108e vergadering, woensdag 13 september 2023
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn 118 leden der Kamer, te weten:
Agema, Amhaouch, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Van den Berg, Bergkamp, Bevers, Bijenhof, Bikker, Bisschop, Bontenbal, Martin Bosma, Boswijk, Bouchallikh, Boulakjar, Brekelmans, Van den Brink, Bromet, Bushoff, Van Campen, Ceder, Dassen, Dekker-Abdulaziz, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Drost, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Eppink, Erkens, Van Ginneken, Van der Graaf, Grevink, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Den Haan, Van Haga, Hammelburg, Haverkort, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Heinen, Helder, Hermans, Van den Hil, Van Houwelingen, Jansen, Léon de Jong, Romke de Jong, Kamminga, Kat, Kathmann, Kerseboom, Klaver, Klink, Koekkoek, Koerhuis, De Kort, Kröger, Krul, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Madlener, Michon-Derkzen, Minhas, Mohandis, Mutluer, Nijboer, Van Nispen, Palland, Paternotte, Paulusma, Peters, Piri, Van der Plas, Podt, Pouw-Verweij, Raemakers, Rahimi, Rajkowski, Richardson, Sahla, Chris Simons, Sylvana Simons, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Sneller, Van der Staaij, Stoffer, Van Strien, Strolenberg, Temmink, Christine Teunissen, Hans Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Vedder, Verkuijlen, Warmerdam, Wassenberg, Van Weerdenburg, Van der Werf, Werner, Van Weyenberg, Van der Woude en Wuite,
en mevrouw Van Huffelen, staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, de heer De Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en mevrouw Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van woensdag 13 september 2023.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is thans het tweeminutendebat Comply or exchange, nee, explain. Sorry, sorry. Het is nog vroeg. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Fijn u weer te zien. Ik begrijp dat u de hele dag bij ons bent, niet in deze zaal maar in allerlei commissiezalen. U kunt dus de hele dag in actie komen.
We hebben niet overdreven veel sprekers voor dit debat, maar de spreker die we wel hebben, is niet de eerste de beste. Dat is mevrouw Wuite van de fractie van D66. Ik geef haar graag het woord voor haar twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.
Mevrouw Wuite (D66):
Voorzitter, hartelijk dank. Goedemorgen, good morning en bon dia. Vlak voor het zomerreces sprak de Kamer over de wijze waarop het principe van comply or explain werd toegepast voor de drie bijzondere Caribische gemeenten van Nederland. Dagelijks ervaren burgers, bedrijven en lokale politici hoe weerbarstig de uitvoering van dit beleid is. 1.800 wetten en regels die zo vanzelfsprekend zijn in Nederland, zijn dat niet voor de BES-eilanden. Daar beginnen twee rechtsordes te ontstaan. Ik heb me hier door armoede op de eilanden ook vaak over uitgesproken. Een pijnlijk voorbeeld waarover ik recent hoorde en dat weer niet is uit te leggen, gaat over de gevallen politieman Ferry Bakx. Hij werkte en overleed op Bonaire. Zijn naam kan niet worden geëerd in de Tuin van Bezinning, zoals zijn in Europees Nederland gevallen collega's. Daar heb ik schriftelijke vragen over gesteld. Ik spreek in deze plenaire zaal graag uit dat het diepgevoelde verzoek van zijn moeder dit jaar wordt gehoord.
Voorzitter. Ik heb één motie en ook nog een vraag aan de staatssecretaris. Als eerste de motie.
Mevrouw Wuite (D66):
Tot slot heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Ik ben benieuwd wat de status is van de aanpassing van de aanwijzing voor de regelgeving voor Caribisch Nederland, en wanneer en hoe deze zal worden aangepast.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de termijn van de Kamer. Is de staatssecretaris reeds in staat om de motie te becommentariëren en antwoord te geven op de vraag? Dan geef ik graag het woord aan haar.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb de tekst nog niet voor me liggen, maar ik heb meegeluisterd. Ik zou de motie op stuk nr. 97 dan ook oordeel Kamer willen geven. Belangrijk is inderdaad dat helder is voor iedereen die actief is en woont, werkt of onderneemt op de eilanden van Caribisch Nederland, welke wetten voor hen gelden. Dat kunnen we ook goed inzichtelijk maken op redelijk korte termijn, omdat dat in alle wetgeving die daar geldt, is vermeld. We zullen dat op een manier doen die voor mensen echt inzichtelijk is, dus niet met een onoverzichtelijk lijstje, maar met een lijstje met daarop duidelijk aangegeven welke wetgeving in welke gebieden geldt. Dat kan ik dus voor u doen.
Wat betreft de status van de aanwijzing voor de regelgeving gaat het er eigenlijk over hoe we ervoor kunnen zorgen dat iedereen die in Nederland wetten maakt, medewerkers en ambtenaren, dat ook doet. We gaan dat voor het einde van het jaar proberen aan te passen, dus wij gaan er hard mee aan de slag om dat zo snel mogelijk te doen, zoals we ook al eerder hebben toegezegd.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
We hebben in het debat uitgebreid met de staatssecretaris hierover gesproken, en ook over wat er wanneer opgeleverd kan worden. Wij wilden daar als Kamer wat meer haast bij. Aan het eind van het jaar was er van alles nog niet mogelijk. Het moest in stappen en in fasen gebeuren. Dus ik zou aan de staatssecretaris willen vragen wat de reden is dat dit nu blijkbaar in één keer vrij snel allemaal opgepakt kan worden.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het is misschien goed om te weten dat we het in stapjes doen. Dit is een vraag die specifiek gaat over "wat geldt er op dit moment al wel?" Dat is relatief snel in kaart te brengen, omdat dat ook apart in de wetten is opgenomen, zoals ik zei. Daarnaast hebben we aangegeven dat we ook gaan kijken naar welke wetgeving er in Nederland, maar niet op de eilanden van Caribisch Nederland geldt. Vervolgens inventariseren we welke wetten daarvan alsnog geldend zouden moeten worden. Dat is een veel groter werk. Dat doen we de komende maanden en daar zullen we pas in de loop van volgend jaar mee klaar zijn. Dat is dus niet zozeer het in kaart brengen van wat er al is, want dat kunnen we redelijk snel doen. Het gaat vooral om de vraag: welke wetgeving geldt op dit moment wel in Nederland, maar niet op de eilanden van Caribisch Nederland, en wat daarvan zou moeten gelden of zouden we wellicht willen aanpassen om het ook geldend te maken? Nogmaals, dat betreft die 1.800 wetten die we in Nederland hebben met bijbehorende AMvB's en ministeriële regelingen. Dat is gewoon een grotere klus. Die willen we overigens ook uitvoeren, omdat het belangrijk is om op basis daarvan ook te gaan besluiten welke wetten je alsnog van toepassing wil verklaren, al dan niet in enigszins gewijzigde vorm.
Mevrouw Wuite (D66):
Oordeel Kamer is natuurlijk hartstikke fijn. Voor de helderheid, ook voor collega Van den Berg: het gaat inderdaad niet om de appreciatie, maar het gaat puur om het overzicht, het inzichtelijk maken. Ook voor ons hier in de Tweede Kamer is dat handig, zeker als je weleens van burgers hoort "alle Nederlandse regelgeving is toch ook daar van toepassing?" Dat blijkt dan niet zo te zijn.
Mijn vraag is als volgt, zeker ook met het oog op de aanwijzing voor de regelgeving. Dat is natuurlijk een ministeriële regeling. Zou het mogelijk zijn om, zeker gezien de bijzonderheden met betrekking tot consultaties en de totstandkoming van regelgeving voor de Caribische gemeenten, bij de aanpassing consultatie aan te vragen bij de Raad van State? Dan kunnen zij meedenken over bijzondere voorwaarden en bestanddelen die je daarin wil opnemen, zodat die aanwijzing op de juiste manier wordt aangepast voor een toch wel heel bijzonder gebied.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Inderdaad. Om het duidelijk te maken: het ligt op dit moment al bij de Raad van State voor consultatie. Dus de aanwijzingen voor het maken van wetten hebben we aan hen voorgelegd. We hopen dat zij daar snel op kunnen reageren en wij vervolgens voor het einde van het jaar, zoals ik al eerder aangaf, het ook kunnen afronden.
De voorzitter:
Is het ei gelegd?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Zeker.
De voorzitter:
Prima. Tot zover.
De voorzitter:
Dinsdag, over twee weken, stemmen wij over de motie.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Woningbouwopgave en koopsector. Een hartelijk woord van welkom aan de minister, die tegenwoordig de hele Binnenlandse Zaken bestiert. Hij zal het dus wel druk hebben, denk ik. Maar hij heeft toch een gaatje in zijn agenda gevonden voor ons. Dat waarderen wij enorm.
Ik geef graag het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer, de heer Van Haga van Groep Van Haga. Vijf mensen zullen hem volgen. Het woord is aan hem.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter.
Heel goed. Een korte en puntige bijdrage. Dat mogen wij graag horen. Dat is ook in het belang van Nederland. Mevrouw Beckerman van de fractie van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goeiemorgen. Drie moties.
Mevrouw Beckerman (SP):
En de laatste.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Ook kort en puntig. Heerlijk. Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Eén motie, voorzitter.
Dank u wel. Het heet een tweeminutendebat, maar iedereen is binnen een minuut klaar. Des te beter. Laten we kijken of de heer Nijboer dat ook lukt. Het woord is aan hem.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb zes moties meegekregen, maar ik heb er vier van gemaakt, want dat kan nu nog. Het is de moeite waard, dus ik dien ze alle vier in.
De heer Nijboer (PvdA):
De tweede motie.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb wel allemaal mooie, korte moties, voorzitter.
De heer Nijboer (PvdA):
En de vierde en laatste motie.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Ook al een minuutje. De heer Boulakjar van D66.
De heer Boulakjar (D66):
Voorzitter. Geen moties, maar wel twee vragen. De eerste vraag gaat over de situatie in Kronenburg. We hebben net, kort voor het reces, daar een brief over gehad. We hebben een aantal scenario's die uitgewerkt gaan worden, waardoor we hopelijk snel 2.500 studentenwoningen daar kunnen gaan bouwen. Ik wilde de minister vragen om daarop te reageren. Is er al een update daarover, zodat studenten enig perspectief kunnen krijgen op de korte termijn?
De tweede vraag gaat over een motie die ik samen met broeder Grinwis heb ingediend over het met prioriteit toewijzen van kant-en-klare woningen aan jongeren. De minister heeft die motie ontraden, maar die is wel aangenomen, en ik wil graag een reactie horen van de minister op dit punt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer, broeder, Grinwis. Ik geef graag het woord aan hem.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. 2023 lijkt te veel op 2013; het is ongelofelijk hoe de nieuwbouwproductie aan het stilvallen is. Daarom de volgende motie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Wat heel belangrijk is voor de woningbouw, is betaalbare en beschikbare woningbouwgrond. Daarom de volgende motie.
Een vraag van de heer Boulakjar, dus als u nog even wilt blijven staan?
De heer Boulakjar (D66):
Mijn vraag gaat over de eerste motie, over de doorbouwgarantie. Daar kan ik wel in meegaan. Maar de heer Grinwis lijkt te graaien in het budget voor kant-en-klare woningen, ook wel flexwoningen genoemd. We hebben samen een motie ingediend om die met prioriteit toe te wijzen aan jongeren. Hoe kijkt de heer Grinwis daarnaar? Het is belangrijk dat die flexwoningen er komen. Op de korte termijn kunnen we daardoor het woningtekort oplossen. En toch lijkt de heer Grinwis dat een beetje af te schrijven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een tweeledig antwoord. In het debat was mijn stelling dat de doorbouwgarantie weleens zo zou kunnen uitpakken dat je aan de voorkant het bouwmotortje aanslingert, maar dat, omdat de structurele vraag naar nieuwbouwwoningen eigenlijk heel groot is maar er nu heel even vraaguitval is, die garantie aan de achterkant uiteindelijk niet uitgekeerd hoeft te worden. De facto wordt het dan een geslotenbeursmaatregel. Maar gezien onze begrotingsregels moet je het aan de voorkant dekken. Een motie moet je ook van een potentiële dekking voorzien. Ik heb hierin op drie bronnen gewezen. Misschien is er nog wat onderuitputting in de Woningbouwimpuls die niet is benut voor andere dingen. Nou, dan is dat een mooie bron. De flexwoningen staan nu deels te verstoffen bij het ministerie. Het gaat om 300 miljoen, maar wie weet kan het ook met 275 miljoen. Ik zeg maar wat. En ten derde. Er staat "bouwimpuls". Ik denk dat de minister een vormgeving heeft gekozen die effectiever kan. Dus misschien kan een deel van de Startbouwimpuls benut worden voor de doorbouwgarantie. Dan krijg je een beter pakket dan het pakket dat we nu hebben van de minister.
De voorzitter:
Helder. Ik schors tien minuten en dan gaan we luisteren naar de minister.
De voorzitter:
We zitten met een klein probleem. Er zijn maar liefst vijftien moties ingediend terwijl we nog maar negen minuten hebben. Ik ben niet zo goed in rekenen, maar feit is wel dat het snel moet gebeuren. Dus we gaan er kort en puntig doorheen en dan vindt u vast wel weer een ander debat om de zaak weer eens tot achter de komma te bespreken.
Het woord is aan de minister.
Termijn antwoord
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Wat fijn om weer in uw midden te zijn. Ik realiseerde mij zojuist dat u woordvoerder BZK bent namens de PVV-fractie, naast uw voorzitterschap uiteraard. Dat zou zomaar de mogelijkheid kunnen geven de komende tijd om nog eens keer echt in een debat de degens te kruisen. Daar zie ik nu al naar uit. Dat is een vrolijkmakende gedachte op de vroege ochtend.
Dan ga ik naar de moties. De eerste is de motie op stuk nr. 1080 en die vraagt de regering om te stoppen met de voorgenomen regulering van de middenhuur. Die motie ontraad ik om duizend goede redenen, die ik nu niet zal noemen maar die ik in heel wat debatten al heb genoemd.
De motie op stuk nr. 1081 verzoekt de regering te stimuleren woningdelen weer mogelijk te maken zonder vergunning. Die motie ontraad ik, omdat je dat generiek niet zou moeten willen doen. Het is juist zo dat gemeenten de mogelijkheid hebben om bijvoorbeeld in het kader van overbewoning een vergunningplicht op te leggen. Sommige gemeenten zullen daarvoor ruimte willen geven — en dat is goed — maar niet alle gemeenten zullen dat doen, waar ze soms ook goede redenen voor hebben, waar ik niet in wil treden.
De motie op stuk nr. 1082 verzoekt de regering de bouw van kleine studio's te stimuleren. Nou, dat kan ik niet zo generiek doen. Andersom doe ik het wel. Als er al te stringente eisen zijn gesteld aan de vierkante meters die nogal belemmerend kunnen zijn voor bijvoorbeeld het rondkomen van een businesscase bij gemeentelijke vormgeving van de middenhuur, ben ik wel geneigd om met die gemeente in gesprek te gaan en te zeggen: pas daar nou mee op. Want een beetje minder oppervlak is helemaal niet zo'n punt. Dat kan eigenlijk best. We zijn een heel klein landje met heel veel mensen en juist in dit kleine landje hebben we heel erg veel vierkante meters per inwoner, wat best onnatuurlijk is. Dus daar waarschuw ik dan wel voor, maar ik voel weer niet voor het stimuleren van kleine studio's van 30 vierkante meter.
De motie op stuk nr. 1083 verzoekt de regering actief te werken aan het verwijderen van onnodige bureaucratie en regelgeving. Daar ben ik dan weer wel enthousiast over. Daarover laat ik graag het oordeel aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 1084 verzoekt de regering in kaart te brengen hoeveel beleggingswaarde hierdoor verdampt en wat het effect hiervan is op de pensioenvoorziening van het mkb en de op de positie van hypotheekverstrekkers. Je zou denken dat het ook boeiend is om te weten wat het eigenlijk doet voor huurders. Het is namelijk het beoogde doel om huurders beter te beschermen. Het effect op beleggingswaarde is natuurlijk heel moeilijk in kaart te brengen, want je hebt nooit zicht op individuele businesscases. Dus dat gaat niet. Wat ik wel wil doen, is bij gelegenheid van het indienen van het wetsvoorstel bij uw Kamer in de memorie van toelichting heel goed ingaan op de effecten voor huurders en verhuurders. Ik noem bijvoorbeeld het feit dat 60% van de huidige woningen al prima passend is. Ook binnen het nieuwe WWS hoor je dat heel weinig, maar dat is wel zo. Ook voor die andere 40% geldt dat bij het nieuwe WWS weliswaar een aanpassing van de huurprijs moet volgen maar dat het nog steeds prima uit kan. Dat hoor je eigenlijk heel weinig vertellen in de krant, maar dat is wel zo. Dat wil ik graag onderbouwen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel als ik dat indien bij uw Kamer.
De voorzitter:
Dus wordt de motie …?
Minister De Jonge:
Ik ontraad de motie, maar ik vertel u ook wat ik wel doe.
De voorzitter:
Ja, heel goed. Een korte vraag van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
De voordelen zoals de minister die ziet, hebben we natuurlijk al heel erg vaak gehoord, maar wat we nog niet hebben gehoord, is hoeveel beleggingswaarde hierdoor verdampt. En dat is een eenvoudige rekensom. Ik denk dat het een paar honderd miljard zal zijn en dan is het goed als dat op tafel komt te liggen. Maar als de minister het toch al gaat doen, vraag ik mij af waarom hij de motie ontraadt. Hij gaat het blijkbaar in de memorie van toelichting al doen, dus dat lijkt mij volstrekt in lijn met deze motie.
Minister De Jonge:
Maar dan niet door de lens van het verdampen van beleggingswaarde. Die som is niet te maken, want het gaat over individuele businesscases. Het hangt er dan van af of er vreemd vermogen of eigen vermogen is gebruikt. Het hangt af van de waarde waarvoor je de woning hebt gekocht. Het hangt af van de waardestijging van die woning in de afgelopen jaren. Dat komt daar allemaal bij kijken. Die individuele businesscases kun je nooit allemaal in kaart brengen. Zo werkt het gewoon niet. Wat je wel kunt doen, is kijken naar wat de generieke effecten zijn op de huurder en de verhuurder. Dat wil ik wel doen. Dus ik doe niet wat u vraagt in uw motie, omdat dat niet kan. Ik doe wel wat ik zinvol acht, namelijk dat je bij gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel weet wat het betekent voor huurders en verhuurders. Voor verhuurders is het de vraag of het nog wel een beetje uit kan. Dat is de vraag die je moet kunnen beantwoorden bij de behandeling van het wetsvoorstel. Voor huurders moet je de vraag kunnen beantwoorden hoeveel zij er eigenlijk op vooruitgaan en wat dat betekent voor huurders. Dat is namelijk het doel van het wetsvoorstel: huurders beter beschermen. Dus vanuit die optiek wil ik de effecten van het wetsvoorstel goed in kaart brengen, ook bij gelegenheid van het indienen van het wetsvoorstel bij uw Kamer in de memorie van toelichting. Maar dat is echt een andere manier van in kaart brengen dan u vraagt.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 1085.
Minister De Jonge:
Daarin vraagt de SP de regering een leegstandbelasting in te voeren naar het model van Vlaanderen. Die ga ik ontraden. Dat heb ik ook toegelicht in het debat. Allereerst denk ik dat het goed is om gewoon betere cijfers te hebben. Er is namelijk te veel verwarring over die 60.000 van het CBS. Bij de helft daarvan is er bijvoorbeeld nog sprake van energieverbruik, dus die woningen staan niet leeg. Mijn aanname is dus dat het aantal woningen dat daadwerkelijk leegstaat, veel lager is. Belangrijker is dat er al een Leegstandswet is. Die kunnen gemeenten gewoon gebruiken. Kijk maar naar de gemeente Amsterdam; die doet dat. Dus een nieuwe belasting introduceren voor iets wat eigenlijk al kan met een bestaande wet, lijkt mij de langzaamste weg naar resultaat. Die ontraad ik dus.
De motie op stuk nr. 1086 ontraad ik, eigenlijk omdat een aantal dingen daarin gewoon al in gang zijn gezet. Er zijn al onderzoeken en verkenningen in gang gezet op grond van de brief zoals ik die u heb gestuurd. Die kan ik ook niet zomaar naar voren halen. Dan doel ik op de verkenning voor het verlagen van de inbrengwaarde, het onderzoek naar de baatbelasting en het onderzoek naar het speculeren in de grondhandel. Ook het gesprek met de taxateurs is gestart. Die hele brief is dus eigenlijk gewoon werk in uitvoering. Dat kan ik niet zomaar eventjes overnight versnellen.
Dan de motie op stuk nr. 1087 over de Woonbond die aangeeft dat gemeenten sneller de regie kunnen nemen als de mogelijkheden voor grondonteigening worden versimpeld. Dat is in potentie heel verstrekkend. Dan zou je namelijk sneller gaan onteigenen. Dan kom je al vrij snel in het gedrang met het eigendomsrecht. We kunnen overigens wel op een andere manier onteigenen. Hier is het dus echt een beetje de vraag: waar hebben we het over? Als je bijvoorbeeld de minnelijke procedure en de onteigeningsprocedure gelijk op laat trekken, dan ben je wel degelijk sneller in het kader van onteigeningszaken. Dat betekent niet dat het simpeler wordt om te onteigenen — dat niet — maar het betekent wel dat je procedures parallel laat lopen. Dus veiligheidshalve ontraad ik 'm, omdat ik niet weet wat ik hier anders hardop sta uit te stralen. Maar we zijn wel degelijk bezig om het proces van onteigenen te versnellen door parallel te schakelen.
Dan de motie op stuk nr. 1088. Die gaat eigenlijk over een soort van herfinanciering van de studentenlening. Ik heb daar in het debat ook een aantal aarzelingen bij geuit. De leenvoorwaarden bij studieleningen zijn nu namelijk al heel erg gunstig. Het is bijna niet gunstiger te krijgen dan dat. Dat is één. Twee is dat ook na het overnemen van een studieschuld, er niet zomaar meer leenruimte ontstaat voor de student. Dat zijn dus mijn aarzelingen voor de vraag of dit een echte oplossing gaat zijn. Ik heb uw motie goed gelezen. U zegt daarin niet: doe het, voer het morgen uit. U zegt: onderzoek of het mogelijk is en of het bij zou kunnen dragen. Dat wil ik graag doen, en inderdaad ook met de partijen zoals u die noemt. Ik ga graag met hen in gesprek. Ik kom daar in een brief aan uw Kamer op terug.
De voorzitter:
En dus?
Minister De Jonge:
Oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 1089.
Minister De Jonge:
Ja, de motie op stuk nr. 1089: overwegende dat de Woonbond een actieplan heeft, doe maar wat de Woonbond zegt. Nou, dat zijn nog eens volksvertegenwoordigers! Daar kan de Woonbond op bouwen, zou ik bijna willen zeggen. Het is eigenlijk jammer dat u vertrekt, meneer Nijboer.
De voorzitter:
We zijn hier een soort verzoekplatenprogramma aan het worden.
Minister De Jonge:
Zal ik daar gewoon even op reageren in een brief? Ik weet namelijk niet wat ik hier allemaal sta te beloven als ik ja en amen zeg tegen alles van de Woonbond. Ik hou ook erg van de Woonbond, maar misschien is het toch goed om even na te denken over de vraag of alles wat ze voorstellen, verstandig is.
De voorzitter:
En dus?
Minister De Jonge:
En dus ga ik deze motie als zodanig ontraden, maar ik ga wel een brief schrijven als reactie.
Dan de motie op stuk nr. 1090 over een openruimteheffing. Die ga ik echt ontraden. Ik vind het namelijk onverstandig, want het lijkt mij dat dit de woningbouw zou vertragen. We zullen juist nodig hebben dat we naast binnenstedelijke bouw ook meer aan de rand van gemeenten gaan bouwen. Dat wordt vaak "bouwen in het groen" genoemd, maar je kunt echt niet ieder weiland "beschermd groen" noemen, dus ik denk dat er nog veel meer mogelijkheden zijn om aan de rand van gemeenten te bouwen. Dat is overigens ook goed voor de leefbaarheid. Ik kom binnenkort met een aanpak op basis van een onderzoek dat EIB heeft gedaan naar "een straatje erbij". Ik kom ook met een reactie op de motie van onder anderen de heer De Groot over de ladder voor duurzame verstedelijking, hoe die nu wel of niet belemmerend werkt en wat we daaraan zouden kunnen doen. Ik ben dus eigenlijk juist voor het bouwen aan de rand van gemeenten en dit lijkt me precies contrair daaraan. Dat gaan we dus niet doen. Ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 1091. Daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik stuur u volgende maand een brief over wat we zouden kunnen doen in de financiering van wooncoöperaties. Die hebben het namelijk wel erg moeilijk om aan de bak te komen bij de bank. Daar kunnen we wel degelijk iets aan doen. Daar stuur ik u volgende maand een brief over.
De motie op stuk nr. 1092 van de heer Nijboer krijgt oordeel Kamer. De precieze uitwerking ervan komt via EZK, want dit is een motie op het domein van mijn collega Jetten. Die heeft op dit moment een regeling voorhangen. Die komt binnenkort in de richting van uw Kamer. EZK en ACM zijn er allebei mee bezig om te kijken of hier meer ruimte zit in de bestaande regels.
Ik ga vragen om de motie op stuk nr. 1093 aan te houden, zeg ik in de richting van broeder Grinwis.
De voorzitter:
Maar broeder Grinwis is gevlogen.
Minister De Jonge:
Broeder Grinwis staat op nummer twee, dus dan ben je natuurlijk ook de premierskandidaat van de partij. Broeder Grinwis heeft dus een drukke taak; dat begrijp ik.
De voorzitter:
Sinds hij hoog op de lijst staat, is de energie is er wel een beetje af.
Minister De Jonge:
Hij heeft gewoon een hele brede scope natuurlijk. Ik weet wel dat broeder Grinwis voor het slapen gaan altijd nog even debatten terugkijkt. Dat is een eigenaardige hobby van broeder Grinwis, maar dat doet hij. Ik ga hem toespreken als ware hij in de zaal. Ik ga broeder Grinwis vragen zijn motie aan te houden.
De voorzitter:
Dat kan dus niet, dus dan wil ik wel een oordeel horen.
Minister De Jonge:
De heer Nijboer is medeondertekenaar. Ik denk dat hij, net zoals hij namens GroenLinks spreekt, ook namens broeder Grinwis zou mogen spreken, dus ik denk dat dit goed komt. Ik ga hem echt vragen om de motie aan te houden. Dat heeft allereerst te maken met het dictum. Wat draag je dan aan de regering op? Dat is het creëren van een tijdelijke doorbouwgarantie. Het is niet dat ik daartegen ben. Het is wel zo dat als je dat vorm wil geven, je goed zal moeten nadenken over hoe dat vorm moet krijgen op een manier waarop het daadwerkelijk helpend is. Daar wordt vaak van gezegd: dat heeft het departement ergens in 2020 toch al eens uitgewerkt? Ja, dat is waar, maar dat was te globaal om daadwerkelijk te zeggen: laten we er morgen mee starten. Dat is één.
