Lijst van vragen over het actieplan diversiteit Defensie 2009 - 2012
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2009
Lijst van vragen
Nummer: 2009D07359, datum: 2009-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. van Baalen, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: T.N.J. de Lange, griffier
Onderdeel van zaak 2009Z00893:
- Indiener: J.G. de Vries, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2009-01-27 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-01-29 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2009-02-17 16:00: Actieplan diversiteit Defensie 2009-2012 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Defensie
- 2009-05-20 10:00: Actieplan diversiteit Defensie 2009-2012 en nadere uitwerking van het reservistenbeleid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Defensie
- 2009-11-26 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
Lijst van vragen â Actieplan diversiteit Defensie 2009-2012 Kamerstuknummer : 31700X-80 Vragen aan : Regering Commissie : Defensie Nr Vraag Blz van tot 1 Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot loopbaanmogelijkheden voor vrouwen, mensen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ en mensen met een âandere seksuele geaardheidâ binnen Defensie? 0 2 Op basis van welke informatiebronnen bepaalt u uw visie op de organisatiecultuur binnen Defensie, ten aanzien van de bestaande en mogelijk gewenste diversiteit? 0 3 Wat is er gebeurd met de resultaten uit eerdere onderzoeken naar de ervaringen met diversiteit binnen Defensie en in hoeverre sluit het Actieplan aan bij die onderzoeken? 0 4 Kan, met het verschijnen van dit Actieplan diversiteit, worden verondersteld dat de visies op het gender- en diversiteitsbeleid, zoals die verwoord zijn in studies en actieplannen van vóór 14 december 2007, niet langer actueel zijn? 0 5 Wat zijn de definities die u hanteert voor de begrippen âgenderâ, âemancipatieâ en âdiversiteitsbeleidâ? Kunt u deze definities vergelijken met de definities zoals die werden gehanteerd in eerder verschenen gender- en diversiteitsactieplannen van Defensie? 0 6 Acht u een personeelsbestand dat een afspiegeling is van de samenleving voor wat betreft verdeling op basis van sekse, etnische achtergrond en seksuele geaardheid in het belang van Defensie? Zo ja, waarom vermeldt u dat dan niet in het Actieplan? Zo niet, waarom niet? 0 7 Wordt Defensiepersoneel door uw Actieplan voortaan geselecteerd op voorkeur (willekeur) en dus kwantiteit, of op kwaliteit (ongeacht achtergrond, seksualiteit, gender, et cetera)? 0 8 Waarom wordt in dit Actieplan nauwelijks aandacht geschonken aan het doorbreken van de bij Defensie heersende gedragscultuur, zoals onder andere beschreven in het rapport van de commissie Staal? 0 9 Kunt u, aan de hand van definities, specificeren welke beleidsmiddelen wel en welke niet vallen onder het huidige gender- en diversiteitsbeleid? 0 10 Ziet u bij Defensie mogelijkheden voor het instellen van een vaste (externe) commissie die de opdracht krijgt het diversiteitsbeleid binnen Defensie te monitoren, te evalueren en er eventueel gevraagd en ongevraagd aanbevelingen over te doen? Zo nee, waarom niet? 0 11 Zou u een voorstander zijn van een tweejaarlijkse meting van de beleving van diversiteit onder personeelsleden van Defensie, om zo onderzoekers in staat te stellen trends te onderscheiden? 0 12 Waarom zijn er in dit Actieplan geen streefcijfers voor de percentages vrouwen en personeelsleden met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ of een âandere seksuele geaardheidâ opgenomen die verder reiken dan 2010? 