[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel)

Eindtekst

Nummer: 2013D31023, datum: 2013-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z03544:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

25 juni 2013



	Regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot
Ă©Ă©n Kamer van Koophandel en in verband daarmee nieuwe regels te
stellen omtrent bestuur, taken en financiering daarvan;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Aanhef/geldigheidsdatum_09-06-201
1/afdrukken_opties" \o "Print dit regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Aanhef/geldigheidsdatum_09-06-201
1/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement"   

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk1/geldigheidsdatum_09-06
-2011/informatie" \o "Informatie over dit regelingselement"    
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk1/geldigheidsdatum_09-06
-2011/afdrukken_opties" \o "Print dit regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk1/geldigheidsdatum_09-06
-2011/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement"   

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 

a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

b. de Kamer: de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2. 

2. Onze Minister wijst de naar zijn oordeel algemeen erkende centrale
algemene werkgeversorganisaties en de naar zijn oordeel algemeen erkende
centrale algemene werknemersorganisaties aan als centrale
werkgeversorganisaties onderscheidenlijk centrale werknemersorganisaties
in de zin van deze wet. 

3. De Kamer wijst de naar zijn oordeel in de desbetreffende regio
algemeen erkende werkgeversorganisaties en de naar zijn oordeel in de
desbetreffende regio algemeen erkende werknemersorganisaties aan als
regionale werkgeversorganisaties onderscheidenlijk regionale
werknemersorganisaties in de zin van deze wet.

4. Onze Minister en de Kamer doen mededeling in de Staatscourant van
aanwijzing als bedoeld in het tweede onderscheidenlijk derde lid. 

HOOFDSTUK 2. INSTELLING EN INDELING VAN DE KAMER

Artikel 2

1. Er is een Kamer van Koophandel die tot doel heeft het stimuleren van
economische ontwikkeling door middel van het informeren en ondersteunen
op het gebied van ondernemen en innovatie van personen die een
onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten.

2. De Kamer is gevestigd te Utrecht.

3. De Kamer bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3

1. De Kamer stelt regio’s vast en stelt per regio Ă©Ă©n of meer
regionale vestigingen in. 

2. De Kamer kan ter uitvoering van een wettelijke taak bepalen dat
bepaalde handelingen feitelijk bij of door bepaalde regionale
vestigingen worden verricht. 

3. Een besluit krachtens het eerste of tweede lid wordt bekendgemaakt in
de Staatscourant. 

4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien
van de instelling en opheffing van regio’s en regionale vestigingen.

Artikel 4

1. De Kamer stelt regionale ondernemerspleinen in, welke worden
ondergebracht bij regionale vestigingen.

2. De ondernemerspleinen vormen het loket waarbij personen die een
onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten terecht
kunnen voor aangelegenheden op het gebied van ondernemen en innovatie. 

3. Deelneming aan een ondernemersplein staat onder door de Kamer te
bepalen voorwaarden open voor andere organisaties. Voorwaarden kunnen
mede zien op het bijdragen in de kosten van het desbetreffende
ondernemersplein.

4. Deelneming geschiedt op zodanige wijze dat gewaarborgd blijft dat het
bieden van informatie en ondersteuning geschiedt in het belang van de
ondernemer die gebruik maakt van het ondernemersplein. 

5. Onze Minister kan bij regeling voorschriften geven voor deelneming
aan ondernemerspleinen, waaronder voorschriften die deelneming in
bepaalde gevallen of door bepaalde organisaties uitsluit, beperkt of
onderwerpt aan zijn voorafgaande instemming.

Artikel 5

1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking
en beveiliging van een digitaal ondernemersplein met behulp waarvan ten
behoeve van personen die een onderneming drijven of overwegen een
onderneming op te richten: 

a. informatie toegankelijk wordt gemaakt die van belang is voor het
oprichten en drijven van een onderneming;

b. berichtenverkeer tussen personen die een onderneming drijven of
overwegen een onderneming op te richten en bestuursorganen kan
plaatsvinden, voor zover het daartoe is opengesteld.

2. Onze Minister kan voor alle rechtshandelingen en handelingen ter
uitvoering van het eerste lid aan de Kamer mandaat, volmacht
onderscheidenlijk machtiging verlenen. 

HOOFDSTUK 3. SAMENSTELLING VAN DE KAMER

Artikel 6

1. De Kamer bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier overige
leden.

2. De leden oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 7

1. De leden van de Kamer worden benoemd op voordracht van de Kamer. 

2. De voordracht is met redenen omkleed en wordt gedaan op basis van een
door Onze Minister, gehoord de centrale werkgevers- en
werknemersorganisaties, vastgesteld profiel.

3. Indien een voordracht niet leidt tot benoeming door Onze Minister,
wordt een nieuwe voordracht gedaan. Onze Minister kan gemotiveerd
afwijken van de tweede voordracht.

4. Onze Minister kan een tijdstip bepalen waarop een voordracht als
bedoeld in het tweede of derde lid moet zijn gedaan. Indien op dat
tijdstip de voordracht niet is gedaan, kan zonder voordracht worden
benoemd. 

Artikel 8

De leden van de Kamer worden benoemd voor een periode van vier jaren.
Zij kunnen ten hoogste tweemaal worden herbenoemd.

HOOFDSTUK 4. CENTRALE RAAD EN REGIONALE RADEN

§ 1. Centrale Raad

Artikel 9

1. Er is een Centrale Raad, bestaande uit ten hoogste twaalf leden.

2. De Centrale Raad wijst uit zijn midden een voorzitter aan. 	

3. Een lid van de Centrale Raad kan niet tevens lid zijn van de Kamer of
in dienst zijn van de Kamer. 

Artikel 10

1. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de Centrale
Raad. 

2. Ten hoogste zes uit de kring van ondernemers afkomstige leden worden
benoemd op voordracht van de centrale werkgeversorganisaties. 

3. Ten hoogste drie uit de kring van werknemers afkomstige leden worden
benoemd op voordracht van de centrale werknemersorganisaties. 

4. Ten hoogste drie overige leden worden benoemd in het belang van een
evenwichtige samenstelling van de Centrale Raad dan wel in het belang
van in de raad aanwezige deskundigheid op het gebied van ondernemen en
innovatie. Deze leden worden benoemd op voordracht van de Kamer. 

5. Voordrachten zijn met redenen omkleed en worden gedaan in
overeenstemming met een door de Kamer, gehoord de centrale werkgevers-
en werknemersorganisaties, vastgesteld profiel. 

