[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-04-01. Laatste update: 2025-04-02 00:41
Plenaire zaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

70e vergadering, dinsdag 1 april 2025

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 148 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Aartsen, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bevers, Bikker, Bikkers, Blaauw, Bontenbal, Boomsma, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Bromet, Bruyning, Buijsse, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Dral, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Haage, Van Haasen, Heite, Heutink, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Koops, Kops, De Kort, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Oostenbrink, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, Rooderkerk, De Roon, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thiadens, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Uppelschoten, Valize, Vedder, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wijen-Nass, Wilders, Wingelaar, Yeşilgöz-Zegerius en Van Zanten,

en mevrouw Faber, minister van Asiel en Migratie, de heer Van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, en de heer Struycken, staatssecretaris Rechtsbescherming.

De voorzitter:

Ik open de vergadering van 1 april 2025.

Vragen Bikker

Vragen Bikker

Vragen van het lid Bikker aan de minister van Asiel en Migratie over het bericht "Minister Faber weigert te tekenen voor onderscheiding van vijf vluchtelingenwerkers".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Asiel en Migratie. Fijn u weer te zien hier. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bikker van de fractie van de ChristenUnie, met een mondelinge vraag aan de minister. Het woord is aan haar.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Schokkend en schaamteloos. Deze minister saboteert een van de belangrijkste en mooiste tradities die we kennen in ons land. Een traditie van waardering. Een traditie om mensen in het oranje zonnetje te zetten die het opnemen voor onze samenleving en het goede zoeken. Miljoenen vrijwilligers zetten zich dag in, dag uit in voor vluchtelingen, voor de voetbalvereniging, voor de kerk. En wat is dat goud waard. Deze vrijwilligers worden door familie, door bekenden, door mensen die dankbaar zijn, voorgedragen voor een lintje. Een prachtige traditie van wel 200 jaar oud. Al die vrijwilligers verdienen onze waardering, want ze zijn het goud in onze samenleving.

En dan deze minister. Die banjert daar dwars doorheen. Dat is niet alleen een flagrante schoffering van al die mensen die de samenleving dragen. Nee, het is een frontale aanval op de fundamentele waardering van al die vrijwilligers. Want zonder vrijwilligers valt onze samenleving uit elkaar. Los van hoe je politieke kleur is: het toekennen van lintjes is niet politiek. Lintjes gaan niet over je opvatting. Lintjes gaan over je bijdrage aan de samenleving, ook die van deze vijf vrijwilligers. Ook zij zijn door hun omgeving voorgedragen. Ook zij hebben zich jarenlang ingezet voor hun omgeving, voor de opvang van vluchtelingen.

Gelukkig, zou ik zeggen, hebben we een minister-president die dat beseft. Daarmee zullen de betrokken vrijwilligers de waardering krijgen die hun toekomt. Alleen is er nog één persoon in deze zaal die zich daar bij moet scharen. Daarom de eenvoudige vraag: biedt de minister van Asiel en Migratie vandaag haar excuses aan?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Faber:

Dank u wel, voorzitter. De aanhoudende asielstroom moet worden gekeerd. Daar is veel wetgeving voor nodig en daar zijn veel maatregelen voor nodig. Uw Kamer weet dat. Het loopt Nederland nu over de schoenen. Ik wil er alles aan doen om het tij te keren en om de komst van nieuwe asielzoekers en vreemdelingen zo veel mogelijk te minimaliseren. Dat signaal heb ik willen geven toen ik besloot de toekenning van lintjes niet te ondertekenen. Ik sta daar nog steeds achter. Ministers zijn geen stempelmachines. Als ik iets niet wil tekenen, dan teken ik niet. Inmiddels heeft de minister-president aangegeven de lintjestoekenning samen met de minister van Binnenlandse Zaken alsnog toe te kennen. Ik zal me daar niet tegen verzetten. Het kabinet …

De voorzitter:

Ik zou meneer Jetten willen vragen om even rustig naar de minister te luisteren, en de heer Klaver ook.

Minister Faber:

Kan-ie weer, voorzitter? Ja? Heel goed.

Het kabinet spreekt met één mond. De kwestie is wat mij betreft dan ook afgedaan.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik hoor geen spoor van reflectie bij deze minister. Ze legt zich er misschien bij neer dat anderen iets tekenen, maar ze volhardt zelf alleen maar. Ze begint weer met die gebruikelijke riedel die ze zo graag mag doen, maar ze heeft het niet over al die vrijwilligers die pal staan voor ons land, die ook vluchtelingen hebben opgeleid die nu een voorbeeldrol hebben in onze samenleving en die daaraan hebben bijgedragen, aan wie ze de taalcursussen hebben gegeven. Ze richt zich met het schofferen en het politiek maken van de lintjes telkens opnieuw tegen de duizenden vrijwilligers die zich dagelijks inzetten voor vluchtelingen in Nederland.

Voorzitter. Het kan niet waar zijn dat over zo'n feestelijk moment, waarop iemand waardering krijgt namens ons allemaal, de schaduw hangt dat dit kabinet verdeeld is en dat minister Faber zegt: nee, ik teken dat niet; dat anderen dat doen moeten zij weten, maar hierdoor verklaar ik dat ik een soort status aparte heb in dit kabinet. Dat kan niet waar zijn.

Voorzitter. Ik zou het de minister toch nog één keer willen vragen. Ik ben van een partij die iemand heus wel een tweede kans wil bieden. Laat die lintjesregen nou heel. Zorg dat het iets blijft van de samenleving. Maak dat niet politiek kapot. De PVV is zo langzamerhand de partij tegen de vrijwilligers in plaats van voor de vrijwilligers, als de minister hiermee doorgaat. Ik vraag het haar dus nog één keer: hoe zorgt de minister ervoor dat we geen smet krijgen op het jaarlijkse prachtige lintjesfestijn onder een oranje zonnetje? Kom op, maak jezelf iets kleiner. Het is niet "l'état, c'est moi", van de Zonnekoning die zei dat hij de staat was. Nee, we hebben één kabinet, dat spreekt met één mond. Kies voor de vrijwilligers. Kies voor de waardering. Maak excuses. Dat zou het zoveel makkelijker maken.

Minister Faber:

Ik heb al eerder aangegeven dat het zo gewoon niet meer kan. Het water loopt Nederland over de schoenen. Het tij moet gewoon gekeerd worden. Ik kan dat honderd keer zeggen, maar het moet hier gewoon anders. Ik wil ook de komst van zo veel mogelijk nieuwe asielzoekers en vreemdelingen naar dit land minimaliseren. Dat is gewoon mijn boodschap. Dat signaal heb ik ook willen geven toen ik besloot niet de lintjestoekenning te ondertekenen, en daar sta ik gewoon nog steeds achter. Ik ben geen stempelmachine. Als ik iets niet wil tekenen, ga ik dat gewoon niet tekenen, ja.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De minister kiest hiermee voor een ramkoers tegen de samenleving, tegen de vrijwilligers die dat lintje gewoon verdienen en ook zullen krijgen. Erger nog, ze zet de eenheid van kabinetsbeleid onder druk, terwijl het hier gaat om een waardevolle traditie. De minister kan elke dag aan de slag met oplossingen, met stevige, degelijke, deugdelijke wetgeving die ons land vooruithelpt, maar ze kiest voor ophef en pakt nu wel echt even de hele verkeerde groep aan. Die vrijwilligers zijn van ons allemaal. Die gaan we sowieso in het oranjezonnetje zetten, maar deze minister heeft toch echt met haar kabinet tot eenheid van kabinetsbeleid te komen. Ik vraag hierbij ook van de minister om samen met de minister-president toe te lichten — dat kan via een brief — hoe zij denken dat zij met één mond spreken.

Minister Faber:

Ik heb net gezegd wat ik heb gezegd. Ik heb ook gezegd dat de minister-president inmiddels heeft aangegeven de lintjes samen met de minister van Binnenlandse Zaken alsnog toe te kennen. Ik zal me daar niet tegen verzetten, want het kabinet spreekt immers met één mond. Wat mij betreft is de kwestie hiermee gewoon afgedaan.

De heer Bontenbal (CDA):

Dit gaat over democratisch ethos, over hoe mensen zich gedragen. De premier heeft in het debat over de regeringsverklaring gezegd dat hij normerend zou optreden. Voor mijn fractie gaat dit echt, echt over de grens. Ik heb twee simpele vragen aan u. Eigenlijk is het één vraag: wilt u hier gewoon sorry voor zeggen? In de tweede plaats: wilt u beloven dat u dit niet nog een keer doet? Als u niet bereid bent beide vragen met "ja" te beantwoorden, zullen wij de vertrouwensvraag op tafel gaan leggen.

Minister Faber:

Ik heb gezegd: Nederland wil anders. Nederland is naar de stembus gegaan. Het moet gewoon anders. De instroom moet gewoon drastisch naar beneden. Daarom heb ik ook besloten om de toekenning van de lintjes niet te ondertekenen, want ik heb een signaal willen afgeven. Ik ben geen stempelmachine. Wat ik niet wil tekenen, ga ik gewoon niet tekenen. Ik heb ook gezegd dat de minister-president heeft aangegeven de lintjestoekenning samen met de minister van BZK wel te tekenen. Ik zal me daar ook niet tegen verzetten. Dus wat mij betreft is het nu gewoon klaar.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Deze minister zal het er vast mee eens zijn dat we mensen niet mogen cancelen bijvoorbeeld vanwege hun politieke achtergrond, bijvoorbeeld omdat ze actief zijn voor de PVV, om maar iets te noemen. Betreedt de minister nu niet juist dat glibberige pad met haar weigering om deze mensen, die dus blijkbaar activiteiten doen die haar niet aanspreken, wel te cancelen en een lintje te weigeren?

Minister Faber:

Ik heb het al eerder aangegeven en ik blijf dat gewoon herhalen: het moet hier in Nederland gewoon anders en het tij moet gewoon gekeerd worden. Ik kan het nog een paar keer zeggen. Als uw Kamer dat van mij vraagt, zal ik dat ook nog een paar keer herhalen. Dan zal ik dat gewoon nog een paar keer herhalen. Ik heb hiermee een signaal gegeven betreffende die lintjes. Ja, weet u, ik sta nog steeds achter dat besluit. Ik ben geen stempelmachine en als ik iets niet wil tekenen, dan ga ik het gewoon niet tekenen. De minister-president gaat dat wel doen met de minister van BZK. Ik zal me daar niet tegen verzetten.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

De laatste keer. "De asielinstroom moet naar beneden"; daar gaat dit allemaal niet over. Daar hebben we allerlei gedachten over in deze Kamer, maar u politiseert het toekennen van lintjes omdat deze personen u niet aanstaan. Maar in een volgend geval is er een andere categorie mensen, misschien wel mensen bij wie deze minister zich erg thuis voelt. Ziet de minister niet in op wat voor glibberig pad zij stapt?

Minister Faber:

Ik ben de minister van Asiel en Migratie. Het gaat mij aan het hart wat er nu gebeurt met Nederland. Dat wil ik niet. Het tij moet keren. Het moet gewoon anders. Die instroom moet naar beneden. Daarom heb ik ook al twee wetsvoorstellen bij uw Kamer ingediend. Er komen er gewoon nog meer. Ik blijf staan op dat punt.

De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):

De minister is niet de dienaar van Geert Wilders, maar een dienaar van de Kroon. Deze opstelling is beschamend. We hebben het over vrijwilligers die een lintje krijgen, en de minister weigert te tekenen. Ze denkt hier weg te draaien met een verhaal waar niks van klopt. Met deze opstelling is de eenheid van kabinetsbeleid failliet. Deze minister kan dat wel proberen te verkopen hier, maar dat zou de minister-president niet mogen accepteren. Ik stel nogmaals de vraag die mijn collega's ook al hebben gesteld: kan zij in plaats van opnieuw oplezen wat er op dat blaadje staat, hier gewoon zeggen: ik schaar mij achter de keuzes die dit kabinet maakt en daarmee zijn het ook mijn keuzes; als de minister-president een besluit tekent, is dat ook mijn besluit?

Minister Faber:

Ik heb net gezegd dat ik mij niet tegen het besluit van de minister-president zal verzetten. Het spreekt dus voor zich dat dat ook namens mij is.

De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):

Het is echt beschamend. U loopt hier de hele tijd te fulmineren over wat er allemaal mis zou zijn en u heeft het over uw beleidsterrein en zegt dat u bezig bent met migratie, terwijl het daar helemaal niet over gaat. Het gaat hier over vrijwilligers. U probeert hier nu een politieke escape te vinden. Dat kan niet. Als dit namelijk ook uw besluit is, zou u dit wel gewoon tekenen. Dat doet u niet. Daarom zeg ik tegen u, voorzitter, dat ik ook geen vervolgvraag meer heb; maak maar alvast ruimte vrij in de plenaire agenda, want wij willen vanavond nog een debat met deze minister, waar ook de minister-president bij is. Dit kan niet. Dit is het failliet van de eenheid van kabinetsbeleid. Dit mogen we als Kamer niet accepteren. Tot slot wil ik dat mensen heel goed snappen dat dit niet gaat over de vraag wat je van migratie vindt. Daar hebben we terechte debatten over in dit parlement. Dit gaat over fatsoen. Dit gaat erover dat we normaal blijven doen met elkaar in dit parlement en dat vrijwilligers gewoon een lintje krijgen, zoals dat al decennia gebruikelijk is hier in Nederland.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

We zijn het inmiddels gewend dat deze minister de Kamer schoffeert. Dat gebeurt hier te vaak. Maar nu schoffeert deze minister ook de samenleving. Een ruime meerderheid van de mensen vindt dat mensen die vluchtelingen helpen, dat goed doen. Een ruime meerderheid van de mensen vindt dat we mensen deugdelijk op moeten vangen. Vandaag nog stond er een paginagrote advertentie van grote maatschappelijke organisaties in de krant. Die doen nu wel wat dit kabinet bij monde van deze minister nalaat, namelijk de vrijwilligers, die zich met hart en ziel inzetten, danken. Ziet de minister dat zij totaal geïsoleerd en alleen staat in haar standpunt? Ziet de PVV dat ze totaal op ramkoers ligt met de maatschappij, vraag ik aan deze minister.

Minister Faber:

Weet u wat ik zie? Ik zie dat de aanhoudende asielstroom moet worden gekeerd. Daar is wetgeving voor nodig. Daar zijn maatregelen voor nodig. U weet dat ook. Uw Kamer weet dat ook. Nederland kan het gewoon niet meer aan. Het water loopt over de schoenen. Het tij moet gewoon gekeerd worden. Ik wil zo min mogelijk nieuwe asielzoekers en vreemdelingen naar Nederland laten komen. Dat moet gewoon afgedekt worden, dat moet gewoon stoppen. Dat signaal heb ik willen geven toen ik besloot om de toekenning van de lintjes niet te ondertekenen. En daar sta ik gewoon achter. Ik ben geen stempelmachine. Als ik iets niet wil tekenen, dan teken ik niet.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dit is een totaal ongeïnspireerde herhaling van zetten. Dit is een middelvinger naar de samenleving van deze minister, en dus van dit kabinet. Dat kan niet. Het is zeer terecht dat collega Bontenbal de vertrouwensvraag op tafel legt. Wat mij betreft dienen we die motie van wantrouwen vanavond nog in. Deze minister kan deze post niet aan.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Vrijwilligers vormen de ruggengraat van onze samenleving. Die zijn heel erg belangrijk, want zij zetten zich dagelijks belangeloos in. Ze verdienen dan ook absoluut onze waardering. Ik ben benieuwd of de minister het met de BBB eens is dat een koninklijke onderscheiding, die bedoeld is als erkenning voor langdurige belangeloze inzet voor de samenleving, geen politiek instrument zou moeten zijn.

Minister Faber:

Ja, ik blijf gewoon bij mijn verhaal. Ik kan het nog wel een paar keer herhalen. Ik wil dat met alle plezier doen. Ik wil dat antwoord nog wel een keertje gaan geven. Maar mijn eerdere inbreng is gewoon hoe ik erin sta. Het kan gewoon zo niet meer. De instroom moet naar beneden. Nederland is er gewoon klaar mee. De maatschappij kan het niet meer dragen. Het moet gewoon anders. Ik heb besloten om die lintjes niet te ondertekenen. Ik stond daar niet achter. Ik ben geen stempelmachine. Als ik niet wil tekenen, dan teken ik niet. De minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken willen dat wel tekenen. Het is helemaal prima dat ze dat willen doen. Ik zal me daar niet tegen verzetten. Het kabinet spreekt met één mond, dus wat mij betreft is het gewoon klaar. Ik kan het allemaal nog een paar keer vertellen, maar ik blijf gewoon op dit standpunt staan. Dit is mijn boodschap.

De heer Eerdmans (JA21):

Even een andere vraag dan. Ziet de minister dat het gedoe, de wekelijkse ophef door acties, uitspraken en handelingen van de minister zelf, elke keer weer afleidt van waarvoor ze is aangesteld, namelijk het strengste asielbeleid ooit? Snapt u dat de PVV-stemmer misschien wel denkt: minister, er is een hoop fuss en een hoop ophef, maar wat krijg ik ervoor terug? Al die uren en al die media-aandacht hadden ook kunnen gaan naar de instroombeperkende maatregelen en de nieuwe wetsvoorstellen die komen. Ik wil eigenlijk graag een reflectie op het gedoe van vandaag. Roept de minister dat niet een klein beetje over zichzelf af door dit soort handelingen?

Minister Faber:

Ik herhaal het nogmaals: die instroom moet gewoon naar beneden. Ik bedoel: wij hebben hier gewoon een asielprobleem. Dat moet gewoon stoppen. Die instroom moet gewoon stoppen. Die overlast moet gewoon stoppen. Het kan zo gewoon niet meer. Ik kan het nog wel een paar keer zeggen — dat vind ik allemaal prima hoor — maar dit is mijn boodschap.

De heer Eerdmans (JA21):

De instroom gaat voor geen meter omlaag door vijf mensen een lintje te weigeren. Kom op, zeg! Wat is dit voor antwoord? Het is gewoon een complete riedel van niks. Hier hebben we helemaal niets aan. Geef nou gewoon eerlijk antwoord op de vraag: helpt dit nou om de instroom tegen te gaan? Het antwoord is nee. Dat wil ik graag horen. Er is nog steeds een instroom van 700 asielzoekers per week in Nederland. Dit helpt hier niets aan. Sterker nog, het werkt averechts. U krijgt een hele hoop horden tegen u. Er komt een debat aan. Er worden allerlei extra vragen gesteld. Dat is allemaal tijd die u had kunnen besparen, minister, door gewoon aan het werk te gaan en door ons niet op te zadelen met dit soort onzin.

Minister Faber:

Wat is de vraag?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik wil gewoon een reflectie. Ik wil geen opgelezen antwoord, maar gewoon een reflectie van de minister van Asiel op wat er nu is veroorzaakt in de Kamer en op de vraag of dat nut heeft voor uw beleid. Daar heeft u de steun van JA21 voor. Dat heb ik al vaker gezegd. JA21 steunt het rechtse asielbeleid, maar dan wil ik wel graag weten of dit daarbij helpt.

Minister Faber:

Er zijn gewoon zorgen in de samenleving over die asielinstroom. Die zijn er gewoon. Die ga ik ook gewoon niet onder het tapijt moffelen. Die zijn er gewoon. Er moeten maatregelen komen. Die wetsvoorstellen moeten door de Kamer. Er komen nog meer wetsvoorstellen aan. Het moet gewoon stoppen. Dat signaal heb ik willen geven.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

We zijn getuige van weer een staaltje ophitspolitiek van de PVV. We zien dat de problemen niet worden opgelost. Er is nu even iets minder aandacht voor het destructieve asielbeleid van dit kabinet en hup, minister Faber komt weer met iets wat ze uit haar hoge hoed heeft getoverd, namelijk: ik ga lintjes weigeren. Mijn vraag is: wanneer is het genoeg voor de PVV? Moeten we echt de hele samenleving tegen elkaar opgezet zien? Wanneer is het genoeg met de polariserende ophitspolitiek? Als iedereen tegenover elkaar staat?

De voorzitter:

De minister staat hier niet namens een fractie. De minister staat hier namens de Kroon. Een stukje staatsrecht.

Minister Faber:

Weet u, ze kunnen het nog 100 keer vragen en ik wil het nog 100 keer beantwoorden. De Kamer, sorry, excuus, daar heeft de heer Dijk gelijk in. De Kamer kan het nog 100 keer vragen en ik wil het ook nog 100 keer beantwoorden. Dat is geen enkel probleem. Maar die aanhoudende asielstroom moet gewoon worden gekeerd. Dat is het probleem.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik zei bewust "de PVV", omdat we te maken hebben met een minister die tegelijkertijd doet aan PVV-ophitspolitiek en daarmee de aandacht afleidt van alle echte problemen in Nederland. Daar krijg ik eerlijk gezegd een beetje genoeg van, want tegelijkertijd zien we hoe ontzettend veel schade er door deze minister wordt aangericht. We zien hoe belangrijk het systeem van de lintjes is voor alle vrijwilligers in Nederland, voor hardwerkende mensen. Wat de minister nu doet, is het politiek maken van dat systeem, waardoor ze het systeem ondermijnt en een Nederlandse traditie ondermijnt. Erkent de minister dat zij met deze weigering ontzettend veel schade toebrengt aan dit mooie systeem en aan een mooie Nederlandse traditie?

Minister Faber:

Ik blijf het maar gewoon herhalen: de asielinstroom moet naar beneden. We hebben gewoon een heel groot probleem. De mensen willen dat ook gewoon anders en dat signaal heb ik willen geven.

De heer Boomsma (NSC):

De minister zegt: de instroom moet omlaag. Daar zijn wij het mee eens. Sterker nog, de minister heeft hier meerdere partijen, zeker vier, vijf of zes partijen, die het allemaal eens zijn met het feit dat er strenger migratiebeleid moet komen, dat er strenger asielbeleid moet komen en dat er strengere wetten moeten komen. Dus dat staat helemaal niet ter discussie. Maar er komt toch geen enkele asielzoeker minder door nu te weigeren voor de lintjes te tekenen, zeker nu iemand anders die lintjes alsnog gaat uitreiken? Het is toch niet een signaal voor streng asielbeleid? Het is een signaal dat de lintjesverdeling nodeloos gepolitiseerd gaat worden.

Minister Faber:

Toen ik besloot om die toekenning van de lintjes niet te ondertekenen, had dat te maken met de hele asieltoestand die we hier in Nederland hebben. Dat signaal heb ik willen afgeven. De asielinstroom moet naar beneden. Er is allemaal gedoe rond de azc's. Dit kan gewoon zo niet en dat signaal heb ik willen geven. Daarom heb ik de toekenning van die lintjes niet ondertekend. Daar sta ik nog steeds achter. Ik ben geen stempelmachine. Zoals ik al eerder heb gezegd: als ik niet wil tekenen, dan teken ik niet.

De heer Jetten (D66):

De minister is geen stempelmachine; dat is nu duidelijk. Ze is wel een antwoordmachine, want we staan nu al twintig minuten naar dezelfde nietszeggende antwoorden te luisteren. Dus ik ga het even op een iets andere manier proberen. Het gaat niet alleen maar over het niet willen tekenen van de toekenning van lintjes aan vrijwilligers. Het gaat om het doorbreken van de eenheid van kabinetsbeleid. Dat krijgt deze minister in één week tijd drie keer voor elkaar. Eerst hier in de plenaire zaal door de minister van Economische Zaken af te vallen. Dan vrijdag bij de ministerraad door de premier en de minister van Volkshuisvesting af te vallen. En vervolgens door te weigeren die lintjes toe te kennen en dat door andere mensen in het kabinet te laten oplossen. Dat past in een breder patroon van amateurisme, van chaos en van alleen maar ruzie maken en vervolgens helemaal niks voor elkaar krijgen als het gaat om meer grip op migratie. Mijn simpele vraag is: als u zich niet kunt houden aan de eenheid van kabinetsbeleid, waarom zit u hier dan eigenlijk nog als minister?

Minister Faber:

Ik heb aangegeven dat de minister-president heeft aangegeven dat hij de lintjes samen met de minister van BZK alsnog zal toekennen. En ik zal me daar niet tegen verzetten. Het kabinet spreekt met één mond, dus …

De voorzitter:

Ik zou mevrouw Piri ook willen vragen om zich te onthouden van commentaar. De heer Jetten.

Minister Faber:

Dus ik zal me daar niet tegen verzetten. Ik heb ook gezegd dat ik mij er niet tegen verzet, dus ik zie het probleem daar verder niet in. Wat mij betreft is hiermee de kous af.

De heer Jetten (D66):

Voorzitter, ik snap dat u het als voorzitter vervelend vindt dat het onrustig is in de zaal en dat mensen vanuit hun stoel reageren op wat er in vak K wordt gezegd. Ik zit echter sinds 2017 in verschillende rollen hier in de Kamer en ik heb echt in al die jaren nog nooit meegemaakt dat een minister, een lid van het kabinet, zo vaak de eenheid van kabinetsbeleid kan doorbreken, dat een minister zo vaak ruziemaakt met de minister-president of collega's in het kabinet, en dat een minister zo vaak de Kamer schoffeert met nietszeggende antwoorden. Heel eerlijk: u bent een schande voor het ambt van bewindspersoon. U bent een schande voor het land, waarin mensen voor een kabinet hebben gekozen waarvan ze dachten daarmee grip op migratie te krijgen. Het enige wat we krijgen met deze minister op Asiel en Migratie is geruzie en chaos; het is amateurisme. U bent een grove schande voor het ministerschap. Mijn grote vraag is: hoe lang mag u deze taak nog vervullen? Het is ook hoog tijd dat de minister-president hier tekst en uitleg komt geven over uw walgelijke gedrag.

Minister Faber:

Volgens mij hoorde ik geen vraag. Ik hoorde wel allerlei kwalificaties. Maar ja, die zijn aan meneer Jetten. Nou, dat hebben we ook weer gehad. Goed.

Mevrouw Vondeling (PVV):

De PVV vindt dit een geweldig besluit van de minister. Het is goed dat deze minister het signaal afgeeft dat zij de instroom wil beperken. Ik wil de minister vragen waarom al die mensen die tegen de asielinstroom zijn en tegen de komst van een azc in hun buurt, geen lintje krijgen.

De voorzitter:

Ik zou mevrouw Piri willen vragen om zich te onthouden van commentaar. De minister.

Minister Faber:

Ik heb mevrouw Vondeling gehoord en ik neem dat mee. Dank u.

De heer Aartsen (VVD):

"Als ik iets niet wil tekenen, dan teken ik niet." Weet u wanneer ik dat voor het laatst hoorde? Dat was gisterochtend toen ik mijn dochter naar de peuterspeelzaal bracht. Met alle respect voor deze minister, met alle respect: laten we alsjeblieft iets volwassener met elkaar omgaan. Ik heb niet eens een vraag, voorzitter, maar gewoon een hartenkreet. Volgens mij hebben de Nederlanders gekozen voor een rechts kabinet en voor een strenger asiel- en migratiebeleid. Laten we dat alstublieft op een volwassen manier eindelijk eens een keer gaan regelen. Laten we niet zo'n mooie traditie die we met elkaar hebben als de lintjesregen op deze manier verstieren.

Minister Faber:

Ik hoorde verder geen vraag. Wat ik nog wel wil zeggen via de voorzitter, meneer Aartsen, is dat uw dochter in ieder geval een eigen mening heeft.

De heer Dijk (SP):

Ik ga proberen om dit even rustig te ontleden. Je ziet een minister die constant zegt "ik ben beleid" en "de instroom moet naar beneden". Zij komt van een partij die negentien jaar hier in de Kamer zit, als grootste partij in het kabinet kwam en die niet één wet klaar had liggen om daadwerkelijk grip op migratie te krijgen of om migratie te beperken. Dat is amateurisme één. Dan twee. Via Twitter en via X komt er eigenlijk al het bericht van de heer Wilders dat er hier in de Kamer iets meer over asiel moet worden gesproken. Dan wordt mevrouw dus op pad gestuurd. Hoppetee, de laarzen gaan aan en er worden grote stappen gezet om het eens eventjes wat meer over asiel te laten gaan en om de boel op te kloppen. En wie staan er hier allemaal in de rij om mevrouw Faber aan te gaan vallen voor haar absurde amateurisme? Inderdaad, wij allemaal, en terecht. Maar we weten dit: het is exact wat ze wil. Want ze staat hier stoer te doen en te zeggen dat ze staat voor de Nederlanders. Er wordt echter helemaal niets gedaan behalve een miljard euro uitgeven aan beunhazen, patjepeeërs, die met boten en hotels rijk worden van uw asielbeleid. Dat is uw agenda. Dat is hoe u aan het leveren bent. Dat zijn de belangen die deze minister aan het dienen is. Er wordt niets gedaan voor de Nederlander, helemaal niets. En dan komt de ontleding: bent u een beetje tevreden?

Minister Faber:

Volgens mij, voorzitter ... Heb ik het woord? Ja? Volgens mij maakt het helemaal niet uit of ik tevreden ben. Dat doet er helemaal niet toe. Dat is een persoonlijk feit.

De heer Dijk (SP):

Ik vraag of u tevreden bent, omdat u zo stoer aan het doen was dat u voor deze lintjes niet ging tekenen. Ik heb niets met lintjes, maar ik weet dat er heel veel mensen in de samenleving zijn die lintjes heel mooi vinden. Ik vind het ook mooi dat vrijwilligers die een bijdrage leveren, daarvoor beloond worden. Van mij hoeft het niet; dat is mijn subjectieve mening. Maar ik vind het heel laag als er bewindslieden zijn die niet over hun subjectieve mening heen kunnen stappen. Heel laag dat u hier tegenover vrijwilligers die er het beste van proberen te maken, die mensen helpen de taal te leren vanaf dag één, de stoere dame aan het uithangen bent. Dat is heel laag, mevrouw Faber, terwijl u aan de andere kant 1 miljard per jaar aan die patjepeeërs, die commerciële beunhazen geeft. Die belangen bent u aan het dienen! Het enige waar dit debat toe dient, is dat u weer kan zeggen dat u er wel even staat. En dan komt er zo meteen weer een bericht op X van uw politiek leider, die gaat zeggen: "Daar staat ze wel weer mooi, hè, met haar rechte rug". Het is heel laag en het is slecht voor Nederland.

Minister Faber:

Ik sta hier voor de belangen van Nederland. Daarom zeg ik ook dat de instroom naar beneden moet. Nederland heeft gekozen en wil een andere koers. Ik ben de minister van Asiel en Migratie en moet dat beleid ombuigen. Dat ga ik ook doen. Ik wil zo veel mogelijk de instroom beperken en daar sta ik gewoon voor.

De heer Van Meijeren (FVD):

Allereerst volop steun voor de opstelling van deze minister. Het is aan haar om te beoordelen of mensen zich wel of niet verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving en het is haar goed recht om een advies daarover niet over te nemen. Sterker nog, het zou juist huichelachtig en ook staatsrechtelijk onjuist zijn als zij een advies waar zij niet achterstaat, toch overneemt en een besluit zou nemen dat zij hier niet zelf kan verantwoorden.

Mijn vraag gaat over de procedure. Het reglement dat ziet op de uitreiking van onderscheidingen bepaalt in artikel 9, zesde lid: indien de minister die het aangaat het advies van het Kapittel niet overneemt, legt deze het voorstel met het advies voor aan de ministerraad, die over de voordracht besluit. De ministerraad dient dan een besluit te nemen bij meerderheid van stemmen, en als de minister besluit om die voordracht toch te doen, dan zou die ook gedaan moeten worden door de minister die het aangaat. Mijn vraag is: is deze minister geïnformeerd over deze procedure en weet zij waarom daar nu van wordt afgeweken?

Minister Faber:

Wat ik al eerder heb gezegd: de minister-president heeft aangegeven de lintjes samen met de minister van BZK alsnog toe te kennen.

De heer Van Meijeren (FVD):

Mijn vraag was waarom daarmee wordt afgeweken van de procedure die is vastgelegd in het reglement dat hierop ziet. Daarin is een uitvoerige procedure opgenomen. Is de minister geïnformeerd over deze procedure en weet zij waarom daarvan wordt afgeweken?

Minister Faber:

Ik wil met alle plezier mijn antwoord herhalen. De minister-president en de minister van BZK gaan de toekenning alsnog doen.

De heer Boomsma (NSC):

Ik zou toch een oproep willen doen: ga aan het werk met streng asielbeleid; ga aan het werk om die instroom te laten dalen en houd op met deze onzin.

Mijn vraag gaat over de procedure, want het beleid is als volgt. Een minister doet slechts een marginale toets en alleen bij zeer zwaarwegende belangen kan zij afwijken van de voordracht. Mijn vraag is: als de minister nu de hele procedure voor het verlenen van lintjes wijzigt, omdat zij daarmee om persoonlijke redenen signalen wil afgeven, is dat dan een nieuwe beleidslijn voor het kabinet als geheel of is dat een nieuwe beleidslijn van deze minister zelf?

Minister Faber:

Ik heb die keuze gemaakt aan de hand van de situatie in Nederland, dat die asielstroom naar beneden moet. Dat is het signaal geweest dat ik heb willen geven. Daarom heb ik er niet voor willen tekenen en ik sta nog steeds achter dat besluit.

De heer Van Baarle (DENK):

Wat een incompetente schande is deze minister. Elke keer weer doelbewust er een puinhoop van maken, mensen in het land schofferen, maatschappelijke organisaties schofferen, vrijwilligers schofferen, deze Kamer schofferen door ook vandaag niet verder te komen dan een grijsgedraaide elpee die deze minister maar blijft herhalen.

Voorzitter. Het moet eens afgelopen zijn met dit circus Faber en de sleutel om hiermee politiek af te rekenen, ligt hier. Deze coalitiepartijen blijven toestaan dat wij elke keer weer de puinhopen van deze minister zien. Van der Plas, de VVD, NSC: zij moeten nu eens een streep gaan trekken om ervoor te zorgen dat deze minister niet nog meer schade kan aanrichten in dit land. Dat zou mijn oproep zijn. Vragen stellen aan deze minister heeft vandaag totaal geen zin, want dan krijgen we weer die grijsgedraaide elpee.

Minister Faber:

Ik hoor geen vraag.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik begon mijn bijdrage ergens nog met goede moed. Ik dacht: deze minister zal zichzelf en haar signalen niet groter achten dan de rijke traditie van het waarderen van vrijwilligers in ons land. Nu, een heel stuk in de tijd verder, moet ik met teleurstelling constateren dat de minister tot nu toe volhardt, dat zij afwijkt van de breder gedragen kabinetslijn en dat zij blijft herhalen dat zij haar eigen signalen groter vindt dan het waarderen van vrijwilligers. Het is spijtig te constateren, maar dan ligt er wel een vertrouwensvraag op tafel. Ik weet dat er straks bij de regeling van werkzaamheden een debat is aangekondigd. Ik zal dat van harte steunen. Als het op tafel ligt, zullen we dat debat snel moeten voeren, wat mij betreft vanavond.

De heer Bontenbal (CDA):

Dit is niet iets wat we pragmatisch met een omweg nog kunnen oplossen. Dit gaat over principes en daarom wordt dit debat zo fel gevoerd. Ik vind het ontzettend kwalijk dat deze minister dit soort cynische politiek bedrijft over de ruggen van vrijwilligers die zich inzetten voor kwetsbare mensen. Ik vind het cynische politiek en ik vind echt dat we daar als Kamer een streep moeten trekken.

Minister Faber:

Ik hoor geen vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Tot zover dit onderwerp, maar de heer Klaver heeft nog een mededeling.

De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):

Er is zojuist al gememoreerd dat we zo dadelijk bij de regeling een aanvraag hebben voor een debat, nog vanavond te houden. Daar ligt de vertrouwensvraag op tafel, dus ik vraag de voorzitter om daarmee rekening te houden in de agenda van vanavond. Ik hoop op steun van de coalitiepartners. Dat was ooit wel gebruikelijk als de vertrouwensvraag op tafel lag. Mocht dat niet het geval zijn, dan wil ik alvast een vooraankondiging doen van hoofdelijke stemmingen over deze debataanvraag. Dan mag ieder lid van deze coalitie zelfstandig zeggen wat ze ervan vinden. Dit is onacceptabel. Vanavond moet hierover een debat komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de minister.

Vragen Diederik van Dijk

Vragen Diederik van Dijk

Vragen van het lid Diederik van Dijk aan de staatssecretaris Rechtsbescherming, bij afwezigheid van de minister van Justitie en Veiligheid, over de ongeregeldheden in Amsterdam voorafgaand aan de iftar op de Dam d.d. 30 maart 2025.

De voorzitter:

Wij heten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Struycken, van harte welkom. Fijn u weer te zien. Ik geef graag het woord aan de heer Diederik van Dijk van de SGP. Heel veel attentie voor de heer Diederik van Dijk van de SGP. Het woord is aan hem.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Soms bekruipt je het gevoel alsof je een vreemde in je eigen land bent. Dit weekend had ik dat en velen met mij. Een gemaskerde man, uitgedost als Hamasterrorist met scherfvest, steekt een Israëlische vlag in de brand terwijl een andere man in het Arabisch "dood aan Israël" brult. Een menigte valt de man bij: "wij zijn de mannen van Mohamed Deif", het brein achter de verschrikkelijke aanslagen op 7 oktober. En daarna wordt uit vele kelen een anti-Joods vers uit de Koran geblèrd. Dit huiveringwekkende beeld herkennen we uit het Midden-Oosten, waar de wereld in brand staat. Maar dit tafereel deed zich afgelopen zaterdag voor op het Spui in Amsterdam, en niemand greep in, het stadsbestuur niet, de politie niet, het OM niet en ook het kabinet laat niets van zich horen. Sterker nog, dit tafereel was het voorprogramma van de islamitische iftar, die daarna midden op de Dam gefaciliteerd werd, iets wat overigens steeds vaker door onze eigen overheid wordt georganiseerd. Zeer bedenkelijk.

Voorzitter. In wat voor land zijn we terechtgekomen? Onze straten en steden worden keer op keer gevuld met antisemitische drek en keer op keer treedt het bevoegd gezag niet op. Terreurverheerlijking en antisemitisme, verpakt als antizionisme, op de plaats waar we 4 mei de doden herdenken en de herinnering aan de Holocaust levend houden. Het maakt me boos en het frustreert dat dit week in, week uit het beeld is dat in de straten van onze hoofdstad de boventoon voert. Antisemieten wanen zich onaantastbaar en worden zelfs aangemoedigd. Het rechtsgevoel van burgers wordt bij de poten afgezaagd.

Daarom heb ik de volgende vragen. De organisaties achter deze betogingen, PGNL en PLFP, liggen in het buitenland onder een vergrootglas vanwege banden met Hamas. Ook de leider zit vast wegens het financieren van terrorisme. In Nederland wordt hen geen strobreed in de weg gelegd. Is de staatssecretaris bereid om antisemitische clubs gelieerd aan terreurorganisatie PLFP onder een vergrootglas te leggen en, in navolging van Duitsland, te verbieden, en om hun bijeenkomsten te beletten, zoals de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding voorschrijft?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Struycken:

Voorzitter. De minister van Justitie en Veiligheid vroeg mij deze vragen te beantwoorden. Ik heb vanochtend twee foto's gezien van de demonstratie waar de heer Van Dijk aan refereert. Ik moet zeggen dat die beelden ook mij hebben geschokt. Dergelijke beelden zijn stuitend en geven ook mij een gevoel van onveiligheid.

Het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen zich vrij en veilig voelt. Dan is het natuurlijk zo dat het verbranden van een Israëlische vlag en het scanderen van bepaalde leuzen het gevoel van veiligheid aantast, met name van Joodse medeburgers, Joden in Nederland, maar ook van anderen. Het komt zonder twijfel intimiderend over. Daarom wijs ik de actie die afgelopen weekend in het centrum van Amsterdam heeft plaatsgevonden dan ook ten stelligste af.