0 13 Kunt u, zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2009, inzicht verschaffen in het Deelactieplan diversiteit van het Commando Luchtstrijdkrachten? Zo nee, waarom niet? 0 14 Kunt u, zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2009, inzicht verschaffen in het Deelactieplan diversiteit van het Commando Zeestrijdkrachten? Zo nee, waarom niet? 0 15 Kunt u, zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2009, inzicht verschaffen in het Deelactieplan diversiteit van de Koninklijke Marechaussee? Zo nee, waarom niet? 0 16 Hoe denkt u de drie doelstellingen die u noemt als âvan belang om aan te sluiten bij de actuele behoeftenâ te kunnen bereiken? 1 17 Hoe ondersteunt het diversiteitsbeleid van Defensie haar operationele inzet in islamitische en niet-islamitische landen? 1 18 Hoe heeft diversiteit precies een positieve invloed op de cultuur binnen Defensie? 1 19 Wat houdt het âvereiste respectâ voor de lokale bevolking en haar eigen tradities precies in en hoe wordt bepaald wat âvereistâ is? 1 20 Zorgt diversiteitsbeleid niet voor extra investeringen, die ook zouden kunnen worden besteed aan âgewoneâ vervulling van vacatures en hogere salarissen die het werk bij Defensie aantrekkelijker kunnen maken, en hoe verhoudt zich dat met de opvatting van de staatssecretaris dat het diversiteitsbeleid kan bijdragen aan de vulling van de Defensieorganisatie? 2 21 Kunt u uitleggen wat u bedoelt met de zin â...maar ook voor de vredesorganisatie, waar de bezetting door vacatures en uitzendingen lager is dan gewenst.â? 2 22 Waarom schrijft u over het âopbouwen van expertiseâ terwijl er in het verleden al talrijke bruikbare studies, rapportages en beleidsstukken zijn geproduceerd; acht u deze documenten wellicht niet langer relevant? 2 23 Hoe denkt u de benodigde inhoudelijke expertise op het gebied van diversiteit te verkrijgen en invulling te geven aan de regie op de uitvoering van het diversiteitsbeleid en heeft u daarbij een deadline voor ogen? 2 24 Hoe bent u van plan om diversiteit een integraal onderdeel van het Defensiebeleid te maken? 2 25 Ontstaat er binnen Defensie een extra managerslaag en/of een âafdeling binnen de afdelingâ met het instellen van lijnmanagers en P&O-functionarissen? 2 26 Is het waar dat er tot op heden nog geen leiderschapstraining (conform het rapport van de commissie Staal) bestaat? Zo ja, is een dergelijke training in ontwikkeling? Zo ja, wanneer is de start van die training te verwachten? 2 27 Wat is er mis met de organisatiecultuur en beeldvorming, waar u met goede interne en externe communicatie verandering in hoopt aan te brengen, en wat baseert u uw oordeel op? 2 28 Welke beeldvorming wilt u precies veranderen en is er sprake van verkeerde beeldvorming over gender- en diversiteitsbeleid? 2 29 Waarom is het nodig om in alle communicatie van Defensie te spreken over het diversiteitsbeleid en hoe gaat u dat vormgeven? 2 30 Is onderzocht waarom de huidige wervingscampagnes niet alle doelgroepen in voldoende mate aanspreken? Zo ja, kunt u uiteenzetten wat daarvoor de redenen waren? Zo nee, wat geeft u het vertrouwen dat een eventuele aanpassing van die campagnes tot een positief resultaat zal leiden? Kunt u uw antwoorden op deze vragen specificeren naar zowel de doelgroep âvrouwenâ als de doelgroep âmensen met een andere etnisch-culturele achtergrondâ? 2 31 Denkt u met uw Actieplan, waarin gestreefd wordt naar toenemende acceptatie, de aloude aanwezige machocultuur binnen Defensie te kunnen doorbreken, waarin vrouwen en mensen met een âafwijkendeâ achtergrond niet als volwaardige collegaâs worden beschouwd en waarin deze houding als ânormaalâ word gezien (geaccepteerde verhoudingen)? 2 32 Heeft u onderzocht waarom de verhouding man/vrouw bij militair personeel minder gunstig is dan bij burgerpersoneel? Zo ja, wat is de uitkomst van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? 2 33 Waarom stromen er burgers in bij Defensie, terwijl Defensie enkele jaren geleden nog het credo âevery soldier a rifle manâ bezigde, waarbij elke functie bezet moest worden door een (uit te zenden) militair/specialist? 2 34 Welke rol heeft het Defensie Vrouwen Netwerk gespeeld bij de uitwerking van dit Actieplan en wat zal volgens u de rol van dit netwerk zijn bij de uitvoering ervan? 