worden. Waarom heeft het zo lang geduurd om de viaducten en bruggen met de grootste risico's in beeld te brengen, terwijl al in 2021 bij een eerste inspectie problemen zijn geconstateerd? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat mensen zich geen zorgen hoeven te maken over Italiaanse toestanden hier in Nederland, nu en in de toekomst? Kan de Kamer een concrete planning krijgen van het aanpakken van de veiligheid van de viaducten en de mogelijke budgettaire gevolgen die dit gaat hebben voor de begroting?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Dank ook aan mevrouw Veltman van de VVD voor de gestelde vragen. Dit is, denk ik, een terecht punt. We zijn allemaal geschrokken van de situatie zoals die op dit moment op ons af is gekomen. Maar de situatie is niet onverwacht. Eigenlijk zijn er sinds een aantal jaren, al sinds 2022, meerdere acties vanuit Rijkswaterstaat geweest om onderzoek te doen naar deze tand-nokconstructies, die binnen Nederland veelvuldig zijn gebruikt in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Dan praten we over in totaal ongeveer 100 viaducten. Bij nadere inspectie in de afgelopen jaren is bij ongeveer 90 viaducten ontdekt dat de constructie met de huidige kennis eigenlijk verkeerd is geweest. Bij 17 bruggen hebben we nader onderzoek gedaan en hebben we vastgesteld dat ze acuut moeten worden aangepakt. Mevrouw Veltman noemde al een aantal voorbeelden: de A1, Velperbroek, de A12 en het Prins Clausplein. Het gaat in totaal om 17 bruggen op zes locaties waar we eigenlijk met noodconstructies aan de gang moeten gaan om ervoor te zorgen dat het verkeer er gewoon gebruik van kan blijven maken.
Laten we heel wel wezen: het verkeer kan op dit moment op veilige wijze over deze viaducten zijn weg blijven vervolgen. Het enige wat wij hebben gedaan, is bij Velperbroek zwaar transport, dus zwaar vrachtverkeer, van de weg af leiden. Dat moet beneden als het ware de rotonde rechtdoor nemen en vervolgens de snelweg weer op gaan. Dat is de maatregel die genomen is om te voorkomen dat de belasting van het viaduct gevaarlijke situaties kan opleveren. Tegelijkertijd wordt er conform de planning in april een constructie aangebracht om te voorkomen dat het verder gevaar kan opleveren. Dat antwoord is ook schriftelijk gegeven aan de heer Van Dijk van NSC. We moeten alleen wel bekijken of dat voldoende is om vrachtverkeer weer over dat viaduct te kunnen laten rijden of dat het door moet blijven rijden volgens de constructie die nu gekozen is.
Waarom heeft het zo lang geduurd? Nou, zoals ik al zei, gaat het om 100 viaducten. We hebben ze allemaal middels nadere inspectie in kaart gebracht om te bekijken welke consequenties er zijn en hoe die ondervangen kunnen worden. Daarbij staat de veiligheid altijd voorop. We hebben gelukkig ook gezien dat dit kabinet in het hooflijnenakkoord de afspraak heeft gemaakt dat de instandhoudingsopgave op nummer één staat, zowel op het spoor als op de weg. Voor het onderhoud op de weg is tot 2040 20 miljard uitgetrokken, juist om ervoor te zorgen dat de infrastructuur op orde blijft.
De zorgen over Italië snap ik. We hebben allemaal die verschrikkelijke beelden gezien. Maar juist de maatregel die we bij Velperbroek hebben genomen, is bedoeld om te voorkomen dat zo'n constructie kan instorten, zoals in Italië inderdaad is gebeurd. Dat is niet iets wat je moet willen. Afgelopen vrijdag was er een item bij Nieuwsuur, waarin een hoogleraar van de Technische Universiteit Delft hierover sprak. Ook de heer Louis — ik ben zijn achternaam even kwijt — van Rijkswaterstaat is in dat programma aan het woord geweest. Wij proberen te voorkomen dat dit gaat gebeuren in Nederland. Dat is juist de reden dat we nadere inspectie naar deze 17 viaducten hebben laten uitvoeren en dat we zeggen dat we maatregelen moeten nemen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank voor de antwoorden. Ik begrijp dat eraan gewerkt wordt, maar waar we natuurlijk naar op zoek zijn, is echt een diepgevoeld gevoel van urgentie. Ik vraag de minister en de staatssecretaris dus om daadkracht te tonen en tempo te maken. Het gaat om 100 viaducten. Ieder viaduct is weer een viaduct waar mensen overheen gaan. Ik vraag dus om hier tempo mee te maken.
Wij willen niet alleen veilig, maar ook vlot over onze wegen kunnen rijden. De problemen met de constructie van de viaducten zorgen er ook voor dat we in Nederland meer vast komen te staan, doordat de viaducten worden afgesloten omdat ze niet veilig genoeg zijn voor het verkeer, te beginnen met het vrachtverkeer, maar bij een beetje tegenslag ook voor het gewone verkeer. Transport en mobiliteit is een belangrijke pijler van onze economie. Omdat veel van onze infrastructuur aan het einde van haar levensduur is, worden er steeds meer beperkingen opgeworpen. Die beperkingen zorgen ervoor dat we steeds meer vast komen te staan, dat alternatieve routes steeds drukker worden voor de gewone automobilist en dat ondernemers steeds meer kosten moeten maken. In het licht van deze economische gevolgen vraagt de VVD zich af hoe de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat onze wegen ook in de toekomst berijdbaar blijven, zodat de economie kan blijven draaien en groeien.
Staatssecretaris Jansen:
Dank ook voor deze tweede vraag over het tempo bij het onderzoek. Ja, natuurlijk voelen wij de urgentie. Dat is juist de reden waarom wij hier op deze manier mee omgaan. Wij zullen u zeker op de hoogte houden van de ontwikkelingen in dit dossier.
Daarnaast werd gesteld dat het verkeer vlot moet kunnen doorrijden, om te voorkomen dat particulieren, maar zeker ook zakelijke gebruikers, hier hinder van ondervinden, wat een nadelige invloed heeft op hun commerciële activiteiten. Wij hebben de instandhoudingsopgave op de weg, maar ook op het spoor. Dit kabinet heeft gezegd dat het daar fors geld voor uit gaat trekken. Dat betekent dat je op korte termijn af en toe overlast hebt, maar het zijn wel noodzakelijke investeringen om er op lange termijn voor te zorgen dat de infrastructuur op orde blijft en dat mensen op een veilige, snelle en vlotte manier van A naar B kunnen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Dank voor de antwoorden. Ik ben ook blij dat het vorige kabinet daar al dappere stappen in heeft gezet. Een groot deel van onze infrastructuur is in het beheer van gemeenten en provincies. Ook daar zijn er bruggen en viaducten die aan het einde van hun levensduur zijn. Bekend is dat bij de meeste gemeenten en provincies geen goed beeld bestaat van wat precies de staat van het onderhoud van bruggen en viaducten is. Wat de VVD betreft is het startpunt van het oplossen van het probleem dat je weet wat je exact te doen hebt en waar de problemen zitten. Het beeld moet dus helder worden. De vragen aan de staatssecretaris zijn: hoe verloopt het contact hierover met de gemeenten op dit moment en bent u bereid het contact te intensiveren en ervoor te zorgen dat er een goed beeld komt van de staat van het onderhoud van alle bruggen en viaducten in Nederland?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is ook een hele goede vraag van mevrouw Veltman. Wat er in 2022 gebeurde met de Mandelabrug in Zoetermeer, ligt ons allemaal nog vers in het geheugen. Ik denk dat wij de lessen die wij nu met Rijkswaterstaat trekken, over welke constructies in het hoofdwegennet welke gevolgen ondervinden van lekwater en erosieschade, heel duidelijk gaan delen met gemeenten en provincies. Je moet namelijk willen voorkomen dat ze daar toevallig tegen aanlopen. Wij weten nu van deze situatie. We hebben er kennis over. Die gaan we delen met deze bestuurslagen.
De heer Heutink (PVV):
We hebben als Nederland de Deltawerken aangelegd. Nu hebben we niet alleen bij de hsl 10 bruggen die verkeerd zijn ontworpen. Nee, we hebben er nu nog 90. Ik herhaal het nog maar een keer: we hebben 90 bruggen die verkeerd zijn ontworpen. Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe kan dat? Kunnen wij in Nederland geen bruggen meer ontwerpen? Wat gaat de staatssecretaris doen om dit in de toekomst te allen tijde te voorkomen? Hoe kan dit?
Staatssecretaris Jansen:
Dit is een gevolg van de manier van bouwen in de zestiger en zeventiger jaren. Met de huidige kennis en door de huidige stand van zaken zijn we tot de conclusie gekomen dat dit niet meer kan. Dat is ook de reden waarom twee jaar geleden is besloten om deze constructie niet meer te hanteren bij de aanleg van viaducten.
De heer Heutink (PVV):
Vorig jaar hebben we miljarden die waren bedoeld voor wegaanlegprojecten omgebogen naar onderhoud. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of het klopt dat dit nog bovenop de instandhoudingsopgave komt die we al hadden. Die was al enorm. Mijn vraag is wat dat voor consequenties heeft voor de wegaanlegprojecten die op pauze zijn gezet. Die moeten toch haast wel immens zijn, vraag ik aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Het bedrag van 20 miljard tot 2040 dat ik net noemde, is eigenlijk ook voor onderhoud en vernieuwing. Daarbij is op dit moment niet specifiek met deze opgave rekening gehouden. Hij zat wel in de planning omdat die viaducten hoe dan ook de komende jaren toe waren aan vernieuwing. Het feit dat dit nu versneld aan het licht is gekomen, betekent alleen dat we niet kunnen garanderen dat we met die 20 miljard uit gaan komen. Het is wel heel belangrijk; de veiligheid blijft voor ons vooropstaan. Dat is in elk geval de prioriteit.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
We weten natuurlijk al heel lang dat bruggen en wegen zo meteen echt onderhoud nodig hebben. In de jaren zestig hebben we tijdens de wederopbouw fantastische infrastructuur opgebouwd in Nederland, maar we hebben dat allemaal op hetzelfde moment gedaan. Op een gegeven moment krijgt al die infrastructuur dan ook ongeveer op hetzelfde moment kwalen. Toch heeft dit kabinet veel te weinig geld uitgetrokken voor de instandhouding van de infrastructuur. Ik vraag de staatssecretaris nu: gaat het kabinet na dit bericht dan ook al bij de Voorjaarsnota op zoek naar meer financiën om die instandhoudingsopgave met elkaar te klaren? We kunnen op deze manier namelijk hele grote problemen krijgen in het wegverkeer.
Staatssecretaris Jansen:
Dank aan de heer De Hoop voor deze vraag. Natuurlijk kijken we of de middelen die we op dit moment gereserveerd hebben, 20 miljard tot 2040, afdoende zijn. Op het moment dat er een nadere behoefte is, komen we natuurlijk naar de Kamer met een verzoek daartoe. We hebben dat alleen op dit moment nog niet goed in beeld. Daar is dus nader onderzoek voor nodig en dat gaat plaatsvinden. Als er een behoefte is, komen we daarmee zeker naar de Kamer terug.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik zag dat 17 van de 90 viaducten worden geprioriteerd. Dat betekent automatisch ook dat er 73 zijn die niet in dat prioritaire deel vallen. Daarbij vermoed ik dat het leeuwendeel onder het beheer van gemeentes zal vallen. Wetende dat middelen waarschijnlijk ook een knelpunt gaan zijn, kan ik me voorstellen dat gemeentes graag op korte termijn willen weten hoe de tijdlijn er ongeveer uitziet, niet alleen voor die 17, maar voor de bredere scope van alle 90 werken. Kan de staatssecretaris toezeggen dat daar een brief over komt?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij zijn er ruim 3.000 viaducten die onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat vallen. Deze 90 die in beeld zijn gekomen, vallen allemaal onder die verantwoordelijkheid. Dat wil niet zeggen ... Laat ik dat beeld ook direct rechtzetten. Deze 17 zijn geprioriteerd, maar die andere 73 worden ook continu gemonitord om te kijken wat daar gebeurt en of daar op een gegeven moment ook extra prioritering nodig is. We hebben ze allemaal in beeld en we kijken bij allemaal wat de noodzakelijke stappen zijn, maar deze zeventien komen qua prioriteit als eerste in de rij.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Het is een belangrijke zaak om over te spreken. Daarom heeft Nieuw Sociaal Contract hier, net als mevrouw Veltman, vorige week vragen over gesteld. Naar aanleiding van de beantwoording heb ik een aanvullende vraag over de handhaving. Er zijn maatregelen ingesteld bij Velperbroek. Ik lees in de beantwoording dat er gekeken wordt of er naast de ondersteuningsconstructie ook een weegsysteem kan worden aangebracht, zodat daaropvolgend kan worden geconcludeerd of het vrachtverkeer zich aan de beperkingen houdt en de ILT dan wel de politie kan gaan handhaven. Mijn vraag is heel simpel. Kan de staatssecretaris toezeggen dat er nu ook al gekeken wordt of men zich houdt aan de beperkingen en dat ook nu al, voordat die weegconstructie er is, politie en ILT kunnen worden opgeroepen om te handhaven en te zorgen dat die beperkingen echt worden opgevolgd?
Staatssecretaris Jansen:
Er wordt heel goed gemonitord wat daar gebeurt, of mensen zich houden aan het voorschrift dat zwaar verkeer van de weg af moet en via de rotonde uiteindelijk weer de weg op kan. Op de A7 bij Purmerend is dat in het verleden ook fout gegaan. Daar hebben we van geleerd. Dat is precies de reden waarom wij een weegpunt willen. In eerste instantie is de prioriteit het viaduct en in tweede instantie het monitoren wat er gebeurt in de komende periode. Als dat betekent dat het weegpunt er eerder moet komen omdat men zich niet aan de beperkingen houdt, dan gaat dat gebeuren. Daarnaast is er natuurlijk de handhaving. U noemt zelf de politie en de ILT. Ja, absoluut, want het kan niet zo zijn dat wij iets afspreken met elkaar en dat de weggebruikers besluiten daar zelf een andere draai aan te geven.
De voorzitter:
Tot zover dit onderwerp. Dank aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu voor zijn aanwezigheid hedenmiddag.
Vragen Rooderkerk
Vragen Rooderkerk
Vragen van het lid Rooderkerk aan de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie over het bericht "Doorstroomtoets moest voor gelijke kansen in het onderwijs zorgen, maar bereikt vaak juist het tegenovergestelde".
De voorzitter:
Dan heet ik de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ik geef graag het woord aan mevrouw Rooderkerk van de fractie van D66 voor het stellen van een vraag aan de staatssecretaris van Onderwijs. Het woord is aan haar.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Voorzitter. Deze week maken duizenden kinderen de doorstroomtoets. Deze toets is helaas ontzettend belangrijk gemaakt voor de kansen van kinderen. Maar de doorstroomtoets deugt niet. Het is er namelijk niet één; er zijn maar liefst acht verschillende toetsen, die allemaal niet leiden tot een uniforme meetlat. Ik sprak laatst een schooldirecteur die bezig was om de resultaten van de school te verbeteren. Die schooldirecteur besloot te wisselen van doorstroomtoets. Daarmee schoten de toetsresultaten omhoog. Voor leerlingen maakt de keuze voor een bepaalde toets dus uit voor de kansen die ze krijgen in het leven. Dat mag niet zo zijn. Gisteren werd dan ook bekend dat scholen weigeren de toets aan te bieden. Eerder al heeft de Kamer mijn motie aangenomen om naar één doorstroomtoets te gaan. Mijn vraag is dan ook: waarom doet de staatssecretaris hier niets aan?
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter, dank u wel. Dank aan mevrouw Rooderkerk, die direct een boute aanname doet, namelijk dat ik daar niets aan zou doen. Ik vind twee dingen belangrijk. In de eerste plaats is die doorstroomtoets er gekomen omdat we naast het schooladvies van de leraar een objectieve second opinion wilde hebben. Uit verschillende onderzoeken van een aantal jaar geleden is gebleken dat bepaalde kinderen structureel onderschat worden en daardoor niet terechtkomen op de plek in het voortgezet onderwijs die het best bij hen past. Zo zijn we begonnen met die doorstroomtoets. De wens van de Kamer en van het onderwijsveld om te kunnen kiezen uit verschillende varianten die passen bij hun onderwijskundige visie en bij hun leerlingenpopulatie, is de reden waarom we meerdere versies hebben.
Dan naar de concrete vraag over wat ik aan het doen ben met de motie van mevrouw Rooderkerk. Op dit moment zijn we samen met het College voor Toetsen en Examens de verschillende scenario's rond de verschillende toetsen in beeld aan het brengen, inclusief de financiële gevolgen, de juridische implicaties, het tijdpad en andere uitvoeringsvragen. Die punten licht ik verder toe in een Kamerbrief die u in april gaat ontvangen. In het najaar van 2025 ontvangt u uitgewerkte scenario's. Het klinkt natuurlijk allemaal weer heel simpel: laten we naar één toets gaan. Maar we wegen verschillende dingen af. We kijken naar de vorm van die stroomstroomtoets. Moet die op papier, digitaal of allebei? Wie ontwikkelt de toets? Wat doet de overheid? Wat doet de markt? Wat zijn de gevolgen voor kansengelijkheid en toegankelijkheid voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte? We hebben bijvoorbeeld op dit moment ook toetsen die in braille worden gemaakt. Zo zijn er heel veel implicaties die we niet met één druk op de knop kunnen adresseren. Maar ik ben volop bezig met het ten uitvoer brengen van de motie van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank voor deze beantwoording. In de krant lazen wij steeds reacties van de staatssecretaris waarin zij aangaf het er niet mee eens te zijn dat we naar één doorstroomtoets terug moeten. Komt ze daar nu dan op terug?
Staatssecretaris Paul:
De grap is: ik heb die artikelen ook gelezen. Ik vind dat er een bijzonder vrije interpretatie wordt gegeven. Ik heb overigens ook goed opgelet, want sommige dingen staan daar weergegeven en andere dingen staan in quotes. In mijn quotes heb ik niet gezegd dat ik getrouwd ben met al die toetsen. Dat ben ik oprecht niet. Ik wil dat leerlingen een passend schooladvies krijgen. Nu we hier toch staan, wil ik een andere misvatting wegnemen, namelijk dat het advies van de school niet leidend zou zijn, dat de school gekoeioneerd wordt door die doorstroomtoets. Dat is totaal niet het geval. Uiteindelijk bepaalt de school samen met de leerling en de ouders, met het advies van de doorstroomtoets erbij, wat de meest passende plek is. Ik vind dat we hier redelijk voortvarend mee aan de slag zijn gegaan. Er staat ergens dat de motie van mevrouw Rooderkerk vorig jaar is ingediend. Ja, dat was in december, vlak voor het reces. Het is nu januari en we zijn echt stappen aan het zetten, omdat ik dit serieus neem en omdat ik luister naar het onderwijsveld en naar de Kamer. Dat neem ik ter harte en daar zijn we dus mee aan de slag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik vind het goed om te horen dat de staatssecretaris er nu toch voor kiest om onze motie uit te voeren en naar één doorstroomtoets te gaan. Ik denk dat dat belangrijk is. Scholen blijven namelijk aangeven dat zij zich zorgen maken over de kansen die dit kinderen geeft. Deelt de staatssecretaris deze zorgen?
Staatssecretaris Paul:
Naar aanleiding van het invoeren van de doorstroomtoets en de wettelijke verplichting om het advies bij te stellen wanneer de toetsresultaten laten zien dat een kind meer aankan en meer in zijn mars heeft, hebben we gezien dat leerlingen uiteindelijk terechtkomen op de plek die het best bij hen past. Overigens vind ik het ook belangrijk om te zeggen dat dat niet betekent — zo zit ik namelijk niet in de race — dat elke leerling naar een theoretische vorm van onderwijs moet. Nee, het gaat erom dat leerlingen terechtkomen op een plek op de middelbare school die het best bij hen past.
Ik ben op dit moment bezig om te kijken wat de implicaties zijn als we terug zouden willen naar één toets: welke juridische gevolgen zijn er, welke praktische gevolgen zijn er en welke uitvoeringsaspecten zijn er? Want we moeten het op een goede manier doen. Als we teruggaan naar één toets betekent dat namelijk ook — ik zeg het er maar bij — dat er vormen van standaardisatie komen. We hebben die verschillende toetsen omdat het onderwijsveld heeft aangegeven ... Kijk, ik heb dat niet verzonnen. In mijn wereld zou het misschien wel vele malen gemakkelijker zijn om inderdaad één toets te hebben, maar uiteindelijk heeft het onderwijsveld aangegeven — de Tweede Kamer heeft dat indertijd ook gedaan — een keuzemogelijkheid te willen bieden, zodat scholen kunnen kiezen voor een toets die past bij hun onderwijskundige visie en hun populatie. Maar goed.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris verwijst hier steeds naar een wens van de Kamer van tien jaar geleden, een wens uit 2015. Daarbij is toen ook de belofte gedaan dat de die toetsen onderling vergelijkbaar moesten zijn. Klopt het dat deze belofte niet is nagekomen?
Staatssecretaris Paul:
Nee, dat klopt niet. In 2019 hebben we inderdaad de eindtoets geëvalueerd in de aanloop naar het ontwikkelen van die doorstroomtoets. Dat is, geef ik toe, ook alweer zes jaar geleden. Maar toen is wel door het onderwijsveld bevestigd dat het die keuzemogelijkheid wil hebben. Dat is dus iets wat ik ook serieus meeneem. Wanneer ik nu kijk naar de overgang naar één toets, wil ik toch ook die wensen vanuit het veld meenemen. Ik vergat misschien net te zeggen dat wanneer we in 2026 nog een keer terugkomen, we ook onderzoek hebben gedaan naar de behoefte van het onderwijsveld, dus naar wat zij willen. Dat kunnen we dan meenemen in de verdere verkenningen die we met het CvTE doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris noemt 2026. Dat is pas ergens volgend jaar. Ik zou haar willen vragen om het tijdpad van wat er nu nodig is even te schetsen. Zij zegt dan te horen wat er vanuit het veld nodig is, maar dat is heel duidelijk. De PO-Raad, vertegenwoordiger van alle scholen, zegt dat die doorstroomtoetseen eigen leven is gaan leiden en dat we daarvan af moeten. Scholen zeggen dit. Experts zeggen dit. Die hebben gekeken naar de resultaten. De staatssecretaris gaf aan dat de vergelijkbaarheid goed zou zijn. De experts zeggen dat het feit dat er meerdere toetsen zijn onherroepelijk leidt tot meetfouten en variatie. Dus dat klopt dan toch niet? Kan de staatssecretaris schetsen op welke termijn we nou echt verandering kunnen zien voor kinderen? Die lopen namelijk nu de kans dat ze met deze toets niet de kans krijgen die zij nodig hebben.
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het echt heel kwalijk om dat op die manier te zeggen. Het College voor Toetsen en Examens zit hier bovenop. Het heeft allerlei exercities uitgevoerd, die mij eerlijk gezegd bijna mijn pet te boven gaan, om ervoor te zorgen dat die toetsen vergelijkbaar zijn en dat er in al die verschillende toetsen ankervragen zijn opgenomen, die op dezelfde manier genormeerd worden. Hierdoor krijgen kinderen uiteindelijk gelijke kansen wanneer ze op dezelfde manier scoren op een toets.
Ik ga nog heel even terug naar het proces. In de Kamerbrief die in april naar de Kamer komt, licht ik de verschillende stappen toe die ik op korte termijn ga zetten. In het najaar van dit jaar ontvangt u de uitgewerkte scenario's, waarbij ik al die uitvoeringsaspecten, juridische aspecten en financiële aspecten meeneem, zodat we een afgewogen oordeel kunnen vormen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris brengt toch weer verwarring in het debat over die onderlinge vergelijkbaarheid. Ik neem toch aan dat haar besluit om onze motie uit te voeren en naar één doorstroomtoets te gaan ermee te maken heeft dat scholen zeggen: op dit moment werkt het systeem met acht toetsen niet. Ik wil haar ook vragen wat zij dan vindt van de vier scholen die nu besloten hebben om geen toets meer te gaan doen.
Staatssecretaris Paul:
Dat vind ik een heel slechte zaak. Ik vind dat ze daarmee hun leerlingen tekortdoen, omdat die toets een objectieve second opinion is naast het oordeel van de school, niet meer en niet minder. Ik vind dat leerlingen daar recht op hebben. Daarnaast, maar dat is nog weer een ander verhaal, is dit een van de weinige toetsen die wettelijk verplicht zijn. Ik vind dat we ons aan de wet te houden hebben en ik vind het heel vreemd om dat op deze manier te doen. Maar mijn eerste argument, het belang van de leerlingen, staat voor mij voorop.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Die scholen voelen zich hier natuurlijk toe genoodzaakt omdat zij het gevoel hebben dat ze die kansen op deze manier niet aan hun kinderen kunnen geven. Ze vragen om actie en snelheid. Dit zijn 4 scholen, en 30 andere scholen hebben aangegeven dit te overwegen. Gaat de staatssecretaris hen dan een onvoldoende en minder geld geven of zorgt ze gewoon dat we zo snel mogelijk naar die ene doorstroomtoets gaan?
Staatssecretaris Paul:
Ik ga zo snel mogelijk met de verkenning verder en kom daar bij de Kamer op terug, maar ik vind dat we niet over één nacht ijs moeten gaan. Ik blijf erbij dat die doorstroomtoets een functie heeft. Ik zie dat er in de discussie die op dit moment plaatsvindt en die ik in allerlei krantenartikelen teruglees, allerlei zaken door elkaar lopen. Er zijn mensen die fundamenteel tegen toetsen zijn en er zijn mensen die tegen dat bijstellen zijn, terwijl dat is ontstaan vanuit de wens om aan kansengelijkheid te werken. Als we terugkijken naar de afgelopen periode, zien we dat er inderdaad is bijgesteld. Je ziet tegelijkertijd dat er ook scholen zijn die ervoor kiezen om dat niet te doen, omdat zij vinden dat het beste voor de leerling is om te blijven bij het oorspronkelijke schooladvies. Dus ik zie dat scholen, binnen de kaders die we hebben, zich vrij voelen om te doen wat hun goeddunkt in het belang van de leerling. Daarom vind ik het heel vreemd dat er scholen zijn die zeggen: we laten die leerlingen überhaupt niet aan die toets meedoen. Dat vind ik heel raar. Ze doen dat ondanks de vrijheid die ze dus gewoon hebben om ook na die toetsadviezen te zeggen: het is niet in het belang van de leerling om het advies bij te stellen. Ze hebben dus alle vrijheid om dat te doen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Zouden we deze scholen niet juist moeten gedogen en van hen moeten leren voor de wetswijziging?
Staatssecretaris Paul:
Nee. Ik heb net uitgelegd waarom niet. Ik geloof namelijk in die toets als objectieve second opinion naast het oordeel van de school en de leraar. Scholen hebben juist de ruimte om onderbouwd te zeggen: wij vinden dat de leerling naar schooltype x moet, omdat dat het beste bij hem of haar past en omdat zijn talenten daar het best tot zijn recht komen. Die vrijheid is er. Ik denk dat er gewoon verschillende discussies door elkaar spelen, maar ik vind het heel kwalijk dat het gedaan wordt, wat mij betreft, over de ruggen van de leerlingen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik denk juist dat deze scholen heel erg voor ogen hebben dat zij kinderen kansen willen bieden. De doorstroomtoets bevestigt wat D66 betreft dat we veel te vroeg, op 12-jarige leeftijd al, kinderen in hokjes stoppen, waardoor kinderen elkaar ook zelden later nog tegenkomen. Als het aan ons ligt, stappen we hier vanaf en gaan we later selecteren. Als zij de kansen van kinderen werkelijk zo belangrijk vindt, waarom doet de staatssecretaris hier dan niks aan en schaft zij zelfs de brede brugklas af?
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter. Wij hebben eerder gesproken over de brede brugklas, ook in andere debatten. Het is een maatregel die we hebben geschrapt in het kader van bezuinigingen. Ik vind het belangrijk dat we werken aan een goede basis voor alle leerlingen. Dat begint met het fundament op orde brengen. Dat begint met de focus op de basisvaardigheden. En dat begint er ook mee — daar speelt deze doorstroomtoets ook een rol in — dat je ervoor zorgt dat leerlingen die een bepaald schooltype en een bepaald niveau aankunnen de kans krijgen om op die plek op de middelbare school hun schoolcarrière te vervolgen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Tot slot dan. Dat zijn we natuurlijk met elkaar eens, maar mijn vraag is concreet: wat gaat de staatssecretaris doen om deze toets minder belangrijk te maken, leraren leidend te laten zijn in het advies, of, veel beter nog, later te selecteren?
Staatssecretaris Paul:
In antwoord op de eerste twee vragen: het enige wat ik hieraan kan doen, is misschien nog duidelijker en meer daarover communiceren. Blijkbaar heb ik niet duidelijk genoeg kunnen maken dat de leraren en de school leidend blijven. Uiteindelijk ziet een school de leerling in een soort film. Daarnaast heb je de foto van de doorstroomtoets. Die twee zaken naast elkaar zorgen voor een gedegen schooladvies, waarbij het uitgangspunt is dat elke leerling terechtkomt op de best passende plek.
De heer Soepboer (NSC):
Ik hoor de staatssecretaris een aantal keren zeggen: het is een objectieve second opinion. Die zou natuurlijk per definitie betrouwbaar en uniform moeten zijn, vindt Nieuw Sociaal Contract. Nu zijn er verschillen, omdat er veel verschillende toetsen zijn. Ik heb gelezen dat de staatssecretaris dit eerder lijkt te wijten aan de verschillen tussen scholen dan aan de verschillen tussen toetsen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe kunt u dat met zekerheid stellen als er acht verschillende toetsen zijn?
Staatssecretaris Paul:
Het is belangrijk dat in alle toetsen zogenaamde ankervragen zijn opgenomen, die vergelijkbaar zijn en waar het CvTE heel kritisch naar kijkt, zodat je die op dezelfde manier kunt wegen en normeren. De verschillen in toetsen zijn ontstaan omdat scholen nou eenmaal verschillen, op een andere manier lesgeven en een andere onderwijskundige visie hebben. Zo zijn die toetsen en de keuzevrijheid voor scholen om te kiezen voor een toets ontstaan. Nog los van het praktische aspect of je die digitaal of papier afneemt, gaat het ook om de keuze voor een toets die past bij hun leerlingenpopulatie en onderwijskundige visie. Met al het technische werk achter de schermen en de analyses van het college, van het CvTE, zorgen we ervoor dat die toetsen vergelijkbaar zijn.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Voor heel veel leerlingen en leerkrachten in het basisonderwijs is deze fase waarin de doorstroomtoets wordt afgenomen, een hele spannende periode. Dat is het ook voor de ouders van de leerlingen. Ik snap dat wel. Onze fractie snapt dat, als je één ijkmoment in je leven hebt dat zo belangrijk is voor de rest van je loopbaan, je schoolloopbaan, maar ook daarna. Daar hangt vreselijk veel van af. Ik ben heel blij dat ik deze staatssecretaris een paar keer het woord "kansengelijkheid" hoor noemen. Ik ken haar inmiddels ook als iemand die dat belangrijk vind. Maar onze fractie maakt zich wel zorgen om het volgende, en daar zou ik de staatssecretaris toch nog over willen horen. Is deze staatssecretaris bereid om als dat dan op je 11de of 12de gebeurt — soms gebeurt het al op je 10de — ook heel erg naar het instrument van late selectie te kijken, juist omdat ...
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja, ja, ja. Helder, helder, helder.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
... er nu zo veel te doen is rondom de doorstroomtoets?
Staatssecretaris Paul:
Dat is een vraag die geregeld terugkomt. Ik heb de adviezen van de Onderwijsraad gelezen en bijvoorbeeld ook de opvattingen van de PO-Raad. Een van de dingen die ik aanvullend uit onderzoek van KBA en Kohnstamm heb gehaald, is dat vroeger selecteren zo'n grote wijziging en ook zo'n grote verandering van het stelsel is, dat eigenlijk wordt geadviseerd: ga daar gezien alle grote uitdagingen die we op dit moment in het onderwijs hebben nou niet ook nog aan sleutelen. Dat heb ik dus ter harte genomen. Tegelijkertijd is mijn uitdaging wel om aan maatregelen te werken die de nadelige effecten van vroege selectie ondervangen en om ondertussen ook meer kennis op te bouwen over de inrichting van de onderbouw van het vo, zodat leerlingen op een soepelere manier over kunnen. Daar hebben we overigens op dit moment ook veel initiatieven voor. Het gaat erom dat die overdracht warmer verloopt en dat de begeleiding ook op de middelbare school goed geborgd wordt, zodat leerlingen op de plek waar ze terechtkomen echt tot volle bloei kunnen komen.
De heer Ergin (DENK):
De doorstroomtoetsen zijn niet voor niets ingevoerd. Het is een middel om onderadvisering tegen te gaan. Ik vind de strijd tegen onderadvisering heel belangrijk. Tegelijkertijd zien we dat een aantal scholen nu zeggen daar niet aan mee te doen en zelfs zo ver gaan dat ze de wet aan hun laars lappen. Ik vraag me af wat dat met de staatssecretaris doet.
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het niet goed dat scholen de wet aan hun laars lappen; dat heb ik net gezegd. De inspectie zit hier ook bovenop, omdat het net te gemakkelijk zou zijn om te zeggen: dit komt me even niet uit, dus ik ga me niet aan de wet houden. Voor mij blijft vooropstaan dat die doorstroomtoets bijdraagt aan kansengelijkheid. Het bijstellen van het schooladvies ligt me heel na aan het hart. Ik zat een tijd terug aan de andere kant in de bankjes en heb toen gewerkt aan het amendement om dat voor elkaar te krijgen. Waarom? Het deed me gewoon pijn om te lezen dat er kinderen waren, meisjes, kinderen op het platteland, kinderen met een migratieachtergrond en kinderen uit sociaal-economisch kwetsbare gezinnen, die de capaciteiten hadden om op een bepaalde plek in het onderwijs terecht te komen, maar bij wie dat niet gebeurde, niet omdat de leraar het slecht met ze voor had, maar omdat er vanuit bepaalde aannames werd gezegd: joh, weet je, doe maar rustig aan; dat is misschien beter voor jou. Dat gebeurde terwijl we allemaal weten dat je kinderen zelfvertrouwen geeft op het moment dat je hoge verwachtingen van ze hebt; dat doet wat met hen. Daarom geloof ik daarin en blijf ik daarvoor strijden, ook vanaf deze plek.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Ergin, nogmaals.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb altijd te horen gekregen dat ik iets met mijn handen moest doen, terwijl ik twee linkerhanden heb. Ik ben blij dat deze doorstroomtoetsen er zijn. Natuurlijk is het een ontwikkeling die verder doorontwikkeld moet worden, maar tegelijkertijd mag het niet het enige instrument zijn om kansengelijkheid mee te bevorderen. Mijn laatste vragen — ik heb maar twee vragen — aan de staatssecretaris is wat zij nou precies gaat doen om de kansengelijkheid te bevorderen en of zij bereid is om alle plannen en maatregelen die zij wenst in te voeren, op te nemen in het Herstelplan kwaliteit onderwijs.
Staatssecretaris Paul:
Ik realiseer me dat sommige Kamerleden denken: o, daar komt ze weer met haar mantra. Maar voor mij begint kansengelijkheid echt bij het op orde hebben van de basis. Goed kunnen lezen, schrijven en rekenen is de basis om jezelf te kunnen redden in de samenleving, om volwaardig mee te kunnen doen. Dat is wat ik elk kind gun: volwaardig meedoen en een mooi leven voor zichzelf opbouwen.
Daarnaast ben ik niet blind voor het feit dat sommige kinderen al beginnen met een achterstand. Voor mij is het dus ontzettend belangrijk om zwaar in te zetten op voor- en vroegschoolse educatie. Daarnaast wil ik het een en ander heel kritisch bekijken, ondanks de bezuinigingen die ik moet doorvoeren. Kijk naar het programma School en Omgeving. Dan zien we dat we heel hard bezig zijn en zwaar in blijven zetten op de scholen die dat het hardst nodig hebben, zodat de kinderen op die scholen extra lessen krijgen, of het nou gaat om taal of andere zaken, zodat zij het beste uit zichzelf kunnen halen. Ook dat heeft dus mijn volle aandacht.
De heer Kisteman (VVD):
Aanvullend op de vraag van mijn collega: zou de staatssecretaris kunnen schetsen welke gevolgen het wegvallen van de doorstroomtoets heeft op het zicht op de kwaliteit van het onderwijs?
Staatssecretaris Paul:
Dat is een interessante vraag, die nog niet is belicht. De gegevens die we uit de doorstroomtoets halen, helpen de Inspectie van het Onderwijs en mij uiteindelijk ook om beleid te kunnen vormen en op de juiste zaken te kunnen sturen. Ik heb dat bewust niet genoemd, omdat het best wel iets technisch is. Daarvan kan de Kamer zeggen: doe je best en zoek een andere manier om het inzichtelijk te maken. Maar mij gaat het er vooral om dat die toets helpt om de leerling te krijgen op de plek waar die het beste past.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik hoorde de staatssecretaris eerder iets zeggen over een objectieve second opinion, waar collega Soepboer het ook al over had. We lazen echter in de opgevraagde correspondentie van de Volkskrant dat aanbieders van deze doorstroomtoets zelf al veel eerder aan de bel hebben getrokken en hun twijfels hebben uitgesproken over de verschillende uitkomst ervan. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dat dit al veel eerder is gezegd door nota bene de aanbieders zelf?
Staatssecretaris Paul:
Uiteindelijk zijn de bevindingen van de aanbieders en de resultaten door het College voor Toetsen en Examens verder onder de loep genomen, onderzocht en geanalyseerd. Daar zijn ze echt heel scherp in gedoken, juist omdat dit de eerste doorstroomtoets was die we afnamen. Op basis daarvan hebben zij mij ervan verzekerd dat de toetsen gelijkwaardig zijn en dat er geen gekke dingen aan de hand zijn, om het zo maar te zeggen. Ik vind het belangrijk om daar strak bovenop te zitten, en dat blijven we ook doen. We gaan nu de tweede periode in en ik wil gewoon weten hoe het zit. Het College voor Toetsen en Examens gaat ook deze afnameperiode heel scherp in de gaten houden.
De voorzitter:
30 seconden voor de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de doorstroomtoets mede bedoeld is om kansengelijkheid te bevorderen. Maar uit adviezen blijkt dat de beste manier is om later te selecteren. Denk ook aan een drempelloze overgang. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat zij nu geen stelselwijziging wil, maar die adviezen liggen er wel. Mijn vraag is of de staatssecretaris in ieder geval een stip op de horizon wil zetten. Wij als Kamer schetsen namelijk de kaders. Ik bedoel dat we deze rapporten niet in de prullenbak gooien maar dat er wordt gezegd: daar moeten we iets mee; misschien hoeft het niet nu, maar ik ga wel bouwstenen leggen. Is de staatssecretaris daarmee bezig? Wat is haar visie daarop?
Staatssecretaris Paul:
Wat ik ook in antwoord op een vraag van mevrouw Pijpelink aangaf, is dat het onderwijs er volgens mij niet op zit te wachten als er nu een stelselwijziging plaatsvindt. Maar ik zie het wel als mijn taak om verder te werken aan concrete maatregelen om die nadelige effecten van vroege selectie, te ondervangen, zodat leerlingen meer tijd krijgen om een passende plek te vinden. Het afgelopen najaar heb ik uw Kamer laten weten dat ik de aanbevelingen overneem uit het rapport waar ik aan refereerde. Ik moet even spieken, want ik heb het niet scherp. Binnenkort reageer ik met een Kamerbrief — ik weet niet wat de precieze timing is; ik kijk even of ik daarin gesouffleerd kan worden — op de laatste brief van de Onderwijsraad over dit thema, waarin we ook zullen aangeven welke stappen ... Eigenlijk kan ik de vraag die de heer Ceder mij nu stelt, niet heel concreet beantwoorden. Dat zal ik in die brief doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vind het fijn dat dat in die brief komt, dat we duidelijkheid krijgen over welke bouwstenen klaargelegd gaan worden als we nu niet overgaan tot een stelselwijziging. Een ander punt is dat kansengelijkheid beoogd zou zijn, maar we lezen nu verhalen dat juist de kinderen van ouders die het zich kunnen veroorloven om de kinderen te trainen of bijles te geven, beter presteren. Daardoor wordt de kansengelijkheid eigenlijk tenietgedaan door ouders die het geld hebben om hun kind te trainen voor specifiek deze doorstroomtoetsen. Wat wil de staatssecretaris daaraan doen, om ervoor te zorgen dat dit instrument geen wassen neus wordt waar met name de meest bevoorrechte kinderen zich op kunnen voorbereiden?
Staatssecretaris Paul:
Wat ik weet is ... Aan de ene kant kan ik niemand verbieden om te trainen. Daar begint het mee. Dat staat nog los van de vraag of iemand daar een commercieel bureau voor inzet. Sommige kinderen hebben de bevoorrechte omstandigheden dat ze in hun nabijheid mensen hebben, zoals vaders, moeders, ooms of tantes, die hen daarbij kunnen helpen. Die verschillen kan ik niet ongedaan maken. Maar het belangrijke is: als je op school hebt opgelet en hebt geluisterd naar de juf of meester, dan heb je alles meegekregen om die toets te kunnen maken. Het is feitelijk niet nodig om te trainen, te oefenen of whatever. Als ik richting de leerlingen mag spreken: je hebt alles meegekregen van je juf en meester om die toets te kunnen maken, dus vertrouw op jezelf. Het zit in de leerlingen zelf.
De voorzitter:
En die kijken allemaal naar het vragenuurtje elke week. Dat weten we.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Er blijkt dus dat de toetsen niet vergelijkbaar zijn. Dat zeg ik niet alleen; dat zeggen ook mijn collega's hier, scholen en experts. Zelfs de toetsaanbieders zelf geven aan dat ze zich daar zorgen om maken. Nu hoor ik de staatssecretaris toch zeggen dat zij scholen gaat controleren die nu zeggen: wij gaan niet die doorstroomtoets afnemen. Sterker nog, zij hebben al een brief van vijf kantjes ontvangen van de inspectie. Gaat de staatssecretaris concreet korten op het budget van deze scholen of hen een onvoldoende geven?
Staatssecretaris Paul:
Ik vind het veel te vroeg om daarop vooruit te lopen. Ik wil vooral het gesprek aangaan. Zoals ik eerder zei: ik ben ervan overtuigd dat het in het belang van de leerling is om dit te doen. Ik zie het dan ook als mijn taak om scholen daarin mee te nemen. Dat staat los van het feit dat ik vind dat je je aan de wet hebt te houden.
Als het mag, voorzitter, wil ik nog heel kort antwoord geven op de vraag wanneer die brief gaat komen. Volgens mij was dat een vraag van de heer Ceder. Die brief komt in februari. Dat is dus al heel snel.
De voorzitter:
Ten slotte.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
De staatssecretaris geeft aan in gesprek te gaan met deze scholen, maar in de brief van de inspectie staat dat zij een onderzoek kunnen instellen wanneer scholen hiermee doorgaan. Er zijn 30 scholen die ook overwegen om deze doorstroomtoets niet af te nemen. Kan de staatssecretaris de inzet van de inspectie niet beter richten op het vierjaarlijks controleren van scholen — dat is een andere wens van de Kamer, die niet wordt uitgevoerd — dan op onderzoeken instellen naar scholen die gaan doen wat de staatssecretaris wil gaan doen, namelijk één doorstroomtoets?
Staatssecretaris Paul:
Op dit moment is de doorstroomtoets een wettelijke verplichting. Ik vind dat scholen zich daaraan hebben te houden. Ik vind het dus ook heel terecht dat de inspectie daar haar taak pakt.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover het vragenuurtje. Dank aan de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie voor haar aanwezigheid en de beantwoording van de vragen. Ik schors een enkel minuutje en dan gaan wij stemmen.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering.
De voorzitter:
Vorige week overleed dichteres Esther Jansma, die behalve dichteres ook archeoloog en hoogleraar was. Daarom lees ik nu een gedicht van haar voor. Het heet Te lezen bij sneeuw.
Een paar hoeken om en je staat in de stilte
op een bodem, tussen oude muren, lagen metselwerk
in zomaar een winter. Uit de tijd gestapt.
Het vriest. Kinderen — theemutsjes op lompe beentjes —
rapen takken en sneeuw van de grond net zoals zij
eeuwen geleden deden tussen de stenen
het gemetselde lapwerk in het zwijgen van het hof
waar als je goed luistert ijle stemmen misschien
de flarden van iets mateloos naar het heden zingen.
Dat is nu, vandaag. Het schemert al. De kinderen
spelen zoals ze spelen, omringd door tijd
waar jij niet bent. Jij kijkt naar hun herinneringen.
Aldus Esther Jansma.
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren (36395) en de daarbij ingediende moties, en over de volgende aangehouden moties:
- de motie-Teunissen c.s. (34324, nr. 16);
- de motie-Ceder (26448, nr. 794).
Ik geef graag in de regeling van werkzaamheden het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren met een huishoudelijke mededeling, gevolgd door de heer Ceder. Maar eerst mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De motie op stuk nr. 3028, onder punt 14, over de moties ingediend bij het tweeminutendebat RBZ Handel, wil ik graag aanhouden.
De voorzitter:
De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 794, onder punt 23 — dat is de aangehouden motie ingediend bij het tweeminutendebat Uitvoering sociale zekerheid — wil ik graag opnieuw aanhouden.
De voorzitter:
Dat is de allerlaatste motie op uw stemlijst.
Stemmingen Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren
Stemmingen Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de termijn van de omkering van de bewijslast voor consumentenkoop van levende dieren (Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren) (36163).
In stemming komt het gewijzigde amendement-Teunissen (stuk nr. 17, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en JA21 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 17 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Teunissen (stuk nr. 18, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 18 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Van der Plas (stuk nr. 9, II).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
Ik zei net Partij voor de Dieren, maar ik bedoelde natuurlijk BBB. Ik heb u zelden zo hard horen schreeuwen daar achterin!
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Stemmingen moties Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren
Stemmingen moties Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de termijn van de omkering van de bewijslast voor consumentenkoop van levende dieren (Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren),
te weten:
- de motie-Teunissen over een algemene maatregel van bestuur instellen voor een verbod op alle dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen (36163, nr. 13);
- de motie-Teunissen over onderzoeken hoe een gezondheidskeuring verplicht kan worden gesteld bij het verhandelen van een paard (36163, nr. 14);
- de motie-Teunissen over een verbod op paardenmarkten (36163, nr. 15);
- de motie-Mutluer/Teunissen over een publiekscampagne die consumenten informeert over hun rechten en plichten en de bewijstermijn bij de aankoop van levende dieren (36163, nr. 16).
In stemming komt de motie-Teunissen (36163, nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Teunissen (36163, nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Teunissen (36163, nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Mutluer/Teunissen (36163, nr. 16).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming brief Aanwijzing van het project Pallasreactor als groot project
Stemming brief Aanwijzing van het project Pallasreactor als groot project
Aan de orde is de stemming over de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het voorstel voor aanwijzing van het project Pallasreactor als groot project (33626, nr. 27).
De voorzitter:
Ik stel voor conform het advies van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport te besluiten en het project Pallasreactor aan te wijzen als groot project.
Stemmingen Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie
Stemmingen Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het voorstel van wet houdende wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie (36583).
De voorzitter:
Vandaag zullen wij alleen stemmen over de ingediende amendementen en de artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel vindt dinsdag 4 februari plaats.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Sneller/Lahlah (stuk nr. 11, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Lahlah/Sneller (stuk nr. 12, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 12 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.
Stemmingen moties Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie
Stemmingen moties Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van het voorstel van wet houdende wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie,
te weten:
- de motie-Ellian/Wilders over onderzoeken hoe het aantal criminele kopstukken dat door dezelfde advocaat wordt bijgestaan, beperkt kan worden (36583, nr. 14);
- de motie-Ellian/Eerdmans over onderzoeken hoe auditief toezicht op gesprekken tussen gedetineerden en advocaten op de Afdelingen Intensief Toezicht en in de extra beveiligde inrichting vormgegeven kan worden (36583, nr. 15).
In stemming komt de motie-Ellian/Wilders (36583, nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ellian/Eerdmans (36583, nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Douane
Stemmingen moties Douane
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Douane,
te weten:
- de motie-Van Eijk over onnodige navorderingen door administratieve omissies voor bedrijven voorkomen en bij de Commissie bepleiten dat de gunstige tariefbehandeling van toepassing blijft als de hoeveelheid/waarde is overschreden (31934, nr. 88);
- de motie-Rep over de regelmatig optredende storingen in het automatiseringssysteem van de Douane op korte termijn oplossen (31934, nr. 89).
In stemming komt de motie-Van Eijk (31934, nr. 88).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Nee, we moeten hier hoofdelijk over stemmen. We kunnen de uitslag bij handopsteken namelijk niet vaststellen. Maar mevrouw Van Eijk krijgt een ingeving. Dat gebeurt soms!
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dan wil ik 'm graag aanhouden.
In stemming komt de motie-Rep (31934, nr. 89).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemmingen moties Politie
Stemmingen moties Politie
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Politie,
te weten:
- de motie-Mutluer over een plan uitwerken voor de inzet van rechercheteams die zich actief op de rotte kern richten, waardoor de politie-inzet bij voetbalwedstrijden kan worden verminderd (29628, nr. 1243);
- de motie-Mutluer over samen met de politietop verkennen hoe een afzonderlijke, meer gerichte modulaire rechercheopleiding kan worden gerealiseerd (29628, nr. 1244);
- de motie-El Abassi over uitspreken dat een raadsledenjacht zoals in Montferland onacceptabel, onaanvaardbaar en Nederland onwaardig is en dat er alles aan moet worden gedaan om te zorgen dat dit nooit meer gebeurt (29628, nr. 1245);
- de motie-El Abassi over onderzoeken wat er nodig is om de straffen voor het bezitten, verspreiden en produceren van kinderporno maximaal te verhogen (29628, nr. 1246);
- de motie-El Abassi over waarborgen dat de politie rechterlijke bevelen strikt opvolgt en de bevoegdheidsverdeling tussen de politie en de Autoriteit Persoonsgegevens verduidelijken (29628, nr. 1247);
- de motie-Eerdmans over een voorstel uitwerken om een maatschappelijke stage van één dag bij een uniformberoep mogelijk te maken voor middelbare scholieren (29628, nr. 1248);
- de motie-Eerdmans over een pilot op het traject Zwolle-Emmen met een speciale politie-eenheid die zich richt op agressie en zwartrijders in de trein en rondom perrons (29628, nr. 1249);
- de motie-Eerdmans over onderzoeken hoe de ggz een vaste plek kan krijgen in de meldkamers van de politie (29628, nr. 1250).
In stemming komt de motie-Mutluer (29628, nr. 1243).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Mutluer (29628, nr. 1244).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29628, nr. 1245).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29628, nr. 1246).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29628, nr. 1247).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (29628, nr. 1248).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (29628, nr. 1249).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We doen 'm nog een keer.
In stemming komt de gewijzigde motie-Eerdmans/Mutluer (29628, nr. ??, was nr. 1250).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de VVD en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We moeten er hoofdelijk over stemmen. Het mag volgende week, zegt de heer Eerdmans. Bij dezen. Dank u wel, meneer Eerdmans.
Stemming motie Dakloosheid
Stemming motie Dakloosheid
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over dakloosheid,
te weten:
- de motie-Ceder over zich ervoor inzetten dat in het nieuwe ESF-programma middelen beschikbaar zijn voor de aanpak van dakloosheid (29325, nr. 179).
