Data, experts en politiek: een ongemakkelijke combinatie

Een verbeterd transcript van een praatje gehouden op 24 april 2025 ter afsluiting van de “Datamaand” van de Tweede Kamer. Het publiek bestond uit medewerkers van de Tweede Kamer, zoals de (data) experts van de Dienst Analyse en Onderzoek. Voor zover bekend waren er geen kamerleden op komen draven. Gelukkig was de zaal verder wel vol, en ik wil het publiek bedanken voor hun aandacht, en ook voor de hele goede vragen. Ik heb een aantal van die vragen, licht geanonimiseerd, opgenomen in dit verslag.

Dit praatje is nu (weer) relevant omdat er binnenkort verkiezingen zijn en we moeten constateren dat de politieke partijen en ministeries nog geen werk gemaakt hebben van het versterken van hun eigen expertise. Sterker nog, we lijken achteruit te gaan. En ik zou dat zo graag beter zien gaan in een volgende kabinetsperiode.

De korte samenvatting, fracties in de Tweede Kamer en beleidsafdelingen van ministeries zijn nu zeer kennisarm. Eventueel opgebouwde kennis gaat vervolgens weg naar andere ministeries, of komt niet meer op de kandidatenlijst. Het model is nu dat experts vanaf de zijlijn pogen beleid en politiek te informeren. Maar eigenlijk is dat waanzin, als je een land bestuurt zal toch minstens een deel van die mensen expertise moeten hebben.

In dit verhaal bespreek ik de redenen waarom dit stroef loopt, de ongemakkelijke combinatie van data, experts en politiek. De politiek wil iets anders dan experts kunnen en willen leveren. De oplossing is niet om de hele politiek te vervangen door experts, want dat loopt ook slecht. Maar 40% mensen die in ieder geval ergens concreet goed in zijn zou toch wel heel mooi wezen. Zeker in deze tijden van wereldwijde onrust en grote uitdagingen. Verder is er als intermezzo een stuk over hoe lastig het is om chocola te maken van data, een thema wat ook in de vraag/antwoord-sessie terugkomt.

Voor we beginnen, dit is verre van een nieuw verhaal. Ik kan het rapport Deskundige overheid van de WRR van harte aanbevelen bijvoorbeeld. Alleen vertel ik het allemaal een stuk smeuïger.

Het praatje

Nou, zeer bedankt voor de uitnodiging. Het wordt, zoals gezegd, een prikkelend verhaal. En ik hoop dat iedereen van jullie bij een deel van de presentatie denkt: dat vind ik echt niet leuk. En ik hoop dat jullie bij een ander deel van de presentatie dan denken: goed dat hij het zegt. En als het goed is hebben we dan straks bij de borrel iets om het over te hebben.

Ik vertel het verhaal zo een beetje grappig en lichtvoetig. Maar het is wel een heel serieus verhaal. Want ik maak me heel ernstig zorgen.

Want zoals gezegd: data, experts, politiek. Het is een ongemakkelijke combinatie. En het is niet alsof het heel goed gaat met de wereld op dit moment. En we zouden nu juist die beste combinatie nodig hebben. Van data en kennis en politiek.

Hier zijn de slides die horen bij deze presentatie. Diverse plaatjes uit deze presentatie staan hier ook in de tekst. Maar niet allemaal.

Ok, wie ben ik. De helft van het internet in Nederland draait nog via mijn software. Dus als je klant bent bij KPN of Ziggo, dan gaat je hele internet nog steeds door mijn software. Dus ik weet wel een beetje hoe het internet werkt.

Ik heb bij de AIVD gewerkt omdat ik aan het begin niet wist hoe bedrijven werkten. Dus dat bedrijf van mij, dat liep niet zo lekker. Toen dacht ik: ik ga programmeren bij de AIVD. Superleuk. Drie jaar geweest.

En daarna een tijd lang leverancier geweest van verschillende overheden hier en daar. En later kwam ik weer terug als toezichthouder op de AIVD en de MIVD. Want ik kende die wereld nog goed.

En het is voor dit verhaal wel relevant. Want daardoor heb ik de hele Rijksoverheid meegemaakt van schaal 11 tot en met schaal 17/19. En ik ben nu weer terug op schaal 11. Want ik doe een klein beetje werk voor de Kiesraad.

En natuurlijk niet om alles aan salarissen te hangen. Maar meer dat het best leuk is om een keer helemaal bovenin geweest te zijn een tijdje. Van joh, hoe is het hier nou allemaal? En dan vervolgens ga je gewoon weer echte dingen doen [gelach]. Nou, dat geeft je een beetje zicht op de Rijksoverheid.

Ik heb een beetje een bijzondere band met de Tweede Kamer. Daar links, die man (niet de voorzitter), dat is mijn vader. En die was hoofd van wat nu jullie club is. Dus lang geleden. We hebben het wel over 2005. Maar ik voel toch een soort persoonlijke band met de Kamer.

En op de rechter plaatje ben ik het linker mannetje. Dit is het oude Tweede Kamergebouw. Dus ik voel me hier altijd erg thuis. Ook al is het inmiddels niet hetzelfde gebouw. Maar ik voel me nog steeds wel thuis.

Nou, ik ben natuurlijk een spectaculaire nerd. Ik vind het wel belangrijk om even te zeggen. Ik hoor steeds vaker in Den Haag dat mensen vragen: Ben jij technisch dan? En ik weet [gelach], ja, ik hoor jullie [in het publiek] goed, Jullie weten hoeveel pijn dat doet.

Maar op een gegeven moment is er een soort shortcut genomen. Als je een beetje uit je woorden kunt komen en je hebt een leuk verhaal. Dan kan je niet technisch zijn. Ja, ik vind dat ook heel schokkend.

Maar ik moet het nu af en toe even uitleggen. Want ik ben een enorme nerd. En ik heb een DNA hobby. En mijn paper in Nature. Ik heb een elektriciteitshobby. En mijn satellietmonitoringshobby. Ook run ik een site om de informatie van de Tweede Kamer beter te ontsluiten. Dus ik ben een echte nerd.

Ze hebben me zelfs een prijs gegeven. Ik heb van de Nederlandse nerds een prijs gekregen. Een lifetime achievement award. Ik zei: Jongens, ik ben nog niet dood.

Maar daarnaast bemoei ik me ook met geheime diensten en politiek. En daar word ik nu wel eens over geraadpleegd. En ik heb mijn eigen website: berthub.eu. Daar schrijf ik stukjes op. En die worden in Den Haag en bij ministeries vrij goed gelezen. Tenminste, dat denk ik. Maar inmiddels weet ik dat ook. Er heeft iemand een WOO-verzoek gedaan. En daar kwam uit dat iedereen druk bezig was met een respons op mijn stukje. Een hele eer.

En ik mag af en toe ook weer in de Tweede Kamer langskomen, in een rondetafelgesprek om een verhaaltje te doen. Maar ik wil aangeven dat aan de ene kant ben ik een spectaculaire nerd. Maar aan de andere kant loop ik ook heel veel rond inmiddels in fractiekamers en ministeries.

En hoe worden daar besluiten nou genomen? Ooit vond ik het zo moeilijk die combinatie tussen nerds en politiek dat ik in een podcast van De Volkskrant ben geweest van Kustaw Bessems over “de nerdfluisteraar”.

En hier ben ik bijna een uur lang leeggelopen over de spanning tussen het zijn van inhoudelijk expert en politiek bestuur.

En dat is nu drie jaar geleden. Dat is sindsdien wel een beetje mijn hobby geworden. Dus daarom ben ik blij dat ik hier nog een keer over mag vertellen.

Nou, nu begint het pijnlijke stuk.

