[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Plan van aanpak beleidsdoorlichting artikel 7 Beheer Materiële Activa

Bijlage

Nummer: 2016D35025, datum: 2016-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Plannen van aanpak beleidsdoorlichtingen 2017 (2016D35022)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 4: Plan van aanpak beleidsdoorlichting artikel 7 Beheer Materiële Activa

  1. Inleiding

De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) schrijft voor dat de gestelde doelen, de gebruikte beleidsinstrumenten en de daarmee gerealiseerde effecten en uitgaven van departementen periodiek tegen het licht worden gehouden in de vorm van een beleidsdoorlichting. Een beleidsdoorlichting is een onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.

Voor 2017 staat een beleidsdoorlichting gepland van artikel 7 van Rijksbegroting IX: Beheer Materiële Activa. De vorige beleidsdoorlichting van (een deel van) artikel 7 heeft in 2013 plaatsgevonden voor het deel van bewaren, vernietigen en vervreemden van roerende zaken van de Staat voor de periode 2006-20121.

Dit plan van aanpak voor de beleidsdoorlichting is opgesteld door Domeinen Roerende Zaken (DRZ), in nauw overleg met de directie Financieel Economische Zaken van het ministerie van Financiën.

  1. Reikwijdte van onderzoek/Afbakening

De in 2017 geplande doorlichting gaat in op de algemene doelstelling van artikel 7 van de Rijksbegroting IX volgens de begroting van 2016: ‘een optimaal financieel resultaat bij het beheren en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen’.

Het Rijk bezit materiële activa die nodig zijn voor de realisatie van rijksdoelstellingen. Volgens de Comptabiliteitswet heeft de minister van Financiën een uitvoerende rol ten aanzien van het (privaatrechtelijk) beheer van de roerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de Wet bij een of meer andere ministers is gelegd. De minister van Financiën heeft de uitvoering van deze taak belegd bij DRZ (Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006). Daarnaast wordt in het Wetboek van Strafvordering (artikel 118 e.v.) en het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen (artikel 1) DRZ aangewezen als bewaarder van inbeslaggenomen voorwerpen (uitgezonderd geld, dieren, wapens). Ook draagt DRZ zorg voor de verwerking van digitale datadragers van het Rijk. DRZ is daarmee verantwoordelijk voor het vervoeren, bewaren, vernietigen en verkopen van overtollige en in beslaggenomen roerende zaken voor het Rijk.

Belangrijk om op te merken is dat het overgrote deel van de ontvangsten die DRZ jaarlijks realiseert, verantwoord wordt op de begrotingen van andere departementen. De doorlichting 2017 richt zich op de totale ontvangsten die DRZ als dienst realiseert.

De financiële verantwoording op artikel 7 is in principe gekoppeld aan het beleidsartikel Regeling Materieel Beheer 2006 (RMB)2. Het betreft hier ontvangsten die gerealiseerd zijn uit de verkoop van door het Rijk overtollig gestelde goederen. Indien er sprake is van een door de IRF goedgekeurde middelenafspraak worden deze ontvangsten, eventueel onder aftrek van kosten, doorbetaald aan het departement dat de goederen heeft afgestoten en bij DRZ heeft aangemeld. Indien er geen middelenafspraak is, blijven de opbrengsten (onder aftrek van eventuele kosten) verantwoord op artikel 7. De totaal verantwoorde waarde op dit artikel ultimo 2015 bedroeg €1.000.

Onder het desbetreffende artikel 7 worden alleen programmagelden verantwoord. Apparaatsontvangsten en uitgaven (personeel en materieel) worden verantwoord binnen artikel 8 Apparaat Kerndepartement. De apparaatsuitgaven van DRZ op artikel 8 worden ook betrokken bij de beleidsdoorlichting van artikel 7, voor zover dit de kosten zijn die worden gemaakt om het beleid ten uitvoer te brengen.

Tabel 1. Totale opbrengst realisatie DRZ van door het Rijk overcompleet gestelde goederen (incl. artikel 7)

Tabel 2. Totale uitgaven DRZ (incl. artikel 7)

  1. Onderzoekvragen en methodologie

Met de beleidsdoorlichting wordt beoogd de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid in beeld te brengen. De centrale onderzoeksvraag hierbij is of de Regeling Materieel Beheer op een doelmatige wijze effectief wordt gevolgd.

De beleidsdoorlichting zal antwoord geven op de door de RPE gedefinieerde onderzoekvragen en zal daarnaast ook nader ingaan op de conclusies van de vorige beleidsdoorlichting. . Zo zal onder andere gekeken worden naar beleidsopties die gekozen kunnen worden waardoor een omzetstijging van 20% gerealiseerd kan worden en welke beleidsopties gekozen kunnen worden indien er significant minder middelen (-/- 20%) beschikbaar zijn voor het beleidsterrein (voor de grondslagen van deze 20%, zie tabel 1 en tabel 2).