Ik heb die uitwerking op dit moment. Die is onderdeel van het ibo, het interdepartementaal beleidsonderzoek. Ik heb aan de club die daarmee bezig is, gevraagd: wil je voor het einde van het jaar rapporteren op dit specifieke instrument? Ik heb u ook al toegezegd dat ik voor het einde van het jaar een vormgeving van die doorbouwgarantie aan uw Kamer ga voorleggen, met daarbij de appreciatie van het kabinet of we het wel of niet gaan doen. Dat is één. Dat kan ik niet versnellen, ook niet per motie. Dus dat is één.
Twee. De dekking is niet deugdelijk, want er wordt geanticipeerd op een potentiële onderuitputting, terwijl ik eigenlijk van plan was om dat geld gewoon uit te geven aan de doelen die we hadden bedacht, namelijk aan de Woningbouwimpuls en de Startbouwimpuls. Dat zijn veel snellere manieren om woningbouw te stimuleren dan die middelen nu weer op de plank leggen voor een garantiefonds dat nog helemaal niet is opgericht. Ik ben het dus echt niet eens met deze dekking. Die is echt niet deugdelijk. Laten we bij de begrotingsbehandeling kijken naar de dekking. Laat ik het anders zeggen: laat ik u bij de begrotingsbehandeling, bij die gelegenheid, inzicht geven in hoe de uitputting van de Startbouwimpuls en de Woningbouwimpuls in elkaar zit. Dan kunnen we dan het debat voeren over de vraag of we dat een zinvolle bestemming vinden. Deels is het natuurlijk juridisch verplicht. Daar kun je niks meer mee. Deels is het ook bestuurlijk verplicht. Daar zou je eventueel nog iets anders mee kunnen. Ik zal betogen dat ik dat onverstandig vind, maar aan het einde van de dag is de Kamer de baas. Ik vraag deze motie aan te houden in zijn huidige vorm. Laten we over de uitputting van middelen bij de begrotingsbehandeling verder spreken.
De heer Nijboer (PvdA):
Dit is een langdurig debat. Wij willen gewoon die doorbouwgarantie. Dat weet de minister ook. Ik zal met kameraad Grinwis in overleg treden, dus ik houd de motie nu nog niet aan. Over de dekking is altijd met ons te spreken. We overleggen even of we de motie aanhouden, maar ik sluit niet uit dat we 'm alsnog in stemming brengen.
De voorzitter:
In dat geval wil ik wel een oordeel van de minister.
Minister De Jonge:
Exact. Dan ontraad ik 'm, ook om gewoon maar duidelijk te zijn dat deze dekking gewoon niet kan. Ook als de motie wel wordt aangenomen, kan ik 'm niet uitvoeren.
De voorzitter:
Dat zal hard aankomen bij de heer Grinwis, maar de heer Nijboer zal zich van die taak kwijten.
Minister De Jonge:
Aan het einde van de dag weet de heer Grinwis ook dat ik het wel goed bedoel.
De voorzitter:
U bedoelt het altijd goed. Er is een vraag van mevrouw Van Dijk, maar wel heel kort, want dit is niet uw motie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik houd het heel kort, maar het is wel belangrijk om te kunnen bepalen wat wij met die motie willen doen. Die doorbouwgarantie dragen wij ook een warm hart toe, maar is er überhaupt dekking volgend jaar als we wachten tot december? De Financiële Beschouwingen zijn natuurlijk eerder.
Minister De Jonge:
Dan zult u een adequate dekking moeten organiseren bij de Financiële Beschouwingen. Je kunt niet op reeds uitgegeven of bestemde middelen bij een BZK-begroting anticiperen om net te doen alsof er dan wel dekking zou zijn. Dat gaat niet. Dit is echt zo'n financieel debat. Laten we dit debat hebben bij de begroting. Daarom vraag ik om de motie aan te houden. Dat is mijn handreiking in de richting van kameraad Nijboer en broeder Grinwis. Ik ontraad de motie als er onverhoopt zou worden besloten daarin niet te willen bewilligen.
De voorzitter:
We hebben nog één motie en twee vragen van de heer Boulakjar.
Minister De Jonge:
Zo is het.
De motie op stuk nr. 1094 verzoekt de regering om in de lopende onderzoeken naar de grondmarkt de mogelijkheid van één transparante en echt betaalbare sociale grondprijs voor sociale woningbouw in alle gemeenten mee te nemen. Ik kan het oordeel niet aan de Kamer laten. Ik moet die motie ontraden. Dat heeft alles te maken met het eigendomsrecht. Als ik die motie zou uitvoeren, zouden we interfereren in de prijs van particuliere grondbezitters. Dat kan natuurlijk niet. Daar verhoudt het eigendomsrecht zich niet mee, dus deze moet ik ontraden.
Boulakjar stelde mij twee vragen. Een vraag gaat over Kronenburg. De korte versie van het antwoord is dat ik daarover een brief zal sturen. Er hebben wat stukjes in de krant gestaan die niet helemaal overeenkomstig waren met ons gesprek met de gemeente. We spreken op korte termijn weer met de gemeente. Dan zal ik ook toelichten wat we wel kunnen in Kronenburg. Dat is namelijk helemaal de houding van het kabinet: wat kan er op korte termijn wel en wat zou er eventueel later nog meer kunnen? Dat heeft natuurlijk alles te maken met het Luchtvaartindelingsbesluit, dus met de ruimte die Schiphol laat. Ik kom daar graag samen met collega Harbers op terug.
Dan flex. Ik denk dat we binnen een maand weer even een update geven over hoe het ermee staat. Hoeveel flexwoningen zijn er inmiddels gebouwd? Hoeveel flexwoningen zijn er inmiddels toebedeeld uit de RVB-aanbesteding? Dus ook daar kom ik graag schriftelijk in uw richting op terug. Ik weet dat u erbovenop zit. Dus die dreiging heeft u bij dezen andermaal geuit.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit debat.
De voorzitter:
Over twee weken stemmen wij over de vijftien moties. Hartelijk dank aan de minister.
Minister De Jonge:
Zeer veel dank.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is de Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023 (36389). Dat is een hele mond vol.
We hebben negen sprekers van de zijde van de Kamer. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn dat u bij ons bent. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Van der Plas van de fractie van de BBB. Ik denk dat we na de eerste termijn van de Kamer gaan schorsen voor de lunch. Dat is een beetje het spoorboekje.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, het woord is aan u.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Voorzitter, burgers van Nederland en de mensen hier op de publieke tribune. Bestaanszekerheid is van wezenlijk belang. Die garanderen, is misschien wel de grootste uitdaging die we op dit moment in Nederland kennen. De koopkrachtcrisis brengt veel problemen samen die op andere terreinen spelen, zoals de woon- en energiecrisis. De minister doet met het voorstel een poging om de bestaanszekerheid van de mensen die het in onze samenleving het moeilijkst hebben, te verbeteren. Ik waardeer die inzet. Tegelijkertijd denk ik dat het debat van vandaag en het voorliggende voorstel ons helaas veel vertellen over waar we ons als land bevinden.
De demissionair minister schrijft in de memorie van toelichting dat Nederland een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen kent voor wie, al dan niet tijdelijk, niet in voldoende inkomen voor zichzelf of het huishouden kan voorzien. Maar dat systeem houdt niet over. Er komen elk jaar weer nieuwe regelingen bij en die blijken ook vaak onvoldoende. Steeds meer mensen komen in armoede terecht. Het wordt steeds moeilijker om rond te komen van een normaal inkomen. Dit geldt voor kleine dorpen op het platteland, maar ook voor de burger in de grote steden. Zolang dat zo is, zijn maatregelen zoals de voorgestelde energietoeslag helaas nodig. Het gemiddelde huishouden met een laag inkomen heeft slechts €900 aan vermogen en zeven op de tien huishoudens met een laag inkomen hebben geen vermogen. In zo'n situatie moet een overheid iets doen om de bestaanszekerheid zo veel mogelijk te kunnen waarborgen. En toch zeg ik dit met een bepaalde terughoudendheid. Deze toeslag is namelijk slechts een tijdelijke oplossing voor een permanent probleem. Die tijdelijkheid brengt soms nadelen met zich mee, want burgers zullen zich afvragen of ze deze toeslag wel kunnen aanvragen, of de gemeente waarin ze wonen dit überhaupt gaat uitvoeren en wanneer dit dan precies gebeurt.
Voordat ik verderga wil ik daarover een mail voorlezen van iemand, een burger, die wij kregen. Dit is een van de vele mails die bij ons binnenkomen. Deze mevrouw schrijft: "Ik las dat u op 13 september op de sprekerslijst staat voor de wijziging van de Participatiewet inzake de energietoeslag 2023. Ik wil u vragen of u de Kamer erop kunt wijzen dat ons als burgers al in het voorjaar de energietoeslag is beloofd. Daar hadden wij op gerekend en wij hadden betalingen uitgesteld en verschoven om dit goed te maken met de energietoeslag, die vervolgens niet kwam. Velen van ons komen door al het uitstellen, vergaderen en nog meer vergaderen, de val van het kabinet en wederom vergaderen dieper in de problemen. Afschuwelijk om te zien dat de Kamer met reces ging terwijl wij nog steeds geen duidelijkheid hadden. De mensen in de regering lijken gewoon geen oog te hebben voor het feit dat die €1.300 voor veel burgers pure noodzaak is. En ik hoop dat u een minuutje van uw sprekerstijd kunt sparen om dit aan de orde te brengen." Dat minuutje spaar ik heel graag om dit voor te lezen. En deze mevrouw staat in Nederland niet alleen.
Voorzitter. Het is de bedoeling dat gemeenten verantwoordelijk blijven voor het uitkeren van de eenmalige energietoeslag, maar een bericht van Rijnmond laat zien dat bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam wil wachten op een voorgestelde wetswijziging. Dit laat ook de kwetsbaarheid van een dergelijke armoederegeling zien. De minister schrijft dat gemeenten zelf kiezen hoe zij de toeslag uitkeren en dat het kabinet in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Divosa een pakket richtlijnen zal maken voor gemeenten dat zij kunnen, maar niet hoeven volgen omtrent deze regeling. Kan de minister een concrete richtlijn geven om er zeker van te zijn dat deze regeling gelijktijdig wordt uitgevoerd? Aan wat voor concrete richtlijnen moeten we denken om zo veel mogelijk gelijke uitvoering te waarborgen? Is de minister het met me eens dat er een risico bestaat dat armoederegelingen die per gemeente geregeld moeten worden mogelijk van elkaar gaan afwijken? Is zij van mening dat verschillende ontvangstdata van toeslagen tussen burgers zo veel mogelijk moeten worden voorkomen?
Naast de uitvoering zijn er meer uitdagingen rondom deze wetgeving. Zo geldt er een verticale afloop van de toeslag. Minima worden hiermee geholpen, maar met een salaris daar net een stukje boven krijg je helemaal niks. Bij zo ongeveer elke armoederegeling kan het gebeuren dat burgers in bijna gelijke situaties niet van dezelfde regeling gebruik kunnen maken. Dat maakt ons sociale stelsel onoverzichtelijk en ingewikkeld voor burgers. Daarnaast kan het onrechtvaardig voelen als je keihard werkt maar net geen recht hebt op deze energietoeslag, terwijl je er misschien €1 naast zit.
Een thema dat hierop aansluit is de marginale druk. Tegemoetkomingen en regelingen voor armoede zijn vrijwel altijd inkomensafhankelijk, zo ook de energietoeslag. Verdien je iets meer dan het minimum, dan krijg je hem niet. Burgers verdwalen in systemen van toeslagen en weten niet wanneer ze recht op toeslagen hebben, en zeker niet waar dan precies de grens ligt. Nederland is een land waar hard werken moet lonen, een land waar iedere burger bestaanszekerheid verdient en je ervan uit mag gaan dat als je hard werkt, je ook een goed leven kunt leiden. De burger vraagt niet veel van de overheid. De overheid vraagt veel van burgers. Dit voorstel verlicht de financiële pijn van veel mensen en is daarom van grote waarde. Tegelijkertijd roep ik de minister op om de dialoog voort te zetten over een samenleving waarin deze toeslagen niet nodig zijn.
Tot slot. Ik ben net bij het gesprek met de Nationale ombudsman geweest over het jaarverslag van 2020. Daar kwam onder andere aan de orde dat het in Nederland uitmaakt in welke gemeente je woont, omdat de ene gemeente het wel doet en de andere gemeente het niet doet. Dat gaat zo met heel veel zaken. De Nationale ombudsman deed een oproep aan ons, de Kamer als medewetgever, en aan de regering om ervoor te zorgen dat essentiële zaken vanuit het Rijk centraal geregeld worden. De decentralisatie, waarbij gemeenten ook eigen verantwoordelijkheden hebben en eigen dingen mogen doen, is op zich hartstikke goed, maar in dit soort gevallen en misschien bij meer essentiële zaken zou het goed zijn als wij als rijksoverheid zouden kunnen kijken of we die essentiële zaken gewoon centraal geregeld kunnen hebben, zodat niemand buiten de boot valt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Prima, dank u wel. Mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
In 1995, toen ik 12 was, kregen wij thuis centrale verwarming. Ik kan het me nog goed herinneren. Er waren geen ijsbloemen meer en ook boven was het warm: mooi. En daar had dit debat moeten eindigen, niet bij de cv-ketel van mijn ouders, maar bij het feit dat elk huis in dit rijke land warm hoort te zijn in de winter. Hier staan we dan, in 2023, in ons rijke land, waar steeds meer mensen moeten kiezen tussen koken of stoken, of beide niet kunnen. Er zijn mensen die de vorige winter met angst en beven zijn doorgekomen en mensen die nu alweer bang zijn voor de komende koude maanden.
Gisteren werd mij gevraagd of ik dit debat even over kon nemen. Ik was dit 's avonds aan het voorbereiden en tussen gisteravond en nu merkte ik — ik denk dat de minister dat ook merkt — dat het me gewoon heel erg kwaad maakt. Het maakt me heel erg kwaad dat we hier, in 2023, staan met de dreiging dat 1 miljoen mensen in armoede komen. Het maakt me kwaad om het feit dat zo veel mensen in die situatie zitten omdat het een gevolg is van het falen van de heersende politiek en niet omdat het een natuurramp is. Dat we in 2023 een debat moeten hebben over energietoeslag, komt omdat er jarenlang de verkeerde politieke keuzes zijn gemaakt. We hebben geen zeggenschap meer over energie, de belasting op energie voor huishoudens is veel hoger dan in andere landen, huizen zijn te vaak van slechte kwaliteit en we wekken te weinig duurzaam op. Dat is allemaal het gevolg van politieke keuzes en politiek getreuzel, waardoor een grote tegenslag, zoals de hard gestegen energiekosten, meteen een aanslag wordt voor mensen die al te veel politieke klappen hebben opgevangen.
Vandaag hebben we het over de energietoeslag, omdat we eigenlijk niks structureel goed oplossen maar alles via toeslagen gebeurt. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de energietoeslag er nu heel snel komt. Het is duidelijk dat er nu een snelle oplossing nodig is voor de acute nood, maar laten we het dan ook meteen goed doen. Moeten we de groep die hier recht op heeft niet vergroten, vragen wij nogmaals aan de minister. Wij hebben hier in eerdere debatten ook voor gepleit. Vakbond FNV riep ons gister op om alle huishoudens met een inkomen tot 150% van het sociaal minimum dit recht te geven. Juist deze groep tussen 120% en 150% komt nu voor heel veel regelingen niet in aanmerking, terwijl de Nibud-cijfers laten zien dat deze groep ook vaak knel zit. Wil het kabinet willekeur tussen gemeenten voorkomen? Je adres bepaalt immers niet of je je rekening kunt betalen.
Voorzitter. Nog steeds is er veel onduidelijk over jongeren en studenten. De rechter heeft in sommige plaatsen geoordeeld dat studenten wel recht hebben op energietoeslag, maar is het voorstel dat er nu ligt daarvoor ook toereikend? Het sluit namelijk ook weer groepen uit. Kan het kabinet garanderen dat gemeenten met veel studenten niet alsnog zelf in de knel komen? En waarom zijn jongeren tot 21 jaar met een laag inkomen opnieuw uitgesloten, ook als hun ouders hen niet kunnen ondersteunen?
Voorzitter. De grootste groep zal met deze energietoeslag zeker worden bereikt, maar er blijft een groep over die er wel recht op heeft maar hem niet krijgt. In een eerdere ronde hielpen SP-hulpdiensten overal in het land mensen die het zelf niet lukt om een aanvraag te doen. We merken dat het voor veel mensen nog steeds gewoon ingewikkeld is. We merken ook dat mensen de overheid wantrouwen en bang zijn voor het aanvragen van toeslagen. We weten helaas allemaal hoe terecht die angst is. Wat gaat het kabinet doen om mensen die er recht op hebben, ook hun rechtvaardige deel te geven?
Voorzitter. Ik begon ermee dat ik me er kwaad over maak dat we in een rijk land zo veel armoede kennen. Voor mensen die graag turven: bestaanszekerheid. Maar misschien maak ik me nog wel veel kwader over de laconieke manier waarop veel mensen daarop reageren. De afgetreden premier Rutte sprak bij De Hofbar over de dreiging van 1 miljoen mensen in armoede. Ik citeer zijn woorden letterlijk: "Dat heeft gewoon te maken met de dynamiek van de economie. Dat kun je niet veranderen." Dat kan en moet wél. Als we niets veranderen, dan is de volgende grote tegenslag elke keer opnieuw een aanslag op elke keer dezelfde huishoudens.
Voorzitter. Ik heb vijf concrete voorstellen. Eén: net als in andere debatten blijft de SP pleiten voor het verhogen van het minimumloon en de uitkeringen, wat ons betreft naar €16 per uur. Twee: we pleiten voor lagere inkomstenbelasting tot een modaal inkomen. Drie: verbeter en verduurzaam de slechtste woningen. Pak dit collectief aan. Verlaag de huren van de meest onzuinige woningen. Vervang zo snel mogelijk het enkel glas. Vier: verlaag de energiebelasting voor huishoudens door een verhoging van de energiebelasting voor de grootste vervuilers. Vijf: pak de zeggenschap over energie terug. Maak energie publiek en schoon.
Voorzitter, tot slot. Armoede is geen tegenslag maar een aanslag. Laten we deze toeslag snel en goed aan een grote groep uitkeren, maar laten we vooral de komende weken een fundamenteel debat voeren over hoe we dit structureel beter kunnen oplossen. Wij hebben een voorzet gedaan met vijf concrete voorstellen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Haga van de Groep Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. Als de overheid gratis geld gaat uitdelen, dan moet je oppassen. Ten eerste is het vaak om het eigen falen te maskeren. Ten tweede is het gewoon andermans geld dat wordt uitgedeeld.
Laat ik beginnen met uitleggen hoe de overheid heeft gefaald. Tien jaar geleden was Nederland namelijk nog gewoon energiesoeverein, of zoals sommigen het liever willen zeggen: energieneutraal. Dat wil zeggen dat Nederland ongeveer evenveel energie produceerde als het verbruikte. Dat is uiteraard heel erg goed. Zo ben je niet afhankelijk van het buitenland, oorlogen of geopolitieke spanningen, en kun je de prijs in grote mate zelf bepalen.
We produceerden veel gas uit Groningen en andere velden, waarbij aangetekend moet worden dat de productiekosten voor gas uit het Groninger gasveld slechts €0,05 per kuub bedragen. We betalen nu €1 per kubieke meter — dat is maar liefst twintig keer zo veel — doordat we zo dom zijn geweest om het Groninger gasveld te sluiten. Dat terwijl het technisch mogelijk is om veilig gas te produceren uit Groningen.
Voorzitter. We hadden kolencentrales. Daarnaast hebben we een kerncentrale in Borssele, die stroom produceert voor €0,03 per kilowattuur. Doordat we geen kerncentrales hebben bijgebouwd, maar hebben ingezet op peperdure windmolens en zonneakkers betalen we nu gemiddeld €0,40 per kilowattuur.
Voorzitter. BVNL kan niet anders dan het beleid van de afgelopen tien jaar kwalificeren als wanbeleid. Mensen zonder enige technische kennis hebben de Nederlandse energievoorziening, en daarmee de Nederlandse energiesoevereiniteit, verkwanseld. Dat is precies de reden waarom de energieprijzen nu zo hoog zijn.
Voorzitter. Om dit wanbeleid te maskeren gaan we de mensen die het meest in de knel komen, geld geven dat we afnemen van mensen die net iets minder in de knel komen, maar die ook enorme last hebben van dit wanbeleid. We gaan dus weer een grote herverdeling doen van 900 miljoen euro, terwijl we verder nivelleren, de armoedeval vergroten en structureel niets oplossen aan het probleem van de hoge energieprijzen.
Voorzitter. Ik begrijp dat we hier een debat hebben met de minister voor Armoede, maar ik zou haar toch willen vragen of ze niet beter aan de minister voor Economische Zaken en Klimaat kan vragen om zo snel mogelijk aan het werk te gaan om dit probleem op te lossen. Want als hij zorgt voor lagere energieprijzen, door bijvoorbeeld het Groninger gasveld weer in productie te nemen of kerncentrales te bouwen, dan hoeft hardwerkend Nederland niet op te draaien voor deze misplaatste subsidieronde. Kan de minister ook aangeven of zij zich geen zorgen maakt, omdat deze energietoeslag de armoedeval opnieuw vergroot, waardoor mensen minder gemotiveerd zullen zijn om aan het werk te gaan? Dit zeg ik met name omdat er al een groot koopkrachtpakket in werking is getreden om de inkomenspositie van de minima te versterken, waarbij de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden budget zijn verhoogd. Vindt de minister niet dat we in het kader van het oplossen van de armoedeval een keer af moeten van al die toeslagen? Nederland is namelijk het enige land ter wereld waarbij je op het moment dat je gaat werken in een laagbetaalde baan, minder overhoudt dan wanneer je thuis op de bank blijft zitten. Minister, dit kan toch niet de bedoeling zijn?
Voorzitter. Er is nog een tweede reden waarom de energieprijzen in Nederland zo hoog zijn. Het werd daarnet al genoemd door de SP. Opnieuw komt dit door de overheid zelf. Nederland is koploper in Europa met betrekking tot de hoogte van accijnzen op bijvoorbeeld benzine. Hardwerkende Nederlanders betalen maar liefst €0,79 aan accijns per liter benzine, terwijl het EU-gemiddelde slechts €0,53 bedraagt. Maar er zijn ook vijftien landen in de EU die veel minder belasting heffen. Het laagste tarief is zelfs maar €0,31. Met betrekking tot de energierekening is de situatie nog veel erger. Over iedere kubieke meter gas betalen wij maar liefst €0,59 belasting. Voor elektra geldt een belasting van €0,15 per kilowattuur. Per 1 januari 2023 is het btw-tarief op gas en elektra ook nog eens verhoogd van 9% naar 21%. Daarom vraag ik aan de minister of zij het met BVNL eens is dat de overheid verantwoordelijkheid draagt voor deze hoge energieprijzen. Was het niet beter geweest om een oplossing te zoeken in deze richting, voordat we gratis geld gaan uitdelen? Heeft de minister hier überhaupt naar gekeken? Voor BVNL is de oplossing simpel: verlaag de btw, verlaag de accijnzen, verlaag de energiebelasting en betaal dit door te snijden in eigen vlees, dus minder overheid, minder ambtenaren en minder onzinnige uitgaven. Het mooie is dat dan iedere Nederlander daarvan profiteert.
Voorzitter. Dan kom ik op de wet zelf. Het wetsvoorstel energietoeslag 2023 stelt dat er een eenmalige energietoeslag komt voor huishoudens met een inkomen op of rond het sociaal minimum. Dat klinkt heel aardig. Er wordt 900 miljoen euro aan belastinggeld gebruikt, waarvan 100 miljoen euro plotseling besteed wordt aan uitvoeringskosten. Vindt de minister deze 100 miljoen euro zelf ook niet een beetje gortig? Is 11% verlies aan uitvoeringskosten een normaal percentage? Kunnen we dat niet enorm verlagen door het een beetje efficiënter te organiseren?
Voorzitter. Dit is een lapmiddel voor een kleine groep mensen, waarbij dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en grote groepen studenten ook nog eens worden uitgesloten. Alle hardwerkende Nederlanders die net boven het sociaal minimum zitten, worden ook uitgesloten. Er wordt opnieuw meer bureaucratie geïntroduceerd in het systeem, waardoor het rondpompen van geld gecontinueerd wordt. Uiteraard kost deze bureaucratie de samenleving een vermogen.
Voorzitter. Zoals gezegd, zit de oplossing van BVNL in minder ambtenaren, minder bureaucratie, zorgen dat werken weer gaat lonen en een lagere energieprijs door Nederland weer energiesoeverein te maken en de belasting op energie te verlagen. Dát is een structurele oplossing. Ik zou daarom graag van de minister willen weten wat zij gaat doen als de energieprijzen hoog blijven. Gaan we dan ieder jaar deze mensen compenseren? Of kiezen we op een gegeven moment wel voor een structurele oplossing?
Voorzitter. Dan wordt er nog apart gesproken over studenten. Het verbaast BVNL dat er wordt gesteld dat dit probleem een gedeelde verantwoordelijkheid is van de overheid, de ouders en de studenten. Laten we één ding vaststellen: de hoge energiekosten en het wanbeleid van de overheid kennen maar één verantwoordelijke en dat is de falende overheid zelf, dus niet de ouders en ook niet de studenten. Maar goed, dit kabinet gaat uit misplaatste socialistische motieven een eenmalige tegemoetkoming geven aan studenten die, ik citeer: "(…) uiterlijk op 31 juli 2024 een basisbeurs uitwonend en een aanvullende beurs voor de maand oktober 2023 hebben aangevraagd en aan wie deze zijn toegekend".
Studenten die werken naast hun studie en geen aanvullende beurs aanvragen, krijgen dus blijkbaar niks. Studenten die zich hebben uitgeschreven en die werken, terwijl zij wachten op het volgende studiejaar, krijgen ook niks. En studenten die geen prestatiebeurs meer hebben, maar nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, worden ook niet bereikt met dit wetsvoorstel. Als je dus met een hele legitieme reden iets langer over je studie doet dan de nominale duur, dan krijg je ook niets. Is dit niet een vreemde vorm van ongelijke behandeling en een bevoordeling van studenten die niet werken maar in plaats daarvan een aanvullende beurs hebben aangevraagd, zo vraag ik de minister.
Voorzitter. Concluderend vindt BVNL het geen oplossing om als lapmiddel voor falend overheidsbeleid geld af te pakken van de ene groep mensen om dat vervolgens aan een andere groep te geven die het iets moeilijker heeft. Er wordt een enorm bureaucratisch gedrocht opgetuigd, dat op zichzelf al heel erg veel belastinggeld kost. Dat is zuurverdiend belastinggeld dat van andere, hardwerkende Nederlanders is afgenomen. Het zou de overheid sieren als zij de klimaatreligie zou laten varen en in plaats daarvan zou faciliteren dat er goedkope energie geproduceerd kan worden door de vrije markt in Nederland zelf. Energiesoevereiniteit en het beschikbaar zijn van betaalbare energie met lage belasting moet de hoogste prioriteit hebben. Daar kan iedereen dan van profiteren, niet alleen huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum en een kleine groep studenten die er geen baantje naast heeft. Stop daarom dit wanbeleid, ga dus zo snel mogelijk aan het werk en zorg ervoor dat Nederland weer een soevereine en betaalbare energievoorziening heeft, in het belang van Nederland.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van mevrouw Palland.