In 1959 was er een schrijver en een natuurkundige, meneer C.P. Snow. En die werd de hele tijd in Engeland om de oren geslagen dat men vond dat techneuten en natuurkundigen en andere experts, die waren allemaal ongeletterd. Jullie kennen geen Shakespeare, jullie kennen geen gedichten. Die techneuten zijn gewoon niet echt opgeleid.

En meneer Snow, die toevallig wel was opgeleid in zowel literatuur als in de natuurkunde. Die had op een gegeven moment zoiets van: weten jullie iets van natuurkunde dan, beste bestuurders? Kennen jullie de tweede hoofdwet van de thermodynamica? En al die mensen zeiden: rot op, dat hoeven wij niet te weten.

En meneer Snow wond zich toen erg op over de vraag, waarom moet ik wel Shakespeare gelezen hebben, maar kan je het land besturen, terwijl je niet het verschil weet tussen een kilowatt en een kilowattuur. En hij werd daar goed boos over, en schreef er een goed boekje over, The two cultures. Kan je zo lezen. Maar hij zei toen terecht: dit kan eigenlijk niet.

We kunnen niet ons land laten besturen alleen door Shakespeare-kenners. En het moet net zo onacceptabel zijn dat je zegt: ik lees eigenlijk nooit literatuur als dat je zegt: cijfers, algoritmes, daar kan ik niets mee.

Terwijl gek genoeg in Nederland hebben wij echt voorzitters van commissies gehad die gingen over ICT. Die trots zeiden: ik weet niets van computers. En dat zijn we gaan normaliseren.

En daar gaat dit praatje over. Als je maar één ding onthoudt dan is het: dit kan gewoon niet.

Maar jullie doen een mooie poging om dit probleem op te lossen.

Dit is een beetje wat ik net zei. Als je rondloopt in ministeries, in de Tweede Kamer, meer dan 90% van iedereen die er rondloopt heeft geen technische basis of geen vakbasis.

Ik ben daar heel ruim in. Als je heel goed bent met houtbewerking, dan vind ik je ook een expert. Als je één inhoudelijk ding hebt waar je goed in bent, dan ben ik al heel blij.

De wereld wordt gedomineerd door generalisten.

En dat is lastig, want als je weinig echt weet van een onderwerp, dan moet je je heel veel laten voorlichten. En er zijn grenzen aan hoever je daarmee kunt gaan.

En ondertussen wordt de wereld steeds ingewikkelder. We hebben allerlei verschillende soorten stikstof. Allemaal verschillende soorten ammoniakproblemen. We hebben netcongestie. We hebben cloud-problematiek, autonomie, AI, gezondheid, klimaatverandering, energietransitie. Oorlog.

De wereld is niet simpeler geworden.

Maar ondertussen zijn de mensen die ons besturen niet technischer of inhoudelijker geworden. Sterker nog, die zijn minder inhoudelijk geworden. Inmiddels is dat de standaard. En ik zie ook dat mensen al een beetje moeilijk kijken in de zaal nu.

En dat klopt ook wel, want het is natuurlijk niet leuk dat er zo’n nerd komt vertellen van: Jullie zijn allemaal generalisten, hoe halen jullie het in je hoofd om de wereld te besturen, zonder kennis van zaken.

Daar kom ik nog wel iets meer detail op terug.

Ik wil wel even dit schetsen. Ik kom dus van internetbestuur ook. En daar hebben we dus omgevingen met 100% nerds. Daar zit bijna niemand tussen die goed is met sociale dingen ofzo. En werkelijk, als wij proberen de wereld te besturen, dat is echt een clusterfuck, dat wil je niet weten.

Er zijn dus mensen die zeggen: alles zou beter zijn als de hele Tweede Kamer en ministeries vol zaten met ingenieurs en experts. Dat is niet wat je moet willen. Wij willen natuurlijk een mix hebben. Van mensen die over de hele maatschappij kunnen nadenken, maar dat er toevallig ook drie mensen in de zaal zitten die goed zijn met energieopwekking.

Bijvoorbeeld het plan dat hier is aangenomen in dit gebouw om vier kernreactoren te bouwen in Nederland. Iedereen die iets van kernenergie weet, weet dat dat niet gaat lukken. En het is vrij pijnlijk om de politiek in Den Haag zes maanden of twee jaar te zien doen om te ontdekken dat dat niet kan. Dat doet heel veel pijn.

Maar tegelijkertijd een hele zaal vol met experts dat leidt wel tot veel discussie, maar niet tot veel resultaten.

Dus begrijp me goed, dat is niet waar ik voor ben.

Maar ja, geen beleid zonder begrip. En geen begrip zonder data. En data is het domein van techneuten, specialisten, experts, mensen die precies willen weten wat jouw vraag nou is.

Dus je komt misschien met de vraag: zijn er meer problemen met asielzoekers? En dan gaan specialisten los op wat je bedoelt. Kunnen we het even hebben over: wat bedoel je met problemen? En wat bedoel jij met asielzoekers? Zijn dat mensen die in dat gebouw zitten? Of zijn dat voormalige asielzoekers? Ja, wat bedoel je nou?

Dus dat is het eerste instinct van een techneut. Om exact duidelijk te krijgen wat jij wil weten.

Politiek is het domein van mensen die heel veel praten. En die proberen met woorden allemaal dingen op te lossen. Ruimte te zoeken met dingen. En dat botst natuurlijk heel erg met die techneut die zegt: nee ik wil dat jij precies gaat zeggen wat je wil.

Nou, daar kom ik zo op terug wat ik ermee bedoel.

Maar we hebben elkaar heel hard nodig. Want als we alleen die techneuten hebben, dan krijgen we eindeloze discussie over treinen en andere dingen [die wij leuk vinden], maar geen goed treinstelsel.

Dus het is best wel een uitdaging. Maar die vraag is ook een beetje: hoe zijn we nou zo ver gekomen? Waarom zijn er zo weinig inhoudelijke mensen die zin hebben om het land te bestuderen? Of de kans zelfs maar krijgen?

Nou, dat blijkt heel veel redenen te hebben. En ik wil er een paar van schetsen. Techneuten en experts hebben als hoogste goed: meten is weten. En gissen is missen.

We houden van precisie, van nauwkeurigheid.
We kunnen niet tegen ambiguïteit.
Wij functioneren niet met ambiguïteit.
Als je een techneut een onduidelijke vraag stelt, dan kan die je niet helpen.

En dat maakt dingen niet makkelijker. Over politiek zei Otto von Bismarck al “Politik ist die Kunst des Möglichen”. Het wordt meestal genoemd in het Engels: politics is the art of the possible. Otto von Bismarck sprak geen Engels.

Maar dat is wel de kunst van het vinden van oplossingen. Want als je nu zegt: ik wil een beter treinstelsel hebben. Het eerste wat je van alle ministeries, van alle kanten en alle regels hoort, is dat er niets mogelijk is. De stikstofruimte is op. Het geld is op. Er is geen ruimte voor rails.

De kracht van de politiek is om toch ruimte te vinden. Om te kijken: oké, jullie zeggen dat het allemaal niet kan. Maar wat kan er nou wel?

Laten we nog een keer wat ruimer denken. Wat nou als we nog een keer de stikstofregels een jaartje uitstellen. Of de betalingsverplichtingen.

Politiek heeft ook te maken met flexibiliteit. Ambiguïteit. En dan komt die techneut die zegt: nee, ik wil geen flexibiliteit en ambiguïteit. Ik wil precies weten wat jij wil.

Nou, dat botst.

Er zijn een paar conflicterende waardes. Mensen die houden van data, die willen helderheid, precisie. Die gaan niet beginnen aan een klus totdat ze precies weten wat jij wil. Aan de meer politieke, bestuurlijke kant is ambiguïteit een gewaardeerd instrument.