2 6 35 Waarop is uw opvatting gebaseerd dat âRoadblocksâ en huiszoekingen door teams met mannelijke Ă©n vrouwelijke militairen bij de lokale bevolking in missiegebieden tot minder weerstand leiden en daarmee effectiever zijn? 3 36 Hoe houdt de Commandant der Strijdkrachten op dit moment binnen het operationele planningsproces rekening met de diversiteit van een team, voorafgaand en tijdens een missie? 3 37 Betekent het ârekening houden met de diversiteit van een team binnen het operationele planningsprocesâ dat de uitzenddruk en de werkdruk van vrouwen hoger komt te liggen? Hoe denkt u met dit aspect rekening te houden? 3 38 Wat betekent een âpool van genderexpertsâ; wie zijn dat en wat zijn hun taken en wat is het doel ervan? 3 39 Gelden de speciaal voor vrouwen te organiseren voorlichtingsdagen ook voor functies binnen het Korps Commandotroepen, Korps Mariniers en de speciale Marechaussee-eenheden? Zo nee, waarom niet, en bent u bereid om zich ook in te zetten voor meer vrouwen binnen die eenheden (eventueel op niet uitvoerend operationeel/vecht niveau)? Zo ja, hoe heeft u dat voor ogen? 3 40 Welk percentage van de vrouwelijke belangstellenden voor een baan bij Defensie wordt afgewezen vanwege het niet voldoen aan de minimale eisen? 3 41 Wat behelst precies de âverdere differentiatie naar functiecategorieĂ«nâ? 3 42 Waarom is de mogelijkheid om te differentiĂ«ren naar functiecategorieĂ«n om uitval van vrouwen te beperken niet eerder onderzocht? 3 43 Hoe garandeert u dat er aan de minimale selectie-eisen voor Defensiepersoneel niet wordt getornd en hoe staat dat in verhouding tot de mogelijkheid om te âdifferentiĂ«ren in fysieke eisenâ? 3 44 In hoeverre worden de mogelijkheden voor externe intensieve training op vrijwillige basis of verplichtend aangeboden? 3 45 Vindt er begeleiding plaats bij de externe intensieve training? 3 46 Verwacht u bij de mogelijkheden voor externe intensieve training misbruik van de sportfinanciering? 3 47 Gelden de mogelijkheden voor externe intensieve training alleen voor vrouwen? Zo ja, waarom alleen voor die specifieke groep en niet ook voor mannen? 3 48 Maken vanaf maart 2009 al voldoende vrouwen deel uit van de selectieadviescommissies? Zo nee, waarom niet? 3 49 Wat is de meerwaarde van vrouwen in de selectieadviescommissie en selecteren vrouwen anders dan mannen? 3 50 Hoe voorkomt u dat, door uw besluit om 50% van de traineepool uit vrouwen te laten bestaan, geschikte mannelijke sollicitanten geweigerd worden, mede met het oog op openstaande vacatures bij Defensie? 3 51 Heeft kwaliteit bij de selectie voor de traineepool de voorkeur boven kwantiteit? Waarop wordt voor de traineepool geselecteerd en worden de selectie-eisen nu aangepast? 3 52 Wat is/wordt de status van de netwerkorganisaties en hoe en zullen deze worden vertegenwoordigd bij Defensie? 3 53 Heeft Defensie al eerder samengewerkt met netwerken in het veld die zich inzetten voor de participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen? Zo ja, op welke wijze heeft dit bijgedragen aan een hoger aandeel van etnische minderheden in het personeelsbestand? Zo nee, waarop baseert u de verwachting dat dat een verbeterde instroom van vrouwen met een âandere etnisch culturele achtergrondâ bij Defensie zal opleveren? 3 54 Hoe wilt u invulling geven aan de verbetering van de instroom van allochtone vrouwen, hoe wordt dat gemonitord, en hoe, wanneer en op basis van welke eisen vindt er vervolgens doorstroming plaats? 4 55 Streeft u naar instroom van allochtone vrouwen binnen alle eenheden van Defensie of enkel binnen enkele specifiek aangewezen eenheden? In het laatste geval, welke eenheden zijn dat? 4 56 Kunt u inzicht verstrekken in hoe de streefcijfers voor de instroom van vrouwen bij Defensie in de periode van 1998 tot 2008 zich verhouden tot de gerealiseerde instroom in deze periode? 4 57 Vindt u dat de streefcijfers voor de instroom van vrouwen voor 2010 moeten worden aangescherpt, om ze ambitieuzer te maken in vergelijking met de streefcijfers voor 2008? 