[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]
Datum 2025-04-03. Laatste update: 2025-04-08 12:12
Groen van Prinstererzaal
Tussenpublicatie / Ongecorrigeerd

Zeden en (on)veiligheid van vrouwen

Opening

Verslag van een commissiedebat

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 3 april 2025 overleg gevoerd met mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over Zeden en (on)veiligheid van vrouwen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

Pool

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,

Brood

Voorzitter: Pool

Griffier: Meijer

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bruyning, Eerdmans, Krul, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool en Van der Werf,

en mevrouw Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.00 uur.

Zeden en (on)veiligheid van vrouwen

Aan de orde is de behandeling van:

  • de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 11 oktober 2024 inzake beleidsreactie WODC-rapport Langdurig toezicht bij ernstige gewelds- en zedendelinquenten (24587, nr. 975);
  • de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 november 2024 inzake verzamelbrief naar aanleiding van het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen (29279, nr. 916);
  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 december 2024 inzake voortgangsbrief aanpak seksuele delicten (34843, nr. 116);
  • de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 21 januari 2025 inzake beleidsreactie op onderzoek naar controle van digitale gegevensdragers (29270, nr. 160);
  • de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 6 februari 2025 inzake onderzoeksrapport Universiteit Leiden "Inzet van reviews na moord en doodslag in huiselijke kring. Een verkennend onderzoek." (28345, nr. 283).

De voorzitter:

Dames en heren, het is 10.00 uur op 3 april 2025. Dat betekent dat ik graag dit commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen, van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid, open. Allereerst een hartelijk woord van welkom aan onze staatssecretaris. Het is fijn om u weer hier te zien. Een hartelijk woord van welkom aan de vele leden die hier vandaag present zijn; dat is hartstikke mooi. Ik kijk uit naar een mooi, inhoudelijk debat.

We beginnen natuurlijk met de eerste termijn van de Kamer. De Kamerleden hebben drie interrupties. Ik zal niet op de tijd letten, maar als u het enigszins binnen de perken houdt, heeft u meer tijd voor het debat met de staatssecretaris. U heeft vier minuten spreektijd. Mevrouw Van der Werf, wilt u beginnen?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dit kabinet heeft grote beloften gedaan over een veilig Nederland, maar vrouwen merken daar nog veel te weinig van. De basisvoorwaarden voor het garanderen van hun veiligheid zijn niet op orde. Er zijn grote tekorten bij de zedenrecherche, de doorloopnormen voor zedenzaken worden niet gehaald, er zijn te weinig opvangplekken voor vrouwen in nood en de wachttijden bij Veilig Thuis zijn dramatisch.

Als je slachtoffer bent van seksueel geweld en als je besluit om daar een melding van te maken, vergt dat ongelofelijk veel moed. Aan het doen van zo'n aangifte gaat zelfs een interne strijd vooraf. Slachtoffers moeten dan ook kunnen rekenen op een overheid die naast hen staat en doorpakt, maar dat is te weinig het geval. De zedenrecherche loopt vast. Meldingen blijven liggen en slachtoffers worden zo in de steek gelaten. Dat betekent wat voor het vertrouwen in de overheid, maar ook voor de aangiftebereidheid van vrouwen. Ik vraag de staatssecretaris wat er wordt gedaan om de werkdruk bij de zedenrecherche en in de keten te verlagen. Hoe zorgen we voor voldoende en goed opgeleide nieuwe zedenrechercheurs? En moet er niet meer prioriteit aan opsporing van zeden worden gegeven, desnoods ten koste van andere zaken?

Voorzitter. Hetzelfde geldt voor femicide. Dat is een groot en hardnekkig probleem, waarvan de Kamer al meerdere malen heeft gezegd: dit moet snel en stevig worden aangepakt. Het voorstel van collega Becker en mij was dan ook geen suggestie, maar een opdracht: zorg voor een waterdichte 24/7-hulplijn, waarbij niet alleen gebeld maar ook gechat kan worden. Is er al een coƶrdinator tegen huiselijk geweld en kindermishandeling, waar de Kamer met onze motie om heeft gevraagd? En hoe staat het met de versterking van het Centrum Seksueel Geweld naar aanleiding van een motie van Van der Laan, Van der Werf en Michon-Derkzen?

Voorzitter. We zien ook dat de onveiligheid van vrouwen in de onlinewereld steeds meer toeneemt. Waar we offline allemaal regels hebben, is de onlinewereld ƩƩn grote jungle waarin de zogenaamde manosphere steeds zichtbaarder wordt. Influencers zoals Andrew Tate pakken een steeds groter podium met hun gedachtegoed van ongelijkheid. Daarbij worden niet alleen minderwaardigheid van vrouwen maar ook geweld en seksuele onderwerping gepromoot. Jonge kinderen, jonge jongens, kijken en luisteren daarnaar. De serie Adolescence geeft krachtig weer hoever dit kan gaan. Heeft de staatssecretaris zicht op het effect van deze content op de positie van vrouwen in ons land? En welke maatregelen nemen we om dat in te perken?

Ook in de chatrooms en dm's van social media en onlinegames is het voor veel jonge meisjes niet veilig. We maken ons vaak druk om de pedofiel in de bosjes, maar online krijgen kinderen aan de lopende band met dit soort creeps te maken. Wat kan de staatssecretaris betekenen voor kinderen en hun ouders om zichzelf hiervoor weerbaar te maken?

Voorzitter, tot slot. In elke basisschoolklas zitten gemiddeld twee kinderen die te maken hebben met seksueel misbruik. Door kinderen te leren wat normaal is en vooral wat niet normaal is, kunnen zij leren wat hun grenzen zijn, hoe zij die moeten aangeven en hoe zij de grenzen van anderen kunnen respecteren. De Week van de Lentekriebels speelt daarbij een onmisbare rol. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat deze Week van de Lentekriebels zonder hinder voorlichting kan geven?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u hartelijk voor uw inbreng. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het is absurd dat vrouwen zich soms niet veilig kunnen voelen op straat of in een parkje. Het is krankzinnig dat sommige mannen hun handen niet thuis kunnen houden. Het is zorgwekkend dat zo veel jongeren gegrepen worden door theorieƫn of culturen waarin vrouwen minderwaardig zijn. Vrouwonvriendelijkheid of zelfs vrouwenhaat komt voor bij zowel extreemrechts als in streng religieuze kringen. Klopt het dat dit erger wordt? Hoe zorgelijk vindt de staatssecretaris dit? Wat denkt de staatssecretaris dat we hieraan kunnen doen? Mag ik daarop een uitgebreide reactie?

Volgens mij begint het bij het stellen van normen en, waar nodig, bij beïnvloeding. Het begint met onze jeugd. Ik heb het over het bijbrengen van een normaal mensbeeld en over het normaliseren van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Dat lijkt mij extreem belangrijk. Is de staatssecretaris bereid om hierop terug te komen en de ideeën van onder andere expertisecentrum Rutgers hierbij te betrekken?

We hebben nu een nieuwe zedenwet. Daar werd veel van verwacht, maar de zaken liggen vooral op de plank, omdat er te weinig capaciteit is. Dat was toch niet de bedoeling? Dat was toch ook niet wat beloofd was? Hoe gaan de bezuinigingen op de gemeentes, die bijvoorbeeld ook effect hebben op de boa's, hierbij helpen? Ik denk van niet.

In datzelfde verband wil ik ook graag een reactie op onze aangenomen motie die vraagt om te onderzoeken wat voor de vrouwenopvang de gevolgen zijn van de verlaging van de budgetten voor de gemeentes.

We hebben ook een zorgelijke brief gekregen van Valente over te weinig veilige opvangplaatsen. Tegenwoordig worden slachtoffers zelfs in hotels ondergebracht. Dat is totaal niet passend en zelfs onveilig. Graag een reactie op het voorstel voor extra landelijke opvangplaatsen. Er zouden 150 plekken nodig zijn, voor ongeveer 12 miljoen euro. Dat is niet niks, maar ik vraag de staatssecretaris zich ervoor in te zetten om dit bij de Voorjaarsnota beschikbaar te maken.

Ook voor online seksueel geweld … Daar kom ik zo op terug.

De voorzitter:

Ja, want er is eerst een vraag voor u van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik vind het punt van de heer Van Nispen heel terecht. Ik heb ook de brief gezien waar de heer Van Nispen op doelt. Ik vind het zelf ingewikkeld om ook de hele organisatie en financiering van opvangplekken te doorgronden. Is de heer Van Nispen dat met mij eens? Sommige zijn landelijk en sommige zijn decentraal, vanuit gemeenten. Heeft de heer Van Nispen — dat vraag ik uit oprechte interesse — scherp in beeld of we landelijk, in totaal, inzicht hebben in het aantal plekken en of die verdeling goed is voor de behoeften bij de verschillende gemeenten?

De heer Van Nispen (SP):

Ik zou hier een heel politiek antwoord op kunnen geven, maar dat doe ik niet, want ik waardeer de oprechte interesse. Dit is inderdaad ingewikkeld. Volgens mij zijn er financieringsstromen die gaan naar de zorg en gemeentes. Volgens mij is er zelfs een discussie tussen het Rijk en gemeentes over de vraag of gemeentes wel voldoende hebben gedaan met het geld dat zij hebben gekregen voor opvang en of daar wel opvangplekken zijn gemaakt of dat daar andere dingen van zijn gedaan. Dat is ontzettend irritant. Ik vrees ook dat wij dat vandaag niet gaan oplossen. Ik weet dus ook niet wie er gelijk heeft.

Maar wat in ieder geval niet mag gebeuren, is dat we na vandaag zeggen "het Rijk en de gemeentes wijzen naar elkaar" en dat de vrouwen de dupe zijn, alsof die daar iets aan kunnen doen. Als nu blijkt, en volgens mij is dat onweerlegbaar, dat er om en nabij de 150 plekken gemist worden — volgens mij zijn dat 30 crisisopvangplekken en 120 reguliere opvangplekken — vind ik in ieder geval je dat nu niet bij de gemeentes neer moet leggen, wetende dat er in een andere zaal op dit moment een debat bezig is over de bezuinigingen op de gemeentes voor de volgende jaren. Ik hoor straks graag hoe mevrouw Michon-Derkzen en anderen denken over het voorstel waar ik voorstander van zou zijn, namelijk om een landelijk budget beschikbaar te stellen voor de plekken. Volgens Valente zou het gaan om 12 miljoen euro. Ik denk dat die plekken dan ook landelijk nodig zijn. 150 plekken verdelen over 400 gemeentes lijkt me ook niet effectief. Dan weet je ook niet precies waar die het meeste nodig zijn. Dat is misschien niet kort, maar wel het antwoord op deze vraag.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zou heel erg hopen dat we dit wƩl politiek maken in die zin dat wij allemaal vinden dat het geregeld moet worden en dat niet allerlei organisatorische en bureaucratische ellende en financieringsstromen de hoofdmoot voeren, terwijl die plekken er niet zijn en iedereen het erover eens is dat die er moeten komen. Ik zou het dus heel mooi vinden als we hierin na vandaag samen op kunnen trekken. Dat is geen vraag, maar vanuit mijn kant ben ik daar in ieder geval van harte toe bereid.

De voorzitter:

Hartstikke mooi. Gaat u verder.

De heer Van Nispen (SP):

Mag ik hier toch nog op reageren?

De voorzitter:

Jazeker.

De heer Van Nispen (SP):

Ik waardeer dit zeer. Volgens mij moet er een oplossing komen. Het punt is inderdaad wel dat het niet opgelost gaat worden als we dit nog ƩƩn keer vriendelijk aan de gemeentes vragen en tegelijkertijd fors bezuinigen op de gemeentes. Volgens mij moet het nu dus landelijk gebeuren en is er landelijk overzicht van waar die plekken nu het hardst nodig zijn. Ik ben er echt voor om dit nu landelijk te gaan regelen, want het betreft die specifieke uitkeringen die voor allerlei doelen aan gemeentes werden besteed. We weten het ook van de brandweer, mevrouw Michon-Derkzen. Daar wordt dan ook op gekort. Dan is ook de discussie dat gemeentes dat weer moet verantwoorden: hebben we het geld wel aan de juiste zaken besteed? Volgens mij kom je daar nu niet uit en moeten we dat nu ook niet doen. Dus laten we dit nu inderdaad landelijk oppakken. Ik waardeer die steun.

De voorzitter:

Gaat u verder. U heeft nog zo'n tweeƫnhalve minuut.

De heer Van Nispen (SP):

Voor bestrijding van online seksueel geweld is er te weinig capaciteit en aandacht. Uitkleedapps, deepfakebeelden, maar ook het zonder toestemming plaatsen van echte naaktbeelden: het is echt een groeiend probleem met enorme gevolgen voor de slachtoffers. Vrouwelijke Kamerleden zijn bijvoorbeeld al heel lang slachtoffer van deepfakepornobeelden en vele andere niet-Kamerleden zijn dat natuurlijk ook. Precies hierom vraagt de SP al heel lang om een landelijke laagdrempelige voorziening waar slachtoffers terechtkunnen. Onze aangenomen motie verzocht om ƩƩn punt waar je hulp en steun kunt krijgen, ook voor verwijdering van die beelden en voor de opsporing van het strafbare feit. Alles onder ƩƩn dak, dat was het idee. Daar is niet voor gekozen, maar het zou wel goed opgepakt worden. Dat gebeurt nu niet. Ja, het melden gaat goed. Dat kan bij Offlimits. Maar vervolgens zijn we op de ondergefinancierde Autoriteit Persoonsgegevens en de onderbemenste politie aangewezen voor het strafrechtelijke traject en het verwijderen van de beelden. Daarvan toont een recent rapport heel duidelijk aan dat het helemaal niet goed gaat. Als Offlimits een verwijderverzoek doet dat niet wordt opgevolgd door het onlineplatform, gebeurt er namelijk niets. De politie onderneemt geen actie en bij de AP duurt het te lang. Niemand doet wat. Voor kinderporno is het beter geregeld. Daarvoor hebben we de ATKM, de autoriteit. Moeten we er niet over nadenken of dat mandaat uitgebreid moet worden naar andere vormen van seksueel geweld, zoals het zonder toestemming plaatsen van volwassen naaktbeelden zonder toestemming, zodat onrechtmatig materiaal in ieder geval razendsnel verwijderd wordt? Graag zou ik een reactie willen op alle aanbevelingen uit het rapport Online seksueel geweld. Die aanbevelingen waren: intensiveer de samenwerking en maak gebruik van het voorwerk van Offlimits, prioriteer, zorg voor voldoende budget, organiseer een periodiek overleg et cetera.

Dan mijn laatste punt, voorzitter. Ik heb de vorige keer uitgebreid gesproken over de aanpak van stalking, dat dringend, obsessief en ronduit gevaarlijk kan zijn, en van femicide, de moord op een vrouw vanwege het vrouw-zijn. Ik weet zeker dat velen daar nog over zullen gaan spreken. Daar ga ik me op voorhand bij aansluiten. De handhaving van contactverboden bij stalking is op papier goed geregeld, maar hoe gaat dat nou in de praktijk? Wordt een schending van een contactverbod altijd beoordeeld? Hoe vaak worden er eigenlijk enkelbanden opgelegd om dit soort verboden te handhaven? Graag een reactie.

Waarom is de wet voor de strafbaarstelling van psychisch geweld vertraagd? Daar ben ik echt teleurgesteld over. Daar zou voortgang op gemaakt worden. Graag een verklaring daarvoor.

Tot slot, voorzitter. Hoe staat het met de motie-Temmink/Mutluer, die oproept om slachtoffers te beschermen tegen geweld in gezags- en omgangszaken?

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. U heeft nog een vraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik wil nog even ingaan op het recente rapport over online seksueel geweld. Ook voor ons is het heel belangrijk dat dat rapport wordt omarmd en dat die beelden gewoon offline worden gehaald. We moeten dus een stokje hebben om ervoor te zorgen dat de partijen die niet willen meewerken, toch meewerken. We hebben recent een debat aangevraagd over dit onderwerp. Dat heeft een meerderheid gekregen. Ik hoor mijn collega zeggen: ga daar uitgebreid op in. Dus ik ben benieuwd wat de heer Van Nispen hiervan vindt. Voor de korte termijn denk ik dat we dit zo snel mogelijk geregeld willen hebben, maar er moeten waarschijnlijk ook dingen gebeuren voor de lange termijn. Het lijkt mij in ieder geval verstandig dat het debat daarover zo snel mogelijk wordt ingepland, zodat we dit met de staatssecretaris uitgebreid kunnen bespreken. Vindt u dat ook?

De heer Van Nispen (SP):

Ja, dat vind ik ook. Maar ik zou bijna zeggen: nu we er toch zijn … Kijk, we zijn nu in debat met de staatssecretaris. Dus ik vind het heel goed om daar in de plenaire zaal ook nog een keer over te spreken, maar ik zou het misschien nog wel mooier vinden als de staatssecretaris vandaag zegt: wat een goed rapport; die aanbevelingen liggen inderdaad zo voor de hand dat we die gaan overnemen. Ik haal er even eentje uit. Ik sprak net over dat meldpunt Offlimits. Het melden gaat goed; er komen goede meldingen binnen. Dat heette voorheen het Meldpunt Kinderporno. Wat gebeurt er dan? Bij de politie en de AP gebeurt er vervolgens te weinig mee. Een van de vijf aanbevelingen is dan ook: maak nou gebruik van het voorwerk dat Offlimits al gedaan heeft en zorg dat er ook een periodiek overleg is, zodat de instanties die er zijn de krachten gaan bundelen en slachtoffers niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dat is dus een van de voorbeelden, maar het gaat ook om voldoende budget en voldoende prioritering. Ik doe hiermee denk ik helemaal niemand bij de politie en de AP tekort, want die hebben dus te weinig mensen en te weinig financiĆ«n. Juist dan moet je dat natuurlijk oplossen, maar voor de korte termijn kun je wel zorgen voor betere samenwerking en zo'n periodiek overleg, zodat je zaken niet dubbel hoeft te doen. Ik denk dat dat een gedeelde inzet van ons allen kan zijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar de inbreng van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. De afgelopen maanden is er keihard gewerkt om het onderwerp femicide te laten vliegen, niet in de laatste plaats door deze staatssecretaris. Er ligt een plan, er liggen aanvullende ideeĆ«n en er is ons voorstel van 10 miljoen. Ik moet zeggen dat het energie en moed geeft, maar ook de wil om verder te gaan dan we nu zijn, met als doel het aantal femicides drastisch terug te brengen. Maar we zijn er nog niet. Femicide vraagt om een strafrechtelijke aanpak. Dat is zorg, maar gaat ook over emancipatie en opvoeding. Die is nu versnipperd, ook op lokaal en landelijk niveau. Daarom vind ik dat wij iemand nodig hebben die ons allemaal, en de autoriteiten die ermee te maken hebben, plus de ministeries — we hebben er drie — in de gaten houdt. Op grond van de Europese Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld moeten de lidstaten nu al een autoriteit aanwijzen of oprichten die verantwoordelijk wordt voor de coƶrdinatie en de uitvoering van die richtlijn. Wij kennen al de Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Die moet zorgen voor bewustwording en voor een cultuurverandering. Die moet als ons boegbeeld en aanjager ook voor verandering gaan zorgen. Ik denk dat wij zo iemand ook nodig hebben voor femicide. Dus wat mij betreft komt er een regeringscommissaris gendergelateerd geweld en femicide. Dat noemen we dan maar de "regeringscommissaris-plus", zoals we die nu kennen. Het mandaat van de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag loopt namelijk per 2027 af. Dus pak dat op en breid dat uit.

