Suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota
Opening
Verslag van een wetgevingsoverleg
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft op 30 juni 2025 overleg gevoerd met mevrouw Boerma, staatssecretaris Buitenlandse Handel, en de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken, over de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
De Vries
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
Meijers
Voorzitter: Ellian
Griffier: Van der Graaf
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bamenga, Ceder, Dobbe, Ellian, Hirsch, De Korte en Ram,
en mevrouw Boerma, staatssecretaris Buitenlandse Handel, en de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.00 uur.
Suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-XVII);
- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2025 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (36725-XVII, nr. 8);
- de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 28 mei 2025 inzake kabinetsreactie op het AIV-briefadvies "Een stabiel en voorspelbaar ODA-budget" (36600-XVII, nr. 79).
De voorzitter:
Dames en heren, goedemiddag. Ik open deze vergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Ik ben vandaag uw voorzitter omdat ik een woordvoerder van de VVD vervang én omdat er geen voorzitter beschikbaar was. Ik heb gezegd dat ik dat dan graag doe. Je zou dus kunnen zeggen dat ik de vervanger van de vervanger ben, maar ik ga mijn best doen om dit in goede banen te leiden. Daar ga ik straks wat meer over zeggen.
Ik heet de twee bewindspersonen natuurlijk van harte welkom: de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Veldkamp, en de staatssecretaris Buitenlandse Handel, mevrouw Boerma. Volgens mij zijn ze nieuw in deze commissie. Welkom beiden. Ik kan niks zeggen over deze commissie, want ik ben hier dus op zich nooit aanwezig, maar het zal vast een hele prettige commissie zijn en het wordt vast een goed, inhoudelijk debat. Ik heet natuurlijk alle aanwezige collega's van harte welkom, net als alle geïnteresseerden in de zaal en iedereen die anderszins kennisneemt van deze vergadering.
Op de agenda staat de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota. Er zijn spreektijden geïnventariseerd; daar kom ik zo op. Ik wil beginnen met de volgende vraag aan de collega's. We kunnen twee dingen doen: we kunnen de begrotingsvolgorde hanteren en handhaven — dat is een vastgestelde spreekvolgorde — of we kunnen gewoon de volgorde hanteren van hoe u nu zit. Het maakt mij niet uit; het is aan u. Ik zie dat het niemand iets uitmaakt. Dan hanteren we gewoon de volgorde van hoe u nu zit.
Ik ga mijn best doen om het in goede banen te leiden. Ik ga als allerlaatste, zodat ik me helemaal kan focussen op het debat. Het is een wetgevingsoverleg. Op zich zouden we dus met elkaar kunnen afspreken dat we elkaar onbeperkt mogen interrumperen, maar gelet op de tijd kunnen we dat echt niet doen, ook omdat de minister van Buitenlandse Zaken om 19.30 uur echt weg moet. We moeten dit ook afronden, zodat we er donderdag over kunnen stemmen. We moeten dus proberen om het een beetje gedisciplineerd te doen. Ik wil daarom voorstellen om in de eerste termijn, dus onderling, maximaal drie interrupties toe te staan. Afhankelijk van hoe voortvarend het gaat, kunnen we wat meer ruimte nemen voor de interrupties richting het kabinet. Ik kan me voorstellen dat daar het zwaartepunt ligt.
Ik moet zelf om 18.30 uur echt weg, omdat ik ervan uitging dat het tot 18.30 uur zou duren, maar het is met een uur verlengd. Jullie moeten dus onderling kijken hoe dat opgelost wordt.
Ik kijk even naar de griffier: ben ik iets vergeten? Nee, we hebben we alle plichtplegingen gehad.
Dan beginnen we bij mevrouw De Korte namens Nieuw Sociaal Contract. U heeft vijftien minuten. Let op: die vijftien minuten gelden in totaliteit en ik ga proberen om iedereen aan de opgegeven tijd te houden. Mevrouw De Korte, het woord is aan u voor de eerste termijn.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Van Oekraïne tot Sudan, van Gaza tot Myanmar, overal laaien gewelddadige conflicten op, met gevolgen: meer vluchtelingen, meer humanitaire nood en meer geld naar defensie. Maar waar blijft de inzet op vrede? We investeren veel geld in humanitaire hulp. We investeren miljarden in defensie, maar bemiddeling bij conflicten of het voorkomen ervan blijft achter. Dat moet anders, vindt Nieuw Sociaal Contract. Als we vrede willen, moeten we ook echt investeren in conflictbemiddeling. Daarom stel ik iets concreets voor: een topinstituut voor internationale conflictbemiddeling. Daarvoor heb ik namens Nieuw Sociaal Contract een amendement ingediend voor een startfinanciering van €500.000 vanuit het budget voor veiligheid en rechtsstaatontwikkeling. Nederland en Europa geven terecht geld uit aan veiligheid, maar het ontbreekt aan een krachtige inzet voor vrede. Waarom laten we vredesonderhandelingen over aan Amerika, Qatar of Saudi-Arabië? Ik vroeg aan een hoge VN-ambassadeur of Europa aan tafel zit bij vredesonderhandelingen. Hij vertelde dat Europa te weinig aan tafel zit. Drie maanden geleden heb ik dat probleem al aangekaart. Ik diende een motie in. Die heb ik aangehouden omdat de vorige minister zei dat zij met een brief zou komen, maar die brief is niet gekomen, terwijl conflicten oplaaien.
Voorzitter. Ondertussen zijn er meer mensen die zeggen dat er geïnvesteerd moet worden in conflictpreventie en bemiddeling. Ook de oud-generaals Van Uhm en De Kruif en oud-minister Ollongren pleiten voor structurele investeringen in conflictpreventie en stabiliteit. Zij wezen erop dat Nederland meer moet doen om conflicten aan de voorkant te voorkomen, in plaats van steeds achter de feiten aan te lopen. Het topinstituut voor conflictbemiddeling moet zich volgens ons richten op het topniveau, track I. Dat wil zeggen: onderhandelingen tussen regeringen, staatshoofden en leiders, wapenstilstanden, nationale dialogen en politieke transities. Daar gaat het om. Bestaande Europese initiatieven voor conflictbemiddeling zijn vaak indirect. Ze adviseren en beïnvloeden, maar ze bemiddelen zelden actief. Dat worden track II-besprekingen genoemd.
Wat we nu missen, is een internationaal erkend centrum dat zich specifiek toelegt op het bemiddelen bij complexe, grensoverschrijdende conflicten, een plek waar landen en internationale organisaties terechtkunnen voor onafhankelijke ondersteuning bij onderhandelingen en vredesprocessen. Dit instituut zou een platform kunnen bieden waar juridische expertise, diplomatieke expertise en bemiddelingsexpertise samenkomen. Het zou ondersteuning kunnen bieden bij formele en informele onderhandelingen, het trainen van bemiddelaars en het ontwikkelen van innovatieve methoden voor conflictpreventie. De voorkeur van Nieuw Sociaal Contract gaat uit naar een vestiging in het Vredespaleis in Den Haag. Den Haag is dé internationale stad van vrede en recht. Hoewel het Vredespaleis al onderdak biedt aan instellingen als het Internationaal Gerechtshof en het Permanent Hof van Arbitrage, is hun rol in de actieve bemiddeling tussen en binnen landen beperkt. Een aanvullend topinstituut kan de leemte opvullen en bijdragen aan duurzame vredesoplossingen. Nederland kan dit niet alleen en zal dit samen met de Europese Unie moeten doen.
Ik besef dat het moeilijk is om conflicten op te lossen, maar alles aan andere partijen overlaten is geen optie. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft zou inzetten op vrede in de wereld topprioriteit nummer een moeten zijn in Nederland en Europa. We vragen aan het kabinet of het bereid is om dit voorstel serieus te verkennen. Kan de minister aangeven hoe hij aankijkt tegen de oprichting van een dergelijk instituut? Is het mogelijk om een deel van de ruimte binnen de suppletoire begroting te reserveren voor een verkenning en een startinvestering? Kan een dergelijk topinstituut een bijdrage leveren aan vredesprocessen?
Dan de bni-koppeling. De koppeling van het ODA-budget aan het bni steekt als een graat in onze keel. Voor de kijkers thuis wil ik het kort uitleggen. Het ODA-budget bestaat uit een paar onderdelen, waaronder het geld voor ontwikkelingshulp. Internationaal is afgesproken dat landen 0,7% van het bruto nationaal inkomen aan het ODA-budget uitgeven. Vorig jaar maakte minister Klever de koppeling onverwacht niet. Dit jaar leek bij de Voorjaarsnota de bni-koppeling hersteld. Bij narekening bleek het niet zo te zijn. Ik noem het maar een "ODA-truc" die minister Heinen en voormalig minister Klever hebben uitgehaald. Ze hebben een andere rekenmethode gebruikt, waardoor het ODA-budget op een lager bedrag uitkwam. Nieuw Sociaal Contract is er zeer verbaasd over. Van deze minister willen we weten of hij en het kabinet bekend waren met deze ODA-truc. Is minister Veldkamp bereid zich tot het uiterste in te spannen om de bni-koppeling te herstellen in de begroting voor 2026? Als Nieuw Sociaal Contract blijven we staan voor de koppeling van het ODA-budget aan het bni.
Dan het maatschappelijk middenveld. Er heeft een grote verandering plaatsgevonden in de verdeling van het geld voor ontwikkelingshulp. Nieuw Sociaal Contract is het eens met de grote lijnen: inzetten op voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg. Maar het maatschappelijk middenveld werd sterk gekort. Ik heb namens Nieuw Sociaal Contract in twee moties al gepleit voor de essentiële rol van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. Maatschappelijke organisaties hebben een jarenlang opgebouwd netwerk en expertise. Zij weten wat er speelt in ontwikkelingslanden. Hun jarenlang opgebouwde netwerken kunnen niet zomaar vervangen worden. Ook bedrijven en banken geven aan dat zij het maatschappelijk middenveld nodig hebben om inzicht te krijgen in de stabiliteit van het land, voordat zij gaan investeren. Het maatschappelijk middenveld werd door minister Klever binnen een paar jaar met twee derde gekort. Wij vinden dit echt te ver gaan. In het amendement dat we mede met mevrouw Hirsch en andere partijen indienen, willen we het bedrag voor het maatschappelijk middenveld jaarlijks met 22 miljoen verhogen. Hiermee repareren we een substantieel deel van de korting die eerder is opgelegd. Wat vindt de minister van dit voorstel? Hoe ziet de minister de invulling van dit geld?
Daarnaast nemen we aan dat het maatschappelijk middenveld een grote rol blijft houden in het nieuwe budgettaire kader voor voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg, zoals we eerder in een motie hebben bepleit. Wat vindt de minister hiervan? Hoe ziet de minister de invulling van dit geld?
Dan de vrouwenrechten en gender. Vrouwenrechten dreigen te verdwijnen in het budget. Dat is onacceptabel, want we weten dat veel vrouwen worden onderdrukt. Vrouwen mogen niet naar school. Vrouwen zijn vaak uitgesloten van politiek en economie. We weten dat landen waar vrouwenrechten goed geregeld zijn, veiliger en stabieler zijn. De onderwerpen vrouwen en gender verdienen onze steun. Daarom dienen we samen met mevrouw Hirsch een amendement in voor 20 miljoen extra per jaar, zodat een deel van de bestaande programma's behouden kan blijven. Ik vraag aan de minister hoe hij kijkt naar dit amendement, waarmee meer geld wordt vrijgemaakt voor vrouwenrechten en gender. Wil hij deze rechten blijven beschermen?
Vervolgens een vraag over gezondheid en kinderen. De gezondheid van kinderen is de basis van ontwikkelingshulp. Nieuw Sociaal Contract vindt vooral de vaccinaties van kinderen in ontwikkelingslanden essentieel. Bill Gates en de organisatie Gavi luidden de noodklok. Steeds minder kinderen in ontwikkelingslanden krijgen vaccinaties, vaccinaties die voor ons heel gewoon zijn. Kinkhoest, difterie, polio: we komen deze ziektes gelukkig niet meer tegen in Nederland. Ook is er nu een malariavaccin op de markt. Gezonde kinderen kunnen naar school en kunnen later werken. Werken in het thuisland voorkomt migratie. Kan de minister toezeggen om vooral in te zetten op kindervaccinaties en hierop geen drastische bezuiniging toe te passen?
Voorzitter. Dit debat gaat over meer dan geld. Het gaat erom wie we als Nederland willen zijn in deze wereld. Zetten we in op vrede in de wereld? Steken we als rijk Nederland de ander de helpende hand toe? Of denken we alleen aan onszelf? Hoewel, het is ook in ons voordeel als landen stabiel zijn, vrouwenrechten en gender beschermd zijn, en de kinderrechten niet geschonden worden. Wij kunnen als Nederland echt het verschil maken. Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank aan mevrouw De Korte voor haar inbreng in dit debat. Het is goed om te horen dat er een goede inzet is voor de bni-koppeling. Ik steun ook de vraag die ze stelt aan de minister. Ik zou 'm zelfs wat urgenter willen stellen, dus niet alleen maar kijken wat er mogelijk is, maar gewoon herstellen die boel. Ik steun ook wat mevrouw De Korte zei over de waarde van het maatschappelijk middenveld. Het gaat niet alleen om de kennis en expertise, die mevrouw De Korte ook aanhaalde, maar bijvoorbeeld ook om de bedrijven die die kennis en expertise heel goed kunnen gebruiken. Dat geldt ook voor ons als Kamerleden. Ik heb hier twee boeken meegenomen, een van Oekraïense activisten die langs zijn geweest en een van een mevrouw uit Kenia die mij heeft verteld over hoe het eraan toegaat in Kenia met genitale verminking. Precies dat wordt nu uitgesloten in de nieuwe beleidskaders van dit kabinet, want een nationale lobby mag niet meer. Wat vindt mevrouw De Korte daarvan?
Mevrouw De Korte (NSC):
Nou haalt mevrouw Dobbe er een heel specifiek onderdeel uit. Als het gaat om vrouwenrechten, gaat het ook over politieke interventies. Dus wat ons betreft hoort dat er gewoon bij. We beseffen als Nieuw Sociaal Contract — dat heb ik net ook genoemd — dat vrouwen echt een essentiële rol hebben in heel veel landen. Ja, natuurlijk ook in Nederland, maar zeker in ontwikkelingslanden. Dat willen we zeker ondersteunen. Daarom hebben we dat amendement ook mede-ingediend.
Mevrouw Dobbe (SP):
Sorry, ik denk dat mevrouw De Korte mijn vraag niet helemaal goed heeft begrepen. Dat zal aan mijn vraagstelling liggen. Het ging mij erom dat in het nieuwe beleidskader de nationale lobby wordt uitgesloten. Op het moment dat het maatschappelijk middenveld of organisaties in aanmerking willen komen voor Nederlandse financiering, mogen zij ons of bedrijven niet "belobbyen". "Belobbyen" klinkt een beetje viezig, maar het gaat dan vooral om het delen van kennis en expertise. Mensenrechtenactivisten hebben wat betreft dat soort landen veel meer kennis en expertise dan wij. Dit wordt nu uitgesloten. Ik vroeg mij af wat mevrouw De Korte daarvan vindt. Wil ze ons steunen door in ieder geval te zeggen: beoordeel financiering op inhoud, maar sluit dit soort dingen niet uit, omdat je dan ook een heleboel goede dingen verliest?
Mevrouw De Korte (NSC):
Nogmaals, er wordt hier dus een heel specifiek onderdeel uit gehaald. Ik ben ook erg benieuwd hoe de minister dat ziet. We gunnen het maatschappelijk middenveld inderdaad wel hun plek in de wereld. We moeten even kijken hoe de minister tegen dat lobbyen aankijkt. Als er te veel geld aan lobby wordt uitgegeven, vinden wij dat ook een probleem. Maar wij denken dat kennisuitwisseling wel mogelijk moet zijn.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar mevrouw Dobbe. O, sorry, er is nog een interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Excuses, voorzitter, voor het laat opsteken van mijn vinger. Ik wil toch nog even doorvragen naar die bni-koppeling. We hebben van de collega's van NSC de afgelopen maanden natuurlijk wel de belofte gehoord dat die zou worden hersteld of gerepareerd. Bij de Voorjaarsnota is een voorzichtige stap gezet, maar dat was niet datgene waar wij op gehoopt hadden. Maar toen zat NSC nog in een missionaire coalitie; dat is nu niet meer het geval. Mijn vraag is of dat leidt tot een ander standpunt en tot wat meer indringendheid als het gaat om het herstellen van die koppeling. Want zoals u weet, is dit op termijn misschien wel de allergrootste bezuiniging die ooit op OS gedaan is. Juist daarom is het des te urgenter om die volledig te herstellen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb net ook genoemd dat de nieuwe berekening, waar we zelf erg van geschrokken zijn, anders is uitgevoerd dan in het verleden. Wij zijn daar ook heel erg verbaasd over. Daarom heb ik zelf ook in mijn inbreng gevraagd: hoe wil de minister dit nu echt terugbrengen naar de oude berekening? Wij zijn hier ook zeer bezorgd over en we nemen aan dat deze minister hier wel werk van gaat maken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
"Aannemen" is mooi. Ook ik geloof in de goedheid van de heer Veldkamp. Maar we zijn ook controleurs en medewetgevers. We zitten bij een wetgevingsoverleg waarin het volgens mij juist nu belangrijk is dat parlementariërs zich uitspreken. Mijn vraag is of wij op de steun van NSC kunnen rekenen. Er ligt een motie voor een herstelkoppeling. Die dient mevrouw Hirsch mede namens de ChristenUnie in. Daarnaast ligt er ook een amendement van mijn kant — volgens mij heeft die ook een aantal mede-indieners — om die te herstellen. Kunnen we verwachten dat NSC die parlementaire rol ook pakt? Kunnen we verwachten dat dit niet over de schutting wordt gegooid richting de bewindspersoon? Wij weten allemaal dat dingen rond een begroting altijd vloeibaar en inzet van onderhandeling zijn. Laten wij dit als parlementariërs nu regelen.
Mevrouw De Korte (NSC):
We laten het voorlopig even bij de toezegging die wij verwachten van deze minister. We verwachten ook een grote inzet van hem als het gaat om het herstellen van de oude bni-koppeling.
De voorzitter:
Even kijken. Was er nog een interruptie van mevrouw Hirsch?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Nee, toch niet.
De voorzitter:
Oké. Dan kijk ik even rond. Ik zie geen interrupties meer.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik één vraag stellen? Vindt u het goed als mevrouw Hirsch eerst spreekt en daarna ik?
De voorzitter:
Als de rest het geen probleem vindt, vind ik het allemaal prima hoor. Mij maakt het niet uit. Dan gaan we luisteren naar de eerste termijn van mevrouw Hirsch. Zij spreekt namens GroenLinks-PvdA. Het woord is aan u.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Voorzitter. De wereld staat in brand. Autocratische leiders lappen internationale spelregels aan hun laars. Macht gaat boven recht. Het gevolg is onrust en onveiligheid. Ondertussen neemt het geweld tegen vrouwen en hulpverleners in conflictgebieden schrikbarende vormen aan en lossen we mondiale problemen zoals armoede en klimaatverandering niet op. Het is goed dat er vorige week overeenstemming is bereikt over onze gezamenlijke verdediging, maar het is ontzettend onverstandig om te denken — en dat denken sommige landen, net als sommige partijen in dit parlement — dat dit het beste bekostigd kan worden uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. In de Voorjaarsnota volhardt het kabinet in historische bezuinigingen. Dat is uiterst zorgwekkend. Terwijl Poetin zijn investeringen in Afrika verdubbelt, beknibbelt de coalitie op onze aanwezigheid in strategische buurregio's in Afrika en het Midden-Oosten, terwijl de veiligheid van Nederlanders begint bij veiligheid en stabiliteit in de regio's die Europa omcirkelen. Oud-commandant De Kruif schreef recent in het AD: "Investeren in stabiliteit en conflictpreventie is effectief en goedkoop. Elke euro die in fragiele landen wordt geïnvesteerd in economische groei en overheidsdiensten, kan tot €90 aan toekomstige conflictkosten voorkomen." Onderschrijft de minister dat?
Voorzitter. Met het afbreken van ontwikkelingssamenwerking heeft het kabinet-Wilders/Yeşilgöz niet alleen risico's genomen met de veiligheid, maar ook met onze economie. Wat is de reactie van de minister op het vandaag verschenen onderzoek van de Universiteit van Göttingen waaruit blijkt dat met elke euro ontwikkelingssamenwerking de Nederlandse export groeit met bijna €4?
Voorzitter. Wat goed is voor mensen elders, is goed voor Nederland. Toch bezuinigt dit kabinet een historische 2,4 miljard. Daar kwam nog eens een extra bezuiniging bij toen minister Heinen de koppeling met de economie, een politiek commitment waar ons land zich al een halve eeuw aan houdt, wegmoffelde. Keer op keer wordt ons voorgehouden dat deze kapitale fout, die ook nog eens niet in het hoofdlijnenakkoord stond, hersteld zou worden in het voorjaar. Die eis is ook in de Eerste Kamer neergelegd. Niet alleen de oppositie en de Eerste Kamer vragen hierom, maar ook de collega's van NSC. De heer Kahraman sprak van "een bedrijfsongeluk" en beloofde als een leeuw te gaan vechten voor het herstel van de koppeling. Nog daarvoor was mevrouw Zeedijk voorzichtig optimistisch over het herstel bij de Voorjaarsnota. Ook de heer Van Oostenbruggen zei toen, als woordvoerder Financiën, dat de koppeling hersteld moest worden. Toch ligt er nu een Voorjaarsnota waarin volgens een totale nieuwe logica wordt gewerkt. Dit constateert ook de Rekenkamer. Ik citeer: "Met de voorjaarsbesluitvorming is deze werkwijze verlaten en gaat het demissionaire kabinet niet meer uit van (…) een ankerpunt van 0,7% (…)." Mijn fractie gaat niet akkoord met deze nepkoppeling. Daarom dien ik straks met de rest van oppositie een motie in om deze systematiek van de koppeling echt te herstellen.
Voorzitter. In een onrustige en onveilige wereld toont onderzoek aan dat landen waar vrouwenrechten geborgd zijn, stabieler en veiliger zijn. Erkent de minister dit? Het kabinetsbesluit om het budget voor vrouwenrechten geheel af te schaffen, is buitengewoon onverstandig, maar dat niet alleen. Het is een klap in het gezicht van vrouwen wereldwijd die opkomen voor een leefbaar loon of voor hun recht op land en water. Daarom stel ik in een amendement voor dit besluit terug te draaien.
Voorzitter. Afgelopen weekend was ik, samen met collega's van andere partijen, in Boedapest. Daar konden wij in de praktijk zien en voelen hoe een sociale meerderheid samenkwam om op te staan tegen autocratie. Complimenten aan onze ambassadeur Désirée Bonis, en aan deze minister, dat zij als enige ambassadeur voorin de mars meeliep met de Nederlandse pridevlag in de hand. Dank voor haar wijze woorden over het belang van het recht op samenkomen en demonstreren. Ik hoop dat de minister ook in de coalitie waakzaam is voor coalitiepartijen die aan het demonstratierecht tornen. De Boedapestpride illustreert waarom een sterk maatschappelijk middenveld essentieel is als waakhond tegen autocratische krachten. Daarom is het goed dat het subsidiekader voor het versterken van het maatschappelijke middenveld er op de valreep voor het reces nog is gekomen. Maar waarom is er, in een wereld waarin de democratie zo onder druk staat, geen thema gemaakt van goed bestuur, democratie en rechtsstaat? Als we lokaal eigenaarschap serieus nemen, waarom is er dan voor gekozen ook het thema klimaat te schrappen? Dit zijn thema's waarvan we weten dat ze voor zuidelijke organisaties enorm belangrijk zijn.
Voorzitter. Het is goed dat schone en eerlijke handel een thema blijft in het kader. Nederland drijft immers handel met de hele wereld, ook veel met Zuid-Amerika. Denk alleen al aan de aanleg van infrastructuur en de import van soja en vlees, waardoor Nederland een van de grootste importeurs van ontbossing ter wereld is. Waarom ligt de geografische focus van het kader als het gaat over het bevorderen van eerlijke en schone handel dan enkel in Afrika en Azië? Waarom is dit het enige thema waarbij internationale beleidsbeïnvloeding, in strijd met de aangenomen motie-Dobbe, is uitgesloten?
Tot slot over het kader, voorzitter. Met de tijdlijn in de brief lijkt het onmogelijk dat er op 1 januari 2026 programma's kunnen beginnen. Hoe voorkomt de minister dat dit er in de praktijk op neer gaat komen dat lokale organisaties die nu in een partnerschap zitten, dan door een sterk vertraagd proces in Den Haag in de problemen komen?
Voorzitter. Ik begon mijn inbreng met de constatering dat de wereld in brand staat. Nergens lijkt de vlam zo in de pan te slaan als op dit moment in het Midden-Oosten, waar de genocidale oorlog tegen Gaza een regionaal conflict lijkt te worden. Miljoenen Palestijnen in de Palestijnse Gebieden, in Libanon en Jordanië zijn afhankelijk van UNRWA voor hun basisbehoeften. De aanval op UNRWA past in een bredere trend van de ondermijning van de VN en van de internationale orde.
Terwijl de spanningen in de regio toenemen, volhardt het kabinet in het afbouwen van de Nederlandse bijdrage aan UNRWA. De financiële nood bij die organisatie is enorm. Erkent de minister dat een niet-functionerend UNRWA zal leiden tot de ineenstorting van de humanitaire hulpverlening in het gebied? Erkent de minister de essentiële rol van UNRWA voor de stabiliteit in de Palestijnse Gebieden en in de omringende landen? Samen met D66 dienen wij een amendement in om de Nederlandse bijdrage aan UNRWA op peil te houden.
Voorzitter. Ik verwelkom graag de nieuwe staatssecretaris Buitenlandse Handel bij haar eerste debat in de Kamer. Leuk om u weer terug te zien. Ik zou haar meteen willen vragen om haar visie op handel met ons te delen. Ik vraag dat omdat we een Beleidsbrief Handel hebben van de vorige minister, die een behoorlijke breuk aankondigde in het Nederlandse handelsbeleid: Nederland zou niet langer op basis van waarden handel moeten drijven.
