[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlage 2: Onderzoeksopzet naar de ouderbijdrage

Bijlage

Nummer: 2015D06620, datum: 2015-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Toezeggingen over de ouderbijdrage (2015D06615)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 2: Onderzoeksopzet naar de ouderbijdrage

Aanleiding discussie ouderbijdrage

In de Tweede Kamer van 22 januari jl is de toezegging gedaan dat er onderzoek zal worden verricht naar de (uitvoeringspraktijk van de) ouderbijdrage:

- om inzicht te krijgen in de gevolgen van de ouderbijdrage voor het zorggebruik

- om inzicht te krijgen in de kosten en baten van de ouderbijdrage

- om inzicht te krijgen in de gevolgen als er een wijziging van de ouderbijdrage wordt ingevoerd

Korte historie van de ouderbijdrage Op basis van de voormalige Wet op de jeugdzorg is een ouderbijdrage verschuldigd als de jeugdzorg in de vorm van verblijf (etmaal/dagdeel) plaatsvindt. Deze ouderbijdrage is ook onderdeel van de Jeugdwet. Dit betekent een verbreding van de doelgroep omdat vanaf 2015 ook een deel van de groep Awbz en Zvw onder de Jeugdwet komt te vallen.

Van origine is de ouderbijdrage ingevoerd met de argumenten dat ouders een wettelijke onderhoudsplicht hebben voor hun kind en dat er een besparingsmotief is voor ouders. De ouderbijdrage vloeit van rechtswege voort uit de toekenning van jeugdhulp met verblijf.

Ouders zouden dan meestal minder kosten maken omdat het kind een deel van de dag of een etmaal niet meer thuis woont. Het zou dan om kosten gaan die bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder extra worden gemaakt ten opzichte van een ambulante behandeling en die ouders vervolgens uitsparen omdat hun kind niet meer thuis woont. Deze verantwoordelijkheid van de ouders voor hun kinderen enerzijds en besparing van de verzorgingskosten anderzijds vormen de uitgangspunten voor de ouderbijdrage in de Jeugdwet. Als het kind niet thuis kan wonen, kunnen ouders in aanmerking komen voor kinderbijslag als ze kosten maken voor hun kind. Ouders moeten aantonen dat ze deze kosten maken. Een ouderbijdrage geldt ook als kosten voor het kind. Ouders waarvan het kind niet thuis woont wegens ziekte of handicap of wegens het volgen van een school of studie, kunnen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Zij moeten daartoe aantonen dat zij voldoen aan de onderhoudseis, namelijk dat zij tenminste € 1103 per kwartaal uitgeven aan hun kind.

Overgangsrecht Jeugdwet

De groep jeugdigen die tot 1-1-2015 onder de Awbz en de Zvw hun zorg ontvingen en vanaf 1 januari 2015 in het overgangsrecht onder de Jeugdwet vallen, houden onder het overgangsrecht dezelfde rechten en plichten. Dit betekent dat deze groep gedurende het overgangsrecht met hun huidige indicatie en/of verwijzing tot uiterlijk 31 december 2015 geen ouderbijdrage zijn verschuldigd. De groep die overgaat vanuit de Wet op de jeugdzorg betaalt nu een ouderbijdrage en is dat ook onder het overgangsrecht verschuldigd. De rechten en plichten blijven hetzelfde onder het overgangsrecht van de Jeugdwet.

Geen ouderbijdrage in de volgende situaties

Gemeenten bepalen welke ouder bijdrageplichtig is en of één van de onderstaande uitzonderingen op de bijdrageplicht van toepassing is:

Uitzonderingen voor de ouderbijdrageplicht zijn:

-adoptieouders ten tijde van het adoptieproces

-ouders waarvan het gezag is beëindigd

-bij jeugdhulp in een noodsituatie voor maximaal zes weken(crisisuithuisplaatsing en crisisdbc)

-als de rechter een alimentatiebijdrage oplegt voor degene die alimentatie betaalt.