Misschien begrijpt iemand jou niet helemaal goed, en komt vervolgens toch met een suggestie waar je wat mee kan. Dus die nadruk op nauwkeurigheid is daar veel kleiner.

Inhoud boven vorm. En omgekeerd. In de politiek is er veel waardering voor mensen die het politieke spel goed spelen. Dus die weten dan een besluit er door te krijgen doordat ze een minister goed in de hoek hebben gezet. Bijvoorbeeld.

Of dat ze een kamerlid in zijn hemd hebben laten staan. En dat ging natuurlijk niet om de inhoud! We krijgen niet de beste treinverbinding omdat we succesvol een kamerlid voor de gek hebben gehouden.

Maar techneuten hebben juist weer het omgekeerde. Als een verhaal echt super goed is, dan denken techneuten: dat is vast niet helemaal waar. Het is vast te mooi om waar te zijn.

Eentje voor me zelf. Dit is voor mij een hele persoonlijke. Ik kwam uit Delft. Als je natuurkunde studeert in Delft, dan leren ze je echt dat je de slimste van de wereld bent. Dat is helemaal niet zo. Dat hadden ze er beter bij kunnen zeggen.

Maar dan kom je naar buiten als een onaangepaste hork. En dan zit je in een discussie en dan zegt bijvoorbeeld iemand: nou, we hebben nu drie keer zoveel klanten als vorig jaar. En dan als techneut zeg je dan makkelijk: joh, denk je dat of weet je dat? Dat is voor ons een hele legitieme vraag. Want denk je, dat betekent dus gewoon een gevoel. En weet je dat? Dat betekent oké, ik heb het opgezocht. Ik heb de verkoopcijfers van vorig jaar bekeken. Die van dit jaar. En het is echt veel meer nu.

Dus voor mij was dat een hele normale vraag. Maar het bleek dat in de normale wereld, als je tegen iemand zegt: joh, denk je dat of weet je dat? Dan zegt die gewoon: noem je me nou net een leugenaar. Of insinueer je nu dat ik hier gewoon maar wat dingen zit te zeggen?

Deze meeting ben ik niet goed uitgekomen.

En ik vertelde dat later tegen mijn wat meer volwassenere techneutenvrienden. Die zeiden: ja, dat is een klassieke fout. Je moet die mensen zeggen van: oh, wat fijn dat er nu drie keer meer bezoekers zijn. Is dat sinds december? Of kun je daar iets meer over vertellen? En als iemand zegt: nee, dat weet ik allemaal niet, dan weet je dat hij dat allemaal alleen maar dacht.

Nou, dit is een van de lessen die ik veel aan techneuten geef. Ga niet vragen: denk je dat of weet je dat? Want de volgende keer nodigen ze je het niet meer uit.

Dit is een hele cruciale. Mensen die wat ik dan maar noem echt werk doen, die vinden: vergaderingen onderbreken mijn werk.

Ik probeer namelijk data te verzamelen, ik probeer grafieken te verwerken. Dat is mijn baan.

En er is een hele groep mensen voor wie vergaderen de baan IS. Dus die begrijpen helemaal niets van jou als je zegt: ik kom nergens aan toe, ik heb al die meetings. “Nou, ik ook?”

Maar dat is omdat ze fundamenteel ander werk doen. Voor hun bestaat werken uit praten. En uit elkaars meningen aftasten en beproeven. En voor de meer techneut georiënteerde persoon bestaat werken uit: ik wil die grafiek recht krijgen. En ik wil nu eindelijk goed hebben dat als ik al deze statistieken bij elkaar optel, dat het getal dan klopt.

En dan kom jij me lastig vallen met je procesbijeenkomst.

Deze twee werelden zullen elkaar niet snel begrijpen. En dat is ook heel pittig.

Ander en hoog complex taalgebruik

Dit vind ik ook nog wel heel belangrijk. En dit is ook echt wel een waarschuwing. In politiek Den Haag of in bestuurlijk Den Haag, ik zeg maar even wij, want ik zit er ook wel in, wij praten soms onvoorstelbaar onduidelijk.

Onder hoogopgeleide professionals is het heel gebruikelijk dat iemand zegt: nou, dat was echt een leuke presentatie. Maar dat een goede verstaander dan door moet hebben: je vond het helemaal geen goede presentatie. Maar dat zeg je niet direct. Je zegt: nou, dat was echt nuttig.

En dan verwacht je dus dat degene die dat hoort aan jouw gezichtsuitdrukking, uit je toonval, uit de context, kan afleiden van: oh, je bent helemaal niet blij met me.

Dat is niet alle techneuten gegeven. Wij denken namelijk vaak genoeg dat je meent wat je zegt. Natuurlijk zijn we niet allemaal op het autistisch spectrum, om het even cru te noemen. Maar soms luister ik naar een debat en dan hoor ik het ene kamerlid tegen het andere kamerlid iets zeggen. En dan denk je: ik had aan een alien, aan een marsmannetje, nooit uit kunnen leggen dat dit compliment helemaal geen compliment was.

En dat is in de communicatie met techneuten best wel lastig, want wij hebben vaak niet zo’n fijnzinnige radar. Dus wij begrijpen het bijvoorbeeld ook niet gegarandeerd dat als jij vertelt dat je weleens betere lettertypes hebt gezien, dat je dan hoopt dat er iets aan gedaan gaat worden. Dat interpreteert een techneut niet noodzakelijk als een opdracht om de layout te verbeteren, wat misschien ook helemaal z’n werk niet is.

Dan moet je hopen dat de techneut op zit te letten, want misschien denkt die wel van: nou, ik vond het niet heel concreet dit. Ik hoorde geen opdracht. En die hebben we dan ook niet gegeven, we maakten een observatie en hoopten dat dat begrepen werd als een verzoek tot verbetering.

En rond schaal 16, schaal 17, 18 begint het echt bizar te worden. Het is heel lastig voor die mensen om concreet te zeggen: doe dit, of ik wil dat. Het is soms bijna komisch om te horen hoe ingewikkeld je het kan maken. Ik denk niet dat dit het probleem van techneuten is om op te lossen.

En ander voorbeeld. Dan zegt iemand in de politiek: nou, we gaan een beetje spelen met je data, want dan kunnen we goed een punt maken.

En je gaat spelen met mijn data? Ik heb jou net de waarheid geleverd. Het is geen politiek spel waar ik aan meedoe. Ik ben hier van de feiten en de data.


You what now

Maar dit leidt zeg maar tot hele bijzondere gevoelens bij experts als je gaat spelen met hun data.

Hoe moeilijk data kan zijn

Dit stuk van deze pagina kan uitstekend overgeslagen worden als je niet dol bent op grafiekjes en webstatistieken. Onthoud in dat geval “data is zelden wat het lijkt”. Klik hier om dit onderdeel van het verhaal over te slaan!

Ik vind dit zelf wel een leuk voorbeeld over hoe moeilijk data is. Een vraag die gesteld wordt: we hebben een voorlichtingswebsite gemaakt en is het een succes? Kijken mensen naar onze website? Dat is een belangrijke vraag.

Dus dan ga je naar de websitebeheerder en dan zeg je: kan je wat statistiekjes voor me maken? En die komt bijvoorbeeld met dit grafiekje:

Dit is mijn eigen website voor 2023. En daar zie je drie grote nieuwsberichten. Ik heb iets geschreven over de Cyber Resilience Act, ik heb een boos stukje over de AIVD geschreven, en ik heb een groot stuk over klimaatverandering geschreven.

En uit de eerste analyse: 50.000 bezoekers per dag gemiddeld. Zo! En op één dag zijn er 600.000 mensen geweest. Nou, dan gaat het verhaal al snel rond. Een enorm succes voor onze nieuwe website! En vervolgens kijkt iemand nog een keer beter.