6. Voordrachten als bedoeld in het tweede, derde lid en vierde lid
worden gedaan door tussenkomst van de Kamer. De Kamer bepaalt het
tijdstip waarop deze voordrachten moeten zijn ontvangen. Indien op dat
tijdstip een bepaalde voordracht niet is ontvangen, kan de Kamer de
desbetreffende voordracht zelf doen met inachtneming van al naargelang
het tweede, derde of vierde lid. 

7. De Kamer zendt een voordracht niet aan Onze Minister dan nadat hij
heeft vastgesteld dat deze in overeenstemming is met de bepalingen van
dit artikel.

Artikel 11

Onze Minister stelt de schadeloosstelling van de leden van de Centrale
Raad vast.

Artikel 12

1. De leden van de Centrale Raad worden benoemd voor een periode van
vier jaren. Zij treden tegelijk af en kunnen ten hoogste eenmaal worden
herbenoemd.

2. Degene die lid is geworden ter vervulling van een tussentijds
opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens
plaats hij is getreden, had moeten aftreden. 

§ 2. Regionale raden

Artikel 13

1. Er is per regio een regionale raad, bestaande uit ten hoogste twaalf
leden. 

2. Een regionale raad wijst uit zijn midden een voorzitter aan. 

3. Een lid van een regionale raad kan niet tevens lid zijn van de Kamer,
lid zijn van de Centrale Raad of in dienst zijn van de Kamer. 

Artikel 14

1. De Kamer benoemt, schorst en ontslaat de leden van een regionale
raad. 

2. Ten hoogste zes uit de kring van ondernemers afkomstige leden worden
benoemd op voordracht van de regionale werkgeversorganisaties. 

3. Ten hoogste drie uit de kring van werknemers afkomstige leden worden
benoemd op voordracht van de regionale werknemersorganisaties. 

4. Ten hoogste drie overige leden worden zonder voordracht benoemd in
het belang van een evenwichtige samenstelling van de raad dan wel in het
belang van in de raad aanwezige deskundigheid op het gebied van
ondernemen en innovatie. 

5. Voordrachten zijn met redenen omkleed en worden gedaan in
overeenstemming met een door de Kamer, gehoord de regionale werkgevers-
en werknemersorganisaties, vastgesteld profiel. 

6. De Kamer bepaalt het tijdstip waarop voordrachten moeten zijn gedaan.
Indien op dat tijdstip een bepaalde voordracht niet is gedaan, kan de
Kamer zonder voordracht overgaan tot benoeming met inachtneming van al
naargelang het tweede of derde lid.

Artikel 15

Onze Minister stelt de schadeloosstelling van de leden van de regionale
raden vast. 

Artikel 16

1. De leden van de regionale raden worden benoemd voor een periode van
vier jaren. Zij treden tegelijk af en kunnen ten hoogste eenmaal worden
herbenoemd.

2. Degene die lid is geworden ter vervulling van een tussentijds
opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens
plaats hij is getreden, had moeten aftreden. 

HOOFDSTUK 5. WERKWIJZE VAN DE KAMER

Artikel 17

1. De Centrale Raad stelt ten minste eenmaal in de vijf jaren het
ontwerp voor het meerjarenprogramma vast. Het ontwerp legt op
hoofdlijnen vast welke werkzaamheden de Kamer zal uitvoeren.

2. Het ontwerp bevat voorts een beschrijving van de op middellange en
lange termijn te realiseren doelstellingen en de hoofdlijnen van het
daarop te richten beleid. 

3. De Kamer stelt het meerjarenprogramma vast op basis van het ontwerp.
Voor zover het ontwerp op overwegende bezwaren stuit kan de Kamer het
meerjarenprogramma in afwijking van het ontwerp vaststellen. Afwijking
wordt met redenen omkleed weergegeven in het meerjarenprogramma. 

4. De Kamer zendt het meerjarenprogramma ter goedkeuring aan de
Minister, vergezeld van zijn standpunt inzake de financiële en
organisatorische voorwaarden die ter uitvoering ervan moeten worden
vervuld. 

5. Onze Minister kan het tijdstip vaststellen waarop het
meerjarenprogramma en het standpunt moeten zijn ontvangen.

Artikel 18

1. De Kamer stelt jaarlijks een activiteitenplan vast voor het
daaropvolgende jaar. De Kamer kan het activiteitenplan tussentijds
wijzigen.

2. In het activiteitenplan wordt vastgelegd welke werkzaamheden de Kamer
zal uitvoeren, voor zover de beschikbare middelen dat toelaten. De Kamer
neemt hierbij de hoofdlijnen van het op grond van artikel 17
goedgekeurde meerjarenprogramma in acht.

3. Een regionale raad doet de Kamer jaarlijks voor een door de Kamer te
bepalen tijdstip een voorstel voor de ter uitvoering van artikel 28 voor
de desbetreffende regio in het activiteitenplan op te nemen
werkzaamheden. Ten aanzien van vastlegging van deze activiteiten in het
activiteitenplan neemt de Kamer het voor die regio op grond van artikel
23 vastgestelde regionale meerjarenprogramma in acht.

Artikel 19

De Kamer legt het activiteitenplan en de wijzigingen in het
activiteitenplan voor advies voor aan de Centrale Raad.

Artikel 20

1. De Kamer zendt jaarlijks het activiteitenplan aan Onze Minister,
vergezeld van het advies van de Centrale Raad. 

2. Onze Minister kan het tijdstip vaststellen waarop het
activiteitenplan moet zijn ontvangen.

Artikel 21

1. De Kamer stelt een bestuursreglement vast. 

2. In het bestuursreglement worden in elk geval regels gesteld omtrent
de wijze waarop beslissingen van de Kamer worden voorbereid, genomen en
uitgevoerd, en worden regels gesteld omtrent de taak en bevoegdheden van
de voorzitter en overige leden. 

HOOFDSTUK 6. TAAK EN WERKWIJZE VAN DE CENTRALE RAAD EN DE REGIONALE
RADEN

Artikel 22

De Centrale Raad adviseert de Kamer desgevraagd of uit eigen beweging
met betrekking tot:

a. uitvoering van het meerjarenprogramma, 

b. het activiteitenplan, 

c. de vraag of uit te oefenen werkzaamheden, waaronder in het bijzonder
de werkzaamheden ter uitvoering van taken als bedoeld in de artikelen 30
en 31, leiden tot uit oogpunt van goede marktwerking ongewenste
mededinging met ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren, en 

d. de vergoedingen voor de activiteiten ter uitvoering van de taken,
bedoeld in de artikelen 25 tot en met 28, eerste lid, 30 en 31.