Stemmingen moties Midden-Oosten
Stemmingen moties Midden-Oosten
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Midden-Oosten,
te weten:
- de motie-Piri c.s. over aanvullende financiering overwegen voor het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten (23432, nr. 547);
- de motie-Dobbe c.s. over het ontmoedigingsbeleid aanscherpen om economische activiteit op de Westoever te sanctioneren en te verbieden (23432, nr. 548);
- de motie-Paternotte over de humanitaire uitzonderingen binnen het sanctieregime uitbreiden en bezien hoe de overheid garant kan staan voor Nederlandse hulporganisaties en bedrijven die bijdragen aan de wederopbouw (23432, nr. 549);
- de motie-Dassen/Paternotte over het eerste deel van de aan UNRWA toegezegde middelen in januari overmaken (23432, nr. 550);
- de motie-Van Baarle over in internationaal verband bepleiten dat gestart moet worden met de voorbereidingen voor de wederopbouw van Gaza en de organisatie van de benodigde fondsenwerving (23432, nr. 551);
- de motie-Van Baarle over de effectiviteit toetsen van het handhaven van het etiketteringsbeleid en de preferentiële tariefbehandeling voor producten uit illegale nederzettingen (23432, nr. 552);
- de motie-Stoffer over verbetering van het subsidieportal en het laten meewegen van de beleidsuitgangspunten rondom Israël en de Palestijnse gebieden bij subsidiebesluiten over Palestijnse organisaties (23432, nr. 553);
- de motie-Vermeer/Stoffer over eventuele Nederlandse hulp bij de wederopbouw van Gaza aan Nederlandse bedrijven koppelen en deze hulp alleen inzetten voor de (her)bouw van woningen, ziekenhuizen en andere civiele voorzieningen (23432, nr. 554).
In stemming komt de motie-Piri c.s. (23432, nr. 547).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe c.s. (23432, nr. 548).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Paternotte (23432, nr. 549).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dassen/Paternotte (23432, nr. 550).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (23432, nr. 551).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (23432, nr. 552).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Stoffer (23432, nr. 553).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Dit moeten we hoofdelijk doen. Dat wil de heer Stoffer graag, dus dat gaan we doen. Graag stilte in de zaal. Dit moet even heel nauwkeurig gebeuren. Ik geef graag het woord aan de griffier van dienst, mevrouw Verhoev.
In stemming komt de motie-Stoffer (23432, nr. 553).
Vóór stemmen de leden: Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Becker, Bevers, Bikker, Blaauw, Boon, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Ceder, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Grinwis, Peter de Groot en Van Haasen.
Tegen stemmen de leden: Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Van Meijeren, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, De Vos, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Chakor, Dassen, Dekker, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls en Haage.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 70 stemmen voor en 67 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Vermeer/Stoffer (23432, nr. 554).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Demonstratierecht in Nederland
Stemmingen moties Demonstratierecht in Nederland
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het demonstratierecht in Nederland,
te weten:
- de motie-Teunissen c.s. over het aanhouden van het onderscheid tussen vreedzaam en niet-vreedzaam protest (34324, nr. 16);
- de motie-Bikker c.s. over het beter beschermen van nationale herdenkingen tegen ordeverstoringen en een onderzoek naar het aanmerken van andere herdenkingen en plechtigheden als beschermd moment (34324, nr. 17);
- de motie-Koekkoek c.s. over aanvullende trainingen over de wettelijke kaders van het demonstratierecht voor medewerkers van de politie, de ME en overheidsprofessionals (34324, nr. 18);
- de motie-Six Dijkstra/Michon-Derkzen over het wegnemen van belemmeringen om de schade door vernielingen tijdens ordeverstorende demonstraties zo veel mogelijk te verhalen op de daders (34324, nr. 19);
- de motie-Eerdmans/Boswijk over een pilot met een wasstraat van het OM om wetsovertredende demonstranten direct te beboeten (34324, nr. 20);
- de motie-Eerdmans over de anbistatus van Extinction Rebellion intrekken (34324, nr. 21);
- de motie-Eerdmans over rapporteren over het aantal vervolgingen van strafbare demonstranten door het OM (34324, nr. 22);
- de motie-Flach over in de Wet openbare manifestaties opnemen dat demonstraties verboden kunnen worden als deze als dwangmiddel worden ingezet (34324, nr. 23);
- de motie-Flach c.s. over maximaal bevorderen dat het bevoegd gezag bij verboden demonstraties inzet op beletten en sanctioneren in plaats van faciliteren (34324, nr. 24);
- de motie-Michon-Derkzen over een aparte strafbaarstelling van het blokkeren van vitale infrastructuur (34324, nr. 25);
- de motie-Michon-Derkzen over een mobiel identificatieproces om de aanwezigen bij een op voorhand verboden demonstratie te registreren (34324, nr. 26);
- de motie-Lahlah/Bikker over in het WODC-onderzoek in kaart brengen hoe het demonstratierecht kan worden versterkt (34324, nr. 27);
- de motie-Lahlah c.s. over een inventarisatie met burgemeesters van de mogelijkheden om de lokale driehoek te ondersteunen in zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het demonstratierecht (34324, nr. 28);
- de motie-Lahlah c.s. over onderzoeken of en hoe de vredeseenheid van de politie uitgebreid en versterkt kan worden (34324, nr. 29);
- de motie-Boswijk c.s. over de inzet van camera's met gezichtsherkenning bij ordeverstorende acties (34324, nr. 30);
- de motie-El Abassi over onderzoeken waarom demonstraties tegen asielzoekerscentra vaak gepaard gaan met geweld, vernielingen en bedreigingen (34324, nr. 31);
- de motie-El Abassi over het demonstratierecht expliciet beschermen in alle beleidskeuzes van de regering (34324, nr. 32);
- de motie-Emiel van Dijk over het OM ten minste boetes te laten uitschrijven voor wetsovertredingen bij demonstraties (34324, nr. 33).
De voorzitter:
Hij eist tevens een stemverklaring.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. De SGP vindt het belangrijk om zorgvuldig om te gaan met de anbistatus van maatschappelijke organisaties. Het beoordelen van die status in concrete situaties is niet aan de Tweede Kamer. De Kamer kan zich wel uitspreken over het kader voor de beoordeling. Daarbij beseffen we dat "algemeen nut" een heel breed begrip is en dat burgers daar fundamenteel over van mening kunnen verschillen. De Stichting Vrienden van XR gaat echter zelf bewust over de grens van het algemeen nut. De stichting heeft namelijk als statutaire missie om ontwrichtende acties uit te voeren. De motie op stuk nr. 21 wijst er terecht op dat die door Extinction Rebellion daadwerkelijk zijn uitgevoerd en dat ze een zware belasting vormen voor het uitvoeren van publieke taken, bijvoorbeeld voor de politie. De SGP vindt het onbegrijpelijk dat zulke ontwrichtende doelstellingen, die haaks staan op het algemeen nut, tot de anbistatus kunnen leiden. Daarom steunt de SGP deze motie.
In stemming komt de motie-Teunissen c.s. (34324, nr. 16).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (34324, nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Koekkoek c.s. (34324, nr. 18).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Six Dijkstra/Michon-Derkzen (34324, nr. 19).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans/Boswijk (34324, nr. 20).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We doen het nog een keer.
In stemming komt de motie-Eerdmans (34324, nr. 21).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Daarom gaan we hoofdelijk stemmen. Graag stilte. Dit moet nauwkeurig gebeuren. Meneer Vermeer, gaat u ook even zitten? Ik geef het woord aan de griffier, mevrouw Verhoev. Stilte!
In stemming komt de motie-Eerdmans (34324, nr. 21).
Vóór stemmen de leden: Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vondeling, De Vos, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Becker, Bevers, Blaauw, Boon, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen en Crijns.
Tegen stemmen de leden: Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder en Chakor.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 69 stemmen voor en 67 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (34324, nr. 22).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Flach c.s. (34324, nr. 24).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (34324, nr. 25).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (34324, nr. 26).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Lahlah/Bikker (34324, nr. 27).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Lahlah c.s. (34324, nr. 28).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Lahlah c.s. (34324, nr. 29).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (34324, nr. 30).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (34324, nr. 31).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (34324, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Emiel van Dijk (34324, nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Energiebesparing
Stemmingen moties Energiebesparing
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Energiebesparing,
te weten:
- de motie-Rooderkerk/Kröger over verbetering van handhaving van de energiebesparingsplicht bij bedrijven opnemen in het aanstaande klimaatpakket (30196, nr. 834);
- de motie-Kröger c.s. over in gesprek gaan met gemeenten over een wijkgerichte aanpak van energiearmoede (30196, nr. 835);
- de motie-Kröger over het zo snel mogelijk openstellen van het Noodfonds Energie en het via het Sociaal Klimaatfonds borgen van structurele steun voor mensen in energiearmoede (30196, nr. 836);
- de motie-Flach over waar nodig financiële steunregelingen inzetten voor een voortvarende toepassing van de energiebesparingsplicht (30196, nr. 837);
- de motie-Kisteman/Erkens over de eisen vanuit de energieplicht en de EED uiterlijk in 2027 harmoniseren (30196, nr. 839);
- de motie-Flach over bezien hoe de gemeentelijke baatbelasting ingezet kan worden voor gebouwgebonden financiering van energiebesparende maatregelen (30196, nr. 838);
- de motie-Postma over middelen voor toezicht en handhaving van de energiebesparingsplicht ook inzetten voor de adviserende rol van omgevingsdiensten richting ondernemers (30196, nr. 840).
In stemming komt de gewijzigde motie-Rooderkerk/Kröger (30196, nr. ??, was nr. 834).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kröger c.s. (30196, nr. 835).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Kröger (30196, nr. 836).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Kisteman/Erkens (30196, nr. 839).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Postma (30196, nr. 840).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Raad Buitenlandse Zaken Handel
Stemmingen moties Raad Buitenlandse Zaken Handel
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel,
te weten:
- de motie-Paternotte/Kamminga over het uitbreiden van handelsliberalisatie met Oekraïne en het opzetten van een digitale handelsmissie naar Oekraïne (21501-02, nr. 3029);
- de motie-Ram over zich in Europees verband uitspreken tegen de uitbreiding van de interne markt naar kandidaat-lidstaten (21501-02, nr. 3030);
- de motie-Ceder/Hirsch over een effectieve voortzetting van implementatie van de CSDDD in de Wet internationaal verantwoord ondernemen (21501-02, nr. 3031).
In stemming komt de motie-Paternotte/Kamminga (21501-02, nr. 3029).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ram (21501-02, nr. 3030).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ceder/Hirsch (21501-02, nr. 3031).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Participatiewet
Stemmingen moties Participatiewet
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Participatiewet,
te weten:
- de motie-Lahlah c.s. over met oplossingen komen voor de financiële achteruitgang voor medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven als bijeffect van het Belastingplan (34352, nr. 332);
- de motie-Lahlah over onderzoeken op welke manier samenwonen op proef binnen de Participatiewet gefaciliteerd kan worden (34352, nr. 333).
In stemming komt de gewijzigde motie-Lahlah c.s. (34352, nr. ??, was nr. 332).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Lahlah/Kostić (34352, nr. ??, was nr. 333).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Sociaal minimum Caribisch Nederland
Stemming motie Sociaal minimum Caribisch Nederland
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Sociaal minimum Caribisch Nederland,
te weten:
- de motie-White c.s. over voor het zomerreces de uitkomsten van de verkenning naar de mogelijkheid voor een aanvullende kindregeling met de Kamer delen (36600-IV, nr. 42).
In stemming komt de motie-White c.s. (36600-IV, nr. 42).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Verzameldebat CAS
Stemmingen moties Verzameldebat CAS
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Verzameldebat CAS,
te weten:
- de motie-White/Kröger over inventariseren wat aanvullend nodig is voor effectief klimaatbeleid op de CAS-eilanden (36600-IV, nr. 43);
- de motie-Aukje de Vries over in de nieuwe aanpak voor goed bestuur inzetten op stevige maatregelen op het gebied van fraude, ondermijnende criminaliteit en corruptie (36600-IV, nr. 45).
In stemming komt de motie-White/Kröger (36600-IV, nr. 43).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Aukje de Vries (36600-IV, nr. 45).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Spoor
Stemmingen moties Spoor
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Spoor,
te weten:
- de motie-Heutink/Vondeling over actief vervoersverboden voor overlastgevende asielzoekers laten opleggen door vervoerders (29984, nr. 1220);
- de motie-De Hoop/Vedder over een actieagenda openbaar vervoer om het openbaar vervoer toekomstbestendig te versterken (29984, nr. 1221);
- de motie-El Abassi over concrete stappen zetten om treinkaartjes structureel goedkoper te maken (29984, nr. 1222);
- de motie-El Abassi over een onderzoek naar hoe andere landen hun spoor betaalbaar en aantrekkelijk maken (29984, nr. 1223);
- de motie-El Abassi over prioriteit geven aan de betaalbaarheid van treinkaartjes (29984, nr. 1224);
- de motie-Vedder c.s. over het concreet uitwerken van negen haalbare en betaalbare opties voor de Lelylijn en de Nedersaksenlijn (29984, nr. 1225);
- de motie-Eerdmans over garanderen dat station Maarheeze bediend zal blijven worden (29984, nr. 1226);
- de motie-Eerdmans over het prestatiecijfer voor netheid in de trein samen met de NS verhogen van een 6,8 naar een 8 (29984, nr. 1227).
Er is een aantal stemverklaringen. De eerste is van mevrouw Veltman van de fractie van de VVD. Deze wordt gevolgd door die van de heer Pierik. Maar nu eerst mevrouw Veltman. Het woord is aan haar.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 1220 verzoekt vervoerders om actief vervoersverboden aan overlastgevende asielzoekers op te leggen. Dat is iets waar de VVD volledig achter staat en waar ze in de debatten ook veelvuldig een oproep toe doet; overigens niet alleen voor overlastgevende asielzoekers, maar voor alle overlastgevers in het openbaar vervoer. De VVD staat echter niet achter de wijze waarop het tweede deel van de motie is geformuleerd. Gelet op het feit dat de VVD de reisverboden wel belangrijk vindt, stemt ze voor de motie met deze kanttekening.
De voorzitter:
De heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 1224 wordt de regering opgeroepen om in overleg met de NS voorrang te geven aan goedkopere treinkaartjes. BBB is uiteraard ook voor betaalbare treinkaartjes. De bereikbaarheid per trein in de regio's is voor de BBB echter ook heel belangrijk. Voorrang geven aan betaalbaarheid van treinkaartjes zal mogelijk leiden tot minder treinen in de regio. De NS zal dit immers ergens uit moeten betalen. Dit kunnen we niet maken voor de miljoenen mensen die in de regio wonen, want wat heb je aan een betaalbaar treinkaartje, als er in jouw regio geen trein meer rijdt? Natuurlijk blijft de betaalbaarheid van treinkaartjes heel belangrijk. Maar nogmaals, dit mag nooit en te nimmer ten koste gaan van het treinvervoer in de regio, waar een regelmatig rijdende trein bij wijze van spreken al een bezienswaardigheid is ten opzichte van de Randstad. Daarom stemt de BBB tegen deze motie.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Ik doe 'm nog een keertje over.
In stemming komt de motie-Heutink/Vondeling (29984, nr. 1220).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Die moeten we hoofdelijk doen. En dat doen we. Graag stilte in de zaal. Het woord is aan griffier Verhoev.
In stemming komt de motie-Heutink/Vondeling (29984, nr. 1220).
Vóór stemmen de leden: Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vondeling, De Vos, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Becker, Bevers, Blaauw, Boon, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens en Esser.
Tegen stemmen de leden: Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi en Ergin.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 70 stemmen voor en 67 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Hoop/Vedder (29984, nr. 1221).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29984, nr. 1222).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29984, nr. 1223).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29984, nr. 1224).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Vedder c.s. (29984, nr. 1225).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (29984, nr. 1226).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Eerdmans/Veltman (29984, nr. ??, was nr. 1227).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Volt ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Mbo
Stemmingen moties Mbo
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Mbo,
te weten:
- de motie-Soepboer over in kaart brengen hoeveel contacturen en lesuren, in absolute aantallen, mbo-studenten daadwerkelijk hebben gekregen in de afgelopen vijf jaar (31524, nr. 629);
- de motie-Martens-America over inventariseren hoe de wettelijke taak met betrekking tot doorstroom van mbo naar hbo wordt geïnterpreteerd en welke wetsverandering nodig zou zijn om deze aan te passen (31524, nr. 630);
- de motie-Paternotte/Paulusma over niet bezuinigen op het stagefonds in de zorg (31524, nr. 631);
- de motie-Paternotte/Rooderkerk over in gesprek gaan met internationale bedrijven om meer mbo-stages in het buitenland mogelijk te maken (31524, nr. 632);
- de motie-Tseggai c.s. over het mogelijk maken dat mbo-studenten op dezelfde wijze restitutie van hun lesgeld ontvangen als hbo- en wo-studenten (31524, nr. 633);
- de motie-Tseggai c.s. over het mogelijk maken dat ook minderjarige mbo-studenten aanspraak kunnen maken op een studietoeslag als zij een medische beperking hebben (31524, nr. 634).
In stemming komt de motie-Soepboer (31524, nr. 629).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Volt ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Martens-America (31524, nr. 630).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paternotte/Paulusma (31524, nr. 631).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Paternotte/Rooderkerk (31524, nr. 632).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tseggai c.s. (31524, nr. 633).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tseggai c.s. (31524, nr. 634).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Veiligheid op Nederlandse universiteiten
Stemmingen moties Veiligheid op Nederlandse universiteiten
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de veiligheid op Nederlandse universiteiten,
te weten:
- de motie-Eerdmans c.s. over alle barrières wegnemen opdat Joodse en Israëlische studenten en medewerkers zonder angst naar hun universiteit kunnen (29240, nr. 159);
- de motie-Eerdmans/Martens-America over samen met universiteiten en hogescholen vóór de zomer van 2025 een eenduidig veiligheidsprotocol ontwikkelen (29240, nr. 160);
- de motie-Eerdmans over de Kamer elk jaar rapporteren over het aantal incidenten en agressie per universiteit en hogeschool (29240, nr. 161);
- de motie-Eerdmans over met de hogeronderwijsinstellingen een plan maken met daarin concrete maatregelen die elke instelling afzonderlijk gaat nemen om de academische vrijheid te versterken (29240, nr. 162);
- de motie-Martens-America c.s. over uitspreken dat het wenselijk en proportioneel is dat de onderwijsinspectie toezicht kan houden en herstelopdrachten kan geven op veiligheidsbeleid van hogeronderwijsinstellingen (29240, nr. 163);
- de motie-Ergin over de Kamer jaarlijks rapporteren over de uitkomsten van de monitor sociale veiligheid op Nederlandse universiteiten (29240, nr. 164);
- de motie-Ergin over verhinderen dat Nederlands onderwijsgeld direct of indirect gebruikt wordt voor samenwerking met Israëlische universiteiten (29240, nr. 165);
- de motie-Heite c.s. over onderzoeken op welke wijze centrale regie op sturingsinformatie en veiligheidsbeleid de fysieke veiligheid van Joodse studenten bij universiteiten kan verbeteren (29240, nr. 166);
- de motie-Van der Hoeff over alle kosten van vernielingen gepleegd tijdens de illegale demonstraties op de UvA in maart 2024 verhalen op de daders (29240, nr. 168);
- de motie-Van der Hoeff over studenten en docenten die zich tijdens de illegale demonstraties schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten verwijderen van de UvA (29240, nr. 169);
- de motie-Van der Hoeff over alles in het werk stellen om illegale demonstraties op universiteiten direct de kop in te drukken (29240, nr. 170).
De voorzitter:
Allereerst een stemverklaring van de heer Ergin. Het woord is aan hem.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Mijn stemverklaring gaat over de motie op stuk nr. 159 (29240) van het lid Eerdmans en de motie op stuk nr. 166 (29240) van het lid Heite. DENK staat voor de veiligheid van alle studenten, de studenten die opkomen voor de rechten van de Palestijnen, maar ook de studenten die een Joodse achtergrond hebben. Wij zullen de motie op stuk nr. 159 van de heer Eerdmans steunen, maar we willen wel de kanttekening plaatsen dat in het onderzoek dat aan de basis van deze motie ligt onder andere de leus "from the river to the sea" wordt gezien als antisemitisme. Zo kan ik een aantal voorbeelden noemen. Mijn fractie kijkt daar anders naar. Met deze kanttekening kunnen wij instemmen met de motie.
De tweede motie — dat is de motie op stuk nr. 166 van het lid Heite — is te generaliserend. Die heeft betrekking op alle pro-Palestina demonstraties. Dat is natuurlijk niet het geval. Wij zien dat het onderdeel centrale regie op veiligheidsbeleid te rigide is opgesteld. De rol van de burgemeester wordt bijvoorbeeld in onvoldoende mate benut. Daarom zullen wij tegen de motie op stuk nr. 166 stemmen.
In stemming komt de motie-Eerdmans c.s. (29240, nr. 159).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans/Martens-America (29240, nr. 160).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (29240, nr. 161).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (29240, nr. 162).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Martens-America c.s. (29240, nr. 163).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ergin (29240, nr. 164).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ergin (29240, nr. 165).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Heite c.s. (29240, nr. 166).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Ik doe 'm nog een keer.
In stemming komt de motie-Van der Hoeff (29240, nr. 168).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We gaan deze hoofdelijk doen. Graag stilte. Ik geef het woord aan de griffier, mevrouw Verhoev. Het woord is aan haar.
In stemming komt de motie-Van der Hoeff (29240, nr. 168).
Vóór stemmen de leden: Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vondeling, De Vos, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Becker, Bevers, Blaauw, Boon, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Dekker, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp en Michon-Derkzen.
Tegen stemmen de leden: Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Ouwehand, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Lahlah, Van der Lee en Mohandis.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 70 stemmen voor en 67 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Hoeff (29240, nr. 169).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Hoeff (29240, nr. 170).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming Bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Stemming Bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren (36395).
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Stemmingen moties Bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren,
te weten:
- de motie-Van Nispen over onderzoeken wat nodig is om bepaalde boa's op termijn te laten uitgroeien tot onderdeel van de politieorganisatie en ze op te leiden tot politieagent (36395, nr. 8);
- de motie-Michon-Derkzen over zich bij de toetsingscriteria van het ontwerpbesluit rekenschap geven van de gevaarzetting van het werk van de groene boa (36395, nr. 9);
- de motie-Michon-Derkzen over onderzoeken of reguliere mbo-opleidingen een grotere rol kunnen vervullen bij de na- en bijscholing en toetsing van boa's (36395, nr. 10);
- de motie-Michon-Derkzen over bevorderen dat er één boa-beroepsorganisatie tot stand komt (36395, nr. 11);
- de motie-Mutluer over de samenwerking tussen de politie, boa's en hun werkgevers versterken door serieus werk te maken van de werkagenda (36395, nr. 13);
- de motie-Diederik van Dijk over bij de toekenning van geweldsmiddelen aan boa's rekening houden met de taakstelling van de boa in plaats van met feitelijke incidenten (36395, nr. 14);
- de motie-Diederik van Dijk over de boa- en politieregistratie beter op elkaar laten aansluiten zodat aangifte bij een aanhouding niet noodzakelijk is om integraal in het proces-verbaal van de politie opgenomen te worden (36395, nr. 15);
- de motie-Diederik van Dijk over de duur van de vergunning voor geweldsmiddelen gelijkstellen aan de geldigheidsduur van de opsporingsakte (36395, nr. 16);
- de motie-Aardema/Boswijk over onderzoek naar de mogelijkheden om de procedures voor boa's op het gebied van ID-check en kentekenregister te vergemakkelijken (36395, nr. 17);
- de motie-Van der Werf c.s. over boa's nationaal handelingsbevoegd maken onder de Wet seksuele misdrijven (36395, nr. 18).
In stemming komt de motie-Van Nispen (36395, nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Michon-Derkzen/Mutluer (36395, nr. ??, was nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (36395, nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (36395, nr. 11).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Mutluer (36395, nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Diederik van Dijk (36395, nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Diederik van Dijk (36395, nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Wij staken niet onze hand op.
De voorzitter:
Maar zij is wel aangenomen. Zo is het.
In stemming komt de motie-Diederik van Dijk (36395, nr. 16).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Aardema/Boswijk (36395, nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De laatste motie.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Werf c.s. (36395, nr. ??, was nr. 18).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Tot zover de stemmingen.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Aan de orde is de regeling van werkzaamheden.
Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Financiën voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag, op maandag 10 februari van 13.00 uur tot 17.00 uur, over het wetsvoorstel Wijziging van de Handelsregisterwet 2007 en de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies ter beperking van de toegang tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten alsmede van de toegang tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies (Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers) (36584).
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer het burgerinitiatief Publiek, Toegankelijk en Gratis OV (36683, nr. 1).
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor het dertigledendebat over een sluiproute in de belastingwetgeving voor expats van de agenda af te voeren.
Ik deel aan de Kamer mee dat voor het debat over kwakzalverij de termijn voor toekenning is verlengd.
Op verzoek van de fractie van NSC benoem ik in de contactgroep Verenigde Staten het lid Koops tot lid.
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:
- het tweeminutendebat Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf (CD d.d. 23/01), met als eerste spreker het lid Kostić van de Partij voor de Dieren;
- het tweeminutendebat Digitale inclusie (CD d.d. 23/01), met als eerste spreker het lid Kathmann van GroenLinks-Partij van de Arbeid;
- het tweeminutendebat Staat van de volkshuisvesting (CD d.d. 23/01), met als eerste spreker het lid De Hoop van GroenLinks-Partij van de Arbeid;
- het tweeminutendebat Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet (CD d.d. 23/01), met als eerste spreker het lid Van Nispen van de SP.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Bevers van de fractie van de VVD. Hij spreekt namens de commissie.
De heer Bevers (VVD):
Voorzitter. Het verzoek is volgens mij helder. Namens de commissie voor OCW wil ik vragen om het te agenderen debat over het bericht dat de onderwijsinspectie al jaren veel minder basisscholen bezoekt dan beloofd, van collega Rooderkerk, in het eerste kwartaal in te plannen. Het is een verzoek aan de Griffie. Dat is mede ingegeven door de hoorzitting die we hebben gehad met de inspecteur-generaal.
De voorzitter:
We begrijpen het en we zullen het zeker in ons achterhoofd houden, maar we kunnen op geen enkele manier garanderen dat het debat in het eerste kwartaal plaatsvindt. Anders moet de Kamer in zijn geheel daar een uitspraak over doen.
De heer Vijlbrief, D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. De uitspraak van de rechter over stikstof in de Greenpeacezaak heeft flinke gevolgen voor de sector en voor de plannen van de minister. Volgens de Rabobank zou het gaan om de helft van de veehouders zonder vergunning na de uitspraak over intern salderen. Minister Wiersma zou deze maand met de uitwerking van haar stikstofplan komen, dus dit is een mooi moment voor een debat. Ik zou graag een debat willen aanvragen met de minister en de staatssecretaris van LVVN voor het reces. Ik vraag om een brief binnen drie weken en om een debat voor het reces.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Net zoals de afgelopen twee weken steunen wij dit belangrijke debat van harte. Ik doe een dringend verzoek aan de coalitiepartijen om het dit keer te steunen.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, steun, maar nadrukkelijk onder de voorwaarden die de heer Vijlbrief erbij benoemt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik zou wel graag de minister-president erbij willen hebben, want er is een commissie ingesteld. Hij is daar de chef van. Het lijkt me dat het een probleem is dat het hele land aangaat.
De heer Flach (SGP):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Vedder (CDA):
Steun.
De heer Holman (NSC):
Steun.
De heer Van Nispen (SP):
Steun. Ik vind het een goede suggestie om de minister-president erbij te vragen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ja, steun, ook voor het verzoek om de minister-president daarbij uit te nodigen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, van harte steun. Het kabinet gaat over zijn eigen afvaardiging, maar ik kan me voorstellen dat de minister-president ons komt verblijden met zijn aanwezigheid.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun voor het debat, alleen niet voor de brief binnen drie weken. Ik zou zeggen: laat de brief komen zodra die kan komen, zonder deadline. Ook steun ik het verzoek om de minister-president te laten aansluiten.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Steun, maar we willen een debat met alleen de minister van LVVN en niet met de premier.
De voorzitter:
We're in business, meneer Vijlbrief. U krijgt uw debat. Hartelijk dank.
De heer Kahraman, Nieuw Sociaal Contract.
De heer Kahraman (NSC):
Voorzitter. Vorige week bereikte ons het nieuws over het Brusselse lobbyschandaal. De Europese Commissie blijkt ngo's te hebben betaald met subsidiegeld om actief te lobbyen bij Europarlementariërs, met als doel steun te krijgen voor haar eigen klimaat- en milieuwetgeving. Hiermee heeft de uitvoerende macht, de Europese Commissie, via een schaduwlobby geprobeerd de wetgevende macht, het Europees Parlement, te beïnvloeden. Dat is een directe ondermijning van de scheiding der machten, een fundamenteel principe van de democratische rechtsstaat en ...
De voorzitter:
En dus?
De heer Kahraman (NSC):
Graag willen wij een reactie van het kabinet daarop en daarna binnen twee maanden een debat met de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Je kunt er van alles van vinden, maar daar moeten het Europees Parlement en de Commissie over gaan. Dus ik vind het eigenlijk heel raar dat we dat hier zouden moeten gaan bespreken. Dat is iets van Europa. Laat dat debat dus lekker daar plaatsvinden.
De heer Markuszower (PVV):
Steun.
De heer Van Campen (VVD):
Ik heb hier met de heer Omtzigt schriftelijke vragen over ingediend. Mijn fractie vindt het goed bestuur dat we eerst de beantwoording daarvan afwachten. Dan zullen we vervolgens kijken of er nog verdere stappen nodig zijn.
De heer Flach (SGP):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Een groene deal in een grijs circuit, dus steun.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, steun. Het zou wel fijn zijn om voor het debat een feitenrelaas te hebben.
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Dit is echt een ongekend potje stemmingmakerij. Subsidies zijn ook gegaan naar organisaties die hebben gepleit tegen de Green Deal en meer van dat soort zaken.
De voorzitter:
En dus?
De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):
Ik sluit me aan bij de collega's die geen steun hebben gegeven aan dit debat.
De heer Van Meijeren (FVD):
Van harte steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Er zijn Kamervragen over gesteld. Het is inderdaad de verantwoordelijkheid van Europa. Wij gaan dus de antwoorden op de vragen goed bestuderen en zullen dan kijken wat we ermee gaan doen, dus vooralsnog geen steun.
De voorzitter:
Uw debataanvraag staat nu op 73 zetels, meneer Kahraman.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Ik vind dit echt gevaarlijke ondermijning en ook stemmingmakerij, dus absoluut geen steun voor dit debat.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.
De heer Kahraman (NSC):
Dan wil ik het debat graag op de lijst van dertigledendebatten laten zetten, voorzitter.
De voorzitter:
We zetten het erop.
Mevrouw Westerveld, van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik wil graag in debat met de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg over mensen met een verstandelijke beperking die ook gedragsproblemen hebben. Waarom wil ik dat debat? Omdat het volgende commissiedebat pas in juni op de agenda staat en omdat de zorg voor en opvang van deze groep helemaal dreigt vast te lopen. Voor jullie beeld: het gaat over mensen die, als ze eenmaal volwassen zijn, vaak moeilijk bij hun ouders kunnen blijven wonen. Voor hen is er heel veel mis met het systeem en met de financiering. Ik vind dat we in de Kamer juist voor deze groep moeten klaarstaan. Daarom zou ik daar graag een plenair debat over willen.
De voorzitter:
Had u al gezegd met wie u dat debat wilt?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, met de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.
De voorzitter:
Heel goed. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.
Mevrouw Paulusma (D66):
Van harte steun.
De voorzitter:
De heer Van Baarle eerst.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
De heer Dijk (SP):
Dat was gewoon flauw, maar steun.
Mevrouw Vedder (CDA):
Steun, mede namens de SGP.
De heer Bevers (VVD):
Geen steun. Dit kan wat ons betreft betrokken worden bij het debat over langdurige zorg op 13 februari. Dat is het snelst.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Geen steun. We kunnen dit betrekken bij het debat op 13 februari.
De heer Thiadens (PVV):
Geen steun. Ik sluit me aan bij wat de heer Bevers zei.
Mevrouw De Korte (NSC):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Eerdmans (JA21):
Steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Maar wel de steun van 30 leden, zag ik. Het commissiedebat heb ik natuurlijk ook gezien, maar de agenda daarvoor zit bomvol, dus ik zou dit debat graag op de lijst van dertigledendebatten willen laten plaatsen.
De voorzitter:
Er zijn slechts 70 wachtenden voor u.
Mevrouw Chakor, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Daar sta ik weer. Ik zou graag een debat willen met de minister van Binnenlandse Zaken. Het gaat over de gemeentefinanciën. Driekwart van de gemeenten komt niet rond. Er zijn rode cijfers. Het heeft grote gevolgen. Elke dag vallen er weer nieuwe bibliotheken om en dreigen er sportaccommodaties te sluiten. Het raakt gewoon onze inwoners. Het lijkt ons dat we hier zo snel mogelijk over moeten praten, en daarom wil ik het dertigledendebat omzetten naar een plenair debat, graag voor het voorjaarsreces.
De heer Flach (SGP):
Dat is vanmorgen op 350 collegetafels besproken. Het is een heel urgent probleem. Steun, mede namens de ChristenUnie en het CDA.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij is het de snelste manier om dat gewoon via een commissiedebat te doen, dus geen steun.
De heer Van Nispen (SP):
Van harte steun, want deze sociale kaalslag, veroorzaakt door dit kabinet, heeft enorme gevolgen voor heel veel mensen. Dus echt van harte steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Van harte steun namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Nou, er staat een commissiedebat gepland in maart, dus geen steun.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dat is te laat.
De heer Deen (PVV):
Geen steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter. Maart is veel te laat, dus van harte steun.
De heer Sneller (D66):
Steun, voorzitter. Maar misschien is voor de Voorjaarsnota in ieder geval handig, als u zegt dat we geen ruimte hebben voor het voorjaarsreces.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Chakor.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dat is jammer.
De voorzitter:
Zeker.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dan laten we het gewoon staan.
De voorzitter:
Ja.
Dan de heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. De commissie van onderzoek wapeninzet Hawija oordeelde in een rapport keihard over de handelswijze van het kabinet. De Tweede Kamer is keer op keer onjuist en onvolledig geïnformeerd. Er waren geen inlichtingen, er was sprake van blind vertrouwen op de VS en er was geen inlichtingenfunctionaris of juridische expert ter plaatse. Het was een bombardement met minstens 70 burgerdoden. Het was daarmee de meest dodelijke F-16-aanval in de Nederlandse geschiedenis. Er was onvoldoende erkenning en onvoldoende compensatie voor de slachtoffers.
Voorzitter. Ik heb een verzoek om het debat zo snel mogelijk in te plannen. Maar ik heb ook rondgekeken en rondgevraagd. Ik heb door dat een aantal partijen zeggen dat ze eerst de kabinetsreactie willen afwachten. Ik vind dat eerlijk gezegd onbegrijpelijk. Maar ik kan tellen, dus ik vind dat het nu moet gebeuren. Als het dan toch na twee maanden zou moeten, dan moet het wel direct na die twee maanden; daarop wil ik van mensen ook een reactie horen. Maar in eerste instantie moet het nu meteen gebeuren. Ik vraag hierbij ook nog om een kabinetsreactie: op welke manier neemt dit kabinet zijn verantwoordelijkheid?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Heel belangrijk dat we hier goed over spreken, maar het moet inderdaad zorgvuldig, voor de snelheid, zou ik willen zeggen. We willen inderdaad de kabinetsreactie afwachten, maar wij zouden die tijd ook willen benutten om eventueel een hoorzitting of wellicht een gesprek met de commissie-Sorgdrager te organiseren. Dus op zichzelf steun voor een debat, maar nadat de kabinetsreactie is gekomen en er gelegenheid is geweest voor een eventuele hoorzitting of een gesprek met de commissie-Sorgdrager.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Steun.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ook namens het CDA steun voor het debat, maar wel nadat de kabinetsreactie is geweest.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Steun voor het debat. Laten we het zorgvuldig doen, maar ook recht doen aan de urgentie. Dus wat ons betreft steun voor het debat, liefst voor 1 april.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek van de heer Dijk.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Eerst een kabinetsreactie, maar daarna wel zo snel mogelijk een debat hierover.
De heer Flach (SGP):
Steun, maar ook nadrukkelijk na de kabinetsreactie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun voor het verzoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van der Burg (VVD):
Steun, maar wel eerst een reactie van het kabinet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun, maar dan hebben we ook heel graag die kabinetsreactie hier, zodat we het debat snel kunnen voeren.
De heer Pool (PVV):
Steun en wel zo snel mogelijk.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun namens FVD.
De voorzitter:
Er is een meerderheid voor uw voornemen, meneer Dijk, na een kabinetsreactie.
De heer Dijk (SP):
Voorzitter, dan heb ik eigenlijk een vraag. Ik kan ook een meerderheid tellen als ik van GroenLinks-PvdA hoor dat het nu moet. Dan is het even de vraag ... Ik heb van GroenLinks-PvdA wel "steun" gehoord, maar ik weet niet of dat is voor een debat na een kabinetsreactie of dat nu ook oké zou zijn. Anders is daar ook een meerderheid voor. Ik vond dat niet heel duidelijk, vandaar dat ik het even vraag. Ik hoor een collega iets zeggen, en dat snap ik, maar de vraag was volgens mij helder. Het verzoek was: nu. Ik wilde weten welke partijen nu willen, maar ik heb van één partij niet helemaal duidelijk gehoord of het nu was of later.
De voorzitter:
Daarom is er dus geen meerderheid voor nu ...
De heer Dijk (SP):
Er komt een toelichting.
De voorzitter:
... maar er is wel een meerderheid voor een debat na de kabinetsreactie. Dat is 'm. Dank u wel.
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Michon-Derkzen, van de fractie van de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Binnen een halfuur spreken we hier in de Kamer over de jaarwisseling, met de minister van Justitie en Veiligheid. Ik zou ook graag de staatssecretaris van IenW daarbij willen uitnodigen.
De voorzitter:
Heel goed. Dat geleiden wij door.
Dan mevrouw Mutluer, met een ander verzoek dan op de lijst staat, begrijp ik. Dus let goed op.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ja. Verwarring!
De voorzitter:
Ja, het is totale verwarring waar u ons in stort.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan is het goed om het even uit te leggen. We hebben eerder twee debataanvragen gedaan. In de eerste plaats over de Albert Heijn-steker; over het rapport en de beleidsreactie daarop. Veel eerder hadden wij naar aanleiding van de parlementaire verkenning omtrent verward en onbegrepen gedrag, onder leiding van de mevrouw Michon-Derkzen en mijzelf als rapporteurs, ook een debataanvraag gedaan. Beide debatten verlopen. Dat is de reden waarom ik heb gezegd: volgens mij is het goed om een nieuwe aanvraag te doen. De gewijzigde aanvraag luidt: wij willen een debat over de parlementaire verkenning Verward/onbegrepen gedrag en veiligheid en over de beleidsreactie van de minister daarop. Dat willen wij zo snel mogelijk voeren, het liefst in april of mei, met de minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van VWS. Ik heb die knip gemaakt, en ik hoop dat het daarmee duidelijker is, zodat we op een ander moment gewoon over de Albert Heijn-steker en het rapport daarover kunnen spreken.
De voorzitter:
U heeft het perfect uitgelegd.
De heer Van Nispen (SP):
Steun voor het verzoek.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Steun voor het verzoek.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Steun.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Steun.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.
De heer Eerdmans (JA21):
Steun.
De heer Flach (SGP):
Steun namens SGP en ChristenUnie.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid; we boeken het in.
Dan mevrouw Rooderkerk, D66.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Duizenden kinderen begonnen met het afleggen van de doorstroomtoets. Daar is veel over te doen. De toets blijkt niet goed vergelijkbaar. Welke toets je doet, maakt uit voor de kansen in je leven. Een aantal scholen wil de toets daarom niet afnemen. Er zijn ook nog een hoop vragen bij het uitvoeren van die verkenning naar één doorstroomtoets. Dus daarom wil ik hier graag een debat met de staatssecretaris over.
De heer Dijk (SP):
Steun.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Steun.
Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De voorzitter:
Mevrouw Flach. De heer Flach, excuus.
De heer Flach (SGP):
Ja, ik gaf u even de kans om het te herstellen. Voor, voorzitter.
De voorzitter:
Meestal doe ik dit goed.
De heer Uppelschoten (PVV):
Steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
Mevrouw Vedder (CDA):
Steun.
De heer Soepboer (NSC):
Steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid. We boeken het in.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Veel dank.
De voorzitter:
Uw volgende verzoek.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Daarnaast had ik een verzoek aan de minister van OCW om onze schriftelijke vragen over de digitale openbaarmaking van het oorlogsarchief, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, te beantwoorden voor het debat van aanstaande donderdag over de Archiefwet.
De voorzitter:
Prima, dat zullen we doorgeleiden.
Dan mevrouw Van der Plas met een geheel nieuw verzoek. Het is elke week weer spannend. Er stijgt enig gehuil op uit de zaal, deel ik u mede.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik weet het. Bor de wolf, wie kent hem niet?
Voorzitter. Elke week zijn er wel weer ontwikkelingen op het gebied van de wolf. We zagen bijvoorbeeld een filmpje van mensen die een wolf aan het opjagen waren en met de auto erachteraan reden. Hoe kritisch wij zijn op de wolf, dat vinden wij ook onwenselijk. Het is wel een dier. Het gaat hier ook over dierenwelzijn, in dit geval van de wolf zelf. Ik denk dat er heel veel partijen zijn, zeker ook aan de rechterflank, die heel erg hechten aan dierenwelzijn. Maar eigenlijk is het punt: er gebeuren zo veel dingen. Toerisme in Drenthe blijft achter bij de landelijke cijfers, omdat daar veel wolven zijn. Vee wordt nog steeds aangevallen.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Er ligt een wolvenplan van de staatssecretaris, zeg ik nogmaals. Provincies hebben heel erg behoefte aan kaders vanuit de landelijke politiek. Dus daarom is nogmaals mijn verzoek om het dertigledendebat dat er al staat om te zetten in een meerderheidsdebat hier in de plenaire zaal.
Dank u wel.
De voorzitter:
Uw wens is duidelijk.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, steun. Wij maken graag deze zaal onveilig voor de wolf, zodat de Veluwe weer een veilige plek wordt.
De voorzitter:
Mooi gezegd, hoor! Wauw!
De heer Van Campen (VVD):
Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de woorden van de heer Grinwis.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik krijg elke week meer politieke vrienden die mij smeken om dit te gaan steunen. Ik zou eigenlijk een gebaar willen maken. Mevrouw Van der Plas, kom eens naar de procedurevergadering. Dan kunnen we het gewoon inplannen als commissiedebat. Dan zal GroenLinks-PvdA het steunen.
De heer Flach (SGP):
Steun namens de hele Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en de andere wolvenprovincies.
Mevrouw Vedder (CDA):
Steun.
Mevrouw Paulusma (D66):
Steun, namens mijn eigen fractie.
De voorzitter:
O, dat scheelt weer!
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Geen steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De heer Boomsma (NSC):
Steun.
De voorzitter:
Even snel rekenen: 74. Nee, dat is geen meerderheid.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee. Ik ga nadenken over de suggestie van mevrouw Bromet. Daarbij wil ik wel opmerken dat BBB bij elke procedurevergadering is. Alleen, dat ben ik niet altijd zelf, omdat ik een zeer drukke agenda heb en niet altijd bij de procedurevergadering kan zijn. Maar daar heb ik mijn gewaardeerde Kamerlid de heer Pierik voor, zoals mevrouw Bromet weet.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter, dank u wel. De Kamer wacht met smart al een eeuwigheid op de plannen van de minister van Volksgezondheid als het gaat om pandemische paraatheid slash weerbaarheid. De wereld om ons heen is momenteel hard aan het veranderen. Amerika is uit de WHO gestapt. Dat gaat grote consequenties hebben voor de wereld, maar ook voor Nederland. Ik ben bang dat we nog steeds niet klaar zijn voor een volgende pandemie. Ik wil dus graag met spoed in debat met de minister van Volksgezondheid over de actuele ontwikkelingen, onder andere in Amerika.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter. Als we allemaal debatten moeten voeren over dingen die de president van Amerika doet en die D66 onwelgevallig zijn, hebben we een heleboel aanvragen. Dan is er een grote kans dat die, net als deze aanvraag, niet gesteund worden.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dit lijkt mij ook niet een onderwerp om plenair te bespreken, zeker gelet op de volle agenda. Maar wellicht kan het in een commissiedebat.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Geen steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Het lijkt me een goede gelegenheid om erop aan te dringen dat ook Nederland de WHO verlaat, dus van harte steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Op zich steun voor het onderwerp, maar als het sneller kan in een commissiedebat, is dat ook goed.
Mevrouw Vedder (CDA):
Geen steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Volgende week of deze week — het is in ieder geval al heel snel — hebben we een debat over de Europese Raad.
De voorzitter:
En dus?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Morgen zelfs, hoor ik. Kijk eens aan!
De voorzitter:
En dus?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar kan het bij betrokken worden, dus geen steun.
De voorzitter:
Geen steun.
De heer Dijk (SP):
Wel steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Volgens mij tel ik 30 leden.
De voorzitter:
Dat zeker.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u. Dan kan die op de lijst.
De voorzitter:
Ja, we zetten u op de lijst.
Een vooraankondiging van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb een vooraankondiging van een tweeminutendebat over de Raad Concurrentievermogen, inclusief stemmingen, deze week.
De voorzitter:
Stemmingen deze week. Dat hebben wij gehoord. Heel goed. Daar houden wij allemaal rekening mee.
Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors enkele ogenblikken.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling. Dit is een meerderheidsdebat. Dat wil zeggen dat alle veertien leden die zich hebben ingeschreven, vier minuten spreektijd krijgen. Ik stel voor dat we in de eerste termijn maximaal zes interrupties onderling doen. Dat zijn dus zes individuele vragen in totaal. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Van der Werf. Zij heeft het debat aangevraagd. Zij spreekt namens de fractie van D66. Ik heet trouwens ook beide bewindslieden van harte welkom. Dat was ik bijna vergeten te doen. Zij zullen antwoorden nadat de Kamer heeft gesproken. Mevrouw Van der Werf, gaat uw gang.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Elk jaar weer zien we chaos en wetteloosheid ontstaan tijdens de jaarwisseling. Rellen zijn de regel, niet de uitzondering. Ik ben bij de politie geweest om over hun ervaringen te praten. Die waren niet mals. Agenten gaan de straat op met hun naam en bloedgroep op zak, omdat er voor de lol vuurwerk naar hen wordt gegooid. Bedenk even hoe dit voor hun partners is en voor hun kinderen, die moeten wachten tot hun papa's en mama's weer terug zijn van hun dienst.
Naast de vele agenten die gewond raken of een blijvende piep in hun oren oplopen, vallen er elk jaar doden en raken mensen ogen of handen kwijt. Jan van Zanen, de burgemeester van Den Haag, verwoordde het treffend: dit is toch niet normaal? Ik heb dertien jaar in zijn stad gewoond, waarvan zeven jaar als gemeenteraadslid. Dit was toen al een issue. We dachten eerst dat we zonder totaalverbod tot een normale jaarwisseling konden komen. We begonnen op buurtniveau, waarbij wijken zelf mochten weten of ze een vuurwerkvrije zone wilden. Later ging het op gemeentelijk niveau, waarbij steden een verbod konden instellen. We maakten onderscheid tussen verschillende soorten vuurwerk. Maar het probleem met al deze scenario's is dat het voor de politie niet te handhaven is. Een agent kan niet aan een knal in de lucht zien waar die vandaan komt en of die legaal is.
Degenen die denken dat dit een probleem van de Randstad is, nodig ik eens uit om met mensen van de steden en dorpen in de regio te praten, want ook daar is veel rotzooi en ook daar vindt men het mooi geweest. Politie en hulpverleners zijn er klaar mee. Inmiddels is bijna 70% van de samenleving dat ook. Het is nu aan deze Kamer. Je kan het hier niet elke week over de veiligheid van agenten hebben en dan niet thuis geven als agenten het zelf een keer over hun veiligheid willen hebben.
Voorzitter. Een vuurwerkverbod is de beste oplossing voor de lange termijn, maar het lost het probleem niet in één keer op. Op korte termijn hebben hulpverleners namelijk ook genoeg materiaal nodig om veilig te zijn. Niet elke agent heeft een eigen veiligheidshelm. Alleen agenten van de nachtdienst hebben die. Agenten van de dag- en avonddienst, die ook al flinke klappen krijgen, moeten het zonder doen. Ook betere gehoorbescherming is hard nodig.
Er ligt al jaren een goed initiatiefvoorstel van de Partij voor de Dieren en GroenLinks-PvdA. Daar zullen ook nog andere voorstellen aan worden toegevoegd, bijvoorbeeld over het afsteken in groepsverband, om het een en ander toch nog mogelijk te maken. Laten we daar nu eens werk van maken. Ik kijk vandaag naar de andere partijen, waarvan ik weet dat zij veiligheid hoog in het vaandel hebben. Het is tijd om te leveren. De politie, artsen en burgemeesters vragen het van u.
De voorzitter:
Dank u wel. U krijgt een interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geweld tegen politieagenten is al verboden. Intimidatie is al verboden. Bedreigingen zijn al verboden. Heel veel vuurwerk is al verboden. We hebben eigenlijk alleen nog maar de sierpot. Vuurpijlen zijn al verboden. Rotjes zijn al verboden. Knalvuurwerk is al verboden. Zelfs het babypijltje is al verboden. Eigenlijk alles wat er tijdens de jaarwisseling gebeurt … Ik vind het jammer dat mevrouw Van der Werf niet wat dieper ingaat op het gedragsprobleem dat we in Nederland hebben en het alleen maar bij het vuurwerk houdt. Ik vraag me af waarom D66 zo graag een vuurwerkverbod wil, terwijl het grootste deel van Nederland er gewoon van geniet, gezellig met een sierpotje op straat, een glaasje champagne en een oliebol. Waarom gaat ze niet heel erg in op welke gedragsproblemen er zijn in Nederland bij het geweld tegen de politie? Dat willen wij namelijk ook hard aanpakken. Waarom een vuurwerkverbod?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik las vandaag een verhaal van een agent in De Telegraaf. Die vertelde dat ze onder vuur worden genomen met potten normaal siervuurwerk. Die worden hun kant op gehouden en op ze afgestoken. Zij moeten rennen voor hun leven. Dat is de situatie voor hulpverleners tijdens nieuwjaarsnacht. Al het vuurwerk zorgt er dus voor dat er een oncontroleerbare situatie ontstaat, die voor hen niet te handhaven is.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Tijdens de demonstraties op universiteiten werd er met ammoniak gegooid, werd er vuurwerk in ogen gespoten en werd er met stenen gegooid naar de politie. Dat is allemaal asociaal, zal ik maar zeggen. Dat is asociaal. Het gooien met vuurwerk is ook al verboden. Het vroeger afsteken van vuurwerk buiten de jaarwisseling om is al verboden. Dat kunnen we niet nog een keer verbieden. Het gooien met vuurwerk, of het nou een legaal sierpotje is of een illegale vuurpijl, is überhaupt al verboden. Dat moeten we gewoon keihard aanpakken. Maar D66 gaat wel iets verbieden wat voor veel mensen — dat zien we ook aan de verkoopcijfers — gewoon het gezellige jaarwisselingsavondje is met de buren en met de sierpot. Dat zorgt voor sociale binding, omdat mensen lekker met elkaar kletsen. Dat willen we allemaal. En dat wil D66 gewoon verbieden.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mijn vraag is of mevrouw Van der Werf erkent dat alles wat ik zojuist heb opgenoemd, al verboden is. Dat is heel erg, maar dat is al verboden. Het gaat niet om de sierpot. Het gaat om het feit dat mensen zo asociaal zijn om dat ding naar een politieagent te gooien.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Mevrouw Van der Plas schetst hier het beeld dat alleen illegaal vuurwerk voor problemen zorgt. Maar kijk naar de cijfers. 60% van het vuurwerkletsel van afgelopen jaar werd veroorzaakt door legaal vuurwerk. Dan hebben we het dus over het missen van ogen, over zwaar letsel en over amputaties. Ik begrijp niet zo goed waarom mevrouw Van der Plas het dat waard vindt. Inmiddels begrijpt 70% van de Nederlanders dat ook niet meer.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Van der Werf haalt een paar dingen door elkaar. Armen en benen worden namelijk niet geamputeerd door de sierpot die op straat staat. Er gaan wel mensen naar het ziekenhuis met letsel dat komt door legaal vuurwerk, zoals een sierpot, maar dat heeft vaak ook te maken met het onjuist gebruik ervan. Het kan ook zijn dat het vuurwerk wordt aangestoken door iemand die gedronken heeft. Ja, dat zou ik even niet doen. Het kan ook gaan om kinderen die niet op genoeg afstand staan. Een groot deel van die mensen gaat ook gewoon naar de huisartsenpost. Volgens mij moest vorig jaar 17% van de mensen die naar de spoedpost ging nog één nacht of wat langer in het ziekenhuis blijven. Dit jaar is dat gedaald naar 10%. Ik weet niet waar die cijfers vandaan komen, maar volgens mij komen de amputaties en de dodelijke slachtoffers toch echt door zeer zwaar vuurwerk. Dat vuurwerk is al illegaal. Dat moeten we inderdaad aanpakken. Daar ben ik het mee eens.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Die cijfers zijn gewoon openbare informatie. 64% van de vuurwerkverwondingen komt door legaal vuurwerk. Dat geef ik mevrouw Van der Plas even mee. Ik vind het wel opmerkelijk dat de mensen die dit moeten handhaven, die daadwerkelijk op straat staan met oud en nieuw, zeggen: we hebben alles al geprobeerd; we hebben al die tussenvarianten uitgeprobeerd, van het uitzonderen van bepaalde categorieën van vuurwerk tot lokale verboden. Die mensen vragen nu aan ons: help ons, politiek, want het gaat ons op deze manier niet lukken. Steeds meer agenten, vier op de tien, zo bleek gisteren, zeggen ook: ik ga deze dienst niet meer draaien. Ik vraag mevrouw Van der Plas dan ook om straks even iets tegen die mensen te zeggen over wat zij dan precies van hen verwacht in deze nieuwjaarsnacht.