Het CAK stelt de hoogte van de ouderbijdrage vast en int deze in opdracht van gemeenten.

Hardheidsclausule

Het CAK kan afzien van het innen van de (volledige) verschuldigde ouderbijdrage. Het CAK beoordeelt of de hardheidsclausule van toepassing is als de belanghebbende hierop in aanvraag of bezwaarschrift een beroep op doet. De hardheidsclausule is op advies van de Raad van State opgenomen in de Jeugdwet. In de Wet op de jeugdzorg was er geen hardheidsclausule.

Buiten invordering stellen

Het CAK kan de ouderbijdrage buiten invordering stellen voor bepaalde bijstandsgerechtigden, asielzoekers, TBS’ers met zak- en kleedgeld en gedetineerden. Dit gebeurt op verzoek van de ouder die aantoont dat hij onder één van de genoemde uitzonderingsgronden valt.

Financiën op macroniveau De opbrengst van de ouderbijdrage is geraamd op een bedrag van 26,6 miljoen per jaar. Dit bedrag gaat naar gemeenten. De uitvoering van de ouderbijdrage door het CAK wordt betaald door het Rijk.

Hoogte ouderbijdrage De ouderbijdrage is inkomensonafhankelijk. De verschuldigde bedragen liggen wettelijk vast. Het bedrag is afhankelijk van de leeftijd en van het aantal etmalen en dagdelen per week.

Voor 2015 is de ouderbijdrage bij voltijdse dag- en nachtplaatsing (7 etmalen per week): -0 t/m 5 jaar: € 75,75 per maand (€ 910 per jaar); -6 t/m 11 jaar: € 104,16 per maand (€ 1250 per jaar); -12 t/m 20 jaar: € 132,56 per maand (€ 1590 per jaar).

Voor 2015 is de ouderbijdrage bij voltijdse dagplaatsing (10 dagdelen per week): -0 t/m 5 jaar: € 37,88 per maand (€ 455 per jaar); -6 t/m 11 jaar: € 52,08 per maand (€ 625 per jaar); -12 t/m 20 jaar: € 66,28 per maand (€ 795 per jaar).

Bij minder plaatsingsdagen betalen ouders evenredig minder ouderbijdrage afhankelijk van het aantal dagen en/of dagdelen.

Aantallen jeugdigen

Het gaat in totaal om ongeveer 50.000 jeugdigen. Uit de voormalige jeugdzorg gaat het om circa 34.000 jeugdigen (25.000 met verblijf buitenshuis + 9000 met dagopvang). De groep wordt naar verwachting uitgebreid met 11.000 jeugdigen uit de voormalige Awbz (3500 met verblijf buitenshuis + 7500 met dagopvang) en uitgebreid met 5000 jeugdigen uit de Zvw (500 met verblijf buitenshuis + 4500 met dagopvang).

Welke regelingen zijn er voor ouders? Vanaf 2015 is het aantal regelingen voor ouders verminderd. In dit kader zijn de regelingen voor Kinderbijslag en kindgebonden budget van belang.

Kinderbijslag Kinderbijslag is een bijdrage in de kosten voor de opvoeding van kind(eren) tot 18 jaar. Hoe hoog dit bedrag is, hangt af van de leeftijd van het kind en van waar het kind woont.

Kinderbijslag bedragen voor 2015:

-0 t/m 5 jaar: € 191,65 per kwartaal (766,60 euro per jaar); -6 t/m 11 jaar: € 232,71 per kwartaal (930,84 euro per jaar); -12 t/m 20 jaar: € 273,78 per kwartaal (1095,12 euro per jaar).