Artikel 23

1. De regionale raden adviseren de Kamer desgevraagd of uit eigen
beweging over regionale aangelegenheden. 

2. Gehoord de naar zijn oordeel bij de stimulering van de economische
ontwikkeling in de desbetreffende regio in belangrijke mate betrokken
private en publieke organisaties stelt een regionale raad ten minste
eenmaal in de vijf jaren het ontwerp voor een regionaal
meerjarenprogramma vast. Het ontwerp legt op hoofdlijnen vast welke
werkzaamheden de Kamer ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel
28, in de desbetreffende regio zal uitvoeren.

3. Het ontwerp bevat voorts een beschrijving van de op middellange en
lange termijn ter uitvoering van artikel 28 in de regio te realiseren
doelstellingen en de hoofdlijnen van het daarop te richten beleid. 

4. De Kamer stelt het regionale meerjarenprogramma vast op basis van het
ontwerp. Voor zover het ontwerp op overwegende bezwaren stuit kan de
Kamer het meerjarenprogramma, gehoord de desbetreffende regionale raad,
in afwijking van het ontwerp vaststellen. Afwijking wordt met redenen
omkleed weergegeven in het regionale meerjarenprogramma. 

HOOFDSTUK 7. TAKEN VAN DE KAMER EN VOORWAARDEN VOOR DE TAAKUITOEFENING

Artikel 24

De Kamer is belast met de inrichting en het beheer van de regionale
ondernemerspleinen.

Artikel 25 

De Kamer heeft tot taak desgevraagd inlichtingen van algemene aard te
verstrekken ten aanzien van het oprichten en drijven van een
onderneming.

Artikel 26 

De Kamer heeft tot taak:

a. gerichte voorlichting te geven op juridisch en economisch terrein ten
aanzien van een gevestigde of nog te vestigen onderneming, en

b. voorlichting te geven over aangelegenheden op juridisch en economisch
terrein aan groepen van personen die een onderneming drijven of
overwegen een onderneming op te richten.

Artikel 27

De Kamer heeft tot taak het stimuleren van economische ontwikkeling door
middel van het adviseren van ondernemingen over innovatieve
ontwikkelingen alsmede het in voorkomende gevallen begeleiden van
personen of groepen van personen die een onderneming drijven of
overwegen een onderneming op te richten bij het ontwikkelen en
implementeren van innovaties. 

Artikel 28

1. De Kamer heeft tot taak het stimuleren van economische ontwikkeling
in een regio door middel van het bevorderen van onderzoeken, overleg- en
samenwerkingsvormen en het desgevraagd informeren van openbare lichamen
over aangelegenheden die de economische ontwikkeling van handel,
industrie, ambacht en dienstverlening raken.

2. De Kamer kan ten behoeve van onderzoeken en overleg- en
samenwerkingsvormen als bedoeld in het eerste lid subsidie verstrekken.

3. Bij regeling van de Kamer kunnen voorschriften voor
subsidieverstrekking op grond van het tweede lid worden gegeven en
kunnen subsidieplafonds worden vastgesteld. 

4. Een regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister en wordt
bekendgemaakt in de Staatscourant. 

Artikel 29

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
ten aanzien van de in de   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/geldigheidsdatum_09-06-2011" \l
"Hoofdstuk5_Paragraaf1_Artikel23"  artikelen  24 tot en met 28 bedoelde
taken.

Artikel 30

1. Voor zover daaromtrent geen andere regeling geldt, kan de Kamer in
Ă©Ă©n of meer regio’s de volgende taken uitvoeren:

a. het op verzoek afgeven van verklaringen ten dienste van handel,
industrie, ambacht en dienstverlening;

b. het op verzoek legaliseren van handtekeningen van personen die bij
handel, industrie, ambacht en dienstverlening zijn betrokken;

c. het in depot nemen van algemene voorwaarden en daarover verstrekken
van informatie, bedoeld in artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het
Burgerlijk Wetboek. 

2. Bij ministeriële regeling kunnen ter implementatie van bepalingen
uit bindende rechtshandelingen van de Raad van de Europese Unie of het
Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, die betrekking hebben op het
afgeven van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
regels worden gesteld.  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk5/Paragraaf1/Artikel28/g
eldigheidsdatum_09-06-2011/informatie" \o "Informatie over dit
regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk5/Paragraaf1/Artikel28/g
eldigheidsdatum_09-06-2011/afdrukken_opties" \o "Print dit
regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk5/Paragraaf1/Artikel28/g
eldigheidsdatum_09-06-2011/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement" 
 

Artikel 31

1. De Kamer kan besluiten in Ă©Ă©n of meer regio’s nog andere dan de
taken, bedoeld in artikel 30, uit te voeren, voor zover deze passen
binnen de doelstelling van de Kamer, bedoeld in   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/geldigheidsdatum_09-06-2011" \l
"Hoofdstuk2_Artikel2"  artikel 2 van deze wet .

2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid behoeft de goedkeuring van
Onze Minister. 

3. Het uitvoeren van taken als bedoeld in het eerste lid en als bedoeld
in artikel 30 wordt vermeld in het activiteitenplan en het jaarverslag. 

Artikel 32

1. Onverminderd hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht hebben
ondernemers, vrije beroepsbeoefenaren en rechtspersonen die krachtens
hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden de algemene
en collectieve belangen van ondernemers of vrije beroepsbeoefenaren
behartigen het recht om bij de Kamer een mededingingsklacht in te
dienen. 

2. Een mededingingsklacht stelt en onderbouwt dat een bepaalde in het
klaagschrift aangeduide werkzaamheid ter uitvoering van een taak van de
Kamer leidt tot uit oogpunt van goede marktwerking ongewenste
mededinging met ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren.

3. Op een mededingingsklacht en de behandeling daarvan zijn de volgende
artikelen van Titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing:

a. 9:3 tot en met 9:6, met uitzondering van artikel 9:4, tweede lid,
onder c;

b. 9:8;

c. 9:10, met uitzondering van de zinsnede “en degene op wiens
gedraging de klacht betrekking heeft”;

d. 9:11, met dien verstande dat de genoemde termijnen telkens zes weken
langer zijn en de zinsnede “en degene op wiens gedraging de klacht
betrekking heeft” niet van toepassing is;

e. 9:12, eerste lid, en 9.12a, met dien verstande dat de jaarlijkse
publicatie van de geregistreerde klachten vergezeld gaat van een
zakelijke weergave van de strekking van de klachten, van de bevindingen
van het onderzoek naar de klachten, van de oordelen van de Kamer en van
de eventuele conclusies die daaraan zijn verbonden;

f. 9:13 tot en met 9:16. 