Gaat de staatssecretaris daarin mee? Of kiest zij voor een handelssysteem gebaseerd op waarden en afspraken? Ook in de wereldhandel zien we immers dat het recht van de sterkste steeds meer geldt. Juist door naar de belangen van de landen in het globale Zuiden te luisteren en te zorgen dat handel bijdraagt aan het welzijn van mensen elders, onderscheidt Europa zich van andere machtsblokken en is het een aantrekkelijke handelspartner, ook voor nieuwe handelspartners. Graag de reactie van de staatssecretaris.
Voor Nederland handelsland is het van belang om oog te hebben voor het effect van onze handel op het mondiale Zuiden. Uit de nationale SDG-rapportage blijkt immers dat het Nederlandse handelsbeleid een enorme voetafdruk achterlaat op ontwikkelingslanden. Slechts vijf andere landen hebben een negatievere impact op de rest van de wereld. Hoe gaat de staatssecretaris, nu haar portefeuille is losgeknipt van het ontwikkelingsbeleid, zorgen dat Nederland zijn enorme voetafdruk verkleint?
Erkent zij dat het juist op het terrein van de handel belangrijk is dat maatschappelijke organisaties kunnen meepraten over haar beleid, zodat de stem van bijvoorbeeld boeren en vissers die land en voedsel verliezen door de activiteiten van Nederlandse infrastructuurbedrijven, of van textielarbeiders die een leefbaar loon eisen van kledingbedrijven, ook doorklinkt in ons beleid?
Voorzitter. Ik rond af. De regering-Wilders/Yeşilgöz zet het mes in de internationale samenwerking. Door zich op dit cruciale moment van de wereld af te keren, verzwakt zij de veiligheid en de welvaart van Nederland. Het gaat goed moet Nederland als het goed gaat met de rest van de wereld. In een onrustige wereld staan we immers samen sterker. Laten we daar vandaag nog voor kiezen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Oké, dank u wel, mevrouw Hirsch. Ik kijk even of er interrupties zijn. Ja, de heer Ram namens de PVV.
De heer Ram (PVV):
Dank aan mevrouw Hirsch voor de inbreng. Ik heb een vraag over het rapport waarnaar u verwijst, Domestic effects of foreign aid, waaruit zou blijken dat er ongeveer 11.000 banen bij komen vanwege de ontwikkelingshulp. Realiseert mevrouw Hirsch zich ook dat dan uiteindelijk de kosten per baan ongeveer €260.000 zijn? Als je immers 4 miljard uitgeeft en dat levert maar 10.000 of 11.000 banen op, dan zijn dat in feite supermelkertbanen. Hoe kijkt mevrouw Hirsch hiertegen aan?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. De 11.000 banen hebben niet alleen te maken met ... Misschien moet ik even uitleggen hoe ik de vraag begrijp. Ik hoor mijn collega het bestaande ontwikkelingsbudget, overigens na de bezuiniging, omrekenen naar het aantal banen dat dat budget volgens dit rapport oplevert. Nu is natuurlijk het hele punt van dit rapport — daarom zei ik in mijn inbreng ook bewust dat de export met 400% toeneemt per euro die in ontwikkelingssamenwerking wordt geïnvesteerd — dat ontwikkelingssamenwerking veel meer economische effecten heeft dan puur het betalen van banen in de ontwikkelingssector. Dat zeg ik nog even los van het feit dat van die 4 miljard slechts heel weinig terechtkomt in Nederland zelf. Of ik interpreteer mijn collega dus niet helemaal goed, of hij blijkt een berekening te maken die heel erg kort door de bocht is, terwijl het rapport juist iets totaal anders zegt, namelijk dat investeren in mensen daar ook investeren is in Nederland handelsland.
De heer Ram (PVV):
Nou, waar ik op duid, is dat het banenargument erg misleidend is. De hele Nederlandse handel is ongeveer een derde van het bruto nationaal product, namelijk 350 miljard. Dat levert 2,6 miljoen banen op. Met andere woorden, handel is de motor van onze economie. Die 11.000 banen, die 4 miljard zou je dus veel beter kunnen besteden als je banen wilt. Je zou dan veel beter programma's op handel kunnen maken. Ontwikkelingshulp levert immers maar 11.000 banen op. Ziet mevrouw Hirsch dat ook zo met deze uitleg?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. Meneer Ram heeft natuurlijk gemerkt dat ik in mijn inbreng constant de link leg tussen internationale samenwerking en ontwikkelingssamenwerking enerzijds en Nederland handelsland anderzijds. Het rapport toont aan dat die link heel sterk is en dat door te investeren in goede relaties met allerlei landen om ons heen, ver weg en dichtbij, ook onze economie groeit en bloeit. Het rapport constateert bijvoorbeeld dat per euro die wordt geïnvesteerd in ontwikkelingssamenwerking er voor €4 meer export is. Die €4 meer export betekent heel veel banen in de handelseconomie. Ik deel de conclusie, die nogal rechtlijnig is — een budget wordt aan een getal gekoppeld — dus niet. Het rapport gaat erover dat ontwikkelingssamenwerking niet op zich staat, maar een hele belangrijke positieve impact heeft op onder andere de handelseconomie, die meneer Ram net als ik heel belangrijk vindt.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, mevrouw Hirsch, voor de inbreng. Fijn dat u ook de urgentie van conflictpreventie noemde. U heeft gezien dat wij een amendement hebben over een topinstituut voor conflictpreventie. Wij zijn benieuwd hoe u daartegen aankijkt.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. We hebben het in de debatten al vaker over het voorstel van mevrouw De Korte gehad. Ik zit met een groot dilemma, namelijk dat we met gigantische bezuinigingen te maken hebben en we dus moeten kiezen in schaarste. Dat is een van de redenen waarom we het zo ontzettend belangrijk vinden dat de systematiek achter de koppeling wordt hersteld, zodat we ook weer weten hoeveel geld er beschikbaar kan zijn voor internationale samenwerking en we bredere visies, zoals de visie van mevrouw De Korte op een dergelijk instituut, kunnen gaan ontwikkelen. Het probleem is dat we nu alle zeilen moeten bijzetten om de meest urgente zaken goed te kunnen financieren. Dan gaat het ook over humanitaire hulp en steun aan al die mensen in conflictgebieden die nu enorm te lijden hebben onder geweld en grootschalig onrecht. Ik moet dus kiezen in schaarste. Ik probeer met een aantal voorstellen — die doe ik overigens samen met mevrouw De Korte — het ergste te herstellen. Maar ik zit heel erg met het belang van de systematiek van de koppeling. Daarmee kunnen we ruimer kiezen op het ontwikkelen van nieuwe ideeën.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dit stelt me wat teleur, want we vragen maar een relatief klein bedrag: €500.000. Dat is echt maar een klein bedrag ten opzichte van wat we uitgeven aan humanitaire hulp en zeker ook ten opzichte van wat we uitgeven aan defensie. Ziet zij daarin geen duidelijke kans om al die conflicten enigszins te keren? Ik weet ook wel dat we niet alles kunnen, maar vindt u ook niet dat we hiervan prioriteit nummer één moeten maken, opdat we minder conflicten in de wereld hebben en daarbij ook een rol kunnen spelen als Nederland en als Europa?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Het tegengaan van conflicten is ontzettend belangrijk. Tegelijkertijd, teleurstellend is het natuurlijk ... Ik vind het heel vervelend om in een debat elkaars woorden te gaan herhalen. Wij hopen heel erg op volledige steun van mevrouw De Korte en NSC voor het herstellen van de systematiek van de koppeling. Onze voorgangers hebben zich daar hard voor gemaakt. Dat even vooropgesteld. Daar zijn wij al een aantal keren op teleurgesteld, om het maar even in die woorden te zeggen, dus ik zou dat echt heel graag willen zien. €500.000 is voor vrouwenorganisaties, ook in Congo en ook in Sudan, zeker geen minimaal bedrag. Ik moet dus gewoon even kijken hoe de minister omgaat met een aantal van de suggesties die wij hebben gedaan, om te zien waar de ruimte hierin zit. Ik zeg dus ook niet: nee, daar zijn we echt tegen. Ik wil duidelijk maken dat de schaarste die we nu hebben zeker niet is veroorzaakt door mijn partij of door de oppositiepartijen en dat we al heel erg lang praten over herstel van het budget. Ook voor mij is dit wel voorwaardelijk om andere dingen, nieuwe dingen, in gang te gaan zetten.
De voorzitter:
Oké. Ik kijk even. Er zijn geen interrupties. Dan gaan we nu over naar mevrouw Dobbe voor haar inbreng namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van mevrouw Hirsch over het bni en ook over UNRWA. Dat scheelt dan alweer.
Ik heb ontwikkelingsstudies gestudeerd, alweer een tijdje geleden. Daar leerden we de lessen van tientallen jaren ontwikkelingshulp, de voorbeelden van 50 jaar geleden van hulp waarvan de hulpgever vond dat het nodig was of waarvan de hulpgever vooral zelf profiteerde. Lucratief, maar niet effectief. Samenwerking, en dus ontwikkelingssamenwerking, was het antwoord op al die lessen. Het is daarom zo treurig dat we het afgelopen jaar hebben moeten aanzien hoe al die geleerde lessen worden genegeerd en hoe we redeneringen hebben teruggekregen van 50 jaar geleden. Effectiviteit wordt eraan afgemeten of het lucratief is voor het Nederlandse bedrijfsleven. En: geen geld meer voor vredesopbouw, democratisering en het voorkomen van conflict, wel geld voor de NAVO van daddy Trump. Er wordt volledig aan voorbijgegaan dat het bereiken van stabiliteit in andere landen niet alleen solidair is, maar ook een binnenlandse veiligheidskwestie is. Daarom zullen we verschillende voorstellen doen om dit kortzichtige beleid weer te repareren.
Vandaag — mijn collega Hirsch verwees er al naar — is er een onderzoek uitgekomen dat zegt dat de Nederlandse economie juist baat heeft bij ontwikkelingssamenwerking. Voor elke euro die Nederland in ontwikkelingssamenwerking investeert, groeit de Nederlandse export met €2. Wat is de reactie van de minister hierop? Is dat dan niet genoeg reden om de bezuinigingen te schrappen?
Voorzitter. In een tijd waarin wereldwijd vrouwenrechten en vrouwenrechtenactivisten onder druk staan, wordt de inzet op vrouwenrechten wegbezuinigd. Dit gaat onder andere over vrouwen die zich inzetten voor onderwijs voor meisjes, gelijke arbeidsrechten voor mannen en vrouwen of gelijke economische rechten en participatie. Afgelopen donderdag kwam er een rapport uit van het European Parliamentary Forum, genaamd The Next Wave. Hierin wordt beschreven dat religieus-extremisten strategisch een mondiale antirechten- en antigendercampagne financieren, voor in ieder geval 1,18 miljard dollar in de afgelopen jaren. Aanvallen op vrouwenrechten worden gecoördineerd en gefinancierd door conservatieve en religieuze organisaties in de Verenigde Staten, in Europa en in Rusland. In die context, waarin vrouwenrechten zwaar onder druk staan, kiest de regering ervoor te stoppen met het steunen van vrouwenrechten. Wij zullen dus ook voorstellen doen om deze bezuinigingen terug te draaien.
Dan het feministisch buitenlandbeleid. Dat blijkt door dit kabinet te zijn geschrapt, terwijl het zo belangrijk is om gelijke rechten en gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen centraal te stellen binnen de onderdelen van het Nederlandse buitenlandbeleid. Is de minister bereid om dit beleid weer in te voeren? Samen met mevrouw Hirsch hebben we hier ook een voorstel voor.
Ik ben blij om te lezen dat in het beleidskader direct is verwerkt dat internationale lobby niet meer wordt uitgesloten als criterium voor financiering. Maar lobby op nationaal niveau wordt dat wel; ik had het daar net ook al even over. Ik had onlangs bijvoorbeeld een aantal Oekraïense vrouwenrechtenactivisten op bezoek, die superindrukwekkende verhalen vertelden over de gevolgen van de oorlog voor vrouwen, de toename van huiselijk geweld en ook de gevolgen van het wegvallen van financiering door bijvoorbeeld USAID. Een Keniaanse mensenrechtenactiviste vertelde over de strijd tegen genitale verminking. Dat kon alleen maar omdat dit ook gefinancierd werd; anders hadden we die mensen nooit kunnen spreken. Zij krijgen wel financiering van Nederland, en gelukkig maar, maar zij mogen dat straks niet meer doen. Ze mogen niet meer langskomen bij Kamerleden of op het ministerie om te bespreken wat zij nodig hebben of wat de effecten zijn van beleid, terwijl dit juist zo nuttig is. Dat lijkt me niet de bedoeling. Wat vindt de minister hiervan? Moeten we niet veel meer beoordelen op inhoud als het gaat over de financiering, in plaats van allerlei criteria op te tuigen en dit soort goede initiatieven juist uit te sluiten?
Voorzitter. Dan de mondiale gezondheid. Als hiv wordt behandeld, kunnen mensen een normaal leven leiden en wordt het virus niet meer overgedragen. Het feit dat infectieziekten zoals mazelen, polio en nu ook malaria voorkomen kunnen worden is fantastisch, zodat geen ouder meer een kind hoeft te verliezen aan een ziekte die voorkomen had kunnen worden. De bezuinigingen van USAID, van de ene op de andere dag, hebben een catastrofaal effect. Klinieken moesten ineens sluiten, preventie en behandeling moesten worden teruggeschroefd en werden soms ineens gestopt. Mondiale gezondheidsinitiatieven zoals Gavi, The Global Fund en UNAIDS zijn cruciaal om het gevecht tegen voorkombare infectieziekten voort te zetten. Het is ontzettend belangrijk dat zo veel mogelijk landen, ook Nederland, wel hierop blijven inzetten. Voormalig minister Klever gaf aan dat ze dit wilde doen, maar een motie die opriep tot continuïteit van financiering van deze instituten werd weggewuifd, want dat was overbodig. Daarom snap ik niet dat we nu horen dat er voor de komende periode ruim driekwart minder toegezegd wordt aan bijvoorbeeld Gavi, the Vaccine Alliance. De financiering voor bijvoorbeeld UNAIDS is ook nog steeds niet bekend. Klopt dit, vraag ik aan de minister, want driekwart eraf is op geen enkele manier uit te leggen als continuïteit en een overbodigheid om hiertoe op te roepen.
Dan het maatschappelijke middenveld. In het nieuwe beleidskader, dat vanaf 1 januari ingaat, wordt fors bezuinigd op maatschappelijke organisaties. Daarnaast is het zo dat het invoeren van het nieuwe beleidskader vertraging oploopt en veel organisaties pas in de loop van 2026 financiering zullen ontvangen op basis van het nieuwe beleidskader. Zo ontstaat een financieringsgat. Volgens mij wil niemand hier dat. Daarom stellen wij voor om het oude beleidskader in ieder geval nog een halfjaar te verlengen, zodat het nieuwe beleidskader kan worden uitgewerkt, organisaties duidelijkheid hebben, en een nieuwe Kamer en ook de regering tijd hebben om te bepalen wat ze hiermee willen. Is de minister het daarmee eens?
Dan humanitaire hulp. Die staat zwaar onder druk. Daarom stellen we ook voor om de bezuinigingen hierop terug te draaien. 2024 was het gevaarlijkste jaar ooit voor humanitairehulpverleners. Begin dit jaar werden in Gaza 15 mensen, duidelijk herkenbaar als hulpverleners, door het Israëlische leger doodgeschoten en met hun ambulance begraven. En nog steeds zijn de daders niet ter verantwoording geroepen. Dat geldt ook voor geweld tegen hulpverleners in Oekraïne, in Congo en Sudan. Dit ondermijnt niet alleen de naleving van het oorlogsrecht, maar ook de humanitaire hulp in zijn geheel. Het is dus goed dat er een spoedadvies komt van AIV en CAVV, en ook een actieplan voor de bescherming van hulpverleners, dat ons is toegezegd door deze minister. Maar wat doet deze minister op dit moment om straffeloosheid aan te pakken, om te zorgen dat daders worden opgespoord en voor het gerecht worden gebracht? En welke rol ziet de minister voor de Wet internationale misdrijven, waarbij Nederlandse rechters, in tegenstelling tot andere landen, geen universele jurisdictie hebben over internationale misdrijven zoals geweld tegen hulpverleners? Ik ben daar heel benieuwd naar, dus graag een reactie. En we hebben het al vaak gehad over Gaza, en deze minister weet dat wij vinden dat hij echt veel en veel te weinig doet om daar straffeloosheid van oorlogsmisdaden en genocide te voorkomen. Deze week dienen we daar weer voorstellen voor in.
Maar dan Sudan en Congo. We hebben al een heel aantal voorstellen gedaan om bijvoorbeeld de factfindingsmissies te steunen, om een voorlopersrol te spelen in humanitaire hulp in Sudan, om journalisten te steunen. Toch lukt het nog steeds onvoldoende om humanitaire hulp op de plek te krijgen waar die moet zijn, terwijl 25 miljoen mensen daar afhankelijk zijn van voedselhulp. En dat is óók zo omdat er onvoldoende financiering is. Daarom dienen we ook een amendement in om extra geld beschikbaar te stellen voor noodhulp in Sudan. En als laatste hierover: in principe kent elk sanctieregime humanitaire uitzonderingen, maar wij horen van humanitaire organisaties dat deze uitzonderingen er niet altijd zijn in de praktijk. Kan de minister garanderen dat humanitaire organisaties altijd onder sanctiemaatregelen uitkomen?
Voorzitter. Dan wapens. De vreselijke oorlog in Sudan kan alleen plaatsvinden omdat de strijdende partijen worden bewapend. De RSF wordt bewapend vanuit de Verenigde Arabische Emiraten en begaat daarmee de meest vreselijke oorlogsmisdaden. Hier waren al eerder rapporten over verschenen, maar een nieuw rapport van april dit jaar van VN-experts laat weer zien dat de Emiraten via Tsjaad wapensteun leveren aan de RSF. Alle strijdende partijen in Sudan begaan oorlogsmisdaden. Het is dus cruciaal dat die toestroom aan wapens stopt, om het conflict daar te stoppen. In 2024 exporteerde Nederland nog wapens en wapenonderdelen voor 5,7 miljoen aan de Emiraten, 1,1 miljoen naar Saudi-Arabië en 91 miljoen naar Egypte, waarvan de laatste twee landen wapens sturen aan de SAF in Sudan. En wat zegt het over onze wapenexportcontrole dat Nederland wapens exporteert naar deze landen? Gaat deze wapenexport naar deze landen ook stoppen? En hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de heer Van der Burg en mijzelf om maatregelen te nemen richting de Verenigde Arabische Emiraten en andere landen die wapens of financiële steun leveren aan de strijdende partijen in Sudan?
We hebben ook eerder gevraagd om het instellen van sancties tegen de netwerken en bedrijven die de RSF financieren, zoals de Al Junaid company. Daar hebben we het eerder met deze minister ook over gehad. Dat bedrijf staat op een sanctielijst, maar heeft bijvoorbeeld al acht holdings die niet op die sanctielijst staan. Ik heb daarom eerder de minister gevraagd om de bedrijven en de netwerken die dit doen en die staan beschreven in een rapport uit 2023 van het VN-Panel of Experts, op de sanctielijst te zetten. Is dat inmiddels gelukt?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Ik kijk even of er interrupties zijn. Die zijn er niet.
Dan gaan we naar de volgende spreker: de heer Ram, namens de PVV.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De PVV is glashelder: ontwikkelingshulp moet stoppen en handel moet groeien. Nederland is geen pinautomaat voor de wereld. Deze suppletoire begroting is een eerste stap in de goede richting. Jarenlang verdwenen miljarden naar corrupte regimes, onzinnige klimaatprojecten en ideologische hobby's van ngo's. Daar komt nu grotendeels een einde aan. Het Nederlandse belang staat weer centraal. De vorige minister zette een goede stap; klimaat, gender en onderwijs verdwenen als aparte artikelen uit de begroting. De PVV steunt dit. Buitenlandse handel en ontwikkelingshulp moet draaien om Nederlandse belangen als stabiliteit, opvang in de regio en bescherming van onze grenzen, en niet om woonprojecten in verre landen.
Maar dit is pas een begin, voorzitter. De PVV wil helemaal stoppen met dit beleid. Geen euro meer naar foute regimes, geen geld meer naar UN-organisaties, zoals UNRWA, die haatzaaien, geen steun aan hulpindustrieën die mislukt beleid al decennia rekken. Dat geld moet terug naar de Nederlander. Daarom zeggen wij: schrap de bni-koppeling. De automatische stijging van de ODA-uitgaven is niet uit te leggen aan mensen die hun boodschappen al nauwelijks kunnen betalen.
Voorzitter. Dan de revolverende fondsen. Er zit meer dan 2,5 miljard van ons belastinggeld in deze constructies, die buiten het zicht van de Kamer vallen. Het valt bijna buiten het budgetrecht van de Kamer. Dit is oncontroleerbaar en onwenselijk. De PVV wil dat er voor elk fonds een exitplan komt en dat elk fonds regelmatig wordt geëvalueerd. De PVV wil een volledige rapportage over de resultaten en de revolverendheid van het fonds, en ook geen automatische bijstorting meer bij tekorten.
Voorzitter. Het handelsbeleid. De PVV is positief na de beleidsbrief van de minister. Handel moet weer draaien om Nederlandse belangen, niet om mensenrechtenpropaganda of gendertraining in Zuidoost-Azië of Afrika. De focus moet liggen op ons mkb, onze industrie, onze soevereiniteit, wat tegenwoordig "strategische autonomie" heet; die term is door zo'n beetje elke partij overgenomen.
Voorzitter. De eerste stappen zijn gezet, maar de PVV wil verder. Wij willen ontwikkelingshulp afschaffen, sterkere controle op de fondsen en investeren in wat echt telt: veiligheid, weerbaarheid, welvaart en de toekomst van de Nederlander.
Dank u wel.
De voorzitter:
Oké, dat was wel heel ruim binnen de tijd.
De heer Ram (PVV):
Kort en krachtig.
De voorzitter:
Ja. Een interruptie van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
We kennen natuurlijk het verhaal van de PVV. Toch is er kennelijk een blinde vlek, want wij hebben ook banken en bedrijven gesproken. Die zeggen: we hebben informatie nodig uit landen om te kunnen investeren, anders kunnen wij niet investeren. Daar komt juist het maatschappelijk middenveld bij kijken, dat al jarenlang contacten heeft en dat kan aangeven of het veilig is om te investeren of niet. Als u zegt "we stoppen met ontwikkelingshulp", dan stopt ook die informatievoorziening aan bedrijven en banken. Hoe ziet de heer Ram dat?
De heer Ram (PVV):
We zouden er beter aan doen om weer een handelspostensysteem op te zetten, zoals ABN Amro voorheen deed, voor de crisis van 2008. Die hadden een gigantisch netwerk in de wereld, waardoor heel veel informatie over handel tot hun beschikking kwam. Dat is helaas weggevallen. Dat is voornamelijk overgenomen door de Nederlandse ambassades en consulaten. Daar wordt uiteraard door deze regering op bezuinigd, maar daarvan krijgen we wel nog steeds cruciale informatie. Maar mijn pleidooi zou zijn om te investeren in een echt handelsnetwerk, in plaats van alleen maar in maatschappelijke organisaties, die wat mij betreft niet de belangen van Nederland, maar vooral hun eigen ideologische belangen vertegenwoordigen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De heer Ram verkleint — dat gebeurde net ook even in een interruptie op mij — de realiteit van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget wel heel erg tot een van zijn stokpaardjes, namelijk het maatschappelijk middenveld. Is de heer Ram zich ervan bewust dat een groot deel van wat hij de "handelsposten" noemt of wat nu de ambassades zijn, mede door dit budget worden gefinancierd en dat door de bezuinigingen dus een aantal van die posten wegvallen? Maar dat is het niet alleen. Is de heer Ram, als hij een vraag stelt of zijn zorgen uit over onze strategische afhankelijkheden, zich ervan bewust dat relaties met landen waarvan wij afhankelijk zijn — of we het nou willen of niet; we zijn een relatief klein land — juist gezond, goed of positief voor onze belangen blijven door activiteiten die onder andere met dit budget worden ontwikkeld? Kan de heer Ram mij uitleggen hoe hij zijn behoefte om handelsposten op te zetten en onze strategische belangen onder controle te houden, rijmt met zijn vurige pleidooi om juist dit essentiële budget gewoon maar even af te schaffen?
De heer Ram (PVV):
Wat ons betreft moet er meer geïnvesteerd worden in handel. Als daar meer geld naartoe gaat, dan is dat een prioriteit van ons. Wat betreft de hele geopolitieke situatie in de wereld, die nu aan het veranderen is, moeten we kijken naar diversifiëring van ons handelsbeleid en niet meer alleen afhankelijk zijn van China en Amerika, maar ook kijken naar bijvoorbeeld Zuid-Amerika, landen in Afrika en in Zuidoost-Azië. Daar zijn wel degelijk kansen. Kijk bijvoorbeeld naar India. Dat is nu een combinatieland. Laten we dat nou opwaarderen tot een echt handelsland. Laten we daar een investeringsprogramma van maken waarin we elkaars wederzijdse belangen erkennen en waarin we onze wederzijdse behoeften kennen qua economische groei. Laten we dan een mooie handelsdeal sluiten. Daar zie ik dan meer accenten op. De reden daarvoor is dat handel uiteindelijk een derde van ons bruto nationaal product is en meer dan 2,6 miljoen banen voor z'n rekening neemt. Dat is wat mij betreft vele malen belangrijker dan de ontwikkelingshulp die we nu geven via het maatschappelijk middenveld. Het is dus een politieke afweging. Daar kunt u anders in staan, maar zo kijken wij ernaar.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor het antwoord. Ik vind het opvallend dat meneer Ram allerlei activiteiten voorstelt, zoals het landenbeleid — hij noemde een combinatieland — het creëren van vooruitgeschoven handelsposten en het veiligstellen van strategische autonomie. Die activiteiten vallen juist allemaal onder dat ene budget waarop hij dus voortdurend enorm af zit te geven. In een komma en bijzin doet hij dan alsof dat allemaal naar maatschappelijke organisaties gaat. Die spelen, zoals mevrouw De Korte al zei, een heel erg essentiële rol in het gezond houden van die relaties. Ik kan alleen maar constateren dat de heer Ram en ik qua activiteiten misschien dichter bij elkaar staan dan ik dacht, maar dat de frustratie vooral zit in de naam, dus dat het "ontwikkelingssamenwerking" heet, want hij stelt precies voor wat in het budget juist al jaren- en jarenlang gedaan wordt.