En die ontdekt: de helft van onze bezoekers zijn bots. Het zijn helemaal geen mensen. Het zijn AI-robots die onze site aan het onderzoeken zijn, en bots die indexen bouwen voor zoekmachines.

Maar we hebben nog steeds 22.000 bezoekers per dag. Maar dat is nog wel een beetje veel. En vervolgens stelt iemand echt een goede vraag aan die websitebeheerder, kan je nog een keer goed kijken. En die komt erachter van: oh ja, iedere website die we hebben bestaat uit 20 plaatjes. En wij telden ieder plaatje ook als een individuele bezoeker. Oh, shit.

Nu hebben we nog 2300 “pageviews” per dag. Wat toch wel tien keer minder is. We waren begonnen met 600.000. En we zitten inmiddels op 2300 per dag.

En ja, dat is toch minder uitbundig dan we eerder dachten. Maar vervolgens kan je nog wat langer nadenken. Het is wel leuk dat iemand op onze site is geweest. Maar hoe lang is hij er geweest?

Klikte de bezoeker de pagina alleen maar aan, of is hij ook daadwerkelijk dingen gaan lezen? Eigenlijk is dat de inzichtelijke vraag, wordt onze content gelezen? Niet zozeer: heeft het even op de monitor gestaan?

Oh ja, dat valt tegen, mensen. Valt tegen. Op zich, die piek, dat klimaatstuk is kennelijk heel goed gelezen. 1700 uur per dag.

Daar hebben best wel veel mensen tegelijk zitten lezen. Maar de rest van de tijd valt het nog wel tegen. En dan maak je een grafiekje. En dan kom je erachter dat er gemiddeld één iemand op de site is. 24 lees-uren per 24 uur. We waren begonnen met 60.000 bezoekers per dag. En nu hebben we gemiddeld één individuele bezoeker over:

Ja, dat valt tegen. In eerste instantie zou je nu kunnen denken: nou, dat vind ik echt niet leuk. Er is zoveel moeite gestoken in die website, en eerst had ik gehoord dat er 60.000 bezoekers waren.

Maar als je wat langer nadenkt en beseft ik heb artikeltjes die in (zeg) drie minuten te lezen zijn, en er zit gemiddeld één iemand te lezen. Dan heb ik toch 20 mensen per uur die mijn content echt tot zich nemen. En als dat maar doorgaat en je vergelijkt dat met een leestafeltje ergens beneden of zo, dan is het een enorm succes!

Dan kun je ook nog kijken: lezen die mensen dat stuk nou uit? Bereik ik het publiek nou echt. Ik hou van grafieken, sommigen van jullie ook.

In deze grafiek staat er onderaan: op hoeveel procent van het artikel zijn we aangeland. En op de Y-as staat: hoeveel lezers hebben dit stukje van het artikel gelezen. En dan zie je dat we aan het begin een hele hoge piek hebben.

Dat zijn mensen die komen op het artikel en denken: nee, dit is niet mijn artikel, ik haak af. Dat zijn de bounces, denk ik dan. Dat is overigens niet erg. Dat is iemand die kijkt naar je artikel en denkt: nee, dit is niet het nieuws dat ik nodig heb.

Maar daarna is de vraag: als we verder lezen, hoeveel procent van de lezers blijft nog over? En dat loopt altijd naar beneden. Want niet iedereen leest het hele artikel uit. Mensen die op de helft denken, nou weet ik het wel. Kan ook prima zijn als je belangrijkste boodschap aan het begin zat. Maar voor dit artikel zakt het leespercentage bijna niet weg. Dus 60% van de lezers heeft dit artikel in zijn geheel uitgelezen.

En dat is natuurlijk leuk voor mij, maar het is een artikel met 6500 woorden. Dat wordt tegenwoordig beschreven als een boek. Het is echt een boel tegenwoordig. Maar wat vertelt dit je nou? Dit zegt: oké, mijn content, dit artikel heeft zo’n goede aansluiting bij mensen dat 60% hem helemaal uitleest.

En dat is misschien mij wel veel meer waard dan misschien veel meer bezoekers die allemaal na een kwart zeggen: dit is helemaal onleesbaar. Dit is nou echt data waar je wat mee kan.

Omdat je als afdeling communicatie kunt concluderen: wij moeten echt pakkender schrijven. Of we moeten korter schrijven. Of als je ziet dat iedereen je stukje helemaal uitleest, dan denk je: ik kan langer schrijven. Want mensen zitten echt nog te wachten op meer.

In deze progressie zie je de verschillende verschijningsvormen van data. Iemand heeft even naar de webserver gekeken en we hebben 600.000 bezoekers gehad in 1 dag! En daarna: dat helft is robots. En vervolgens: 90% is plaatjes. Tot uiteindelijk: er kijkt één iemand gemiddeld tegelijk. We hebben één bezoeker op onze website. En als je later dat analyseert: die ene gemiddelde bezoeker non-stop 24 uur per dag. Dat telt wel op. En uiteindelijk het inzicht: leest iemand mijn stukken wel (uit)?

Nou, ik wil dat op de OpenTK-website ook weleens gaan doen. Ik denk met name van stukken van het kabinet dat niemand die leest. Want die zijn namelijk behoorlijk gemaakt om niet te willen lezen. Met name de totale geschiedenis van de Europese Unie, die men er af en toe nog even inperst. Om te voorkomen dat je komt tot het stuk van de brief wat echt boeit.

Dit was een klein intermezzo van belangrijk data. Ik weet dat jullie werken aan dit soort dingen. En dat jullie ook de hele schone taak hebben om kamerleden, fracties en journalisten te voorzien van beste data. Maar dat is wel een paradox.

De data en expertise-paradox

We hebben zoveel data tegenwoordig. Er is echt geen tekort aan data. Maar om nou echt te begrijpen: wat betekent dit? Dan heb je dus een expert nodig die weet: we hebben websites, pageviews, hits. We hebben lezers, we hebben leesuren, en 3000 leesuren is heel veel. Maar dan moet je die kennis wel hebben. En daarom hebben we die samenwerking nodig tussen mensen die nadenken over het grote plaatje, en de mensen die met data kunnen aantonen: deze maatregel is een succes.

Voor dat begrip hebben we dus een hechte samenwerking nodig tussen beleid, politiek en experts. Maar die waardes onderling liggen heel ver uit elkaar.

Ik geef hier een voorbeeldje bij. De expert “soort 1”. Heeft vaak natuurkunde gestudeerd. Zoals ik. Maar deze expert heeft het dan wel afgemaakt.

En dat is iemand die komt binnen om jou te helpen met jouw probleem. En die zegt: dit is zo simpel. Je moet gewoon de trein harder laten rijden! Want dat is de expert die helemaal verblind is op zijn of haar eigen veld. En daar kan je in de politiek als beslissingnemer eigenlijk niks mee.

Want dan heb je een groot ingewikkeld probleem, dat afhankelijk is van 12 andere ministeries. En dan komt er zo’n vent uit Delft. En die zegt: joh, je moet je trein gewoon harder laten rijden. En dat is in de wereld van die expert misschien wel de moeite waard.

En deze mensen mailen ook heel veel. Met Kamerleden en andere ministeries met suggesties. Je zou wel graag gebruik willen maken van de expertise van deze mensen. Want die weten heel veel over treinen. Of over vliegtuigen. Of wat dan ook.

Maar zij weten weer bijna niks van de bredere wereld. Dat als het makkelijk was om op te lossen, dan hadden we het al wel gedaan. Maar dit is dus expert type 1. Die zouden we ook beter moeten opleiden.