De heer Eerdmans (JA21):
We hebben het echt over twee verschillende dingen. Er is letsel door vuurwerk. Dat kan legaal en illegaal zijn. En je hebt het aanvallen van de politie, het bekogelen van de politie en hulpverleners. Dat gebeurt echt niet met kleine fonteintjes of knalerwtjes. Alles wat illegaal is, wordt inderdaad tegen de politie gebruikt. 16% van de slachtoffers wordt veroorzaakt door legaal vuurwerk. Dat zijn de cijfers van VeiligheidNL. De rest kom dus allemaal door illegaal vuurwerk. Wat denkt mevrouw Van der Werf dat er gaat gebeuren als we nu ook die laatste categorie die nog mag, de categorie F2 — dat zijn de kleine cakes, de ground blossoms en de kleine fonteintjes — niet meer op de stoep mogen afsteken? Wat denkt mevrouw Van der Werf dat de illegale handel gaat doen als we dat gaan verbieden? Ik zal zelf het antwoord maar even geven: dan neemt het illegale circuit dat natuurlijk over. Dan gaan er nog veel meer mensen bestellen in België en op de sites. Ik wil niet zeggen dat ze allemaal cobra's gaan bestellen, maar ze gaan zeker vuurpijlen en alles wat nu ook al niet mag kopen.
De voorzitter:
Ja. Uw vraag?
De heer Eerdmans (JA21):
Kortom, het landelijk vuurwerkverbod is niet het antwoord op de vraag hoe we minder letsel gaan krijgen. Sterker nog, dit geldt zeker niet voor het letsel dat de politie wordt toegebracht. Is mevrouw Van der Werf dat met mij eens?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Een paar dingen. Het is goed dat de fractie-Eerdmans erover uit is wat de uitkomst is van ...
De heer Eerdmans (JA21):
Wij heten JA21, hoor. Dat mag gewoon gezegd worden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
JA21 heeft net overlegd en denkt dat dit niet gaat werken. Ik denk dat een vuurwerkverbod inderdaad een paar jaar tijd nodig heeft. Dat geef ik u mee. Daarna is het een nieuwe gewoonte geworden om in Nederland oud en nieuw te vieren met oliebollen, champagne en het begroeten van de buren om twaalf uur 's nachts. Het zou helpen als u ook zou luisteren naar de agenten. Als u denkt dat er geen sprake is van legaal vuurwerk bij verwondingen, dan nodig ik u van harte uit om een keer bij bureau De Heemstraat in Den Haag langs te gaan. Dan kunt u zelf van de mensen horen wat zij daar hebben meegemaakt, wat het betekent als er van alles op je af wordt gegooid, van bakstenen tot illegaal vuurwerk, en dat het wel degelijk gaat helpen om een norm te stellen waardoor er voor iedereen duidelijkheid is over wat de bedoeling is met nieuwjaarsnacht. Ik vind het echt heel erg gênant dat partijen die hier week in, week uit zeggen te staan voor de veiligheid van de agenten niet thuis geven als die agenten één keer iets van ons vragen. Dit is het moment, meneer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Agenten vragen vaker iets van ons. Ik vind dat heel terecht. Dat vind ik heel goed. Ik sta achter de politie. Dat heb ik in vele debatten over de politie gezegd, ook waar de minister bij zat. Ik ga daar zo meteen ook nog iets over zeggen. Ik vind het schandalig en inderdaad gestoord gedrag, zoals mevrouw Van der Plas zei, dat mensen zich richten tegen de politie die de orde probeert te handhaven. Alles wat wij kunnen doen om dat te helpen, is daar, wat JA21 betreft. Maar ik ga er niet in mee dat de kleine fonteintjes die we nu nog toestaan, tegen de politie worden gebruikt. Dat is gewoon niet juist. Het is illegaal, zwaar vuurwerk dat wordt gebruikt tegen de politie en hulpverleners. Daar moeten we inderdaad iets op vinden. Maar kijk nou eens naar die lokale verboden. Is mevrouw Van der Werf daar nou zo enthousiast over? In Rotterdam ging alles de lucht in, ondanks het verbod.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik ben daar niet enthousiast over.
De heer Eerdmans (JA21):
Nou ja, handhavers heb ik niet gezien. Het verbieden gaat ons dus niet helpen. Sterker nog, je moet je energie juist richten op het zware, illegale vuurwerk.
De voorzitter:
En uw vraag is? Interrupties moeten niet een eigen inbreng zijn.
De heer Eerdmans (JA21):
Het goede wat ik mevrouw Van der Werf wil meegeven, is dat het in ieder geval realistisch is dat ze zegt: het zal een tijd duren. Het gaat sowieso niet in een jaar zomaar gebeuren, of je moet weer naar de avondklok toe. Ik hoop dat ook mevrouw Van der Werf dat niet wil. Kortom, het is in ieder geval geen oplossing voor het probleem dat de politie ervaart. Is mevrouw Van der Werf het daarmee eens? Is ze het ermee eens dat legaal vuurwerk niet tegen de politie wordt gebruikt?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vind het heel bijzonder dat de politie nu al een paar jaar aan ons de oproep doet om een algeheel vuurwerkverbod in te stellen en dat de heer Eerdmans hier zegt dat dat niet de oproep van de politie is. Ik vind dat echt gestoord. Misschien moet de heer Eerdmans even De Telegraaf van vanochtend en van gisterochtend erbij pakken. Het is buitengewoon helder wat de politie van ons vraagt. Als u hier nu zegt ...
De voorzitter:
"Als de heer Eerdmans zegt ..." Graag via de voorzitter.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Als de heer Eerdmans hier zegt dat de politie niet vraagt om een algeheel vuurwerkverbod, dan weet ik niet waar we hier een debat over voeren.
De heer Eerdmans (JA21):
Het gaat erom hoe wij helpen voorkomen dat de politie wordt aangevallen. Dat is de vraag die we moeten beantwoorden. Hoe voorkomen we dat zij worden belaagd? Ik heb gezegd dat ik de politie wil helpen. Maar dat is niet hetzelfde als: de politie wil een vuurwerkverbod en daar staat JA21 achter. Op dat punt ben ik het gewoon niet eens met de politie, want ik geloof niet dat dat de oplossing is. Sterker nog, ik denk dat het dan erger wordt. Dan krijgen we meer illegaal vuurwerk, meer mensen die in België gaan shoppen, meer cobra's enzovoorts, omdat mensen nou eenmaal heel simpel graag één keer per jaar op de stoep dat siervuurwerk willen afsteken. Als je ze dat afneemt, gaat de situatie erger worden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik vind het een bijzondere afweging om dat zwaarder te laten wegen dan de veiligheid van agenten. Het is ook een afweging die ik eerlijk gezegd niet van JA21 had verwacht.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas voor haar vierde interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Van der Werf zegt: daar gaat dit debat niet over. Nou, het debat gaat over de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling. Maar iedereen hier maakt er een vuurwerkdebat van en pleit voor een vuurwerkverbod. Dat is gewoon niet juist. We hebben het over het asociale, gestoorde gedrag van een aantal mensen in Nederland. Daar moeten we ons op focussen in plaats van er hier een soort vuurwerkshow van te maken, om het zo maar te zeggen. Ik wil nog even terugkomen op iets anders, want daar kwam ik eigenlijk voor naar voren, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar dan moet het wel graag iets korter.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Van der Werf zegt dat 75% van de verwondingen kwam door legaal vuurwerk.
Mevrouw Van der Werf (D66):
64%.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Hoeveel? 64%? Dat is niet waar. Bij F1-vuurwerk is het 9%. Bij grondbloemen, grondtollen en springtollen is het 2%. Bij legaal oudjaarsvuurwerk is het 14%. Dan heb je nog wat verwondingen door vuurpijlen, knalvuurwerk, babypijltjes, romeinse kaarsen en zwaar illegaal vuurwerk. Dat is allemaal veel meer, maar dat vuurwerk is allemaal al verboden. We hebben het dus over 14% bij legaal oudjaarsvuurwerk. Ik weet dus niet hoe mevrouw Van der Werf aan die cijfers komt.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik was in ieder geval niet van plan om er een debat over percentages van te maken met mevrouw Van der Plas. Wat ik wel weet, is dat het merendeel van de oogletsels, amputaties en zware verwondingen wordt veroorzaakt door legaal vuurwerk en dat het vaak ook omstanders betreft.
Dan nog even terugkomend op haar eerste punt. Natuurlijk is er op heel veel terreinen in Nederland sprake van asogedrag en zul je daar iets mee moeten. Maar wat de nieuwjaarsnacht nou zo bijzonder maakt en waarom je iets aan het vuurwerk moet doen, is dat het vuurwerk een oncontroleerbare factor is voor agenten. Als er in het donker, in de chaos en in de rook vanuit groepen mensen vuurwerk naar je wordt gegooid, dan ben je gewoon kansloos en kun je niet meer handhaven. Het is een volstrekt irrationele oproep aan mensen om daar maar even te gaan staan en het te doen omdat we een paar mensen het plezier in vuurwerk niet willen ontnemen. Inmiddels vindt 70% van Nederland dat ook. Misschien kan mevrouw Van der Plas daar ook nog even op reflecteren straks.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Mijn inzet vandaag is dat Nederland oud en nieuw weer gaat vieren als een feestje in plaats van dat het een bak ellende is, zoals het op sommige plaatsen is. We moeten eerlijk onder ogen zien dat het op sommige plekken echt ellende is. Maar we moeten ook onder ogen zien dat er heel veel mooie plekken zijn met prachtige tradities, van de vreugdevuren in Laak, die mevrouw Van der Werf zal kennen van haar raadstijd hier in Den Haag, tot aan het carbidschieten in de Achterhoek.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Zeker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Er gebeuren ook een hele hoop mooie, feestelijke dingen. Laten we ook maar eens onze waardering uitspreken voor alle plekken waar het goed gaat en waar veel mensen er een mooi feest van bouwen. Mijn vraag aan mevrouw Van der Werf is de volgende. Naast het legale vuurwerk, waar we nog wel verder over zullen spreken en waarover mijn partij eerder al een positie heeft ingenomen, is er ook een hoop illegaal vuurwerk. Ik denk vooral aan de cobra's die we hebben gezien. Is D66 het met de ChristenUnie eens dat we op dat punt veel meer afspraken moeten maken in Europa, om te voorkomen dat al die ellende Nederland binnenkomt?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Zeker. Mijn partij heeft vorige week bij een debat in Europa voorstellen gedaan om zwaar vuurwerk aan banden te leggen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dan gaan we daarmee verder.
De voorzitter:
Dat is mooi: kort en bondig geantwoord. Dank voor uw antwoorden en uw bijdrage. Dan gaan we luisteren naar de tweede spreker. Dat is de heer Gabriëls. Hij voert het woord namens de fractie van GroenLinks-PvdA. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Oudjaarsavond is voor mij een van de mooiste momenten van het jaar: lekker bourgondisch eten en drinken en meezingen met de Top2000-nummers. Al zeventien jaar krijgen we dezelfde familie op bezoek. Het is urenlang eten, drinken en spellen doen, tot aan het aftelmoment. Dan gaan we naar buiten. Het is onbezorgd en gewoon gezellig, met een zachte g.
Waar de meeste mensen enorm kunnen genieten van oudjaarsavond, zijn er ook mensen die niet bij hun geliefden kunnen zijn op deze avond, mensen die na het aftelmoment vrezen voor de ellende die ze nu weer gaan tegenkomen. Zij zijn aan het werk zodat wij een onbezorgde, veilige avond kunnen hebben. Dat zijn stoere mensen die gekozen hebben voor de samenleving, omdat ze die met passie willen beschermen. Juist die mensen staan nu op en zeggen: "Het kan zo niet meer. We willen een andere vuurwerktraditie." We hebben het over 2 doden en 1.162 slachtoffers. 39% is een kind onder de 16 jaar, bijna de helft is omstander en er waren 344 aanvallen op politie en hulpdiensten, ook met legaal vuurwerk. Angst, geweld, feest en verdriet wisselen elkaar af. Iets wat we 364 dagen per jaar verbieden, staan we toe op één dag. De heer De Faber, een oogarts die het Vuurwerkmanifest heeft gestart en al bijna tien jaar strijdt voor een vuurwerkverbod, maakte indruk op mij. Hij zei: "Het voelt alsof ik in de loopgraven sta. Het is oorlogszorg in vredestijd. Vijftien blinde ogen en zes verwijderde ogen! Want kruit in het oog is als gootsteenontstopper."
Voorzitter. Ik schrok me kapot van al deze cijfers, van de foto's die ik gezien heb en van de verhalen van de politie en de zorgmedewerkers. Ik ben me echt vele jaren niet bewust geweest van de concrete verhalen achter de cijfers. Je krijgt immers elk jaar getallen te zien, maar daar zit heel veel leed achter, zoals de verhalen van de mensen die door deze oudjaarsnacht voor het leven getekend zijn. Elk jaar lopen mensen trauma's opgelopen en is er sprake van geamputeerde handen. Het gevoel dat je als boa, politieagent of brandweer hebt als je een straat binnenloopt waar hele groepen zich tegen je keren, waar groepen legale cakeboxen draaien en zo vuurwerk op je afvuren, moet verschrikkelijk zijn. En dat terwijl het de taak en passie van deze hulpverleners is om mensen te beschermen en voor de samenleving te zorgen. Als je stilstaat bij de heftige verhalen achter de cijfers, ontkom je niet aan een diepere meningsvorming. De vuurwerktraditie komt dan toch in een ander daglicht te staan. Je voelt je solidair met de mensen die vanuit passie deze beroepen gekozen hebben. Die mensen zeggen: handhaven op illegaal vuurwerk kan alleen met een landelijk consumentenvuurwerkverbod. De mensen in het veld hebben daar wat aan. Vanuit dat vertrekpunt kunnen zij de handhaving op illegaal vuurwerk verder opschroeven.
Ik heb een vraag hierover aan de minister. Ik neem aan dat de minister regelmatig in contact is met de vertegenwoordigers van de politie en de politiebonden. Minister, wat zegt u tegen hen op het moment dat ze aan u, als verantwoordelijk bestuurder, vragen om een vuurwerkverbod? Waarom heeft u geen regie genomen? U weet wat er elke oudjaarsavond gaat gebeuren.
Voorzitter. GL-PvdA en de Partij voor de Dieren pleiten samen met de politiebonden, de burgemeesters, de artsenorganisaties, de hulpverlenende diensten en milieuorganisaties al jaren voor een andere vuurwerktraditie. Dat is het startpunt waarmee we de jaarwisseling weer veiliger kunnen krijgen. In onze initiatiefwet wordt ruimte geboden voor centraal georganiseerde vuurwerkshows, zodat iedereen de kans krijgt om van vuurwerk te blijven genieten, maar dan op een veilige en professionele manier. Geef mensen geen explosief in de hand en stel een norm. Ondersteun het organiseren van andersoortig vermaak.
Voorzitter. Minister-president Schoof heeft het initiatief aan de Kamer gelaten, extraparlementair. Dat maakt het een vrije kwestie. Een meerderheid in Nederland staat achter ons voorstel en we zijn er bijna. We zijn al heel blij dat het CDA vorige week gedraaid is, waarvoor dank. Nu richt ik me tot VVD, NSC en SP. Ga achter de hardwerkende mensen staan die ons vragen om dit land goed te besturen. Ik weet dat uw respect voor deze stoere mensen heel groot is. Luister dan alstublieft ook naar hun noodkreet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar Mevrouw Van der Plas. Zij is de derde spreker en spreekt namens de fractie van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Inwoners van Nederland, Nederland heeft een gedragsprobleem. Daar moet het debat van vandaag eigenlijk over gaan. Want dit jaar zijn er weer meerdere gewonden gevallen, omdat de Poolse shell niet uit de zelf gefabriceerde koker vloog. Ook zijn mensen hun vingers kwijtgeraakt, omdat het vuur van de lont direct naar binnen sloeg. Dat zijn de jaarlijkse verhalen die ons afschrikken van vuurwerk. Het zijn allemaal slachtoffers die te betreuren zijn, maar het letsel van deze slachtoffers komt niet door het legale vuurwerk. Ook voor de nitraten en de cobra's waar agenten mee belaagd worden, geldt dat het altijd illegaal vuurwerk is. En dát moeten we aanpakken.
Voorzitter. Het overgrote deel van de mensen gedraagt zich gewoon tijdens de jaarwisseling. Oliebolletje, glaasje champagne, vuurwerkpotten op straat: de overgrote meerderheid van de mensen doet dit zo en ruimt 's ochtends ook de troep op. Laten we dus stoppen met doen alsof de jaarwisseling één grote puinhoop is. Wij hebben het hier in de Kamer vaak over desinformatie. In dit geval is dat het legale siervuurwerk elke keer in één adem noemen met geweld, vernielingen en rellen. Vuurwerk moet verboden worden in verband met rellen, vernielingen en geweld. Dit slaat nergens op. Alle ongelukken die gebeuren, zoals handen die er afgeblazen worden, komen niet door vuurwerk dat gewoon is toegestaan. Het enige wat nog legaal is, zijn sterretjes, knalerwten, grondbloemen, trektouwtjes of fonteintjes. Niets van het vuurwerk knalt nog. Het enige dat nog knalt, is de vuurwerkpot. Dat is het enige dat nog mag. Vuurpijlen, hoe klein dan ook, zijn al verboden. Alles dat dicht bij de grond knalt, is al verboden. Dus hoe gaat het kabinet desinformatie over legaal vuurwerk aanpakken?
Hoe gaan we een vuurwerkverbod dan handhaven? Zolang het overal in Europa te koop is, wordt het dweilen met de kraan open. Handhaving is daarom onmogelijk. Hoe zou het kabinet dit voor zich zien? Hoewel de hulpdiensten geweldig werk doen, wordt vaak pas eind december echt gecontroleerd aan de grens. Hiermee wordt wat vuurwerk ertussenuit gepakt dat over de grens in de supermarkt is gekocht, maar de echt grote partijen, waar criminelen veel geld mee verdienen, komen het hele jaar door in Nederland. Sterker nog, het begint nu alweer. Dus wat gaat het kabinet daaraan doen? En let wel, we hebben het hier over illegaal vuurwerk.
Dan het aantal mensen dat op de spoedeisende hulp komt. Dit jaar waren dit 367 mensen van de in totaal 1,9 miljoen jaarlijkse spoedeisendehulpbezoeken. En er zijn 795 bezoeken aan huisartsenposten. Is het vuurwerk dan echt het probleem? Daarbij moet ook het eerlijke verhaal verteld worden dat alcohol- en drugsincidenten een grotere rol spelen. Dat geven de verpleegkundigen die ons mailen ook aan: dát is het grote probleem.
Ik wil ook benadrukken dat waar het misgaat, het vaak gaat om gedragsproblemen, zoals we ook zien bij voetbalwedstrijden en zogenaamde demonstraties. Laten we dat dan ook benoemen. Dus geef niet vuurwerk de schuld, maar het asociale en soms criminele gedrag van mensen. Wat gaan we daaraan doen? Dat moet de vraag zijn waar dit debat over gaat. BBB staat voor een keiharde aanpak. En laten we wel wezen: ouders moeten gewoon hun kinderen weer eens normaal gaan opvoeden.
Voorzitter. Afsluitend. Deze coalitie heeft in het hoofdlijnenakkoord afgesproken geen nationale koppen bovenop Europese wetgeving te plaatsen. Wij zullen ons aan deze afspraak houden. BBB zal dus niet voor een totaalverbod zijn. We gaan de vele miljoenen mensen — dus niet die paar mensen waar mevrouw Van der Werf het over had, maar miljoenen mensen — die gezellig met elkaar nieuwjaar vieren, niet de vuurwerktraditie afpakken omdat de aso's van dit land zich misdragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Net als mevrouw Van der Plas hou ik van een feestje en van een oliebol en van gezelligheid en van hele mooie tradities rondom oud en nieuw. Neem bijvoorbeeld het carbidschieten. Vanuit mijn jeugd hoorde dat erbij. Ik vond het heel mooi om in de Achterhoek te zien hoe dat volop gebeurt zonder incidenten. Het zijn voor mij de voorbeelden van gemeenschappen die een feestje bouwen. Nu zou ik er zo graag naartoe willen dat we er in de samenleving voor zorgen dat we veel meer dat feestje gaan bouwen, zodat agenten en hun familie niet het idee hebben dat ze oorlogsgebied ingaan op de plekken waar het nu grondig misgaat. Ik heb daar zelf ideeën over, maar ik ben ook wel benieuwd welke ideeën mevrouw Van der Plas daarbij heeft. Wat zou zij juist tegen deze agenten zeggen? Wat moeten we anders gaan doen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
In deze discussie, die we hier inmiddels traditioneel elk jaar voeren, wordt dit een beetje tegenover elkaar gezet. Als je geen vuurwerkverbod wil ... Nee, ik zeg niet dat mevrouw Bikker dat doet, maar zo gaat het vaak in de discussies. Als je geen vuurwerkverbod wil, wordt gedaan alsof je het dan niet erg vindt dat agenten belaagd worden of niet meer naar het werk willen. Natuurlijk wel. Natuurlijk! Nogmaals, wij willen dat ook keihard aanpakken. BBB heeft bijvoorbeeld een motie aangenomen gekregen waardoor er een taakstrafverbod komt voor mensen die geweld plegen tegen hulpverleners. Als je een paar papiertjes moet prikken in het park, bij wijze van spreken, omdat je bent aangehouden tijdens een jaarwisseling, dan schrikt dat niemand af. Maar als je een celstraf krijgt en daardoor misschien wel je baan en daarmee je inkomen en daarmee misschien wel je huis verliest als je je misdraagt tijdens de jaarwisseling, dan wordt het wel even anders voor mensen. Dan zullen in ieder geval in de schil van meelopers heel veel mensen denken: dat ga ik toch even niet doen, dat bedreigen en dat geweld tegen hulpverleners. Dus op die manier wil ik ernaar kijken. Dit gedragsprobleem zien we namelijk gewoon bij meer dingen. We zien het in de samenleving veel: de korte lontjes — ik blijf in het thema — die mensen hebben en de agressie, ook in het openbaar vervoer. Tijdens demonstraties op de universiteiten is veel agressie geweest en geweld gebruikt. Dat moet je aanpakken. Dat vuurwerkverbod helpt daar niet bij.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Concreet hoor ik BBB zeggen: eigenlijk willen we vooral dat er een taakstrafverbod is voor mensen die geweld plegen tegen hulpverleners.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is er.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat is er al. Naar mijn idee moet dat verder in wetgeving worden gegoten, maar oké. Aan het eind van dit debat wil ik vooral graag weten hoe we ervoor gaan zorgen dat de jaarwisseling van 2025-2026 een feestje wordt, ook voor alle agenten, die nu met gevaar voor eigen oren en ogen de straat op gaan op plekken waarvan wij volgens mij allebei zeggen: hier is het geen feestje meer, maar pure ellende; we moeten dit anders gaan doen. Mijn stelling is: we moeten ervoor zorgen dat we naar andere vormen van feestvieren gaan, zoals ik in de Achterhoek heb gezien, om dan maar het mooie voorbeeld te noemen van mensen die samen optrekken. Dat zagen we ook hier in Laak. Mensen bouwden samen een mooi vuur. Dat kan, maar dan moeten we de mensen daar ook toe in staat stellen. Als we alleen maar gaan uitleggen waarom wat een ander voorstelt niet deugt, komen we er niet. Vandaar dat ik zo nieuwsgierig ben naar de mening van mevrouw Van der Plas en heel graag met haar optrek om samen te kijken hoe we feestelijke regionale tradities kunnen versterken en onze agenten en andere hulpverleners echt een andere jaarwisseling kunnen bezorgen dan afgelopen jaar. Ik denk dat je ook als het gaat om vuurwerk tot strengere handhaving moet komen en dus strenger moet zijn dan tot nu toe is gebeurd, maar dat hoor ik nog niet bij BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het is al een feestje op heel veel plekken. In bijna alle plaatsen gaat het goed. Het klinkt altijd een beetje vervelend, maar dit zijn incidenten. Het zijn wel grote en structurele incidenten. Je ziet ook dat het in heel veel gemeenten gewoon rustig is verlopen en dat er weinig tot geen mensen op de spoedpost terecht zijn gekomen. De carbidschietfeestjes — daar ben ik afgelopen jaar zelf ook geweest — zijn hartstikke gezellig. Er staat een grote tent. De jeugd organiseert het. Er zijn jongens die weten hoe ze carbid moeten schieten. Dat mag niet door zomaar iemand gedaan worden. Dat is al een groot feest. Daar staat niet één politieauto omheen, echt nul. Ze weten namelijk dat het goed gaat. Ze letten op elkaar.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar dat zeg ik! Ik vraag juist hoe we dat ook op andere plekken zo krijgen. We kunnen elkaar nog een keer vertellen hoe goed het gaat. Top! Helemaal leuk.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, ik was ...
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, maar het was een vrij lang antwoord.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas is aan het woord.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, het is een beetje lastig discussiëren zo.
De voorzitter:
Maar het helpt ook als er antwoord wordt gegeven op de vraag, in plaats van te herhalen wat degene die de vraag stelt al gezegd heeft.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, sorry, voorzitter. Maar — daar wilde ik naartoe — er zijn natuurlijk niet overal carbidfeesten. We hebben dichtbevolkte plekken, waar het niet kan of waar mensen de gelegenheid niet hebben. Mensen zeggen ook weleens: dan houden we toch in elke gemeente een vuurwerkshow. Hoeveel gemeenten hebben we? Een stuk of 400? Er zijn maar een stuk of 100 à 125 bedrijven die een licentie hebben om een vuurwerkshow te mogen organiseren. Wat krijg je dan? De mensen in de grote stad krijgen een vuurwerkshow en de mensen op het platteland, in de regio's, niet. Er zijn gewoon niet genoeg bedrijven met een licentie. Wat moeten we doen om er een gezellig feestje van te maken, volgend jaar al? Nou, ik kan mevrouw Bikker uit de droom helpen: dat gaan we dit jaar niet redden. Er is vaak zo veel asociaal gedrag, ook bij demonstraties, dat dit iets is ... Het zit niet in de gehele samenleving, hoor, want de meeste mensen gedragen zich echt normaal. Maar ik kan iedereen uit de droom helpen die de illusie heeft dat we er volgend jaar een leuk feestje van kunnen maken en dat al die mensen, de hooligans, die uit zijn op rellen, dan lekker een glaasje icetea krijgen op een carbidfeestje. Zolang we deze mensen niet keihard aanpakken en er geen hoge straffen op zetten, zullen we dit gewoon houden.
De voorzitter:
Oké. Mevrouw Bikker nog? Dit is wel al een beetje een herhaling.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik doe nog één poging. Ik word een beetje somber van dit verhaal van mevrouw Van der Plas, terwijl ik haar ken als een vrolijke vrouw met boerenverstand die houdt van gezelligheid. Ik denk dat we hier met elkaar die stap kunnen zetten. Ik weet ook niet of het in 2025-2026 al het paradijs zal zijn. Ik denk het niet. Er zullen heus wel dingen misgaan. Dat ben ik met u eens. Maar ik wil er wel voor zorgen dat we jonge jongens laten zien hoe leuk het kan zijn om oud en nieuw te vieren. Ik wil ervoor zorgen dat we agenten laten zien: deze Kamer staat achter jullie, ook op alle plekken waar het misgaat, en we nemen maatregelen. Als ik dan van BBB eigenlijk alleen nog een keer een herhaling hoor over dat het gezellig is, wat wij delen, en verder alleen over het taakstrafverbod, dan stelt me dat teleur. Het is ook wel een beetje een voorwaarschuwing dat het volgend jaar wel weer zo zal zijn. Ik zit hier niet zo in de wedstrijd. Ik heb zin om eraan te gaan werken dat het weer het echte oud-en-nieuwfeest wordt. Daar zal ik zo in mijn eigen bijdrage op terugkomen, maar ik daag mevrouw Van der Plas ook uit om het als Kamer beter te doen dan dat we onszelf erbij neerleggen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik weet niet hoe ik het nog meer moet zeggen. De gasten die dit doen tijdens oud en nieuw zijn gewoon verrot vanbinnen; ik zeg het maar zo. Die ga je niet met een gesprekje erbij betrekken. Je kunt tegen hen niet zeggen: we gaan er een leuk feestje van maken. Deze gasten sporen niet. Die gasten kun je alleen maar aanpakken met een keiharde aanpak, dus handhaven, oppakken, voor de rechter brengen, met hoge straffen. Alles wat zij doen is al verboden: geweld, intimidatie en vernieling. Daar hebben we al wetten voor. Daar hebben we al maximumstraffen voor. Die straffen leggen we dan gewoon op. En ja, dan verliezen ze hun baan, hun inkomen en hun huis maar. Zo hard ben ik. Dan doe je dat maar. Dat is de enige manier waarop mensen zullen denken: laat ik het maar gewoon niet doen. De aanpak is te soft en we moeten het er gewoon over eens zijn dat een aantal mensen in deze samenleving door en door verrot is. Als je mensen — politieagenten, ambulancemedewerkers en brandweerlieden — gaat aanvallen met zwaar vuurwerk, dan spoor je niet.
De heer Dassen (Volt):
Dat laatste ben ik eens met mevrouw Van der Plas. Op het moment dat je dat doet, doe je iets heel verkeerds. Daarom moeten we ook zorgen dat het handhaafbaar wordt. Daarom is de oproep om voor een verbod te pleiten, want handhaafbaarheid zorgt ook voor uitvoerbaarheid. Maar ik wil nog even terug naar dat feest. Op 1 januari worden we eigenlijk allemaal wakker met een kater. Ook dit jaar zijn er weer 453 kinderen het slachtoffer geworden van vuurwerk. Dat zijn twee basisscholen. Ik vind dat ongelofelijk veel. Als door carnaval of Koningsdag twee basisscholen met kinderen letsel hebben opgelopen, dan zouden we toch met z'n allen zeggen dat er wat moet veranderen? We hebben hier de kans om te zeggen: we veranderen het, door een vuurwerkverbod in te stellen. Ik ben benieuwd of mevrouw Van der Plas het met mij eens is dat we juist nu moeten zorgen dat we die kinderen beschermen en dat we zorgen dat het ook voor hen een feest wordt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Veel mensen geloven in het sprookje dat het allemaal goed zou komen als wij hier in Nederland een vuurwerkverbod zouden invoeren. Zij denken dat we er dan een leuk feestje van maken en die kinderen niet meer gewond raken. Maar hun ouders rijden dan gewoon naar België. Ik weet niet of de heer Dassen rondom de jaarwisseling de files in Duitsland heeft gezien. Er stonden kilometerslange files naar de Lidl en de Aldi, waar je daar gewoon vuurwerk kunt kopen. In België kun je ook gewoon vuurwerk kopen, ook buiten de jaarwisseling om. Mensen willen gewoon vuurwerk afsteken. Als daar letsels bij zitten van kinderen door legaal vuurwerk ... Maar nogmaals, bijna alles is al verboden. De astronauten die wij vroeger op straat gooiden, zijn ook verboden. Maar kinderen zijn kinderen; die doen dat. Je moet het gewoon op een veilige manier doen. Bij mij in de straat staat mijn buurman tijdens de jaarwisseling met zijn zoontje van vijf. Mijn buurman steekt de sierpot echt een stuk van hem vandaan af. Zijn zoontje staat naast diens moeder. Dat jochie heeft een vuurwerkbril op. Ze hebben een aansteeklont bij zich. Die wordt op afstand gehouden. Degene die het vuurwerk aansteekt, gaat pas na het afsteken aan de champagne en zorgt ervoor dat hij nuchter is. Heel veel ongelukken gebeuren ook omdat mensen gewoon onvoorzichtig zijn. Jarenlang hebben we de vuurwerkbril tegen oogletsel gepromoot. Laat iedereen volgend jaar een vuurwerkbril opdoen. Dan zullen we kijken hoeveel oogletsels er nog zijn. Maar mensen zijn eigenwijs. Ze doen dat niet en denken: joh, ik kan dat wel doen en het hoeft niet. Maar dan gebeurt het wel. Een risicoloze samenleving is er niet, nee. Ik had vroeger ook weleens een blaar, ik viel ook weleens van de fiets en bij het schaatsen ben ik ook weleens gevallen. We hebben dus geen risicoloze samenleving.
De voorzitter:
De heer Dassen voor een tweede keer.
De heer Dassen (Volt):
Nee, die risicoloze samenleving hebben we zeker niet. Ik neem aan dat het voorstel van mevrouw Van der Plas ook niet is om heel Nederland tijdens oud en nieuw met een bril rond te laten lopen. Maar vier op de tien mensen is omstander. Zij steken dus niet zelf vuurwerk af, maar worden geraakt doordat anderen vuurwerk afsteken. Dan moeten we daar toch met z'n allen iets tegen willen doen? Dan helpt het toch niet om te zeggen: "Tja, een risicoloze samenleving bestaat niet"? Dan moeten we toch zorgen dat we die mensen helpen?
Dan het tweede punt dat mevrouw Van der Plas maakte: dan krijg je lange files naar Duitsland en België. Maar daarin zit precies de kern van de oproep van burgemeesters en politie: op dit moment is het niet te handhaven. Waarom niet? Omdat je op afstand niet kunt zien of horen wat illegaal is en wat legaal is. Daarom zeggen zij heel duidelijk: help ons met een verbod, zodat het heel duidelijk is en zodat we daarop kunnen handhaven. Daar hoor ik mevrouw Van der Plas nog niet over.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, daar hoort u mij niet over, omdat waar we het in dit debat over hebben, gaat over de aso's die zich misdragen tegenover mensen en tegenover onze hulpverleners. Stel dat wij een totaal vuurwerkverbod gaan doen. Dan zie ik al voor me dat we gewoon de goedwillende burgers, zoals de mensen bij mij in de straat, die misschien toch stiekem een sierpotje in Duitsland hebben gekocht omdat ze het zo leuk vinden ... Gaan we die mensen dan controleren omdat ze toch stiekem voor een paar tientjes een sierpot hebben gekocht? Dan zou je eigenlijk moeten zeggen: we schaffen de jaarwisseling af, want de jaarwisseling geeft ongelofelijk veel ellende, al kun je de jaarwisseling niet afschaffen, want het wordt gewoon twaalf uur. Maar je kunt wel alles daaromheen afschaffen. De heer Eerdmans zei het al: een avondklok, want we willen niet dat dit gebeurt. Tja, dan moet je het helemaal afschaffen. Dan moet je voetbalwedstrijden ook gaan afschaffen. We hebben het ook over het demonstratierecht gehad. Dus wat ga je dan allemaal afschaffen? Als we niet zorgen dat de mensen die dit soort dingen doen ... Die zullen dat trouwens blijven doen, hoor. Echt, reken er maar op dat deze mensen gewoon blijven rellen, ook als het vuurwerkverbod er is. Dat zeg ik: de mensen die dit doen, op deze ernstige wijze, zeg ik er voor de duidelijkheid even bij, hebben gewoon een steekje los in hun hoofd.
De heer Dassen (Volt):
Laten we er dus alles aan doen om het hen zo moeilijk mogelijk te maken en om te zorgen dat zij niet de ruimte krijgen om op deze manier te rellen. De politie en de burgemeesters zijn daar heel duidelijk over: zorg dat je ons helderheid geeft met een duidelijk verbod dat wij kunnen handhaven en dat voor ons uitvoerbaar is. Dat zal er ook voor zorgen dat mensen in de samenleving zich nog meer gaan uitspreken tegen dit soort relschoppers, omdat dan de stap nog groter wordt. Mijn pleidooi zou dus zijn om ook bij de BBB te draaien, om te zorgen dat we tot een verbod komen dat uitvoerbaar is.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ten eerste ga ik niet het afsteken van wat vuurwerk op oudejaarsavond of eigenlijk nieuwjaarsnacht afpakken van de miljoenen mensen die daarvan genieten omdat er een stel relschoppers is dat er gewoon een zooitje van maakt. Dat gaan wij gewoon niet doen.
De heer Dassen hoopt ook dat meer mensen zich dan gaan uitspreken tegen dit soort relschoppers. Wij krijgen heel veel mails van burgers die vragen om een vuurwerkverbod, waarbij ze dan allemaal dingen gaan noemen: die vuurpijlen zijn niet goed, dat geknal is niet goed en dat het overdag al begint, is niet goed. Het is terecht dat die mensen daarover klagen. Men zegt: "Wat denkt u dan van al die vernielingen? Nu een vuurwerkverbod!" Maar nogmaals — ik kan het honderd keer zeggen — al die dingen zijn al verboden. Die kun je dus niet nog een keer verbieden. Maar wat gaan we doen? We gaan ons dan toeleggen op die gewone man en vrouw die gewoon een sierpotje wil afsteken, want dat is makkelijk te handhaven. En die relschoppers gaan sowieso wel de stad in. Die trekken de stenen uit de straat. Die gaan gewoon rellen. Dat blijft gewoon doorgaan, zolang we die mensen niet gewoon keihard gaan aanpakken. Dat is waar het om gaat. En dat is ook waar dit debat over zou moeten gaan.
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoor mevrouw Van der Plas zeggen dat die kleine groep het verpest voor de rest, dat de goeden niet moeten lijden onder de kwaden. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat tot nu toe haar sterkste argument vind. Waar ik wel moeite mee heb, is wat mevrouw Van der Plas in haar bijdrage heeft aangegeven over het demonstratierecht. We hebben gemerkt dat BBB wel voor het beperken van het demonstratierecht is, voor het aanpakken van demonstranten; niet die groep kwaden, maar de groep in het geheel. Hoe kan mevrouw Van der Plas dat uitleggen? Heeft ze daar een verklaring voor?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, ik ga er geen Palestinadebat van maken.
De heer El Abassi (DENK):
Dit is geen Palestinadebat. Bovendien ging het debat over het demonstratierecht over meer dan alleen de Palestinademonstranten; Extinction Rebellion en een aantal anderen zijn daar bijvoorbeeld ook in meegenomen. We merkten daar dat de BBB enorm hamerde op het beperken van het demonstratierecht, nota bene een grondrecht. Vuurwerk gaat niet over een grondrecht. Dan is mevrouw Van der Plas ineens voor de vrijheid voor de burgers: de goeden moeten niet onder de kwaden lijden. Ik ben benieuwd waarom mevrouw Van der Plas die draai maakt of waarom zij hier anders over denkt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wij zijn tegen maatschappij-ontwrichtende demonstraties. Daar hebben wij ons tegen uitgesproken. We moeten kijken of dat soort demonstraties, die maatschappij-ontwrichtend werken, aan banden kan worden gelegd. Wij hebben nergens voorgesteld om demonstraties in het algemeen te verbieden. Dat is er dus ook mee in lijn dat wij niet een algeheel vuurwerkverbod willen, maar wel een aanpak daar waar het misgaat.
De heer El Abassi (DENK):
Het ging mij om generieke maatregelen waarbij de goeden inderdaad niet moeten lijden onder de kwaden. Nou geeft mevrouw Van der Plas en dus de BBB stelselmatig aan dat we ze aan moeten pakken als het gaat om het demonstratierecht. Gezichtsbedekkende kleding moet niet kunnen. Zo zijn er allerlei maatregelen waarbij ze de hele groep pakt en niet een kleine groep in het bijzonder, waarbij dus de goeden onder de kwaden moeten lijden. Dat is toch een hele andere toon? Dat is toch een dubbele maat? Dat is toch een andere manier van kijken naar een situatie waarin we eigenlijk grondrechten moeten beschermen versus een feestje, één keer per jaar?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Gezichtsbedekkende kleding is al verboden in publieke ruimtes, dus daar hebben we al regels voor. Nu gaan we toch weer terug naar de universiteiten. Ik vind het onwenselijk dat het debat nu daarover gaat. We zouden het moeten hebben over hoe we mensen zo hard mogelijk aanpakken, zodat we geen chaos meer hebben tijdens de jaarwisseling. Als het gaat over de demonstranten van Extinction Rebellion die zich vastplakken op de snelweg, zou ik tegen de politie zeggen: stap in je busje, ga naar huis en laat ze lekker vastgeplakt zitten. Tegen de tijd dat ze naar de wc moeten, het koud wordt of het gaat regenen, kunnen ze zelf zorgen dat ze loskomen. Ik zou daar helemaal niet zo veel inzet op plegen. Laat ze lekker zitten. Ik weet zeker dat ze zich de volgende keer niet zo snel meer zullen vastplakken als niemand hen komt helpen en losmaken.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng en uw antwoorden op de interrupties. We gaan door naar de vierde spreker. Dat is mevrouw Bruyning, die spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Het is diep verontrustend dat geweld tegen hulpverleners blijft bestaan in onze samenleving. Het is van groot belang dat wij dit gedrag krachtig veroordelen en daadkrachtig aanpakken. Hulpverleners staan immers vaak in de frontlinie van onze maatschappij en verdienen bescherming en respect voor hun onmisbare werk.
Recent onderzoek van het WODC heeft pijnlijke tekortkomingen blootgelegd in de aanpak door het Openbaar Ministerie. Hoewel de beleidsregels van het OM aangeven dat geweld tegen personen met een publieke taak 200% zwaarder bestraft dient te worden, blijkt dat deze richtlijn in de praktijk zelden wordt toegepast. Dit is onacceptabel en schaadt mensen in hun rechtsgevoel. Daarom vraag ik de minister naar zijn reactie op de bevindingen van het WODC-rapport. Is de minister van mening dat het OM conform zijn eigen richtlijnen moet handelen? En belangrijker nog: is de minister hierover in gesprek gegaan met het OM? Het is cruciaal dat we niet alleen stevige regels op papier hebben, maar dat deze ook in de werkelijkheid worden gevolgd. Dit kabinet moet ernaar streven dat hulpverleners zich veilig voelen in hun werk. Door te zorgen dat geweld tegen hen zwaarder bestraft wordt, geven we als samenleving een sterk signaal af: wij tolereren dit niet. Het is aan de minister om ervoor te zorgen dat deze boodschap niet alleen symbolisch is, maar ook in de praktijk wordt gebracht.
Het is betreurenswaardig dat er jaarlijks incidenten zijn waarbij vuurwerk letsel veroorzaakt. Om eerlijk te zijn vind ik de vraag wat we daartegen moeten doen erg ingewikkeld. Veel partijen hier in de Kamer pleiten inmiddels voor een landelijk vuurwerkverbod. Ik heb ook de oproepen van de politie, burgemeesters en maatschappelijke organisaties gehoord om zo'n verbod in te stellen. Die hebben mij aan het denken gezet en ik wil deze oproepen ook niet zomaar naast me neerleggen. Toch heb ik heel erg mijn twijfels bij de vraag of een landelijk vuurwerkverbod de problemen gaat oplossen. De problemen die wij zien, worden veroorzaakt door een kleine groep relschoppers. Deze groep misbruikt vuurwerk en vormt een daadwerkelijke bedreiging, bijvoorbeeld door vuurwerk naar hulpverleners te gooien. Het is precies deze groep die we hard moeten aanpakken. Daarom pleiten wij voor een effectief lik-op-stukbeleid, waarin supersnelrecht een belangrijke rol speelt. Maar de meeste mensen kunnen wel gewoon verantwoordelijk met vuurwerk omgaan en hechten aan de vuurwerktraditie.
De voorzitter:
De heer Gabriëls was net iets sneller. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Bruyning van NSC geeft aan dat ze de oproepen van de hulpverleners meeneemt in haar overweging, waarvoor dank. Het is fijn dat ze die nog meeneemt in haar overweging, ook als het wetsvoorstel straks behandeld wordt. Ik heb toch een vraag aan mevrouw Bruyning. Je moet mensen namelijk eerst in de kraag kunnen vatten alvorens je straffen kunt uitdelen. De hulpverleners en de politie die ter plekke in het veld staan, zeggen dat ze beter kunnen handhaven en ook mensen beter in de kraag kunnen vatten op het moment dat er een algemeen verbod is. Zij geven dus zelf aan: we kunnen ze beter in de kraag vatten en daarna dus straffen. Die straffen zijn mogelijk en die wil u strenger hebben. Maar waarom luistert u dan niet écht naar die vraag van deze hulpverleners? Wat is uw reactie op dat punt van de politieagenten in het veld, die zeggen: we kunnen beter handhaven en mensen in de kraag vatten als we een nationaal verbod op consumentenvuurwerk hebben?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel, collega, voor deze vraag. Ik begrijp wat de collega aangeeft. Het is niet zo dat ik niet luister naar de politie of dat NSC absoluut niet luistert naar de politie. We hebben de politie hoog in het vaandel staan en staan ook voor de politie. Tegelijkertijd vind ik het ook heel belangrijk dat we goed kijken naar waar het probleem echt ligt. Ligt het probleem inderdaad bij het feit dat, als de politie op straat is, zij niet kan handhaven omdat er geen verbod is, of ligt het aan andere factoren? Verderop in mijn bijdrage ga ik daarop in, dus ik bewaar dat antwoord het liefst. Dan kunt u naar mijn antwoord luisteren, collega.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Maar toch: de politie geeft dus zelf aan, met de kennis die zij vanuit het veld heeft, de specialistische kennis en de praktijkkennis, dat het beter handhaafbaar is, dat raddraaiers beter op te pakken zijn en dat ook illegaal vuurwerk beter aan te pakken is, als het totaal eenduidig handhaafbaar is en er dus een landelijk verbod is. Ik snap nog niet zo goed wat NSC wil zeggen hiermee. Het is nog een beetje onduidelijk wat u wil. Als dat leidt tot een verandering over drie weken, dan vind ik dat fijn. Maar mijn vraag is dus: wat heeft u nodig om dat keiharde argument van de politie ook echt tot uw meningsvorming door te laten dringen?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Nogmaals, ik geef niet aan dat we dat argument van de politie niet meenemen in onze overweging of een landelijk verbod wel of niet zou moeten. Tegelijkertijd geef ik dus nu aan dat een landelijk verbod niet de problemen op gaat lossen die wij elk jaar tijdens de jaarwisseling zien.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De politie, de hulpverleners, de ambulancediensten, de brandweer en de artsen zeggen van wel. Waarom zeggen zij dit? Zij zeggen dit omdat je hiermee een oncontroleerbare factor wegneemt, die bij de oudejaarsnacht helaas de combinatie vormt met asogedrag, waar het hier in dit debat ook al over ging. Als je mensen die zich aso gedragen, vuurwerk in handen geeft en zij dat afsteken richting de politie, krijg je hele grote problemen. Dat zien we nu jaar op jaar op jaar. Ik ken NSC als een partij die graag dingen in beraad neemt en graag de democratische meerderheid iets toe wil kennen. Inmiddels is 69% van de Nederlandse bevolking van mening dat alleen nog een algeheel vuurwerkverbod deze problemen gaat oplossen. Waar wacht mevrouw Bruyning dan nog op?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik hoor de roep van collega's om een algeheel landelijk verbod. NSC is nog steeds van mening dat er tussenstappen te zetten zijn voordat je over dient te gaan tot een algeheel landelijk verbod. Daarnaast vind ik het prachtig dat de collega het woord "oncontroleerbaar" gebruikt. NSC is namelijk van mening dat het, als we een landelijk verbod gaan instellen, helemaal oncontroleerbaar wordt. Dan heeft illegaal vuurwerk vrij spel en gaan mensen juist dingen doen die verboden zijn, omdat het dan juist heel interessant wordt om die dingen te doen. Dan vind ik het helemaal onhandhaafbaar worden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Twee dingen. Ik heb zojuist in mijn inbreng ook al aangegeven dat ik zowel als gemeenteraadslid als hier als Kamerlid die tussenstapjes allemaal heb meegemaakt. We hebben van de politie en de handhavers precies gehoord hoe het níét werkt. Het werkt niet om tegen buurten, gemeenten, dorpen of steden te zeggen: doen jullie nou dit, dan doen de anderen dat. Precies dat maakt dat het een totaal onwerkbare situatie voor burgemeesters en politie is geworden. Ik weet niet welke tussenstappen mevrouw Bruyning nog voor zich ziet die effectief en handhaafbaar zijn, waardoor NSC kan zeggen: ik ben straks toch voor een wetsvoorstel voor een vuurwerkverbod.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Later in mijn bijdrage kom ik terug op wat wij zien als vitale tussenstappen die eventueel genomen zouden kunnen worden, dus daar wil ik straks op ingaan, als de collega dat goedvindt.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik begrijp van collega Bruyning dat NSC nog een aantal dingen rond dit dossier in beraad neemt. Het is heel goed om je hierop te beraden. Is de collega ook bereid om mee te nemen dat een landelijk verbod — er is wel vrij brede overeenstemming over dat dat handhaving inderdaad eenvoudiger zal maken — nog steeds met zich mee kan brengen dat je lokaal wel enige ruimte geeft? Die geef je dan bijvoorbeeld aan dorps- of buurtverenigingen, om dan toch iets te doen aan een verantwoorde manier van het vormgeven van deze vuurwerktraditie. Wordt dat ook meegenomen in het beraad en biedt dat misschien ook een soort compromis voor NSC?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, collega, voor deze vraag. Wij nemen sowieso alles in overweging. Het initiatiefwetsvoorstel wordt natuurlijk over een aantal weken behandeld, dus daar zijn wij nog over in beraad. Tegen die tijd zullen we dan aangeven waarvoor we op dat moment staan. Dan kunnen er eventueel argumenten zijn die meewegen bij de keuze om daar wel of niet iets van vinden.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze reactie. Ik proef daarin in ieder geval dat NSC in die zin heel erg bereid is om te kijken wat er nodig is voor onze handhavers en hulpverlening en wat een landelijk verbod daarbij kan doen. Tegelijkertijd proef ik dat NSC ook enige ruimte wil bieden voor een plezierige omgang met vuurwerk, wellicht via lokale uitzonderingen dan wel lokale afwegingen. Zo vat ik het goed samen, denk ik.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik denk dat dat een redelijk goede samenvatting was. Ik heb aangegeven dat we altijd alles meenemen en afwegen — dat is namelijk goed bestuur — maar dat je ook de effecten in het oog moet houden. Je moet in het oog houden of de effecten die je beoogt wel werkelijkheid worden met hetgeen je wil doen. We hebben namelijk nu te vaak gezien dat als wij iets als Tweede Kamer doen, het niet altijd het gewenste effect heeft. Dat moeten we ook kunnen meenemen in de overwegingen die we hebben als we wetten behandelen.