De heer Ram (PVV):
Ik hoorde niet echt een vraag. Mevrouw De Korte begon over het maatschappelijk middenveld. Dat is de reden waarom ik daarop inging. Wat mij betreft moeten we dus op handel focussen en moeten we af van ontwikkelingshulp an sich. Dat is de focus waar de PVV voor staat. Dan heb je dus een handelsbudget, een budget voor buitenlandse handel. Daar moet je dan de budgetten onder zetten, en niet de hele tijd onder ontwikkelingshulp. Dat is een andere visie.
De voorzitter:
Oké. Er zijn geen interrupties meer. Dan gaan we over naar de heer Van Baarle namens DENK voor zijn eerste termijn.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. We hebben vandaag het eerste grote debat met de nieuwe bewindspersonen die verantwoordelijk zijn voor ontwikkelingshulp en buitenlandse handel. DENK is er absoluut niet rouwig om dat minister Klever, de politieke belichaming van de egoïstische "eigen volk eerst"-politiek, is verdwenen. Wat DENK betreft biedt dat ook de kans om afscheid te nemen van het asociale PVV-beleid op deze portefeuille, van de bezuinigingen die ervoor zorgen dat de allerarmste mensen in de wereld de dupe worden, en van het alleen maar willen inzetten van hulp als middel om het eigenbelang te dienen. In de huidige wereld, waarin oorlogen en honger helaas zo wijdverbreid zijn, mogen we ons als Nederland niet egoïstisch terugtrekken achter onze dijken. Wat gaan deze bewindspersonen nu anders doen, is mijn eerste vraag. Zijn ze bereid om afstand te nemen van de "eigen volk eerst"-politiek van Klever en de PVV? Zijn ze bijvoorbeeld bereid om die ontzettend pijnlijke bezuiniging, namelijk die bezuiniging op UNRWA — dat was gewoon een voorbeeld van politiek handjeklap over de rug van de Palestijnen — terug te draaien? Je kan niet bezuinigen op hulp aan de Palestijnen op dit verschrikkelijke moment voor de Palestijnen.
Voorzitter. Als eerste wil ik het graag hebben over de Oeigoeren. De Oeigoeren worden door China op verschrikkelijke wijze onderdrukt. Ze worden opgesloten in concentratiekampen. Ze worden cultureel onderdrukt. De Oeigoeren worden ook ingezet door China voor dwangarbeid. Veel van de producten die tot stand zijn gekomen met Oeigoerse dwangarbeid vinden ook hun weg naar Europa. Hiermee verdienen bedrijven dus letterlijk geld aan Oeigoers bloed en Oeigoers leed. Mijn motie die vraagt om maatregelen om producten die tot stand zijn gekomen met Oeigoerse dwangarbeid te weren, is onlangs in de Tweede Kamer aangenomen. Welke stappen heeft de minister sindsdien genomen om producten die met dwangarbeid van Oeigoeren zijn gemaakt, te weren? Kan de minister ook nationaal al stappen zetten om die producten te weren? Welke steun geeft de Nederlandse regering aan organisaties die zich wereldwijd inzetten voor de mensenrechten van Oeigoeren? Graag een reactie.
Dan de Israëlische misdaden, die gestopt moeten worden. Volgens zo'n beetje alle mensenrechtenorganisaties maakt het zionistische regime in Israël zich schuldig aan illegale rassenscheiding en apartheid. Israël vernietigt Gaza, pleegt een genocide en rooft steeds meer land van de Palestijnen. Dit moet stoppen. Maar nog altijd wordt er vanuit Nederland vrolijk zakengedaan met Israël. Zo importeerde Nederland volgens de meest recente cijfers minstens 154 miljoen euro aan groente en fruit uit Israël en de bezette Palestijnse gebieden, 77 miljoen aan toestellen voor communicatie, 99 miljoen aan diverse machines, 132 miljoen aan elektrische apparaten, 211 miljoen aan anorganische chemische producten en 308 miljoen aan ruwe aardolie en aardolieproducten. In totaal ging er 1,71 miljard euro uit Nederland naar Israël. Het is dus letterlijk business as usual met een staat die genocide pleegt. Wat DENK betreft moet er een totaalboycot van Israël komen. Wat DENK betreft mag er geen Israëlisch product meer binnenkomen en moeten bedrijven die winst maken met een genocidestaat een sanctie opgelegd krijgen. De tijd dat er verdiend wordt aan Palestijns bloed moet voorbij zijn. Kunnen de ministers uitleggen wat zij vinden? Is het voor deze ministers oké dat er zo ontzettend veel geld wordt verdiend aan bedrijvigheid in de genocidestaat Israël?
Er komen ook producten op de Nederlandse markt uit illegale Israëlische nederzettingen. Hiermee wordt er letterlijk geld verdiend aan landroof en kolonistengeweld tegen de Palestijnen. Het Internationaal Gerechtshof stelt dat landen zoals Nederland stappen moeten zetten om handels- en investeringsrelaties met bedrijven in de illegaal bezette Palestijnse gebieden niet alleen te ontmoedigen, maar ook proactief te voorkomen. Wat gaat de regering doen met deze duidelijke oproep van het Internationaal Gerechtshof? En waarom hebben we nog steeds louter een slap ontmoedigingsbeleid waarin bedrijven een adviesje krijgen om maar alsjeblieft niet te handelen in Palestijns land dat illegaal door Israëlische bezettingstroepen bezet wordt? Waarom wordt dit niet gewoon veel steviger aangepakt door de Nederlandse regering? Welke initiatieven bepleit de Nederlandse regering op Europees gebied om de handel in producten uit illegale nederzettingen aan banden te leggen, bijvoorbeeld door het gewoon te verbieden? Ik word er echt misselijk van dat er Nederlandse bedrijven en organisaties zijn die bijvoorbeeld lekker "Israëlische" wijn, die is gemaakt op land dat is afgepakt van de Palestijnen, proberen te verkopen met een verkooppraatje. Neem bijvoorbeeld wijn van de Westelijke Jordaanoever, waarbij ook nog eens in een propagandapraatje op de website staat hoe die kolonisten zo aardig zouden zijn voor de Palestijnen, waarvan ze het land hebben afgepakt. Het is ronduit walgelijk dat we dit soort producten en dit soort websites in Nederland hebben. Het is walgelijk hoe schendingen van het internationaal recht zo recht worden gepraat. Het is walgelijk hoe er gewoon dik geld wordt verdiend aan de vernietiging van Palestina, en walgelijk hoe extremistisch zionisme gewoon vermarkt wordt en er verdiend wordt aan de onderdrukking van de Palestijnen.
Waarom wordt dat niet gestopt, vraag ik aan de regering. Waarom wordt de tactiek van BDS, Boycot, Desinvesteringen en Sancties, nog altijd door de Nederlandse regering verworpen? We moeten toch gewoon stoppen met toestaan dat er verdiend wordt aan de vernietiging van Palestina? Weet de minister überhaupt wat de omvang is van de handel met illegale nederzettingen? Erkent de minister dat het slappe etiketteringsbeleid gewoon niet werkt? Waarom zijn er talloze Nederlandse bedrijven die direct of indirect bijdragen aan de bezetting van Palestina? Waarom staat de Nederlandse regering dit toe? Zouden die bedrijven in plaats van een ontmoedigingsadvies niet gewoon een sanctie moeten krijgen? Waarom dat slappe beleid?
Maar het ergste van alles is nog dat Nederland aan zo veel handelsbevorderende activiteiten met Israël doet, in het licht van het feit dat Israël een genocide pleegt. Waarom moedigt het ministerie Nederlanders bijvoorbeeld aan om hun kansen op de Israëlische markt te ontdekken? Israël pleegt een genocide en we moeten daar vooral onze kansen op de markt gaan ontdekken! Het is ziekelijk. Waarom zien we zelfs dat de overheid er alles aan gelegen is om die genocide geen enkele invloed te laten hebben op de handel met Israël? Waarom zegt de rijksoverheid bijvoorbeeld dat RVO-adviseurs persoonlijk ter beschikking staan voor advies, ook als de geopolitieke situatie de handel met Israël bemoeilijkt? En ik heb het al eerder tegen de minister gezegd: waarom wordt Nederlanders door de rijksoverheid geadviseerd dat ze beter niet over politieke zaken zoals de Palestijnse kwestie kunnen spreken? Dat wordt gewoon geadviseerd door de Nederlandse overheid. Zwijg maar over de onderdrukking van Palestijnen, want poen verdienen aan Israël is blijkbaar voor de Nederlandse regering belangrijker.
Waarom heeft de Nederlandse Ambassade in Tel Aviv meerdere handelsadviseurs? Waarom organiseert Nederland netwerkbijeenkomsten en handelsmissies in Israël? Waarom heeft Nederland een Israeli Dutch Innovation Center om innovatieve R&D-samenwerking tussen de Nederlandse en Israëlische organisaties te bevorderen? Waarom staan er allemaal ronkende praatjes op sites van de rijksoverheid over dat Israël zo'n fantastisch land zou zijn voor technologie? Dat is technologie die is uitgetest op Palestijnen, op weerloze Palestijnen. Hoe misselijkmakend is het dat je hieraan wil verdienen en dat je dat als Nederlandse overheid ook nog eens wil faciliteren met beleid? Ik vind het schrikbarend. Het is volslagen vanzelfsprekend dat Nederland dit soort activiteiten nooit zou ontplooien met andere landen waar mensenrechten op zo'n flagrante wijze worden geschonden als Israël doet. Waarom gaat de Nederlandse regering hier wel mee door? Waarom neemt de Nederlandse regering voor de verandering niet eindelijk een keer concrete maatregelen om te stoppen dat er verdiend wordt aan de genocidestaat Israël? Waarom kunnen ze bijvoorbeeld in Ierland wel zoeken naar nationale wetgeving om de handel met illegale nederzettingen aan banden te leggen? Wil de Nederlandse regering hier zelf niet aan denken? Waarom zien we ook geen innovatievere voorstellen vanuit Nederland om het beleid aan te scherpen, anders dan alleen het hebben van een slap etiketteringsbeleid en een ontmoedigingsbeleid? Waarom sluiten we die hele handelspost bij de ambassade in Tel Aviv niet? Waarom knikkeren we Israëlische bedrijven niet uit het SWIFT-systeem?
Wat DENK betreft — dat is onze oproep — moet de onderdrukkende zionistische apartheidsentiteit die Israël heet, afgebroken worden, want apartheid, genocide en onderdrukking moeten gestopt worden. De enige manier om dat te doen, is het op geen enkele manier ondersteunen van het staatsbestel dat daarvoor zorgt. Sterker nog, dat staatsbestel moet worden tegengewerkt. Dat betekent geen enkele euro meer voor zionistische bedrijven en zakenlieden die verdienen aan Palestijns bloed, zodat er uiteindelijk een staat kan ontstaan met gelijke rechten voor iedereen. Of je nou joods bent, christelijk of moslim dat maakt niet uit. Het moet een staat zijn met gelijke rechten voor iedereen. Die staat heet niet Israël.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kijk even of er interrupties zijn. Nee, dan gaan we naar de volgende spreker. Dat is de heer Ceder, die spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst de nieuwe staatssecretaris veel succes en zegen toewensen bij haar werk.
Voorzitter. Vorige week stond Den Haag op z'n kop vanwege de NAVO-top. De NAVO-lidstaten hebben zich gecommitteerd aan de 5%-norm en beloven de komende jaren miljarden meer uit te geven aan defensie. Dat is een flinke prestatie, en ook terecht. Maar waar dit kabinet de 5%-norm heeft omarmd, is de 0,7%-norm uit het raam gegooid. Ondanks de aangenomen motie-Huizinga-Heringa in de Eerste Kamer heeft dit kabinet in de Voorjaarsnota de koppeling van ontwikkelingssamenwerking met het bni niet hersteld. President Trump gaf Spanje een flinke veeg uit de pan omdat het minder wil uitgeven, maar welke wereldleider geeft andere landen ervan langs als ze juist willen bezuinigen op de allerkwetsbaarsten, op de meest arme in deze wereld? Dan is het helaas stil.
Voorzitter. Het is nog wranger dat, hoewel dit kabinet al een historische bezuiniging doorvoert, er partijen zijn die menen dat er nog wel wat extra kan worden bezuinigd op de medemens. Dat heb ik vandaag ook weer gehoord. Dat is niet alleen onbarmhartig; het is ook, zoals een rapport vandaag uitwijst, niet in het Nederlands belang. Het is gewoon oliedom. Voor de ChristenUnie gaan investeringen in defensie hand in hand met investeringen in diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Dat is niet alleen vanuit solidariteit; het is ook in het Nederlands belang om te investeren in ontwikkelingssamenwerking en in relaties met andere landen. Dat is in deze onzekere wereld van groot belang. Als we ons terugtrekken, staan landen als China klaar om onze positie en de invloed die die met zich meebrengt, over te nemen.
Voorzitter. Om die reden heb ik een amendement ingediend om de koppeling met het bni volledig te herstellen. Wat dit kabinet bij de Voorjaarsnota naliet, kunnen we als Kamer op deze manier alsnog uitvoeren. Hoe kijkt de minister zelf naar het feit dat de motie-Huizinga-Heringa nog niet is uitgevoerd en de koppeling maar half is hersteld? Is de minister bereid om de koppeling volledig te herstellen, in lijn met de motie? Ik hoop op een positief oordeel op het amendement.
Voorzitter. De 5%-norm betekent voor ons ook diplomatie, solidariteit en inzet. Het is mede daarom dat ik samen met de heer Bamenga vandaag een actieplan heb overhandigd aan de heer Veldkamp dat specifiek over Congo gaat, met de titel Van een vergeten conflict naar duurzame vrede. Het is vandaag ook Onafhankelijkheidsdag voor Congo. In het actieplan leggen we een aantal concrete punten voor. We zullen daar ook gezamenlijk wat moties over indienen, omdat we vanuit daar samen het gesprek willen aangaan, maar ook daadkracht willen tonen. Ook dat hoort bij de NAVO.
Voorzitter. Dan de rol van maatschappelijke organisaties. De bezuiniging op maatschappelijke organisaties is een stuk steviger dan die op OS in het algemeen. Is de minister bereid om de bezuiniging op maatschappelijke organisaties nog meer te verlichten in de begroting voor 2026? We zien dat de financiering van programma's via maatschappelijke organisaties al per 31 december van dit jaar stopt, terwijl het nieuwe beleidskader nog niet per 1 januari 2026 ingaat. Is de minister daarom bereid toe te zeggen dat hij met een overbrugging zal komen?
Voorzitter. Tot slot humanitaire hulp. Er wordt flink bezuinigd, terwijl de nood in de wereld toeneemt, onder meer door het stopzetten van USAID. Kan de minister uiteenzetten hoe opvolging is gegeven aan de motie-Ceder c.s. die het kabinet oproept te verkennen hoe via verschillende kanalen en ngo's zo veel mogelijk levensreddende hulp kan worden voortgezet in EU-verband en daarbuiten? Kan de minister aangeven dat hij bereid is deze bezuiniging nog te verzachten? Specifiek ten aanzien van Sudan: kan de minister een update geven over de uitvoering van de aangenomen motie over toegang voor humanitaire organisaties tot beide hoofdregio's van Sudan?
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Oké. Ook geen interrupties voor u. Dan gaan we naar de heer Bamenga namens D66, voor zijn eerste termijn.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag de nieuwe staatssecretaris bedanken voor het feit dat zij hier is. Ik wil haar ook heel veel succes wensen bij al haar werkzaamheden.
Voorzitter. Er zijn van die dagen die in het collectieve geheugen gegrift staan, dagen waarop een volk zegt: vandaag zijn we vrij. Voor Congo was dat 30 juni 1960. De vlag van de kolonisatoren werd gestreken. De belofte van zelfbeschikking werd uitgesproken. Maar wie echt kijkt, wie door de symboliek heen prikt, ziet: Congo werd nooit echt vrij. Het werd niet vrij van buitenlandse inmenging, niet vrij van uitbuiting en niet vrij om zijn eigen koers te bepalen. Vandaag, in 2025, is Congo nog steeds niet vrij, want vrijheid is meer dan een vlag. Vrijheid is een moeder die haar kinderen zonder angst naar school stuurt. Vrijheid is een vader die niet hoeft te kiezen tussen vluchten of vechten. Vrijheid is een volk dat mag bouwen aan vrede en niet iedere generatie opnieuw moet overleven.
Voorzitter. Ik sta hier niet alleen als Kamerlid. Ik sta hier ook als zoon van het Afrikaanse continent, als kind van een gedeeld verleden en als vertegenwoordiger van een gedeelde toekomst. Want wat daar gebeurt, in Goma, in Bukavu, raakt ook ons, niet alleen omdat we mensen zijn, maar ook omdat onze handen nooit helemaal schoon zijn. Congo is rijk, maar rijkdom heeft er nooit vrede gebracht, alleen maar oorlog. Grondstoffen die in onze telefoon zitten, worden daar met bloed betaald. Daarom biedt D66 samen met de ChristenUnie vandaag een actieplan aan, niet omdat we alles kunnen oplossen, maar omdat wegkijken geen optie meer is. We zeggen tegen dit kabinet: trek je niet terug uit het Grote Merengebied. Juist waar de hoop het kwetsbaarst is, moet Nederland blijven, niet omdat het makkelijk is, maar omdat het juist is. De geschiedenis zal ons niet vragen of het efficiënt was. Ze zal vragen of we er waren en er alles aan deden om het tij te keren. We zeggen: steun de miljoenen mensen in Oost-Congo die nu geen water, geen voedsel, geen zorg hebben; steun de mensen die vluchten met kinderen op de rug, zonder iets dan hoop.
Extra humanitaire hulp is geen liefdadigheid. Het is een kwestie van beschaving. We zeggen: stop de hypocrisie, stop met mooie woorden over mensenrechten en tegelijk deals sluiten met regimes die actief bijdragen aan het lijden van mensen. Rwanda kan geen partner in vrede zijn zolang het oorlog financiert. Zolang rebellen in Oost-Congo wapens hebben en bescherming vinden over de grens, is elk strategisch partnerschap een verraad aan onze waarden.
Dan die grondstoffen. Als je weet dat goud, tin en tantaal worden gewonnen in kinderkracht en bloedzweet, dan mag je niet blijven doen alsof je het niet weet. Bedrijven moeten hun keten op orde hebben, punt. Ja, Europa moet landen als Rwanda en Oeganda aanwijzen als risicogebieden. Geen winst uit geweld. Geen telefoons ten koste van levens.
Voorzitter. Er is zoveel kracht in de diaspora, in mensen hier in Nederland met wortels in Congo. Ze bouwen bruggen, sturen geld, starten projecten. Ze brengen hoop waar de wereld het laat afweten. Maar wij gebruiken die kracht nog veel te weinig. Daarom pleiten wij voor een Europese diasporastrategie, niet als bijzaak, maar als pijler van beleid.
Voorzitter. Vrede is geen luxe; het is een plicht, geen geschenk, maar een opgave. Ja, het is moeilijk, maar het alternatief is erger. Het alternatief is meer geld, meer vluchtelingen, meer uitzichtloosheid, voor Congo, voor Afrika, voor ons allemaal. De belofte van 1960 is toch niet waargemaakt, maar vandaag kunnen wij kiezen om een stukje van die belofte opnieuw te doen door te zeggen: Congo mag niet vergeten worden, niet door ons, niet door Europa, niet door de geschiedenis. Daarom komen wij, D66 en ChristenUnie, met het actieplan "Van vergeten conflict naar duurzame vrede". Daarom komen we ook met een amendement om dit jaar 6 miljoen extra vrij te maken voor humanitaire noden in Congo. Ik kijk uit naar de reactie van de minister op ons actieplan.
De voorzitter:
Momentje. Nog even de interruptie van meneer Ram.
De heer Ram (PVV):
Een vraag aan de heer Bamenga. Het conflict in Oost-Congo is natuurlijk een verschrikkelijk conflict met heel veel humanitair leed. Nu heeft president Trump van de VS een vredesakkoord gesloten met Congo en Rwanda. Ik ben wel benieuwd hoe de heer Bamenga tegen deze ontwikkeling aankijkt. Op zich lijkt mij dat een positieve ontwikkeling, aangezien de Europese Unie en de Afrikaanse Unie het niet voor elkaar hebben gekregen. Hoe kijkt meneer Bamenga daartegen aan?
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de vraag van de heer Ram. Inderdaad, er is sprake van verschrikkelijk leed. Al meer dan 30 jaar is er sprake van verschrikkelijk leed. Er zijn in die 30 jaar ook vaker akkoorden geweest. Nu is er inderdaad ook weer een akkoord. Ieder akkoord is wat mij betreft een hoopvolle beweging, maar ik denk dat we wel oplettend moeten blijven. Een van de grondoorzaken wordt daar bijvoorbeeld niet in benoemd. Dat is de discriminatie in Oost-Congo. De rebellen hebben aangegeven dat die een van de redenen is waarom ze doen wat ze doen. Die worden daar bijvoorbeeld niet benoemd. Er is ook nog steeds sprake van straffeloosheid met betrekking tot het geweld en de verkrachtingen die er de afgelopen periode zijn geweest. Mensen hebben ook behoefte aan rechtvaardigheid. Dat wordt daarin ook niet benoemd. Er zijn dus een aantal dingen die niet benoemd worden. Het gaat ook niet over de relatie met M23. Die heeft daar niet aan tafel gezeten. Hoe zit dat dan precies? Die zit nog steeds in dat gebied. Ook dat wordt niet benoemd. Een aantal aspecten worden dus niet benoemd, waardoor wij oplettend moeten zijn en echt moeten toewerken naar een duurzame vrede. We moeten dit niet maar aannemen en denken dat we hiermee duurzaam vrede hebben bereikt.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Wat heeft de minister gedaan naar aanleiding van onze aangenomen motie die oproept voor het behouden van het Grote Merenprogramma? Wat heeft de minister gedaan naar aanleiding van onze aangenomen motie over het opschorten van de MoU met Rwanda? Wat heeft de minister gedaan naar aanleiding van onze aangenomen motie over het stoppen van Europese steun voor het Rwandese leger? Wat is er gebeurd naar aanleiding van de toezeggingen over het betrekken van de diaspora bij beleid?
Voorzitter. Er komt een dag waarop het Palestijnse volk in vrijheid zal leven. Vrij van angst, vrij van onderdrukking, vrij om te ademen, te bouwen en te dromen, zonder beperkingen die zijn opgelegd door buitenstaanders. Er komt een dag waarop Palestijnse kinderen opgroeien met hoop in plaats van met trauma, waarop families samen kunnen leven, werken, reizen en liefhebben, met de vanzelfsprekende rechten die ieder mens toekomen.
De bevrijding van het Palestijnse volk is een morele noodzaak. Het betekent een einde aan de Israëlische bezetting, apartheid, geweld en ontzegging van fundamentele rechten. Het betekent dat de door de internationale gemeenschap erkende Israëlische staat zich aan alle verplichtingen houdt die voortvloeien uit het internationaal recht en relevante VN-resoluties. Het betekent ook de erkenning van het recht van het Palestijnse volk om zich geweldloos te verzetten tegen de staat die hun land bezet.
Het betekent dat mensen zelf mogen beslissen over hun toekomst, hun grond en hun cultuur. Het betekent dat mensen niet langer onderworpen worden aan Israëlische controle, vernedering en verdringing, maar dat zij in staat worden gesteld om hun leven op te bouwen in waardigheid en met autonomie, met een bestuur van Palestijnse vertegenwoordigers, niet van een bezetter of een andere buitenlandse partij. Daarbij moeten de fundamentele collectieve en individuele rechten van het Palestijnse volk worden hersteld.
De bevrijding van het Palestijnse volk is geen vijandige daad. Het is geen oproep tot wraak. Het is een vastberaden oproep tot gerechtigheid, tot de noodzakelijke truth and reconciliation, tot gelijkwaardigheid, tot het herstellen van wat generaties lang is ontkend: het recht van het Palestijnse volk om te bestaan, om te floreren, om terug te keren en om in vrijheid te leven.
Wie opstaat voor de bevrijding van de Palestijnen, staat op voor universele waarden, voor mensenrechten, voor rechtvaardigheid, voor de erkenning dat geen enkel volk gedoemd is om voor altijd onderdrukt te blijven. Vrijheid is niet voorbehouden aan sommigen. Ze behoort toe aan iedereen. Laten we ons uitspreken en verantwoordelijkheid nemen, ons uitspreken tegen onderdrukking en voor rechtvaardigheid, ons uitspreken en opstaan tegen genocide en voor mensenrechten.
Nederland mag niet blind zijn voor het eigen aandeel in de decennialange onderdrukking van Palestijnse rechten. Wie gaat staan voor Palestijnse bevrijding, gaat ook staan voor de pijnlijke stappen die daaruit volgen, die van grote invloed zullen zijn op de Nederlandse relatie met de huidige Israëlische regering en de Nederlandse inzet in de Europese Unie.
Laten we ons met alle middelen — diplomatiek, politiek, juridisch — inspannen om tot rechtsherstel te komen, niet uit haat maar uit liefde voor rechtvaardigheid, niet om te verdelen, maar om ruimte te maken voor een gedeelde toekomst, waarin ook het Palestijnse volk eindelijk vrij kan zijn, vrij om te leven. Daarom komen we met andere partijen ook met een amendement, om de eerste bezuinigingen op UNRWA voor dit jaar helemaal terug te draaien.