4 58 Hoe bent u tot de streefcijfers voor de instroom van vrouwen gekomen en zijn die in verhouding met de werkelijke ambitie en mogelijkheden (gezien de grote verschillen tussen 2008 en 2010 bij Commando Landstrijdkrachten - logistiek en Commando Luchtstrijdkrachten - algemeen en het voor 2008 en 2010 gelijk blijvende, maar niet gerealiseerde cijfer bij de Koninklijke Marechaussee)? 4 59 Hoe verklaart u het verschil tussen het streefcijfer voor de instroom van vrouwen bij de Koninklijke Marechaussee voor 2008 van 30% en het gerealiseerde percentage van 16,6%, en is de doelstelling voor 2010 van wederom 30% wel realistisch? 4 60 Waarom is het streefcijfer voor de totale instroom van vrouwen binnen het Commando Zeestrijdkrachten voor 2010 lager dan de gerealiseerde instroom in 2008 en moet het streefcijfer 2010 nu niet worden aangepast? 4 61 Wat was de reden voor het succes bij het Commando Zeestrijdkrachten tot 2008 en kan dit navolging krijgen (voorbeeldfunctie)? 4 62 Kunt u, op basis van interne evaluatie, een nadere toelichting geven, gespecificeerd naar krijgsmachtonderdeel, op de reden(en) waarom het totale streefcijfer âinstroom vrouwenâ voor 2008 bij het Commando Landstrijdkrachten en de Koninklijke Marechaussee niet is gehaald? 4 63 Kunt u een analyse geven van de (negatieve) gevolgen van de zogenoemde âtopcultuurâ binnen Defensie: het gegeven dat, doordat de toplaag binnen Defensie voor het overgrote deel uit mannen bestaat, een glazen plafond gevormd wordt op de doorstroom van vrouwen naar hogere kaders binnen de Defensieorganisatie? 4 64 Wat is de basis voor uw conclusie dat vrouwen eerder dan mannen geneigd zijn hun ambities ondergeschikt te maken aan bijvoorbeeld zorgtaken? 4 65 Heeft Defensie onderzoek gedaan naar waarom er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van het bestaande instrumentarium bij Defensie dat ten dienste staat van de mogelijkheid arbeid en zorg te combineren? 4 66 Bent u bereid om het âscala aan instrumenten die de combinatie van arbeid en zorg mogelijk makenâ meer en breder te promoten (onder andere bij de werving)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze? 4 67 Hoe zullen vrouwen binnen Defensie extra gestimuleerd worden om hun kwaliteiten ten volle te benutten? 4 68 Geldt het kabinetsvoornemen om in 2011 ten minste een kwart van de hogere ambtelijke functies binnen de overheid door vrouwen te laten bekleden ook voor Defensie? Zo nee, waarom niet? 4 5 69 Hoe kunt u garanderen dat aan elke opleiding van de Hogere Defensievorming ten minste twee vrouwen zullen deelnemen en wat gebeurt er met een opleiding als geen twee vrouwen zich aanmelden? 5 70 Gaat bij het vullen van elke opleiding van de Hogere Defensievorming kwantiteit boven kwaliteit? Zo nee, kunt u dat toelichten? Zo ja, waarom? 5 71 Denkt u dat vrouwen zich gedwongen zouden kunnen voelen om aan de streefcijfers voor doorstroom te voldoen en daarom met de verkeerde motivatie zouden kunnen gaan deelnemen aan de opleiding(en)? 5 72 Heeft u, naast het bieden van de mogelijkheid om opleidingen in deeltijd te verzorgen, voor personeelsleden van Defensie aanvullende maatregelen bedacht om arbeid en zorg beter te kunnen combineren? 5 73 Hoe denkt u de doelgroep warm te maken voor de speciale projecten en bijeenkomsten die de interactie tussen vrouwen binnen Defensie moeten stimuleren? 5 74 Is er bij de diverse eenheden binnen Defensie wel ruimte en tijd voor speciale projecten en bijeenkomsten om de interactie tussen vrouwen te stimuleren? 5 75 Hoe draagt het vieren van de internationale vrouwendag bij aan het verhogen van de zichtbaarheid van vrouwen binnen Defensie? 5 76 Kunt u de tabel met streefcijfers voor de doorstroom van vrouwen uitbreiden met een specificatie per krijgsmachtonderdeel? Zo nee, waarom niet? 5 77 Op basis waarvan concludeert u dat de in het kader van het rapport van de commissie Staal genomen maatregelen eraan bijdragen dat vrouwen bij Defensie een veilige werkomgeving ervaren? 