Mevrouw Palland (CDA):
Ik heb toch nog een vraag aan collega Van Haga. Ik kan me voorstellen dat u zegt: ik vind dat er ander beleid moet komen, dat we wat moeten doen met de belastingsystemen en dat we kernenergie moeten realiseren. Dat is natuurlijk langetermijnombuiging van beleid. Ik kan u daar voor een deel nog wel in volgen, bijvoorbeeld als het gaat om kernenergie, maar nu werden we toch geconfronteerd — de reden kunt u de overheid verwijten of wie dan ook — met …
De voorzitter:
Dat kan de heer Van Haga de overheid verwijten.
Mevrouw Palland (CDA):
Dat kan de heer Van Haga de overheid verwijten. Maar we werden toch geconfronteerd met een hele acute stijging van de energiekosten. Dit is, op verzoek van de Kamer, toch een instrument om de mensen die het meest kwetsbaar zijn, snel te helpen. Steunt de heer Van Haga wel dat we deze groep extra tegemoetkomen, los van alle andere maatregelen die zijn getroffen? Het kan snel, even los van dat u op langere termijn andere dingen wil.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Inderdaad, een kerncentrale bouwen is een langetermijnoplossing. Het gasveld in Groningen openen is een oplossing op de heel korte termijn om de gasprijs enorm te laten dalen. Maar de snelste oplossing is natuurlijk dat de overheid de belastingen die we heffen op energie, op elektriciteit en gas, drastisch verlaagt. Daar kan iedere Nederlander dan van profiteren. Dit soort lapmiddelen zijn ogenschijnlijk goed voor mensen, maar uiteindelijk leiden ze tot een loon-prijsspiraal, tot inflatie, tot hulp aan een heel specifieke groep mensen en ook tot scheve ogen bij de mensen die er net niet door geholpen zijn. Ik zou zeggen, laten we alle Nederlanders helpen. Dat kan ook, als de overheid gaat snijden in eigen vlees en de belasting verlaagt.
Mevrouw Palland (CDA):
Misschien nog even van mijn kant. Er is natuurlijk meer gebeurd dan alleen deze specifieke maatregel om juist de mensen met de kleinste portemonnee extra tegemoet te komen. De accijnzen zijn ook verlaagd. We zijn burgers ook generiek tegemoetgekomen wat betreft de stijging van de energiekosten. Ook voor de middeninkomens zijn er aanvullende maatregelen getroffen. Maar nu hebben we het er specifiek over om de mensen met de kleinste portemonnee goed te bereiken. Ik hoop dat u dat wilt steunen vandaag.
De voorzitter:
Dat de heer Van Haga dat wil steunen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Natuurlijk steun ik ieder initiatief om de energieprijzen omlaag te krijgen, maar ik steun geen lapmiddelen die hele specifieke groepen helpen en waardoor de armoedeval vergroot wordt en er een loon-prijsspiraal ontstaat. Ik hoop dat de rest van de Kamer misschien een beetje geluisterd heeft en zegt: het is toch heel raar dat we €0,59 belasting heffen op een kubieke meter gas van €1. 60% belasting op een kubieke meter gas is absurd. We hebben een overheid die rustig kan snijden in eigen vlees. Laten we dat doen, zou ik zeggen. Dat is de snelste oplossing en daar kan iedereen, elke Nederlander, van profiteren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kathmann van de PvdA.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Coby zit in de rats, want ze krijgt de eindjes eigenlijk niet aan elkaar geknoopt. Ze heeft maandenlang elke week de website van haar gemeente gerefresht en ze heeft ook maandenlang elke week mij gemaild. Want ze geloofde het gewoon niet. Ze kon niet geloven dat niemand haar duidelijkheid kon geven. Ze geloofde gewoon niet dat het waar was wat er op de site van de gemeente Rotterdam stond, namelijk: "We weten niet hoe het gaat met de energietoeslag. We zijn afhankelijk van besluitvorming in Den Haag. Dat gaat waarschijnlijk na de zomer pas gebeuren. Later hoort u meer. We houden u op de hoogte." Volgens mij is dat laatste nooit gebeurd, want Coby is alleen maar blijven refreshen. Ze woont ook nog eens in een appartementencomplex met blokverwarming en moet om compensatie te krijgen voor de hoge energiekosten bij haar verhuurder zijn. En die geeft ook niet thuis. Coby zegt eigenlijk geen vertrouwen meer te hebben in de overheid. Ik vind dat niet gek.
Vandaag bespreken we dan eindelijk, na maanden van uitstel, de energietoeslag 2023. Terwijl het hele land moest wachten op Den Haag, zijn er al gemeenten die kosten hebben gemaakt vanwege het uitblijven van de wetswijziging. Ze hebben bijvoorbeeld alvast energietoeslag uitgekeerd om hun inwoners te helpen het hoofd boven water te houden of ze hebben de energieloketten maandenlang opengehouden omdat onduidelijk was wanneer ze paraat moesten staan en ze bang waren dat ze de infrastructuur anders niet op tijd opgetuigd zouden krijgen. Mijn vraag aan de minister is dan ook: op welke manier kan zij deze gemeenten tegemoetkomen voor de gemaakte kosten?
Dan nu de blik vooruit. Gemeenten mogen zelf vaststellen welke inkomensgroepen in aanmerking komen. Mijn collega van de SP zei er al wat over: er zijn nogal veel verschillen in. Het liefst hebben we gewoon een hoger percentage, maar daar hebben we het antwoord al op gehoord. Mijn vraag is anders. De meeste gemeenten kozen de vorige keer voor een grens van rond de 120% van het sociaal minimum, maar er zijn ook voorbeelden waarin de grens op 100% werd gezet. Deze rechtsongelijkheid is ongelofelijk oneerlijk. We weten allemaal dat je energierekening niet lager is omdat je net over een gemeentegrens woont. Bovendien weten we, met het uitkomen van het rapport sociaal minimum, dat het sociaal minimum volstrekt ontoereikend is. Daarom vraag ik de minister om in ieder geval de gemeenten een richtlijn mee te geven dat 120% van het sociaal minimum echt de ondergrens is. Totdat het sociaal minimum op adequaat niveau ligt, is dit echt noodzakelijk. Graag een reactie hierop.
Het is goed dat de energietoeslag grotendeels ambtshalve wordt uitgekeerd. Zo zadelen we burgers niet op met formulieren en bewijslast, maar gaan we uit van vertrouwen. De minister geeft aan dat ambtshalve toekenning niet voor iedereen mogelijk is omdat niet de volledige doelgroep in beeld is. Deze mensen kunnen zelf een aanvraag doen. Op welke manier gaat de minister zorgen dat deze groep wordt bereikt en ook op de hoogte wordt gesteld? Kan de minister garanderen dat ook deze groep met vertrouwen tegemoet wordt getreden en niet wordt belast met een grote hoeveelheid bureaucratische rompslomp?
Ik ben blij dat we niet alleen vanuit de Tweede Kamer, want hier hadden ook lokale bestuurders in studentensteden een rol in, het voor elkaar hebben gekregen dat studenten niet langer buiten de regeling vallen. Maar toch sta ik hier met buikpijn. Ik denk ook dat de minister die buikpijn deelt. Het lijkt een logische afbakening. Iedereen onder de 21 komt niet in aanmerking, want ouders zijn dan gewoon financieel nog verantwoordelijk. Maar kijk dan alleen al naar de groep mbo'ers die hierdoor wéér in de kou dreigen te komen, die eigenlijk al buiten zo veel regelingen vallen. Ook het rapport over het sociaal minimum geeft aan dat juist deze groep een grote groep behelst die het ook moeilijk heeft. We zeggen altijd: ze volgen megabelangrijk onderwijs. Dus wat voor signaal is dat dan naar hen?
Daarom nog wat vragen over afbakening. De toeslag is alleen voor studenten met een aanvullende beurs. In het algemeen geldt dat groepen die net buiten de regeling vallen en dus niet ambtshalve de toeslag krijgen uitgekeerd, zelf een aanvraag kunnen doen of dat dit geregeld wordt via maatwerk in de bijstand. Geldt dat ook voor studenten onder de 21 of zonder aanvullende beurs die in de knel komen met hun energiekosten? Niet alle ouders springen feitelijk bij, want dat kunnen ze niet allemaal. Zo ja, op welke manier kan deze groep die aanvraag doen? Hoe voorkomt de minister dat dit leidt tot onnodige bureaucratische ballast? Ik heb dezelfde vraag over studenten die uitgezonderd zijn omdat ze langer dan nominaal studeren.
Ik heb er begrip voor dat deze groep moeilijk in kaart te brengen is, maar kunnen zij zelf bijvoorbeeld een aanvraag doen? Langer doen over je studie betekent immers niet dat je wel makkelijker je energierekening kan betalen. Als deze studenten inderdaad op hulp kunnen rekenen, hoe gaat de minister dan zorgen dat zij hiervan op de hoogte zijn? Tegen Coby wil ik zeggen: we hebben nu eindelijk de energietoeslag behandeld, dus ik hoop dat je, als je de gemeentewebsite weer refresht, eindelijk duidelijkheid hebt en eindelijk een beetje kunt ademhalen. Nu gaan we zorgen dat die huurbaas van je eindelijk de telefoon opneemt en dat daar ook het een en ander gaat gebeuren.
De voorzitter:
Prima, tot zover. De heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Wat is de rol van de overheid? Dat is een vraag waar binnen deze Kamer maar ook bij de kijkers thuis heel vaak verschillende opvattingen over bestaan. Ik sta voor een christelijk-sociale visie van de overheid, die publieke gerechtigheid zoekt, die de verantwoordelijkheid van de samenleving niet uit handen neemt, maar de samenleving juist versterkt om verantwoordelijkheid te nemen. Maar de overheid heeft ook een subsidiair karakter, een aanvullend karakter. De overheid bevordert bestaanszekerheid op het moment dat het nodig is en waakt zo over de bloei van gemeenschappen.
Voorzitter. We hebben allemaal de energiecrisis en de inflatiecrisis van vorig jaar en dit jaar meegemaakt. Dat vraagt juist nu van de overheid om haar aanvullende rol in te zetten en te waken over bestaanszekerheid. De hoge vaste lasten lijken steeds meer Nederlanders boven het hoofd te groeien. Recentelijk onderzoek van prijsvergelijker Pricewise wees uit dat meer dan de helft van de Nederlanders zich vandaag de dag zorgen maakt over de hoogte van hun vaste lasten. We hebben een probleem. Het is onbestaanbaar dat veel mensen en kinderen in een welvarend land in armoede leven. Een inkomen, een goed en betaalbaar huis en werk dat loont zijn basisbehoeften voor een goed bestaan. Door de hoge inflatie komt deze basis voor veel gezinnen in het geding. De boodschappen zijn duurder geworden en de energierekening schoot omhoog. Daarom is het voorstel dat hier vandaag voorligt, zo belangrijk.
Het voorstel dat we vandaag bespreken, is onderdeel van het koopkrachtpakket dat het kabinet vorig jaar met Prinsjesdag presenteerde. Ter herinnering: nog nooit is zo'n groot aanvullend koopkrachtpakket afgesproken met elkaar. Het was ongekend. Maar het was ook nodig. Het moest ook snel. In het pakket zaten ongerichte maatregelen, zoals het energieplafond of accijnsverlagingen, maar ook veel gerichte maatregelen voor huishoudens met een laag inkomen. De toeslagen en het kindgebonden budget zijn verhoogd. De huren zijn verlaagd. Er is een energietoeslag voor lage inkomens gekomen. Over die energietoeslag spreken we vandaag.
Net als in 2022 krijgen mensen met een laag inkomen een bedrag van €1.300. Ik ben blij dat we na enkele maanden vertraging het wetsvoorstel nu eindelijk kunnen bespreken. Ik heb van een aantal voorgangers die anekdotes citeerden, ook vernomen dat het voor mensen te lang duurde. Ik ben dus blij dat we dit nu snel met elkaar kunnen behandelen. Ik hoop dat gemeenten in de startblokken staan om zo snel mogelijk te gaan uitkeren. Wanneer kunnen mensen het geld op hun rekening verwachten, vraag ik aan de minister. Is dat voor de winter?
Voorzitter. Dan ten aanzien van de uitvoering. Geen enkele regeling is perfect. Dat hebben we de afgelopen jaren ook heel duidelijk met elkaar gezien. Ook deze regeling zal dat niet zijn. Toch zal het de huishoudens die dit bedrag krijgen, een steuntje in de rug geven. Maar uiteindelijk zijn dit soort regelingen pleisters. We hebben structurele oplossingen nodig om de bestaanszekerheid te vergroten, zoals een hoger minimumloon. Dan zijn mensen niet afhankelijk van dit soort pleisters om de touwtjes aan elkaar te knopen.
Aan de andere kant moeten we ook echt doorgaan met het verlagen van de energierekening. De kosten voor gas en elektriciteit zullen de komende jaren hoger blijven dan die vroeger waren. Daarom is de goedkoopste energie bespaarde energie. Mensen met een laag inkomen wonen echter veelal in een slecht geïsoleerd huis en worden daarmee dubbel geraakt door de stijging van de energiekosten. Het Nationaal Isolatieprogramma is hierop een antwoord en moet daarom met volle vaart worden voortgezet en uitgebreid.
Dit wetsvoorstel is op sommige punten verbeterd ten opzichte van de energietoeslag van 2022. De uitzonderingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel in plaats van in de handreiking. Hiermee wordt een uniforme uitvoering door gemeenten gestimuleerd. De regeling was vorig jaar een groot succes. Zo'n 90% van de mensen heeft er gebruik van gemaakt. Ik hoop dat dat ook dit jaar zo zal zijn. Toch vraag ik de minister hoe zij omgaat met het niet-gebruik. Hoe kunnen we voorkomen dat juist mensen die het zo hard nodig hebben hier geen gebruik van kunnen of zullen maken door angst, wantrouwen of misschien een gebrek aan kennis?
De energietoeslag is er voor dit jaar. De maatregelen voor volgend jaar worden met Prinsjesdag bekend. Ook voor volgend jaar zal het kabinet, ook nu het demissionair is, forse en structurele maatregelen moeten nemen om huishoudens te ondersteunen.
Voorzitter. Dan kort wat over de studenten. In het wetsvoorstel is ook een eenmalige tegemoetkoming opgenomen voor een specifieke groep studenten. Uitwonende studenten met een basisbeurs en aanvullende beurs krijgen een eenmalige tegemoetkoming. Ik ben blij dat er ook een oplossing is gevonden voor studenten die enkel onder het leenstelsel hebben gestudeerd. Samen met de verhoging van de basisbeurs biedt dit voor studenten significante financiële ondersteuning.
Voorzitter. Ik ben nog niet zo enthousiast over de mate van gerichtheid van de tegemoetkoming. Maar tussen droom en daad staat in dit geval de uitvoeringswerkelijkheid. De regering heeft zowel voor de basisbeursgeneratie als de leenstelselgeneratie gekozen voor een variant die uitvoeringstechnisch te verkiezen is. Het grote nadeel van beide varianten is dat deze vrij ongericht zijn. Zo kunnen studenten die thuis wonen en sowieso geen eigen energierekening hebben ook in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. Alle studenten uit het nieuwe stelsel met een aanvullende beurs krijgen een tegemoetkoming, ook als zij geen energierekening krijgen. De minister schrijft ook dat alternatieve scenario's zuiver inhoudelijk het meest de voorkeur hebben. Ik wil de minister danken voor de nota van wijziging, waarin alle varianten uitvoerig zijn beschreven. Daarmee wordt wat mij betreft heel helder onderbouwd waarom gekozen is voor de varianten. Ik vraag me wel af hoe nu de regeling precies werkt ten aanzien van bijzondere bijstand. We hebben vorig jaar gezien dat studenten daarvoor in aanmerking kwamen, maar dat er ook heel strenge regels waren, waardoor studenten aangaven dat het in sommige gemeenten niet lukte. Ik vraag me af hoe de minister dat nu ziet.
Voorzitter. Mijn laatste opmerking gaat over Caribisch Nederland. Ook in Caribisch Nederland is er een energietoelage. In de nota gaat de minister hier kort op in. Ik ben benieuwd naar de omvang en het bereik van de energietoelage. Hoeveel huishoudens hebben recht op deze toelage in Caribisch Nederland en hoe is het gebruik? Ik kijk uit naar de reactie van de minister.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
De heer Ceder heeft volledig gelijk: deze regeling is een pleister. Heel, heel veel Nederlanders maken zich zorgen over de opgelopen kosten. Deze regeling is een pleister, maar wel heel erg hard nodig. Voor veel mensen komt het al erg laat. Mijn vraag aan de heer Ceder is: heeft hij gisteren ook de brandbrief van FNV gelezen? Eerder hebben ook het Nibud en de Ombudsman zich uitgesproken. Deze groep tot 120% is eigenlijk te klein. We zouden een grotere groep moeten bereiken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De brief was mij nog niet bekend. Die zal ik na afloop nog even lezen. Maar het is uiteraard zo — dat gaf ik net ook al aan — dat meer dan de helft van de Nederlanders zich inmiddels zorgen maakt over de vaste lasten. Ik heb in mijn betoog net aangegeven dat dit kabinet daarom ook stappen heeft gezet. Vorig jaar is er een koopkrachtpakket samengesteld, waar soms in de Kamer wat neerbuigend over wordt gedaan. Maar er is in de Kamer nog nooit zo'n groot aanvullend koopkrachtpakket vastgesteld. Daarin hebben we ook laten zien dat we echt wel als Kamer, maar ook als coalitiepartijen, nu demissionair, stappen willen zetten. Maar ik ben het met u eens: dit is een pleister. Eigenlijk zou je naar een veel bredere oplossing moeten gaan. Ik zie bijvoorbeeld dat dit een toeslag is. Ik zou heel graag willen zien dat je naar een ander stelsel gaat, waarbij je deze toeslagen niet meer nodig zou hebben. U moet nog wachten op wat er komende Prinsjesdag bekend gemaakt wordt. Dat weet u volgende week. Ik ben ervan overtuigd dat het kabinet dan ook stappen zet om juist de mensen te helpen die net buiten deze groep vallen, want die zal je altijd hebben als je te maken hebt met toeslagen en categoriale groepen.
Mevrouw Beckerman (SP):
De heer Ceder zegt: meer dan de helft van Nederland maakt zich zorgen over de kosten. Heel veel van die maatregelen uit het koopkrachtpakket — de heer Ceder noemde de huurverlaging en we hebben het vandaag over de energietoeslag — waren allemaal voor de groep die het heel hard nodig heeft. Maar er zit ook een groep net boven. Je zal maar die 122% zijn, die 123%, die 124%, die 130%. De heer Ceder zegt: vorig jaar hebben we dit gedaan en nu moet u wachten tot Prinsjesdag. Wat wil de heer Ceder vandaag concreet nog regelen? Zou hij bijvoorbeeld mee willen gaan in een voorstel — BBB heeft dat net ook gedaan — om een grotere groep nu recht te geven op deze energietoeslag?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Een grotere groep kost extra geld, terwijl wij ook afspraken hebben gemaakt over hoe je dat invult. Daarnaast vloeit dit voort uit wat er vorig jaar is afgesproken. Daar wil ik aan vasthouden, omdat ik denk dat we daarmee een evenwichtig koopkrachtpakket hebben vastgesteld met elkaar. En, nogmaals, het is het grootste ooit. Ik ben het met u eens dat categoriale ...
De voorzitter:
"Ik ben het met mevrouw Beckerman eens ..."
De heer Ceder (ChristenUnie):
Excuus, voorzitter. Ik ben het met mevrouw Beckerman eens dat categoriale voorzieningen altijd het gevolg of risico hebben dat de mensen die er net boven zitten, erbuiten vallen. Daar moeten we goed naar kijken. Maar ik herhaal: volgende week hebben wij Prinsjesdag. Ik zou graag willen vasthouden aan het voorstel zoals het nu is. Ik zou volgende week met u willen kijken naar de plannen van het kabinet voor volgend jaar. Wie weet valt daar wel aan te sleutelen. Wie weet kunnen we elkaar daarin vinden.
De voorzitter:
Korte vraag; kort antwoord.
Mevrouw Beckerman (SP):
Er werd een heel mooi betoog gehouden over hoe erg armoede is, maar op het moment dat we vragen "hé, wacht eens even, dat is inderdaad heel erg; zullen we dan ook die mensen helpen?", is het antwoord: ja, nee, daar hebben we afspraken over gemaakt en dat kost geld. Ja, dat kost geld. De vraag is: bent u bereid om niet alleen te wachten, maar ook om verantwoordelijkheid te nemen voor uw eigen taak als Kamerlid? Zeker nu er zo veel armoede dreigt en zeker ook nu het kabinet is gevallen, maar wij niet. Bent u bereid om te zeggen: juist de mensen die nu in de knel zitten gaan we helpen, niet volgende week, niet volgend jaar, niet vorig jaar, maar nu?
De voorzitter:
Een kort antwoord.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn prioriteit is om de mensen die nu onder het ijs dreigen te zakken, zo goed mogelijk te helpen met meerdere maatregelen. Voor de groep boven 120% zijn ook andere maatregelen genomen. Dit is een specifieke maatregel voor de huishoudens met de laagste inkomens. Ik denk dat dat een goed voorstel is. Is het genoeg? Absoluut niet. Ik ben mijn betoog ook begonnen met zeggen dat de overheid niet alles kan regelen, maar wel een pakket heeft samengesteld om ervoor te zorgen dat mensen niet in hun bestaanszekerheid geraakt worden. Ik denk dat we dat met dit voorstel echt doen voor huishoudens met de laagste inkomens.
De voorzitter:
Prima, dank u wel. We gaan luisteren naar mevrouw Palland van het CDA.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. In een fatsoenlijk land hebben we zorg te dragen voor een menswaardig bestaan. We moeten niemand door de bodem laten zakken en bestaanszekerheid bieden. Dat woord — mevrouw Beckerman had het daar ook al over — valt steeds vaker in dit huis en komt steeds vaker uit de monden van politici. Bestaanszekerheid is wat mij betreft niet alleen maar beperkt tot voldoende inkomen. Het gaat ook om werk, onderwijs en huisvesting, en dus ook over de mogelijkheid om jezelf en/of je gezin een warm huis te kunnen bieden in de winterkou.
Voorzitter. De overheid heeft veel regelingen om inwoners van Nederland te helpen bij dat menswaardige bestaan. Toch schieten we tekort en lopen we vast in de regelingen om mensen gewoon te helpen in hun bestaan, bijvoorbeeld omdat de regels te complex zijn, of omdat mensen te angstig zijn om ze aan te vragen, omdat ze bang zijn voor terugbetalingsverplichtingen, vanwege onbekendheid, omdat het aanvragen te ingewikkeld is, of omdat regelingen elkaar uitsluiten, tegenwerken of mensen juist in de problemen brengen. Er ligt een grote opgave voor de komende jaren om versterking en versimpeling aan te brengen in ons sociale stelsel, om te voorkomen dat mensen hun bestaan bij elkaar moeten sprokkelen. Daarover zullen we de komende maanden vaker met elkaar spreken, vermoed ik zomaar.
Maar nu ligt specifiek de energietoeslag voor: een van de regelingen om mensen te helpen in hun bestaanszekerheid, om hun huis te kunnen verwarmen in de winter, terwijl de prijzen in korte tijd zo absurd zijn gestegen, mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Wéér een regeling, een toeslag. Maar wij zullen wel instemmen met deze regeling voor 2023. Die is toegezegd; de gemeenten en de mensen wachten erop. We hebben in 2022 gezien dat het bereik van de regeling groot is. Mensen worden bereikt en geholpen, en veelal via automatische toekenning, dus zonder gedoe. Ook opvallend, in positieve zin, is dat de gemeenten opmerkten dat de energietoeslag mogelijk ook minder stigma kent dan andere minimaregelingen, en dat is toch ook iets om nog eens een keer de gedachten over te laten gaan.
Voorzitter. Ik wil bij het voorliggende wetsvoorstel nog drie punten langslopen: als eerste de situatie van de studenten, als tweede de situatie van inwoners van zorgtehuizen en als derde het eerlijk tegemoetkomen van gemeenten voor deze extra taak die zij voor ons, voor het Rijk, uitvoeren.
De studenten. Een belangrijk verschil ten opzichte van de regeling voor vorig jaar is dat dit wetsvoorstel studenten met een uitwonendenbasisbeurs en recht op een aanvullende beurs, een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten geeft. Daar heeft de Kamer lang voor gepleit en veel over van gedachten gewisseld met de minister. En het is nu ook mogelijk, nu de basisbeurs dit jaar opnieuw is ingevoerd en DUO weer gegevens heeft van uitwonende studenten. "Hoera!", zou ik willen zeggen. Los hiervan blijft ook de route van de individuele bijzondere bijstand mogelijk voor studenten die in de knel komen. Hiervoor is ook 35 miljoen extra beschikbaar gesteld ten behoeve van studenten. Mijn vraag is: begrijpen wij nu goed dat deze 35 miljoen ook invulling moet geven aan de gevolgen van de rechterlijke uitspraak over studenten bij die regeling voor vorig jaar? En is dat voldoende juridisch houdbaar, c.q. getoetst?
Voorzitter. Wij hebben ook kennisgenomen van de nota van wijziging waardoor nu ook een tegemoetkoming beschikbaar is voor studenten die nog wel lenen maar geen beurs meer ontvangen. Dat is best een grote groep. Uit- of thuiswonend is daarbij geen criterium, want dat kan niet worden getoetst. Dat is natuurlijk een grovere benadering en een ruimere groep dan die voor beurs ontvangende studenten, maar wij begrijpen dat dit de enige fatsoenlijke uitvoerbare variant is.
Voorzitter. Dan over de mensen die in een instelling verblijven. Het CDA is blij dat in de regeling voor 2023 bewoners van een instelling of een inrichting, bijvoorbeeld Thomashuizen of plekken waar specifieke zorg wordt verleend, niet zijn uitgesloten van de energietoeslag. En toch lazen wij in de memorie van toelichting dat het vanwege verschillen in de situatie belangrijk is dat een gemeente contact heeft met een wooninitiatief en maatwerk biedt als dat nodig is, wanneer bewoners van wooninitiatieven hierdoor in de knel komen. Hulp kan worden geboden via de individuele bijzondere bijstand. De handreiking is hierop aangepast, geeft de minister aan op onze schriftelijke vragen. Hoe borgen we nu dat deze groep daadwerkelijk wordt bereikt en gemeenten ook de ruimte voelen voor maatwerk? Hoe borgen we dat actief contact wordt opgenomen, over en weer, tussen de gemeenten en dit soort kleinschalige woonzorgverblijven? Is het opnemen hiervan in de handreiking voldoende?
Voorzitter. Er is geconstateerd dat de verdeling van de middelen voor de energietoeslag van vorig jaar, 2022, via de algemene uitkering en een verdeelmodel, niet geheel aansloot bij de kosten van de gemeente. Een heel groot deel van de gemeenten kwam toch tekort. Maar macro kwam het wel uit, gaf de minister aan. Ja, dat is mooi voor ons huishoudboekje, van het Rijk, maar niet voor de betreffende gemeenten die tekortkwamen en hun nek uitstaken om dit te doen op verzoek van het Rijk. Ik heb daar destijds een motie over ingediend. Op verzoek van de minister is die aangehouden tot de behandeling van dit wetsvoorstel. We lezen nu ook dat de verdeelsystematiek voor dit jaar is aangepast, in overleg met VNG, Divosa en het Rijk, en dat vanuit het budget voor 2023 een oplossing is gecreëerd voor gemeenten die vorig jaar tekortkwamen door de verdeelsystematiek. Gemeenten die vorig jaar minder budget hebben ontvangen dan zij nodig hadden om 90% van de te verwachten doelgroep te bereiken, ontvangen alsnog een compensatie.
