[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2012D44310, datum: 2012-11-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag ten behoeve van Aruba, en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (2012D44309)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen, met Protocol; ā€™s-Gravenhage, 11 september
2009 (Trb. 2009, 189 en Trb. 2012, 184)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport ā€œHarmful Tax Competition, an emerging
global issueā€ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ć©Ć©n van de genoemde landen
met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke
toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte
fiscale praktijken te gaan beƫindigen en in het bijzonder om
transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot
belastingzaken tot stand te brengen. 

Op 18 april 2002 maakte de OESO het ā€˜Model Agreement on Exchange of
Information on Tax Mattersā€™ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar, dat
als basis diende voor het onderhavige Verdrag. De OESO beoogt via deze
wijze van gegevensuitwisseling internationale samenwerking in
belastingaangelegenheden tot stand te brengen om belastingontwijking,
fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Aruba
ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel mogelijk met
andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met een
inlichtingenartikel conform de laatste versie van artikel 26 van het
OESO ā€œModel Tax Convention on Income and Capitalā€ (2005) te sluiten,
alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax Information Exchange
Agreements (TIEAā€™s) naar het OESO-modelverdrag op te bouwen.

Recente ontwikkelingen

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ā€˜witte
lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet
substantieel hebben geĆÆmplementeerd (de ā€˜grijze lijstā€™) en landen
die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ā€˜zwarte
lijstā€™). Onder de ā€˜grijze lijstā€™ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze
lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de
OESO-normen dat een land tenminste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEAā€™s) of belastingverdragen
(DTAā€™s) met een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van
het OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie
van deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiƫle groei van
het aantal overeengekomen TIEAā€™s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze
ontwikkelingen. Inmiddels staat Aruba op de ā€˜witte lijstā€™ van de
OESO.

Onderhandelingen met de Britse Maagdeneilanden

Het onderhavige Verdrag met Protocol is tot stand gekomen na
onderhandelingen tussen de fiscale autoriteiten van Aruba en de Britse
Maagdeneilanden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

II.A. Verdrag

Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag
van 2002 als basis gediend. De verdragstekst met de Britse
Maagdeneilanden komt in grote lijnen overeen met het OESO-modelverdrag.
Voor zover de bepalingen van het Verdrag afwijken van de bepalingen in
het OESO-modelverdrag, worden deze verschillen hieronder toegelicht. Dit
geldt voor de artikelen 2, 9  en 13. Daar waar de bepalingen niet of
niet substantieel afwijken van het OESO-modelverdrag, is het daarmee
corresponderende OESO-commentaar van overeenkomstige toepassing en wordt
voor de toelichting ervan verwezen naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken. De maatstaf van ā€voorzienbare relevantieā€ wordt
gehanteerd om te garanderen dat verzoeken niet worden afgewezen in
gevallen waarbij het belang van de informatie voor het onderzoek pas na
ontvangst van deze informatie kan worden vastgesteld. In het tweede lid
is bepaald dat het Verdrag alleen van toepassing zal zijn op Aruba en
niet op andere delen van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 2 Rechtsmacht

Dit tekst van het artikel wijkt af van het OESO-modelverdrag en is
opgenomen op verzoek van de Britse Maagdeneilanden. Inhoudelijk beoogt
het artikel echter geen wijziging aan te brengen. Overeenkomstig de
toelichting op artikel 2 van het OESO-modelverdrag is in onderdeel a
expliciet bepaald dat informatie in het kader van het verdrag moet
worden verstrekt ongeacht het feit of de persoon die het betreft een
ingezetene is dan wel de nationaliteit bezit van de aangezochte partij.
In onderdeel b is vastgelegd dat de informatie moet worden uitgewisseld
voor zover de informatie aanwezig is op het grondgebied van de
aangezochte partij dan wel in het bezit of onder controle is van een
persoon die aanwezig is in het rechtsgebied van de aangezochte partij

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid worden
per partij de belastingen opgesomd waarop het Verdrag van toepassing is.
In het tweede lid is bepaald dat belastingen die na de datum van
ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die gelijk zijn aan of
in wezen gelijksoortig zijn met en dienen ter aanvulling op of ter
vervanging van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de
reikwijdte van dit Verdrag vallen. Hoewel de formulering afwijkt van het
corresponderende artikel in het OESO-modelverdrag, wordt geen
substantiƫle wijziging beoogd.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd. Zo bevatten de onderdelen a en b een omschrijving van het
grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is. In onderdeel e wordt
aangegeven wie in beide landen als de bevoegde autoriteit wordt
aangemerkt. Voor Aruba is dat de Minister belast met Financiƫn of zijn
bevoegde vertegenwoordiger. 

Artikel 5 Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Op basis van het eerste lid zijn de bevoegde autoriteiten van de
aangezochte partij verplicht om op verzoek informatie uit te wisselen
voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Hierdoor is er sprake van
een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet
alleen op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de
invordering, de opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond
van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de
belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is
gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met de Britse
Maagdeneilanden op de hoogte worden gesteld. De belastingplichtige kan
dan op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR)
bezwaar maken tegen de internationale uitwisseling van informatie en
vervolgens door de rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig
is.

Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragssluitende
partijen weer, welke inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie
niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de
verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle
relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De
verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van
een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens
de wet van de vragende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de
zogenoemde ā€œdouble incriminalityā€) of indien de aangezochte partij
de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale
belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang
van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten ā€œdomestic tax
interestā€-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte
partij om informatieverstrekking te weigeren. 

Het derde lid bevat de mogelijkheid voor de verzoekende partij om, met
het oog op bewijsvoeringvereisten, de uit te wisselen informatie in een
bepaalde vorm (zoals een gewaarmerkt afschrift van een origineel stuk),
die valt binnen de mogelijkheden van de wet- en regelgeving van de
aangezochte partij, aan te vragen. Indien de gevraagde vorm niet is
toegestaan onder de nationale wetten van de aangezochte partij, kan deze
laatste weigeren de informatie in genoemde vorm te verschaffen. Dit
ontheft de aangezochte partij echter niet van zijn verplichting de
informatie, zij het in een andere vorm, te verschaffen. 

Krachtens het vierde lid hebben partijen de plicht ervoor zorg te dragen
dat de bevoegde autoriteiten bevoegd zijn informatie te ontvangen en uit
te wisselen betreffende financiƫle instellingen, gevolmachtigden,
zaakwaarnemers en agenten, alsmede informatie betreffende
eigendomsrechten met betrekking tot rechtspersonen.

Het vijfde lid bepaalt welke informatie partijen niet hoeven te
verstrekken..

Zo bepaalt het vijfde lid, onderdeel b, dat er geen verplichting rust op
partijen tot het verstrekken van informatie met betrekking tot een
tijdvak dat meer dan zes jaar ligt voor het onderhavige
belastingtijdvak. De in deze bepaling opgenomen termijn sluit aan bij de
bewaartermijn die geldt in de Britse Maagdeneilanden. 

Op verzoek van de Britse Maagdeneilanden is in het vijfde lid, onderdeel
c, neergelegd dat geen inlichtingen behoeven te worden verstrekt die
niet direct betrekking hebben op de belastingbetaler.

Het zesde lid bevat de plicht van de verzoekende partij om bij het
indienen van het verzoek bepaalde gegevens te overhandigen om de
ā€œvoorzienbare relevantieā€ aan te tonen.  

Het zevende lid ziet toe op een snelle uitwisseling van informatie
tussen partijen. Teneinde dit te kunnen bewerkstelligen zal de
aangezochte partij, binnen 60 dagen na ontvangst, de bevoegde
autoriteiten van de verzoekende partij in kennis stellen van de
ontvangst van het verzoek dan wel het ontbreken van enige gegevens in
het verzoek. Indien de aangevraagde informatie om welke reden dan ook
niet voorhanden is of niet uitgewisseld kan worden, is de aangezochte
partij gehouden dit binnen 90 dagen aan de verzoekende partij mede te
delen. 

Artikel 7 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

Dit artikel bevat een aantal beperkingen op de verplichting tot het
vergaren en uitwisselen van informatie. Partijen zijn bijvoorbeeld niet
gehouden maatregelen te treffen die in strijd zijn met de nationale
wetgeving of administratieve praktijk en/of de openbare orde. Zo beperkt
het derde lid de plicht tot het vergaren van informatie ten aanzien van
de vertrouwelijke communicatie tussen bijvoorbeeld een advocaat en zijn
cliƫnt. In dit verband wordt verwezen naar artikel 51, tweede lid, van
de Algemene landsverordening belastingen op basis waarvan enkele
beroepsgroepen zich kunnen beroepen op hun geheimhoudingsplicht.

Artikel 9 Waarborgen

De slotzin van artikel 1 van het OESO-modelverdrag is in dit Verdrag
opgenomen als een afzonderlijk artikel. Het artikel bepaalt dat de
bestaande procedurele rechten in de aangezochte partij van toepassing
blijven voor zover ze de effectieve uitwisseling van informatie niet
onnodig hinderen of vertragen. Deze rechten kunnen bijvoorbeeld zien op
het recht van kennisgeving of het recht om bezwaar te maken tegen de
uitwisseling van informatie. Eronder vallen eveneens rechten die
voortvloeien uit relevante verdragen inzake mensenrechten. De
uitdrukking "onnodig hinderen of vertragen" geeft aan dat deze rechten
kunnen prevaleren boven de overeenkomst.

Artikel 11 Uitvoeringswetgeving

Dit artikel bevat de verplichting wetswijzigingen tot stand te brengen
die noodzakelijk zijn om aan de voorwaarden van het Verdrag te kunnen
voldoen en er uitvoering aan te kunnen geven. Op grond van de huidige
bepalingen van de Algemene landsverordening belastingen is het mogelijk
het Verdrag uit te voeren.