5 78 Welke stappen zijn er in het kader van de combinatie van arbeid en zorg gezet, die aantoonbaar substantieel bijdragen aan een groter aandeel van vrouwen in de Defensieorganisatie? 5 6 79 Wat is de reden dat er kennelijk bij plaatsingen tot nu toe niet zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met gezinssituaties en hoe zult u vorm en inhoud geven aan uw voornemen daar verandering in te brengen? 6 80 Welke ondersteuning wilt u het âthuisfrontâ bieden om de bereidheid tot uitzending van jonge moeders te vergroten en wilt u deze ondersteuning ook aan jonge vaders bieden? 6 81 Hoe dragen centrale âlokettenâ bij aan een concrete uitbreiding van de mogelijkheden voor militair personeel om in deeltijd te werken, als door Defensie zelf wordt aangegeven dat cultuur en beeldvorming vaak de obstakels zijn die uitvoering in de weg staan? 6 82 Hoe gaat u, voorafgaande aan een exit-/medewerkerstevredenheidonderzoek, aandacht besteden aan mogelijke redenen voor uitstroom? 6 83 Gaat u met de bij vrouwen geconstateerde vertrekredenen actief aan de slag om er voor te zorgen dat deze redenen (voor zover mogelijk) weggenomen kunnen worden en het personeel actief geĂŻnformeerd wordt over mogelijkheden voor doorstroom of andere functies binnen de krijgsmacht? 6 84 Kunt u aangeven op basis van welke definitie, dan wel criteria, u een etnisch-culturele achtergrond als âandersâ aanmerkt en wanneer er volgens u sprake is van een âgewoneâ etnisch-culturele achtergrond? 6 85 Bent u bekend met het door sommige militairen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ ervaren probleem van de dubbele loyaliteit en de spanningen die dit kan oproepen binnen de eigen eenheid? Zo ja, wat is uw visie hierop? 6 86 Wat is de meerwaarde van kennis van cultuurverschillen en andere talen, gebruiken en religies van mensen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ in uitzendgebieden die niet islamitisch zijn? 6 87 Op welke onderzoeksuitkomsten baseert u de conclusie dat een âandere etnisch-culturele achtergrondâ toegevoegde waarde heeft tijdens operationeel optreden? 6 88 Heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de oorzaak van het gegeven dat de in de periode 1998-2008 genomen maatregelen in het kader van diversiteitsbeleid bij Defensie, gericht op mensen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ, niet hebben geleid tot een substantiĂ«le toename van personeelsleden uit deze categorie? 6 8 89 Hoe ziet het periodieke onderzoek dat u voor ogen heeft naar de ontwikkeling in het aandeel medewerkers bij Defensie met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ eruit en welke afdeling gaat dat onderzoek doen? 7 90 Bent u niet bang dat door onderzoek naar de ontwikkeling in het aandeel medewerkers bij Defensie met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ extra de aandacht gelegd wordt op deze medewerkers, met alle mogelijke onaangename gevolgen van dien? 7 91 Weet u precies hoeveel mensen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ er in dienst zijn van Defensie? Zo nee, hoe kunnen de resultaten van het diversiteitsbeleid worden gemeten? 7 92 Op basis van welke gegevens zullen âtrendmatige ontwikkelingenâ in het aandeel medewerkers bij Defensie met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ weergegeven kunnen worden? 7 93 Hanteert u voor âallochtoonâ dezelfde definitie als voor â(met een) andere etnisch-culturele achtergrondâ? Zo nee, welke definitie hanteert u voor âallochtoonâ? 7 94 In welk jaar zal volgens uw streven het percentage van mensen met een âandere etnisch-cultureleâ achtergrond dat werkzaam is binnen Defensie, aansluiten bij de omvang van deze groep in de gehele Nederlandse beroepsbevolking en hoe groot zal, volgens uw streven, dit percentage zijn in 2012? 