Voorzitter. Ieder jaar betreden 10 miljoen jongeren de Afrikaanse arbeidsmarkt zonder perspectief. Dit kabinet wil nog 8 miljoen euro bezuinigen op het perspectief voor deze jongeren, terwijl duurzaam perspectief juist zorgt voor stabiliteit en migratie tegengaat. Daarom komen we met een amendement om deze bezuiniging op het perspectief van jongeren terug te draaien. Dat is niet alleen cruciaal voor jongeren daar, maar ook voor onze gezamenlijke toekomst, voor stabiliteit, handel en migratie. Laten we onze belofte aan Afrika waarmaken: geen woorden, maar structurele daden. Ook hoor ik graag van de minister hoe er tot op heden opvolging is gegeven aan onze motie voor een ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden.
Voorzitter. Onder druk van de PVV dreigen meisjes, vrouwen en lhbti-personen het grootste slachtoffer te worden van het OS-beleid van dit kabinet. Als we nu geen actie ondernemen, verdwijnt het artikel over vrouwenrechten niet alleen uit de begroting, maar ook uit het zicht van dit kabinet. Overal ter wereld kijken vrouwen, meisjes en lhbti'ers naar landen als Nederland om hun rechten te beschermen. Hun noodkreet om hulp mag niet onbeantwoord blijven. Daarom roep ik de minister op: gooi het roer om nu de PVV overboord is gegaan. Herstel deze fout nu het nog niet te laat is. Samen met GroenLinks-PvdA zal ik een amendement indienen om het verplichtingsbudget op peil te houden. Zo behoeden we meisjes, vrouwen en lhbti'ers wereldwijd voor PVV-wanbeleid.
Tot slot, voorzitter. Eerder heeft de Kamer een motie aangenomen die het kabinet verzoekt het nieuwe subsidiekader voor maatschappelijke organisaties voor de zomer van 2025 te publiceren en maatschappelijke organisaties uiterlijk in oktober 2025 zekerheid te geven over financiering vanuit het subsidiekader, zodat er voor de implementatie voldoende ruimte blijft voor eventuele aanpassingen aan het kader. Uit een recente brief over het maatschappelijk middenveld blijkt dat het kabinet deze motie naast zich neerlegt en het maatschappelijk middenveld in de kou laat staan; er is sprake van een gat in hun financiering. Dit kan toch niet waar zijn, vraag ik aan de minister. Dit zou toch onbehoorlijk bestuur zijn, vraag ik aan de minister. Hoe gaat u alsnog opvolging geven aan deze aangenomen motie?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Bamenga. Ik kijk of er interrupties zijn. Die zijn er niet. Dan kijk ik even naar mijn linkerzijde. Wil iemand even het voorzitterschap overnemen? Mevrouw De Korte, zou u dat willen doen? Dank.
De voorzitter:
Hierbij geef ik het woord aan de heer Ellian van de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Een korte inbreng van mij vandaag, als invaller.
Voorzitter. Gedegen beleid op het gebied van handel staat voor de VVD centraal. Met die handelsgeest is ons kleine land immers groot geworden. De wereld is flink veranderd. De oorlog op ons continent, migratiedruk en de dreigende handelsoorlogen tonen ons hoe snel de wereld kan veranderen en dat wij weerbaar moeten zijn voor de geopolitiek van vandaag en morgen en veel meer naar de lange termijn zullen moeten kijken.
Daarom vindt de VVD het belangrijk dat we strategischer gaan kijken naar de middelen die we inzetten voor het buitenlandbeleid, zodat we ons handels- en ontwikkelingsbeleid beter kunnen vormgeven. De VVD omarmt de aangekondigde trendbreuk in het ontwikkelingsbeleid door in te zetten op thema's waar Nederland in uitblinkt, zoals watermanagement, gezondheidszorg en voedselzekerheid en door ons meer te richten op Nederlandse belangen, door te investeren in handel, economie en veiligheid. Ik ben benieuwd hoe deze minister deze nieuwe focus concreet gaat vertalen naar projecten en programma's. Hoe zorgen we ervoor dat de nadruk komt te liggen op de gebieden waar Nederland in uitblinkt? Hoe kijkt de minister vanuit zijn verantwoordelijkheid voor buitenlandse handel en ontwikkelingshulp naar de vraag hoe we ervoor zorgen dat Nederland voldoende weerbaar is, juist wat betreft de huidige geopolitieke ontwikkelingen? Hoe kijkt de minister aan tegen het meer in Europees verband aanbieden van onder andere noodhulp, maar uiteindelijk ook van ontwikkelingshulp?
Voorzitter. De VVD steunt de extra 15 miljoen die tijdens de voorjaarsbesluitvorming is vrijgemaakt voor een cruciale investering wat betreft handel. Handels- en tariefoorlogen zorgen ervoor dat vrijhandel steeds meer onder druk komt te staan. Ik vraag de minister dan ook: maakt hij zich zorgen over deze handels- en tariefoorlogen? Hoe kijkt hij daar tegenaan? Wat denkt hij dat er nodig is om vrijhandel te kunnen garanderen? Deze middelen moeten niet alleen worden ingezet voor algemene handelsbevordering, maar ook voor het weerbaar maken van ondernemers tegen deze schokken, die continu kunnen optreden. Hoe is de minister van plan om de extra middelen onder artikel 1 specifiek in te richten, zodat Nederlandse ondernemers beter ondersteund worden bij bijvoorbeeld tariefmuren? Is de minister bereid om te onderzoeken hoe een deel van deze middelen als schokdemper kan dienen? Denk aan het ondersteunen van ondernemers bij het opvangen van een eerste klap en aan het ondersteunen bij het versneld aanboren van alternatieve afzetmarkten. Wij denken dat we ons met deze stappen beter kunnen voorbereiden op een veranderende wereld, zodat hulp, handel en investeringen elkaar versterken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord als eerste aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor de inbreng van de heer Ellian. Ik heb een vraag over vrouwenrechten. Wij trekken met meerdere collega's van de heer Ellian van de VVD samen op als het gaat om onze zorgen over de mondiale beweging die plaatsvindt, die antirechtenbeweging die ook gefinancierd wordt vanuit een hele conservatieve hoek. Ik weet dat de VVD die zorgen ook deelt. Binnen die context, waarin vrouwenrechten enorm worden aangevallen en onder druk staan, wordt op dit moment het onderdeel vrouwenrechten helemaal wegbezuinigd uit de begroting. Nu liggen er meerdere amendementen voor. Ik zal u niet vragen of u voor of tegen gaat stemmen, want dan gaat u zeggen dat u die nog moet bestuderen. Dat is ook heel goed. Daarom is mijn vraag wat principiëler: vindt de VVD niet ook dat wij de financiering van vrouwenrechten — en dit is niet de grootste kostenpost binnen deze begroting — moeten behouden, juist gelet op deze vijandige context rond vrouwenrechten?
De heer Ellian (VVD):
Dank voor de vraag. Ik weet dat mevrouw Dobbe veel optrekt met mijn fractiegenoot, mevrouw Becker, wat betreft dit onderwerp. Het is duidelijk dat de rechten van vrouwen, waar dan ook, ons aan het hart gaan. Dan kom je natuurlijk op de politieke vraag wat je het beste middel of instrument vindt om uiteindelijk die rechten te waarborgen, te beschermen of te verbeteren waar nodig. Dan kom je uiteindelijk — daar ben ik eerlijk over, mevrouw Dobbe — op het maken van keuzes. Je kunt je afvragen of het instrument van ontwikkelingshulp het beste instrument is daarvoor. Volgens mij is wat ik zeg redelijk consistent met de lijn van de VVD-woordvoerders. Dat neemt niet weg dat ik het wel wat gek vind dat het zo rigoureus … Het komt bijna niet eens meer voor in de stukken van het kabinet. Dat is natuurlijk wel gek, want dat je ergens geen hulp aan geeft, betekent niet dat je het niet belangrijk vindt. Dat viel me eerlijk gezegd wel op. Er zijn een hoop amendementen; daar heb ik zo meteen als voorzitter nog wel een ordeopmerking over, want we hebben zo wel een klus te doen met elkaar. We gaan uiteraard kijken naar de amendementen. Ik zie dat het niet om een groot bedrag gaat. De vraag is natuurlijk wel of je het wenselijk vindt om op onderdelen te gaan schuiven. Dat roept de vraag op: waarom bij het ene wel en bij het andere niet? Dat is mijn antwoord voor nu.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor uw inbreng en voor het voorzitten, natuurlijk. De heer Ellian spreekt in zijn inbreng over een trendbreuk, omdat er nu eindelijk geïnvesteerd gaat worden in water, voedselzekerheid en gezondheid. Dat is natuurlijk iets wat dit ministerie al jaren-, zo niet decennialang, doet. De enige trendbreuk die ik zie, zijn eerlijk gezegd juist de enorme bezuinigingen die plaatsvinden op dit goede werk. Daarom heb ik een vraag aan de heer Ellian, die zich ook uitspreekt over het belang van de weerbaarheid van ons land. Er is echt een heel scala aan defensie-experts geweest, generaals buiten dienst, commandanten, mensen van het ministerie van Defensie zelf, experts van verschillende instituten, dat benadrukt dat juist ontwikkelingssamenwerking een essentieel onderdeel is van conflictpreventie en van het beheersbaar houden van conflicten, mochten die alsnog uitbreken. Hoe rijmt de heer Ellian dat met de grote bezuinigingen die mede dankzij de minister van Financiën van zijn partij nu doorgevoerd zijn en die wat ons betreft tot grote schade gaan leiden?
De heer Ellian (VVD):
Prettig dat er een koppeling wordt gemaakt met de portefeuille die ik doe, namelijk Defensie. Daar kan ik op zich zeker iets over zeggen, alhoewel de wereldpolitiek en de veranderingen in de wereld op dit moment natuurlijk bijna elke portefeuille in dit huis raken. In mijn antwoord zojuist zei ik ook: je kunt … Ik denk dat de meesten hier misschien nog wel beter dan ik weten wat er in ons verkiezingsprogramma staat. Het is volgens mij geen geheim dat de VVD twijfels heeft bij de effectiviteit van ontwikkelingshulp zoals die de afgelopen decennia is ingezet. Ik denk, mevrouw Hirsch, dat dat meer met een principiële kijk op het vraagstuk te maken heeft: vind je dat de beste manier? Volgens mij heeft minister Heinen toen hij nog Kamerlid was ook uitgelegd dat het de vraag is of je dat niet meer in Europees verband zou moeten doen. Je kunt je ook echt afvragen of het op lange termijn gaat helpen de wereld stabieler te maken.
Dan kom ik op uw vraag ten aanzien van deskundigen vanuit Defensie. Ik noem ook iemand als Mart de Kruif, voor wie ik veel waardering heb. Ik denk dat dat uiteindelijk ook te maken heeft met je kijk op de wereld. In de Defensiecommissie, waar ik nu een halfjaar in zit, na vier jaar JenV gedaan te hebben, vertel ik altijd dat ik meer het type ben van "het glas is half leeg". Dat maakt je leven niet per se veel vrolijker, maar dan kun je wel beter tegen alle teleurstellingen in de wereld; laat ik het maar zo zeggen. Als je kijkt naar de geopolitieke dreigingen, ook van de grotere actoren, en als je bijvoorbeeld ziet wat er op het Afrikaanse continent gebeurt, kun je je wel echt afvragen of de vormen van ontwikkelingshulp die we tot nu toe geboden hebben echt gaan helpen bij het voorkomen van conflicten en, belangrijker nog, of die ons veiliger gaan houden. Ik heb daar eerlijk gezegd wel echt twijfels bij. Maar even los van die twijfels — want daar kun je op meerdere manieren naar kijken — is het ook keuzes maken. Daar wil ik best duidelijk over zijn, mevrouw Hirsch, want u stelt volgens mij een normale vraag. Dan geven wij op dit moment toch echt prioriteit aan harde defensie-investeringen boven investeringen in allerlei ontwikkelingsprogramma's die misschien ooit effectief zouden kunnen zijn, maar waarvan wij ons afvragen of ze de veiligheid direct concreet ten goede gaan komen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dan vinden wij elkaar er in ieder geval in dat het glas halfleeg is, want daar ben ik ook enorm van. Maar ik hoor in het antwoord van de heer Ellian toch echt een mening. Ik probeer iets van de VVD te begrijpen. Ik hoorde van uw voorganger in deze commissie ook altijd: wij vinden nou eenmaal dat die keuze gemaakt moet worden. Ik zie een heel panorama van experts aan mij voorbijtrekken die zeggen dat dit een heel onverstandige beslissing is die niet goed is voor de veiligheid en de weerbaarheid van ons land. Ik ben dan toch heel erg nieuwsgierig. Kan de heer Ellian dan toelichten, misschien ook vanuit zijn andere portefeuille, op welke rapporten, studies of experts hij die positie baseert? Anders blijven we toch een beetje in de lucht praten. Ik probeer te zoeken naar de experts, want ik ben zelf geen enorme expert op dit gebied. Ik probeer te luisteren naar wat experts uit de samenleving tegen ons zeggen. Ik ben zo benieuwd waar de heer Ellian zich op baseert als hij zegt: nee, onze weerbaarheid heeft die ontwikkelingssamenwerking helemaal niet nodig.
De voorzitter:
U heeft vier interrupties gehad; ik heb er per ongeluk eentje te veel gerekend. Ik geef de heer Ellian de ruimte om kort antwoord te geven — niet zo uitgebreid als zonet; anders geven we iedereen te veel ruimte.
De heer Ellian (VVD):
Ja, heel goed dat u als vervangend voorzitter even streng bent, want we moeten inderdaad op de tijd letten. Ik ga mijn best doen om het kort te doen, voorzitter. Als deskundigen of onderzoekers iets zeggen, is het altijd de vraag of je dat als politicus dan moet doen of niet. In de commissie voor JenV had ik hier vaak mooie maar ook felle debatten over met collega's. Zij zeiden dan "het WODC zegt dat het niet effectief is" en dan zei ik "ja, maar ik vind als volksvertegenwoordiger namens de VVD dat bijvoorbeeld vergelding belangrijker is dan die effectiviteit". Daar kun je dan een debat over voeren. Ik vind het dus altijd ingewikkeld als er wordt gezegd: deskundigen zeggen dit, dus de politiek moet dat ook doen. Je moet goed luisteren en uiteindelijk moet je een keuze maken. Als iemand me bevraagt, zoals mevrouw Hirsch nu doet, en zegt "meneer Ellian, die deskundigen zeggen a, maar u zegt toch b", dan zeg ik: ja, omdat er volgens mij ook voldoende ander onderzoek is. Laatst stond er volgens mij een mooi stuk in The Economist. Je kunt wel degelijk op meerdere manieren kijken naar ontwikkelingshulp en de effectiviteit ervan. Er is een stroming die zegt: dat helpt uiteindelijk de stabiliteit van gebieden en dat helpt uiteindelijk bij het voorkomen van conflicten. Ik zeg: nee, ik denk dat bepaalde regimes zich niks zullen aantrekken van die hulp en uiteindelijk de dreiging in stand zullen houden in de komende decennia. Als de VVD dan kijkt naar de dreigingen nu, dan zeggen wij: dit is minder belangrijk voor ons; investeren in concrete zaken die de huidige weerbaarheid vergroten ten opzichte van actoren als Rusland, Iran en China, is belangrijker. Dat is inderdaad een keus die we maken, uiteraard die deskundigen gehoord hebbende. Het was stiekem toch een beetje lang.
De voorzitter:
Nou, het was wel weer aardig lang. Ik geef het voorzitterschap weer … O, er is nog een interruptie van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Wellicht ter verduidelijking, want ik weet niet zeker of ik goed gehoord heb wat de VVD zojuist heeft gezegd. Klopt het dat de VVD erover twijfelt of het het waard is om te investeren in de stem van meisjes, vrouwen en lhbti'ers? Heb ik het zo goed begrepen?
De heer Ellian (VVD):
Nee, dat heb ik zo helemaal niet gezegd. Volgens mij zei mevrouw Dobbe tegen mij: ik trek op dit onderwerp veelvuldig op met de VVD-fractie, maar het is totaal geen onderdeel meer van de begrotingsvoorstellen van het kabinet, dus goh, hoe ziet de VVD dat? Ik heb toen aangegeven, volgens mij letterlijk: dit is een onderwerp dat ons aan het hart gaat; het is wel gek dat er geen woorden aan gewijd worden door deze bewindspersonen, maar je kunt je afvragen of ontwikkelingshulp daartoe het geëigende instrument is. Dát is volgens mij de vraag die hier voorligt. Ben je ervan overtuigd dat ontwikkelingshulp, vaak door middel van het financieren van bepaalde projecten, uiteindelijk die rechten gaat verbeteren? Dat raakt eigenlijk de hele principiële vraag die mevrouw Hirsch net stelde.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de toelichting. Ik wil even kijken of we inderdaad steun van de VVD kunnen krijgen. Want er zijn inderdaad ook wel wat voorstellen gedaan om te zorgen dat wij nog steeds blijven investeren in vrouwenrechten. In het verleden heb ik ook aangegeven dat we dat niet zomaar kunnen schrappen, omdat er ook Europese afspraken zijn gemaakt met betrekking tot vrouwenrechten. We moeten een bepaald percentage daarin blijven investeren. Kunnen we daarvoor ook steun krijgen vanuit de VVD, aangezien het toch wel belangrijk is voor de VVD? Dat hoor ik de heer Ellian althans zeggen.
De heer Ellian (VVD):
Ik wil er ... Kijk, ik zeg dit niet om flauw te doen, maar het onderwerp vrouwenrechten — daar vind ik als mens echt van alles van; ik zeg altijd dat ik echt feministisch ben opgevoed — ligt bij een andere woordvoerder. Dat is dus altijd lastig. Daar komt nog bij dat een andere woordvoerders eigenlijk hier nu had moeten zitten. Laat ik dit zeggen, maar ik heb nog niet naar alle amendementen en moties gekeken: ik wil er open naar kijken. Maar ik hoop dat de heer Bamenga ook mijn dilemma begrijpt. Als je als VVD principieel doet op ontwikkelingshulp —- dat is het korte interruptiedebatje dat ik met mevrouw Hirsch had — dan moet je natuurlijk wel uitkijken dat je dan niet één vraagstuk eruit licht, want dat roept natuurlijk meteen de vraag op: waarom doe je dan de andere niet? Daar kan je best als antwoord op geven: maar dit ene vraagstuk vinden we ononderhandelbaar. Ik sluit dat dus niet uit. Ik wil ernaar kijken, want iedereen weet hoe zeker mijn collega mevrouw Becker zich al jaren heeft ingespannen voor de rechten van vrouwen. Ook mevrouw Roelien Kamminga, mijn voorganger, die vandaag overigens geïnstalleerd wordt als burgemeester van Groningen, heeft in haar inbrengen meerdere malen aandacht gevraagd hiervoor, als ik het goed heb. Dus dat verplicht mij er bijna toe om uw vraag te beantwoorden met: ik wil er open naar kijken. Dat betekent niet dat ik ongedekte voorstellen ga steunen en zo, maar op dít onderwerp wil ik er echt wel even naar kijken.
De voorzitter:
Ik geef het woord terug.
De voorzitter:
Dank dat u even wilde voorzitten, collega De Korte. Volgens mij hebben we het heel behoorlijk met elkaar gedaan. Ik kijk even naar de griffier. We hebben nu vijftien amendementen, waarvan er dertien geapprecieerd moeten worden. Maar dat gaan de bewindspersonen, want die zijn fris in deze commissie, vliegensvlug doen. Laat ik beginnen met de vraag hoeveel tijd u nodig heeft ter voorbereiding. Het verzoek van de minister voor 45 minuten schorsing zou ons brengen op 17.25 uur. Poeh ... Mag ik u het volgende vragen? Mijn ervaring met voorzitten leert dat er zo meteen nog een heleboel vragen aan u gesteld gaan worden, omdat ik vermoed dat sommigen het niet eens gaan zijn met wat u gaat zeggen. En ik vind wel dat je een debat moet hebben met elkaar. Kunnen we 35 minuten afspreken? Snel tempo erin, en dan ... Oké, 35 minuten. Ik schors tot 17.15 uur en dan gaan we als de wiedeweerga verder. Ik zeg even tegen de collega's: er is geen dinerschorsing of zo, dus als iemand wil eten, dan adviseer ik om dat nu te doen of zo een broodje mee te nemen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp net dat u om 18.30 uur weggaat, maar gaan we wel door tot 19.30 uur?
De voorzitter:
Uiteraard gaat u gewoon door tot 19.30 uur. De bewindspersonen gaan snel werken aan de beantwoording. Ik schors de vergadering tot 17.15 uur.
De voorzitter:
Gelet op de tijd ga ik de vergadering heropenen. We zijn nog steeds bij de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota. We hebben precies twee uur en tien minuten om dit af te ronden, waarvan ik nog één uur en tien minuten uw voorzitter kan zijn. Ik ga dat streng doen. Dat betekent dat ik nu ook ga toezien op de interrupties, zodat die echt megakort zijn. Ik zou eigenlijk tegen de Kamerleden willen zeggen: probeer echt alleen te interrumperen waar nodig, want ik zie aan de hoeveelheid amendementen en moties dat velen van u uw standpunt al bepaald hebben. Tegen de bewindspersonen zeg ik, ook al zijn ze nieuw in deze commissie: geen inleidingen. U bent van harte welkom, iedereen vindt het fijn dat u er bent en u vindt het mooi om hier te zijn, maar we doen het gewoon met vraag en antwoord, dus zonder lange beschouwingen. Anders gaan we het echt niet redden. Dan ga ik het woord geven aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Veldkamp:
Voorzitter, dank. Ik begin met een aantal opmerkingen die ook al meteen ingaan op de vragen die zijn gesteld. Ik heb een aantal tussenkopjes: veiligheid en stabiliteit, bni-koppeling — die term is een aantal malen gevallen — maatschappelijk middenveld, vrouwen, UNRWA en andere belangrijke thema's die aan de orde zijn gekomen. Ik probeer daar staccato doorheen te gaan.
Ik wil de commissie danken voor de getoonde flexibiliteit om de behandeling iets te verschuiven vanwege het plaatsvinden van de NAVO-top vorige week. Ontwikkelingshulp is nu tijdelijk ook het vakgebied van de minister van Buitenlandse Zaken. Daar ben ik trots op. Ik ben niet de ultieme expert op dit terrein, maar ik ben altijd wel van mening geweest dat ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking een belangrijk element is van het extern beleid van Nederland. Zoals mevrouw De Korte al aangaf, kunnen we daar ook een verschil mee maken. Het ontwikkelingsbeleid onderstreept ook de verwevenheid van diplomatie, internationale betrekkingen, veiligheid en stabiliteit. Je hoorde een aantal van die dingen ook verweven zijn in de diverse inbrengen van Kamerleden. Als zodanig kwamen die dus ook aan de orde.
Ik ben blij om hier samen met de staatssecretaris te zitten. Dat benadrukt dat hulp en handel met elkaar verbonden zijn. Ik wijs op de beleidsbrief, die mevrouw Klever nog heeft gestuurd. Het beleid in die brief zet ik op zich voort, want het beleid is ingezet en wij zijn een demissionair kabinet dat roeit met de riemen die het heeft. Tegelijkertijd zal iedere bewindspersoon er op eigen wijze invulling aan geven. Zo zal ik dat ook doen. We zetten in op de thema's waar we goed in zijn: voedselzekerheid, watermanagement en gezondheid. Daarbij houden we ook steeds oog voor de meest kwetsbare groepen, bijvoorbeeld vrouwen en meisjes, lhbtiq+, religieuze minderheden en andere gemarginaliseerde groepen. Uiteraard blijft Nederland zich met humanitaire hulp inzetten voor mensen in nood. Dat thema kwam al een aantal maal aan de orde. Ook levert Nederland zijn aandeel in internationale klimaatfinanciering, en dat blijft het doen, zeg ik tegen mevrouw Hirsch.
De eerste suppletoire begroting, die we vandaag bespreken, vormt de financieel-technische uitwerking van de beleidsagenda. Het is van belang om met die uitvoering aan de slag te gaan. De gewijzigde begroting bevat budgetverhogingen en prioritaire thema's, zoals 86 miljoen euro voor humanitaire hulp, 100 miljoen euro voor handel, 312 miljoen euro voor migratie en opvang in de regio en 90 miljoen euro voor veiligheid en stabiliteit. In deze begroting komt ook de blijvende steun voor Oekraïne tot uitdrukking. Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota voor 2026 aan de niet-militaire steun, die je op deze begroting terugziet, 252 miljoen toegevoegd. Het kabinet staat in de startblokken om die uitgaven te doen en zo ook voor Nederland te werken aan concrete inkomens en sociaal-economische groei in lage en middeninkomenslanden, en de daarbij horende stabiliteit. Een versterking van deze vaak instabiele landen draagt, zeg ik ook tegen de heer Ram, ook in bredere zin bij aan de belangen van Nederland: handel en economie, veiligheid en stabiliteit en, ja, ook migratie. De situatie in de wereld is ernaar. Dat behoeft geen betoog. Als je hecht aan ontwikkeling, hecht je daarmee ook aan vooruitgang. Dat acht ik in het bredere belang van Nederland. Ik hoor de duidelijke oproep vanuit de Kamer over de koppeling. Daar kom ik zo op terug.
Om te beginnen had mevrouw De Korte een aantal opmerkingen over de inzet op vrede, preventie en bemiddeling, naast natuurlijk de grote resultaten van bijvoorbeeld de NAVO-top van vorige week. Ik steun dat. Ik onderken dat de wereld meer gefragmenteerd is geraakt. Er zijn meerdere machtscentra. Het is een multipolaire wereld. Mathematisch gezien heb je dan meer frictiepunten tussen landen. Mathematisch gezien heb je dan dus ook meer diplomatie nodig om met die frictiepunten om te gaan. Een deel van die diplomatie zal altijd voor de schermen en een deel zal achter de schermen zijn. Ik worstel ermee, zeg ik tegen mevrouw De Korte, dat een deel van die conflictbemiddeling en preventie op dit moment plaatsvindt door juist kleinere, rijke, autocratisch bestuurde landen, zoals Qatar of Oman. Dat is op zich prima, maar de traditie is ook altijd geweest dat landen als Noorwegen, Zweden of Nederland dat ook doen. Ik vind dat open, westerse, Europese democratieën ook die rol toekomt. Die zouden ook die rol moeten kunnen invullen. We hebben in het verleden vaak gezien dat zij die rol pakten. Denk even aan het Midden-Oosten en de Oslo-akkoorden. Denk aan de Den Haag-overleggen die voorafgingen aan de Oslo-akkoorden. Er zijn altijd Nederlanders geweest — ik kijk ook naar mevrouw Hirsch, want dat gebeurde bijvoorbeeld ook vanuit een sociaaldemocratische traditie — die dat actief hebben vormgegeven.