Dat is in mijn beleving wel iets anders dan een expertisecentrum Veilig Thuis, waar de staatssecretaris over schrijft, want ik vraag mij überhaupt af of je dit expertisecentrum onder het landelijke Veilig Thuis moet gaan plaatsen. Sommige vrouwen vermijden die plek namelijk, hoe goed het werk ook is dat Veilig Thuis doet. We weten ook dat Veilig Thuis te kampen heeft met enorme wachtlijsten. We weten dat ze afhankelijk zijn van gemeenten en hun financiering. Met het ravijnjaar in het vooruitzicht ben ik bang dat dit ten koste zal gaan van het werk dat ze zullen doen. Dus ik vind dat niet verstandig. Graag een reactie van de staatssecretaris daarop.

Dan pak ik nog drie punten: de strafrechtelijke aanpak, opvoeding en zorg. Wat betreft de strafrechtelijke aanpak wil ook ik dat de wet voor de strafbaarstelling van pychisch geweld, waar we keihard voor hebben geknokt, zo snel mogelijk naar de Kamer komt. Dat is dus meer dan de contouren die ik in de zomer verwacht. Dat moet gewoon eerder naar de Kamer. Ik wil nog verder gaan, gelet op de strafmaat. We herinneren ons de dood van Hümeyra nog, waardoor we doodslag op 25 jaar hebben gezet. Maar dat is voor mij ... Ik zie het meer als een statement, want femicide wordt vaak voorafgegaan door een aantal andere misdrijven. Het doden van een vrouw na een reeks van bedreigingen of mishandelingen hoeft dan weliswaar niet per se met voorbedachten rade te zijn gepleegd, wat het onderscheidend criterium is bij moord, maar ik vind het wel net zo strafwaardig als moord. Dus zou de strafmaat voor moord bij femicide niet ook maximaal kunnen zijn? Dat geldt overigens ook voor familiaire doding. Ik pleit dus voor levenslang. Ik wil van de staatssecretaris horen hoe ze hiertegen aankijkt, want ik weet dat ze in België die strafverzwarende omstandigheden wél meenemen en femicide dus echt als moord beschouwen.

Dan stalking. In mijn initiatiefnota en overigens ook eerder bij motie hebben we gevraagd om stalking niet meer als een klachtdelict te zien. Ik wil van de staatssecretaris weten wanneer dat is geregeld. Als het gaat om de opsporing van stalking zie ik hele mooie voorbeelden, zoals in Rotterdam, waar ze nu met een rechercheteam aan de slag zijn gegaan. Ik begrijp dat dat onwijs goede resultaten heeft opgeleverd, want ze zijn dan als rechercheteam verantwoordelijk voor de opsporingsonderzoeken van hoogrisico-stalkingszaken en complexe huiselijkgeweldszaken. Wat mij betreft gaan we dat uitrollen.

Wat betreft de zorg maak ik me enorme zorgen over een veilige opvang van vrouwen. Daar heb je 12 miljoen voor nodig. Zonder veilige opvang ben je nergens, dus dat moet geregeld worden.

Tot slot de opvoeding. Belleman zei het mooi: een femicideaanpak begint bij de opvoeding. Daar ben ik het volledig mee eens. Lees het rapport om te zien welke drek er online wordt geplaatst. De Netflix-serie over incels laat zien wat dat met jeugdigen doet. Dat moet je op scholen laten zien; daar moet je het over hebben. Dat vraagt dus echt om veel meer. Doe het samen, staatssecretaris, en zorg ervoor dat die regeringscommissaris om dit te coƶrdineren, er komt.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Bruyning.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Dank, voorzitter. Ze stond vanochtend nog in de keuken. Ze bracht haar kinderen naar school. Ze dacht: nog even volhouden. Acht dagen later is ze een statistiek. Niet uit het niets, niet uit woede, maar omdat ze vrouw is; omdat controledrang en dreiging langzaam haar leven hebben overgenomen, en niemand op tijd ingreep. En toch noemen we dat vaak "doodslag", alsof het niet allang begonnen was. Wanneer gaan we de waarheid onder ogen zien? Volgens Eurostat en het WODC behoort Nederland tot de Europese top als het gaat om femicide binnen de relationele sfeer. In 2023 werd maar liefst 80% van de vrouwelijke moordslachtoffers gedood door een ex-partner, een partner of een familielid. Dat is een van de hoogste percentages in Europa. Toch zien we in de rechtszaal keer op keer hetzelfde patroon. Moord wordt doodslag, want er was geen voorbedachten rade, terwijl de escalatie vaak al maanden of jaren gaande was: controle, stalking, bedreiging, isolatie. Alles wijst op voorbereiding, maar het systeem lijkt blind voor het patroon. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is dan ook waarom femicide in de praktijk zo vaak wordt gekwalificeerd als doodslag. Wat is nodig om dat patroon te doorbreken?

Voorzitter. Om een voorzetje te geven, doe ik een concreet voorstel. Kan het kabinet in het ontwerp van de wet over de strafbaarstelling van psychisch geweld onderzoek doen naar het volgende? Kan het kabinet er expliciet in meenemen dat bij femicide, wanneer er sprake is van een voorafgaand patroon van controle, dreiging en psychisch geweld, voorbedachten rade aannemelijk wordt geacht? Er zijn immers internationale studies en Nederlandse praktijkervaringen die laten zien dat er in bijna alle gevallen van femicide tien kenmerkende waarschuwingssignalen zijn. Deze stappen vormen een escalerend patroon van controle, intimidatie en dreiging, vaak over langere tijd. Dit zou niet alleen recht doen aan de werkelijkheid van slachtoffers maar ook zorgen voor betere strafrechtelijke kwalificatie en bescherming. De controle hoeft niet altijd fysiek te zijn. Intieme terreur is vaak psychologisch en die gaat gewoon door, ook na aangifte en ook na een scheiding.

Dat brengt me bij het volgende punt: de dunne lijn tussen familierecht en strafrecht. Vrouwen die aangifte doen van huiselijk geweld, zien vervolgens dat hun ex toch omgangsrecht krijgt met de kinderen. Er is geen veilige afstand, geen erkenning van het geweld en voor de dader is dit een verlengde route om te blijven controleren. Deelt de staatssecretaris de zorg dat het familierecht structureel tekortschiet in de bescherming van vrouwen en kinderen in geweldssituaties? En wordt dit meegewogen bij het ontwerp van het wetsvoorstel?

Voorzitter. De Europese Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld is er. Die legt de lat hoog, en terecht. Maar waarom zouden we wachten? Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: welke elementen uit deze richtlijn kunnen we nu al vervroegd nationaal implementeren, bijvoorbeeld via een initiatiefwet of beleidsaanpassing? Denk bijvoorbeeld aan de verplichte risicoanalyse bij elke melding van partnergeweld.

Dan Veilig Thuis. Er is geen ander meldpunt. Ze zijn cruciaal, maar het systeem hapert. Denk aan wachttijden, onbereikbaarheid en een wisselende kwaliteit. We horen van slachtoffers dat ze de moed verliezen omdat er simpelweg niemand opneemt. De staatssecretaris heeft in haar brief aangegeven te willen investeren in een 24/7 bereikbare chatfunctie, AI-gestuurde risicoprioritering en een landelijke normering van wachttijden bij Veilig Thuis. Maar mijn vraag is wat de staatssecretaris concreet nodig heeft van het ministerie van VWS, financieel, bestuurlijk of wetgevend, om dit daadwerkelijk van de grond te krijgen. En wanneer kunnen wij de eerste stappen verwachten?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u hartelijk. De heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Om te beginnen complimenten van JA21 aan de staatssecretaris voor het op de agenda houden en zetten van het thema onveiligheid voor vrouwen. Dat is ook een compliment aan collega's. Ik heb de indruk dat het nog nooit zo hoog op de agenda heeft gestaan als nu. Ik noem collega Mutluer en haar amendement, het vrijspelen van miljoenen en de motie-Van der Werf/Michon-Derkzen. Er is echt heel veel gedaan, en dat is heel erg goed en belangrijk. Ook complimenten voor iemand als Saskia Belleman. Over lintjes gesproken: die vrouw heeft, denk ik, echt heel veel betekend voor dit thema. Ze is ook een drievoudig prijswinnares. Dan gaat het om allerlei gebieden, maar zeker ook op dit punt. Er is een expertisepunt en we hebben Veilig Thuis. Het moet allemaal toegankelijk en bereikbaarder, maar ik denk dat we echt heel veel goede dingen doen. Dat is belangrijk voor slachtoffers en nabestaanden op dit thema. Dus ga zo door!

Voorzitter. Wat volgens mij wel belangrijk is in de aanpak, zijn twee dingen: het capaciteitstekort waarmee we te kampen hebben, ook bij zeden, en aangiftebereidheid onder vrouwen en meisjes. Ondanks het gegeven dat slechts 11,5% procent van de slachtoffers melding maakt van een seksueel delict, zien we dat het aantal nog steeds toeneemt. Wij zien weinig aangiften, maar toch zijn er steeds meer meldingen. Ik zie dus heel graag een reactie van de staatssecretaris als het gaat om de capaciteit en de aangiftebereidheid bij de politie en het OM.

Ik herinner mij een motie van mijzelf van 12 november vorig jaar, die unaniem is aangenomen, om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden om meer slachtofferofficieren aan te stellen. In Rotterdam hebben we er ƩƩn. Dat is, denk ik, hartstikke goed in dit verband.

Voorzitter. Ten tweede kom ik op de CBS-cijfers over het gevoel van onveiligheid van vrouwen. Uit de CBS-cijfers blijkt dat bijna de helft van het aantal vrouwen zich weleens onveilig voelt. Ik denk heel eerlijk gezegd dat het 100% is. Ik ken geen vrouw die zich niet weleens onveilig voelt. Dan bedoel ik niet ƩƩn keer per jaar, maar echt vaak. Dat kan gaan om joggen in het bos, maar dat kan ook heel simpel gaan om situaties in het ov of op straat. Ik vind dat ernstig. Ik heb daar ook niet direct een antwoord op en weet ook niet te zeggen: dĆ­t laten wij na. Pointer deed daar onderzoek naar. Met name het ov wordt als zeer onprettig ervaren. Maar liefst 91% van de vrouwen — dat is dus echt bijna 100% — voelt zich onveilig op trein-, metro- en busstations. Dat geldt ook, zij het wel in mindere mate, voor parken en bossen. Daar hebben we dus echt nog wel een heleboel te doen. Heel vaak valt de term "vermijdingsgedrag". Dat zien we ook bij straatintimidatie. Als vrouw lopen we toch maar een andere route of kleden we ons anders. Dat blijft heel ernstig.

Voorzitter. 1,7 miljoen mensen — dat staat in de brief, maar ik denk dat het voornamelijk vrouwen zijn — van 16 jaar en ouder ervaren staatintimidatie zoals naroepen en nasissen. Daar is een strafbaarstelling op gekomen. Ik ben heel benieuwd naar de stand van zaken, naar boetes en vervolging. Het bestaat nu sinds 1 juli 2024. Ik denk dat de pakkans en de bewijsbaarheid altijd problemen blijven. Volgens mij zijn de mannen niet alleen het probleem, maar ook de oplossing. Alles is tegen de vrouw gericht, maar wat kunnen we doen met het aanpakken van die mannen? We hebben in Rotterdam de campagne Pikpraat gehad; dat deed ik indertijd zelf, als wethouder. Die was bedoeld om mannen zich te laten realiseren: wat breng ik teweeg als ik sis, fluit of wat dan ook, bijvoorbeeld in groepsverband? Is een herstart van zo'n campagne landelijk mogelijk om daar meer aandacht voor te vragen? We kennen de documentaire Femme de la Rue, over Brussel; daar is het allemaal mee begonnen. Misschien is het niet eens zo gek om een Nederlandse variant op de kaart te zetten.

Mevrouw Michon-Derkzen en ik hebben ook een motie ingediend over undercoverboa's, om de pakkans maximaal te krijgen. Denk ook aan lik-op-stukbeleid bij grensoverschrijdend gedrag. Ik zag nu proeven in Dordrecht, Heerlen en Tilburg. Dat is heel erg goed. Er wordt in de zomer van 2026 een evaluatie van de pilot verwacht. Daar ben ik gewoon erg benieuwd naar.

Voorzitter. Tot slot vrouwenbesnijdenis. Dat is een heel ander thema, maar is wel ernstig. Ik las in Het Parool over een onderzoek, over gynaecologen die alarm slaan. Geschat wordt dat de komende twintig jaar 4.000 meisjes het risico lopen om besneden te worden. In Nederland zijn er al 40.000 besneden vrouwen. Genitale verminking is natuurlijk een probleem. Sommige scholen, islamitische wetscholen, hebben het zelfs verplicht gesteld om meisjes te besnijden. Er wordt ook in moskeeƫn, bijvoorbeeld in Den Haag, opgeroepen tot en promotie gemaakt voor vrouwenverminking. De Raad van State oordeelde na een aanklacht voor Femmes for Freedom dat de huidige wetgeving ontoereikend is om dat soort uitspraken te bestraffen. De vrijheid van godsdienst wordt dan altijd de schuur in gereden. Dat zou dan een groter goed zijn dan wat die vrouwen overkomt. Tot slot mijn vraag: is het kabinet op dit moment bezig met wetgeving om propaganda voor vrouwenbesnijdenis aan banden te leggen?

Dank je wel.

De voorzitter:

U hartelijk dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst: het is heel goed dat we dit debat nu voeren. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Eerdmans met complimenten voor de staatssecretaris. Wij zien een staatssecretaris die zich hard inzet voor dit thema. Dat is nodig, want het is onbestaanbaar dat vrouwen zich in een fatsoenlijk land als Nederland structureel onveilig weten. Ik zal in mijn inbreng drie onderwerpen behandelen: de porno-industrie, het rapport Online seksueel geweld en de deepfakes.

De veiligheid en het welzijn van vrouwen die werken in de porno-industrie, zijn voor het CDA van groot belang. We hebben hier al heel vaak aandacht voor gevraagd naar aanleiding van de misstanden die in Frankrijk aan het licht zijn gekomen, zoals seksueel geweld, seks met minderjarigen en mensenhandel. Er werd heel lang beweerd dat dat in Nederland niet aan de orde zou zijn, maar inmiddels heeft de staatssecretaris, mede na een goed onderzoek van de Volkskrant, toegezegd dat het WODC gaat onderzoeken in hoeverre dit probleem zich ook hier voordoet. Daarom heb ik de vraag hoe het staat met het onderzoek en wanneer we de resultaten kunnen verwachten.

Het werk van pornoacteurs en -actrices valt juridisch gezien onder de sekswerkindustrie, omdat er tegen betaling seksuele handelingen uitgevoerd worden voor publiek. Als ze in loondienst zijn, hebben ze te maken met reguliere arbeidswetgeving. Maar de meesten — bijna allemaal — werken als zzp'er. Dit maakt hen nog kwetsbaarder dan ze al zijn. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor contracten, verzekeringen en belastingen, en de zekere mate van afhankelijkheid richting hun werkgevers is ontzettend groot. Het zicht op deze groep is beperkt. Is er überhaupt zicht op de grootte van deze branche, vraag ik de staatssecretaris. Is de staatssecretaris bereid om het toezicht op deze sector te versterken, om kwetsbare vrouwen beter te beschermen tegen seksuele uitbuiting? Ik vraag dat niet alleen voor de porno-industrie, maar ook wat betreft platforms zoals OnlyFans, waar de cowboymanagers uit de grond stampen, mensen die zich als verkapte pooiers gedragen om jonge meiden te overtuigen om zich op zulke platforms te begeven.

Voorzitter. Ik sluit me grotendeels aan bij de woorden van de heer Van Nispen over het rapport Online seksueel geweld van onder andere het Fonds Slachtofferhulp en Offlimits. Het zijn alarmerende bevindingen. De aanpak van online seksueel geweld schiet gewoon tekort. Het aantal slachtoffers is enorm. Het is eenvoudig om seksueel geweld online te delen en het is moeilijk om beelden van het internet te laten verdwijnen. Verwijderverzoeken worden gewoon genegeerd. Hoe kijkt de staatssecretaris naar deze bevindingen? Is zij bereid om de aanbevelingen uit het rapport allemaal op te volgen? Kan de staatssecretaris ten minste toezeggen dat ze met een actieplan komt om de aanpak van online seksueel geweld daadwerkelijk te verbeteren, te beginnen met effectieve maatregelen ten aanzien van de opvolging van verwijderverzoeken?

Voorzitter. Deepfakepornografie is een van de snelst groeiende vormen van seksueel ...

De voorzitter:

U heeft een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Volgens mij zijn we het hier dus over eens. Ik ben benieuwd of de heer Krul nog aanvullende voorstellen heeft. Ik heb bijvoorbeeld nagedacht over de vraag hoe je kunt zorgen dat die beelden snel kunnen worden verwijderd. Ik denk dan vooral aan de autoriteit die we daarvoor hebben, de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal. Moeten we kijken of we die de bevoegdheid geven? Of heeft de heer Krul nog andere ideeƫn hoe we daarvoor kunnen zorgen? We weten het namelijk van de vrouwelijke Kamerleden uit onze directe omgeving, maar een heleboel mensen in onze samenleving maken dat natuurlijk mee. Het is afschuwelijk voor slachtoffers om dat mee te maken. Hoe komen we nou een stap verder? Ik ben benieuwd naar de reactie van de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Er zijn twee routes, denk ik. Ik vind ze allebei even interessant. Het gaat mij erom dat het effectief is. De ATKM lijkt mij dus een interessante gedachte. Een andere optie zou kunnen zijn om het via de Digital Services Act te doen en dat meldpunten als Helpwanted de status "betrouwbare flagger" krijgen. Op dit moment gebeurt er namelijk gewoon niks als er een meldingsverzoek gedaan wordt en niet wordt gehonoreerd. Dan kunnen zij niks. Er zijn mogelijkheden via de DSA. Alleen, voor zover wij weten hebben de meldpunten die wij hebben, niet de status van betrouwbare flagger. Zij kunnen dat dus ook gewoon niet. Dat is een ingewikkelde route, want dat moet ook via Europa. Die andere route kunnen we zelf volgen. In beide gevallen zou ik zeggen: onderzoek dat en doe dat. De route via de ATKM, die de ATKM in het vorige debat zelf ook benoemde, lijkt mij ook een hele goede.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Heel kort. Volgens mij komen we zeker ergens. Ik zou ook beide routes steunen. Alleen, de ATKM kan forse boetes opleggen, dus daar zit een stok achter de deur. Die bevoegdheid heeft Offlimits nu niet. Dat maakt nogal wat uit. Een heleboel partijen reageren prima op zo'n verwijderverzoek van Offlimits, maar juist de meest slechte doen dat niet. Die zijn mogelijk wel gevoelig voor de hoge boetes van de ATKM. Dat nog even ter aanvulling.