Artikel 33

1. Indien de Kamer, al dan niet naar aanleiding van een
mededingingsklacht, vaststelt dat een werkzaamheid ter uitvoering van
een taak leidt tot uit oogpunt van goede marktwerking ongewenste
mededinging met ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren, wordt de
uitoefening van de desbetreffende werkzaamheid binnen een jaar
beëindigd.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden
gegeven voor uitvoering van werkzaamheden door de Kamer, waaronder
voorschriften die de Kamer het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden
ontzeggen.

HOOFDSTUK 8. FINANCIERING  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk6/geldigheidsdatum_09-06
-2011/informatie" \o "Informatie over dit regelingselement"    
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk6/geldigheidsdatum_09-06
-2011/afdrukken_opties" \o "Print dit regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk6/geldigheidsdatum_09-06
-2011/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement"   

Artikel 34 

1. Voor activiteiten ter uitvoering van de taken, bedoeld in de  
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/geldigheidsdatum_09-06-2011" \l
"Hoofdstuk5_Paragraaf1_Artikel24"  artikelen  5, 24 tot en met 28,
eerste lid, 30 en 31 stelt Onze Minister ter gehele of gedeeltelijke
financiering van de aan de uitvoering van die activiteiten voor de Kamer
verbonden kosten, de vergoedingen vast.

2. De Kamer doet, gehoord de Centrale Raad, met het oog op de
vaststelling, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister jaarlijks
vóór 15 oktober een voorstel toekomen.

3. De Kamer kan bepalen dat bepaalde vergoedingen als bedoeld in het
eerste lid zijn verschuldigd zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld. De Kamer bepaalt daarbij binnen welke termijn de betaling
moet plaatsvinden. 

  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk6/Paragraaf2/Artikel35/g
eldigheidsdatum_09-06-2011/informatie" \o "Informatie over dit
regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk6/Paragraaf2/Artikel35/g
eldigheidsdatum_09-06-2011/afdrukken_opties" \o "Print dit
regelingselement"     HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk6/Paragraaf2/Artikel35/g
eldigheidsdatum_09-06-2011/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement" 
 

Artikel 35

1. Indien de Kamer besluit tot het uitvoeren van taken als bedoeld in de
artikelen 30 of 31, geschiedt zulks tegen vergoeding van de aan de
uitvoering van die taken voor de Kamer verbonden integrale kosten.

2. Vergoedingen en bijdragen die aan de Kamer zijn verschuldigd anders
dan op basis van het eerste lid, worden niet aangewend ter vergoeding
van kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de in het eerste lid
genoemde taken.

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van rechtspersonen van wie de meerderheid van de aandelen of de
stemrechten in de algemene vergadering in handen is van de Kamer, of van
wie de meerderheid van de bestuurders of van de commissarissen door de
Kamer wordt benoemd.

HOOFDSTUK 9. INFORMATIEVOORZIENING

Artikel 36 

1. De Kamer stelt het jaarverslag vast.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inrichting van het jaarverslag. 

Artikel 37

Het vastgestelde jaarverslag ligt gedurende acht weken ter inzage bij de
Kamer. Hiervan doet de Kamer mededeling in de Staatscourant.

Artikel 38

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de gegevensuitwisseling, bedoeld in artikel 20, eerste
lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. 

HOOFDSTUK 10. FINANCIEEL TOEZICHT

§ 1. Begroting

Artikel 39

1. De baten van de Kamer bestaan uit:

a. de opbrengsten uit vergoedingen voor werkzaamheden ter uitvoering van
taken bij of krachtens deze wet;

b. de opbrengsten uit vergoedingen voor andere bij of krachtens de wet
aan de Kamer opgedragen taken;

c. de opbrengsten uit andere werkzaamheden en uit samenwerking met
derden;

d. andere baten, hoe ook genoemd, anders dan de bijdrage ten laste van
de rijksbegroting.

2. De kosten van de Kamer volgens de goedgekeurde begroting komen ten
laste van de rijksbegroting, voor zover deze niet uit de baten worden
bestreden.

Artikel 40 

Het voorstel, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, bevat een onderverdeling naar de
taken, bedoeld in de artikelen 5 en 24 tot en met 28, eerste lid, en de
overige bij of krachtens de wet aan de Kamer opgedragen taken. 

Artikel 41

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de
inrichting van en de toelichting op de begroting alsmede eisen met
betrekking tot de hoogte en samenstelling van het eigen vermogen.

Artikel 42

1. Onverminderd artikel 29, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen kan Onze Minister aan de begroting goedkeuring onthouden
indien hij bezwaar heeft tegen de hoogte van het voorgestelde bedrag dat
met toepassing van artikel 39 in de rijksbegroting zal worden opgenomen.


2. Bij de goedkeuring kan Onze Minister in afwijking van de begroting
een bedrag bestemmen voor een bepaalde taak als bedoeld in de artikelen
5 en 24 tot en met 28. Uitgaven van de Kamer in strijd met de bestemming
kunnen door Onze Minister geheel of gedeeltelijk in mindering worden
gebracht op bijdragen in de daaropvolgende jaren.

3. Onze Minister verstrekt in het desbetreffende jaar in een door hem te
bepalen ritme een bijdrage ter hoogte van de kosten die krachtens
artikel 39, tweede lid, ten laste komen van de rijksbegroting. 

4. Indien voor uitgaven in een bepaalde maand nog geen begroting is
goedgekeurd, is de Kamer gerechtigd uitgaven te doen tot ten hoogste een
door Onze Minister voor die maand vastgesteld bedrag. 

§ 2. Beheer en verantwoording

Artikel 43

1. De Kamer stelt de jaarrekening vast.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inrichting van en de toelichting op de jaarrekening alsmede omtrent
aandachtspunten voor de accountantscontrole. 

Artikel 44

1. De Kamer behoeft de voorafgaande instemming van Onze Minister voor:

a. handelingen als bedoeld in artikel 32, onder a tot en met g, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

b. investeringen in infrastructurele voorzieningen ten behoeve van of
mede ten behoeve van anderen dan de Kamer zelf. 