Tegelijkertijd is het zo dat in onze rechtsstaat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstratie zeer veel waard zijn. Het betreft grondrechten die verankerd zijn in onze Grondwet, vrijheden die alleen bij wet kunnen worden beperkt. Voor de lokale autoriteiten was er op basis van de Wet openbare manifestaties vooraf geen aanleiding om de demonstratie te beperken of te verbieden om redenen van beschermen van de volksgezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

De vraag die de heer Van Dijk stelt, plaats ik toch in een breder kader, dat de heer Van Dijk misschien aanspreekt en mij ook bijzonder aanspreekt. Dat is namelijk een zorgvuldige staatsrechtelijke afbakening van taken en verantwoordelijkheden. De heer Van Dijk refereert aan het bevoegd gezag. Dat is hier inderdaad de vraag: wie is hier het bevoegd gezag? De vraag van de heer Van Dijk zag op het vermeende antisemitische karakter van deze clubs, deze organisaties. Hij vroeg mij of die onder een vergrootglas kunnen worden gelegd, om deze zo mogelijk te verbieden.

Als het gaat om het onderzoeken en monitoren van dergelijke organisaties op basis van antisemitisme, dan is dat een taak die bij de AIVD is belegd, onder de voorwaarden van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Als het ernstige vermoeden bestaat dat een organisatie een gevaar vormt voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat, onderneemt de AIVD actie als het gaat om het onder het vergrootglas leggen, zoals de heer Van Dijk het zei. Als het aankomt op het verbieden van de organisatie, dan is dat aan het Openbaar Ministerie om te verzoeken, en aan de rechtbank om de organisatie al dan niet op basis van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te verbieden en ontbonden te verklaren. Dat kan als de werkzaamheid of het doel van de rechtspersonen in strijd is met de openbare orde.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Over het demonstratierecht ... Het handelingsperspectief van het OM schrijft net als de Grondwet voor dat demonstreren mag, maar binnen de grenzen van de wet. Dat een oproep tot vernietiging van het Joodse volk, het verheerlijken van terreur en het tonen van terreurvlaggen buiten die kaders vallen, staat buiten kijf. En toch wordt er niet tegen opgetreden door het OM. Wanneer is de maat vol? Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel aanhoudingen er zaterdag zijn verricht? Is de staatssecretaris bereid het handelingsperspectief in overleg met het OM aan te scherpen en opnieuw onder de aandacht te brengen van het bevoegd gezag, nu blijkt dat zelfs bij overduidelijke schendingen van het strafrecht niet wordt ingegrepen?

Staatssecretaris Struycken:

Het handelingsperspectief van het OM met betrekking tot demonstreren is echt een zaak van het Openbaar Ministerie. We hebben aan het Openbaar Ministerie een onafhankelijke positie daarin toegekend. Het is dus aan het OM om de afweging te maken of er al dan niet sprake is van strafbare feiten. Ik mag daar niet in treden, ik kan daar niet in treden, en ik kan ook niet ingaan op individuele aanhoudingen. Het Openbaar Ministerie heeft de demonstratie beoordeeld en op basis van de wet geoordeeld dat er geen sprake was van een strafbaar feit waarvoor een persoon vervolgd moest worden.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Het lijkt erop dat de staatssecretaris zich, net als het OM, steeds verschuilt achter de context die moet worden meegewogen bij het aanpakken van antisemitisme. Maar "Wij zijn de mannen van Mohammed Deif!" en de anti-Joodse verzen die ik net aanhaalde zijn in deze casus onmiskenbaar antisemitisch. Dus mijn oproep aan het kabinet en mijn dringende vraag is als volgt. Verschuil u niet langer achter die zogenaamde "context", maar treed nou eindelijk eens daadkrachtig op tegen deze gruwelijke wanpraktijken.

Staatssecretaris Struycken:

De heer Van Dijk refereert aan de bijzondere omstandigheden van dit geval, die inderdaad een grote rol spelen bij de vraag of de grenzen van de wet worden overtreden. Het is aan het Openbaar Ministerie om die afweging te maken en al dan niet tot vervolging over te gaan. Dat is een beoordeling van geval tot geval, waar wij als bewindspersonen op dit niveau niet in hebben te treden.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dan kom ik terug op het verbranden van vlaggen. Het is smakeloos. In de jurisprudentie wordt het als discriminatoir beschouwd. Zeker wanneer men gehuld in Hamas-tenue oproept tot dood aan Israël, is dat niet onschuldig. Slechts enkele gemeenten handhaven hierop in het kader van de openbare orde. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om hier in alle gemeenten op te gaan handhaven?

Staatssecretaris Struycken:

Het verbranden van vlaggen is in alle landen, en zeker ook in Nederland, onderdeel van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van betoging. Ik ben het gaarne eens met de stelling dat het smakeloos is. Maar hoe smakeloos en choquerend het ook is, het blijft meestal binnen de grenzen van de wet. Het kan zijn dat er sprake is van een strafbaar feit, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, maar de beoordeling daarvan ligt bij het Openbaar Ministerie. Op grond van de openbare orde ingrijpen in een demonstratie kan echt alleen als er sprake is van een van de gronden van de Wet openbare manifestaties. Die laat veel ruimte voor uitingen van meningen en voor betogingen, zelfs daar waar zij choquerend of stuitend zijn. Daarmee zijn ze nog niet strafbaar. Het is een afweging die gemaakt moet worden door het Openbaar Ministerie als het gaat om de vervolging, en door het bevoegd gezag, de burgemeester, als het gaat om het ingrijpen in een betoging.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Mijn laatste vraag. Dat er ordediensten bij demonstraties opereren om de openbare orde te handhaven en de demonstratie niet te laten ontsporen, is begrijpelijk. Maar dat er ordediensten opereren die hun eigen regels toepassen, omstanders intimideren en het heft in eigen hand nemen, is in strijd met de Wet op de weerkorpsen. Is de staatssecretaris bereid dit als zodanig te bestempelen en een onderzoek in te stellen naar pro-Palestijnse weerkorpsen?

Staatssecretaris Struycken:

De Wet op de weerkorpsen heeft de aandacht van uw Kamer gehad in december. De minister van Justitie heeft toen vragen van mevrouw Michon beantwoord over de Wet op de weerkorpsen. Het kan zijn dat ordediensten, private ordediensten, die de orde van een demonstratie mede bewaken, strafbaar handelen doordat ze niet voldoen aan de vereisten die de Wet op de weerkorpsen stelt. Maar dan gaat het om een strafrechtelijk delict. Ook daarvoor geldt dat het bevoegd gezag, de staatsrechtelijke taak om dat te onderzoeken en eventueel te vervolgen, is belegd bij het Openbaar Ministerie. Het is uiteindelijk dus aan de rechter.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het Openbaar Ministerie in veel gevallen het gezag of de bevoegdheid heeft. In sommige gevallen is dat de AIVD. Nou, dan is het dus weer een ander. Het lijkt er ook op dat sommige lokale bestuurders en het OM elke keer weer een andere uitleg geven aan ons strafrecht. Omdat ze dat elke keer weer op hun eigen manier interpreteren, kijken wij als BBB naar een extra bevoegdheid voor de minister van Justitie en Veiligheid. Wij zouden graag zien dat wanneer er sprake is van een langdurige en frequente aantasting van de openbare orde en veiligheid, waarbij de veiligheid en vrijheid van andere burgers in gevaar of in het geding komen, de minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid krijgt om het lokaal gezag over te nemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?

Staatssecretaris Struycken:

Dat zou een zeer ingrijpende inbreuk op of wijziging zijn van de staatsrechtelijke bevoegdheden die we nu kennen. Het gaat om situaties met een individuele beoordeling waar het bevoegd gezag bij de burgemeester, het OM en de lokale driehoek ligt. Ik denk dat we zeer terughoudend moeten zijn om daar een wijziging in aan te brengen. Het is aan dit parlement om wetten te maken die binnen de grenzen van de Grondwet blijven. Maar voor het overige is het opportuun dat de vervolging wordt overgelaten aan het Openbaar Ministerie en dat beslissingen over demonstraties worden overgelaten aan het lokale bevoegd gezag.

De heer Ellian (VVD):

Ik denk dat als de Joodse gemeenschap nu naar dit vragenuur kijkt, haar de moed in de schoenen zakt. Hoe kan het dat in onze hoofdstad, die zogenaamd een stad van vrijheid is, gescandeerd wordt "wij zijn de volgers van Mohammed Deif"? Hij was de leider van de al-Qassam-brigade. Zij hebben een pogrom uitgevoerd. Hoe kan het dat dit gebeurt? Ik heb een hele eenvoudige vraag in het licht van de veiligheid van de Joodse gemeenschap, om haar te beschermen tegen haat en nog veel erger. Gaat het kabinet Amsterdam hierop aanspreken en zeggen "dit kan toch niet gebeuren in onze hoofdstad"?

Staatssecretaris Struycken:

De situatie in Amsterdam aan het einde van vorig jaar heeft ons allen zeer gechoqueerd. Dat geldt ook voor het kabinet. Sindsdien is een strategie op papier gezet ter bestrijding van antisemitisme. Er wordt met man en macht gewerkt om die vorm te geven. Ik heb er geen twijfel over dat hetzelfde gebeurt op lokaal niveau, ook in Amsterdam. Het is een absolute prioriteit van dit kabinet om de Joden in Nederland het gevoel te blijven of gaan geven dat ze in Nederland veilig zijn.

De heer Boon (PVV):

Er is inderdaad een hele hoop op papier gezet, maar op straat zien we het tegenovergestelde. Het loopt totaal uit de hand. Zondag zagen we een grote groep Jodenhaters antisemitische en pro-Hamasleuzen roepen, terwijl een als Hamas geklede demonstrant een Israëlische vlag verbrandde. Dat gebeurde midden in onze hoofdstad, openlijk en zonder consequenties, zoals nu blijkt. We hebben in Nederland inmiddels ontelbare incidenten gezien van Jodenhaat. Hoelang laat u dit nog gebeuren? Wanneer stopt u met vingerwijzen en gaat u eindelijk ingrijpen om onze Joodse Nederlanders te beschermen tegen deze openlijke haat, deze openlijke oproepen tot geweld en deze openlijke intimidatie?

Staatssecretaris Struycken:

Ik heb al gezegd dat de beelden choquerend zijn. Dat geldt evenzeer voor de uitingen waarover we in de pers lezen, met name en specifiek omdat het Joden in Nederland een gevoel van onveiligheid geeft. Ik denk dat we die verontwaardiging allemaal delen, zeker ook vanuit het kabinet.

De heer El Abassi (DENK):

De minister wijst het verbranden van de Israëlische vlag ten strengste af. Hij vindt het smakeloos en choquerend, en hij vindt dat het wat doet met de gevoelens van veiligheid van de joodse gemeenschap. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij daar hetzelfde over denkt als het gaat om het verbranden van de Koran.

Staatssecretaris Struycken:

De heer El Abassi noemt een ander voorbeeld van een handeling die evenzeer beledigend, choquerend en verontrustend is. Misschien geeft dat wat minder direct een gevoel van onveiligheid als je het vergelijkt met wat we zaterdag hebben gezien met betrekking tot Joodse mensen, maar het is evenzeer stuitend, choquerend en verontrustend. Het zijn echter allemaal uitingen die binnen de vrijheid van meningsuiting vallen en de vrijheid van meningsuiting, zoals die is neergelegd in de Grondwet, is een groot goed. Het is stuitend, maar niet strafbaar in alle omstandigheden.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit vragenuurtje. Hartelijk dank aan de staatssecretaris. Ik schors tot 15.00 uur. Dan gaan we eerst twee Kamerleden beëdigen en daarna stemmen.

Beëdiging van de heer Baudet en de heer Van Houwelingen

Beëdiging van de heer Baudet en de heer Van Houwelingen

Aan de orde is de beëdiging van de heer T.H.P. Baudet (FVD) en de heer P. van Houwelingen (FVD).

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Ellian tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. Het woord is aan hem.

De heer Ellian (voorzitter van de commissie):

Dank u wel, voorzitter. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer T.H.P. Baudet te Amsterdam en de heer P. van Houwelingen te 's-Gravenhage. De commissie is tot de conclusie gekomen dat de heer T.H.P. Baudet te Amsterdam en de heer P. van Houwelingen te 's-Gravenhage terecht benoemd zijn verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De commissie stelt u daarom voor om hen toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dienen zij wel eerst de eed zoals die is voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120, af te leggen.

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor dienovereenkomstig te besluiten.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden en de overige aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune, voor zover dat mogelijk is, te gaan staan.

De heer Baudet en de heer Van Houwelingen zijn in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eed af te leggen.

Ik verzoek de Griffier hen binnen te leiden.

De voorzitter:

De door u af te leggen eden luiden als volgt:

"Ik zweer dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.

Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."

De heer Baudet (FVD):

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter:

Heel goed. Dan bent u bij dezen weer lid van de Tweede Kamer. Ik feliciteer u.

O, we doen het even over, want u moet ook de vingers opsteken. Ik kijk u nogmaals aan.

De heer Baudet (FVD):

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan bent u wederom lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. U heeft afgezien van felicitaties, zodat we meteen door kunnen gaan met de stemmingen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:

Ik heropen. Het is april en ik wil daarom beginnen met een gedicht over april. Het is een prachtig gedicht van mevrouw Jo Landheer, die ooit in Rotterdam woonde maar na het bombardement moest verhuizen. Ze verhuisde naar de Veluwe. Ze was zo geïnspireerd door april op de Veluwe dat zij daar een prachtig gedicht over schreef. Luister!

In andre streken is 't nu volop voorjaar.

Daar staan nu al veel boomen in een zacht

Pril waas van groen en gaat jong gras ontspruiten.

Verblindend trilt er de ijle bloesempracht.

Hier blijft het donker op de stille heide,

Die nog van winterkoude lijkt verstard.

Vaal en verlaten liggen de stuifzanden

En al het loofhout ziet nog kaal en zwart.

Maar meer dan naar het liefelijkste op aarde,

Trekt naar dit stugge land mijn heele hart.

Aldus Jo Landheer over april op de Veluwe. Gaat dit allen zien.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:

Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Dijk (36600-XV, nr. 100).

Ik geef graag het woord aan mevrouw Welzijn voor een mededeling.

Mevrouw Welzijn (NSC):

Dank, voorzitter. Ik zou graag onder punt 20, de stemmingen over moties ingediend bij het tweeminutendebat Woningbouwopgave en koopsector, de motie op stuk nr. 1315 (32847) willen aanhouden.

De voorzitter:

Deze motie zal worden aangehouden.

Stemming motie Luchtvaart

Stemming motie Luchtvaart

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Luchtvaart,

te weten:

  • de motie-Postma c.s. over een grondslag creëren voor ACNL om niet alle beschikbare slots te verlenen (31936, nr. 1208).

De voorzitter:

We gaan stemmen. We beginnen bij de motie op stuk nr. 1208 (31936). We gaan daar meteen hoofdelijk over stemmen. O, mevrouw Postma nog?

Mevrouw Postma (NSC):

Ik zou graag mijn motie willen aanhouden. Kan dat nog? Ja? Dan zou ik graag onder dit stemmingspunt mijn motie op stuk nr. 1208 (31936), waar we nu hoofdelijk over zouden stemmen, willen aanhouden.

Stemming Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet

Stemming Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet,

te weten:

  • de motie-Van Waveren over aanwijzing 6 zodanig wijzigen dat contact opnemen met Kamerleden gestimuleerd wordt (28362, nr. 80).

Stemmingen moties Gevangeniswezen

Stemmingen moties Gevangeniswezen

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het tweeminutendebat Gevangeniswezen,

te weten:

  • de motie-Wijen-Nass c.s. over de voorgenomen maatregel om gedetineerden vervroegd vrij te laten niet doorvoeren (24587, nr. 1035);
  • de gewijzigde motie-Sneller c.s. over structurele oplossingen bieden en slimmer straffen faciliteren (24587, nr. 1046, was nr. 1042).

De voorzitter:

Op 25 maart heeft de Kamer reeds hoofdelijk gestemd over de motie op stuk nr. 1035, waarbij de stemmen staakten. We stemmen nu opnieuw hoofdelijk over deze motie. We stemmen dus hoofdelijk over de motie op stuk nr. 1035, omdat de uitslag fractiegewijs niet kon worden vastgesteld.

Het woord is aan de griffier. Graag stilte.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass c.s. (24587, nr. 1035).

Vóór stemmen de leden: Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Baudet, Becker, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas en Pool.

Tegen stemmen de leden: Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri en Podt.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 74 stemmen voor en 75 stemmen tegen is verworpen.

Dan gaan we stemmen over de motie-Sneller c.s. (24587, nr. 1046). Opnieuw gaan we dit hoofdelijk doen. Ik geef graag het woord aan de griffier. Graag stilte in de zaal, want we moeten dit secuur doen.

Wij denken dat er een fout is gemaakt bij de telling. Daarom willen we de vorige stemming overdoen. Echter, ik heb de beslissing al laten vallen. Die kan alleen herroepen worden als het unaniem is. Uit het feit dat er allerlei mensen naar voren komen, leid ik af dat dat niet het geval is. Dus dit is wat het is. De heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Volgens de regels heeft u gelijk, maar de fout ligt echt bij degenen die hebben geteld. In alle eerlijkheid: twee collega's die met elkaar gepaird zijn, zijn niet aanwezig. Die zijn er allebei niet. Dus het kan nooit kloppen. Als de regels zo zijn, zijn de regels zo, maar wij hebben geen fout gemaakt, in die zin dat er van twee verschillende partijen echt iemand niet is. Volgens mij siert het u als u ook zegt en toegeeft dat het aan de tellers ligt, los van dat mensen kletsen.

De voorzitter:

Ja, honderd procent. Dat heb ik reeds gedaan.

De heer Bontenbal (CDA):

Voorzitter, volgens mij maakt het niet uit of er gepaird is ja of nee, want mensen zitten hier en er wordt over gestemd. Het kan alleen zijn dat mensen zich niet aan de pair hebben gehouden. Maar dat is een afspraak achteraf.

De voorzitter:

Nogmaals, de fout ligt gewoon bij ons. Pairen is niet iets waar wij ons mee bezig houden. Dat zijn afspraken tussen fracties onderling. Dus er is gewoon een fout gemaakt. Echter, als we die fout niet hadden gemaakt, was de uitslag waarschijnlijk 74-74 geweest, en dan was het nog niet aangenomen.

De heer Omtzigt (NSC):

Ja, dat was precies de vraag die ik wilde stellen. Ik zie dat aan de ene kant één persoon afwezig is en dat aan de andere kant één persoon afwezig is …

De voorzitter:

Exact.

De heer Omtzigt (NSC):

… dus ik mag ervan uitgaan dat het 74-74 was. Dan zijn de regels dat daarmee de motie ook verworpen is. Dus voor de uitslag maakt het feitelijk niet uit.

De voorzitter:

Exact. Het eindresultaat was niet anders geweest, maar wij hebben een fout gemaakt. Dat geven we ruiterlijk toe.

De heer Vermeer (BBB):

Voorzitter. Er zijn twee mensen afwezig, dus kunnen er nooit 149 stemmen geteld zijn.

De voorzitter:

Maar dat hebben we net al geconcludeerd.

De heer Vermeer (BBB):

Dat klopt.

De voorzitter:

Sst!

De heer Vermeer (BBB):

Ja, daar moeten wat mensen dat nog even natellen waarschijnlijk …

De voorzitter:

Nee, meneer Vermeer, u richt zich tot mij.

De heer Vermeer (BBB):

Voorzitter. Het gaat er niet om wat de uitslag uiteindelijk geworden zou zijn. Het gaat erom dat het gewoon correct is. Het gaat er niet om of die wel of niet verworpen is. In dit geval is zij niet verworpen. Dat kan niet volgens deze telling. Het kan hetzelfde betekenen voor de uitslag.

De voorzitter:

Ik heb de conclusie getrokken.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Nogmaals, u heeft de conclusie getrokken. Ik kan daar niks aan afdoen. Maar er hebben zich 148 leden ingetekend — dat bevestigt u — dus kan het nooit 75-74 zijn.

De voorzitter:

Nee, er is een fout gemaakt. Dat heb ik inmiddels drie keer gezegd.

De heer Omtzigt (NSC):

Voorzitter. De uitslag is volstrekt helder. Als de stemmen voor de tweede keer staken, is de motie verworpen. Dus ook als de stemmen staken, is die verworpen.

De voorzitter:

Dan is die niet aangenomen, ja.

De heer Omtzigt (NSC):

Niet aangenomen, dus dan is die verworpen. Dus de motie is verworpen. Maar als collega's echt willen dat er gestemd wordt en dat het 74-74 is, dan kan dat. Dat is wat er nu gebeurt. Wij zullen ons daar niet tegen verzetten.

De voorzitter:

Nee, maar een aantal leden uit de Kamer wel en het moet unaniem zijn. Dan zijn we er toch? De heer Sneller, ter verhoging van de feestvreugde.

De heer Sneller (D66):

Zullen we dit niet nog een keertje doen? Onder punt 5, de stemmingen over moties ingediend bij het tweeminutendebat Gevangeniswezen, houd ik de motie op stuk nr. 1046 aan.

De voorzitter:

Hè, jammer. We hadden het zweet al in de handen staan voor de volgende hoofdelijke stemming.

Stemming Wetboek van Strafvordering

Stemming Wetboek van Strafvordering

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering) (36327).

De voorzitter:

Op 25 maart heeft de Kamer reeds over de ingediende amendementen en de artikelen gestemd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Ellian (stuk nr. 26), het amendement-Ellian (stuk nr. 52), de gewijzigde amendementen-Mutluer/Van Nispen (stuk nrs. 51, I en II), het gewijzigde amendement-Ellian (stuk nr. 39), het gewijzigde amendement-Ellian (stuk nr. 46), de gewijzigde amendementen-Helder (stuk nrs. 35, I en II), het gewijzigde amendement-Sneller (stuk nr. 41), het nader gewijzigde amendement-Sneller (stuk nr. 56), de gewijzigde amendementen-Ellian (stuk nrs. 44, I tot en met III), het gewijzigde amendement-Sneller/Ellian (stuk nr. 21), het amendement-Sneller (stuk nr. 45) en het gewijzigde amendement-Ellian (stuk nr. 43).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Meneer de staatssecretaris, dat kunt u meteen op het ministerie vertellen.

Stemming Tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering

Stemming Tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van Boek 1, Hoofdstuk 10, en de Boeken 7 en 8 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Tweede vaststellingswet Wetboek van Strafvordering) (36636).

De voorzitter:

Op 25 maart heeft de Kamer reeds over de ingediende amendementen en de artikelen gestemd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Van Nispen (stuk nr. 15), de gewijzigde amendementen-Sneller (stuk nrs. 17, I en II), het gewijzigde amendement-Van Nispen (stuk nr. 14) en het gewijzigde amendement-Van Nispen (stuk nr. 16).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemming Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties

Stemming Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Regels voor het inzichtelijk maken van donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot het tegengaan van ondermijning door maatschappelijke organisaties, alsmede tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties) (35646).

De voorzitter:

Op 25 maart heeft de Kamer reeds over de ingediende amendementen en de artikelen gestemd.

Er is een stemverklaring van mevrouw Mutluer van de fractie van GroenLinks-PvdA. Wat de heer Jetten gaat stemmen, weten we al.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik geef deze stemverklaring mede namens Volt en de Partij voor de Dieren. GroenLinks en PvdA zijn voor het beschermen van onze democratische rechtsstaat en daarom tegen beïnvloeding van Nederlandse organisaties vanuit het buitenland of door malafide organisaties. Maar wij vragen ons af of de wet het juiste middel is om die ongewenste beïnvloedingen te voorkomen. Ondanks enkele verbeteringen blijft onze fundamentele zorg overeind, namelijk de inperking van de rechten van goedwillende maatschappelijke organisaties. Bovendien kan deze wet in deze vorm het gevaar met zich meebrengen dat burgemeesters hun onwelgevallige clubs kunnen natrekken en dwarsbomen. Daarom zullen wij tegen dit wetsvoorstel stemmen en steunen wij wel het voorstel om de Raad van State opnieuw naar de wet te laten kijken.

De voorzitter:

Heel goed, dank u wel.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het subamendement-Bikker/Becker (stuk nr. 47), het subamendement-Van Nispen/Mutluer (stuk nr. 37), de amendementen-Diederik van Dijk c.s. (stuk nrs. 35, I tot en met III), het gewijzigde amendement-El Abassi (stuk nr. 50), het gewijzigde amendement-Mutluer (stuk nr. 22), het amendement-Bikker/Mutluer (stuk nr. 25), het gewijzigde amendement-Bikker (stuk nr. 46), het amendement-Six Dijkstra (stuk nr. 23), het amendement-Van Nispen (stuk nr. 11) en het amendement-Van Nispen/Mutluer (stuk nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen moties Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties

Stemmingen moties Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Regels voor het inzichtelijk maken van donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot het tegengaan van ondermijning door maatschappelijke organisaties, alsmede tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties),

te weten:

  • de motie-Mutluer over een invoeringstoets een jaar na inwerkingtreding (35646, nr. 38);
  • de motie-Mutluer over richtsnoeren opstellen voor de toepassing van artikel 4a (35646, nr. 39);
  • de motie-Six Dijkstra c.s. over anonieme financiële of materiële donaties tot een redelijk bedrag mogelijk blijven maken (35646, nr. 40);
  • de motie-Becker over de Wtmo per 1 januari 2026 invoeren (35646, nr. 41);
  • de motie-Bikker c.s. over normale, bonafide vormen van vrijwilligerswerk uitsluiten van de Wtmo (35646, nr. 42);
  • de motie-El Abassi over het wetsvoorstel opnieuw voorleggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State (35646, nr. 43);
  • de motie-El Abassi over de Wtmo in de huidige vorm niet invoeren (35646, nr. 44);
  • de motie-Diederik van Dijk c.s. over een meer risicogerichte aanpak van ongewenste buitenlandse financiering van maatschappelijke organisaties (35646, nr. 45).

In stemming komt de motie-Mutluer (35646, nr. 38).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mutluer (35646, nr. 39).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Becker (35646, nr. 41).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bikker c.s. (35646, nr. 42).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-El Abassi (35646, nr. 43).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (35646, nr. 44).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Diederik van Dijk c.s. (35646, nr. ??, was nr. 45).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Tien voorstellen ter verbetering van de constitutionele toetsing

Stemmingen moties Tien voorstellen ter verbetering van de constitutionele toetsing

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Omtzigt over tien voorstellen ter verbetering van de constitutionele toetsing,

te weten:

  • de motie-Sneller c.s. over een voorstel voor opheffing van het toetsingsverbod ten aanzien van sociale grondrechten (36344, nr. 7);
  • de motie-Sneller c.s. over het voorstel voor het aanpassen van artikel 120 van de Grondwet zo spoedig mogelijk naar de Kamer zenden (36344, nr. 8).

In stemming komt de motie-Sneller c.s. (36344, nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sneller c.s. (36344, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming brief Beëindiging van het groot project pantserwielvoertuigen

Stemming brief Beëindiging van het groot project pantserwielvoertuigen

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Defensie over beëindiging van het groot project pantserwielvoertuigen (27830, nr. 462).

De voorzitter:

Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commissie voor Defensie te besluiten en de status van groot project van het project pantserwielvoertuigen te beëindigen.

Stemming brief Parlementair behandelvoorbehoud bij EU-voorstellen Omnibus I (CSRD en CSDDD) COM (2025) 80 en COM (2025) 81

Stemming brief Parlementair behandelvoorbehoud bij EU-voorstellen Omnibus I (CSRD en CSDDD) COM (2025) 80 en COM (2025) 81

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken over het plaatsen van een parlementair behandelvoorbehoud bij de EU-voorstellen Omnibus I (CSRD en CSDDD) COM (2025) 80 en COM (2025) 81 (36712, nr. 1).

De voorzitter:

Ik stel voor conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en de regering te verzoeken voor beide voorstellen een parlementair behandelvoorbehoud te laten vastleggen.

Stemmingen moties De wolf in Nederland

Stemmingen moties De wolf in Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over de wolf in Nederland,

te weten:

  • de motie-Van der Plas/Flach over een gedragscode of nulstandgebied om wolven actief te kunnen verjagen (33576, nr. 421);
  • de motie-Van der Plas/Van Campen over burgemeesters meer handelingsmogelijkheden geven bij probleemwolven (33576, nr. 422);
  • de motie-Van der Plas/Graus over onderzoek naar het gedrag van wolven bij het neerleggen van valwild (33576, nr. 423);
  • de motie-Boomsma c.s. over een verkenning naar een maximumaantal wolven in Nederland (33576, nr. 424);
  • de motie-Boomsma c.s. over aversieve conditionering van wolven (33576, nr. 425);
  • de motie-Van Campen/Eerdmans over de impact van wolfaanvallen in kaart brengen (33576, nr. 426);
  • de motie-Flach c.s. over maatregelen om wolven hun schuwheid voor mensen niet te doen verliezen (33576, nr. 427);
  • de motie-Vedder c.s. over een financieringsvoorstel voor de uitvoering van de Landelijke Aanpak Wolven (33576, nr. 428);
  • de motie-Grinwis c.s. over onderzoek naar de invloed van het beheer op en de stand van de wildpopulatie op predatie van landbouwhuisdieren door de wolf (33576, nr. 429);
  • de motie-Grinwis c.s. over onderzoek naar de maatschappelijke draagkracht voor het aantal wolven in Nederland (33576, nr. 430);
  • de motie-Podt/Vedder over laagdrempelige toegang voor boeren tot relevante Europese fondsen (33576, nr. 431);
  • de motie-Graus/Van der Plas over actievere opsporing in de strijd tegen stroperij (33576, nr. 432);
  • de motie-Eerdmans over uitspreken dat de wolf niet in Nederland thuishoort (33576, nr. 433);
  • de motie-Eerdmans/Flach over een beleidslijn ter voorkoming van verdere vestiging van de wolf in Nederland (33576, nr. 434);
  • de motie-Eerdmans over afzien van hekwerken en werken aan actief populatiebeheer van de wolf (33576, nr. 435);
  • de motie-Kostić c.s. over het verkennen van obstakels voor subsidies voor wolfwerende maatregelen (33576, nr. 436);
  • de motie-Kostić/Graus over een tijdelijke stop op beheer van en jacht op prooien van de wolf (33576, nr. 437);
  • de motie-Kostić/Podt over de onafhankelijkheid van het landelijk deskundigenteam (33576, nr. 438);
  • de motie-Van Meijeren over alle onderzoeksgegevens van wolven openbaar en toegankelijk maken (33576, nr. 439).

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas wenst haar aangehouden motie op stuknr. 421 te wijzigen en verzoekt deze vervolgens in stemming te brengen.

Er is een stemverklaring van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Mijn stemverklaring gaat over de motie-Eerdmans op stuk nr. 435. In deze motie vraagt de heer Eerdmans om geen hekken meer neer te zetten om vee te beschermen tegen de wolf en dit in te ruilen voor actief beheer van de wolf. Hoewel BBB net als de heer Eerdmans Nederland niet wil omhekken, nog los van het feit dat dit niet overal mogelijk is, zijn veehouders wel verplicht om hun vee te beschermen. Doen zij dat niet afdoende, dan worden zij, terwijl hun schapen niet in de wei zijn afgeslacht door de boer maar door de wolf, wel voor de rechter gesleept door dierenactivisten. Je geloof het niet, maar het gebeurt. Met deze motie lijkt het alsof er moet worden gekozen tussen ofwel hekken plaatsen ofwel beheer. Dat vinden we jammer, omdat boeren wel de kans moeten krijgen om te kiezen voor een hek om hun weiland. Echter, wij zijn ook voor actief beheer van de wolf. Omdat deze motie hier een stimulans aan wil geven, zullen wij toch voor deze motie stemmen.

Dank u wel.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Plas/Flach (33576, nr. ??, was nr. 421).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Van Campen (33576, nr. 422).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Graus (33576, nr. 423).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Boomsma c.s. (33576, nr. 424).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Boomsma c.s. (33576, nr. 425).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Campen/Eerdmans (33576, nr. 426).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Flach c.s. (33576, nr. 427).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vedder c.s. (33576, nr. 428).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (33576, nr. 429).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Volt ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (33576, nr. 430).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Podt/Vedder (33576, nr. 431).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus/Van der Plas (33576, nr. 432).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (33576, nr. 433).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans/Flach (33576, nr. 434).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (33576, nr. 435).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kostić c.s. (33576, nr. 436).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van JA21 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kostić/Graus (33576, nr. 437).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kostić/Podt (33576, nr. 438).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Meijeren (33576, nr. ??, was nr. 439).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de SGP, BBB, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 2 en 3 april 2025

Stemmingen moties Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 2 en 3 april 2025

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 2 en 3 april 2025,

te weten:

  • de motie-Dassen/Paternotte over het SAFE-instrument op dezelfde manier toepassen voor Moldavië als voor Oekraïne (21501-28, nr. 276);
  • de motie-Dassen/Paternotte over oproepen om het financieringsgat in de Oekraïense defensie-industrie te dichten met Russische centralebanktegoeden (21501-28, nr. 277);
  • de motie-Dassen/Nordkamp over zich uitspreken voor het inkopen van gezamenlijk Europees defensiematerieel (21501-28, nr. 278);
  • de motie-Paternotte c.s. over voor 2026 toegezegd geld voor Oekraïne deels al in 2025 inzetten voor directe militaire steun (21501-28, nr. 279);
  • de motie-Paternotte/Boswijk over individuele leningen aan lidstaten niet uitsluiten (21501-28, nr. 280);
  • de motie-Olger van Dijk over het Verenigd Koninkrijk betrekken bij de uitvoering van Readiness 2030 (21501-28, nr. 281).

In stemming komt de motie-Dassen/Paternotte (21501-28, nr. 276).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dassen/Paternotte (21501-28, nr. 277).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dassen/Nordkamp (21501-28, nr. 278).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (21501-28, nr. 279).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte/Boswijk (21501-28, nr. 280).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Olger van Dijk (21501-28, nr. 281).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

We gaan de stemmingen doen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels. De heer Heutink verzoekt om eerst te stemmen over de motie, die op stuk nr. 8, alvorens te stemmen over het wetsvoorstel.

Stemming motie Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels

Stemming motie Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels,

te weten:

  • de motie-Heutink over onderzoeken hoeveel vrachtverkeer gaat uitwijken naar het onderliggende wegennet (36626, nr. 8).

In stemming komt de motie-Heutink (36626, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels

Stemming Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels (36626).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Stemmingen moties Rijksvastgoed en renovatie Binnenhof

Stemmingen moties Rijksvastgoed en renovatie Binnenhof

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Rijksvastgoed en renovatie Binnenhof,

te weten:

  • de motie-Flach over dekking zoeken voor de kosten van de renovatie van de Grafelijke Zalen (34293, nr. 142);
  • de motie-Welzijn c.s. over een top tien van risico's met de grootste financiële impact (34293, nr. 143);
  • de motie-White/Westerveld over de Grafelijke Zalen zo toegankelijk mogelijk maken (34293, nr. 144);
  • de motie-Wijen-Nass/Peter de Groot over een gedetailleerde update van de planning van de werkzaamheden aan het Binnenhof (34293, nr. 146).

In stemming komt de motie-Flach (34293, nr. 142).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Welzijn c.s. (34293, nr. 143).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-White/Westerveld (34293, nr. 144).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass/Peter de Groot (34293, nr. 146).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemming brief Parlementaire behandeling Verantwoordingsstukken 2024 en Voorjaarsnota 2025

Stemming brief Parlementaire behandeling Verantwoordingsstukken 2024 en Voorjaarsnota 2025

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over de parlementaire behandeling van de Verantwoordingsstukken over het jaar 2024 en de Voorjaarsnota 2025 (31428, nr. 18).

De voorzitter:

Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Stemming brief Jaarverslag 2024 van het College van onderzoek integriteit van de Tweede Kamer

Stemming brief Jaarverslag 2024 van het College van onderzoek integriteit van de Tweede Kamer

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over het jaarverslag 2024 van het College van onderzoek integriteit van de Tweede Kamer (35351, nr. 30).

De voorzitter:

Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten en de aanbevelingen van het college over te nemen, onder de aantekening dat de fractie van Forum voor Democratie geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Stemmingen moties Woningbouwopgave en koopsector

Stemmingen moties Woningbouwopgave en koopsector

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Woningbouwopgave en koopsector,

te weten:

  • de motie-De Hoop/Beckerman over een voorstel voor de invoering van een gemeentelijke planbatenheffing (32847, nr. 1292);
  • de motie-Beckerman/De Hoop over meer maatregelen tegen leegstand (32847, nr. 1293);
  • de motie-Grinwis c.s. over ook kleinschalige woningbouwlocaties ondersteunen (32847, nr. 1294);
  • de motie-Wijen-Nass over het ondersteunen van geclusterde woonvormen (32847, nr. 1295);
  • de motie-Peter de Groot c.s. over uitvragen welke kansrijke bouwlocaties voor nieuwe woonwijken van 500 tot 1.500 woningen nu niet opgenomen zijn in de plancapaciteit (32847, nr. 1296);
  • de motie-Peter de Groot over onderzoek naar nieuwe grootschalige bouwlocaties (32847, nr. 1297);
  • de motie-Vijlbrief c.s. over nog voor het meireces een stikstofplan naar de Kamer sturen (32847, nr. 1298);
  • de motie-Welzijn c.s. over een Bibobtoets bij verhuurvergunningen (32847, nr. 1299);
  • de gewijzigde motie-Welzijn/Vedder over aanpassing van de Wet vaste huurcontracten (32847, nr. 1315, was nr. 1300).

De voorzitter:

Nou, dan zijn we weer helemaal bij.

Stemverklaringen. Eerst mevrouw Beckerman. Die ziet ervan af. Ja, die gaat over de motie op stuk nr. ??. Heeft de heer Grinwis nog een stemverklaring? Die was ook over de motie op stuk nr. ??, dus die trekt hij in. Die van de heer De Hoop was ook over de motie op stuk nr. ??. We strepen ze dus allemaal door.

Dan een dramatische mededeling van de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Verheugt u zich niet, voorzitter, maar bij de stemming in verband met de brief van het Presidium (35351, nr. 30) wil onze fractie geacht worden ook aantekening te hebben gemaakt dat zij tegen is.

De voorzitter:

Dat is bij dezen genoteerd.

In stemming komt de motie-De Hoop/Beckerman (32847, nr. 1292).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/De Hoop (32847, nr. 1293).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (32847, nr. 1294).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wijen-Nass (32847, nr. 1295).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peter de Groot c.s. (32847, nr. 1296).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Peter de Groot (32847, nr. ??, was nr. 1297).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vijlbrief c.s. (32847, nr. 1298).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Welzijn c.s. (32847, nr. 1299).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Discriminatie op de woningmarkt

Stemmingen moties Discriminatie op de woningmarkt

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over discriminatie op de woningmarkt,

te weten:

  • de motie-El Abassi over een periodieke antidiscriminatietraining wettelijk verplichten (32847, nr. 1301);
  • de motie-El Abassi over mysteryguestonderzoek structureel inzetten (32847, nr. 1302);
  • de motie-El Abassi over een openbaar register van discriminerende makelaars en verhuurders (32847, nr. 1303);
  • de motie-Bamenga c.s. over meer passende woningen voor jonge mensen met een beperking (32847, nr. 1304);
  • de motie-Bamenga c.s. over racisme en discriminatie die naar voren komen uit mysterycalls aanpakken (32847, nr. 1305);
  • de motie-Bamenga/El Abassi over een actieplan om discriminatie op de woningmarkt terug te dringen (32847, nr. 1306);
  • de motie-Beckerman c.s. over hypotheekverstrekkers verplichten transparant te zijn over acceptatiecriteria (32847, nr. 1307);
  • de motie-Beckerman over het gebruik van shortstaycontracten voor reguliere woonruimte wettelijk beperken (32847, nr. 1308);
  • de motie-Welzijn/Vedder over opties onderzoeken voor wonen met een beperking (32847, nr. 1309);
  • de motie-Welzijn/El Abassi over de jaarlijkse monitoring van discriminatie voortzetten (32847, nr. 1310);
  • de motie-De Vos over uitspreken dat huiseigenaren hun vrije keuze moeten behouden (32847, nr. 1311);
  • de motie-De Vos over geen financiële vergoeding voor gemeenten voor het huisvesten van statushouders (32847, nr. 1312);
  • de motie-De Hoop c.s. over mogelijke maatregelen tegen het faciliteren van discriminatie op de woningmarkt (32847, nr. 1313);
  • de motie-De Hoop over met gemeenten overleggen over instrumenten tegen discriminatie op de woningmarkt (32847, nr. 1314).