Kinderbijslag en dubbele kinderbijslag bij extra kosten uitwonend kind

Als het kind niet thuis kan wonen, kunnen ouders in aanmerking komen voor kinderbijslag als ze kosten maken voor hun kind. Ouders moeten aantonen dat ze € 416 per kwartaal aan kosten maken. Een ouderbijdrage geldt ook als kosten voor het kind. Ouders van wie het kind niet thuis woont wegens ziekte of handicap of wegens het volgen van een school of studie, kunnen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Zij moeten daartoe aantonen dat zij voldoen aan de onderhoudseis, namelijk dat zij tenminste € 1103 per kwartaal kosten maken voor hun kind.

Kindgebonden budget Om kindgebonden budget te krijgen, moeten ouders onder andere in aanmerking komen voor kinderbijslag en een bepaald inkomen hebben (er is een inkomensgrens) en een niet te hoog vermogen. Het kindgebonden budget is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en van de achtergrond van de ouders (alleenstaande ouders hebben andere rechten).

Inhoud onderzoek

Doel De opdracht aan de opdrachtnemer luidt als volgt: Voer een verkenning uit naar de ouderbijdrage in de Jeugdwet en zo mogelijk in de voormalige Wet op de jeugdzorg met als insteek het voorkomen van zorgmijding door ouders die de ouderbijdrage niet willen of kunnen betalen. De verkenning gaat uit van de situatie vanaf 1 januari 2015 en de resultaten worden vastgelegd in een rapportage. De rapportage zal naar de Tweede Kamer gaan.

Voorgestelde aanpak De verkenning geeft inzicht in de gevolgen en effecten van de ouderbijdrage en geeft antwoord op de volgende vragen:

  1. Breng in kaart welke besparingen wel/niet optreden voor ouders bij verschillende vormen van verblijf?

  2. Het onderbouwen van de verwachte opbrengst en daarbij wellicht een onderscheid maken naar 2015 als startjaar, inclusief de gevolgen van het overgangsrecht, en de volgende jaren? Welke kosten worden bij het CAK en de gemeenten gemaakt om de ouderbijdrage te kunnen heffen? Welke administratieve handelingen zijn nodig voor gemeenten om de ouderbijdrage te kunnen uitvoeren? Hierbij is het nodig om onderscheid te maken naar de startfase waarin de uitvoering wordt opgezet en de reguliere fase waarin de uitvoering is verankerd. Zijn er maatregelen mogelijk die de uitvoeringskosten van de ouderbijdrage kunnen verminderen?

  3. Zorgt de heffing van de ouderbijdrage voor opwerping van onnodige drempels? Levert de ouderbijdrage een rem op de zorg op? Zijn er voldoende mogelijkheden om onnodige drempels voor jeugdhulp te voorkomen?

  4. Welke middelen zijn beschikbaar om de ouderbijdrage te compenseren (kinderbijslag en dergelijke) en hoe werkt dat uit bij de verschillende groepen? En als er dan problemen zijn om de ouderbijdrage te betalen, zijn er dan voldoende uitzonderingsgronden om vrijgesteld te worden? Is de taakverdeling tussen de gemeenten en het CAK op het gebied van de uitzonderingsgronden logisch en werkbaar? Is de hardheidsclausule als nieuw instrument in de Jeugdwet een voldoende aanvulling? In hoeverre vormt het een belemmering dat het CAK de hardheidsclausule uitvoert en niet de gemeenten?

Het onderzoek leidt tot een rapportage die voor 1 juli 2015 gereed dient te zijn. Er is een begeleidingsgroep waar in ieder geval het Rijk (VWS en VenJ) en de VNG en ouderorganisaties met de opdrachtnemer zitting zullen hebben. Daarnaast bestaan er al diverse overlegvormen die ook in dit kader gebruikt kunnen worden. Er is regelmatig overleg tussen gemeenten en het CAK over de uitvoering. En er is frequent overleg tussen het Rijk, de VNG en het CAK over knelpunten en mogelijke oplossingen.

Planning en vorm aanbesteding Het onderzoek zal uiterlijk begin april 2015 van start gaan. De beoogde doorlooptijd is maximaal drie maanden. De definitieve rapportage dient voor 1 juli 2015 afgerond te zijn.