Ik ben blij met die oplossing, maar ik heb daar toch ook een vraag over, want ik blijf het apart vinden dat we uitgaan van 90% bereik. Dat is een heel hoog bereik, maar waarom houden we niet rekening met 100% bereik? Is dat niet het uitgangspunt? Op deze manier komen gemeenten die succesvol zijn en nog meer dan 90% van de doelgroep bereiken toch alsnog tekort? Zij schieten er financieel bij in of worden niet gecompenseerd. Kan de minister dit nog eens uitleggen?
Tot slot. Dit is de toeslag voor 2023. Het is nu september. Het wetsvoorstel moet ook nog langs de Eerste Kamer. Het heeft lang geduurd. Gemeenten en inwoners zitten te wachten op duidelijkheid en behandeling van dit voorstel, zodat overgegaan kan worden tot uitkering van de toeslag. Ik hoop dan ook dat dit een spoedig vervolg kan krijgen en dat het geld bij de mensen belandt. Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Een vraag van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Een goede vraag van mevrouw Palland. Maar de vraag die bij mij een beetje blijft hangen, is de volgende. Iedereen vindt bestaanszekerheid hét grote onderwerp. Iedereen vindt armoede verschrikkelijk, maar als we naar buiten gaan, zien we dat die armoede er niet alleen is tot 120% van het sociaal minimum. Iedereen kan ons vertellen dat mensen met 130%, 140% en soms zelfs 150% ook in de knel komen. Is er vandaag enige ruimte om juist voor die groepen, die voor heel veel niet in aanmerking komen en toch heel erg in de knel zitten, ook iets te doen?
Mevrouw Palland (CDA):
Ik vind het heel belangrijk dat wij oog hebben voor juist de wat lagere middeninkomens, maar dat is wat mij betreft toch een vraag die losstaat van deze energietoeslag voor de minima. Dit is een voortzetting van de regeling van vorig jaar. Er zijn in het afgelopen jaar ook echt maatregelen getroffen voor dat bredere bereik, waar iedereen van geprofiteerd heeft of waar juist de middeninkomens een beetje van geprofiteerd hebben. Dat we er in algemene zin niet zijn waar het bestaanszekerheid betreft, ben ik met mevrouw Beckerman eens. Ik denk dat veel mensen dat in deze zaal ook zullen delen. Ik hoorde mevrouw Van der Plas aangeven dat ze bij de Ombudsman heeft gezeten. Tegelijkertijd was er ook een gesprek met de commissie herijking sociaal minimum, die ook handreikingen geeft aan de Kamer en straks met deel twee van het rapport komt. Die kan ons handvatten geven voor hoe we beter bestaanszekerheid kunnen bieden, bijvoorbeeld door het verhogen van het minimumloon. Vooral gezinnen met veel kinderen komen in de knel. Daar moeten we gericht maatregelen voor treffen. Maar ik zie dat toch even los van dit wetsvoorstel over de energietoeslag van 2023.
Mevrouw Beckerman (SP):
Een lang antwoord, maar eigenlijk is het dus nee, terwijl bijvoorbeeld de FNV ons oproept om deze groep te vergroten, ondanks dat dit een pleister is en er structurele maatregelen nodig zijn. Mevrouw Palland had het over de Ombudsman. Nou, tegelijkertijd zaten we hier in een debat over de huren en ook daar ging het om 120%. Dus 121%, 122% en 123% vallen er elke keer buiten. Is het antwoord vandaag dan: nee, vandaag is er niets extra's nodig en we wachten af? Of is het antwoord vandaag: nee, wacht even, juist ook bij 121%, 122% en 123% zitten mensen klem en daar doen we vandaag ook iets meer voor dan alleen maar het woord "bestaanszekerheid" heel vaak noemen?
Mevrouw Palland (CDA):
Wat betreft de discussie over de bestaanszekerheid het volgende. Het CPB heeft aangegeven dat mensen het eigenlijk nog net redden en dat dit ook komt door de maatregelen die reeds zijn getroffen. En dit is daar een van. De mensen zitten nu al heel lang te wachten op het wetsvoorstel dat nu voorligt. In het voorjaar was dat aangekondigd. Als we nu acuut deze regelingen een breder bereik gaan geven en op 150% zouden zetten, dan help je daar natuurlijk mensen mee — dat begrijp ik heel goed — maar het punt is dat gemeenten die mensen ook niet allemaal in beeld hebben. Die hebben zelf een sociaalminimumbeleid. Automatische toekenning aan die doelgroepen kan ook niet. Ik ben het met mevrouw Beckerman eens dat we die discussie moeten vervolgen. Daar lopen ook initiatieven voor. Maar ik zie dat toch los van dit wetsvoorstel, dat onderdeel is van een pakket dat we eerder hebben getroffen en waarmee we dit jaar de meest kwetsbare doelgroepen die ook bekend zijn bij de gemeenten, kunnen bereiken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
In het gesprek met de Nationale ombudsman gaf hij ook aan dat we in onze systemen, ook bij gemeenten, best wel meer mensen zouden kunnen bereiken als we de AVG in ons voordeel zouden kunnen gebruiken. Nu wordt namelijk vaak gezegd: dat mag niet in relatie tot de AVG, dus daar mogen we niet aankomen. Maar zo blijven dus heel veel mensen buiten beeld. Dus het zou goed zijn als we als overheid gebruikmaken van de mogelijkheden van wat wel kan binnen de AVG en we mensen dus opsporen. Nu is het namelijk alleen maar van: dat kan niet. Mijn vraag aan mevrouw Palland is de volgende. We hebben het hier altijd over de kosten, over wat dit kost en over wat dat kost, maar heel veel mensen die nu buiten de boot vallen bij die energietoeslag, de mensen met iets hogere inkomens tot die 150%, zitten nu al ontzettend in de knel en kunnen nu hun rekeningen eigenlijk al niet meer betalen. Deze energietoeslag zou voor hen verlichting kunnen brengen, wat ook goed is voor het welzijn van mensen. Mensen raken in de stress of in een depressie of ze worden ziek. Als mensen hun rekeningen niet kunnen betalen, is dat voor hen de grootste stressfactor, waardoor ze ook weer meer in de zorg belanden en bij de huisarts, wat ons allemaal weer geld kost. Dus ik zou het CDA willen vragen om iets breder te kijken in plaats van puur naar "dit gaat het kosten" en "zo hebben we het nu eenmaal afgesproken". Want op de langere termijn kan dit juist weer kosten besparen of baten opleveren. Is het CDA of mevrouw Palland daartoe bereid?
Mevrouw Palland (CDA):
Ik deel helemaal de analyse van mevrouw Van der Plas dat stress, het zorgen maken over rondkomen, allerlei negatieve effecten heeft en dat dit extra kosten voor ons als samenleving met zich brengt. Daarom is de discussie ook zo van belang dat we op termijn kijken hoe we die bestaanszekerheid kunnen versterken. Het afgelopen jaar zijn daarvoor de eerste stappen gezet. Het minimumloon is aan het begin van het jaar fors omhooggegaan. De uitkeringen zijn omhooggegaan. Maar deze maatregel is specifiek gericht op die extra stijging van de energiekosten. Daar is overigens ook een veel breder palet van maatregelen voor getroffen. Ik noem het energieplafond, het verhogen van de zorgtoeslag, het verhogen van het kindgebonden budget et cetera. En daar hebben ook die middengroepen van geprofiteerd. Als het gaat om het niet-bereik in relatie tot de AVG: we zijn er ook mee bezig om dat aan te passen zodat we het niet-gebruik van regelingen door mensen kunnen oplossen. Maar dat staat toch wel een beetje los van dit wetsvoorstel. Dat betreft een andere doelgroep dan nu de sociale minima bij de gemeenten.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, maar er zijn ook mensen die elke dag naar hun werk gaan.
Mevrouw Palland (CDA):
Zeker.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
En die mensen worden straks ook allemaal geconfronteerd met hogere accijnzen en hogere benzineprijzen. Dan wordt tegen ze gezegd: ga maar met het openbaar vervoer. Maar nee, sorry, daarvoor gaan we ook nog even de ticketprijzen verhogen. De voedselprijzen worden steeds hoger. Er zijn mensen die net buiten alle toeslagenregelingen vallen en dat is een schrijnende groep mensen. Maar die gaan wel elke dag de weg op om te werken, om te zorgen dat de overheid z'n inkomsten krijgt via de inkomstenbelasting. Ik vind dat we ook gewoon oog moeten hebben voor die mensen. Ik noem het voorbeeld van het energieplafond. Ik heb er al vaker aandacht voor gevraagd, maar ook daar zitten bijvoorbeeld mensen met een medische aandoening tussen die heel veel warmte nodig hebben in huis vanwege een spieraandoening of reuma, of mensen met een zuurstoftank of een tillift of een elektrisch bed die heel veel stroom gebruiken. Die vallen buiten het energieplafond. Daar wordt ook niks voor gedaan. Er wordt door de minister gezegd: dat moeten de gemeentes doen. En de gemeentes zeggen vervolgens: dan moet u de thermostaat maar lager zetten. Dan reageren die mensen: maar dat kan niet, want ik heb reuma, dus ik moet in een warm huis zitten. Door een zorgverzekeraar werd letterlijk gezegd: misschien kunt u de zuurstoftank een paar uurtjes per dag uitzetten. Maar dan gaat die mevrouw dood. Ik vind dus dat we met een bredere blik moeten kijken. Misschien is het nu een investering, maar op de langere termijn denk ik dat als we goed voor onze burgers zorgen — voorzitter, dit is het laatste wat ik zeg, althans in deze interruptie en niet in het hele debat, maar ...
De voorzitter:
Ik schrok al!
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wij snappen natuurlijk ook dat je niet alle 18 miljoen mensen tevreden kunt houden, maar ik denk zeker dat hiervoor een oplossing mogelijk is. Dan kun je in ieder geval een grote groep mensen erbij betrekken en ervoor zorgen dat zij ook die toeslag krijgen.
Mevrouw Palland (CDA):
Het is een heel breed palet. Daar kunnen we Algemene Politieke Beschouwingen over gaan houden. Ik deel de analyse met mevrouw Van der Plas dat we de hardwerkende Nederlander, die net buiten de regelingen valt, ook goed moeten ondersteunen en faciliteren. Deze regeling was voor dit jaar. Er zijn meerdere maatregelen getroffen. De waarschuwing komt onder andere van de commissie herijking sociaal minimum van het CPB: let op, beleidsmakers in Nederland — dat zijn wij hier dus — want die regelingen lopen straks af en dan maken mensen zich zorgen over de bestaanszekerheid et cetera, en dan komen mensen in de knel. Dus we moeten goed met elkaar kijken naar dat perspectief richting volgend jaar en verder. Daarin zetten we volgende week de eerste stap.
De voorzitter:
Afrondend, kort, puntig.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Heel simpel: het is niet of-of, maar het is en-en, wat mij betreft.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Léon de Jong van de PVV.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik hoorde de geachte afgevaardigde van het CDA aangeven: een verhoging van het aantal mensen dat gebruik zou kunnen maken van de energietoeslag, heeft niets met dit wetsvoorstel te maken, want dat valt niet onder dit wetsvoorstel. Maar we hebben in 2022 gezien dat heel wat gemeentes zeiden: we zien dat onze eigen inwoners het met een toegangsgrens van 120% niet gaan redden, dus wij verhogen zelf de toegangsgrens voor de energietoeslag naar bijvoorbeeld 130% of 140%. Den Haag en Rotterdam kozen daar bijvoorbeeld voor. Dat zijn dus de groepen mensen die net buiten de boot zouden vallen als ze op 120% zouden zitten. Waarom wil het CDA die gemeenten niet volgen? Waarom wil het CDA niet aan de minister vragen om het budget te verhogen naar bijvoorbeeld 140% van het sociaal minimum?
Mevrouw Palland (CDA):
Het ging net ook al een beetje over het spanningsveld dat er gemeentelijke beleidsvrijheid is in minimaregelingen. Dat is soms ongemakkelijk, want gemeentes maken daar verschillende keuzes in. Ik hoorde vooral mevrouw Kathmann daarover. Ik vind dat een gesprek dat in de lokale democratie moet plaatsvinden. Gemeenteraden mogen ook hun eigen colleges van B en W vragen: waarom gaan wij er op deze manier mee om, en hoe hoog leggen wij die lat? Sommige gemeenten hebben standaard 110% of 120% of 130%. Als ze dat beleid al hebben, dan hebben ze ook die doelgroep al in beeld. Die ondersteunden zij dan namelijk al. Vorig jaar is er vanwege allerlei overwegingen voor gekozen om die grens gemiddeld op 120% te zetten. Daarin faciliteren we gemeentes. Je kunt de grens natuurlijk hoger leggen, maar dat wil niet zeggen dat je dan automatisch iedereen bereikt. Dan is er namelijk ook nog een doelgroep die helemaal niet in beeld is. Ik vind het wel van belang dat mensen die alsnog in de knel komen ... We hebben ook nog het energiefonds gehad. We hebben aanvullende maatregelen getroffen om juist ook de groep die er net buiten zou vallen, toch tegemoet te komen.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik zit gewoon met het volgende. Toen de energietoeslag in 2022 werd geïntroduceerd, werd er gezegd: 120%. Vervolgens zagen wij dat gemeentes zagen dat ze het daarmee niet gingen redden. De overheid had dus eerst een beslissing genomen. Daaropvolgend hebben we gezien dat de gemeentes het daarmee niet gingen redden. Dan zou het toch logisch zijn dat we in 2023 rekening gingen houden met de bevindingen van de gemeenten? Waarom zeggen we dan niet: weet je wat, we hebben gezien dat heel wat gemeentes die toegang hebben verhoogd? Dat moesten ze betalen uit eigen middelen — uit eigen middelen! Waarom zeggen we niet gewoon: wij maken een budget vrij voor in ieder geval 130% of 140% van het sociaal minimum? Dat budget is er. Gemeentes die vinden dat hun mensen, hun inwoners, dat moeten krijgen op basis van 130% of 140% hebben dan die stress niet meer over waar ze het geld vandaan halen. Dan is dat budget er gewoon, juist vanwege de lessen die we hebben geleerd uit 2022. We zien nu dat gemeentes die verhoging alsnog gaan toepassen, omdat hun inwoners gewoon door de hoeven zakken. Dat geld moeten ze op andere plekken vandaan halen, waar weer andere kwetsbare mensen de dupe van zijn. We willen niet dat mensen buiten de boot vallen. Mijn grote oproep aan het CDA is: overweeg minimaal om de motie te steunen die de PVV gaat indienen om ervoor te zorgen dat de minister budget vrijmaakt om juist naar aanleiding van de lessen uit 2022 de gemeentes de middelen te geven om hun inwoners daadwerkelijk goed te kunnen bereiken.
Mevrouw Palland (CDA):
Dat zijn de lessen die de heer De Jong uit 2022 heeft meegenomen. Voor mij waren het met name de losse einden in de discussie rondom de studenten die we niet goed genoeg konden bereiken. Daar hebben we nu een oplossing voor weten te vinden. Dat geldt ook voor de mensen die in een instelling wonen. Een groot aantal gemeentes kwam tekort in de verdeelsleutel. Dat is nu ook opgelost. Dat zijn voor mij belangrijke aspecten. Ik begrijp heel goed dat als we meer geld beschikbaar stellen, we misschien nog iets meer kunnen. Het sluit echter niet per definitie aan bij alle gemeentes. We hebben gezien dat er verschillen zijn tussen gemeenten. Dat zit überhaupt in minimaregelingen. Misschien moeten we het daar een keer over hebben. Het is niet zo dat alle gemeentes op 130% of 140% zitten.
De voorzitter:
Helder, dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer De Jong van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank. Alle seinen staan op rood. Grote groepen Nederlanders zitten in grote financiële problemen en komen niet meer rond. Volgens het Nibud is 60% van de Nederlanders financieel kwetsbaar. Een op de vijf Nederlanders heeft moeite om de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud te betalen. Vandaag konden we in de krant lezen dat ruim de helft van alle Nederlanders bezorgd is over de hoge vaste lasten, omdat de torenhoge inflatie er keihard in hakt. Bijna 900.000 mensen leven onder de armoedegrens. Volgens het Rode Kruis leven 400.000 mensen in onzichtbare voedselnood.
Voorzitter, zo kan ik nog wel even doorgaan. De bestaanszekerheid van vele Nederlanders is op z'n zachtst gezegd kei- en keihard onder druk gezet. Mensen gaan gebukt onder de enorme inflatie. De boodschappen worden duurder en duurder. De energierekening is voor veel mensen nog altijd niet meer op te brengen. Over dat laatste hebben we het vandaag. Het is goed dat er net als in 2022 nu ook een energietoeslag voor 2023 komt. Het feit dat 90% van de doelgroep vorig jaar gebruik heeft gemaakt van de toeslag geeft aan dat die keihard nodig is, maar ik heb daar nog wel een paar vragen over. Hoewel het kabinet wil overkomen alsof het voorkomen van armoede echt prioriteit heeft, vallen er net als in 2022 nog steeds veel mensen onnodig buiten de boot. Dat is echt onbegrijpelijk en een welvarend land als het onze onwaardig.
Voorzitter. Mijn eerste vraag is waarom er niet voor gekozen is om ook in 2023 te kiezen voor hoe dan ook €1.300 energietoeslag. Gemeenten die er in 2022 noodgedwongen toe zijn overgegaan om alvast €500 uit de pot van 2023 te halen, moeten nu tegen mensen die het keihard nodig hebben zeggen dat ze minder krijgen. Hoeveel gemeenten gaan nu door het beschikbare budget €800 in plaats van €1.300 uitkeren? Weet de minister hoeveel gemeenten hierdoor problemen voor hun inwoners verwachten? Klopt het dat als de gemeente gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de mensen die er wel recht op hadden alvast €500 uit te keren, degene die in 2022 net buiten de boot viel voor de energietoeslag en er vandaag voor het eerst recht op heeft, geen €1.300 maar €800 krijgt? Zo ja, waarom is dat zo? Die persoon kan er toch niets aan doen? Het zou toch oneerlijk zijn als deze persoon door een noodzakelijke beslissing van de gemeente in 2022 nu €500 minder krijgt? Waarom heeft de minister opnieuw gekozen voor een budget tot maximaal 120% van het sociaal minimum? De minister weet toch dat veel gemeenten 130% of 140% hanteerden, juist omdat deze gemeenten zagen dat hun inwoners er echt gebruik van moesten maken?
Voorzitter, dan nog iets over de doelgroep. Daar is wat verwarring over. Ik las in de memorie van toelichting dat er werd gesproken over 240.000 huishoudens die de minister met deze regeling wil bereiken, maar de groep die op 120% van het sociaal minimum zit, is natuurlijk vele malen groter. Is de minister bereid om de Kamer inzicht te geven in hoeveel huishoudens ze nou precies wil bereiken met deze regeling, zoals ze dat ook in 2022 heeft gedaan? Hoe zit het met de mensen die blokverwarming hebben? Die mensen hebben nu nog steeds voor een groot deel niet gekregen waar ze in 2022 recht op hadden. Die mensen wachten al een jaar. Zou er niet iets moeten gebeuren om ervoor te zorgen dat die mensen vandaag nog worden gecompenseerd? Hoe zit dat en wat gaat de minister eraan doen om zo snel mogelijk tot uitkering over te gaan? Dat geldt ook voor deze energietoeslag. Wij hebben in juni een motie aangenomen gekregen waarin we vroegen om het zo snel mogelijk uitkeren van de energietoeslag 2023. Het kan dus niet zo zijn dat die pas in 2024 wordt uitgekeerd. Wat gaat de minister doen om die energietoeslag nog dit jaar uit te keren?
Voorzitter, ik rond af. De minister heeft aangegeven na de verkiezingen niet meer terug te keren in de politiek. Bij haar aantreden had ze grote ambitie om armoede te bestrijden. We zien nu wat daarvan is terechtgekomen. Mijn oproep aan deze minister is om haar ministerschap zo vlak voor het einde toch nog een beetje glans te geven door nu niet opnieuw vast te houden aan onbegrijpelijke starheden, maar te doen wat nodig is en de groep die het nodig heeft zo veel als mogelijk te helpen. Zet de grens voor toegang tot de energietoeslag daarom minimaal op 140% van het sociaal minimum en zorg ervoor dat de energietoeslag nog dit jaar kan worden uitgekeerd. Dit heeft allemaal al veel en veel te lang geduurd. Het zal veel mensen helpen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de heer De Kort van de fractie van de VVD.
De heer De Kort (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Iedereen is geconfronteerd met de hoge vaste lasten. Om te voorkomen dat met name de laagste inkomens niet acuut door het ijs dreigden te zakken, was er vorig jaar de energietoeslag. Die is er ook dit jaar. Het gaat om een helaas noodzakelijke, maar effectieve maatregel. We zullen die ook wederom steunen. Ik zou ook graag stil willen staan — en een aantal collega's hebben dat ook al gedaan — bij de uitvoering. Ik las gisteren in Binnenlands Bestuur dat 8 van de 30 grootste gemeenten het voorschot niet eerder hebben uitbetaald. Dus de verschillen zijn groot tussen de gemeenten in het toekennen en het uitkeren van de energietoeslag. Heeft de minister ook een beeld van hoe het gaat bij middelgrote gemeenten en bij kleine gemeenten?
Ook het niet gebruiken van de energietoeslag is een belangrijk punt van aandacht. Wat dat betreft geef ik mijn complimenten aan mevrouw Beckerman voor de SP-hulpdiensten. Eigenlijk zouden die SP-hulpdiensten helemaal niet nodig moeten zijn. Met ruim 90% is er wel een groot bereik. Over het algemeen is het bereik van minimabeleid nog lager. Want wat gaat het kabinet eraan doen om het bereik toch nog hoger te krijgen? Maar ook: wat kunnen gemeenten eraan doen om de groep die daar net buiten valt, want ambtshalve gaat dat goed, zo veel mogelijk te bereiken met de energietoeslag?
De overige vragen die ik had, zijn al gesteld. Die gingen onder andere over de studenten. Dus tot zover mijn bijdrage.
De voorzitter:
Heel goed. De heer De Jong van de PVV heeft nog een vraag.
De heer Léon de Jong (PVV):
Een ultrakorte inbreng van de VVD. Dat mag natuurlijk. Dat is geen enkel probleem. Maar ik zit toch wel met het volgende. In 2022 heeft het kabinet aangegeven budget te willen geven voor 120% sociaal minimum als het gaat om die energietoeslag. Vervolgens zagen we dat ongeveer een kwart van de gemeenten — en andere cijfers zeggen dat het rond de 40% ligt — hebben gezegd: we gaan die toegang tot de energietoeslag hoger stellen, want onze eigen inwoners redden het anders niet meer. Dat hebben ze moeten betalen uit de eigen middelen. Mijn simpele vraag aan de VVD is: hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat het kabinet er nu niet voor heeft gekozen om te leren van die lessen en niet bijvoorbeeld dat budget op 130% of 140% sociaal minimum zet zodat de gemeenten de ruimte hebben om hun inwoners goed te helpen?
De heer De Kort (VVD):
Ik begrijp de vraag van de heer De Jong heel goed. Als je een grens stelt, dan is het namelijk altijd vervelend als je daar net buiten valt. Bij die grens van 120% is het heel vervelend als je op 121% of 122% zit. Dat zou hetzelfde zijn als je die grens stelt bij 130%. Ik heb vernomen dat het overgrote deel van de minimaregelingen in gemeenteland op die 120% zit. Daarom kan ik me goed voorstellen dat het kabinet ervoor heeft gekozen om op die 120% te gaan zitten.
Daarbij wil ik ook opmerken dat dit gaat over de energietoeslag, een instrument voor de laagste inkomens, maar dat er daarnaast andere regelingen zijn — de heer Ceder had het al over "het grootste koopkrachtpakket in tijden" — die er wel voor zorgen dat ook andere groepen niet door het ijs zakken.
De heer Léon de Jong (PVV):
De VVD gaat er prat op dat zij opkomt voor de hardwerkende Nederlander. Die hardwerkende Nederlander moet worden geholpen. Als die in de problemen zit, moeten we hem helpen. Natuurlijk moeten we hem helpen om zichzelf te helpen, maar als het echt niet gaat, omdat we hem door overheidsfalen keihard in de verdrukking hebben gezet, dan gaan we hem helpen. Nu hebben we gezien dat in 2022 gemeenten zeiden dat dat budget eigenlijk niet voldoende is en dat zij het uit eigen middelen gaan verhogen om die hardwerkende Nederlander, waar de VVD altijd zo achter staat, te gaan helpen. En nu is diezelfde VVD allemaal smoesjes aan het bedenken om die gemeenten niet de ruimte te geven om die hardwerkende Nederlander te helpen. Natuurlijk is het arbitrair: 120% of 140%. Maar ik heb wel gekeken naar wat die gemeenten wilden en wat ze hebben gedaan in de praktijk. Voor een groot deel hebben zij gezegd: die 120% is niet voldoende; omdat het Rijk me het niet geeft, ga ik uit eigen middelen die bewoners alsnog helpen, want anders zou ik geen knip voor de neus waard zijn als gemeente. Wat is de reden dat de VVD nu niet budget vrijmaakt om van die les te leren en tegen de gemeenten te zeggen: u krijgt budget voor 130% of 140% van het sociaal minimum, zodat u uw mensen kunt helpen? Waarom doet de VVD dat niet? Want als u dat niet doet, laat u die hardwerkende Nederlander keihard in de steek. En dat kan toch niet het geval zijn?
De heer De Kort (VVD):
De VVD heeft wel degelijk ook de afgelopen kabinetsperiode de hardwerkende Nederlander geholpen. Denk aan de verhoging van het wml, de 6,5 miljard verlaging van accijnzen en btw. Denk aan verschillende toeslagen die verhoogd zijn. De heer De Jong vraagt hier naar die 120%. Ik geef aan dat je ergens een grens moet stellen. Deze grens sluit aan bij het minimabeleid van veel gemeenten. Dat vinden wij verstandig. Voor die groep die dan toch nog tussen wal en schip dreigt te vallen, hebben we, ook op verzoek van de Kamer, het energienoodfonds opgericht. Daarmee kunnen we dus voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ja, dat noodfonds ook. Weet u wat er is gebeurd in 2022? Mensen zagen de energierekening stijgen en zetten hun kachel uit, want ze konden het niet meer betalen. Vervolgens kregen ze te horen: er komt een noodfonds, maar je krijgt er geen toegang toe; je komt niet in aanmerking voor het noodfonds, want je hebt je kachel uitgezet. Zo ridicuul zijn die wetgeving en die regelingen hier soms. Natuurlijk moet je ergens een grens trekken. Maar we zien dat een groot deel van de gemeentes zelf zeggen — 40% vind ik niet weinig; er zijn cijfers waaruit blijkt dat het een kwart is en er zijn cijfers waaruit blijkt dat het 40% is — dat ze het niet redden. Waarom houdt de VVD dat dan keihard tegen? Want daarmee pak je die hardwerkende Nederlander.