In stemming komt de motie-El Abassi (32847, nr. 1301).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (32847, nr. 1302).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (32847, nr. 1303).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bamenga c.s. (32847, nr. 1304).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bamenga c.s. (32847, nr. 1305).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bamenga/El Abassi (32847, nr. 1306).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman c.s. (32847, nr. 1307).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman (32847, nr. 1308).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Welzijn/Vedder (32847, nr. 1309).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Welzijn/El Abassi (32847, nr. 1310).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Vos (32847, nr. 1311).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We moeten dit hoofdelijk doen. Graag stilte, want we moeten dit even secuur kunnen doen. Mevrouw Michon-Derkzen. Graag stilte in de zaal. Meneer Dijk. Staakt u uw gesprekken. Het woord is aan de griffier.

In stemming komt de motie-De Vos (32847, nr. 1311).

Vóór stemmen de leden: Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Uppelschoten, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Baudet, Becker, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America en Van Meetelen.

Tegen stemmen de leden: Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Ouwehand, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah en Van der Lee.

De voorzitter:

Ik constateer dat 74 leden voor deze motie hebben gestemd en 74 ertegen, zodat de stemmen staken.

Telde u mee, meneer Vermeer? Volgende week proberen we het nog een keer.

In stemming komt de motie-De Vos (32847, nr. 1312).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (32847, nr. 1313).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Hoop (32847, nr. 1314).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties NAVO-ministeriële d.d. 3 en 4 april 2025

Stemmingen moties NAVO-ministeriële d.d. 3 en 4 april 2025

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat NAVO-ministeriële d.d. 3 en 4 april 2025,

te weten:

  • de motie-Paternotte/Piri over het standpunt vasthouden dat er een onomkeerbaar pad is tot Oekraïens NAVO-lidmaatschap (28676, nr. 489);
  • de motie-Paternotte c.s. over aansluiten bij het initiatief om Europa de NAVO-rol van de VS over te laten nemen (28676, nr. 490);
  • de motie-Paternotte/Stoffer over de eerste stappen richting het verhogen van de defensie-uitgaven opnemen in de Voorjaarsnota (28676, nr. 491);
  • de motie-Dassen over het EU-antidwanginstrument inzetten bij economische dwang van de VS inzake Groenland (28676, nr. 492);
  • de motie-Piri/Paternotte over afkeuring over de arrestatie van Imamoglu actief uitdragen (28676, nr. 493);
  • de motie-Van der Burg/Paternotte over de Canadese premier in Nederland uitnodigen (28676, nr. 494).

De voorzitter:

Stemverklaringen. De eerste is van de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Ik ben even weg, en er worden hier meteen de meest waanzinnige moties ingediend. Ik wil graag in het kader van de meest recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten de Kamer oproepen en uitleggen om te heroverwegen hoe men stemt over het onomkeerbare pad naar NAVO-lidmaatschap voor Oekraïne, gezien de ontwikkelingen in de wereld.

De voorzitter:

Een stemverklaring wil zeggen dat u een toelichting geeft op uw eigen stemgedrag.

De heer Baudet (FVD):

Precies. Dat ging ik nu net doen.

De voorzitter:

O, ik dacht dat u een oproep wilde doen. Gaat u verder. Neem me niet kwalijk.

De heer Baudet (FVD):

Zowel een verklaring als … Je weet nooit in hoeverre deze boodschap niet toch ergens iets aan het werk zet in de hoofdjes tegenover mij. Maar onze visie is dat het ongelofelijk onverstandig is om deze motie aan te nemen. Het is alleen maar olie op het vuur. We moeten aansturen op vrede in Oekraïne en de zaak niet nog verder nodeloos opstoken met morele en politiek totaal zinloze verklaringen over NAVO-lidmaatschap voor Oekraïne.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dit is geen stemverklaring. U was vorige week afwezig bij de stemmingen, maar toen zijn er ook allerlei statements geweest. Dat probeer ik juist tegen te gaan. Een stemverklaring is echt een toelichting op de eigen stem.

De heer Van Baarle gaat ons laten zien hoe het moet.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Een stemverklaring over de motie op stuk nr. 493 (28676). Iedereen heeft het recht op een eerlijk proces. Dat is een kernprincipe van de democratische rechtsstaat en geldt voor iedereen, vanzelfsprekend ook voor de burgemeester van Istanbul. Dat de Nederlandse regering dit heeft benadrukt in de diplomatieke contacten en ook de zorgen die hier bestaan heeft overgebracht, is goed. Tegelijkertijd is er sprake van een soeverein land met een eigen rechtsgang. Wij zijn vanuit dit parlement niet in staat om te beoordelen of alle beschuldigingen kloppen of niet. Wij kunnen vanuit deze Kamer niet vaststellen of er sprake is van fraude of niet. En wij kunnen vanuit deze Kamer ook niet vaststellen of er sprake is van corruptie of niet. Met de motie uitspreken dat er sprake moet zijn van de onmiddellijke vrijlating — neemt u eens de moeite om te luisteren, zou ik tegen de collega's zeggen — en daarmee dus ook als parlement een oordeel vellen over alle beschuldigingen, loopt vooruit op die rechtsgang en kan vanuit hier niet beoordeeld worden.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Baarle (DENK):

Daarom stemmen wij tegen deze motie.

In stemming komt de motie-Paternotte/Piri (28676, nr. 489).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (28676, nr. 490).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Paternotte/Stoffer (28676, nr. 491).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Piri/Paternotte (28676, nr. 493).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Burg/Paternotte (28676, nr. 494).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

Stemmingen Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg) (36546).

De voorzitter:

Vandaag stemmen wij alleen over de ingediende amendementen. De eindstemming over het wetsvoorstel zal op dinsdag 8 april plaatsvinden.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Stoffer/Van den Hil (stuk nr. 42, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 42 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dobbe (stuk nr. 26, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 26 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Stoffer (stuk nr. 37, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, NSC, de SGP, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 37 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-El Abassi c.s. (stuk nr. 47, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 47 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 25).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Westerveld (stuk nr. 72) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Stoffer (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 22 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Westerveld/Ceder (stuk nr. 43).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Krul (stuk nr. 39).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Westerveld (stuk nr. 24).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Bruyning (stuk nr. 40).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Dobbe (stuk nr. 27).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bruyning (stuk nr. 29, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, NSC en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 29 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Westerveld/Van den Hil (stuk nr. 44).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 18).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Ceder (stuk nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Westerveld (stuk nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, NSC, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Westerveld (stuk nr. 46).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Westerveld (stuk nr. 45).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Bruyning (stuk nr. 38).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-El Abassi (stuk nr. 34).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de SGP, JA21 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van den Hil (stuk nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Stemmingen moties Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

Stemmingen moties Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg),

te weten:

  • de motie-Westerveld c.s. over alle aanbevelingen van de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd overnemen (36546, nr. 48);
  • de motie-Westerveld/Dobbe over duidelijkheid over de rol en taakverdeling van meldpunten (36546, nr. 49);
  • de motie-Westerveld over salarisverschillen tussen bestuurders, toezichthouders en jeugdhulpverleners in kaart brengen (36546, nr. 50);
  • de motie-Westerveld over keuzes met ingrijpende gevolgen voor het aanbod voorleggen aan gemeenten (36546, nr. 51);
  • de motie-Westerveld over vastleggen dat een intern toezichthouder niet daarnaast bestuurder is bij een andere jeugdhulpaanbieder (36546, nr. 52);
  • de motie-Dobbe/Krul over de mogelijke gevolgen van de bezuinigingen op gemeenten voor de jeugdzorg in kaart brengen (36546, nr. 53);
  • de motie-Van den Hil over de nadruk in de jeugdzorg verschuiven naar collectieve voorzieningen (36546, nr. 54);
  • de motie-Van den Hil over een consultatiefunctie ggz voor de jeugdzorg (36546, nr. 55);
  • de motie-Van den Hil c.s. over een consult jeugdhulp zonder indicatie binnen twee jaar (36546, nr. 56);
  • de motie-Bruyning c.s. over maatregelen rond de reikwijdte van de jeugdhulp met spoed uitwerken (36546, nr. 57);
  • de motie-Bruyning c.s. over passende gespecialiseerde jeugdhulp voor kinderen in het vrijwillig kader (36546, nr. 58);
  • de motie-Ceder c.s. over de taakomschrijving van de NZa in aanvullende samenwerkingsafspraken uitwerken (36546, nr. 59);
  • de motie-Ceder/Westerveld over gemeenten rekenschap laten geven van hoe zij de sociale en pedagogische basis versterken (36546, nr. 60);
  • de motie-Ceder/Stoffer over sub g en h van artikelen 2.2.3 en 2.2.3a schrappen uit het ontwerpbesluit (36546, nr. 61);
  • de motie-Ceder over het functioneren van de RET's na twee jaar evalueren (36546, nr. 62);
  • de motie-Crijns c.s. over elke twee jaar een rapport opstellen over de verplichte regionale samenwerking (36546, nr. 63);
  • de motie-Crijns over fusies van jeugdzorginstellingen alleen laten plaatsvinden na goedkeuring van de NZa (36546, nr. 64);
  • de motie-Stoffer c.s. over een voorstel voor een samenhangende jeugd- en gezinsaanpak (36546, nr. 65);
  • de motie-Stoffer over concrete voorstellen om kwetsbare gezinnen te versterken (36546, nr. 66);
  • de motie-Stoffer c.s. over besluitvorming in de Eerste Kamer afwachten (36546, nr. 67);
  • de motie-El Abassi over de adviezen uit het rapport Groeipijn integraal overnemen (36546, nr. 68);
  • de motie-El Abassi over met Nidos de screeningprocedure herzien (36546, nr. 69);
  • de motie-El Abassi over een volwaardige rol voor subregio's in regionale samenwerking (36546, nr. 70);
  • de motie-El Abassi over alternatieven voor de NZa voor passend toezicht (36546, nr. 71).

In stemming komt de motie-Westerveld/Dobbe (36546, nr. 49).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld (36546, nr. 50).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Volt ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld (36546, nr. 51).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dobbe/Krul (36546, nr. 53).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De PVV niet? De PVV niet. Dat kan.

In stemming komt de motie-Van den Hil (36546, nr. 54).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hil (36546, nr. 55).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hil c.s. (36546, nr. 56).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruyning c.s. (36546, nr. 57).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruyning c.s. (36546, nr. 58).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder c.s. (36546, nr. 59).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Westerveld (36546, nr. 60).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ceder/Stoffer (36546, nr. ??, was nr. 61).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, JA21 en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder (36546, nr. 62).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Crijns c.s. (36546, nr. 63).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Crijns (36546, nr. 64).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Volt ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (36546, nr. 65).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van Volt ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stoffer (36546, nr. 66).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (36546, nr. 67).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36546, nr. 68).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36546, nr. 69).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36546, nr. 70).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36546, nr. 71).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming motie Klimaat- en Energieverkenning

Stemming motie Klimaat- en Energieverkenning

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Klimaat- en Energieverkenning,

te weten:

  • de motie-Kröger/Beckerman over zonnestroom aantrekkelijk houden door een redelijke terugverdientijd (32813, nr. 1483).

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Kröger/Beckerman (32813, nr. ??, was nr. 1483).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Mestbeleid

Stemmingen moties Mestbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Mestbeleid,

te weten:

  • de motie-Kostić over een plan voor het in korte tijd fors verminderen van de mestproductie (33037, nr. 587);
  • de motie-Van der Plas/Flach over de voedselproductie in Nederland waarborgen (33037, nr. 588);
  • de motie-Bromet over een afbouwpad voor het gebruik van kunstmest (33037, nr. 589);
  • de motie-Nijhof-Leeuw over een quickscan uitvoeren voor mogelijke reductie van stikstof- en broeikasgassen door de Lbv en Lbv-plus (33037, nr. 590);
  • de motie-Grinwis c.s. over het met spoed uitwerken van de partiële opkoopregeling c.q. extensiveringsregeling voor de melkveehouderij (33037, nr. 591);
  • de motie-Holman c.s. over Nederlandse mest of mestvervangers zo veel mogelijk aanwenden op Nederlandse bodem ter vervanging van kunstmest (33037, nr. 592);
  • de motie-Vedder c.s. over het spoor doelsturing opnemen in het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn (33037, nr. 593).

Een stemverklaring van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Mijn stemverklaring gaat over de motie op stuk nr. 592, van de heer Holman. BBB vindt het heel belangrijk om het gebruik van kunstmest zo veel mogelijk te verminderen. Dit kan door dierlijke mest beter te benutten en kunstmestvervangers bekend onder RENURE zo snel mogelijk toe te staan. Dit draagt niet alleen bij aan het verlichten van de mestmarkt, maar ook aan een nog duurzamer landbouwsysteem. Tegelijkertijd willen wij benadrukken dat wij niet gebonden willen zijn aan de overweging in de motie dat de Kamer in meerderheid heeft uitgesproken dat de Nederlandse landbouw grondgebonden dient te zijn. Wij maken daarin onze eigen afwegingen en zien andere perspectieven voor de toekomst van de landbouw. Desondanks steunen wij de inzet op de mestverwerking en het beter benutten van de Nederlandse en mestvervangers. "Nederlandse en mestvervangers"? Dat is een rare zin! Maar goed …

De voorzitter:

Had u het nou over "messenvangers"?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Mestvervangers. Ik zei: het benutten van Nederlandse en mestvervangers. Nou … Nederlandse …

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Hoe dan ook: wij zijn voor mestvervangers en voor een nog duurzamere landbouw, en daarom kunnen wij tóch voor deze motie stemmen.

De voorzitter:

Nou, dat is dan ook weer opgelost!

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Snapt iedereen het nog?

De voorzitter:

Ik had het zweet in mijn handen staan.

In stemming komt de motie-Kostić (33037, nr. 587).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Plas/Flach (33037, nr. ??, was nr. 588).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bromet (33037, nr. ??, was nr. 589).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijhof-Leeuw (33037, nr. 590).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (33037, nr. 591).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Flach, als u naar het toilet wilt, dan mag u gewoon gaan, hoor.

De heer Flach (SGP):

Nee, voorzitter, ik dacht dat u eerst het blokje wilde afmaken. U had het vast al begrepen, maar ik wilde graag melden dat wij verkeerd hebben gestemd bij de motie op stuk nr. 587. Wij willen geacht worden te hebben tegengestemd.

De voorzitter:

Heel goed. Dat is bij dezen genoteerd.

In stemming komt de gewijzigde motie-Holman (33037, nr. ??, was nr. 592).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vedder c.s. (33037, nr. 593).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Landbouw, klimaat en voedsel

Stemmingen moties Landbouw, klimaat en voedsel

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel,

te weten:

  • de motie-Holman/Grinwis over het halen van de weidegangdoelstellingen (30252, nr. 191);
  • de motie-Kostić over een integraal maatregelenpakket voor het halen van bestaande doelen voor biologisch landbouwareaal (30252, nr. 192);
  • de motie-Van der Plas over een jaarlijkse "Week van de (H)eerlijke Hollandse Hap" (30252, nr. 193);
  • de motie-Van der Plas over een voedseltoets toepassen bij klimaat- en biodiversiteitsplannen (30252, nr. 194);
  • de motie-Nijhof-Leeuw over geen nationale koppen op Europese stikstof-, nitraat- en emissiedoelen (30252, nr. 195);
  • de motie-Grinwis c.s. over voedselverspilling door het afkeuren van producten tegengaan op Europees niveau (30252, nr. 196);
  • de motie-Podt/Vedder over een consumentencampagne voor eiwitteelten (30252, nr. 197);
  • de motie-Podt over de overheid als launching customer voor nieuwe eiwitproducten (30252, nr. 198);
  • de motie-De Vos over empirische natuurgegevens als juridisch houdbaar alternatief voor de kritische depositiewaarde (30252, nr. 199).

In stemming komt de gewijzigde motie-Holman/Grinwis (30252, nr. ??, was nr. 191).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de VVD en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kostić (30252, nr. 192).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (30252, nr. 193).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Uiteraard op kosten van mevrouw Van der Plas.

In stemming komt de motie-Van der Plas (30252, nr. 194).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijhof-Leeuw (30252, nr. 195).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Grinwis c.s. (30252, nr. ??, was nr. 196).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Vos (30252, nr. 199).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemmingen moties Btw-onderwerpen

Stemmingen moties Btw-onderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Btw-onderwerpen,

te weten:

  • de motie-Stultiens/Dijk over ook buiten het btw-domein zoeken naar een inkomstendekking (32140, nr. 230);
  • de motie-Stultiens/Dijk over de btw-verhoging volledig terugdraaien (32140, nr. 231);
  • de motie-Van Kent/Dijk over lagere btw op boodschappen (32140, nr. 232);
  • de motie-Van Kent/Dijk over de sterkste schouders de zwaarste lasten laten dragen (32140, nr. 233);
  • de motie-Stoffer/Grinwis over het ontzien van gezinnen bij de alternatieve invulling (32140, nr. 234);
  • de motie-Ergin over geen btw-verhoging voor kappersdiensten (32140, nr. 235);
  • de motie-Ergin over een heldere definitie voor "huishoudelijke apparaten" (32140, nr. 236).

De voorzitter:

De heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Nu bij het vorige stemmingspunt de motie op stuk nr. 199, die toch van groot belang is, is aangenomen, willen we graag een brief.

De voorzitter:

Nee, dat doen we niet meer. U moet echt even teruglezen wat we de afgelopen maanden in uw afwezigheid hebben gedaan. We moeten echt even bijpraten, meneer Baudet.

Ik geef het woord aan het lid Kostić voor een stemverklaring.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Gezond voedsel zou voor iedereen betaalbaar en beschikbaar moeten zijn. Waar de Partij voor de Dieren niet voor is, is om ongezond voedsel en dierenleed goedkoper te maken. Het is dus een heel slecht plan om dierlijke producten, zoals vlees en zuivel, en voedsel met te veel suikers goedkoper te maken. Met die belangrijke kanttekening steunt de Partij voor de Dieren de motie-Van Kent/Dijk op stuk nr. 232. Nederland is een rijk land, en toch kunnen veel mensen gezond en biologisch voedsel niet betalen. Daar moeten we wat aan doen.

Dank u wel.

In stemming komt de motie-Stultiens/Dijk (32140, nr. 231).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Dijk (32140, nr. 232).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Dijk (32140, nr. 233).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Stoffer/Grinwis (32140, nr. 234).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ergin (32140, nr. 235).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ergin (32140, nr. 236).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties Belastingdienst

Stemmingen moties Belastingdienst

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Belastingdienst,

te weten:

  • de motie-Ergin over actieve logging en monitoring bij gebruik van RAM-achtige systemen (31066, nr. 1466);
  • de motie-Ergin over 35 aanvullende spreadsheets meenemen in het onderzoek naar ongelijke behandeling door de Belastingdienst (31066, nr. 1467);
  • de motie-Ergin over uitsluiten dat data afkomstig uit het RAM nog rondcirculeren bij samenwerkingsverbanden (31066, nr. 1468);
  • de motie-Van Vroonhoven/Inge van Dijk over onderzoek naar algoritmes en gegevenssystemen die vergelijkbaar zijn met RAM (31066, nr. 1469);
  • de motie-Stultiens over beleidsopties in kaart brengen waardoor drielandenpuntconstructies niet langer pleitbaar zijn (31066, nr. 1471);
  • de motie-Van Eijk/Kisteman over voorkomen dat bedrijven door aflossing van coronabelastingschulden onnodig failliet gaan (31066, nr. 1472).

In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1466).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1467).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1468).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Vroonhoven/Inge van Dijk (31066, nr. 1469).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stultiens (31066, nr. 1471).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Eijk/Kisteman (31066, nr. 1472).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Stemmingen moties Oversterfte

Stemmingen moties Oversterfte

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Oversterfte,

te weten:

  • de motie-De Korte over een reflectie op het rekenmodel voor oversterfte van het RIVM (25295, nr. 2222);
  • de motie-Thiadens over onderzoek naar oversterfte onder vrouwen van 40 tot 50 jaar oud (25295, nr. 2223).

In stemming komt de motie-De Korte (25295, nr. 2222).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Thiadens (25295, nr. 2223).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemmingen moties KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen

Stemmingen moties KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen,

te weten:

  • de motie-Dobbe/Westerveld over beter toegankelijke zorg voor kwetsbare kinderen (31839, nr. 1072);
  • de motie-Westerveld/Dobbe over standaard een Kinderrechtentoets uitvoeren (31839, nr. 1073);
  • de motie-Westerveld/Dobbe over een plan tegen schendingen van kinderrechten vanwege de financiële situatie van ouders (31839, nr. 1074);
  • de motie-Bruyning over participatie van kinderen bij beleid en besluitvorming (31839, nr. 1075).

In stemming komt de motie-Dobbe/Westerveld (31839, nr. 1072).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Dobbe (31839, nr. 1073).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Westerveld/Dobbe (31839, nr. 1074).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruyning (31839, nr. 1075).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemming motie Jeugd

Stemming motie Jeugd

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het begrotingsonderdeel Jeugd,

te weten:

  • de motie-Ceder over een integrale visie op de toekomst van onze kinderen die de verantwoordelijkheid van de overheid schetst op in ieder geval de terreinen wonen, onderwijs, klimaat en zorg (31839, nr. 1043).

In stemming komt de gewijzigde motie-Ceder/Stoffer (31839, nr. ??, was nr. 1043).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Stemming motie Positie van de middenklasse in Nederland

Stemming motie Positie van de middenklasse in Nederland

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de positie van de middenklasse in Nederland,

te weten:

  • de motie-Dijk over de huurprijzen in de sociale huursector dit jaar bevriezen (36600-XV, nr. 100).

In stemming komt de motie-Dijk (36600-XV, nr. 100).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Tot zover de stemmingen. Hartelijk dank aan de staatssecretaris voor het bijwonen van deze stemmingen. Straks hebben we mogelijk een hoofdelijke stemming. Ik schors een paar minuutjes en dan gaan wij de regeling van werkzaamheden doen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het houden van een notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 26 mei 2025 van 13.30 uur tot 17.30 uur over de initiatiefnota van het lid Bushoff over Een plan voor toekomstbestendige huisartsenzorg (36666).

Ik stel aan de Kamer voor om de Eerste Kamer te laten weten dat mevrouw Mutluer en mevrouw Bikker het voorstel van wet houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties) (35079) niet langer zullen verdedigen. De heren Boswijk, Ellian en Diederik van Dijk blijven het voorstel namens de Kamer verdedigen aan gene zijde.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het tweeminutendebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag (CD d.d. 27/03), met als eerste spreker het lid Haage van GroenLinks-PvdA;
  • het tweeminutendebat Kansspelen (CD d.d. 27/03), met als eerste spreker het lid Dral van de VVD.

De voorzitter:

Dan geef ik in de regeling van werkzaamheden graag het woord aan de heer Klaver van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank. We waren zojuist getuige van een van de meest dramatische vragenuurtjes die ik hier in de Kamer heb meegemaakt. Minister Faber heeft er echt zo'n ongelofelijk potje van gemaakt. Dat is niet goed. Dat is in niemands belang. De uitdagingen in Nederland zijn groot. We moeten het hier over grote onderwerpen hebben. Daar is ook de vertrouwensvraag gesteld. Daarom vraag ik hier aan de Kamer om een debat in te plannen met minister Faber en de minister-president, wat mij betreft zo snel mogelijk. Dat kan al vanavond. Minister Faber moet namelijk echt nog één keer de kans krijgen om haar uitspraken terug te nemen en haar excuses aan te bieden. Dan kunnen we wellicht verder. Zo niet, dan kunnen er consequenties voor haar zijn.

Voorafgaand aan dat debat zou ik graag een brief willen ontvangen van de minister-president en van minister Faber waarin ze precies ingaan op hoe het proces is verlopen, wanneer de minister-president ervan op de hoogte is gesteld dat de minister van Asiel en Migratie weigert om de toekenning van de lintjes te regelen, waarom het besluit niet aan de ministerraad is voorgelegd, zoals in het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau is bepaald, en hoe vaak dit in het verleden is voorgekomen.

Tot slot. De minister van Asiel en Migratie heeft gezegd dat ze nog volledig achter het besluit staat om de aanvraag voor een lintje voor deze vrijwilligers niet te ondertekenen, maar geeft aan zich niet te verzetten tegen het feit dat de minister-president en de minister van BZK de aanvragen wel ondertekenen. Hier komen dus, als ik het goed begrijp, twee besluiten vanuit het kabinet. Hoe beoordeelt de minister-president dit in het licht van de eenheid van regeringsbeleid?

Ik zou deze brief graag voor aanvang van het debat ontvangen.

De voorzitter:

Heel goed. We gaan kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

De heer Bontenbal (CDA):

Voorzitter. Dit gaat niet meer over hoe je dit pragmatisch wegmoffelt. Dit gaat over principes. Daarom steun voor dit debat, liefst zo snel mogelijk, maar als het niet anders kan, dan morgen om 10.15 uur. Maar liefst vanavond nog!

De heer Jetten (D66):

Voorzitter. Deze minister is voor haar migratiebeleid afhankelijk van steun uit de oppositie. Die oppositiepartijen stellen nu de vertrouwensvraag, dus het debat moet zo snel mogelijk plaatsvinden, bij voorkeur vanavond.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister kiest weer voor ophef in plaats van voor oplossingen. Dat zijn we behoorlijk zat. Erger is het dat het kabinet nu met twee monden in plaats van met één mond lijkt te spreken, dus de vertrouwensvraag ligt inderdaad op tafel. Hoe eerder het debat, hoe beter.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

De vertrouwensvraag ligt inderdaad op tafel en dan is het goed gebruik om zo snel mogelijk het debat te voeren, dus zeker steun, ook om het debat vanavond al te voeren!

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Het wordt tijd dat de Tweede Kamer het rondreizende circus Faber, een circus van incompetentie, schoffering van de Kamer en schoffering van Nederland, tot een einde brengt. Steun voor dit verzoek. We moeten dit niet meer tolereren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit politieke experiment was bij voorbaat al mislukt. Volop steun voor het debat.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Wat Forum voor Democratie betreft hebben we wel wat belangrijkers te doen dan praten over lintjes, dus geen steun.

De heer Eerdmans (JA21):

Geen steun.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Afkeuring voor de wijze waarop minister Faber dit heeft aangepakt! Rond de lintjes moeten we geen politiek maken. Geen steun voor een debat op dit moment. Alle inhoudelijke argumenten zijn, denk ik, gedeeld in het vragenuurtje, maar het is wat ons betreft akkoord om morgenochtend om 10.15 uur met elkaar hierover te spreken en eventueel moties in te dienen.

De heer Omtzigt (NSC):

Waar hebben we het hier over in verband met lintjes? Ik snap dat we echt een aantal veel belangrijkere zaken op te lossen hebben in dit land dan dit. Maar als collega's zeggen dat ze eventueel een motie van wantrouwen willen indienen, dan snap ik wel dat er een debat moet zijn. Ik zou willen voorstellen om het tweeminutendebat van morgenochtend om te zetten in een relatief kort debat. Zo ingewikkeld is dit niet. Ik steun ook de brief waar de heer Klaver om vroeg, maar dan niet met al die specifieke vragen, maar met uitdrukkelijk de vraag wat nu de kabinetslijn is. Is de kabinetslijn die van Schoof of is de kabinetslijn die van minister Faber?

De voorzitter:

Dat is dus steun, maar het omzetten van een tweeminutendebat in een volwaardig debat is niet mogelijk. Dit is gewoon een nieuwe aanvraag.

De heer Omtzigt (NSC):

Dan een nieuw debat, morgenochtend, een zo kort mogelijk debat.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Geen steun voor een nieuw debat. Als we morgen iets slims verzinnen om het tweeminutendebat hiervoor te gebruiken, welke praktische oplossing dan ook, dan is dat wel prima.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Hoe sneu is het eigenlijk dat je een debat moet voeren over een minister die vijf lintjes weigert voor mensen die er wel het beste van proberen te maken? Steun voor dit debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Steun voor een debat, maar niet vanavond, maar inderdaad morgen. Er staat een tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid gepland. Misschien kan dat vervangen worden door een nieuw debat. Steun voor het informatieverzoek.

De voorzitter:

Ik concludeer dat er een meerderheid bestaat voor een debataanvraag. Dat vanavond nog doen, is erg kort dag. Er staat inderdaad een tweeminutendebat over min of meer hetzelfde onderwerp op de agenda. Dus mijn voorstel is om dat morgen om 10.15 uur in te plannen.

De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):

Wat mij betreft is dat akkoord. Ik zou dan wel willen vragen om rekening te houden met stemmingen aansluitend aan dat debat. Ook dat moet ik hier even voorleggen in de Kamer, want anders wordt het pas weer de dinsdag erop. Het lijkt me, gelet op de aard van dit debat, goed dat we morgen stemmen.

De voorzitter:

Dat is eigenlijk een nieuw voorstel. Ik moet even kijken of daar enig bezwaar tegen bestaat, want we stemmen natuurlijk gewoon op dinsdag. Iedereen is er akkoord mee, stel ik vast. Dan gaan we morgen debatteren over dit onderwerp en er ook over stemmen. Daar kan iedereen rekening mee houden.

De heer Klaver (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Tot zover dit onderwerp. De rij wordt kleiner.

Dan geef ik graag het woord aan de heer Paternotte van de fractie van D66. Ik wil graag verder met de regeling van werkzaamheden. Graag uw conversaties voeren buiten deze zaal. Dan gaan we met veel plezier luisteren naar het verzoek van de heer Paternotte. Graag stilte in de zaal. Het woord is aan de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik zou willen verzoeken om het dertigledendebat over het Midden-Oosten om te zetten in een debat en dit de komende maand in te plannen. De Houthi's bestoken weer de koopvaardijschepen in de Rode Zee. Iran weigert onderhandelingen over haar kernwapenprogramma. In Gaza wordt weliswaar weer gepraat over een staakt-het-vuren, maar gaat de oorlog door. Hierover zouden wij graag een debat willen voeren met de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Kijk, dit verzoek begrijp ik nou. Dit is gewoon … De heer Van der Burg.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik ook, voorzitter, dus steun.

De voorzitter:

Uw microfoon stond niet aan, meneer Van der Burg, maar u betuigde uw steun.

De heer Kahraman (NSC):

Steun, voorzitter. Prima om na het meireces dit debat te voeren.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Zoals vorige week toegezegd: steun. We hebben wel een Syriëdebat, dus we willen graag wat ruimte ertussen. Daarom kan het misschien na het meireces.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Steun.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Ik hoor hier volgens mij "na het meireces". Ik ga het debatverzoek steunen. Ik zal zelf een verzoek doen om het eerder te houden dan na het meireces, maar ik kan ook tellen.

De heer Stoffer (SGP):

Geen steun.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wel steun en het liefst ook eerder.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Van harte steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid. We boeken het in. De heer De Roon nog.

De heer De Roon (PVV):

Ik wil toch nog even zeggen dat de PVV dit niet steunt.

De voorzitter:

U steunt het niet.

Dan de heer Claassen, PVV, met het volgende verzoek.

De heer Claassen (PVV):

Voorzitter. De regering wil alles op alles zetten om regionale ziekenhuizen te behouden, maar met de recent gemaakte afspraken over het minimumaantal verrichtingen dat een ziekenhuis moet doen om die zorg te mogen behouden voor dat ziekenhuis, zogenaamde volumenormen, schiet de regering haar doel voorbij. Het lijkt wel alsof de grote spelers ten koste van de regionale ziekenhuizen de buit verdeeld hebben. Er moeten nog meer nieuwe afspraken worden gemaakt. Het gevolg is dat mensen die de zorg nodig hebben, nog verder moeten reizen, maar niet per se voor betere zorg. Het hanteren van volumenormering past nauwelijks nog in het plaatje om streekziekenhuizen te willen behouden.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Claassen (PVV):

Ik wil graag op korte termijn, in ieder geval voor het zomerreces, een debat met de minister hebben om eventueel het beleid bij te kunnen sturen.

De heer Van Kent (SP):

Van harte steun voor dit verzoek, voorzitter.

De heer Krul (CDA):

Mede namens de SGP: steun.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):

Het is altijd goed om over de toekomst van het Nederlandse zorglandschap en het ziekenhuislandschap te debatteren, dus steun.

Mevrouw Tielen (VVD):

Geen steun. We hebben het hier drie weken geleden nog over gehad. Volgens mij zijn er voor het zomerreces nog twee commissiedebatten waarin meneer Claassen dit kan bespreken met ons.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):

Geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid. We boeken het in.

De volgende spreker is de heer De Hoop van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Het openbaar vervoer is voor ontzettend veel mensen de toegang tot de samenleving. Voor sommige mensen betekent het zelfs: geen bus, geen baan. Dat kunnen we ons echt niet veroorloven. Maar door de keuzes van dit kabinet, de BDU-bezuiniging van 110 miljoen en de bezuiniging van 225 miljoen op de SOV-gelden, zullen we zien dat ontzettend veel regio's niet meer bereikbaar zijn. Dat is erg zorgelijk. Ik zou daar graag een plenair debat over voeren.

De heer Stoffer (SGP):

Steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Steun.

De heer Van Kent (SP):

Het ov dreigt én minder én slechter én duurder te worden. Steun voor dit debat.

Mevrouw Veltman (VVD):

We hebben morgen een commissiedebat over de bereikbaarheid. Daar kan het prima besproken worden. Dat is sneller, dus geen steun voor het verzoek.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun. Het kan morgen in het commissiedebat.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Pierik (BBB):

Geen steun. Het kan in het commissiedebat morgen.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Morgen. Commissiedebat.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer De Hoop.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):

Ik zet 'm wel graag op de lijst.

De voorzitter:

Dat doen wij wel voor u.

Dan de heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Vorige week werd het rapport van de commissie-Hamer gepresenteerd, een ontzettend belangrijk rapport met keiharde conclusies: zonder het toeslagenschandaal had voorkomen kunnen worden dat zo veel kinderen uit huis geplaatst werden. We weten dat het kabinet heeft toegezegd om in juli met een kabinetsreactie te komen. Wij vinden dat erg laat. Wij vinden ook dat hier zo snel mogelijk over gedebatteerd moet worden. Ik hoop dat ik daar steun voor krijg en dat we, als de kabinetsreactie er is, er zo snel mogelijk een debat over kunnen voeren, in ieder geval uiterlijk voor het zomerreces. We vinden dat ouders en kinderen recht hebben op antwoorden voor die tijd.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Een belangrijk voorstel. Maar ik heb al eerder een breder debat toegewezen gekregen, over de rol van de uithuisplaatsingen.

De voorzitter:

En dus?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mevrouw Westerveld heeft toen ook voorgesteld om andere rapporten, waaronder dit, erbij te betrekken.

De voorzitter:

Ja …

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dus ik steun het voorstel …

De voorzitter:

Heel goed, dank u wel.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Nou, er is al een voorstel, maar mijn suggestie zou zijn om het samen te voegen met het debat dat er al staat.

De voorzitter:

Maar dit is gewoon een aparte aanvraag, dus die gaan we al dan niet op de lijst zetten.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, uhm …

De voorzitter:

Ja. Meer smaken hebben we niet.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter, er is wel één ding veranderd. Er is aangegeven dat de kabinetsreactie pas in juli komt. Dat is echt heel laat. Dus ik steun ook het verzoek. Ik wil ze graag samenvoegen, maar wel voor het zomerreces en niet daarna. Anders wordt juli echt te laat.

De voorzitter:

Oké.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat kan ik steunen.

De heer Ergin (DENK):

Steun voor het verzoek.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Eigenlijk hetzelfde als wat collega Ceder al heeft aangegeven. Die drie rapporten zouden bij zijn verzoek worden betrokken, dus we steunen het dat het eerder komt dan de kabinetsreactie en dat het echt wordt samengevoegd.

De heer Smitskam (PVV):

Geen steun voor dit verzoek.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik vind het zeer terecht dat hier wordt gevraagd om eerder dan in juni met een kabinetsreactie te komen, zodat we die debatten die al zijn voorgesteld en die al een meerderheid hebben, ook eindelijk kunnen voeren. Dus volop steun voor dit verzoek.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Van harte steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid voor een apart debat.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Steun om alles samen te voegen, maar wel eerst een kabinetsreactie.

De voorzitter:

Ja, maar dat is dus niet steun voor een nieuw debat.

De heer Dijk (SP):

Voor de zomer. Ja, dat is wel de kern.

De heer Krul (CDA):

Steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

U concludeert terecht dat er geen steun is voor een apart debat, maar volgens mij hoorde ik wel voldoende collega's hier aangeven dat de reactie eerder moet komen. Dat is natuurlijk een essentieel onderdeel van de vraag van de heer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Absoluut.

De voorzitter:

En dat gedeelte van het stenografische verslag zal ik doorgeleiden naar het kabinet. Dan hoop ik dat zij inderdaad met een reactie komen.

De heer Ergin.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank u wel. We weten dat de Onderwijsbegroting die de Tweede Kamer is gepasseerd, een ramp is voor de toekomst van Nederland. Nu blijkt dat een deel van de monsterbezuinigingen niet eens uitgevoerd kan worden. We weten ook dat de Eerste Kamer er deze week over gaat stemmen. Als de Eerste Kamer de begroting verwerpt, hebben we te maken met een situatie waarin de volledige begroting onrechtmatig is. Als de Eerste Kamer de begroting aanneemt, hebben we te maken met een situatie waarin sommige bezuinigingen niet eens door kunnen gaan. Beide gevallen verdienen een debat, hier in de Tweede Kamer, over hoe de minister hiermee om wil gaan. Het verzoek is om het debat te voeren met de minister van OCW.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dit debat wordt nu gevoerd in de Eerste Kamer. Dat is de plek waar het hoort, dus geen steun.

De heer Soepboer (NSC):

Geen steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het is belangrijk, omdat de aankondigingen die zijn gedaan, nu al effect hebben op het aantal inschrijvingen. Als dit klopt en het juridisch niet houdbaar is, dan zitten we over een tijdje allemaal met de gebakken peren.

De voorzitter:

En dus?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dus wel steun voor het verzoek.

De heer Van Kent (SP):

Steun.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij is minister Bruins volgende week weer vrij; dan is het klaar in de Eerste Kamer. Dus van harte steun om hier door te praten.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer Van der Hoeff (PVV):

Geen steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Krul (CDA):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Ergin. We voegen u toe aan de dertigledenlijst.

Dan de heer Nordkamp van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. De afgelopen tijd zien we veel verontrustende signalen over de informatievoorziening vanuit Defensie. Veel collega's spraken hier vorige week ook hun zorgen over uit. Wat ons betreft gaat dit verder dan de casus-Hawija. Wat ons betreft gaat dit verder dan de archivering van Defensie. Dit gaat over de informatiepositie van de Kamer. Daar moeten we op kunnen vertrouwen, ook gezien alle ontwikkelingen die gaan komen. Daar willen we graag een debat over. Daarom wil ik een apart debat met de minister van Defensie aanvragen over de staat van de informatiehuishouding bij Defensie en de gevolgen voor de informatieplicht richting de Kamer, met spoed te houden.

De heer Ellian (VVD):

Geen steun voor het gedeelte spoed, maar een debat kan ik steunen, mits het ingepland wordt na het Hawijadebat en nadat het externe onderzoek verschenen is.

De voorzitter:

Dat is steun.

De heer Van Kent (SP):

Ook steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Mede namens het CDA geen steun, ook omdat het samenhangt met het Hawijadebat. Volgens mij is dat de plek waar we deze belangrijke discussie gewoon kunnen voeren. Geen steun.

De heer Pool (PVV):

Steun, maar dan zonder spoed en na het Hawijadebat.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

De voorzitter:

Er is steun, maar na het Hawijadebat.