Maar nu komt expert type 2. En dit is waar wij als techneuten bijna toe worden opgeleid. We hebben een beeld, wij krijgen een vraag van een bestuurder. Hoe zit dit? En dan zeggen wij: wij gaan aan de slag. Wij gaan de beste expertise vinden die jullie nodig hebben. Wij gaan dit voor jullie uitzoeken. En vervolgens, als wij het helemaal geanalyseerd hebben, komen wij met een paar opties.

En die presenteren wij neutraal.

Want wij vinden dat dat onze rol is, wij hebben die expertise, maar beste politici en bestuurders, jullie moeten het besluit gaan nemen. Wij zien dat bijna als onze heilige taak. Het is een soort medisch specialist die je consulteert. En die komt daarna met diverse behandelplannen. En dat is heel dienstbaar.

Daar doen techneuten heel hard hun best voor. Maar daarna komt wel een wat onprettiger verhaal. Die techneut zegt daarna ook: hé, doei. Ik heb een analyse gemaakt. Hij is nu voor jullie. Je kan niet op mij leunen. De techneut, de expert, die zegt: ik heb vier opties voor je kerncentrales voor je uitgerekend. Nu moeten jullie beslissen!

Want daar zijn jullie voor in de arm genomen, of daar is jouw fractie voor in de arm genomen, of daar is jouw wethouder voor in de arm genomen, of daar is jouw staatssecretaris voor in de arm genomen. En als je dan probeert steun te zoeken bij die techneut, die zegt: nee, jij bent verkozen. Ik ben de expert.

Dat is een mismatch. Dat is iets waarvan men zegt: nee, ik wil graag steun voor mijn beleid. Ik wil niet vier opties.

Nou, dit probleem is ook niet nieuw. Ik schetste net een beetje: wat moet ik hiermee? Ik heb vier opties gekregen. En daar moet ik dan uit kiezen. Maar de politiek zoekt vaak houvast. Die willen zeggen: nee, ik heb dit advies gekregen. Daar ga ik op bouwen, zij hebben gekozen. “Volgens het RIVM…”.

En niet lastige experts die met mitsen en maren komen. En met dingen die je niet kan roepen in een debat. Ik wil graag dingen die ik kan roepen in een debat!

Nou, Harry Truman, een voormalige president van Amerika. En die werd eens zo zat van dit verhaal. Met de techneuten, economen in dit geval, die kwamen met verhalen “on the one hand, on the other hand” Die zei: ik wil vanaf nu alleen maar economen met één arm. Ik ben helemaal klaar met die mensen.

En dat kan ik me vanuit de politiek ook heel erg voorstellen. Hij zei: nee, ik wil graag een helder advies, en geen mitsen en maren. Maar ja, de erecode van de techneut, de wetenschapper, is van: ik ga je de beste data geven. Ik ga je de beste informatie geven. En daarna moet jij als volksvertegenwoordiger, als minister gaan kiezen.

Dat werkt niet lekker.

Maar er zijn wel mensen die dit wel snappen. Het kan dus dat je een pdf’je krijgt als kamerlid. Of misschien als ambtenaar of als minister. En daarin staat een heel heldere analyse waarom vier kerncentrales wel een goed idee zijn. Vol met soundbites. Klant en klaar. Uitgezocht. Voetnoten. En je bent debatproof.

Je kunt naar de zaal gaan en zeggen: nou, we willen vier kerncentrales van dit type. Ze komen hier. Een internationaal is dat uitgezocht. Dat werkt al in Roemenië. Dat zijn dingen waar de politiek heel veel mee kan.

Maar dit wordt dus niet geleverd door die geweldige neutrale techneut die zegt ik bied jou de beste opties en dan moet jij kiezen.

Feitelijk is er in dit geval iemand anders voor jou aan het kiezen.

Die zegt: ik geef jou nu gewoon dit advies.

En ja, wie levert dat heldere advies?

Dat is de industrie.

Misschien goed om te weten, tijdens de debatten zitten zowel de ministeries als de Kamerleden druk te appen met allemaal adviseurs. En dat zijn adviseurs van de kerncentralewereld, van de medische wereld. En dat gebeurt zowel in de Tweede Kamer als in de ministeries. Live.

Er zitten allemaal onofficiële adviseurs. Die buiten de structuren en de mooie officiële adviezen om, komen met hele puntige adviezen. En zelfs kant-en-klare oneliners die je kunt uitspreken in het debat.

En dat zijn belangenbehartigers, lobbyisten. Ze kunnen het ook goed bedoelen. Ik heb ook een foto gemaakt van iemand die dit soort dingen doet. En die hier druk mee bezig is.

En ik vind het zelf leuk om te doen. Maar wat ik heel spannend vind, is dat mensen vragen hebben over digitale autonomie. En over zonnepanelen. En over coronavaccins en andere dingen. En dat ze met mij zitten te appen. Ik hoop echt dat ik de goede adviezen geef.

Maar je ziet aan het feit dat die mensen mij weten te vinden dat er een behoefte is aan dat soort wat meer politiek niet-neutrale ondersteuning. Dus niet iemand die zegt van we hebben hier vier opties.

Want dat is natuurlijk de baan van de ondersteuner. De echte officiële ondersteuner kan niet zeggen: je moet dit doen. Die kan alleen zeggen: we hebben onderzoek gedaan, dit zijn de vier opties.

Maar er is dus een grote behoefte aan extra kennis die kant en klaar wordt geleverd. Adviezen met opinie.

Nou, we moeten natuurlijk beslissingsnemers zo goed mogelijk ondersteunen.

En ik weet ook dat jullie dat doen. En jullie zijn bij veel fracties ook zeer geliefd. Er zijn mensen die jullie heel goed weten te vinden.

Maar gek genoeg zijn er ook fracties waarvan ik weet dat ze jullie helemaal niet weten te vinden. En dat is natuurlijk wel jammer.

Want we willen natuurlijk dat iedereen beslissingen neemt op de beste manier. En er is een Chinees gezegde, maar dat is dan weer vertaald in het Engels. “You can lead a horse to water, but you can’t make it drink”.

Je kunt net zoveel informatiebalies openen als je wil. Je kunt net zoveel hulp aanbieden als je wil. Maar als een fractie geen zin heeft in feitelijke informatie, dan gaat het niet helpen ook. En dat is natuurlijk heel jammer, dat de hulp niet overal even goed aankomt.

Met name omdat die kennisachterstand zo groot is. En Kamerleden gewoon in commissiedebatten de grootste mogelijke onzin zitten te vertellen. Terwijl je denkt: als je even had gevraagd hoe zit dit, dan hadden we je uitgelegd hoe het zat. Maar soms is het makkelijker om het niet te vragen.

De wereld staat nu voor grotere uitdagingen dan ooit. Het is echt niet simpeler geworden. Ik heb nog een blogpost die ik niet durf te publiceren waar ik een lijstje heb gemaakt van alles wat op dit moment in de wereld in brand staat. Ik denk dat het gewoon voor de publieke volksgezondheid niet fijn is om dat allemaal op een lijst te zetten.

Maar de korte samenvatting: we hebben klimaatproblemen die vreselijk zijn. Er is ook oorlog. De economie gaat alle kanten op. De geopolitiek is gekker dan ooit. Tijdens dit praatje heeft Trump alweer iets raars gezegd. Dat kan ik je garanderen. We kunnen het zo opzoeken. Polarisatie.

En in die wereld is juist nu de beste kennis nodig om de beslissingen te nemen. Wie krijgt er wel een warmtepomp? Wat doen we wel en niet met die stikstof? Hoe gaan we wel om met deze asielstroom? De nood aan goede data en aan goede informatie is het nog nooit zo hoog geweest als nu.