De heer De Kort (VVD):
Nogmaals, de energietoeslag is een middel om te voorkomen dat de laagste inkomens acuut door het ijs zakken. Dat steunen wij van harte. Dat hebben we gedaan en gaan we nu wederom doen. Dit is één middel, maar er ligt een totaalpakket van allerlei maatregelen. Ik noem de hoogste wml-stijging sinds tijden. Overigens staat ook in ons nieuwe programma dat we het wml weer willen laten verhogen. Ik noem de verhoging van de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de studiebeurs. Zo kan ik nog een hele tijd doorgaan. Het is een koopkrachtpakket van 17,2 miljard waar ik trots op ben, en dat helaas in de afgelopen periode ook noodzakelijk was.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is ook noodzakelijk als je op 123, 124 of 125% zit, want voor al die regelingen kom je dan niet in aanmerking. Maar ik geloof niet dat we op dat punt heel veel verder komen met de VVD. Ik heb een andere vraag aan de heer De Kort. Hij zei dat hij eigenlijk zou willen dat de SP-hulpdiensten niet meer nodig zijn. Daar vinden we elkaar: ik zou dat ook heel graag willen. Maar een van de redenen dat ze nodig zijn — ik hoop dat de heer De Kort dat erkent — is dat mensen er geen vertrouwen meer in hebben dat het goed komt als ze zo'n toeslag aanvragen. Dat ze dat vertrouwen niet meer hebben, komt omdat de overheid hen ook wantrouwt. Ik heb het gister in de verhoren nog gezien: een ambtenaar vertelde dat een VVD-bewindspersoon simpelweg weigerde te geloven dat maar een heel klein deel van de mensen fraudeerde met toeslagen. De ambtenaren moesten maar blijven zoeken. Kan de heer De Kort aangeven dat er de absolute garantie moet zijn dat deze energietoeslag, als die is toegekend, niet wordt teruggevorderd?
De heer De Kort (VVD):
Ik ben het met mevrouw Beckerman eens dat herstel van vertrouwen van essentieel belang is. Daar moeten we met z'n allen, dus met het kabinet, de Kamer en zeker ook de VVD, keihard aan werken. Die verantwoordelijkheid voel ik ook. Het is belangrijk dat de energietoeslag terechtkomt bij de laagste inkomens. Maar het blijft ook belangrijk ... We moeten niet controleren zoals dat in het verleden is gedaan; al die parlementaire enquêtes zijn er niet voor niets. Maar wanneer er misbruik heeft plaatsgevonden, dan moet er wel een maatregel zijn. Dat is hoe ik daarnaar kijk.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik zou u aanraden om eens te gaan praten met die groep van 10% die niet aanvraagt maar wel recht heeft, als u ze kunt vinden. Die mensen zijn vaak zo gewantrouwd door de overheid, zo murw gebeukt, dat ze geen recht krijgen, zelfs als ze dat wel hebben. Dat komt niet omdat ze iets verkeerd doen, maar door hun pure angst voor de machinaties waardoor mensen soms compleet de verdrukking in geholpen worden. Dan vind ik het heel bijzonder dat de heer De Kort opnieuw zegt: ik ga er toch maar van uit dat een deel wel fraudeert. Kan het niet zo goed geregeld worden dat er nooit meer wordt teruggevorderd als mensen het hebben aangevraagd en er recht op hebben? Dat geeft zekerheid.
De heer De Kort (VVD):
Ik geef niet aan dat er automatisch een deel is dat fraudeert. Ik zeg alleen dat we er goed naar moeten kijken áls dat plaatsvindt. Maar ik erken ook ... Ik heb het de afgelopen tweeënhalf jaar ervaren. Ik ben nu tweeënhalf jaar woordvoerder op de portefeuille Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik ga iedere maandag, vrijdag en in de weekenden het land in. Daar heb ik veel mensen gesproken, intense gesprekken gehad en gevoeld dat er wantrouwen is bij mensen. Daarom heb ik eerder ook voorstellen ingediend — mevrouw Van der Plas had het zojuist ook over bijvoorbeeld die AVG die in de weg zit — omdat er te vaak handelingsverlegenheid is. Ik vind het belangrijk, en daarom verwees ik naar die SP-hulpdiensten, dat het kabinet maar ook gemeenten actief op zoek gaan naar mensen en aangeven: u heeft er recht op, u mag die energietoeslag ontvangen; die heeft u ook verdiend, want we willen u helpen. Dat is hoe ik daarin zit. Dat is volgens mij ook hoe we het met elkaar moeten willen inrichten.
De voorzitter:
Afrondend en echt kort. Kort, puntig.
Mevrouw Beckerman (SP):
Als je zelf naar die mensen toegaat en zegt "u heeft daar recht op", dan moet je toch ook de garantie geven dat mensen dat recht behouden, dus dat ze dat niet terug hoeven geven. Dat helpt.
De heer De Kort (VVD):
Als de overheid heeft geconstateerd "u heeft hier recht op", dan hoeven we ook niet bang te zijn voor fraude. Dus dat ben ik met mevrouw Beckerman eens. Ik vind het juist belangrijk — daarom begon ik daarover — dat we actief op zoek gaan naar mensen met die laagste inkomens en dat we ze gaan helpen.
De voorzitter:
Ik wil een beetje naar de lunch eigenlijk. De heer Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik lees graag voor uit het VVD-verkiezingsprogramma omdat het contrast altijd zo groot is tussen wat er beloofd wordt en wat er gerealiseerd wordt. Op asiel is dat contrast natuurlijk enorm, maar ook hier is dat zo. Op pagina 42 van het verkiezingsprogramma van de VVD staat: "De energiebelasting in Nederland hoort tot een van de hoogste van Europa, terwijl de rekeningen ook al hoog zijn. Wij willen de belasting op de energierekening verlagen." Dat staat er letterlijk. Wie is er nou eigenlijk verantwoordelijk geweest voor deze enorme belastingen op onze energie?
De heer De Kort (VVD):
Ik gaf op een interruptie van de heer De Jong al aan dat juist mede onder VVD-bewind die 6,5 miljard aan belastingverlaging op onder andere energie heeft plaatsgevonden. We hebben dus al laten zien dat we dat doen. Neemt u ons programma vooral tot u, want er staan hele goede ideeën in. Daar kunt u inspiratie opdoen voor de komende periode.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het VVD-verkiezingsprogramma is inderdaad over het algemeen best aardig — daarom citeer ik er zo graag uit — maar de realisatie laat te wensen over. Dan kan er wel een hele riedel komen over toeslagen en koopkrachtreparaties, maar het gaat erom dat fundamenteel, onder bewind van de VVD, de belastingen ongelofelijk zijn gestegen: 40% van wat we aan de pomp betalen gaat naar de overheid en is belasting. 60% van onze gasrekening gaat naar de overheid, onder leiding van de VVD. 37,5% van je stroomrekening gaat naar de overheid. De VVD is daar verantwoordelijk voor. Ik vraag mij af hoe het zover heeft kunnen komen. En als dit in het verkiezingsprogramma staat, hoe gaat u dan de verlaging die nu voorgesteld wordt, betalen?
De heer De Kort (VVD):
Nogmaals, de heer Van Haga begint over de energiebelasting. Ik benoem dat er in afgelopen periode 6,5 miljard is uitgetrokken voor de verlaging daarvan. Ik hoop dat we 76 zetels halen — dan kunnen we ál onze plannen verwezenlijken — maar de heer Van Haga weet ook dat je altijd moet samenwerken. Maar de VVD heeft ook in deze periode ingezet op lagere lasten. Denk aan de arbeidskorting en wat daar gebeurd is. Zo kan ik een heel pakket opnoemen. Dat hebben we met redenen gedaan.
De voorzitter:
Afrondend en kortpuntig.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Ik krijg geen antwoord over hoe het betaald gaat worden en wie er verantwoordelijk voor is. Ik kan alleen maar concluderen dat in Nederland de belastingen op energie, op stroom, op gas en op benzine hoger zijn dan waar dan ook. Dat komt door de VVD. De VVD is nu verworden tot een soort toeslagenpartij. Ik vind dat ontzettend jammer, ongeacht alle mooie beloftes in het verkiezingsprogramma.
De heer De Kort (VVD):
Tot slot. In het demissionaire regeerakkoord — zo noem ik het dan maar even — staat ook dat we van dat toeslagencircus af willen. Dat kunt u ook teruglezen in ons nieuwe programma. Dat is wel iets van de lange adem, maar daar werken we wel naartoe en dat is ook heel belangrijk.
De voorzitter:
Tot zover. Dank u wel. De heer Warmerdam praat ons richting de lunch. Het woord is aan hem.
De heer Warmerdam (D66):
Voorzitter. Ik sta hier vandaag met gemengde gevoelens. Ten eerste is het triest dat, onder andere door de Russische inval in Oekraïne, mensen in Nederland niet kunnen rondkomen door de gestegen energieprijzen. Tegelijkertijd ben ik blij dat wij in een land leven waarin we maatregelen nemen om daar iets aan te doen. In 2022 en 2023 hebben we mede op aandringen van D66 bij elkaar meer dan 20 miljard geïnvesteerd in het verzachten van de pijn van onder andere stijgende energieprijzen. Zo hebben we de huurtoeslag verhoogd en een prijsplafond ingesteld. Nu hoop ik dat we voor het tweede jaar op rij een energietoeslag vormgeven. Ondanks corona, ondanks een oorlog aan de grens van Europa en ondanks een energiecrisis zorgen we ervoor dat de armoede niet stijgt. Dat hebben we mede te danken aan al die geweldige gemeenteambtenaren die deze energiesteun mogelijk hebben gemaakt. Dank daarvoor.
Voorzitter. Ik heb gemengde gevoelens, want met het onderwerp van vandaag, de energietoeslag, plakken we slechts een pleister. Een pleister stopt enkel het bloeden, maar heelt de wond niet. Bovendien is deze pleister voor gemeenten heel lastig te plakken. De armoedecijfers dreigen op te lopen. In de praktijk betekent dat dat mensen hun rekeningen niet meer kunnen betalen. Dat is niet acceptabel en dat moet anders. Met pleisters plakken bieden we geen echte oplossing. Het is tijd voor maatregelen die structureel iets doen aan armoede en kinderarmoede, en die structureel iets doen om de bestaanszekerheid te borgen. Denk aan een hoger minimumloon en aan meer geld voor kindregelingen om kinderarmoede tegen te gaan. D66 zal zich voor dit soort zaken inzetten. Wij kijken in eerste instantie naar waar dit demissionaire kabinet met Prinsjesdag mee gaat komen. Wij zullen daar kritisch naar kijken. Maar u mag ook zeker naar ons kijken richting de komende verkiezingen.
Voorzitter. Dan kom ik bij de studenten. Ook zij worden getroffen door de inflatie en de hoge energieprijzen. Ook zij hebben moeite om rond te komen. Ook zij ervaren hierdoor heel veel stress. Dat gaat ten koste van hun studieprestaties en dat is ontzettend zonde. Tijdens alle debatten hierover heeft D66, samen met andere partijen in de Kamer, zich ervoor ingezet dat ook zij recht krijgen op een vorm van energietoeslag. We zijn blij dat dit ook echt effect heeft gehad en dat we studenten die dat het hardst nodig hebben, nu financieel gaan helpen. Het is laat en het is misschien niet zo veel als ze hadden gehoopt, maar toch ben ik de minister dankbaar dat dit nu mogelijk gemaakt wordt. Het is belangrijk dat we deze groep niet vergeten.
Voorzitter. Ik ga mij vanuit D66 hardmaken voor echte oplossingen, nu en in de toekomst.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn van de Kamer. Ik schors tot 13.30 uur en dan gaan we luisteren naar de minister.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik stel voor dinsdag 26 september ook te stemmen over de ingediende moties bij het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Nijboer over diverse wijken.
De voorzitter:
Op verzoek van de fractie van het CDA benoem ik in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Van den Berg tot lid in plaats van het lid Slootweg.
Nou, dan zijn we weer bij. We gaan nu door met het debat inzake de Wijziging van de Participatiewet.
Termijn antwoord
De voorzitter:
Vanochtend hebben we de eerste termijn van de Kamer gehad en we gaan nu in eerste termijn luisteren naar de minister.
De voorzitter:
Ik geef de minister met veel plezier het woord.
Minister Schouten:
Bedankt, voorzitter. Allereerst nog heel veel dank aan de Kamer voor de flexibiliteit die zij heeft betracht en ook voor de snelheid waarmee dit wetvoorstel kan worden behandeld in deze Kamer. Er zit grote urgentie op het afronden van het wetsvoorstel voor de energietoeslag voor 2023, zodat de energietoeslag voor dit jaar geheel of gedeeltelijk, als er al een deel is uitgekeerd, kan worden uitgekeerd. Het was mijn voornemen om dit wetsvoorstel in juni van dit jaar al in deze Kamer te hebben. U heeft gezien dat dat niet is gelukt, mede omdat wij naar aanleiding van enkele rechterlijke uitspraken en een advies van de Raad van State besloten hebben om nog een aparte regeling voor studenten uit te werken. Dat is onder grote tijdsdruk gebeurd. Vanaf deze plek wil ik uitspreken dat ik de mensen van DUO zeer erkentelijk ben voor de manier waarop zij hieraan hebben meegewerkt. Dat geldt uiteraard ook voor de gemeenten waarmee ik in het afgelopen jaar al veel heb samengewerkt bij de energietoeslag. Dat zij zich nu ook weer bereidwillig hebben getoond, helpt echt enorm. Ik weet ook hoeveel werk het voor ze is.
Dat is de reden waarom wij het wetsvoorstel nu kunnen behandelen in deze Kamer. Ik heb begrepen dat de gemeenten de toeslag heel snel willen uitkeren. Het is dus van belang dat wij dit wetsvoorstel vandaag behandelen.
Even kort. In het wetsvoorstel zitten eigenlijk twee elementen. Het ene is de energietoeslag 2023 voor de huishoudens met een inkomen rond het sociaal minimum. Het andere deel is een aparte regeling die we hebben getroffen voor de studenten, zodat aan degenen die daarvoor in aanmerking komen een bijdrage kan worden geleverd. Misschien is het goed om even te duiden over welke doelgroep bij de studenten we het dan nog hebben. Dit komt door mij. Ik was bezig. Het was nog work in progress, maar ik wilde u het wetsvoorstel niet onthouden. Daarom hebben wij later nog een nota van wijziging gestuurd, ook om het eigenlijk rond te maken. Maar over welke studenten gaat het dan? Dat zijn studenten die nu een basisbeurs ontvangen, met peildatum oktober 2023. Het is een uitwonende basisbeurs en men moet recht hebben op een aanvullende beurs.
Even voor de goede orde: dat kan ook met terugwerkende kracht. Als je bijvoorbeeld in februari of iets dergelijks weet dat je nog recht hebt op een aanvullende beurs en de energietoeslag is al uitgekeerd, kan je nog terug en zeggen: "Op 1 oktober was ik student en had ik een basisbeurs. Toen was misschien nog niet alles rond rondom de aanvullende beurs, maar dat is later zo wel gebleken." Dan kan dit gewoon nog meelopen in deze regeling. De nota van wijziging ziet op studenten in de leenfase, dus op de studenten die niet meer recht hebben op de basisbeurs, maar nog wel in de leenfase zitten. De peildatum daarbij is 1 oktober 2023. Zij moeten in de laatste maand van aanvang van de leenfase een aanvullende beurs hebben — daar komt ook weer de component van de aanvullende beurs erbij — en moeten uiterlijk op 31 juli 2024 voor de maand oktober 2023 een lening hebben aangevraagd, waarbij die ook is toegekend. Dat is de groep die we eigenlijk moeilijk konden bereiken, maar waar we deze zomer dus hard op doorgestudeerd hebben om te kijken hoe we die toch konden bereiken.
Het gevolg hiervan is wel dat ik voor die laatste groep geen onderscheid kan maken tussen uitwonend en thuiswonend. Bij die andere groepen kan ik dat allemaal wel omdat we die gegevens hebben, maar van deze mensen hebben we simpelweg de gegevens niet. Of ik zou weer een enorme uitvoeringsorganisatie moeten optuigen om dat voor dit aspect in kaart te brengen. Daarom heb ik besloten om de hele groep te doen. Daarmee krijg je natuurlijk ook een stukje met mensen die, omdat ze thuiswonen, daar minder noodzaak toe hadden. Maar ik heb liever dat ik iedereen kan helpen dan dat ik niemand kan helpen. Want dat zou het alternatief zijn geweest, namelijk dat ik helemaal niks had kunnen doen voor deze groep. Daarom is deze groep wat breder.
Op een aantal van die punten hebben uw leden vragen gesteld. Ik heb ze ook aan de hand daarvan opgedeeld. Ik begin met alle specifieke vragen over de energietoeslag voor mensen die rondom het sociaal minimum zitten. Dan zal ik het blokje studenten hebben. Daarna kom ik nog op een paar algemene opmerkingen en vragen. Het gros zit in het eerste blokje.
Mevrouw Van der Plas zei: de gemeenten hebben eigenlijk best veel vrijheid om te bepalen hoe zij zelf uitkeren; kunnen wij daar nou ook gewoon een concrete richtlijn op meegeven? Juist om de uitvoering zo uniform mogelijk te houden, hebben wij vanuit het ministerie een Handreiking Energietoeslag opgesteld. Die is ook geactualiseerd voor 2023 en hebben we samen met VNG en Divosa opgesteld. Ten principale hebben gemeenten beleidsvrijheid rondom hun armoedebeleid en daarmee dus ook rondom het uitkeren van de energietoeslag. Ik kom zo nog op de vragen rondom de 120%, maar we zien dat de meeste gemeenten gewoon op de 120% gaan zitten omdat dit aansluit bij hun eigen armoedebeleid. Maar ik kan en ik ga gemeenten niet verbieden om daarbij hoger te gaan zitten. Dat is echt een discussie die daar in de raad moet plaatsvinden. Daarin kunnen dus verschillen zijn. In de handreiking hebben we geprobeerd aan te geven: dit zou de manier kunnen zijn waarop je dat doet. Het is dus geen absoluut machtswoord van mij, want zo zijn de verhoudingen niet tussen het Rijk en de gemeenten. Het is een poging om het zo uniform mogelijk te regelen, maar verschillen zijn wel mogelijk, zeg ik ook eerlijk.
Dat sluit dan ook weer aan bij de vraag van mevrouw Van der Plas: bestaat het risico dat de regeling en de armoederegelingen dan gaan afwijken? Zoals gesteld, het overgrote deel van de gemeenten hanteert een inkomensgrens van 120%. Er is ook een deel dat daarboven gaat zitten. Er waren ook vragen over gemeenten die op 100% gingen zitten. Die zijn er niet, naar mij bekend is. In de beginfase in 2022 hebben we een paar gemeenten gezien die eerst op 110% gingen zitten, of die bijvoorbeeld nog een vermogenstoets vroegen rondom de energietoeslag. Wat wij nu weten, is dat alle gemeenten sowieso 120% van het wettelijk sociaal minimum hanteren als inkomensgrens. Er zijn wel gemeenten die daarboven gaan zitten met 130% en soms zelfs nog iets daarboven. Maar daarvoor krijgen ze geen budget vanuit ons. Dat is echt vanuit hun eigen lokale armoedebeleid. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat armoedebeleid voor een deel gedecentraliseerd is richting de gemeenten. Dan kunnen daarin afwijkingen gaan ontstaan.
Dan de vraag van mevrouw Van der Plas over de verschillende ontvangstdata en of ik van mening ben dat die zo veel mogelijk parallel moeten lopen. Zodra de nieuwe wet in werking treedt, kunnen de gemeenten de energietoeslag van 2023 uitkeren. Ik heb begrepen van de gemeenten dat ze die met de gegevens van de mensen die ze hebben, ook zo snel mogelijk willen gaan uitkeren. Ik kan niet toezeggen dat dat allemaal op dezelfde datum gebeurt, want dat zal ook te maken hebben met verschillende betaaldata en -momenten bij gemeenten, en met de snelheid waarmee zij hun systemen kunnen ontsluiten. Maar ik heb geen gemeente gehoord die zegt: ik ga er nog eens even op studeren. Het overgrote deel zal dit jaar uitgekeerd worden, zeker aan de mensen die bekend zijn. Als jij je bij wijze van spreken in december 2023 meldt en zegt "ik heb mogelijk recht op energietoeslag", dan kan ik niet garanderen dat dat nog in 2023 wordt uitgekeerd. Maar van wat er nu bekend is, heb ik begrepen dat dat voor het overgrote deel echt het geval is.
Dan de vraag die door meerdere leden is gesteld. Mevrouw Beckerman noemde als eerste een concreet percentage: waarom is er geen grens van 150%? Zij verwees ook naar een brief van de FNV die daar gisteren over is gekomen. De regeling voor 2023 verschilt in die zin niet van de regeling voor 2022. Toen hebben we ook 120% van het wettelijk sociaal minimum opgetrokken. Dat komt doordat die grens in het grootste deel van de gevallen aansluit bij de grens van het armoedebeleid van de gemeenten. Mevrouw Palland heeft dat ook al netjes uitgelegd in de interruptie die ze daarover kreeg. We wilden de gemeenten ook zo veel mogelijk laten aansluiten op hun eigen armoedebeleid, omdat ze die mensen in het vizier hebben. Dat zijn dan niet alleen mensen die een uitkering hebben, maar bijvoorbeeld ook mensen die de Rotterdampas hebben — ik woon in Rotterdam — die daar ook op geijkt is. Dan kunnen ze daarbij aansluiten om te zorgen dat ze die mensen snel kunnen bereiken. Het is dus voor de gemeenten ook een manier om mensen heel snel te bereiken die ze op een andere manier al in het vizier hebben. Daarop is het budget voor de gemeenten ook gebaseerd. Nogmaals, een aantal gemeenten heeft in de loop van de tijd die inkomensgrens nog hoger gesteld. Sommige gemeenten hebben dat ook gedaan omdat dat beter aansloot op hun eigen minimabeleid. Het geld dat zij ontvangen, is gebaseerd op 120% van het sociaal minimum. Als ze daarboven willen gaan zitten, zullen zij de rest zelf moeten financieren.
Wat betreft de algemene discussie over waarom we deze grens pakken, verwijs ik naar de interrupties die hier hebben plaatsgevonden en de antwoorden daarop. We hebben niet geïsoleerd alleen deze maatregel genomen. Het kabinet heeft vorig jaar een heel pakket aan maatregelen genomen. Die maatregelen bereiken verschillende doelgroepen. Elke grens heeft iemand die daar weer buiten valt. Ook als je die op 150% zet, zijn er mensen die op 151% of 152% zitten en die daar weer buiten gaan vallen. Het kabinet is van mening dat we juist met dat totaalpakket aan maatregelen — daarin zaten de verhoging van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget, het prijsplafond, de energietoeslag, het noodfonds voor de mensen die juist boven die groep uit kwamen; dat gaat tot 200% van het wettelijk sociaal minimum — en in dat samenspel van al die factoren zo veel mogelijk mensen bereiken. Misschien komen ze niet voor de ene regeling in aanmerking, maar dan zeker wel voor een andere regeling.
Mevrouw Beckerman (SP):
Deze argumentatie is zo wonderlijk. Het roept de vraag op: is de overheid er voor de mensen of zijn de mensen er voor de overheid? Want de argumentatie om deze groep te nemen, is omdat het handiger is voor de overheid. Eigenlijk zit er een veel fundamentelere vraag achter, namelijk dat het Nibud, de Ombudsman en FNV — daar werd al aan gerefereerd — en wijzelf zien dat een steeds bredere groep mensen niet meer rond kan komen en dat de regelingen zich terecht richten op de allerarmsten, maar zich ook zouden moeten richten op mensen die ook in de knel komen. Juist de groep die daarboven zit, valt ertussen. Dan kan niet het enige argument zijn dat het handig is voor gemeenten. Zo werkt het niet.
Minister Schouten:
Als dat de indruk is van mevrouw Beckerman, wil ik dat graag wegnemen. Ik heb gezegd: dat is in ieder geval hoe zij groepen het snelst kunnen bereiken. Daarnaast hebben wij een veel breder koopkrachtpakket. De groep waar mevrouw Beckerman het over heeft, heeft bijvoorbeeld heel veel gehad aan de verhoging van het wettelijk minimumloon. Dat geldt met name voor die groep. De meeste mensen die daar weer boven zitten, merken daar niet gelijk wat van, tenzij het hele loongebouw meestijgt, maar de groep die daartussenin zit juist weer wel. Ik wil dus maar zeggen: je moet het niet gaan bekijken op één regeling. Elke regeling heeft altijd een grenswaarde. Daar ontkom je niet aan, zelfs niet als je de regeling in stappen afbouwt. Wij moeten dus over het totaalpakket kijken hoe de koopkracht zich ontwikkelt. Ik zou hier vandaag niet een heel koopkrachtdebat willen gaan voeren, want ik denk dat de Algemene Politieke Beschouwingen volgende week de plek daarvoor zijn. Ik wil geen voorzet doen, maar ik kan me zo voorstellen dat het daar verdergaat. De reden is niet dat dit het beste uitvoerbaar is. Dat was een van de redenen, omdat we dan ook het geld snel bij de doelgroep terecht laten komen. Bekijk deze regeling in het geheel der regelingen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vermoed dat we niet heel veel verder komen in dit debat. Eigenlijk is dat wel pijnlijk. Dit debat is natuurlijk al veel te laat. We hebben net schrijnende verhalen gehoord van mensen die hier heel erg lang op wachten. Maar de groep die daarboven zit, moet dus weer wachten op Prinsjesdag, en ook dan weten we niet of het goedkomt. Maar juist de belangrijkste maatregelen uit dat pakket zitten precies op die 120%, de verlaging van huur bijvoorbeeld ook. Dat betekent dat je, als je op 122% of 123% zit, niet voor huurverlaging of deze energietoeslag in aanmerking komt en je dus een behoorlijke terugval krijgt. Die oproepen van FNV, de Ombudsman en het Nibud zijn er natuurlijk niet voor niks. Zou je niet kunnen zeggen: wacht even, vorig jaar was die energietoeslag voor deze groep, maar we kijken ook verder naar zo'n uitbreiding?
Minister Schouten:
Even voor de duidelijkheid: we hebben het hier nog over de energietoeslag voor 2023, dus over het lopende jaar. Mevrouw Beckerman zegt: de andere groepen moeten dus maar wachten op Prinsjesdag om te kijken wat er dan gebeurt. Maar die hebben dit jaar ook een heel pakket gekregen. Ik heb het volgens mij net opgesomd: kindgebonden budget, zorgtoeslag, prijsplafond, wml-verhoging, noodfonds ... Daar hebben die mensen dus ook recht op, afhankelijk van hun omstandigheden. Dat is niet allemaal op 120% geënt. Wij moeten elk jaar kijken of de koopkracht evenwichtig is voor de verschillende groepen. Dat heeft er vorig jaar toe geleid dat er een heel groot pakket is gekomen. Maar ik ga mij nu niet laten aanleunen dat wij niks doen voor die hele groep boven de 120%. Dat is gewoon niet waar. Hebben die mensen het ook moeilijk? Ja, die hebben het ook moeilijk. Moeten we daar een fundamenteler debat over voeren? Prima, daar ben ik ook voor. Maar kijk bij de energietoeslag nou alsjeblieft ook even wat verder dan alleen deze maatregel rondom die groep, want die groepen krijgen ook op andere plekken regelingen en daar hoor ik mevrouw Beckerman niet over.