Dan de heer Ceder van de ChristenUnie. U heeft twee verzoeken. Drie zelfs, zie ik.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Het eerste verzoek wil ik graag intrekken, mede omdat met de toezegging van de heer Van Dijk om het voor het zomerreces in te plannen tegemoetgekomen wordt aan mijn eerste verzoek.

De voorzitter:

Dan een vooraankondiging.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen is.

De voorzitter:

Dat is bij dezen genoteerd. Vertel even waar dat over gaat.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat is een vooraankondiging over het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken Handel deze week, met stemmingen.

De voorzitter:

Inclusief stemmingen, zeg ik even tegen de fractiesecretarissen.

Dan heeft u nog een debataanvraag.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, tot slot. Er stond een commissiedebat gepland over armoede en schulden. Dat is voor zover ik begrepen heb vervangen omdat we de Participatiewet plenair gaan behandelen. Intussen is er een zeer zorgelijk rapport uitgekomen over dat de financiële zorgen onder jongeren, maar dit geldt voor bredere doelgroepen, toenemen. Ik vind het belangrijk, juist nu, om met de Kamer wel het debat te voeren over wat financiële zorgen en schulden betekenen. Dit vraag ik ook aan omdat het commissiedebat dat we met elkaar zouden voeren, inmiddels niet meer op de agenda staat.

Mevrouw Welzijn (NSC):

Met een reactie van het kabinet: graag steun.

De heer Van Kent (SP):

Steeds meer jonge mensen leven in armoede. Daar moeten we het hier over hebben. We moeten het er niet alleen over hebben, we moeten er ook maatregelen voor nemen. Dus steun voor dit verzoek.

De heer Van Baarle (DENK):

Steun voor het verzoek.

De heer Bikkers (VVD):

Geen steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Zo!

De voorzitter:

Ja, helder. De kop is eraf! De heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Mede namens het CDA: steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Geen steun, voorzitter. Wel graag een commissiedebat, maar dat moeten we ...

De voorzitter:

Nee, nee. Commissiedebatten, daar gaan we niet over.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

... in de procedurevergadering aanmelden.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Ceder. Geloof me nou maar.

Dan mevrouw Bruyning, Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. De Raad voor de Kinderbescherming komt volgens berichtgeving structureel onvoorbereid bij rechtszittingen. Dit schaadt het vertrouwen in de raad en brengt het welzijn van kwetsbare kinderen in gevaar. Hoewel Den Haag nu in beeld is, moeten we onderzoeken of dit symptoom breder speelt. Landelijk beleid, toezicht, cultuur en personele bezetting verdienen aandacht. De kernvraag is hoe wij als overheid de bescherming van kinderen waarborgen. Dit vraagt om duidelijkheid over de oorzaken en passende maatregelen om herstel mogelijk te maken. Daarom verzoek ik om een debat met de Kamer over de structurele problemen bij de Raad voor de Kinderbescherming.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Smitskam (PVV):

Geen steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Steun, maar ik kan me ook voorstellen dat we dit betrekken bij het wat grotere debat dat er komt ...

De voorzitter:

Ja, maar dit is steun. Ik weet genoeg.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dan wellicht met extra spreektijd. Maar anders steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik sluit me aan bij de woorden van collega Westerveld, dus ook steun maar met die toevoeging.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

Mevrouw Dobbe (SP):

Steun.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Steun, maar ik kan me ook voorstellen dat we het samenvoegen, met extra spreektijd. Maar dat laat ik aan mevrouw Bruyning over.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Geen steun.

Mevrouw Dral (VVD):

Ik heb vorige week een kabinetsreactie gevraagd, dus die wil ik graag eerst afwachten.

De voorzitter:

En dus?

Mevrouw Dral (VVD):

Voor nu geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, mevrouw Bruyning.

Dan de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Gaza wordt nog steeds geblokkeerd van humanitaire hulp en elektriciteit. De aanvallen op Gaza gaan door. We hebben ook het schokkende nieuws gezien dat volgens een woordvoerder van de VN hulpverleners zijn gedood door het Israëlische leger. Er is een voor een op hun auto geschoten en ze zijn onder het zand bedolven. Ik weet dat er net een ander debat is aangevraagd. Maar ik hecht eraan, zoals ik elke week vraag, om met spoed hierover te debatteren, deze week nog, met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Ram (PVV):

Geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

We hebben in deze Kamer bijna geen woorden meer voor deze afschuwelijke misdaden, maar wederom steun.

Mevrouw Dobbe (SP):

Zeker steun.

Mevrouw De Korte (NSC):

Voorzitter. Het is wel erg wat er gebeurt, maar het kan bij het Midden-Oostendebat, dus geen steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw De Korte.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ook.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Steun, zeker met minister Klever.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun. Het kan bij het Midden-Oostendebat.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Van Baarle.

Dan gaan we luisteren naar de heer Eerdmans van de fractie van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter. Steeds meer gemeenten hebben last van de Spreidingswet. We wachten nu zo'n negen maanden op het intrekken daarvan; de dwangwet die gemeenten verplicht om asielzoekers op te vangen. Er is veel gedoe over in de ministerraad tussen Keijzer, Schoof en Faber. Het mocht niet op de agenda van de ministerraad. Wij willen graag een apart debat met de minister van Asiel over de Spreidingswet.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Kijk eens. Dat schiet op. Ik dacht: misschien komen er nog wat meer collega's naar de microfoon.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Geen steun. Volgens mij kunnen we dit gewoon ordentelijk doen. Er komen nog stukken. Als die stukken er zijn, kunnen we kijken of we het alsdan alsnog steunen.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Geen steun, voorzitter. Dit gaat weer over het proces en niet over de inhoud.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. Morgen hebben we een debat over het feit dat minister Faber er een puinhoop van maakt. De heer Eerdmans en ik denken niet hetzelfde over mevrouw Faber, maar morgen wordt erover gedebatteerd, dus geen steun voor zijn debat.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):

Steun voor het debat.

De voorzitter:

U wordt toch gesteund. U heeft desondanks geen meerderheid, maar we zetten 'm op de lijst van dertigledendebatten, zeg ik tegen de heer Eerdmans.

Dan de heer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter. Terrorisme. Wat zich in Berlicum heeft afgespeeld — brandstichting, bedreiging, ophangen van varkenspoten en geweld tegen een voorgenomen azc — is geen protestactie, maar een van de vele incidenten waarbij aanslagen plaatsvinden op raadsleden, burgemeesters en bewindspersonen. Dit is intimidatie, bedoeld om overheidsbeleid te beïnvloeden. Als dit geweld was gepleegd vanuit een ander motief, zouden we het "terrorisme" noemen. Het doelbewust zaaien van angst om democratische besluitvorming te blokkeren hoort niet thuis in een rechtsstaat. Daarom wil ik hierover een debat met de minister van Justitie en Veiligheid.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Geen steun. Dit kunnen we wel een keer bij een commissiedebat betrekken.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Geen steun. Het kan in een commissiedebat.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):

Voorzitter. Geweld, bedreiging en intimidatie, bedoeld om overheidsbeleid te beïnvloeden: verschrikkelijk dat daar geen steun voor is …

De voorzitter:

Ja, ja, ja, ja, ja. Dank u wel.

De volgende spreker is de heer Van Kent van de fractie van de SP.

De heer Van Kent (SP):

De pfas-vervuiling op en rond Schiphol blijkt vele malen groter dan gedacht, met alle gevaren van dien voor de omwonenden, maar ook voor de mensen die op Schiphol werken. Daarom zouden we er graag een debat over willen.

De voorzitter:

Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Van harte steun.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Steun.

De heer Peter de Groot (VVD):

Geen steun. Er is volgende week een debat over Schiphol.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De heer Pierik (BBB):

Ook geen steun, met verwijzing naar het commissiedebat van volgende week over Schiphol.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun.

De heer Boutkan (PVV):

Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):

Ik wil graag dat dit op de lijst komt met dertigledendebatten.

De voorzitter:

Met veel plezier gaan we dat doen.

Maar u heeft nog een verzoek.

De heer Van Kent (SP):

Dank, voorzitter. De medewerkers bij de sociaal ontwikkelbedrijven kwamen hier bij het ministerie van Sociale Zaken om de noodklok te luiden omdat hun inkomen erop achteruit is gegaan vanwege een belastingmaatregel die waarschijnlijk onbedoeld is, maar hen wel heel hard in de portemonnee treft. Daarom zouden we snel een debat willen met de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om ervoor te zorgen dat het geld dat deze mensen is afgepakt, weer terugkomt in hun portemonnee.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun. Er komt ook nog een commissiedebat Nationale fiscaliteit.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Geen steun.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Geen steun. Dat kan in een commissiedebat.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Steun, voorzitter. En tot troost: bij het debat over nationale fiscaliteit is het ook al aan de orde geweest, dus dit wordt vervolgd.

De heer Van Kent (SP):

Maar het is nog niet opgelost.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De heer Stoffer (SGP):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Van Kent.

U heeft nog een verzoek.

De heer Van Kent (SP):

Ja, en ik wil ook …

De voorzitter:

We zetten dit ook op de lijst met dertigledendebatten.

De heer Van Kent (SP):

Ik sprak gisteren in Zeist nog iemand die zei: ik kan niet meer sporten en ik kan de boodschappen niet betalen.

De voorzitter:

Ja. We zetten u op de lijst met dertigledendebatten.

De heer Van Kent (SP):

Ik snap niet dat nota bene de PVV zo'n verzoek niet steunt.

De voorzitter:

Dan uw volgende aanvraag.

De heer Van Kent (SP):

Voorzitter. Er is een motie van de SP en de Partij van de Arbeid-GroenLinks aangenomen die de regering verzoekt om te inventariseren welke mogelijkheden er zijn om het wettelijk minimumjeugdloon aan te passen. We hebben dat advies gekregen en willen daar graag binnen een maand een reactie op. We willen ook een plenair debat, omdat jeugdloon half loon is. Deze jonge mensen moeten wel het volledige bedrag betalen voor de zorgverzekering en de boodschappen, voor alles wat duurder aan het worden is. Maar ze verdienen — of nee: krijgen — maar de helft van het loon. Dat moet stoppen.

De voorzitter:

En dus?

De heer Van Kent (SP):

Een debat.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):

Uiteraard steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De heer Aartsen (VVD):

Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Geen steun.

Mevrouw Saris (NSC):

Geen steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid. De heer Paternotte nog.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid.

De heer Van Kent (SP):

Wel dertig leden.

De voorzitter:

Ja, we zetten u met veel plezier op de lijst.

Dan mevrouw Welzijn, Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Welzijn (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Het rommelt al een poosje rondom de energielabels en dat is geen kwestie van een administratieve fout. Dat is ernstig, want we hebben een heel systeem opgetuigd waar ook de hoogte van je hypotheek van afhangt. Als er geen vertrouwen in dat systeem kan zijn, vind ik dat een debat waard. Ik hoop dat ik daarvoor uw steun mag krijgen.

De heer Peter de Groot (VVD):

Voorzitter. Mevrouw Welzijn wordt op haar wenken bediend, want volgende week hebben we daar een commissiedebat over. Dus geen steun voor een plenair debat.

De heer Mooiman (PVV):

Dank, voorzitter. Inderdaad geen steun. Volgende week is er een commissiedebat.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Aanstaande woensdag is er een commissiedebat, dus dat kan al heel snel. Dus geen steun voor dit verzoek.

De heer Paternotte (D66):

Ook wat ons betreft is dit het hoofdonderwerp voor het commissiedebat.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, mevrouw Welzijn.

Mevrouw Welzijn (NSC):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan mevrouw Dobbe, van de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):

Tientallen hospices staan op het punt van omvallen. Een daarvan, in Rotterdam, is al gesloten en dat is heel schrijnend. Hospices staan in het hele land onder druk, net zoals de palliatieve zorg onder druk staat. Zeker nu zorgverzekeraars de tarieven hebben verlaagd, dreigt het echt helemaal mis te gaan. Goede palliatieve zorg kan niet zonder hospices. Daarom willen wij hierover heel graag een debat met de minister van VWS en staatssecretaris Maeijer.

De heer Stoffer (SGP):

Steun, mede namens de ChristenUnie.

De heer Paternotte (D66):

Steun.

De heer Bevers (VVD):

Voorzitter, op 4 februari is aan de collega van mevrouw Dobbe, de heer Dijk, een debat toegekend over hetzelfde onderwerp, dus geen steun.

De heer El Abassi (DENK):

Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):

Het is pijnlijk dat we hier steeds opnieuw weer aandacht voor moeten vragen, dus zeker steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun.

Mevrouw Joseph (NSC):

Wij hebben liever een brief van de minister. Geen steun voor het debat.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Van harte steun.

De heer Claassen (PVV):

Een heel belangrijk onderwerp, voorzitter. Op 19 juni hebben wij een commissiedebat over het zorgverzekeringsstelsel. Daar kan het ook bij en daar zou ik het heel graag willen bespreken.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Graag betrekken bij het commissiedebat.

De voorzitter:

U heeft geen steun, mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):

Wel van 30 leden?

De voorzitter:

We zetten het met plezier op de lijst met dertigledendebatten.

Dan gaan we luisteren naar de heer Gabriëls van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Afgelopen december stond ik hier en toen kreeg ik steun voor een debat over het nationaal lozingsverbod pfas. Helaas was ik destijds niet zo slim om er een datum aan te koppelen en verviel dit debat vorige week. Ik wil de Kamer heel graag opnieuw om steun vragen voor een debat over dit heel belangrijke onderwerp, namelijk pfas, waar we heel ziek van worden. Het gaat om hernieuwde steun voor een debat over een nationaal pfas-lozingsverbod.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Steun, ook namens D66.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Het feit dat er nog volop pfas geloosd mag worden, kost de maatschappij miljarden. Dat moeten we echt voorkomen.

De voorzitter:

En dus ...

Kamerlid Kostić (PvdD):

Het komt uiteindelijk op het bordje van onze burgers. Dus steun voor dit debat.

De heer Van Baarle (DENK):

Uitmuntend en met bevlogenheid onderbouwd. Steun voor het verzoek.

De heer Pierik (BBB):

We hebben op 16 april een commissiedebat over de circulaire economie. Daar zou ik dit onderwerp graag bespreken.

Mevrouw Dobbe (SP):

Steun, voorzitter.

De heer Boutkan (PVV):

Geen steun.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun.

De heer Buijsse (VVD):

Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Nee. Dan constateer ik dat bijvoorbeeld NSC de vorige keer wel steun gaf, maar nu niet. Heel erg jammer.

De voorzitter:

Ja, heel goed.

Dan mevrouw Hirsch van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Twee maanden geleden, en een maand geleden opnieuw, heeft een meerderheid van de Kamer op verzoek van meneer Timmermans en daarna mevrouw Kamminga om een plenair debat gevraagd over het handelsbeleid van dit kabinet, naar aanleiding van de tariefaankondigingen van de regering-Trump. Trump heeft inmiddels niet stilgezeten. Ook de EU neemt stappen. Dit treft de Nederlandse economie en Nederlandse banen. Ik wil daarom voorstellen om nog voor het reces dit debat te voeren, zodat we inzicht krijgen in de visie van dit kabinet op de nieuwe internationale handelsverhoudingen, de consequenties voor Nederland en de kabinetsinzet in Brussel.

De voorzitter:

En met het reces bedoelt u natuurlijk het kerstreces.

Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):

Nee, hoe noem je dat reces eigenlijk? Het meireces.

De heer Ram (PVV):

Geen steun. Het kan bij het commissiedebat van donderdag.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Staal, auto's, aluminium; inmiddels zijn er al veel maatregelen opgelegd. Morgen komt waarschijnlijk het volgende pakket. Het wordt echt tijd om dit debat te voeren. Mede namens de fractie van Volt van harte steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Ook van harte steun. Er werd net verwezen naar het commissiedebat. Doorgaans ben ik ook wel van het combineren, maar dat gaat echt over een Raad en half april gaan er meer maatregelen in, dus graag nog voor het reces dit debat.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Wat ons betreft kan het wel bij het commissiedebat, dus geen steun.

Mevrouw De Korte (NSC):

Deze week is er een commissiedebat, dus geen steun.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Steun, maar het hoeft niet met de allergrootste spoed, zoals hier staat.

De voorzitter:

Met een beetje spoed.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het is toch wel vrij urgent, dus steun.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, mevrouw Hirsch.

Dan mevrouw Van Zanten van de fractie van BBB.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Voorzitter. Onder het mom van vrijheid van meningsuiting, het demonstratierecht en ook de academische vrijheid laten we tegenwoordig alles gebeuren. De verantwoordelijkheid ligt elke keer weer ergens anders, bij een andere instantie, zodat niemand de verantwoordelijkheid neemt en ook niemand de regie pakt. Afgelopen weekend zagen we dat "dood aan Israël" zeggen kennelijk mag, maar zeggen dat Jodenhaat bijna onderdeel is van de islamitische cultuur in islamitische landen is dan wel weer strafbaar. Wat mij betreft moeten er wetten worden aangescherpt en aangepast in verband met dat meten met twee maten en de eigen interpretatie in ons strafrecht.

De voorzitter:

U wilt een debat, neem ik aan.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik wil daarover heel graag een debat met in ieder geval de minister van Justitie en Veiligheid.

De heer Stoffer (SGP):

Steun.

De heer Ellian (VVD):

Ik wil het steunen en de suggestie doen om het samen te voegen met twee debatten die op de lijst staan: dat over het pakket aan maatregelen ter bestrijding van antisemitisme en het debat over agenten die zouden weigeren om synagogen te bewaken. Dat schoont de lijst weer op.

De heer Boomsma (NSC):

De weerzinwekkende leuzen en beelden in Amsterdam vervullen velen in Nederland met zorg, dus steun voor dit debat.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Steun.

De heer Boon (PVV):

Steun.

De heer El Abassi (DENK):

Een debat over moslimhaat zouden wij graag willen steunen; geen steun voor dit verzoek.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Mede namens D66: geen steun.

De voorzitter:

U heeft een meerderheid, mevrouw Van Zanten. We boeken het in.

Dan het lidKostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter. Bedrijven luiden vandaag de noodklok. De circulaire economie staat stil door een te passieve houding van de overheid. Er worden massaal grondstoffen verspild en de leveringsrisico's van kritieke grondstoffen zijn nog groter geworden. Dit is een groot onderwerp, dat raakt aan de toekomst van ons land. Het gaat over veiligheid, onafhankelijkheid en over betaalbaarheid van grondstoffen. Juist in deze tijden zou dat heel belangrijk moeten zijn. Als we geen extra stappen nemen, wordt onze veiligheid bedreigd. Hoe langer we wachten, hoe meer mensen thuis ook moeten gaan betalen.

De voorzitter:

En dus?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Daarom het verzoek om zo snel mogelijk een plenair — dat is belangrijk — debat met de staatssecretaris van IenW en de staatssecretaris van Financiën in te boeken, het liefst ook met ministers van Klimaat en Groene Groei en van Economische Zaken, om concrete maatregelen te bespreken die verder reiken dan alleen de departementen.

De heer Paternotte (D66):

Steun, mede namens Volt.

De heer Stoffer (SGP):

Steun.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Geen steun.

De heer Buijsse (VVD):

Geen steun. Het kan ook bij het commissiedebat.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Geen steun. Bij het commissiedebat.

De heer Stoffer (SGP):

Mijn opmerking was mede namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dobbe (SP):

Steun.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Geen steun.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Steun. Het is vooral ook belangrijk omdat het interdepartementaal is.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Voorzitter, ik wil het graag op de dertigledendebattenlijst zetten.

De voorzitter:

Dat doen we bij dezen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

En ik wil graag voor het commissiedebat Circulaire economie een reactie van het kabinet op de oproep van de bedrijven om echt aan de slag te gaan met die circulaire economie.

De voorzitter:

Ik zal het doorgeleiden.

De heer Van Houwelingen. Hij sluit de regeling van werkzaamheden af. Hij is nog maar een paar uur Kamerlid en is nu al bij de regeling van werkzaamheden.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Gisteren kwam ons ter ore dat Marine Le Pen, de gedoodverfde kandidaat voor de Franse presidentsverkiezingen, niet aan de verkiezingen kan deelnemen. Dat is door de rechter besloten. We hebben natuurlijk eerder gezien dat iets vergelijkbaars met de populistische kandidaat in Roemenië is gebeurd. We zien dus dat in meerdere EU-landen populistische kandidaten door de rechters worden uitgesloten van de verkiezingen. Dat baart ons enorm veel zorgen. Daar zouden we graag met de minister Buitenlandse Zaken een debat over willen.

De heer De Roon (PVV):

De zorgen die de heer Van Houwelingen hierover heeft, worden door de PVV-fractie gedeeld. Wij steunen dus zijn voorstel.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Deze zaak is volgens mij aan Frankrijk, dus geen steun.

De heer Olger van Dijk (NSC):

Daar sluit ik me bij aan: geen steun.

De heer Oostenbrink (BBB):

Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):

Als de fractie van Forum voor Democratie hierover wil debatteren … Volgens mij is er over twee weken de RBZ. Dan is de minister van Buitenlandse Zaken er, dus dan kan de heer Van Houwelingen zijn punt naar voren brengen. Geen steun voor een plenair debat.

De voorzitter:

U heeft geen meerderheid, meneer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ja, jammer. Dank.

De voorzitter:

Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors even vijf minuten en dan gaan we verder.

Termijn inbreng

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Arbeidsongeschiktheid. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij hebben vijf deelnemers van de zijde van de Kamer. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Patijn van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Vandaag werd bekend dat een lid van de raad van bestuur van het UWV opgestapt is. Meteen werd duidelijk dat mensen teleurgesteld zijn over haar vertrek. Wij kregen berichten dat het zonde was dat zij degene is die wel moet opstappen. Waarom is zij degene die moet opstappen? Zij is immers degene die transparant communiceert. Haar vertrek is tekenend voor de cultuur bij het UWV. Het is niet aan ons om hier een oordeel over te hebben, maar is de minister bereid de regie te houden en zeer kritisch te kijken naar de herbenoeming van eventuele andere bestuursleden die in juni moet plaatsvinden?

Dat gezegd hebbende, hebben wij ook nog een motie.

Een vraag van de heer De Kort.

De heer De Kort (VVD):

Vanuit het perspectief van mevrouw Patijn begrijp ik dat zij dit voorstel doet Maar in het commissiedebat hebben we met elkaar van gedachten gewisseld en toen werd duidelijk dat het lastig is om één maatregel uit het hele pakket naar voren te halen. Mijn vraag aan mevrouw Patijn is waarom zij ervoor kiest om nu deze ene maatregel uit het hele pakket te halen, in plaats van deze motie later in te dienen en af te wachten tot we de hele OCTAS en de toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel behandelen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dit gaat over mensen die nu een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen. Die zouden er dan 5% op achteruitgaan. Zij hebben nu als een soort van toekomstbeeld boven de markt hangen dat dit zou kunnen gebeuren. Ik zeg voor deze groep: geef die zekerheid en duidelijkheid vooraf, zodat ze zich geen zorgen hoeven te maken.

De voorzitter:

De volgende spreker is mevrouw Saris van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Saris (NSC):

Voorzitter. Nieuw Sociaal Contract kijkt positief terug op het commissiedebat in februari, waarin de toekomst van het stelsel centraal stond. We kijken uit naar de uitwerking van het maatregelenpakket door de minister. Hoewel er een goede inhoudelijke discussie is gevoerd in het debat, ligt de focus nog te veel op de korte termijn. Wij vragen daarom de toezegging van de minister om in de uitwerking van het maatregelenpakket ook met een nadere uitwerking te komen van de geschetste visie op hoofdlijnen voor de lange termijn.

Tot slot nog een motie over een onderbelicht probleem in de discussie over long covid.

Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Voorzitter. In de eerste termijn hebben we veel over het UWV gesproken, maar ook over de hoge instroom. Goed dat het kabinet nader onderzoek gaat doen, specifiek naar de hoge instroom als gevolg van mentale problemen. Wij maken ons zorgen over deze ontwikkeling, enerzijds omdat er een trend in de samenleving ingezet lijkt waardoor mensen uitvallen. Die trend zullen we moeten keren. En anderzijds omdat deze hoge instroom grote gevolgen heeft voor de balans in de arbeidsmarkt. Daarom vinden wij het belangrijk dat bij verbetervoorstellen altijd de toets gedaan wordt op het beperken van de instroom. Kan de minister dit toezeggen?

Ook hebben wij hele grote zorgen over het UWV. Wij vinden dat we echt goed moeten weten wat daar speelt, en daarom deze motie.

Dank u wel. Dan de heer Flach van de SGP.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Tijdens het commissiedebat spraken we uitgebreid over de situatie bij het UWV. Ik heb daar gesproken over code rood. Na alles wat er gebeurd is, moeten het UWV en SZW echt werk maken van een verbeterde samenwerkingsrelatie. De berichtgeving over het UWV heeft ook na dat debat niet stilgestaan. De zorgen zijn dus niet verdwenen. Om die reden dien ik de volgende motie in.

Dank u wel. De laatste spreker is de heer Van Kent van de SP.

De heer Van Kent (SP):

Dank u wel. De aanval op arbeidsongeschikten moet stoppen, en daarom de volgende motie.

De heer Van Kent (SP):

De IVA is de uitkering voor mensen die duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de minister over de moeilijk objectiveerbare ziektes. Er is een aangenomen motie die opdraagt dat er een protocol moet komen bij het UWV. Het kan ook schriftelijk of op een later moment, maar ik zou heel graag van de minister horen hoe het daarmee staat, wat de laatste stand van zaken is en hoe dat functioneert.

Ik heb ook een vraag aan de minister over het vertrek van mevrouw Hirscher. Ik heb haar leren kennen bij een bezetting door de FNV door allerlei gedupeerden bij het kantoor van het UWV in Amsterdam. Ik had daar de indruk dat er echt wel hart voor de zaak was. Ik wil een reactie van de minister vragen op haar plotselinge vertrek en de gevolgen die dat heeft voor de benoeming en eventueel herbenoeming van bestuurders die daar nu actief zijn.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartstikke goed. De heer Van Kent was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik begrijp dat de minister meteen de moties kan becommentariëren. Ik geef daarom graag het woord aan hem.

Termijn antwoord

Minister Van Hijum:

Dank u wel, voorzitter. Er komt nog één motie mijn kant op als het goed is, maar ik heb 'm genoteerd.

Dank voor de gestelde vragen en de ingediende moties. Laat ik om te beginnen antwoord geven op de vragen van mevrouw Patijn en de heer Van Kent over het vertrek van mevrouw Hirscher. Ik heb daar uiteraard vandaag ook kennis van genomen. Ik betreur haar vertrek ook. Ik ben er ook wel teleurgesteld over, zeg ik erbij, dat het de raad van bestuur niet is gelukt om in eenheid op te treden bij het aanpakken van de fouten die zijn gemaakt en de hersteloperatie hiervoor. Die eenheid is toch nodig. Dat is op alle niveaus aan de orde, om de grote problemen die er bij het UWV zijn, aan te pakken.

Ik vind het ook wel zorgelijk. We hebben een groot belang bij een goed functionerende raad van bestuur. Ik kan op dit moment eigenlijk alleen nog maar zeggen dat ik mij echt ga bezinnen op de gevolgen daarvan. Ik ben ook in gesprek met mijn eigen organisatie en de raad van bestuur over hoe we hiermee verder zullen omgaan. Ik wil daar ook nauw bij betrokken zijn vanuit mijn verantwoordelijkheid om de raad van bestuur aan te stellen en vanwege het belang dat we hebben bij een daadkrachtige en goed functionerende raad. Ik kom daar op een later moment op terug. Maar ik begrijp de gestelde vraag, ik deel de zorg daarover en ik zit erbovenop.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Is het mogelijk om daar een antwoord op te hebben voor het debat van 16 april? Want het vertrouwen in de raad van bestuur is een onderdeel van het vertrouwen in de hersteloperatie.

Minister Van Hijum:

Ik ben graag bereid om de Kamer voor het debat nader te informeren over de stappen die we gaan zetten in de richting van vervanging, maar ook in bredere zin over hoe we aankijken tegen de samenstelling en het optreden van de raad van bestuur.

De voorzitter:

Dan de moties.

Minister Van Hijum:

Eerst de motie van mevrouw Patijn over de bestaande rechten van de IVA op stuk nr. 813. Ik zou die motie als ontijdig willen kwalificeren. Ik heb heel goed gehoord wat de inbreng van de Kamer is op de verschillende punten, waaronder de IVA. Ik wil erop wijzen dat ik nog midden in de gesprekken zit over een mogelijk pakket met maatregelen. Er is ook nog geen voornemen in die richting. Ik herhaal dat nog nadrukkelijk. Ik weet dat er onrust over is ontstaan, maar er is geen voornemen op dat terrein. Ik vraag uw Kamer dus wel om mij enige ruimte te geven om het pakket te ontwikkelen. Ik heb aangegeven voor de zomer informatie te willen sturen over een maatregelenpakket en tot die tijd echt geen onomkeerbare stappen te zetten. Om die reden zou ik de motie dus ontijdig willen verklaren.

Mevrouw Saris vroeg of ik in die brief nader zou willen ingaan op de langetermijnvisie van OCTAS. Ik kan haar het volgende toezeggen. Ik wil uiteraard graag een doorkijkje geven naar de lange termijn in mijn vervolgbrief. Dat kan ik doen. Maar ik wil wel de verwachting temperen dat er uitgewerkte maatregelen en maatregelenpakketten zullen liggen. We hebben ons nadrukkelijk gericht op spoor 1, om op korte termijn een aantal vereenvoudigingen en verbeteringen in die wet door te voeren. En ja, die moeten natuurlijk ook passen in een visie op de lange termijn. Die doorkijk wil ik dus geven, maar dat zal dan ook op dat niveau zijn, op de hoofdlijnen.

Haar motie op stuk nr. 814 over postcovid begrijp ik heel goed, maar vind ik overbodig. Ik heb onlangs ook antwoord gegeven op schriftelijke vragen van mevrouw Saris over het effect op de WIA-instroom. Ik heb ook laten zien dat het probleem als zodanig serieus genomen wordt. Dat leidt tot een hoog percentage aan toekenningen. Het UWV doet op dit moment al onderzoek naar de onderbouwing en de conclusies van verzekeringsartsen bij de sociaal-medische beoordelingen van postcovid, en kijkt daarbij ook nadrukkelijk naar regionale verschillen. Ik kan de Kamer daarover naar verwachting na de zomer informeren.

Daarnaast zijn er ook nog allerlei andere initiatieven, zoals wat de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde doet op het gebied van voorbeeldcasuïstiek en factsheets om verzekeringsartsen aanvullende, praktische handvatten te bieden om hiermee om te gaan. Ze willen daar ook een richtlijn voor ontwikkeling en de kennis die beschikbaar is op alle kantoren toegankelijk maken. Ik merk op dat van verzekeringsartsen wordt verwacht dat zij bij- en nascholing volgen, juist ook op dit terrein, om hun kennis up-to-date te houden en te kunnen toepassen. In dat kader heeft het UWV voor alle verzekeringsartsen en -verpleegkundigen een verplichte bijscholing over postcovid georganiseerd in het afgelopen jaar.

Kortom, ik begrijp de aanhoudende zorg en aandacht voor dit onderwerp, maar ik zie er ook echt nadrukkelijk op toe dat dat geborgd blijft in de kennis en de aanpak van het UWV.

Mevrouw Van Dijk vroeg mij nog om bij verbetervoorstellen rekening te houden met het effect op de instroom. Dat begrijp ik goed. Uiteindelijk moet het bij maatregelen altijd gaan om de integrale weging. Het gaat dus ook om de vraag wat het doet voor mensen en wat het doet voor het totale systeem. Dat zullen we goed in de gaten houden.

Haar motie op stuk nr. 815 over een breed onderzoek naar het functioneren van het UWV vind ik ontijdig. Ik heb al eerder aangegeven dat er een onderzoek van de Rekenkamer in gang is gezet. De Rekenkamer komt op korte termijn met een eerste tussenstand. Daarover zullen zij uw Kamer informeren. Daarover zullen zij mij als minister informeren. Ik verwacht dat daar straks ook handvatten in gevonden worden om niet alleen binnen het UWV, maar ook in de sturingsrelatie tussen het ministerie en het UWV een aantal dingen aan te scherpen. Want dat die noodzaak er is, hebben we volgens mij eerder uitgebreid met elkaar gedeeld.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Daar heb ik een vraag over. Ik heb best wel nagedacht over deze motie. Ik snap namelijk ook wel dat het een stevig onderzoek is. Maar er gaat ook wel heel veel nog niet goed. Ik maak me een beetje zorgen dat we dadelijk een aantal onderzoeken krijgen en tot de conclusie komen dat we nog net niet genoeg weten om goede keuzes te kunnen maken. Daarvoor zijn de belangen van mensen gewoon veel te groot.

Minister Van Hijum:

Ik bestrijd ook niet dat de belangen groot zijn en dat de onderwerpen die in de motie staan belangrijk zijn. Sterker nog, er staan zo veel dingen in de motie, dat ik denk: u vraagt mij eigenlijk gewoon om mijn werk te doen en om erop toe te zien dat het UWV doet waar het voor opgericht is, dus om professionele en goede diensten en beoordelingen te verrichten. Ik vind dat ik dat moet doen. Ik constateer ook dat er in de aansturingsrelatie met het UWV een aantal dingen beter moeten. Daar ben ik heel expliciet over geweest, ook in het vorige debat. Ik heb om die reden ook de Rekenkamer om die scherpte gevraagd. Ik reken erop dat we op die manier verbeterstappen kunnen zetten.

De heer Flach heeft de motie op stuk nr. 816 ingediend. Die kan ik overnemen. De heer Flach vraagt mij namelijk om aanvullende werkafspraken te maken over de informatievoorziening tussen het UWV en SZW, en om de uitkomsten van de Rekenkamer daarbij te betrekken. Ik ben zeer wel van plan om de uitkomsten van de Rekenkamer serieus te nemen en te incorporeren in mijn sturingsaanpak en -visie. Ik kan 'm dus overnemen.

De voorzitter:

Ik kijk even of daar bezwaar tegen bestaat. De heer De Kort.

De heer De Kort (VVD):

Nee, ik heb een vraag over het vorige punt.

De voorzitter:

Oké. Er bestaat geen bezwaar. Dan wordt de motie overgenomen en gaat er niet over gestemd worden.

De heer De Kort.

De heer De Kort (VVD):

Ik had sympathie voor de motie van mevrouw Van Dijk. Als ik het antwoord van de minister hoor, dan geeft hij aan dat de Rekenkamer al met een heel belangrijk onderzoek bezig is. Maar dan is die toch niet ontijdig? Is de motie dan niet overbodig? Of begrijp ik het verkeerd?

Minister Van Hijum:

Ik probeer af en toe ook iets van beoordelingsruimte aan de Kamer over te laten. Op het moment dat u niet tevreden bent over de uitkomsten van het Rekenkameronderzoek en zegt "het voldoet niet helemaal aan wat wij ervan hadden verwacht en we vinden dat er nog aanvullende punten zijn", dan zou u met zo'n motie kunnen komen. Strikt genomen kan ik de heer De Kort wel volgen. Ik acht de motie op dit moment overbodig, gelet op het feit dat we al een Rekenkameronderzoek hebben, dat in de belangrijkste vragen voorziet en dat ons de handvatten gaat geven om waar nodig een aantal dingen aan te scherpen.

De voorzitter:

Prima. Dan de motie op stuk nr. 817 van de heer Van Kent.

Minister Van Hijum:

Ik kan verwijzen naar mijn argumentatie bij de motie op stuk nr. 813 van mevrouw Patijn. Ik acht de motie op dit moment ontijdig, gelet op de stand van de gesprekken over de maatregelen.

De voorzitter:

Prima. Tot zover het tweeminutendebat.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over de moties.

Termijn antwoord

De voorzitter:

Dan gaan we in één vloeiende beweging door met het debat over de wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten et cetera (36446), de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. We waren al redelijk gevorderd in de eerste termijn van het kabinet. De minister had al twee grote blokken behandeld, zo kunnen we ons herinneren. Ik stel voor dat we nu doorgaan met de rest van de eerste termijn van het kabinet, aldus uitgesproken door de minister. Het lijkt me logisch dat we daarna even gaan schorsen voor het diner.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister.

Minister Van Hijum:

Dank u wel, voorzitter. Het was even spannend of we hier vandaag dit debat zouden kunnen voortzetten. Laat ik beginnen met de opmerking dat ik ontzettend blij ben dat we het hier vandaag over een belangrijke wet kunnen hebben, die een einde moet maken aan grote misstanden bij uitzendbureaus. Denk aan de uitbuiting van arbeidsmigranten. De wet moet leiden tot een meer fatsoenlijke omgang met arbeidsmigranten en ook tot het vergroten van onze grip op arbeidsmigratie. Ik denk dat de Kamer lang heeft uitgezien naar deze wetgeving. Het is goed dat we die hier vandaag met elkaar bespreken. Hopelijk kunnen we tot een afronding komen.

Ik moet zeggen dat ik regelmatig met voldoening terugkijk op het debat dat we tot nu toe hebben gehad. Om het debat vandaag gericht te kunnen vervolgen heb ik u een brief gestuurd met daarin, in een aantal blokken, antwoorden op een hele hoop gestelde vragen. Het ging in het bijzonder om een aantal informatieverzoeken, zoals van de heer Aartsen over rechtsbescherming. Mevrouw Patijn heeft mij allerlei vragen gesteld over het overgangsrecht. Mevrouw Van Dijk vroeg naar leges. De heer Omtzigt, die ik nu even niet zie, vroeg naar de g-rekening. Die antwoorden wil ik eigenlijk niet herhalen, want die staan in de schriftelijke beantwoording. Als u die ontoereikend vindt, dan neem ik aan dat er alsnog aanvullende vragen over komen. Uiteraard zal ik daar dan graag antwoord op geven.

Ik zou u willen voorstellen om in ieder geval nog even kort stil te staan bij twee onderwerpen waar de Kamer nog veel vragen over heeft gesteld en die we nog niet besproken hebben. Het eerste onderwerp is de reikwijdte van het stelsel en de mogelijkheid tot uitzonderingen. Het tweede gaat over de registratie van arbeidsmigranten.

Voorzitter. Ik begin bij het eerste punt: de reikwijdte. Daar zijn veel vragen over gesteld. Waarom geldt de wet voor alle bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen? Kunnen we bepaalde sectoren niet uitzonderen daarvan? Bij het maken van het wetsvoorstel is er lang gestudeerd op de vraag wat een goede reikwijdte zou zijn. Onze conclusie was dat deze reikwijdte noodzakelijk is voor de effectiviteit en de handhaafbaarheid van het stelsel. Mijn voorganger heeft onderzocht of je de reikwijdte kunt beperken tot alleen uitzendbureaus. Een aantal van u heeft daarnaar gevraagd. Het wordt naar ons oordeel dan te gemakkelijk om het stelsel te ontduiken, bijvoorbeeld door een uitzendbureau te combineren met een ander bedrijf, waardoor de discussie ontstaat of je nog wel een uitzendbureau bent. Ik zou u willen aanraden om de creativiteit van uitzendbureaus op dat punt niet te onderschatten. Juridisch kun je heel veel constructies nog wel dichtregelen, maar de handhaving wordt dan in de praktijk gewoon heel erg lastig.

De Arbeidsinspectie moet niet alleen individuele overtredingen van de wet onderzoeken, maar ook meteen het hele bedrijf. Want alleen dan en op die manier kun je vaststellen of uitzenden wel of niet de hoofdzaak van het bedrijf is. Dat kost veel inspectiecapaciteit. Daarom is het gewoon heel arbeidsintensief.

We hebben wel een aantal uitzonderingen op die reikwijdte opgenomen, bijvoorbeeld voor collegiale uitleen. Er zit ook nu al een uitzondering in de WAADI voor bedrijven die incidenteel iemand detacheren zonder dat ze daar winst op maken. Ontheffing is geregeld voor bedrijven die in geringe mate aan terbeschikkingstelling doen. Die regelingen zijn zo vormgegeven dat ze wel uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.