De heer Boswijk (CDA):
Ik ken NSC inderdaad als een partij die goed bestuur hoog in het vaandel heeft staan en die er prat op gaat dat haar Tweede Kamerfractie bestaat uit mensen uit de praktijk en allemaal specialisten op hun gebied. Ik denk dat dat te prijzen valt en ik denk dat we daar ook behoefte aan hebben. Specialisten die moeten handhaven en letterlijk in de frontlinie staan, zoals bij de politie, de brandweer en de ambulance, burgemeesters, lokale bestuurders en de veiligheidsregio's, dus eigenlijk alle specialisten die je kan bedenken, die veel meer weten dan wij hier bij elkaar, zeggen nu allemaal: "Jongens, dit gaat zo niet langer. Jullie in de Tweede Kamer moeten ons gaan helpen. Er moet een vuurwerkverbod komen." Collega Bikker en collega Van Dijk zeiden het net al: misschien kan dat met een mogelijkheid om gecentreerd vuurwerk af te gaan steken. Dat is veel beter te handhaven, ook qua capaciteit. Met al die argumenten moet NSC toch zeggen: dit is precies waar wij zelf voor staan, namelijk specialisten, mensen uit de praktijk; wij moeten ze nu te hulp komen?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dan val ik toch weer in herhaling, want de vraag lijkt heel erg op vragen die collega's eerder hebben gesteld. Zoals ik al heb aangegeven, gelooft NSC dat er nog tussenstappen te nemen zijn, waardoor het voor ons nu op dit moment niet vitaal is om een landelijk vuurverbod in te gaan stellen. Je moet namelijk, nogmaals, ook de effecten op de langere termijn kennen alvorens je overgaat tot een geheelverbod. Volgens ons zou het instellen van een geheelverbod nu juist in de hand werken dat illegaal vuurwerk veel meer doorgang vindt en dat het interessant wordt om je op die manier te gaan gedragen. Dan verhelpen we de problemen die we nu ervaren of meemaken niet per se.
De heer Boswijk (CDA):
Kijk, ik heb ook een denkproces op dit thema. Ik dacht ook altijd "illegaal vuurwerk is het probleem, dus een vuurwerkverbod heeft geen zin" en "het is vooral een probleem uit de Randstad met die vervelende mensen daar, want in mijn dorp gebeurt het niet"; overigens gebeurt het daar ook niet. Maar helaas blijkt het verspreid te zijn over heel Nederland en blijkt het niet alleen illegaal vuurwerk te zijn. Het zijn ook potten. We kunnen allemaal de beelden op GeenStijl enzovoorts zien van mensen die met legaal gekochte potten rondlopen en op hulpverleners schieten. Het bewijs is er dus. En dan spreek je met de specialisten, zoals politieagenten. Dat moet NSC aanspreken; dat zijn de mensen die erover gaan. Zij zeggen: het is in de chaos niet vast te stellen of het nou legaal is of illegaal; het maakt het veel handiger als er een geheel vuurwerkverbod is en er alleen nog maar georganiseerd vuurwerk is, want dan hebben wij het in de hand. Met al die argumenten heeft NSC toch niet meer ellenlang de tijd nodig? Dan kunnen wij toch ook eens een keer ons werk gaan doen, namelijk de argumenten horen, wegen en een besluit nemen, in plaats van de bal weer een paar maanden verder te schoppen? Ik bedoel: waar wachten we nog op? Alle feiten zijn er al.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik schop de bal absoluut niet een paar maanden verder, want volgens mij is de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel gewoon over een aantal weken. Maar goed, dat is hoe de collega dat wil interpreteren. Ik heb ook al aangegeven dat NSC het gedrag tegenover hulpverleners absoluut niet tolereert. Dat is gewoon onacceptabel. Dat kunnen we als samenleving niet toestaan, maar ook niet als politiek of als Tweede Kamer, of überhaupt als privépersoon. Tegelijkertijd zeg ik dat voor al deze argumenten inderdaad wat te zeggen valt, maar dan mogen wij alsnog een goede afweging maken met de mening die we nu toegedaan zijn, het standpunt dat we nu innemen.
De voorzitter:
Wenst u nog een keer? Ja. De heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Tot slot. We vinden het allemaal onacceptabel wat er gebeurt. Alleen zijn het lege woorden zolang we er geen consequenties aan gaan verbinden en dan is het maar beter dat we ze niet gebruiken. We horen nu van meerdere kanten een eenduidig geluid over wat er moet gebeuren. Dus dan zou ik toch willen zeggen tegen de collega van NSC: laten wij nou ons werk gaan doen; laten we luisteren naar de specialisten. En natuurlijk is het goed om de voors en tegens te wegen en om te kijken hoe we uiteindelijk bijvoorbeeld illegaal vuurwerk kunnen aanpakken en hoe we de gezagsproblemen kunnen aanpakken waar collega Van der Plas het over heeft. Ik bedoel: het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Maar laten we alsjeblieft nu die handschoen oppakken en doen waar de specialisten in het veld ons voor hebben aangesteld.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik heb de oproep van de collega gehoord. Die nemen ik en mijn fractie mee in de overwegingen die we maken als we de wet gaan behandelen, zeg ik nogmaals.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik denk dat er een beetje verwarring is ontstaan. Dat komt omdat we twee verschillende zaken horen van NSC. Ik wil NSC allereerst gewoon complimenteren, want ik hoor vooral een deur die nog openstaat richting onze handhavers en richting onze politie. Volgens mij hoor ik NSC niet zeggen: we gaan absoluut niet voor het vuurwerkverbod. Dat debat gaat gewoon 19 februari plaatsvinden. Maar tegelijkertijd hoor ik NSC — daarom krijgt NSC best wel veel interrupties — zeggen: dat vuurwerkverbod gaat niet werken; dat is allemaal oncontroleerbaar en moeilijk, moeilijk, moeilijk. Allemaal andere dingen zouden wel werken. Dan vraag ik mij het volgende af. De experts, de mensen die in het veld zitten, de hulpverleners die hier direct mee te maken hebben en de politie — die zijn toch de expert op het gebied van handhaving en zouden dus echt moeten weten wat wel of niet werkt — zeggen allemaal: alsjeblieft, een landelijk vuurwerkverbod. Dit is een noodzakelijke stap: nu. We hebben te lang gewacht. Het moet gewoon echt nu gebeuren. Waar haalt NSC dan de informatie vandaan — ik wil heel graag de concrete bronnen, want ik heb ze nog niet gehoord — dat een landelijk vuurwerkverbod absoluut niet zou werken?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Zoals ik al eerder heb aangegeven — ik val weer in herhaling — nemen we de oproep van de politie en de mensen uit de praktijk uiterst serieus. We nemen ook het wetgevingsproces uiterst serieus, nogmaals. Dat betekent dat het elke fractie hier in deze Tweede Kamer vrijstaat om vanuit verschillende bronnen verschillende typen informatie te ontvangen, informatie bij elkaar te leggen en dan een weloverwogen keuze te maken in de richting die je kiest. Vandaag gaat het debat niet over de wetsbehandeling. Dat debat hebben we over drie weken. Als collega Kostić dan dezelfde vraag stelt, kunnen we er dieper op ingaan. Ik hecht er waarde aan om nu aan te geven wat ons standpunt op dit moment is en ook nog in te gaan op andere onderwerpen die belangrijk zijn met betrekking tot de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik blijf positief. Dit klinkt al veel beter. Dank daarvoor. Maar toch blijft een beetje hangen dat NSC wel een aantal kritiekpunten op het landelijk vuurwerkverbod had. Het enige wat ik wil weten, is uit welke bronnen en van welke experts NSC de informatie haalt dat het niet zou werken. Noem slechts drie voorbeelden. Kunt u dat nu vertellen, of zegt u eigenlijk: het is nu even een gevoel; we moeten even doorpraten met de experts van de politie, de zorg et cetera en op 19 februari kunnen we u vertellen welke bronnen we hebben? Welke zijn het?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik kan daar zo meteen op terugkomen, in de dinerpauze of zo. Dat komt goed. Nee, ik kom daar zo meteen op terug, lid Kostić.
De voorzitter:
Misschien vandaag al. In de tweede termijn kan ook.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ja, vandaag. In de tweede termijn kom ik daarop terug. Prima.
De voorzitter:
Kijk! Mevrouw Bruyning gaat haar bijdrage voortzetten.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ondanks de oproepen tot een landelijk vuurwerkverbod denkt de fractie van NSC dat we nog heel veel stappen kunnen zetten die minder ver gaan en meer recht te doen aan de vrijheid van verantwoordelijke burgers. In feite hebben we namelijk te maken met een handhavingsprobleem. Dat hebben we de afgelopen jaarwisseling gezien in de steden waar een lokaal afsteekverbod gold, zoals Utrecht. Daar werd volop vuurwerk afgestoken en werd niet gehandhaafd. Ik vraag me sterk af waarom dit bij een landelijk verbod wél goed zou gaan. Daarbij komt dat de meeste problemen ontstaan door illegaal vuurwerk en gevaarlijk gedrag dat al verboden is. Er moet dus meer op worden toegezien dat deze regels worden nageleefd en er moet meer actie worden ondernomen op het moment dat dat niet gebeurt. Minder draconische maatregelen verdienen wat onze fractie betreft eerst een kans. We moeten ervoor zorgen dat illegaal vuurwerk niet meer via andere landen ons land binnenkomt, verkoopdagen en afsteekuren kunnen verder worden beperkt en er kan nog meer worden ingezet op preventieve maatregelen.
NSC zou als tussenvorm het volgende willen voorstellen. Wij kunnen ons goed voorstellen dat in sommige gemeenten de behoefte bestaat aan een vuurwerkverbod, maar niet overal. Gemeenten die een vuurwerkverbod willen laten gelden, mogen dat wat ons betreft doen. Gemeenten mogen dat al. Sommige doen dat ook: Amsterdam, Utrecht et cetera. Wij vinden dat die gemeenten ook effectief moeten kunnen handhaven. Dat betekent dan dus niet alleen een afsteekverbod, maar ook een verkoopverbod en een bezitsverbod in die gemeenten. Ik zou graag van de minister de toezegging krijgen dat hij uitwerkt welke mogelijkheden gemeenten hierbij hebben en dat hij met gemeenten in gesprek gaat om te kijken wat de wensen zijn en wat ze nodig hebben om de volgende jaarwisseling beslagen ten ijs te komen.
Wat betreft vuurwerk heb ik nog een laatste vraag aan de minister. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat F4-vuurwerk onder de Wet wapens en munitie wordt gebracht. Is dit bij de volgende jaarwisseling geregeld? Op bezit van dit zeer zware en levensgevaarlijke vuurwerk moeten zeer zware straffen staan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar de heer Aardema, die het woord voert namens de PVV-fractie. Gaat uw gang.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Uw collega-voorzitter begint vergaderdagen altijd met een mooi gedicht, hetgeen de meesten van ons wel kunnen waarderen. Ik neem nu de vrijheid om een paar regels uit het liedje Hee Amsterdam van Drukwerk uit 1983 te memoreren: "Op zondagavond was het knokken, het hinderde niet tegen wie, en als de politie dan kwam fokken, dan vochten we wel tegen die." Aan die regels moet ik vaak denken als het weer eens uit de hand is gelopen en de politie slaags is geraakt met oproerkraaiers. De tijden dat je als politie of hulpverlener in de nieuwjaarsnacht om 0.00 uur een handdruk, een kopje koffie, een oliebol of een drankje kreeg, liggen helaas ver achter ons. Nu wordt men bekogeld met zwaar vuurwerk, zelfs als ambulancepersoneel een slachtoffer aan het behandelen is of de brandweer gevaarlijk vuur probeert te blussen. Afgelopen jaarwisseling waren er wederom twee doden te betreuren, tientallen gewonden en voor miljoenen aan schade. Maar ik moet ook zeggen: voor het overgrote deel was men gewoon aan het feestvieren, stak men legaal vuurwerk af en ging het probleemloos. Het kan dus wél. Naar mijn mening heeft het vooral met gedrag te maken en met drankgebruik. Waar zijn de ouders om hun kinderen het goede voorbeeld te geven?
We horen steeds luider de roep om een algeheel vuurwerkverbod: niet meer verkopen, niet meer afschieten, niks, nada. Oogartsen, hulpverleners en ook de politie roepen dit. Het klinkt natuurlijk mooi, maar het is de vraag of het ooit gaat werken. In steden als Utrecht en Amsterdam was al een afsteekverbod, maar op tv was duidelijk zichtbaar dat er toch voor miljoenen de lucht in ging. Het is simpelweg niet te handhaven, tenzij je het zo kunt regelen dat landen als Polen en Italië, waar de cobra's geproduceerd worden, de productie en de verkoop aan banden leggen. Een algeheel vuurwerkverbod is symboolpolitiek, niet te realiseren en niet te handhaven. Bovendien moeten de goeden het dan weer met de kwaden ontgelden. Zoals ik al eerder zei, gaat het op heel veel plaatsen namelijk wel goed. Waar we naartoe moeten, is de misdragingen aanpakken, desnoods met harde hand. De politie moet weer de baas worden op straat. Het is bewonderenswaardig dat de politie zich steeds weer zo weet te beheersen. Bekogeld worden door zwaar vuurwerk met de uitwerking van handgranaten zou volgens de geweldsinstructie kunnen leiden tot vuurwapengebruik. Ik vrees de dag of nacht waarbij er toch op dergelijke idioten wordt geschoten. En ik vrees nog meer voor de afloop van de arme politieman of -vrouw die zich genoodzaakt voelde dat schot te lossen, want dan weten ze je wel te vinden.
In de eerste dagen na de jaarwisseling is het altijd hetzelfde liedje: bestuurders en bewindslieden zijn geschokt en geschrokken van de incidenten en beloven beterschap. Ze prijzen de politie voor hun tomeloze inzet en waar gewonden zijn gevallen, betreuren ze dit. Vervolgens gaat men weer over tot de orde van de dag, om 364 dagen later weer hetzelfde riedeltje af te spelen.
De regelgeving biedt voldoende mogelijkheden. Het komt aan op handhaving en vooral op rugdekking van de bestuurders. Dan komen we weer bij de vervolgketen. Justitie en rechters moeten doorpakken en hard afstraffen, zeker bij geweld tegen hulpverleners. De ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Wij hebben als politiek geen invloed op de rechterlijke macht, maar via justitie wel op het OM. De PVV zal de minister daar voortdurend aan herinneren en zal aansporen tot actie. De PVV wil, in tegenstelling tot de praktijk, veroorzakers van schade verantwoordelijk houden voor het vergoeden van die schade. Aanpakken die hap! Anders draait de samenleving ervoor op.
Ten slotte nog iets over de genoemde rugdekking. Dat begint met het verstrekken van de juiste middelen. Het kan en mag niet gebeuren dat C2000 her en der uitvalt als het druk en spannend wordt, of dat noodknoppen niet werken. Belaagd worden en in spannende situaties verzeild raken is één, maar dan ook niet om back-up kunnen vragen, is ontoelaatbaar. De problemen met C2000 zijn al jaren bekend. Ik wil dat de minister daar nu snel een einde aan maakt. Dat is prio één, wat mij betreft. Graag een reactie op mijn betoog en speciaal op mijn laatste punt.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar de heer Diederik van Dijk, die het woord voert namens de SGP-fractie. Gaat uw gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Tradities zijn er om te koesteren, om door te geven als familie of als volk, omdat je er trots op bent. Maar zijn we trots op de traditie die inmiddels te boek staat als "de meest gevaarlijke nacht voor hulpverleners"? Zijn we trots op de zorgwekkende toename van geweld en agressie tegen politiemensen, ambulancepersoneel en brandweerlieden? Zijn we trots op duizenden aan de jaarwisseling gerelateerde incidenten? Zijn we trots op de grote schade aan publieke en private eigendommen? Zijn we trots op bijna 1.200 vuurwerkslachtoffers, waarvan 64% wordt veroorzaakt door legaal vuurwerk? Wat de SGP betreft trekken we hier een grens. We kunnen niet langer accepteren dat na iedere jaarwisseling deze onrustbarende cijfers normaal zijn geworden. Achter deze cijfers zit het gezicht van politiemensen en van ambulancepersoneel, maar ook dat van het gezin met een verminkte vader en een moeder die haar kind nooit meer terug zal zien.
Voorzitter. Het is tijd dat de politiek de noodkreten van hulpdiensten en gemeenten serieus neemt. Uit recente cijfers blijkt dat de politie onder de huidige omstandigheden niet in staat is om burgers tijdens de jaarwisseling voldoende te beschermen. Het is naïef om te denken dat we met sussen en praten de boel wel rechttrekken. Een vuurwerkverbod zou de jaarwisseling veiliger maken en de handhaving eenvoudiger. Niet alleen illegaal vuurwerk zorgt voor ongelukken; ook legaal vuurwerk wordt misbruikt. In het heetst van de strijd kan dat onderscheid simpelweg niet gemaakt worden. Daarom pleit de SGP voor een algemeen vuurwerkverbod, met ruimte voor lokale afwegingen, door naast professionele gebruikers ook dorps- of buurtverenigingen te vergunnen om vuurwerk af te steken. Bij de vergunningverlening moet aan strikte voorwaarden voldaan worden, zodat de veiligheid geborgd blijft. Veiligheid, handhaving en aansprakelijkheid vormen de sleutelbegrippen. Hiermee wil de SGP op zorgvuldige wijze recht doen aan het belang van veiligheid enerzijds en aan het gevoel van een deel van de samenleving, dat op onschuldige wijze plezier beleeft aan de vuurwerktraditie. Zouden we dat laatste aspect volstrekt negeren, dan krijgen we dit als een boemerang terug bij naleving en handhaving.
De SGP zet niet alleen in op een vuurwerkverbod, maar ziet het als onderdeel van een breder pakket, met een lik-op-stukaanpak voor raddraaiers, betere handhaving van de illegale vuurwerkimport en het op voorhand screenen van probleemwijken. Is de minister bereid om hier, in afstemming met VNG en politie, met een positieve blik naar te kijken? Welke maatregelen gaat de minister nu al nemen om de import van illegaal vuurwerk te beletten? Hoe komt de minister tegemoet aan de noodkreet van hulpverleners? Kan hij hierbij ingaan op de veiligheid en bescherming van burgers? Hoe voorkomt de minister dat agenten zich bij de volgende jaarwisseling uit angst voor geweld en agressie weigeren in te roosteren? Op welke termijn kunnen we het wetsvoorstel taakstrafverbod verwachten?
Voorzitter. De landelijke storing van het C2000-communicatiesysteem van de politie bracht de veiligheid van hulpverlening tijdens de jaarwisseling verder in gevaar. Dat leidde tot grote problemen. Noodoproepen kwamen niet goed door en de noodknop werkte niet. Politiemensen op straat en op de meldkamer moeten ervan op aan kunnen dat hun communicatiemiddelen werken. Kan de minister verzekeren dat er voor het einde van het jaar een goed functionerend communicatiesysteem in werking is bij de politie, waardoor dit probleem zich niet nogmaals voordoet?
Voorzitter, tot slot. Hoe breng je mensen af van slechte gebruiken? Het antwoord is dat je mensen moet verleiden tot betere gewoonten en tradities. In heel Nederland organiseren kerken oudejaarsdiensten. Wie zich onder het evangelie zet en ziet op het licht van de wereld, zal ook het allermooiste vuurwerk beschouwen als flets kunstlicht. Wie echt een veilige jaarwisseling wil, zoekt zijn heil bij God.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar mevrouw Bikker namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. "Kom heelhuids terug." Politieagenten worden gebriefd alsof ze de oorlog in gaan. Er gaan flesjes vloeistof mee om — ik citeer — "het glas uit de ogen te spoelen, voor het geval dat nodig is".
Voorzitter. Oud en nieuw moet een prachtig feest zijn, van ons allemaal. Dat is niet het geval zolang agenten op deze manier gebriefd en voorbereid moeten worden, hun familie thuis het hart vasthoudt en zich afvraagt of hun geliefde weer veilig thuiskomt, en er jaar in, jaar uit, elke nacht vreselijke incidenten plaatsvinden. En ja, elk volksfeest heeft een ruw randje. We zijn allemaal jong geweest of nog steeds jong van geest. Het is dus helemaal logisch dat je niet om kwart over twaalf, na je eerste oliebol van het nieuwe jaar, op één oor gaat liggen. Dat snap ik echt. De ChristenUnie is ook echt van een feestje. We zijn er zeker niet voor om alles wat een beetje schuurt of ruw is, zomaar te verbieden. Mensen hebben tenslotte een eigen verantwoordelijkheid. Maar als de politie en andere hulpverleners jaar op jaar zeggen "dit is niet meer werkbaar voor ons, dus verbied alsjeblieft dat vermaledijde vuurwerk in heel Nederland", dan kunnen en mogen we als politiek onze oren toch niet sluiten? Daarom is mijn vraag of de minister bereid is naar zijn eigen hulpverleners, naar zijn eigen politie, te luisteren en de wetgeving voor te bereiden voor een landelijk vuurwerkverbod voor particulieren. Ik kom zo nog terug op de elementen die het een feestje moeten laten blijven, want daar denken we natuurlijk wel over na.
Ik wil graag meegeven dat we de samenleving vooral de ruimte en de verantwoordelijkheid moeten geven om prachtige initiatieven te ontplooien. Er zijn genoeg voorbeelden, zoals de vele, vaak informele carbidverenigingen in ons land. Daar tref je de samenleving op zijn mooist. De lokale gemeenschap komt daar zonder excessen of gedoe bijeen. Ik sprak burgemeesters in Friesland en de Achterhoek, waar mensen samen een prachtig oud-en-nieuwfeestje bouwen, met geknal, maar zonder ziekenhuis. Of neem het vreugdevuur hier in Laak. Mensen pakken hun verantwoordelijkheid en bouwen samen aan een feestje in plaats van aan een staat van beleg. Die lokale tradities zijn een voorbeeld. Daarom moeten we het niet alleen hebben over het strengste vuurwerkbeleid, maar ook over het slimste in plaats van het domste vuurwerkbeleid. Het kabinet kan dat. Ga niet op de handen zitten. Ga aan de slag met die samenleving.
En ja, een onderdeel van het probleem is het zware illegale vuurwerk. Denk aan cobra's. 14-jarige jongetjes konden daar vijftien jaar geleden zonder al te veel moeite aan komen. Helaas is dat alleen maar erger en goedkoper geworden. Het idiote is dat die dingen gewoon legaal gemaakt en verkocht worden in Italië. Als de Kamer in het verleden vroeg om een Europees verbod, zei de minister "andere Europese landen willen niet" of "ik ben nog in overleg". Maar de wal keert het schip. Ook in Duitsland wordt nu nagedacht over een algeheel vuurwerkverbod. Wil deze minister niet rusten voordat deze ellendige rommel en al die cobra's in heel Europa verboden zijn? Wil hij daar desnoods met een kopgroep van gelijkgestemde landen werk van maken? Is hij bereid om juist hierover, ook met de minister-president, het gesprek aan te gaan met Italië, om gewoon directe bilaterale afspraken te maken, in plaats van dat hij hele lange, prachtige overlegsessies heeft, die op de korte termijn geen effect hebben? Ik overweeg op dit punt een motie.
Voorzitter, ik rond af. Dit brengt me weer terug op eigen bodem. Al jarenlang slaat met de jaarwisseling de vlam in de pan. We kunnen met elkaar hard roepen om meer handhaving en meer lik-op-stukbeleid. Ik heb dat vandaag ook gehoord, en dat is terecht, hoor. Maar de analyse moet een spade dieper. Hoe komt het dat er geweldsuitbarstingen en vernielingen zijn? En hoe komen we op het punt dat we zonder geweldsuitbarstingen en vernielingen met elkaar het feest van de jaarwisseling kunnen vieren? Hoe kunnen we gemeenschappen weer oud en nieuw als een prachtig, leuk feest laten vieren? Daarin is een rol voor ons allemaal. Vaders en moeders thuis, moedig het nemen van verantwoordelijkheid aan. Burgemeesters en wethouders in de gemeenten, ga aan de slag met wijken en buurten om het feest te organiseren. Kabinet, pak dit op, kijk wat de grootste probleemgemeenten zijn en zet de samenleving aan de slag. Want samen zijn we verantwoordelijk voor een prachtig feest. Dat kan ook. Dat begint tegelijkertijd hier. Wij hebben onze verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van illegaal vuurwerk. We moeten naast de hulpverleners staan. Die luiden niet voor niks de noodklok.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. De heer Boswijk gaat nu spreken namens de CDA-fractie. Gaat uw gang.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Nieuwjaarsdag was voor mij als kind het mooiste moment van het jaar. 's Ochtends vroeg ging ik mijn bed uit, en samen met mijn neefjes Rein en Gert-Jan, mijn broer Ruud en een voorraad aanstekers ging ik de woonwijk in om al het vuurwerk af te steken dat nog niet was afgegaan. Hoe korter het lontje, hoe spannender het was. Het is echt een wonder dat ik al mijn ogen en vingers nog heb. Ook afgelopen jaar heb ik, dit keer verantwoord, vuurwerk afgestoken, niet voor mezelf maar meer voor mijn dochters. Ik weet dus dat deze traditie geliefd is en dat mensen dit ook koesteren. Ik geniet er namelijk zelf ook van.
Voorzitter. Maar de jaarwisseling is helaas steeds meer verworden tot een jaarlijks dieptepunt van geweld tegen politie, hulpverleners en zorgverleners. Dit jaar bereikte het geweld een historisch dieptepunt. In totaal werden 295 politieagenten slachtoffer van fysiek geweld, en ook bij de hulpverleners, brandweerlieden en ambulancemedewerkers noteerde de politie nog 49 slachtoffers. Dat is een ruime verdubbeling ten opzichte van het vierjarige gemiddelde. Het was zelfs zo erg dat de politieagenten die ik de afgelopen weken sprak, aangeven niet meer tijdens de jaarwisseling te willen werken. Dat is iets wat ook terugkwam in de enquête van de Politiebond afgelopen week.
Ik dacht lang dat een vuurwerkverbod niet zou helpen, omdat het vooral illegaal vuurwerk zou zijn waarmee hulpverleners worden aangevallen. Maar uit de cijfers blijkt ook dat legaal vuurwerk zoals sierpotten, die overdag gewoon in de winkel worden gekocht, 's avonds worden gebruikt om hulpverleners onder vuur te nemen. Daarbij is het tijdens de chaos van oud en nieuw praktisch onmogelijk voor de politie om onderscheid te maken tussen legaal en illegaal vuurwerk.
Voorzitter. In mijn dorp is er voor zover ik weet nooit sprake geweest van vuurwerkgeweld tegen hulpverleners. Ik denk dat dit geldt voor veel mensen thuis. Maar het idee dat het alleen een probleem is in de grote steden, in de Randstad, blijkt niet te kloppen. Niet alleen in Amsterdam maar ook in plaatsen als Markelo en Culemborg moest de ME ingrijpen. Verspreid over het hele land vond er explosief geweld plaats.
Voorzitter. Als je het hele jaar zegt op te komen voor de hulpverleners en de politie, als je terecht kritisch bent op illegale demonstraties die een enorme druk leggen op ons politieapparaat, is dat ongeloofwaardig als je vervolgens tijdens oud en nieuw even de andere kant op kijkt. Daarom sluit het CDA zich aan bij de oproep van de korpschef en vele burgemeesters: er moet een landelijk verbod komen op consumentenvuurwerk. Hoe kijkt de minister naar deze oproep? Vindt hij het verdedigbaar dat honderden hulpverleners tijdens de jaarwisseling als schietschijven worden gebruikt, waarbij zelfs legaal vuurwerk wordt ingezet als wapen?
Voorzitter. Dit jaar is er ruim 100.000 kilo illegaal vuurwerk in beslag genomen, grotendeels bij de grens met Duitsland en met België. Daar wordt zwaar vuurwerk als warme broodjes verkocht. Europa heeft een grote verantwoordelijkheid bij de productie, de handel en het toezicht op dit soort vuurwerk. Is de minister bereid zich hier krachtig voor in te zetten? Omwille van de tijd sluit ik mij even aan bij de opmerking die collega Bikker al maakte over het optrekken met andere landen. Ik weet dat de discussie behalve in Duitsland nu ook in België oplaait, omdat daar ook sprake is van geweld tegen de politie. Hoe denkt de minister dit probleem aan te pakken?
Voorzitter. Het is ook al een paar keer genoemd: het vuurwerkgeweld is een symptoom. Het onderliggende is een gezagsprobleem. Hoe kunnen we dit aangrijpen?
Voorzitter. Wat het CDA betreft stoppen we met het toestaan van het verkopen en het afsteken van consumentenvuurwerk, met uitzondering van carbidschieten en de paasvuren. Tegelijkertijd zien we ook een kans om de traditie een nieuwe generatie verder te brengen, namelijk in de vorm van georganiseerde vuurwerkshows, bijvoorbeeld door buurtcoöperaties, verenigingen of vergunninghouders. Zo kunnen we de traditie van vuurwerk behouden op een manier die veilig is, saamhorigheid bevordert en fatsoenlijk is. Tijdens dit mooie feest kunnen we op die manier de verbinding zoeken en samen genieten van veilig en georganiseerd vuurwerk tijdens de jaarwisseling.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. U heeft een vraag van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De heer Boswijk begint nu ook over die vuurwerkshows. Maar zoals al gezegd, we hebben tussen de 300 en 400 gemeenten in Nederland. Er zijn volgens mij slechts 100 of 125 bedrijven die een vergunning hebben voor vuurwerkshows, die daar opgeleid voor zijn en dat mogen doen. Dat betekent dus dat er een heel groot deel van Nederland, met name de regio — het CDA is toch ook een partij die daar hart voor heeft — verstoken zal blijven van een vuurwerkshow, van iets van vuurwerk. Hoe ziet de heer Boswijk dat? Ik voorzie namelijk dat met name het platteland het meeste gaat lijden onder een totaal vuurwerkverbod.
De heer Boswijk (CDA):
De BBB en het CDA delen inderdaad veel. We dragen het landelijk gebied allemaal een warm hart toe. Maar waar de BBB op dit vlak vooral beperkingen ziet, geloof ik in de samenleving. Als ik kijk naar mijn eigen dorp, Kockengen, dan denk ik dat we moeten gaan snoeien in het aantal initiatieven in buurtcoöperaties, omdat zo veel mensen willen bijdragen aan georganiseerde vuurwerkshows. Ik zal niet zeggen dat dat geen uitdaging gaat zijn, maar ik geloof erin dat we dat kunnen fixen en dat we kunnen zorgen dat we in heel veel kernen op een veilige manier vuurwerkshows kunnen gaan organiseren. Maar dat wordt wel alle hens aan dek. Ik ben ook benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt, maar ik ben daar best optimistisch over. Ik denk zelf dat dit een evenement kan zijn, zoals we dat al veel zien in de regio, met bijvoorbeeld de paasvuren en het carbidschieten. Hoe mooi zou het zijn als we die traditie, die we vooral in de regio zien, kunnen verspreiden over het hele land? Ik word helemaal enthousiast; ik kan niet wachten.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas voor haar zesde en laatste interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik denk dat de heer Boswijk daar toch wel iets te makkelijk over denkt. Als particulier mag je maar 25 kilo vuurwerk in je bezit hebben. Als een buurtvereniging dit gaat doen, dan kom je er niet met 25 kilo. Als je echt even iets goeds wil laten zien, dan zal dat veel meer moeten zijn. Hoe gaan we dat dan doen? Hoe gaan we dat dan doen met die vergunningverlening? Mogen zij wel meer dan die 25 kilo aan vuurwerk hebben? Hoe gaat dat in de vergunningverlening? Hoe gaat dat eventueel met gespecialiseerde opleidingen? Welke mensen moeten dan worden opgeleid om dat vuurwerk op een veilige manier af te steken? Er zal daar waarschijnlijk drank geschonken worden: een biertje, een wijntje en wat champagne. Er zullen waarschijnlijk wat hamburgers worden gebakken en er gaat een frituurtje aan. Daar is ook allemaal veiligheid voor nodig. Ik noem de sociale veiligheid en de hygiëne. Daar moeten allemaal vergunningen voor komen. Dus als je zo maar even zegt dat de buurtvereniging dat wel kan doen, dan voorzie ik dat een heleboel vergunningen gewoon niet worden afgegeven, met als gevolg dat het in die kleinere gemeenschappen en in die buurten waar het nu vaak gewoon al goed gaat, einde verhaal is.
De heer Boswijk (CDA):
Ik vind het mooi om te zien dat collega Van der Plas ook enthousiast wordt en kijkt wat we allemaal moeten regelen om dit mogelijk te maken. Tegelijkertijd hoor ik ook wel iets wat ik niet van mevrouw Van der Plas gewend ben. Ik zou toch wat meer met de vuist op tafel willen slaan en zeggen: inderdaad, die regels zijn nu misschien beperkend, maar we hebben ooit ook kinderarbeid afgeschaft. Als we kinderarbeid hebben kunnen afschaffen, waarom kunnen we dan niet die wetgeving afschaffen om het mogelijk te maken om de samenleving weer in z'n kracht te zetten? Dat is de VOC-mentaliteit! O, dat mocht ik niet meer zeggen. Nou, ik heb het toch gedaan.
De voorzitter:
Dank aan de heer Boswijk. We gaan nu luisteren naar het lid Kostić. Die spreekt namens de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. Vuurwerk werkt betoverend. In mijn familie is het vieren van de jaarwisseling altijd de belangrijkste dag van het jaar geweest. Daar hoorde vroeger als vanzelfsprekend bij dat mijn vader vuurwerk voor ons kocht. De magie begon al bij het kopen, bij de verpakking, met prachtige, kleurrijke plaatjes. We hadden niet veel te besteden, maar de mogelijkheden leken even eindeloos. Vlak na middernacht samen naar buiten. Het vuur, het licht en de exploderende kleuren. Er kwamen scheurtjes in de betovering toen ik twee katten uit het asiel nam. Ik zag hoe twee stoere wezens met de eindeloze knallen opeens verkrampten en in paniek raakten, trillend op zoek naar een plekje in ons huis waar het veilig zou zijn. Was dit het waard, vroeg ik me af.
Ik verdiepte me in alle schade die door vuurwerk veroorzaakt wordt. Hier een aantal van de vele voorbeelden. Boa's, politieagenten en hulpdiensten raken gewond en willen nu niet meer tijdens de jaarwisseling werken. Ik noem de vele gewonde burgers, de helft toeschouwer of voorbijganger, die gehoorschade oplopen, ledematen verliezen en blind worden. Ons zorgsysteem wordt overbelast en operaties moeten worden uitgesteld, omdat slachtoffers van ernstige ongevallen met vuurwerk meteen moeten worden behandeld. Er is zo veel luchtvervuiling dat er meer fijnstof in de lucht komt tijdens de jaarwisseling dan alle personenauto's in een halfjaar uitstoten. Dat is voor iedereen ongezond, maar voor mensen met longaandoeningen al helemaal ondragelijk. Bijna 750.000 mensen hadden een benauwde oud en nieuw. Wie beschermt hun vrijheid? Miljoenen vogels raken in paniek. Ze raken verdwaald, verongelukken of verliezen kostbare energie in de zware wintermaanden.
Een oogarts vertelde hoe de betovering van vuurwerk hem losliet. In 2003 behandelde hij een jongetje van 3 aan vuurwerkschade. Het jongetje werd blind. Hij heeft hem daarna nog vier keer moeten opereren aan hetzelfde blinde oog. Het jongetje kreeg ook nog eens PTSS. Iedere keer als het bliksemde, schoot hij onder de tafel. Hij moest daardoor naar het speciaal onderwijs. Fenne, een meisje van 9, schreef in haar brief aan de politiek: volgens mij is er meer vuurwerk gebruikt om dingen kapot te maken dan om mooi te zijn.
Voorzitter. Al deze enorme schade voor de samenleving heeft mij geholpen om de betovering van vuurwerk voor mezelf te verbreken. Het is gezond om van standpunt te durven veranderen. Maar wat ik vind, is niet zo belangrijk. Belangrijk is dat een meerderheid van Nederland vindt dat het genoeg is geweest. Een meerderheid van kiezers van partijen van links tot rechts wil een landelijk vuurwerkverbod. Dat zijn kiezers van SP en van PVV tot en met kiezers van NSC en van VVD. Burgemeesters, hulpdiensten, politie, boa's en artsen smeken om een landelijk vuurwerkverbod. Het draagvlak ís er al. Daarom zetten wij als Partij voor de Dieren ons wetsvoorstel voor een landelijk vuurwerkverbod door met GroenLinks-PvdA. Op 19 februari gaan we daar het debat over voeren. Ik vraag de Kamerleden om vandaag niet de deur helemaal dicht te gooien in het gezicht van een meerderheid in de samenleving en van onze hulpdiensten. Neem alsjeblieft de tijd om met de leiding van de hulpdiensten, de politie en de zorg te spreken. Stel jezelf nog één keer de vraag: "Is dit het waard? Kan ik de schade aan de samenleving nog langer verantwoorden? Weet ik nou echt beter wat zou helpen om de problemen op te lossen dan de politie en de hulpdiensten?"
Dit is geen links-rechtskwestie. Dit is een kwestie van fatsoen en verantwoordelijkheid nemen. Slechts 9% van de mensen steekt zelf vuurwerk af. De rest is toeschouwer. Mensen kunnen als toeschouwer nog steeds hun plezier halen uit centraal georganiseerde vuurwerk- en lichtshows. En is de mooiste betovering niet het samenzijn met je dierbaren, het met elkaar eten, knuffelen en proosten op het feit dat we hier in Nederland in vrede en veiligheid nog een jaar mogen beleven? Ik hoop dat we dat met hulp van een meerderheid van de Tweede Kamer in februari weer samen centraal kunnen stellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we naar de heer Dassen. Die voert het woord namens de fractie van Volt. Gaat uw gang.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Op de eerste basisschooldag van het nieuwe jaar moesten wij vroeger in de klas altijd onze handen in de lucht steken. U zult zich misschien afvragen waarom. Dat was zodat er geteld kon worden of alle vingers nog aan de handen zaten. Alle kinderen in de klas moesten daar natuurlijk om lachen. Er schoten 24 handen enthousiast de lucht in. Gelukkig voor mijn klas zaten daar altijd nog 240 vingers aan. Als ik terugdenk aan dat tafereel op de eerste dag van het jaar, dan is dat eigenlijk best wel een bizar tafereel. We begonnen het jaar dus met een lichamelijk check om te kijken of alles er nog aan zat.
Zoals we vanavond al hoorden, geldt dat namelijk lang niet voor iedereen. Dit jaar waren er 1.162 vuurwerkslachtoffers bij de spoedeisende hulp en de huisartsenposten. Dat is een klein dorp. 453 slachtoffers zijn jonger dan 16 jaar. 453 slachtoffers! Dat zijn omgerekend twee basisscholen met kinderen die soms getekend voor het leven het nieuwe jaar starten. Fijne jaarwisseling.
De vraag die hier vanavond terecht gesteld wordt, is hoe we voorkomen dat we het nieuwe jaar altijd beginnen met een zware kater en hoe we het weer tot een feest maken. Ik hoor daarop graag een reactie van de minister. Hoe gaan we er een feest van maken als onze politieagenten de jaarwisseling omschrijven als "een levensgevaarlijke missie in een oorlogsgebied"? Graag een reactie. Hoe gaan we er een feest van maken als onze burgemeesters aangeven dat er niet te handhaven valt zonder algeheel verbod? Op afstand kan er namelijk geen onderscheid gemaakt worden tussen legaal en illegaal vuurwerk. Graag een reactie. Hoe gaan we er een feest van maken, als we zien dat meer dan vier op de tien slachtoffers een omstander is, iemand die zelf dus helemaal geen vuurwerk aansteekt? Graag een reactie.
Voorzitter. Een groot gedeelte van de Kamer is inmiddels glashelder. Kom met een algeheel vuurwerkverbod. Kom met professionele vuurwerkshows als vervanging, een feest voor jong en oud. Vanavond hebben we alle redenen gehoord waarom we in de toekomst op een andere manier met vuurwerk moeten omgaan. Ik verbaas me er dan ook over dat de BBB, de PVV, de VVD en NSC halsstarrig blijven vasthouden aan wat is in plaats van aan wat kan zijn. Als het vanwege de traditie is, dan heb ik goed nieuws voor deze partijen. Als ze de traditie in ere willen herstellen, dan gaan we terug naar de grote publieke vuurwerkshows die er al veel eerder waren in Nederland. Zo werd er in 1648 aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog een grote vuurwerkshow gegeven op de Dam. Dat was de traditie. Bij grote evenementen werden er publieke vuurwerkshows gegeven. Naar het schijnt, was dat een geweldig groot feest.
Voorzitter. Ik heb nog een paar korte vragen aan de minister. Klopt het dat politieagenten die gewond zijn geraakt, ellenlange procedures moeten volgen om een schadevergoeding te krijgen? Is hij bereid om hier een alternatief voor te ontwikkelen?
De heer Aardema (PVV):
Collega Dassen memoreerde aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog en de grote vuurwerkshow in Amsterdam. Dat zal vast zo geweest zijn, maar dat is toch heel anders dan tegenwoordig. Toen hadden de mensen geen geld om vuurwerk voor zichzelf te kopen, maar dat hebben ze nu wel. Denkt u nou echt dat, wanneer overal vuurwerkshows worden georganiseerd ... Dat is trouwens heel lastig is, zoals mevrouw Van der Plas net al memoreerde. Er zijn namelijk niet genoeg bedrijven om dat te doen. Stel dat het zou gaan gebeuren, denkt u dat er dan helemaal geen overlast meer zou zijn van vuurwerk, ook al zou je het verbieden?
De heer Dassen (Volt):
Ik denk dat het er inderdaad voor zou zorgen dat er veel minder overlast is. Ik denk dat we dan inderdaad geen 453 slachtoffers jonger dan 16 jaar meer gaan zien. Daar ben ik inderdaad van overtuigd. Om die reden zeggen wij ook: laten we dit zo snel mogelijk invoeren. De redenatie van mevrouw Van der Plas is dat er te weinig bedrijven zijn. Dat is natuurlijk zo, omdat er op dit moment nog te weinig vuurwerkshows worden georganiseerd. Op het moment dat de Kamer besluit dat er een algeheel verbod op vuurwerk komt, maar dat ze wel graag professionele shows wil, dan weet ik zeker dat er voldoende bedrijven zijn die denken: daar ga ik me voor inzetten, want ik wil ook een bedrijf zijn dat een vuurwerkshow kan geven. Ik ben er dus van overtuigd dat we dat met elkaar kunnen regelen.
De heer Aardema (PVV):
Ik heb die overtuiging niet. Zo makkelijk is het volgens mij niet om zo'n bedrijf te starten, ook al zou je er geld meekunnen verdienen.
De heer Dassen (Volt):
Nee, maar de ambitie ...
De heer Aardema (PVV):
Ja, ambitie is mooi, maar ik weet niet of dat gaat lukken. Op het platteland heb je natuurlijk heel veel dorpen waar mensen zelf vuurwerk willen afsteken. Die mensen gaan echt niet naar een stad om daar de grote, mooie vuurwerkshow van een halfuur bij te wonen. Die blijven gewoon in hun eigen dorp. Laten we die mensen dat vooral gunnen.
De heer Dassen (Volt):
Dat gun ik die mensen zeker. Ik kom uit Knegsel. Dat is een klein dorpje onder Eindhoven met 1.200 inwoners. Er zijn nu 1162 mensen slachtoffer van vuurwerk. Dat zou ongeveer heel Knegsel zijn. Laten we er inderdaad voor zorgen dat elk dorp dan een mooie vuurwerkshow heeft. Ik ben ervan overtuigd dat we dat met elkaar kunnen regelen. Ik geloof in de creativiteit van de samenleving en in de ambitie van de samenleving om dat met elkaar op een hartstikke mooie manier te doen. Hoe mooi is het als je gezamenlijke vuurwerkshows hebt, waar het hele dorp elkaar ontmoet en samen oud en nieuw viert, jong en oud bij elkaar? Ik zie het wel voor me.
De voorzitter:
De heer Dassen vervolgt zijn betoog.
De heer Dassen (Volt):
Dank. Is de minister bereid om in Europa een vuurwerktop te organiseren om te komen tot Europese afspraken voor een verbod? Meerdere collega's vroegen daar al naar. Dat lijkt me een goed idee. Een groot gedeelte van de agenten voelt zich onvoldoende voorbereid. Ik ben benieuwd of de minister dit erkent. Welke stappen neemt hij hierop, ook specifiek in verband met alle agenten die nu al aangeven dat ze volgend jaar eigenlijk niet meer willen werken met oud en nieuw; terecht natuurlijk? We kunnen oud en nieuw een feest voor iedereen laten zijn met grote vuurwerkshows waarbij kinderen en ouders hun ogen uitkijken, waar mensen elkaar ontmoeten en samen kunnen vieren en waar ook agenten en hulpverleners van kunnen genieten. Daardoor stellen we kinderen aan het begin van het jaar niet meer de vraag of ze nog tien vingers aan hun handen hebben.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. We gaan nu luisteren naar de heer Eerdmans namens de fractie van JA21. Gaat uw gang.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. De Nederlandse Politiebond zei: de politie is niet meer in staat om burgers tijdens de jaarwisseling voldoende te beschermen. Onze agenten en hulpverleners werden bekogeld met cobra's en mortierbommen. De politie spreekt van een oorlogsgebied. In een oorlogsgebied zet je volgens mij het leger in. Mijn eerste vraag is: kan de minister aangeven of het kabinet bereid is om militairen bijstand te laten verlenen tijdens de komende jaarwisseling?
Voorzitter. Wat zeker niet geholpen heeft, zijn de lokale vuurwerkverboden, zoals dat in mijn stad, Rotterdam. Het was een totaal lachertje. Ik zie graag dat we daarmee stoppen. De keuze is eenvoudig: óf een totaalverbod op vuurwerk óf een keiharde aanval op de illegale import van bommen en explosieven, strenge controles aan de grens en het ontmantelen van sites waarop je heel eenvoudig een cobra kan bestellen. Ik ben voor dat laatste.
Slechts bij 16% van de gewonden met oud en nieuw zijn de verwondingen veroorzaakt door legaal vuurwerk. Is legaal vuurwerk dan ongevaarlijk? Nee, dat is ook niet waar. Vuurwerk is op zichzelf gevaarlijk spul. Je moet er verstandig mee omgaan. Maar elk jaar belanden er 88.000 fietsers op de spoedeisende hulp. Moeten wij de fiets gaan verbieden? Nee. Maar we vinden het wel heel verstandig om ouderen en bezitters van een snelle fiets te vragen een helm op te zetten in het verkeer, net zoals het verstandig is om bij het afsteken van vuurwerk een vuurwerkbril op te zetten, een aansteeklont te gebruiken, afstand te houden en je gehoor te beschermen. Het is niet verstandig om te gaan knutselen met vuurwerk of met kruit, laat staan om cobra's te bestellen en af te steken. Maar laat mensen wat mij betreft met oud en nieuw, als ze dat willen, gewoon hun Romeinse kaars of zilverfontein op de stoep afsteken. Pak de slechteriken aan en niet de gezinnen die veilig achter hun raam of met een vuurwerkbril op genieten van die ene nacht per jaar waarop ze voor de deur mooi siervuurwerk mogen afsteken.
Voorzitter. Mijn gevoel is dat de instroom van illegaal vuurwerk juist is toegenomen doordat we alleen nog maar F2-vuurwerk toestaan; dat zijn de knalerwtjes en de kleine fonteintjes. Wat we vroeger legaal afknalden, is nu illegaal. Maar het aantal gewonden neemt toe. Rara, hoe zou dat nou komen? Ik zeg tegen de voorstanders van een landelijk vuurwerkverbod: be careful what you wish for. Laten we een eeuwenoude traditie van één nacht per jaar afpakken door vandalen? Het klopt dat tijdens corona het aantal vuurwerkslachtoffers drie keer zo laag was. Er was namelijk niemand op straat. Dat is heel effectief, maar willen we een samenleving worden van totale ongezelligheid, waarin elk risico wordt uitgebannen? Willen we een avondkloksamenleving worden? Liever niet.
Voorzitter. Ik denk niet dat we een vuurwerkcrisis hebben. We hebben vooral een gezagscrisis. Dat gaat veel dieper dan vuurwerk. Drank en drugs zijn de grootste problemen. We moeten met elkaar een streep durven trekken. Geweld tegen een hulpverlener of agent betekent celstraf, klaar, uit. Wat mij betreft zit je als aanvullende straf ook de komende vijf jaar elke oudejaarsnacht op cel. Daarom kondigt JA21 vandaag samen met de VVD aan dat we opnieuw het wetsvoorstel indienen dat een taakstrafverbod voor geweld tegen hulpverleners en agenten regelt. We kijken uit naar de behandeling in beide Kamers, want zo nu en dan is het gewoon urgent dat de politiek nieuwe kaders stelt. Als de politie zegt geen rugdekking te voelen, dan moeten het OM en de rechter zeker ook meekijken. Het OM weigert hogere straffen uit te delen, omdat dit zou leiden tot te hoge en disproportionele straffen en strafeisen. Het OM noemt dat "onwenselijk". Er zou ook geen draagvlak voor zijn. We hebben wel een probleem als het OM het gezag van de wetgever ondermijnt; ik denk dat ik dan terecht een probleem heb aangekaart. Ik vraag de minister en de staatssecretaris om een reflectie hierop.
Daar hou ik het bij. Voorzitter, dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. We gaan luisteren naar mevrouw Michon-Derkzen. Zij voert het woord namens de VVD-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Wat zagen we afgelopen jaarwisseling? Daar gaat dit debat immers over. We zagen meer dan 800 incidenten en 245 aanhoudingen, en we zagen dat 295 politiemensen en 49 hulpverleners slachtoffer zijn geworden van fysiek of verbaal geweld. Dat is ernstig. Het is ook goed om hier te zeggen dat er procentueel een daling was van het aantal incidenten en slachtoffers, maar elk incident en elk slachtoffer is er één te veel. We zien sowieso een stijging van de hoeveelheid geweld die wordt gebruikt tegen politie en hulpverleners. Dat is natuurlijk onacceptabel. Ik wil aan de minister van JenV vragen wat hij vindt van het aantal doorgeleidingen naar het Openbaar Ministerie. Er gaan bijvoorbeeld maar 36 zaken van geweld tegen politieagenten en hulpverleners door naar het OM. Dat vind ik schrikbarend weinig. Graag een reactie van de minister daarop.
Voorzitter. Hoe oordeelt dit kabinet sowieso over de jaarwisseling? Ik hoor de heer Schoof een moreel appel doen en zeggen dat het aan de Kamer is. Wat zijn nou het oordeel en de inzet van het kabinet? Graag een reactie daarop.
