[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2010D36441, datum: 2010-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Opzegging van het Verdrag van Brussel (WEU) (2010D36438)

Preview document (🔗 origineel)


No.W02.10.0344/II	's-Gravenhage, 12 augustus 2010

Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2010, no.10.002025, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de
Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het verdrag tot goedkeuring van de opzegging van het op 17 maart
1948 te Brussel tot stand gekomen Verdrag van economische, sociale en
culturele samenwerking en collectieve zelfverdediging tussen het
Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Franse Republiek,
het Groothertogdom Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met toelichtende nota.

Het verdrag, waarbij de West-Europese Unie is opgericht, wordt opgezegd,
omdat de taken van de West-Europese Unie door andere organisaties zijn
overgenomen.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het voornemen tot
opzegging, maar maakt een opmerking over het feit dat de opzegging pas
achteraf aan goedkeuring door de Staten-Generaal wordt onderworpen.

De tien lidstaten van de West-Europese Unie zijn op 31 maart 2010
gezamenlijk overeengekomen het verdrag tot oprichting van de
West-Europese Unie op te zeggen en de organisatie op te heffen, en wel
met ingang van 30 juni 2011. Bij brief van diezelfde dag heeft de
Minister van Buitenlandse Zaken de Tweede Kamer der Staten-Generaal over
zijn voornemen geïnformeerd. Op 30 juni 2010 heeft de Nederlandse
regering een akte van opzegging laten neerleggen bij de Belgische
regering, die voor dit verdrag optreedt als depositaris.

Het voornemen tot opzegging wordt nu voorgelegd aan de Staten-Generaal
ter stilzwijgende goedkeuring achteraf.

In het Nederlandse constitutionele stelsel is uitgangspunt dat het
Koninkrijk niet aan verdragen wordt gebonden, en deze niet worden
opgezegd, zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal. Indien
in buitengewone gevallen van dringende aard het belang van het
Koninkrijk zich er bepaaldelijk tegen verzet dat de opzegging van een
verdrag aan de goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen
voordat het Koninkrijk aan de opzegging wordt gebonden, kan de binding
direct worden beëindigd. De opzegging wordt daarna zo spoedig mogelijk
aan de goedkeuring van de Staten-Generaal onderworpen.

Volgens de regering is sprake van een buitengewoon en spoedeisend belang
van het Koninkrijk. Het verdrag heeft namelijk een opzegtermijn van
twaalf maanden; de regering heeft willen voorkomen dat Nederland in een
geïsoleerde positie zou terechtkomen, zowel politiek als financieel,
waarbij het risico aanwezig was dat in dat geval gedeeltelijk resterende
kosten en additionele bijstandsverplichtingen op Nederland zouden
rusten.

De Raad is er niet zonder meer van overtuigd dat de goedkeuring van de
Staten-Generaal niet gevraagd kon worden voordat tot opzegging werd
overgegaan. De Staten-Generaal konden de opzegging van het verdrag ook
stilzwijgend goedkeuren, in welk geval de goedkeuring zou zijn verleend
als niet binnen dertig dagen nadat het voornemen tot opzegging aan de
Staten-Generaal is voorgelegd de wens te kennen wordt gegeven dat het
voornemen aan de uitdrukkelijke goedkeuring wordt onderworpen. Tussen
het besluit van de lidstaten van de West-Europese Unie om het verdrag op
te zeggen en de mededeling daarvan aan de Tweede Kamer enerzijds, en het
tijdstip waarop de opzegging daadwerkelijk moest plaatsvinden
anderzijds, lag een periode van drie maanden. De Raad veronderstelt dat
die periode voldoende was geweest om stilzwijgende goedkeuring te vragen
van de opzegging.

De opzegging van het verdrag is, ondanks het ontbreken van voorafgaande
goedkeuring, volkenrechtelijk geldig. De Raad is niettemin van oordeel
dat nader dient te worden verantwoord, waarom de beschikbare drie
maanden niet voldoende waren om goedkeuring vooraf te verkrijgen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat de opzegging
van het verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der
Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn
geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

 	Kamerstukken II 2009/10, 32123 V, nr. 78.

 	Artikel 91, eerste lid, van de Grondwet.

 	Artikel 14 juncto 10 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen.

 	Artikel 14 juncto artikel 5 van de Rijkswet goedkeuring en
bekendmaking verdragen.

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........