De voorzitter:

Ik sta vier interrupties toe in het restant van de eerste termijn.

De heer Boon (PVV):

Zou die collegiale uitleen een oplossing kunnen zijn voor bijvoorbeeld het probleem bij het verhuren van spelers tussen clubs, waar de KNVB ons over geschreven heeft?

Minister Van Hijum:

Ik denk het niet, omdat daar toch vaak een zakelijke transactie aan ten grondslag ligt. Collegiale uitleen gaat echt over iemand incidenteel detacheren zonder dat je er winst op maakt. Dat is hier vaak niet aan de orde, denk ik. Hier is toch vaak sprake van een transactie en een zakelijk belang.

De heer Boon (PVV):

Ik heb het niet over een transfer. Ik heb het over het uitlenen van spelers, zoals in de winterstop gebeurt als de ene club een speler uitleent aan een andere club. Stel dat alles hetzelfde blijft, dus ook de lonen, kan dit dan worden gezien als collegiale uitleen en kan de KNVB daar dan gebruik van maken?

Minister Van Hijum:

Laat ik toezeggen dat ik hier op terugkom, want het gaat hier om juridische precisie. Ik wil hier exact het goede antwoord op geven. Mij lijkt dat eerlijk gezegd sterk. Er zal toch een zakelijk belang achter zitten, een transactioneel belang. Bij collegiale uitleen gaat het toch echt om een uitleen zonder winstoogmerk. Laten we daar even heel precies naar kijken, want ik denk dat het voor de wetsgeschiedenis wel belangrijk is dat hier een precies antwoord op komt.

De heer Flach (SGP):

Ik wil best geloven dat de creativiteit van kwaadwillenden groot is, maar tegelijkertijd maken we nu de reikwijdte van de wet wel heel erg groot. Bij de nog niet bestaande wet over het rechtsvermoeden rond zzp'ers kiezen we ook een uurtarief om een bepaalde groep af te bakenen. We weten ook dat hier de problematiek vooral zit bij arbeidsmigranten en niet zozeer bij de ingeleende of gedetacheerde IT-consultant. Waarom kan het daar wel en hier niet? We zadelen namelijk een heel aantal bedrijven onnodig op met deze nieuwe regeldruk.

Minister Van Hijum:

Het is een afweging. We hebben bij de voorbereiding gewoon gezien … Hier is het uitgebreid over gegaan, ook met werkgevers en werkgeversorganisaties. Die waren er natuurlijk ook beducht voor dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het wetsvoorstel er op een gegeven moment echt onder zouden gaan lijden. Als je daar te veel uitzonderingen op maakt, dan krijg je ook steeds meer risico's op waterbedeffecten. Je moet dan ook de afweging maken of het functioneren van die bedrijven in die sectoren daadwerkelijk zodanig geschaad wordt door dit verbod dat dit opweegt tegen elkaar. Ons oordeel is dat dat uiteindelijk niet het geval is. We denken dat de verplichtingen die hiermee samenhangen, uiteindelijk te dragen zijn en ook in het belang zijn van de ordening van de markt. Daarom kiezen we dus ook niet voor uitzonderingen, in ieder geval op wettelijke grond. En daarom heeft u ook een behoorlijk lege AMvB aangetroffen.

De heer Aartsen (VVD):

Voorzitter, ik hoop dat we iets meer interrupties zouden mogen hebben. Anders moet ik in mijn tweede termijn allerlei vragen stellen, want er zijn een paar dingen die we nog moeten uitdiepen met elkaar.

Dat gezegd hebbende begin ik met de uitzonderingsgrond. De minister en ik zoeken hoe we het op dat punt goed kunnen doen. De minister heeft in de wet de mogelijkheid opgenomen om sectoraal uitzonderingen te maken. De Kamer heeft daarnaar gevraagd. Er zijn een aantal sectoren genoemd: de beveiliging, sociale werkbedrijven, de leer-werkbedrijven, de topsport. De minister ontraadt dit in zijn brief: hij is terughoudend met uitzonderingen en er moeten bijzondere en onderscheidende omstandigheden zijn.

Op zich snap ik dat. Ik heb ook gevraagd wat dat afwegingskader is. Dat wil ik nog wel graag van de minister horen, want hij zegt niet dat hij helemaal geen uitzonderingen wil. In de wet staat immers de mogelijkheid van sectorale uitzonderingen. Maar die bijzondere en onderscheidende omstandigheden kunnen ook niet neerkomen op 75 zetels plus 1 zetel. Het zou gek zijn als wij hier per amendement gaan bepalen welke sector wel in aanmerking komt voor een uitzondering en welke sector niet. Het lijkt mij dat daar een soort rationale van de minister achter moet zitten. Daar ben ik nog heel nieuwsgierig naar, om te voorkomen dat we hier willekeur krijgen in die zin dat de Kamer zegt: doe die maar wel en doe die maar niet.

Minister Van Hijum:

Dat laatste kan de wetgever natuurlijk altijd doen. Dat is voor mij op een gegeven moment ook een gegeven. Maar beleidsmatig zien ik en mijn organisatie vooralsnog geen reden om uitzonderingen te maken. U heeft immers gelijk: in de wet staat dat het redelijkerwijs niet mogelijk moet zijn om uit te lenen onder het toelatingsstelsel. Er zit dus een soort redelijkheidstoets onder. We weten dat we de sectoren hiermee belasten. Aan de andere kant hebben we het belang van uniformiteit, handhaafbaarheid en uitlegbaarheid. In die afweging zie ik vooralsnog geen sectoren of hele duidelijke voorbeelden van sectoren waarin de last zo onevenredig is dat ik een uitzondering gerechtvaardigd vind. Anders hadden we die nu natuurlijk ook al kunnen aanreiken in de concept-AMvB. Wij zullen daar heel selectief mee omgaan, ook naar de toekomst toe.

Ik zou u ook willen aanraden om mij die ruimte te laten houden en mij ook te blijven aansporen om daar heel terughoudend mee om te gaan. Zo zit ik daarin. Als de Kamer er echt in persisteert dat deze sectoren voor een uitzondering in aanmerking moeten komen, blijf ik herhalen dat ik dat beleidsmatig niet wenselijk vind vanwege die weging die ik heb gemaakt. Maar ik zou de Kamer kunnen aangeven of het überhaupt handhaafbaar is en wat de gevolgen zijn voor de uitvoering. Zover zou ik daarin kunnen en willen gaan. Maar ik zou het u blijven ontraden, omdat ik voor die uitzonderingen vooralsnog geen gronden zie.

De heer Aartsen (VVD):

Dank voor dit antwoord. Ik blijf wel de inhoudelijke argumentatie missen. Nogmaals, de minister heeft terecht in zijn wet gezet dat er ruimte voor uitzonderingen bestaat. Als er helemaal geen ruimte voor uitzonderingen zou zijn, zou dat niet in de wet staan. Dan zou de wet gewoon zeggen: geen uitzonderingen. Die zijn er wel. Vervolgens zijn er allerlei amendementen ingediend. Ik heb zelf bewust geen amendementen ingediend op een aantal uitzonderingen.

Ik zal twee inhoudelijke voorbeelden geven. Het eerste gaat over de bbl. Als het resultaat van deze wet gaat zijn dat bbl-trajecten niet meer worden aangeboden, vind ik dat best een omstandigheid waardoor je uitzonderingen mogelijk kan maken. Het andere voorbeeld is de beveiligingsbranche. Die wordt ook vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid volledig gereguleerd. Dan heb je dadelijk twee ministeries die dat gaan doen, en dat is een beetje bijzonder.

Dat vind ik inhoudelijke argumenten. Ik zoek alleen naar hoe de minister daarnaar kijkt. Anders dient de Kamer straks allemaal amendementen in en is 75 plus 1 gewoon het argument. Maar dan krijgen we zo meteen ook de landbouw. Ik kan me voorstellen dat de minister het met het oog op het doel van deze wet toch zeer onwenselijk zou vinden als we die zouden gaan uitzonderen. Daar ben ik dus naar op zoek. Hoe kunnen we nou voorkomen dat het willekeur wordt en kunnen we wel een inhoudelijke argumentatie vinden met elkaar?

Minister Van Hijum:

Kijk, de insteek van het wetsvoorstel is dat er in beginsel geen uitzonderingen zijn. Dat licht ik hier opnieuw toe. Dat kan alleen in buitengewoon scherp te bepalen gevallen, waarin we echt denken: we zijn hier onredelijk bezig; het is redelijkerwijs niet mogelijk om uit te lenen onder het toelatingsstelsel. Daar gaan wij zeer selectief en terughoudend mee om. Dat is ook voortdurend onze insteek geweest in de richting van sectoren, ook tijdens het ontwerp van dit wetsvoorstel.

Er is natuurlijk best druk op ons geweest: kun je nou niet hier en daar een uitzondering maken? Daarop hebben wij gezegd: nee, dat doen we niet. Er is uiteindelijk voor gekozen om die escape, dat ventiel, wel in de wet te zetten, maar u heeft mij duidelijk gehoord. Wij hebben niet op voorhand een voornemen om hier een uitzondering te gaan maken. Er is altijd ruimte in het wetgevingsproces; dat is het enige wat ik aangeef. De Kamer kan altijd zeggen dat zij iets toch bij wet wil regelen. Dan zal ik dat beleidsmatig ontraden maar kan ik wel aangeven of het bijvoorbeeld uitvoerbaar en handhaafbaar is. Maar die lijn blijft wat dat betreft vrij strikt en terughoudend.

De heer Aartsen (VVD):

Dan begrijpen we elkaar, denk ik. De minister zegt: dit is in beginsel mijn lijn en daarom ontraad ik een aantal amendementen. Maar dan zou ik de minister ook willen vragen of hij nog wel met een inhoudelijke bril wil kijken naar de amendementen die ik nog ga indienen, voor de dingen die ik belangrijk vind, ervan uitgaande dat die amendementen nog steeds ontraden worden. Dat kan op een later moment schriftelijk, wat mij betreft. Dan kan ik zien of er wel enige vorm van logica zit in de inhoudelijke argumentatie om bepaalde sectoren uit te zonderen. Anders is de enige logica erachter namelijk 75 plus 1 en, nogmaals, dan gaan we zo dadelijk voorstellen om de landbouw en zo er ook onder te laten vallen. Ik kan me voorstellen dat de minister dat soort uitzonderingen minder wenselijk vindt dan de uitzondering van de bbl-trajecten, die ik zonet noemde. Zou de minister ook bereid zijn om de appreciatie met die bril nog eens te bekijken? Dan gaan wij nog even kijken naar een aantal amendementen voor de sectoren die we genoemd hebben. Dan is het aan de Kamer, maar wel met een iets meer inhoudelijke redenering van het kabinet.

Minister Van Hijum:

Dat maakt het nou juist ingewikkeld. Ik zou de argumentatie juist heel zuiver willen houden. Daarom is het ook geregeld bij AMvB. Op het moment dat ik er alsnog voor zou kiezen om wat te doen, moet ik het in een AMvB aan u voorleggen en moet ik heel duidelijk en scherp inhoudelijk onderbouwen waarom ik die uitzondering gerechtvaardigd vind. Dan mag u er ook op rekenen dat dit een consistente redenering is. Als ik die weging op voorhand zou hebben gemaakt, zou ik u hier wel hebben voorgesteld om een aantal sectoren uit te zonderen. Dat heb ik niet gedaan, want ik zie die redenen vooralsnog niet. U mag erop rekenen dat wij in het geval van een sector die met een enorm problematisch verhaal komt, echt kritisch beoordelen of we dat in dat geval gerechtvaardigd vinden, aan de hand van de toets die we daarop moeten loslaten.

Ik zou u willen vragen om dat bij mij te laten. Nogmaals, de amendementen ontraad ik beleidsmatig. Als u persisteert en deze amendementen toch wilt indienen, kan ik nu alleen aangeven hoe ik ze technisch beoordeel, namelijk of ze uitvoerbaar zijn of niet. Maar beleidsmatig blijf ik bij ontraden.

De voorzitter:

Dan vergroot ik het aantal interrupties in deze termijn tot zes.

Mevrouw Saris (NSC):

De minister gaf in de brief die vorige week naar ons is gestuurd, aan dat hij bij uitzendbureaus die bbl-trajecten aanbieden, geen reden ziet om aan te nemen dat zij redelijkerwijs niet aan de voorwaarden voor een toelating kunnen voldoen. Begrijpt mijn fractie het nu goed dat deze bedrijven onder de werkingssfeer vallen of worden zij nog steeds verplicht om zich te laten toetsen? Dat is de eerste vraag die ik aan de minister stel.

Minister Van Hijum:

Kunt u de zin nog even herhalen?

Mevrouw Saris (NSC):

Zijn deze bbl-bedrijven verplicht om zich te laten toetsen aan de werkingssfeer van deze wet?

Minister Van Hijum:

Ja, de bbl-bedrijven vallen onder de wet. Dat klopt.

Mevrouw Saris (NSC):

Deelt de minister ons standpunt dat bbl-bedrijven vallen onder de Wet educatie en beroepsonderwijs, veelal stichtingen zijn en daarmee ook een publieke taak uitoefenen? Zou de minister op grond daarvan niet een uitzondering willen maken?

Minister Van Hijum:

Nee, ook dat is expliciet gewogen. Er zijn er namelijk meer. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor sw-bedrijven. Ik zie de heer Ceder staan en ik denk zomaar dat hij daarover een vraag zal stellen. Die hebben ook een publieke achtergrond. Het gaat echt om de vraag of je bedrijfsmatig arbeid ter beschikking stelt of niet. Ook dit hebben we afgewogen. Als je deze organisaties uitzondert, krijg je dan op een gegeven moment niet een waterbedeffect in die richting? Krijg je mogelijk misbruik van die constructies? Dat komt de handhaafbaarheid en de uitlegbaarheid van het stelsel als geheel weer niet ten goede. We denken verder ook niet dat uitzonderen noodzakelijk is voor die bedrijven of dat het een onredelijke belasting is voor die bedrijven om hun functioneren voort te zetten.

Mevrouw Saris (NSC):

Ik heb de minister gehoord. Ik heb ook gehoord dat er ruimte is voor de Kamer om met amendementen te komen, zoals te doen gebruikelijk. Ik weet voor nu even voldoende.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Een logisch betoog van de minister, maar ik denk dat hij door de bomen het bos niet meer ziet. De geest van de wet is het voorkomen van arbeidsmigratie, tenminste van arbeiders die uitgebuit worden. Dat is eigenlijk het kader. Als we erop inzoomen dat alle sectoren waar arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld, er in principe onder vallen, is het ook goed om met die bril te kijken naar sectoren waar daar vanuit de geest van de wet eigenlijk geen sprake van is of waar er al voldoende controle is die dat kan uitsluiten, zodat er geen waterbedeffect ontstaat. Dat is bij uitstek zo bij de sw-bedrijven. Gemeentes zijn daar al aan zet. Dat weten we. Voor zover ik weet, zijn er geen misstanden bekend. Voor zover ik weet, zijn er nu geen uitbuitingsverhalen over arbeidsmigratie die via sw-bedrijven alsnog op oneigenlijke wijze ingezet wordt.

Ik krijg vanuit de sector echter wel het geluid te horen dat dit wetsvoorstel wel degelijk impact heeft en eigenlijk niet alleen de publieke taak, maar ook het algemeen belang onder druk zet. Mijn vraag is of de minister erkent dat die twee elementen er zijn: de geest van de wet en de handhaafbaarheid en dat die, als we puur kijken naar de sw-bedrijven en niet naar andere sectoren, niet van toepassing zijn op de sw-bedrijven. Dit staat nog even los van de oordelen van de minister. Klopt het dat die twee hele belangrijke elementen juist niet opgaan voor deze specifieke sector?

Minister Van Hijum:

Ook hier is dat uiteindelijk weer de vraag. Het regime van de Wtta wordt inderdaad van toepassing op sociale ontwikkelbedrijven, de sw-bedrijven. Het zijn vaak wel organisaties die allang functioneren en al heel lang hun bestaansrecht hebben bewezen, dus ze hoeven eigenlijk niet te voldoen aan de hele problematiek van de extra storting. Het is de vraag of alle andere eisen en verplichtingen nou echt onevenredig zijn aan het belang van een eenduidig kader voor het uitlenen van mensen. Dat doen ontwikkelbedrijven vaak, maar ook niet altijd, want soms zijn mensen rechtstreeks in dienst of vervullen ze een andere rol. Maar als het gaat om uitleen, een substantieel aantal mensen en een substantieel aandeel in de omzet, dan vallen die bedrijven gewoon onder deze wet. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet het gevoel heb dat dat in dit geval een onevenredige belasting oplevert. Daar is natuurlijk wel degelijk ook naar gekeken. Ook hiervoor geldt: als je toch weer een uitzondering maakt, zul je die redenering misschien ook voor andere organisaties moeten maken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik snap het perspectief van de minister. De minister constateert dat er geen misstanden bekend zijn. Het zijn inderdaad bedrijven die al heel lang keurig bezig zijn. Het perspectief is ook dat de gemeente al een heel belangrijke rol heeft. Dus niet alleen SZW of de inspectie, maar ook de gemeente is verantwoordelijk. Dat geldt niet voor andere sectoren. Het is echt een unieke situatie, waarbij je ook de gemeente mag aanspreken op haar rol en wettelijke taak. Het waterbedeffect lijkt zeer onwaarschijnlijk, juist vanwege de aard van de sw-bedrijven. De minister zegt: we laten het los op alle bedrijven en we vragen ons af of het onredelijk zwaar is. Maar de sector zegt: we horen geen argument waarom het überhaupt op ons van toepassing zou zijn. Mijn vraag is of de minister signalen heeft ontvangen dat geen uitzonderingen creëren, of dat nu in de wet gebeurt of met een AMvB, wel degelijk gevolgen heeft voor de sw-sector en dat ze zich daar zorgen over maken.

Minister Van Hijum:

Nou, niet direct. Er zijn gesprekken geweest en er zijn ongetwijfeld ook zorgen geuit daarover. Maar ik wil toch wel een algemeen punt maken. Kijk, het gaat hier over normen voor uitzendbedrijven, uitleners, over hoe je met je personeel omgaat. Dat zijn vrij specifieke normen. Maar als je je als uitlener fatsoenlijk gedraagt richting je personeel, worden er nou ook weer niet onevenredige eisen gesteld. De meeste sw-bedrijven voldoen door de manier waarop ze omgaan met hun mensen, eigenlijk al aan de norm. Ik verwacht eerlijk gezegd niet dat zij door deze wet enorm in de problemen zullen komen en met onevenredige lasten worden opgezadeld, ten opzichte van hoe ze nu al met hun werknemers omgaan. Dat gaat natuurlijk wel gebeuren voor al die uitleners die zich van schimmige constructies bedienen, die aan uitbuiting doen of daartegenaan zitten. Die zullen het moeilijk krijgen, en dat is precies wat we willen. Maar als je je als bedrijf gewoon aan de wettelijke regels houdt, denk ik dat je al een heel end komt in deze richting.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Tot slot. Wij zien het anders. Maar ik hoor de minister ook zeggen dat de Kamer ruimte maakt voor wat zij belangrijk vindt, dus als zij uitzonderingen wil maken, is het aan de minister om aan te geven in hoeverre die uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ik constateer dat de minister en ik beiden stellen dat er geen misstanden in deze specifieke sector zijn, voor zover bekend. De problematiek van arbeidsmigranten die uitgebuit worden, speelt ook niet in deze sector. De gemeenten hebben een wettelijke taak, wat bij andere sectoren niet altijd vanzelfsprekend is. Daarom pleit ik ervoor om deze uitzonderingen wel op te nemen, omdat je daarmee ruimte maakt voor wat je belangrijk vindt. Mijn laatste vraag daarover is: stel je voor dat de Kamer dit ook belangrijk vindt en dit aanneemt, kan de minister dan schetsen welke gevolgen dit voor de uitvoering zou hebben? Is het technisch onmogelijk of onredelijk zwaar, ook gelet op de wettelijke taak van gemeenten om ervoor te zorgen dat de boel op orde is?

Minister Van Hijum:

Ik herhaal: ik denk dat het goed is dat alle uitleners zich aan het normenkader gaan houden. Dat is een waarborg voor goed en fatsoenlijk omgaan met je personeel. Dat gaat inderdaad vooral betekenis hebben voor al die bedrijven die het nu niet zo nauw nemen met de regels. Voor andere zal het betrekkelijk eenvoudig te halen zijn. Om die reden zou ik u afraden om allerlei uitzonderingen op te nemen. Als u toch voornemens bent om een amendement in te dienen, ben ik wel bereid om iets te zeggen over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de voorstellen die u desondanks handhaaft, bijvoorbeeld in een brief voorafgaand aan de stemmingen. Dat kunt u uiteindelijk meewegen in of u het wel of niet aanvaardbaar vindt.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor — daar maak ik me wel zorgen over — uit deze Kamer heel veel verschillende soorten uitzonderingen, bijvoorbeeld voor bbl en beveiliging. En we hebben de hele KNVB. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is om ons te realiseren — dat zou ik ook graag van de minister willen weten — dat er in die uitzonderingen altijd een constructie te verzinnen is waarmee je kunt ontwijken.

Twee dingen daarover. We hebben het hier over arbeidsmigratie, maar dit gaat volgens mij over alle uitzendkrachten, dus ook over bbl'ers die hier gewoon geboren zijn en die hier niet als arbeidsmigrant gekomen zijn. Ik zie u knikken, dus dat klopt. Ik zou de minister juist willen oproepen om te bewaken dat er geen extra uitzonderingen komen.

Minister Van Hijum:

Dat is volgens mij in lijn met wat ik hier heb aangegeven.

De heer Flach (SGP):

Ik zit daar toch echt anders in. Ik zit de discussie een poosje aan te horen en ik vind het eigenlijk best problematisch. De Kamer heeft best wel moeite met die reikwijdte. We zijn ooit dat wetstraject ingegaan omdat er misstanden zijn. Ik denk dat dit goed is. Daarbij hadden we allemaal de commerciële bedrijven in gedachten die misbruik maken van mensen en die hen in nare omstandigheden laten werken of wonen. Ik denk dat dit de bedoeling van de wet is geweest. Als je dan vervolgens een wet maakt, komen er een aantal juristen die zeggen: besef wel dat dit betekent dat het ook voor sw-bedrijven, bbl-trajecten enzovoorts geldt. Dan wordt er vervolgens een keuze gemaakt om dat toch maar te doen, omdat het anders in de handhaving zo lastig is.

Er is geen enkel risico dat het een waterbedeffect heeft bij dit soort zaken. De minister zegt: het is ook niet zo heel moeilijk om hieraan te voldoen. Maar we vergeten daarbij toch wel dat het om 143 miljoen euro regeldrukkosten gaat, dus je zadelt wel degelijk ook sw-bedrijven, die echt vaak moeite hebben om het hoofd boven water te houden, op met extra kosten. Ik ken de minister ook wel als iemand die niet met zijn vingers in zijn oren naar de Kamer luistert.

Is het, dit alles overziend, niet toch verstandig om te zeggen: vanuit handhavingsperspectief ware het handig geweest als we geen uitzonderingen hadden, maar het is ook evident dat bepaalde uitzonderingen echt geen afbreuk doen aan de bedoeling van de wet? Is de minister daar gevoelig voor?

Minister Van Hijum:

Nou, tot op zekere hoogte. Ik heb u niet voor niks ook geschetst hoe de aanloop naar dit wetsvoorstel is gegaan. We zijn nadrukkelijk begonnen bij de eenvoudige vraag of we het niet tot uitzendbedrijven kunnen beperken. Toen is men al heel snel, juist in overleg met werkgevers en handhavers, tot de conclusie gekomen dat dit in de praktijk heel lastig is en wel degelijk tot allerlei keuzes voor vormen en waterbedeffecten zou kunnen leiden.

Het heeft inderdaad geleid tot een veel bredere reikwijdte. Dat heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat het voor de uitvoering een stuk eenvoudiger en beter handhaafbaar is. Ik vind dat wel een zwaarwegend belang, want we hebben hier vaker discussies met elkaar over de staat en de stand van de uitvoering en hoe je ervoor zorgt dat regelgeving uitvoerbaar en handhaafbaar is. Dat is ook in het belang van de mensen voor wie we het doen, want je wilt voorkomen dat er een vlucht naar andere vormen plaatsvindt.

Dat is de lastige afweging waar je vervolgens in terechtkomt: dat je daar heel moeilijk op voorhand een lijntje kunt trekken. De ene constructie is het net wel en de andere net niet. We hebben dus gezegd: laten we nou geen afbreuk doen aan het totale stelsel. We accepteren met elkaar dat er een aantal individuele uitzonderingen te maken zijn. Er is een uitzonderingsbevoegdheid, maar we houden wel vast aan dat brede kader en het ventiel dat daarin zit. Dat heb ik u toegelicht. Het moet dan wel echt gaan om zwaarwegende belangen en uitzonderlijke situaties, waarin een minister toch kan beslissen: de druk wordt hier zo hoog, hier gaan we op goede gronden een uitzondering toestaan.

Nogmaals, om te voorkomen dat we daar te makkelijk afwegingen maken, ontraad ik alle amendementen die toch zien op een uitzondering. Maar goed, u kunt dat uiteindelijk politiek anders wegen. Dat hoor ik de heer Flach zeggen. Ik zou hem desondanks toch steeds willen vragen om alstublieft te letten op de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Ik ga nog uitgebreid beargumenteren waarom het wel of niet uitvoerbaar en handhaafbaar zou zijn. Dan kunt u daar een oordeel over vellen.

De heer Flach (SGP):

Afrondend, voorzitter. Ik luister ook niet met mijn vingers in de oren naar de minister. Ik snap goed dat uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid belangrijke argumenten zijn. Tegelijkertijd zijn de twee categorieën die net werden genoemd, de bbl-trajecten en de sw-bedrijven, ook wel kwetsbare groepen waarbij evident geen sprake is van dit probleem. Wellicht zou dat ook een zwaarwegend belang kunnen zijn. Het heeft namelijk ook een uitstralingseffect. Als je die uitzondering krijgt, zegt dat ook iets over een sw-bedrijf. Daar werken eigenlijk zonder uitzondering kwetsbare mensen. Het zou toch wel echt een statement zijn om ze uit te zonderen. Vanuit die gedachte geef ik dat nog maar een keer als reactie.

Minister Van Hijum:

Ik snap dit argument echt wel. Tegelijkertijd zeg ik tegen de heer Flach: wat is er mis mee als je straks een certificaat hebt dat zegt dat je een gecertificeerde uitlener bent en fatsoenlijk met je mensen omgaat? De lasten die daarmee gepaard gaan, zijn te overzien. Daar moeten we met elkaar natuurlijk ook op blijven toezien.

De heer Ergin (DENK):

Het volgende begrijp ik niet aan deze wet. Ik heb net de discussie gevolgd. Over alle uitzonderingen zegt de minister: laten we dat niet doen. Toch staat er een uitzonderingsbepaling in de wet. De vraag aan de minister is dan waarom er überhaupt een uitzonderingsbepaling in de wet staat, als de minister alle redelijke voorstellen om bepaalde sectoren uit te sluiten van de wet eigenlijk direct van zich af duwt. Waarom?

Minister Van Hijum:

Ik heb toegelicht hoe dat in de wetsgeschiedenis is gegaan, in het schrijven van de wet en het vinden van draagvlak. Ik ben niet voor uitzonderingen, maar er is voor gekozen om daar een ventiel voor in te bouwen waarvan in heel specifieke, uitzonderlijke gevallen gebruikgemaakt kan worden. Ik zie ze nog niet, maar het kan.

De heer Ergin (DENK):

Als we die logica doortrekken, zegt de minister eigenlijk: "Weet je wat? Laten we de bbl-trajecten nog steeds binnen de reikwijdte van de wet laten vallen. We zien het wel als het misloopt. We zien het wel als er studieplekken verloren gaan. Dan is er een veiligheidsventiel en kunnen we ingrijpen." Maar dan zijn we al die studieplekken al kwijt. Dan hebben de leerlingen die daar baat bij hebben, de schade al opgelopen, om het zo even te noemen. Ik hoop dat de minister ook daar een beweging in maakt, want ik zie de minister op dit moment geen beweging maken. Ik wil dat hij een beweging richting de Kamer maakt om bepaalde sectoren gewoon uit te sluiten, zodat de wet juist heel duidelijk wordt in plaats van dat we later een veiligheidsventiel hebben maar de schade al is geleden, in dit geval door de bbl-leerlingen.

Minister Van Hijum:

Ik vind het buitengewoon belangrijk dat bbl-stichtingen kunnen functioneren. Nogmaals, ik heb niet de indicatie dat zij hierdoor echt in hun functioneren worden geschaad of dat er allerlei problemen gaan ontstaan. Nogmaals, een certificaat dat zegt dat je goed omgaat met de leerlingen die je detacheert of uitleent, ook bbl-leerlingen, is op zichzelf heel erg de moeite waard.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Ook BBB ziet het belang van niet te veel uitzonderen. Maar ik zie ook wel het belang van de sociaal werkbedrijven, de bbl-leerbedrijven en de stichtingen. Die hebben vaak geen winstoogmerk. Zijn die dan ook die hoge waarborgsommen verschuldigd?

Minister Van Hijum:

Die waarborgsommen gelden met name om de vluchtigheid van nieuwe bedrijfjes die heel snel opkomen en dan misbruik maken van de positie, tegen te gaan. Stichtingen en organisaties die al heel lang en gewoon op een ordentelijke manier hun werk doen zonder dat ze door de Arbeidsinspectie of op andere manieren verdacht zijn, kunnen gewoon worden toegelaten tot het stelsel en hoeven die waarborgsom niet af te dragen.

De heer Van Kent (SP):

Ik hoor hier een aantal lobbysignalen terug, onder andere uit de beveiligingsbranche. Ik vraag me toch echt af wat nou precies het probleem is. Waarom zou de beveiligingsbranche niet aan het toelatingsstelsel kunnen voldoen? Waarom zou die niet zo'n certificaat kunnen krijgen? Misschien kan de minister daarop reageren.

Minister Van Hijum:

Ik weet het niet. Ik denk dat die dat kan, net als andere sectoren. Nogmaals, ik denk dat het certificeringsstelsel en de normensystematiek geen onredelijke of onhaalbare eisen bevatten.

De heer Van Kent (SP):

Dat is een helder antwoord. Dan zou eventueel een kleine last qua administratie of dat soort zaken dus eigenlijk de enige reden zijn, en is er geen fundamenteel gevaar voor de voortgang van dit soort bedrijven.

Minister Van Hijum:

Volgens mij heb ik daar een antwoord op gegeven. Ik hecht zeer aan de eenduidigheid, handhaafbaarheid en uniformiteit van dit stelsel. Het klopt dat er een ventiel in zit. Ik snap ook dat daar vragen over zijn. Het legt ook de bewijslast echt bij mij als minister op het moment dat ik daar gebruik van zou willen maken. De lat ligt hoog.

Mevrouw Podt (D66):

Ik ben heel even benieuwd. Ik snap namelijk op zich de vragen van de collega's wel, die vroegen waarom het een wel kan en het ander niet. Volgens mij is er zeker voor zo'n sociaal ontwikkelbedrijf brede steun en sympathie in de Kamer.

Maar ik zat zelf nog een beetje na te denken. Ik heb ook in de lokale politiek gezeten en ik ken alle discussies rond de sociaal ontwikkelbedrijven nog wel. Ik vroeg me af of een van de bezwaren ook niet is dat de grens tussen het een en het ander soms vrij moeilijk te trekken is op het moment dat je dit gaat doen. Een sociaal ontwikkelbedrijf is weliswaar gewoon een entiteit binnen een gemeente, maar er is daarnaast een heel scala aan allerlei organisaties en bedrijfjes die iets soortgelijks doen wat even sympathiek en even waardevol is. Zou je die dan ook moeten uitzonderen? Ik kan me dus voorstellen dat het soms ingewikkeld wordt om grenzen te trekken op het moment dat je dit gaat oprekken. Eerlijk gezegd ben ik daar zelf een beetje bang voor.

Minister Van Hijum:

Die zorg deel ik. Het gaat bij ontwikkelbedrijven vaak, maar overigens niet altijd, om publieke organisaties. Je hebt ook private voorbeelden, maar er zijn inderdaad heel veel stichtingen of organisaties die zich met re-integratie, bemiddeling en noem maar op bezighouden, soms ook zonder winstoogmerk, maar die uiteindelijk wel gewoon aan uitlenen doen. Ik denk dat het verstandig is om die uitzondering niet te maken, om te voorkomen dat je — ik noem het toch maar weer — een waterbedeffect krijgt naar allerlei constructies die je dan weer net niet in het vizier hebt.

Maar nogmaals, natuurlijk moeten we blijven kijken naar wat we organisaties aandoen, wat het normenkader concreet betekent en wat voor administratieve lasten het met zich meebrengt; dat geldt ook voor het stelsel als geheel. Daarom zou ik u aanraden om uit te kijken met het nog verder oprekken van dat normenkader. Daar komen we zo nog wel even over te spreken, denk ik. Het heeft namelijk wel degelijk impact. Ik ga het niet bagatelliseren en zeggen dat het geen impact heeft, maar we denken wel dat wat we nu van de organisaties vragen, redelijk is in verhouding tot het doel dat we ermee denken te bereiken, namelijk een ordentelijke manier van omgaan met uitgeleende krachten.

De voorzitter:

Kan de minister al afronden?

Minister Van Hijum:

Op dit punt wat mij betreft wel, voorzitter.

Maar ik heb nog een tweede punt staan waarop ik zou ingaan. Dat betreft de registratie, als u mij toestaat daar nog op in te gaan. Daar zijn namelijk ook veel vragen over gesteld en amendementen over ingediend. Daarbij heb ik ook al aangegeven dat de administratie al sinds het rapport van de heer Roemer, of eigenlijk zelfs al eerder, sinds het advies van de heer Koopmans, van groot belang wordt gevonden, om zicht te hebben op wie er in Nederland wonen en grip te krijgen op hun woonsituatie en leefomstandigheden. Gemeenten hebben die informatie hard nodig om de misstanden aan te kunnen pakken.

Ik heb ook het advies van de commissie-Roemer overgenomen om uitleners medeverantwoordelijk te maken voor goede registratie. Daar hebben we eerder uitgebreide discussies over gevoerd. Dat is de bevorderings-, meld- en vergewisplicht. Ik heb u daarvoor een nota van wijziging gestuurd. Daarmee heb ik het wetsvoorstel aangevuld, zodat uitleners de juiste inschrijving moeten bevorderen en moeten controleren of arbeidsmigranten dat zelf goed gedaan hebben. Ik bekijk daarbij nog of we daaraan bij AMvB een meldplicht voor de uitlener moeten toevoegen voor de gevallen waarin de inschrijving niet goed is. Het voordeel is dat we deze verplichtingen met dit wetsvoorstel regelen, waardoor ze ook buiten het toelatingsstelsel als zodanig vallen. Daardoor kunnen deze bepalingen ook relatief snel in werking treden.

Een aantal van u heeft nog gevraagd of we BRP-registratie ook moeten toevoegen aan het toelatingsstelsel, via dat normenkader. Die suggestie begrijp ik op zichzelf goed, maar we hebben het er ook al over gehad — daar wees ik net ook al even op — dat de Wtta al een enorme uitvoeringsopgave kent. Wij zetten nu een heel nieuw stelsel op, en het liefst ook zo snel mogelijk. We zijn bang dat als we nu ook nog de BRP-registratie toevoegen aan de verplichtingen voor uitzenders, er ook weer allerlei risico's en allerlei uitvoeringsproblemen kunnen ontstaan. Het lijkt mij niet verstandig om die risico's nu toe te voegen. Ik heb ook om die reden dat voorstel ontraden. Dat betekent niet dat we niets doen met die verplichting. Ook gemeenten hebben ons nadrukkelijk gevraagd: zet dat nou alsjeblieft in de wet. Aan het normerende karakter daarvan hechten wij zeer. We zullen ook met die normen aan de slag gaan. We gaan met uitleners en met sectoren aan de slag om hier werk van te maken. Maar het activeren van het normenkader achten wij op dit moment een stap te ver.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik begrijp dat het hoofdargument is: we zijn al laat en als we dit moeten doen, loopt het meer vertraging op. Maar als u het punt intrinsiek wel begrijpt en zelfs onderschrijft en logisch vindt, is mijn vraag of het niet een idee is om te borgen dat het normenkader en de uitwerking daarvan op een later moment in kan gaan, terwijl de wet nu wel aangenomen wordt, waardoor je wel de zekerheid hebt dat het uitgewerkt wordt. Want ik vind dit voor ons als parlement een vrij onwenselijk antwoord om in mee te gaan: we vinden dit eigenlijk belangrijk, maar we zijn al laat, dus laat het er maar buiten. Ik vind dat een ingewikkeld argument om het er dan maar helemaal buiten te laten. Dus ik zoek ook even naar de ruimte om het te borgen, zonder dat de hele wet vast komt te zitten. Volgens mij zijn daar wel technische mogelijkheden voor. Ik vroeg me af of de minister daarvoor openstaat.

Minister Van Hijum:

Die borging kan natuurlijk alsnog op een later moment plaatsvinden, dus op het moment dat wij zien dat er onvoldoende opvolging aan wordt gegeven. Want we verwachten wel degelijk dat de normerende werking van deze bepaling effect zal sorteren. We zullen ook werkgevers hierop gaan aanspreken. We gaan aan de slag met convenanten voor goed werkgeverschap, waarin staat hoe je ervoor zorgt dat je ook je arbeidskrachten op een goede manier registreert. We gaan ook met gemeenten aan de slag om dat te faciliteren. Je kunt als uitzender heel goed zorgen dat je dat goed op orde hebt op het moment dat je een grote groep mensen hiernaartoe haalt, op het bedrijf zelf, of met je arbeidskrachten in de richting van een gemeente. Dat soort goede voorbeelden willen we ook actief gaan verspreiden, dus daar kunnen we heel actief werk van maken. Maar als je het nu aan het normenkader toevoegt, voeg je ook weer een handhavingslast en een controlelast toe. Dat zie ik op dit moment als problematisch. Ik denk bovendien dat de normerende werking van dit nieuwe stelsel zo stevig gaat zijn dat malafide uitzenders die zich hier over het algemeen niet aan houden, sowieso buiten de boot gaan vallen. De selectieve werking van het stelsel is er hoe dan ook, of je deze norm nu wel of niet toevoegt.

Daar komt nog één ding bij, dat ik toch nog graag zou willen toevoegen. Hoe belangrijk het ook is dat werkgevers en uitzendbedrijven hier ook hun verantwoordelijkheid in pakken, er zijn ook nog aanvullende maatregelen denkbaar om ervoor te zorgen dat inleners of de uitzendkrachten zelf zich gaan registreren.

We willen nadrukkelijk bezien of je de aanwezigheidsmelding kunt verplichten. Uw Kamer heeft daar ook toe opgeroepen. Volgens mij was er een motie van D66, onder andere, om te kijken naar het Belgische systeem. Nu heb je pas na drie maanden de verplichting om je te registreren, maar je zou dat naar voren kunnen halen met een aanwezigheidsmelding. Dat is weliswaar een lichtere registratieplicht, maar een aantal andere landen hebben die. Je kunt het misschien uitbreiden met elementen van het Belgische systeem, waarbij je ook controleert of mensen zich daadwerkelijk inschrijven. Maar de vraag is of je dat allemaal bij de uitzender moet neerleggen.

Dat totale bouwwerk moet er uiteindelijk toe gaan leiden dat we via een betere registratie veel meer zicht krijgen op vragen als: wie is er eigenlijk en met welke gronden is er sprake van verblijf? Ook kun je makkelijker controleren wat de leef- en woonomstandigheden zijn.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De minister is iets optimistischer dan ik ben als het gaat om het buiten de wet om regelen en om de afschrikwekkende werking die de wet an sich al heeft. Ik denk dat dit klopt, maar ik denk dat je dit ook nodig zal hebben. Ik hoor de minister vooral heel veel suggesties noemen die buiten het stelsel vallen, waarbij je goed moet samenwerken en er een rol is voor de gemeenten en voor andere partijen, waar ik het mee eens ben. Maar ik kijk er anders naar. Dat is ook de reden waarom we het amendement hebben ingediend.