Voorzitter. Het is voor mij en mijn fractie volstrekt logisch om er alles aan te doen zodat politie en hulpverleners een normale dienst draaien met oud en nieuw. Het is geen verrassing dat wat ze ook dit jaar weer hebben meegemaakt als een steen op mijn maag ligt. Daarom heeft mijn fractie in 2020 een verbod op knalvuurwerk en pijlen gesteund. Alle vuurpijlen zijn verboden, op ons initiatief. Daarom hebben we ook de afsteektijd verkort. Daarom heb ik zelf een initiatiefnota ingediend om de aanpak van illegaal vuurwerk steviger aan te zetten. Daar hebben we in juni '23 met de Kamer over gesproken. Daarom is er ruimte voor lokale verboden. Daarom wil ik cobra's ook zwaarder bestraffen; die moeten onder de Wet wapens munitie vallen. Dit alles hebben we gedaan om uitwassen tegen te gaan.
Voorzitter. Ik hoor de oproep van politie en hulpverleners goed. Nu wordt een totaalverbod gepresenteerd als de oplossing. Met een totaalverbod zou alles zijn opgelost. Ik wil van dit kabinet, van beide bewindspersonen — dank dat ook de staatssecretaris er is — weten of dit gaat werken. Want waarom moeten de goeden onder de kwaden lijden? Spelen we met een verbod op siervuurwerk niet juist de illegale markt in de kaart? Mijn fractie is terughoudend over dit idee en wil echt eerst een aantal punten uitgewerkt zien. Ik hoop ook dat de minister van JenV ruggespraak houdt met politie en Openbaar Ministerie.
We moeten in de eerste plaats af van het illegale vuurwerk. Dat is natuurlijk geen verrassing. We moeten de opsporing van illegaal vuurwerk intensiveren, met steekproefsgewijze grenscontroles. Ook moeten we de targets minimaal op het niveau van 2020 zetten, toen we meer dan twee ton hebben binnengehaald. Afgelopen jaar was dat net iets meer dan 100.000 kilo. Gebeurt er nu voldoende om het illegale vuurwerk tegen te gaan?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik hoor dat collega Michon terughoudend is. Dat begrijp ik niet zo goed. Ik ken collega Michon langer dan vandaag. Zij staat hier bijna wekelijks met een betoog over de veiligheid van agenten, de veiligheid van de politie. En nu vragen die agenten een keer om het over hun veiligheid te hebben, naar aanleiding van de jaarwisseling, en dan geeft de VVD niet thuis.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Deze had ik ook verwacht. Zo kunnen we allemaal wel aan de gang gaan, want dan kan ik tegen mevrouw Van der Werf zeggen dat ik uitkijk naar haar steun, nu wel, voor het taakstrafverbod voor geweld tegen politie en hulpverleners, waarbij D66 het keer op keer laat afweten. Maar het is waar, en zo begon ik ook: ik ben zeer begaan met een veilige werkomgeving voor politie en hulpverleners. Daar doe ik ook alles voor. Daarom grijpt hetgeen zij nu in alle stevigheid zeggen mij ook zeer aan. Maar als we dat doen, wil ik ook weten dat het voor hen daadwerkelijk een normale dienst oplevert. Ik vind het mislukt als straks het siervuurwerk verboden is maar al die cobra's waar politie en hulpverleners last van hebben nog steeds in onze straten en wijken zijn, en ze per nacht nog steeds een aantal maal te maken hebben met een poging tot doodslag. Ik wil dus zeker weten dat wat wij hier doen, bijdraagt aan echte oplossingen voor het probleem. Want ik deel met, denk ik, ongeveer iedereen hier in de Kamer dat het een probleem is.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Afgelopen jaarwisseling vond een of andere idioot het nodig om een nitraat tegen een agent op de fiets te gooien. Diegene heeft daar een halfjaar cel voor gekregen. Laat ik helder zijn dat mij dit volstrekt terecht lijkt. Ik hoop ook dat veel mensen die dit horen het niet meer in hun hoofd zullen halen om zoiets te doen. Maar agenten vragen niet om een taakstrafverbod. Agenten vragen om een vuurwerkverbod. Wat zegt collega Michon dus tegen de agent die vanochtend in De Telegraaf piekfijn uitlegde hoe het voelt om achterna gezeten te worden met potten legaal vuurwerk en te moeten rennen voor je leven?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Er is geen Kamerlid dat hier zou zeggen: gooi maar een nitraat of een cobra op een agent. Dat doet helemaal niemand. Dat doet mevrouw Van der Werf niet en dat doe ik ook niet. Dat is geen legaal vuurwerk, dus dat moeten we steviger aanpakken. Die cobra's moeten onder de Wet wapens en munitie gaan vallen, zodat je de straffen verhoogt. Het moet een afschrikwekkende werking hebben. We moeten die idioten stoppen.
Mevrouw Van der Werf zegt: het gebeurt ook met legaal vuurwerk. Maar als het met legaal vuurwerk gebeurt, is dat ook poging tot doodslag. We moeten zorgen dat we die types ook daadwerkelijk pakken en stevige straffen geven. Daarbij zult u mij altijd aan uw zijde vinden.
Mevrouw Van der Werf blijft hier maar stellen, zoals je ook hoorde in haar eigen betoog, dat met een siervuurwerkverbod al het leed van de wereld voor wat betreft politie en hulpverleners weg is. Dat is gewoon niet zo. Dat is gewoon een valse voorstelling van zaken. Ik zit hier om ervoor te zorgen dat we de uitwassen tegengaan. Ik wil daar ook serieuze antwoorden van de minister op. Dat begint ook met een veel stevigere inzet op illegaal vuurwerk.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voor ons is het makkelijk praten, want wij hoeven het niet te handhaven op straat. Maar de mensen die dat wel moeten doen, zeggen: "We hebben alles geprobeerd. We hebben alle tussenvarianten uitgeplozen. We hebben dit verboden en we hebben dat gedeeltelijk geprobeerd, maar het werkt allemaal niet." En als de mensen die het moeten doen, zeggen dat het niet meer gaat, en als inmiddels vier op de tien agenten zegt dat ze die dienst niet meer gaan draaien omdat ze bang zijn om gewond te raken en omdat hun gezinnen elk jaar in de stress zitten, dan vraag ik me af waarom de VVD daar doof voor is. Ik geef mevrouw Michon graag nog één keer de kans om te reageren op de agenten die dit zo nadrukkelijk naar voren hebben gebracht.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik kijk eerlijk gezegd uit naar alle toekomstige debatten waarin verzoeken van agenten ter tafel liggen. De partij van mevrouw Van der Werf geeft dan niet thuis.
Ik luister heel goed naar deze oproep van agenten. Ik zeg ook: wat zij zeggen en die dienst die zij meemaken, zijn verschrikkelijk. Dat gun ik niemand en zeker niet onze agenten en hulpverleners. We spreken hier vandaag over wat ons als Kamer allemaal te doen staat om ervoor te zorgen dat die dienst veilig is. Dat begint met het veel steviger aanpakken van dat illegale vuurwerk, omdat dat zogezegd de bommen zijn waar zij blijvende schade van ondervinden. De pakkans moet omhoog. De straffen moeten omhoog. Die daders doen dit in feite straffeloos in deze nacht, waarin alles te lijkt te kunnen. Dat ben ik volstrekt met mevrouw Van der Werf eens: daar moeten we een streep doorheen zetten. Mevrouw Van der Werf stelt dat dat alleen kan met een algemeen verbod op siervuurwerk. Ik heb daar een aantal vragen over aan het kabinet, want ik waag dat te betwijfelen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De politie, de politiebonden en de hulpverleners zijn heel duidelijk. Zij zeggen: politiek, help ons. Zij hebben een hele duidelijke vraag aan ons gesteld. Het gaat niet om alle andere dingen die mevrouw Michon hier op tafel heeft gelegd. Die vraag is: lever ons die duidelijkheid en lever ons een totaalverbod, zodat wij daarop kunnen handhaven. Maar wat doet de VVD? De VVD laat de politie hier als een baksteen vallen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit zijn de woorden van mevrouw Van der Werf. Daar neem ik echt afstand van. Maar ik zal dit onthouden voor als we het nog een keer over de politie hebben, bijvoorbeeld over het taakstrafverbod en ik weet niet wat allemaal, waarbij de politie op ons rekent en D66 het laat afweten. Waarvan akte.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Michon-Derkzen geeft aan dat zij met een steen in de maag heeft gekeken naar de situatie. Daar heb ik heel veel respect voor. Zij geeft ook aan dat zij en de VVD er in het verleden alles aan gedaan hebben om de hel die er op 31 december losbarst tegen te gaan. Zij noemt ook allerlei voorbeelden. Daar heb ik dus respect voor.
Mevrouw Michon-Derkzen geeft ook aan dat ze er alles aan wil doen om het voor de hulpdiensten en de politie echt goed te doen. Alleen, dan is er één ding waar de politie om vraagt en dat is waar het mee valt of staat, want een breed pakket valt of staat eigenlijk met een nationaal consumentenvuurwerkverbod, maar bij dat ene ding gooit ze dan de deur dicht. Daar zou ik graag een reactie op willen. Waarom wil ze dat dan niet? U heeft al veel stappen gezet, maar waarom dan die laatste stap niet? Waarom die vraag, de basis waarop ook illegaal vuurwerk aangepakt kan worden, dan niet?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De kern van het antwoord daarop is dat je wil weten dat het ook een oplossing voor het probleem is. Ik denk dat het probleem evident is. We willen hier allemaal dat onze dienders en onze hulpverleners een normale nachtdienst draaien. Het is een beetje anders dan anders, maar we willen niet die gekkigheid waarmee zij te maken hebben. De vraag is of een algemeen verbod op het siervuurwerk een oplossing is voor het probleem dat ik net ook schetste, namelijk de bommen en de cobra's die naar hun hoofd worden gegooid. Daar wil ik meer informatie over. Als je al geen siervuurwerk zou hebben, hoe weet je dan zeker dat we ook van dat illegale vuurwerk af zijn? Hoe zorg je er dan voor dat je die raddraaiers in de nacht wel kan pakken? Die zijn natuurlijk als een dief in de nacht, kilo's lichter dan de politie. Dat zeg ik niet omdat de politie zwaarder is, maar die hebben natuurlijk een volle riem waar kilo's aan alleen al materiaal aan hangt. Hoe zorg je dan dat je het als politie wint van deze gasten die zich helemaal niets aan zullen trekken van een algemeen vuurwerkverbod?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Michon-Derkzen geeft aan dat ze heel graag wil weten of het een oplossing voor het probleem is. Ik vraag me af of ze zich dat ook heeft afgevraagd toen ze de afsteektijden ging verkorten en ook toen het eerste verbod op knalvuurwerk ingegaan is. Dat als eerste. Moeten wij dit dan dus zien als een informatievraag, waarna u dan nog tot een definitieve keuze komt bij de echte behandeling van het initiatiefvoorstel in februari? Of is de deur definitief dicht voor een totaal vuurwerkverbod?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is het wonderlijke van dit debat. We zitten hier om terug te kijken op de jaarwisseling. Dat doen we elk jaar. We hebben ook elk jaar een debat, vaak in commissieverband, nu plenair. En ook deze jaarwisseling, zoals elke jaarwisseling, schrikken we ons allemaal rot van wat er in een oudjaarsnacht gebeurt. Ik heb dit debat met mijn fractie voorbereid door terug te kijken op de jaarwisseling. Natuurlijk gaat het dan ook over de roep van politie en hulpverleners en uit de samenleving; dat is ook doorgenomen. Maar we hebben hier dus vandaag niet een standpunt ingenomen over een wetsvoorstel dat nog ter tafel komt. Als dat aan de orde is, zullen we dat dan doen. Daar heb ik volgens mij een hoop mensen mee teleurgesteld, maar het is niet anders.
De heer Boswijk (CDA):
De VVD en het CDA trekken vaak samen op als het om de politie gaat. Ik ken collega Michon-Derkzen ook als iemand die een warm hart heeft voor de politie en al haar hulpverleners. Ze noemde inderdaad al een aantal voorbeelden uit het verleden van stappen die de VVD op vuurwerk heeft gezet. Daar is ze ook voor te prijzen. Tegelijkertijd heeft het mij verbaasd dat de VVD, die altijd zegt voor de politie te staan, die draai niet heeft gemaakt. We horen nu de noodoproep van de politie, van de korpschef, van alle burgemeesters, eigenlijk van alle ervaringsdeskundigen. Ik bedoel, wie weet beter wat werkt en wat niet werkt dan de mensen in de frontlinie? Het heeft me toch verbaasd dat de VVD die draai niet heeft gemaakt. Ik snap dat die draai niet makkelijk is; we hebben hem zelf gemaakt. Het belang van de hulpverlener heeft voor ons zwaar meegewogen. Het heeft mij verbaasd en ook wel teleurgesteld dat de VVD niet vandaag al de draai maakt. Waarom is dat?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan herhaal ik eigenlijk het antwoord dat ik eerder heb gegeven. Ik wil dat we hier oplossingen voor het concrete probleem met elkaar vaststellen. We zien allemaal het probleem. Ik deel met de heer Boswijk dat we een normale dienst voor onze politie en hulpverleners voor elkaar moeten zien te krijgen. De vraag is of een totaalverbod daar de oplossing voor is. Dat vraagt mijn fractie zich af. Daarom heb ik een aantal vragen aan het kabinet, die ik in dit debat ook zal stellen.
De heer Boswijk (CDA):
Alle vragen die collega Michon-Derkzen aan de minister stelt, zijn de afgelopen weken al meerdere keren beantwoord door de mensen om wie het gaat, namelijk al die politiemensen, burgemeesters en hulpverleners. Ik vraag me oprecht af welke informatie er nog meer nodig is. Natuurlijk is illegaal vuurwerk het probleem, maar ik denk niet dat het een het ander hoeft uit te sluiten. We weten namelijk ook dat het voor de politie onmogelijk is om nu te handhaven, omdat legaal en illegaal vuurwerk door elkaar heen gaan en legaal vuurwerk ook wordt gebruikt om op de politie te schieten. Hoeveel zekerheid moet collega Michon-Derkzen hebben voordat zij die draai gaat maken? Moeten wij niet op bepaalde momenten leiderschap tonen en zeggen: we horen deze zorgelijke informatie uit de samenleving; we gaan nu normeren. Stel dat er vandaag een vuurwerkverbod komt. Dan heb ik geen garantie dat het op 31 december of 1 januari ... Het zal tijd nodig hebben en daar zullen we aan moeten werken. Maar hoeveel informatie, hoeveel zekerheid moet de VVD hebben voordat ze überhaupt die stap zullen zetten?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De heer Boswijk zal in mijn bijdrage horen welke vragen ik heb en welke informatie ik nodig heb. Meneer Boswijk presenteert het in de trant van: u krijgt nog wat informatie en daarmee kunt u die draai maken. Zo zeg ik het helemaal niet. Ik zeg: er zijn heel veel mensen die ook genieten van het vuurwerk, die genieten van het oudjaar en die er op een hele verantwoorde manier mee omgaan. Er is een kleine groep mensen die dit totaal verstiert voor een groep die ervan geniet. Je zou natuurlijk willen dat je die kleine groep veel harder kan aanpakken en dat je veel steviger kan interveniëren, zodat de rest van de mensen met rust wordt gelaten. Zo ken ik, eerlijk gezegd, de heer Boswijk ook. Dat is wat je wil: een normaal oud en nieuw. Maar dat lukt maar niet. Daar begon ik mijn inleiding ook mee. De hele tijd probeer je het met maatregelen in te dammen en het beheersbaar en gecontroleerd te houden. Dat lukt maar niet. Daar erger ik me kapot aan, omdat je niet wil dat de goeden onder de kwaden lijden, wat dus wel zo zou zijn als je tot een algeheel vuurwerkverbod komt.
De voorzitter:
Laatste interruptie, meneer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
In mijn ideale wereld zouden we zeggen: we houden oudejaarsavond zoals ik die in mijn jeugd had en zoals ik die zelf persoonlijk heb beleefd, namelijk simpel vuurwerk afsteken op mijn oprit en daarna de buren een gelukkig nieuwjaar wensen enzovoort. Dat zou mijn ideaalbeeld zijn. Maar helaas zijn er heel veel hulpverleners en heel veel politieagenten die zeggen: "Twintig jaar geleden wilde ik graag die dienst draaien, maar nu probeer ik eronderuit te komen en ga ik met angst en beven naar mijn werk. Mijn gezin is opgelucht als ik weer thuiskom". Het grote plezier is heel belangrijk, maar dan vind ik toch het belang van de persoonlijke fysieke veiligheid van de hulpverleners en de politie, die onze samenleving draaiende houden, zwaarder wegen.
Dan hoor ik collega Michon-Derkzen zeggen: we moeten harder straffen en strenger handhaven enzovoort. Ja, daar ben ik allemaal voor. Alleen, de politie zegt: wij kunnen niet handhaven, omdat wij dat onderscheid tussen legaal en illegaal niet kunnen maken, omdat de druk op de politie al hoog is. De politie zegt: "Kom met een vuurwerkverbod. Dat is het enige wat helpt. Help ons!" We hebben alle informatie. Dan is het nog steeds zoeken hoe we de toekomstige nieuwjaarsshows gaan inrichten, waar ik het net met collega Van der Plas over had — daar kunnen we allemaal over soebatten — maar ik denk dat het met een vuurwerkverbod makkelijker handhaven is dan op de manier waarop we het nu hebben ingericht. Ik denk dat we daar niet heel veel meer informatie voor nodig hebben. Dus nogmaals de vraag: wat heeft collega Michon-Derkzen nog meer nodig dan alles wat alle ervaringsdeskundigen, bijvoorbeeld de politie, de korpschef enzovoort, hebben gezegd?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Nogmaals, dat ga ik zo in mijn bijdrage ook vertellen. Ik begon er net al mee: het komt erop neer dat hier nog steeds veel te veel illegaal vuurwerk is en dat het absurd is dat er binnen Europa nog steeds cobra's worden geproduceerd, terwijl we als Kamer ons hier al keer op keer over hebben uitgesproken: zet je er in Europa voor in dat die productie stopt. Iedereen rijdt over de grens en kan alles wat hij maar wil in zijn achterbak stoppen. In België kan je het hele jaar vuurwerk kopen en in Duitsland kan dat de laatste paar dagen voor oud en nieuw. Al dat soort zaken zijn toch absurd? Die moet je dan toch ook aanpakken als je vindt dat je die nacht beter moet handhaven en minder vuurwerk moet hebben? Dan moet je toch naar het totaal kijken? Dan moet je niet hier het vuurwerk door de shredder gooien, wat vervolgens zorgt voor files naar België en Duitsland, en dan zeggen: wij hebben het hier toch maar mooi voor elkaar, want het vuurwerk is weg. Dat vind ik absurd. Dus als dat het is, dan ben ik daar niet voor. Het moet echt iets intelligenter zijn dan dat. Daarmee zeg ik niets over uw vragen, maar daar moet je dus breder naar kijken. Je moet niet denken dat je met een eenvoudig siervuurwerkverbod alle problemen oplost. Dat is gewoon niet zo.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De beschuldigingen richting het CDA zijn beschuldigingen richting de politie, want de politie zegt, samen met de rest van de samenleving, tegen de VVD: een essentieel onderdeel van de oplossing, een essentiële stap om ons te helpen de jaarwisseling en de samenleving in brede zin veiliger te maken, is een landelijk vuurwerkverbod. Ik vraag de VVD om dat hier niet verder te bagatelliseren. Laten we daar verder op doorgaan. Want de VVD erkent, terecht, dat we het hebben geprobeerd met allerlei deelmaatregelen, die de VVD heeft helpen te nemen, waarvoor alle respect. Maar dat heeft duidelijk niet geholpen, zoals mijn collega ook concludeert. We horen dat de VVD nu toch weer wil inzetten op deelmaatregelen, zoals het nog harder aanpakken van illegaal vuurwerk, terwijl de politie zegt: dat kunnen we helemaal niet, als er geen landelijk vuurwerkverbod is; dat werkt gewoon niet. Luister naar de politie. De VVD zegt: laat de cobra onder de wapenwet vallen. De politie zegt: maar dat kan nu al; als je een cobra als wapen inzet, kun je dat al onder die wet laten vallen. Dat zijn allemaal deeloplossingen. Mijn vraag aan de VVD is dus of ze bereid is om de deeloplossingen nu even te laten voor wat ze zijn. Prima om die als aanvulling te overwegen, maar ik zou zeggen: toon de politie in ieder geval respect, erken dat daar de expertise zit en laat zien dat de VVD bereid is om het landelijk vuurwerkverbod in te koppen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Er worden mij allemaal woorden in de mond gelegd. Ik heb veel respect voor de politie. Punt. We spreken hier vandaag over de afgelopen jaarwisseling en discussiëren over de vraag hoe we die beheersbaar kunnen houden, juist voor onze politie en onze hulpverleners. Daar hebben we het debat over. Ik hoop straks van het kabinet antwoorden op mijn vragen te krijgen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik zou het jammer vinden ... Ik snap dat de VVD tijd nodig heeft; laat ik dat vooropstellen. Op 19 februari kunnen we het debat verder voeren. Maar de VVD stelt hier toch een aantal dingen en komt toch weer met deeloplossingen, terwijl ze erkent dat de deeloplossingen tot nu toe niet hebben gewerkt. De VVD stelt dat het hier vandaag over de veiligheid tijdens de jaarwisseling gaat. Daar hebben wij het ook over. De politie zegt: die veiligheid kun je alleen maar bereiken als je de stap naar een landelijk vuurwerkverbod zet. Dat is gewoon een essentiële stap. Kan de VVD daarop reageren?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het lid Kostić vraagt mij keer op keer, omdat zij dat graag zou willen horen, of ik hier wil zeggen: ik ben het met u eens dat er een landelijk siervuurwerkverbod moet komen. Maar ik ben niet voor zo'n verbod. Dat is ook al gepubliceerd; ik ben daar niet voor. Ik ben nu niet voor een landelijk vuurwerkverbod. We hebben een aantal vragen over de afgelopen jaarwisseling. Ik hoor wat de politie zegt. Ik zie wat er is gebeurd. Daar gaan we het dus vandaag over hebben. Over een aantal weken — ik weet niet precies wanneer — gaan we het ook over het initiatiefwetsvoorstel hebben. Dan komen we er weer over te spreken. Ik kan het dus niet mooier maken; dit is het.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Oké. Nogmaals, ik zie dat de VVD hier ontwijkend in is. Dat begrijp ik, want dit moet blijkbaar nog intern worden afgestemd. Ik heb toch wel de hoop dat ze de juiste stap maken. Maar ik weet oprecht niet hoe het komt dat de VVD dan toch twijfelt. Een meerderheid binnen de achterban van de VVD is er namelijk voor. De hulpdiensten zijn ervoor. De experts in het veld, die er alles van weten, zijn ervoor en pleiten ervoor. Daarom ben ik gewoon benieuwd en wil ik heel graag een antwoord op deze vraag: op welke bronnen — noem drie voorbeelden — baseert de VVD zich als ze zegt niet te weten of een landelijk vuurwerkverbod gaat helpen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het lid Kostić gaat door op het wel of niet voorstander zijn van een landelijk vuurwerkverbod. Ik heb ook al aangegeven dat dat in mijn fractie nu ook niet aan de orde is geweest omdat we dit debat voorbereidden. Ik zou überhaupt graag binnen de muren van mijn fractie willen houden wat er in mijn fractie gebeurt. En daar wil ik het bij laten, dus voor dit debat is dit het.
De heer El Abassi (DENK):
Ik ben juist wel benieuwd naar de verhoudingen binnen de fractiemuren van de VVD. Ik hoorde mevrouw Michon-Derkzen eigenlijk twee dingen zeggen. Ten eerste: we weten niet of het wel of niet gaat werken. Twee: de goeden moeten niet onder de kwaden lijden. Ik vind dat in principe hele legitieme vragen, maar niet voor de VVD. Wij kennen de VVD juist als een partij die wat vindt als het gaat om demonstraties, als het gaat om lijsten, als het gaat om het bijhouden van gegevens, als het gaat om de motie-Becker, waarin alle mensen met een migratieachtergrond worden onderzocht, en als het gaat om cameratoezicht. Als het aan de VVD ligt, plaatsen we zelfs camera's op toiletten, zodat we kunnen zien wat mensen daar doen. Ik ben dus op zoek naar waarom de VVD hier anders over denkt. Ik hoor het argument "we weten niet wat er gebeurt", maar we hebben heel veel voorstellen van de VVD gezien waarbij de VVD aan de voorkant niet weet hoe het uitpakt. Ten tweede: de goeden moeten onder de kwaden lijden. Ik heb het hele rijtje genoemd. Wat vindt mevrouw Michon-Derkzen daarvan?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik vind de hele inleiding van de heer El Abassi vrij absurd, met allerlei kwalificaties waar ik het totaal niet mee eens ben. Hij maakt er een karikatuur van. Ik zeg dat de goeden niet onder de kwaden moeten lijden, omdat heel veel mensen op een normale manier oud en nieuw vieren en er gewoon een paar hardnekkige raddraaiers zijn die het nodig vinden om met vuurwerk naar de politie te gooien. Dat zijn totale idioten. Die wil ik inderdaad aanpakken. De rest van de mensen wil ik met rust laten en op hun zelfgekozen manier oud en nieuw laten vieren. Dat is wat ik wil.
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoor mevrouw Michon-Derkzen aangeven dat mijn inleiding absurd is, maar volgens mij geef ik daarin alleen maar de twee redenen aan die mevrouw Derkzen noemt om te pleiten tegen een vuurwerkverbod. Vervolgens beargumenteer ik ook waarom. Mevrouw Michon-Derkzen staat nu precies op de plek waar ze gewoon antwoord kan geven en dingen kan weerleggen. Zeggen dat iets absurd is, lijkt mij niet voldoende. De maatregelen die ik noemde, zijn hier namelijk allemaal door de VVD genoemd. Ik vraag me af waarom mevrouw Michon-Derkzen voor algemene maatregelen is waarbij inderdaad steeds weer de goeden onder de kwaden lijden en waarbij we aan de voorkant niet weten of het werkt, maar de VVD dit keer, wanneer er politieagenten in gevaar zijn en zij aangeven de oplossing te weten, kiest voor een andere afslag. Ik ben toch benieuwd waarom.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Daar geef ik hetzelfde antwoord op. Ik hoor eerlijk gezegd ook geen nieuwe vraag.
De heer El Abassi (DENK):
Dan kan ik niet anders dan constateren dat de VVD helemaal niet doet wat de agenten willen, maar gewoon kijkt wat binnen hun straatje past.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Heel goed.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen gaat haar inbreng afronden.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, heel graag. Wat betreft opsporing van illegaal vuurwerk had ik gevraagd wat het doel is voor aankomend jaar. Wat is de aanpak binnen de Europese Unie op het gebied van illegaal vuurwerk? Hoe zit het met de evaluatie van die Pyrorichtlijn? Die zou dit jaar gereed zijn. Wat gebeurt er met het non-paper waarin Nederland, onder druk van de Kamer, op initiatief van mij met mevrouw Mutluer, pleit voor een verbod op de productie van cobra's? Waar blijft de Europese pyro-pass? Die is er nu alleen voor de Benelux, maar die moet natuurlijk Europees worden, zodat professionele kopers en verkopers zijn geregistreerd. Ik wil urgentie op de Europese aanpak.
Dan wil mijn fractie zichtbare handhaving, in aanloop naar en tijdens oudjaarsnacht. Raddraaiers moeten worden opgepakt en voor die nacht in bewaring gesteld worden. Hoe dan? Wat heeft de politie nodig? Ik heb eerder voorgesteld om een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen, zodat de politie meer bevoegdheden heeft. Hoe kijkt de minister daartegenaan? De pakkans moet omhoog en de straf moet worden verzwaard voor de idioten die de politie met vuurwerk belagen, want dat is poging tot doodslag. Ik rond af, voorzitter. Ik zie dat u streng kijkt. Heeft de politie nou voldoende uitrusting en heeft de politie ook de innovatieve middelen die nodig zijn om in de nacht iemand aan te pakken? Ik heb haar zelf een keer over DNA-spray gehoord. Ik heb haar over middelen bij NFI gehoord. Daar wil ik een reactie op.
Dan als allerlaatste de verkoop aan Nederlanders vanuit België en Duitsland. 24% komt uit België en Duitsland. Het kabinet moet nu echt aan de slag met het punt dat we hier ook al keer op keer hebben gemaakt: legitimatieplicht voor de kopers in die andere landen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan komt er toch weer een interruptie, van de heer Dassen en van mevrouw Bikker. Graag wat korter, want volgens mij wil iedereen ook een keer aan de dinerpauze beginnen.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter, dit is volgens mij een belangrijk debat, dus ik stel voor dat we tot de dinerpauze ook gewoon het debat goed voeren. Ik heb inderdaad een vraag, want ik heb het hele betoog van mevrouw Michon-Derkzen gehoord. Ze heeft het de hele tijd over "de goeden mogen niet onder de kwaden lijden" en "de raddraaiers moeten hard gestraft worden". Maar meer dan vier op de tien mensen is een omstander. Dan gebeurt het door een ongeluk, doordat een pijl niet goed wordt afgestoken, of doordat ze op een verkeerde plek staan. Dus hoe gaat mevrouw Michon-Derkzen daarmee om? Dat heeft niet per se te maken met raddraaiers of de kwaden. Dat gebeurt omdat vuurwerk gewoon een gevaarlijk product is.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Als er een omstander door een pijl is geraakt, betekent dat dat degene bij wie je op visite was of die in jouw straat was, illegaal vuurwerk gebruikte. Alle pijlen, tot en met de kleinste babypijltjes, zijn verboden. Ik heb de cijfers ook gezien, dus ik ontken daarmee niet dat vier op de tien slachtoffers omstanders zijn. Maar dat kan niet door een pijl. Dat komt dus door de pot of de cake of de fontein, zoals het officieel heet. Dat is natuurlijk ernstig. Er zijn met vuurwerk omstanders. Daarom hoor je ook de oogartsen. Ik noem ook mensen met dieren. Er zijn hele groepen mensen die last hebben van oud en nieuw. Ik heb in mijn eigen bijdrage ingezoomd op de dienst van de politie en de hulpverleners, omdat dat voor mij wel de kern is van de negatieve uitwassen van oudjaarsnacht, waar ik iets aan zou willen doen. Zo voel ik dat het sterkst en zo voelt mijn fractie dat ook. Daarmee bagatelliseer ik niet wat er met omstanders is gebeurd, maar ik heb ingezoomd op de dienst van politie en hulpverleners.
De heer Dassen (Volt):
Ik vraag het ook omdat er wordt aangegeven dat dit hier gepresenteerd wordt als een totaaloplossing. Dat is het natuurlijk niet. Het is misschien niet een totaaloplossing, maar het zorgt er wel voor dat we een hele hoop leed gaan voorkomen. Ik had het net in mijn eigen bijdragen over de 453 kinderen die het jaar starten met letsel. Ogen die er niet meer zijn, verloren vingers of brandwonden: het maakt eigenlijk niet uit. Er is geen enkel feest in Nederland waarbij we dat zouden accepteren: de dag erna 453 kinderen met letsel, twee volle basisscholen. Ik kan er zelf eigenlijk niet bij dat we dit als Kamer accepteren. Als dat met carnaval zou gebeuren, of met Koningsdag of met het maakt niet uit, dan zouden we er hier alles aan doen om dat te voorkomen.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Dassen (Volt):
De experts — de burgemeesters, de politie, de oogartsen — geven aan ...
De voorzitter:
Dat heb ik al twintig keer gehoord; een vraag graag.
De heer Dassen (Volt):
... dat een verbod daarbij zou helpen. Dus mijn vraag is ook: is mevrouw Michon-Derkzen het met mij eens dat het in ieder geval een deel van de oplossing zou kunnen zijn?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De heer Dassen en ik zijn allebei in de fijne omstandigheid dat we kinderen hebben. Ik denk dat die van de heer Dassen nog te jong zijn om vuurwerk af te steken. Die kinderen mogen officieel pas vanaf een zekere leeftijd vuurwerk afsteken. Je ziet dat dat steeds jonger gebeurt. Ze moeten een bril dragen. Ze moeten met zo'n lont vuurwerk afsteken. Als je dat als ouders heel erg in overleg en met allerlei dwingende opdrachten richting je kinderen met je kinderen doet, dan vind ik dat dat op een verantwoorde manier kan. Meneer Dassen vraagt of ik gewonde kinderen erg vind. Ja, natuurlijk vind ik gewonde kinderen erg. Dat vindt iedereen erg. Maar ik als ouder durf hier te zeggen dat ik op een verantwoorde manier met mijn jonge kinderen vuurwerk afsteek.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Dassen (Volt):
Dan de laatste interruptie over wat mevrouw Michon zelf als kern van het debat had, namelijk de raddraaiers. Een van de belangrijkste punten die worden aangegeven, is de handhaafbaarheid. Illegaal vuurwerk kan niet onderscheiden worden van legaal vuurwerk, zeker niet op zo'n avond. Als je het echt goed wilt kunnen handhaven, dan moet het uitvoerbaar zijn. Uitvoerbaar wordt het pas op het moment dat er een geheel verbod is. Mevrouw Michon-Derkzen heeft inmiddels het antwoord gegeven dat ze daar vandaag niks meer over gaat zeggen, maar ik hoop in ieder geval dat ze dat meeneemt in de afweging die de VVD gaat maken. Je kunt niet zeggen dat je de raddraaiers gaat aanpakken terwijl de politie aangeeft dat het niet te handhaven is op het moment dat er geen verbod is.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik hoop natuurlijk dat de heer Dassen met mij dat illegale vuurwerk nog steviger wil aanpakken. Er is hier te veel illegaal vuurwerk in Nederland. Het is te makkelijk om aan illegaal vuurwerk te komen. Het is ook niet stevig genoeg genormeerd dat het idioot is om illegaal vuurwerk te hebben, laat staan af te steken. Daar moeten we in ieder geval hier Kamerbreed — daarbij reken ik ook op de steun van de heer Dassen — paal en perk aan stellen. Dat moet sowieso.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik ben eigenlijk wel blij dat mevrouw Michon-Derkzen als goed liberaal niet zomaar alles wil verbieden. Dat vind ik heel gezond. Ik snap dat ze dus niet voor een lomp vuurwerkverbod is, maar ik zou wel denken aan een intelligent vuurwerkverbod waarin we de samenleving juist de ruimte geven om goede initiatieven te nemen. Dat zou weleens heel goed bij kunnen dragen. Is zij richting het debat dat we nog gaan voeren, bereid om met mijn fractie te spreken over hoe we dat op een slimme manier kunnen doen, om te voorkomen dat we hier wel veel gedebatteerd hebben, maar dat uiteindelijk de afdronk is: "we dronken een glas, we deden een plas en alles bleef zoals het was"? Dat willen toch niet hebben de komende jaarwisseling?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ook op dit punt wil ik niet vooruitlopen op het debat dat we hebben. Het enige wat ik wel richting mevrouw Bikker wil aangeven, is het volgende. Er wordt de hele tijd gezegd: als er geen siervuurwerk meer is, dan zullen er wel vuurwerkshows zijn. Nou, lang niet alle 342 gemeenten die we hebben, hebben een Erasmusbrug of een Hofvijver of zijn van een dermate grootte dat daar een vuurwerkshow is. Ik ben er zeker voor dat er gewoon oud en nieuw moet kunnen worden gevierd. We gaan niet in één keer met z'n allen om 22.00 uur naar bed. Los daarvan komen we daar allemaal over te spreken als we het wetsvoorstel behandelen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, dank u. Dat stelt me teleur, want nou maakt mevrouw Michon-Derkzen een frame van mijn voorstel. Ik zeg juist: stel mensen in staat om dat ook op een kleinschalige maar geordende manier vrolijk te vieren. Ik heb daar allerlei voorbeelden van genoemd in mijn eigen bijdrage. Leg dus verantwoordelijkheid terug. Ik zou denken dat iedere liberaal daar vrolijk verend bij omhoog springt. Laten we zorgen dat we de hulpverleners weer een feest geven dat ook als feest voelt. En ja, dat is handhaven aan de ene kant, maar aan de andere kant de samenleving weer betrekken, in plaats van dat het een nacht lang strijd is tegen de politie, wat we nu op sommige plekken zien. Daar moeten we doorheen. Dus nogmaals mijn uitgestoken hand naar de VVD: een dom vuurwerkverbod moet je zeker niet doen, maar zet alsjeblieft stappen richting een slim vuurwerkverbod in plaats van dat weg te zetten en te framen als onhaalbaar. Ik ken de VVD als een intelligente partij, dus kom op, ga mee en laten we er een feest van gaan bouwen in plaats van elkaar weg te zetten met frames links en rechts.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zal sowieso met veel interesse en natuurlijk met alles wat ik in me heb naar alle voorstellen kijken. Overigens brengt dat me ook nog op een punt waar we het in dit debat helemaal niet over hebben, namelijk dat we ook met de vuurwerksector — daarom ben ik blij dat de staatssecretaris er is — in gesprek moeten om te kijken of überhaupt het product vuurwerk veiliger kan. Het gaat dan om CE-markering en het punt dat de ILT heel veel afwijst. Ook daar zou ik graag de staatssecretaris over horen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Nispen, die spreekt namens de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Oud en nieuw is op veel plekken feestelijk verlopen, maar op veel te veel plekken was de afgelopen jarenwisseling weer onrustig, met brandjes, ongelukken, vernieling en geweld, ook tegen hulpverleners. Te veel mensen kunnen zich niet gedragen en vertonen asociaal of ronduit crimineel gedrag. Dit kan zo niet langer, is het algemene gevoel. De politie is het inderdaad spuugzat. Dat gevoel deel ik. Maar we moeten het debat wat mij betreft niet versmallen tot een discussie over een verbod op siervuurwerk. Ik zie dat zelf niet als een oplossing voor de onrustige jaarwisselingen en alles wat er misgaat.
Het vuurwerk waarmee veel ongelukken gebeuren, is al verboden: knalvuurwerk, vuurpijlen en Romeinse kaarsen. Het verbieden van die soorten vuurwerk heeft de SP gesteund, net als de aanpak van illegaal vuurwerk, bijvoorbeeld de cobra's uit andere landen. Deze illegale explosieven uit het buitenland zijn een steeds groter probleem. Die bommen zorgen voor de ernstigste ongelukken. Illegaal vuurwerk dat al verboden is, kun je niet nog een keer verbieden. Wat blijft er dan over? De categorie met sterretjes en kleine fonteintjes, F1, en de categorie siervuurwerk, zoals de grotere fonteinen en de cakes, F2. Daarmee gebeuren ook ongelukken, zeker. Veilig vuurwerk bestaat namelijk niet; dat klopt. Maar die ongelukken zijn minder heftig dan met het illegale knalvuurwerk, de explosieven of die andere gevaarlijke vormen die al verboden zijn. Het zijn ook geen sierfonteinen waarmee naar de politie is gegooid of waardoor agenten gehoorbeschadiging oplopen. Dat is vooral illegaal vuurwerk, gegooid door types die zich niet kunnen gedragen en zich niets aantrekken van de huidige regels, vaak jonge mannen. Daarvoor geldt: opsporen, vervolgen, bestraffen, aanpakken die gasten, en nagaan en analyseren waar dat gedrag vandaan komt.
Met een verbod op sierfonteinen is niet het probleem van de politie opgelost. Ik geloof daar niet in, hoezeer ik ook begrijp dat de politie het spuugzat is en die oproep heeft gedaan. Ook denk ik echt oprecht niet dat een verbod op al het siervuurwerk opeens zal leiden tot een vuurwerkloze samenleving, want in steden met een vuurwerkverbod werd nog steeds veel vuurwerk afgestoken. We zagen ook massale overtredingen van het verbod om vuurwerk af te steken tijdens de coronatijd. We zien ook al zolang als ik weet illegaal vuurwerk uit België en Duitsland ons land binnen gebracht worden. Met een verbod op sierfonteinen ben je daar niet opeens allemaal vanaf. Sterker, het is eigenlijk een soort experiment tot wat voor gedrag dat dan gaat leiden. Ikzelf kan nog niet goed beredeneren waarom een verbod op sierfonteinen opeens zal leiden tot een rustige, fijne jaarwisseling, met alleen maar nette, brave mensen die zich keurig aan alle regeltjes houden. Ik wou dat het zo was, maar ik denk het niet.
Er is een stevige vuurwerktraditie in ons land. Zie hoeveel mensen nog steeds de behoefte hebben om vuurwerk af te steken. Het zit heel diep; dat blijkt ieder jaar. Dat kan zeker veranderen in de toekomst; dat is prima. Maar een van bovenaf opgelegd politiek verbod gaat daar volgens mij nu niet aan bijdragen. Wat dan wel? Maak stevige afspraken met andere landen. Streef naar een Europees verbod op explosieven, want vuurwerk is het niet meer te noemen. Hoe staat het met de inzet van de minister? Kunnen er alleen met België en Duitsland stevige afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld in de grensregio's, als bijvoorbeeld Polen en Italië nog niet zo ver zijn?
Ook willen we een stevige aanpak van raddraaiers, met straffen maar ook met maatregelen, zoals het vergoeden van schade en een meldplicht bij de volgende jaarwisseling, plus een verplichte gedragstherapie, en inclusief gesprekken met gedupeerden door hun handelen. Laten we kijken hoever we komen met georganiseerde vuurwerkshows door professionals op centrale plekken. Die kunnen mogelijk leiden tot een verschuivend draagvlak, naar minder consumentenvuurwerk. Jongerenwerkers en politieagenten moeten meer in de wijken aanwezig zijn en niet alleen of pas als er problemen zijn. Wat wordt er nou preventief ondernomen in de wijken waar door het jaar heen zo weinig naar wordt omgekeken? Stop met de opslag van vuurwerk in woonwijken. Dat is heel gevaarlijk. Ik vind het heel slecht, zeg ik tegen de staatssecretaris, dat de regering de aangenomen Kamermotie-Mutluer c.s. niet uitvoert. Laat de vuurwerkbranche vuurwerkbrillen verstrekken aan afnemers. En — het is al genoemd — zorg ervoor dat agenten beschikken over functionerende spullen. C2000 werkte weer eens niet. Dat is hét communicatiemiddel van de politie en dat faalde, voor de zoveelste keer. De minister laat zijn agenten werken met spullen die het niet doen. Dat kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Dat kan niet, en dat moet beter.
De voorzitter:
Dat was uw inbreng?
De heer Van Nispen (SP):
Dat was mijn inbreng. Ik was ook door mijn tijd heen.
De voorzitter:
Dat klopt. Daarom constateer ik dat. De heer Gabriëls heeft een vraag.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag van de heer Van Nispen van de SP willen weten hoe hij reageert op de oproep van alle ziekenhuizen in Nederland en ook van alle artsenorganisaties, traumatologen, plastisch chirurgen en noem maar op, dus van de hele zorg.
De heer Van Nispen (SP):
En de politie inderdaad. Ik zie de verschuiving in de politiek en in de maatschappelijke discussie. Ik hoor die argumenten. Wij zijn niet doof en blind voor die discussie. Ik heb sommige partijen hier wel horen zeggen — dat zei de heer Gabriëls niet — dat we hiernaar moeten luisteren omdat de politie het wil. Diezelfde argumentatie kan ik voortaan ook gebruiken als het gaat om beter salaris, minder werkdruk en extra politiecapaciteit. Ik zeg het er maar meteen bij: mijn fractie is bijvoorbeeld ook niet voor een taakstrafverbod, wat de politie misschien in meerderheid heel graag zou willen. We moeten daar wel open en eerlijk over blijven. Niemand hier volgt blind alle wensen vanuit de politie of de zorg. Laten we samen optrekken waar we kunnen, bijvoorbeeld waar het gaat om meer collega's in de zorg en bij de politie, maar op dit punt maken wij een andere afweging.
Waarom? Ik heb beargumenteerd waarom een verbod op siervuurwerk volgens ons niet zal leiden tot een oplossing voor alle problemen. Want er is niet met sierfonteinen naar de politie gegooid. Volgens mij zijn de ernstigste ongelukken gebeurd met het illegale vuurwerk, de heftige explosies, de cobra's. Dat levert de allergrootste ellende op. Maar ik begrijp die oproep vanuit de zorg wel.
Ik heb ook beargumenteerd dat wij vrezen voor het gedragseffect. Waar gaat het toe leiden als je iets verbiedt waar nog heel veel mensen waarde aan hechten? Heel veel mensen genieten van vuurwerk en gaan er ook verantwoord mee om. Heel veel mensen vinden dat nog steeds heel erg leuk. Kijk hoeveel mensen het afsteken en hoeveel mensen naar buiten gaan om daarvan te genieten. Ik weet niet goed wat het gedragseffect is als je dat zou gaan verbieden. De stelligheid waarmee hier door sommigen wordt beweerd dat ze precies weten dat dat een einde brengt aan alle problemen heeft mij verbaasd, zeg ik daar even bij.
De voorzitter:
Nee, u heeft geen interrupties meer, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nog eentje.
De voorzitter:
Nee.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Zeker. Zes in totaal: twee voor NSC, twee voor VVD en nu net eentje bij de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Anders mag hij er eentje van mij hebben, want ik heb nog niet geïnterrumpeerd.
De voorzitter:
Nou, goed dan. Maar dat is echt de allerlaatste, want hier is geteld en was het de laatste.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik wil één zaak toch wel even rechtzetten. U zegt dat er politieagenten zijn aangevallen met illegaal vuurwerk, maar er zijn ook cakeboxen gedraaid waarmee agenten zijn aangevallen. Agenten kunnen dat verschil niet zien. Er is niet bekend met welk vuurwerk agenten zijn aangevallen. Dat wil ik vooropstellen. Dat is een.
Mijn tweede punt gaat over de zorg. U heeft bijna niet gesproken over alle kosten in de zorg. De oogziekenhuizen, alle zorgverleners die dit oproepen, de artsenorganisaties en alle ziekenhuizen in Nederland willen dit, zonder uitzondering. NSC en VVD bieden nog ruimte voor het debat in februari. Ik zou het zo fijn vinden ... Ik roep u op om ook bij de SP die discussie nog intern aan te gaan, om in ieder geval ruimte te bieden voor het debat dat we op 19 februari gaan hebben. Dat is de vraag die ik wil stellen.
De heer Van Nispen (SP):
Het denken staat nooit stil. Ik zei ook: wij luisteren naar de argumenten. Ik ken die cijfers ook. Het is inderdaad heel erg pijnlijk dat er zo veel ongelukken gebeuren. Een deel daarvan is ook met legaal vuurwerk. De heer Gabriëls zei dat niet bekend is met welk vuurwerk de politie wordt aangevallen. Ik heb ook gehoord dat er een cakebox is omgedraaid. Ik weet niet precies hoe vaak dat is gebeurd, maar ik geloof niet dat het merendeel van het vuurwerk waarmee naar de politie is gegooid, sierfonteinen en cakeboxen van €150 zijn. Dat lijkt mij gewoon sterk. Het zal vast zijn voorgekomen, maar het grootste probleem waardoor de politie zegt dat ze daar in een oorlogsgebied zitten waar ze met van alles om de oren gegooid worden, is toch echt knalvuurwerk. Dat is al verboden. Dat is de kern van mijn betoog. Natuurlijk is het ingewikkeld om dat te zien en om dat vast te stellen. Natuurlijk is dat zo. In het heetst van de strijd kun je dat verschil niet maken. Maar projectielen die gegooid worden en dan ontploffen, zijn geen legaal consumentenvuurwerk in Nederland. Dat is gewoon niet zo.
En waarom ik in dit debat nog niet zo veel over de zorg heb gesproken ... Ik denk dat mijn partij van alle partijen hier het meest over de zorg spreekt. Wij nemen die oproep serieus. Ik heb ook een gesprek gehad met een oogarts, mede op aandringen van het lid Kostić, zeg ik daar meteen bij. Dus ik probeer daar absoluut naar te luisteren. Het denken staat niet stil. Maar ik vind het te makkelijk om te zeggen "verbied nou het consumentenvuurwerk, dan zijn de problemen opgelost". Dat is wel de stelligheid waarmee sommige partijen dat hebben gezegd. Daar ga ik dus niet in mee. Ik heb uitgelegd waarom ik vrees voor het gedragseffect en dat we niet precies weten wat er dan gaat gebeuren.
De voorzitter:
Lid Kostić, dit is echt uw laatste interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat klopt helaas. Ik heb grote waardering voor mijn collega van de SP. Ik ken hem als iemand die altijd op de inhoud zit. Maar nu hoor ik argumenten die allang onderuit zijn gehaald. Net kwam aan bod dat illegaal vuurwerk het probleem is. We weten dat een landelijk vuurwerkverbod een essentieel onderdeel is om dat op te lossen. Dat weten we. Het is niet alleen maar dat, maar het is wel een essentieel onderdeel om al die problemen die de SP ook benoemde, op te lossen. Ik heb nog niet eens aangekaart wat het fijnstof doet met al die 750.000 longpatiënten en de zorg. De SP heeft dat ook allemaal erkend. Wat ik dus niet begrijp, is het volgende. De SP ziet dit allemaal en hoort de verhalen. De heer Van Nispen had het net over de artsen, de ziekenhuizen, de politie en iedereen in de samenleving. Maar toch komt hij tot de conclusie met de woorden "ik geloof", "ik geloof niet", "ik geloof" en "ik geloof niet". Dat is natuurlijk iets persoonlijks — dat begrijp ik — maar we zijn hier als volksvertegenwoordigers. We moeten ons baseren op de feiten. Ik kijk naar de feiten, naar wat experts uit het veld zeggen. Die zijn duidelijk: je moet met een landelijk vuurwerkverbod komen; dat is een essentieel onderdeel. Kan de SP drie experts noemen waarop ze zich baseren als ze daar niet in geloven? Die opvatting is dus tegen de politie, tegen de zorg, tegen de ziekenhuizen, tegen de meerderheid van de samenleving en tegen Nine Kooiman, ex-Kamerlid van de SP en voorzitter van de Nederlandse Politiebond, die de SP ook oproept om alsjeblieft over de brug te komen.
De voorzitter:
De vraag is inmiddels wel helder.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Op welke bronnen baseert de SP zich?
De heer Van Nispen (SP):
Allereerst zeg ik: de waardering is wederzijds. Maar dit is wel de stelligheid waarop ik doelde, namelijk de stelligheid waarmee het lid Kostić zegt: "Wat de heer Van Nispen zegt, klopt niet. Hij heeft de feiten niet aan zijn zijde. Die hebben wij wel, want wij hebben alle argumenten en cijfers." Laat ik zeggen: de waardering was wederzijds, maar de verbazing en het onbegrip ook. Ik heb inderdaad de woorden "ik geloof niet dat" gebruikt. Daarmee bedoel ik te zeggen: ik heb niet de overtuiging dat alle problemen in de zorg en voor de politie zijn opgelost als je nu sierfonteinen verbiedt, want er zal een onvermijdelijke verschuiving plaatsvinden naar het gedragseffect.