De voorzitter:

Dank daarvoor. De heer Krul nog op dat punt.

De heer Krul (CDA):

Dat lijkt een effectieve manier, dus dat lijkt mij uitstekend. De allerlaatste zin van mijn betoog was of de staatssecretaris daarnaar kan kijken. Die kan ik dus alvast inslikken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter. Deepfakepornografie is een van de snelst groeiende vormen van seksueel misbruik. Van alle deepfakes is 98% pornografisch. Laat dat even tot u doordringen. 99% van de slachtoffers is vrouw. Het is onacceptabel dat kwaadwillenden met behulp van AI beelden kunnen manipuleren om iets levensecht te laten lijken en deze bewust online rond kunnen laten cirkelen. Dit is geen onschuldige technologie, maar digitale aanranding. Het beeldmateriaal blijft continu rondgaan, waardoor slachtoffers steeds opnieuw slachtoffer worden. Het zal maar je eigen dochter, zus, moeder, vriendin, of wie dan ook zijn die daarmee te maken krijgt. Slachtoffers staan machteloos. Het is praktisch onmogelijk om daders op te sporen of beelden van het internet te halen.

Internetplatforms die deze beelden laten circuleren, nemen onvoldoende verantwoordelijkheid, terwijl slachtoffers soms niet eens weten waar ze wel terechtkunnen. Hulplijnen zoals Helpwanted kunnen helpen door verwijderverzoeken in te dienen bij deze platforms, maar in de praktijk wordt hier amper opvolging aan gegeven. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Hoe kunnen meldpunten zoals Helpwanted versterkt worden, zodat slachtoffers weten dat ze daar terechtkunnen en ook de juiste hulp kunnen krijgen om de beelden offline te halen? Heeft Helpwanted inmiddels de formele status van betrouwbare flagger gekregen, zodat verwijderverzoeken ook sneller kunnen worden opgevolgd? Naar onze informatie is dat nog steeds niet zo. Deepfakepornografie is digitale manipulatie, met levensverwoestende gevolgen. Het is tijd voor harde actie. Hopelijk is de staatssecretaris dat met ons eens. Dan had ik nu een zin over de ATKM, maar die ga ik inslikken.

Tot slot. De wet op het strafbaar stellen van psychisch geweld is al een paar keer benoemd. Die is gewoon ontzettend hard nodig. Ik ken weinig commissies waar een staatssecretaris zo'n eensgezinde Tweede Kamer achter zich weet als hier. Je merkt het aan het aantal interrupties. Die zijn er amper, omdat hier geen politiek conflict is. Iedereen wil dit. Of mevrouw Michon-Derkzen moet straks 39 interrupties krijgen; dat zou kunnen. Ik wil de staatssecretaris echt ertoe oproepen om dit te versnellen. Dit moet gewoon snel. De hele Kamer wil dit. Doe dat zeker niet met de contourenbrief in de zomer, maar met meer concrete acties.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank, voorzitter. Ik begin maar weer met de getallen, die je zo aangrijpen. Ruim een op de vijf meisjes en 6% procent van de jongens maken seksueel geweld mee. We zien steeds vaker dat het online begint en online wordt aangejaagd door vrouwenhaters als Andrew Tate, wat al genoemd is. Ik ben dan ook nog steeds trots op de Wet seksuele misdrijven, waarmee we de norm hebben aangescherpt. Maar een wet is een sluitstuk. We moeten in gesprek blijven met elkaar over wat wij een normale norm vinden. En wat wij niet normaal vinden, moeten wij ook landelijk stevig aanpakken. Ik ben ook heel blij dat we meer boa's in de steden hebben om de straatintimidatie aan te pakken, zoals collega Eerdmans ook heeft gezegd. Let wel: toen we hiermee begonnen werd er lacherig over gedaan en werd er gezegd dat dit iets is wat erbij hoort. Het hoort er nƭƩt bij. We pakken het aan. We hebben een norm gezet. Met die boa's voelen mensen in ieder geval in hun nek dat ze worden aangepakt, en terecht.

Voorzitter. Over femicide is al een hoop gezegd. Ook mijn fractie kijkt zeer uit naar het wetsvoorstel Strafbaarstelling psychisch geweld. Ik zou ook zeggen, met alle respect: schiet op. Mijn fractie heeft echt twijfels over het meldpunt Veilig Thuis, zoals ook een collega al heeft gezegd. Werkt het wel? Kunnen ze het er wel bij hebben? Is dit nou de kant die we op moeten gaan?

Voorzitter. In mijn voorbereiding heb ik een heel aantal mooie lessen uit andere landen ten aanzien van femicide gezien. In het VK heb je Clare's Law. Hierdoor kan een slachtoffer informatie over haar gewelddadige ex-partner opvragen. In Oostenrijk kan er een tijdelijk huisverbod worden opgelegd tot aan de echtscheiding. Ik zou zo graag willen dat we in de aanpak van femicide ook over de grenzen heen kijken en de goede voorbeelden ook hier gaan toepassen. Want het is natuurlijk niet iets wat alleen in Nederland speelt. Ik vind dus dat we meer moeten doen dan wat we nu doen, want we zijn het met elkaar eens dat we niet tevreden zijn met wat we nu doen.

Voorzitter. Dan online seksueel geweld.

De voorzitter:

Mevrouw Michon-Derkzen, u heeft een vraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik ben blij met de bijdrage. Ik ben het heel erg eens met collega Michon-Derkzen dat ze in andere landen, zoals Oostenrijk, Duitsland, Belgiƫ en zelfs Engeland, verder zijn. Mijn zorg is dat het beleid hier in Nederland vrij versnipperd is. We hebben een staatssecretaris die keihard iets wil doen om deze problematiek aan te pakken, maar ze is wel afhankelijk van haar collega, de staatssecretaris van VWS. Ze is wel afhankelijk van haar collega op Emancipatie. De een rent harder dan de ander. De een heeft middelen en de ander niet. Ik heb een aantal suggesties gedaan. Hoe wilt u deze versnippering doen verdwijnen, zodat we deze diepgewortelde problematiek effectief kunnen aanpakken?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat vind ik een heel terechte en ook mooie vraag, die eigenlijk ook aansluit bij de interruptie die ik op de heer Van Nispen had. We bespreken dit onderwerp hier al jarenlang, met heel veel collega's die hier ook zitten. Naar aanleiding van de initiatiefnota van mevrouw Van der Werf hebben we bijvoorbeeld gezegd dat we het Centrum Seksueel Geweld landelijk neer willen zetten, dat we met financiering gaan zorgen dat het landelijk wordt geborgd. Hetzelfde geldt voor die opvangplekken. Onlangs was ik bij Fier. Dat is een deels landelijke opvang en deels lokaal. Zo'n organisatie heeft 80 contracten, mind you, om het werk te kunnen doen. Hetzelfde denk ik over femicide, zeg ik richting mevrouw Mutluer. Als wij vinden dat er een meldpunt moet komen en dat er een expertisepunt moet komen, dan kan je niet vervolgens zeggen: kijkt u allemaal even hoe u dat gaat inrichten. Dus als wij dit serieus nemen — volgens mij doen we dat en hebben we dat ook gedaan; daarom hebben we bijvoorbeeld het Centrum Seksueel Geweld al centraal gezet en is een club als Fier deels landelijk — vind ik ook dat je dat moet doorzetten. Het gaat eigenlijk om het doel en om de aard van de ellende, zou ik bijna willen zeggen. Die vinden we hier van links tot rechts dermate groot dat ik denk dat dat ook landelijk geborgd moet worden. En als we het over het Centrum Seksueel Geweld hebben: er komt een richtlijn voor bestrijding van geweld tegen vrouwen, die overigens ook vraagt om een landelijke borging van een dergelijke organisatie. Ik zie dat als een kans, maar ook daar zou ik graag deze staatssecretaris over horen. Sorry voor het lange antwoord.

De voorzitter:

Dat is uitstekend. Mevrouw Mutluer nog een vraag?

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Daarmee is het volgens mij wel in lijn met de suggestie die ik net heb gedaan. De richtlijn verplicht ons om met een landelijke coƶrdinatie te komen. Je hebt iets overkoepelends nodig. Zo'n regeringscommissaris zou in mijn beleving bijvoorbeeld kunnen werken, maar dan "plus", waar ook femicide onder valt. Ik wil nog een andere vraag stellen. Ik denk dat collega Michon-Derkzen mijn zorgen deelt over Veilig Thuis. Daar zitten ontzettend goede medewerkers die dag en nacht keihard werken, maar ook ik heb er mijn twijfels over of Veilig Thuis dan het expertisecentrum moet worden, juist omdat ze ook de uitvoering moeten doen. Mijn vraag is hoe we het dan wel zouden kunnen borgen. Ik voel er dan eigenlijk iets meer voor om Filomena die rol op te laten pakken — ik denk dat we 'm even naar boven moeten tillen — waar zorg en veiligheid nog nader met elkaar samenwerken. Misschien heeft collega Michon-Derkzen daar nog ideeĆ«n over, maar het is eigenlijk ook een beetje een onderschrijving van wat zij ziet en wat ik ook zie.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Wat ik ingewikkeld vind, is dat we het dan over organisaties gaan hebben en dan doen alsof de ene beter is dan de andere. Ik geloof dat ze allemaal heel goed hun werk doen; dat geloof ik direct. Dat geldt inderdaad voor de organisaties die mevrouw Mutluer noemt. Ik heb zelf zeer veel respect voor wat dat CSG, het Centrum voor Seksueel Geweld, doet. Fier is ook een prachtige organisatie. De mensen van Veilig Thuis doen ook dag in, dag uit heel goed werk. Maar het leidt er wel toe dat wij een versnipperd landschap hebben, waar ook gewoon met geldstromen en inzet een versnipperde aanpak is. Dit onderwerp gaat ons allemaal aan het hart. De slachtoffers moeten het beste geholpen worden. Ik denk dat wij dat allemaal vinden. Dan zou het ook zomaar nodig kunnen zijn dat we van wat bureaucratie en wat onderlinge concurrentie af moeten en duidelijkheid moeten geven: dit zijn de routes en daar zit ook het voor ons goede niveau van hulpverlening. Dan kan natuurlijk uiteindelijk in een backoffice alles en iedereen met elkaar samenwerken. Ik voel me er eerlijk gezegd niet vrij in om dan te zeggen hoe het zou moeten zijn, want dan doe ik ongetwijfeld mensen tekort die daar dag in, dag uit enorm goed werk in doen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Gaat u verder. U heeft nog een kleine twee minuten.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Ik wil het over online seksueel geweld hebben. We hebben onlangs een rapport gehad van Offlimits samen met Slachtofferhulp en het CSG. Daar komt ook een plenair debat over. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om wel al met een kabinetsreactie hierop te komen en daarin specifiek in te gaan op het samenstel van handhaving. Het pijnlijke uit dat rapport vind ik, even als beeld, dat een derde van de meisjes van 16 en 17 jaar slachtoffer is van seksuele intimidatie. Het komt natuurlijk makkelijk online en het gaat er eigenlijk een soort van niet meer af. Iedereen heeft een deel in de handhaving, maar niemand weet precies wanneer hij aan de beurt is en wijst naar de ander. Wat ikzelf eigenlijk echt ook kwalijk vind, is dat we aan deepfakeporno, wat ook aan de orde van de dag is, met de Autoriteit Persoonsgegevens wel degelijk wat kunnen doen. We zitten hier altijd met elkaar in verlegenheid van: wat kunnen we nou? Wat er kan, moet wat mij betreft gebeuren en ik wil een samenhangend stelsel van toezicht op online seksueel geweld, ook in het licht van wanneer online seksueel geweld nou overgaat naar online stalking. Daar hoorde ik ook een eerdere spreker over. Dat is een nieuw fenomeen, waarvan ik vind dat we daar antwoord op moeten hebben. Kan in het kader van online stalking bijvoorbeeld de mogelijkheid van een digitaal gebiedsverbod worden onderzocht, vraag ik de staatssecretaris.

Tot slot — het moet genoemd worden — de doorlooptijd van zaken. Het is natuurlijk tragisch. Een deel van de slachtoffers is gebaat bij een strafzaak. Het is enorm moedig en ook zwaar om een strafzaak te starten als slachtoffer. Je ziet ook dat de omgang met de politie dan natuurlijk zwaar is. Dat zie je ook weer in de documentaire van mevrouw Bergman, maar het is wel nodig. Ik zou ook zeggen: de politie doet dat zorgvuldig. We hebben het daar vaak met elkaar over gehad hier. Over de doorlooptijden, zeg ik richting de staatssecretaris, hebben we klip-en-klare afspraken gemaakt, en over normen, maar die worden nooit en te nimmer gehaald. We hebben bestuurlijke regiegroep op regiegroep — ik weet niet hoe het allemaal heet — maar het lukt gewoon maar niet. Hoe kan deze staatssecretaris ervoor zorgen dat we de normen die we met elkaar hebben afgesproken halen, zodat als een slachtoffer de moed heeft om een strafzaak te starten, die dan ook snel wordt geholpen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U hartelijk dank. U heeft allereerst nog een vraag van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik wil aanhaken op het laatste onderwerp dat mevrouw Michon-Derkzen hier noemt. Het gaat natuurlijk ook niet goed met de bezetting bij de zedenrecherche. Daar hebben we het al een tijdje over. Ook in de vorige periode hebben we daar voorstellen voor gedaan. Dat gaat niet de goede kant op. Wat vindt mevrouw Michon-Derkzen nou goede dingen om aan te draaien om dat aan te passen? Je kan denken aan een verkorte inwerktijd. Je kan denken aan specialistische teams. Je zou kunnen denken aan andere manieren om die bijstroom of instroom te vergroten en het werk nog aantrekkelijker te maken. Wat voor zaken zou mevrouw Michon-Derkzen dan in gang willen zetten?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat is een terechte vraag. Eerlijk gezegd zou ik eerst aan de staatssecretaris willen vragen waar dit 'm nou in zit. Waarom gaan die zaken nou gewoon niet binnen die gestelde tijd naar de volgende partij in die strafrechtketen? We hebben het hier met elkaar vaak gehad over tekorten bij de recherche. We hebben met de motie-Klaver geld voor extra recherchecapaciteit vrijgemaakt. We hebben de middelen gehad van Hermans bij de APB, waar een heel deel in zat voor zeden. Ik weet oprecht niet of het een financieel probleem is of dat het een probleem is van beschikbaarheid en ook interesse vanuit de politie zelf. Dat is dan eigenlijk het startpunt. Als het van het OM naar de rechter gaat, zit daar ook weer te veel tijd in. Ik zou het dus prettig vinden, zeg ik richting mevrouw Van der Werf, als we daar eigenlijk even ƩƩn spade dieper in gaan — ik hoop dat de staatssecretaris ons daarbij kan helpen — zodat we weten wat ons dan te doen staat. Want we zeggen elke keer hetzelfde met elkaar en we lossen het niet op. En dat begint mij, net als mevrouw Van der Werf denk ik, wel enorm te ergeren.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Een vervolgvraag.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik ben het met mevrouw Michon-Derkzen eens dat die onderbezetting in de keten invloed op elkaar heeft, maar laten we nu even specifiek inzoomen op die zedenrecherche. We hebben tijdens de vorige kabinetsperiode al gezegd dat de capaciteit daar op orde moet zijn; ik geloof dat u dat ook heeft gesteund. Ik hoor u vaak over de capaciteit voor de politie. Dat het specifiek hier zo'n probleem is, heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat het een ingewikkelde baan is, dat het best zwaar kan zijn. Heel veel agenten en ook de politiebond hebben al aangegeven: het is gewoon extra lastig om daarvoor te werven. Het feit dat de bezetting zo dun is, maakt de werkdruk heel hoog en dat maakt het nog weer ingewikkelder om het aantrekkelijker te maken om in te stappen op zo'n baan. Kan mevrouw Michon-Derkzen aangeven in welke hoek zij bereid is om maatregelen te steunen om die capaciteit op te pakken als het specifiek om de werkdruk en de werkervaring van rechercheurs gaat?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Mevrouw Van der Werf stelt dus dat de werkdruk voor rechercheurs de oorzaak is. Als dat zo is — ik hoor dat graag bevestigd — dan vind ik dat wij daarmee aan de slag moeten. Ik heb er nu niet het pasklare antwoord op hoe ik dan de werkdruk voor rechercheurs kan verminderen, maar ik zou daarvoor openstaan. Kijk, ik vind dat we alles wat helpt om ervoor te zorgen dat die normen worden gehaald, niet na moeten laten. Ik sta dus open, vanuit de analyse, voor elke oplossing. Ik hoor daar graag de staatssecretaris over. Ik hoop dat ik dan met mevrouw Van der Werf daar weer over kom te spreken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Afdoende zo? Ja. Dan heeft u nog een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil het toch nog heel even hebben over de vrouwenopvang, omdat we het daar zo over eens waren. Gisteren of eergisteren kregen we een brief van deze staatssecretaris en de staatssecretaris van VWS waarin hierover staat: "Wij zijn in gesprek met Valente en de VNG om beter zicht te krijgen op de oorzaken van dit tekort aan opvang en vanuit ieders rol en verantwoordelijkheid te onderzoeken hoe dit kan worden verbeterd." Ik denk dat ik dat antwoord kan begrijpen, maar dat we daarmee vandaag geen genoegen kunnen nemen. Mijn vraag aan mevrouw Michon-Derkzen lijkt flauw, maar is niet zo bedoeld: hoe voorkomen we nou dat ik of iemand anders volgende week in een tweeminutendebat zegt dat er budget bij moet bij de Voorjaarsnota, en dat mevrouw Michon-Derkzen dan zegt: dat is een ongedekte motie; u wilt altijd meer geld voor alles? Hoe voorkomen we nou dat het zo'n discussie wordt, waar uiteindelijk niemand iets mee opschiet, en die vrouwen het allerminst?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Nu laat meneer Van Nispen inderdaad zien hoe dat gaat. Ik wil dan ook niet zeggen dat hij flauw is. Zoals ik al zei in het interruptiedebatje dat we met elkaar hadden, ben ik gewoon heel erg benieuwd of deze staatssecretaris een spade dieper kan gaan met het in kaart brengen van dat landschap van opvang en al de manieren waarop we het georganiseerd hebben. Dan is de vraag wat er landelijk geregeld moet worden en wat je overlaat aan gemeenten dan wel aan de zorg. Dat zijn ook weer twee verschillende dingen. We hebben natuurlijk een zorgpad en een gemeentepad. Mij bekruipt het gevoel — ik moet elke keer denken aan die 80 contracten van opvang Fier — dat we hiervoor een ongelofelijke bureaucratie aan het optuigen zijn met elkaar, dat er onderling veel concurrentie is en dat slachtoffers daar uiteindelijk niet mee geholpen zijn. Ik zou dus heel graag meer zicht willen hebben op dat hele landschap, de organisatie en de financieringsstromen om dan keuzes te maken over hoe wij vinden dat we het zouden moeten inrichten. Ik weet oprecht niet of daar dan gelijk veel meer geld voor nodig is, want ik denk dat er ontzettend veel wegsijpelt omdat het zo versnipperd en diffuus georganiseerd is.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Er zijn geen interrupties meer voor mevrouw Michon-Derkzen. O, toch wel.