Ik worstel met de vraag waarom landen als Nederland dat nu kennelijk moeilijker lukt. Misschien komt het doordat we meer gepolariseerd raken over internationaal beleid. Misschien komt het doordat we minder tevreden zijn met diplomatie achter de schermen en we ook graag die normstelling willen zien en onze verontwaardiging willen uiten over dat wat we verschrikkelijk of schandelijk vinden in de wereld, en vaak ook terecht. Maar de diplomatie achter de schermen zou een kans moeten krijgen. Ik kijk daarom met enige sympathie naar wat mevrouw De Korte heeft gezegd over het belang van conflictbemiddeling, conflictpreventie en het verschaffen van de middelen daartoe. Ik waardeer de aandacht voor hoe we daarmee omgaan.
Mevrouw Hirsch vroeg of ik de uitspraak van oud-generaal De Kruif onderschrijf dat investeren in stabiliteit en conflictpreventie effectief en goedkoop is. Ik onderschrijf die uitspraak. Ik apprecieer ook rapporten van het IMF, de Wereldbank en de VN die laten zien dat conflictpreventie ook kostenefficiënt kan zijn. We zetten daarom ook blijvend in op die conflictpreventie, bijvoorbeeld via onze inzet op hulp en veiligheid in diverse regio's, zoals West-Afrika, de Hoorn van Afrika, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Daar zit je al heel dicht rond ons continent, waardoor je daarmee tevens een breder eigenbelang behartigt. Daarmee dragen we bij aan het doorbreken van geweldspiralen en de opbouw van landen in vrede. Functionerende instituties in de veiligheids- en justitiesector zijn daarvoor van belang.
De heer Bamenga vroeg specifiek aandacht voor het Grote Merengebied en Congo, onder andere via het actieplan dat hij vanuit D66 samen met de ChristenUnie, de heer Ceder, heeft opgesteld en voorafgaand aan dit overleg heeft overhandigd. Uw Kamer is door mijn voorganger geïnformeerd over het voornemen om te stoppen met het regionale Grote Merenprogramma. Dat betekent niet dat het kabinet zich geheel terugtrekt uit die regio. Nederland blijft politiek actief middels onze ambassades. Nederland blijft ook humanitaire hulp bieden. Ik wil ook nader bestuderen hoe we daar onze betrokkenheid, onze rol, op een goede manier kunnen blijven invullen. Ik zal het actieplan van de heren Bamenga en Ceder bestuderen. Ik kan de heren Bamenga en Ceder ook verzekeren dat wij bezig zijn met de opvolging van in het verleden aangenomen moties, ook andere moties die eerder zijn ingediend over de situatie in die regio. Daar zullen we uw Kamer op korte termijn over informeren middels een Kamerbrief. Daarin zal ik ook ingaan op andere vragen die u stelde over Congo en Rwanda, en ik zal specifiek op het actieplan ingaan. Ik ben ook voornemens, zeg ik erbij, om binnenkort in Brussel te overleggen met de EU-gezant voor de Grote Meren, de Zweedse diplomaat Johan Borgstam.
Daarmee kom ik aan bij nog enkele algemene opmerkingen. Mevrouw Hirsch vroeg naar het rapport van de universiteit van Göttingen, dat aantoont dat iedere €1 ontwikkelingshulp leidt tot €2 handel; ik geloof dat dat het is. Nee, het is €4 handel. Dat is inderdaad een multiplier. Het rapport verscheen vandaag, geloof ik. Ik heb het dus nog niet kunnen bestuderen, maar ik bestudeer dat wel degelijk. Het past ook bij gegevens van het IMF over return on investment die we hebben gezien. Het IMF noemde dat de return on investment van elke in preventie geïnvesteerde euro €25 tot €75 is. We gaan kijken wat het rapport precies oplevert, maar ik vind het zeker interessant en boeiend om hiernaar te kijken.
De heer Van Baarle vroeg op welke wijze ik er anders in sta dan mijn ambtsvoorganger. Nogmaals, ik zal roeien met de riemen die ik heb qua beleidsagenda en beleidsbrief. Tegelijkertijd mag het duidelijk zijn dat ik een ander politiek persoon ben dan mijn ambtsvoorganger. Ik zal bijvoorbeeld heel goed kijken naar wederkerigheid met het globale Zuiden, zoals tot uiting komt in de Afrikastrategie van het kabinet, en naar sociale ontwikkeling als kern van inzet.
Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de zogeheten bni-koppeling.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik hoor nu dat het onderdeel stabiliteit en veiligheid afgerond is. Ik hoor dat de minister nog een beetje een innerlijke strijd heeft over hoe er omgegaan moet worden met conflictbemiddeling. Wij hebben juist een amendement ingediend om op dat vlak wat concreter aan de slag te gaan door middel van een topinstituut, waarin echt grote expertise aanwezig is voor conflictbemiddeling. Misschien zegt hij daar straks meer over bij de appreciatie van de amendementen, maar wat hij zei over hoe hij tegen zoiets aankijkt, vond ik een beetje algemeen.
Minister Veldkamp:
Op de appreciatie van de diverse amendementen en moties kom ik natuurlijk terug in de tweede termijn. Ik heb willen aangeven dat ik wel met sympathie naar een dergelijk voorstel kijk, omdat we natuurlijk ook wel zien dat conflictpreventie en conflictbemiddeling echt van belang zijn. We weten ook hoe vaak conflicten zijn voorkomen. Niemand heeft het meer over het risico op burgeroorlog in het land dat nu Noord-Macedonië heet en inmiddels een NAVO-lidstaat is. Ik kan me als de dag van gisteren herinneren dat het in 2001 wel leek op te vlammen tot een burgeroorlog in dat land en dat er Nederlanders in verschillende organisaties Nederlanders, de EU, de NAVO en de OVSE, waren die zich toen hebben ingezet om te voorkomen dat dat conflict oplaaide: Robert Serry, Pieter Feith en Daan Everts. Ik noem gewoon de namen van deze mensen, die ik soms nog weleens in het nieuws zie langskomen. Zij hebben zich daar daadwerkelijk voor ingezet. Talloze anderen hebben dat elders ook gedaan. Het is ook soms de belangstelling van vorige ministers van Buitenlandse Zaken geweest. Ik denk even aan Bert Koenders, die grote aandacht had voor Colombia. Ik denk ook aan mensen van internationale organisaties. We kennen misschien allemaal wel het boek van Samantha Power over VN-gezant Vieira de Mello, waarin staat wat hij deed om in tal van regio's in de wereld conflicten te voorkomen of om het einde van een conflict te bemiddelen. Dat lukt lang niet altijd, maar soms lukt dat. Ik vind dat belangrijk en ik hoop dat Nederland daar ook aan zal bijdragen, continu zal bijdragen. Ik kijk dus met sympathie naar het initiatief van mevrouw De Korte.
Ik zeg er wel bij dat er natuurlijk instellingen zijn die wat dat betreft al een rol hebben, zoals het European Institute of Peace en het Centre for Humanitarian Dialogue in Genève. Dat zijn organisaties die soms juist heel erg achter de schermen opereren en waarover niets of nauwelijks iets in de kranten lezen, maar die zeer waardevol werk doen om erger te voorkomen, want er is al te veel ellende om ons heen. Ik kijk daar dus met sympathie naar.
De voorzitter:
Gaat u dan verder, want ik zie geen verdere vragen.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan de zogeheten bni-koppeling. Excuses voor de vakterminologie daarbij. Het kabinet heeft in de voorjaarsbesluitvorming besloten om het zogeheten ODA-budget, het ontwikkelingsbudget, te koppelen aan de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen, het bni. Dat is in lijn met een verzoek uit de Eerste Kamer. De zogeheten ODA-prestatie blijft hiermee voor Nederland langjarig op peil. Het bruto nationaal inkomen is natuurlijk gegroeid sinds afgelopen zomer. Daardoor wordt er structureel aanvullend budget beschikbaar gesteld voor ontwikkelingshulp. Het gaat om cumulatief circa 770 miljoen extra tot en met 2030. Daarmee blijft Nederland internationaal ook een substantiële donor. Die ODA-prestatie komt dit jaar naar verwachting uit op 0,59% van het bni. Vanaf 2029 komt die uit op 0,44% van het bni. Die blijft ongeveer gelijk op dat percentage. Ik vind dat Nederland als welvarend land een verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan de sociaal-economische ontwikkeling van andere landen. Daarom is het budget voor ontwikkelingshulp gekoppeld aan onze welvaart.
Ja, er is door het kabinet-Schoof bezuinigd via het hoofdlijnenakkoord. Daarvoor is 2,4 miljard verschoven van ontwikkelingshulp naar Defensie, per 2027. Tegelijkertijd wil ik er wel aan herinneren dat er per 2027 een maximering ingaat van 10% vanuit de pot voor ontwikkelingshulp als bijdrage aan de eerstejaarsasielopvang. Ik heb daar zelf in de formatie nog hard aan gewerkt. Daarbij was het erg prettig dat er in het voorjaar van vorig jaar een advies lag van de Adviesraad Internationale Vraagstukken dat een dergelijke maximering ook voorstelde. Vanaf 2027 wordt dat geld vrijgespeeld. U moet het zich indenken: in 2025 gaat ongeveer één vijfde van de ontwikkelingshulp rechtstreeks naar de eerstejaarsasielopvang. Voor volgend jaar is dat ongeveer een kwart. Dat zou verder kunnen oplopen als die maximering er niet was geweest. Die maximering gaat in 2027 in en speelt geld vrij. Dan kom je per 2027 onder een bijdrage van 10% uit aan de eerstejaarsasielopvang. Ik hoop — hiermee laat ik misschien toch iets van een verschil met mijn voorganger blijken — dat diverse partijen die maximering ook in hun verkiezingsprogramma willen opnemen als blijvend.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor de beantwoording. Ik merk dat er vaker heel erg wordt gesproken over de financiële middelen als het over de koppeling gaat, maar de motie die ik met meerdere woordvoerders indiende, ging over de systematiek. Dat was ook de aard van de motie die in de Eerste Kamer is aangenomen, want er is ook door een meerderheid in de Eerste Kamer gevraagd om die systematiek te herstellen. We moeten, ook op basis van een rapport van de Rekenkamer, concluderen dat die systematiek niet hersteld is naar de manier waarop over in het hoofdlijnenakkoord onderhandeld is. Ik ben dus toch benieuwd naar de reactie van de minister op de motie, die vraagt om het herstel van de systematiek van de koppeling, dus terug naar het ankerpunt van 0,7%. Daarbij hebben wij het dus nog helemaal niet over of dat ook financiële consequenties zal hebben. Het gaat ons er gewoon om dat de systematiek die we altijd hanteerden, en die ook in het hoofdlijnenakkoord nog gehanteerd werd, echt weer teruggebracht wordt, zodat we op dezelfde voet verder kunnen gaan met de onderhandelingen over wat uiteindelijk de bezuinigingen zijn.
Minister Veldkamp:
We hebben het op dit moment, vandaag, over de suppletoire begroting voor 2025. De begroting voor 2026 ligt nu nog niet voor. Ik kan dus nog niet echt vooruitlopen op de inhoud daarvan. Ik kan nu wel toezeggen dat ik me vanuit mijn huidige rol zal inspannen voor het belang van ontwikkelingshulp en om een goed resultaat neer te zetten. Wat dat betreft wil ik me inzetten voor de bni-koppeling zoals die altijd heeft gegolden, namelijk met die systematiek waarin die 0,7% uiteindelijk de doelstelling is. Daarmee kan ik geen garantie afgeven. Het is niet makkelijk met een strenge minister van Financiën. Ik vind dat landen ook een strenge minister van Financiën moeten hebben voor een verantwoordelijke overheidshuishouding. Ik zet me er verder ook voor in dat juist wij als welvarend land een duidelijke inzet op ontwikkelingshulp plegen. Dat kan ik hier ook toezeggen. En daar hoort wat mij betreft een systematiek bij voor een bni-koppeling zoals mevrouw Hirsch die heeft uitgelegd.
De voorzitter:
Oké, mooi. Gaat u verder. Sorry, ik zie dat er toch een interruptie is. Ik ga het nog niet timen, maar we moeten het wel echt kort houden.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik zie de griffier geen toezegging opschrijven en daarom wil ik toch echt vragen of ik een toezegging hoor van de minister, namelijk dat hij zich zal inspannen om de bni-koppeling, zoals die tot nu toe gold, te herstellen.
De voorzitter:
Daar wordt druk overleg over gepleegd. Minister, is het een toezegging?
Minister Veldkamp:
Ik zeg toe dat ík mij daar in het kabinet voor zal inspannen. Die toezegging kan ik geven.
De voorzitter:
Oké, dan gaan we dat zo noteren. Ik kijk naar de griffier … We komen er aan het einde op terug!
Minister, gaat u verder.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Daarmee kom ik aan bij het blokje maatschappelijk middenveld en maatschappelijke organisaties. Afgelopen vrijdag, 27 juni, heb ik de Kamer geïnformeerd over de nadere uitwerking van het nieuwe beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties voor ontwikkelingshulp en de focus. Daarvoor is 490 miljoen euro beschikbaar in de periode 2026-2030. In dat nieuwe kader zetten we in op efficiëntie, lokaal eigenaarschap, capaciteitsversterking en meer ruimte voor dienstverlening. We willen concrete resultaten bereiken en daarom werken we zo direct als mogelijk samen met lokale organisaties.
Het nieuwe beleidskader focust op maatschappelijke organisaties binnen voedselzekerheid, watermanagement en gezondheid. Maatschappelijke organisaties blijven daarvoor een belangrijke partner, zeg ik ook tegen mevrouw De korte, die daar specifiek naar vroeg. Daar zijn talloze voorbeelden van te geven, denk aan het Netherlands Food Partnership. Die organisatie initieert en begeleidt samenwerkingsverbanden van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden, zowel Nederlandse overheden als overheden uit lage- en middeninkomenslanden. Daarbij wordt weleens de Dutch Diamond Approach genoemd. Het is niet meer de triple helix, maar het is iets breder. En daarin werken die instellingen dus samen aan het oplossen van uitdagingen, waar nodig ook met Nederlandse kennis en kunde.
Het nieuwe beleidskader wordt zorgvuldig voorbereid. Ik zeg dat mede naar aanleiding van een opmerking van mevrouw Hirsch. We hebben dat ter hand genomen, maar dat kost tijd. Het nieuwe beleidskader start naar verwachting in de eerste helft van 2026 en wordt daarna getrapt ingezet.
Mevrouw Dobbe vroeg naar de verlenging van bestaande subsidiekaders. Dat stuit op juridische bezwaren, want die kaders zijn gebonden aan een subsidieplafond dat niet zomaar kan worden verhoogd. Dat kan alleen door een nieuw kader te publiceren. Ik wil daarom echt in 2026 aan het werk gaan met een nieuw kader.
De voorzitter:
Punt. Mevrouw Dobbe, heel kort.
Mevrouw Dobbe (SP):
De minister zegt: het is juridisch niet mogelijk. Ik moet dat toch in twijfel trekken. Ik denk dat het met een beetje creativiteit wel mogelijk is. Je zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen om het huidige kader als een nieuw halfjaarlijks kader te publiceren. Dan heb je gewoon precies hetzelfde, maar dan in het jasje van een nieuw kader. Het gaat erom dat wij voorkomen dat organisaties in de problemen komen, doordat een en ander vertraagd is. Daardoor ontstaan er spanningen en problemen. Dat willen we niet. Volgens mij kan het prima zo en daarom zou ik graag wat meer creativiteit bij de minister willen zien.
Minister Veldkamp:
We willen echt zo snel mogelijk aan de slag, maar verlenging van het huidige kader betekent wel weer nieuwe activiteiten binnen dat kader. Die plannen moeten aangeleverd en goedgekeurd worden. Dat is voor een verlenging met zes maanden echt wel veel bureaucratie. Het is daarom beter om te beginnen met een vijfjarig nieuw kader en om nu eerst vertraging te voorkomen. Dus ja, dat lijkt mij toch echt de verstandigste inzet.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, dat denk ik ook. Dat nieuwe kader is alleen vertraagd, dus er ontstaan zo meteen problemen in de uitvoering. Ik denk dat het maatschappelijk middenveld en iedereen die nu subsidies ontvangt prima in staat zijn om een nieuw plan aan te leveren voor zes maanden en dat zij om de bureaucratie te helpen ook in staat zijn om dat heel beknopt te doen en niet in 88 pagina's. Hoewel we allemaal willen dat er een nieuw kader komt waar we nog heel veel jaren wat aan hebben, moeten we dit doen, omdat het nu gewoon te laat is. Er ontstaan uitvoeringsproblemen. Ik vraag de minister nogmaals om daarin mee te denken.
Minister Veldkamp:
Het aflopen van het huidige kader is heel tijdig aangegeven, meer dan een jaar van tevoren. Ik begrijp dat het verlengen van het huidige kader 50 miljoen tot 60 miljoen kost. Dan krijg je twee kaders naast elkaar en is er het risico van een heleboel bureaucratie. Je kunt dus beter getrapt een nieuw kader inzetten. Ik hoor wat mevrouw Dobbe zegt, maar de inzet zal toch echt moeten zijn om dat nieuwe kader zo snel mogelijk in te zetten. Een verlenging van de huidige kaders vergt tijd en capaciteit. Ik denk dat het voor de maatschappelijke organisaties zelf van belang is dat we zo snel mogelijk dat instrument onder het nieuwe kader van de grond krijgen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Mevrouw Dobbe maakte nog een opmerking dat lobby op nationaal niveau uitgesloten zou zijn. Ik kan mevrouw Dobbe verzekeren dat maatschappelijke organisaties nog steeds binnen Nederland kunnen lobbyen. Er is niks wat hun dat verbiedt. Maar inderdaad niet met financiering uit het nieuwe beleidskader. Die keuze is gemaakt. Mede naar aanleiding van eerdere opmerkingen en activiteiten en initiatieven van mevrouw Dobbe is het wel internationaal, maar we financieren vanuit het nieuwe kader geen specifieke lobby meer in Nederland. Organisaties kunnen dat zelf wel doen, maar niet met diezelfde financiën. Het staat organisaties vrij om hun opvattingen te uiten, hun mening te geven en op de deur te kloppen, ook bij Kamerleden. Het is geenszins verboden. Ik kijk even naar de topambtenaar of ik dat goed zeg. Ik denk dat ik het goed zeg.
De voorzitter:
Dat is dan uw derde interruptie, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. We hebben natuurlijk kunnen en kunnen. Deze minister zegt dat ze het nog wel kunnen doen, maar in de praktijk zal dat niet het geval zijn. Dan kunnen ze het niet doen. Om dit te kunnen doen, heb je financiering nodig. Ik noem als voorbeeld de Oekraïense dames die bij mij langs zijn geweest en dit boekje hebben afgegeven en die andere dame die uit Kenia kwam om te vertellen hoe het gaat met genitale verminking daar. Superwaardevolle informatie, niet alleen voor Kamerleden van de Eerste en Tweede Kamer, maar ook voor beleidsmakers, voor iedereen. Die hebben daar geld voor nodig. Zij komen niet bij ons of bij het ministerie op bezoek als er geen andere organisaties zijn die geld vrijmaken om dat te faciliteren. Dit zijn de effecten van de keuze die dit kabinet nu maakt. Daarom wil ik vragen: doe dat nu niet. Zorg ervoor dat je niet op basis hiervan misschien hele mooie initiatieven uitsluit, maar beoordeel op inhoud wat je de moeite waard vindt om te financieren en wat je niet de moeite waard vindt om te financieren. Maar ga nou niet dit als voorwaarde stellen en deze hele mooie dingen uitsluiten.
Minister Veldkamp:
Maatschappelijke organisaties, Nederlandse maatschappelijke organisaties, kunnen ook fondsen werven uit andere bronnen, bijvoorbeeld particuliere bijdragen. Dat doen ze ook in de praktijk. Daaruit kunnen ze zonder meer de lobby in Nederland blijven financieren. De uren die ze daarvoor schrijven en maken, zijn wel degelijk mogelijk. Wij willen alleen dat het geld van de Nederlandse belastingbetaler dat we inzetten op ontwikkelingshulp, zo veel mogelijk in ontwikkelingslanden zelf wordt besteed, in die landen zelf. In die landen zelf zullen deze organisaties nog steeds financiering kunnen ontvangen voor hun pleiten, bijvoorbeeld voor veilige abortus of voor vrouwenrechten, lhbt-rechten en dergelijke, en ook, mede naar aanleiding van een initiatief van mevrouw Dobbe zelf, bij een internationale organisatie, bijvoorbeeld in VN-kader. Dat acht ik ook van waarde. Maar de keuze is gemaakt om niet de financiering te doen voor specifieke lobbyactiviteiten van maatschappelijke organisaties in Nederland.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder. Sorry, u heeft nog een vraag van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Toch even over de reactie van de minister. Ik ben het namelijk wel met mevrouw Dobbe eens. Als we — zo lees ik uw beleidskader — steun willen geven aan maatschappelijke organisaties in het Zuiden om voor een aantal thema's op te komen, dan is juist een van de allerbelangrijkste dingen dat zij kunnen spreken met overheden, onder andere die van Nederland, die heel veel invloed hebben op hun omgeving. Die hebben invloed op de manier waarop zij voedsel kunnen verbouwen, om maar eens een voorbeeld te noemen, of op het water waarvan zij gebruik kunnen maken. Als je naar de statistieken kijkt van waar die financiering vandaan kwam — als ik het goed begrepen heb, was dat ook een van de redenen waarom het vorige kader ooit tot stand is gekomen — dan zie je dat juist daarvoor enorm weinig financiering vanuit private donoren kwam. Daar is ook een reden voor, want die private donoren vertegenwoordigen over het algemeen dezelfde belangen als waar deze organisaties tegen opstaan. Ik snap de redenering vanuit een feitelijk … Het is een interessante gedachte, maar het is gewoon bewezen dat er juist vanuit private donoren heel erg weinig geld is voor deze activiteiten. Daar zou ik toch nog even de reactie van deze minister op willen hebben, omdat de meerwaarde van het beleid van Nederland tot nu toe was dat Nederland juist bereid was om deze stemmen wél mogelijk te maken.
Minister Veldkamp:
Als ik kijk naar organisaties die actief zijn in landen in het mondiale Zuiden, in ontwikkelingslanden, dan zie ik dat zij wel degelijk, ook met Nederlandse financiering, kunnen spreken met de vertegenwoordiging van de overheidsdonoren daar. Onze ambassades in die landen staan daar ook voor open. De bredere donoroverleggen van internationale organisaties en dergelijke die daar actief zijn, staan daar ook voor open. Dat is mogelijk. Ook in bijvoorbeeld New York, als ik kijk naar UNDP, UNICEF en dergelijke, is het, met Nederlandse financiering, wel degelijk mogelijk dat die organisaties daar op de deur kloppen. Wat dat betreft zijn we ruimhartig. Alleen, de keuze is gemaakt om niet meer hun activiteiten hier in Nederland te financieren. Maar het is voor die organisaties nog steeds mogelijk om dat met andere fondsen wel degelijk te doen, zoals met particuliere donaties, fondsen die ze van talloze begunstigers, leden en dergelijke kunnen krijgen. Ik zie dus geen enkel verbod voor organisaties om dat te doen, integendeel. De internationale financiering, in het buitenland, is dus nog steeds mogelijk.
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder, minister.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Mevrouw Hirsch vroeg ook nog naar het thema klimaat. Vanwege de forse bezuinigingsopdracht op ontwikkelingshulp zijn er scherpe keuzes gemaakt. We schrappen het thema klimaat echter niet. Klimaat is belangrijk. Nederland blijft bijdragen aan internationale klimaatfinanciering. Ook erkennen we de problematiek met de ketens in Latijns-Amerika, die zij noemde. Maar we moeten focus aanbrengen. Daarom hebben we voor dit instrument gekozen, voor handelsketens die belangrijk zijn voor Nederland en partnerlanden waar we breder mee samenwerken, die met name in Afrika en Azië liggen. Buiten dit instrument om zijn we bijvoorbeeld wel actief als het gaat om het tegengaan van ontbossing in de Amazone. Als het gaat over klimaat, wijs ik ook even op wat er in Nederland gebeurt met betrekking tot het mobiliseren van privatesectorkapitaal. U weet dat Nederland bijvoorbeeld grote pensioenfondsen en aanverwante organisaties heeft. Ik zie dat Nederland ook juist vrij geavanceerd is als het gaat om het proberen te benutten van het kapitaal van die organisaties voor de Sustainable Development Goals. PGGM en dergelijke organisaties hebben ook, al dan niet via organisaties als ILX, die echt de technische kennis in huis hebben … Het zijn echt de voormalige CFO's van multilaterale ontwikkelingsbanken die daarin actief zijn, die echt technische kennis hebben. Op die manier kunnen we die Nederlandse privatesectorfondsen heel erg mobiliseren, met name richting middeninkomenslanden, voor ontwikkelingsdoelen, onder andere op het gebied van klimaat. Het thema klimaat is dus niet weg. We kijken wel naar een andere invulling hiervan. Voorzitter. De heer Ceder vroeg of ik bereid was om de bezuinigingen op maatschappelijke organisaties nog meer te verlichten in de begroting van '26. Als demissionair minister ben ik natuurlijk beperkt in mijn mogelijkheden op dit moment. Ik weet dat de diverse kaders subsidieplafonds hebben. Maar we willen wel degelijk blijven inzetten — dat blijkt ook uit het nieuwe focuskader — op het werken met en via maatschappelijke organisaties. Wij waarderen hun kennis, hun expertise, hun rol, hun betrokkenheid en datgene wat zij ook in bredere zin kunnen mobiliseren.