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van
handelingen van rechtspersonen van wie de meerderheid van de aandelen of
de stemrechten in de algemene vergadering direct of indirect in handen
is van de Kamer, of van wie de meerderheid van de bestuurders of van de
commissarissen direct of indirect door de Kamer wordt benoemd.

3. Onze Minister kan aan de instemming voorschriften en beperkingen
verbinden.

4. Onze Minister kan handelingen als bedoeld in artikel 32, onder c, van
de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vrijstellen van de eis van
voorafgaande instemming voor zover het bij de handeling betrokken bedrag
een bij de vrijstelling bepaald bedrag niet overschrijdt. 

HOOFDSTUK 11. INFORMATIEVOORZIENING, STURING EN TOEZICHT 

Artikel 45

De verplichting, bedoeld in   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0020495/geldigheidsdatum_09-06-2011" \l
"Hoofdstuk3_Artikel20"  artikel 20, eerste lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen , geldt ook ten aanzien van rechtspersonen
van wie de meerderheid van de aandelen of de stemrechten in de algemene
vergadering direct of indirect in handen is van de Kamer of van wie de
meerderheid van de bestuurders of de commissarissen direct of indirect
door de Kamer wordt benoemd.

Artikel 46

1. De Kamer stelt een gedragscode op ter bevordering van de integriteit
van het gedrag van de leden van de Kamer en de werkwijze van de Kamer.

2. Het besluit tot vaststelling van de gedragscode behoeft de
goedkeuring van Onze Minister.

3. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of
het algemeen belang.

HOOFDSTUK 12. WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN

Artikel 47

1. In artikel 4 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de
zinsnede "een kamer als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de kamers van
koophandel en fabrieken 1997" gewijzigd in: de Kamer van Koophandel,
genoemd in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel. 

2. Indien het bij geleidende brief van 3 november 2010 ingediende
voorstel van wet van de leden KoƟer Kaya en Van Hijum tot wijziging van
de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in
overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van
werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet
normalisering rechtspositie ambtenaren) (32550), tot wet is of wordt
verheven en die wet later in werking treedt dan het eerste lid van dit
artikel, wordt in artikel VIIIa, onderdeel E, van die wet de zinsnede
“een kamer als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de kamers van
koophandel en fabrieken 1997" telkens vervangen door: de Kamer van
Koophandel, genoemd in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel. 

Artikel 48

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 19, eerste lid, onderdeel e, derde en vierde lid, vervalt de
zinsnede “en Fabrieken”.

B

Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en het tweede lid vervalt de zinsnede “en Fabrieken,
waar de rechtspersoon is ingeschreven,”.

2. Onder verlettering van het eerste lid, onderdeel b, c, en d, tot
onderdeel a, b en c, vervalt onderdeel a.

3. In het tweede lid wordt de zinsnede “genoemd in het lid 1 onder
b” vervangen door: genoemd in het eerste lid, onder a.

4. In het derde lid wordt de zinsnede “Als de omstandigheid, bedoeld
in lid 1, onder b zich voordoet” vervangen door: Als de omstandigheid,
bedoeld in het eerste lid, onder a, zich voordoet.

C

In artikel 22a, derde lid, wordt de zinsnede “in het register waarin
de rechtspersoon is ingeschreven” vervangen door: in het
handelsregister.

D

In artikel 61, onderdeel d, vervalt de zinsnede “en Fabrieken”.

E

In artikel 74, eerste lid, vervalt de zinsnede “en Fabrieken, in wier
handelsregister de vennootschap is ingeschreven,”.

F

Artikel 77 vervalt.

G

In artikel 154, zevende lid, vervalt de zinsnede “waar de vennootschap
is ingeschreven”.

H

In artikel 185, eerste lid, vervalt de zinsnede “en Fabrieken, in wier
handelsregister de vennootschap is ingeschreven,”.

I

Artikel 188 vervalt.

J

In artikel 264, zevende lid, vervalt de zinsnede “waar de vennootschap
is ingeschreven”.

K

Artikel 318, derde lid, komt te luiden:

3. De verkrijgende rechtspersoon doet de fusie binnen acht dagen na het
verlijden inschrijven in het handelsregister. Daarbij wordt een
afschrift van de akte van fusie met de notariële verklaring aan de voet
daarvan ten kantore van dat register neergelegd.

L

Artikel 323 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de zinsnede “de openbare registers van de
woonplaatsen van de gefuseerde rechtspersonen” vervangen door: het
handelsregister.

2. In het zesde lid vervalt de zinsnede “waarin de fusie ingevolge
artikel 318 lid 3 moet zijn ingeschreven”.

3. In het zevende lid wordt “de registers” vervangen door: het
handelsregister. 

M

In 334n, derde lid, vervalt de zinsnede “, al naar gelang elks
inschrijfplicht”.

N

In artikel 334u, zesde lid, vervalt de zinsnede “waarin de splitsing
ingevolge artikel 334n lid 3 moet zijn ingeschreven”. 

O

In artikel 358 vervalt de zinsnede “, waar de rechtspersoon of
vennootschap is ingeschreven,”.

P

In artikel 394 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede “en Fabrieken die
overeenkomstig artikel 18, zesde en zevende lid, van de
Handelsregisterwet 2007 bevoegd is tot inschrijving”.

2. In het zesde lid vervalt de zinsnede “en Fabrieken”.

Q

Artikel 403, onderdeel g, komt te luiden:

g. de verklaringen, bedoeld in de onderdelen b en f zijn neergelegd ten
kantore van het handelsregister alsmede, telkens binnen zes maanden na
de balansdatum of binnen een maand na een geoorloofde latere
openbaarmaking, de stukken of vertalingen, genoemd in de onderdelen d en
e.

R

In artikel 404, derde lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede “waar de
rechtspersoon is ingeschreven”.

S

Artikel 408, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. telkens binnen zes maanden na de balansdatum of binnen een maand na
een geoorloofde latere openbaarmaking ten kantore van het
handelsregister de in onderdeel d genoemde stukken of vertalingen zijn
neergelegd.

T

In artikel 453 vervalt de zinsnede “van de plaats, waar de
rechtspersoon, vennootschap of instelling volgens haar statuten haar
zetel heeft,”.

Artikel 49

In artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
vervalt de zinsnede “en Fabrieken”.