En de wereld is ook nog nooit zo complex geweest als nu. Dus de uitdaging waarvoor we staan is niet gering.

Maar de werelden die we nu zien zijn mensen die goed zijn in debatten. En dan zijn er ook nog de mensen die (zeg) goed zijn met dierziektes. Die werelden liggen enorm uit elkaar.

Het gat vullen met externe expertise

En de suggestie is dan wel eens, we moeten gewoon wat meer experts in dienst nemen. Jullie hebben dat gedaan in de Tweede Kamer, de Dienst Analyse en Onderzoek. Dus dat is wel heel goed.

Maar eigenlijk zou dit ook binnen fracties moeten gebeuren. En binnen ministeries. Maar het probleem is. Ik vertelde net hoe enorm die splitsing is in de denkwereld tussen techneuten en beleidsmakers.

Dat als jij één techneut plaatst in een zeer kennisarme omgeving. Dan heeft die techneut het niet lekker. Die heeft geen fijne werkplek. Want die komt namelijk weleens discussies verstoren. Dus een praktisch voorbeeld. Ik zou willen dat ik het verzonnen had. Het ministerie van Economische Zaken, het stuk wat elektriciteit doet. Als je praat over elektriciteit is het heel belangrijk dat je het verschil tussen kilowatt en kilowattuur goed hebt begrepen.

Dat hoeft niet iedereen paraat te hebben dat verschil. Maar als je voor het ministerie van elektriciteit werkt is het wel handig. En met enige regelmaat ontsporen daar discussies. Omdat er een grafiek is waar overal kilowatten staan. Dat hadden kilowatturen moeten zijn. Het is geen lullig verschilletje. Dat is geen techneut die zit te zeiken. De grafiek raakt kant noch wal. Je hebt geen idee waar je het over hebt.

En daar werken dus een paar eenzame techneuten. Die daar met enige regelmaat dit soort dingen weer moeten komen uitleggen, het is allemaal onzin wat jullie gedaan hebben. Begin maar opnieuw. En die techneuten zijn niet blij. Die staan onder hoogspanning.

Want er komen weinig mensen juichen, wat fijn dat jij ons op tijd hebt verteld dat ons werk niet klopte. Dus we kunnen niet één of twee nerds bijplaatsen. Hoe graag ik dat ook zou willen.

Jullie doen wel prachtig werk op dit vlak. Daar wil ik jullie wel heel erg voor bedanken.

Toen voor het eerst in 2003 begon binnen de overheid, in de politiek in Den Haag. Toen was hier geen sprake van. Er waren geen afdelingen met datamensen. Maar er waren toen nog wel ministeries die redelijk vol zaten met mensen die best wel veel wisten.

Maar er was op dat moment een heel stuk minder ondersteuning in de Tweede Kamer. En ik vind het ontzettend fijn om te zien dat er nu een expliciete afdeling is die hier over gaat. Waar Jan en alleman kunnen aankloppen. En ze de data en de analyses krijgen die ze nodig hebben.

En voorlopig zijn jullie “the last line of defence”. Zolang de fracties en de ministeries zelf niet allemaal expertise inhuren, zal het toch ergens vandaan moeten komen. Dat kan dus zijn van lobbyisten. Belangenbehartigers en lobbyisten en amateurs zoals ik. Maar het is ook heel belangrijk dat het bij jullie vandaan komt.

Dus ik ben ontzettend blij dat jullie datawereld, jullie ondersteuningswereld bestaat. Want zoals gezegd hebben we het echt snoeihard nodig.

Afsluitend

Ik wil het nog een keer zeggen. Als je de wereld helemaal vol zet met alleen maar techneuten en experts dan wordt het vreselijk. Dat moet ik echt nog een keer benadrukken.

Maar het is vrij bizar dat we geaccepteerd hebben dat een debat geheel kan ontsporen. Omdat er niemand in de zaal aanwezig is die kan zeggen: mensen dit is gewoon niet zo, zo werkt het niet. Het gebrek aan parate kennis is stuitend.

En wij moeten echt terug naar een bestuurscultuur waarin een paar mensen in de vergadering over kernenergie kunnen zeggen: ik weet iets van energie, ik heb daarvoor gestudeerd, of ik kom uit die wereld. En het kan niet wat jullie voorstellen.

En wat we nu feitelijk proberen te doen en wat veel van jullie proberen te doen is dit gigantische gebrek aan kennis te compenseren met balies voor data en informatie.

En dat is een nobele strijd. Maar het is een strijd die je uiteindelijk niet helemaal gaat winnen. Want er zijn dingen die je aan iemand zonder achtergrond gewoon niet uit kunt leggen. Hoe mooi je grafiek ook is.

Misschien dat men voor een volgend kabinet dat weer eens overdenkt. Zullen we naast de enorme hoeveelheid generalisten hier die we hebben ook weer eens experts en inhoudelijke mensen neerzetten?

Terloops, ik heb met veel generalistische ambtenaren gewerkt. Die uiteindelijk wel specialist geworden zijn. Als je maar lang genoeg op je onderwerp zit, dan kan je er toch niks aan doen, dan word je er toch goed in. En dan ga je naar een nieuw ministerie. [gelach]

Ik zit hier dus niet te zeiken over generalisten. Maar ik zou zo graag willen, als iemand een stom juridisch idee heeft, dan komt dat die vergaderzaal niet uit, want er zit altijd wel iemand die rechten gestudeerd heeft in de zaal. Die zegt dat werkt helemaal niet zo. En dat kan niet.

Maar als je in een vergadering kilowatt en megawattuur met elkaar aan het verwarren bent. Dan is er niemand die dat opvalt. En zijn we misschien al drie kamerdebatten verder voordat iemand ontdekt dat je een onhaalbaar plan hebt gemaakt.

Dit is het allerbelangrijkste wat ik wilde zeggen. We hebben dit genormaliseerd, een kennisarme politiek en beleidscultuur. Maar ik zou het een leuke mix vinden. Dat we de werelden van data, expertise en politiek, die nu zo schuren, dat we dan zeggen, in plaats van 90% beslissingnemers die op behoorlijke afstand staan van details, techniek, expertise.

Regel misschien 50% mensen, 40% mensen, maar in ieder geval meer dan 10% mensen met inhoudelijke kennis en ervaring.

Want dat gebrek aan kennis maakt iedereen enorm gevoelig voor externe lobbyisten. Externe adviesbureaus. En dan heb je ook geen democratie. En ik hoop dat dit de komende jaren beter wordt.

En tot dan toe ben ik er enorm blij met jullie noeste inzet om data te verheffen tot kennis waarmee betere besluiten genomen kunnen worden.

En daarmee dank ik jullie voor je aandacht.

Vragen

“Je zegt je hebt eigenlijk meer experts nodig op de beslisposities. Is een nadeel niet ook dat je om op een beslispositie te komen juist gevraagd wordt dat je generalist bent?”

Ja.

De vraag is dus kom je überhaupt wel aan de bak als je dus expert bent. Kom je dan wel op die plek waar beslissingen genomen worden?

Daar heb ik wel persoonlijk enige ervaring mee.

Ik ben ooit een keer op zo’n plek terecht gekomen omdat de wet nou eenmaal zo was. En dus misschien wel een leuke anekdote. Je hebt dus de toezichthouders van de AIVD en de MIVD.

En in heel Europa en de hele wereld bestaan die toezichthouders en dat zijn doorgaans alleen maar juristen en (voormalige) rechters. De Raad van State had een helder moment in Nederland. Die hadden gezegd, als je die complexe hack operaties van de diensten wil laten reguleren, dan zul je ook echt mensen moeten hebben die weten wat dat inhoudt.