De heer Krul (CDA):

Dit is een andere interruptie. Het zou kunnen dat ik mevrouw Michon-Derkzen overvraag; dan begrijp ik dat ook. Ik werd een beetje getriggerd toen het ging over die zedenrecherche. Het gaat om een discussie die ik veel heb gevoerd met de collega van mevrouw Michon-Derkzen, Kamerlid Ellian, die er nu niet meer is. Daarom doe ik dat gewoon hier nog een keer. Dat gaat over het Wetboek van Strafvordering. Artikel 269 daarvan stelt dat zittingen in beginsel openbaar zijn. Ik heb meerdere zedenrechercheurs gesproken die zeggen: op het moment dat wij spreken met een kwetsbare persoon, een jonge vrouw die bereid is om aangifte te doen, dan moeten we haar uitleggen dat de zitting waar ze haar verhaal gaat doen openbaar is tenzij een rechter anders besluit; wij merken gewoon dat er dan een soort deur dichtgaat, en dat is ontzettend zonde. Nu kunnen rechters besluiten om de zitting achter gesloten deuren te houden, maar dat is een soort nee-tenzijprincipe, waarbij heel veel belangen worden afgewogen, zeker niet alleen die van het slachtoffer. Zou het een idee zijn — ik hoef daar nu niet een antwoord op — om eens te overwegen om artikel 269 "ja, mits" te maken in plaats van "nee, tenzij"? Dan zeggen we bij dit soort zedenzaken gewoon: het is een zitting achter gesloten deuren, mits. Dat is iets in het belang van het slachtoffer waar mevrouw Michon-Derkzen over zou kunnen nadenken.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik begrijp deze vraag heel goed. Ik begrijp ook heel goed wat altijd de inzet van de heer Ellian is. Hij is er overigens nog, maar hij maakt zich druk over een ander dossier, zeg ik voor de mensen thuis; hij is er nog. Er zit natuurlijk gewoon spanning tussen het doel van de openbare zitting en de bescherming van het slachtoffer. Ik begrijp heel goed dat er vanuit slachtofferperspectief de vraag is om het vaker besloten te doen of dat zij in ieder geval gehoord willen worden in hun wens om het besloten te doen; dat hebben we ook gezien in stukken in de voorbereiding van dit debat. Uiteindelijk is het aan de rechter. Ik zou me wel kunnen voorstellen dat we met elkaar kijken hoe we de wens van het slachtoffer iets steviger neer kunnen zetten in deze zaken, juist ook omdat we allemaal het beste voor het slachtoffer willen. Daarmee zeg ik niet dat het in plaats van "nee, tenzij" "ja, mits" moet worden of andersom. Maar ik zou ervoor openstaan om de wens van het slachtoffer een plek te geven.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Voldoende zo? Dan is het woord aan de heer Van Meijeren.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Een aantal maanden geleden deelde de staatssecretaris in de Tweede Kamer een aangrijpend persoonlijk verhaal. Ze deelde hoe zij als meisje en als jonge vrouw meermaals slachtoffer is geweest van seksueel misbruik en hoe deze voorvallen haar gevormd hebben en voor haar dƩ reden waren om de politiek in te gaan. Ze zei te streven naar een overheid die als een blok om slachtoffers heen staat. Ze richtte zich ook rechtstreeks tot hen, met de woorden: "Je wordt gehoord. Je bent veilig bij ons met je verhaal. Wij gaan je helpen."

Dat brengt me bij een groep slachtoffers die zich niet gehoord voelt, die zich niet veilig voelt en zich niet geholpen voelt. Ik heb het over de slachtoffers van georganiseerd sadistisch misbruik, al dan niet met rituele kenmerken. Het gaat onder meer om kinderen die op beestachtige wijze worden misbruikt en mishandeld, kinderen die worden vastgebonden, verkracht, vernederd en onderworpen aan extreme vormen van geweld. Denk aan elektroshocks, verstikking, verminking, vaak in een setting die wordt gekenmerkt door satanisme. Het is zo gruwelijk dat veel mensen het simpelweg niet kunnen bevatten. Dat het überhaupt kan bestaan, gaat het voorstellingsvermogen van de meeste mensen ver te boven.

In 2020 besloot de Kamer unaniem dat er een onafhankelijk onderzoek moest komen naar de aard en omvang van dit vreselijke fenomeen, om een effectieve opsporing van de dadernetwerken mogelijk te maken. Toenmalig minister Grapperhaus stelde een commissie in, de commissie-Hendriks, maar die was niet onafhankelijk. Die commissie stond onder de volledige controle van het ministerie van Justitie, terwijl volgens een groot aantal slachtoffers juist hooggeplaatste personen uit kringen rondom Justitie ook deel uitmaken van de dadernetwerken. Logischerwijs zagen vele slachtoffers ervan af om medewerking te verlenen aan dit onderzoek, omdat zij zich niet veilig voelden en het niet zinvol achtten. Daardoor was het onderzoek op voorhand al gedoemd te mislukken. De uitkomsten bleken dit te bevestigen. De commissie-Hendriks heeft naar eigen zeggen niet eens gestreefd naar waarheidsvinding, forensisch bewijs bewust buiten beschouwing gelaten en geen enkele rekening gehouden met de mogelijkheid dat ook hooggeplaatsten betrokken waren bij de dadernetwerken.

Niet alleen de slachtoffers maar ook alle belangenorganisaties die hen vertegenwoordigen, hebben forse kritiek geuit op het rapport. Een groep van maar liefst twintig ervaren ggz-behandelaren die al jarenlang werken met slachtoffers, spreekt van een mislukt onderzoek. In plaats van die kritiek serieus te nemen heeft toenmalig minister Yeşilgöz haar rug gekeerd naar de slachtoffers. In plaats van te luisteren naar de behandelaren die dagelijks met deze mensen werken, koos zij ervoor om het rapport van de commissie-Hendriks kritiekloos te omarmen, een schoffering van de slachtoffers.

Dit is niet de overheid die de huidige staatssecretaris zegt na te streven. Daarom doe ik vandaag een dringend beroep op haar. Ze heeft hier zelf uitgesproken wat slachtoffers nodig hebben, dat ze worden gehoord, dat ze zich veilig weten en dat ze geholpen worden. Laat het niet bij mooie woorden blijven. Laat zien dat u anders bent dan uw voorgangers. Neem het initiatief voor een echt onafhankelijk onderzoek, een second opinion uitgevoerd buiten de invloedssfeer van Justitie, volgens de randvoorwaarden van de ggz-behandelaren die wel het vertrouwen van slachtoffers genieten. Want de waarheid kan pas aan het licht komen als we de moed hebben om haar onder ogen te zien.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt voor uw bijdrage. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn enkele vragen gesteld, dus ik kijk even naar de staatssecretaris hoelang zij nodig heeft.

Staatssecretaris Coenradie:

Enkele? Nou, voorzitter, voor deze "enkele" vragen heb ik een halfuur nodig.

De voorzitter:

Een halfuur. Goed, ik schors tot 11.30 uur. We zien u dan terug.

De voorzitter:

Dames en heren, welkom terug bij het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen, van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. We zijn gebleven bij de eerste termijn van het kabinet. De staatssecretaris zal beginnen met een introductie. Ik vraag de leden eventjes te wachten totdat de staatssecretaris klaar is met haar introductie. Daarna geef ik u graag alle gelegenheid voor het stellen van uw vragen. Aangezien we met flink wat leden zijn, houden we het in eerste instantie even bij drie interrupties per persoon. Anders komen we gewoon niet uit in de tijd.

Dan ga ik graag over naar de staatssecretaris.

Staatssecretaris Coenradie:

Voorzitter. Vandaag spreken wij weer met elkaar over onveiligheid van vrouwen en de aanpak van zedenmisdrijven. Dat is een onderwerp dat mij, zoals u weet, aan het hart gaat. Voor mij is dit een onderwerp dat de kern raakt van waarom ik in 2022 in de politiek ben gestapt. Iedereen in Nederland moet zich veilig kunnen voelen. Dat moet kunnen in je relatie, in je eigen familie, in je eigen gemeenschap, thuis en op straat, altijd en overal. Dit geldt voor vrouwen en meisjes, maar ook voor mannen en jongens. Helaas is deze veiligheid op veel plekken in Nederland niet vanzelfsprekend. Vrouwen zijn vaak, vaker dan mannen, slachtoffer van huiselijk geweld, en helemaal als dit uitmondt in fataal geweld.

"Femicide" is helaas inmiddels ook in Nederland een ingeburgerd begrip geworden. In oktober vorig jaar sprak ik hierover met uw Kamer in het commissiedebat en later ook tijdens de behandeling van de Justitiebegroting. Sindsdien heb ik, ook samen met collega's uit het kabinet, heel veel gesprekken gevoerd met slachtoffers van huiselijk geweld, waaronder seksueel geweld, psychisch geweld en eergerelateerd geweld, en met nabestaanden van femicideslachtoffers. Dit waren heel indringende gesprekken over hun verschrikkelijke ervaringen. Dat zijn ervaringen waarvan ik hoop dat niemand die hoeft mee te maken. Het ging daarbij niet alleen om ervaringen met de daders van het geweld, maar soms ook met ervaringen met instanties.

Deze gesprekken motiveren mij diep en tonen voor mij aan dat het zó belangrijk is dat beleid en wetgeving samen met ervaringsdeskundigen tot stand komen en dat dit ook echt leidt tot verbetering in de praktijk, want het gaat in de praktijk niet altijd goed, hoewel zo veel mensen dag in, dag uit hun stinkende best doen. Verschillende signalen van geweld worden nog niet altijd goed met elkaar in verband gebracht, waardoor patronen niet worden gezien. Slachtoffers worden en voelen zich niet altijd goed en respectvol bejegend. Dat is desastreus voor het vertrouwen in instanties en de overheid. Slachtoffers durven zich niet te melden uit angst voor de dader, maar ook uit angst voor instanties.

Ik heb tijdens mijn gesprekken en werkbezoeken in het land ook goede en hoopgevende ontwikkelingen gezien. In Rotterdam staat dit onderwerp al lang op de politieke agenda. Ik heb daar gezien hoe beleid en praktijk elkaar kunnen versterken. Ik heb het afgelopen halfjaar veel meegelopen met de politie en heb gezien hoe de politie bijvoorbeeld in Rotterdam-Oost enorme verbeterslagen heeft gemaakt in de doorlooptijden bij huiselijk geweld. Aanhoudingen worden daar nu gemiddeld niet meer na 30 dagen, maar na 8 dagen gedaan. Ook heb ik in Rotterdam met burgemeester Schouten gesproken over wat zij en alle andere burgemeesters in Nederland nodig hebben om snel te kunnen ingrijpen om slachtoffers te beschermen. Ik ben op bezoek geweest bij Veilig Thuis en de vrouwenopvang. Ik heb gezien hoe de politie, het OM, de reclassering, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming nauw samenwerken om na een melding zo snel mogelijk de juiste stappen te kunnen zetten. Ik heb met vrouwen in de gevangenis gesproken over hun huiselijkgeweldservaringen vóór hun gevangenschap, maar die soms ook nog doorgaan tijdens hun gevangenschap. Ook de periode na gevangenisstraf vergt alertheid van penitentiaire inrichtingen en de andere ketenpartners. Wat gebeurt er thuis als deze vrouwen of mannelijke gedetineerden weer vrijkomen? Ik wil dat deze vrouwen na het uitzitten van hun straf hun leven weer veilig kunnen oppakken en opbouwen.

Al deze werkbezoeken motiveren mij zeer. Ook heb ik veel reacties ontvangen nadat ik uw Kamer vertelde over mijn eigen ervaringen. Ik wil dit onderwerp hoog op de politieke agenda en prominent in het maatschappelijk debat hebben en houden. Alleen zo komen we tot gedragsverandering en alleen zo landen de diverse verbeteracties die wij de afgelopen tijd hebben uitgevoerd en die nog op de stapel liggen, in een vruchtbare bodem. Want dit doen we niet voor onszelf, maar voor al die meiden en vrouwen die nu en in de toekomst onze hulp nodig hebben, omdat ze vastzitten in een verstikkende relatie of niet weg kunnen komen uit familiaire patronen zonder eigen gevaar. We moeten in Nederland het gesprek voeren over huiselijk geweld, seksueel geweld en femicide. We moeten de signalen, de rode vlaggen, herkennen en het gesprek daarover durven aangaan. De overheid heeft absoluut een cruciale rol in het bestrijden van dit geweld. De overheid loopt daarvoor niet weg.

Maar we kunnen het niet alleen. Signalen moeten herkend en besproken worden en vervolgens ook op de radar komen. Daarvoor is de hele samenleving nodig. Dankzij het amendement van mevrouw Mutluer heb ik het initiatief genomen om op korte termijn een publiekscampagne te laten ontwikkelen om bewustwording en kennis hierover in de samenleving te vergroten, zodat mensen weten wat ze kunnen doen.

Er gebeurt meer, veel meer. Op tal van terreinen ben ik bezig met wetgeving, het laten aanhaken van partijen en het uitvoeren van onderzoek. Ik doe alles om dit onderwerp hoog op de politieke en maatschappelijke agenda te krijgen en te houden. Sommige van deze concrete acties zullen vandaag in dit debat aan de orde komen.

Verder wil ik met de middelen — die zijn er dankzij het amendement van mevrouw Mutluer — extra officieren van justitie laten werven die gespecialiseerd zullen zijn in huiselijk geweld; dat zeg ik in antwoord op een vraag van JA21. Ik wil investeren in scholing en training bij de politie door het verbeteren van de bestaande leermiddelen, zodat expertise binnen de politieorganisatie wordt vergroot. Ik ga de Universiteit Leiden financieren voor het heel precies monitoren van femicide, zodat we veel scherper in beeld krijgen wat de relevante feiten en achtergronden zijn. En ik ben van plan nieuw onderzoek te financieren in antwoord op de initiatiefnota van mevrouw Mutluer, die forensisch-medisch onderzoek en samenwerking bij vermoedens van niet-fatale verwurging moet verbeteren.

De aanhoudende golf van geweld tegen vrouwen in Nederland moet stoppen en dat vergt een lange adem. De personele krapte, ook hier vandaag ter sprake gekomen, bij onder meer de politie, het OM en Veilig Thuis maakt ook dat we keuzes moeten maken en prioriteiten moeten stellen. Ik vind het belangrijk dat ideeƫn om de aanpak te verbeteren op een zorgvuldige wijze worden gerealiseerd, samen met de organisaties die het moeten gaan doen.

We doen Ʃcht ontzettend veel, maar ik ben mij er zeker van bewust dat wij er nog lang niet zijn. Daarom gaan we vol energie door. Ik weet en voel dat de Kamer ook vol energie door wil. Dat laat u ook zien met al uw vragen en ideeƫn die u geopperd heeft in de eerste termijn en in eerdere debatten.

Dan wil ik graag overgaan tot de beantwoording van de vragen. Ik wil beginnen met de beantwoording van de vragen over huiselijk geweld, kindermishandeling en femicide. Ik begin met een vraag van de SP, namelijk waarom het wetsvoorstel Strafbaarstelling psychisch geweld vertraagd is. Dat is niet vertraagd. Ik heb de Kamer eerder gemeld dat we de contouren voor de zomer zullen meegeven, en dat doen we. Ik heb meerdere malen gehoord: kan het niet sneller? Mijn collega's aan weerszijden en alle mensen op het ministerie kunnen, denk ik, beamen dat ik regelmatig vraag: kan het niet sneller? Maar tegelijkertijd is een zorgvuldig proces wel gewenst. Anders hebben we straks een wet waarvan we in de uitvoering zeggen: we spreken niet het juiste jargon in deze wet; we hebben eigenlijk niemand hier goed in meegenomen. Ik hecht er heel veel waarde aan om met heel veel mensen te kijken naar deze wet. Dan heb ik het over een gesprek voeren met nabestaanden over deze wet. Wat missen we nu wat er wel in moet staan? Maar ik heb het ook over het voeren van gesprekken met advocaten, met Amnesty International, met allerlei partijen, om te kijken wat er mist en wat we nu beter kunnen doen. Ik hecht er gewoon veel waarde aan om dat proces zorgvuldig te doen. Uiteraard proberen we echt haast te maken, maar sneller dan dit voorzie ik nu niet.

De voorzitter:

U heeft een vraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik vraag me af of het niet sneller kan. Ik denk dat het vrij helder is wat nabestaanden en advocaten willen. In Engeland hebben ze al een dergelijk wetsvoorstel. Er zijn ideeƫn in Belgiƫ. In mijn beleving was het een kwestie van copy-paste, dat voorleggen en zo snel mogelijk aan de slag gaan. Je hoeft niet from scratch te beginnen. Beaamt de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Coenradie:

Ik zie en hoor dat het echt vraagt om heel veel gesprekken en toetsing van alles wat we zelf bedenken en opschrijven: slaan we hiermee de juiste toon aan? Klopt dit? Dit is echt gecompliceerder dan: we hebben een voorstel en dat kunnen we morgen neerleggen bij nabestaanden, Amnesty International en advocaten. En zo zijn er nog tal van andere gesprekspartners bij wie we dit willen toetsen. Ik snap de wil — die heb ik ook — en de behoefte aan haast, maar ik kies er nu wel voor om dit proces zorgvuldig te doen, omdat ik er ook geen baat bij heb dat we straks een wet hebben waarvan we zeggen: in de uitvoering mist het een en ander. Of: daar hebben we toch niet de juiste toon aangeslagen; dat hadden we beter moeten doen. Daar heeft trouwens niemand baat bij.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Gaat u verder.

Staatssecretaris Coenradie:

Dan een vraag van mevrouw Mutluer: kunnen we femicide niet vervolgen als moord? Kan de strafmaat voor femicide hoger worden door voorafgaande misdrijven strafverzwarend mee te wegen? Voor een bewezenverklaring van moord is vereist dat sprake is van voorbedachten rade. In femicidezaken kan voor moord en doodslag worden vervolgd. Het is uiteindelijk aan de rechter om van geval tot geval te beoordelen of de dader heeft gehandeld met voorbedachten rade en dat er dus sprake is van moord. Dan kun je dus niet in algemene zin zeggen dat in alle femicidezaken per definitie sprake is van moord, maar in opdracht van het WODC gaat binnenkort wel een onderzoek van start naar de bestaande rechtspraktijk bij femicidezaken. Hierbij wordt onder meer onderzocht in hoeverre voortekenen van femicide, waaronder patronen van dwang en controle, stalking, et cetera, worden betrokken bij het bewijs van het bestanddeel "voorbedachten rade" in geval van moord. Dit onderzoek is naar verwachting in het eerste kwartaal van 2026 gereed. Maar ook als er geen voorbedachten rade kan worden bewezen en er dus sprake is van doodslag, kan een flinke gevangenisstraf worden opgelegd. Die is inderdaad, zoals mevrouw Mutluer aangaf, verhoogd van 15 naar 25 jaar. We gaan dit dus verder onderzoeken.