7 95 Waarom streeft u er wel naar het aandeel van mensen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ bij Defensie aan te laten sluiten bij het aandeel van deze groep mensen in de gehele Nederlandse beroepsbevolking, maar hanteert u dit streven niet voor vrouwen en mensen met een âandere seksuele geaardheidâ? 7 96 Waarom worden er via media specifiek op de Turkse doelgroep gerichte uitingen geplaatst en wat is de meerwaarde van een Turkse werknemer boven een Nederlandse werknemer? 7 97 Waarom wordt er specifiek onder Marokkaanse Nederlanders geworven en wat is de meerwaarde van een Marokkaanse werknemer boven een Nederlandse werknemer? 7 98 Hoe wilt u de beeldvorming bij vooral de Marokkaanse gemeenschap beĂŻnvloeden als het gaat om de rol die de krijgsmacht speelt in de Nederlandse samenleving? 7 99 Hoe denkt u medewerkers met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ warm te kunnen maken voor een (parttime) baan als werver? 7 100 Worden medewerkers met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ die zich aanmelden als werver, vrijgesteld van de verplichtingen binnen hun reguliere functie en geeft u hiermee niet een verkeerd signaal aan het andere personeel? 7 101 Wat voor effect heeft het volgens u op de kwaliteit van de werving wanneer er medewerkers zonder specifieke wervingsachtergrond en -kennis worden ingezet als (parttime) werver? 7 102 Waarom worden medewerkers met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ ingezet als werver, terwijl de capaciteiten van deze personen volgens u zo hard nodig zijn tijdens missies? 7 103 Deelt u de mening dat Nederlandse militairen tijdens missies en in opleiding altijd foutloos Nederlands moeten kunnen spreken, lezen en schrijven? Zo nee, waarom niet? 7 104 Wat bedoelt u met de stelling dat taalbeheersing of een âander waardenpatroonâ de uitkomsten van de selectie van nieuw Defensiepersoneel niet mogen beĂŻnvloeden? 7 105 Hoe wilt u de eventueel benodigde extra scholing op gebied van taalbeheersing vorm en inhoud geven? 7 106 Bent u bereid om naast de sportmogelijkheden ook mogelijkheden voor taalverbetering ter beschikking te stellen aan mensen die niet op een ROC zitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier? 7 107 Wat is de stichting PaFemme en wat doet zij? 7 108 Hoe bent u, ondanks de veronderstelde complexiteit in verband met het (niet) registreren van medewerkers met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ, voornemens over behaalde resultaten te rapporteren? 7 8 109 Hoe gaat u bereiken dat vanaf 2009 50% van de traineepool uit trainees met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ bestaat als de etniciteit niet wordt geregistreerd en hoe verzekert u dat autochtone Nederlanders daarbij niet gediscrimineerd worden? 7 8 110 Heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de oorzaak van het onvoldoende doorstromen in de Defensieorganisatie van personeel met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst? Zo nee, waarop baseert u het vertrouwen dat de aangekondigde maatregelen resultaat zullen opleveren? 8 111 Zou u, met het oog op het versnellen van de doorstroom van personeelsleden met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ naar hogere functies, bereid zijn om bij het bevorderen kwaliteit vóór anciĂ«nniteit te laten gaan? Zo nee, waarom niet? 8 112 Wat bedoelt u met âin januari 2009 start een mentorproject voor medewerkers met een etnisch-culturele achtergrondâ en heeft u ook medewerkers in dienst zonder een etnisch-culturele achtergrond? 8 113 Hoe wordt het management voorbereid op hun rol om de kwaliteiten van mensen met een âandere etnische en culturele achtergrondâ te herkennen en optimaal te benutten en hen te stimuleren door te groeien? 8 114 Wat bedoelt u met een âandere geloofsovertuigingâ? 8 115 Kunt u de Kamer een lijst doen toekomen van geloofsovertuigingen die door de regering als âandersâ worden gezien, en een lijst van geloofsovertuigingen die door de regering niet als âandersâ worden gezien? 