De voorzitter:
Kort, puntig.
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar hoort u mevrouw Beckerman niet over? Volgens mij is de vraag niet "wat is het pakket?", maar is de vraag "wat is er nodig?". Daar ging het over. Het is duidelijk dat er inderdaad een verhoging is van het minimumloon en het kindgebonden budget. Maar het is ook duidelijk dat je, als je nu 123% verdient en in een tochtige huurwoning zit, geen huurverlaging krijgt, maar een huurverhoging; dat je niet de energietoeslag krijgt, maar een hogere energierekening; dat je wel bij de Albert Heijn of bij de Lidl staat met duurdere boodschappen. Dat is ook allemaal waar. De vraag is dus niet "wat is er gedaan?", maar "wat is er nodig?". Mijn vraag aan de minister is dus: ziet de minister niet dat het juist ook nodig is om nu te komen met maatregelen voor de groep daarboven?
Minister Schouten:
Het "nu" is: dit is gewoon het gehele pakket voor dit jaar. Wat er voor volgend jaar gaat gebeuren, hoort u volgende week. Daar kan ik nu niet het debat over voeren, want die stukken gaan eerst naar de koning ... Of naar de Kamer, sorry.
De heer Léon de Jong (PVV):
De minister zegt: we moeten die regeling wel zien in het totaalpakket. Maar toen er vorige keer een energietoeslag was, was het hetzelfde antwoord. Ook toen was het: je moet het wel bezien in alles wat we op het moment al doen. Toen vonden wij eigenlijk die drempel van 120% ook al te laag, dus toen hebben we ook voorgelegd of die niet hoger moest zijn. Nu hebben we gezien dat een deel van de gemeentes heeft gezegd: dit is voor ons te weinig. Dan zou ik toch de vraag willen stellen: wat is nou de reden om niet het budget wat te verruimen, zodat de gemeentes die zelf al hebben aangekondigd dat het voor hen te weinig is, die ruimte wordt geboden, zonder dat ze bijvoorbeeld in hun eigen begrotingen pijnlijke maatregelen moeten nemen? Dat laat onverlet dat er misschien andere gemeentes zijn die dat wel kunnen dragen, maar er zijn ook heel veel gemeentes die dat gewoon niet kunnen dragen omdat ze ook andere pijnlijke maatregelen moeten nemen. Waarom heeft u niet het signaal afgegeven dat er ruimte is, zodat ook de gemeentes die die 120% te weinig vinden ervoor kunnen zorgen dat ze dit kunnen invullen zoals zij dat het beste vinden voor hun inwoners?
Minister Schouten:
Ik heb geen zicht op de individuele begrotingen van gemeenten, en ik ga er zeker zelf niet over. Dus als gemeenten zeggen "wij kunnen dit niet betalen", dan neem ik aan dat dat zo is. Op het moment dat ik zeg dat ik de gemeenten ga bijplussen die het zelf niet kunnen betalen, denk ik dat ik ze allemaal op de stoep heb, want ze moeten vervolgens allemaal vervelende keuzes gaan maken, of bepaalde keuzes die misschien de ene keer moeilijker zijn dan de andere keer. Dus als je dat al doet, dan doe je het voor alle gemeenten. En dat betekent in dit geval dan ook dat als dit een wens vanuit de Kamer is, ik graag hoor waar het budget vandaan moet komen om dat te doen. Ik ben voor dit jaar, voor 2023, blij dat we het budget gewoon hebben kunnen handhaven hiervoor. Sterker nog, ik heb er zelf ook echt nog geld bijgeplust om ook de studenten tegemoet te kunnen komen. Die studenten drukken daarmee ook weer minder op de begrotingen van de gemeenten, want ze kwamen dan anders bijvoorbeeld voor de individuele bijzondere bijstand in aanmerking. Die hebben we eruit gehaald; die hebben we zelf gefinancierd. Op die punten is er dus ook wel ruimte, maar het kan zijn dat dit niet voldoende is voor gemeenten die meer willen doen dan alleen iets voor de groep van 120%. In het geheel der koopkrachtmaatregelen is dit de standaard waarvan we zeggen: hiermee kun je een groep heel gericht benaderen. Die sluit vaak ook nog eens aan bij het armoedebeleid dat bij de gemeente zelf wordt gehanteerd.
De heer Léon de Jong (PVV):
We komen hier niet uit, zeker als dan wordt gezegd: maar waar komt het geld dan vandaan? We zien dat er 100 miljard euro is voor klimaat- en stikstofbeleid. Morgen wordt er in de Kamer gesproken over het Meerjarig Financieel Kader. Dat gaat over 3 miljard euro. De miljarden vliegen je hier om de oren. We zien dat gemeenten in 2022 al hun grenzen voor toegang hebben verhoogd. Daar leren we dus kennelijk niet van. We zeggen niet als overheid: we zorgen ervoor dat alle gemeenten die ruimte kunnen voelen als ze die nodig achten; daarom verhogen we het budget naar 130%, 140% van het sociaal minimum. Ik zeg dit omdat in het afgelopen jaar de kosten van de mensen ook zijn gestegen. De mensen moeten meer geld uitgeven aan hun boodschappen, aan hun energie- en zorgkosten, aan hun woonkosten. Er is eigenlijk niets meer waar ze minder aan hoeven uit te geven. Het is alleen maar meer geworden. Het lijkt me dan logisch dat je het vanuit dat perspectief bekijkt en dan denkt: misschien moeten we meer doen. Ik zeg dus niet dat het kabinet niets doet, want het is vandaag gekomen met de energietoeslag. Dat is zo. Het heeft te lang geduurd, maar goed, die komt er nu. Maar dat betekent niet dat het voldoende is. Natuurlijk is het arbitrair: waar leg je de grens? Ik leg bijvoorbeeld de grens bij iets aantoonbaars. De gemeente Rotterdam heeft gezegd: 140%. Dat is aantoonbaar. In Den Haag is het 130%. In Utrecht is het 150%. Ik heb voor mezelf de beslissing genomen om een grote gemeente te pakken, namelijk Rotterdam, met 140%. Ik zie al die andere gemeenten. Laten we dat voorbeeld volgen. Dan geven we de gemeenten de ruimte. Nogmaals, waarom doet de minister dat niet? En dat terwijl de bewoner thuis ook ziet dat de miljarden ons hier om de oren vliegen. Dit zou toch het meest essentiële moeten zijn?
Minister Schouten:
Ik blijf mijzelf herhalen, denk ik. De meeste gemeenten pakken 120%. Er zijn inderdaad een aantal gemeenten die een hoger percentage hanteren. Dat is soms ook omdat er externe middelen bij zijn gekomen die andere gemeenten dan weer niet hebben. Ik vind het echt aan de gemeenteraad om de afweging te maken of ze het geld daarvoor willen aannemen en willen inzetten. Dat is niet iets wat ik opleg of voorschrijf. Je zult op dat niveau verschillen houden. Je kunt daar wel een principiëlere discussie over voeren: vind je dat er verschillen kunnen zijn in armoedebeleid? De Commissie sociaal minimum heeft natuurlijk al aangekondigd dat zij in een tweede rapport dat zij zal opstellen, hier nader op in zal gaan. Maar dat gaat over een wat fundamentelere discussie dan ik hier in het kader van deze wet zou willen voeren. Dat als reactie op de vraag van de heer De Jong.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik rond af. Vanochtend hadden we een gesprek met de Commissie sociaal minimum. Deze commissie zei: laten we niet zozeer kijken naar de inkomsten, maar vooral naar de uitgaven. Als we dat vandaag al kunnen afspreken, zou dat mooi zijn, want we hebben gezien dat heel veel gezinnen in het afgelopen jaar en ook dit jaar hun uitgaven hebben zien stijgen. Daar kunnen we hen wellicht in helpen. Heeft de minister gevraagd aan de gemeenten of zij vinden dat 120% voldoende is, of dat de keuze voor 140% ook een goede keuze zou zijn? Heeft u naar aanleiding van Rotterdam de keuze voor 140% voorgelegd aan alle andere gemeenten? Zo niet, bent u bereid om dat alsnog te doen, en om daar vervolgens budget aan te koppelen, mocht het voor een groot deel van de gemeenten gelden?
Minister Schouten:
Wij hebben niet concreet gevraagd of 140% een goede grens is. Wij hebben wel met gemeenten besproken — maar dan ga ik alweer terug naar de regeling voor de energietoeslag van het jaar hiervoor, van 2022 — met welke grens zij mensen snel kunnen bereiken. Want dat was mijn grootste zorg: straks heb ik op papier een fantastische regeling, maar niemand komt erbij, omdat we de mensen niet weten te vinden. Daar hebben we vooral naar gekeken. Met welke grens kun je dat het snelst doen? Tegelijkertijd hebben we ook gekeken naar de budgettaire kaders. Dat is ook een realiteit waar je mee te maken hebt. Waar zet je je geld voor in? Het kabinet wilde het geld zo gericht mogelijk inzetten voor de mensen die de pijn op die punten echt voelden. Daarmee is niet gezegd dat andere groepen die niet voelen, maar daar hadden we dan ook weer andere regelingen voor.
Voorzitter. Dan is er nog een vraag die samenhangt met de studentenvraag, maar ik pak hem hier maar even mee. Mevrouw Beckerman heeft gevraagd waarom jongeren van 18 tot 21 jaar zijn uitgezonderd van de doelgroep van de eenmalige energietoeslag. Dat komt omdat voor jongeren tot 21 jaar de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders op grond van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1, lid 395a, van toepassing is. Dat werkt ook door in de Participatiewet, artikel 12, waarin dat is opgenomen. Op grond van die bepaling heeft een jongere van 18, 19 of 20 jaar geen recht op bijzondere bijstand als de ouders aan de kosten kunnen bijdragen. Voor jongeren die geen beroep op hun ouders kunnen doen, zijn wel maatwerkoplossingen mogelijk via het bestaande instrument van de individuele bijzondere bijstand. Dus die mogelijkheid blijft met dit wetsvoorstel gewoon bestaan.
Mevrouw Beckerman heeft gevraagd wat we eraan gaan doen om mensen die er recht op hebben ook hun rechtmatig deel te geven. De regeling over 2022 heeft eigenlijk een groot bereik gehad, van 90%. Dat is voor de socialeminimaregelingen echt, echt een hoog bereik. Dat is met name te danken aan de inzet van vele mensen. Ik noem de gemeenten, vrijwilligers en allerlei maatschappelijke organisaties. In een vorig debat heb ik de SP nog zo geprezen dat ze bij mij op de markt stonden en ik ze daar tegenkwam. Verder noem ik de communicatie via brieven en websites en de inloopspreekuren bij buurthuizen en bibliotheken. Ik weet niet op hoeveel plekken wij dit allemaal hebben uitgezet. Voor dit jaar kennen we natuurlijk al een deel van de doelgroep. Dus dat scheelt wel ten opzichte van 2022. We kunnen een deel dus ambtshalve uitkeren. Daarnaast ondersteunt het Inlichtingenbureau de gemeenten om ambtshalve te verstrekken. Wij zorgen zelf ook nog voor publieksvoorlichting. We hebben ook nog een toolkit ontwikkeld voor organisaties die in contact staan met huishoudens met een laag inkomen of met betalingsproblemen, waarmee ze ook gerichte informatie kunnen geven aan de mensen die er mogelijk voor in aanmerking komen. En dat zullen we ook voor 2023 doen op deze manier. De mensen die we al wel in beeld hebben, kunnen we nu makkelijker bereiken. Voor de mensen die nog niet in beeld zijn omdat hun situatie misschien veranderd is, doen we het eigenlijk op de reguliere manier zoals we dat in 2022 ook hebben gedaan.
Mevrouw Beckerman (SP):
We weten ook dat mensen inmiddels angst hebben voor toeslagen en voor de overheid. Zou de minister nog een keer heel klip-en-klaar kunnen zeggen: als is vastgesteld dat je een recht hebt, zal er niet worden teruggevorderd? We weten dat dit zo is, maar het is denk ik ook heel belangrijk dat de minister dat nog een keer zegt, want we weten gewoon dat mensen inmiddels echt heel erg bang zijn voor wat de overheid hen aan kan doen.
Minister Schouten:
Ja, dat kan ik klip-en-klaar toezeggen. Wij gaan niet terugvorderen op dit soort regelingen. Het heeft ook geen effect op andere toeslagen of andere situaties waarbij mensen een uitkering krijgen. Dus als u hiervoor in aanmerking komt, dan krijgt u het zonder gevolgen. Overigens was die angst voor de toeslagen vorig jaar ook al wel het geval en desondanks hebben we een bereik van 90% gehaald. Nogmaals, met dank aan de vele, vele mensen die zich hiervoor hebben ingezet. Maar het is denk ik ook een bewijs dat we hebben kunnen laten zien dat het ook op een andere manier kan.
De heer Van Haga heeft gevraagd naar de uitvoeringskosten. Hij noemde een bedrag van 100 miljoen. Overigens herken ik dat bedrag niet helemaal. Gemeenten ontvangen een ongedeeld budget voor zowel de toekenning van de energietoeslag als de uitvoeringskosten. Dus ik kan ook niet helemaal per gemeente exact weten hoeveel kosten zij hebben. Dat zal ook verschillen. De verwachting is wel dat de uitvoeringskosten in 2023 iets lager zullen liggen dan in 2022, omdat gemeenten dus in 2023 meer ambtshalve kunnen toekennen. De gemeenten gaan ook zelf over de uitvoering van de energietoeslag, maar waar nodig help ik ze ook om die uitvoeringskosten laag te houden. Ik deel namelijk met de heer Van Haga dat we het geld het liefst bij de mensen terecht willen laten komen en niet bij de uitvoeringskosten, die er overigens wel onvermijdelijk zijn. Voor DUO kan ik het wel exact aangeven, want dat betalen wij rechtstreeks. Daarvoor zijn de uitvoeringslasten ten behoeve van de eenmalige tegemoetkoming voor studenten geraamd op 4,4 miljoen euro.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank aan de minister voor dit antwoord. Het staat gewoon in het stuk dat is meegestuurd: 36389, nr. 04, het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Op pagina 6 staat gewoon: "waarvan 100 miljoen voor de uitvoeringskosten". Ik ging er dus van uit dat dat correct is. Het is heel mooi dat ernaar gestreefd wordt om dat minder te laten zijn, maar het lijkt ongelofelijk veel.
Minister Schouten:
Ja, maar nogmaals ... Er gaat een ongedeeld budget naar de gemeenten. Ik kan dus ook niet precies met een knip zeggen hoeveel uitvoeringskosten daarvoor worden gereserveerd. Wij proberen met onze hulp en met de mogelijkheden om het ambtshalve te verstrekken die uitvoeringskosten zo laag mogelijk te houden. Het helpt ook dat we nu de groep studenten bij de gemeenten hebben weggehaald. Dat klinkt wat oneerbiedig, maar die groep bedienen wij nu via een andere weg. Daar zaten namelijk gewoon hoge kosten voor de gemeenten aan. Ze moesten die studenten namelijk allemaal gaan beoordelen op hun persoonlijke situatie. Hoe makkelijker we het dus toekennen, hoe lager de kosten. En daar waar de kosten hoger waren, hebben we geprobeerd het op een andere manier vorm te geven, zodat die kosten lager worden. Maar het is dus niet zo dat ik exact met een knip kan zeggen dat het 100 miljoen is.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nee, dat begrijp ik. Maar ik vroeg ook of 11% een redelijke ratio is. Daar moeten toch standaardgegevens over bestaan? Dan lijkt het mij nog steeds heel erg hoog. Ik snap dat het het streven is om het zo laag mogelijk te houden, maar als 11% de schatting is — dat is het in ieder geval in dit stuk van de Raad van State — dan vind ik dat gewoon heel erg veel. Dan vraag ik me af: wat geldt op het ministerie als een redelijk percentage?
Minister Schouten:
Meestal houden wij voor uitvoeringskosten 10% aan. De regeling kost overigens ongeveer iets meer dan een miljard, dus dan gaat het ook richting die 10%. Maar hoe lager, hoe beter. Bij DUO zie je bijvoorbeeld dat we de kosten beheersbaar hebben kunnen houden, mede doordat we een aantal parameters simpel hebben gehouden. Maar 10% uitvoeringskosten is gangbaar. Maar nogmaals, hoe lager, hoe beter. Of gangbaar? Dat is gewoon meestal de norm die wordt aangegeven. Bij complexe regelingen is die hanteerbaar. Maar ik ga ervan uit dat de kosten hierbij lager zullen zijn dan de 100 miljoen die nu genoemd wordt.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter, tot slot. Als 10% gangbaar is, dan schrik ik daar toch wel van. Het is ook wel te verklaren waarom het begrotingstekort opeens zo groot is, als er elke keer als we wat doen, gewoon 10% weglekt.
Minister Schouten:
Mag ik deze dan ook even teruggeven aan de Kamer? Want hoe complexer wij regelingen maken, hoe hoger de uitvoeringskosten zijn. Het komt hier niet altijd in beeld, maar we tuigen hier steeds vaker allerlei regelingen op met wéér een subgroep en wéér een doelgroep. Dat proberen wij ook. Dat is soms ook een zoektocht, weet ik nu ook uit de studentencasus hierbij. Maar dat is allemaal niet gratis. Dat is ook een afweging waar we inderdaad met z'n allen voor staan: welke regelingen kun je goed uitvoeren? Het budget is overigens 1,4 miljard, dus die 100 miljoen zou sowieso al onder die 10% zitten. De heer Van Haga gaat volgens mij uit van 900 miljoen. Dat lijkt mij niet het bedrag, want we hebben gewoon 1,4 miljard uitgekeerd, ook voor dit jaar. We zitten dus al onder die 10%, maar als u vraagt wat dan ongeveer het maximum is, dan wordt daarvoor vaak die 10% gehanteerd.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Toch even. Die 500 miljoen is vorig jaar al uitgekeerd. Die 900 miljoen wordt nu uitgekeerd. Dat staat er: "Uit de toelichting blijkt dat 900 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de continuering van de energiecompensatie, waarvan 100 miljoen voor de uitvoeringskosten". En dat is toch echt 11%. Maar laten we hier niet al te lang over doorgaan. Dat kunnen we eindeloos doen, maar blijkbaar is 10% gangbaar.
Minister Schouten:
Nou, gangbaar? Dat is meestal de max die je hanteert bij dit soort regelingen. Daar zitten we onder. Je moet eigenlijk 2022 en 2023 bij elkaar zien, want we hebben gewoon een deel van het budget van '23 naar '22 geschoven. Daarmee zouden de uitvoeringskosten veel lager uitkomen dan dat percentage. De heer Van Haga moet dus ook zo eerlijk zijn om de hele rekensom te maken. Als je '22 en '23 dus bij elkaar pakt en dan de uitvoeringskosten beziet, dan kom je heel aardig onder die 10%. Sterker nog, ik denk dat we dit jaar nog wat goedkoper uitkomen, zonder daarbij precies in de begroting van de gemeenten te kunnen kijken, omdat we al veel meer adressen hebben en veel meer ambtshalve kunnen gaan toekennen. Het is dus niet zo dat dit per se het bedrag is dat voor die uitvoeringskosten gebruikt gaat worden.
De voorzitter:
Prima. De minister continueert.
Minister Schouten:
Mevrouw Kathmann en mevrouw Palland vroegen naar de andere kant: hoe zorgen we ervoor dat gemeenten voldoende middelen hebben om deze regeling uit te kunnen keren? Mevrouw Palland heeft daar natuurlijk ook al enige tijd geleden een motie over ingediend. Daarmee zei ze: kijk nou naar de zogenaamde tekortgemeenten die tekorten hebben opgelopen bij de regeling over 2022. Dat hebben we gedaan. Ik zie ook het verhaal van mevrouw Palland: macro is het allemaal fantastisch, maar op microniveau kan dat echt best wel pijn doen. Voor die gemeenten hebben we dus ook een vangnetconstructie afgesproken. Er is een bedrag van 32,5 miljoen apart gehouden om te voorkomen dat die gemeenten daarmee in de problemen komen. Voorts hebben we de verdeelsystematiek verbeterd op grond van de informatie die we nu hadden over waar sprake is van meer aanvragen en hoe tot een betere verdeling kan worden gekomen. Voor de nadeelgemeenten van 2022 is in totaal 15,5 miljoen vrijgemaakt. Daarmee kunnen zij tegemoetgekomen worden in hun kosten. Het zal niet exact op de euro zijn. Dat lukt mij ook niet, zeg ik eerlijk, want dan moet ik er een specifieke uitkering van maken. Maar dan moet de gemeente dus ook alles verantwoorden. En even indachtig de opmerking van de heer Van Haga: dan gaan alle kosten weer in administratie zitten. En dat wil ik niet. Het is dus ook een beetje de uitruil tussen wat meer ruimte geven zonder directe verantwoording en aan de andere kant ervoor zorgen dat we gemeenten die echt in het nadeel zijn geweest, op enigerlei wijze tegemoet kunnen komen. Hierover hebben we uitgebreid gesproken met de VNG. Dat heb ik zelf ook gedaan. Wat ik nu heb begrepen, is dat de manier waarop we het hebben vormgegeven, vooralsnog tot tevredenheid bij in ieder geval de VNG heeft geleid.
Mevrouw Kathmann vroeg nog specifiek naar gemeenten die 100% uitkeren. Nogmaals, de 100% ken ik niet. Echt niet! Als mevrouw Kathmann ze kan noemen, dan hoor ik dat graag. Ik herinner mij uit het vorige debat nog levendig dat er gemeenten waren die op 110% zaten, terwijl ze geld kregen voor 120%. Daarvan hebben we gezegd: kijk nou echt precies wat je kunt bereiken. Ik heb daarna niets meer gehoord over gemeenten die naar de 100% of lager zijn gegaan.
Mevrouw Kathmann vroeg voorts op welke manier ik ervoor ga zorgen dat ambtshalve wordt uitgekeerd en dat de groep die dat niet heeft, toch nog wordt bereikt of op de hoogte wordt gesteld. We hebben het Inlichtingenbureau gevraagd om gemeenten te ondersteunen om in 2023 een zo groot mogelijk deel ambtshalve te verstrekken. Daarvoor kunnen gemeenten het doelbestand van de aanvragers van de energietoeslag 2022 aanbieden voor een toets van het inkomen. Ze hebben de gegevens over de mensen die het in 2022 hadden. Dan kan het Inlichtingenbureau kijken wat het toetsingsinkomen is en of mensen daar weer voor in aanmerking komen. Dat zijn andere mensen die bijvoorbeeld een uitkering hebben. Want daarvan weet je het. Mensen die geen uitkeringen hebben maar destijds wel in aanmerking kwamen, kunnen we op die manier toetsen en ook weer ambtshalve bedienen. Dat is, denk ik, de snelste route om ze tegemoet te komen.
Ook levert het Inlichtingenbureau informatie aan de gemeenten over inwoners die een AIO-uitkering ontvangen van de SVB. Dus die groep wordt dan meteen ook bereikt. We hebben dus het hele communicatiepakket voor de mensen die een aanvraag moeten doen. Ik heb net al uitgebreid toegelicht hoe we dat in 2022 hebben gedaan en dat we voornemens zijn om dat in 2023 ook te doen. We hopen op die manier de mensen die we nog niet bereikt hebben, te bereiken.
De heer Ceder vroeg: wanneer kunnen mensen geld op hun rekening verwachten? Zodra de nieuwe wet in werking treedt, kunnen gemeenten de energietoeslag uitkeren. Naar verwachting zal de meerderheid de energietoeslag automatisch ontvangen. Daar hoeven zij dus voor de rest niets voor te doen. Dat gebeurt dan. Als de wet zo snel mogelijk in werking kan treden — ik hoop dat u daar ook zo over denkt en de Eerste Kamer uiteraard ook — dan zullen we het allemaal zo snel mogelijk proberen te regelen. Ik weet dat de gemeenten eigenlijk alles al aan het klaarzetten zijn om dit zo snel mogelijk te doen en daar hebben we ook gewoon goed contact over met de gemeenten. Daar waar het bekend is, moet het in dit jaar grotendeels echt nog wel lukken.
Even zien. Over de terugvordering hebben we het net gehad naar aanleiding van de vraag van mevrouw Beckerman, maar de heer Ceder had die vraag ook gesteld.
Hij vroeg ook naar Caribisch Nederland. Hebben ze daar ook een energietoelage? Ja, die hebben ze daar ook. De openbare lichamen keren de toelagen uit aan huishoudens tot 130% van het ijkpunt sociaal minimum. Voordat u nu opspringt en vraagt waarom het daar 130% is, zeg ik dat het ijkpunt sociaal minimum lager is dan het sociaal minimum. Dat weet u allemaal, want daar hebben wij hier eindeloze discussies over. Het is dus een hoger percentage van een lager bedrag. Dan kom je nog niet exact, maar wel enigszins in de buurt van wat hier geldt. Voor Caribisch Nederland zijn dat circa 3.850 huishoudens, oftewel 39% van alle huishoudens in Caribisch Nederland. Dat zegt ook iets over hoe de situatie daar qua armoede is. De energietoelage is omgerekend in totaal ook zo'n €1.300 per huishouden voor 2022. Ook in 2023 is die voor deze groep beschikbaar. Sommige huishoudens waarvan de inkomstcriteria bekend zijn, krijgen de toelage ambtshalve toegekend, bijvoorbeeld als ze onderstand krijgen of in een sociale huurwoning wonen. Voor andere huishoudens moet er een aanvraag worden ingediend. Dat moet dus via de openbare lichamen gebeuren. Ik heb begrepen dat de openbare lichamen proberen de desbetreffende huishoudens daar zo veel mogelijk bij te ontzorgen. De drie openbare lichamen verstrekken de toelagen in de vorm van een krediet bij de lokale energiebedrijven. Dat is anders dan in Europees Nederland. Dat betekent dat de desbetreffende huishoudens de toelagen afgetrokken krijgen van hun energierekening. Op deze manier wordt de toelage ook heel gericht ingezet om de kosten voor energie te verlagen voor de huishoudens met een laag inkomen. Op die manier is dat dus vormgegeven op Caribisch Nederland.
Mevrouw Palland had nog een vraag over de inwoners van de zorgtehuizen. Daar hebben we inderdaad meerdere gesprekken over gevoerd, ook met Iederin. We hebben hier ook contact over gehad met het ministerie van VWS, zowel over de wet als over de handreiking. We waren hier eigenlijk aan het zoeken naar hoe we mensen, bijvoorbeeld die in de Thomashuizen, zo goed mogelijk kunnen bedienen. Ook de handreiking energietoeslag van Stimulansz is op dit onderdeel aangepast. In de webinar over de energietoeslag voor gemeenten wordt nog aandacht besteed aan specifiek deze doelgroep. De lijn is dus eigenlijk: kijk in je eigen gemeente of er sprake is van bijvoorbeeld Thomashuizen en pas daar ook maatwerk toe. Dus op het moment dat iemand daar een eigen energierekening heeft en aan de voorwaarden voor energietoeslag voldoet, zorg er dan voor dat je die ook op die plek kunt bereiken. In de vorige situatie was het dus eigenlijk uitgesloten. Nu kan het, maar je moet dat ook gewoon even zelf checken. Zo hebben we het dus eigenlijk opnieuw omgedraaid.