Dat sluit enigszins aan op een vraag van mevrouw Bruyning van NSC. Daar heb ik volgens mij zojuist ook antwoord op gegeven.

Mevrouw Bruyning (NSC):

De staatssecretaris gaf net aan dat in het eerste kwartaal van 2026 de onderzoeksresultaten worden verwacht. Worden die ook meegewogen in het aankomende wetsvoorstel? Is dat op tijd om die mee te nemen? Of kunnen ze van tevoren ook al op een of andere manier mee worden gewogen?

Staatssecretaris Coenradie:

Ik hoor dat het op tijd is.

De voorzitter:

Dan continueert de staatssecretaris.

Staatssecretaris Coenradie:

Dan heb ik een vraag van mevrouw Van der Werf van D66: wanneer is er een coƶrdinator huiselijk geweld en kindermishandeling? Op dit moment is de staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg de coƶrdinator van de aanpak van kindermishandeling, huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Naar aanleiding van onder andere de implementatie van de EU-Richtlijn ter bestrijding van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen is een onderzoek uitgezet naar de manier waarop Nederland de landelijke coƶrdinatie zou kunnen verbeteren. De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur voert dit onderzoek uit. Het onderzoek wordt naar verwachting in juni dit jaar afgerond en vormt daarmee een goede basis voor het gesprek over de vervolgstappen.

Dan heb ik een vraag van mevrouw Michon-Derkzen van de VVD over de versnippering en concurrentie in het hulplandschap. Zij zei dat we die moeten voorkomen en meer zicht moeten krijgen op de huidige organisatie hiervan. Om versnippering van hulp aan slachtoffers te voorkomen zijn de ministeries van Justitie en Veiligheid Ʃn Volksgezondheid, Welzijn en Sport samen een traject gestart om het hulplandschap voor slachtoffers in afhankelijkheidsrelaties beter te organiseren. Samen met de politie, het OM, het Centrum Seksueel Geweld, Veilig Thuis, en met betrokkenheid van slachtoffers is er het afgelopen halfjaar een nieuwe manier van samenwerken ontwikkeld. Die bestaat uit drie belangrijke elementen: een goed afgestemd eerste contact, een doorlopende multidisciplinaire weging en triage om ervoor te zorgen dat voor iedereen duidelijk is wie wat wanneer en hoe doet en het organiseren van regie voor elke casus door het koppelen van een regiehouder, die de inzet van betrokken organisaties rond het slachtoffer coƶrdineert en het vaste aanspreekpunt is voor het slachtoffer en zijn of haar directe of indirecte omgeving. Overigens wordt deze werkwijze op dit moment getest in een paar regio's, te weten Den Haag en Oost-Brabant, zodat kan worden vastgesteld of deze manier van werken ook daadwerkelijk de gewenste verbetering oplevert voor slachtoffers. Op basis van de resultaten zal naar verwachting begin 2026 een besluit kunnen worden genomen over de landelijke uitrol.

Dan een vraag van mevrouw Bruyning: wat heeft de staatssecretaris concreet nodig van het ministerie van VWS, financieel, bestuurlijk of wetgevend, om Veilig Thuis als meldpunt daadwerkelijk van de grond te krijgen? Wanneer kan de Kamer de eerste stappen verwachten? De inzet die de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg op dit moment pleegt en in die is genoemd in de Kamerbrief van 1 april, is wat mogelijk is binnen de huidige context. Hiernaast wordt nog aan andere punten gewerkt. Gebrek aan personeel is bijvoorbeeld ook een groot probleem bij Veilig Thuis. Dit is niet alleen een financieel probleem; je moet ook goede mensen kunnen vinden. Ook hier wordt op ingezet door middel van wervingscampagnes en het anders inrichten van het werk om het aantrekkelijker te maken. Een aantal van de te zetten stappen lopen al. De eerste verkenning naar wat nodig is voor een 24/7-chatfunctie … Daar hebben we het de vorige keer over gehad in het commissiedebat. Er is wel een 24/7-bereikbaarheid van Veilig Thuis, maar de chatfunctie is er niet 24/7. Ik heb de nadrukkelijke wens uitgesproken dat ik die heel graag zou willen zien, maar daar is sprake van een afhankelijkheid van VWS, dat de verantwoordelijkheid draagt voor Veilig Thuis. De wens is kenbaar gemaakt. Ik heb begrepen dat zij nu bezig zijn met het aanstellen van een projectleider. De chatfunctie bestaat in principe wel, maar ik geloof nu van 9.00 uur tot 17.00 uur. In de avond- en nachturen heb je weer te maken met allerlei andere instanties en heel andere processen. Ik hoop dat we heel snel kunnen overgaan — laat ik het dan maar zo zeggen — tot het aanstellen van iemand die dat heel snel in kaart brengt, zodat de chatfunctie 24/7 in werking kan treden. De behoefte daaraan is volgens mij enorm.

Dan een vraag van mevrouw Michon.

De voorzitter:

U heeft eerst nog een vraag van mevrouw Bruyning.

Staatssecretaris Coenradie:

O, sorry. Excuus.

De voorzitter:

Geen probleem.

Mevrouw Bruyning (NSC):

Ik heb een vraag aan de staatssecretaris, want ik hoor dit net. Is de staatssecretaris van mening dat zij afdoende regie heeft op het gebied van Veilig Thuis om de femicideaanpak tot een succes te maken? Of mist de staatssecretaris daar nog enige regie in, aangezien Veilig Thuis bij de staatssecretaris van VWS is ondergebracht?

Staatssecretaris Coenradie:

Dank voor deze vraag. Ik denk dat de vraag hout snijdt. Vanuit mijn verantwoordelijkheid kan ik heel veel zeggen en heel veel aankondigen, maar als het gaat om Veilig Thuis en alles wat we daarin moeten doen, moet ik mijn collega's van VWS aankijken. Zo hebben we het geregeld. Dat maakt het soms weleens lastig. In de gesprekken die ik uitvoerig heb met nabestaanden, slachtoffers, de vrouwenopvang, de politie of wie dan ook, merk ik dat Veilig Thuis een heel belangrijke rol heeft, soms als eerste meldpunt maar ook in de opvolging van meldingen. Meldingen worden dikwijls door de politie direct bij Veilig Thuis neergelegd. Ik heb er zelf bij gestaan om te zien hoe dat binnenkomt. Dat maakt het lastig, want dit vraagt dus heel veel afstemming met het ministerie van VWS. Daar gaat ook tijd overheen. Iedereen weet dat de staatssecretaris daar nog meer zaken in haar portefeuille heeft. Heb ik voldoende grip op Veilig Thuis? Het eerlijke en korte antwoord is: nee.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Gaat u vooral verder.

Staatssecretaris Coenradie:

Dan een vraag van mevrouw Michon. Kunnen we in de aanpak van femicide goede voorbeelden uit andere landen gebruiken om meer te kunnen doen dan nu? Ik herkende die geluiden. Die hebben mij ook wel nieuwsgierig gemaakt. In verschillende onderzoeken kijken we dus ook naar de goede voorbeelden uit het buitenland. Daarnaast organiseren de Europese Commissie en de Raad van Europa bijeenkomsten waarin we best practices in de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld uitwisselen. Nederland neemt daar actief aan deel. Vanuit mijn functie zal ik dat ook doen. De voorbeelden uit Engeland triggerden mij ook. Daar word je als slachtoffer of potentieel slachtoffer min of meer gewaarschuwd dat je in je relatie te maken hebt met iemand die eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld of femicide. Ik heb daar wel oren naar. Ik wil dat ook meer gaan onderzoeken. We hebben hier wel te maken met privacywetgeving, dus daar wil ik een kleine winstwaarschuwing voor afgeven, maar ik vind dit wel echt heel interessant. Hiermee zouden we zomaar eens heel veel mensen kunnen helpen en dit kunnen voorkomen. Ik wil dus alle bereidwilligheid tonen om dit hele specifieke voorbeeld na te gaan.

Dan de vraag van de heer Eerdmans van JA21: "Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden om meer slachtofferofficieren aan te stellen?" In mijn inleidende spreektijd … Ik weet even niet of u er toen al was.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb het gehoord.

Staatssecretaris Coenradie:

OkƩ. Ik heb gezegd dat we er nadrukkelijk mee bezig zijn, ook dankzij het amendement van mevrouw Mutluer.

Dan een vraag van mevrouw Van der Werf over de versterking van het Centrum Seksueel Geweld en de landelijke functie. In een brief aan uw Kamer van 15 januari 2024 is aangegeven dat het CSG met ingang van 2024 en tot en met in ieder geval 2026 jaarlijks kan beschikken over ruim 1,1 miljoen euro. Dit betreft ongeveer een verdubbeling van het basisbedrag van 2023. Daarmee financieren JenV en VWS een aantal functies om de basis van het LCSG beter op orde te krijgen. Daarnaast blijven we de instroom monitoren om het gesprek te kunnen voeren over wat dat voor de lokale CSG's organisatorisch en in termen van capaciteit en middelen betekent. Bij deze investering is de afspraak gemaakt dat in 2024 een traject start om een evaluatie van deze versterking voor te bereiden, zodat in 2026 het gesprek kan worden gevoerd over wat er nodig is.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Die verdubbeling van het bedrag is echt prachtig. Ik weet dat ze daar bij het Centrum Seksueel Geweld heel erg blij mee zijn. De staatssecretaris gaf echter zelf ook al aan dat daar een einde aan zit, in 2026. Ook al loopt er natuurlijk onderzoek naar wat er nodig is, ik kan de staatssecretaris al wel voorspellen dat die instroom niet minder gaat worden. Volgens mij moeten we onszelf ook de vraag stellen of je, los van de landelijke functie, niet moet kijken naar een systeem waarbij die zestien lokale afdelingen zeker weten dat ze voldoende geld hebben. Je kunt het, vind ik, namelijk eigenlijk niet maken om ze elke keer weer uit allerlei potjes de boel bij elkaar te laten schrapen. Voorzitter, ik maak dus graag van ƩƩn interruptie gebruik om de staatssecretaris aan te moedigen om daarbij als een bok op de haverkist te zitten.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik snap deze zorg, want ik denk met een hele redelijke inschatting ook niet dat het aantal meldingen omlaag zal gaan, met alle zaken die de CSG's oppakken. Ik denk dat dat dus een heel reƫle inschatting is. Ik snap dus deze zorg en ik wil daar ook zeker naar kijken. Ik kan daar echter nu geen toezeggingen over doen. Het heeft ook weer met geld te maken, maar misschien heeft het ook wel te maken met het anders inrichten van zaken; dat durf ik gewoon niet te stellen. De contacten tussen mij en het CSG zijn goed. Ik zal dat gesprek met hen dus voeren. Ik zal ook binnen mijn eigen ministerie kijken hoe we hiermee omgaan en hoe we daar een antwoord op gaan formuleren. De aanmoediging neem ik dus zeker ter harte.

De voorzitter:

Dank daarvoor. Gaat u verder.

Staatssecretaris Coenradie:

Dan een vraag van mevrouw Mutluer: in de initiatiefnota wordt gevraagd wanneer stalking niet meer als klachtdelict gezien wordt; wanneer is dat geregeld? Mijn antwoord daarop is dat ik dit wil meenemen in het wetsvoorstel voor een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld.

Dan de vraag van de heer Van Nispen: "Hoe gaat het handhaven van contactverboden bij stalking in de praktijk? Wordt de schending van een contactverbod altijd beoordeeld? Hoe vaak worden nu eigenlijk enkelbanden opgelegd om dit soort verboden te handhaven?" Bij een overtreding van een locatie- of contactverbod doet de politie een melding bij het OM, zodat deze beoordeeld kan worden en ook consequenties kan hebben. Het OM beoordeelt dergelijke meldingen altijd. Als een locatie- of contactverbod is opgelegd op grond van een gedragsaanwijzing door het OM, kan een betrokkene die zich niet aan de aanwijzing houdt, direct worden aangehouden. De enkelband, de elektronische monitoring, wordt net als alle andere opties, zoals gedragsinterventies en -behandelingen, door de reclassering overwogen en op maat geadviseerd. Sinds het inspectierapport na de moord op Hümeyra wordt dit door de reclassering ook vaker geadviseerd bij stalking. Ook het aantal adviezen voor het opleggen van een contact- en locatieverbod is sindsdien toegenomen. Maar als u mij nou vraagt om exacte cijfers … Die heb ik nu even niet, maar met alle liefde laat ik het weten. Dit motiveerde mij in ieder geval wel om even na te gaan over welke stijging we het dan precies hebben en welke conclusies we daar dan aan kunnen verbinden. Maar goed, er is in ieder geval wel een stijging te zien van de mate waarin het wordt opgelegd en waarin het wordt geadviseerd.

Dan een vraag van mevrouw Michon-Derkzen: kan de mogelijkheid van het digitaal gebiedsverbod worden onderzocht in het kader van online stalking? Het onderzoeken van de mogelijkheid van een apart digitaal gebiedsverbod lijkt nu niet nodig, omdat een regulier contactverbod dit al afdekt. Een regulier contactverbod staat geen enkele vorm van contact toe, dus ook niet online.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Hierbij vrees ik toch dat de praktijk niet overeenkomt met het papier. Er is helemaal geen zicht op wat er allemaal online gebeurt als het gaat om slachtoffers van digitale stalking of online seksuele intimidatie, want daar zit de politie niet dag in, dag uit bovenop. Dat stelt het rapport nou juist. Het is ook de vraag of ze dat moeten doen, want dat doe je pas als er echt zaken zijn of in het kader van de openbare orde. Dus het zou kunnen, maar het punt is nou juist: wie monitort dat? Wie zit daar nu überhaupt op? Als je op een gegeven moment een gebiedsverbod hebt, is dat ook digitaal. Maar ik geloof helemaal niet dat dat in de praktijk betekent dat in het kader van de handhaving van zo'n verbod non-stop wordt bekeken wat er online gebeurt. Kan de staatssecretaris daarop reflecteren?

Staatssecretaris Coenradie:

Ik wil daar graag in de tweede termijn op antwoorden.

De voorzitter:

Uitstekend. Gaat u verder.

Staatssecretaris Coenradie:

De heer Van Nispen vroeg: wat zijn de gevolgen van het verlagen van de budgetten voor de opvangplekken voor vrouwen? Is de staatssecretaris bereid het voorstel van Valente voor uitbreiding van plekken voor 12 miljoen bij de Voorjaarsnota in te brengen? Ik ken de signalen over het naar de toekomst toe onder druk staan van de gemeentelijke financiƫn, oftewel het ravijnjaar. Hierover wordt natuurlijk overleg gevoerd tussen de gemeenten en het kabinet. Daarnaast zijn de VNG en VWS gezamenlijk opdrachtgever van het houdbaarheidsonderzoek Wmo. Dit onderzoek moet inzicht geven in de houdbaarheid van de Wmo. Ook de financiƫle houdbaarheid is hier onderdeel van. De staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, mevrouw Maeijer, komt daarnaast voor de zomer schriftelijk terug op de uitvoering van de motie. Uw verzoek om te reageren op het voorstel van Valente voor extra opvangplekken en dit in te brengen bij de Voorjaarsnota, valt ook onder de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris. Maar ik zal hierover wel met haar in gesprek gaan.

De heer Van Nispen (SP):

Dan hadden we misschien toch ook de andere staatssecretaris moeten uitnodigen. Ik ga hier toch een vraag over stellen. Ik hoop dat mij dat niet kwalijk wordt genomen. Ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen er gelijk in heeft dat dit ingewikkeld in elkaar zit. Je hebt zorgpartijen en gemeenten, en er is landelijke financiering. Maar we hebben ook gewoon verdragsverplichtingen, die zeggen dat je goed voor de opvang moet zorgen. We zien en horen nu uit de praktijk dat sommige vrouwen die bedreigd worden en uit huis gaan — ik heb liever de daders uit huis, maar soms zijn het toch vrouwen die moeten vluchten — in hotels worden opgevangen. Dat is schrijnend. Dat is geen passende opvang. Het is ook onveilig, want daar staan geen hekken omheen, of wat je dan ook nodig hebt. Het is traceerbaar. Dat kan niet. Ik heb navraag gedaan; het is niet zo dat er op allerlei plekken in het land opvangen leeg staan. Er zijn er nu dus gewoon te weinig. Daarom doe ik heel concreet het voorstel om nu op korte termijn voor landelijke financiering te zorgen. Of dat vanuit VWS gebeurt of met JenV samen, maakt me niet uit, maar er moet op korte termijn gezorgd worden voor opvangplekken, want met nader onderzoek wordt niemand veilig opgevangen.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik snap het. Ik deel ook die zorg. Ik hoor ook die signalen. Maar ik kan en moet niet op de stoel van mijn collega gaan zitten. Wat ik kan doen, is dit nadrukkelijk bij haar neerleggen. Ik snap ook dat we het niet oneindig moeten gaan onderzoeken als we al weten wat de resultaten zullen zijn. Ik deel die zorgen. Ik wil dit binnen heel afzienbare tijd met haar doorspreken. De gesprekken over de Voorjaarsnota lopen de komende weken, dus dat gesprek moet echt binnen afzienbare tijd plaatsvinden. We hebben in mei volgens mij ook nog een debat specifiek over femicide. Daar zit overigens niet alleen ik, maar ook zij bij. Maar goed, misschien vindt u dat te ver weg in dit hele verhaal, maar dat zou natuurlijk ook nog een mogelijkheid zijn om het een en ander te bespreken. Maar ik moet gewoon niet voor mijn beurt praten. Dat doe ik soms heel graag, maar in dit geval moet ik dat maar eventjes niet doen.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer had ook nog een vraag.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Die ging hierover, want het is gewoon frustrerend. Het is frustrerend dat meerdere staatssecretarissen hierover gaan en dat dus de samenhang ontbreekt. Ik zie ook wel dat het landschap gefragmenteerd is en dat je daar onderzoek naar moet doen, maar het kan niet zo zijn dat het, ondanks de wens om meer opvangplekken te creƫren, weer een jaar opschuift. Daar hebben de slachtoffers echt geen ene reet ... Daar hebben ze helemaal niks aan, zeg ik even iets minder oneerbiedig. Dat vind ik frustrerend. Je coƶrdineert het of niet, maar dit is niet de oplossing. Misschien is het een oproep en gaan we dit nogmaals in het tweeminutendebat en tijdens het femicidedebat benadrukken. In de tweede termijn heb ik nog meer suggesties, maar dat komt zo.