En toen heeft de Raad van State gezegd, je moet ook een techneut in die toezichthouder zetten. En toen is de wet daarop aangepast. Ik blijf dit een prachtig voorbeeld vinden. Toen hebben ze gezegd van nou er zijn drie leden van die toezichthouder, twee daarvan moeten rechter zijn of voormalig rechter. En die derde mag “een andere expertise hebben”. Dus men kreeg het al niet voor elkaar om te zeggen we zoeken iemand die technisch is. Nee er mag ook een andere expertise zijn. Boomplanten ofzo.

Men heeft het gelukkig wel geïnterpreteerd als dat moet echt wel een computernerd zijn. En toen zat ik ineens in die omgeving die normaal vrij specialist vrij is.

Een anekdote daar waar ik zelf echt over op mijn kop heb gekregen. Je kan aan mijn gezicht eigenlijk altijd zien wat ik van iets vind. Veel techneuten hebben dit “probleem”. Het ontbreekt mij aan de faciliteiten dat als je een heel stom plan zit te beschrijven en dat ik dan m’n gezicht strak kan houden en beleefd knik op de juiste momenten.

En zo viel ik op een dag door de mand, in een vergadering waarin ik niks gezegd had. Maar men toch boos op me was omdat men af kon leiden dat ik het niks vond.

En toen heb ik gedacht ik kan niet opereren in deze wereld. Ik moet kennelijk zo subtiel zijn dat ik in staat moet zijn om lariekoek aan te horen. En daar dan ook een soort geïnteresseerd bij moet kijken ook.

En veel mensen die heel veel tijd hebt gestoken in het begrijpen van DNA, of erfrecht of weet ik veel wat. Dan dat heeft heel veel tijd gekost. Dan heb je dus niet die jarenlange opleiding gehad tot neutraal kijkende topambtenaar, want je was druk met andere dingen.

En daarom vraagt men misschien wel om generalisten.

Je zult eerst een positie moeten erkennen, dat er mensen zijn die dus in een vergadering zitten. En die kunnen zeggen joh dit klopt niet. Die kunnen zeggen wat je net voorstelt, dat is gewoon niet hoe het werkt.

En dat we niet verlangen dat zo’n technisch expert daar een heel ingewikkeld Haags verhaal over gaat houden. Want daar heeft die persoon niet voor gestudeerd. Die heeft gestudeerd om die luchtvaartwereld te begrijpen. Dus nee het wordt echt niet makkelijk.

En het zal dus moeten beginnen met het erkennen. Nou is er ook bijvoorbeeld de Nederlandse digitaliseringsstrategie, waar de staatssecretaris Zsolt Szabo het gisteren over heeft gehad.

Daar staat ook een paragraaf in dat er meer digitaal toegeruste ambtenaren moeten zijn. En die dus ook zelf moeten kunnen zeggen van dit kan niet. Dus er is wel enig begrip dat het anders moet.

Een vraag uit de zaal (iets geanonimiseerd), “specialisten (ook buiten de computerwereld) zijn vaak erg eenzijdig en gaan wel heel gedetailleerd in op dat ene onderwerp. Hoe moet dat?”

Dat is een hele goede vraag. Toen ik dit verhaal eerder in de Volkskrant hield. Toen was het erg techneut-gecentreerd. En toen kreeg ik reacties van echte juridische specialisten. En ook financiële specialisten. Die zeiden: Wij hebben hetzelfde probleem. Dus het gaat niet alleen om computermensen. Maar ook om iemand die heel veel weet van internationaal recht, die merkt van: Ik kom er niet tussen.

Dus het is veel breder dan techneuten alleen. En het blijkt dus dat als je een expert bent in wat dan ook, dan heb je dit probleem.

Maar jij noemt ook een tweede probleem, die mensen zijn dan vaak behoorlijk single issue. Pieter Omtzigt en de pensioenwetgeving. Dat is een klassiek voorbeeld van hoe een exact geschoold iemand zijn tanden ergens inzet. En zegt: Ik laat niet meer los totdat ik vind dat het klopt. Politiek gezien leidt dat niet tot vooruitgang.

Want je bent zo puntig. En zo polariserend misschien wel. Waar niemand daarmee blij is. Er zit wel een verhaal achter. Waarom wordt zo’n inhoudelijk specialist dan zo moeilijk?

Die is eerst 20 jaar genegeerd. En is niet geconsulteerd. En is niet betrokken. En dan radicaliseer je. En dan zeg je: Nou zit ik eindelijk op een plek waar er naar me geluisterd wordt. En nu kan ik mijn kennis neerzetten. En ik ga dit voorstel blokkeren totdat het precies goed is.

Maar dat kan je het beste begrijpen in de context van: Ik kom er al 10 jaar niet tussen.

Maar willen we dat nou beter doen? In het stukje in de Volkskrant sprak ik over de nerdfluisteraar. Dat is veel verkeerd begrepen. Want ik wilde daarmee niet zeggen: We moeten die specialist op cursus sturen. Dat hij dan kan wennen aan de rest.

Maar wat ik wel bedoelde, we zullen naar een samenwerkingsvorm moeten komen, waarin we elkaar betrekken. Dus waarin de bredere politicus kijkt naar: Hoe valt dit bij mijn kiezers? Is dit uit te leggen aan mensen?

Ik heb een stukje geschreven waarin ik een genuanceerd verhaal heb over kerncentrales. En ik krijg regelmatig een schuimbekkende e-mail van een kernenergieingenieur. Die zegt: We moeten gewoon alleen maar kerncentrales bouwen. Twintig!

En dan heb je geen oog voor: Hoe zou je dat dan gedaan krijgen? Technisch gezien heb je vast een punt. Maar dat gaat nu even niet gebeuren. Dus ik zou er heel erg graag naar toe willen. Dat we echt tot een rijksbrede cultuurverandering komen.

Dat de techneuten, de experts, de specialisten leren van: Jij bent een deel van de soep. Maar dat we ook de generalisten leren van: Ja, maar zij zijn dus ook echt deel van de soep.

En wat nu heel vaak gebeurt en waar techneuten echt wel een kortsluiting van in hun hoofd krijgen. Is dat er een wetsvoorstel door alle fases heen is gegaan. Het ligt voor. Dinsdag gaat erover gestemd worden.

En er staat werkelijk in een artikel totale lariekoek. En dan denken wij als techneuten: In dit hele proces, want de wetgeving heeft 36 stappen ofzo, was er kennelijk niemand technisch geweest die er naar keek. En ik zou graag willen dat dat meer en eerder gebeurde.

Kijk, we hebben wel van die formalistische dingen. We hebben bijvoorbeeld een toetsingscollege voor de complexiteit van wetgeving die wordt ingevoerd. En die moeten dan eerst toetsen of dit niet te ingewikkeld wordt. Dat is wel leuk.

Maar ik zou niet willen dat we naar een toetsingscollege technische juistheid gingen ofzo. Want dan heb je weer iets daarnaast geplaatst. Dan zeg je: Wij kunnen hier gewoon lekker ons ding doen, en dan mogen die nerds kijken wat goed is.

Ik wil graag een rijke soep. Waar maatschappelijke kennis in zit, politieke kennis wat haalbaar is, en de noodzakelijke kennis over van hoe werkt en wat er dus wel of niet kan. En dan kunnen we samen hele mooie dingen doen.

Maar daar zijn we op dit moment niet. Maar dit was een goede vraag.

Vraag: “je zei dat er heel veel data is. En volgens mij komt er ook steeds meer data bij. Een ongebreidelde storm zou ik bijna willen zeggen. Is dat niet ook wat de wereld complexer heeft gemaakt? En hoe zou je dat behapbaarder kunnen maken?”