De heer De Jong vroeg waarom er niet is gekozen voor €1.300 energietoeslag in 2023, maar voor €800. Gemeenten is eind 2022 de mogelijkheid geboden om €500 van de energietoeslag voor 2023 naar voren te halen en als energietoeslag voor 2022 uit te keren. Dat was eigenlijk een soort plus op de €1.300. Dan zou er dus nog €500 ingezet kunnen worden. Ik heb begrepen dat er wel gemeenten zijn die dat hebben gedaan, maar dat een deel daarvan het ook gewoon in 2023 heeft opgehoogd. De uitkering heeft dus niet in 2022 plaatsgevonden, maar bijvoorbeeld in 2023, om dat eerste stukje te overbruggen. Dat konden we nu nog niet uitkeren, omdat het wetsvoorstel er nog niet was. Daar heeft men die €500 voor ingezet. Het richtbedrag is dus in principe twee keer €1.300, maar het kan per gemeente verschillen hoe het is vormgegeven. In 2023 hadden we natuurlijk ook een breder koopkrachtpakket. Daarom is er ook voor gekozen om in 2022, als sommige gemeenten dat ook nodig vonden, daar in ieder geval ook al wel wat soelaas te bieden, ook omdat we het einde van het jaar naderden. Dat weet ik nog van vorig jaar, toen hadden we de discussie bij de Algemene Politieke Beschouwingen: wat doe je de laatste maanden van het jaar nog voordat op 1 januari de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en het wml et cetera omhooggaan? Toen hebben we gezegd: daar waar de gemeenten de nood echt heel hoog voelen, moeten zij dat ook kunnen uitvoeren. Maar dat brengt dan wel met zich mee dat het bedrag lager is in het jaar daarop.
De gemeenten hebben dus de vrijheid om dat ook te kunnen doen. Ik heb begrepen dat sommige gemeenten gewacht hebben. Rotterdam heeft bijvoorbeeld gewacht; daar werd net aan gememoreerd. Maar er zijn ook echt nog wel wat gemeenten geweest die al eerder dat bedrag hebben uitgekeerd. Een deel is uitgekeerd in 2022, een deel al in 2023 en een deel nog niet.
Dan vraagt de heer De Jong: hoeveel gemeenten gaan er nu nog die €800 uitkeren? Wij hebben een monitor laten uitvoeren door Bureau Bartels. Die ging over de energietoeslag 2022. Daaruit blijkt dat circa 40% van de gemeenten in 2023 €800 uitkeren. Zo'n 60% heeft dus gewoon het volledige bedrag in 2023, en dat is dus ook een deel dat gewoon al de overbrugging heeft gehanteerd voor 2022. Nogmaals, het kan net zijn dat er ook al wel uitgekeerd is begin 2023 ten opzichte van 2022. Daar heb ik niet helemaal exact de gegevens van, maar het beeld is dus ongeveer 40%-60%. 40% van de gemeenten heeft het al een stuk naar voren gehaald, 60% heeft er nog mee gewacht. En nogmaals, voor mensen die nu bijvoorbeeld nieuw in dit jaar komen, zo noem ik het maar eventjes, die dus nog niet ambtshalve in aanmerking waren gekomen — want die hebben natuurlijk al wel geprofiteerd van die €500 — kunnen gemeenten ervoor kiezen om die personen ook wel gewoon die €1.300 te geven. Het is niet zo dat ik verbied dat zij die €1.300 dan geven. Zij hebben dus ook de mogelijkheid om daar de keuze te maken om die €800 aan iedereen te geven of om de nieuwe gevallen ook nog €1.300 te geven.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ja, dat is een belangrijk punt. 40%, ik vind het nogal veel. Ik vind het gewoon veel, 40% van de gemeenten die dus eerder de noodzaak vonden om die €500 extra uit te keren. Maar goed, ik ben er blij mee dat we die cijfers nu inzichtelijk hebben. Het gaat mij echter om die persoon die dus vorig jaar net buiten de boot viel, niet in aanmerking kwam voor de energietoeslag in de gemeente die ervoor gekozen heeft om die €500 extra uit te keren. Die komt vandaag wel in die situatie, bijvoorbeeld omdat alles afgelopen jaar duurder is geworden, noem het maar op. Die persoon is in de positie gekomen dat hij nu vandaag wel recht heeft op die energietoeslag. Zegt de minister dan: die persoon heeft eigenlijk maar recht op €800, maar de gemeente heeft de vrijheid om dat op te plussen met die €500 uit eigen middelen? Of zegt de minister: nee, ik maak middelen vrij om ervoor te zorgen dat die persoon omdat hij nieuw is, niet te maken heeft met vorig jaar en gewoon recht heeft op €1.300?
Minister Schouten:
Nee, het is aan de gemeenten om daarover te beslissen. Het is dus niet zo dat ik zeg: daar heeft iemand geen recht meer op. Nee, de gemeente heeft gewoon de vrijheid om er zelf het een en ander over te zeggen. De meeste mensen die nu "bediend" zijn — zo noem ik het maar even — waren in 2022 bekend. Dat is ook het gros van de mensen die we daar bereiken. Op het moment dat mensen nieuw zijn, kunnen gemeenten er zelf voor kiezen om bijvoorbeeld voor die €1.300 te gaan. Het is niet zo dat ik hun voorschrijf om voor die €800 te gaan. Dat is echt aan de gemeenten zelf.
De heer Léon de Jong (PVV):
Nee, dat is niet aan de gemeenten zelf als er geen middelen vrij worden gespeeld. Ik heb geen zin in dit soort politieke woordspelletjes. Het gaat om het volgende. Vorig jaar redde je het net niet om in aanmerking te komen voor de energietoeslag. De gemeente zei: nee, we kunnen je niet helpen. In het afgelopen jaar is je situatie zo verergerd dat je wel tot de groep behoort die recht heeft op energietoeslag. Maar omdat de gemeente ervoor gekozen heeft om in 2022 alvast een deel van het geld voor 2023 te gebruiken om haar mensen te helpen omdat die in grote problemen zaten, kan die persoon die vandaag nieuw in die regeling stapt, niet rekenen op €1.300. De minister stelt daar namelijk geen extra budget voor vrij. Natuurlijk staat het de gemeente vrij om uit eigen middelen weet ik hoeveel geld vrij te maken, maar dat is mijn punt niet. Mijn punt zit 'm erin dat iemand die nieuw is €800 krijgt, terwijl die ziet dat zijn buurman vorig jaar €1.300 kreeg plus €500, dus dat die buurman in dezelfde situatie vorig jaar €1.800 kreeg en vandaag €800 erbij. Het gaat om een verschil van €500. Dat is een gigantisch verschil. Ik vraag mij af hoe de minister hier kan beargumenteren dat zij ten aanzien van iemand die nieuw is, die daar niets mee te maken heeft en die daar niks aan kan doen, waarbij de situatie schrijnend is en die behoefte heeft aan die €1.300, niet zegt: we gaan budget vrijmaken om ervoor te zorgen dat die persoon €1.300 kan krijgen.
Minister Schouten:
Het budget dat wij hebben gereserveerd, is ongeveer, pak 'm beet, voor iets meer mensen dan vorig jaar. We zitten namelijk iets boven de 1 miljoen. Dat komt omdat het wettelijk minimumloon omhoog is gegaan en daarmee mogelijk meer mensen in de groep zitten. Wij hebben dus al een ruimer budget beschikbaar gesteld. We hebben bepaalde groepen uit de regeling gehaald; die noem ik maar eventjes "de studenten". Ik ga niet van gemeenten vragen om te verantwoorden hoeveel zij tot op de euro nauwkeurig hebben uitgegeven. Dat is de afweging die ik net heb geschetst, dus: ga je een specifieke uitkering geven met exacte nacalculatie, of geef je een budget dat grotendeels toereikend is, inclusief de vangnetconstructie die ik net aan mevrouw Palland heb uitgelegd? We verwachten dat de koopkrachtmaatregelen die we al hebben genomen, effect hebben op de instroom van mensen, maar dat hebben we allemaal niet meegerekend. Dat betekent dat we het budget grosso modo hetzelfde hebben gehouden als vorig jaar, terwijl heel veel uitvoeringskosten lager kunnen uitvallen. Die kosten gaan we niet terugvorderen. We hebben groepen eruit gehaald die veel geld kostten. Dan hou je dus een bedrag over dat ook ingezet kan worden voor mensen die bijvoorbeeld nog niet in beeld zijn.
Het gaat niet om een instroom van miljoenen mensen, weet u; daar gaat het helemaal niet om. Het betreft echt mensen die in dat jaar in de situatie terecht zijn gekomen. Maar het grootste deel van de mensen is in beeld. Die hebben we al in beeld, omdat we hen in 2022 ook zagen. Op het moment dat het duizenden mensen zijn, dan krijg je natuurlijk een ander vraagstuk, maar wij verwachten niet dat de instroom van al die andere groepen nu veel groter wordt. Anders waren ze namelijk allang in beeld geweest. Als er wél nog extra mensen bij komen, dan zullen dat aantallen zijn die binnen de regeling op te vangen zijn.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik rond af. De minister informeert de Kamer door te zeggen: luister eens, als een gemeente er in 2022 voor heeft gekozen om noodgedwongen al een stuk van het budget van 2023 te gebruiken en nu toch wil voldoen aan die €1.300, moet ze dat financieren uit de eigen middelen.
Minister Schouten:
Nee.
De heer Léon de Jong (PVV):
Jawel, dat is wel waar. Dat staat namelijk in uw eigen stukken. Ik word er knettergek van dat ik hier elke keer dingen moet citeren uit uw eigen stukken en dat er wordt gezegd: nee. Heeft de minister nu extra budget vrijgemaakt voor 2023 voor de nieuwe groep mensen die vorig jaar net buiten de boot viel en in een gemeente wonen die €500 extra heeft kunnen uitvoeren, ja of nee? Als het antwoord daarop nee is, dan betekent dat dus dat de gemeente waarin €500 extra is uitgekeerd, dat uit eigen middelen moet financieren. U kunt wel zeggen "we hebben extra budget vrijgemaakt", maar u heeft geen extra budget gereserveerd voor de nieuwe groepen die in 2023 wél recht hebben op die energietoeslag en in 2022 niet. Nu vallen zij dus wellicht buiten de boot voor die €1.300. Ik snap dat niet. Ik wil dat de minister gewoon eerlijk is in deze Kamer. Ik probeer dat ook gewoon te zijn. Ik hou rekening met de eigen memorie van toelichting en de eigen informatie die de minister naar de Kamer stuurt. Als de minister zegt "dat is niet waar", waar zijn dan de dineros, oftewel het geld, die ervoor zorgen dat de gemeente die die €500 heeft uitgekeerd, er zeker van kan zijn dat die €1.300 kan uitkeren op basis van het geld dat ze van het Rijk heeft gekregen, en het niet uit eigen middelen moet financieren?
Minister Schouten:
Ik probeer het nog een keer uit te leggen aan de heer De Jong; ik heb veel geduld met hem vandaag. We hebben de groep die vorig jaar in beeld is gebracht, ook gerekend voor dit jaar. Er zijn natuurlijk ook mensen die daar weer uit vallen. Dat is geen statische groep: er komen mensen in, er gaan mensen uit. Wij hebben bekeken hoeveel mensen er ongeveer op 120% van het wettelijk sociaal minimum zitten, met ook nog wat ruimte daarin. Dan kom je op bepaalde aantallen uit. Daarbij gaat het misschien niet precies om degene die er in 2022 recht op had en in 2023 niet meer, maar om iemand die in 2022 geen recht had en in 2023 wel; die komt er dan bij. Dan kom je op zo'n groep uit. Het is niet één statische groep waar je het steeds over hebt. We hebben met de ramingen bekeken hoeveel mensen er ongeveer op dat percentage zitten. Ik kan dat niet tot op het individu exact terugrekenen; dat ben ik helemaal met de heer De Jong eens. Als ik dat zou moeten doen, dan moet ik namelijk van de gemeenten om een specifieke uitkering vragen en dan zitten ze de hele dag te administreren in plaats van mensen geld te geven. Dat wil ik niet. Daarom doe je dat op basis van dit soort ramingen. Maar die ramingen geven ook ruimte om te kijken wat er nu nodig is. Daarnaast blijft de individuele bijzondere bijstand altijd openstaan voor mensen die bijvoorbeeld niet in deze regeling kunnen of echt noden hebben.
De voorzitter:
De laatste keer, puntig en afrondend.
De heer Léon de Jong (PVV):
De minister heeft geen budget vrijgemaakt. Het is nattevingerwerk. U zegt: als iemand vorig jaar wel recht had, hoeft dat niet te betekenen dat hij het dit jaar ook krijgt; de twee jaren kunnen met elkaar vergeleken worden. Maar het gaat erom dat de gemeentes de zekerheid moeten krijgen dat er budget voor is als er mensen bij komen terwijl de populatie in de gemeente net zo groot is als vorig jaar en er dus maximaal gebruik van wordt gemaakt. Dan heb ik het over die €1.300. Ik heb het niet over 130% of 140%. Ik heb het over het feit dat de gemeente vorig jaar aan een persoon €500 extra heeft gegeven en dat dat voor de nieuwe persoon nu niet geldt. Daar heeft de minister geen extra budget voor vrijgespeeld. Kan ze dat in ieder geval toegeven?
Minister Schouten:
Voor dit hele specifieke geval is daar geen extra budget voor vrijgespeeld, maar dat wil niet zeggen ...
De heer Léon de Jong (PVV):
Precies. Dan is dat toch een probleem?
Minister Schouten:
Nou ja, dat heet "ramen", meneer De Jong.
De heer Léon de Jong (PVV):
U hoeft me dat niet uit te leggen alsof ik een of andere ... Jeetje, zeg hé.
De voorzitter:
Hohoho. De minister.
Minister Schouten:
Nee, maar meneer De Jong doet net alsof wij allemaal op de persoon nauwkeurig kunnen vaststellen wie er wel of niet in aanmerking voor komen. Dat kunnen wij niet. We kunnen wel berekenen hoeveel mensen er ongeveer voor deze regeling in aanmerking zouden komen. Daarnaast kijken we dus ook nog naar een soort vangnetmaatregel voor de gemeenten waar toch grotere groepen zijn die daaronder gaan vallen. Maar binnen dat budget ... Nogmaals, het gaat echt niet over zulke enorme hoeveelheden mensen. Ten opzichte van 2022 zijn de aantallen mensen die in die categorie vallen bovendien afgenomen en daar zijn we het budget niet gaan afknijpen of iets dergelijks. Er zit dus soms wat lucht in het budget. Daar waar dat niet zo is, hebben we dus ook een vangnetregeling om gemeenten daarin tegemoet te komen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mag ik heel even opmerken dat ik het gek vond dat de minister zei: ik heb veel geduld gehad met de heer De Jong? Volgens mij is dit namelijk een prima punt om in een wetgevingsdebat nog een keer te maken. Het begint volgens mij met de principiële vraag: als je er recht op hebt, moet het toch niet uitmaken in welke postcode je toevallig woont? Met die vraag begint het toch?
Minister Schouten:
Het punt van mijn opmerking was meer dat ik het al drie keer had verteld aan de heer De Jong en dat ik het graag ook nog een vierde keer vertel, als dat nodig is om het antwoord helder te krijgen. Dit is juist goed bedoeld richting de heer De Jong, maar ik snap dat hij …
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik wil graag een persoonlijk feit maken. Kan de minister mij als Kamerlid gewoon serieus nemen? Ik doe dat namelijk wel.
Minister Schouten:
Zeker.
De heer Léon de Jong (PVV):
Ik hoef de minister geen applaus te geven omdat zij "geduld" met mij heeft. Ik stel hele normale vragen over mensen die thuiszitten en niet zeker weten of ze €1.300 energietoeslag krijgen. Dat de minister dan zegt dat ze het al drie keer heeft uitgelegd, terwijl ze pas bij de vierde keer toegeeft dat er helemaal geen extra budget was vrijgespeeld voor deze specifieke groep, en dat ze mij wegzet met "ik heb genoeg geduld gehad met meneer De Jong" ... Zo gaan we niet met elkaar om, beste minister. Niet meer doen.
De voorzitter:
Prima, punt gemaakt. De minister, ten slotte.
Minister Schouten:
Sorry, als de heer De Jong zich ... Sorry, ik heb net gehoord dat iemand is overleden die ik heel erg ... Even excuus. Mag ik ...
De voorzitter:
Sorry. Ik schors de vergadering even.
Minister Schouten:
Nee, dat hoeft niet. Excuus voorzitter, dit had ik niet moeten doen. Ook mijn excuses aan de heer De Jong. Ik had dat niet tegen hem moeten zeggen.
Dan de vraag van mevrouw Beckerman of het uitmaakt in welke gemeente je woont. Ik kan niet garanderen dat de nieuwe persoon €1.300 krijgt als de andere mensen €800 krijgen. Het is echt aan de gemeente om te bepalen waar zij uitkeren. Wel is er ruimte voor de gemeente om dat te doen. Naar onze inschatting kan er in het budget dat wij hebben opgegeven — maar nogmaals, dat is altijd een raming; het is de beste inschatting die je kunt maken — ruimte zijn om dat te doen. Voor het geval dat een gemeente alsnog in de problemen komt, hebben we ook een vangnetregeling gemaakt waardoor we gemeenten in de herverdeling van de middelen daarin nog tegemoet kunnen komen. Ik hoop dat ik daarmee de vraag van mevrouw Beckerman heb beantwoord.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik wil de minister sterkte wensen.
Minister Schouten:
Dank u. Maar dat wil ik niet het debat laten beïnvloeden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik snap de emotie heel goed. Maar ik denk dat het voor ons meer zit op dat principiële punt van die €1.300. Als je zo'n val maakt en je naar dat bedrag gaat, dan is het natuurlijk wel een hard gelag als je daardoor ook nog je rechten verliest. Daar zit het op. Het lijkt me heel goed dat dat vangnet er is. Ik snap ook dat er met de vorm die gekozen is, geraamd moet worden. Maar ik denk dat het voor ons wel heel vastzit op dat principiële punt. We willen juist dat de groep die al een val inkomen maakt, wel recht op die €1.300 houdt. Maar daar zullen we dan even over nadenken.
Minister Schouten:
Dat snap ik. Maar nogmaals, ik kan niet garanderen dat het zo is. Dat is ook het eerlijke antwoord over die €800. Als gemeenten hebben gezegd dat ze het jaar daarvoor al €500 hebben uitgekeerd, dan is die niet meer beschikbaar. Maar het is niet zo dat er vanuit mij een blokkade ligt om dat te kunnen doen. Dus daar kunnen gemeenten in hun eigen gemeentelijke verordening ook echt rekening mee houden. En nogmaals, naar mijn weten hebben wij daar in dat budget ook ... Er zit lucht, maar dat kan ik niet per individuele gemeente exact vaststellen, want het kan zijn dat je net in jouw gemeente opeens een groep in beeld hebt die je eerder niet in beeld had.
De heer Léon de Jong (PVV):
Even over het verhaal van zojuist. Ik wil u in alle oprechtheid veel sterkte wensen en ik wil mijn grote waardering uitspreken voor het feit dat u het debat voortzet.
Minister Schouten:
Dank u. Dan komen we bij de vraag van de heer De Jong hoeveel mensen we nou precies denken te bereiken qua huishoudens. Hij noemde een getal dat ik niet helemaal herkende, maar de verwachting is dat zo'n 1 miljoen huishoudens potentieel in aanmerking komen voor de energietoeslag 2023. In 2022 hebben gemeenten dus al een bereik van ongeveer 90% gehaald. Wij willen graag in 2023 het bereik nóg hoger krijgen. Wij zullen daarvoor alles doen wat in ons vermogen ligt.
De heer De Jong vraagt ook wat ik ga doen om nog dit jaar uit te keren. Ik heb al een paar keer gezegd dat de gemeenten klaarstaan, omdat zij niets liever willen dan uitkeren. Als ik een kleine tip mag geven: hopelijk kunnen we heel snel stemmen over deze wet in de Tweede Kamer. We zitten volgende week namelijk een beetje moeilijk met de stemmingen. Misschien kunt u daar zelf ook nog iets aan doen, zodat ik 'm snel naar de Eerste Kamer kan krijgen. Het is wel goed om even te benadrukken dat de tegemoetkoming voor de energiekosten voor studenten, waar ik het zo over ga hebben, vanaf januari 2024 zal worden uitgekeerd. Dat heeft te maken met de systemen van DUO. We konden dat net niet sneller op een zorgvuldige wijze doen. Het kon sneller, maar dan werd het onzorgvuldiger. Daar heb ik gekozen voor zorgvuldigheid boven een datum voor 1 januari. Maar ze zullen wel echt begin volgend jaar kunnen gaan uitkeren.
De heer De Kort benoemt in zijn vraag nog dat 8 van de 30 grootste gemeenten niet hebben uitgekeerd. Hij vraagt naar het beeld dat ik heb bij die middelgrote en kleine gemeenten. Ik heb inderdaad ook kennisgenomen van het artikel in Binnenlands Bestuur. Er staat geen bron bij dat percentage vermeld, dus ik weet niet exact waar dat op gebaseerd is geweest. Ik wil ook benadrukken dat er geen sprake is van een voorschot op de energietoeslag. Dat was natuurlijk het verhaal: bij de energietoeslag van 2022 hebben we de mogelijkheid gegeven om die €500 naar voren te halen. Dat was met name zo, omdat we toen het koopkrachtpakket voor 1 januari 2023 nog niet hadden en sommige mensen echt al wel diep in de problemen kwamen. We wilden daardoor aan het einde van vorig jaar wat meer ruimte geven. De begroting van het Gemeentefonds is daarop aangepast en het richtbedrag daarmee ook. Maar ik heb dus geen zicht op wat de middelgrote en kleinere gemeenten hebben gedaan. Ik zag deze cijfers ook in Binnenlands Bestuur, maar ik weet niet precies hoe ze die hebben vastgesteld.
De heer De Kort (VVD):
De minister gaf de tip van een ordevoorstel. Ik was al van plan dat te gaan doen. Even los van de accijnsverschillen, merk ik dat er brede steun is in de Kamer om de energietoeslag toe te kennen. Ik stel de vraag over dat beeld van die gemeenten omdat de VNG eerder heeft aangegeven toch wel veel problemen te hebben met de uitvoering ervan. Stel nou dat ik het ordevoorstel ga doen en dat deze wet hier in de Tweede Kamer en ook in de Eerste Kamer snel wordt aangenomen. Heeft u dan wel het beeld dat het overgrote deel van de gemeenten, en hopelijk alle, zo snel mogelijk tot toekenning van die energietoeslag kan komen?
Minister Schouten:
Ik heb net uitgelegd dat het verschil tussen 2022 en 2023 best groot is, in die zin dat we in 2022 echt van ver moesten komen. Behalve degenen die we via de uitkering kenden, moesten we die mensen allemaal in beeld krijgen. Nu hebben we die wel in beeld en kunnen we via het Inlichtingenbureau een inkomenstoets doen om te kijken of er ambtshalve alsnog aan die mensen uitgekeerd kan worden. Dat scheelt natuurlijk enorm veel werk, ook wat betreft de gegevens van mensen met een AIO-uitkering bijvoorbeeld. Dat die ook gelijk ambtshalve uitgekeerd krijgen en dat je dat niet allemaal nog een keer langs hoeft te gaan, maakt het echt een stuk uitvoerbaarder voor de gemeenten. Dan hou je altijd nog een groep over die zij nog niet beeld hebben. Wij doen er echt alles aan om die mensen er ook weer bij te krijgen. Op die manier zal het niet altijd makkelijk zijn, maar proberen we het wel steeds makkelijker te maken voor gemeenten om die uitkering te doen. Nogmaals, ik ben ze er zeer erkentelijk voor dat ze dat hebben gedaan.
Voorzitter. Ik kom dan op het blokje studenten. De vraag van mevrouw Beckerman is of dat bedrag nou toereikend is voor studenten. O, is dat niet uw vraag?
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat zou een vraag kunnen zijn, maar mijn vraag was eigenlijk anders. Ik zie dat de minister twee groepen heeft. De rechterlijke uitspraken lijken algemener te zijn en dus voor grotere groepen te gelden. Klopt dat, of is hiermee volledig voldaan aan de verschillende uitspraken?
Minister Schouten:
Ik probeer het secuur te doen, al heb ik hier niet de exacte uitspraken van de rechter liggen. De strekking was: waarom behandel je studenten die in dezelfde situatie zitten als sociale minima toch anders? In 2022 hebben we geprobeerd hieraan handen en voeten te geven door de gemeenten 35 miljoen te geven, zodat ze studenten die in de problemen kwamen, via de individuele bijzondere bijstand konden helpen. Bij de ene gemeente meldden studenten zich wel, maar bij de andere niet. Daarnaast zeiden met name de studentensteden: als er steeds meer studenten bij ons komen die een beroep willen doen op de individuele bijzondere bijstand, dan gaat ons dat ongelofelijk veel werk opleveren en ook heel veel uitvoeringskosten. Zij hebben een heel indringend appel op ons gedaan: doe het alsjeblieft via een regeling bij het Rijk. Dat hebben we nu voor elkaar kunnen krijgen, maar die regeling is niet een-op-een gekopieerd van de regeling voor de sociale minima. Het zijn dus twee verschillende regelingen. Wij achten dat proportioneel, ook omdat de situatie voor studenten weer anders is dan voor minima, maar we hiermee wel een substantiële bijdrage leveren voor studenten van ouders met een lager inkomen van wie wij vermoeden dat een ouderlijke bijdrage minder makkelijk te realiseren is. Voor nieuwe gevallen ziet het op uitwonende studenten, omdat zij doorgaans zelf de energiekosten dragen, naast studenten in de leenfase. Of dat voldoende is om te voldoen aan een rechterlijke uitspraak, is uiteindelijk ook altijd weer aan de rechter. Het is niet zo dat ik zelf kan zeggen: hiermee heb ik alles gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat we een nette regeling hebben gemaakt waarin we iedereen er zo veel mogelijk bij hebben gehaald, zonder dat men zelf allerlei ingewikkelde stappen moet zetten omdat dat ambtshalve al is gebeurd. Ik kan niet voor de rechter spreken en zeggen: nu hebben we de rechter helemaal overtuigd. Dat zal de rechter uiteindelijk zelf vaststellen.
Dan de heer Van Haga. Hij zei het de andere kant op. Hij vroeg: worden studenten die zelf ook werken in plaats van aanvullend te lenen nou niet benadeeld? Even voor de goede orde: dit zijn twee verschillende zaken. Iedereen kan aanvullend lenen. Dit gaat om de vraag of je een aanvullende beurs hebt, of je daar recht op hebt. Die aanvullende beurs is gerelateerd aan het inkomen van de ouders. Dat is het toetsingscriterium. Het is dus niet zo dat studenten die werken per se niet die aanvullende beurs krijgen. Voor ons is de logica dat ouders met een lager inkomen minder mogelijkheden hebben om bij te dragen en dat het hiermee dus ook ingewikkelder wordt voor iemand om in zijn bestaanszekerheid te voorzien. Ik hoop dat ik hiermee die verwarring heb kunnen weghalen.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dan is het toch nog steeds zo dat mensen die geen aanvullende beurs hebben, terwijl ze er wel recht op hebben, maar gewoon werken, geen recht hebben op deze uitkering?