Staatssecretaris Coenradie:

Dan een vraag van de heer Van Nispen: slaan de bezuinigingen op het Gemeentefonds ook deels neer op de veiligheid van vrouwen, bijvoorbeeld in de openbare ruimte, door het minder kunnen inzetten van boa's, straatverlichting et cetera? We hebben op dit moment geen concrete signalen ontvangen dat de bezuinigingen op het Gemeentefonds specifiek impact hebben op de veiligheid van vrouwen in de openbare ruimte, bijvoorbeeld door minder inzet van boa's of straatverlichting. Sterker nog, we zetten nu juist meer boa's in, ook door middel van de pilots die we hebben uitgebreid om straatintimidatie tegen te gaan; ik geloof dat de heer Eerdmans dat ook aangaf. Dus als dat succesvol is, is dat ook iets wat we landelijk willen uitrollen. Maar gemeenten hebben autonomie met betrekking tot hun begrotingskeuzes en bepalen zelf hoe zij de eventuele bezuinigingen doorvoeren. Dat kan per gemeente verschillen. Ik krijg deze signalen in ieder geval nog niet. Tegelijkertijd blijft het Rijk zich inzetten, ook met financiƫle middelen, voor het versterken van de preventieve maatregelen die bijdragen aan een veiligere samenleving. Dat gebeurt onder meer via het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, het programma Veilige Steden en de Regio Deals.

De heer Van Nispen en mevrouw Bruyning hebben gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de motie-Temmink/Mutluer, die oproept om slachtoffers te beschermen tegen geweld in gezags- en omgangszaken. NSC vraagt specifiek of ik de zorg deel dat het familierecht structureel tekortschiet in de bescherming van vrouwen en kinderen in geweldssituaties en of dit wordt meegenomen in het ontwerp. In antwoord op mevrouw Bruyning wil ik benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de veiligheid van vrouwen Ʃn kinderen de noodzakelijke aandacht krijgt binnen het familierecht. Daarom kan ik melden dat we allereerst meer inzicht willen in hoeverre er op dit moment rekening wordt gehouden met veiligheidsrisico's bij gezags- en omgangszaken, zoals de staatssecretaris Rechtsbescherming en ik al eerder aan uw Kamer hebben gemeld. Dat is ook het antwoord op de vraag van de heer Van Nispen. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft op ons verzoek in oktober vorig jaar het advies uitgebracht met de titel Kind-onveiligheid in complexe (ex-)partnerrelaties. Dit advies hebben we aan uw Kamer aangeboden en daarbij hebben we uw Kamer ook gewezen op het lopende onderzoek van het Verweij-Jonker Instituut, dat nog breder kijkt naar de onveiligheid tussen ex-partners bij gezag en omgang. Dit onderzoek wordt naar verwachting dit jaar april opgeleverd. De staatssecretaris Rechtsbescherming en ik zullen uw Kamer hierover en over mogelijke verbeteracties nader informeren in de voortgangsbrief over het plan van aanpak Stop femicide!. Die verwacht ik in juni te kunnen geven. Ik wil toch nog even benadrukken dat psychisch geweld in huiselijke kring zeker ook invloed heeft op kinderen binnen het gezin. Daar heb ik oog voor. Het wetsvoorstel voor een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld maakt het mogelijk om ook dit strafbaar feit mee te wegen in familierechtelijke gezags- en omgangszaken.

Dan een vraag van JA21: is het kabinet op dit moment bezig met wetgeving om verheerlijking van of propaganda voor vrouwenbesnijdenis aan banden te leggen? Aanvullende wetgeving is hiervoor niet nodig. In Nederland wordt genitale verminking bij vrouwen beoordeeld als geweld en strafbaar feit. Het aanzetten daartoe of opruiende uitlatingen daarover zijn ook al strafbaar. Uiteindelijk is het aan de rechter om te oordelen of de uitlatingen strafbaar zijn.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar het lijkt erop dat we niet voldoende in handen hebben om dit soort propaganda te stoppen. Ik vind het zeer, zeer ernstig dat we dus vier islamitische wetsscholen hebben, die zeggen: het is verplicht om meisjes te besnijden, want anders kom je niet op school. Ik kan er niet bij met mijn hoofd. We hebben een moskee in Den Haag, de As-Soennah moskee, die vrouwenverminking gewoon promoot. Die promoot het! Ik denk dat we dat gewoon niet moeten toestaan. Dat moeten we die mensen afleren. Dat doen we niet in Nederland! We moeten dat niet tolereren en we moeten dat bestraffen. Ik weiger te accepteren dat de vrijheid van godsdienst dit moet toestaan in Nederland. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar?

Staatssecretaris Coenradie:

Volgens mij is er sprake van twee dingen. Is hiervoor aanvullende wetgeving nodig, ja of nee? Als ik puur naar die vraag kijk, is het antwoord dat dat niet nodig is. Dat het blijkbaar wel gebeurt en dat het niet wordt geconstateerd, vind ik een heel kwalijke zaak. Ik zou de heer Eerdmans daarom eigenlijk willen vragen om mij die voorbeelden aan te reiken. Dan ga ik kijken hoe we daar actie op kunnen ondernemen, want ik vind het absoluut onwenselijk.

De heer Eerdmans (JA21):

4.200 meisjes lopen de komende jaren een zeer groot risico om in Nederland besneden te worden, om verminkt te worden. De staatssecretaris zegt "de huidige wetgeving", maar de Raad van State heeft na een klacht van Femmes for Freedom geoordeeld dat de wetgeving ontoereikend is. Daarom is mijn vraag: moeten wij de wetgeving niet aanscherpen? Daarom wil ik ook een beter onderbouwd antwoord van de staatssecretaris op de vraag waarom het kabinet niet zou moeten gaan werken aan wetgeving die verheerlijking van en propaganda voor vrouwenbesnijdenis aan banden legt.

Staatssecretaris Coenradie:

Dat laatste is een goede toevoeging. Wat ik wil doen, is in ieder geval onderzoeken waarom het niet toereikend is. Ik moet daarvoor de jurisprudentie bekijken, want op welk punt is dat dan niet toereikend? Als het om iets aanvullends of om iets anders vraagt qua wetgeving, dan zou dat een vervolgstap moeten zijn. Maar ik wil dat eerst ook zelf even goed beoordelen, wat niet wegneemt dat ik uw signaal, meneer Eerdmans, wel heel erg serieus neem. Op het moment dat we signalen krijgen van dit soort scholen of wat dan ook, dan wil ik dat ook heel graag weten. Als het niet wordt geconstateerd, terwijl er misschien wel letterlijk op een site staat dat dit een toelatingseis is, dan is dat natuurlijk te gek voor woorden, om het maar even zacht uit te drukken. Ik hoor die signalen dus graag.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik weet dat in ieder geval ƩƩn islamitische basisschool het verplicht stelt. De andere zeggen dat ze het aanbevelen. Dat is natuurlijk een andere gradatie, maar het zijn denk ik vier scholen die echt in troebel water vissen. En ze komen allemaal vanuit de traditie … De culturele betekenis ervan … Nou ja, we weten allemaal hoe laat het dan is. We moeten dat gewoon niet accepteren in Nederland. Ik ben blij, hoor, want we hoeven dit nu niet af te kaarten. Ik wil wel heel graag de toezegging genoteerd hebben dat dit wordt uitgezocht door het kabinet en dat JA21 hierover wordt geĆÆnformeerd. Excuus: dat de Kamer hierover wordt geĆÆnformeerd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is inderdaad de vraag, staatssecretaris, of we concreet kunnen maken hoe u dat gaan doen en op welke termijn.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik wil die voorbeelden in ieder geval concreet weten. Dat hoeven we niet per se nu in dit debat te doen, want dat kan ongetwijfeld ook na afloop of op een later moment deze week. Ik zal daar gewoon actie op ondernemen. Ik kan me verder heel goed voorstellen dat de Kamer hierover geĆÆnformeerd wil worden. Ik wil daar overigens zelf ook over geĆÆnformeerd worden! Wanneer kom ik daarop terug? Ik moet daar even over overleggen en daarom kom ik er in de tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Uitstekend. Mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik wil toch even doorgaan op het punt dat de heer Eerdmans maakte. Natuurlijk begrijp ik heel goed dat de staatssecretaris niet over alles gaat, maar het punt is dat de Kamer een aantal onderwerpen die op de agenda staan, heel breed zo enorm verafschuwt. We doen daarom een heel indringend appel op het kabinet om er wat aan te doen. Dat kan de staatssecretaris wellicht niet alleen, maar ik hoop wel dat juist de staatssecretaris het bij anderen aanzwengelt. Femmes for Freedom staat alleen! Die prediker is in hoger beroep vrijgesproken en de gemeente hoeft niet handhavend op te treden richting de gemeente. Ze staan dus in hun hemd. Met alle respect, dit was nieuws van december vorig jaar en de staatssecretaris zegt nu "ik zoek dit even uit". Dat is prettig, maar ik zou zo graag willen dat ze dat actiever en proactiever gaat aanpakken vanuit haar verantwoordelijkheid binnen het kabinet. Hetzelfde geldt voor seksuele voorlichting op scholen. We hebben weer allerlei toestanden rond die Lentekriebels. Dat is ons een doorn in het oog. Seksuele voorlichting is een van de kerndoelen in het onderwijs en toch doen scholen het niet. En dan spreken we alleen maar onze afschuw daarover uit. Het moet echt steviger! Ik zou de staatssecretaris willen aanmoedigen om te zeggen wat zij nodig heeft, want deze commissie wil haar helpen om te doen wat nodig is richting haar collega's en richting bepaalde landen. Vanuit deze agenda moet zij steviger optreden dan nu het geval is, want er zijn dingen die gewoon consequent niet goed gaan en dat gaat dus om dingen die we gewoon niet acceptabel vinden!

Staatssecretaris Coenradie:

Ik hoor wat uw Kamer zegt. Ik heb daar natuurlijk net al iets over gezegd in het kader van bijvoorbeeld Veilig Thuis en de aanpak en het mandaat daaromtrent. We hebben het op dit moment in Den Haag redelijk versnipperd opgepakt. Dat verdient misschien niet helemaal de schoonheidsprijs. Er ligt een deel bij VWS. Om het nog ingewikkelder te maken, ligt er ook nog een deel bij OCW, bijvoorbeeld aangaande seksuele voorlichting op scholen, en een deel ligt bij mij. Maar we hebben het vaak wel allemaal over hetzelfde onderwerp. In die hele keten hebben we te maken met verschillende ministeries. Gaat het daardoor beter? Nee, want soms ga ik net iets te voortvarend aan de slag en zegt een ander ministerie "die toezegging had je misschien niet moeten doen" of "die vraag ligt wat meer bij ons". Het wordt daardoor ook niet makkelijker en overzichtelijker. Dus wat is daarvoor nodig? Er ligt natuurlijk op dit moment, zeker als het gaat om de aanpak van femicide en de coƶrdinatie van de aanpak van huiselijk geweld, een coƶrdinatierol bij VWS. Op het moment dat uw Kamer iets anders wil zien in hoe we het nu georganiseerd hebben, is dat aan uw Kamer. Ik kan alleen maar aangeven dat ik zie dat ik niet overal over ga. Ik ben absoluut aanmoedigend bezig, vind ik zelf, om zaken goed op de kaart te zetten en te kijken waar we zaken kunnen verbeteren. Maar ik heb gewoon wel te maken met mijn collega's.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik maak een laatste statement. Ik vind het echt cynisch als we zorg voor slachtoffers niet optimaal organiseren door bureaucratie. Ik wil wel graag dat wij als Kamer met de verantwoordelijke bewindspersonen spreken om de zaken op te lossen voor degenen die dat verdienen. Anders moeten wij ons als Kamer anders organiseren. Ik wilde dit als laatste zeggen, vooral als aanmoediging voor deze staatssecretaris om juist vanuit de inhoud van dit onderwerp de bureaucratie te beslechten.

Staatssecretaris Coenradie:

Dat is een duidelijk signaal.

De voorzitter:

De staatssecretaris continueert.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik heb nog een vraag van mevrouw Bruyning van NSC: welke elementen uit deze richtlijn kunnen we nu al vervroegd nationaal implementeren, bijvoorbeeld via een initiatiefwet of een beleidsaanpassing? Denk bijvoorbeeld aan een verplichte risicoanalyse bij elke melding van partnergeweld. De implementatie van de richtlijn verloopt zo snel mogelijk. Omdat de richtlijn gebaseerd is op het Verdrag van Istanbul, dat zich richt op het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, is er een aanzienlijke overlap tussen de verplichtingen uit de richtlijn en het bestaande Nederlandse beleid en de bestaande regelgeving. We doen dus echt al heel veel. Een concreet voorbeeld is de beoordeling van de beschermingsbehoefte van slachtoffers. In Nederland beoordeelt Veilig Thuis bij elke melding van huiselijk geweld de beschermingsbehoefte. De politie en het OM bepalen dan of extra beschermingsmaatregelen nodig zijn. Bij geweld tegen vrouwen buiten de huiselijke kring neemt de politie die volledig op zich. Dit sluit aan bij de richtlijn en wordt waar nodig versterkt. Daarnaast worden een aantal beleidsvraagstukken ook samengepakt met het plan van aanpak Stop femicide!, zoals het coƶrdinatievraagstuk. De richtlijn vormt een minimumnorm. We werken aan een interpretatie en verankering die aansluit bij de Nederlandse praktijk. Begin volgend jaar presenteer ik samen met mijn collega's van VWS, OCW en SZW — om er nog maar een ministerie aan toe te voegen — het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn. In juni kom ik uitgebreider terug op de voortgang. Dan komt ook de brief over femicide, waaraan ik net refereerde.

Dan heb ik een vraag van de heer Van Nispen van de SP: klopt het dat vrouwonvriendelijkheid of zelfs vrouwenhaat erger wordt? Hoe zorgelijk vindt de staatssecretaris dat? Laat ik vooropstellen dat het volkomen onacceptabel is dat vrouwen zich niet veilig wanen op straat. Ik herken dat. Als ik zeg "ik", dan spreek ik namens ontelbare andere vrouwen. Dat blijkt niet alleen uit onderzoek. Vraag het een willekeurige vrouw en iedereen zal het, denk ik, beamen. Hoe kleed je je? Hoe loop je? Dat zijn allemaal vragen waar heel veel vrouwen en meisjes dagelijks mee te maken hebben en mee worstelen. Ik heb alleen geen harde cijfers waaruit kan worden afgeleid dat vrouwonvriendelijkheid of zelfs vrouwenhaat in Nederland toeneemt. Maar ik hoor die signalen wel. In de beantwoording van de Kamervragen uit het afgelopen najaar zijn de minister van Binnenlandse Zaken, de staatssecretaris van Onderwijs en ik ingegaan op de vele manieren waarop het kabinet deze problematiek aanpakt. Daarin is bijvoorbeeld ook toegelicht dat de aanpak verschilt per vorm van vrouwenhaat. Naast een strafrechtelijke aanpak is bijvoorbeeld ook het bevorderen van bewustzijn belangrijk. Dan hebben we uiteraard ook de aanpak Stop femicide!, het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag, en het Programma Weerbaar Bestuur. Ook werkt het kabinet aan de online aanpak van extremisme, terrorisme en aan een aanpak van online discriminatie, racisme en hatespeech, bijvoorbeeld door de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen.

De voorzitter:

Dat leidt tot een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is misschien een hele moeilijke vraag. De staatssecretaris geeft een lange opsomming van zaken en programma's die allemaal al gebeuren, maar dit heeft toch te maken met het bijbrengen van normen, met gelijkwaardigheid, met beĆÆnvloeding. Dat moet natuurlijk thuis gebeuren, maar als het thuis niet gebeurt, waar dan wel? Dit is geen onderwijsdebat; dat snap ik en dat respecteer ik. Ik ga de staatssecretaris wel vragen om hier later op terug te komen en gebruik te maken van de goede ideeĆ«n die bij bijvoorbeeld Rutgers leven. Ik vraag haar ook om uitgebreid terug te komen op de jaarlijkse discussie, die wat mij betreft nooit een discussie zou moeten zijn, over het programma Lentekriebels. Dat zijn gewoon cruciale zaken. Iedereen, hoe je ook opgroeit, moet gelijkwaardigheid bijgebracht krijgen of daar in ieder geval mee in aanraking komen. Misschien moet zij dit met meerdere collega's doen — dat maakt mij niet uit — maar kan de staatssecretaris toezeggen om hier later uitgebreider op terug te komen?

Staatssecretaris Coenradie:

Ja, dat kan ik zeker. Ik volg de discussie over de Week van de Lentekriebels ook. Die is natuurlijk elk jaar nagenoeg hetzelfde. Het lijkt nu een enorme zwart-witdiscussie te worden. Of het is woke, of het is helemaal niet … Ik denk dat het heel erg goed is dat kinderen van 4 iets anders aangereikt krijgen dan kinderen van 12. Dat is ongetwijfeld ook bij iedereen bekend. Maar dit gaat natuurlijk over weerbaarheid, over hoe je grenzen aangeeft, over hoe je grenzen bij anderen herkent en over wat er gebeurt als iemand nee zegt. Ik vind dat heel erg belangrijk. Zoals jullie allemaal weten heb ik thuis een kleine dreumes rondlopen. Die zegt nog regelmatig "stop, hou op, ik wil dat niet" op het moment dat hij bij een ander kindje iets ziet wat hij niet zo leuk vindt. Ik vind dat goed. Dat zijn volgens mij toch ook zaken die worden meegenomen in de Week van de Lentekriebels. Ik kan het dus alleen maar aanmoedigen. Ik denk dat we er in Nederland met z'n allen mee moeten ophouden om de vraag of het wel of niet moet, elke keer weer onderwerp van gesprek te maken. Nee, wie ik ook spreek in de hele keten — de politie begint daar ook steeds over — iedereen zegt dat dit echt problematisch is. Het is belangrijk dat kinderen op heel jonge leeftijd weten wat wel kan en wat niet kan en hoe zij daar vervolgens mee omgaan. Kinderen hebben soms al op heel jonge leeftijd te maken met online zaken of met bijvoorbeeld seksueel geweld of misbruik. Ik maak me daar heel erge zorgen om. We moeten daar vooral niet heel veel taboe en schaamte op leggen. Het moet juist worden besproken in zo'n Week van de Lentekriebels en er moet op school heel veel aandacht voor zijn. Maar ik vind ook dat de opvoeding thuis begint, dus ik zou iedere ouder ontzettend willen aanmoedigen om het bespreekbaar te maken, om het uit de taboesfeer en de schaamte te halen en om het alsjeblieft te normaliseren. Dan gaan we met elkaar een hele mooie nieuwe generatie tegemoetzien.

De voorzitter:

Dank u wel. En de toezegging?

Staatssecretaris Coenradie:

De toezegging is dat ik er zeker uitgebreider op terugkom. Dat vind ik goed. Ik kom in de tweede termijn even terug op de termijn waarbinnen ik erop terugkom.