8 116 Wie bepaalt op basis van welke criteria welke geloofsovertuiging gekenmerkt kan worden als âandersâ? 8 117 Geldt de âexpliciete aandacht aan mensen met een andere geloofsovertuigingâ inmiddels voor alle (grote) godsdiensten en zijn daarvoor voldoende geestelijk verzorgers aanwezig binnen Defensie? Zijn er binnen Defensie voldoende mogelijkheden voor medewerkers om hun geloof te kunnen uiten, zoals faciliteiten om te bidden? 8 118 Wat is de meerwaarde van imams bij Defensie en zijn er onderzoeken waaruit blijkt dat ze een toegevoegde waarde hebben? 8 119 Wat is de meerwaarde van het afleggen van de eed op Allah bij Defensie en zijn er onderzoeken waaruit blijkt dat het afleggen van de eed op Allah een toegevoegde waarde heeft? 8 120 Waarom stelt u dat homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen onder de categorie âandere seksuele geaardheid vallen; veronderstelt u hiermee dat hun geaardheid afwijkt van een ânormaleâ seksuele geaardheid? 8 121 Op basis van welke argumenten merkt u een seksuele geaardheid aan als ânormaalâ, dan wel âandersâ? 8 122 Waarop baseert u de stelling dat, anders dan bij vrouwen en mensen met een âandere etnisch-culturele achtergrondâ, voor mensen met een âandere seksuele geaardheidâ geen specifiek wervings- of behoudprobleem speelt? 8 123 Hoe zal het beleid met betrekking tot werving, doorstroom en behoud van mensen met een âandere seksuele geaardheidâ worden gemonitord? 9 124 Welke rol speelt de Stichting âhomoseksualiteit en krijgsmachtâ bij de werving van personeel voor Defensie? 9 125 Waarom gaat Defensie niet, naast het passief adverteren in de âGay-mediaâ, een actief wervingsbeleid voeren onder homoseksuelen, zoals bijvoorbeeld de politie al jaren doet? 9 126 Wie bepaalt, op basis van welke criteria of afwegingen, of een evenement al dan niet âte extravagantâ of âte uitbundigâ is? 9 127 Valt deelname van militairen in uniform, in eigen tijd, aan de Gay Pride te Amsterdam onder de categorie âte extravagantâ of âte uitbundigâ? 9 128 Hoe gaat u de aangenomen motie Brinkman (31700X, nr. 7) uitvoeren? 9 129 Hoe verhoudt zich de stelling âDefensie acht het van belang uit te dragen dat de organisatie open staat voor mensen met een andere seksuele geaardheidâ met uw weigering om de door de Kamer aangenomen motie Brinkman (31700X, nr. 76) uit te voeren? 9 130 Hoe gaat u de motie Brinkman in de praktijk kenbaar maken en uitvoeren? 9 131 Is er ooit een analyse of evaluatie gemaakt van de gewenste en ongewenste effecten van het âdonât ask, donât tellâ-principe met betrekking tot homoseksualiteit binnen de krijgsmacht? Zo ja, wat waren daarvan de bevindingen? Zo nee, waarom niet? 9 132 Hoe wordt er in de interne en/of aan Defensie gerelateerde opleidingen aandacht besteed aan de positie van en houding ten aanzien van mensen met een âandere seksuele geaardheidâ? 9 133 Hoe wilt u wordt vorm en inhoud geven aan de aandacht voor het thema homoseksualiteit in de initiĂ«le en loopbaanopleidingen? 9 134 Welke âgelijkgestemde landenâ beijveren zich samen met Nederland om in NAVO-verband een werkgroep ingesteld te krijgen over het thema homoseksualiteit en krijgsmacht? 9 135 Met ingang van welke datum verwacht u dat de werkgroep over het thema homoseksualiteit en krijgsmacht binnen de NAVO gerealiseerd zijn? 9 136 Welke resultaten streeft u na met de instelling van de werkgroep over het thema homoseksualiteit en krijgsmacht binnen de NAVO en wanneer verwacht u dat deze resultaten zullen worden gehaald? 9 137 Heeft u al eerder medewerkerstevredenheidonderzoeken gehouden? Zo ja, wat is daaruit als belangrijkste knelpunt naar voren gekomen voor personeel met een âandere seksuele geaardheidâ? 9 138 Denkt u dat het arbeidspotentieel van mensen met een âandere seksuele geaardheidâ kan bijdragen aan de vervulling van het personeelstekort waar Defensie mee kampt? Zo ja, waarom vermeldt u deze groep niet in uw nawoord? 10 FILENAME GRT_RGR_DEF_31700X-80.DOC PAGE 8 / NUMPAGES 8