Artikel 50

In artikel 91, zeventiende lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt de
zinsnede “waterschappen, openbare lichamen voor beroep en bedrijf en
Kamers van Koophandel en Fabrieken” vervangen door: waterschappen en
openbare lichamen voor beroep en bedrijf.

Artikel 51

De Handelsregisterwet 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel i, komt te luiden:

i. Kamer: de Kamer van Koophandel, genoemd in artikel 2 van de Wet op de
Kamer van Koophandel;

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “de kamers” vervangen door: de Kamer.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede “zijn de kamers” vervangen
door: is de Kamer.

3. In het derde lid wordt de zinsnede “De kamers kunnen” vervangen
door: De Kamer kan.

4. Het vierde lid vervalt.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt de zinsnede “De kamers dragen in onderling
overleg zorg voor” vervangen door: De Kamer draagt zorg voor.

2. Het derde en het vierde lid vervallen.

D

In de volgende artikelen wordt “een kamer” telkens vervangen door
“de Kamer”:

a. artikel 9, onderdeel a;

b. artikel 10, derde lid, onderdeel a;

c. artikel 11 eerste lid, onderdeel a;

d. artikel 12, onderdeel a;

e. artikel 13, onderdeel a;

f. artikel 14, eerste lid, onderdeel a;

g. artikel 19, eerste en derde lid;

h. artikel 22, vierde lid;

i. artikel 32, eerste en tweede lid;

j. artikel 38, eerste lid;

k. artikel 57, tweede lid.

E

Onder vernummering van het achtste lid tot zesde lid, vervallen artikel
18, zesde en zevende lid.

F

In artikel 20, derde lid, wordt de zinsnede “voor zover een kamer
bevoegd is tot het wijzigen van gegevens, zodra de kamer de
desbetreffende wijziging heeft ingeschreven” vervangen door: voor
zover de Kamer bevoegd is tot het wijzigen van gegevens, zodra de Kamer
de desbetreffende wijziging heeft ingeschreven.

G

In artikel 22, eerste en tweede lid, wordt “Een kamer” vervangen
door: De Kamer.

H

In artikel 24, eerste lid, wordt de zinsnede “ dan dragen de kamers er
zorg voor” vervangen door: dan draagt de Kamer er zorg voor.

I

In artikel 26 wordt de zinsnede “De kamers dragen zorg voor”
vervangen door: De Kamer draagt zorg voor.

J

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede “tekent de kamer in welker
gebied de onderneming of rechtspersoon is gevestigd of in welker gebied
de onderneming of rechtspersoon haar hoofdvestiging heeft, binnen een
bij ministeriële regeling vastgestelde termijn aan dat het gegeven in
onderzoek is, tenzij de kamer binnen deze termijn beslist over de
wijziging van dat gegeven” vervangen door: tekent de Kamer binnen een
bij ministeriële regeling vastgestelde termijn aan dat het gegeven in
onderzoek is, tenzij de Kamer binnen deze termijn beslist over de
wijziging van dat gegeven.

2. In het tweede en het derde lid wordt “de kamer” vervangen door:
de Kamer.

3. In het vierde lid wordt “De kamer” vervangen door: De Kamer.

K

In artikel 36, eerste en tweede lid, wordt “de kamer”, vervangen
door: de Kamer.

L

In artikel 40 wordt de zinsnede “Een kamer treft na overleg met de
andere kamers maatregelen” vervangen door: De Kamer treft maatregelen.

M

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede “De kamers laten in onderling
overleg” vervangen door: De Kamer laat.

2. In het derde lid wordt de zin “De kamers zenden aan Onze Minister
een afschrift van de controleresultaten en maken deze controleresultaten
openbaar.” vervangen door: De Kamer zendt aan Onze Minister een
afschrift van de controleresultaten en maakt deze controleresultaten
openbaar.

3. In het vierde lid wordt de zinsnede “laten de kamers” vervangen
door: laat de Kamer.

4. In het vijfde lid wordt “Een kamer” vervangen door: De Kamer.

N

In artikel 41a, eerste lid, wordt de zinsnede “De kamers stellen
gezamenlijk een protocol op” vervangen door: De Kamer stelt een
protocol op.

O

In artikel 48 wordt de zinsnede “Een kamer draagt na overleg met de
andere kamers zorg voor” vervangen door: De Kamer draagt zorg voor.

P

Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49

	1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een
onderneming of rechtspersoon die een opgave doet tot eerste inschrijving
in het handelsregister daarvoor eenmalig een vergoeding verschuldigd is
(inschrijfvergoeding). De voordracht voor deze algemene maatregel van
bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften
vastgesteld voor het bepalen van de hoogte van de inschrijfvergoeding
waarbij rechtsvorm van de onderneming of rechtspersoon en de wijze
waarop opgave wordt gedaan in aanmerking kunnen worden genomen.

3. Zelfstandige onderdelen van een kerkgenootschap en lichamen waarin
zij zijn verenigd zijn de inschrijfvergoeding, bedoeld in het eerste
lid, niet verschuldigd bij een opgave ter inschrijving ingevolge artikel
6, derde lid.

4. De inschrijfvergoeding is verschuldigd zonder dat deze bij
beschikking is vastgesteld.

5. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de betalingstermijn
vastgesteld.

Artikel 52

In artikel 6a, eerste en tweede lid, van de Handelsnaamwet vervalt de
zinsnede “en Fabrieken”.

Artikel 53

Artikel 11 van de Uitvoeringswet EGTS-verordening wordt als volgt
gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede “een kamer van koophandel”
vervangen door: de Kamer van Koophandel.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede “de in het eerste lid bedoelde
kamer” vervangen door: de Kamer.

Artikel 54

Artikel 14, derde lid, van de Waterschapswet komt te luiden:

3. De vertegenwoordigers van de categorie van belanghebbenden, bedoeld
in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, worden benoemd door de Kamer van
Koophandel op voordracht van de regionale raad van de regio van de Kamer
van Koophandel, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet op de
Kamer van Koophandel, die gelegen is in het gebied van het
desbetreffende waterschap. Indien binnen het gebied van een waterschap
meer dan Ă©Ă©n regio gelegen is, wordt bij reglement bepaald op welke
wijze de betrokken regionale raden tot een voordracht komen. Artikel 7,
derde en vierde lid, van de Wet op de Kamer van Koophandel, zijn van
toepassing op voordracht en benoeming krachtens dit lid met dien
verstande dat voor “Onze Minister” telkens wordt gelezen: de Kamer
van Koophandel.