Het lid Kostić vraagt naar drie experts. Die vraag heeft ze aan meer mensen gesteld. Ik vind dat ook een iets te makkelijke vraag, maar ik beantwoord die wel. Ik baseer me op de volgende feiten. Ik stel nu vast dat er in Nederland een diepe traditie is, waarbij nog heel veel mensen vuurwerk afsteken, terwijl alle feiten die genoemd worden, breed bekend zijn. Die feiten ontken ik niet. Die kan iedereen ook zelf afwegen. Desalniettemin kiezen heel veel mensen er nog steeds voor om vuurwerk af te steken. Sterker nog, er zijn op dit moment heel veel mensen die ervoor kiezen om doelbewust gevaarlijk, illegaal vuurwerk af te steken. Die plegen nu ook al zaken die verboden zijn, namelijk door ermee te smijten naar de politie. Dat is natuurlijk een grof schandaal. Feit is ook dat er nog lustig op los is geknald in wijken en steden waar een afsteekverbod is. Dat toont ook aan dat het niet zo makkelijk is om die traditie met één regel te veranderen. Volgens mij was dat al nummer vier. Vijf is dat er in de coronajaren, toen het ook verboden was, vuurwerk is afgestoken. Kortom, het is niet zo dat de feiten voor zich spreken en dat daar onvermijdelijk uit voortvloeit dat een verbod op sierfonteinen en cakes alle problemen gaat oplossen. Dat is niet zo. Volgens mij heb ik uitgelegd hoe ik erin sta. Ik heb ook gezegd dat wij die argumenten blijven wegen en dat we daarnaar blijven luisteren. Maar dat wil niet zeggen dat ik morgen of volgende week zomaar een andere overtuiging zal hebben. Volgens mij is het verhaal dat het lid Kostić ook niet kan inschatten wat precies de gedragseffecten zijn en wat er precies gaat gebeuren als je de sierfonteinen en cakes komende jaarwisseling of het jaar daarop hebt verboden. Dat weet het lid Kostić ook gewoon niet.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik constateer dat de SP geen expert heeft ge…
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee, nee. U heeft echt geen interruptie meer. Met alle respect, maar dit is een ontzettende herhaling van zetten. Ik geef het woord dus aan mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De heer Van Nispen zit al veel langer in de Kamer dan ik, vandaar dat ik hem het volgende wil vragen. Hij had het even over de coronajaren. Ik heb dat ook nog nagezocht. Dat waren twee jaren: de jaarwisselingen van 2020 op 2021 en van 2021 op 2022. Er was toen dus een algeheel vuurwerkverbod. Ik zag dat er in 2020 49 keer vuurwerk naar politie en hulpverleners is gegooid. In 2021 was dat 76 keer. Toen zat ik dus nog helemaal niet in de Kamer. Ik wil de heer Van Nispen vragen of het toen, tijdens corona, in debatten ook is gegaan over de jaarwisseling. Hoe beoordeelt hij het feit dat je, ondanks het algehele vuurwerkverbod, toch deze uitwassen zag? Het stelt dus ook niet gerust dat een algeheel verbod geen geweld tegen politie en hulpverleners zal voorkomen.
De heer Van Nispen (SP):
Dat laatste is inderdaad precies mijn punt. Ik ben absoluut geen wandelende encyclopedie, dus ik heb niet helemaal scherp of het er toen precies in die debatten over gegaan is. Het volgende staat mij wel bij. We hebben daar toen ook een rondetafelgesprek over gehad. Ik herinner mij het volgende, maar laten we kijken of dat bevestigd kan worden. In het eerste jaar van de twee jaren corona waarin een algeheel vuurwerkverbod gold, was de naleving redelijk goed. Maar in het tweede jaar was de naleving absoluut niet goed. Mij is het volgende verteld, maar nogmaals, ik weet het niet precies. Volgens mij weet niemand het hier precies, omdat je het niet precies kunt meten. Maar mij is verteld dat in het eerste jaar veel meer nalevingsbereidheid was rondom alle coronaregels. Volgens mij gold toen bijvoorbeeld de avondklok, waardoor mensen al niet buiten mochten komen. Het heeft dus met veel meer factoren te maken. De gedragseffecten zijn dus echt superingewikkeld. Laten we hier ook maar gewoon toegeven dat het niet zo makkelijk is om te voorspellen wat er gebeurt. Ik had het dus over de twee coronajaren. Het gedrag is twee keer totaal verschillend. Dat zie je dus ook … Nou goed, ik val in herhaling.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik hoop dat de minister daar ook even op in kan gaan.
Is de heer Van Nispen het dan ook met de VVD-fractie eens dat als je vuurwerk gooit, dat gewoon een poging tot doodslag is? Is de heer Van Nispen het met ons eens dat we dit daarmee zwaar normeren? Nu wordt dit geregistreerd als geweld tegen politieagenten. Maar dat vind ik eigenlijk nog een hele milde kwalificatie. Dit is gewoon poging tot doodslag, dus dit moet ook als zodanig worden behandeld.
De heer Van Nispen (SP):
In principe: ja. Alleen, daar gaan wij niet zelf over. Ja, ik kan me goed voorstellen dat als je een superzware cobra gooit, waardoor iemand volgens mij kan overlijden, een officier van justitie dat kwalificeert als poging tot doodslag. Ik denk dat dat nu ook al kan. Laten we ook hierbij kijken of de minister dat kan bevestigen. Maar als het bij wijze van spreken een sierfontijn is, dan ben ik het daar niet mee eens. Daar kan je namelijk brandwonden door oplopen. Dat is heel vervelend. Maar dat hoeft dan geen poging tot doodslag te zijn. Dan kan dan weer poging tot mishandeling zijn. Dat is supererg. Daar moet een forse straf op staan. Dus volgens mij is het antwoord in principe dan "ja". Alleen, de beoordeling van een individueel geval is volgens mij aan de officier van justitie en uiteindelijk aan de rechter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng en de antwoorden. De laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer is de heer El Abassi. Hij voert het woord namens de fractie van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Wat een feestelijke afsluiting van het jaar zou moeten zijn, is de laatste jaren helaas steeds vaker een avond vol ongeregeldheden, gevaar en leed. Oud en nieuw zou symbool moeten staan voor hoop, goede voornemens en samenzijn. De realiteit is echter vaak een chaos waarin dieren, planten en mensen, waaronder onze hulpverleners en politieagenten, de tol moeten betalen. We hebben het over appartementen en auto's die door ernstig vuurwerkgeweld worden verwoest. We hebben het over politieagenten die bekogeld worden, waardoor de ME uiteindelijk moet worden ingezet. We hebben het over aanvallen op hulpverleners. We hebben het over vuurwerkdoden door het hele land. We hebben het over 1.162 vuurwerkletsels tijdens de jaarwisseling van 2024-2025. Dit is geen incident meer; dit is een structureel probleem. Instanties als de Politiebond pleiten voor een algeheel vuurwerkverbod. Maar ook ziekenhuizen, dierenbeschermingsorganisaties en natuurverenigingen doen een oproep. Zij zien het grote leed dat wordt veroorzaakt. Daar kunnen we niet voor wegduiken. Ik begrijp ook de gevoelens van de 60% van de Nederlanders die voor een algeheel vuurwerkverbod is en tegelijkertijd mee moet betalen. Ze moeten meebetalen aan een prijskaartje van honderden miljoenen euro's.
Voorzitter. DENK is niet tegen een vuurwerkverbod, maar we zijn ons tegelijkertijd bewust van de complexiteit ervan. We hebben namelijk gezien dat lokale verboden niet het gewenste effect hebben gehad. We zien ook dat onze buurlanden Duitsland en België, waar vuurwerk vaak goedkoper, zwaarder en gevaarlijker is, de nieuwe leveranciers zijn geworden. Daarnaast kregen we te maken met meer illegaal vuurwerk en de handel daarin. Dit brengt niet alleen risico's met zich mee, maar ook meer werk voor onze politie.
Voorzitter. Een verbod zonder een doordachte aanpak kan niet. Daarom hebben wij de volgende vragen. Kan de minister de handhaving van een algeheel voorwerkverbod wel organiseren en, zo ja, hoe? Hoe realistisch is het om een dergelijk verbod te handhaven? Welke maatregelen neemt de minister tegen de import van zwaar illegaal vuurwerk uit het buitenland? Zonder internationale samenwerking lijkt een verbod in Nederland namelijk dweilen met de kraan open. Is de minister niet van mening dat een vuurwerkverbod juist zal leiden tot nog meer illegaal vuurwerk? DENK is voorzichtig als het gaat om generieke maatregelen waarbij de goeden onder de kwaden moeten lijden. De vrijheid van mensen is voor ons waardevol. Dwang en verboden moeten zo veel mogelijk voorkomen worden. Hoe denkt de minister hierover? Kan de minister aangeven wat hij als mogelijke oplossing ziet om de ongeregeldheden jaarlijks te voorkomen of in ieder geval te reduceren?
Voorzitter, dat was het. Dank u wel.
De voorzitter:
Fijn. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. We gaan schorsen, ook voor de dinerpauze, tot 20.15 uur. Dan krijgen we de antwoorden van de bewindslieden. We zijn even geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het debat over de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling. We zijn toe aan de termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Termijn antwoord
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Dank aan alle leden voor dit debat en hun inbreng in eerste termijn. Ik stel het op prijs dat we dit gesprek al zo snel na de jaarwisseling kunnen hebben, nu alle herinneringen aan wat we daar hebben gezien, de goede maar zeker ook de slechte, waar we het vanavond over hebben, nog vers in het geheugen liggen.
Voorzitter. De jaarwisseling is een feest dat wij samen zouden moeten vieren. Op veel plekken is dit de afgelopen jaarwisseling het geval geweest en is de jaarwisseling ook feestelijk en relatief rustig verlopen. Maar ik zie helaas ook de schaduwzijde van dit feest, want de jaarwisseling is niet overal op die manier verlopen. Het gaat vaak ook onnodig mis. Zo hebben we ook de afgelopen jaarwisseling weer gezien hoe hulpverleners, die dag en nacht klaarstaan om ons te helpen, te maken kregen met agressie en geweld en soms zelf slachtoffer werden. Dit gedrag is natuurlijk volstrekt onacceptabel, maar dat hoorde ik van uw Kamer in de volle breedte ook. Onze hulpverleners verdienen onze steun en respect en geen tegenwerking en geweld. Ook het vernielen van eigendommen van anderen is schandalig. Het feest lijkt voor sommigen wel een aanleiding om chaos te creëren en bewust te willen rellen, waarbij met name illegaal vuurwerk wordt gebruikt. Velen van u memoreerden daaraan. Het zou niet zo moeten zijn dat een kleine minderheid het met wangedrag verpest voor de meerderheid die het feest in harmonie wil vieren, en ook het werk van de politie en andere hulpverleners dwarsboomt door zwaar vuurwerk te gooien en ander geweld te gebruiken.
Om een duidelijk statement te maken en ook een norm te stellen dat dit soort gedrag onacceptabel is, moeten we de daders dan ook keihard aanpakken. Daar zet ik vol op in. Het taakstrafverbod wordt uitgebreid bij geweld tegen hulpverleners en handhavers. Dit wetsvoorstel zal bijdragen aan een harde aanpak van daders, doordat een taakstraf bij geweld tegen hulpverleners alleen kan worden opgelegd als er ook gevangenisstraf wordt opgelegd. Ook via de Taskforce Onze hulpverleners veilig wordt continu gewerkt aan het uitbannen en het aanpakken van agressie en geweld tegen hulpverleners. Verder wordt op verschillende manieren de aanpak van de illegale handel in en het illegale gebruik van professioneel vuurwerk versterkt. Ik kom daar nog op terug, maar ik noem er hier al een aantal. Het Strategisch Offensief Tegen Explosies onder leiding van burgemeester Schouten van Rotterdam gaat concreet aan de slag met de aanpak van explosies die onze woonwijken opschrikken. Het offensief bestaat uit burgemeesters namens de G4 en de G40, de VNG, JenV, politie, OM, de woningbouwcorporaties, VNO, MKB-Nederland en het Verbond van Verzekeraars. Mijn ministerie biedt ondersteuning aan de lokale aanpak van aanslagen met explosieven, onder andere door het uitvoeren van onderzoek en analyse, het identificeren en het bundelen van best practices en het vormgeven van een handelingskader, met als doel het aantal explosies sterk terug te dringen.
In de aanloop naar de jaarwisseling wordt ook al veel preventiefs gedaan. Zo gaan jongerenwerkers en buurtvaders bijvoorbeeld met jongeren in gesprek over de gevaren van vuurwerk. Er worden gerichte voorlichtingscampagnes ingezet over de gevaren van vuurwerk. De gemeenten Roosendaal en Staphorst — ik heb ze toevallig allebei bezocht, een in de aanloop naar de jaarwisseling en een erna — zijn goede voorbeelden van gemeenten die actief en preventief inzetten op het voorkomen van schade en ellende tijdens de jaarwisseling. Na onrustige jaren lijkt hun aanpak te werken.
Tegelijkertijd is ook de gehele samenleving aan zet om dit probleem aan te pakken; dat heb ik al eerder gezegd. We kunnen niet alleen met handhaving en repressie vanuit de overheid deze traditie, de manier waarop wij oud en nieuw vieren, en dan met name de vervelende kanten ervan, aanpakken. Dit moet ook uit gemeenschappen zelf komen.
Verder werd er door mevrouw Bruyning, mevrouw Michon en anderen gevraagd naar misbruik van F4-vuurwerk. Dit wordt al aangepakt door het zowel onder de Wet wapens en munitie als onder de Wet op de economische delicten strak te handhaven. Daarmee geef ik meteen antwoord op de vraag of dat nu al mogelijk is: ja, dat is nu al mogelijk. Er zijn uitspraken geweest tot en met de Hoge Raad die bepaald hebben dat als iemand dat vuurwerk in handen heeft zonder daarvoor professioneel te zijn opgeleid, dat geldt als het bezitten van een wapen onder de Wet wapens en munitie. Dat geeft de politie al aanknopingspunten om zwaarder te straffen op dit punt, dus zonder de wet te hoeven veranderen. We stellen een gezamenlijke handreiking op met het Openbaar Ministerie en de politie, waarin zal worden verduidelijkt welke bevoegdheden van toepassing zijn als dit wordt aangetroffen.
Ook internationaal — velen van u refereerden daaraan en ik kom daar in mijn beantwoording nog uitgebreider op terug — zal ik samen met de staatssecretaris van IenW aandacht blijven vragen voor de problematiek rond zwaar vuurwerk of, zoals velen van u ze terecht noemden, "explosieven". Dit is ook uiteengezet in de positionpaper waarover ik de Kamer eerder heb geïnformeerd. Samen met Frankrijk pleiten wij onder meer voor een verbod op de productie van flashbangers, het maximaliseren van de hoeveelheid toegestaan flitspoeder in F4-vuurwerk, de implementatie van de Benelux-pyro-pass binnen de volledige EU en het inrichten van een track-and-tracesysteem om beter zicht te krijgen op de gehele keten.
De aanpak van dit probleem vraagt een lange adem, vasthoudendheid en een harde aanpak. Dat zal ook blijken uit de rest van mijn beantwoording. Ik blijf me hier samen met mijn collega van IenW voor inzetten. Eenvoudig is dit niet, belangrijk en noodzakelijk is het wel.
Dat brengt me bij het einde van mijn inleiding, voorzitter. Dan begin ik aan mijn eerste blokje. Het zijn er in totaal vier.
De voorzitter:
Misschien is het goed als u die blokjes even opnoemt.
Minister Van Weel:
De blokjes zijn als volgt. Als eerste de veiligheid van politie en hulpverleners, inclusief uitrusting en C2000. Dan kom ik op het vuurwerkverbod en op wat wij daarover in dit debat kunnen zeggen. Dan kom ik op het taakstrafverbod en het aanpakken van daders en asociaal gedrag. Ik eindig met het blokje internationaal.
De voorzitter:
Dank. We doen weer zes interrupties en mevrouw Van der Plas is als eerste.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De minister zei net dat er ook jongeren en buurtvaders in gesprek gaan met andere jongeren om gevaren van vuurwerk te bespreken. Zijn daar resultaten van? Helpt dat?
Minister Van Weel:
Ik noemde twee gemeentes. Ik kan daarover uit de eerste hand vertellen omdat ik die gemeentes gesproken heb. In Roosendaal was ik aan de vooravond van oud en nieuw. Met name tijdens de coronatijd was om een veelheid van redenen het aantal geweldsuitspattingen en vuurwerkincidenten over het algemeen minder. Velen van u hebben daaraan gerefereerd. Alleen was dat in Roosendaal zeker niet het geval. Daar waren juist hevige rellen. Dat heeft geleid tot een multidisciplinaire aanpak van de gemeente, politie en buurtvaders, die in de aanloop naar oud en nieuw aandacht vragen voor de gevaren. Ze proberen preventief rellen of onrust de kop in te drukken. Dat heeft daar gewerkt. Dat was wel in combinatie, moet ik zeggen, met de inzet van repressieve middelen. Je zult dus nooit precies weten wat nou precies wat heeft gedaan. Denk bij repressieve middelen bijvoorbeeld aan drones. Die hingen boven jongeren die mogelijk zouden gaan rellen, waardoor ze zich hebben laten afschrikken. Door mevrouw Michon werd al de DNA-spray genoemd. Ook die is in Roosendaal ingezet om daders van gewelddadigheden achteraf te kunnen pakken. Het is dus een mix geweest. In Staphorst is het meer eenzijdig, moet ik zeggen. Daar heeft het systeem grotendeels berust op buurtvaders of ouderlingen, die je daar natuurlijk hebt. Dat zijn vertrouwenspersonen die de jeugd die niet meer luisterde naar de politie, wel wisten te bereiken. Daar kwam men rond oud en nieuw uit de keten om te rellen. We hebben natuurlijk ook de rellen rondom Kick Out Zwarte Piet gehad. Dat was eenzelfde reflex. Dat heeft ertoe geleid dat er juist via de ouderlingen een hoop vertrouwen met de jeugd is opgebouwd. De ouderlingen zijn in staat geweest om de angel er op bepaalde momenten uit te trekken. Er zijn dus zeker succesverhalen. Er zijn natuurlijk ook gemeenten waar het in vorige jaren rustig was en het nu in een keer losging. In die zin is het dus ook geen wet van Meden en Perzen.
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor de minister ingaan op het voorbeeld van Roosendaal. Ik proef in de beantwoording ook een beetje dat dat een positief effect heeft. Minister, hoe komt het dan dat de burgemeester van Roosendaal samen met de burgemeester van Bergen op Zoom heeft aangegeven dat er een landelijk vuurwerkverbod moet komen, omdat het zo niet kan?
Minister Van Weel:
In Bergen op Zoom was het dit jaar overigens weer onrustiger dan in Roosendaal afgelopen jaar. De ervaringen die deze burgemeester heeft opgedaan, zijn natuurlijk niet alleen van het afgelopen jaar, maar strekken zich ook uit naar de coronatijd. In die zin snap ik wel dat in ieder geval de burgemeester van Roosendaal deze oproep, net als vele andere burgemeesters, heeft gesteund. De burgemeester van Roosendaal heb ik ontmoet. Wat de burgemeester van Bergen op Zoom vindt, weet ik niet, maar ik weet dat het daar ook vaak onrustig is.
De voorzitter:
Er komt een heel blok over het verbod. Dat is het tweede blok.
De heer Dassen (Volt):
Dat klopt, voorzitter, maar de minister gaat zelf in op het voorbeeld van Roosendaal. Bij mij wekt hij een beetje de suggestie dat er op die manier een hele hoop gedaan kan worden om dit te voorkomen, terwijl juist de burgemeester van Roosendaal dit jaar heeft aangegeven dat het gewoon veel te weinig is. Hij zegt: we doen er alles aan, maar op deze manier kunnen wij dit niet handhaven. De oproep aan de politiek is heel duidelijk, namelijk: kom met een vuurwerkverbod! Ik hoorde de minister net in zijn beantwoording zeggen dat de samenleving aan zet is. Volgens mij is de politiek op dit moment aan zet en ligt er een heel duidelijke oproep. Ook in dit voorbeeld is de conclusie van Roosendaal dus eigenlijk dat er een landelijk vuurwerkverbod moet komen. Daar hoor ik graag nog een reactie op.
Minister Van Weel:
Dat is een oproep van de burgemeester, maar dat doet natuurlijk helemaal niks af aan de andere dingen waarover ik net heb verteld en waarmee Roosendaal een goed voorbeeld kan zijn voor andere gemeentes. Dat haakt een beetje in op het idee — laat ik die discussie dan maar even oprakelen — dat soms wellicht geopperd wordt dat alle problematiek die we tijdens het afgelopen oud en nieuw hebben gezien, is verholpen met een vuurwerkverbod. Ik kan u nu al garanderen dat dat niet het geval is. Dat is niet het geval. In die zin zal een vuurwerkverbod altijd één van de maatregelen zijn, waarmee je mogelijk het geweld kunt terugdringen, ook tegen hulpverleners. Maar je zult ook preventieve maatregelen moeten nemen. Je zult ook innovatief moeten werken met drones en buurtvaders die de wijk in gaan. Het zal dus altijd een combinatie van maatregelen zijn. Met een algemeen vuurwerkverbod zal ik niet op mijn lauweren rusten en verder niks doen.
De voorzitter:
Meneer Dassen, ik wil u wel ... Maar goed, dan gaan we straks weer een herhaling krijgen bij het blokje. Ik weet niet of het handig is om dit nu door te laten gaan, dus ik stel voor ...
De heer Dassen (Volt):
Ik heb nog een laatste vraag over dit voorstel.
De voorzitter:
U heeft nu wel de helft van uw interrupties gebruikt.
De heer Dassen (Volt):
Dat is dan maar zo. Ik hoor de minister zeggen dat een totaalvuurwerkverbod niet alle problemen oplost. Dat heeft hier vanavond ook niemand gezegd. Mijn vraag aan de minister is heel simpel. Is de minister het met een groot gedeelte van de Kamer eens dat een vuurwerkverbod een oplossing kan zijn om het probleem in ieder geval kleiner te maken?
Minister Van Weel:
Die vraag kan ik niet met een strak ja of nee beantwoorden. Dan ga ik de vraag toch maar behandelen, voorzitter, met uw welnemen.
De voorzitter:
Nee, laten we dat nou niet doen. Nee, laten we nou even de orde volgen.
Minister Van Weel:
Daar kom ik dan zo meteen op terug.
De voorzitter:
Ja, sorry hoor, maar het is een beetje onnodig om dat op dit moment uit te discussiëren. Het komt gewoon aan bod. Ik heb geen zin in een herhaling van zetten, zoals in de eerste termijn, want dan duurt het allemaal veel te lang. We gaan hier niet meer over in discussie. De minister gaat nu beginnen met veiligheid en daarna gaat hij in op het vuurwerkverbod.
Minister Van Weel:
Zoals u zegt, begin ik met de veiligheid van de politie in alle opzichten. Een vraag van de heer Van Dijk van de SGP was: hoe komt de minister tegemoet aan de noodkreet van de hulpverleners en kan hij hierbij ook ingaan op de veiligheid? Een van de manieren waarop we dat willen doen, is door er gewoon voor te zorgen dat de dader een passende en duidelijke reactie krijgt op het grensoverschrijdende gedrag dat hij heeft vertoond. Daarom is het belangrijk dat mensen met een publieke taak na een incident aangifte doen. Daar ben ik positief over, omdat ik ook bij hulpverleners de bereidheid zie om dit soort incidenten, waarvan ze vroeger misschien zeiden dat ze erbij horen, nu wel echt te melden. Ik wil niet zeggen dat de stijging, of zelfs maar een deel van de stijging, daarvandaan komt, maar we zien wel dat de meldingsbereidheid er komt. Daders die geweld en agressie tegen hulpverleners gebruiken, kunnen dus rekening houden met forse straffen. Het wetsvoorstel Taakstrafverbod is nu in voorbereiding. Dat zal zeker bijdragen aan een hardere aanpak van de daders.
De heer Dassen vroeg: voelen agenten zich onvoldoende voorbereid en wat gaan we daaraan doen, ook in de aanloop naar komend jaar? Het fenomeen van geweld rondom de jaarwisseling is natuurlijk niet nieuw voor de politie. Het volgende is wel nieuw voor de politie. Daar komt ook de angst van veel agenten vandaan. Ik spreek ook met ze, bijvoorbeeld afgelopen zaterdag nog op de A10 in Amsterdam. Deze mensen zeggen: "Wat het nu daadwerkelijk angstwekkend maakt, is de zwaarte van het explosief dat mogelijk naar je toe wordt gegooid. Vroeger kreeg je misschien een astronaut, een strijker of een Romeinse kaars naar je toe, maar nu heb je te maken met handgranaten." Als een handgranaat ontploft, kan dat tot blijvende schade of zelfs ernstiger leiden. Dat is in hoofdzaak waarom agenten angstig zijn om de straat op te gaan met oud en nieuw. Ik wil er dus alles aan doen om ervoor te zorgen dat agenten op een zo veilig mogelijke manier hun taken kunnen uitvoeren, ook in dit soort situaties. Dat zal een mix van middelen vragen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik ben na de jaarwisseling in gesprek gegaan met agenten. Van hen krijg ik toch echt een ander beeld. Zij zeggen: "Het is in zo'n situatie, in de chaos en in het donker, überhaupt niet mogelijk om op afstand te kunnen onderscheiden wat er precies naar je toe wordt gegooid. Daarom heeft het ook geen zin om vanuit de politiek te micromanagen welke soorten vuurwerk er wel of niet zouden mogen, want ze hebben allemaal hetzelfde onveilige effect op ons. Het probleem is de oncontroleerbare factor die het vuurwerk voor ons is in die situatie." Ik denk — dat denkt de politie ook — dat het een groot verschil zal maken als je die oncontroleerbare factor wegneemt. Kan de minister daar nou eens op reageren?
Minister Van Weel:
We raken toch weer een beetje aan het vuurwerkverbod. Als er vuurwerk naar je toe wordt gegooid, is dat hoe dan ook fout. Dan is de tijd van bonnetjes uitdelen ook wel voorbij. Dan gaat het niet meer om wat er naar je toe wordt gegooid. Voor de politie is het angstigste dat je ervan uit moet gaan dat het het zwaarste goed is dat daar mogelijk voor je voeten op de grond landt. Dat is waar je op dat moment mee bezig bent. Veel agenten zeggen dat die situaties voelen als een warzone, een survival. Dat is verschrikkelijk. Maar dan is het niet meer de vraag of je daar een bonnetje kan uitdelen of iemand kan aanhouden. Voor de politie is het op dat moment overleven. Ik wil niet vooruitlopen op het vuurwerkverbod in algemene zin, maar op dat moment maakt het eigenlijk niet meer uit welk vuurwerk het is. Het vervelende is dat het heel vaak wel dat illegale, heel zware vuurwerk is. Daarbij lopen agenten het grootste risico.
De heer Van Nispen (SP):
Het is inderdaad heel veel gegaan over het mogelijke algemene verbod op siervuurwerk. Het is ook wel gegaan over C2000. Daar komt de minister nog op. Het is gegaan over gewonde agenten die op bureaucratische obstakels stuitten. Een ander zorgpunt was ook het gebrek aan training, want uit de enquête bleek dat slechts de helft van de respondenten, de agenten, zich voldoende voorbereid voelt op hun inzet tijdens oud en nieuw, omdat in de huidige verkorte opleiding veel minder aandacht wordt besteed aan het optreden in massale situaties. Het zou intensieve training vergen om politiemedewerkers te beschermen tegen excessief geweld, aldus de Politiebond. Ik ben erg benieuwd naar de reactie van de minister daarop.
Minister Van Weel:
Ik beantwoord deze in twee fasen. De eerste is reguliere training die agenten krijgen om zich voor te bereiden. Daarnaast zijn er de openbare-ordeaanvullingen die daarbij spelen, waar ik zo meteen op kom. Dan gaat het echt om het zwaardere werk, dus om het moment waarop dit soort situaties al uit de hand is gelopen.
In algemene zin bereidt de politie zich intensief voor op elke jaarwisseling. Die voorbereiding start al in de zomer met trainingen en oefeningen, zoals met casussen tijdens de integrale beroepstraining. Tijdens deze training met casussen leren politiemedewerkers hoe zij kunnen handelen in situaties die kunnen voorkomen tijdens de jaarwisseling. Voor de jaarwisseling zijn politiemedewerkers geïnformeerd over veilig werken, zoals over oog- en gehoorbescherming, over het op de juiste manier dragen van hun kleding, over het doven van brandplekken op het uniform en over wat zij kunnen doen bij gehoorschade of oogletsel. Er werd al aan gerefereerd: ze gaan op pad met water om glas uit hun ogen te kunnen spoelen. Dat zijn voorbereidingen die wij als burgers nooit hopen te hoeven treffen in het normale leven. Daar gebeurt dus veel aan.
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg of de politie voldoende uitrusting en innovatieve middelen heeft om mensen in de nacht op te pakken. De politie is in 2022 gestart met een programma over openbare-ordemanagement. Als onderdeel van dit programma wordt onderzocht of de huidige uitrusting van de ME voldoende bescherming biedt en of er aanleiding is om de gewelds- en verdedigingsmiddelen van de mobiele eenheid uit te breiden. Daarnaast wordt de ME op dit moment gefaseerd voorzien van nieuwe beschermende kleding. Er worden ook andere manieren onderzocht om de mobiele eenheid te verbeteren, en om de handhaving van de openbare orde te versterken en door te ontwikkelen. Dan kun je onder meer denken aan het verbeteren van de informatiepositie van de politie, de voorbereiding van en de aansturing tijdens een inzet, en de capaciteitstoedeling en training van de ME. Deze tactische en strategische vraagstukken kunnen ook leiden tot inzichten over het verhogen van de pakkans van de daders. Van ME'ers die zijn ingezet tijdens oud en nieuw heb ik gehoord dat het moment waarop ze het busje uit moeten en daadwerkelijk de confrontatie moeten aangaan het angstigst is, want dan komen ze dicht bij waar het gevaar mogelijk vandaan komt en lopen ze het hoogste risico, omdat ze de nabijheid van diegenen die aan het rellen zijn moeten opzoeken, bijvoorbeeld als ze iemand moeten ontzetten, zoals de brandweer. Daar wil ik nadrukkelijk naar kijken. In dat programma wil ik dus ook de casus oud en nieuw meenemen. Ik wil kijken naar innovatieve middelen om bijvoorbeeld van een grotere afstand, gerichter of met beter zicht in te kunnen grijpen. Ik wil dus bekijken hoe je deze dreiging op een andere manier het hoofd kunt bieden dan door met z'n allen uit het busje in linie te gaan staan. Die toezegging doe ik hier.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
De heer Dassen had een vraag over de vermeende ellenlange procedures waar agenten aan moeten voldoen op het moment dat ze gewond zijn geraakt: ben ik bereid om daar iets aan te doen? Op 1 april 2025, dus dit jaar, treedt het nieuwe stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten politie in werking. In het nieuwe stelsel staan het herstel en de re-integratie van medewerkers centraal. Het is gericht op zorg, herstel en re-integratie. Zodra een politiemedewerker zich meldt met klachten, ontvangt die direct de benodigde begeleiding en zorg. Die worden dan ook direct vergoed. Pas na het bereiken van de medische eindsituatie start het proces van de eventuele schadeafhandeling. Momenteel werkt de politie hard om met betrokkenen van de huidige restschadezaken tot een minnelijke afronding te komen. Dat betrof een jaar geleden nog honderden zaken. Inmiddels zijn we bij de laatste zaken aanbeland waarin nog een schikking moet worden gevonden. Het nieuwe stelsel biedt daar dus verbetering in.
De heer Dassen (Volt):
Een verduidelijkende vraag. Begrijp ik het dus goed dat in het nieuwe stelsel ook de schadeafhandeling makkelijker wordt? Ik hoor de minister zeggen dat herstel en re-integratie daarin zitten. Maar het stukje schadeafhandeling komt daarna. Begrijp ik het goed dat ook dit in de nieuwe wet is meegenomen?
Minister Van Weel:
Zeker, en ook dat dit sneller gedaan kan worden. In de lopende zaken — ik zie mevrouw Mutluer kijken; we hebben daar vele debatten over gevoerd — was dit een van de doorns in het oog. Je moet daarvoor wel de medische eindsituatie bereiken, want dan weet je uiteindelijk wat de schade is, wat een persoon nog kan doen aan arbeid en wat die afhandeling zou behelzen. Maar daarin voorziet het nieuwe stelsel.
De voorzitter:
De minister vervolgt z'n betoog.
Minister Van Weel:
Dan kom ik op C2000, voorzitter. Daar gaan we nog een separaat debat over hebben met uw Kamer. Over C2000 zijn er al heel veel debatten met uw Kamer geweest, niet alleen met mij, maar ook met talrijke voorgangers. Het moge duidelijk zijn dat dit geen erfenis zonder last is.
100% dekking en werking van het huidige systeem zal er niet komen. Ook daar hebben we uitgebreid met uw Kamer over gesproken: wat is de dekkingsgraad en hoe kunnen we die verhogen? Ik heb u gezegd dat we daar maximaal op inzetten, langs vier lijnen: het optimaliseren van de radiodekking, de aanpak van gebieden met een verminderde dekking, het centraal stellen van de gebruikers en hun handelingsperspectief, en innovatie.
Voor wat betreft C2000 is de werkelijkheid wel dat er geen alternatief is. Dat zeg ik via u, voorzitter, ook tegen de heer Van Dijk. Ik zou willen dat het zo makkelijk was dat wij nu een nieuw systeem van de plank zouden kunnen kopen. Dan zou ik ook gaarne bereid zijn om daar de middelen voor neer te leggen. Maar het nu of op korte termijn vervangen van C2000 door iets anders is niet mogelijk. Daar zijn ook ettelijke adviezen over geweest.
Maar als wij tot 2030 vastzitten aan C2000, is dit dus niet een uitfaserend systeem; dan is dit gewoon het systeem waar wij de komende zes jaar mee vooruit moeten. Daar wil ik alles voor doen wat ik kan doen. Dat vereist een andere mindset, namelijk dat wij volop investeren in hoe we dit systeem dat we nu eenmaal hebben, kunnen vervolmaken.
Een van de zaken die dat systeem zou moeten verbeteren, is helaas nou net het systeem dat tijdens deze jaarwisselingsnacht uitviel. Dat is het koppelingssysteem tussen de meldkamers en C2000. Daar waren uitgebreide testen mee gedaan. Daar zijn pilots op gedraaid. Er zijn theoretische testen gedaan over de belasting die het aan zou moeten kunnen. Maar de realiteit is dat dit systeem tijdens die nacht is uitgevallen. De politie en de hulpdiensten moesten daardoor terugvallen op back-upmethodes, dus via portofoons en mobilofoons. Het systeem kwam pas 's morgens om een uur of vijf weer terug in werking.
De heer Aardema (PVV):
De minister schetst nu hoe de gang van zaken is geweest. Dat hebben we ook in de brief kunnen lezen. Hij zegt dat de politie het hier tot 2030 mee moet doen. Bij mij rijst dan de vraag: en wat daarna? Heeft de minister zich ook georiënteerd op hoe de systemen in de ons omringende landen werken? Zijn daar misschien wel goede systemen verkrijgbaar, bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk? Aan dat soort dingen denk ik dan.
Minister Van Weel:
Het systeem vertoont nu gebreken. Die moeten we oplossen. Ik heb het definitieve rapport over wat er gebeurd is met oud en nieuw nog niet, maar het lijkt erop dat er drie hoofdoorzaken waren voor deze storing. Ik noem dit, omdat dit een voorbeeld is van hoe je dingen structureel kunt verbeteren. Er waren problemen met de hoeveelheid opgeslagen data in bepaalde databases. Er was een probleem met de prestatie van het systeem, met name in de beschikbare hardwarecapaciteit. Dat was het deel van de netwerkinfrastructuur dat de overdracht van gegevens doet. Ten derde was er een zeer hoge berichtenstroom tussen de randapparatuur en het eOCS-systeem. Daar ging het hier om en dat ging dus plat.
Dit zijn dus hele concrete dingen. Als je op een gegeven moment als leverancier of als landelijke meldkamer of als samenwerkingsverband weet dat het hier in zit, dan kun je aanpassingen doen. Voor deze storing zijn die dus ook gedaan. Dan kan ik dus zeggen, zoals ik ook in m'n brief heb gezet: deze storing wil ik in ieder geval voor de NAVO-top hebben verholpen, want dat is ook weer zo'n piek die we aan zien komen. Dat is hiermee gebeurd. Maar dat kan ik natuurlijk nooit garanderen voor alle nieuwe zaken die we weer gaan tegenkomen. Dat is dus het enige voorbehoud dat ik moet maken. Ik kan alleen maar zeggen: ondanks dat dit een stiefkindje is dat ik heb gekregen, heb ik het geadopteerd en zal ik het liefdevol behandelen, althans tot 2030.
De heer Aardema (PVV):
Dat is mooi, maar de minister heeft nog geen antwoord gegeven op mijn vraag. Heeft hij zich georiënteerd op de systemen van omringende landen? Zijn daar nog betere systemen verkrijgbaar?
Minister Van Weel:
Dat doen we. We kijken bijvoorbeeld naar Frankrijk. Daar is een nieuw systeem ingevoerd rondom de Olympische Spelen. Het traject voor de vervanging van C2000 loopt nu natuurlijk wel al; we maken daar nu al strategische keuzes over. In de basisinrichting daarvan worden al deze systemen ook betrokken. Maar het is niet zo dat je dat systeem morgen zou kunnen kopen en dat het dan ook een-op-een inpasbaar is in de politie. Het is dus deel van de vervanging, maar die gaat een aantal jaar duren.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat de politie goed kan communiceren op de momenten dat het er het allermeest op aankomt. Als ik de minister goed beluister, zegt hij dat de punten over capaciteit te verhelpen zijn en dat ze bij de NAVO-top sowieso verholpen zijn. Mijn tweede vraag zou zijn: mag ik aannemen dat er wel een vorm van back-up is, zodat we niet met lege handen staan op het moment dat dit systeem hapert, juist rondom nieuwe calamiteiten? Er zullen ook altijd wel weer personen belang bij hebben om hier ellende mee uit te halen op de een of andere manier. Ik denk dat dat mij de grootste zorg gaf in de oudejaarsnacht; we kunnen het onze mensen niet aandoen dat álle communicatie stopt.
Minister Van Weel:
Dat ben ik met u eens. Er is altijd een back-up. Ook in dit geval heeft die gefunctioneerd, maar dat was wel omslachtig. Er moest uiteindelijk van de meldkamers naar de agenten op straat worden gecommuniceerd via portofoons. Dat is natuurlijk niet hoe je het wil. Men is er wel voor opgeleid en men doet het dus ook meteen. In die zin is het ook wel weer geruststellend dat de weerbaarheid van de politie, dankzij de opleiding en training van agenten, er wel voor zorgt dat het hele systeem van calamiteitenhulpverlening doorgaat. Maar dat is niet je primaire systeem, dus dat heeft nadelen. Dat heeft bijvoorbeeld het nadeel dat je niet met alle mensen tegelijkertijd op één verbinding kunt zitten, wat je misschien wel wil als je in een bepaalde situatie komt. Dat heeft het nadeel dat je met een portofoon moet werken en dus je gehoorbescherming uit moet doen om te luisteren. Dat is houtje-touwtje en dat is frustrerend. Daarom moeten we dat systeem zo goed maken als het kan zijn. Ik zeg dus dat het ernaar lijkt dat we dit probleem hebben getackeld, maar er zullen nieuwe komen. In de tussentijd moet die back-up er zijn. Ik beloof dat ik mij inspan om dit systeem zo goed mogelijk te onderhouden tot het einde van de levensduur.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik heb geen enkele twijfel aan de goede intenties van de minister. Maar wat ik hem eigenlijk wil horen zeggen, is: hoe we het ook gaan regelen, linksom of rechtsom, onze hulpverleners en onze politieagenten gaan niet nog een keer een jaarwisseling meemaken met deze tekortkomingen. Kan de minister dat zeggen?
Minister Van Weel:
Ik werk al heel lang met complexe systemen. Ik ben verantwoordelijk geweest voor de hele ICT-infrastructuur van de NAVO, zoals de heer Van Dijk weet. Ik kan u vertellen: er valt altijd wel iets uit waarvan je het niet had verwacht. Ook hier hadden we te maken met een probleem waarbij men dacht alles te hebben getest, maar er deed zich door een combinatie van factoren toch een situatie voor waardoor dat systeem uitviel. Ik kan u garanderen dat ik dat probleem oplos en dat er back-up is voor agenten die werkbaar is. Die zal nooit zo goed zijn als het primaire systeem. Maar ik weet nog niet welke nieuwe mogelijke software- of hackgerelateerde bedreigingen of uitval zich gaan voordoen, dus 100% garantie kan ik nooit geven, maar dat zal niemand kunnen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik vind dat met het oog op onze hulpverleners en politieagenten best schrikken. We sturen hen op pad, soms in gevaarlijke omstandigheden. Dan is het onze plicht om ervoor te zorgen dat ze het allerbeste materiaal hebben. Dat zal de minister niet weerspreken. Ziet hij nog andere wegen, ook richting partners, om de druk maximaal op te bouwen, zodat we er aan onze kant alles aan hebben gedaan om deze mensen veilig voor onze veiligheid op pad te sturen?
Minister Van Weel:
Er zijn back-upsystemen. Die heten zo omdat ze bedoeld zijn om mee te werken als primaire systemen uitvallen. De eerste back-up voor de agent is de push-to-talkfunctie op zijn mobiele telefoon, waarmee hij ook toegang kan krijgen tot hetzelfde systeem. Dat is niet ideaal. Daar hebben we het eerder met uw Kamer over gehad. Op het moment dat je een bedreigende situatie in loopt, wil je eigenlijk beide handen vrij hebben en niet aan je telefoon zitten. Er wordt nu gekeken of dat op een manier kan worden ingericht waarbij je dat handsfree doet, waardoor je dat probleem weer oplost. We zijn continu bezig met alternatieven, waarbij je dus ook nog kunt terugvallen op de mobilofoon, de oude portofoon. Er zijn dus back-upsystemen, maar die zijn nooit zo ideaal als het primaire systeem, waarvan je hoopt dat het altijd werkt.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
Nogmaals, dit is natuurlijk niet het laatste over C2000, want we krijgen daar nog een separaat debat over met uw Kamer.
Dan het vuurwerkverbod.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, ik probeerde u even te helpen door na het blokje mijn vragen te stellen. Ik heb twee dingen van de minister gehoord. Hij zegt: "Er zijn steeds meer aangiftes van geweld tegen agenten. Dat is een goede zaak en nu moeten we ook streng straffen". Het punt is dat er niet streng gestraft wordt. Daar heb ik nog een apart debat over aangevraagd. Dat is mij en mijn fractie echt een doorn in het oog, omdat die 200%-strafeisverhoging niet wordt geëist, laat staan opgelegd. Dan schermt de minister hier met het taakstrafverbod. De minister zegt: als iemand vuurwerk naar zich toegegooid krijgt en daar schade van ondervindt, dan zal de dader daarvan daadwerkelijk stevig worden gestraft. Wat zijn, echt in alle scherpte, dan die woorden waard?
Minister Van Weel:
Excuus. Ik noemde al het taakstrafverbod. Ik kom er nog wat uitgebreider op terug, inclusief het onderzoek van het OM, in mijn derde blokje. Dat blokje gaat over de aanpak van de daders en het taakstrafverbod.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Oké, dan wacht ik daar even op. Mijn tweede punt bij dit blokje gaat over de zaken die lopen. Ik hoor de minister zeggen: "Er loopt een traject om de uitrusting en de training van de ME aan te passen. Er wordt ook DNA-spray toegepast in een gemeente." Het derde punt is overigens de handreiking dat cobra's zowel onder de Wet wapens en munitie als onder de Wet op de economische delicten vallen. Mag die informatie ook naar de Kamer? Ik wil dat graag wat preciezer weten. Ik wil graag zelf die handreiking hebben om die te kunnen beoordelen. Ik wil ook graag weten wat de uitkomst is van het plaatsen van oud en nieuw onder zo'n traject om de uitrusting van de ME aan te passen. Mag ik dus aan de minister vragen om, de Kamer gehoord hebbende, dat mee te nemen in de voorstellen die hij hier doet? Dat heeft hij gezegd. Kan hij dat dan ook weer terugkoppelen aan de Kamer?
Minister Van Weel:
Zeker. Dit zijn deels lopende trajecten. Deels bent u daarover al geïnformeerd. Ik noem het laten vallen van de cobra's onder de Wet wapens en munitie. Dat heb ik in december in een brief aan uw Kamer gemeld. Het ME-traject dat loopt, is deel van het halfjaarbericht politie. Dat komt daarin langs. Als u mij vraagt om een overzicht van wat ik hier nu zeg over de zaken die langskomen, dan kan ik u dat doen toekomen. Dat gaat dus niet heel diep op de inhoud in, maar dan heeft u wel een overzicht in het kader van oud en nieuw. Helpt dat u?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is heel prettig. Dan wil ik ook graag die handreiking voor de Wet wapens en munitie, waar de politie en het OM blijkbaar mee bezig zijn.
Minister Van Weel:
Dat is overigens wel een technisch document. Een handreiking van het OM en de politie is dus niet iets waarover we hier kunnen onderhandelen. Dat is de manier waarop de politie dan uitleg van het OM en van de politietop krijgt over hoe zij bepaalde delicten moet interpreteren. Dus de handreiking zelf is er niet, maar ik kan u wel in die brief de passage van december meegeven. Dan krijgt u wel een idee van de reden waarom we gemeend hebben dat we al kunnen stellen dat het nu al onder de Wet wapens en munitie valt. Bovendien kunnen we ook aangeven waarom we dat ook onder de Wet op de economische delicten houden, want die onduidelijkheid hoor ik ook soms. Waarom doen we het niet onder het een of het ander? Nou, er zitten ook voordelen aan de Wet op de economische delicten. Als je bijvoorbeeld belt omdat je ziet dat er iets het schuurtje van jouw buurman wordt in gekruid en je denkt "goh, dat zou weleens vuurwerk kunnen zijn", dan kun je gebruikmaken van de Wet op de economische delicten. Ik zie de heer Aardema knikken; dat stelt me altijd gerust als ik dit soort politietechnische zaken uitleg. Onder de Wet op de economische delicten kun je dan al langsgaan en daar een kijkje nemen, terwijl je onder de Wet wapens en munitie een zwaardere verdenking moet hebben om dit soort bevoegdheden in te zetten.
De heer Aardema (PVV):
De minister prikkelt mij toch. Onder de WED zijn de bevoegden veel groter en de straffen vele malen hoger, dus dat is inderdaad een goede insteek. Ik hoor de minister zeggen dat de straffen omhooggaan. Hoe prikkelt hij dan de officieren van justitie en wat doet hij dan als zij niet meewerken?
Minister Van Weel:
Ook deze vraag parkeer ik even tot mijn volgende blokje, het blok na het vuurwerkverbod, want …
De voorzitter:
Het derde blok.
Minister Van Weel:
Ja, daar komt het in terug.
Dan het vuurwerkverbod. Ik herhaal een aantal zaken die u niet onbekend zullen voorkomen, omdat ze ook in het hoofdlijnenakkoord staan en ook al eerder zijn gewisseld. Het kabinet komt op dit moment niet met een eigen initiatief voor een algemeen vuurwerkverbod, maar dat hoeft ook niet, want er ligt een initiatiefwetsvoorstel van uw Kamer. Dat behandelen we op 19 februari; dan is de eerste termijn van de initiatiefnemers en de kabinetsappreciatie. Dat is al over een aantal weken. In andere gremia heb ik daarover gezegd dat ik geen principieel tegenstander van een algeheel vuurwerkverbod ben. Ik hoor en ik begrijp de oproepen die politie, burgemeesters en anderen hebben gedaan. Tegelijkertijd — ik zeg het nog maar een keer — wik ik de verwachting temperen dat het instellen van een algemeen vuurwerkverbod de oplossing biedt voor alle problemen die we rondom oud en nieuw constateren. Zo eenvoudig zal het namelijk niet liggen.
De heer Boswijk (CDA):
Niemand heeft de verwachting dat het vuurwerkverbod er meteen voor gaat zorgen dat het allemaal één groot, vredig paradijs wordt rond de jaarwisseling. Sterker nog, stel dat dat verbod er komt, dan zal het denk ik nog wel jaren duren voordat het echt helemaal wordt zoals we willen. Maar de politie en alle hulpverleners zeggen wel terecht: willen we de daders überhaupt kunnen pakken en willen we strenger kunnen straffen, dan kan dat eigenlijk pas als er een vuurwerkverbod komt, want in de chaos kunnen wij het onderscheid tussen legaal en illegaal niet maken. Dit zijn de argumenten die wij continu aanjagen. Eerder is er continu, onder andere door de fractie van de VVD, gezegd: joh, dit is onzin; we moeten zwaarder straffen. Daarvan zeggen juist de mensen die de minister vertegenwoordigt: help ons, want dat kunnen we dus niet. En dat is nog los van het feit dat de cellen vol zitten en dat we op dit moment criminelen die veroordeeld zijn, vrijlaten. Het klinkt allemaal mooi en ik ben er allemaal erg voor. Ik heb deze minister hoog zitten. Maar juist de mensen die het moeten uitvoeren, zeggen dat het op dit moment niet te handhaven is.
Minister Van Weel:
Ja en nee. Laat ik vooropstellen dat als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, we nog uitgebreide uitvoeringstoetsen gaan krijgen over de manier waarop we dit kunnen handhaven, wat de haalbaarheid daarvan is en in welke mate. Ik wil daar nu dus geenszins een volledig betoog aan wijden. Dat zou me ook niet lukken, want daarvoor hebben we ook al het huiswerk nog niet gedaan.
Maar laat me een aantal elementen uitlichten. Ik snap burgemeesters die zeggen: "Ik kondig een lokaal vuurwerkverbod af, maar je mag het nog steeds kopen in mijn gemeente. Daardoor zie ik mensen er dus mee rondlopen, want je mag het nog steeds bezitten. Maar dan moet ik achter ze aan blijven lopen om te kijken of ze het ook daadwerkelijk in mijn gemeente gaan afsteken." Ik snap die schizofrenie. Tegelijkertijd zijn we een open land. We kunnen de verkoop in de gemeenten waar een vuurwerkverbod heerst dus wel verbieden, maar dan rijden mensen naar de eerstvolgende buitengemeente en daar mag het alsnog. Dan houd je dus precies datzelfde dilemma, dus dat los je niet zomaar op.
Dan kun je de algemene vraag krijgen of vuurwerkverboden überhaupt zin hebben. Nou, dat is ook een heel wisselend beeld. Een aantal van die negentien gemeenten die dat hebben uitgevoerd, hebben daar daadwerkelijk profijt van gehad. Een volgende vraag is dan: als er gemeenten zijn die daar profijt van hebben, moet je vuurwerk dan wel of niet afschaffen? Ik kan u vertellen dat ikzelf in Rotterdam woon. Ik heb vanuit mijn zolderraam prachtige dingen gezien, maar dat had helemaal niets te maken met een vuurwerkverbod. Daar heeft het dus wellicht wat minder zin gehad; dat is één.
Dan is vraag twee: wanneer maakt het nou uit welk vuurwerk je aantreft? En er is al veel verboden. Knalvuurwerk is verboden. Vuurpijlen zijn verboden. Romeinse kaarsen zijn verboden. Dus je houdt uiteindelijk niet zo heel veel over. Geloof me, elke agent weet of jij een cobra of iets dat legaal is in je hand hebt, dus dat is echt het probleem niet. Het gaat erom dat je dat in the heat of the action niet kunt zien. Maar je kunt dan ook weer betogen: maakt het dan nog heel veel uit of het illegaal is of niet? Het wordt ingezet tegen mensen op een gewelddadige manier, dus ik zou zeggen: pak iedereen op die daar dan mee bezig is.
Dan het volgende dilemma. Stel dat we een algeheel vuurwerkverbod hebben en dat we constateren dat het meeste illegale vuurwerk, waarmee de meeste incidenten gebeuren, niet uit Nederland komt; dat wordt niet hier geproduceerd, maar komt uit het buitenland. Ik kom daar natuurlijk nog uitgebreid op terug in het blokje internationaal, maar dat is wel een realiteit waarmee we te maken hebben. Hoe gaan we dan zorgen dat dat vuurwerk hier niet binnenkomt? Daar zijn we nu blijkbaar ook niet heel erg goed in, want we hebben per nacht tientallen explosies door heel Nederland heen waarbij deze dingen aan voordeuren worden gehangen. Voor €50 op Telegram krijg je die met de ophanger erbij. De prijs daarvan stijgt nog niet heel erg. Dat probleem wil ik ook aanpakken. Ik noemde eerder al het Strategisch Offensief Tegen Explosies.