Ja, inderdaad. Het wordt meer en meer en meer. En het nadeel daarvan is ook, dan ontstaat er de kans op cherry picking. Als je voldoende data hebt, kan je ieder punt maken want je wil. Want er is altijd wel een studie in België (of waar dan ook) die zegt wat jij wil.

Ik dook toevallig gisteren ook weer even in de wereld van flossen. Er is ontdekt in 2015, 2016, dat flossen helemaal niet helpt. Niemand had er bewijs voor.

En dat was natuurlijk verbazingwekkend nieuws. Want iedereen dacht, natuurlijk werkt dat, want het is heel vervelend om te doen [gelach].

Maar het bleek dat niemand dat een keer geprobeerd had. En toen had iemand het geprobeerd, en die kwam erachter dat het op zich wel werkte. Maar het bleek dat de mensen die bereid zijn te flossen, zijn sowieso al veel gedisciplineerdere mensen. Die ook op tijd naar bed gaan. Niet te veel bier drinken.

Dus bij nader inzien bleek eigenlijk dat flossen, dat was toch niet zo’n nuttig idee. Nou, dat vond iedereen heel vervelend. We hebben heel lang tegen mensen gezegd dat het moest. Nu de afgelopen drie jaar, heeft men heel veel gekunstelde onderzoeken gedaan om aan te tonen dat het toch zin heeft. Flossen schijnt nu zelfs beroertes te voorkomen! (fact check, toch niet).

Dit is een voorbeeld van er is zoveel data beschikbaar, dat je ieder punt wat je wil wel kan maken. En daarmee heb je dus ook, als je nog goede beslissingen wil nemen, een steeds hogere “datageletterdheid” nodig.

Ik zal nog een voorbeeld van vandaag doen. Nieuws vandaag. Universiteit van Amsterdam, geloof ik, heeft met AI een systeem ontdekt dat sneller longkanker kan detecteren. Groot nieuws, NOS. Het is gelul.

Maar om daarachter te komen, moet iemand met echte kennis van statistiek het hele artikel lezen. En daar ontdek je dan dat 97% van de detecties onterecht blijkt. Daar zit niemand op te wachten.

Dat was geen goede verhouding. Maar dat stond vrij diep weggestopt in dat onderzoek. Dit is weer symbolisch voor de datastortvloed die we nu hebben.

Dus ja, het is onderdeel van ons probleem. Maar om hiermee om te gaan, zou er juist meer kennis moeten zijn om dit te counteren.

En die is er dus niet. Dus krijg je op NOS.nl dit nieuws.

En overigens wel een leuk ezelsbruggetje. Als dit soort spectaculair nieuws ziet. Kijk even of de Volkskrant of de NRC of het AD (bijvoorbeeld) het overgenomen hebben. Want daar zitten soms wel wat mensen die zeggen nee, ik plaats het niet, want dit was geen echt nieuws. En als je dus nieuws alleen maar bij één van die vier ziet, dan weet je, iemand anders heeft er een keer kritisch naar gekeken en die zei laat maar. Dus dan kan je je databeoordeling een beetje crowdsourcen.

Vraag: “Wat vind je van self-service platforms voor data-analyse”.

Oh daar heb ik echt enorm moeite mee.

Maar ik zal even uitpakken wat ik daarmee bedoel. Ik analyseer heel veel data. Dus ik heb mijn energiehobby, mijn DNA-hobby, mijn satellieten-hobby. En voordat ik ook maar iets kan met data ben ik eerst een dag bezig met opschonen. En begrijpen wat betekent deze data nou. Het punt is, als jij dus data in de analysemachine gooit, dan komt er al vrij snel een conclusie uit!

Het is helemaal niet moeilijk om tot een conclusie te komen!

Maar wat blijkt nou, als jij echt gegarandeerd 100% random data ergens ingooit. Kan je daar ook conclusies mee trekken. Want als je maar lang genoeg zoekt. Dan vind je altijd wel wat. Maar dit effect is nog erger. Omdat men zo’n heilig geloof heeft in data. Dus je hebt bijvoorbeeld een dataset, bijvoorbeeld asielaanvragen in Nederland.

En in no time valt dan op. Dat er onwijs veel aanvragen zijn uit weet ik veel, Maleisië. Dan moet er iets in je gaan kriebelen. Dat je denkt, dat is raar. Want Maleisië is volgens mij helemaal geen groot immigratieland hier. En dan gaat de data-skepticus, die gaat dan wat sanity checken. Die gaat het een keer vergelijken met andere data. En, heb ik zelf wel eens gehoord van een immigrant uit Maleisië eigenlijk?

En op een gegeven moment kom je erachter: Men heeft de landcode verwisseld ergens. De data klopt niet helemaal. Het duurt heel lang voordat je sceptisch genoeg bent dat als je naar data kijkt en er komt gelijk een conclusie uit, dat je denkt dit was te makkelijk. Dus je moet een methode ontwikkelen in jezelf om heel kritisch te zijn, met name als er uitkomt wat je altijd al dacht.

En ik vind het zelf ontzettend moeilijk. Want dit is echt een probleem. Ik doe nu zelf 20 jaar of 30 jaar data analyse, dus ik hoop dat ik dat ik geijkt ben. Dus als er iets moois uit mijn data komt, dan denk ik nou, laat ik even kijken, als ik het van de andere kant bekijk, of het dan nog steeds zo is.

Maar ik vind het dus eigenlijk heel eng. En het is tegelijkertijd heel elitair wat ik nu zeg. Dat als je iemand de tools geeft om heel snel prachtige overtuigende grafieken mee te maken. Ja dat is een wapen. Dat is afgrijselijk krachtig. Maar dat is nog niet gekoppeld aan die vervelende cynische scepsis die je moet hebben om echt goede conclusies te trekken.

Daarmee ben ik geen fan van Power-BI. Het is heel elitair, maar ik ga ook niet naar een willekeurig iemand voor mijn belastingaangifte. Je mag ook geen vorkheftruck rijden zonder diploma.

En vervolgens zeggen we tegen iemand: jij mag deze gigabyte data ongetraind optunen tot wat mooie slides en 3D-grafieken en daar gaan we dan beleid mee maken. Dat is echt afgrijselijk. Maar goed, de geschiedenis wijst uit dat als je mensen de mogelijkheid geeft om dingen zelf te doen, dan gaan ze het altijd zelf doen.

En het is hetzelfde verhaal als een aannemer of een bouwvakker die jou zit uit te leggen hoe onwijs moeilijk het is om iets te doen en je er speciaal spullen voor nodig hebt en jij denkt: ik ga het gewoon doen. In dat geval heb je waarschijnlijk wel gelijk, maar als je dreigt nationale beslissingen te nemen op basis van een wizard die jouw data heeft gemasseerd..

Nog een voorbeeld, heel veel onderzoeken worden gepubliceerd over gezondheidsinterventies. En dan komt het uit: dat is een groot succes, na afloop van onze interventie voelden 50% van de deelnemers zich beter.

Ja, dat is best wel goed kan je denken.

Maar de dataprofessional die denkt: nee, die interventie deed dus precies niets. Want als de interventie niks had gedaan, dan was ook 50% zich beter gaan voelen en 50% zich slechter gaan voelen.

En toch wordt het gezegd: nou, we hebben een nieuwe soort werkwijze bij personeelszaken…

De statistiek is dus eigenlijk te moeilijk voor gewone mensen.

En tegelijkertijd begrijp ik ook weer een goed dat je niet moet gaan zitten gatekeepen. Dat je niet moet zeggen: joh, jij mag niet cijfers doen, daar ben je niet voor geschoold.

Maar loop een keertje langs bij mensen die statistisch gezien wel weten waar ze het over hebben.

Laatste vraag: “Wat gaat AI hiermee doen?”

En dat is alles wat ik net heb verteld, maar dan allemaal nog veel erger!