Artikel 55

In artikel 30, tweede lid, onderdeel d, van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur vervalt de zinsnede
“en Fabrieken”.

Artikel 56

In artikel 426, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel wordt de
zinsnede “de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Rotterdam” vervangen door: de Kamer van Koophandel.

Artikel 57

In artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt
“de Kamers van Koophandel” vervangen door: de Kamer van Koophandel.

Artikel 58

In artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt
“de Kamers van Koophandel” vervangen door: de Kamer van Koophandel.

Artikel 59

In artikel 32, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens wordt “de Kamers van Koophandel” vervangen door: de Kamer
van Koophandel.

Artikel 60

In artikel 2 van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen
vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste
lid.

Artikel 61

Artikel 7b van de Wet op de kansspelen wijzigt als volgt:

1. In het tweede en het vijfde lid vervalt de zinsnede “en
Fabrieken”.

2. Onder vernummering van het vierde, vijfde, zesde en zevende lid tot
derde, vierde, vijfde en zesde lid, vervalt het derde lid. 

Artikel 62

In artikel 3, tweede lid, van de Wet privatisering FVP vervalt de
zinsnede “van de plaats waar zij volgens haar statuten haar zetel
heeft”.

Artikel 63

In artikel 54, derde lid, onderdeel f, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt “de Kamers van
Koophandel” vervangen door: de Kamer van Koophandel.

Artikel 64

Artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme komt te luiden: 

1° de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het adres met
huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging, het land van
statutaire zetel en, indien de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel
is geregistreerd, het registratienummer bij de Kamer van Koophandel en
de wijze waarop de identiteit is geverifieerd;

Artikel 65

In de opsomming van de bijlage bij de Wet toezicht
accountantsorganisaties vervalt “artikel 48 van de Wet op de kamers
van koophandel en fabrieken 1997;”.

Artikel 66

In artikel 7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet toezicht trustkantoren
vervalt de zinsnede “en Fabrieken”.

Artikel 67

In artikel 64, eerste lid, onderdeel f, van de Wet werk en bijstand,
wordt “de Kamers van Koophandel” vervangen door: de Kamer van
Koophandel.

Artikel 68

In artikel 70g, eerste lid, van de Woningwet vervalt de zinsnede “en
Fabrieken binnen welker gebied de toegelaten instelling gevestigd is”.

HOOFDSTUK 13. FUSIEBEPALINGEN

§ 1. Beëindiging bestaande rechtspersonen

Artikel 69

De vereniging Kamer van Koophandel Nederland is ontbonden en houdt op te
bestaan.

Artikel 70

De stichting Syntens is ontbonden en houdt op te bestaan.

Artikel 71

1. Binnen acht dagen na inwerkingtreding van artikel 2 zorgt de Kamer
voor doorhaling van de inschrijving van de kamers van koophandel en
fabrieken in het handelsregister. 

2. Binnen acht dagen na inwerkingtreding van artikel 69 of 70 zorgt de
Kamer voor doorhaling van de inschrijving van de vereniging Kamer van
Koophandel Nederland onderscheidenlijk de inschrijving van de stichting
Syntens in het handelsregister.

§ 2. Overgang personeel

Artikel 72

1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet zijn
de personeelsleden van de kamers van koophandel en fabrieken van
rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van de Kamer.

2. De rechtspositie met inbegrip van aanspraken op pensioen van de
personeelsleden die op grond van het eerste lid zijn aangesteld in
dienst van de Kamer en direct voor die aanstelling in dienst waren bij
een kamer van koophandel en fabrieken is in totaliteit ten minste
gelijkwaardig aan die welke voor elk van hen gold bij de desbetreffende
kamer.

3. Bij toepassing van het tweede lid worden personeelsleden die op grond
van een tijdelijk dienstverband werkzaam zijn bij de kamers van
koophandel en fabrieken aangesteld in dienst van de Kamer voor de
resterende duur van dat dienstverband.

Artikel 73

1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 69 van deze wet zijn
de personeelsleden van de vereniging Kamer van Koophandel Nederland van
rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van de Kamer. 

2. Artikel 72, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 74

1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 70 van deze wet zijn
de personeelsleden van de stichting Syntens van rechtswege ontslagen en
aangesteld in dienst van de Kamer.

2. Artikel 72, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Overgang rechten en verplichtingen

Artikel 75

1. De vermogensbestanddelen van de Kamers van koophandel en fabrieken,
van de vereniging Kamer van Koophandel Nederland en van de stichting
Syntens gaan op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2, artikel
69 onderscheidenlijk artikel 70 van deze wet onder algemene titel over
op de Kamer. 

2. Ingeval krachtens het eerste lid registergoederen overgaan, doet de
Kamer de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de
openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing. 

3. Ter zake van de overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van
overdrachtsbelasting achterwege.

Artikel 76

1. Alle rechten en verplichtingen van de kamers van koophandel en
fabrieken, van de vereniging Kamer van Koophandel Nederland en van
stichting Syntens, van welke aard ook, gaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 2, artikel 69 onderscheidenlijk artikel 70
van deze wet, over op de Kamer. 

2. Aanvragen en bezwaarschriften, ingediend bij een kamer van koophandel
en fabrieken, worden na inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als
aanvragen en bezwaarschriften, ingediend bij de Kamer. De vorige volzin
is van overeenkomstige toepassing op het doen van opgaven als bedoeld in
de Handelsregisterwet 2007.

3. Een besluit dat door een kamer van koophandel en fabrieken is
genomen, geldt als een besluit van de Kamer.

4. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij een kamer van
koophandel en fabrieken, de vereniging Kamer van Koophandel Nederland of
stichting Syntens is betrokken, treedt op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 2, artikel 69 en artikel 70 van deze wet de
Kamer in de plaats van die kamer van koophandel en fabrieken, van de
vereniging Kamer van Koophandel Nederland respectievelijk van stichting
Syntens. 

5. Op bezwaarschriften en wettelijke procedures en rechtsgedingen als
bedoeld in het tweede en vierde lid is het recht van toepassing zoals
dat gold voorafgaand aan het toepasselijke tijdstip van
inwerkingtreding, bedoeld in het vierde lid.

6. Termijnen die voor inwerkingtreding van deze wet zijn aangevangen
voor het aanhangig maken van wettelijke procedures en rechtsgedingen
waarbij een kamer van koophandel en fabrieken, de vereniging Kamers van
Koophandel Nederland of stichting Syntens is betrokken, staan open
gedurende het resterende deel van die termijnen.

7. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet
aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de
Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die
kan worden toegerekend aan een kamer van koophandel en fabrieken, treedt
de Kamer op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet
Nationale ombudsman in de plaats van die kamer van koophandel en
fabrieken.

8. In afwijking van het eerste lid en artikel 75, eerste lid, gaan op
het tijdstip, bedoeld in die leden, de rechten en verplichtingen die de
vereniging Kamer van Koophandel Nederland heeft onderscheidenlijk is
aangegaan met het oog op de zorg van Onze Minister voor inrichting,
instandhouding, werking en beveiliging van het digitaal
ondernemersplein, bedoeld in artikel 5 van deze wet, over op de Staat. 

Artikel 77

Archiefbescheiden van de kamers van koophandel en fabrieken, van de
vereniging Kamer van Koophandel Nederland en van stichting Syntens
worden overgedragen aan de Kamer, voor zover zij niet overeenkomstig de
Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats. 

HOOFDSTUK 14. OVERGANGSRECHT

Artikel 78

1. In afwijking van artikel 7 benoemt Onze Minister voor de eerste maal
de leden van de Kamer ambtshalve, gehoord de naar zijn oordeel algemeen
erkende centrale algemene werkgeversorganisaties en de naar zijn oordeel
algemeen erkende centrale algemene werknemersorganisaties. Gehoord voor
inwerkingtreding van deze wet geldt als gehoord in de zin van de eerste
volzin. 

2. De leden van de Centrale Raad en de leden van de regionale raden
worden binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet benoemd. Zo lang
de leden niet zijn benoemd vinden voorschriften van deze wet die
strekken tot advies of betrokkenheid van de Centrale Raad of een
regionale raad in zoverre geen toepassing. 

Artikel 79 

1. Artikel 18, eerste lid, eerste volzin, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen en artikel 34, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen vinden ten aanzien van de Kamer voor de eerste maal
toepassing in het jaar volgend op het jaar waarin artikel 2 van deze wet
in werking treedt. 

2. Indien artikel 2, artikel 69 onderscheidenlijk artikel 70 in werking
treedt op 1 januari van enig jaar, stelt de Kamer voor 15 maart van dat
jaar het jaarverslag over het voorafgaande jaar van de desbetreffende
voormalige organisatie of organisaties op. Het jaarverslag wordt
opgesteld in overeenstemming met de voor de desbetreffende voormalige
organisatie geldende voorschriften voor de jaarverslaglegging. 

3. Indien artikel 2, artikel 69 onderscheidenlijk artikel 70 op een
ander tijdstip dan 1 januari van enig jaar in werking treedt, stelt de
Kamer voor 15 maart van het jaar volgend op die inwerkingtreding een
verslag op van de taakuitoefening en het gevoerde beleid door de
desbetreffende voormalige organisatie in de periode tot inwerkingtreding
van het desbetreffende artikel. Het verslag wordt zoveel mogelijk gedaan
in overeenstemming met de in die periode voor die organisatie geldende
voorschriften voor de jaarverslaglegging. 

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de
jaarrekening dan wel op het afleggen van rekening en verantwoording van
het financieel beheer en van de geleverde prestaties door de
desbetreffende voormalige organisatie in de periode tot aan
inwerkingtreding van het desbetreffende artikel. Rekening en
verantwoording worden zoveel mogelijk afgelegd in overeenstemming met de
in die periode voor die organisatie geldende voorschriften voor de
jaarrekening.

5. De Kamer doet voor 15 maart van het jaar volgend op het jaar waarin
artikel 2 in werking treedt verslag van de taakuitoefening en het
gevoerde beleid door de Kamer in de periode tussen inwerkingtreding van
artikel 2 en het einde van dat jaar. Artikel 18, tweede lid, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 19, derde lid, van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn van overeenkomstige
toepassing. 

6. De Kamer legt voor 15 maart van het jaar volgend op het jaar waarin
artikel 2 in werking treedt rekening en verantwoording af van het
financieel beheer en van de geleverde prestaties door de Kamer in de
periode tussen inwerkingtreding van artikel 2 en het einde van dat jaar.
Artikel 34, tweede en derde lid van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen en artikel 35 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 80

In afwijking van artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
stelt de Kamer de begroting voor de rest van het jaar waarin deze wet in
werking treedt zo spoedig mogelijk vast en zendt deze zo spoedig
mogelijk aan Onze Minister. Tot de begroting op de voet van artikel 29,
eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen door Onze
Minister is goedgekeurd, is de Kamer gerechtigd uitgaven te doen tot ten
hoogste een door Onze Minister vastgesteld bedrag.

Artikel 81

In afwijking van artikel 41, eerste lid, van de Handelsregisterwet 2007
vindt de eerste keer dat de Kamer op grond van dat artikellid een
controle door een accountant laat plaatsvinden binnen drie jaren na
inwerkingtreding van deze wet plaats onder aftrek van de periode die is
gelegen tussen de laatste accountantscontrole die de kamers hebben laten
uitvoeren en het tijdstip van intrekking van de Wet op de kamers van
koophandel en fabrieken 1997. 

Artikel 82

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Aanwijzingsregeling
vestiging in de EU 2007 op artikel 30, tweede lid, van deze wet.

Artikel 83

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de gevolgen van de inwerkingtreding van deze wet voor zover een
goede overgang naar de Kamer dit vordert. Deze regels gelden uiterlijk
tot en met 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin
zij in werking zijn getreden. 

  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk11/Artikel61/geldigheids
datum_09-06-2011/informatie" \o "Informatie over dit regelingselement"  
  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk11/Artikel61/geldigheids
datum_09-06-2011/afdrukken_opties" \o "Print dit regelingselement"    
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk11/Artikel61/geldigheids
datum_09-06-2011/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement"   

HOOFDSTUK 15. SLOTBEPALINGEN

Artikel 84

De Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 wordt ingetrokken. 

Artikel 85

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen
daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 86

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Kamer van Koophandel.

  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk12/Artikel66/geldigheids
datum_09-06-2011/informatie" \o "Informatie over dit regelingselement"  
  HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk12/Artikel66/geldigheids
datum_09-06-2011/afdrukken_opties" \o "Print dit regelingselement"    
HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0009276/Hoofdstuk12/Artikel66/geldigheids
datum_09-06-2011/opslaan" \o "Exporteer dit regelingselement"   

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven 

De Minister van Economische Zaken,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

 

 

 PAGE    

 PAGE   25