Ik kan echt nog uren zo doorgaan, waarbij ik dus geen uitspraak doe over de vraag of een algeheel vuurwerkverbod bijdraagt of niet. Ik denk dat het in algemene zin bijdraagt, want er gaat ook een zekere normering van uit. Daar zal de harde kern zich in eerste instantie helemaal niks van aantrekken, maar je zou je kunnen voorstellen dat die norm over de jaren wel verandert, net zoals we niet meer roken in kroegen. Dat zou kunnen, maar dat moet je dan weer afwegen tegen de handhaafbaarheid et cetera. Vandaar dat ik wellicht naar ontevredenheid wat ambigu antwoord. Ik herhaal wat ik aan het begin zei: ik ben geen principieel tegenstander van een vuurwerkverbod en ik snap iedereen die erom vraagt. Tegelijkertijd is het niet de panacee voor alle problemen die we hebben.
De heer Boswijk (CDA):
Het is ook een gave om een antwoord te geven waar iedereen iets in kan vinden, om het maar positief te benaderen. Laat ik bij het allereerste punt beginnen. De minister ziet in Rotterdam, waar een vuurwerkverbod is, het mooiste vuurwerk. Ik woon onder de rook van Amsterdam en Utrecht, en ik heb ook prachtig vuurwerk gezien. Ik denk inderdaad dat dat het bewijs is dat lokale vuurwerkverboden niet helpen. Ik heb familie wonen in gemeente Soest. Die gemeente had het ook verboden. Je kon het er wel kopen. Ja, mensen steken het dan gewoon af, dus ik denk inderdaad dat lokale vuurwerkverboden niet het effect geven. Iedereen zegt ook: je moet dat landelijk en uniform doen, juist ook voor de handhaafbaarheid. Ik hoorde de minister ook zeggen, en dat vind ik wel een opening, dat hij erin gelooft dat het normeren het uiteindelijk, op termijn, gaat verbeteren. Ik grijp dat met twee handen aan, zeker gezien de noodoproep vanuit de hulpdiensten en de politie. Die staan zo onder druk. Dit is al een reden om te zeggen: laten we het op z'n minst gaan onderzoeken. Maar dan hoor ik de minister als laatste zeggen: dan maak ik me zorgen over hoe we dat vuurwerkverbod gaan handhaven. Ik denk eerlijk gezegd dat dat een valse tegenstelling is en dat het nu juist niet te handhaven is. Door het uniform te maken, wordt het juist makkelijker te handhaven. Is het dan allemaal opgelost? Is het de oplossing van alles? Nee, natuurlijk niet. We moeten aan heel veel knoppen draaien. Een deel van de samenleving moet wat mij betreft worden heropgevoed. Maar dit kan er wel degelijk aan bijdragen en kan het probleem en de druk op de politie wel degelijk iets verminderen. Is er dan niet genoeg reden voor deze minister om te zeggen: ik zie hoe de mannen en vrouwen letterlijk lijden?
De voorzitter:
Het punt is helder, inmiddels.
De heer Boswijk (CDA):
Ik heb hem nog niet overtuigd, zie ik.
De voorzitter:
Nee, maar langer doorpraten helpt doorgaans niet, dus ik ga de minister de gelegenheid geven.
Minister Van Weel:
Ik ga nog één complexiteit toevoegen, gewoon om te laten zien hoe het allemaal in elkaar steekt. Ik zei net dat er iets schizofreens zit in een lokaal vuurwerkverbod hebben, terwijl je het wel mag kopen en bezitten. Tegelijkertijd wordt er nu heel vaak gezegd: op het moment dat het afgestoken wordt, kan de politie nu niet zien of het illegaal of legaal is en daarom kan ze niks doen. Daar helpt een lokaal vuurwerkverbod natuurlijk wel tegen. Want hoe dan ook is wat je in zo'n gemeente afsteekt illegaal, dus kan je als politie optreden. Het is dus de vraag of de handhavingskwestie wel speelt op zo'n moment dat de politie in de knel zit en bekogeld wordt met van alles. Maakt het dan nog uit of dat stoeptegels zijn of cobra's of fakkels of molotovcocktails? De handhaving zit 'm erin hoe we voorkomen dat dit gemeengoed is en dat iedereen daarmee rondloopt en dat afsteekt. Dat geldt zeker dat zware vuurwerk, dat illegale vuurwerk, waarvoor we blijkbaar niet in staat zijn geweest om die sluizen nu dicht te zetten. Waarom zou dat dan wel lukken bij een algeheel vuurwerkverbod? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Die zit niet direct in de casussen zoals ze langskomen.
Ik herhaal maar weer: ik ben er niet principieel tegen. Met alle mitsen en maren heb ik op al dit soort vragen nog geen scherp antwoord op de vraag hoe we dat in de handhaving kunnen gaan doen.
De heer Boswijk (CDA):
Het laatste dilemma dat de minister aandroeg was onder andere het illegale vuurwerk, dat je nu inderdaad in België, in Duitsland en eigenlijk overal in Europa kan kopen. We hebben al meerdere keren moties, van collega Mutluer onder andere ...
De voorzitter:
Dat is het vierde blokje, internationaal.
De heer Boswijk (CDA):
Oké, maar de minister noemde het als zijn derde dilemma, dus ik vind ...
De voorzitter:
Ja, maar laten we het nou een beetje ordelijk houden, jongens, want anders blijft het een herhaling worden.
De heer Boswijk (CDA):
Dat moet u dan tegen de minister zeggen, voorzitter.
De voorzitter:
Nee, dit heeft hij al aangekondigd. Hij gaat apart in op internationaal.
De heer Boswijk (CDA):
Maar dan maak ik hem toch even af.
De voorzitter:
Oké.
De heer Boswijk (CDA):
Dan stop ik. De minister noemde als laatste dilemma: internationaal. Dat ontslaat ons toch niet van de plicht om hier zelf binnen onze landsgrenzen normerend te zijn? Wij hebben andere regels als het gaat over de grootte van messen die je mag dragen of over de vraag of je een kruisboog mag bezitten. Mag je een bepaalde luchtbuks hebben, die in Polen bijvoorbeeld een veel groter kaliber heeft dan hier in Nederland? Ik durf te wedden: zo'n luchtbuks gaat met net zo veel gemak de grens over als illegaal vuurwerk. Er zijn dus veel redenen waarom wij op andere onderwerpen andere afwegingen maken dan buurlanden. Dat ontslaat ons dan toch niet van verplichting om dat ten aanzien van vuurwerk te doen? Ik snap natuurlijk ook wel dat het niet morgen is opgelost als we het nu aanpakken. Maar nogmaals, het maakt het handhaven wel gemakkelijker. Het lost het niet op, maar het maakt het wel makkelijker.
Minister Van Weel:
Dat ben ik helemaal met u eens, maar dat hebben we dus ook al. De cobra's zijn illegaal en daar wordt op gehandhaafd. De politie doet haar uiterste best, want elke cobra die ze ergens weg weet te trekken, is weer een risico minder in de maatschappij. Er worden ook grote partijen gevonden. Ik dacht dat het in Heerhugowaard was, maar als dat niet zo is, dan excuus aan de burgemeester daar en alle inwoners. Maar iemand had 1.000 kilo aan cobra's in een schuur liggen. Daar kun je een hele wijk mee opblazen. Ik ben aan de Tarwekamp geweest, maar dat is niks in vergelijking met wat er kan gebeuren als dat de lucht in gaat. Dus het heeft absoluut prioriteit, al was het maar vanwege de rottigheid die ermee wordt uitgehaald, en al die explosies en onrust die het geeft in onze samenleving. Maar het is nog niet weg door te zeggen: het is illegaal. Er wordt een hoop onderschept. Er is ook dit jaar weer 100.000 kilo illegaal vuurwerk aan de grens onderschept. Maar we kunnen de grenzen ook niet dichtzetten. De politie is ook online bezig om te kijken waar dit wordt verkocht. Kunnen we misschien toeleveranciers oprollen? Daar wordt ook aan gewerkt. Ik kom zo meteen nog te spreken over wat we dan in internationaal verband doen aan de plekken waar dit vandaan komt. Dus er wordt aan gewerkt, echt. Maar het is er nog niet mee verdwenen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Maar de minister zei het net zelf eigenlijk heel mooi: normering zal natuurlijk wel bijdragen. Al helemaal als je inmiddels weet dat zo'n 70% van de bevolking daarvoor dat draagvlak vormt. Dan maak je dus eigenlijk een hele grote stap als je zegt: laten we het niet meer doen. Een groot gedeelte van de welwillende mensen, die niets kwaads in de zin hebben — daar is volgens mij iedereen het vandaag over eens— zal dan denken: weet je wat, laten we dit niet meer doen; laten we eens kijken naar wat er collectief mogelijk is en daar kunnen wij naartoe. In het kader van handhaafbaarheid moest ik ook even denken aan het rookverbod dat de politiek een tijd geleden in de horeca heeft ingesteld. Daarover zei iedereen van tevoren: "Dat is toch niet te handhaven. Daar gaan mensen zich nooit aan houden. Je kan niet naar elke kroeg en naar elk restaurant om te kijken of mensen een sigaret opsteken." Eigenlijk is dat vrij geruisloos gegaan, precies omdat er draagvlak was bij de meerderheid van de bevolking en ook de exploitanten en de ondernemers zelf zeiden: dit is niet meer prettig; dit moeten we zo niet meer doen. Ik wil de minister toch uitdagen om nog eens te reflecteren op hoe groot de impact gaat zijn als vanuit de politiek het signaal komt dat je hiermee een hele belangrijke oncontroleerbare factor wegneemt.
Minister Van Weel:
Weer een ja-neevraag. Ik heb gezegd dat ik me kan voorstellen dat de normering uitgaat van een algeheel vuurwerkverbod. De analogie met het rookverbod gaat ten dele op, omdat we nu bijvoorbeeld al hebben verboden dat je geen joints in de kroeg mag roken. Dat mocht nooit. Dat gebeurde ook nooit. Mensen rookten; dat was de norm. Dat hebben we verboden. Langzaam is dat uit het beeld verdwenen. Dat ging inderdaad niet over één nacht. Het begon met selectieve handhaving en langzaam breidde dat uit. Nu kun je je er bijna niks meer bij voorstellen dat dat gebeurde. Om die analogie, die metafoor te volgen: het probleem is hier dat mensen nu met joints in de kroeg zitten, terwijl dat ook niet mag. Dan gaan we het roken verbieden, maar waarom zouden de mensen die nu al illegaal met een joint in de kroeg zitten, dat dan niet meer gaan doen? Dat is de vraag. Nogmaals, ik heb geen ja-neeantwoorden, maar die cobra's zijn gewoon al hartstikke verboden. Die normering zou er al moeten zijn. Die handhaving vindt ook al plaats, maar ze zijn er nog niet mee weg.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Die mensen doen dat omdat het a voor het grootste gedeelte van de bevolking volstrekt onduidelijk is wat er wel en niet mag, welk siervuurwerk er wel of niet op welke lijst staat, maar al helemaal omdat er niet op gehandhaafd wordt omdat het simpelweg niet te doen is voor de politie. Daarom zeggen de burgemeesters van de gemeenten waar het helemaal misgaat elke keer: geef nou die duidelijkheid, want die norm in combinatie met die duidelijkheid gaat ons verder helpen. Natuurlijk zijn er daarnaast een aantal andere maatregelen nodig. De minister noemde er net een aantal. Overigens delen alle voorstanders in deze Kamer van een algeheel vuurwerkverbod dat ook. Niemand zegt hier dat alleen een verbod dat gaat oplossen. Ik vind het belangrijk om dat nog even te benoemen. Maar door de tegenstanders wordt hier gesuggereerd dat hard optreden achteraf het verschil gaat maken. Dat is natuurlijk helemaal niet zo. Daar heb je vooraf niks aan. Wat heeft een agent er nou aan dat achteraf iemand een bepaalde straf krijgt, wat op dit moment overigens ook al gebeurt? Je moet dus iets doen aan het asogedrag in combinatie met die oncontroleerbare factor van het vuurwerk. Daar kan je als politiek iets aan doen door dat vuurwerk af te nemen, waardoor de aso's minder een gevaar vormen voor de politie en de handhavers.
De voorzitter:
De interrupties moeten echt korter. Ik krijg elke keer een hele inbreng te horen. Het moet puntiger. Dan krijg je vaak ook een helderder antwoord.
Minister Van Weel:
Ik wil niet filosofisch worden, maar er is volgens mij echt niemand die met een cobra rondloopt en niet weet dat dat niet mag. Iedereen weet dat dat niet mag. De meeste incidenten gebeuren gewoon door mensen die moedwillig met illegaal vuurwerk rondlopen. Die halen dat voor een appel en een ei óf van het internet óf vanuit het buitenland. Die onduidelijkheid in de handhaving is er nu dus al niet. Als de politie iemand met cobra's vindt, dat pakt ze diegene op en dan gaat die een strafrechtelijk traject in. Daar is geen twijfel over mogelijk. Dus waar het om gaat ... Ik ga in herhaling vallen. Nogmaals, ik zet er vraagtekens bij of de algemene normering zo gaat werken: niemand heeft vuurwerk dus misschien doe ik mijn cobra ook niet meer. Maar ik sluit het ook niet uit.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag, want ik snap iets niet. De minister zegt: er gaat naar mijn mening een normering uit van het vuurwerkverbod.
Minister Van Weel:
Dat kán.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Hij zegt: daar kán een normering van uitgaan en het draagt daardoor bij aan een oplossing. Tegelijkertijd zei de minister in het vorige blokje: ik wil er alles, alles, aan doen om de chaos te beëindigen. Dan denk ik: nee, dat wil de minister niet. Want als hij er alles aan zou willen doen, zou hij ook voor een vuurwerkverbod pleiten. Wil de minister er alles aan doen of niet?
Minister Van Weel:
Ja. Daarom laat ik mij ook iets voorzichtiger uit dan hoe u mij nu quoot. Ik heb gezegd: het kán bijdragen aan normering; ik kán mij dat voorstellen. Maar ik heb ook geschetst wat de uitdagingen gaan worden. Daarom herhaal ik dat ik geen principieel tegenstander daarvan ben. Ik zie het nu niet als de panacee voor alle problemen die we nu zien. Then again, ik hoef daar ook niet mee te komen, want we spreken daar over drie weken over met uw Kamer. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel. Dat is sneller dan ik het ooit zou kunnen opstellen. We gaan zien hoe de Kamer daarover oordeelt en dan zal ik mij daarnaar voegen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik nog een tweede vraag. Iedereen maakt zich zorgen over het illegale vuurwerk. De minister noemt dat illegale vuurwerk ook. Kent u het onderzoek van VeiligheidNL waarin aan inwoners is gevraagd: bent u van plan om bij een vuurwerkverbod illegaal vuurwerk te kopen? Alle jaren waarin dat onderzoek gedaan is, zegt 9%: dat ben ik van plan. Dat was altijd 9%, dus dat is niet minder of meer geworden. Kent u dat onderzoek?
De voorzitter:
"Kent de minister dat onderzoek?"
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Kent de minister dat onderzoek en vindt hij dat naar aanleiding van dat onderzoek de uitspraak te doen is dat niet méér mensen naar illegaal vuurwerk grijpen bij een vuurwerkverbod?
Minister Van Weel:
Ik ken dat onderzoek niet, dus ik kan die stelling niet onderbouwen. Ook hierbij vraag ik mij het volgende af. Ik denk dat er een verschil is tussen mensen die alleen met oud en nieuw voor eigen gebruik met het gezin vuurwerk afsteken ... Wat betreft het aantal mensen daarvan dat bereid is om de grens over te gaan, kan ik mij iets voorstellen bij die percentages. Ik vraag mij dat voor de cobra-orders echt af. Maar ik ken het onderzoek niet, dus wellicht interpreteer ik het verkeerd.
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoorde de minister aangeven dat een verbod het probleem niet gaat oplossen. Ik wil eigenlijk weten wat de minister daarmee bedoelt. Bedoelt hij daarmee te zeggen: daarmee lossen we het probleem niet op en dus gaan we geen verbod invoeren? Of zegt hij daarmee: we gaan het verbod invoeren, maar daarmee lossen we het probleem nog niet op?
Minister Van Weel:
Wat ik heb gezegd, of heb beoogd te zeggen, is dat tweede. Dus als op 19 februari uw Kamer besluit tot de invoering van een vuurwerkverbod, zal ik dat overnemen. Ik heb gezegd dat ik niet uitsluit dat daar een normerende werking van uitgaat en dat het sommige vormen van handhaving makkelijker maakt. Tegelijkertijd heb ik gezegd: dan lossen we nog niet hét probleem op, want er moet nog veel meer gebeuren. We hebben niet in één keer door iets illegaal te verklaren een probleem dat diep tussen de oren van mensen zit, tenietgedaan.
De heer El Abassi (DENK):
Is het niet duidelijker voor de rest als de minister dan gewoon zegt: "We gaan voor een verbod. We gaan het proberen. We gaan het daarmee niet oplossen. We hebben veel meer maatregelen nodig, maar in ieder geval deze maatregel." Dan is het veel duidelijker dan "we moeten nog drie weken wachten" of "ik weet het eigenlijk nog niet". Ik hoor de minister namelijk wel zelfverzekerd praten over andere oplossingen. Ik hoorde iets over drones, C2000 en een aantal andere maatregelen. Ik wil de minister vragen of hij er zeker van is dat die maatregelen wel helpen, zonder een verbod?
Minister Van Weel:
U hoort dat goed. Ik ben er niet voor honderd procent op de inhoud van overtuigd dat een vuurwerkverbod heel veel gaat bijdragen aan de aanpak van harde problemen. Then again, ik heb het al gezegd: als het over drie weken wordt aangenomen — die drie weken hebben we echt nog, want het is nog lang geen oud en nieuw — dan gaan we daarmee aan de slag en dan zullen we de handhaafbaarheidstoetsen en uitvoeringstoetsen gaan doen. Dan kijken we hoe we daar handen en voeten aan kunnen geven. Maar ik vind het voor mij minder evident dan de andere maatregelen die ik noem, want die zijn tastbaarder.
De heer El Abassi (DENK):
Ik probeer het echt helder te krijgen voor mezelf. Dan ga ik 'm anders stellen. De minister noemde drones en C2000. Zijn dat maatregelen waarvan de minister zegt "die gaan wel werken, daar geloof ik wel in", in tegenstelling tot bijvoorbeeld een vuurwerkverbod?
Minister Van Weel:
Het is niet "in tegenstelling tot". Wat we ook doen, ook al komt er een vuurwerkverbod, die andere dingen gaan ook gewoon gebeuren. Ik zei al: het is niet het een of het ander. Dat hebben meerdere van uw collega's ook al gezegd. Maar over drones: ja, ik heb data liggen die aangeeft dat daarmee een beter overzicht ontstaat voor de politie. Daardoor kun je in een eerder stadium zien dat er opstootjes komen, vuren ontstaan of vuurwerkgevechten zijn en kun je daar iets tegen doen. Dat is voor mij heel tastbaar. Dat is niet zoiets groots als een nationaal vuurwerkverbod. Daarom vind ik het voor dat laatste moeilijker te appreciëren of dat wat gaat oplossen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik vind het bij ieder antwoord dat ik krijg op mijn vraag lastiger te begrijpen. Ik was hier vandaag echt oprecht om overtuigd te worden door de minister, want ik gaf al aan: ik vind het best ver gaan als we zo'n verbod opleggen. Ik ben vooral op zoek naar: kunnen we andere dingen doen? Maar ik hoor de minister met maatregelen komen die niet genoemd zijn door de burgemeesters, de politie, de brandweer, de ambulance of de dierenbescherming. Zij komen eigenlijk met een hele duidelijke boodschap. Die snap ik wel. Die begrijp ik wel heel goed. Zij zeggen: "De oorzaak zit 'm in vuurwerk. Daar komt ook alcohol bij; dat is samen een cocktail van gevaar. Dus haal die wapens weg. Haal het vuurwerk weg. Dan heb je de basis weggehaald. Daar los je minimaal een deel mee op." Dat is duidelijke taal. Dan hoor ik een minister die daar niet van overtuigd is, maar vervolgens komt met andere maatregelen, die hij niet overtuigend over kan brengen. Ik zou de minister toch willen vragen om dat nog duidelijker uit te leggen.
Minister Van Weel:
Het is niet het een of het ander, zeg ik tegen de heer El Abassi. Ik ben er erg voor dat ook gemeentes zelf kijken naar wat er werkt in de buurt. Denk aan het voorbeeld van Staphorst. Daar is het op een aantal momenten rustiger gebleven dan het daarvoor was, zonder enige repressie, zonder enig verbod, door het inzetten van verbinding zoekende vertrouwenspersonen waar de jongeren naar luisteren en door de ME meer op afstand te houden. Dan kun je zeggen: fantastisch, dat is een methode die in een Staphorst werkt. Maar ik weet niet of die bij mij in Rotterdam ook zo zou werken.
Laten we vooral het lokale gezag de ruimte geven om te zeggen: waarvan denk ik dat het in mijn gemeente werkt? Natuurlijk roepen die burgemeesters nu om een nationaal vuurwerkverbod, want dat is niet iets wat ze zelf kunnen regelen. Dat is iets waarvoor ze naar u kijken. Ik ga u geen bindend advies geven. Ik heb u overwegingen van mijn kant gegeven. Ik zit wat dat betreft echt op het hek. Ik ga het uitvoeren als het wordt aangenomen. Ik kan u als minister, op basis van de informatie die ik nu heb en met mijn ervaring, niet onomwonden zeggen "het gaat zeker wel een positief effect hebben" of "het gaat zeker geen positief effect hebben". Ik heb u een aantal overwegingen gegeven. Ook die zijn niet uitputtend. Ik maak me er gewoon zorgen om, want als we het doen, heb ik niet het idee dat datgene wat nu al verboden is dan heel snel zou verdwijnen zonder dat we ook andere dingen doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De minister stelt dat hij niet het idee heeft dat het gaat werken. Daar maak ik me zorgen over. Ik wil toch iets aan hem voorleggen. De politie stelt iets breders dan alleen maar: het vuurwerkverbod gaat ervoor zorgen dat het huidige probleem wordt aangepakt. De politie zegt eigenlijk: met een landelijk vuurwerkverbod maak je een belangrijke stap om Nederland überhaupt veiliger te maken, bijvoorbeeld door die explosies die het hele jaar door aan de hand zijn, aan te kunnen pakken. Ze zeggen letterlijk: in Nederland is het voor particulieren veel te makkelijk om aan explosieve stoffen te komen. Die komen ook voor in F2-vuurwerk. Dat is geen knuffelvuurwerk. Het is gevaarlijk en explosief. Daarom zegt de politie: er wordt een bepaalde norm gesteld als je zegt dat consumenten gewoon niet horen te stunten met wat voor explosief dan ook. Als je dat als norm stelt, kan de politie beter handhaven en de handel in explosieven beter aanpakken. De politie zegt vervolgens: de vuurwerkcultuur in Nederland, ook het legale vuurwerk, normaliseert het gebruik van vuurwerkexplosieven en zorgt ervoor dat er nu allemaal incidenten zijn met grote explosieven.
De voorzitter:
En uw vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Deelt u de analyse van de politie dat dit een breder probleem is en dat je het bredere geweldsprobleem oplost als je de norm duidelijker stelt door te zeggen dat het gewoon niet in de handen van consumenten hoort?
Minister Van Weel:
Over de eerste vraag zeg ik het volgende. Al die voordeuren worden nu opgeblazen met F4-vuurwerk. Dat wordt echt niet gedaan door iemand die legale boxen uit elkaar klust en denkt: hier maak ik een zelfgemaakte bom van en die hang ik aan de deur van mijn ex. Want laten we eerlijk zijn: ook voor dat soort huis-tuin-en-keukendingen worden deze zware explosieven gebruikt. Dit is allemaal zwaar, illegaal vuurwerk. Waarom? Omdat dat de grootste knal geeft. Dat is nu verboden. Het is hartstikke verboden. Ik wil elke dag wel op televisie gaan — dat doe ik ook bijna — om te zeggen dat dit explosieven zijn, dat je je grote zorgen moet maken als je dit ziet liggen op het nachtkastje van je kind en dat je dan de politie en de Explosieven Opruimingsdienst moet bellen, want voor je het weet blaast die zichzelf op. Ook daar zijn voorbeelden van. Er zijn bijvoorbeeld drie cobra's afgegaan door een mobiele telefoon. Ik kan de foto's laten zien, maar je schrikt je rot. Die slaapkamer is dan gewoon weg. Daar sliep gelukkig op dat moment niemand. Dat is nu dus een enorm probleem. Ik geloof niet dat er een cobra minder het land in gaat als wij F2-vuurwerk morgen verbieden.
Daarmee doe ik niks teniet aan uw tweede punt, maar ik kan daar geen harde uitspraak over doen. Ik ken deze geluiden. Mensen stellen dat wij hier zo veel explosieven hebben door de vuurwerkcultuur. Ik zou zeggen: the jury is still out. Ik zou veel meer onderzoek willen. Dat gebeurt nu ook in het kader van het Strategisch Offensief Tegen Explosies. Het is namelijk wel echt een Nederlands fenomeen. Je ziet het in de landen om ons heen nauwelijks. Komt dat doordat wij innovatief en baanbrekend zijn? Moet daardoor blijkbaar elke voordeur de lucht in? Of zit het in onze cultuur en komt het door de vuurwerkcultuur? Die stemmen zijn er ook. Daar zou ik geen bindende uitspraak over durven doen. Als dat tweede het geval is, dan zou je kunnen zeggen: als we die cultuur aanpakken, hebben we ook het begin van dit probleem te pakken. Maar ik vind dat moeilijk, omdat de vuurwerkcultuur echt wel heel erg geconcentreerd is rond oud en nieuw en de dagen daaromheen. Die explosies gaan ook nu in januari onverminderd voort. Is dat dus een-op-een gebonden aan die cultuur of niet? Ik weet het niet. Het is in ieder geval een probleem dat we hoe dan ook aan moeten pakken, of we nou een nationaal vuurwerkverbod krijgen of niet. Maar daar ben ik enorm op gericht.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit zijn heel veel woorden en wat de minister zegt, herken ik, maar ik hoor nog steeds niets wat gebaseerd is op de ervaringen van mensen die hier daadwerkelijk mee werken en die weten wat wel en niet werkt. Kan de minister heel concreet ingaan op de volgende stelling? We moeten de norm veranderen en gewoon duidelijk voor iedereen aangeven dat consumenten, gewone burgers, niet horen om te gaan met explosieve stoffen of vuurwerk, dus ook niet met F2-vuurwerk. Daarmee maak je de samenleving veiliger en maak je het makkelijk voor de politie om te handhaven op allerlei gevaarlijke stoffen. Is de minister het wat dat betreft eens met de politie of niet?
Minister Van Weel:
De hele discussie die ik net voerde, wordt zwart-wit voorgesteld. Ik zeg heel vaak: de wereld is helemaal niet zwart-wit, al willen we dat in deze gepolariseerde samenleving wel graag horen. Ik doe er niet aan. Dit is een enorme grijstint. Ik heb net volgens mij een halfuur lang alle grijstinten uitgelegd voor waarom ik om dat definitieve advies heen draai. Het blijft voor mij grijs.
De voorzitter:
Lid Kostić, ik zie dat u nog een keer wilt interrumperen. Er komt echt binnen drie weken een hele wetsbehandeling. Ik proef een zekere herhaling in de vragen. De minister gaat niet meer duidelijkheid geven, want hij heeft nu, denk ik, vijftien à twintig keer uitgelegd wat zijn positie is. Maar u mag nog een keer interrumperen als u dat wilt, want u hebt nog een interruptie. U wacht nog even? Ja? Oké.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb de minister duidelijk gehoord over het vuurwerkverbod. Ik zie zijn zoektocht. Die begrijp ik ook, omdat je niet de suggestie wil wekken dat het met één maatregel opgelost is. Dat begrijp ik goed. Tegelijkertijd heb ik de vele burgemeesters en de politie ook duidelijk gehoord. Ik denk dus ook dat we de weg moeten verkennen om dit een vraag voor de samenleving te maken. Maar voor dat tweede punt, dat de cobra's nu al ingevoerd worden en dat schooljongens ze verhandelen voor een prijs die je met een uurtje kranten bezorgen zo'n beetje kunt verdienen, moeten we nog veel en veel sneller actie ondernemen. Ik zou de minister in dat licht willen vragen hoe hij daar, ook in samenwerking met de staatssecretaris, op Europees gebied de versnelling in gaat krijgen. Ik heb zijn antwoord gezien, maar ik heb het gevoel dat we nu nog in de omzwervendeslakkensnelheid zitten en dat we, met alle respect voor iedereen die er keihard aan werkt, pas de eerste besprekingen hebben gehad. Als ik lees over die fabriek in Italië, dan vind ik het onvoorstelbaar dat dit nog deze kant op kan komen. We hebben goede relaties met mevrouw Meloni. Dus nou, allee!
De voorzitter:
De minister heeft een heel blok internationaal. Maar goed, ik laat het aan hem of hij de vraag nu wel of niet beantwoordt.
Minister Van Weel:
Daar ben ik ook ongeveer, voorzitter. Laat ik nog één ding behandelen. Daarna behandel ik meteen uw vraag, mevrouw Bikker, want dan ben ik bij het kopje internationaal.
De heer Van Dijk had het over ruimte voor lokale afwegingen. Als je zou komen tot een nationaal vuurwerkverbod, dan denk ik dat je daar goed naar zou moeten kijken. Ik denk dat dit, in het kader van de transitie die er dan zou komen, een van de manieren zou kunnen zijn om de samenleving mee te nemen in een andere manier van vieren. Daarbij bied je degenen die het echt zullen missen — die zijn er — in ieder geval een alternatief. Ook dan moet je weer goed kijken naar de uitvoerbaarheid. Dat ligt deels op het terrein van handhaving, maar ook deels op het terrein van de staatssecretaris. Dat heeft dan met name te maken met de vraag wie dan met welke explosieven om mag gaan. Uw Kamer heeft zelf ook een aantal van dit soort zaken aangedragen. Maar dan zou dit zeker een avenue kunnen zijn om te doorlopen.
Dan kom ik bij het internationale blokje. Dat hangt voor mij enorm samen met de discussie die we hebben in het kader van de explosieven in bredere zin. Het is dus niet alleen rondom oud en nieuw, waarbij we ook grensverkeer zien, maar deze cobra's komen ook van verder. U noemt een fabriek in Italië. Voor zover ik weet ligt die ene fabriek nog steeds stil. Die is een jaar geleden stilgelegd. Dat heeft niets gedaan met de hoeveelheid cobra's die beschikbaar is op de markt. De vraag is waar ze dan vandaan komen. Albanië wordt genoemd als een van de landen waar ze illegaal worden geproduceerd. Mevrouw Van der Werf noemde ook Polen. Dat is inderdaad een ander land. Maar er zijn ook Chinese copycats. Dat maakt het natuurlijk nog veel gevaarlijker. Je zou immers ten minste nog kunnen zeggen dat op de cobra's die gemaakt werden in die ene fabriek in Italië in ieder geval nog Italiaanse wetgeving zat die dat mogelijk maakt. Ik vond dat overigens een heel vreemd model, want er zijn niet zo heel veel professionele vuurwerkshows die knalvuurwerk gebruiken, maar toch draaide die fabriek het hele jaar door. Dat was mij ook een doorn in het oog. Ik heb dat opgebracht tijdens mijn bezoek aan mijn Italiaanse collega's in Rome een maand geleden. Op internationaal en Europees niveau proberen we ook samen op te trekken.
Frankrijk heb ik daarbij aan mijn zijde gevonden. We hebben samen met Frankrijk een non-paper ingediend bij de Commissie, maar ook bij de andere landen, om te kijken of we tot meer uniformiteit kunnen komen, om in ieder geval het zwaardere vuurwerk te verbieden, om te komen tot een EU-pyro-pass, zoals we die nu ook in Benelux-verband hebben, en om te kijken of we er meer paal en perk aan kunnen stellen. Ik merk dat de nieuwe Commissie dit nu wel op de agenda heeft gezet. Het is dus een van de onderwerpen die we het komende jaar hopelijk verder kunnen brengen. We zien ook de discussies — die werden ook door een aantal genoemd — in Duitsland, België en Zweden, waar onze problematiek de laatste tijd ook de kop lijkt op te steken. Ik zie dus steeds meer animo om daar in Europees verband meer een vuist in te maken.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is goed om dat te horen. Tegelijkertijd zou ik zeggen: met hoeveel haast dit behoeft, is elk uur er bijna één. Eerder hebben we gezien dat er veel wapens in omloop waren en dat daar veel gedoe mee was in Nederland. We zagen dat het omslagpunt werd bereikt toen we veel zwaarder gingen sturen op de munitie. Als we kijken naar het verhardende criminele klimaat in West-Europa, dan kan ik me ook voorstellen dat Europese landen geneigd zijn om juist die aanpak te kiezen. In die zin zou ik de minister willen vragen om hierin een koploper te worden. Ik denk dat hij daarmee echt iets moois kan neerzetten, waarmee Nederland eindelijk eens een lichtend voorbeeld is in het bestrijden van criminaliteit, op een manier waarmee we elkaar helpen maar bovenal die oude stadswijken die nu zo lijden onder deze terreur. Zou de minister dus willen toezeggen dat hij in ieder geval de grote ambitie heeft om koploper te worden, om al die cobra's gewoon het continent af te trappen?
Minister Van Weel:
Ja, met alle liefde doe ik dat. Overigens zijn wij wel vaker koploper in criminaliteitsbestrijding, maar dat is dan helaas ook omdat we er heel veel van hebben. Ik noem bijvoorbeeld de aanpak van de Rotterdamse haven, die wel succesvol lijkt en nu ook een exportmodel wordt naar andere EU-landen. Wij zijn graag de koploper. Dat zeg ik u toe. Ik heb ook wel grote verwachtingen van de taskforce onder leiding van Carola Schouten, juist omdat die breder kijkt dan alleen naar het opsporings- en handhavingsperspectief en kijkt naar de creatieve zaken, zoals waar we in de keten echt een verschil kunnen maken. Het gaat eigenlijk niet meer over het oppakken van de jongetjes van 14 en 15. Die worden in meer dan de helft van de gevallen gewoon gepakt en vervolgd. Ze krijgen een straf. Dat is jeugdrecht, dus ze zijn snel weer buiten. Hoe dan ook deert het ze in veel gevallen niet heel veel en zie je ze weer terug. Maar we willen natuurlijk weten wie op de laag daarboven zit, wie de leverancier hiervan is, waar het wordt geproduceerd en wat de smokkelroutes zijn. Dat zijn de interessante vragen. Ik hoop dus dat daar resultaat uit komt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Allereerst constateer ik dat het handhaven van dit debat hier in deze zaal al best wel moeilijk is, met herhalingen van zetten en ingaan op dingen die nog moeten komen. Dat geeft al aan dat de zaken heel moeilijk te handhaven zijn, zelfs voor deze voorzitter, hoewel ik vind dat hij hier een uitstekende job doet om het toch in de hand te houden. Maar zo zien we maar dat mensen toch vinden dat ze het recht hebben om dingen te doen; dat daargelaten. Mijn vraag aan de minister luidt eigenlijk als volgt. Helemaal in het begin zei hij: wij gaan als kabinet niet zelf met een voorstel komen voor een totaal vuurwerkverbod. Daarachteraan zei hij dat er straks ook nog een wetgevingsoverleg over dit onderwerp aan komt. Betekent dit dat dit kabinet geen voorstel indient tot na dit wetgevingsoverleg, of gaat het kabinet gedurende de kabinetsperiode helemaal geen voorstel indienen voor een vuurwerkverbod?
Minister Van Weel:
Het kabinet zal zich moeten verhouden tot het initiatiefwetsvoorstel dat is ingediend. Voor 19 februari zal het kabinet over dat wetsvoorstel een standpunt innemen. In algemene zin geldt het hoofdlijnenakkoord, waarin ook is afgesproken dat het kabinet niet met een algemeen vuurwerkverbod komt. Die twee gaan samen. Maar ik zou niet vooruit willen lopen op het kabinetsstandpunt dat de 19de naar voren zal worden gebracht.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wetgeving wordt in deze Kamer bepaald bij Kamermeerderheid. Zo wordt bepaald of een wet wel of niet wordt aangenomen. Maar mijn vraag was nog iets concreter. Stel dat die wet niet wordt aangenomen. Dan is het kabinet dus niet van plan, ook gezien het hoofdlijnenakkoord, om daarna zelf met een nieuw wetsvoorstel te komen voor een totaal vuurwerkverbod?
Minister Van Weel:
Die vraag durf ik wel met ja te beantwoorden. Dan hebben we hier ook uitgebreid het gesprek gevoerd, denk ik, en dan is de uitkomst wat die is.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik denk dat de minister goed constateert dat ook de ons omringende landen, België en Duitsland, heel ernstig aan het nadenken zijn over een landelijk vuurwerkverbod. Daar speelt deze discussie ook. Maar zeker als we het Europees willen trekken, weten we dat er altijd wel een land is dat moet beginnen, dat over de brug moet komen. Nederland kent het grootste gebruik van vuurwerk per hoofd van de bevolking ter wereld. Is de minister het dan met mij eens dat het fantastisch motiverend zou werken voor de ons omringende landen en daarna de rest van Europa als wij de eerste stap durven te zetten, zeker met de steun van onze hulpdiensten en een grote meerderheid in de samenleving, van links tot rechts?
Minister Van Weel:
We zijn weer terug bij het vorige blokje, geloof ik. Ik ga daar niks aan afdoen. Wat ik wel wil zeggen: op een aantal aspecten zijn we al een voorloper. Wij waren een van de eersten die het F4-vuurwerk in de smiezen hadden. We hebben als een van de eersten het grotere siervuurwerk en knalvuurwerk in de ban gedaan. Daarom hebben we nu ook last van de ons omringende landen, want daar is de regelgeving wat minder streng dan bij ons. Ik zou dus zeker niet durven te zeggen dat we nu niet worden gezien als een koploper. Voor mij is de uitdaging om het grote probleem dat wij hier bijvoorbeeld met cobra's hebben aan de collega's kenbaar te maken. Daar moet ik een heleboel moeite voor doen. Het fenomeen van die voordeuren dat wij hier zien, is een probleem dat nog niet overal even breed erkend wordt. Wij hebben het gehad over de vraag waar het vandaan komt: de cultuur, de beschikbaarheid, de innovativiteit? Joost mag het weten. We hebben ook ervaring met koploper zijn op het gebied van ondermijnende criminaliteit en de internationale aanpak daarvan. We hebben te maken met de aanpak van drugsimport via havens. We zijn heel bedreven in het kenbaar maken van onze ideeën in Europa en met daar een coalitie rondom smeden. Dat gaan we hierbij ook doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn vraag ging over het goede voorbeeld geven als het gaat om een landelijk vuurwerkverbod. Dan gaat het ook om F2-vuurwerk omdat we weten dat amputaties en oogletsels ook te maken hebben met het vuurwerkverbod. Dat is elders niet anders. Mijn vraag ging daarover. Ik begrijp dat de minister wat dit betreft de ruimte wil houden om het hier op 19 januari over te kunnen hebben. Dat moet ik respecteren. Ik dank de minister daarvoor. Ik roep hem op om toch nog een keer met de hulpdiensten en de politie te gaan praten. Die weten wat nodig is, ook in de handhaving. Ik hoop dat hij straks op 19 februari met ons wil samenwerken om dit uiteindelijk uit te voeren.
Minister Van Weel:
Dank. En maakt u zich geen zorgen: ik spreek veelvuldig met hulpdiensten, politie en anderen. Ik maak het echt tot mijn grote doel om juist ook een minister voor de uitvoering te zijn. Daarom was ik van het weekend ook bij de A10 en de verboden demonstratie.
De heer Van Nispen (SP):
De minister sprak net over zijn pogingen om in internationaal verband het probleem van de cobra's bespreekbaar te maken. Hij zei dat het ingewikkeld was, althans, dat het nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid omdat de problematiek in Nederland kennelijk groter is. Ik ben benieuwd hoe België en Duitsland reageren als de minister zegt: waarom zijn er bij jullie cobra's verkrijgbaar? Dat er in Zwitserland nog lawinepijlen verkocht worden, begrijp ik, want dat is soms nodig om een lawine op te wekken. Daar zijn ze voor, al moet dat wel gecontroleerd gebeuren uiteraard. Maar wat is nou het nut van cobra's? Wat zeggen die landen als de minister daar bepleit om ook wat strenger te zijn?
Minister Van Weel:
Ook bij die lawinepijlen, zeker in Zwitserland, zou ik wel streng zijn op wie die allemaal mag hebben, want ook die hebben een specifiek doel. Overigens geloof ik dat F4-vuurwerk ook in België verboden is. Daar zul je dus nog iets verder voor moeten rijden of je moet die Telegramapps gebruiken. In die zin zie je dat andere landen ook langzaam deze restricties toepassen. Wat zij niet zien is dat wij hier echt problemen hebben met dat zwaardere vuurwerk, namelijk dat ze in zulke grote aantallen aan deuren worden gehangen. Dat begint nu wel ook in België en in Duitsland. In die zin zou je kunnen zeggen dat er sprake is van een epidemie. Ik noemde Zweden al. Men begint dat wel te zien. Then again, als een collega mij zou benaderen met de opmerking "u maakt een volledig legaal product in uw land, maar bij ons is dat een probleem", dan wil ik toch eerst even uitleg krijgen waarom ik in mijn land de wetgeving aan moet passen. Kennelijk moet dat omdat iemand anders een probleem heeft dat ik niet herken. Dat was een beetje de situatie die ik voelde in Italië.
De heer Van Nispen (SP):
En dat begrijp ik, want zo zou ik ook reageren als iemand bij mij komt. Als iets bij mij geen probleem is, waarom zou ik dan mijn wetten aan moeten passen? Ik denk ook niet dat we op het niveau zijn dat we dat Europees geharmoniseerd hebben. Misschien moet je dat ook helemaal niet willen. Maar ik ben wel benieuwd naar wat de legale toepassing is van cobra's in landen waar dat mag. Hetzelfde geldt voor nitraatbommen of ander serieus zwaar vuurwerk dat nog wel in België en Duitsland te koop is. Wat is daar nou de legale toepassing van in die landen?
Minister Van Weel:
It beats me. Voor siervuurwerk kan ik me dat voorstellen, maar nu ik me een klein beetje hierin verdiept heb, weet ik inmiddels dat er een heel grote markt is voor mensen die het gewoon heel erg leuk vinden om een heel grote knal te veroorzaken. Hier is dat verboden, maar niet in de ons omringende landen. Als het gaat om legale toepassingen, noemde ik al de fabriek in Italië. Die had volgens mij als enige professionele klant een festivalletje in Spanje, ergens in een dorp waar het traditie was om dit knalvuurwerk te gebruiken. Maar daar draait zo'n hele fabriek niet op. Dus, nee, ik denk dat een heel groot deel van deze markt daadwerkelijk gewoon het illegale circuit in gaat. Dat is natuurlijk een verdienmodel waar we wat aan moeten doen.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
U had nog iets van mij tegoed. Hoe ga ik om met het rapport over de strafeis die met 200% zou worden verhoogd als het ging om geweld tegen hulpverleners? In het binnengekomen rapport blijkt dat dit niet of nauwelijks wordt toegepast door het OM of de rechterlijke macht. Ik heb daarover gesproken met de procureur-generaal van het OM. Die was ook geschrokken van deze bevindingen, maar moest wel terug naar zijn organisatie om na te gaan wat de oorzaak daarvan was. Laat ik een aantal voorbeelden noemen. Is de oorzaak nou dat men vindt ...? Stel je voor dat je te maken hebt met een persoon met verward gedrag. We weten dat dit een enorm probleem is voor onze hulpverleners. Meer dan 100.000 meldingen per jaar gaan alleen maar over het veiligstellen van verwarde personen of over het ergens weghalen van deze personen om ze naar een veilige plek te brengen. Buiten oudejaarsnacht om komt veel van de agressie tegen de hulpverleners van dit soort verwarde mensen, dus van mensen met verward gedrag. Je zou je kunnen voorstellen dat die niet in alle gevallen gebaat zijn bij een hogere gevangenisstraf. Ik zeg niet dat dat het is, maar dat is een van de redenen die je zou kunnen bedenken als je je afvraagt waarom het OM in zo'n geval niet overgaat tot verhoging van de strafeis. In algemene zin constateren wij samen dat het onwenselijk is, want we maken wetten juist om die ten uitvoer te laten brengen. Voordat we daarmee verdergaan, moeten we echter even wachten op de feedback van het OM. Onder anderen tegen de heer Eerdmans zeg ik dat dit ons er niet van weerhoudt om het taakstrafverbod wel met spoed op te pakken. Ik verwacht dat we dat voor de zomer van dit jaar al in consultatie kunnen laten gaan. Hier gaat het dus om het taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners in brede zin, zoals het ook aangekondigd staat in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee de meeste vragen op mijn terrein heb beantwoord.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de staatssecretaris. O, mevrouw Van der Werf wil toch nog een vraag aan de minister stellen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De minister schetst eigenlijk een heel genuanceerd beeld. Hij zegt veel dingen waarmee iedereen het eigenlijk eens is. Ik ben daar benieuwd naar. Ik vroeg me namelijk af of we nou net naar een minister hebben zitten luisteren die als het ware een soort draai aan het voorbereiden is voor bijvoorbeeld de VVD, of dat we naar een minister hebben geluisterd die zelf eigenlijk wel wil, maar niet mag.
Minister Van Weel:
Geen van beide. Ik probeer u vanuit mijn vakgebied als bestuurder zo goed mogelijk te informeren, dus naar mijn beste weten. Dat is wat u vandaag van mij heeft gehoord. Als u mij vannacht wakker maakt, dan zeg ik nog steeds dat er geen diepere bedoelingen achter zitten in verband met dingen die ik niet zou mogen doen of dingen die ik juist zou doen vanwege de partij die mij gevraagd heeft om dit vak uit te oefenen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dat is altijd goed om te horen. Dank daarvoor. U heeft natuurlijk geregeld gesprekken met de politie. De politie komt, neem ik aan, bij u op kantoor langs.
De voorzitter:
Bij de minister.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De minister gaat daar ook vaak op bezoek. Maar wat zegt u dan tegen de politie? Ik heb hier echt honderd verschillende argumenten voor en tegen gehoord. Wat is dan uw boodschap aan de agent?
De voorzitter:
Wat is de boodschap van de minister aan de agent?
Minister Van Weel:
Ook dan praat ik in grijstinten, maar ook die zijn weer gebaseerd op wat ik hoor. Het is niet overal een zwart-witbeeld. Ik snap waarom de politie nu komt met een algemeen verzoek om een verbod. De zaken die ik daaromheen heb gezegd, zijn ook allemaal waar. Die gesprekken heb ik ook met agenten die zeggen dat het voor hen moeilijk te handhaven is. Dan zeg ik: oké, maar als je aangevallen wordt, maakt het voor de handhaving dan nog uit waarmee? Ik voer die gesprekken dus ook met de uitvoering, juist omdat ik me — stel dat het er komt — zelf een zo goed mogelijk beeld wil vormen van hoe we dat straks gaan vormgeven op een manier waarop het ook daadwerkelijk gaat bijdragen hieraan. Dat is de zoektocht waar ik in ieder geval nog middenin zit. Mijn boodschap aan de politie is: ik hoor jullie; ik snap het. Tegelijkertijd geef ik de winstwaarschuwing dat ik er nog niet van overtuigd ben dat dat de panacee is voor alle problemen die we hier proberen op te lossen.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat nu spreken. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dank u wel, voorzitter. Omwille van de tijd zal ik geen algemene inleiding geven. Ik heb zes vragen gekregen van de Kamer. Daar zal ik op ingaan. Als er misschien toch aanleiding is om iets uit mijn inleiding te halen, dan zal dat vanzelf blijken.
Allereerst een vraag van mevrouw Van der Plas van BBB. Ik zie mevrouw Van der Plas aan komen lopen. Ze heeft haar aandacht erbij. Dank u. De vraag ging eigenlijk over het feit dat slachtoffers veelal gemaakt worden door illegaal vuurwerk en dat de meeste mensen zich gedragen. Hoe gaat het kabinet desinformatie over legaal vuurwerk tegen? Dat was de vraag die mevrouw Van der Plas stelde. Wij informeren de Kamer netjes twee keer per jaar over het dossier vuurwerk. De cijfers over vuurwerk, waaronder letselcijfers, worden onafhankelijk verzameld door de stichting VeiligheidNL, die al eerder ter sprake is gekomen. Op de website van de overheid staat ook informatie over welk vuurwerk legaal is voor consumenten in Nederland. Daarnaast draag ik ook ieder jaar zorg voor een vuurwerkcampagne gericht op het veilig afsteken van vuurwerk. Dit jaar was de campagne Tot het je raakt. Wij hebben vier net geen jongeren meer die zelf de afgelopen jaren letsel hebben opgelopen, bereid gevonden om hun verhaal te vertellen. Dat deden we vooral omdat je ziet dat met name jongeren een doelgroep zijn die erg vaak betrokken is bij letsel. Dan is het goed om mensen te laten spreken die dat zelf hebben meegemaakt en die achteraf zeggen dat zij dachten: dat gaat mij niet gebeuren. Wij hadden de hoop dat de campagne zou aanslaan en dat we daarmee meer mensen zouden bereiken. Een deel van de cijfers wijst uit dat dat is gelukt. Is dat voldoende? Nee, nog niet. Maar deze campagne heeft wel effect gehad, denk ik.
De tweede vraag was ook van mevrouw Van der Plas van BBB. Is vuurwerk het probleem als ook alcohol en drugs een rol kunnen spelen, getuige de grote rol die die spelen op de spoedeisende hulp? Ik zeg heel eerlijk richting mevrouw Van der Plas dat ik geen zicht heb op cijfers over alcohol- of drugsincidenten tijdens de jaarwisseling. Ongetwijfeld zal een combinatie van factoren vaak een rol spelen en uiteindelijk leiden tot een bezoek aan de spoedeisende hulp. Onze inzet is en blijft gericht op een veilige jaarwisseling en zo min mogelijk letsel door het gebruik van consumentenvuurwerk. De voorlichtingscampagne die wij voeren, is met name gericht op veilig gebruik van vuurwerk door consumenten. Nogmaals, ik heb geen cijfers over deze link. Ik kan u daar verder niet zo heel veel meer over vertellen dan wat ik hier heb staan.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voor de duidelijkheid wil ik die cijfers eigenlijk wel weten. Stel dat er iemand binnenkomt die behandeld moet worden voor alcoholgerelateerde problemen tijdens de jaarwisselingsnacht, maar diegene wordt wel meegenomen in de jaarwisselingscijfers, terwijl diegene eigenlijk voor iets heel anders komt. We moeten de cijfers echt goed uitsplitsen, zodat we zien wat er nou echt door het vuurwerk kwam, wat er alcoholgerelateerd was en wat misschien wel door een ruzie kwam. Die mensen worden wellicht — dat weet ik dus niet, maar dat zou ik graag uitgesplitst willen zien — allemaal meegenomen in de cijfers. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om te kijken of die uitsplitsing er wel kan komen. Iedereen die in het ziekenhuis komt, wordt geregistreerd. Er wordt ook opgeschreven waar diegene voor behandeld is. Die informatie is er dus gewoon.
Staatssecretaris Jansen:
Als die informatie er is, ben ik natuurlijk bereid om die te delen met de Kamer. Mocht die link er op papier niet zijn, dan is dit misschien wel een aandachtspunt om mee te nemen bij de volgende jaarwisselingen, want ik zei net ook dat een combinatie van factoren soms medebepalend is voor hetgeen er gebeurt, zoals mevrouw Van der Plas ook terecht constateert. Als die cijfers er zijn, krijgt u ze als Kamer. Anders is het een aandachtspunt voor de komende jaarwisselingen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik vraag dit ook omdat tijdens de coronaperiode het aantal mensen met corona in het ziekenhuis werd geregistreerd. Maar wat bleek? Heel veel mensen die bijvoorbeeld met een gebroken been kwamen en die geen coronaklachten hadden, werden ter plekke getest en bleken corona te hebben. Zij gingen allemaal mee in de coronacijfers. Dat gaf een heel vertekend beeld. Dat is de reden van mijn vraag.