Minister Schouten:
Als je later nog een aanvullende beurs aanvraagt, maar daar met terugwerkende kracht op 1 oktober recht op had kunnen hebben, dan kun je ook voor deze regeling in aanmerking komen. Maar het gaat om een aanvullende beurs; het gaat niet om een aanvullende lening.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dus uitsluitend het feit dat je er recht op zóú hebben, maakt dat je recht hebt op deze aanvullende uitkering, ook al krijg je 'm niet?
Minister Schouten:
Dan moet je die beurs wel aanvragen. Maar het is wel gek als je geen aanvullende beurs wilt terwijl je er wel recht op hebt. Nou ja, gek; dat kan natuurlijk, maar je kunt dan wel gewoon een beroep doen op de aanvullende beurs. Dan kom je ook in aanmerking voor deze energietoeslag.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat leidt toch tot een heel perverse situatie, waarbij iemand die wel werkt en die aanvullende beurs niet aanvraagt, ook al zou dat wel kunnen omdat de ouders niet voldoende verdienen, die uitkering niet krijgt, omdat diegene zo goed is om wel in het weekend te gaan werken?
Minister Schouten:
Volgens mij haalt de heer Van Haga twee dingen door elkaar. Het gaat over een aanvullende beurs die je krijgt als je ouders een te laag inkomen hebben. Die krijg je. Dan is er ook nog een lening die je aangaat. Daar heb je een keuze in. Het kan zijn dat je geen aanvullende beurs wil, ook al heb je er recht op. Maar dan is mijn wedervraag: waarom zou je dan wel een energieregeling willen? Want je kan die aanvullende beurs gewoon krijgen. Ik hoop dat ik het zo ...
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dit is dus het principiële verschil tussen Belang van Nederland en wat het kabinet uitdraagt ...
De voorzitter:
Komen er verkiezingen aan of zo?
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Het simpele feit dat je gaat werken voor je geld en niet een beroep doet op de overheid, leidt er dus toe dat je geen uitkering krijgt, ook al zit je in precies dezelfde situatie. Dat is raar.
Minister Schouten:
Die kwalificatie laat ik aan de heer Van Haga. Ik heb geprobeerd om uit te leggen wat het verschil is, maar ik weet niet of het gelukt is.
De voorzitter:
Prima. Kunnen we al naar de tweede termijn?
Minister Schouten:
Bijna. Mevrouw Kathmann zei nog: er zijn ook studenten onder de 21; die komen niet in aanmerking voor deze regeling. Zij vraagt of er maatwerk mogelijk is. Voor studenten, en ook voor jongeren die geen student zijn, tot 21 jaar die geen beroep op hun ouders kunnen doen, zijn die maatwerkoplossingen mogelijk via de individuele bijzondere bijstand. Dat loopt inderdaad via de gemeente. In het uitzonderlijke geval dat studenten geen enkel contact meer met hun ouders hebben, kunnen ze alsnog aanspraak maken op de aanvullende beurs. Dat loopt dan via DUO. Dat staat los van deze regeling. Als je geen of te weinig contact hebt, waardoor je elkaar niet vindt, kan DUO nu ook al beslissen dat je recht hebt op een aanvullende beurs, ook al zijn die gegevens niet helemaal in beeld. Voor die mensen geldt deze regeling ook, want ze hebben dan een aanvullende beurs.
Dan had mevrouw Kathmann nog een vraag over de jongeren onder de 21. In principe geldt daar een onderhoudsplicht voor de ouders. Dat heb ik ook al benadrukt. Als dat niet voldoende is, kan alsnog de gang naar de individuele bijzondere bijstand gemaakt worden. Mevrouw Kathmann had ook een specifieke vraag over de studenten die geen ouderlijke bijdrage kunnen krijgen. Die heb ik net beantwoord; dat loopt via DUO. Zij kunnen dan een aanvullende beurs krijgen. Op dat moment kunnen ze ook in aanmerking komen voor deze regeling.
De heer Ceder vraagt specifiek hoe het nu nog werkt voor studenten ten aanzien van de bijzondere bijstand. Want het was vorig jaar toch zo dat het zo verschilde per gemeente? In 2022 waren studenten niet wettelijk uitgesloten van de energietoeslag. We hadden de gemeenten wel geadviseerd om ze geen categoriale regeling toe te kennen, maar om het te regelen via de individuele bijzondere bijstand. Daar zijn dus rechtszaken uit voortgekomen, juist ook door de verschillen vanuit de gemeenten. We hebben nu in de wet wel vastgelegd dat studenten voor deze optie niet in aanmerking komen. We hebben een aparte regeling voor ze gemaakt, die we ook in dit wetsvoorstel hebben meegenomen. Het is dus het uitsluiten van de gewone, reguliere toeslag, maar hier gelijk een nieuwe regeling naast zetten, die specifiek voor studenten geldt. We doen dat via DUO; het is dus weg bij de gemeenten. Nogmaals, het staat iedereen vrij om, als ze in de knel zitten, een beroep te doen op de individuele bijzondere bijstand. Maar het is dan aan elke burger in een gemeente om dit wel of niet te doen. Voor studenten geldt wel dat hun studiefinanciering, inclusief de maximale leencapaciteit, wordt meegerekend bij het inkomen. Dat is niet anders dan wat er nu al geldt voor deze groep, ook in de Participatiewet.
Mevrouw Palland vroeg nog naar de 35 miljoen, en of dat nu voldoende is. Die 35 miljoen was voor 2022, dus niet voor dit jaar. Dit jaar hebben we die hiervoor gepakt. Ik heb niet exact met de gemeenten opgemaakt welk deel van die 35 miljoen ze hebben gebruikt voor de studenten. Het is aan de andere kant niet zo dat ik signalen heb gekregen dat dit onvoldoende was. Voor 2023 hebben we nu natuurlijk een hele andere regeling gemaakt.
Mevrouw Palland (CDA):
Dat is mij voor dit jaar helder. Daarom moesten we misschien wat langer op deze regeling wachten, maar is er nu een regeling getroffen om studenten te bereiken. Het gaat mij er vooral om dat er zo veel rechtszaken zijn gevoerd over die regeling van vorig jaar, en dat daar nu dat potje van die 35 miljoen voor is. Het gaat mij niet zozeer om de hoogte van dat bedrag, maar meer over het volgende. Lossen we die juridische geschillen hier nou mee op? Daar heeft de minister vast overleg over gevoerd met de gemeentes in de trant van: dit budget is beschikbaar, en hiermee kunnen we recht doen aan die uitspraken van destijds.
Minister Schouten:
Ja, dit gaat nog over de afgeronde rechtszaken. Dat zijn uiteindelijk allemaal individuele rechtszaken. Het is dus niet zo dat in die uitspraken gelijk de hele groep wordt meegenomen. Maar om te voorkomen dat iedereen naar de rechter zou gaan om een dergelijke uitspraak te krijgen, hebben we gezegd dat we toch naar een regeling toe moeten die op alle studenten van toepassing is. Dus voor studenten die die uitspraak hebben gehad, is die 35 miljoen wel voldoende. Mochten er meer uit voort gaan komen, dan is er een andere situatie. We hopen dat we er nu, met deze regeling, voor zorgen dat studenten toch een bijdrage krijgen en dat ze daarmee een tegemoetkoming krijgen voor de hoge energiekosten. Kan ik uitsluiten dat er nog rechtszaken komen? Nee, dat kan ik niet. Dat kan ik nooit.
Voorzitter. Dan nog een paar algemene opmerkingen in het laatste blokje. Mevrouw Van der Plas vraagt of ik de dialoog met de samenleving wil voortzetten op het punt van armoede. Zeker. Dat blijven we zeker doen. De heer Van Haga heeft er allerlei inzichten over gegeven dat de minister van EZK het probleem eigenlijk op zich moet nemen. Het is niet zo dat de minister van EZK, eigenlijk de minister voor Klimaat, niks heeft gedaan, integendeel. Er is natuurlijk een prijsplafond gekomen en we hebben allerlei maatregelen genomen, ook om de energiekosten te drukken. Ik denk dat het vraagstuk over armoede zo meteen gaat over iets wat breder is dan alleen energie. Dan ga ik meer een algemeen betoog houden. Je ziet dat kerninflatie nu veel meer het punt is dan alleen inflatie rondom energie. Dat zit 'm ook in voedsel en andere zaken waarbij het hard doortikt voor mensen. Ik denk niet dat het een opgave is van één minister, maar van een heel kabinet, op alle fronten waarop de inflatie sterk doorwerkt.
Er werd gevraagd of ik mij zorgen maak over een grote armoedeval. Bij de armoedeval is er altijd de volgende afweging. Doe je iets waardoor de armoedeval weer groter kan worden, of doe je niets, waardoor je de armoedeval niet laat toenemen, maar je ook zeker weet dat het aantal mensen in armoede toeneemt? Dat is een duivels dilemma, zeg ik erbij, ook als minister voor Armoede. Je kunt bijvoorbeeld kijken hoe je regelingen slim afbouwt of hoe je de marginale druk nog enigszins kunt beperken. Dat zit op veel meer fronten, bijvoorbeeld fiscaliteit. Die discussies worden volgens mij gevoerd, dus laten we die daar ook voortzetten. Nu net doen alsof — al doet de heer Van Haga dat niet — je de marginale druk helemaal uit het systeem krijgt … Dat kan als je alleen maar vlakke tarieven hebt en als je geen specifieke regelingen maakt voor bepaalde groepen. Misschien komen we daar een keer, maar dat is nog best een tocht. Het kent namelijk altijd een uitruil, ook als het gaat om ondersteuning voor mensen die dat ook hebben.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dan wil ik in ieder geval de bevestiging van de minister dat door deze eenmalige uitkering de armoedeval toch weer toeneemt, en dat dat precies is wat we niet willen hebben.
Minister Schouten:
Als ik het heel technisch bekijk, is dat ten opzichte van vorig jaar niet zo. Vorig jaar hadden we deze regeling ook al en de armoedeval bekijk je altijd weer ten opzichte van het jaar daarvoor. Maar in het algemeen geldt dat dit soort regelingen op zichzelf een bijdrage leveren aan de marginale druk. In z'n totaliteit moet je dan alle regelingen weer bekijken. We zitten niet door een rietje alleen maar naar één regeling te kijken. Bij marginale druk gaat het om alle regelingen die je in ogenschouw moet gaan nemen. Wat betreft dit punt klopt het dat als je net wat meer verdient, je het hierdoor niet krijgt en als dat sec de definitie van een bijdrage aan de armoedeval is, dan klopt dat. Nogmaals, we bekijken het niet geïsoleerd, maar we kijken naar het totaalpakket.
Draagt de overheid verantwoordelijkheid voor hoge energieprijzen? Het is niet zo dat wij als overheid de energieprijzen vaststellen. Natuurlijk zit er ook een component van de belastingen in, maar om nou net te doen alsof de overheid de totale verantwoordelijkheid draagt voor de hoge energieprijzen, vind ik ook wat vergezocht.
Is er gekeken naar de verlaging van belastingen en accijnzen? Ja. We hebben natuurlijk afgelopen jaar, dus dit lopende jaar, een pakket aan maatregelen gehad waarmee ook de accijnzen zijn verlaagd. Daarin kijken we ook naar de belastingen en naar de verhoging van het wml, het wettelijk minimumloon. Het zijn allemaal maatregelen die zijn genomen. Ik zou tegen de heer Van Haga en anderen zeggen: kijk naar het hele pakket.
Tot slot de blokverwarming. Daar was nog verwarring over. Deze regeling heeft helemaal niets te maken met blokverwarming. Die heeft echt alleen te maken met de regeling van het energieplafond. Wij vragen geen energiecontract of iets dergelijks als je de energietoeslag wil hebben. Het gaat alleen om de hoogte van je inkomen. Om die onduidelijkheid weg te nemen, is het belangrijk om dat hier nog te benadrukken.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Prima. Ik schors even vijf minuten. Dan gaan we naar de tweede termijn.
De voorzitter:
Wij gaan aan de tweede termijn beginnen. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Plas. Ik start even het wachtmuziekje in, want mevrouw Van der Plas is haar tekst kwijt. De ambtenaren geven wel even iets; dat scheelt ook tijd. Ik hoorde iemand "premierskandidaat" roepen.
Termijn inbreng
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, iemand riep "premierskandidaat". Ik zei: nou, nee, krijgen we dat weer; gaan we die hele discussie weer opnieuw voeren? Laten we dat maar niet doen. We hebben een hele goede nummer 2.
Allereerst condoleances aan de minister voor het verlies van een dierbare. Heel veel sterkte gewenst, natuurlijk ook voor de familie van de dierbare.
Ik heb één motie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan had ik nog één vraag aan de minister. Wij horen van mensen in het land dat de verhuurder nog steeds geen toeslag heeft aangevraagd in verband met de blokverwarming. Die mensen vragen eigenlijk aan ons: zou je als groep huurders gezamenlijk de energietoeslag kunnen aanvragen? Dat is een vraag die wij binnenkregen. Ik weet ook niet of het kan, maar ik leg de vraag graag neer bij de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Uiteraard wensen ook wij de minister sterkte.
Dit is zo'n debat dat eigenlijk nog niet voorbij is. Dat is natuurlijk erg onbevredigend, omdat we zo veel meer, ook structureel, zouden moeten doen. Ik denk dat wij niet kunnen wachten op de Prinsjesdagstukken. Daarom willen we toch nog één motie indienen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, daar laten we het bij.
De voorzitter:
Mevrouw Van Haga. O, de heer Van Haga. Sorry, haha, sorry, sorry. U bent genderneutraal, hoor ik.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
En van Belang van Nederland.
Allereerst mijn sympathie voor de minister. Ik vind het ontzettend stoer dat ze ondanks deze situatie toch is doorgegaan. Heel veel sterkte.
Dan de moties.
Mevrouw Kathmann van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Eerst de motie.
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dat niet-gebruik is van ongelofelijk groot belang, omdat we dat zien bij de groep studenten die voor een groot deel al in de knel zitten, maar ook bij een hoop ouderen, en juist ook bij de mensen met de blokverwarming waar mevrouw Van der Plas het zojuist over had. Want het gaat er niet om dat het iets te maken heeft met de energietoeslag, maar zij zitten vaak dubbel in de knel omdat heel veel huurbazen niet thuis geven. En ik weet dat we het vandaag hebben gehad over pleisters plakken, over een soort chronische reddingboei die over Nederland wordt uitgestrooid. Mensen blijven dan dobberen, maar het wordt tijd om ze echt eens op het droge te trekken. Dat fundament moet gewoon op orde. Ik heb het al eerder gezegd: volgens mij vindt de minister dat ook. Vandaag hebben we ook weer gezien dat we in ieder geval een onvermoeibaar hardwerkend iemand op dit dossier hebben. Ik wens haar dan ook heel veel sterkte.
De voorzitter:
De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Ik bedank de minister voor de heldere uitleg. Wij hadden wat zorgen over het niet gebruiken en daarom hebben we net een motie ingediend samen met mevrouw Kathmann. Ik kijk uit naar de appreciatie daarvan. Daarnaast ben ik ook blij dat er duidelijkheid is over wanneer dit uitgekeerd wordt. Voor ons is het belangrijk dat we deze wet daarom zo snel mogelijk aannemen en dat deze wet ook door de Eerste Kamer komt. Wij zien dat positief tegemoet. Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Palland, van het CDA.
Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter. Dank ook van mijn kant voor de beantwoording door de minister, niet alleen voor de beantwoording van zojuist maar ook voor het werk dat de afgelopen maanden is verricht en voor het aanpassen van de regeling die nu voorligt, vanwege een aantal knelpunten die er nog lagen en die we hebben opgedaan in 2022. Denk bijvoorbeeld aan de studenten. Er ligt nu een solide regeling. De verdeelsleutel voor de gemeenten is aangepast en er zijn bijvoorbeeld aanpassingen voor de kleine woonzorginstellingen.
In mijn eerste termijn heb ik al aangegeven dat ik eerder een motie heb ingediend die ik heb aangehouden tot deze wetsbehandeling. Die ging over de eerlijke verdeelsleutel: geen taken voor gemeenten zonder de bijbehorende knaken. Ik denk dat daar nu recht aan is gedaan door de minister, dus wat mij betreft is die motie overbodig en hoeft die niet in stemming te worden gebracht.
De voorzitter:
De heer Léon de Jong, van de PVV.
De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank.
De heer Léon de Jong (PVV):
Zoals ik zojuist ook al heb gezegd: goed dat de minister het debat heeft voortgezet. Ik heb grote waardering daarvoor. Veel sterkte met het verlies van uw dierbare. Dank u wel.
De voorzitter:
De heer De Kort van de VVD.
De heer De Kort (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb zelf geen motie. Ik wil wel een ordevoorstel doen aan de Kamer, of ik denk eigenlijk dat ik dit aan de voorzitter moet doen. Er zijn een aantal verschillen van inzicht. Los daarvan merk ik wel dat er brede steun is voor deze wetswijziging. Ik sluit me ook aan bij het compliment dat mevrouw Palland gaf over de wijzigingen die zijn aangebracht. Volgende week is het een bijzondere week, met Prinsjesdag en de Algemene Politieke Beschouwingen. Toch zou ik willen voorstellen om hier volgende week al over te stemmen en niet nog een week te wachten. De gemeenten wachten al lang. De minima zijn nog langer aan het wachten. Voor hen is het het allerbelangrijkste. Dan kan het ook eerder naar de Eerste Kamer en kunnen gemeenten de mensen met de lage inkomens ook eerder bereiken. Ik zou graag het ordevoorstel willen doen om deze moties en deze wetswijziging aan de stemmingen op donderdag toe te voegen, na de APB.
De voorzitter:
Dat scheelt maar vier of vijf dagen, hè.
De heer De Kort (VVD):
Iedere dag is …
De voorzitter:
Iedere dag is er één. Tegen zo veel logica valt niks in te brengen. Ik moet even kijken of er hier in de Kamer een meerderheid voor bestaat. Laat ik het omdraaien: bestaat er enig bezwaar tegen? Wil iemand dat niet hebben?
Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik heb juist helemaal geen bezwaar. Volgens mij is er ook wel enige vorm van urgentie, gezien de stemmingen in de Eerste Kamer. Daarom maken de dagen wel uit.
De voorzitter:
Dat is een ondersteuning van het voorstel van de heer De Kort. Ik vroeg of er enig bezwaar tegen bestaat. Ik stel vast dat dat niet het geval is, dus dan voegen we dit toe aan de stemmingslijst van volgende week donderdag.
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Warmerdam, maar die ziet af van zijn spreektijd. Ik schors voor vijf minuten en dan gaan we luisteren naar de minister.
De voorzitter:
We gaan beginnen met de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik denk dat we er vrij kort en puntig doorheen kunnen gaan. Het woord is aan de minister.
Termijn antwoord
Minister Schouten:
Zeker. Eerst de vraag van mevrouw Van der Plas over de blokverwarming. Ik geloof dat hier echt sprake is van spraakverwarring, want sowieso kan een verhuurder nooit energietoeslag aanvragen. Dat heeft te maken met de regeling van EZK voor het prijsplafond. Ik denk dat daar de verwarring zit, want de energietoeslag ziet op het individu en het inkomen. Het kan zijn dat gemeenten vragen om een energiecontract op naam. Mocht daar nou een probleem zitten en u signalen heeft dat het bijvoorbeeld bij blokverwarming ingewikkelder is, dan horen wij dat graag, want wij hebben die signalen niet. We zullen het van de week ook nog even checken bij de VNG. Maar ik denk dat de regeling van EZK die er is wat betreft het prijsplafond nu verward wordt met de energietoeslag, want je kan als verhuurder nooit energietoeslag voor je hele pand aanvragen. Dat kan gewoon niet. Maar als we er wel signalen over hebben, gaan we er achteraan.
Dan kom ik op de moties. Allereerst de motie op stuk nr. 9 van mevrouw Van der Plas en mevrouw Beckerman, die vraagt om te onderzoeken welke groepen jongeren onder de 21 jaar toch betrokken kunnen worden bij de regeling voor de energietoeslag. Dit gaat helemaal dwars in tegen de systematiek die we ook in de Participatiewet in den brede hebben voor jongeren die in principe onderhouden dienen te worden door de ouders. Daar sluit deze regeling ook op aan. Als we die zouden uitzonderen, zouden we het eigenlijk breder moeten trekken, want de onderbouwing waarom het voor deze regeling wel zou moeten gelden en voor andere regelingen niet, is dan heel ingewikkeld. Dat zou dan leiden tot een hele fundamentele discussie. Maar hier blijft wel staan dat op het moment dat een jongere in de problemen komt, om wat voor reden dan ook, en geen andere mogelijkheden heeft, die zich natuurlijk bij de gemeente kan melden voor individuele bijzondere bijstand. Maar deze motie moet ik in deze vorm ontraden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als die jongeren weer naar de gemeenten moeten, dan krijgen ze ermee te maken dat de ene gemeente het zus doet en de andere gemeente het zo doet, of dat ze bij de ene gemeente wel geholpen worden en bij de andere gemeente niet. Dus ik zoek eigenlijk een beetje naar hoe we die groep op een goede manier in beeld kunnen krijgen ofwel hoe we ze kunnen wijzen op die mogelijkheid, want vaak is het ook zo dat jongeren of hun ouders dat helemaal niet weten. Ik zou dan graag iets van een toezegging krijgen dat die groep wel op de een of andere manier in beeld gebracht wordt of erop gewezen wordt dat ze op deze manier geholpen kunnen worden. Dan nog blijft het probleem — maar goed, daar kan de minister nu een-twee-drie niets aan doen — dat er dus heel veel verschillend beleid is in gemeenten. Dat is en blijft een probleem bij heel veel uitvoerend beleid overigens.
Minister Schouten:
De individuele bijzondere bijstand is echt bedoeld voor situaties waarin andere regelingen geen soelaas bieden. Dus daarvoor moet de gemeente ook wel enige vrijheid hebben, omdat ze anders niemand in die regeling kunnen krijgen. Dus ze moeten daarin ook echt maatwerk kunnen leveren. Het hangt ook af van de persoonlijke omstandigheden van mensen of van de specifieke situatie waar ze in zitten. Voor jongeren geldt wel dat bijvoorbeeld studiefinanciering en een eventuele lening wel als voorliggende voorziening worden aangemerkt. Dus dat wordt wel meegenomen. Die regelingen moet je dus, zeg maar, eerst gebruiken, omdat die specifiek voor jou zijn bedoeld. Als ik het dichttimmer tussen de gemeenten, wordt het heel ingewikkeld, want dan hebben ze juist de vrijheid niet meer die ze nodig hebben in die regeling. Aan de andere kant is er ook gewoon de algemene notie van de onderhoudsplicht van ouders. Die vind ik in die zin ook gangbaar, omdat je ook echt ouders er wel op kan aanspreken dat als ze dat kunnen, ze hun kinderen onderhouden. Vaak zien we dat in dit soort situaties bijvoorbeeld scholen een belangrijke rol spelen. Ik ben zelf vaak op mbo's op bezoek geweest. Daar zie je dat sommige jongeren echt in de problemen zitten, ook met hun ouders, en dat scholen bijvoorbeeld wel een rol kunnen vervullen om te kijken wat er dan mogelijk is. Het is niet zo dat ik ze dat nu opleg, want hun kerntaak is natuurlijk onderwijs geven, maar ik zie wel dat ze vaak iemand in dienst hebben om daarin te voorzien. Het is nu niet zo dat ik daarvoor nog een aparte campagne ga voeren of zo, maar wij zijn hier gewoon al mee bezig, ook met mbo's in het kader van financiële educatie. We zijn dat nu groter op de agenda aan het zetten. Ik kan kijken of dit onderdeel daar ook in meegenomen kan worden, zo van: weet dat er ook plekken zijn waar je terechtkunt als het niet mogelijk is. Dat wil ik dus wel toezeggen, maar deze motie gaat iets verder dan dat, dus ik blijf 'm ontraden. Maar ik zeg toe dat ik ga kijken of ik het bij die financiële educatie kan meenemen.
Dat was een wat lang antwoord, voorzitter. Sorry daarvoor. Ik zal nu wat korter zijn.
De motie op stuk nr. 10 verzoekt een verhoging naar 150% van het wettelijk sociaal minimum. Daar hebben we al uitvoerig over gesproken. Deze motie moet ik ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 11 van de heren Van Haga en Smolders over het verlagen van de energierekening met bijvoorbeeld accijnzen, belastingen en btw. De heer Van Haga geeft mij een grote rol, alsof ik over de fiscaliteit, over de accijnzen en over allerlei zaken ga. Ik zou willen adviseren om deze motie op een andere plek in te dienen, bijvoorbeeld bij de minister voor Klimaat en Energie of bij het Belastingplan of waar dan ook, want dit zijn allemaal zaken die niet over mijn beleidsterrein gaan. En als hij dat niet van plan is, dan moet ik 'm ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 12 over het gelijk behandelen van alle uitwonende studenten. We hebben juist gezocht naar studenten met een aanvullende beurs, waarbij het inkomen van de ouders dus niet heel hoog is, en die uitwonend zijn. We willen daarmee de regeling zo gericht mogelijk maken, voor de jongeren die daar echt behoefte aan hebben. Dus deze motie ontraad ik.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 13. Wij zijn al een heel eind op weg met de VNG om zo'n plan van aanpak op te stellen. We hebben daar namelijk allemaal belang bij. In dat licht kan ik deze motie dus ook oordeel Kamer geven. We zijn die stappen namelijk eigenlijk al aan het zetten. Eigenlijk vraagt u hierin: doe het gewoon. Nou, we ronden dat bijna af, dus ik denk dat we deze motie daarmee gewoon oordeel Kamer kunnen geven.
Dan de motie op stuk nr. 14. Het eerste verzoek is: het beschikbaar te stellen tot 140% van het sociaal minimum. Die discussie hebben we al gevoerd. Dat onderdeel ontraad ik. Het tweede verzoek is dat de energietoeslag voor 2023 ook daadwerkelijk in 2023 zal worden gekeerd. Dat is een ingewikkeld element. Ik kan op zich volgen wat hier staat, behalve als iemand zich bijvoorbeeld pas in december meldt en dan de toets of iemand er inderdaad recht op heeft, nog gedaan moet worden. Ik kan dan niet garanderen dat dat lukt. Maar alles is erop gericht om die energietoeslag zo snel mogelijk uit te keren. In die geest lees ik het. Ik kan dus niet toezeggen of dat in 100% van de gevallen zo zal zijn, maar dat is wel de lijn. Alleen, de combinatie van deze twee onderdelen maakt dat ik deze motie moet ontraden. Maar dat weerhoudt ons er niet van om zo snel mogelijk aan het werk te gaan nadat u deze wet hopelijk heeft goedgekeurd.
Ik dank uw Kamer ervoor dat u daar snel over wilt stemmen. Dank dus ook aan de heer De Kort voor zijn ordevoorstel. Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de minister dat zij ondanks de persoonlijke tegenslag toch dit debat heeft willen doen en heeft willen volbrengen.
De voorzitter:
Volgende week donderdag zullen we stemmen over deze wet, tezamen met de moties inzake de APB. Dan sluit ik de vergadering van 13 september.