Brief aan Stedennetwerk G32
Bijlage
Nummer: 2015D01886, datum: 2015-01-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Antwoord op vragen van het lid Karabulut over de verkoop van sociale woningen aan een Duitse vastgoedinvesteerder (2015D01885)
Preview document (🔗 origineel)
Geachte heer Fackeldey,
In uw brief van 18 december 2014 hebt u uw zorgen geuit over het bericht dat ik, ondanks de negatieve zienswijzen van een tiental gemeenten waaronder de G32-steden Arnhem, Gouda, ’s-Hertogenbosch en Tilburg, heb ingestemd met de verkoop van woningen door de Stichting Vestia aan Patrizia Wohnmodul. U legt in uw brief een relatie met de onlangs in de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen Novelle bij het voorstel Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting met name ten aanzien van de gemeentelijke of regionale woonvisie en de prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties.
Gaarne wil ik daarop als volgt reageren.
Novelle
U geeft aan dat het u, in het licht van de novelle, verbaast dat er door mij een generiek besluit tot instemming met de verkoop voor alle gemeenten is genomen. U geeft aan dat gemeenten samen met de corporaties verantwoordelijk zijn voor de omvang van de kernvoorraad sociale huursector.
Ik deel uw opvatting niet dat er sprake is van een generiek besluit tot verkoop. Zoals ik hieronder uiteen zal zetten, is de zienswijze van de verschillende gemeenten ook per gemeente gewogen.
Wanneer de novelle straks in werking zal zijn getreden zal dat nog steeds het geval zijn. De gemeente kan volgens de novelle in haar woonvisie thema’s benoemen waarvan zij vindt dat de corporaties daarop dienen te presteren. De gemeente kan daarbij thema’s aan de orde stellen als nieuwbouw van sociale huurwoningen, de gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad (o.a. verkoop van bezit door de corporatie), betaalbaarheid en bereikbaarheid en de huisvesting van specifieke doelgroepen. Corporaties worden geacht bij te dragen aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid. Uitgangspunt is dat de bijdrage van de toegelaten instelling wordt vastgelegd in concrete, bindende prestatieafspraken tussen gemeente en corporatie waar beide partijen elkaar aan kunnen houden. Ik zal monitoren in welke gevallen dit niet gebeurt. Partijen kunnen ook zelf, zowel in de fase van totstandkoming van deze afspraken als in de fase van uitvoering ervan, de minister geschillen voorleggen. Wanneer er afspraken zijn gemaakt over de verkoop van woningen zal ik die dan ook bij de beoordeling van verkoopbesluiten betrekken.
Beoordeling op basis van de huidige regelgeving
Bij brieven van 31 oktober en 11 november 2014 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), namens mij, aan Stichting Vestia goedkeuring verleend voor de voorgenomen verkoop van 4.157 respectievelijk 1.333 woningen aan Patrizia Wohnmodul.
De beoordeling van het verzoek tot goedkeuring van deze woningverkopen heeft plaatsgevonden op basis van de vigerende regelgeving, te weten de voorwaarden in het Besluit beheer sociale-huursector en de beleidsregels zoals vastgelegd in de circulaire MG 2013-02. Bij die beoordeling zijn de door de gemeenten verstrekte zienswijzen, de zienswijze van de huurders alsmede de zienswijze van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting betrokken. De zienswijzen van de gemeenten zijn zowel categoraal als per gemeente gewogen en beoordeeld. In de circulaire MG 2013-02 is opgenomen dat er een zwaarwegend belang aan deze gemeentelijke zienswijze wordt gehecht. Slechts in bijzondere situaties zal tot een ander oordeel worden gekomen dan de gemeente als sprake is van een negatieve gemeentelijke zienswijze die evident en naar objectieve maatstaven niet in het belang van de volkshuisvesting is te achten. Vastgesteld kan worden dat er hier sprake is van een dergelijke bijzondere situatie; de omvang van de financiële problemen waarin Vestia terecht is gekomen, is zonder precedent. Tegen deze achtergrond zijn de zienswijzen van de gemeenten gewogen.
Op basis van alle ingebrachte zienswijzen is de ILT tot de conclusie gekomen dat de voorgenomen verkoop in het belang van de volkshuisvesting is, waarbij het belang van de verkoop voor Stichting Vestia en de sector als geheel zwaar is meegewogen.
Tegen het in de brief van 11 november 2014 vervatte besluit hebben vijf gemeenten, waaronder twee G32-steden, te weten Arnhem en ’s-Hertogenbosch, op grond van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift ingediend. De hoorzittingen over deze bezwaren moeten nog plaatsvinden, daarom kan ik niet ingaan op het verzoek aan het slot van uw brief om alsnog in overleg te gaan met de betrokken gemeenten om tot passende en door alle partijen gedragen afspraken te komen.
Hoogachtend,
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
drs. S.A. Blok