Mijn vraag is: wat zouden de gevolgen zijn als de Kamer in meerderheid toch besluit dat dit een heel verstandig punt is, juist ook gezien de misstanden die we de afgelopen jaren gezien hebben? Wat zou het gevolg daarvan zijn, met name ook voor de uitvoerbaarheid? Dat is denk ik het hoofdargument dat de minister aangeeft. Kunt u schetsen wat dat zou kunnen betekenen?

Ik stel nogmaals de volgende vraag, want die heeft u niet beantwoord. Is het mogelijk om in de wet een termijn op te nemen? Ik zal het niet een termijn noemen waarop je het gedoogt, waarbij ingrijpen eigenlijk pas na een x-aantal maanden daadwerkelijk gaat gebeuren, als de uitvoering zover is, maar wel een termijn waarbij je zegt: dit staat in de wet; dit gaan we doen. Volgens mij doen we dat bij meer wetgevingstrajecten.

Minister Van Hijum:

De norm wordt in de wet verankerd. Nogmaals, borging in het toelatingsstelsel kan altijd via de AMvB toegevoegd worden. Die mogelijkheid zit gewoon in de wet, daar hoef je in principe de wet niet voor te wijzigen. We kiezen er alleen voor om nu niet het normenkader met dat element uit te breiden en daar dus ook actief op te gaan toezien bij uitzendbureaus. Dat is voor de Arbeidsinspectie en voor gemeenten een lastig te controleren bepaling. Daarmee zou ook de administratieve last rond de naleving van dat normenkader uitgebreid worden. Nogmaals, door de normerende werking van dat artikel centraal te stellen en werkgevers en uitzenders daar ook actief op aan te spreken, en door met convenanten en met goeie voorbeelden te werken, zoals ik net heb toegelicht, bewerkstelligen we dat effect.

Mocht dat nou na verloop van tijd niet het geval blijken te zijn, mochten uitzendbedrijven op grote schaal toch niet meewerken aan registratie en grote aantallen alsnog niet geregistreerd zijn, dan zou je kunnen overwegen om het alsnog te doen. Dat hebben we u voorgesteld: om daar volgordelijk naar te kijken.

Ik wil toch even dat tweede punt herhalen. De heer Ceder zegt dat je het wel kunt verbreden, maar dat het vooral om uitzendkrachten gaat. Dat klopt. Het gaat veel over uitzendkrachten, maar zeker niet uitsluitend. Het gaat ook over zelfstandigen, over mensen die hier als zelfstandige naartoe komen. Het gaat ook om mensen die hier rechtstreeks in dienst van bedrijven komen. Het gaat niet alleen over uitzendkrachten, dus het registratieprobleem is wel een stukje breder dan dat. Om een goeie sluitende registratie te krijgen, kun je ook niet alleen maar leunen op de verantwoordelijkheid van de uitzendbedrijven. Je zult dan ook de arbeidsmigrant zelf moeten aanspreken en je zult een systeem moeten hebben dat aan de ene kant verplichtend genoeg en aan de andere kant misschien ook verleidelijk genoeg is om die registratie te laten plaatsvinden.

Mevrouw Podt (D66):

Ik aarzel hier eerlijk gezegd wel een beetje over. Mijn collega Vijlbrief heeft de eerste termijn gedaan. Toen heeft hij volgens mij met deze Kamer ook gesproken over een kerstboom. Wij zijn er heel voorzichtig mee om deze toch wel vrij uitgebreide wet met allerlei dingen uit te breiden, zoals de reikwijdte, waar we het net over hadden, of om op andere vlakken extra punten toe te voegen. Het risico dat die kerstboom straks gewoon omdondert, is gewoon levensgroot aanwezig. Dat willen we volgens mij allemaal niet.

Maar dit is nou net het enige punt waar ik echt ontzettend over twijfel. Dat komt ook omdat hier door gemeenten al zo lang naar gevraagd wordt en er al zo lang onderzoek gedaan is door deze minister en al zijn voorgangers in de afgelopen tijd, met de vraag hoe we dit nou op kunnen lossen. Eerlijk gezegd ben ik een beetje het vertrouwen verloren dat we dit kunnen oplossen met iets buiten de wet en met het tonen van goeie voorbeelden.

Ik vraag toch aan de minister of hij nog iets kan zeggen waarvan hij denkt dat het mevrouw Podt echt gaat overtuigen. Ik wil namelijk heel graag dat we die wet in ieder geval zo goed mogelijk in shape houden, want hij is al niet lean. Ik heb er echt geen vertrouwen in dat we dit nog op een andere goeie manier kunnen regelen. Ik denk dat dit echt wel een van de dingen is die we nu moeten gaan regelen.

Minister Van Hijum:

Ik heb die gesprekken natuurlijk ook met gemeenten gehad en ik heb ook hun zorg nadrukkelijk gehoord. Daarom zijn we ook met de nota van wijziging gekomen. Dit om daar toch even mee te beginnen. De norm zit zo dadelijk dus in de wet, buiten het normenstelsel om, en die gaat ook direct in. Daar kunnen we partijen op aanspreken. Ik heb er, nogmaals, wel vertrouwen in dat we in combinatie met de werking van de wet als zodanig … Dat geldt zeker voor de goeie bedrijven, de bedrijven die straks als het goed is alleen nog maar overblijven — dat zijn de bedrijven die een certificaat krijgen — en zich aan die norm zullen gaan houden. Mocht dat niet zo zijn, dan hebben we echt een grond om dat normenkader uit te breiden, daar strakker op te gaan controleren en te zeggen "u moet zich daaraan houden".

Ik wijs er nogmaals op dat het niet alleen een kwestie is van het neerleggen van de verplichting bij de uitzenders. Dat is ook niet wat mevrouw Podt bepleit. Maar het begint wel bij de arbeidsmigrant. Het is een wettelijke plicht van de arbeidsmigrant zelf om zich te registreren, net als geldt voor iedere andere inwoner van dit land. Als je ergens komt en je gaat ergens werken, is het, zeker als je langer dan drie maanden wilt blijven, je plicht om je netjes te melden bij de gemeente, ook om je verhuisgedrag inzichtelijk te maken. Ik vind het heel goed dat we daar de werkgevers en de uitleners op aanspreken, maar het is ook een verantwoordelijkheid van de uitzendkracht en van de arbeidsmigrant zelf. Ook langs die weg denk ik dat het goed is dat we een aantal aanvullende maatregelen voorstellen om het doel dat wij hebben, te bereiken. Dat doel is een volledigere registratie, die ons zicht geeft op wie we hier hebben en hoe we de problemen aanpakken.

Mevrouw Podt (D66):

Ik vind de bal bij de arbeidsmigrant leggen een beetje ingewikkeld zolang we als Nederland nog steeds niet echt investeren in taalonderwijs voor arbeidsmigranten. Volgens mij is dat de volgordelijkheid. Ik vind het heel moeilijk om dit soort dingen van mensen te verwachten die hier wijdogig binnenkomen, maar prima. Ik moet heel eerlijk zeggen: de minister heeft natuurlijk gelijk als hij zegt "dit is een bredere verantwoordelijkheid en gaat niet alleen over uitzenders". Maar mijn gevoel is toch: misschien moeten we dan hier maar beginnen, want ik denk echt dat dit een van de majeure thema's is die we de komende tijd op te lossen hebben, ook om gewoon aan mensen te laten zien wat het effect van deze wet kan zijn. Ik vraag me echt af of we dat gaan bereiken als het buiten de wet blijft.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Ik zat nog even na te denken over de sociaal ontwikkelbedrijven. De gemeenten voeren de Participatiewet uit. Er zijn ook heel veel gemeenten die in plaats van een sociaal ontwikkelbedrijf te hebben, het zelf doen. Betekent dat dat die gemeenten straks ook aan de Wtta moeten voldoen?

Minister Van Hijum:

Als zij mensen uitlenen wel. Maar dat hangt ervan af. Dan zou je misschien ook naar de omzetcriteria moeten kijken. Zodra je je kwalificeert als uitlener, moet je aan deze wet voldoen.

Voorzitter. Dat waren de antwoorden op de twee specifieke punten. Ik kijk even of er nog vragen zijn of andere zaken.

De voorzitter:

Het blokje varia. U bent het blokje varia, meneer Aartsen!

De heer Aartsen (VVD):

Dat moet ik op mijn cv zetten. Ik had nog een vraag over mijn eigen amendement op stuk nr. 53 over de termijnen voor herstel, hoor en wederhoor en zienswijze. Dank aan de minister voor de beantwoording. Het was heel verhelderend hoe dat uiteen is gezet. Ik ben bijna op het punt om mijn amendement in te trekken. Ik vraag de minister dus om mij nog het laatste zetje te geven.

Het gaat om het volgende. De minister schrijft: vanaf het moment dat de inspecteur langskomt, gaan de 75 werkdagen tellen voor wanneer een rapport moet worden ingeleverd bij de toelatende instantie. In die 75 werkdagen zitten 30 werkdagen hersteltermijn. Dat betekent dat er nog 45 werkdagen over zijn, negen weken. Waar ik een beetje mee worstel, is hoe je voorkomt dat het bij die inspectie-instelling, die het natuurlijk hartstikke druk heeft, die een aantal zaken te doen heeft — we zeiden net al dat er een hoop ondercapaciteit is — dik de overgebleven 45 werkdagen duurt voordat iemand, een bonafide onderneming, dat inspectierapport op z'n mat heeft. Dan moet die onderneming het dus in 30 werkdagen doen, wat de hersteltermijn is, zonder dat er nog enige ruimte is voor de overige herstelperiode en de periode van hoor en wederhoor na de herstelperiode van 30 dagen. Met andere woorden, moet je daartussenin niet ook nog een x-aantal dagen inbouwen, waarvan je zegt: binnen zoveel dagen moet de inspectie-instelling op z'n minst het inspectierapport bij de ondernemer hebben afgeleverd, omdat die anders in de knel komt met de herstelperiode en de periode van hoor en wederhoor?

Minister Van Hijum:

Ik weet niet of ik de redenering helemaal kan volgen. Kijk, nadat de inspectie heeft plaatsgevonden en het conceptrapport is ontvangen, heb je als inlener 30 werkdagen, zes weken, om je eventueel geconstateerde fout te herstellen. Daarna krijg je de herstelinspectie en wordt er gekeken naar de oorzaak, de omvang van de overtreding, de oplossing en de operationalisatie. De waarborg die er is, is dat het rapport ten minste binnen 75 werkdagen naar de toelatende instelling gaat, ook om te voorkomen dat dat eindeloos wordt opgerekt, en uiteindelijk ook ter bescherming van de inlener zelf. Ik snap dus niet waar de specifieke zorg van de heer Aartsen nog zit.

De heer Aartsen (VVD):

Mijn zorg zit 'm in die 30 werkdagen, de herstelperiode. Daarna is er ook nog een inspectie met hoor en wederhoor. Om gebruik te kunnen maken van die 30 werkdagen in combinatie met hoor en wederhoor, moet de periode van 30 werkdagen minstens een werkdag, het liefst natuurlijk meer, voor de einddatum van die 75 werkdagen zitten. Op het moment dat de inspectie plaatsvindt en een ondernemer pas 45 werkdagen na de eerste inspectie het rapport krijgt, komt hij in de knel met de hoor-en-wederhoorfase en het herstelrapport na die 30 werkdagen. Daar zit een differentiatie in.

Mijn vraag aan de minister is dus de volgende. Die kan misschien in de tweede termijn of schriftelijk worden beantwoord. Moeten we niet regelen dat een inspectie-instelling minstens na 30 werkdagen dat rapport heeft opgeleverd aan de ondernemer — ik noem maar even iets; ik ben voorzichtig met het noemen van dagen — omdat je anders in de knel komt met je herstelperiode?

Minister Van Hijum:

Ik begrijp het punt van de heer Aartsen. Ik denk dat het op zichzelf een valide punt is. We hebben natuurlijk geprobeerd hier met maximale termijnen te werken om het een beetje flexibel te houden. Ik zou me kunnen voorstellen dat we dit punt nog even met de inspectie-instellingen opnemen om te kijken of we die waarborg kunnen toevoegen. Als daar geen uitvoeringsproblemen zijn, zouden we dat aan lagere regelgeving kunnen toevoegen. Ik ben bereid om dat punt nog specifiek op te pakken.

De voorzitter:

Prima. Tot zover de termijn van de regering. Een vraag nog van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik geloof dat de voorzitter heel veel honger heeft, dus excuus. De minister heeft bij de appreciatie van de amendementen aangegeven dat hij het amendement ontraadt dat wij hebben ingediend om de bevoegdheid van de Arbeidsinspectie uit te breiden. Wij hebben inmiddels een aangepaste versie gestuurd. Ik zou het fijn vinden om van de minister te horen hoe hij daar nu tegenaan kijkt. Dat eerst even.

Minister Van Hijum:

Dat gaat over het individuele inleenverbod?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ja, over een individueel inleenverbod dat de Arbeidsinspectie zou moeten kunnen opleggen.

Minister Van Hijum:

Voor de duidelijkheid: het gaat over twee amendementen die voorliggen, over een individueel inleenverbod en over een sectoraal inleenverbod. We hebben daar goed naar gekeken en het zijn twee totaal verschillende instrumenten. Een sectoraal verbod is eigenlijk een soort last-resortoptie. Op het moment dat niets heeft gewerkt, wil je een optie achter de hand hebben om een aantal wijdverbreide misstanden in de sector te kunnen aanpakken. Dat individuele verbod zien wij niet als een vervanging van zo'n sectoraal verbod. We zien dat individuele verbod veel meer als een instrument dat in de escalatieladder, in de instrumentenkoffer van de Nederlandse Arbeidsinspectie een rol zou moeten krijgen. Dat begint bij boetes en kan bij stillegging eindigen, en uiteindelijk kom je misschien bij een inleenverbod. Zo'n individueel verbod heeft maar een beperkt effect op sectoraal niveau. Het gaat natuurlijk alleen over het bedrijf zelf. Als je het op grote schaal toepast, zou dat pas na enige jaren ook op sectoraal niveau effect kunnen hebben.

Wij denken bovendien dat het nu niet helder geformuleerd is in de context van de escalatieladder. Daarom maken we ons zorgen over de proportionaliteit binnen het systeem, als er in de toekomst sprake kan zijn van een systeem van toelatingen, bestuursrechtelijke stillegging, de mogelijkheid van een sectoraal inleenverbod en ook nog eens een individueel inleenverbod. In de totaliteit van maatregelen moet het natuurlijk wel een proportionele ingreep zijn.

Ik vind het dus risicovol, omdat het de proportionaliteit van andere instrumenten kan beïnvloeden en het instrument direct gebruikt moet kunnen worden. Daar moet ik echt zorgvuldiger naar kijken, maar ik vind dat het op dit moment niet in de systematiek van deze wet past.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Oké. Ik lees ook dat de Arbeidsinspectie het wellicht een nuttig instrument vindt, maar nog niet helemaal het overzicht heeft. Ik heb er wel behoefte aan om het nog wat verder te kunnen uitwerken. U bent bezig met een verkenning van het uitzendverbod in algemene zin. Bent u bereid om dit mee te nemen in die verkenning?

Minister Van Hijum:

Ik kan dat meenemen in die verkenning. Maar nogmaals: in deze wetssystematiek vind ik het op dit moment geen logisch instrument, omdat dit echt gaat om hoe we de uitzendsector in brede zin, of de inleners, reguleren. Voor zo'n sectoraal inleenverbod kun je redeneren dat dat als sluitstuk in zo'n aanpak zou kunnen functioneren. Individueel heb je het veel meer over de instrumentenkoffer van de Arbeidsinspectie, die al heel veel instrumenten heeft. Dan is toch een beetje de vraag: waar zit dit in het totale palet aan mogelijkheden? Vervult het daarin daadwerkelijk een toegevoegde waarde? U heeft ook gezien dat de Arbeidsinspectie daar nog niet helemaal uit is, want wat is dan het moment waarop je dit instrument inzet ten opzichte van andere? Als je echt snel effect wil bereiken, kan je beter het bedrijf stilleggen, zeg ik maar even, dan dat je het hele proces door moet om een inleenverbod op te leggen. Want dat duurt best een lange tijd. Het is een beetje de vraag of er geen betere manieren zijn om hard op te treden tegen acute misstanden die je constateert.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik weet niet of ik helemaal meega in uw laatste redenering. Ik heb in ieder geval wel behoefte aan wat meer juridische duiding. Het zou dus heel fijn zijn als u ...

De voorzitter:

Als de minister ...

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Sorry, als de minister. Ik vergeet helemaal naar u te kijken. U had zo'n honger, dus ik ben bang.

De voorzitter:

Nee, ik doe niks.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Het zou fijn zijn als de minister toezegt om het mee te nemen in die verkenning.

Minister Van Hijum:

Die toezegging kan ik doen. Die kan ik in dat onderzoek meenemen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Als ik nog een laatste vraag mag stellen ... Volgens mij mag dat. Die gaat over iets heel anders, namelijk over de buitenlandse uitleners. In de beantwoording van de minister staat dat dat een probleem kan zijn op sommige momenten en dat dat ingewikkeld is. Kan dat op de een of andere manier op korte termijn, binnen afzienbare termijn na de ingangsdatum, geëvalueerd worden, specifiek met betrekking tot de zorgen die er zijn over buitenlandse uitleners?

Minister Van Hijum:

We hebben sowieso een aantal amendementen liggen over de evaluatie van de wet. De wet wordt hoe dan ook geëvalueerd. Het lijkt mij dus geen enkel probleem om daar ook het element van de buitenlandse uitleners in mee te nemen. Als u dat binnen de afgesproken evaluatiesystematiek een plek zou willen geven, is dat wat mij betreft prima.

De heer Ergin (DENK):

Mijn vraag gaat over amendement 56. Het gaat om de intrekkings-, schorsings- en weigeringsgronden voor het toelatingsstelsel. Ik heb daar een amendement over ingediend, om discriminatie toe te voegen als weigerings-, schorsings- of intrekkingsgrond. De minister geeft in zijn brief aan dat hij dat amendement ontraadt, omdat hij meer wil investeren in bewustwording. Maar ik zou toch aan de minister willen vragen of we met dit amendement en deze wet niet juist een uitstekende gelegenheid creëren om uitzendbureaus aan te pakken die selecteren op basis van ras, etniciteit of migratieachtergrond?

Minister Van Hijum:

Ik denk dat wij het er zeer over eens zijn dat arbeidsmarktdiscriminatie verwerpelijk is en bestreden moet worden. Ik had er overigens naar uitgezien om daar deze week een debat over te voeren met de heer Ergin en andere Kamerleden, maar dat debat is even uitgesteld, heb ik begrepen. Daar wil ik ook stevig op inzetten, maar dat debat gaan we nog met elkaar voeren. Het is wel een beetje de vraag of je deze wet en deze gelegenheid moet aangrijpen om wat voor deze specifieke branche te regelen. Of zeg je: waarom zouden we daar niet een meer generale aanpak voor kiezen, die eigenlijk voor alle bedrijven en organisaties geldt, in plaats van specifiek voor deze sector dit instrumentarium te hanteren? Het is een beetje buiten de reikwijdte van en de aanleiding voor de wet.

Op zichzelf vind ik het dus niet een onsympathieke gedachte, maar het gaat mij te ver om die te omarmen. Nogmaals, de wet zelf heeft een ander oogmerk, namelijk om uitbuiting en misstanden die we op grote schaal zien bij arbeidsmigranten, aan te pakken en de sector te reguleren. Ik denk dat de wet daarvoor volstaat.

De heer Ergin (DENK):

Ten aanzien van die brede aanpak van discriminatie is mijn fractie bezig met het voorbereiden van een wetsvoorstel om de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie nieuw leven in te blazen. Maar volgens mij moeten we ook sectoraal en specifiek kijken naar bepaalde sectoren waar het plaatsvindt. Ik hoorde de minister net bij de reikwijdte van de wet vertellen over een veiligheidsventiel. Ik zou toch aan de minister willen vragen om dit te zien als een veiligheidsventiel. Dit is niet de hoofdmoot om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken, maar dit is een sectorgericht veiligheidsventiel om problemen bij deze sector direct met deze wet aan te pakken als die zich blijven voordoen. Volgens mij moeten we het er namelijk over eens zijn dat discriminatie ook een misstand is. Deze wet gaat over het aanpakken van misstanden.

Minister Van Hijum:

Over dat laatste verschillen we niet van mening. Ik vind inderdaad dat het een misstand is. Maar dan zou je certificaten of de toelating tot de markt van een uitzendbedrijf of een uitlener intrekken. De vraag is bij wie deze discriminatie zich nou eigenlijk voordoet. Dat kan inderdaad het uitzendbedrijf zijn, maar het kan ook net zo goed het inlenende bedrijf zijn waar een buitenlandse arbeidsmigrant tewerk wordt gesteld. Dan mis je bijvoorbeeld weer net de instrumenten om de inlener op zijn verantwoordelijkheid aan te spreken. Dus er komt ook heel veel achter weg. Ik denk dat dit gewoon niet de plek en de manier is om dit op zichzelf belangrijke vraagstuk — dat zeg ik opnieuw — te regelen.

De voorzitter:

Tot zover. Ik schors tot 19.40 uur voor het diner. Dan gaan we beginnen aan de tweede termijn.

De voorzitter:

Ik heropen. We gaan beginnen met de tweede termijn. Ik geef graag het woord aan de heer Aartsen van de fractie van de VVD. Het woord is aan hem.

Termijn inbreng

De heer Aartsen (VVD):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording, zowel mondeling als schriftelijk. Volgens mij hebben we een goed debat over deze wet, om die ook op een zorgvuldige wijze te behandelen. Ik wil graag een paar punten aflopen.

Allereerst zal ik mijn amendement op stuk nr. 53, dat gaat over de opschortende werking rond de rechtsbescherming, na dit debat intrekken. We stemmen pas volgende week over de amendementen. Dank aan de minister voor de uitgebreide uiteenzetting, maar ook voor de laatste toezegging om te kijken of hij ervoor kan zorgen dat je niet na 45 dagen pas het inspectierapport ontvangt als bonafide ondernemer. Ik denk dat het verstandig is om daar een termijn te stellen — dat benadruk ik nog maar eens even — omdat je anders in de knel gaat komen, vrees ik.

Voorzitter. Over een ander punt heb ik nog een drietal extra amendementen ingediend. Dat punt gaat over de kosten. Mijn fractie heeft al vaker aangegeven: wij maken ons zorgen dat de wet zelfrijzend bakmeel is. Die zorg is niet ongegrond. Waar we begonnen met een door de minister geschat bedrag van €500, is het inmiddels tot het vijfvoudige opgelopen. Daarmee betalen mensen die nu het SNA-certificaat hebben bijna een factor tien meer dan wat op dit moment wordt geschat. Het is pas anderhalf jaar na het indienen van deze wet. Wij maken ons zorgen dat er uiteindelijk nergens een grens is aan de kosten die de organisatie, de toelatende instantie neer kan leggen bij ondernemers. Daarom hebben wij het amendement op stuk nr. 45 aangepast, na een inflatiecorrectie. Dat was een van de argumenten van de minister.

De minister gaf ook aan: met het bedrag waar u nu op inzet in het laagste scenario, zet u de organisatie klem. Daarom heb ik een drietal amendementen. Ik ben benieuwd welke de minister het meest ziet zitten. Het eerste gaat over het gemiddelde van het op dit moment geschatte bedrag. Dat is het tweede scenario. Dat lijkt mij meer dan logisch. Dan ben ik nog een beetje coulant, want ik zeg: stel dat je daar met 50% overheen gaat, dus dat je er voor de helft naast zit. Daar heb ik ook een amendement over. Ik ben zelfs nog bereid om het amendement af te kappen op het slechtste scenario voor wat de minister op dit moment denkt dat het gaat kosten. Daar ga ik dan ook nog eens met 50% overheen.

Ik zal het even in normalemensentaal zeggen. U begint met een verbouwing voor €1.000; zoveel kost het volgens de aannemer. Vervolgens, anderhalf jaar later, komt er een schatting dat het toch ergens tussen de €5.000 en €10.000 is. Ik heb een drietal amendementen. Eentje zegt: ga in het midden zitten, kom van die €1.000 af en ga op €7.500 zitten als maximum. Het tweede amendement zegt: neem het een beetje ruim en ga op €11.250 zitten. Het laatste amendement gaat een factor drie over het scenario heen. Dat lijkt mij toch niet meer dan correct. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik heb nog een vraag over de verplichte g-rekening. De minister heeft geantwoord dat hij gaat kijken of dit een oplossing zou kunnen zijn. Ik denk dat dat verstandig is. Het kabinet blijft ook aan die wens vasthouden. Mijn vraag zou wél zijn: is de waarborgsom dan nog nodig? Als je zo meteen in dit stelsel gaat werken met een verplichte g-rekening, moet je dat dan niet in plaats van de waarborgsom doen? Ik wil daar graag een toezegging over van de minister, om te voorkomen dat we niet regels op regels, beleid op beleid gaan stapelen.

Voorzitter. Dan het punt van de uitzonderingen. Ik zeg het maar gewoon: ik vind het jammer dat we nu in een situatie zitten waarin we amendementen bij de wet moeten indienen om te komen tot uitzonderingen. De minister heeft heel bewust een wet neergelegd waarin de mogelijkheid tot uitzondering zit. Als hij had gevonden dat je geen uitzonderingen moet maken, zoals net het standpunt was in het debat en in de brief, dan had die uitzondering er nooit in gezeten, in ieder geval niet op collectief, sectoraal niveau. We constateren dat die in de wet zit. Ik denk dat het verstandig is om vervolgens een inhoudelijk afwegingskader te hebben voor wanneer je onder die uitzondering valt. De minister zegt nu: dien maar amendementen in. Dat zullen wij doen, in aansluiting op een aantal collega's. Maar ik vind dat eigenlijk onwenselijk, want daarmee ontbreekt een inhoudelijk afwegingskader. Daardoor krijg je willekeur, want uiteindelijk is het enige argument: 75 plus 1. Ik vind dat ook niet terecht tegenover de geluiden uit de samenleving die dit parlement misschien wat minder makkelijk weten te vinden. Het tast in mijn ogen ook het gelijkheidsbeginsel aan.

Ik zou hier nogmaals willen vragen: minister, bent u bereid om zelf met een afwegingskader te komen? Misschien kan hij de voorbeelden die in de amendementen zijn genoemd, langs dat afwegingskader leggen. Nogmaals, dat mag ook schriftelijk. Dat hoeft niet nu gelijk. Hij kan daar ruimer de tijd voor nemen en zeggen: dit zouden redenen zijn om het wel te doen en dit zouden redenen zijn om het niet te doen. Ik zou het echt heel lelijk vinden als we via een amendement in de wet moeten regelen wat de uitzonderingen zijn. Volgens mij moet je dat nooit in een wet willen regelen. Dit is bij uitstek iets wat je in een AMvB regelt. Dat is volgens mij ook de reden waarom de minister zegt: laten we uitzonderingen in een AMvB regelen.

Ik denk dat de wens van de Kamer terecht is om een afwegingskader te bouwen voor wanneer je het wel en niet doet. Ik doe hier nogmaals de oproep om dat echt te doen. Er zullen soms goede redenen zijn om bepaalde sectoren uit te zonderen. We vragen namelijk nogal wat van mensen: 100 regels, €100.000 betalen, twee keer per jaar een inspectierapport et cetera et cetera. We hebben het ook al gehad over de bijbehorende kosten. Ik zou het echt goed vinden als we dit niet in een amendement hoeven te doen, maar als we dat afwegingskader via een AMvB aan de minister kunnen laten.

Voorzitter. Tot slot heb ik nog een vraag over het amendement op stuk nr. 55 van de collega's Patijn en Omtzigt, over de gelijke inlenersbeloning. We hadden daar al wat vraagtekens bij. De minister geeft nu duidelijk aan: als dit amendement wordt aangenomen, dan betekent dat iets voor de inspectiecapaciteit ten aanzien van arbeidsmigranten. Ik zou sowieso de oproep willen doen aan mijn collega's om het amendement met dat argument te herzien. Het zou heel zonde zijn als wij hier een amendement aannemen waarvan de conclusie is: minder inspecties op arbeidsmigratie. Dat kan volgens mij niet de uitkomst zijn van dit debat. Die oproep doe ik aan mijn collega's, maar ik ben ook heel benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt en of hij mijn oproep deelt. Nogmaals, ik zou het heel vervelend vinden als we naar buiten lopen met een wet die ervoor zorgt dat er minder in plaats van meer capaciteit beschikbaar is bij de Arbeidsinspectie voor het aanpakken van misstanden bij arbeidsmigranten.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Ik snap heel goed wat meneer Aartsen zegt. Hij zegt: laten we ervoor zorgen dat de uitkomst van dit debat niet is dat het moeilijker wordt voor de Arbeidsinspectie, omdat we het ingewikkelder maken om te handhaven. Tegelijkertijd zie ik hem een hele berg — ik wilde een lelijk woord zeggen — aan amendementen indienen waar je het een en ander op kunt afdingen. Dat debatje had ik net ook met de minister. Maken we niet een soort glijdende schaal, in de zin van "we gaan hier en daar een bedrijf uitzonderen en dan kan er misschien weer een ander bedrijf toetreden"?

Aan de andere kant gaan we allerlei maatregelen opleggen die de sommen voor uitzendbureaus makkelijker maken. Sorry, dit is een lange dag. Wat ik bedoel te zeggen, is het volgende. De heer Aartsen heeft net amendementen ingediend om het bedrag te verminderen dat uitzendbureaus uiteindelijk moeten betalen. Ik denk dat de heer Aartsen ook moet toegeven dat deze minister redenen heeft om heel voorzichtig te zijn met de wet zoals die nu is. Dit is een hele, hele lange bevalling geweest, waar we allemaal getuige van hebben kunnen zijn. Ik ben er persoonlijk heel erg bang voor dat als we de kerstboom te veel optuigen, die uiteindelijk omvalt. Als de heer Aartsen aan de ene kant zo voorzichtig wil zijn met de inspecties van de Arbeidsinspectie, is het dan niet zo dat we diezelfde prudentie eigenlijk ook moeten hanteren als het gaat om deze wet?

De heer Aartsen (VVD):

Dat doe ik volgens mij ook, omdat ik juist tegen de minister zeg: ik zou het liefst niet willen dat wij bij amendement in de wet uitzonderingen regelen. Deze wet regelt dat dit bij AMvB kan. Ik vind dat primair een taak van de minister. Het is geen wetgevende taak, maar een taak van het kabinet om dat in een AMvB te regelen. Dan kun je dat namelijk ook snel aanpassen op het moment dat het uit de hand loopt of er één of twee bij moeten. Mijn oproep aan de minister is nou juist: zorg er nou voor dat wij geen amendementen moeten indienen, door zelf met een afwegingskader te komen van de mogelijkheid die je zelf in de wet hebt gezet. Dat is mijn oproep voor wat dat onderdeel betreft.

Het andere onderdeel gaat over de kostenexplosie die je wil tegengaan. Als we bij een fatsoenlijke doorwrochte wetsbehandeling om een schatting van de kosten vragen en die vervolgens krijgen, maar blijkt dat die schatting een factor vijf, zes, zeven keer wordt overschreden, dan vind ik het best logisch dat we dat een beetje met elkaar afbakenen, zodat dat niet het geval kan zijn.

Mevrouw Podt (D66):

Volgens mij heeft de minister daar ook over gezegd: dan kan het niet uit. Dan wordt het natuurlijk ingewikkeld.

De heer Aartsen (VVD):

Ja, maar dat is aangepast.

Mevrouw Podt (D66):

Nou, goed. Dat gaan we zo horen dan. Laten we eventjes teruggaan naar die uitzonderingen. Die liggen mij eigenlijk het meest zwaar op de maag. Ik neem even het voorbeeld van daarnet. Dat is misschien wel het meest sympathieke voorbeeld dat ertussen zit: de sociaal werkbedrijven. Die kennen de heer Aartsen en ik allebei van hartstikke dichtbij. Volgens mij denkt iedereen die hier in de Kamer zit: jee, sociaal werkbedrijven! Laten we het ze dus vooral zo makkelijk mogelijk maken. Maar het probleem is natuurlijk wel: waar trek je dan die grens? Zijn er dan op een gegeven moment niet allerlei soorten uitleners, waarvan wij over een aantal jaren zeggen als we hierop terugkijken: hadden we dat nou maar niet gedaan? Kan je dan niet beter op dit moment, in de situatie waar we nu in zitten, eventjes richting het voorzichtige gaan?

De heer Aartsen (VVD):

Daarom zeg ik tegen de minister: kom nou zelf met een afwegingskader. Volgens mij zijn er gerede argumenten waarom je bepaalde bedrijven en bepaalde sectoren niet onder de werking van de wet wil laten vallen. Ja, het normenkader is er, maar het normenkader is het probleem natuurlijk niet. Het probleem is dat mensen €100.000 moeten betalen en dat een inspectie twee keer per jaar op de stoep staat. Daar moet ook voor worden betaald. Mijn reactie op uw eerste punt is dat ik mijn amendement juist heb aangepast, zodat het wel uit kan. Dat wil je juist. Je wil voorkomen dat bijvoorbeeld sociaal werkbedrijven zeggen: de lasten worden nu zo hoog dat we er maar volledig mee stoppen. Een zorg die ik over de bbl heb, is dat het niet meer opweegt tegen de voordelen omdat we die lasten neerleggen, terwijl dat soort bedrijven zich waarschijnlijk wel netjes aan dat normenkader houden. Dat is dus een zorg. Mijn oproep is en blijft: laten we dat alsjeblieft niet bij amendement in de wet regelen, want dan heb je namelijk nul flexibiliteit. Alleen, dan moet deze minister wel bewegen ten aanzien van zijn afwegingskader.

De voorzitter:

Ik denk dat het punt wel een beetje gemaakt is.

De heer Aartsen (VVD):

Ja, hè?

De voorzitter:

U mag het graag nog een keer vertellen.

De heer Aartsen (VVD):

De kracht van de herhaling is dat.

De voorzitter:

Ja, kracht van de herhaling! Nou, vraag het nog één keer.

Mevrouw Podt (D66):

Misschien even tot besluit dan, voorzitter. Ik moet dan toch zeggen dat ik inderdaad wat meer neig naar de kant van de minister. Ik vraag me over die sociaal werkbedrijven af wat er nu dan zo verschrikkelijk in de weg zit. Die sociaal werkbedrijven bestaan namelijk al; die hoeven geen €100.000 in te leggen.

De heer Aartsen (VVD):

Jawel.

Mevrouw Podt (D66):

Nou, goed. Dat wil ik dan zo nog wel even van de minister horen. Dit is namelijk verrassend. Maar laten we die vraag dan bij de minister neerleggen.

De voorzitter:

Heel goed.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor u zeggen … Sorry.

De voorzitter:

Ik hoor de heer Aartsen zeggen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ja, ik verbeter mezelf, voorzitter; u bent nog veel alerter. Ik hoor de heer Aartsen zeggen dat die uitzonderingen niet moeten, maar dat hij die wel wil. Dat vind ik best een bijzondere redenering. Ik ga daar straks ook nog op in. Dat doe ik ook nog eens heel lelijk: na het debat ga ik nog een amendement indienen over een uitzondering en dan ook nog specifiek voor een sector waarvan we weten — althans, dat is mij in ieder geval bekend — dat het daar lang niet altijd netjes gaat. Er zijn heel veel uitzendbureaus die gespecialiseerd zijn in beveiliging en die zich dan misschien in die uitzondering kunnen voegen. Die sector valt immers wel onder de werkingssfeer van die cao. Ik weet niet wat voor een gedrocht u gaat creëren, maar ik zie in ieder geval het muizenrad ontstaan waarin binnen de kortste keren allerlei uitzonderingsmogelijkheden gecreëerd zijn om de wet te kunnen ontduiken die we vandaag aan het behandelen zijn. Het is van belang om te zorgen dat we die wet zo dicht mogelijk houden en dat die goed handhaafbaar blijft. Juist die beveiligingssector zie ik in dit verband niet.

De heer Aartsen (VVD):

Juist hierom pleit ik ervoor dat de minister zelf met een afwegingskader komt. Mevrouw Patijn zegt: op basis van mijn onderbuik zeg ik dat het niet goed zit. Ja, dat is wat ik u hoor zeggen: op basis van mijn onderbuik is het niet pluis. Ik zou dat juist op basis van objectieve criteria willen vaststellen. Mijn bezwaar bij dit specifieke onderdeel — dat geldt voor alle aangedragen uitzonderingen — is dat het gaat om een sector waarop een specifieke wet betrekking heeft van een ander departement, het ministerie van Justitie en Veiligheid, die zegt: we hebben hetzelfde doel als deze wet. U mag de VVD verwijten dat wij proberen te voorkomen dat ondernemers te maken krijgen met beleid op beleid, waarbij het ene departement zegt "hier heeft u hetzelfde type regel als van het andere departement", maar dat vinden wij als VVD vaak een compliment.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dan zegt u: Justitie heeft hele goede wetgeving gemaakt ter bescherming van de werknemers. Ik geloof niet dat dat erin zit en dat is nou juist wél de bedoeling van deze wet. Die beschermt de werknemers; dat is het uitgangspunt van deze wet. Ik ben het op dat punt dus niet met u eens. Het gaat erom dat we moeten zorgen dat we een wet creëren die handhaafbaar is. We moeten op basis van de lobbybrieven die we hebben gekregen, niet zelf denken: wij weten wel wat een goede uitzondering is, minister; alstublieft. Ik heb er vandaag volgens mij wel vier of vijf langs horen komen. Ik hoor u zeggen "doe dat niet, maar ík ga het toch doen". Ik begrijp dat niet. "Doe het niet", zegt u eigenlijk min of meer tegen de Kamer, een beetje ministerieel, "maar ík doe het wel, want ik kan dat wél overzien."

De heer Aartsen (VVD):

De minister zorgt ervoor dat wij niet anders kunnen. Dat is natuurlijk het hele punt. Ik zou het fijner hebben gevonden als de minister zelf in zijn eigen afwegingskader invulling had gegeven aan zijn eigen AMvB. Zo dient het hier volgens mij te werken en daar spreek ik het kabinet op aan. Ik ben daar kritisch op, ja.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Hoor ik u dan zeggen dat u dat amendement niet gaat indienen als de minister duiding geeft aan hoe hij die AMvB gaat invullen?

De heer Aartsen (VVD):

Het is wat mij betreft samen uit, samen thuis. Dus óf de minister creëert zelf een inhoudelijk afwegingskader, met daarin de voorbeelden die zijn genoemd … Er is een reden waarom ik dit debat ben gestart zonder amendementen, in tegenstelling tot collega's hier. Ik hoopte dat de minister zou zeggen: ik heb een AMvB om uitzonderingen te regelen; er is dus een reden voor uitzonderingen; dit is mijn afwegingskader en dit voorbeeld past daar wel in en dit voorbeeld niet. Maar het antwoord van daarnet was: dan moet u het bij AMvB regelen, en het enige argument dat telt is 75 plus 1. Ik herhaal dus mijn oproep dat we dat idealiter niet zouden moeten doen, ook omdat het in de wet terechtkomt, wat suboptimaal zou zijn.

De heer Van Kent (SP):

Hier gaat echt iets fout. Dat de wet mogelijkheden geeft om uitzonderingen te maken, betekent niet dat er uitzonderingen gemaakt moeten worden. De VVD probeert hier met een hele slechte wetswijziging de minister te chanteren om door het hoepeltje van de VVD te springen, die hier eigenlijk de lobby van de beveiligingsbranche de Kamer in slingert. Ik vraag het u nu op de man af. Als de minister weigert om te doen wat u wil, laat u dan een amendement in stemming brengen waarvan u weet dat het een slecht voorstel is en dat het ervoor gaat zorgen dat er problemen ontstaan?