Ik heb nog een vraag. Wij horen dat heel veel van die incidenten gerelateerd zijn aan legaal consumentenvuurwerk. Wij horen ook dat heel veel mensen in het ziekenhuis niet zeggen dat hun vuurwerk illegaal was, omdat ze dan natuurlijk niet verzekerd zijn voor eventuele vervolgschade, want dan is het opzettelijk en worden dingen niet vergoed. Ik was benieuwd of de staatssecretaris daar, misschien ook in overleg met de collega van Volksgezondheid, eens naar kan kijken. Als iedereen zegt dat zijn vuurwerk gewoon legaal is maar dat niet zo blijkt te zijn, vertroebelt dat de cijfers eigenlijk ook. Is daar iets van bekend, of kan daar ook naar gekeken worden?
Staatssecretaris Jansen:
Die cijfers zijn mij niet bekend, zeg ik heel eerlijk. Natuurlijk wil ik contact opnemen met de staatssecretaris van VWS om te bekijken of wij daar meer zicht op kunnen krijgen. Ik denk wel dat het goed is als daar cijfers over bekend zouden zijn. Overigens is het natuurlijk ook zo dat mensen soms legaal vuurwerk op de verkeerde manier gebruiken. Dat kan ook letsel veroorzaken. Het gaat dus niet altijd alleen maar om illegaal vuurwerk. Vaak is dat wel zo, maar legaal vuurwerk kan inderdaad ook letsel veroorzaken.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. De derde vraag is van NSC, als ik het goed zeg van mevrouw "Brunning".
De voorzitter:
Bruyning.
Staatssecretaris Jansen:
Bruyning, excuses. Ik ken nog niet alle leden van deze commissie. Vandaar dat ik af en toe moet kijken op mijn spiekbriefje.
"Gemeenten kunnen lokale verboden instellen. Die gemeenten moeten goed kunnen handhaven. Dit betekent een afsteekverbod, een verkoopverbod en een bezitsverbod. Wat zijn de mogelijkheden hiertoe?" Dat was de vraag van mevrouw Bruyning. Gemeenten kunnen inderdaad lokaal een vuurwerkverbod instellen. Dit kan alleen voor het afsteken van vuurwerk. De lokale driehoek is uiteindelijk natuurlijk wel verantwoordelijk voor de handhaving van het verbod op het afsteken van vuurwerk. Daarnaast kunnen gemeenten met locatiebeleid, zoals vuurwerkzones, de overlast terugdringen. Dat zijn de middelen die beschikbaar zijn.
Dan kom ik bij een vraag van de heer Dassen van Volt: hoe gaan we weer een feest maken van oud en nieuw als er zo veel slachtoffers vallen, en hoe gaan we er een feest van maken als we zien dat vier van de tien slachtoffers omstanders zijn en niet eens zelf vuurwerk afsteken? Ik heb net al aangegeven dat onze inzet met name gericht is op een veilige en feestelijke jaarwisseling. Ik denk dat het belangrijk is dat iedereen veiligheidsmaatregelen neemt, zowel afstekers als omstanders. Vandaar ook dat wij dit keer de campagne hebben ingestoken met de boodschap om een aansteeklont en een vuurwerkbril te gebruiken, en die bril ook als omstander te dragen. Het is gewoon belangrijk en het voorkomt letsel. Natuurlijk is ook het houden van afstand niet onbelangrijk. Zo houden we het volgens mij veilig met elkaar.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik heb nog wel even een verduidelijkende vraag aan de staatssecretaris. Ik gaf in mijn bijdrage aan dat er inderdaad sprake kan zijn van een afsteekverbod, maar hoe staat de staatssecretaris tegenover het idee om het instrumentarium bijvoorbeeld uit te breiden met een verkoopverbod en eventueel een bezitsverbod?
Staatssecretaris Jansen:
Ik moet heel even kijken naar mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, om te zien of dat onder mijn of zijn bevoegdheid valt. Ik kan dit aandachtspunt natuurlijk meenemen, maar daar moet ik wel even rustig mijn gedachten over laten gaan, zeg ik heel eerlijk.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Jansen:
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Michon-Derkzen van de VVD: wat is de stand van zaken omtrent de evaluatie en de herziening van de Pyrorichtlijn? Een deel is al gezegd door mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid. De evaluatie van de Pyrorichtlijn wordt binnenkort afgerond. Vanuit Nederland is er actief bijgedragen aan die evaluatie. Het is nog niet duidelijk of deze evaluatie gaat leiden tot een herziening. Dat is wel de wens van Nederland. Waar heeft Nederland dan met name op ingezet? Dat zei de minister van Justitie en Veiligheid net ook al. We hebben ingezet op een Europees verbod op type F4, waaronder cobra's. De vervolgvraag is dan misschien: waarom niet ook een verbod op F3? We hebben met gelijkgestemde landen gemerkt dat er mogelijk draagvlak is — dat is kansrijker — voor een verbod op F4, en niet ook voor een verbod op F3. Hierbij zoeken we, zoals mijn collega net ook al zei, natuurlijk expliciet de samenwerking met gelijkgestemde landen, zeg ik richting de heer Dassen.
Dan de laatste vraag die ik heb gekregen, wederom een van mevrouw Michon-Derkzen van de VVD: kan het product vuurwerk veiliger, bijvoorbeeld door keurmerken? Vuurwerk moet natuurlijk aan de vereiste kwaliteitseisen voldoen. De vuurwerkbranche is daar zelf verantwoordelijk voor. De Inspectie Leefomgeving en Transport voert ieder jaar risicogerichte testen uit op batches van consumentenvuurwerk. Ook dit jaar waren de afkeurpercentages hoog. Dat vind ik een bijzonder zorgelijke ontwikkeling. De Inspectie Leefomgeving en Transport constateerde in 2021 dat de Europees geregelde CE-markering onvoldoende functioneert. Natuurlijk zetten wij ons internationaal in om de conformiteitsprocedures die op EU-niveau geregeld zijn op de langere termijn te verbeteren. Dit jaar gaan we ook verkennen of er andere manieren zijn om de kwaliteit te verbeteren.
Daarbij kijk ik ook naar de cijfers die hierover bekend zijn, met name bij F1- en F2-vuurwerk, omdat dat het legale vuurwerk binnen Nederland is. Er is getest op F1-vuurwerk, met name met fonteinen. De belangrijkste reden voor afkeur daarbij was dat de uitstootopening van de fontein te klein is of verstopt kan raken. Het gevolg daarvan kan zijn dat er een te zware druk komt, die de uitstoot verhoogt voorbij de veilige 1 meterveiligheidsafstand. Bij een wind van 2 meter tot 2,5 meter per seconde is de kans dan groot dat delen op kleding of huid van een toeschouwer of de afsteker komen. Voor F2 — dan ben ik ook direct aan het einde van mijn bijdrage, voorzitter — waren de redenen voor afkeur onder andere: omvallen, blindgangers, weigeraars, explosies en brandende delen of effecten buiten de veiligheidscirkel van 8 meter.
De voorzitter:
Dank. De heer Van Nispen heeft nog een vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Misschien had ik mijn opmerking niet als vraag verpakt. Dat is dus mijn fout. Maar de staatssecretaris is niet ingegaan op de wens van de Kamer die is neergelegd in de motie-Mutluer: verzoekt de regering om in overleg met de gemeenten zo snel mogelijk regels te ontwikkelen om opslag van consumentenvuurwerk gefaseerd uit woonwijken te weren. Die motie is van 27 juni 2024. 144 stemmen waren daarvoor. Maar wat doet de staatssecretaris? Hij zegt: nou, dat vind ik niet nodig, dus ik voer die motie niet uit. Sterker nog, deze staatssecretaris heeft gezegd: ik begrijp de zorgen van mensen wel, want ik zou er zelf ook niet boven willen wonen. Dat heeft deze staatssecretaris gezegd. Wat voor signaal geeft hij daar nou mee af? En waarom voert hij deze aangenomen Kamermotie niet uit? Die is overigens niet uit de lucht gegrepen of zelf bedacht, maar is een reactie op gezaghebbende onderzoeken van wetenschappers die dit hebben geadviseerd aan de Tweede Kamer.
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik beginnen met het tweede deel van de vraag. Ik heb die opmerking gemaakt, maar dat was meer vanuit de redenatie dat ik geen enkele intentie heb om te verhuizen. Dat heb ik ook in de IenW-commissie gezegd. Maar als ik ga verhuizen, ga ik er niet vrijwillig boven wonen; dat is wat ik heb gezegd. Zo bedoel ik dus die opmerking.
De reden waarom wij de motie hebben uitgevoerd zoals wij 'm hebben uitgevoerd, is dat wij juist hebben gezegd: je moet dit bij de bron aanpakken. Dat betekent dat wij zeggen dat je gaasverpakkingen moet verbieden. Daarnaast moet de opslag beschikken over brandwerende deuren en brandwerende muren. Op die manier kun je voorkomen dat er een effect ontstaat zoals er in het verleden is ontstaan in Enschede, want dat wil je gewoon niet meemaken. Dat is hoe wij de motie hebben geïnterpreteerd en uitgevoerd. Hiermee pakken wij het namelijk eigenlijk bij de bron aan.
Nog een tweede opmerking daarover, voorzitter. Op dit moment heeft een burgemeester binnen zijn instrumentarium al de mogelijkheid om zelf een vuurwerkopslag binnen een wijk te vermijden. Dat kan namelijk via de algemene plaatselijke verordening voorkomen worden en ook via het bestemmingsplan. De middelen zijn er dus al. Wij zien dus geen toegevoegde waarde om dit vanuit het Rijk op die manier centraal te regelen.
De heer Van Nispen (SP):
Maar ik ben niet de enige die zich hierover verbaast, want dat doet ook de brandweer. Zij hebben ook hun zorgen hierover uitgesproken, maar ook wetenschappers en burgemeesters. De staatssecretaris maakt het nu het probleem van een individuele burgemeester die al die opslagen van vuurwerk moet gaan verbieden in een APV, terwijl de Tweede Kamer duidelijk was. De staatssecretaris zegt: ik heb de motie op die en die manier geïnterpreteerd en uitgevoerd. Maar dat is niet volgens de letter en ook niet volgens de geest van de motie.
Dan nog over z'n opmerking dat hij er zelf ook niet boven zou willen wonen. De vraag was niet: heeft deze staatssecretaris ambities om te verhuizen? Dat gaat ons namelijk helemaal niks aan. Maar die opmerking stond toch echt in het artikel. De staatssecretaris zegt dan dus dat hij verkeerd is gequoot. Dat is een geschil tussen de staatssecretaris en de journalist. Maar hij zei in het artikel: ik begrijp die zorgen van mensen wel, want ik zou er zelf ook niet boven willen wonen. Dat heeft dus helemaal niks met verhuizen te maken. Nogmaals de oproep: is de staatssecretaris bereid dit te heroverwegen en die motie alsnog uit te voeren zoals de Kamer in meerderheid het heeft bedoeld?
Staatssecretaris Jansen:
Ik denk dat wij de motie op deze wijze op de goede manier hebben uitgevoerd. Als de Kamer vindt dat dit niet ver genoeg gaat, dan verneem ik dat graag, maar dit is volgens mij de manier om het bij de bron aan te pakken. En nogmaals: het is al mogelijk binnen het instrumentarium van een burgemeester of gemeente om hier zelf ook in te reguleren. Een van de bijkomende zaken die natuurlijk speelt, is dat wij, op het moment dat wij dit landelijk instellen, geheid verzoeken om financiële bijstand en compensatie krijgen van handelaren die daar al heel lang zitten. Ik zeg heel eerlijk dat dat ook een rol heeft gespeeld in de afweging.
De heer Van Nispen (SP):
Sorry, maar daar is het heel de dag nog niet over gegaan. Terwijl een aantal partijen pleit voor een algeheel vuurwerkverbod, hebben we het nog niet eens over de financiën of de compensatie. Dat ga ik ook niet doen. Maar nu het gaat over het verplaatsen van de opslag van vuurwerk uit woonwijken, is compensatie opeens een van de issues, niet het enige; dat zei de staatssecretaris ook niet. Maar in die motie staat ook "gefaseerd". Er staat dus niet "per direct" of "per morgen". Iedereen kan zich daar netjes op voorbereiden en met goede overgangstermijnen is de regering helemaal geen schadevergoeding daarvoor verschuldigd.
Staatssecretaris Jansen:
Faseren kan al op gemeentelijk niveau via de APV. Dit is dan een landelijke maatregel die niets toevoegt. Het kan op deze manier sneller door de burgemeesters zelf geregeld worden.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben blij dat we de staatssecretaris bij dit debat hebben gevraagd. Ik vind hem in zijn beantwoording wel wat voorzichtig en terughoudend. Als de Pyrorichtlijn — ik zeg het elke keer op z'n Nederlands, maar je moet het op z'n Engels zeggen — wordt geëvalueerd, is dat dus dé kans om die richtlijn aan te passen. Dan hoor ik de staatssecretaris zeggen dat we dan misschien wel iets gaan aanpassen. Nee, daar gaan we ons nu dus ongelofelijk voor inzetten en we gaan het onderste uit de kan halen.
Dat gezegd hebbende, vroeg ik in mijn termijn ook hoe het zit met de legitimatieplicht voor kopen in België en/of Duitsland. Daar is het hier ook al heel lang over gegaan. Vaak gaat het erover dat we er nog niks over hebben gehoord. Ik heb ook gevraagd hoe het contact van deze staatssecretaris met de vuurwerkbranche is, ook als je hoort wat de ILT er toch ook weer tussenuit haalt aan legaal vuurwerk dat niet deugt. Ik kan me voorstellen dat dat vraagt om overleg tussen de staatssecretaris en de branche.
Staatssecretaris Jansen:
Zeker de tweede vraag heeft ons enorm negatief verrast, zeg ik heel eerlijk. Dat is niet goed. Daar gaat het gesprek met de branche ook over. Het kan namelijk niet zo zijn dat een deel van het vuurwerk dat legale vuurwerkhandelaren in de handel willen brengen niet legaal is. Dat is fout. Daarover gaan we het gesprek aan met de sector. De eerste vraag had ik geïnterpreteerd in het licht van de Pyrorichtlijn. Ik had bij "pyro" ook de Nederlandse uitspraak in gedachten, maar ik hoorde in de eerste termijn de Engelse uitspraak, dus ik dacht: ik pas me netjes aan. Ik had de vraag zo geïnterpreteerd dat het ging over de pyro-pass, die in Benelux-verband al is ingevoerd. Met België en Luxemburg zitten we dus op één lijn. Volgens mij heeft de minister van Justitie en Veiligheid net ook gezegd dat we proberen om samen op te trekken met andere gelijkgestemde landen. Dat heeft echter nog niet tot het gewenste resultaat geleid; in Benelux-verband is dat wel het geval.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Die pyro-pass heb je nodig als professionele koper. Een verkoper moet bij een professionele koper die pas checken. Maar het gaat mij om al die consumenten die in de file naar Duitsland en België rijden; in België kan je het hele jaar door vuurwerk kopen. Dat moet je ook aan banden leggen. Deze hele discussie gaat over hoe oud en nieuw eruitziet en hoe we het veilig krijgen. Een element daarvan is dat wij willen dat consumenten niet in België en Duitsland vuurwerk gaan halen. Dat zou kunnen met een legitimatie. Bij de coffeeshops in Limburg vragen we Duitsers bijvoorbeeld ook om de legitimatie, omdat alleen ingezetenen naar coffeeshops kunnen. Die discussie hebben we hier oeverloos vaak gevoerd. Daar vroeg ik in mijn termijn ook naar en daar wil ik dus graag een reactie op van het kabinet.
Staatssecretaris Jansen:
Daar moet ik dan later op terugkomen …
De voorzitter:
Ja, in de tweede termijn.
Staatssecretaris Jansen:
… want ik heb daar op dit moment geen antwoord op, zeg ik heel eerlijk.
De heer Boswijk (CDA):
Ik ga even door op het punt van collega Van Nispen over de motie-Mutluer. Die hebben wij als CDA meegetekend. Het blijkt wel dat we over het vuurwerkverbod verdeeld zijn. Dat gaat mogelijk veranderen. Maar over vuurwerkopslag in woonwijken heeft de Kamer unaniem gezegd dat we die situatie niet meer zouden moeten willen. Er is ook heel veel onrust in de gemeentes waar daar sprake van is. Over de motie zegt de staatssecretaris nu: die heb ik uitgevoerd, dus het is klaar; we gaan weer over tot de orde van de dag. Maar de motie riep ook op om in overleg te gaan met de gemeentes waar die opslagplaatsen zijn. Het zijn veel gemeentes. Zou de staatssecretaris kunnen delen met welke gemeentes hij overleg heeft gehad?
Staatssecretaris Jansen:
Ambtelijk is er overleg geweest met de betrokken gemeenten. Bij mij staat op de planning, het eerste kwartaal van dit jaar, om met een aantal gemeenten hierover het gesprek aan te gaan. Dit is trouwens ook uitgebreid ter sprake gekomen binnen de commissie IenW, tijdens een van de debatten hierover. Toen hebben we ook over deze motie gesproken en over hoe wij die hebben uitgevoerd. Dat was voor de commissie op dat moment afdoende, dus ik dacht eigenlijk dat ik hiermee de motie op de goede manier had afgedaan.
De heer Boswijk (CDA):
Het staat mij bij dat deze motie in deze commissie is ingediend. Tenminste, ik heb 'm meeondertekend. Ik vond helemaal niet dat de motie goed afgedaan was. Ik zag het meer ter informatie in de zin van: we zijn ermee bezig. Toen moest ik later interpreteren dat die was afgedaan. Maar ik heb heel veel burgemeesters gesproken in die gemeentes en die zeggen: "Joh, wij zijn helemaal niet geïnformeerd. Wij hebben meer dan alleen regelgeving nodig. Wij hebben ook hulp nodig". Veel gemeentes zitten op zwart zaad. Je moet kijken naar alternatieve locaties. Ziet de staatssecretaris dat er maatschappelijke onrust is? Er zijn 144 Kamerleden die dit belangrijk vinden. Is de staatssecretaris dan bereid om een stapje harder te lopen en te zeggen: "Kamer, ik ga hiermee aan de gang. Ik ga dat overleg voeren met die gemeentes. Ik inventariseer wat de zorgen zijn. Ik kom in Q2 bij de Kamer terug met een voorstel voor hoe we dit uitgefaseerd kunnen gaan doen en welke hulp wij als overheid in regelgeving, misschien ook financieel, kunnen bieden om uiteindelijk dit maatschappelijke probleem op te lossen"?
Staatssecretaris Jansen:
Ik hoor natuurlijk de wens van de Kamer. Ik zal inderdaad daarmee aan de gang gaan. Dat betekent dat ik daar het gesprek over aanga met de gemeenten en dan voor het einde van Q2 bij de Kamer terugkom met de uitkomst van dat gesprek. Ik had de motie al besproken binnen de commissie van IenW. Men is er daar niet verder op ingegaan, dus ik had niet het idee dat men vond dat die verder moest worden uitgevoerd dan hetgeen wij hadden gedaan. Daardoor ging ik ervan uit dat die afdoende was uitgevoerd. Dus richting deze commissie zeg ik dan: sorry, dan ga ik daarmee verder.
De voorzitter:
Dank aan beide bewindslieden voor hun beantwoording in de eerste termijn. We gaan gelijk door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De spreektijd is een derde van de vier minuten. Dat betekent dus 1 minuut en 20 seconden per fractie. Dat hoeft u niet te gebruiken, hoor. Het mag wel. Als eerste is het woord aan mevrouw Van der Werf. Zij spreekt namens de fractie van D66.
Termijn inbreng
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, dank. Het individueel afsteken van vuurwerk kan niet langer op verantwoorde wijze plaatsvinden. Maar we willen het ook graag hebben over de dingen die wel kunnen. Daarom dien ik vandaag twee moties in: een voor de mensen die van vuurwerk genieten en een voor maatregelen die op de korte termijn de veiligheid van onze dienders kunnen verbeteren.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Dan de volgende motie.
Dank voor uw inbreng. Dan de heer Gabriëls namens de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Voor mij is de kern van het debat van vandaag dat de deur bij NSC en de VVD nog niet dichtzit. Dat vind ik fijn, dus ik hoop dat wij ons met z'n allen de komende weken nog flink laten informeren door alle organisaties. Het is voor u namelijk wel een grote verantwoordelijkheid om alle informatievoorziening tot u te nemen. En dan hoop ik dat u over drie weken, als het wetsvoorstel van GroenLinks-PvdA en de Partij voor de Dieren wordt behandeld, alsnog in kunt stemmen met een vuurwerkverbod op de wijze zoals dat in de wet staat. Daar roep ik u toe op.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw van der Plas. Zij voert het woord namens de fractie van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik heb drie moties.
Dank voor uw inbreng.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja. Ik had nog één korte vraag.
De voorzitter:
Neenee. U bent al ruim over de tijd.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik had nog achttien seconden.
De voorzitter:
Het is te laat.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb nog achttien seconden.
De voorzitter:
Nou, laat u me even uitspreken. De tijd ging pas in nadat u uw eerste motie had voorgelezen. Dus ik zal het u toestaan, maar u zit al ruim over de 1 minuut en 20 seconden, want u heeft ervoor gekozen om drie moties in te dienen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Oké. Dan hou ik mij aan de orde van het debat. Ik wist niet dat de tijd pas inging na het voorlezen van de eerste motie. Dat wist ik niet. Ik zag 18 seconden staan, dus ik dacht dat ik nog tijd had voor een korte vraag.
De voorzitter:
Nou, één vraag mag van mij. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, u handhaaft de vergadering en ik hou me aan de handhaving.
De voorzitter:
Dat is fijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben namelijk goed opgevoed door mijn ouders. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan mevrouw Bruyning, van de fractie van Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik heb twee moties.
De heer Boswijk (CDA):
Ik heb de opdracht om van mijn opperhoofd om altijd te proberen overbodige moties te torpederen. Als ik de eerste motie goed heb begrepen, constateert dan NSC dat lokale verboden niet werken als je het vuurwerk lokaal nog wel kan verkopen. Eigenlijk wil NSC dus lokaal niet alleen afsteekverboden, maar ook verkoopverboden. Maar ja, dat kan dus helaas niet. Dat is al honderd keer uitgezocht. Dat kan alleen met een landelijk verbod. Stel dat NSC tot de conclusie komt dat het lokale verkoopverbod niet kan, is men dan toch bereid om voor het landelijke verbod te gaan?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank voor de vraag, collega. Ik vind dat de collega op de zaken vooruitloopt. Dat debat gaan we de 19de voeren. Ik heb het recht om moties in te dienen als Kamerlid en dat is wat ik net heb gedaan. Dus we wachten de appreciatie van de staatssecretaris af in dit geval.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Bruyning geeft aan dat zij de resultaten van zo'n onderzoek, waarvan de heer Boswijk zegt dat we al weten dat het niet kan, graag binnen twee maanden wil hebben. Maar over een paar weken hebben wij dat debat, dus hoe wilt u die informatie dan gebruiken, die misschien na dat debat komt, vóór het debat op de 19de?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dat is een hele scherpe vraag van mijn collega. Dat klopt. Ik wacht eerst even de appreciatie van de staatssecretaris af.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het voorstel gaat over iets wat geregeld kan worden voor de gemeenten, maar de gemeenten roepen de Tweede Kamer, ook mijn collega van NSC, op een landelijk vuurwerkverbod te regelen, inclusief het verkoopverbod et cetera. Dat gaan we samen hopelijk regelen. Ik begrijp dus niet zo goed waarom NSC met deze motie komt terwijl de gemeenten zeggen dat zulke lokale verboden niet werken omdat je dan een waterbedeffect krijgt. Kan NSC dus wat nader toelichten waarom de motie werkt?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Deze motie is ontstaan vanuit de bijdrage die ik vandaag heb geleverd namens NSC. Tot 19 februari hebben we in principe nog de ruimte om ons te beraden, alle informatie die ons ter ore komt mee te wegen en daar eventueel anders in te gaan staan, maar voor nu is dat niet zo.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng in tweede termijn. De heer Aardema gaat nu spreken namens de PVV. Gaat uw gang.
De heer Aardema (PVV):
Voorzitter. We hebben geen moties op dit moment. We gaan alle ingediende moties natuurlijk op hun merites beoordelen. Ik heb de minister de nodige dilemma's over het wel of niet instellen van een algemeen vuurwerkverbod horen uitleggen. Hij heeft ook met de pg's gesproken over de straffen. Over verwarde personen vond ik hem een beetje zwak, maar het is in ieder geval goed dat de voorzitter van de pg's erop wordt aangesproken en dat er vervolgens ook naar justitie wordt gekeken.
Voorzitter, ten slotte. Ik ken de politie als een organisatie die zeker een stap voorwaarts zet als het erop aankomt. Ik weet ook hoe leuk het kan zijn om te werken met oud en nieuw. Maar ik snap de frustratie wel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar de heer Diederik van Dijk namens de SGP-fractie. Gaat uw gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ooit schreef Godfried Bomans een fraai essay over het onderscheid tussen facetten en aspecten. Een facet is de kant van het onderwerp zelf en een aspect is de gezichtshoek van de beschouwer. Wat het ook precies betekent, de minister heeft ons alle facetten en aspecten van een vuurwerkverbod geschetst. Dat biedt in ieder geval een mooie bodem voor het komende Kamerdebat, waarvoor dank.
Voorzitter. Ik heb één motie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Mevrouw Bikker is nu aan de beurt namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank, voorzitter.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is ons menens, voorzitter!
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Dan de heer Boswijk namens het CDA. Hij gaat, zo te zien, geen motie indienen. Met een spreektijd van 1 minuut en 20 seconden is het ook best lastig om meer dan één motie in te dienen, zeker met zo veel overwegingen en constateringen. Ook mevrouw Bikker ging ruimschoots over haar tijd heen; dat wil ik toch even gezegd hebben. Meneer Boswijk, aan u het woord.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter, ik zag dat aankomen. Uit solidariteit met mijn collega's heb ik daarom besloten om mijn moties niet in te dienen, om al een beetje vooruit te lopen op het Bontenbal-motiequotum. Hopelijk gaat dat het halen!
Voorzitter. Wat mij betreft is de afdronk van dit debat vooral dat we heel veel met elkaar delen. We vinden het allemaal onacceptabel wat er is gebeurd, we vinden dat we illegaal vuurwerk moeten aanpakken en we voelen allemaal ongemak, in meer of mindere mate, als het gaat om hoe de politie op dit moment niet kan handhaven. Ik merkte dat ook in de beantwoording van de minister. Ik wil beide bewindspersonen danken voor hun beantwoording.
Ik zie dit niet als een eindpunt, maar vooral als het beginpunt van een nieuwe traditie. De volgende stap daarin is het debat over drie weken. Ik hoop van harte dat de VVD en NSC dan hun oren echt te luisteren leggen bij de mensen om wie het gaat, zodat we gezamenlijk kunnen bouwen aan die nieuwe transitie. Ik noem BBB natuurlijk ook, want mevrouw Van der Plas dacht ontzettend goed mee over hoe we lokaal vuurwerk kunnen organiseren. Dat zou ik bijna vergeten. Het zou mooi zijn als we daar iets moois in kunnen vinden.
Ik zie mevrouw Van der Plas naar de interruptiemicrofoon lopen. Dat was niet mijn bedoeling, voorzitter, sorry!
De voorzitter:
Ja, maar het is wel gebeurd.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De heer Boswijk lokt mij een klein beetje uit. Hier wordt een klein beetje de suggestie gewekt dat BBB misschien ook denkt: ja, een totaal vuurwerkverbod; laten we het op lokaal niveau doen. Maar dat vinden wij niet. Wij zijn gewoon knetterhard tegen een vuurwerkverbod; laat dat even duidelijk zijn. Wat ik met de heer Boswijk wisselde, ging over de organisatie door buurtverenigingen. Dat gaat heel erg lastig worden qua vergunningverlening. Je hebt namelijk meer kilo's vuurwerk nodig. Mensen mogen 25 kilo per persoon hebben. Wat ga je dan doen met een buurtvereniging? Dat betekent namelijk veel meer vuurwerk. Dan heb je misschien te maken met een horecavergunning en een hygiënevergunning. Ik heb juist gewaarschuwd dat het niet zo makkelijk is als het lijkt. Dat was het.
De heer Boswijk (CDA):
Ik zie een dialoog altijd als het begin van een verandering. Ik heb vertrouwen. Ik vind dit juist heel mooi. Ik put daar hoop uit.
De voorzitter:
Dank. Dan het lid Kostić namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Alle experts uit het veld zeggen hetzelfde: de deelmaatregelen, die ook door de minister worden genoemd, hebben alleen maar zin als de basis er is, namelijk een landelijk vuurwerkverbod. Ik heb daar geen andere experts over gehoord. Natuurlijk moet elke verandering even indalen, maar 91% van de mensen geeft al aan zich te houden aan een vuurwerkverbod. We kunnen er met centraal georganiseerde vuurwerk- en lichtshows een echt feestje van maken voor iedereen, zonder de kosten voor hulpverleners en de zorg, zonder dierenleed, zonder vervuiling van ons water, zonder mensen die hun baan kwijtraken en zonder kinderen die hun ogen en handen verliezen. Het gaat echt om miljoenen aan schade voor onze samenleving. Ik heb collega's van de VVD, NSC en de SP gevraagd om de deur vandaag open te houden en zich echt af te vragen: is dit het echt allemaal waard, weet ik het echt beter dan alle experts? Het goede nieuws is: de fracties hebben vandaag de deur opengehouden. Ik dank ze daarvoor. Want in februari kunnen we het er weer over hebben. Ik hoop echt dat we er dan samen naar kijken en doen wat het beste is voor de Nederlandse samenleving.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De heer Eerdmans namens JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank. Ik schuif mijn dertig seconden die ik overhield graag even hiernaartoe, als dat mag. Misschien moeten we dat in het debat van donderdag verder aftikken.
Ik wil beide bewindslieden danken. Ik vond beide betogen sterk. Ik kan me daar heel goed in vinden. Ik had nog één vraag. Weten we eigenlijk waardoor de mensen gedreven worden die geweld plegen tegen agenten en hulpverleners? Is hen ooit in nuchtere toestand gevraagd wat hen bezielde? Ik vroeg me gewoon af of daar onderzoek naar is gedaan.
Dan kom ik heel snel op twee korte moties. De eerste.
De heer Eerdmans (JA21):
En de tweede.
Dank voor uw inbreng. U krijgt nog een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Compliment voor die vraag aan de regering over waar het geweld vandaan komt. Dat is een hele goede vraag. Ik denk dat we dat met z'n allen moeten willen weten. Ik heb een vraag over de eerste motie van de heer Eerdmans. Hoorde ik het nou goed dat hij zei: verzoekt de regering om F1- en F2-vuurwerk toe te staan? Dat is nu al zo, totdat een Kamermeerderheid eventueel zou uitspreken dat we dat niet meer willen. Ik begrijp niet helemaal wat de motie gaat veranderen aan de huidige situatie.
De heer Eerdmans (JA21):
U heeft gelijk. Ik moet eigenlijk zeggen: F3 naast F1 en F2. U heeft daar volledig gelijk in. Die zal ik even moeten aanpassen. Kijk, wij willen de vuurpijl en de Romeinse kaars eigenlijk terug. Dat heb ik hier al eens eerder gezegd. Dat zit in F3. Dat zal ik moeten wijzigen in de motie. U heeft helemaal gelijk. F2 is de kleinere categorie. Ik denk dat er niks mis is met een goede Romeinse kaars.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat de heer Eerdmans een gewijzigde versie stuurt naar de Griffie, maar dat de bewindslieden weten dat ze het nu even moeten lezen als F3, want dat staat niet gelijk in de tekst.
De heer Eerdmans (JA21):
En veel dank aan de heer Van Nispen.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we door met mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD-fractie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank beide bewindspersonen voor hun bijdrage aan het debat. Ik vond het ook inhoudelijk en nuttig. Het is ook ideologisch. Er wordt hier geschermd met dat je maar één manier hebt om het beste te doen in het leven, maar daar kan je natuurlijk allemaal anders over denken.
Waar we het allemaal mee eens zijn — dat ben ik eens met een voorgaande spreker — is dat we het probleem van illegaal vuurwerk moeten oplossen. Ik wil graag van beide bewindspersonen toch nog een beeld krijgen van wat nu concreet de inzet is. We gaan over dat vuurwerkverbod spreken. Er wordt veel naar mijn fractie gekeken. Er zijn meer fracties die hun mind nog op moeten maken. Ik wil sowieso weten van het kabinet wat er dit jaar gaat gebeuren om dat illegale vuurwerk steviger aan te pakken. Ik vroeg in mijn bijdrage: hebben we targets voor hoeveel illegaal vuurwerk we onderschept willen zien? Kan de pakkans omhoog? Hoe gebruiken we die DNA-spray of een andere manier om daders te taggen? De minister zei daar iets over. Hij zei dat dat weleens wordt gebruikt, maar ik wil daar graag specifieke informatie over. Ik wil ook een handreiking, zodat we cobra's onder de Wet wapens en munitie kunnen plaatsen, waardoor we zwaarder kunnen straffen. Dat is voor mijn fractie essentieel.
Tot slot, voorzitter, wil ik natuurlijk ook de Europese aanpak. Vandaar dat ik meedoe met een motie van mevrouw Bikker. Over een aanpak met buurlanden gaat de heer Van Nispen zo een motie indienen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De heer Van Nispen is nu aan de beurt namens de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ik begin met de motie, mooi aangekondigd door mevrouw Michon-Derkzen.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik was het behoorlijk eens met de minister toen hij zei dat ook met een landelijk vuurwerkverbod lang niet alle problemen opgelost zijn. Zeker niet, zei hij daarbij. Ik vind het ook goed dat we het niet alleen maar hebben gehad over wel of niet een algeheel verbod op siervuurwerk.
Ik dank de minister voor zijn toezegging om ook te gaan kijken wat er in de opleidingen van de politie kan worden gedaan om met die crisisachtige stresssituaties en chaotische toestanden om te gaan.
Ik heb de motie van de heer Diederik van Dijk over C2000 van harte medeondertekend. Want onze agenten moeten toch ten minste met functionerende spullen op pad worden gestuurd.
Ik ben echt nog ontevreden over het antwoord van de staatssecretaris over de opslag van vuurwerk. Daar gaan we echt nog op terugkomen. Ik ben zeer benieuwd naar zijn brief. Ik vraag de staatssecretaris om nog even heel precies de toezegging die hij deed te herhalen. Dus wat gaat er nou precies naar de Kamer komen in het tweede kwartaal over die opslag van vuurwerk in woonwijken? Want volgens mij ontbreekt het wel degelijk aan een wettelijke grondslag. Ik heb net het bewijs in de artikelen daarover gevonden. Dat zal ik delen met de staatssecretaris.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Tot slot in de tweede termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer El Abassi namens de fractie van DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Ik zal meteen beginnen.
De heer El Abassi (DENK):
Dan de laatste motie.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dat was het. Dank u wel.
De voorzitter:
Dit was echt veel te lang. Als je 1 minuut 20 hebt en je drie moties wilt indienen, moet dat niet met zo veel overwegingen en constateringen. Ik heb het toegestaan, maar eigenlijk moeten we hier veel strenger op handhaven. De volgende keer ga ik het dus niet meer toestaan.
De heer El Abassi (DENK):
Dank u wel voor die houding.
De voorzitter:
We gaan tien minuten schorsen. Daarna krijgen we een appreciatie van de vijftien ingediende moties.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het vervolg van het debat over de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Termijn antwoord
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Nogmaals dank aan alle leden voor het goede debat dat we hier hebben gehad over dit belangrijke onderwerp.
Mevrouw Michon-Derkzen vroeg of ik de informatie nog eens op een rijtje wil zetten over wat we gaan doen in de aanloop naar de jaarwisseling, zoals hier is gewisseld in het debat. Die brief ontvangt zij. Daar zit onder andere de informatie in over de Wet wapens en munitie. De handreiking zelf zit daar nog niet in. Dat zei ik in eerste termijn al. Het duurt wat langer om die op te stellen.
U had nog een vraag openstaan over de verkoop vanuit België en Duitsland aan Nederlanders. Ik herken de problematiek. U zei het zelf ook al: voor de verkoop aan consumenten is de geldende wetgeving van het desbetreffende land van toepassing. Daar kan ik geen eisen aan stellen. Mijn ambtsvoorganger heeft geprobeerd om hierover afspraken te maken, maar dat is niet gelukt. We hebben ook te maken met de internationale verdragen ten aanzien van vrij verkeer en non-discriminatie, die in acht moeten worden genomen. Ik ga uw verzoek nogmaals ter sprake brengen in mijn bilaterale gesprekken. Dat zal al overmorgen zijn, want dan ben ik in Polen en dan zie ik mijn collega's voor de informele JBZ-Raad. Daarin neem ik dat mee.
De heer Eerdmans had nog de vraag of we weten wat de mensen die geweld plegen tegenover hulpverleners bezielt; zo vat ik het maar even kort samen. Op dit moment wordt in het kader van de explosieven onderzoek gedaan naar alle vuurwerkgerelateerde incidenten, inclusief geweld tegen hulpverleners. We verwachten dat onderzoek aan het einde van het voorjaar. Ik hoop dat daaruit ook iets meer beeld komt over de dadergroep die hij hier specifiek benoemt. Als dat er is, zullen we dat uiteraard aan de Kamer doen toekomen.
Dat brengt mij bij de moties die ik zal beoordelen. Allereerst de motie op stuk nr. 753 van mevrouw Van der Werf over gehoorbescherming en helmen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het gaat om sowieso goede gehoorbescherming voor alle politiemedewerkers en een experiment met helmen in de basispolitiezorg, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. De reden dat ik het voorbehoud op de helmen maak, is dat de politie daar erg terughoudend mee omgaat omdat het ook wat doet met de benaderbaarheid van de politie. Het is dus een afweging tussen fysieke veiligheid en benaderbaarheid. Zal ik de motie nogmaals appreciëren, voorzitter?
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Van der Werf het wel gehoord heeft.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dit ging over mijn tweede motie volgens mij. Ik hoorde het op de gang. Excuus dat ik nog net niet in de zaal zat. Ik begreep dat de motie met deze interpretatie van de minister oordeel Kamer kan krijgen.
De voorzitter:
Klopt.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Daar ga ik mee akkoord.
De voorzitter:
Helder.
Minister Van Weel:
Over de motie op stuk nr. 754 hoeven wij niets te zeggen.
De motie op stuk nr. 755 van mevrouw Van der Plas kan ik oordeel Kamer geven als ik de motie zo mag lezen dat ik alles op alles zet om het wetsvoorstel zo snel mogelijk verder te brengen. Maar dat hangt natuurlijk ook af van de agendering in uw Kamer en de consultatietermijn die deze zomer wordt doorlopen. We zijn er in ieder geval volop mee bezig.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas knikt instemmend.
Minister Van Weel:
Dan de motie op stuk nr. 756 van mevrouw Van der Plas. Die kan ik ook oordeel Kamer geven. Dit is al een bevoegdheid van het OM bij strafbare feiten. Ook de burgemeester kan deze meldplicht onder bepaalde omstandigheden opleggen. Ik zal het punt nog eens extra onder de aandacht brengen bij het Strategisch Beraad Veiligheid dat ik heb met de burgemeesters, ook over oud en nieuw. Oordeel Kamer dus.
De motie op stuk nr. 758 van mevrouw Bruyning over F4-vuurwerk codificeren in de wet zou ik willen ontraden. Ik verwijs daarbij naar mijn brief van eind december, waarin ik heb aangegeven dat de wet niet hoeft te worden aangepast om hetzelfde effect te kunnen bereiken. Omwille van de snelheid werken wij met een handreiking. Dat betekent dat we nu al aan de slag kunnen en dat we exact dezelfde effecten kunnen bereiken, met eenzelfde strafbaarheid als onder de Wet wapens en munitie, als bij codificering in de wet. Dat is gewoon een snellere optie. Het is dus niet nodig om dat te doen.
De voorzitter:
De motie is dus ontraden.
Minister Van Weel:
Ja. Nou, het is net ... Het kan al. Daarom zou ik willen ontraden om het te doen zoals het in de motie staat.
De voorzitter:
Dat is het oordeel van de minister.
Minister Van Weel:
Dan de motie op stuk nr. 759 van de heer Van Dijk over C2000. Ik snap alle gevoelens hierover. We gaan het hierover hebben. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd over C2000. Ik wil de motie oordeel Kamer geven als ik de motie zo mag interpreteren dat ik echt alles op alles ga zetten om het huidige C2000-systeem goed te laten functioneren, met inachtneming van wat ik al heb gezegd, namelijk dat we nooit overal honderd procent dekking gaan krijgen. Ook met het huidige systeem en het nieuwe systeem weten we niet waar mogelijk failures kunnen optreden. Dat is geen natuurverschijnsel. Die garantie kan ik niet geven, maar ik ga daar mijn best voor doen. Ik zal u informeren via de reguliere verzamelbrief. Dan krijgt de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De heer Diederik van Dijk knikt instemmend.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 760 van mevrouw Bikker geef ik oordeel Kamer. Ik interpreteer de motie dan zo dat ik in overleg ga met het Strategisch Beraad Veiligheid, met de gemeenten en met de VNG. Ik wil faciliteren dat goede voorbeelden met elkaar worden gedeeld en dat men van elkaar kan leren, zonder dat ik de verantwoordelijkheid overneem.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker steekt een duimpje op.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 761 van mevrouw Bikker moet ik in deze vorm ontraden. Dat heeft ermee te maken dat ik op de terreinen waarop EU-wetgeving leidend is, geen bilaterale afspraken kan maken. Als ik de motie zo zou mogen interpreteren dat ik het op Europees niveau wil regelen en er met landen bilateraal over spreek om er draagvlak voor te creëren, zoals ik ook heb toegelicht, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, als dat de minister maar niet in de weg staat. Als de minister ziet dat het gezamenlijke Europese pad vertragend werkt en hij, ook werkende weg in verband met wat een land gewoon zelf kan, kansen ziet voor unilateraal of bilateraal overleg om tot overeenstemming te komen, dan moedig ik hem daar enorm toe aan. Want we willen natuurlijk geen snelheid verliezen. Als we elkaar goed verstaan in die zin dat we de snelst begaanbare weg pakken, dan is dat wat mij betreft prima.
Minister Van Weel:
Daar geef ik nog één kanttekening bij: voor die aspecten die niet gebonden zijn aan EU-regelgeving. Een land kan zelf bepalen om F4-vuurwerk strafbaar te stellen, zoals wij dat ook hebben gedaan, maar een aantal zaken kan alleen maar op Europees niveau worden geregeld.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dan begrijpen we elkaar goed, dus dan pakken we door waar dat kan. Ik denk dat we elkaar dan ook een stukje vooruithelpen. "Buiten de EU" heb ik er nu bijvoorbeeld niet bij gepakt, maar ik hoop dat de minister in die geest lekker doorpakt, want dan raken we van die rommel af.
De voorzitter:
De minister knikt instemmend en daarmee krijgt de motie op stuk nr. 761 oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 763 van JA21 over het inventariseren van bijstand door het leger is overbodig. Er bestaan afspraken voor het lokale gezag om ook aan Defensie bijstand te vragen, als dat nodig is. Ik wil niet treden in de afweging van het lokale gezag, maar ik moet wel eerlijk zeggen dat ik me, alles gehoord hebbende over hoe dit soort nachten er uitzien, even afvraag of Defensie de aangewezen partij is om hier van dienst te kunnen zijn. Maar nogmaals, wat er in de voorliggende motie staat, kan door het lokaal gezag al worden geëffectueerd. Deze motie is dus overbodig.
De motie op stuk nr. 764 van de heer Van Nispen geef ik oordeel Kamer. Ik ben al in Europees verband en met onze buurlanden in gesprek over de aanpak van zwaar vuurwerk. Komende week komt bijvoorbeeld de Duitse minister van Binnenlandse Zaken op werkbezoek. Dan ga ik dat nogmaals ter sprake brengen. Ik zal dat blijven agenderen.
De laatste motie voor mij is die op stuk nr. 767 van de heer El Abassi. Hij noemt een aantal zaken die ik zelf ook heb aangehaald in mijn inbreng in de eerste termijn. Wij zitten daar zeker achteraan, maar dit vereist geen extra onafhankelijk onderzoek. Dit is eigenlijk gewoon een opsomming van alles wat we al aan het doen zijn. In die zin vind ik de motie overbodig, want ik heb geen onafhankelijk onderzoek nodig.
De heer El Abassi (DENK):
Ik vraag me af waarom de minister de motie overbodig vindt. Deze motie vraagt ten eerste juist om die maatregelen naast elkaar te zetten. Welke maatregel heeft effect en welke niet? Tegelijkertijd vraagt de motie om te kijken of er ook een combinatie van maatregelen mogelijk is. Dat is precies waar de minister juist geen antwoord op heeft gegeven. Is een verbod of is het inzetten van drones of C2000 juist efficiënter? Of is een combinatie daarvan efficiënter? Dat antwoord heb ik nog niet gehoord van de minister.
Minister Van Weel:
Wat ik heb gezegd, is dat wat mij betreft al de maatregelen die op tafel liggen, worden doorgevoerd. Het grote vraagstuk dat ik boven de markt heb laten hangen en waar de Kamer op 19 februari verder over gaat spreken, is het algehele vuurwerkverbod. Maar voor het overige, dus alles wat hier staat genoemd in het dictum, heb ik geen onafhankelijk onderzoek nodig. Wat mij betreft is het en-en-en-en-en-en-en.
De voorzitter:
Nou, het oordeel blijft "overbodig".
De heer El Abassi (DENK):
Daarom is het voor ons belangrijk, juist in aanloop naar het volgende debat, om heel helder te hebben welke maatregelen efficiënt zijn, welke combinatie van maatregelen efficiënt is en wat we daarmee kunnen. Dan nemen we dat mee bij het volgende debat. Ik zou de minister toch echt willen vragen om dat voor ons te onderzoeken.
Minister Van Weel:
Dan voeg ik er nog iets aan toe om 'm overbodig te verklaren. We kunnen natuurlijk nooit in de komende twee weken onafhankelijke onderzoeken opstellen en aan uw Kamer zenden ten bate van dit debat.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor de beantwoording. We gaan door naar de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Hij gaat een aantal moties appreciëren die nog geen oordeel hebben gekregen, te beginnen met de motie op stuk nr. 752. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Ik heb drie vragen en vijf moties. Ik zal beginnen met de drie vragen. De eerste vraag is van mevrouw Bruyning van NSC. Is het mogelijk om een bezitsverbod en een verkoopverbod toe te voegen aan een lokaal afsteekverbod? Die combinatie is niet mogelijk. Een lokaal afsteekverbod is aan de gemeente. De andere twee zijn landelijke regelingen.
Voorzitter. De tweede vraag is van mevrouw Michon van de VVD. Is een legitimatieplicht om vuurwerk in het buitenland te kopen een optie? Nee, dat is op dit moment niet mogelijk. Binnen de EU bestaat er namelijk een vrij verkeer van personen en goederen. Juist om deze reden hebben we ook de pyro-pass voor de Benelux apart geregeld met België en Luxemburg.
Dan nog een laatste vraag van de heer Van Nispen. Kan ik terugkomen op het niet uitvoeren van de motie die is aangenomen over een verbod binnen wijken? Zoals we al een aantal keer hebben gezegd, spreekt de Kamer op 19 februari onder andere hierover in het commissiedebat Brandweer. Voorafgaand aan het debat spreek ik komende woensdag ook met het Veiligheidsberaad. Wij zullen ons best doen om hier voor het debat schriftelijk op terug te komen richting de Kamer. Als dat niet lukt, zal ik het mondeling tijdens het debat doen, maar we streven ernaar dat schriftelijk voor het debat te doen.
Dan heb ik vijf moties. De motie op stuk nr. 752 is van D66, van mevrouw Van der Werf. Die vraagt of het mogelijk is om voor de wetsbehandeling mogelijkheden te onderzoeken voor het starten van alternatieve vuurwerktradities; denk daarbij aan lichtshows. Volgens mij start de samenleving tradities. Het is niet aan het kabinet om dat te doen. Vooralsnog is het in Nederland mogelijk om onder strenge voorwaarden bepaald vuurwerk af te steken tijdens de jaarwisseling. Dat is de traditie die op dit moment bestaat.
De voorzitter:
En uw oordeel?
Staatssecretaris Jansen:
Sorry, voorzitter. Ontraden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris de eerste termijn van de wetsbehandeling gemist heeft. Toen ging de discussie onder andere heel erg over wat voor alternatieven er zouden kunnen zijn voor het individueel afsteken van vuurwerk. Dan gaat het dus over collectief afsteken en onder welke randvoorwaarden dat mogelijk is. Een van de discussies ging over de vraag of bijvoorbeeld buurtverenigingen dat moeten kunnen doen of dat het onder regie van de gemeente zou moeten zijn. Het ging over op welke schaal dat mogelijk is, onder wiens verantwoordelijkheid dat valt en binnen welke beperkingen dat kan plaatsvinden. Ik denk dat het goed is dat de Kamer door deze staatssecretaris geïnformeerd wordt over op welke manier dat kan, zodat we dat later kunnen meenemen bij de wetsbehandeling.
Staatssecretaris Jansen:
Ik blijf bij mijn motieoordeel. Dat is "ontraden".
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat dit bij de wetsbehandeling weer wordt ingebracht. Dan kunt u daarover in gesprek.
Staatssecretaris Jansen:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 757 van mevrouw Bruyning van NSC. Daarin wordt gevraagd of ik in gesprek met VNG additionele maatregelen zoals een bezitsverbod en een verkoopverbod aan de orde wil stellen. Die moet ik ontraden. Om een verkoop- of bezitsverbod te regelen is aanpassing van de wetgeving nodig. Dat betekent dat dit landelijk geregeld moet worden. Daarom hebben we effectief een vuurwerkverbod.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 762 van de heer Eerdmans van JA21. Ook die moet ik ontraden. De motie verzoekt de regering om naast F1- en F2-vuurwerk ook F3-vuurwerk weer toe te staan. F3-vuurwerk is nu verboden omdat dit veel letsel veroorzaakt. Daarom ben ik er geen voorstander van om dit opnieuw toe te staan, dus ik ontraad de motie.
De motie op stuk nr. 765 van de heer El Abassi van DENK gaat over een afschrikwekkende werking van plaatjes op vuurwerk, vergelijkbaar met pakjes sigaretten. Het verzoek van de heer El Abassi is om hier onderzoek naar te doen. Ik wil dit onderzoeken. Ik geef wel meteen de waarschuwing dat de handel internationaal is. Voorschrijven is dus niet zomaar gerealiseerd. Maar ik geef de motie wel oordeel Kamer.
Dan de laatste motie, de motie op stuk nr. 767, wederom van de heer El Abassi. Deze motie verzoekt de regering alcoholgebruik in combinatie met vuurwerk te ontmoedigen. Ik moet deze motie ontraden. Het is ondoenlijk om alcoholgebruik tijdens de jaarwisseling op deze manier te ontmoedigen.
De voorzitter:
Dank. Toch nog een vraag van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik had daarstraks een toezegging gekregen over het uitsplitsen van de cijfers: alcoholgerelateerd, wel of geen legaal vuurwerk afgestoken. Net werd ook even het debat van 19 februari aangehaald. Ik wil de minister eigenlijk vragen of het mogelijk is om al voor 19 februari met wat cijfers daarover te komen.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik aangegeven: als er cijfers zijn, kom ik daarmee. Ik kom er hoe dan ook voor het debat op terug richting de Kamer.
De voorzitter:
Helder, dank.
Dank aan beide bewindslieden. Dank ook aan de leden en de ondersteuning.
De voorzitter:
We gaan op 4 februari, volgende week dinsdag, stemmen over de ingediende moties. We kunnen nu, om 22.55 uur, de vergadering sluiten. Dat had erger gekund. We zijn gesloten.