Dan iets over de aangenomen motie van de heer Bamenga over het voor de zomer publiceren van het kader. Ja, daar was ik van op de hoogte. In het nieuwe beleidskader wordt invulling gegeven aan een aantal moties en toezeggingen. We hebben op 27 juni de brief over de maatschappelijke organisaties verstuurd. Wat betreft de publicatie van de subsidiekaders, de subsidiebeleidskaders: we proberen dat zo snel als mogelijk te doen. Maar die zullen getrapt worden ingevoerd.
Daarmee heb ik de vragen uit het blokje maatschappelijke organisaties volgens mij ingevuld.
Dan kom ik op …
De voorzitter:
Dat roept allerlei vragen op. Ik wil voorstellen dat … Hoeveel blokjes heeft de minister nog?
Minister Veldkamp:
Even kijken; een, twee, drie. Er zijn drie blokjes voordat we naar de staatssecretaris gaan luisteren.
De voorzitter:
Dat gaat redelijk vlot. Als we het kort houden, gaat het de goede kant op. Meneer Ceder. O, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
We lijken een heel klein beetje op elkaar.
De voorzitter:
Ik dacht dat ik beide handen omhoog zag gaan.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de reactie. De minister gaf net iets aan wat betreft de publicatie van die subsidiekaders. Die worden getrapt ingevoerd. Ik had net ook een vraag gesteld in het kader van goed bestuur, omdat ik denk dat de organisaties hierdoor, als er geen aanvullende maatregelen komen, wellicht in de problemen komen. Ik vraag me af hoe de minister daarin staat. Welke zorgen heeft de minister als het gaat om de zaken waar maatschappelijke organisaties mee te maken hebben nu dit pas zo laat wordt gepubliceerd?
Minister Veldkamp:
Het feit dat het geldende, huidige kader afloopt … Is dat het VVM-kader? O, ik hoor naast me dat dat het VMM-kader is. Natuurlijk: Versterking Maatschappelijk Middenveld. Het feit dat het VMM-kader afloopt, is tijdig bekend gesteld, namelijk dertien maanden van tevoren. Dat weten de organisaties dus. Over het nieuwe kader en over de invoer van het nieuwe kader kunnen we met de individuele organisaties in gesprek. We voeren het getrapt in, maar dat doen we vanuit het departement. Vanuit het Directoraat-generaal Internationale Samenwerking, het DGIS, zal men het gesprek voeren met die maatschappelijke organisaties, zodat die precies weten waar die aan toe zijn. Wat dat betreft hoeven er ook geen verrassingen te zijn. Ik had de Kamerbrief nog eerder willen versturen, maar ik trad toen net aan. En dan krijg je in deze rol ook nog eens te maken met de NAVO-top. We hebben wel echt getracht om de Kamerbrief nog in juni te sturen.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de reactie van de minister. Hij geeft aan dat er toch gesprekken zullen plaatsvinden met individuele organisaties. Ik beschouw het antwoord zo: er wordt dus een vorm van maatwerk toegepast afhankelijk van wat de situatie is per organisatie. Kan ik dit antwoord inderdaad als zodanig beschouwen?
Minister Veldkamp:
Ja, maatwerk. Zeker. Altijd. Dat kan ik tegen de heer Bamenga zeggen.
De voorzitter:
Gaat u verder, minister.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Mevrouw De Korte vroeg, en zij niet alleen, naar vrouwenrechten en gendergelijkheid. Dat blijft wel degelijk een prioriteit binnen het beleid voor ontwikkelingshulp. Ook multilateraal gezien staat Nederland voor vrouwenrechten en gendergelijkheid als onderdeel van ons mensenrechtenbeleid. Ik begrijp de wens om daar een separaat budget voor beschikbaar te houden. Dat is ook in lijn met die inzet.
Mevrouw Hirsch wees erop dat onderzoek aantoont dat landen waarin vrouwenrechten geborgd zijn, stabieler en veiliger zijn. Zij vroeg of de minister dit erkent. Dat erken ik volmondig. Daarom wil het kabinet ook investeren in vrouwenrechten en gendergelijkheid, zowel in stabiele landen als in conflictgebieden. Zo zijn er binnen dat nieuwe focuskader voor de versterking van maatschappelijke organisaties financieringsinstrumenten op het thema geweld tegen vrouwen, het thema vrouwelijk ondernemerschap en het thema vrouw, vrede en veiligheid. Dit wordt ook meegenomen in de programmering binnen het bredere ontwikkelingsbeleid.
Mevrouw Dobbe vroeg naar het feministisch buitenlandbeleid. We hebben een bezuinigingsopdracht. Daarom is het opnieuw invoeren van dat beleid nu niet realistisch, maar we staan wel pal voor de rechten van vrouwen en meiden. Een aantal jaren geleden is een slinger gegeven aan het feministisch buitenlandbeleid, ook aan het bewustzijn binnen het eigen departement van het belang van dergelijk beleid. Daar blijven we natuurlijk ook echt aandacht aan besteden. Dat doe ik overigens ook buiten ontwikkelingshulp om, zoals vorige week op en rond de NAVO-top.
Dan kom ik toe aan een volgend blokje, voorzitter. Er zijn enkele vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over de VN-organisatie UNRWA. Het is een hele bewogen tijd voor UNRWA. Ik noem de verschrikkelijke oorlog in Gaza, de discussies over de neutraliteit van UNRWA en onderzoek daarnaar — het is een soort Colonna-rapport — tijdelijke opschortingen van bijdragen door veel donoren, ook tijdelijk in Nederland, en de Israëlische wetgeving. Zo goed en zo kwaad als het kan werkt UNRWA door aan hulpverlening en basisdiensten. Conform een wens van de meerderheid van de Kamer — ik wijs even op het amendement-Stoffer/Eerdmans — is het bedrag voor 2025 voor de bijdrage aan UNRWA naar beneden bijgesteld, naar 15 miljoen dit jaar. Dit is onlangs, na goedkeuring van de begroting door de Eerste Kamer, op 26 maart overgemaakt. De vrijgevallen middelen worden ingezet om humanitaire noden te verlichten, ook ten behoeve van diversificatie. Er is sowieso 4 miljoen gecommitteerd om via UNICEF in de Gazastrook te besteden.
De heer Van Baarle (DENK):
Was dit de beantwoording van de minister over UNRWA?
Minister Veldkamp:
Ja.
De heer Van Baarle (DENK):
De minister geeft een zakelijk antwoord. Het klopt inderdaad dat op basis van politiek handjeklap is besloten om te bezuinigen op UNRWA en daarmee de hulp aan Palestijnen onder druk te zetten. Ik vraag deze minister nu de coalitie geen stand meer houdt en de PVV geen onderdeel meer uitmaakt van de regering, of hij als bewindspersoon vindt dat die afspraak nog nagekomen dient te worden in het licht van de verschrikkelijke positie waar de Palestijnen op dit moment in verkeren. Of vindt hij als bewindspersoon dat we naar mogelijkheden moeten zoeken om die bijdrage aan UNRWA toch op peil te houden?
Minister Veldkamp:
De situatie van de Palestijnen in de Gazastrook is verschrikkelijk. Dat gaat ook aan mij niet voorbij. Ik zie ook dat het kabinet zich blijft inzetten voor hulp, juist daar. Inmiddels is daarvoor een bedrag van 82 miljoen ingezet. Op allerlei manieren is er ook, niet via geld maar op andere manieren, aandacht voor de situatie in de Gazastrook en voor de noodhulp die daar echt keihard moet worden gelenigd. Specifiek wat betreft UNRWA ben ik in ieder geval blij dat we voor dit jaar een donatie doen van 15 miljoen. Het gaat om 15 miljoen, plus 4 miljoen die via UNICEF wordt besteed. Daarmee is Nederland een serieuze donor en besteedt Nederland ook meer dan het aan jaarlijkse bijdrage jarenlang heeft besteed. Ik kan me herinneren dat dat jarenlang op 13 miljoen stond, tot en met 2021, geloof ik. Daarna is het omhooggegaan. Ook dit jaar besteden we er dus meer aan dan dat het jarenlang in vorige kabinetten is geweest. We blijven een serieuze donor. We zijn echt een substantiële donor in de Gazastrook. Daarnaast zetten we ons op talloze andere manieren in. We hebben ons in het huidige kabinet ervoor ingezet dat er daadwerkelijk hulp in kan en dat hulp kan worden gedistribueerd. Daar kan ik talloze voorbeelden bij geven. Op dit moment is de voornaamste inzet — dat weet de heer Van Baarle, denk ik — het opheffen van de blokkade, die Israël sinds 2 maart heeft ingesteld. Het zogeheten GHF-systeem dat nu wordt toegepast, wijs ik af. Ik vind dat een verschrikkelijk systeem. Het schendt niet alleen humanitaire principes, maar het werkt ook niet. We zien talloze dodelijke slachtoffers als gevolg, door Tsahal, door Shahab, door Hamas en anderen. Ik blijf mij ervoor inzetten, ook deze dagen, dat er zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komt in de Gazastrook, zodat er massaal humanitaire hulp geleverd kan worden.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat was geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of deze minister nog achter de bezuiniging staat die wordt doorgevoerd op de bijdrage aan UNRWA. Ik doelde niet alleen op de situatie in Gaza, waar mensen afhankelijk zijn van UNRWA, maar ook op die in de andere gebieden waar Palestijnen wonen en afhankelijk zijn van UNRWA voor dienstverlening. Die staat gewoon onder druk. We hebben gesprekken gevoerd met de organisatie van UNRWA. Het is elke maand uiterst onzeker of zij het nog redden tot het einde van die maand met de financiering die hun ter beschikking wordt gesteld. Ze moeten medewerkers ontslaan omdat ze die gewoon niet kunnen betalen, terwijl de Palestijnen verdikkeme gewoon creperen op dit moment. Staat de minister nog achter die bezuiniging of niet?
Minister Veldkamp:
Deze bezuiniging is veroorzaakt door een amendement dat hier in de Tweede Kamer is aangenomen, een amendement van de heren Stoffer en Eerdmans. Door een meerderheid is een amendement aangenomen om de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA te verminderen. Daar houd ik mij aan. In dat amendement staat ook vastgelegd dat het resterende bedrag beschikbaar blijft voor noodhulp. Ook daar houd ik mij aan; dat resterende bedrag hebben we inmiddels al ingezet voor noodhulp, via UNICEF. Direct na de goedkeuring van de begroting in de Eerste Kamer is ook de bijdrage voor 2025 aan UNRWA ook overgemaakt. Mocht de Kamer het anders zien, dan heeft de Kamer natuurlijk het recht om een amendement in te dienen. Op dit moment hebben we het over 15 miljoen voor UNRWA. Nogmaals, daarmee is Nederland een substantiële donor.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan kom ik aan andere belangrijke thema's ...
De voorzitter:
Meneer Bamenga heeft nog een vraag. Het is wel uw derde interruptie, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Is dat meteen de laatste?
De voorzitter:
Yes.
De heer Bamenga (D66):
Dat is dan maar zo. Ik hoor de redenering van de minister natuurlijk. En toch, als ik iedere dag de beelden zie van wat er in Gaza gebeurt en van wat er met de Palestijnen gebeurt, kan ik het gewoon niet geloven dat wij niet meer kunnen doen. We hebben hier in de Tweede Kamer verschillende keren met z'n allen moties aangenomen waarin we aangeven dat er meer hulp geboden moet worden en dat er ongehinderd toegang moet zijn tot humanitaire hulp in Gaza. UNRWA is natuurlijk een belangrijke organisatie om die hulp te bieden. De minister geeft aan dat middels een amendement een bezuiniging is veroorzaakt. Nu willen wij dus ook middels een amendement een bezuiniging terugdraaien om zo te zorgen dat UNRWA wel degelijk meer financiële middelen heeft, zodat de mensen die letterlijk op zoek zijn naar water, medicijnen enzovoort de hulp kunnen krijgen die zij nodig hebben. Zou de minister er nog even op willen reflecteren dat dit een manier is om te voldoen aan al die moties die we eerder hebben aangenomen?
De voorzitter:
De minister. Ik denk overigens dat hij nog komt te spreken over het amendement op stuk nr. 29.
Minister Veldkamp:
Ik kom daar graag in de tweede termijn op terug, maar ik zeg wel dat het mij erom gaat welke inspanning we leveren; het gaat mij er minder om via welke organisatie we precies die inspanning leveren. Die inspanning staat. Die 82 miljoen staat. Wat ook staat, zijn al die inspanningen die zijn geleverd, bijvoorbeeld het ondersteunen van de landbrug die via Jordanië plaatsvond, het ondersteunen van de luchtbrug met helikopters waar Nederland via militaire planners aan heeft geleverd en het ondersteunen van de opening van diverse overgangen. Allemaal dingen die niet meteen in geldbedragen zijn uit te drukken, maar die wel staan.
Ik zie de verschrikkelijke oorlog in Gaza. Het is frustrerend hoe langzaam het allemaal gaat, maar ik zet mij er heel erg voor in om met de beperkte invloed die Nederland heeft ten minste te helpen opdat er een einde komt aan die verschrikkingen. Dat is veel meer dan alleen de financiële inzet via humanitaire hulp. Maar die humanitaire hulp leveren we wel. Ik werk binnen de kaders van het aangenomen amendement, maar we leveren die hulp. Kijk naar de bijdrage van 15 miljoen die Nederland via UNRWA levert dit jaar. Ik noemde Nederland al een substantiële donor. We zijn als donor dit jaar vijf keer zo groot als China. Vijf keer zo groot als China. Dat betekent dat we ook andere landen oproepen om meer te doen. Dus het is niet alleen Nederland dat zijn ding moet doen, maar ook andere landen kunnen soms meer doen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch heel even ingaan op de uitspraak van de minister dat UNRWA een van de organisaties is. UNRWA is níét "een van de" organisaties. UNRWA is een hele specifieke organisatie. En dat weet de minister ook, want ik heb dat zelfs voor het eerst van hem gehoord. UNRWA is opgericht voor het steunen van Palestijnen na de oprichting van de staat Israël. De Palestijnen hebben een aparte status binnen het VN-stelsel. Daarmee is UNRWA de enige organisatie die hen mág ondersteunen in al hun basisbehoeften, zoals onderwijs, water en allerlei vormen van dienstverlening. Waarom we iedere keer terugkomen op de financiering van UNRWA en het leiderschap van deze bijzondere VN-organisatie dat juist op dit gebied zo hard nodig is, is omdat het wegvallen van UNRWA een heel erg slecht signaal afgeeft richting alle Palestijnen — niet alleen in Gaza en niet alleen in de bezette gebieden, maar ook in Jordanië, ook in Libanon — dat wij ze in de kou laten staan. Daarom is UNRWA zo belangrijk. Ik zou toch even van de minister willen horen waarom hij, gegeven het belang van juist deze organisatie, toch niet bereid lijkt te zijn om voor deze organisatie te gaan staan, juist nu.
Minister Veldkamp:
Mevrouw Hirsch zou ook kunnen kijken naar waar ik me wel voor inzet en heb ingezet. Het aangenomen amendement — daartoe heb ik niet het initiatief genomen, ook niet in mijn rol als minister van Buitenlandse Zaken, maar ik heb me er wel voor ingezet — kon alleen worden geapprecieerd met oordeel Kamer als er ten minste ook voor dit jaar nog een stevige bijdrage in zou zitten, hoger dan wat Nederland jarenlang achtereenvolgens heeft bijgedragen. Dat is deze 15 miljoen. Ik zie hoe belangrijk UNRWA is, ook als basis voor andere organisaties in zijn netwerk, en wat het levert. Ik zie dat UNRWA natuurlijk ook buiten de Gazastrook actief is en ook elders actief is, zoals in Jordanië, in Syrië, in Libanon, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. Ik zie ook, zeg ik erbij, de problematiek die er in de loop der jaren rond UNRWA is ontstaan. Er ligt niet toevallig een rapport van mevrouw Colonna van 50 bladzijden, met 50 aanbevelingen, waarin zaken aan de orde komen die toch al jarenlang problematisch waren binnen UNRWA. Het gebrek aan het adresseren van het thema neutraliteit bijvoorbeeld wordt nu een vast onderwerp op de agenda. Denk ook aan het feit dat UNRWA werkte met een adviescommissie en niet met een vaste bestuursraad zoals UNICEF en dergelijke dat wel doen. Denk aan de arbeidsverhoudingen binnen UNRWA, waarin een hele grote scheefgroei had plaatsgevonden. Het is een heel nuchter rapport van mevrouw Colonna. Ik vind het heel goed dat die elementen, die hervormingen die moeten worden doorgevoerd, worden doorgevoerd. Ik vind dat heel belangrijk. Die problematiek speelt en kan ik niet uitwissen, maar Nederland is een substantiële donor. Wat UNRWA betreft kijk ik ook uit naar de verkiezingsprogramma's van diverse partijen richting de verkiezingen van 29 oktober.
De voorzitter:
De minister gaat nu vaart maken met de rest van de beantwoording. Dat doet hij al behoorlijk, hoor.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan heb ik een aantal andere belangrijke thema's. Ik wil ze niet als overig beschouwen, maar het zijn een aantal andere belangrijke thema's die ik heel moeilijk in specifieke categorieën kon vatten.
Mevrouw De Korte vroeg naar kindervaccinaties. Nederland draagt dit jaar 40 miljoen euro bij aan kindervaccinatie, zoals via Gavi, de Global Alliance for Vaccines and Immunization. Dit is een belangrijk thema voor Nederland op gezondheid. We hebben minder geld, bezuinigingen zijn onvermijdelijk. Maar ik zeg toe dat ik bij de invulling van die bezuinigingen rekening zal blijven houden met uw wens om niet drastisch te bezuinigen op kindervaccinaties.
Ik kan tegen mevrouw Dobbe zeggen over Gavi dat er geen enkele sprake is van een driekwartsbezuiniging. Dat is niet het geval. De berichtgeving daarover is onjuist. Nederland geeft dit jaar 40 miljoen aan Gavi en deed dat ook voorgaande jaren. 15 miljoen euro van die langlopende bijdrage loopt eind 2025 af. Deze bijdrage zal worden voortgezet, maar de exacte hoogte ervan is een onderwerp van een bredere afweging. Daarover zult u na de zomer worden geïnformeerd. De bijdrage van 25 miljoen loopt nog door tot 2030.
Mevrouw Dobbe vroeg naar sanctieregimes en humanitaire uitzonderingen. Het kabinet zet zich in om alle mogelijke onbedoelde negatieve neveneffecten van sanctiemaatregelen op het gebied van humanitaire hulp tegen te gaan. Alle VN-sanctieregimes bevatten een humanitaire uitzondering. Daarnaast beschikken alle EU-sanctieregimes mede dankzij Nederlands aandringen daarop over humanitaire uitzonderingen. Sinds de invoering van een breed model humanitaire uitzonderingen, sinds eind '22, rapporteren humanitaire organisaties dat ze betere financiële toegang tot gesanctioneerde regio's hebben gekregen. Blijft er een risico van overcompliance? Ja, natuurlijk. Uiteraard. Maar mochten mevrouw Dobbe daar specifieke berichten over bereiken, staat Buitenlandse Zaken als organisatie er zeker voor open omdat we daarop willen kunnen handelen.
Voorzitter. De heer Bamenga vroeg nog naar de motie over de ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden. Zoals de Kamer per brief, heb ik begrepen, op 24 april is geïnformeerd, zal de ambassadeur voor jongeren, onderwijs en werk op het ministerie van Buitenlandse Zaken, de heer Jurriaan Middelhoff, het belang van de rechten van kinderen uitdragen. Ook zal ik dit onderwerp, waar relevant en opportuun, onder de aandacht brengen binnen internationale overleggen. Deze ambassadeur voor jongeren, onderwijs en werk heeft onlangs nog overleg gevoerd met kinderrechtenorganisaties over verdere invulling. Ik heb verder ook de Youth Advisory Committee onlangs ontvangen, kan ik mij herinneren. Voor dat onderwerp blijven we aandacht hebben.
Mevrouw Dobbe vroeg ook naar Sudan, waar ze telkens aandacht voor vraagt, en de verschrikkingen daar. Ik ben ook heel blij dat ze dat doet. Ze vroeg ook naar het rapport uit 2023 van het VN-Panel of Experts en de netwerken die de zogeheten RSF financieren. Het kabinet deelt de zorgen over de ontwikkelingen in Sudan en maakt zich in EU-verband sterk voor het zoeken naar oplossingen. Sancties zijn een van de instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft. Nederland steunt de uitbreiding van EU-sancties gerelateerd aan mensenrechtenschendingen in Sudan en zal zich blijven inzetten voor het verder uitbreiden van sancties richting partijen die het conflict faciliteren. Dat doen wij en dat blijven wij doen.
De heer Ceder vroeg ook aandacht voor de humanitaire toegang in verschillende gebieden in Sudan. Ook daar blijven we aan werken. Zowel in de EU alsook bij de VN in New York werkt Nederland samen met andere landen om druk te leggen op de strijdende partijen en hun supporters. Die diplomatieke druk heeft er al mede toe geleid dat de grensovergang bij Adré, in Tsjaad, ook de komende maanden open is voor humanitaire hulp, om die bijvoorbeeld naar Darfur te krijgen. Dat is typisch een voorbeeld van: ja, wat kunnen we wat dat betreft doen?
Ook het geweld tegen hulpverleners is natuurlijk een heel belangrijk en verschrikkelijk thema. Nederland zet zich in voor de documentatie en bewijsgaring in multilateraal verband, zoals het steunen van de mechanismen, zoals de fact-finding missions en bewijzenbanken. Het Internationaal Strafhof vervolgt en berecht individuen voor internationale misdrijven. Nederland heeft het Strafhof de afgelopen jaren financieel gesteund met 6 miljoen euro, specifiek voor dit kader. Nederland heeft verschillende internationale misdrijven strafbaar gesteld. De Nederlandse rechter heeft daarbij ook rechtsmacht als de verdachte of het slachtoffer Nederlands is of zich op ons grondgebied bevindt.
Tot slot — ik moet er inderdaad met tempo doorheen, voorzitter. De heer Ellian vroeg naar de nieuwe focus op thema's waar Nederland in uitblinkt. Hoe vertalen die zich in programma's? We kijken hoe we het effectiefst kunnen bijdragen aan sociaal-economische ontwikkeling in landen daar waar het ook Nederlandse belangen raakt: handel, economie, veiligheid, stabiliteit, migratie. We verkennen de wederzijdse meerwaarde van die Nederlandse thema's ook voor zo'n partnerland. We onderzoeken ook hoe we directer kunnen samenwerken met organisaties in zo'n land zelf, zodat we hun initiatieven kunnen steunen.
Hoe kijkt de minister dan, vroeg de heer Ellian, vanuit meer Europees verband naar het aanbieden van noodhulp en ontwikkelingshulp. Een deel van onze middelen voor ontwikkelingshulp en humanitaire hulp zetten we in via de Europese Unie. Die moeten strategisch en doelgericht worden ingezet. Het kabinet hecht eraan dat humanitaire hulp binnen de EU gebaseerd is en blijft op de humanitaire principes en ingezet wordt daar waar de noden het hoogst zijn. Bij ontwikkelingssamenwerking zet het kabinet in op een aanpak die zowel de Europese belangen als de behoeften van de partnerlanden dient. Alleen als die twee dimensies beide worden meegenomen, is het beleid effectief. We benutten onze ervaringen bij het combineren van hulp en handel om ook in EU-verband bij te dragen aan bredere partnerschappen, onder meer via de Global Gateway-strategie.
De heer Bamenga vroeg naar het betrekken van de diaspora in het beleid. Onder het Focus-beleidskader voor maatschappelijke organisaties zit ook een instrument dat specifiek gericht is op Nederlandse particuliere ontwikkelingsinitiatieven. Daarbij kunnen zulke organisaties, diasporaorganisaties — ik weet nooit waar ik de klemtoon moet leggen, voorzitter — ook hun rol spelen en gesteund worden vanuit ons beleid. Dat kan dus zeker ook de Congolese diaspora betreffen. Vaak zijn mensen in dergelijke diaspora bruggenbouwers en kennen ze hun wegen. Verder krijgt de Kamer, conform de eerdere toezegging aan de heer Bamenga, ook een brief over de algemene inzet ten aanzien van de diaspora.
Voorzitter. Tot slot een vraag van de heer Ceder. Dat is een van de laatste vragen. Hij had het over verkennen hoe via verschillende kanalen … Hij had het over USAID. De oorspronkelijke bezuinigingen op humanitaire hulp — de heer Ceder vroeg naar de humanitaire sector en humanitaire hulp — zijn voor 2026 en 2027 in de Voorjaarsnota sterk gedempt. Misschien is de heer Ceder dat opgevallen in de stukken en de schriftelijke beantwoording van de vragen.
De heer Ellian vroeg nog naar de geopolitieke context en weerbaarheid. We zijn een relatief klein land. We zijn in Nederland gebaat bij weerbaarheid, zodat niet het recht van de sterkste overwint. Andere landen en groepen mensen zijn ook gebaat bij die weerbaarheid in deze wereld vol conflicten. Onze inzet op hulp en veiligheid is er echt op gericht dat we niet alleen als Nederland profiteren. Het moet namelijk ook leiden tot meer veiligheid voor de meest kwetsbare groepen daar en uiteindelijk ook tot meer veiligheid voor ons Koninkrijk.
Tot slot een vraag van de heer Bamenga, over Afrikaanse jongeren en bezuinigingen op perspectief voor Afrikaanse jongeren. De 8 miljoen waar de heer Bamenga aan refereerde was een reservering voor mogelijke voortzetting van het programma Local Employment for African Development, LEAD, gericht op jeugdwerkgelegenheid. Dat heeft in totaal twee fases gehad en een looptijd van negen jaar. Dat is niet voortgezet met een derde fase. Een aantal programma's dat specifiek is gericht op jeugdwerkgelegenheid, wordt afgebouwd. Mijn appreciatie van het amendement komt aan de orde in de tweede termijn. We blijven aandacht houden voor jongeren, stabiliteit en migratie, maar ook voor kansen voor jongeren, jong ondernemerschap, creativiteit en de rol van jongeren in particuliere initiatieven. Ik denk bijvoorbeeld even aan het fenomeen Orange Corners. Op tal van ambassades in Afrikaanse landen hebben we Orange Corners. Er zijn dus werksituaties met talloze initiatieven waarbij juist jongeren worden betrokken, ook bij ons ontwikkelingsbeleid.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar de staatssecretaris. Hoeveel mapjes heeft u?