De heer Aartsen (VVD):

Ik ben er niet van overtuigd dat er problemen zullen ontstaan, vanwege precies het argument van mevrouw Patijn. Het is niet zo dat je maar kan doen en laten wat je wil op het moment dat je niet onder deze wet valt. Deze wet heeft tot doel om malafide en vluchtig ondernemerschap tegen te gaan. Dat zijn de doelen van de wet. Het fatsoenlijk behandelen van werknemers conform wetgeving ís al wetgeving. Het is een add-on in deze wet: malafiditeit en vluchtig ondernemerschap tegengaan. Dat klopt. En als dat via een ander departement ook al van sectoren wordt geëist of als het, bijvoorbeeld bij bbl, zorgt dat bedrijven uiteindelijk helemaal geen leerwerktrajecten meer gaan doen voor mensen die graag met hun handen willen werken, dan kies ik voor het minst suboptimale als de minister niet beweegt op de amendementen die de uitzonderingen regelen. Dan kies ik voor het steunen van alle amendementen die voorzien in een uitzondering. Dat klopt.

De heer Van Kent (SP):

Nou, de SP gaat tegen al die amendementen stemmen.

De heer Aartsen (VVD):

Dat mag.

De heer Van Kent (SP):

En laten we er niet omheen draaien. U zegt hier zelf: het is slecht als de meerderheid plus één hier bepaalt dat de beveiligingsbranche een uitzondering krijgt.

De heer Aartsen (VVD):

Of andere sectoren.

De heer Van Kent (SP):

Dat zegt u zelf.

De voorzitter:

Dat zegt de heer Aartsen zelf.

De heer Aartsen (VVD):

Of andere sectoren.

De heer Van Kent (SP):

Ik stel mijn vraag nogmaals. De heer Aartsen weet dat wat hij voorstelt een slecht idee is, aangezien deze wet er niet voor niks is en deze wet veel meer doet, ook voor de beveiligingsbranche, dan er nu al geldt aan regels. Dat moet u ook erkennen, want anders had u die uitzonderingen en bijvoorbeeld die waarborgsom hier niet bepleit. Deze wet biedt dus meer zekerheid voor de mensen die daarin werken en is een oplossing voor het probleem met malafide uitzenders in de beveiligingssector. Gaat de heer Aartsen hier dan een voorstel indienen dat dit eronderuit trekt, in een poging om de minister te chanteren? Of trekt de heer Aartsen zijn voorstel in als de minister voet bij stuk houdt?

De heer Aartsen (VVD):

Dit is toch geen chanteren van de minister? De minister maakt een wet. De minister zegt vervolgens: wij vinden dat er uitzonderingen mogelijk moeten zijn op sectoraal niveau. Dat hebben wij niet bedacht, dat heeft de minister bedacht. Het staat in de wet. Dat wil hij graag invullen bij AMvB. Vervolgens vraag ik op basis waarvan hij die AMvB gaat invullen, en zegt de minister: dat ga ik niet bepalen, dat is aan uw Kamer. Dan is inderdaad het enige argument 75 plus 1. Elke fractie bepaalt dat dan voor zichzelf. Ik vind dat een slechte argumentatie, vandaar dat ik al vanaf het begin van dit debat zeg: minister, kom nou zelf met een inhoudelijke invulling van die AMvB, dus met een inhoudelijk afwegingskader. De minister weigert in mijn ogen zijn eigen taak uit te voeren, namelijk het vormgeven van die AMvB. Vervolgens komt de hele Kamer met uitzonderingen, van de topsport tot de sociaalwerkbedrijven en de bbl en noem het maar op. Ik zou het verstandig vinden als de minister zelf een afwegingskader bouwt. Als dat niet het geval is, dan kies ik voor het minst suboptimale. Dat kunt u mij toch niet verwijten?

De voorzitter:

Helder, helder.

De heer Van Kent (SP):

De VVD heeft er blijkbaar zo veel vertrouwen in dat het in de beveiligingsbranche goed gaat, dat ze denkt hier het voorstel te moeten doen om die branche uit te zonderen van deze wet. Ik wil de heer Aartsen nogmaals oproepen om het amendement in te trekken. Hij zegt hier zelf dat het een slecht voorstel is. Hij zegt zelf dat de Kamer dat niet met de helft plus één moet bepalen. Trek het voorstel in en heb vertrouwen in de minister in die zin dat er, als er straks zaken misgaan, gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid die de wet biedt. Want, nogmaals, de mogelijkheid in de wet is niet per definitie een reden om allerlei sectoren te gaan uitzonderen, zoals de heer Aartsen ook zegt, maar die mogelijkheid wordt wel geboden voor het geval dat later nodig mocht zijn.

De heer Aartsen (VVD):

Dit kan wel de geschiedenisboeken in. De Socialistische Partij zegt: vertrouw de minister blind op zijn blauwe ogen en dan komt alles goed in de wereld.

De heer Van Kent (SP):

Nou ja ...

De voorzitter:

Nee, nee, de heer Aartsen.

De heer Aartsen (VVD):

Deze gaan we volgens mij onthouden voor de volgende debatten.

De heer Van Kent (SP):

Een persoonlijk feit, voorzitter. Ik heb niks gezegd over blauwe ogen. Ik heb ook niks ...

De heer Aartsen (VVD):

Ik weet niet of hij blauwe ogen heeft.

De voorzitter:

Heeft de minister blauwe ogen?

De heer Van Kent (SP):

Ik heb ook niks gezegd over blind vertrouwen. Ik heb gezegd dat je die sectoren moet wantrouwen, want daar zitten werkgevers die misbruik maken van werknemers en daarom is deze wet belangrijk. Daarom biedt deze wet mensen bescherming, maar de VVD wil die afpakken.

De voorzitter:

Kort. Een korte reactie.

De heer Aartsen (VVD):

Dat is precies het verschil in wereldbeeld tussen een socialistische partij die wantrouwen en spoken ziet, en een liberale partij van optimisme ...

De voorzitter:

Ja, oké ...

De heer Aartsen (VVD):

... en vertrouwen in de samenleving.

De voorzitter:

Oké, oké, oké, oké, oké. Als ik hier geen einde aan maak, staan we hier vannacht om 01.00 uur nog. Best interessant, hoor! Best leuk, maar misschien zijn er ook andere dingen.

De volgende spreker is de heer Van Kent van de Socialistische Partij.

De heer Van Kent (SP):

Voorzitter. Het vertrouwen van de VVD in al die werkgevers vertaalt zich in krankzinnige uitbuitingssituaties in duizenden malafide uitzendbedrijven. De gevolgen van het loslaten van de handhaving en de regulering van deze sectoren ondervinden we dagelijks. En niet wijzelf, maar al de mensen die worden uitgebuit door de malafide werkgevers die de VVD de hand boven het hoofd houdt.

Dit wetsvoorstel is er immers niet zomaar gekomen. Hier is een hele geschiedenis aan voorafgegaan. Ik heb daar in het begin van het debat ook al uitgebreid bij stilgestaan. Er is geprobeerd om een oplossing te vinden voor een probleem, namelijk het probleem dat er duizenden malafide uitzendbureaus zijn waar geen grip op is.

Wij hadden veel meer gewild. In de eerste termijn hebben we aangegeven dat er wat ons betreft een veel strikter vergunningsstelsel moet komen, met een verplichte storting op een geblokkeerde rekening, waarbij die plicht niet vervalt en het bedrag ook geïndexeerd is. We hebben daar amendementen voor ingediend en we hopen dat die op steun kunnen rekenen. Ook het verplicht inschrijven bij de gemeente moet een taak zijn van werkgevers, maar dat missen wij in dit voorstel, of in ieder geval de handhaving die daarop zou moeten volgen.

De heer Flach (SGP):

Ik ben nog even aan het bijkomen van de mooie discussie over de botsende wereldbeelden van de Socialistische Partij en de VVD.

De voorzitter:

Daar gaat u nog iets aan toevoegen, begrijp ik.

De heer Flach (SGP):

Nou, ik schrok toch wel van de letterlijke tekst van de heer Van Kent. Hij zei: die sectoren moet je wantrouwen. Dat vind ik een heel cynische kijk op sectoren. Die is ook echt beschadigend. Maar we trekken ook weleens samen op.

De heer Van Kent (SP):

Zeker.

De heer Flach (SGP):

Als we naar de sw-bedrijven kijken, dan kun je toch moeilijk zeggen dat je die op één lijn kunt zetten met malafide uitzendbureaus. Je kunt dan toch ook niet zeggen dat het een sector is die je móet wantrouwen? Sterker nog, die moet je koesteren. Zou het ook niet van goed bestuur getuigen — ik denk dat we daar wel een gezamenlijk wereldbeeld onder kunnen krijgen — als je zegt: die sector is dermate goed publiek gecontroleerd door gemeenten en dergelijke, dat we daar met een goed gevoel een uitzondering voor kunnen opnemen in de wet?

De heer Van Kent (SP):

Ik heb het voorstel van, ik geloof, de heer Ceder met interesse bekeken. Ik weet niet of u ook medeindiener bent. Ik kan me dat zo voorstellen. Wij dragen beiden de werkontwikkelbedrijven een zeer warm hart toe. Ik heb er ook veel vertrouwen in dat daar op een goede manier gewerkt wordt. Recent heb ik er een aantal bezocht, dus ik denk dat dat inderdaad een van die uitzonderingen zou kunnen zijn die door de minister gemaakt kan worden op basis van dat wetsartikel; zeker. Maar als je kijkt naar de land- en tuinbouw, de distributiecentra, de slachthuizen, de beveiliging, de transportsector, dan zie je dat in die sectoren door uitzendbureaus bewezen misbruik is gemaakt van mensen, en niet op kleine schaal. Ik vind het stuitend dat de VVD het daarvoor opneemt en uitzonderingen bepleit, waardoor werknemers straks alsnog uitgebuit en de dupe kunnen worden, zonder dat er bijvoorbeeld een waarborgsom is.

De heer Flach (SGP):

We hebben net het interruptiedebat gehoord tussen de heer Ceder en de minister. Het lijkt erop dat dat amendement echt ingediend moet worden om die uitzondering voor de sw-bedrijven ook verankerd te krijgen. Dus ik mag er dan ook op rekenen dat de heer Van Kent dit namens zijn partij zal steunen?

De heer Van Kent (SP):

Dat denk ik wel, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik ook wel even goed wil kijken naar wat daar precies de gevolgen van zijn. Als we een uitzondering maken voor die werkontwikkelbedrijven in Nederland, moet het niet zo zijn dat de VVD vervolgens de kans schoon ziet om er nog een paar sectoren bij te sprokkelen. Dat is wel wat er gebeurd is. Eerst lag er een voorstel voor de sw. Vervolgens zijn er een aantal lobbybrieven verstuurd en daaruit is misschien niet letterlijk geciteerd, maar in ieder geval is de inbreng van verschillende partijen daar wel op geïnspireerd. Dat vind ik onverantwoord, zeker als het om branches gaat waar veel misgaat. Ik vind het ook niet passen bij een partij als de VVD, die ook medeverantwoordelijk is voor dit kabinet.

Voorzitter. Ik gaf net aan dat deze wet wat ons betreft nog veel strikter en strenger had moeten zijn, maar dat de SP toch enthousiast is over deze stap in de goede richting. Wat ons betreft had die al tien jaar geleden gezet moeten worden. Het is ook teleurstellend dat de ingangstermijn van deze wet nog zo lang op zich laat wachten. Maar wij zullen toch zeker voor deze wet stemmen, omdat hij echt een aantal problemen oplost.

Nog een tweetal vragen. De eerste gaat over de vlucht over de grens. De minister heeft in de schriftelijke beantwoording aangegeven dat dit een probleem kan zijn, maar dat wel aan een aantal zaken moet worden voldaan. Maar hoe zit het dan precies met de waarborgsom? Kijk, de vog is duidelijk. Het is ook echt een probleem dat dat niet kan. Maar in hoeverre is het wel mogelijk met de waarborgsom en in hoeverre is daar zicht op? Als die vlucht over de grens plaatsvindt, wil de minister dan ook kijken of er ingegrepen kan worden? Het zou natuurlijk krankzinnig zijn als zich straks net over de grens in België en Duitsland allerlei uitzendbureaus vestigen om van daaruit het werk te doen in plaats van vanuit Nederland, om zo delen van deze wet te omzeilen.

Dan nog een vraag over de SNA-gecertificeerde uitzendbureaus. Daar hebben we ook een schriftelijk antwoord op gekregen. Dat zijn uitzendbureaus die nu een certificaat hebben en die in het nieuwe stelsel soms de eerste jaren niet gecontroleerd hoeven te worden om te kijken of ze voldoen aan het normenkader. De minister zegt dat ze, als er een vermoeden is dat het normenkader niet wordt nagekomen, wel gaan controleren. Dat kan ook een reden zijn om die toelating niet meer te geven, ook al hebben ze een SNA-certificaat.

Nou heb ik een heel concrete vraag. Als een uitzendbureau op grote schaal gebruikmaakt van ontslag op staande voet — bijvoorbeeld 40% van de ontslagen is op staande voet — is dat dan in de ogen van de minister een duidelijk signaal dat het normenkader niet wordt nagekomen? Wordt zo'n bedrijf, ook al hebben ze dat certificaat, wel uit het systeem geknikkerd, omdat zij misbruik maken van werknemers?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan mevrouw Rikkers-Oosterkamp van de fractie van BBB.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Dank u wel. Er staat drie minuten. Moet ik me daar ook aan houden?

De voorzitter:

Nee.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Dan kan ik rustig lezen, dank u wel.

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Voorzitter. In de eerste termijn heeft BBB zorgen geuit over de kosten van de TI, de toelatende instantie. De minister heeft hierop geantwoord dat de oplossing ligt in de transparantie over de opbouw van de kosten, en of die redelijk of niet redelijk zijn. BBB vindt deze transparantie erg noodzakelijk. Alleen op deze wijze werken we toe naar een situatie waarin wij ook aan kostenbeheersing kunnen doen. We moeten kritisch kijken naar wat er wordt gevraagd. Zijn deze middelen daarvoor nodig? Is het doelmatig opgezet? Het is goed om te zien dat de minister hierover transparantie heeft toegezegd. Dat geldt ook voor de leges. De minister heeft gezegd dat er zal worden gezocht naar vormen van benchmarking om de kosten te kunnen vergelijken.

Daarnaast ben ik in de eerste termijn erop ingegaan dat het besluit van de TI blijft staan tijdens de procedure waarin de uitlener bezwaar of beroep aantekent. De minister heeft in zijn eerste termijn aangegeven het met BBB eens te zijn dat ondernemers ook fouten mogen maken. Er is wat BBB betreft dan ook voldoende onderbouwd dat er genoeg tijd is voor ondernemingen om fouten te herstellen, namelijk ongeveer vijf maanden. Een schorsende werking zou die periode kunnen verdubbelen, waarmee kwaadwillende ondernemingen via bezwaar en beroep langer en onnodig op hun plek in de markt kunnen staan, tot wel een jaar. Dat is wat BBB betreft onwenselijk, dus wij zijn heel blij met deze beantwoording.

Daarnaast heb ik de minister gevraagd hoe we ervoor gaan zorgen dat het proces een geoliede machine wordt. Uit de beantwoording van de minister heb ik begrepen dat dit vraagt om zo veel mogelijk capaciteit. Belangrijk hierbij is een goeie harmonie tussen de toelatende instantie en de inspectie-instellingen. Dit moet interpretatieverschillen uit de weg gaan. Inspectie-instellingen moeten op deze manier hetzelfde beeld krijgen van de omvang en de vraagstukken die raken aan het normenkader of aan het inspectieschema.

We hebben gezien dat de minister amendementen ontraadt die uitzonderingen bevatten op de reikwijdte van de wet. Wij willen heel graag wel een uitzondering voor de bbl-trajecten. Hierbij is sprake van leerlingen die vallen onder de Wet educatie en beroepsonderwijs en die tot 21 jaar nog kwalificatieplichtig zijn. Deze leerlingen zijn hard nodig voor onder andere de technieksector. We zullen hiervoor straks een motie indienen. We overwegen nog een amendement mede in te dienen.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik probeer even de uitzondering voor de bbl goed te begrijpen. Gaat dit nu om een uitzendbedrijf dat bbl'ers in dienst heeft en die ter beschikking stelt aan een inlener?

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Het gaat bijvoorbeeld over … In de techniek en in de bouw zijn er jongens en meiden die een dag in de week naar school gaan en die via een uitzendbureau of stichting voor bbl-leerlingen aan het werk gaan bij bouwbedrijven, timmerbedrijven en dat soort dingen. Zo kunnen ze ook bij kleinere bouwbedrijven aan de gang die geen werknemers hebben en dus die hele rompslomp niet hoeven te hebben. Eigenlijk zorgt een uitzendbureau er dan voor dat die jongens en meiden wel gewoon hun stage kunnen volbrengen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dat is werkend leren: vier dagen werken, één dag school. Dat is een bekend construct. In principe gebeurde dat altijd in rechtstreeks dienstverband.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Ja, maar …

De voorzitter:

Mevrouw Patijn is aan het woord.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Nu is ervoor gekozen om dat op sommige plekken in flexconstructies te doen. Sorry dat ik af en toe mijn ervaring bij de vakbond erin gooi. Daar word je achterdochtig van. Dat krijg ik vast nog wel een keer te horen. Een andere keer, hoor ik van de heer Aartsen, niet vandaag. In de kern heb ik daar juist gezien dat in crisistijd de bbl-leerlingen in die uitzendconstructies zo de straat op gegooid worden door de uitzendbureaus die niet deugen. Daar is het toch precies voor bedoeld dat die mensen juist die toets van de Wtta moeten doen? Dan mogen ze bbl-leerlingen uitzenden, maar wel gewoon goed getoetst, volgens de regels. Het kwetsbare van deze groep mensen is dat ze weinig betaald krijgen. Vaak krijgen ze een vergoeding van €600, €700. Er wordt verdiend aan het feit dat zij ter beschikking gesteld worden. Dat is het verdienmodel waarop we handhaven met deze wet, maar vervolgens zeggen we: die groep hoeft er niet onder te vallen. Ik begrijp daar helemaal niets van!

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Dat snap ik. U heeft, denk ik, een ander beeld dan wij. Wij zien juist heel veel goeie bedrijven die dit doen. Ze zetten zoiets echt op vanuit scholen en brancheorganisaties. Die willen wij ook graag beschermen. Daar is geen sprake van een winstoogmerk. Het heeft puur het oogmerk van het opleiden van jongeren.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Oké. Maar als er geen winstoogmerk is en het uitlenen in een sector is, dan is er geen enkel probleem. Dat kan al; die mogelijkheid staat al in de wet. Ik begrijp niet waar die uitzondering dan voor moet zijn. Althans, ik heb de brief ook gelezen. Ik begrijp het wel, want het is ook voor de bedrijven die winst willen maken. Ik heb er bezwaar tegen, vind het moeilijk en hoop dat u er nog eens goed naar wil kijken dat er gezegd wordt: we krijgen een brief en we gaan de bbl'ers uitzonderen. Ik begrijp helemaal niet waarom er bij deze leerlingen, die toch vaak in een kwetsbare positie zitten, niet kritisch bekeken moet worden of men zich netjes aan de regels houdt. Er zijn ook legio uitzendbureaus die zich keurig aan de regels houden, maar die moeten ook allemaal effe door die scan heen. Als ze erdoorheen zijn, kunnen ze daarna prima doorgaan met hun werkzaamheden.

Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):

Ik wil wel even zeggen: dit komt niet omdat wij een brief hebben gekregen. Dit komt omdat wij ook heel veel bedrijven kennen die het wel goed doen. Maar goed, wij dienen hierover dus een motie in.

BBB is voorstander van het periodiek evalueren van de wet. We staan ook positief tegenover het amendement van het lid Flach dat een tussentijdse evaluatie na drie jaar regelt, en vervolgens iedere vijf jaar.

Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 40 van het lid Ergin, waarin staat dat de parlementaire controle op de uitzonderingsbepalingen wordt versterkt. BBB ziet dat dit kan bijdragen aan een evenwichtige en doordachte uitvoering van deze wet.

Tijdens de eerste termijn heb ik mijn zorg al uitgesproken over de verplichting voor de uitleners met betrekking tot de registratie van arbeidskrachten in de BRP. Wij staan dan ook positief tegenover het amendement op stuk nr. 42, waarmee de Kamer de mogelijkheid krijgt om zich uit te spreken over het invoeren van algemene maatregelen van bestuur en een meldplicht voor uitleners. Gezien de impact van de maatregel moet de Kamer hierover goede afwegingen kunnen maken. Dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 46.

Voorzitter. Dan heb ik nog één motie.

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gehad over de Wtta, het langverwachte wetsvoorstel dat volgens mij in beginsel is geboren omdat we misstanden constateerden in sectoren waarin arbeidskrachten worden uitgeleend. Dat maakte dat de Kamer, maar ook het kabinet heeft gezegd dat deze misstanden moeten worden aangepakt. Daarom is er ook een stelsel opgetuigd met dat als doel. Ik vind het ook belangrijk om dat doel voor ogen te houden als we bespreken wat de uitgangspunten zijn, de wetsvoorstellen en de amendementen. De overheid heeft namelijk vaak de neiging om een te grote broek aan te trekken en om het doel uit het oog te verliezen in het proces van het optuigen van iets. Dat is ook de reden dat we de discussie hebben gehad over wat nodig is om ervoor te zorgen dat mensen niet meer worden uitgebuit.

Een van de punten die wij hebben benoemd is dat het belangrijk is om de registratie op orde te hebben. Ik heb net een interruptiedebat gehad met de minister. Wij vinden het ingewikkeld dat er een amendement ligt om dat te regelen en dat de minister eigenlijk, redenerend vanuit de geest van de wet, nog niet hard kan toezeggen dat dit op termijn ook daadwerkelijk zal worden geregeld. Zijn argument is dat het met de wet al zo lang heeft geduurd.

Wij handhaven daarom het amendement, maar vragen de minister nog wel het volgende. Ik heb begrip voor het argument dat we niet willen dat deze wet vertraging oploopt of stukloopt op de uitvoering. Ik vraag hem om aan te geven welke ruimte hij ziet. Dat doen we vaker; volgens mij hebben we dat ook rond de Wet DBA gedaan. Men weet dat dit gedaan moet worden maar men weet tegelijkertijd dat we met schaarste kampen en daardoor ook keuzes moeten maken: kiezen in schaarste.

Ik vraag de minister of we toch een manier kunnen vinden om dit alvast op te nemen in wetgeving en om misschien ook wel te kijken of het later in werking kan treden. Of nee, ik bedoel niet "later in werking kan treden", maar "later gehandhaafd kan worden". Volgens mij is dat niet uniek. Ik zou graag met de minister willen stoeien om te kijken hoe we dat kunnen doen, want ik vind het te kwetsbaar om dit punt niet in de wet te regelen, ook bezien vanuit de geest van de wet.

Voorzitter. Vanuit hier hebben wij ook nagedacht over het uitzonderen. Ja, we vinden dat deze sectoren zo snel mogelijk onder de Wtta moeten vallen, maar over sectoren waarin nooit misstanden hebben plaatsgevonden, zoals sw-bedrijven, zeggen wij het volgende. Voor zover ik weet zijn daar nog nooit misstanden aangetroffen. We weten ook dat de gemeente de wettelijke plicht heeft om ervoor te zorgen dat de boel op orde is. Waarom tuigen we dan ook voor deze sectoren regelingen op waarvan wij weten dat ze alleen maar voor extra werk zorgen voor gebieden en sectoren, terwijl daar eigenlijk geen aanleiding toe is? Ook het argument dat er een waterbedeffect zou zijn zie ik niet en herken ik niet. Daarom handhaaf ik ook het amendement. Ik hoop op steun van de Kamer.

Voorzitter. Tot slot nog een paar moties, allereerst over handhaving gericht op sectoren met misstanden.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Dan een motie over het handhavingskader.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb de naam van de heer Aartsen er nog niet onder kunnen zetten. Misschien kan de griffier mij helpen.

Tot slot, voorzitter. Er is wat discussie geweest over de leges. Ik dien deze motie toch in. Ik hoop eigenlijk dat de minister die gaat overnemen, omdat er ook wel zorgen zijn over de exploderende kosten. De heer Aartsen noemde dat al en ik voel wel met hem mee. Daarom heb ik de volgende motie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Voorzitter. Tot slot wil ik de minister bedanken. We hebben een uitvoerige behandeling gehad. Wij kunnen de Wtta steunen. We hopen natuurlijk wel op steun van de Kamer voor de amendementen die wij hebben ingediend om de wet naar onze mening beter te maken, vooral in de geest van de wet, waardoor het niet te breed is maar ook niet te smal. En ik hoop dat de minister daarmee uit de voeten kan. Ik wens hem en zijn team daar veel succes bij.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Podt, D66.

Mevrouw Podt (D66):

Dank, voorzitter. Nou, dat was een mooi, inhoudelijk debat, dacht ik zo. Ik kan erbij zeggen dat ik ook weleens andere debatten heb in deze zaal. Het ging ook nog eens over een wet die eigenlijk iedereen wil. Dat is ook niet zo gebruikelijk.

Voor ons als D66 geldt dat veel van wat er de komende tijd aankomt hartstikke spannend wordt, of het nou gaat over de invoering, de uitvoering of de handhaving. We hebben hier lang aan gewerkt en we kijken er allemaal vol verwachting naar uit. Ik snap veel van de vragen onder de amendementen die de afgelopen weken zijn ingediend, eigenlijk ook heel goed. Maar ik zei al dat wij heel voorzichtig zijn met uitzonderingen, extra eisen en extra taken. Ik zei het net al: geen kerstboom, maar nu echt snel aan de slag.

Ik heb net even gekeken en wij zullen wel het amendement van DENK over discriminatie bij uitzendbureaus steunen. De beunhazen die zich zo opstellen, horen wat mij betreft echt niet thuis op deze markt. Ik heb ook in mijn vorige rol in de lokale politiek iets te vaak gezien welke gevolgen dat heeft.

We gaan deze week eventjes kauwen op de zorgplichtamendementen. Voor nu heb ik hierover één motie. Die luidt als volgt.

Mevrouw Podt (D66):

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Patijn, GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Mooi dat deze wet er is. Volgens mij zijn we daar in ieder geval allemaal tevreden over. De wet beschermt de uitzendkracht en creëert een gelijk speelveld voor uitzendbureaus en andere uitleners. Ik denk dat het niet onbelangrijk is om ons dat goed te realiseren.

Om te beginnen dienden we een amendement in om de Arbeidsinspectie de bevoegdheid te geven om een verbod op inlenen op te kunnen leggen. De minister heeft aangegeven dat het technisch in ieder geval nog wat scherper zou kunnen. Hij heeft ons toegezegd dat hij dit mee zal nemen in de verkenning. Gezien die toezegging trekken we het amendement op stuk nr. 51 in, maar we komen er later zeker nog een keer op terug.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

We hebben nog een ander amendement ingediend. Dat is het amendement om te handhaven op artikel 8 en artikel 8a van de WAADI, over de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Dat laten we wel staan, ook al is dat ontraden, want het is een manier waarop juist dat gelijke speelveld gecreëerd kan worden. Daardoor kan er door de Arbeidsinspectie vooral ook meer gedaan worden dan alleen maar een rapport opstellen. Dan hebben ze het hele onderzoek al gedaan, maar ze kunnen vervolgens niet optreden. Voor ons is dat dus echt een hele belangrijke.

Dan hebben we de AMvB's die zouden kunnen verschijnen als er een uitzondering zou komen. Dat zijn AMvB's die de minister dan in principe zelf zou moeten opstellen. Daar hebben we het nu heel veel over gehad. Ik zou in ieder geval willen vragen dat als de minister die uitzonderingen zou gaan creëren, we daar voorhang van kunnen krijgen. Nou ben ik altijd heel slecht in de formulering, maar ik hoop dat ik het goed zeg. Ik denk dat ik daarbij de minister zou willen verzoeken om het uitgangspunt te hanteren dat de sector zelf moet aantonen waarom deze een uitzondering moet hebben. Wij moeten niet zelf hier in deze Kamer de uitzondering bedenken, want dat vind ik wel een hele bijzondere.

De heer Aartsen (VVD):

Wij kunnen elkaar vinden in dat laatste, dat scheelt. Mijn vraag gaat nog even over het amendement waar u het net over had. Was dat het amendement op stuk nr. 55? Klopt dat?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Op stuk nr. 51.

De voorzitter:

Op stuk nr. 51.

De heer Aartsen (VVD):

Over de gelijke beloning? Het amendement op stuk nr. 55 van Patijn en Omtzigt?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat denk ik wel. Ik weet het niet helemaal.

De heer Aartsen (VVD):

Dat gaat over gelijke beloning handhaven door de Arbeidsinspectie. Daar had ik nog wel een vraag over. Je kunt daarover inhoudelijk van mening verschillen. Ik denk dat wij dat soms ook doen. Maar de minister geeft heel duidelijk aan in zijn brief: als dit amendement wordt aangenomen, betekent dat dat er capaciteit van de inspectie weg wordt gehaald bij het handhaven op de uitzendsector en op arbeidsmigranten. Is mevrouw Patijn bereid om die consequentie van dit amendement dan ook te dragen?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dit raakt precies de arbeidsmigranten, want de grootste groep die niet gelijk beloond wordt conform artikel 8 en 8a, is juist die van de arbeidsmigranten. Op het moment dat ze het minimumloon nog net wel betaald krijgen — dat wordt nog redelijk vaak geconstateerd — krijgen ze die aanvullende arbeidsvoorwaarden waar ze ook recht op hebben, juist niet. Het zijn ook nog eens de mensen die niet naar de rechter gaan en die de weg niet weten in Nederland om te claimen waar ze recht op hebben. Die krijgen dus die aanvullende rechten, die gelijke beloning waar zij al recht op hebben op basis van artikel 8 en 8a, niet. Wat dat betreft is het een heel belangrijk artikel om te zorgen dat die mensen die wel krijgen en dat het gelijke speelveld gecreëerd wordt.

De heer Aartsen (VVD):

Mevrouw Patijn weet ook dat het tevens heel ingewikkeld is om dat artikel goed te interpreteren door alle cao-kwesties. Het is dus ingewikkeld om dat puur publiekrechtelijk te handhaven, middels de Arbeidsinspectie, in plaats van civielrechtelijk. Ik citeer slechts de brief van de minister. U kunt, nogmaals, inhoudelijk op dit punt van mening verschillen, maar de minister geeft heel duidelijk aan: als dit amendement het haalt, en er komt geen extra geld bij voor de inspectie — we kunnen nog een spelletje doen of dat wel of niet gebeurt, maar laten we er even van uitgaan dat dat niet gebeurt — betekent dat dat er minder wordt gehandhaafd op de uitzendsector. Ik vraag dan nogmaals: is mevrouw Patijn het dat waard?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Het zou het me dat niet waard zijn als het klopte wat u zegt. Maar deze bepalingen, artikel 8 en 8a van de WAADI, gaan juist over uitzendkrachten en gaan juist specifiek over arbeidsmigranten. Dus het controleren van die wetsartikelen zorgt juist voor het handhaven op en het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten. Wat er staat, is: handhaaf nu niet alleen op het minimumloon, maar handhaaf op het feitelijke loon dat mensen hadden moeten krijgen als ze gelijk beloond waren volgens de wet.

De voorzitter:

Prima. U continueert.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dat is de kern. Voor ons is het dus van groot belang dat er goed gehandhaafd wordt.

Afgelopen week kregen we de antwoorden inzake de mogelijkheid om de 45 fte de komende tijd ook in te zetten op lokaal niveau, om ervoor te zorgen dat de gemeentes geholpen worden met de handhaving. Fijn dat dit mogelijk blijkt te zijn. We zijn heel blij dat dit de komende tijd gerealiseerd kan gaan worden.

Ik wil nog een keer het volgende benadrukken tegenover eenieder die uitzonderingen maakt. Ook als wij denken dat alles goed gaat, ook als het vanuit het de gemeentes gebeurt en ook als het door sw-bedrijven gebeurt, hoe vervelend ook, er worden fouten gemaakt door die bedrijven, bewust of onbewust. Er worden manieren bedacht om wetten te ontlopen via constructies. Ik zou zeggen: wees voorzichtig met allerlei amendementen. Maar ik ben niet de minister, dus dat laat ik verder aan de minister. Ik roep de minister in ieder geval op om daar niet aan mee te werken.

Ik wil u ook bedanken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Inge van Dijk van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Ook vanuit ons steun voor het wetsvoorstel. We hebben in de eerste termijn uitgebreid gesproken over onze zorgen over de uitvoering. We hebben de toezegging van de minister om regelmatig over de voortgang van de invoering en over de opzet van de organisatie te rapporteren aan de Kamer. Fijn dat we het op die manier kunnen volgen. De minister geeft aan de Kamer in april te informeren over het tijdpad van inwerkingtreding en de timing van de verschillende onderdelen van het overgangsrecht.

We hebben ook uitgebreid gesproken over de problematiek van de huisvesting. Wij snappen heel goed dat dit oplossingen vraagt buiten de Wtta, maar het is wel een van de grootste zorgen. Vandaar dat wij het nogmaals goed wilden benadrukken.

We hebben het gehad over de oplopende kosten. Dit punt is nog steeds wat onhelder. Het gaat onder meer om de kosten van leges, de doorberekening van de kosten van de op te zetten toelatende instellingen en het oplopen daarvan. De heer Aartsen heeft diverse amendementen ingediend met betrekking tot de leges. We hebben hier sympathie voor vanwege de zorgen over de initiële kosten en over het oplopen ervan. Wij zouden wel iets van een rem willen. Daar zullen we zo meteen een motie over indienen. We snappen namelijk aan de andere kant ook het argument van SZW, maar enkel transparantie lijkt ons in deze fase onvoldoende.

Dan hebben we discussies gehad over de uitzondering op de brede reikwijdte. De minister ontraadt amendementen voor de uitzondering van sociaal werkbedrijven. Er is net nog een amendement binnengekomen over de bbl'ers. Die hebben wij ook benoemd. We hebben er ook over nagedacht en wat ons betreft hoeft het niet zozeer in amendementen gezocht te worden, maar we moeten wel het gevoel hebben dat de minister hier welwillend naar wil kijken. De woorden — ik heb ze opgeschreven — waren vooral "terughoudend" en "kritisch". Ik snap het, maar aan de andere kant, als we zeggen "laten we er niet te veel toeters en bellen aan toevoegen", dan vraagt dat ook iets van de manier van kijken op het moment dat er wel zo'n verzoek gaat komen.

Onze intentie is: nu geen extra toeters en bellen in de wet opnemen. Amendementen tot uitbreiding zullen wij waarschijnlijk minimaal steunen. We moeten eerst maar eens zien of het goed gaat, of we dit goed van de kant geduwd krijgen. We moeten regelmatig evalueren en met een open houding durven bij te sturen als de praktijk erom vraagt.

Ik heb natuurlijk wel twee moties die daar belangrijk voor zijn.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan de tweede motie.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank voor het debat. Dank voor de antwoorden. Wordt vast en zeker vervolgd.

De voorzitter:

De heer Boon, PVV.

De heer Boon (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb de vorige keer verteld over de overlast die de Nederlanders ervaren door arbeidsmigratie. Ik heb ook verteld over mijn eigen overlast die ik ervaren heb. Ik ben toevallig gisteren teruggegaan in die wijk. Het is eigenlijk alleen maar erger geworden. We hebben het hier in deze Kamer vaak over futiliteiten, maar dit is echt een belangrijk onderwerp. Ik ben blij dat ik eigenlijk van links tot rechts de urgentie hoor om dit probleem op te pakken. Dat mag dus ook een keer gezegd worden.

We hebben eerder aangegeven dat de uitzendsector beter gereguleerd moet worden, zodat malafide uitzendbureaus effectief van de markt worden geweerd. De tijd van wegkijken bij misstanden is namelijk dankzij dit kabinet echt voorbij.

De PVV heeft nog wel een paar zorgen, een paar puntjes die we de minister gaan meegeven. We hebben ook de zorg over de vergoeding voor toelating. We zijn benieuwd hoe de minister de amendementen van de VVD gaat appreciëren. Ik hoorde al dat er ook moties over zijn. We kijken er met spanning naar uit.

Verder wil de PVV nogmaals aan de minister vragen of er een mogelijkheid of een geitenpaadje is om de sociale werkontwikkelingsbedrijven toch uit te zonderen. Ik hoor het punt van vele partijen hier. Ik denk dat het een terechte vraag is. Ik wil dus vragen of de minister daar toch nog een keer met een positieve blik naar wil kijken.

Voorzitter, afsluitend. Dit wetsvoorstel is een belangrijke stap, maar de echte uitdaging ligt in de uitvoering. Dat is een zware taak die op de schouders van deze minister komt. De PVV zal hem de volgende tijd positief-kritisch volgen.

Tot zover.

De voorzitter:

De heer Ergin van DENK.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank u wel. We hebben het er twee dagen over gehad, want het is belangrijk dat wij misstanden in Nederland aanpakken en dat we de bedrijven aanpakken die misbruik maken van mensen en hun positie, die ze uitknijpen en die het leven moeilijker voor ze maken. Volgens mij staan wij daar allemaal achter. DENK staat daar in ieder geval zeker achter.

Voorzitter. Even op de inhoud, de punten over de uitzonderingen. Ook DENK heeft een amendement ingediend, gericht op de topsport. Wij steunen ook het amendement over de sociaal werkbedrijven. Want we willen een stevige wet, we willen een wet die mensen helpt, maar tegelijkertijd moet je als medewetgever — en dat is toch onze rol hier — ook nadenken over hoe we invulling geven aan waar deze wet allemaal toe moet leiden. Topsport valt daar wat ons betreft niet onder. Ook de discussie over de bbl-trajecten valt wat ons betreft niet onder de reikwijdte van deze wet.

Voorzitter. Tegelijkertijd gaat deze wet over meer dan alleen mensen die als arbeidsmigrant in Nederland werken. We hebben het heel vaak, en ook terecht heel vaak, over arbeidsmigratie gehad en over de positie van arbeidsmigranten. Maar volgens mij zijn Nederlanders die in Nederland geboren en getogen zijn, de grootste groep mensen die onder deze wet vallen, of in ieder geval mensen die al langer onderdeel uitmaken van onze samenleving. Het zou heel raar zijn als wij, terwijl we een wet hebben die ook over die brede groep gaat, niet ook zouden kijken naar de misstanden die die groep betreffen.

Dat is het punt over discriminatie en daar heb ik een amendement over ingediend. Ik heb tussen de eerste en de tweede termijn goed geluisterd naar de collega's. Daar kwamen twee bezwaarpunten naar voren. Het eerste bezwaarpunt was: geef je met dat amendement niet een te grote positie aan het College voor de Rechten van de Mens? Daarom heb ik dat onderdeel uit het amendement gehaald. Het tweede punt was of je omwille van de zuiverheid niet moet wachten totdat een besluit, een uitspraak van de rechter onherroepelijk is. Ook dat punt heb ik inmiddels uit het amendement gehaald. Nog in de vorige periode hadden we als voorloper op dat amendement een motie ingediend. Ik hoop dat dit amendement na deze wijzigingen er wel in komt.

Tegelijkertijd vind ik het idee om het College voor de Rechten van de Mens meer body, een betere positie te geven wel belangrijk, omdat we weten dat het in de praktijk heel moeilijk is om onherroepelijk een bedrijf te bestraffen voor discriminatie, ondanks de voorbeelden. Ik zou zeggen: doe een mysteryguestonderzoek. Volgens mij heeft het ministerie daar ook een aantal van gedaan. We zagen ook een aantal maatschappelijke organisaties die dat hebben gedaan. Dan zie je dat bedrijven aan discriminatie doen.

Om het tegengaan van discriminatie beter te borgen in de wet heb ik twee moties, die ik nu graag zou willen indienen.

Mijn eerste motie.

De heer Ergin (DENK):

Mijn tweede motie.

De heer Ergin (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Saris, Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Saris (NSC):

Voorzitter. Wij danken de minister voor dit goede en inhoudelijke debat. We zijn blij met het feit dat dit de eerste wet is die de migratie echt beperkt en reguleert en dat die door de Kamer komt. Dit is een verdienste van deze hardwerkende minister, en ik vind dat deze minister een lintje verdient.