De voorzitter:

Uitstekend. We kijken ernaar uit. Gaat u verder.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik heb een aantal vragen over seksuele misdrijven. Ik begin bij een vraag van de heer Eerdmans. Hoe vaak is het voorgekomen dat iemand is vervolgd sinds de inwerkingtreding van de Wsm, de Wet seksuele misdrijven? Tot februari 2025 zijn ruim 50 dossiers met gevallen van seksuele intimidatie door het OM beoordeeld. Het overgrote deel daarvan staat op de planning voor dagvaarding. Acht gevallen hebben inmiddels tot een veroordeling geleid. Ik vind het erg mooi om te zien dat de boa-pilot inmiddels in nog vier andere steden wordt uitgerold. De heer Eerdmans refereerde er al aan. In zijn opsomming ontbrak Almere nog, dus dat wil ik hier ook nog even genoemd hebben. Ik denk dat dit een hele goede zaak is.

De heer Eerdmans zei ook dat we inmiddels negen maanden verder zijn na de inwerkingtreding van de Wsm. Hij vroeg hoe ik de nieuwe wetgeving ervaar in relatie tot het onderwerp waarover we vandaag spreken en welke signalen ik ontvang van betrokken organisaties, het OM en de rechtspraak. De implementatie is in ieder geval succesvol verlopen en de eerste ervaringen met de wet zijn positief, dus dat is mooi. Er is ook heel veel aandacht voor. Elke keer als er heel veel aandacht voor dit onderwerp is, zien we dat bijvoorbeeld de website van het Centrum Seksueel Geweld ontzettend veel meer bezoekers heeft. Blijkbaar landt het bij heel veel mensen op een goede manier en zet het mensen misschien ook aan om eens advies in te winnen en te kijken hoe zij verder geholpen kunnen worden. De politie heeft inmiddels jaarcijfers gepubliceerd waaruit een stijging van het aantal meldingen van seksuele misdrijven in de tweede helft van 2024 blijkt, maar het is nog te vroeg om te zeggen of deze stijging wordt veroorzaakt door de Wsm of bijvoorbeeld te maken heeft met de recente media-aandacht voor seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag, waaronder de campagne rondom de invoering van de wet. Wat het OM betreft verwacht ik dat ik het eerste beeld in het jaarbericht kan geven, dat naar verwachting binnenkort, in het voorjaar, wordt gepresenteerd. De eerste veroordelingen zijn er dus al geweest, zoals ik net zei. Dat past ook wel binnen de verwachting die we hadden van de Wsm.

Dan een vraag van de heer Eerdmans: wat is de stand van zaken van de pilot handhaving door boa's op seksuele intimidatie? Die pilot heb ik net enigszins genoemd. Hij loopt sinds 1 juli bij de gemeentes Amsterdam, Utrecht en Arnhem. Ik heb er ook zelf in meegelopen. In ieder geval zijn er positieve ervaringen mee. Dat heeft ertoe geleid dat we hem gaan uitbreiden naar vier nieuwe gemeentes. Dat is inmiddels ook al gestart. Er zijn veroordelingen uitgesproken. Blijkbaar weten we het met elkaar dus niet alleen goed te constateren, maar ook goed vast te leggen. Het ziet er dus hoopgevend uit. Natuurlijk evalueren we zaken ook, zoals we met wetten doen. Ik verwacht dat de evaluatie voor de zomer van 2026 gereed zal zijn.

JA21 had nog een vraag over de seksuele straatintimidatie. Die is strafbaar, maar JA21 was bij de behandeling van de Wsm al kritisch op de straf die ertegenover stond. Het ging vooral over de pakkans en de bewijsbaarheid. JA21 vroeg mij hoe we het gevoel van straatonveiligheid kunnen verbeteren. Wat het gevoel van straatonveiligheid betreft hebben mijn collega's, de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Infrastructuur en Waterstaat, uw Kamer bij de brief van 25 september 2024 geĆÆnformeerd over de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om de veiligheidsgevoelens van vrouwen in de openbare ruimte te verbeteren. Dat was in antwoord op vragen van de leden Mutluer en De Hoop over dit onderwerp.

De volgende vraag, ook van JA21, gaat over de campagne Pikpraat van straat. Daarbij konden vrouwen het via een app melden als zij seksueel geĆÆntimideerd werden. Er kwamen toen meldingen van vrouwen binnen, maar de campagne werd gestopt vanwege te weinig resultaat. Dat was mede omdat seksuele straatintimidatie niet bestraft kon worden. Dat kan nu dus wel. De vraag was of ik een herstart van deze campagne zie zitten. Laat ik vooropstellen dat ik het belangrijk vind dat iedereen zich veilig voelt en dat niemand slachtoffer wordt, maar dat lijkt me evident. Veel gemeenten investeren in het opzetten en faciliteren van meldpunten. Sommige gemeenten hebben meldpunten die specifiek ingericht zijn op straatintimidatie en seksuele intimidatie. Dat gaat dan via een app of de website. Bij andere gemeentes wordt dat ondergebracht bij bestaande organisaties of bij de politie. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of ze dergelijke meldpunten willen inrichten, bijvoorbeeld om hotspots van seksuele intimidatie in kaart te brengen.

Dan een vraag van mevrouw Van der Werf van D66: wat wordt er op dit moment gedaan om de werkdruk van de zedenrechercheurs aan te pakken? Ik zie zeker dat de politiecapaciteit onder druk staat. Ik ben, volgens mij een aantal weken geleden, bij de zedenrechercheurs in Oost-Nederland geweest. Ik hoor daarin ook die verhalen. Men heeft daar nu een apart bijstandsteam ingericht om meer voortgang te maken op de doorlooptijd. Dat vond ik heel mooi. Mensen zijn daarin dedicated bezig met het oppakken van zedenzaken. Dat voorkomt dat mensen een telefoontje krijgen om naar een andere zaak toe te gaan. Ze kunnen zich nu hier specifiek op richten. Je ziet dat het qua doorlooptijden nu enorm wordt bespoedigd. Dat vind ik dus een positief signaal. Tegelijkertijd blijft daar gewoon ontzettend veel binnenkomen. Ze doen ook echt een beroep op alles wat preventie aangaat. We hadden het nu net over een aantal zaken. Ik noem de Week van de Lentekriebels, alles wat we op scholen kunnen doen en opvoeding. Daar begint gewoon echt heel veel mee. Maar ze gaven ook iets anders aan. Ik vond dat eigenlijk best een goed idee; ik wil er onderzoek naar doen. Het is nu vanuit de Politieacademie verplicht om twee jaar op straat rond te lopen. Dan pas — dat zeg ik tussen aanhalingstekens — kunnen ze een specifieke keuze maken voor bijvoorbeeld het vak van zedenrechercheur. Die regel is natuurlijk niet voor niets ooit in het leven geroepen. Dat zal ongetwijfeld om heel goede redenen zijn gebeurd. Maar het is ook een feit dat er een heel grote behoefte is aan specialisten, bijvoorbeeld op het gebied van zeden, mensen met verward gedrag, huiselijk geweld, stalking of femicide. De vraag is dus in hoeverre we mensen die van de Politieacademie komen, al eerder een specifiek vak in kunnen laten gaan, zeker als ze intrinsieke motivatie hebben. Ik wil dat onderzoeken. De vraag stellen is hem nog niet beantwoorden; ik weet het gewoon nog niet. Ik wil er heel snel bij de Kamer op terugkomen wat de mogelijkheden hiertoe zijn.

Ik ben ook in Rotterdam-Oost geweest. Daar vond ik de aanpak echt fantastisch. Ik verwees in mijn inleidende spreektekst al naar de doorlooptijden. De doorlooptijd bij de aanhouding van iemand die verdacht wordt van huiselijk geweld of stalking, was eerst 30 dagen. Dat is nu naar acht dagen teruggebracht, gewoon door het werken met specialisten die alleen daarmee bezig zijn. Ik vind dat een fantastische ontwikkeling. Het kost geen extra capaciteit. Het kost ook geen extra geld. Het is een andere manier van organiseren. Ik heb de heilige overtuiging dat dit heel succesvol is. Ik heb in mijn gesprek met burgemeester Carola Schouten dus ook aangegeven: als dit zo succesvol is, ga dan eens kijken of we dit breder in Rotterdam kunnen uitrollen. Als het zo veel mooie en meetbare resultaten oplevert, dan moeten we het toch ook landelijk verder uitrollen? Ik heb dat ook bij mijn contacten bij de politie aangegeven. Ik heb alle respect voor couleur locale, maar als we zien dat zaken succesvol zijn en meetbare resultaten hebben, dan moeten we daar onze ogen volgens mij niet voor sluiten. Dan moeten we gewoon zeggen: dit gaan we anders inrichten.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank voor de beantwoording. Het is heel goed om te horen dat er naar dit soort alternatieven wordt gekeken. Ik denk namelijk ook dat het niet alleen in geld zit. Tegelijkertijd heb je wel goede, gemotiveerde mensen nodig, want anders zijn we namelijk bijna nog verder van huis. Ik vraag me wel het volgende af. Zo'n PSI-opleiding zit bijvoorbeeld nu vol. Is daar nog iets aan te doen? De staatssecretaris gaat hier nu toch mee aan de slag. Ik kan me voorstellen dat we dat vanuit de Kamer nog kunnen aanmoedigen. Maar ik denk dat we dan toch moeten kijken ... Als de opleidingsplekken blijkbaar vol zitten, is er dus een aanbod. Ik weet niet of ik dat nu verkeerd interpreteer. Ik wil er graag duidelijkheid over.

Staatssecretaris Coenradie:

Dat neem ik dan gewoon mee in het onderzoek hiernaar. Dat wil ik voorstellen. Wat ik heb geconstateerd, moedigt mij eigenlijk vooral aan om te kijken hoe het zit. Zit er ruimte om het misschien anders in te richten voor politiemensen die na de Politieacademie het werkveld ingaan? Dat ligt overigens niet alleen bij mij, zeg ik voordat ik op de stoel van iemand anders ga zitten. De politie valt onder het ministerie van Justitie en Veiligheid. Maar ik krijg deze signalen. Het raakt natuurlijk ook heel duidelijk mijn portefeuille. Ik wil er dus zeker over in gesprek gaan en onderzoeken waar de kansen liggen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Coenradie:

De heer Eerdmans vroeg om een reactie op de vraag hoe het kabinet zowel de aangiftebereidheid als de zedencapaciteit bij de politie en bij het OM kan vergroten. Ik heb daar natuurlijk ... Nee, ik heb daar net nog niets over gezegd. Maar ik heb natuurlijk wel iets gezegd over de zedencapaciteit. We zouden dat misschien op een andere manier kunnen organiseren door mensen al eerder in te zetten op dit soort dossiers in plaats van eerst nog twee jaar op straat. Ik weet niet of dat kan. Dat moet ik gewoon onderzoeken. Wat betreft de aangiftebereidheid zien we dat steeds meer mensen het melden. Ik denk dus dat het goed gaat met de aangiftebereidheid. Het steeds met mekaar bespreken — we doen dat vandaag, maar eigenlijk ook in het hele maatschappelijke debat — moedigt mensen volgens mij aan om te blijven melden. Het blijft dan ook steeds minder in de taboe- en schaamtesfeer hangen. Het voelt een beetje wrang om te zeggen, maar ik denk dat het een goede ontwikkeling is dat deze cijfers stijgen. Dat geeft namelijk ook aan dat de meldingsbereidheid omhooggaat.

Omwille van de tijd wil ik voorkomen dat ik vragen dubbel ga beantwoorden. Ik leg even iets opzij waarvan ik denk dat ik dat eigenlijk al beantwoord heb.

De heer Van Nispen had een vraag over de Week van de Lentekriebels, maar die heb ik volgens mij wel beantwoord, met een heel betoog overigens.

Ik heb nog een vraag van de heer Eerdmans. Ik weet niet of ik die al beantwoord heb, maar die ging over het hebben van concreet inzicht in het veiligheidsgevoel van zowel mannen als vrouwen. Dat hebben we ook met de Veiligheidsmonitor. Die geeft dus inzicht in het veiligheidsgevoel van mannen en vrouwen. Ik heb daar allerlei cijfers bij, maar omwille van de tijd …

Dan heb ik een vraag van de heer Van Meijeren van FVD. Hij vraagt of ik bereid ben om een nieuw onderzoek te laten doen, een echt onafhankelijk onderzoek volgens de wensen van ggz-behandelaren. Het antwoord daarop is: nee, dat ben ik niet. Dat heeft ermee te maken dat ik van mening ben dat we al een onafhankelijk onderzoek hebben gedaan. Zoals de heer Van Meijeren aangaf, is daar al door meerdere bewindspersonen naar gekeken. Een nieuw onderzoek acht ik overbodig, ook op basis van de inzichten verkregen uit het onderzoek van de commissie-Hendriks, het WODC-onderzoek naar de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken en het onderzoek van het Team Bestrijding Kinderporno van de politie, onder leiding van het landelijk parket.

De heer Van Meijeren (FVD):

De staatssecretaris geeft aan dat het onderzoek onder leiding van Hendriks al onafhankelijk was. Hoe verhoudt dat zich tot het instellingsbesluit van deze commissie waarin is bepaald dat … In de eerste plaats is die commissie ingesteld door de minister van Justitie. De minister van Justitie had de bevoegdheid om alle leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het plan van aanpak moest eerst goedgekeurd worden door het ministerie van Justitie. De resultaten van het rapport moesten eerst richting de minister van Justitie. Slachtoffers geven aan geen vertrouwen te hebben gehad in de onafhankelijkheid van deze commissie. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit als onafhankelijk?

Staatssecretaris Coenradie:

Dan komen we volgens mij bij de vraag die daarachter zit: in hoeverre zijn de mensen bij Justitie en Veiligheid dan betrouwbaar? Dat zijn de mensen die naar eer en geweten een onderzoek uitzetten, die controleren of iets goed of niet goed wordt uitgevoerd en of het plan van aanpak dan ook voldoet aan de vraag die achter het onderzoek ligt. Ik heb dat vertrouwen wel. Ik denk dat als wij iets onderzoeken, zoals ik nu ook te werk ga, dat altijd onafhankelijk is. Maar er is altijd wel iemand die een opdracht moet geven; zo werkt dat. Op het moment dat ik iets wil laten onderzoeken, vraag ik dat ook. Maar als we dan allemaal ook nog mijn betrouwbaarheid ter discussie stellen, dan wordt het wel een heel ingewikkeld gesprek. Ik voel er dus niet zo veel voor om de betrouwbaarheid van het ministerie of van vorige bewindspersonen ter discussie te stellen en daarmee dan dus ook te zeggen dat het onderzoek niet helemaal goed uitgevoerd is. Daar voel ik niets voor.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Meijeren. Of was dat voldoende?

De heer Van Meijeren (FVD):

De staatssecretaris geeft aan dat zij de commissie wel onafhankelijk acht. Het is natuurlijk heel wrang dat uitgerekend ook hooggeplaatste ambtenaren van het ministerie van Justitie worden beschuldigd door de slachtoffers. De slachtoffers geven zelf aan dat ze geen vertrouwen hadden in die commissie en daarom ook niet bereid waren om mee te werken aan het onderzoek van die commissie. Volgens mij valt of staat het succes van zo'n onderzoek bij de vraag of de slachtoffers bereid zijn om daaraan mee te werken. Dus de vraag of de staatssecretaris of heel veel andere mensen daar vertrouwen in hebben, is volgens mij minder relevant. De slachtoffers en alle belangenorganisaties geven aan geen vertrouwen te hebben in die onafhankelijkheid. Dat hebben ze uitvoerig gemotiveerd. Er zijn tal van brandbrieven gestuurd, ook naar deze staatssecretaris. Tot op de dag van vandaag hebben ze daar nog geen reactie op gehad, behalve een ontvangstbevestiging. Wat zegt deze staatssecretaris tegen de slachtoffers die zeggen "wij voelen ons niet gehoord, wij voelen ons niet veilig bij die commissie en wij worden hier niet mee geholpen"?

Staatssecretaris Coenradie:

Ik denk dat het wel waardevol is om belang te hechten aan wat ik vind; laat ik dat even vooropstellen. Ik ben daarin niet toondoof voor wat andere mensen vinden. Dat is ook logisch, want ik werk graag samen met andere instanties. Het gaat hier vandaag ook regelmatig over andere instanties of instituten. Ik weet echter dat er een onderzoek is gedaan. En ik ben van mening dat dit onafhankelijk is. Ja, het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft die opdracht gegeven. Ja, het klopt dat het ministerie van Justitie en Veiligheid een plan van aanpak goed moet keuren. Dat is de wijze waarop we heel veel onderzoeken verrichten. Je zou nu wel elk onderzoek ter discussie kunnen stellen, en dat ben ik gewoon niet van plan. Ik denk dat dit naar eer en geweten goed is gedaan. In het onderzoek is volgens mij, als ik het goed heb begrepen, aangegeven dat er wel degelijk sprake is van slachtoffers. De vraag is of er sprake is van een georganiseerd verband. Ik ben dan wel nieuw op dit dossier, maar ik zie en hoor nu in ieder geval geen nieuwe informatie die aanleiding is om het weer opnieuw te onderzoeken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Meneer Van Meijeren, tot slot.

De heer Van Meijeren (FVD):

Er zijn tal van mogelijkheden om zo'n onderzoek in te richten op een manier waar de slachtoffers zich wel prettig bij voelen. Daar zijn ook hele concrete voorstellen voor gedaan; die zijn allemaal genegeerd. Ik vind het oprecht heel erg teleurstellend dat deze staatssecretaris dezelfde taal spreekt als haar voorgangers. Dat is precies waarom die slachtoffers zich niet veilig en niet gehoord voelen. Hun signalen worden wel zogenaamd gehoord maar niet erkend. Alles wordt meegewogen maar niets verandert. De commissie-Hendriks was feitelijk aantoonbaar niet onafhankelijk. De behandelaren spreken van "een mislukt onderzoek". De slachtoffers hebben het vertrouwen verloren. Vandaag laat de staatssecretaris het na om dat vertrouwen te herstellen. Dat is geen zorgvuldigheid; dat is stilstand. In dit dossier is stilstand medeplichtigheid aan de doofpot.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik hoor de aantijgingen en ik wil het daar even bij laten.

De voorzitter:

Goed. Ik wil echt richting een tweede termijn, want anders komen we niet uit. Ik vraag de staatssecretaris dus hoever ze is met de beantwoording en of we een beetje naar de tweede termijn kunnen gaan.

Staatssecretaris Coenradie:

Ik ga gewoon echt zo snel mogelijk praten. We gaan ook nog even kijken of er niet dubbelingen in de vragen zitten.

Dan een vraag van de heer Krul over het mogelijk maken van zittingen achter gesloten deuren. Op korte termijn start er een onderzoek naar de openbaarheid van zittingen, ook in relatie tot de belangen van slachtoffers. Over de uitkomsten daarvan en eventuele vervolgstappen zal de staatssecretaris Rechtsbescherming u te zijner tijd informeren.