Staatssecretaris Boerma:
Nou, dan moet ik tellen. Het zijn er een stuk of vijf.
De voorzitter:
Pf, dan gaat u vliegens…
Staatssecretaris Boerma:
Ik probeer uw vragen ook nog ergens te beantwoorden voordat u vertrekt.
De voorzitter:
Oké. Dan gaat u vliegensvlug van start. Ik heb net even geïnventariseerd: er komen rond de twintig moties, minimaal. Die moeten voorzien worden van een appreciatie, en de amendementen ook, want anders kunnen we daar donderdag niet over stemmen. De minister moet om 19.30 uur weg. Ik doe echt een beroep op de collega's om zo meteen moties voor te lezen … Ik weet dat de ondersteuning in opperste staat van paraatheid is, dus we moeten het snel doen. Staatssecretaris, brand los.
Staatssecretaris Boerma:
Voorzitter, dank u wel. Allereerst dank voor het warme welkom in deze commissie. Ik ga nog graag kennismaken met uw commissie, maar ik ben blij dat ik hier alvast met u in gesprek mag, samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken. Ik ben nu tien dagen in functie. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is niet nieuw voor mij, maar deze rol wel. Mij is verteld dat deze commissie enorm betrokken is. Sommigen van u heb ik al eens eerder ontmoet, en dat bevestigt dat beeld. Ik kijk dan ook uit naar het debat met u en ook naar de samenwerking. Ik hoop u ook individueel te spreken de komende weken, nog voor het einde van het reces. Dat is vrij ambitieus. Dat geeft mij energie om hier samen met u een mooie periode van te maken. We weten niet hoelang die duurt, maar het zal afgebakend zijn in tijd, ook als demissionaire staatssecretaris.
Voorzitter. Ik hoop dat ik in deze functie een constructieve samenwerking met de commissie kan bewerkstelligen. Ik luister graag naar uw inzichten en ideeën. De geopolitiek gaat door, de wereld staat niet stil. De komende periode hoop ik van gedachten te wisselen over belangrijke dossiers als EU-VS-handelstarieven, Mercosur, wapenexport en -controle, en exportcontrole. Ik kijk uit naar een aantal interessante en relevante debatten, ook in dit najaar.
De minister heeft reeds uitvoerig gesproken over het ontwikkelingsbeleid. Ik spreek dus graag nog met uw commissie over de handelsagenda van het kabinet. Ik hecht eraan om te onderstrepen dat ik ook erg hecht aan de link tussen hulp en handel. Die hopen we komend jaar te onderstrepen. We trekken daarin samen met elkaar op. Ik zal me daarvoor blijven inzetten.
Voorzitter. Ik ga over tot de beantwoording van de vragen die door de Kamer zijn gesteld. Daar heb ik een drietal blokjes bij: handel algemeen, handel in relatie tot Israël en de Palestijnse gebieden, en andere belangrijke thema's elders in de wereld.
Er werd al gevraagd naar de betekenis van de recente Kamerbrief. De vraag was hoe ik het voortzet als staatssecretaris. Met de recente handelsbrief hebben we meer focus aangebracht in het handelsbeleid. Als demissionaire staatssecretaris zal ik dat grotendeels voortzetten, maar soms wel met andere accenten. Ik ben van een andere partij. Ik ga er later met u van gedachten over wisselen, misschien als we een keer een debat hebben over de handelsbrief. Dan zult u vanzelf zien waar eventuele accentverschuivingen zijn. In ieder geval focust dit kabinet op welvaart en economische weerbaarheid, waarbij onze waarden belangrijk zijn. In die driehoek zal ik mogelijkerwijs weleens andere accenten leggen.
Ik ga nu door op de vragen van mevrouw Hirsch. Zij stelde terechte vragen over waarden en handel. Omstandigheden dwingen ons te focussen. De wereldhandel zit in turbulent vaarwater. We hebben beperkte capaciteit om de uitdagingen op te pakken. Dit kabinet focust daarom op welvaart en weerbaarheid, bijvoorbeeld door in te zetten op nieuwe vormen van handelsafspraken in plaats van brede, veelomvattende verdragen, en door sterk in te zetten op reductie van regeldruk voor ons bedrijfsleven. Tegelijkertijd blijven die waarden belangrijk. OESO-richtlijnen voor internationaal ondernemen en ILO-standaarden blijven belangrijke pijlers onder ons beleid. Daarnaast helpen we ondernemers met het voldoen aan imvo-regels en werken we aan imvo-sectorovereenkomsten, bijvoorbeeld voor de textielsector. Ik ga graag het debat hierover met u aan, als we over de handelsbrief spreken. Nu is de begroting aan de orde.
Mevrouw Hirsch vroeg eveneens naar de rol van maatschappelijke organisaties in het handelsbeleid. Bij het uitwerken van het handelsbeleid hebben we altijd contact met maatschappelijke organisaties. Zo heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken voorafgaand aan elke Raad Buitenlandse Zaken Handel een Breed Handelsberaad over de Nederlandse inzet voor deze Raad. In het Breed Handelsberaad nemen vertegenwoordigers deel vanuit het bedrijfsleven, werkgeversorganisaties, vakbonden en ngo's. Dat blijven we doen. Via multistakeholderinitiatieven krijgen we van maatschappelijke organisaties signalen uit de keten, onder andere over arbeidsomstandigheden. Deze inbreng is waardevol en nemen we mee in onze beleidsontwikkeling. Bij het beleid voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen worden maatschappelijke partijen nauw betrokken. Denk aan sectorale samenwerking. Ik hoop hierover later met u te spreken, ook met het oog op de tijd, als we nog de gelegenheid krijgen om van gedachten te wisselen over de handelsbrief.
Mevrouw Hirsch stelde eveneens een vraag over de voetafdruk die het Nederlandse handelsbeleid achterlaat in ontwikkelingslanden. Het kabinet is zich bewust van de ongewenste, negatieve effecten van internationale handel en de Nederlandse voetafdruk. Daarom zetten we in het handelsbeleid, naast onze focus op verdienvermogen en weerbaarheid, in op het tegengaan van deze effecten. In de handelsbrief is dit ook bevestigd. Handel vindt plaats, met of zonder handelsakkoorden. Door afspraken te maken in handelsakkoorden over duurzaamheid wil het kabinet eraan bijdragen dat deze handel minder belastend is voor het klimaat, en ook op andere fronten. Naast deze duurzaamheidaspecten wil ik ook graag benadrukken dat handel ook in ontwikkelingslanden bijdraagt aan economische groei en welvaartsontwikkeling. Daarom zet het kabinet ook in op het combinatiebeleid. Er is dus ook aandacht voor de positieve effecten van handel voor ontwikkelingslanden.
Vervolgens heeft de heer Ellian ook vragen gesteld over het handelsbeleid en zorgen geuit over de tariefoorlogen. Ik ben blij dat u er nog bent. Nog een paar minuten, hoor ik. Wij maken ons ook zorgen over de huidige ontwikkelingen. 9 juli is uiteraard een belangrijke datum, waar we nu naartoe werken met onze Amerikaanse handelspartner. De manier waarop landen handeldrijven is de laatste jaren sterk veranderd. Invoerheffingen en subsidies van andere landen maken het speelveld voor onze bedrijven ongelijker. Nationale veiligheidsoverwegingen zijn steeds vaker onderdeel van handelsdiscussies. Onze ondernemers hebben veel last van de toegenomen onzekerheid. Juist een open economie als Nederland kan veel verliezen. Daarom hecht Nederland ook zo veel waarde aan vrije en op regels gebaseerde wereldhandel. Zoals beschreven in de handelsbrief, dwingen de veranderende internationale verhoudingen ons om meer focus aan te brengen in ons handelsbeleid. Om de effecten van de toegenomen spanningen in de wereldhandel aan te gaan, maakt het kabinet welvaart en economische weerbaarheid belangrijke pijlers in het buitenlandse handelsbeleid.
De heer Ellian stelde ook een vraag over de extra 15 miljoen gebruiken als een schokdemper. In het algemeen is het kabinet terughoudend met de compensatie van ondernemers. Deze handelsontwikkelingen vallen binnen het ondernemersrisico. Tegelijkertijd zetten we uiteraard in op een akkoord met de Verenigde Staten, juist om deze effecten te voorkomen. We kijken ook naar nieuwe handelsakkoorden. Daar gaan we dit najaar ook over door spreken, als er concreet een aantal nieuwe handelsakkoorden op tafel komen te liggen. Wat we wel kunnen doen, is handelsbevordering, gericht op nieuwe markten en het aanboren van nieuwe markten. Daar zullen we het komende jaar op inzetten, ook via nieuwe handelsmissies en nieuwe handelsakkoorden. De EU, Brussel, werkt daar ook hard aan. Diversificatie is enorm belangrijk, ook voor de Nederlandse ondernemers.
U spreekt hier over 15 miljoen. Op artikel 1.3 is een bedrag van 10 miljoen toegevoegd. Deze middelen zullen worden ingezet op artikel 1.3 voor onder andere het versterken van het ondernemersklimaat in partnerlanden. Dus dat is ODA, geen extra middelen of compensatie. Er is ook geen ruimte bij non-ODA, maar het versterken van het ondernemersklimaat zal ook zeker mogelijkheden bieden voor Nederlandse ondernemers, niet zozeer als compensatie maar als nieuwe kansen. Daarmee heb ik uw vraag hopelijk beantwoord.
Dan ga ik door naar het blokje handel met Israël en de Palestijnse gebieden.
De voorzitter:
Heeft u een momentje, mevrouw de staatssecretaris? Dank voor het feit dat de vragen beantwoord worden. Ik schors enkele seconden. Dan wisselen mevrouw De Korte en ik even; zij wordt voorzitter. Ik moet me namelijk excuseren. Zou u even op knop van de microfoon willen drukken, mevrouw de staatssecretaris? Perfect. Dan wens ik alle collega's een prettige voortzetting. Ik dank beide bewindspersonen voor hun beantwoording.
De voorzitter:
Dan heropen ik de vergadering en geef ik de staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Boerma:
Dank, voorzitter. Ik was aangekomen bij het blokje handel met Israël en de Palestijnse gebieden. Ik ben me bewust van de zeer gevoelige kwestie die voorligt. Ik weet ook dat deze Kamer de afgelopen periode al vele debatten heeft gevoerd. Dit onderwerp verdient die aandacht ook. De heer Van Baarle ging hier in zijn interventie ook uitvoerig op in. Hij ging ook in op andere onderwerpen. Daar kom ik zo ook aan toe.
De humanitaire situatie in de Gazastrook is catastrofaal. Ook de ontwikkelingen op de Westelijke Jordaanoever zijn zorgelijk. Mijn collega, de minister van Buitenlandse Zaken, is hier al vaak op ingegaan. Ik sluit me dan ook aan bij het kabinetsbeleid en bij de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken. Ik ga die hier niet verder herhalen.
Zoals bekend, is het kabinet niet voor een boycot van Israël. Het kabinet spant zich, binnen de grenzen van 1967, in voor de versterking van de economische betrekkingen met Israël. Dat is ook conform Kamermoties. Ik moet nu allemaal papiertjes wisselen; vergeef me. Nederland ontmoedigt daarbij al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in de door Israël bezette Palestijnse gebieden. Dat betekent dat de Nederlandse overheid geen diensten aan Nederlandse bedrijven verleent als het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen. Het is echter aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien met welke partners.
Naast het ontmoedigingsbeleid hebben bedrijven een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het kabinet verwacht dan ook van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Gezien de ernst van de huidige situatie in de illegaal bezette gebieden, is het kabinet evenwel voornemens om het ontmoedigingsbeleid actiever te formuleren. Over de exacte invulling informeer ik uw Kamer op een later moment. Voor de zomer kunt u informatie verwachten over een nadere invulling.
De voorzitter:
Nog even een vraag aan de staatssecretaris: u zegt voor de zomer, maar we gaan eigenlijk volgende week al met reces. Wat is dan het precieze tijdstip?
Staatssecretaris Boerma:
Het voornemen is om erop terug te komen in het verslag van de RBZ van 14 juli.
Daarmee heb ik dit onderwerp volgens mij behandeld. Dan ga ik door, ook met het oog op de tijd, naar de vragen van de heer Van Baarle. Hij had ook belangrijke vragen over de positie van de Oeigoeren. De situatie van de Oeigoeren in China is buitengewoon zorgelijk ...
De voorzitter:
Ik onderbreek u even, want ik zie een interruptie.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank. Laat ik het zo zeggen: het is positief dat we een aanscherping van het ontmoedigingsbeleid kunnen verwachten. Het doet me wel ontzettend veel pijn dat daar blijkbaar twintig maanden aan genocide voor nodig waren, maar dat terzijde. Ik heb ook vragen gesteld over de handelsbevorderende activiteiten die vanuit Nederland verricht worden, de dienstverlening. De staatssecretaris gaf net aan: de Nederlandse regering zoekt naar bevordering van de handelsbetrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. U weet hoe ik over die grenzen denk, maar dat ook terzijde. In Europees verband vraagt de minister van Buitenlandse Zaken naar een review van het associatieverdrag. Dus: laten we kijken of het nog wel gepast is om met de staat Israël de handelsbetrekkingen in Europees verband te hebben zoals we die nu hebben. En over de Nederlandse activiteiten zegt de staatssecretaris eigenlijk: ja, daar gaan we gewoon lekker mee door om die handel te bevorderen. Dit is een land dat genocide pleegt. Dit is een land dat land van de Palestijnen illegaal annexeert. Is de staatssecretaris bereid om ook op de Nederlandse handelsbevorderende activiteiten, net als de minister voor Buitenlandse Zaken in Europees verband heeft bepleit, op zijn minst een review toe te passen, op zijn minst te gaan herzien op basis van de mensenrechten of het nog wel gepast is wat we als Nederland doen?
Staatssecretaris Boerma:
Allereerst denk ik dat juist dat het ontmoedigingsbeleid tegen het licht houden en erover nadenken over hoe we dat verder invullen deels dekt wat u aangeeft. Daar kom ik bij u op terug. We gaan dan bijvoorbeeld kijken naar de website van RVO. Ik kan me ook voorstellen dat we daarbij kijken naar de website van onze ambassade in Israël.
De voorzitter:
Kunt u vaart maken? De minister van Buitenlandse Zaken wil echt straks weg en straks komen er nog heel veel moties.
Staatssecretaris Boerma:
Dank u. De heer Van Baarle had ook vragen over de Oeigoeren. Daar was ik inderdaad aan begonnen. De situatie van de Oeigoeren in China is buitengewoon zorgelijk. Op 13 december 2024 is de anti-dwangarbeidverordening in werking getreden. Deze verordening bevat een verbod om goederen vervaardigd met dwangarbeid op de Europese markt aan te bieden. Vanaf december 2027 worden de verplichtingen daadwerkelijk toegepast. Dit is een belangrijke stap om dwangarbeid tegen te gaan en oneerlijke concurrentie te bestrijden. Het kabinet zal inzetten op effectieve implementatie en handhaving van de anti-dwangarbeidverordening en is reeds begonnen met implementatie van de verordening. In lijn met de eerder ingediende moties van het lid Van Baarle zal het kabinet in Brussel aandacht blijven vragen voor het tegengaan van staatsgeleide dwangarbeid, waaronder in China. Dit ook met het oog op de richtsnoeren en de database die de Commissie voor de anti-dwangarbeidverordening gaat ontwikkelen.
Dan ga ik meteen door naar een ander conflict, dat ook grote aandacht behoeft: de vragen van het Kamerlid Van Dobbe over Sudan. O, Dobbe. Sorry. Vergeef me. Het kabinet deelt de zorgen over de situatie in Sudan. Ik ondersteun ook de wens om de wapenstroom naar Sudan in te dammen. Het kabinet toetst zoals u weet alle vergunningaanvragen voor uitvoer van militaire goederen zeer zorgvuldig aan de geldende Europese criteria. Daarbij wordt ook heel nauwkeurig gekeken naar het risico op omleiding. Dat geldt ook in het geval van mogelijke omleiding naar Sudan. In het geval van de door u genoemde vergunning voor uitvoer naar de Emiraten, Saudi-Arabië en Egypte is een dergelijk risico op basis van de uit te voeren goederen niet vastgesteld. Niettemin heeft Nederland eerder in RBZ-verband opgeroepen tot uitbreiding van het VN-embargo naar het gehele land Sudan, conform de motie-Dobbe. Het draagvlak daarvoor is op dit moment nog onvoldoende. We hebben ook op andere momenten in de RBZ gepleit voor het indammen van de stroom van wapens en financiën naar de strijdende partijen in Sudan. Voor ons is hiermee voldaan aan de motie van Dobbe en Van der Burg.
Ik ga door naar de vraag van het lid Bamenga over het aanwijzen van risicogebieden als Rwanda en Uganda in de grondstoffenketen. Hier is ook een motie van het lid Hirsch over aangenomen. Ik informeer de Kamer zo spoedig mogelijk over de opvolging van deze motie.
Dan ga ik door naar de volgende vraag van de heer Bamenga, over het strenger controleren van bedrijven die grondstoffen uit conflictgebieden gebruiken. De controle op handel in conflictmineralen is al Europees geregeld in de Verordening conflictmineralen. Deze is sinds 2022 in Nederland geïmplementeerd. De verordening bevat gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor bedrijven die boven een bepaalde drempelwaarde conflictmaterialen importeren. Dat betekent dat zij risico's in hun productieketen moeten identificeren en waar mogelijk moeten aanpakken. De Inspectie Leefomgeving en Transport houdt hier onafhankelijk toezicht op.
Dan ben ik door mijn laatste blokje heen van verschillende belangrijke onderwerpen. Dank u.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we direct doorgaan naar de tweede termijn, zodat er snel daarna appreciaties kunnen worden gegeven. Ik kijk als eerste naar mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb sowieso vier moties en nog een opmerking en een vraag. Dat zal ik maar snel doen dan.
Mevrouw Dobbe (SP):
En tot slot.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Dan heb ik nog een aantal opmerkingen, in ieder geval over wapenexport. We hebben het vaker gehad over de wapenexport richting Sudan, omdat wij ons daar zorgen over maken, overigens niet alleen met betrekking tot Sudan maar ook met betrekking tot allerlei andere verschrikkelijke conflicten in de wereld die alleen maar uitgevochten kunnen worden omdat er zo veel wapens naartoe geëxporteerd worden. Die wapens komen ergens vandaan, maar als niemand toegeeft dat ze die wapens daarnaartoe exporteren, is dat wel een beetje een lastig verhaal. Nederland exporteert wapens richting de Emiraten, richting Egypte en richting Saudi-Arabië. Van al die landen is in ieder geval bekend is dat zij wapens exporteren naar een van de strijdende of soms zelfs beide strijdende partijen in Sudan. Dan vind ik het zorgelijk dat de staatssecretaris zegt dat het risico dat Nederlandse wapens daar terechtkomen, niet is aangetoond. Hoe wordt dat dan beoordeeld? Want "dat het niet is aangetoond …" Zou het niet andersom zo moeten zijn dat het risico wordt uitgesloten doordat echt bekend is dat de wapens absoluut niet terechtkomen bij die strijdende partijen? Kunnen we niet dan pas zeggen dat er echt geen risico is en dat we geen wapens exporteren?
De voorzitter:
Ik grijp even in, want dit is best een lange vraag. We moeten deze tweede termijn echt kort houden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik had nog tijd, hè?
De voorzitter:
Dit vond ik wel een héle lange vraag. De heer Ram heeft nog een interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter, ik had toch gewoon nog mijn spreektijd?
De voorzitter:
Hoeveel spreektijd had …
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja hoor, daar zat ik volgens mij keurig binnen.
De voorzitter:
Ik ga even naar de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Een korte vraag aan mevrouw Dobbe. Mevrouw Dobbe geeft aan dat zou blijken dat er vanuit de genoemde landen wapenleveranties aan Sudan zijn. Kunt u de Kamer of andere fracties op de hoogte stellen van de onderzoeken waaruit dat blijkt? Als dat daadwerkelijk zo is, wil ik dat namelijk ook echt graag weten. Kunt u dat dus onderbouwen?
Mevrouw Dobbe (SP):
Zeker, hoor. Dat heb ik niet zelf bedacht. Er zijn gewoon onderzoeken, ook van de Verenigde Naties. Die wil ik best naar de heer Ram sturen als hij dat wenst. Dat is allemaal gewoon onderzocht en het zijn allemaal ook niet heel erg schimmige bronnen. Het zijn gewoon goede, gedegen bronnen. Volgens mij moeten wij heel serieus omgaan met dit soort signalen en dit soort informatie, omdat we moeten zorgen dat die bloedige conflicten stoppen. Dat kunnen we niet doen op het moment dat die wapens daar terecht blijven komen.
De heer Ram (PVV):
Alvast dank voor het toesturen.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar mevrouw Hirsch toe.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Dank ook voor het beantwoorden van de 70 vragen die we hadden gesteld. Ik heb met belangstelling naar de staatssecretaris geluisterd. Ik had geen interrupties meer. Ik ben ook blij dat zij bevestigt dat de rol van maatschappelijke organisaties en vakbonden in de verschillende convenanten en het Breed Handelsberaad ongelofelijk belangrijk is. Daarom dien ik de volgende motie in.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De volgende.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
En dan de laatste.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik door naar de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik bedank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Mijn eerste motie dien ik ook namens de andere rapporteur in, mevrouw Hirsch. Staatsrechtelijk is het niet mogelijk om namens de rapporteurs of namens de commissie iets in te dienen, omdat alleen een Kamerlid een motie kan indienen. Vandaar dat we deze motie op deze manier indienen.
De heer Ram (PVV):
Dan een motie die in het verlengde ligt. Die dien ikzelf in omdat die iets verstrekkender is.
De heer Ram (PVV):
Daar wil ik graag twee argumenten aan toevoegen. Deze problematiek speelt al sinds 2019, dus al zes jaar, en er zijn nog steeds geen stappen gemaakt rondom afspraken over een exitstrategie. Daarbij wordt het budgetrecht van de Kamer aangetast. Het andere punt is dat we, als we nu wachten met een einddatum, dit pas ergens in de formatie, met de begroting voor 2027, kunnen behandelen. Dan zijn we weer twee jaar verder. Daarom hecht ik aan die datum van eind 2025.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ram. Dan gaan we over naar de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Allereerst: aangezien er een toezegging is gedaan om het ontmoedigingsbeleid aan te scherpen, maar we voor het reces niet de mogelijkheid krijgen om nog over het verslag te debatteren dien ik hierbij een motie in om dat in ieder geval concreet te maken.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorts heb ik de volgende moties.
De heer Van Baarle (DENK):
Tot slot.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Baarle. We gaan over naar de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. Daarna moet ik helaas de zaal verlaten, niet uit desinteresse, maar vanwege een vervolgafspraak. Allereerst een motie naar aanleiding van het actieplan dat ik met de heer Bamenga heb ingediend ten aanzien van Congo.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan eentje ten aanzien van de inzet van noodhulp bij eventuele financiële meevallers. Die dien ik ook in met de heer Bamenga.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Als laatste de heer Ceder. Sorry! De heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
We worden vandaag wel vaak door elkaar gehaald.
Voorzitter. Ik heb drie moties, waarvan twee in het kader van het actieplan en een namens een collega van mij, de heer Paternotte. Om te beginnen de volgende motie.
Dank u wel, meneer Bamenga. Ik heb zelf geen moties en ik zie af van mijn spreektijd.
Ik kijk naar de minister. Is twintig minuten genoeg? Volgens mij moet de minister weg. Waarschijnlijk komt hij daar dan later. Er zijn twintig moties en vijftien amendementen. Er moeten er dertien geapprecieerd worden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch even zeggen dat wij echt heel erg weinig debatten hebben in deze commissie en dat we dit iedere keer krijgen. We kunnen er ook niet zo heel veel aan doen. Ik hoop dus echt dat we dit vandaag gewoon netjes af kunnen maken.
De voorzitter:
Ik schors voor twintig minuten, tot 19.20 uur.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik weet dat minister Veldkamp haast heeft, maar ik ben blij dat hij nog is gekomen voor de appreciaties. Ik vraag de leden om korte interrupties te plegen, als die er zijn. Minister Veldkamp, wilt u beginnen met de appreciaties of de moties?
Minister Veldkamp:
U bedoelt eerst de moties, voorzitter?
De voorzitter:
Dan gaan we over naar de moties.
Minister Veldkamp:
Ja, uw wil is wet. De wil van de Kamer is wet, uiteraard. Ik ga er met een tempo doorheen, als het mag. De motie op stuk nr. 30 van mevrouw Dobbe en anderen, gaat onder andere over Gavi en UNAIDS. Als ik de motie zo mag lezen dat we de steun aan die organisaties voortzetten, zonder dat ik me nu precies kan committeren aan de exacte hoogte van de bedragen — daar kom ik na de zomer op terug — zeg ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 30.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 31 van mevrouw Dobbe en anderen, over nationale beleidsbeïnvloeding niet uitsluiten, ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 31 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 32 van mevrouw Dobbe verzoekt de regering de korting op ontwikkelingshulp terug te draaien en deze teruggedraaide bezuiniging in de begroting te verwerken. Deze ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 32 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 33, over een overbruggingsfonds, ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 33 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 34, over stakeholders die door Nederlands beleid worden geraakt, et cetera, ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 34 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 35 verzoekt de regering om maatschappelijke organisaties die werken aan goed bestuur te versterken vanuit het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Een heel aantal organisaties wordt hiervoor al gefinancierd uit subartikel 4.3, zoals PAX, Oxfam, NIMD en VNG. We financieren ze dus wel, maar niet via dit kader. Daarmee ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 35 wordt ontraden. Ik zag een interruptie. Nee, toch niet? Oké.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De vorige motie, op stuk nr. 34, had ik eigenlijk … Maar misschien gaat u alle moties doen, ook al zijn ze gericht aan de staatssecretaris.