Bijna vijftien jaar na het rapport van de commissie-Koopmans, bijna vijf jaar na de commissie-Roemer maken we een belangrijke stap om de grote misstanden bij uitzendbureaus met arbeidsmigranten aan te pakken. Dat is keihard nodig. We wensen de minister veel succes om de wet te implementeren met de nieuwe uitvoeringsorganisatie.

Naar aanleiding van de derde nota van wijziging en de antwoorden van de minister zijn de amendementen op stuk nr. 16 en 28 overbodig geworden. Bij dezen zou ik deze amendementen graag willen intrekken.

Wel hebben wij nog twee amendementen. Eentje heb ik samen met de heer Flach en mevrouw Rikkers ingediend. Het betreft de uitzondering van de bbl op de toelatingsplicht. Ik heb dit amendement pas net ingediend. Ik vraag de minister graag om een schriftelijke appreciatie te geven over de effecten en de uitvoerbaarheid van dit amendement. We handhaven het amendement van Postma over de zorgplicht voor alle werkgevers voor de zorgverzekering.

Verder hebben wij op basis van het debat nog drie moties.

Mevrouw Saris (NSC):

De Achterhoek heeft best nog wel een mooie plek, maar dat heb ik de heer Flach en mevrouw Rikkers-Oosterkamp niet verteld.

Mevrouw Saris (NSC):

De laatste motie.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Even los van het lintje voor de minister zou ik eerder zeggen "het lintje voor de ambtenaren", zeker na alle amendementen van vandaag.

Mevrouw Saris (NSC):

Dat ben ik helemaal met u eens, mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Overigens is het prima als de minister ook een lintje krijgt. Als u dat graag wil, dan moet u dat maar aanvragen. Ik zou het willen hebben over het amendement. Mevrouw Saris diende een amendement in over bbl; daar hebben we het net ook even over gehad. Ik lees in het amendement dat het zo belangrijk is dat er erkende leerbedrijven zijn. Die leerbedrijven zijn natuurlijk vooral de bedrijven waar mensen uiteindelijk werken, dus de materiële werkgever van de leerlingen. Kunt u uitleggen wat nou het verschil is tussen een uitzendkracht die ergens als inpakker op een inpaklijn gaat werken en een bbl'er die door een uitzendbureau uitgeleend wordt aan het bedrijf dat hem gaat opleiden?

Mevrouw Saris (NSC):

Ik zie dit echt als een sector die verantwoordelijkheid neemt om voldoende mensen in bijvoorbeeld de techniek op te leiden. Zij zijn in dienst bij een organisatie en kunnen van daaruit bij diverse werkgevers werkervaring opdoen en daarnaast ook een fatsoenlijk salaris verdienen. Zo zie ik dat dus. Ik heb het zo proberen vorm te geven dat het ook echt voldoet aan de publieke taak en dat het echt gelieerd is aan de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dat is allemaal mooi. Ik ben blij dat mevrouw Saris zegt: ik vind het belangrijk dat dat juridisch goed omschreven is. Maar wat is nou het verschil tussen het uitbesteden van het juridisch werkgeverschap van een gewone werknemer ten opzichte van het uitbesteden van het juridisch werkgeverschap van een bbl'er? Want dat is wat hier gebeurt.

Mevrouw Saris (NSC):

Het lijkt mij gewoon heel goed dat deze specifieke groep, de bbl-leerlingen, vanuit een arbeidscontract de mogelijkheid krijgen om bij verschillende bedrijven werkervaring op te doen. Want ze willen breed werkervaring opdoen. Zo kunnen we ze echt motiveren om bijvoorbeeld in de technieksector te blijven.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Dan vraag ik het nogmaals. Laat ik het anders zeggen. Wat is nou het verschil tussen een werknemer die ervaring gaat opdoen in het leven en via een uitzendbureau op verschillende plekken ervaring opdoet en via dat uitzendbureau, dat gecertificeerd en toegelaten moeten zijn, het minimumloon ervoor betaald krijgt, en het bbl-uitzendbureau, dat precies hetzelfde doet?

Mevrouw Saris (NSC):

Deze bbl-organisaties hebben al jaren hun diensten bewezen — dat is mijn visie — om studenten en scholieren die scholingsplichtig zijn, die een kwalificatie moeten hebben, via deze constructie op een goede manier tot de arbeidsmarkt te laten toetreden. Dit is ook specifiek voor studenten tot 21 jaar.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor geen enkel verschil. Ik begrijp absoluut niet waarom het toelatingsstelsel niet ook gewoon voor deze bedrijven moet gelden.

De heer Van Kent (SP):

Ik heb ook een mbo-opleiding gedaan. Daar wordt hard gewerkt. Zeker als je bijvoorbeeld een horeca-opleiding doet, kan het zijn dat je vier dagen in de week aan het werk bent, dat je via een bbl-constructie wordt uitgezonden naar een horecabedrijf en dat je daar naast iemand werkt van dezelfde leeftijd die daar via een uitzendbureau werkt. Wat is het verschil daartussen?

Mevrouw Saris (NSC):

Ik heb beoogd om deze groep ... Daarom heb ik de minister ook gevraagd: ga dit op een goede manier appreciëren. Want u hoort in mijn bijdrage dat ik ook echt behoefte heb aan een goede analyse van effecten en uitvoerbaarheid. Ik wil jongeren een kans geven. Ik wil de sector daarmee ondersteunen. Ik wil die studenten en scholieren via dit amendement op een goede manier een weg geven naar de arbeidsmarkt.

De heer Van Kent (SP):

Ik heb uw intenties niet in twijfel getrokken, maar ik heb u een vraag gesteld. Die vraag heb ik gesteld met een reden, namelijk dat het best zo zou kunnen zijn dat er bedrijven zijn die hier geld aan verdienen, die leerlingen begeleiden die bbl-opleidingen volgen, en die de Kamerleden hebben benaderd met de vraag: "Goh, dit gaat ons straks geld of tijd kosten. Dat vinden we lastig. Kunnen wij geen uitzondering krijgen?" Misschien dacht mevrouw Saris: aan dat verzoek moet ik tegemoet komen. Maar begrijpt mevrouw Saris goed genoeg dat het beide gaat om het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en dat het verschil tussen iemand die via een horecaopleiding in de horeca werkt en iemand die daar via een uitzendbureau werkt, nul is? Ze verrichten namelijk allebei betaalde arbeid op die plek. Is het dan niet heel gek om hier een uitzondering te bepleiten voor de constructie waarbij leerlingen via een bbl, een beroepsbegeleidende leerweg, worden uitgeleend aan of uitgezonden naar een horecaonderneming?

Mevrouw Saris (NSC):

Ik zie het echt anders dan de heer Van Kent, denk ik. U spitst het toe op de horeca. Ik zie het juist ook in de techniekbranche. Volgens mij vinden wij hier in de Kamer dat allemaal een cruciale sector. Hoe gaan we de jongeren tot 21 jaar op een goede manier begeleiden naar de arbeidsmarkt? In mijn visie zijn de bbl-constructies daar een goede weg voor. Ik denk dat het gewoon heel goed is dat we daar via dit amendement ruimte aan bieden.

De voorzitter:

Helder. Afrondend en kort, meneer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):

Ja, afrondend. Ik vind het wel heel gek. Neem dan de techniek als voorbeeld. Stel dat daar twee jongeren aan het werk zijn, de een via een uitzendbureau, de ander ook via een uitzendbureau, maar die volgt dan een bbl-opleiding. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft krijgt de een straks wel de bescherming van deze wet, en de ander niet. Ik vind het niet uit te leggen.

Mevrouw Saris (NSC):

Volgens mij is dat een statement van de heer Van Kent.

De voorzitter:

De volgende spreker is de heer Flach van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Hij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. We ronden een debat af waarbij het echt gaat om parlementair handwerk. Het gaat namelijk om een wet die we proberen met elkaar zo goed mogelijk te maken. Complimenten aan de minister voor de gedegen wijze waarop hij de vragen van de Kamer beantwoord heeft. Hij geeft er blijk van er duidelijk een eigen visie op te hebben en er ook bewust keuzes in te hebben gemaakt. Dus complimenten daarvoor. Het is een grote wet, met een doel dat de SGP heel belangrijk vindt, namelijk uitbuiting en misstanden tegengaan. Dat is iets wat breed gedeeld wordt in de Kamer.

Toch gaan wij erop kauwen of de wet uiteindelijk in deze vorm ook op onze goedkeuring kan rekenen. Ik denk dat het al wel duidelijk is geworden dat wij op twee punten echt nog wel zorgen hebben.

Het eerste punt is de reikwijdte. Ik snap echt wel de logica van de minister. Ik snap ook dat hij die keuze heeft gemaakt, namelijk "door geen uitzonderingen te maken, zorg ik dat het probleem zich niet verplaatst en dat de wet ook in de uitvoering en handhaving behapbaar blijft". Maar er zit toch wel een samenlevingsvisie onder, die ik wellicht best wel deel met de minister, maar die bij mij tot een andere uitkomst leidt. Je zou eigenlijk naar de samenleving moeten kijken vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. Anders wordt het leven wel heel zwaar. Eigenlijk zeg je nu door deze wet dat je pas deugt als je een certificaat hebt, terwijl je het eigenlijk zou moeten omdraaien: we gaan ervan uit dat u het goed voor elkaar heeft en we pakken de misstanden aan. Door geen enkele uitzondering te maken, zeg je eigenlijk dat alleen de bedrijven die gecertificeerd zijn, deugen.

Dan kom ik bij het tweede punt. Dan lopen we dus ook tegen de kosten aan die daarmee samenhangen. De waarborgsom en allerlei andere kosten die gemaakt moeten worden, tellen bij elkaar op tot 143 miljoen euro. Dat is voor de SGP ook een zeer serieus punt. Wij vinden dat de regeldruk teruggedrongen moet worden. We tuigen hier opnieuw iets op. Daarom is onze benadering ook dat de wet eigenlijk zou moeten uitgaan van vertrouwen en het aanpakken van misstanden, in plaats van andersom. Dat leidt namelijk tot heel veel bureaucratie en heel veel kosten. Dat vinden wij zwaarwegende punten, die wij uiteindelijk zullen meewegen in de beoordeling richting de stemmingen.

Eén motie, voorzitter.

Ik schors tot 21.15 uur. Dan gaan we luisteren naar de minister.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Ik hoop dat we er kort en puntig doorheen kunnen gaan. Het woord is aan hem.

Termijn antwoord

Minister Van Hijum:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden van uw Kamer voor de inbreng in de tweede termijn. Ik denk dat we terug kunnen kijken op een goed debat. Er ligt een wetsvoorstel. Ik heb geprobeerd om u op een aantal punten te overtuigen. Ik heb hier en daar toezeggingen gedaan en we zijn op een aantal punten nader tot elkaar gekomen. U heeft amendementen ingediend, aangepast, ingetrokken, omgezet of gehandhaafd. Op deze manier hoop ik dat we in een constructief debat uiteindelijk tot een wet komen die wat mij betreft zo breed mogelijke steun in deze Kamer verdient. Daar ga ik me ook in deze tweede termijn voor inzetten. Laten we de lintjes reserveren voor de inwoners die zich verdienstelijk maken voor de samenleving, maar ik noteer wel de dank en de waardering richting de mensen van de ambtelijke organisatie die inderdaad al jaren aan dit wetsvoorstel werken.

Zij realiseren zich dat als deze wet de Kamers eenmaal heeft gepasseerd, het eigenlijke werk niet is afgerond maar nog moet beginnen. We zijn immers nog bezig met de opbouw van de toelatende instelling. We zullen de inspectiecapaciteit moeten opbouwen en uitbreiden. De Arbeidsinspectie zal toezicht moeten houden op de naleving van verschillende onderdelen. En wat ook belangrijk is: verschillende bedrijven en sectoren zullen zich uiteindelijk ook zelf conform dit kader moeten gaan gedragen. Ze moeten fatsoenlijk omgaan met hun personeel. In de richting van de heer Flach zeg ik dat ik erop reken dat dat ook vanuit een intrinsieke motivatie gebeurt. We mogen een zeker vertrouwen in de sectoren stellen. Tegelijkertijd moeten we ook eerlijk zijn: de werkelijkheid gaf voldoende aanleiding om de marktordening op dit terrein weer ter hand te nemen. Op een te grote schaal hebben te veel bedrijven de hand gelicht met tal van voorwaarden. Een fatsoenlijke behandeling was niet overal gegarandeerd. Dat brengt helaas bureaucratie en kosten met zich mee, maar dat wegen we hier natuurlijk wel voortdurend met elkaar af.

Ik begin met een aantal hele specifieke vragen die nog zijn gesteld. Daarna kom ik op de waardering van de amendementen en de moties. Om te beginnen hebben de heer Aartsen en mevrouw Van Dijk mij nog een vraag gesteld over het afwegingskader voor de uitzonderingen. Ik begrijp die vragen heel goed. Het gaat hier om de wet en de reikwijdte. Hoe bepaal je wat daarbinnen mogelijk is aan uitzonderingen? Ik zeg nogmaals dat er op dit moment al een afwegingskader is. Ik verwijs expliciet naar paragraaf 3.4.1 van de algemene toelichting op het wetsvoorstel. Dat afwegingskader is er en komt op het volgende neer: men kan gebruikmaken van de uitzonderingsmogelijkheid als de belangen van de sector door de toelatingsplicht onevenredig worden geschaad in verhouding tot de doelen. Bij die belangenafweging worden alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.

Er is gevraagd naar voorbeelden. Een grond kan zijn dat de sector reeds passende waarborgen kent voor de arbeidsvoorwaarden of de rechtspositie van de ter beschikking gestelde arbeidskrachten. Dat geldt ook voor het aandeel van arbeidsmigranten dat in een sector werkzaam is en het aandeel van arbeidskrachten met een loon op of net boven het minimumloon. Tegelijkertijd is het echter niet mogelijk om op voorhand te weten wat al die relevante feiten en omstandigheden nu precies zijn. Daarom is dat kader ook opgenomen in de toelichting op de wet. Het gaat immers om omstandigheden die we nu nog niet goed kunnen voorzien. Om die reden hebben we het niet helemaal dichtgetimmerd.

Er zijn soms argumenten te bedenken waarom bepaalde sectoren uitgezonderd zouden kunnen worden, ook als ze niet aan het afwegingskader voldoen. Die afweging is dan aan de Kamer zelf. Ik heb al aangegeven dat ik bereid ben om voor de stemmingen een brief te sturen over de sectoren die hier genoemd zijn, waarin ik zal beoordelen of die uitzonderingen uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ik zeg ook nog in de richting van de heer Aartsen dat het niet zo is dat ik u heb uitgenodigd om met deze amendementen te komen. Nogmaals, ik zal ze dus ontraden. Maar ik zal u de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van deze amendementen aangeven.

De heer Boon vroeg mij nog specifiek of betaaldvoetbalorganisaties gebruik kunnen maken van de regels voor collegiale uitleen. Daar ben ik gelukkig op een goede manier op ingegaan. Collegiale uitleen is inderdaad geen sluitende oplossing voor het probleem van de spelershuur bij voetbalclubs. De Wtta definieert collegiale uitleen als "ter vergoeding van ten hoogste de loonkosten ter beschikking stellen van de arbeidskrachten", dus "ten hoogste de loonkosten." Dat zal misschien gelden voor sommige vormen van verhuur, maar in de meeste gevallen niet. Clubs kunnen ook een aanvullende som vragen bij spelersverhuur. Dan is de vergoeding hoger dan die loonkosten. Er is dan ook geen sprake van collegiale uitleen. Niettemin zijn hier bij betaaldvoetbalclubs zorgen over. Die hebben zich ook gemeld bij ons. Wij gaan dat gesprek met ze aan. Ik zou wel echt dat gesprek willen afwachten voordat ik verder oordeel over de wenselijkheid van een uitzondering. Daar vind ik het echt te vroeg voor.

Dan vraagt mevrouw Podt nog wat er in de wet zit om sw-bedrijven uit te zonderen van de toelatingsplicht. Een aantal andere fracties vroegen dit overigens ook. Ik heb al aangegeven waarom ik daar in algemene zin terughoudend mee wil zijn. Voor eigenlijk alle voorbeelden die genoemd worden, geldt dat uitzonderingen ontwijkingsroutes creëren voor malafide ondernemers. Die kunnen ten koste gaan van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het stelsel. Nogmaals, ook om die reden zie ik geen argument om af te wijken van dit standpunt voor sw-bedrijven. Ook daar is het immers noodzakelijk om werknemers waar mogelijk te beschermen tegen uitbuiting door malafide partijen. Dat is niet per se overbodig; ook bij sw-bedrijven komt onderbetaling voor. Ik heb ook al eerder aangegeven: als sw-bedrijven netjes de wet naleven, zijn er ook maar zeer beperkte lasten voor die bedrijven. Ik herhaal ook dat het niet zo is dat gevestigde bonafide sw-bedrijven een waarborgsom hoeven te betalen. Dat is dus niet aan de orde.

De heer Aartsen vroeg: is de waarborgsom nodig als er met een verplichte g-rekening wordt gewerkt? De g-rekening dient een ander doel dan financiële zekerheidsstelling. Die is niet geschikt als instrument voor financiële zekerheid. Met een g-rekening kan een inlener zijn aansprakelijkheid voor de loonheffingen en de omzetbelasting die de uitlener verschuldigd is voorkomen. De financiële zekerheidsstelling waarborgt primair dat de uitlener zelf zijn verplichtingen nakomt, in de eerste plaats jegens de arbeidskrachten. Het geld op de g-rekening is niet volledig geblokkeerd. De rekeninghouder — dat is de uitlener in dit geval — kan het geld onder voorwaarden doorstorten naar een andere g-rekening. Die kan gedeblokkeerd worden als aan de fiscale verplichtingen is voldaan. In dat geval is er dus geen zekerheid dat de arbeidskrachten hun vorderingen betaald krijgen. Dan is het dus ook niet zo dat deze daarmee een waarborgsom overbodig maakt.

De heer Van Kent vroeg mij hoe ik ga ingrijpen als door uitzendbureaus een vlucht naar het buitenland plaatsvindt, om vanaf die plek uitzendkrachten in Nederland te gaan uitlenen. Hij vroeg welke rol de waarborgsom daarbij speelt. Uitzendbureaus die uitwijken naar het buitenland moeten alsnog aan dezelfde eisen voldoen als Nederlandse uitzendbureaus, tenminste als zij uitzendkrachten uitlenen aan Nederlandse inleners. Dat geldt ook voor de waarborgsom. Die is gewoon verplicht voor buitenlandse uitzendbureaus. Er zijn natuurlijk wel risico's, met name bij buitenlandse bureaus, omdat de Arbeidsinspectie minder zicht heeft op de praktijk aldaar. Ik zeg u toe dat ik daar bij de monitoring en evaluatie van de wet expliciet aandacht aan zal besteden.

Tot slot, wat de vragen betreft, vroeg de heer Van Kent mij nog of een hoog percentage ontslag op staande voet een indicatie kan zijn dat het normenkader niet wordt nagekomen. Dat is inderdaad zo. Dat kan, maar dan wel met een omweg, althans als het gaat om hoe je ze dan uit het systeem kunt halen. De Arbeidsinspectie, de Belastingdienst en het UWV hebben geen handhavingsbevoegdheid op onterecht ontslag. De juiste toepassing van ontslag op staande voet is ook geen onderdeel van het normenkader in de Wtta, maar we zien dit wel als een indicatie van mogelijk bredere malafiditeit bij een onderneming; die discussie hebben we eerder met elkaar gevoerd. Het UWV heeft daarom de vijftien bedrijfsnamen met de hoogste percentages ontslag op staande voet gedeeld met de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst. Die kunnen dat meenemen als indicator in een risicogericht toezicht op de naleving van de wetgeving. Op basis van de gegevensuitwisseling die de Wtta mogelijk maakt, kunnen de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst vermoedens van malafiditeit delen met de toelatende instantie. Zij zullen dat in voorkomende gevallen ook doen. Dat kan er dan weer toe leiden dat een toelating wordt geweigerd, geschorst of ingetrokken. Op die manier kan het dus wel degelijk een rol spelen.

De laatste vraag, en daarna kom ik echt bij de appreciatie, voorzitter. De heer Ceder vroeg mij nog welke ruimte ik zie om de BRP-registratie nu wel in het normenkader op te nemen maar pas later in werking te laten treden. Ik heb aangegeven dat we vanwege de beheersbaarheid van het toelatingsstelsel de zorgplicht geen onderdeel laten uitmaken van de Wtta. Op dit moment zie ik helaas geen mogelijkheid om dit onderdeel te laten uitmaken van de Wtta; dat is ook onderzocht. Ik maak met de sector afspraken over verbetering. Mocht dit niet tot significante verbetering leiden, dan kijk ik alsnog naar toezicht en handhaving. Dat kan per AMvB. Daar is dus geen wetswijziging voor nodig; dat kan gewoon in de AMvB geregeld worden. Het lijkt me goed om dat in de goede volgorde te doen en niet vooruit te lopen op de werking van die normerende zorgplicht. Bovendien werk ik samen met BZK, mede naar aanleiding van uw signalen en de signalen van gemeenten, aan een breder pakket met andere maatregelen, zoals een aanwezigheidsmelding voor arbeidsmigranten. Ik hoop echt u daarvan te hebben overtuigd.

Voorzitter. Dat zijn de vragen die zijn gesteld. Dan kom ik bij de appreciatie van de amendementen. In algemene zin heb ik de appreciatie van de amendementen vorige week schriftelijk gedeeld met uw Kamer, maar er zijn deze week nog een aantal amendementen ingediend. Daarvan kan ik de appreciatie nog even mondeling meegeven.

Ik begin met het nader gewijzigde amendement op stuk nr. 60 van de leden Ceder en Flach, over het uitzonderen van sociaal werkbedrijven.

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 60.

Minister Van Hijum:

Dat amendement ontraad ik. Ik denk dat ik daarop zojuist voldoende ben ingegaan.

Het amendement op stuk nr. 67, van de leden Saris, Flach en Rikkers-Oosterkamp, over bbl, ontraad ik om dezelfde redenen. Dat amendement gaat ook over een uitzondering, in dit geval voor bbl-bedrijven. Dat ontraad ik dus ook.

Dan de gewijzigde amendementen van het lid Aartsen over het maximeren van de kosten voor uitleners tot drie verschillende bedragen, op de stukken nrs. 62, 63 en 64. De bedragen in de amendementen zijn gebaseerd op de bijlagen in mijn brief van afgelopen januari, waarin scenario's zijn opgenomen. Die scenario's zijn echter op dit moment nog onzeker. Dat heb ik ook toegelicht. Ik vind het ook niet zorgvuldig om op basis van die inschattingen op dit moment harde maximumbedragen in de wet op te nemen. Ik heb ook geschetst welke problemen zich kunnen voordoen in de uitvoering als die kosten nu al gemaximeerd worden. Ik ontraad deze amendementen, maar ik herhaal ook hier de toezegging dat de transparantie in de opbouw van de kosten elk jaar gegeven gaat worden. Ik wijs er ook op dat het de Kamer natuurlijk altijd vrijstaat om, vanuit haar budgetrecht, door te vragen op die kosten en een plafond aan te brengen op het moment dat daar aanleiding voor wordt gezien.

De heer Aartsen (VVD):

Ik ga het toch nog één keer proberen. We begonnen dit wetsvoorstel met een schatting van de kosten, die letterlijk in de memorie van toelichting staat, van €450. Dat was anderhalf jaar geleden. Het meest vergaande van mijn amendementen pakt het zwaarste scenario in de scenarioschets en zet daar een factor 1,5 bovenop. Dan kom je op een vertienvoudiging van het bedrag dat we anderhalf jaar geleden hadden. Een vertienvoudiging. Dat is inclusief de inflatiecorrectie, die daar netjes bovenop komt. Zegt de minister daar dan van: ja, sorry, deze vertienvoudiging van het oorspronkelijke bedrag van anderhalf jaar geleden is dusdanig onzeker dat het hele wetsvoorstel daarmee in de prak komt? Dat kunnen we toch niet menen met elkaar? We kunnen toch niet menen dat een vertienvoudiging van het bedrag een probleem is? Er moet toch ergens een keer een cap komen om die kosten een béétje beheersbaar te maken? En dan is een factor 10 toch niet heel gek?

Minister Van Hijum:

Mijn zorg zit erin dat we in de wet het bedrag verankeren en daarmee aan het plafond een soort richtinggevende of zelfs gelegitimeerde betekenis geven. Ik ben er zeer voor om, met de heer Aartsen en de hele Kamer, kritisch te kijken naar wat de opbouw van de kosten gaat worden. Dat is op dit moment met onzekerheden omgeven. Er is op dit moment een kwartiermakersorganisatie bezig om de organisatie in de steigers te zetten en de kosten verder te onderbouwen, en op dat moment ook een gedegener inschatting te geven van wat het daadwerkelijk met zich meebrengt. Daar kunt u van alles van vinden op het moment dat dat voorligt.

Ik zeg u opnieuw toe dat we daar volstrekt transparant over gaan zijn. U kunt daar vragen over stellen en u kunt zeggen "dit vind ik niet nodig", "dit vind ik overbodig" of "dit riekt naar gouden randjes", maar er moet een basis liggen. En vanaf dat moment is er elk jaar opnieuw een voorstel dat wordt voorgelegd aan de Kamer, aan de hand waarvan de Kamer weer kan beoordelen of het wel of niet terecht is dat de kosten omhooggaan. De Kamer kan dan ook zeggen: waarom is dat nu in vredesnaam hoger dan de inflatie; dat accepteren wij niet. Die rol heeft u als Kamer; dat kan. Ik denk dat u met die transparantie uiteindelijk ook het beste geholpen bent. Ik zal om die reden overigens ook een motie die verderop nog aan de orde komt, wel nadrukkelijk aan het oordeel van de Kamer laten.

De heer Aartsen (VVD):

Je moet toch proberen om dat zelfrijzend bakmeel in te perken? Als we een overheidsorganisatie op afstand van het parlement neerzetten en als die organisatie de factuur mag sturen naar ondernemers, terwijl die ondernemers daar helemaal afhankelijk van zijn — ze kunnen niet anders dan die factuur betalen — dan krijgen we toch een monstermoloch waar we bang voor moeten zijn? Dan is het toch niet gek dat je dat maximeert tot een factor tien van de oorspronkelijke inschatting? De scenario's zijn gemaakt door de kwartiermaker van de minister. Dit is een verdubbeling van dat bedrag. Diezelfde kwartiermaker zei drie weken tegen de minister dat dit het meest realistische scenario was op dat moment. Ik zeg: laten we nou een maximum zetten op de verdubbeling van dat bedrag. Dat moeten we toch met elkaar aandurven? Als de nood echt aan de man is, kan de minister altijd nog terug naar de Kamer om dat overboord te gooien en op een andere manier te regelen. Dat geld kan ook ergens anders vandaan komen als het een groot probleem is. We moeten de ondernemers beschermen tegen een vertienvoudiging van het bedrag, een verdubbeling van de meest realistische schatting.

Minister Van Hijum:

Waar je ondernemers volgens mij het beste mee beschermt, is uiteindelijk een effectieve organisatie die haar werk goed kan doen. We moeten inderdaad scherp blijven op de vraag hoe de kosten zijn opgebouwd en hoe ze zich vanaf dat moment ontwikkelen. Ik daag u en onszelf overigens ook uit om daar vanaf het begin scherp op te blijven. Dat kan het beste aan de hand van het concrete inzicht en dat hebben we pas op het moment dat we de organisatie verder hebben opgebouwd. Dan kunnen we de Kamer ook informeren over waar dat bedrag vandaan komt.

Ik ben helemaal niet uit op een verdubbeling of zo. Hoe scherper we het met elkaar kunnen vaststellen, hoe beter het is. Het gaat echt om het middel, namelijk het op dit moment verankeren van het bedrag in de wet. Daar doen we niet verstandig aan, denk ik. Laten we elkaar echt proberen te vinden in het proces, waarbij we in beeld brengen wat de kosten zijn en hoe we die kunnen beperken. Die rol hebben we ook. In die zin is het niet anders dan bij andere overheidsuitgaven. Het is hetzelfde als bij onze algemene begroting. Uiteindelijk mogen burgers altijd verwachten dat we dingen zo efficiënt mogelijk doen. Daar zitten we hier met elkaar voor.

De voorzitter:

Ik denk dat we naar de moties kunnen.

Minister Van Hijum:

Bijna, want de heer Ergin heeft ook nog een amendement nader gewijzigd. Dat is het amendement over het weigeren, schorsen of intrekken wegens veroordeling voor arbeidsmarktdiscriminatie of verboden onderscheid. Dat is het amendement op stuk nr. 65. Dit amendement is gewijzigd, maar dat verandert niets aan de redenen waarom ik het heb ontraden in mijn eerste termijn. Ik herhaal hier dat we dat probleem moeten aanpakken. Dat debat gaan we met elkaar voeren, maar niet langs deze weg.

Dan, voorzitter, kom ik inderdaad bij de moties.

De voorzitter:

De heer Flach nog.

De heer Flach (SGP):

Vanuit mijn achtergrond weet ik dat de mens van nature geneigd is tot alle kwaad en dat we dus wetgeving nodig hebben om dat te beperken. Tegelijkertijd is het wel goed om in wetgeving uit te gaan van het goede en de misstanden te bestrijden.

Ik sloeg een beetje aan op de opmerking van de minister in de eerste termijn. Hij zei: hoe mooi is het om een certificaat aan de muur te hebben hangen, waarop staat dat je het goed geregeld hebt! Het punt is alleen dat het geen nice to have is. Op het moment dat het gaat gelden, is het een must-have, want anders deug je niet. Dat was de achtergrond van mijn opmerking. Je moet het wel hebben, want anders val je onder de malafide bedrijven. Daar zit een beetje mijn aarzeling bij de reikwijdte. Dat is daarmee rechtgezet, denk ik.

Ik heb een vraag over de schriftelijke appreciatie van het amendement op stuk nr. 37. De minister geeft dat deels oordeel Kamer. Ik ben even op zoek hoe we het amendement zouden kunnen aanpassen. Het gaat over de evaluatie na drie jaar en daarna een periodieke evaluatie om de vijf jaar. De minister zegt: die periodieke evaluatie is prima, maar ik vrees een beetje dat een evaluatie na drie jaar te snel is. De Kamer krijgt dan dus uiteindelijk pas na acht jaar een keer een volledige evaluatie. Daar zit een zekere aarzeling. De minister laat het over aan de Kamer, maar ik zoek even hoe we dat amendement in de ogen van de minister nog iets beter kunnen maken, zodat ook die zorg is weggenomen.

Minister Van Hijum:

Ik kan mij inderdaad herinneren dat we die kanttekening hebben geplaatst, maar ik laat dit amendement echt aan het oordeel van de Kamer. Ik heb daar geen verdere bedenkingen bij. Als de Kamer het wenselijk vindt om na drie jaar een evaluatie te doen, dan is dat wat mij betreft prima.

Ik was wel geïntrigeerd door wat de heer Flach zei. Hij begon ermee dat we sectoren moeten vertrouwen, maar vervolgens zei hij weer dat de mens geneigd is tot alle kwaad en dat we dat dus toch weer met wetgeving moeten beteugelen. Het blijft dus ook een spanningsveld. Dat certificaat is inderdaad het bewijs dat je te vertrouwen bent. Laten we het daar maar even op houden.

De moties. De motie op stuk nr. 66 van mevrouw Rikkers-Oosterkamp, over de uitzondering voor bbl-trajecten, ontraad ik. Ik ga er even van uit dat dit inmiddels voldoende gewisseld is.

De motie op stuk nr. 68 van de heer Ceder geef ik oordeel Kamer. Die gaat over de prioritaire handhaving in sectoren waar misstanden met arbeidsmigranten bekend zijn.

De motie op stuk nr. 69 van de heer Ceder acht ik overbodig. Die vraagt eigenlijk om een brief waarin ik inga op de uitvoerbaarheid van de uitzondering. Maar ik hoop dat ik net heb toegelicht dat ik vind dat het afwegingskader voldoende in de wet staat aangegeven. Op die manier hebben we dat kader ook helder kenbaar gemaakt.

De motie op stuk nr. 70 van de heer Ceder, over het sturen op de leges, geef ik oordeel Kamer. Even, ook in reactie op de discussie die ik net met de heer Aartsen voerde: het moet kostendekkend zijn en blijven. Daar moeten we elkaar scherp op houden. Zo lees ik deze motie, dus die krijgt wat mij betreft oordeel Kamer.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Ceder. Kort.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank voor de appreciatie van de moties op stukken nrs. 68 en 70. Over de motie op stuk nr. 69 zegt de minister dat dit voldoende in de wet is aangegeven. Daar ben ik het dus niet mee eens, en de heer Aartsen overigens ook niet. Stel dat deze motie toch wordt aangenomen, is het dan onmogelijk of onwenselijk dat de minister vervolgens nog gedetailleerder dan in de wet staat duidelijk maakt op grond waarvan uitzonderingen gemaakt worden? Volgens mij kan dat makkelijk, want er zijn nog onbeantwoorde vragen. Het ging vanavond in dit debat juist heel vaak over de vraag wanneer je wel een uitzondering maakt en wanneer niet. Ik constateer dat er nog heel veel vragen zijn waarbij de minister ons kan helpen om een en ander op te helderen. Dit geldt overigens ook voor de vele sectoren waar de vraag leeft of zij hieronder kunnen vallen. Stel dat deze motie aangenomen wordt, ondanks deze appreciatie, wat zou er dan gebeuren? Wat zou er dan misgaan, volgens u?

Minister Van Hijum:

Wat er misgaat? Kijk, om te beginnen voer ik aangenomen moties uit. Ik heb u sowieso toegezegd dat ik nog met een brief kom waarin ik inga op de uitvoerbaarheid en de haalbaarheid van de voorgestelde amendementen met uitzonderingen. Dan zal ik daarin het afwegingskader dat we hebben, nog iets toelichten. Maar nogmaals, ik vind het lastig om op voorhand sectoren aan te wijzen waarvoor die criteria gelden.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat snap ik, maar de vraag is niet om nu sectoren aan te wijzen. We hebben amendementen, maar daar gaat de Kamer over. Het gaat er hier om dat het voor sectoren die niet in de wet opgenomen worden, wel fijn zou zijn als kenbaar wordt gemaakt welke criteria u hanteert. U zegt dat de mogelijkheid in de wet staat, maar het is niet zo gedetailleerd dat wij als Kamer een beeld hebben van wie er wel of niet onder valt. Ik neem aan dat het voor de sectoren zelf ook belangrijk of handig is om te weten of zij eronder vallen. Maar dat geldt ook voor de Kamer. U heeft gemerkt dat de helft van dit debat juist ging over de vraag wanneer je wel of niet een uitzondering toepast. Ik proef dat de minister zegt dat er al voldoende over opgenomen is, terwijl de aard van het debat van de afgelopen uren juist aantoont dat er nog veel meer over te zeggen valt. Daar roept deze motie ook toe op.

Minister Van Hijum:

Ik heb nogmaals toegelicht welk afwegingskader er is en ook toegelicht op basis van welke criteria er tot een weging gekomen wordt. Daar willen we zeer selectief en terughoudend mee omgaan. Die weging zullen we altijd in individuele gevallen moeten maken. Daardoor vind ik het dus lastig om nog specifieker dan wat ik al heb aangegeven, plus datgene wat in de wettekst staat, aan te geven hoe die weging in individuele gevallen gaat uitvallen.

En wat het toevoegen van nadere criteria betreft: volgens mij heb ik de criteria die er zijn, opgesomd. Ik kan nog een keer mijn tekst …

De voorzitter:

We gaan te veel herhalen. De volgende motie.

Minister Van Hijum:

Nogmaals, ik ga in op de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van de amendementen die zijn ingediend. Ik hoop dat dat u in staat stelt om hier een afweging in te maken.

De motie op stuk nr. 71, van mevrouw Podt, moet ik ontraden. Die gaat over het opnemen van de zorgplicht in het normenkader. Ik wijs er nogmaals op dat dat per AMvB al kan. Dat houden we met elkaar in de gaten. Daarvoor is geen wetswijziging nodig. Het lijkt me goed om dat in de juiste volgorde te doen.

De voorzitter:

Dat was de motie op stuk nr. 71. Nu de motie op stuk nr. 72.

Minister Van Hijum:

De motie op stuk nr. 72 geef ik oordeel Kamer. We hebben een afwegingskader. Dat is strikt, selectief en beperkend, met een aantal criteria. Op het moment dat er een sector bij ons komt en zegt dat ze daar graag gebruik van wil maken, kijken we daar natuurlijk welwillend naar. Maar dat betekent niet dat de poorten om daar gebruik van te maken wijdopen staan, zeg ik maar even. Als bijvoorbeeld de sportsector naar ons komt en zegt dat ze voelt dat ze een bepaalde ruimte zou kunnen claimen, dan gaan we dat gesprek uiteraard aan. Dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 73 moet ik ontraden. Die gaat over apart rapporteren over de opbouw van kosten van de toelatings-, ontheffings- en aanwijzingsprocedures. Dat deel kan ik op zichzelf nog wel billijken, maar met name om die kosten enkel automatisch aan te passen vanwege loon- en prijsbijstelling acht ik op dit moment te voorbarig. Dat is wel wat we in dat debat met elkaar zouden moeten wisselen. Dus deze motie moet ik ontraden.

De motie op stuk nr. 74 gaat over hoe we de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens juridisch bindend kunnen maken. Daarvoor geldt dat mensen als het over discriminatie gaat nu ook al naar een civiele rechter kunnen stappen. De civiele rechter kan meteen een oordeel vellen ten aanzien van discriminatie. Dat oordeel van de rechter is bindend. Daar is geen nieuwe wetgeving voor nodig, maar voor het juridisch bindend maken van een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens wel. Het lijkt mij onwenselijk als er op twee manieren een juridisch oordeel geveld wordt over een incident dat discriminatie behelst. Om deze reden moet ik 'm ontraden.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 75, met name omdat de heer Ergin daarin voorstelt om de mysterycalls ook in het toetsingskader, het normenkader, mee te nemen. Dat vind ik geen goed idee. Wat wel kan, is dat de uitzendbureaus worden meegenomen in een onderzoek naar de mysterycalls, wat ik al van plan ben om te gaan doen. Dat onderzoek start op korte termijn en kan ook helpen om meer inzicht te geven in de praktijksituatie. Om die reden moet ik 'm ontraden.

De motie op stuk nr. 76 gaat over de keuze voor vestiging buiten de Randstad. Ik geef deze motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 77 verzoekt om binnen negen maanden te rapporteren of en op welke wijze de g-rekening verplicht kan worden gesteld in het normenkader. Deze motie krijgt ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 78 gaat over de rapportage over in welke mate arbeidsmigranten correct in de BRP staan vermeld. Deze motie kan ik ook oordeel Kamer geven.

Voorzitter. Dat geldt, tot slot, ook voor de motie op stuk nr. 79. Deze motie spreekt eigenlijk opnieuw zorgen uit over administratieve lasten en regeldruk. De motie vraagt om voortdurend te bezien hoe we die voor de bedrijven kunnen verlagen. Ook over die motie laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Prima. Tot zover dit debat. Heeft de minister nog behoefte aan een afsluitend woord? Ik geloof dat de wet teruggaat tot 2007, of zo.

Minister Van Hijum:

Nee, voorzitter. Laat ik herhalen waarmee ik ben begonnen. Ik dank u voor het geduld bij dit debat, maar met name ook de leden voor het goede, inhoudelijke, constructieve debat. Ik hoop oprecht op brede steun. Ik dank ook nogmaals de mensen van de ambtelijke organisatie die eraan hebben meegewerkt. Ik zie uit naar de stemmingen.

De voorzitter:

Heel goed. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid op deze dag, maar ook op de eerste dag dat we erover mochten spreken.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de wet, de amendementen en de moties. Ik sluit de vergadering van 1 april.

Sluiting