Artikel 13 Procedure voor onderling overleg

Dit artikel schept de mogelijkheid een procedure voor onderling overleg
overeen te komen om eventuele problemen op te lossen die zich bij de
implementatie of interpretatie van dit Verdrag kunnen voordoen. In het
tweede lid wordt de basis gelegd voor het in onderling overleg
overeenkomen van uitvoeringsregelingen.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Voor de toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen
strafrechtelijke belastingzaken en overige belastingzaken. Ten aanzien
van fiscale delicten vindt het Verdrag toepassing met ingang van de dag
van inwerkingtreding. Voor overige belastingzaken wordt onderscheid
gemaakt tussen belastingen die over een tijdvak worden geheven en
tijdstipbelastingen. Voor tijdvakbelastingen vindt het Verdrag
toepassing op de eerste dag van het tijdvak dat aanvangt op of na de dag
waarop het Verdrag in werking treedt. Op tijdstipbelastingen is het
Verdrag van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding. Deze
bepaling wijkt hierbij af van de regeling in het OESO-modelverdrag waar
voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de aanvang van een
kalenderjaar. Met de in dit Verdrag gekozen tekst kan in voorkomende
gevallen eerder dan op basis van het OESO-modelverdrag een beroep op het
Verdrag worden gedaan. Voor strafrechtelijke belastingzaken, als
gedefinieerd in artikel 4, eerste lid, onderdeel h, is het
belastingtijdvak niet van belang. Dit betekent dat informatie kan worden
ingewonnen zowel voor belastingtijdvakken die liggen voor de datum van
inwerkingtreding van het Verdrag, als voor belastingtijdvakken die
beginnen op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag. 

Artikel 15 Beƫindiging

Dit artikel regelt de beƫindiging van het Verdrag, waarbij het van
belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht
(artikel 8) blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is
verkregen in het kader van de toepassing van het Verdrag.

II.B. Protocol

Artikel 1 (artikel 5)

Artikel 5 van het Verdrag regelt de uitwisseling van informatie, waarbij
in het zesde lid is neergelegd welke informatie door de verzoekende
partij moet worden opgenomen in het informatieverzoek. Het onderhavige
artikel bepaalt, in aanvulling op artikel 5 van het Verdrag, dat in het
geval het informatieverzoek onvoldoende informatie bevat voor de
aangezochte partij om aan het verzoek tegemoet te komen, de aangezochte
partij de verzoekende partij hiervan op de hoogte moet stellen en om
aanvullende informatie moet vragen.

Artikel 2 (herziening van het Verdrag)

Deze bepaling bevat de mogelijkheid voor een partij om aanpassingen voor
te stellen, teneinde het Verdrag in overeenstemming te brengen met
internationaal aanvaarde normen in het kader van informatie-uitwisseling
van belastinggegevens. Na ontvangst van het voorstel tot aanpassing van
het Verdrag zal de andere partij in onderhandeling treden over de
aanpassingen. 

Artikel 3 (nadelige of beperkende maatregelen)

Dit artikel bepaalt dat het geen van beide partijen toegestaan is om ten
aanzien van een ingezetene of staatsburger van Ć©Ć©n van de partijen
nadelige of beperkende maatregelen te nemen op basis van schadelijke
belastingpraktijken. Op grond van het tweede lid dient hieronder te
worden verstaan het treffen van maatregelen door de ene partij tegen een
ingezetene of staatsburger van Ć©Ć©n van beide partijen op grond van het
feit dat de andere partij niet effectief informatie uitwisselt of niet
transparant is met betrekking tot de uitvoering van haar wetgeving.

Artikel 4 (herziening Protocol)

Deze bepaling geeft de mogelijkheid aan partijen om op basis van de
ervaring die wordt opgedaan bij de uitvoering van het Verdrag, zo
spoedig mogelijk besprekingen te beginnen tot aanpassing van het
Protocol wanneer Aruba (onderdeel a, onder i) of de Britse
Maagdeneilanden (onderdeel a, onder ii) verdragen met derde landen
sluiten waarin andere vormen van gegevensuitwisseling (spontane en/of
automatische verstrekking) worden voorzien of wanneer Ć©Ć©n van de
partijen (onderdeel a, onder iii) de nationale wetgeving aanpast om
zulke andere vormen van gegevensuitwisseling mogelijk te maken.
Onderdeel b voorziet daarnaast in de mogelijkheid voor de Britse
Maagdeneilanden om in overleg te treden met Aruba als blijkt dat Aruba
een verdrag tot gegevensuitwisseling op fiscaal gebied heeft afgesloten
dat in materieel opzicht minder belastende bepalingen bevat dan het
onderhavige Verdrag.

III. KONINKRIJKSPOSITIE 

Het Verdrag met Protocol zal, voor wat betreft het Koninkrijk der
Nederlanden, alleen gelden voor Aruba.

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

 OESO, ā€œTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practicesā€, juni 2000

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDā€™s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.

		

 PAGE   5 

 PAGE   5