Dan een vraag van mevrouw Mutluer over voornemens om de termijn van de regeringscommissaris te verlengen. Het huidige Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld wordt gecoƶrdineerd door OCW en SZW. Dit actieprogramma en de aanstelling van de regeringscommissaris lopen tot eind 2026. Voor de verdere vragen over dit traject moet ik u toch doorverwijzen naar de bewindspersonen van OCW en SZW. Ik zie mevrouw Mutluer nee schudden. Het lijkt dus of ik de vraag niet helemaal goed heb begrepen.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik heb het niet over de verlenging. Volgens mij hebben we dat tijdens een OCW-debat aan de staatssecretaris gemeld en volgens mij gingen ze daarmee aan de slag. Het gaat mij erom dat ik versnippering zie en dat ik wil dat die verdwijnt, dus ook op departementaal en ministerieel niveau. Ik bedoel dat je dus moet gaan nadenken over een landelijke coƶrdinatie in handen van een regeringscommissaris — daarbij worden de ervaringen van de huidige regeringscommissaris meegenomen — die onder andere over femicide gaat. Dat is net een andere insteek. Daarvoor heb ik eerder een voorstel opgesteld en gedaan. Dat is het.

Staatssecretaris Coenradie:

Op dit moment voert de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, NSOB, een onderzoek uit naar de wijze waarop landelijke coƶrdinatie in de aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling kan worden vormgegeven. In het onderzoek wordt rekening gehouden met de verplichtingen die voortvloeien uit de EU-richtlijn, zoals het Verdrag van Istanbul inzake huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Ik verwacht dat dat onderzoek in juni van dit jaar afgerond is. Dat vormt een goede basis voor eventuele vervolgstappen. Over het andere dat mevrouw Mutluer noemt, heb ik volgens mij al veel aangegeven. Dat staat misschien nu even los van de rol van de regeringscommissaris. Volgens mij heb ik daar voldoende over gezegd.

Dan een vraag van de heer Krul over de staat van het WODC-onderzoek naar de Nederlandse porno-industrie. Tijdens het commissiedebat Mensenhandel en prostitutie van 11 september van het afgelopen jaar heeft mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, toegezegd om het WODC te vragen om een onderzoek uit te voeren naar de Nederlandse porno-industrie. Inmiddels worden er met het WODC voorbereidingen getroffen voor het doen van dit onderzoek. Over de precieze start van het onderzoek en het verdere proces kan ik op dit moment nog geen uitspraken doen. Wanneer dit wel mogelijk is, zult u bij een voortgangsbrief op de hoogte worden gehouden. Dit ligt echt bij mijn collega, bij de minister.

De heer Krul (CDA):

Dat irriteert mij enorm en ik zal uitleggen waarom. Naar aanleiding van het Volkskrantonderzoek heb ik een plenair debat aangevraagd. Op ƩƩn partij na werd dat door de hele Kamer gesteund. De termijn verliep. Ik heb exact datzelfde debat weer plenair aangevraagd. Alle partijen die dat nog wel steunden op het moment dat het in het nieuws was, vonden toen opeens dat het wel bij een commissiedebat kon. Het debat is dus van de lijst gegaan. Een dag later zat ik in de procedurevergadering. Ik zei: "OkƩ collega's, ik moet dit bespreken bij een commissiedebat. Welk commissiedebat is dat?" Daarom is dit commissiedebat er vandaag gekomen. Er waren namelijk twee opties: Mensenhandel en prostitutie of Zeden en (on)veiligheid van vrouwen. We hebben toen gezegd om het maar hier in dit debat te doen. Nou zit ik hier en krijg ik te horen: je moet een andere minister hebben. Als dat zo is, dan vraag ik dinsdag bij de regeling een nieuw plenair debat aan. Ik kijk even naar mijn collega's die dit eerst hebben gesteund en later niet, waardoor ik nu hier zit: we gaan dat plenaire debat maar weer aanvragen, want dit vind ik echt wel heel teleurstellend.

De voorzitter:

Ja, terecht punt. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Coenradie:

Hier was ik niet van op de hoogte. Ik kan mij voorstellen dat dit een heel vervelend gevoel geeft. Tegelijkertijd moet ik nu niet allemaal antwoorden namens mijn collega Van Weel geven. Ik worstel hier eventjes mee. De vraag is dan natuurlijk ook waarom in dit geval dan misschien niet ook de minister aanwezig is. Ik snap dit, maar ik hoop dat u ook begrijpt dat ik niet even op zijn stoel kan gaan zitten. Als ik zo vrij mag zijn: volgens mij heeft de Kamer u ook gehoord. Deze vragen moeten uiteraard wel gewoon beantwoord worden, maar dat kan niet door mij. Excuus daarvoor. Ik doe het met alle liefde, maar het kan niet anders dan zo.

De voorzitter:

Gaat u door.

Staatssecretaris Coenradie:

Echt mijn excuses, want ik vind dit heel vervelend. Ik wist niet wat hier achter zit.

De heer Krul (CDA):

Ik wil toch even iets zeggen richting de collega's. Dit is waarom we niet bij elke regeling van werkzaamheden maar makkelijk moeten zeggen: "Het kan ook een commissiedebat; dat is sneller". Soms is dat dus gewoon niet waar. Dit is dus geen opmerking richting de staatssecretaris, maar echt even richting mijn collega's. De opmerking "het kan bij een commissiedebat" is gewoon niet altijd waar. Ik denk dat dit het perfecte voorbeeld daarvan is, want nu is het dus weer op de lange baan geschoven.

De voorzitter:

Dank daarvoor. Een punt van orde van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dit gaat echt over de orde, dus dan voel ik mij aangesproken. Kijk, het is niet mijn schuld dat de regering hier niet goed op is voorbereid. We kunnen allemaal bij de regeling van werkzaamheden gemakzuchtig een plenair debat steunen, maar met die lijst ben je over twee jaar aan de beurt. De heer Krul moet nu ook niet doen alsof het onze schuld is doordat we debatten niet steunen. Het moet wel in commissiedebatten gebeuren. De regering moet zorgen dat ze daar goed op voorbereid is en de juiste bewindspersonen afvaardigen. Laten we het nou niet om gaan draaien.

De voorzitter:

Dank voor dat punt van orde. De staatssecretaris heeft een voorstel.

Staatssecretaris Coenradie:

Even los van hoe het werkt of wat wel of niet handig is, en omdat ik het wel echt heel vervelend vind: zou het een idee kunnen zijn dat ik de minister vraag om zo snel mogelijk met een schriftelijke beantwoording van deze vragen te komen? Ik wil u natuurlijk niet het gesprek met het kabinet hierover ontnemen — laat ik dat even vooropstellen — maar het geeft misschien wel gewoon antwoord op de vragen.

De voorzitter:

Een handreiking van het kabinet. De heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Nee, voorzitter. Ik heb een plenair debat aangevraagd en de hele Kamer vond dat enorm belangrijk omdat het die week in het nieuws was. De heer Van Nispen zegt net terecht: er zijn elke week hele belangrijke dingen in het nieuws, die op een lijst van 400 debatten komen en die vervolgens vervallen. Na het vervallen vraag je dan opnieuw dat plenaire debat aan en dan is er om wat voor reden dan ook wat minder steun. Vervolgens zit je bij de procedurevergadering en leg je dit neer. Ik neem aan dat het kabinet procedurevergaderingen volgt. Daar was de zoektocht van de Kamer heel erg bij welk debat dat dan past, want er is geen debat Porno-industrie. "Moet het dan bij dit debat of bij Mensenhandel en prostitutie? Het past eigenlijk bij allebei net niet helemaal, maar laten we het dan bij dit debat doen." Dan mag ik er gewoon van uitgaan dat het kabinet zich daarop voorbereidt. Dat is niet het geval. Ik vind het onvoldoende om dat enkel met een schriftelijke beantwoording te doen, want ik vind het antwoord ook inhoudelijk — ik zeg het heel eerlijk — best wel zwak. We zijn namelijk inmiddels een halfjaar verder en we zijn dus voorbereidende gesprekken aan het voeren met het WODC. Het gaat over misstanden. Daar heb ik dus echt nog wel het een en ander over te wisselen. Ik zal dat dus maar doen via een nieuwe debataanvraag. Dat is denk ik de enige optie, omdat het weer heel lang zal duren tot het eerstvolgende commissiedebat. Dan is dit dus de snelste route.

De voorzitter:

Dank. Dan hebben we het volgende ordevoorstel, van uw voorzitter. We hebben namelijk gewoon geen tijd meer voor een volledige tweede termijn, terwijl het onderwerp dat echt wel waard is. Mijn voorstel zou dus zijn om een tweede termijn apart in te plannen. Bent u het daarmee eens? Of wilt u een tweeminutendebat aanvragen en dat we het dan daarbij houden?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter, ik was sowieso voornemens om een tweeminutendebat aan te vragen. Wat mij betreft kunnen we het dan afronden, maar ik kijk wel even rond om te zien of er mensen zijn die daar anders over denken. Mevrouw Bruyning wil dan graag een extra minuut. Ik weet niet of deze voorzitter daarover gaat.

De voorzitter:

Ik vrees van niet, aangezien het een plenaire agenda betreft. Zullen we het dan op die wijze doen, namelijk een tweeminutendebat aanvragen? OkƩ, dan doen we dat zo meteen op die wijze. We gaan dan nog even door naar de staatssecretaris voor de verdere beantwoording van de vragen.

Staatssecretaris Coenradie:

Dan kom ik bij vragen over online seksueel geweld. Ik kom als eerste bij de vraag van de heer Van Nispen. Bij de uitvoering van de motie wordt niet voldaan aan de roep om ƩƩn centraal loket voor opsporing, het verwijderen van beelden en het bieden van hulp aan slachtoffers. Waarom gebeurt dat niet, is de vraag. In de verzamelbrief die ik naar aanleiding van het vorige debat over zeden heb gestuurd, heb ik in overleg met de minister van Justitie en Veiligheid, die voor dit onderwerp verantwoordelijk is, toegelicht dat aan het verzoek om ƩƩn centraal loket in te richten zo veel als mogelijk is voldaan. Dit is gebeurd met het aanmerken van Helpwanted als laagdrempelige meldvoorziening. Alleen het starten en het uitlopen van de opsporing blijft, zoals eerder toegelicht, voorbehouden aan de politie en het OM. Zoals toegelicht passen opsporing en vervolging niet bij de onafhankelijke rol van Helpwanted als onafhankelijk betrouwbaar instituut voor het beoordelen van illegale content. Bovendien is het in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en van laagdrempeligheid niet wenselijk dat alle meldingen onder de aandacht van de politie worden gebracht. Wel zorgen de medewerkers van Helpwanted ervoor dat er, als er sprake is van strafbare content, het strafrechtelijke traject wordt gefaciliteerd, onder meer door ervoor te zorgen dat eventueel bewijs wordt verzameld en opgeslagen. Ook ondersteunt Helpwanted slachtoffers in de aanloop naar de aangifte.

De heer Van Nispen (SP):

Nu ga Ć­k mogelijk een beetje geĆÆrriteerd zijn, maar ik zal proberen dat niet te doen. De staatssecretaris kan er ook niks aan doen, maar we hebben vijf jaar geleden een motie ingediend. In verschillende debatten heb ik al heel vaak toegelicht wat het doel is van die motie: iemand kan op ƩƩn plek zijn verhaal doen. Dat is goed gegaan; dat kan bij Offlimits. Prima, dat werkt goed, maar vervolgens ben je afhankelijk van de onderbemenste politie die moet zorgen voor de opsporing. Je bent dan afhankelijk van de ondergefinancierde Autoriteit Persoonsgegevens om ervoor te zorgen dat die weerzinwekkende beelden verdwijnen. Het gaat er dus om dat er een samenwerking komt waarin dat allemaal gebeurt, voor zover daar aanleiding toe is. Natuurlijk hoeft niet alles tot een aangifte te leiden. Al die bezwaren zijn allemaal al weggenomen; ik heb het al heel vaak toegelicht. Nu biedt het voorstel — daar komt ook dat rapport Online seksueel geweld bij — daar dus oplossingen voor. Ik verzoek de staatssecretaris dus om het op die manier nog eens te bekijken en het op die manier verder te brengen. Daar komen ook de voorstellen vandaan die onder anderen de heer Krul en ik vandaag hebben gedaan — anderen hier hebben ze ook gedaan — om te kijken naar die ATKM, of je daarmee dan de link kunt maken om bijvoorbeeld die beelden snel te verwijderen. Het zit dus allemaal in dezelfde context. Het gaat om de vraag hoe je er nou voor zorgt dat mensen die het slachtoffer zijn van bijvoorbeeld die verschrikkelijke deepfakepornobeelden — of dat nou Kamerleden zijn of anderen — geholpen worden en dat die beelden verwijderd worden. Zo mogelijk moet er dan een strafrechtelijk traject volgen en moet er hulp en steun zijn als dat nodig is et cetera. Dat is het doel en ik hoop dat daaraan tegemoet gekomen kan worden, want dat gebeurt nu gewoon niet.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Coenradie:

De heer Van Nispen verwijst terecht naar dat rapport. Er is door mevrouw Mutluer een debat aangevraagd. Ik wil voorstellen dat ik dan reageer op het rapport.

De voorzitter:

Ja, kunt u daar nog iets concreter over worden?

Staatssecretaris Coenradie:

Dat snap ik, ook in het licht van waarover we het net even hadden. Ik kom dan met een kabinetsreactie hierop. Dan is natuurlijk ook weer de vraag op welke termijn ik dat doe. Dat is tussen nu en twee maanden.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor die toezegging. Heeft u nog andere punten, staatssecretaris?

Staatssecretaris Coenradie:

Ik heb ook een vraag van de heer Krul over Helpwanted. Hij vraagt of dat inmiddels de formele status van trusted flagger op basis van de Digital Services Act heeft. Helpwanted heeft direct nadat dit mogelijk was, namelijk op 3 februari jongstleden, de aanvraag voor een status als betrouwbare flagger ingediend bij de ACM, de Autoriteit Consument Markt. De ACM is sinds die datum de bevoegde autoriteit om de formele status van betrouwbare flagger toe te kennen. Deze aanvraag is op dit moment in behandeling.

Dan nog een vraag van de heer Krul, namelijk in hoeverre Helpwanted genoeg ruimte heeft en bekend genoeg is bij slachtoffers, zodat ze er ook heen gaan. Offlimits en Helpwanted vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister. Maar ik kan natuurlijk wel kort ingaan op deze vraag. Slachtoffers weten Helpwanted goed te vinden. Het aantal meldingen bij Helpwanted neemt ieder jaar toe. In 2024 ging het om een toename van 31%.

Excuus voor deze stilte, maar ik probeer juist wat sneller door de vragen heen te gaan om zo de tijd wat efficiƫnter te benutten.

De heer Van Nispen stelde een vraag over de AP: de AP, de Autoriteit Persoonsgegevens, heeft veel bevoegdheden, maar een verzoek tot handhaving leidt niet tot zichtbare actie binnen een redelijke termijn; wat gaat u hieraan doen? Ik heb een heel verhaal als antwoord, maar ik zal deze zorg delen met de Autoriteit Persoonsgegevens zelf. Dat is natuurlijk wel een zelfstandig orgaan. Ik kan daar dus niet allerlei instructies neerleggen, maar ik kan hier wel met hen over in gesprek gaan. Ik zou willen voorstellen om binnen enkele maanden aan de Kamer terug te koppelen wat dan daaruit gekomen is en wat de reactie daarop is.

Dit was ook een vraag van de heer Van Nispen: moeten we niet nadenken over het uitbreiden van het mandaat van de ATKM naar andere vormen van seksueel geweld? Ik deel uw zorgen over online materiaal. Net als u willen de minister van Justitie en Veiligheid, die verantwoordelijk is voor de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal, en ik er alles aan doen om mensen ook online beter te beschermen. In dat verband betekent de ATKM een stap vooruit. Maar dit is ook een nieuwe en relatief jonge autoriteit, waarvan de wettelijke bevoegdheden wat betreft kinderpornografisch materiaal pas op 1 juli dit jaar in werking zijn getreden. Naast de voorbereiding voor het uitsturen van verwijderbevelen legt de ATKM momenteel de laatste hand aan het technisch verder inregelen en bestendigen van haar werkprocessen en uitvoeringspraktijken. Het is daarom volgens mij ook belangrijk om de ATKM een goede start te geven en de ruimte en tijd te gunnen om een gezaghebbende autoriteit te worden. Daarom moeten we hier niet nu gelijk al iets aan toevoegen.

Als laatste heb ik hier een vraag van mevrouw Van der Werf van D66. Zij vroeg of ik bekend ben met de impact van onveilig internet op kinderen en wat ik hierin zou kunnen betekenen. Ik ben zeker bekend met het gegeven dat dit enorm veel impact kan hebben op de veiligheid van kinderen. Ik heb dat volgens mij eerder in mijn betoog al aangegeven. Ik hoor ook signalen vanuit de politie. Die geeft aan: "Eigenlijk zijn er maar een aantal basisprincipes. Wij zouden er behoefte aan hebben om die gewoon veel meer bekendheid te geven; spread the word. Want als ouders toch zouden weten hoe het allemaal werkt met die social media of spelletjes waarin allerlei content of andere zaken zijn verstopt …" Daar is echt een wereld in te winnen. Dat zou ook heel veel zaken kunnen voorkomen. Ik ga dat dus nog even goed na. Ik zoek ook uit hoe ik ervoor kan zorgen dat we daar met z'n allen veel meer bekendheid mee krijgen. Dit zit 'm namelijk vooral in dat hele preventieve vraagstuk. Dat geldt voor heel veel zaken die we vandaag bespreken, maar ook in dit geval. De politie geeft ook nadrukkelijk aan dat het mooi zou zijn als landelijk bekend zou zijn hoe we hiermee om moeten gaan en hoe ouders hier alert op kunnen zijn. Ik zie de impact, maar ik ben ook zoekende als het gaat om de vraag hoe we dit goed over de bühne krijgen.

De voorzitter:

OkƩ, hartelijk dank. Ik kijk even naar de leden. Zijn er nog onbeantwoorde vragen uit de eerste termijn? Dat is niet het geval.

Dan gaan we dit even creatief doen. Dat betekent dat ik de tweede termijn open en het woord geef aan mevrouw Van der Werf voor het aanvragen van een tweeminutendebat. Dan betrekken we de rest van de tweede termijn daarbij.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank, voorzitter. Bij dezen vraag ik via de officiƫle route graag een tweeminutendebat aan. De rest van mijn tekst laat ik even weg; we gaan ermee verder in de plenaire zaal, maar niet dan nadat ik, volgens mij namens alle collega's, de staatssecretaris van harte bedank voor haar blijvende inzet op dit onderwerp. Die heeft vandaag niet alleen vele vrouwelijke, maar ook vele mannelijke collega's geraakt. Die hebben hier mooie bijdragen gedaan. Daarvoor wil ik jullie zeer bedanken.

De voorzitter:

Hartelijk dank. We noteren een tweeminutendebat, met als eerste spreker mevrouw Van der Werf. De rest van de tweede termijn betrekken we daarbij. De staatssecretaris gaat dan ook in op de toezeggingen die ze nog verder en concreter zal uitwerken en waarvoor eerder werd verwezen naar de tweede termijn. We kijken daarnaar uit.

Bij dezen sluit ik dit commissiedebat.

Sluiting