Minister Veldkamp:
Maar het ging over beïnvloeden, over pleiten en beïnvloeden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
"… en beïnvloeden op nationaal niveau als instrument in het beleid …"
De voorzitter:
Het gaat nu even heen en weer.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
O, sorry.
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Deze motie had ik eigenlijk in de inleiding voorgelegd aan de staatssecretaris, omdat het wat mij betreft samenhangt met het handelsbeleid. Ik wil voorkomen dat "pleiten en beïnvloeden" door het héle beleid … Ik snap dat het beleidskader van voormalig minister Klever gaat over maatschappelijke organisaties, maar ik denk dat het binnen het handelsbeleid wel degelijk noodzakelijk is dat die organisaties hun werk kunnen blijven doen.
Minister Veldkamp:
Dan zal die worden geapprecieerd door de staatssecretaris.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 35 is dus ontraden. Mevrouw Dobbe? O, dat gaat over de motie op stuk nr. 33.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, de minister ging er zo vlot doorheen; hartstikke goed. Die motie is ontraden, maar dat ging wel heel snel. Hij verwees naar het debat, maar volgens mij hebben we het debat hierover niet zó uitgebreid gevoerd. Er ontstaat nu onzekerheid bij organisaties, wat eventueel ook leidt tot onnodige ontslagen, ook in ontwikkelingslanden. Als je pas in 2026 begint, ontstaat er een gat. Ik heb nog geen antwoord van de minister daarop gehoord. Wat gaan we dan doen met dat gat? Is dit niet de manier om dat gat op te vullen?
Minister Veldkamp:
De organisaties wisten al meer dan een jaar van tevoren dat dit huidige kader ten einde zou lopen. Het nieuwe voeren we getrapt in. We passen maatwerk toe. Daarover overleggen we ook met de organisaties. Ik denk dat de organisaties er daardoor prima mee kunnen werken. We doen dat op tempo. Dat meen ik ook in het debat te hebben gezegd.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik dan vragen wat dat maatwerk is? Ik kan me namelijk niet voorstellen dat maatwerk nu de onduidelijkheid wegneemt bij die organisaties.
Minister Veldkamp:
Maatwerk betekent dat we in ieder geval met de betreffende organisaties in gesprek gaan. Er wordt met die organisaties gekeken hoe we dit het beste kunnen vormgeven.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 36.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 36 wordt ontraden, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 36 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 37 gaat over de bni-koppeling. Ik zie het signaal vanuit deze Kamer en vanuit de Eerste Kamer. Zoals ik heb aangegeven, ga ik mijn best doen om me in te zetten richting de augustusbesluitvorming. Ik ontraad deze motie omdat die een resultaatverplichting vraagt die ik uw Kamer niet kan toezeggen. Ik kan u wel toezeggen dat ik me zal inzetten voor de systematiek van de originele koppeling, die telkens een doelstelling van 0,7% had. Daar zal ik me zeker voor inzetten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 37 wordt ontraden. Mevrouw Hirsch heeft een interruptie.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Als wij 'm zo interpreteren, geeft u 'm dan oordeel Kamer?
Minister Veldkamp:
Dat staat er niet, toch? Dan krijg ik echt meteen gedoe met de minister van Financiën. Met hoe het hier staat moet ik 'm ontraden. Maar de inspanningsverplichting ga ik zeker aan.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 38.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 38 over verkennen hoe de Kamer beter geïnformeerd kan worden over revolverende fondsen: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 38. De motie op stuk nr. 39.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 39 van meneer Ram betreft een exitstrategie. Die exit steun ik niet, en daarom "ontraden".
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 39 wordt ontraden. De heer Ram met een interruptie.
De heer Ram (PVV):
Het raakt aan het budgetrecht. Als er geen exitstrategie is, kunnen dingen voor onbepaalde tijd doorlopen. Het hele budget valt dan buiten het zicht van de Kamer. Wat is precies de argumentatie van de minister om hier tegen te zijn?
Minister Veldkamp:
Informatie over revolverende fondsen verschaf ik graag. Ik steun daarom de voorgaande motie, de motie-Ram/Hirsch om in gesprek te gaan met de rapporteurs. Die motie ziet toe op een specifiek onderdeel dat ik graag meeneem in de gesprekken met de rapporteurs, als onderdeel van de integrale informatieverschaffing over revolverende fondsen. Maar ik kan niet toezeggen dat ik voor al die fondsen op zo'n korte termijn een exitstrategie wil en kan formuleren. Daarom moet ik deze motie op stuk nr. 39 ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 39 wordt ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 40.
Minister Veldkamp:
Ja. Dan hebben we een heel aantal moties waarbij ik naar de staatssecretaris kijk: de moties op de stukken 40 tot en met 44. Die zal daar dus op terugkomen. Dan kom ik uit bij de motie op stuk nr. 45, als ik het goed heb.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 45.
Minister Veldkamp:
Ja. Die verzoekt de regering in Europees verband in te zetten op een gezamenlijke diasporastrategie. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 45: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 46 verzoekt de regering bij eventuele financiële meevallers binnen de begroting ook voor 2026 allereerst te kijken of ze kunnen worden ingezet om het noodhulpbudget op peil te houden. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 46: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 47 verzoekt de regering om in EU-verband te pleiten voor investeren in slachtofferbescherming en juridische ondersteuning voor vervolging van daders in Congo. Die ga ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 47: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 48, van de heren Bamenga en Ceder, over het heroverwegen van het besluit over het sluiten van diplomatieke posten, moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 48 is ontraden.
Minister Veldkamp:
Ja. De motie op stuk nr. 49 laat ik graag aan de staatssecretaris, als het van haar mag.
De voorzitter:
Ja. Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik vragen waarom de motie op stuk nr. 48 is ontraden? Ik hoor daar namelijk geen argumentatie bij.
Minister Veldkamp:
Ik heb een taakstelling uit te voeren op het departement en op posten. Wij hebben, ik heb mij er zeer voor ingezet dat die taakstelling voor het postennet beperkt is: in plaats van 22% nu nog 10%. Een taakstelling van 10% voor het postennet blijft een pittige taakstelling taakstelling; dat merk je echt. Maar helaas hebben we een aantal harde keuzes moeten maken. Daar is een heel zorgvuldig besluitvormingsproces aan voorafgegaan. Er is gekeken naar Nederlandse belangen en expertise, zoals ook is toegelicht in de beleidsbrief ontwikkelingshulp. Dat gaan we niet heroverwegen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat waren de moties voor minister Veldkamp. We gaan nu door naar de staatssecretaris en beginnen bij de motie op stuk nr. 41, meen ik.
Staatssecretaris Boerma:
Dank u, voorzitter. Volgens mij zijn we al bij de motie op stuk nr. 34 over het focuskader. Die krijgt oordeel Kamer. Ik kan echter niet garanderen dat we steeds met iedereen …
De voorzitter:
Ik zie dat … De motie op stuk nr. 34 is ontraden, maar nu zegt u … O ja, de motie op stuk nr. 34 is inderdaad naar deze staatssecretaris gegaan. Dus de motie op stuk nr. 34 krijgt nu oordeel Kamer.
Staatssecretaris Boerma:
Maar wel met dien verstande dat ik niet kan garanderen dat we altijd met iedereen overleg kunnen hebben.
Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 40 van de heer Van Baarle. Die moet ik ontraden, want gezien de huidige situatie in de illegaal bezette gebieden is het kabinet al voornemens om het ontmoedigingsbeleid tegen het licht te houden en iets actiever te maken. Over de exacte invulling informeer ik uw Kamer in het RBZ-verslag. Ik wil hier niet op vooruitlopen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 40 wordt ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 41.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 41 moet ik ontraden, want we gaan stap voor stap. Hierover wordt ook in EU-verband nagedacht. Er is een advies aan de JDR, de Juridische Dienst, gevraagd. Dus: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 41 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 42.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 42 moet ik ook ontraden. Het kabinet is geen voorstander van een boycot. Zie eerder debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 42 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 43.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 43 moet ik ook ontraden onder verwijzing naar het debat: geen voorstander van een boycot.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 43 wordt ontraden. Er is een interruptie van … O, nee. Sorry.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 44 wordt ontraden. Zoals reeds aangegeven, is het kabinet geen voorstander van een boycot van Israël. In dit geval betreft het ook een competentie van de minister van Financiën.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 44 wordt ontraden. Nu is er wel een interruptie van de heer Van Baarle. Klopt dat?
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, dat klopt, voorzitter. Het is best wel apart. In de motie op stuk nr. 40 wordt gewoon gevraagd om de herziening van het ontmoedigingsbeleid concreet te maken. De staatssecretaris ontraadt dat. Dan is het toch moeilijk om er als Kamer vertrouwen in te hebben, ook omdat het verslag in het zomerreces komt, dat het ook daadwerkelijk een wijziging wordt die iets concreets gaat behelzen. De staatssecretaris zou deze motie dus ook gewoon kunnen zien als een inspanningsverplichting. Zorg ervoor dat het een wijziging is die ook concreet iets betekent, zodat wij als Kamer — we hebben niet de mogelijkheid om dit straks nog bij te sturen — daarover ook een uitspraak kunnen doen. Misschien kan de staatssecretaris in dat licht verleid worden om deze motie toch de appreciatie oordeel Kamer te geven. Ja, dat is het.
Staatssecretaris Boerma:
Er staat "verhinderd". Wij kijken naar het ontmoedigingsbeleid. Ik zou u aanraden om even het verslag van de RBZ af te wachten. Daarin zullen we toelichten hoe we het actiever gaan maken.
De voorzitter:
Dit waren de moties. Hebben we de motie op stuk nr. 49 nog niet gehad? Dat is de laatste.
Staatssecretaris Boerma:
Door naar de motie op stuk nr. 49. Die wordt ook ontraden. We verwachten ieder moment het voorstel van de Europese Commissie over Mercosur te ontvangen. We moeten ons verhouden tot dit voorstel. U ontvangt snel na de zomer een kabinetsappreciatie. Deze appreciatie is de basis om met elkaar in debat te gaan. We zullen dat ook doen. Dus de motie op stuk nr. 49 wordt dus nu ontraden.
De voorzitter:
De laatste motie, de motie op stuk nr. 49 wordt ontraden. We gaan gauw naar de minister. O, ik hoor dat de staatssecretaris nog het antwoord op één vraag heeft. Zullen we die als laatste doen? Want minister Veldkamp kan na de appreciaties van de amendementen vertrekken naar de volgende bijeenkomst, denk ik. Dus we doen eerst even de appreciaties, als iedereen dat goed vindt. Minister Veldkamp.
Minister Veldkamp:
Ja, de appreciatie van de amendementen. Ik hoop dat ik alle amendementen goed heb kunnen opstapelen en dat we ze allemaal in beeld hebben. Ik heb hier het amendement op stuk nr. 9 van Stoffer en Flach. Dat ontraad ik vanwege de ondeugdelijke dekking, de VRO-begroting.
De voorzitter:
Ik heb nog het amendement op stuk nr. 7, van Kostić en Teunissen, staan.
Minister Veldkamp:
Kennen wij dat amendement? We zullen er even naar zoeken.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 9 wordt in ieder geval ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 11 van de heer Eerdmans. Hij wil de ODA-prestatie omlaagbrengen en het geld overhevelen naar de IND. Daar ben ik niet voor. Ik wil de ODA-prestatie juist op peil houden. Daarmee ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 11 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 14, van de heer Ceder. Dat gaat over de bni-koppeling in 2025. Dat geld is niet beschikbaar. Voor 2026 zal ik me ervoor inzetten, maar voor 2025 kunnen we dit niet realiseren. Daarom ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 14 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan heb ik hier het amendement op stuk nr. 19, van mevrouw De Korte. Dat is dus van uzelf, voorzitter. Ik heb er al van aangegeven dat ik daar sympathiek tegenover sta. Dat gaat over een verkennende activiteit ter grootte van 0,5 miljoen. Dat amendement geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 19 heeft oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 20 van mevrouw Hirsch en mevrouw De Korte: maatschappelijke organisaties wereldwijd en 22 miljoen, met een dekking die wordt gevonden in de vrije ruimte op artikel 3.1. Dit amendement kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 20 heeft oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan heb ik het amendement op stuk nr. 21, van mevrouw Hirsch, mevrouw Dobbe, de heer Bamenga, mevrouw De Korte en de heer Dassen. Vrouwenrechten en gendergelijkheid blijven een prioriteit. Ik begrijp de wens om hier in 2026 en 2027 ook separaat budget voor beschikbaar te houden. Ter ondersteuning van de inzet zeg ik: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 21 heeft oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 22, van mevrouw Hirsch, over duurzame handelsketens, misstanden, kinderarbeid en dwangarbeid. De dekking die wordt gezocht is nodig voor andere activiteiten. Ik sta er niet negatief tegenover, maar ik kom op basis daarvan tot het oordeel ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 22 is ontraden.
Minister Veldkamp:
Het amendement op stuk nr. 23, van mevrouw Dobbe, heeft betrekking op Sudan. Nederland verleent humanitaire hulp aan Sudan en is momenteel een van de grootste ontvangers van crisisspecifieke humanitaire hulp van Nederland. Dat doen we daarnaast via een flexibele bijdrage, onder andere via de Dutch Relief Alliance, Rode Kruis, VN en andere reguliere partners. Ik ontraad het amendement, ook vanwege de dekking. De BHO-begroting heeft geen apparaatsbudget. Dit staat op de BZ-begroting. Daarmee ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 23 is ontraden. Ik zag een interruptie van mevrouw Hirsch, misschien over het vorige punt.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik ben ook zelf een beetje in de war, omdat we natuurlijk één minister hadden met een budget waar Handel en Ontwikkelingssamenwerking in zaten. Mijn amendement op stuk nr. 22 zou denk ik strikt genomen betrekking hebben op het Handelsartikel. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris daarover gaat. Ik zoek ook een beetje naar hoe het werkt, dus ik zou toch even willen vragen of de staatssecretaris hier wat over kan aangeven. Zij gaf net bij een motie aan waarin ik zei dat die organisaties zeker betrokken zijn, dat die organisaties belangrijk zijn. Dit amendement is eigenlijk een voorstel om dit ook in financiële termen te beleggen binnen haar eigen beleid. Ik vroeg me even af of de staatssecretaris hier ook een oordeel over kan geven. Het kan hetzelfde oordeel zijn als dat van de minister, hoor, maar ik wil het toch even horen.
De voorzitter:
Dan wachten we even totdat de staatssecretaris aan het woord komt.
Minister Veldkamp:
Dan is die hiermee met genoegen overgedragen aan de staatssecretaris. Is het wel mijn dekking? Wij moeten nog even zoeken, begrijp ik van mijn ambtelijke ondersteuning, hoe dat precies zit. Maar daar zijn we hier nu voor. Het gaat wel om de dekking et cetera. Het maakt eigenlijk niet uit of die bij de minister of de staatssecretaris ligt; dat gaat uiteraard in goede samenwerking. Maar ik kom hierbij tot een ontraden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Kan ik u niet vragen … O sorry, voorzitter!
De voorzitter:
Nog een interruptie van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Mijn laatste interruptie. Mag ik u vragen om nog even naar de beoordeling te kijken samen met de staatssecretaris en dan te bekijken of er misschien een ander oordeel uit komt?
De voorzitter:
Dat doen we even in de volgende ronde, wanneer de appreciaties worden gegeven door de staatssecretaris. Maar bij het amendement op stuk nr. 22 staat voorlopig "ontraden". Dan gaan we nu naar het amendement op stuk nr. 24.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement-Dobbe op stuk nr. 24, over vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ik ontraad het amendement vanwege de dekking. Dit staat op een andere begroting.
De voorzitter:
het amendement op stuk nr. 24 wordt ontraden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wil even nagaan of de minister de dekking van het amendement op stuk nr. 23 goed begrijpt. Misschien geldt dat ook wel op het amendement op stuk nr. 24. Het gaat namelijk om het rijksbrede budget voor externe inhuur. Bij 23 zei de minister: het kan niet, want de dekking wordt gezocht binnen de begroting en er is geen apparaatsbudget. Maar het gaat dus om het rijksbrede budget voor externe inhuur. Dat kan wel. Dat hebben we laten controleren. Dus het is technisch mogelijk. Dat even ter verduidelijking. Nu wordt de minister natuurlijk wel razend enthousiast nu ik dit heb gezegd.
Minister Veldkamp:
Ik zou bijna willen dat mevrouw Dobbe de minister van Financiën was, maar de huidige minister van Financiën zegt: nee, dit kan niet. Daar houd ik mij dan aan.
De voorzitter:
Goed. Daar moet u het mee doen, mevrouw Dobbe. We gaan naar het amendement op stuk nr. 25.
Minister Veldkamp:
Is dat niet vervangen door dat op stuk nr. 26?
De voorzitter:
Er wordt nog even gediscussieerd over nr. 26.
Minister Veldkamp:
Ik sla het even over.
De voorzitter:
Dan gaan we naar stuk nr. 27.
Minister Veldkamp:
Het amendement van de heer Bamenga met betrekking tot jeugd. Door de gekozen focus binnen ontwikkelingshulp is jeugdwerkgelegenheid dus geen zelfstandige beleidsprioriteit binnen het nieuwe beleid, zoals ik eerder uitlegde in de eerste termijn. Daarmee kom ik op de appreciatie "ontraden", onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 27 wordt ontraden. Dan gaan we naar 28.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 28 van mevrouw Dobbe. Ik heb met een glimlach gekeken naar de voorgestelde dekking, die ik ideologisch wel begrijp van mevrouw Dobbe, maar dan moet de dekking worden gevonden aan de uitgavenkant, terwijl deze nu aan de inkomstenkant staat. Daarmee kom ik tot "ontraden".
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 28 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 29 van de heer Bamenga en anderen. Als gevolg van het door de Kamer aangenomen amendement-Stoffer/Eerdmans op de begroting is die bijdrage verlaagd. De 4 miljoen die daardoor vrijviel voor dit jaar is alsnog ingezet voor de hulp in Gaza, maar dan via UNICEF. Het gaat in 2025 nog steeds om 15 miljoen euro aan UNRWA. Onder verwijzing naar het debat ontraad ik dit amendement. Ik laat het aan een volgend kabinet.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 29 wordt dus ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan hadden we nog het amendement op stuk nr. 26.
De voorzitter:
Ja, we gaan naar het amendement op stuk nr. 26.
Minister Veldkamp:
Ontraden. We doen veel op Congo. Er is dit jaar 10 miljoen extra toegezegd aan humanitaire fondsen. Ik kom op die grond tot ontraden.
De voorzitter:
Dat waren de amendementen. Ik had zelf nog de amendementen op stukken nrs. 7 en 10 staan, maar die zijn tijdens het debat ingetrokken, begrijp ik. Nou, dan hebben we in ieder geval wat minister Veldkamp betreft de moties en amendementen gehad. Ik denk dat u nu wilt vertrekken. Ik ben blij dat u nog even gebleven bent. Alle leden zijn akkoord. We willen u hartelijk danken voor uw inbreng en uw toelichtingen.
Minister Veldkamp:
Hartelijk dank, voorzitter en dank voor dit debat, zeg ik tegen de leden.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris. Er was nog een vraag blijven liggen.
Staatssecretaris Boerma:
Dank u, voorzitter. Ik reageer op de vraag van het lid Dobbe over Sudan. Binnen de wapenexporttoets wordt altijd een inschatting gemaakt van de risico's op ongewenst eindgebruik, zoals omleiding. Het kabinet kijkt daarbij zorgvuldig naar het soort goederen dat wordt uitgevoerd, de eindgebruiker en het eindgebruik. Als daaruit een duidelijk risico naar voren komt, wordt het afgewezen. Niet alle invoer naar de Verenigde Emiraten, Saudi-Arabië en Egypte is per definitie omleidingsgevoelig. De kans dat bijvoorbeeld radarapparatuur voor een groot marineschip in Sudan belandt acht het kabinet zeer gering. Het is vaak hoogtechnologisch, bijvoorbeeld radarapparatuur. Ik hoop dat ik uw vraag beantwoord heb. We nemen het zeker zeer serieus en we kijken daar echt naar. Dat was het antwoord op de vraag.
Dan ga ik door naar het amendement op stuk nr. 22. Wat u voorstelt, is een ophoging van artikel 1.1 met 4 miljoen. Die dekking moet gevonden worden binnen artikel 1. Dat betekent de facto dat het uit 1.2 of 1.1 moet komen, of uit 1.3. Er is geen vrije ruimte meer. We kunnen het niet dekken, dus daarmee ontraden we 'm.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zit even te dubben over het antwoord van de staatssecretaris over de export richting de Emiraten. We zien nu net een nieuw rapport van de VN. Hoe wordt dat dan gewogen? Want nu doet de staatssecretaris net alsof we vooral radarapparatuur richting de Emiraten exporteren, maar het zal toch ook wel om wapens of onderdelen van wapens gaan, die best wel moeilijk te volgen zijn? Ik kan me voorstellen dat dat bij radarapparatuur van een marineschip redelijk simpel is, maar het zal toch niet alleen daarom gaan? En hoe wordt dan dat rapport gewogen?
Staatssecretaris Boerma:
Er wordt gewoon een serieuze afweging gemaakt. Nederland voert vaak hoogtechnologische wapensystemen uit. Dat is misschien iets anders dan wat we in Sudan zien. We kijken natuurlijk serieus naar zo'n VN-rapport. We zullen dat ook weer meenemen in de volgende toetsingen. Dus ik kan u wel verzekeren dat we dat echt heel serieus meenemen.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Nog even over het amendement op stuk nr. 22. Dank voor het antwoord. De Voorjaarsnota geeft natuurlijk een realiteit weer nu we het kader van het maatschappelijk middenveld kennen. Het maatschappelijk middenveld, ook de organisaties die meedoen met het breed handelsberaad, met de SER, et cetera, werd altijd gesteund door dat maatschappelijk kader. Dat valt nu weg. De vraag is nu of gegeven het feit dat het hele artikel 1 er 100 miljoen bij heeft gekregen, het echt niet mogelijk is om toch wel iets te reserveren voor de activiteiten die die organisaties doen.
Staatssecretaris Boerma:
Dank. Ik hoor u. Die ruimte is er niet op dit moment. Ik kan helaas niet anders dan het amendement ontraden. Dus bij dezen.
De voorzitter:
Daar moeten we het mee doen natuurlijk. Dank aan de staatssecretaris voor de toelichting. Het was de eerste keer. De kop is eraf, zou ik zeggen. We kijken uit naar de verdere samenwerking.
We hebben nog een aantal toezeggingen.
- De eerste toezegging is aan de heer Bamenga en gaat over moties over de situatie in de regio's Congo en Sudan. De stand van zaken wordt per brief aan de Kamer bekendgemaakt.
Ik hoor iemand vragen op welke termijn. Dan moet ik de staatssecretaris aankijken. Zit daar een termijn aan vast? Wanneer komt die brief? De minister is er niet, maar misschien kunt u er iets over zeggen.
Staatssecretaris Boerma:
Ik zeg zo spoedig mogelijk, maar ik denk niet dat dit nog voor het begin van het reces lukt. Maar ik praat hier voor de minister.
De voorzitter:
Ik kan me ook voorstellen dat het aan het einde van het reces komt, want wij hebben toch ook gewoon reces. Is dat akkoord? Ja. Aan het eind van dit zomerreces, eind augustus.
- De tweede toezegging is aan mijzelf en gaat over een inspanningsverplichting, zoals minister Veldkamp ook zei. Hij zal zich inspannen voor de bni-koppeling zoals die altijd gold. Dat heeft hij toegezegd, ook in reactie op de motie. Dat is dus een inspanningsverplichting.
- De derde toezegging: een publicatie over het getrapt invoeren van subsidiekaders. Dat was een verzoek van de heer Bamenga.
Ook hierbij is het even de vraag wanneer die subsidiekaders gepubliceerd worden. Ik zie dat dit lastig is voor de staatssecretaris. Misschien krijgen we een bericht per brief over wanneer we geïnformeerd worden.
Staatssecretaris Boerma:
Ik hoor links van mij: zo snel mogelijk. Maar ik kan inderdaad geen datum noemen.
De voorzitter:
Ik kan me voorstellen dat minister Veldkamp even per brief aangeeft wanneer hij komt met deze toezeggingen. Dat lijkt me handiger, want het is voor u natuurlijk ook lastig. Maar wij hebben graag de termijnen erbij.
- De volgende toezegging gaat over rekening houden met de kindervaccinaties en de bezuinigingen daarop. Dat was een verzoek van mevrouw Dobbe en mij.
Ook hierbij willen we graag een termijn weten. We worden graag schriftelijk geïnformeerd over hoe daarmee rekening wordt gehouden.
- Na de zomer komt de info over de bijdrage aan het vaccinatieprogramma van Gavi.
Nou, dat kan misschien ook bij elkaar.
- Aan meneer Bamenga is een brief toegezegd over de inzet voor de diasporagemeenschap. We hopen dat schriftelijk wordt aangegeven wanneer die brief komt.
Deze toezegging gaat wel over wel handel: in het verslag van de RBZ Handel … Er is al een termijn gezegd. Die komt voor 14 juli. O, de RBZ is op 14 juli, hoor ik. De staatssecretaris komt terug op een aanscherping van ontmoedigingsbeleid.
Staatssecretaris Boerma:
Nee, het gaat over het actiever maken van ontmoedigingsbeleid. De term "aanscherping" heb ik niet in mijn mond genomen.
De voorzitter:
Dan is de toezegging als volgt.
- De staatssecretaris komt terug op het actiever maken van ontmoedigingsbeleid.
- Als laatste: de Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de opvolging van de motie-Hirsch.
We hopen dat we ook over andere moties geïnformeerd worden. Hiermee sluiten we deze vergadering af. Het is 20.00 uur geworden, iets later dan gepland. Donderdag zijn de stemmingen. Het zal laat worden, denk ik. Misschien is het wel vrijdagochtend. Maar in ieder geval wordt er donderdag over alle moties en amendementen gestemd. Dank, ook aan de kijkers.