De beleidsdoorlichting richt zich op de periode 2013–2016. Tevens worden de conclusies uit de eerdere beleidsdoorlichting meegenomen in deze beleidsdoorlichting.

Om te komen tot een goed beeld van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beleid is gekozen voor een onderzoeksmethodiek op basis van field en deskresearch. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van eerder verschenen rapportages van DRZ (zowel beleidsrapportages zoals vermeld onder punt 4, als interne managementrapportages) en de relevante wet- en regelgevingen. Bij management rapportages kan gedacht worden aan uitvoeringsrapportages, jaarverslagen en jaarplannen. Daarnaast zal het afnemen van interviews bijdragen aan de informatie inzameling voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Voor de interviews wordt niet enkel intern binnen DRZ gekeken, maar ook bijvoorbeeld naar relevante ketenpartners van andere departementen. Met de gekozen methodiek verwacht DRZ een goed beeld van doelmatigheid en doeltreffendheid te krijgen.

De doorlichting zal uitgevoerd worden door medewerkers van de directie Domeinen Roerende Zaken van het ministerie van Financiën.

Er zal een stuurgroep worden opgericht die tenminste bestaat uit de directeur Domeinen Roerende Zaken, de directeur Financieel Economische Zaken (FEZ) van het ministerie van Financiën en eveneens een onafhankelijk deskundige. Deze stuurgroep zal toezien op de kwaliteit en voortgang van het onderzoek. De concrete invulling wordt op dit moment nog bezien.

  1. Eerdere beleidsrapportages

Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven heeft de vorige beleidsdoorlichting van (een deel van) artikel 7 in 2013 plaatsgevonden voor het deel van bewaren, vernietigen en vervreemden van roerende zaken van de Staat voor de periode 2006-2012. Het rapport uit 2013 betrof geen beleidsonderzoek van Artikel 7 in de ware zin van het woord, maar een onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van DRZ in het algemeen. Dit had te maken met het feit dat de Algemene Rekenkamer (AR), in haar rapport “Effectiviteitsonderzoek van de Rijksoverheid”, had aangegeven dat er voor artikel 7 niet echt sprake was van een maatschappelijk beoogd effect, en dat een beleidsdoorlichting daardoor in haar opinie niet vereist was.

De opmerking van de Algemene Rekenkamer is voor de geplande beleidsdoorlichting 2017 niet van toepassing aangezien de huidige Regeling Periodieke Evaluatie bepaalt dat al het beleid dat mede wordt gevoerd op grond van één of meer beleidsartikelen uit de Rijksbegroting periodiek geëvalueerd dient te worden in een beleidsdoorlichting.

Overige doorlichtingen en evaluaties die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden en die mogelijk input kunnen leveren in de beleidsdoorlichting 2017 zijn de volgende:

  • Evaluatie landelijk vuurwerkproces (2007)

  • Audit bedrijfsvoering agentschap DRZ (2008)

  • Evaluatie reorganisaties 2009 en 2011

  • Evaluatie Landelijke aanpak ontmanteling & verwerking van hennepkwekerijen (2012)

  • Doorlichtingsrapport DRZ - Regeling agentschappen (2013)

De conclusie van de vorige beleidsdoorlichting van (een deel) van artikel 7 in 2013 verwijst naar apparaatsontvangsten en uitgaven die verantwoord worden op artikel 8. In zoverre de apparaatsontvangsten en uitgaven betrekking hebben op de RMB zal op deze conclusie worden teruggekomen in de beleidsdoorlichting.

  1. Onafhankelijkheid

De beleidsdoorlichting wordt begeleid door een stuurgroep waarin zowel ambtenaren van het ministerie van Financiën als externen vertegenwoordigd zullen zijn. Deze stuurgroep zal toezien op de kwaliteit van de beleidsdoorlichting. Het mogelijk betrekken van andere relevante departementen zal gedurende de beleidsdoorlichting nader overwogen worden.

De RPE schrijft voor dat een onafhankelijke deskundige betrokken is bij de beleidsdoorlichting, ter toetsing van de methodologie en de uitvoering van het onderzoek en de kwaliteit van de beleidsdoorlichting. Het oordeel van deze onafhankelijke deskundige wordt samen met de doorlichting meegezonden aan de Tweede Kamer. De onafhankelijke deskundige zal nog geworven worden overeenkomstig art. 3 lid 5 van de RPE.

  1. Planning

De planning voor de beleidsdoorlichting artikel 7 is als volgt:

Start doorlichting Januari 2017

1e concept rapportage Juni 2017

Definitief concept September 2017

Bestuurlijk traject November 2017


  1. Ministerie van Financiën. Beleidsdoorlichting Domeinen Roerende Zaken 2013, Den Haag. Bijlage bij Kamerstuk 31 935, nr 12 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014.↩︎

  2. De Regeling Materieel Beheer 2006 wordt moment gemoderniseerd (verwachte vaststelling in voorjaar 2017), echter zonder dat het karakter van de regeling wijzigt.↩︎