Antwoord op de brief van het Bestuurscollege van Saba
Bijlage
Nummer: 2016D39467, datum: 2016-10-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Antwoord op vragen van de leden Aukje de Vries en Bosman over de aangekondigde sluiting van de Windward Island Bank (WIB) op Saba (2016D39465)
Preview document (š origineel)
Geachte heer Johnson, geachte heer Muller,
Op 3 augustus jl. ontving ik van u een brief waarin u aangeeft dat u zich ernstig zorgen maakt om de economische en maatschappelijke consequenties van de voorgenomen sluiting van de Windward Islands Bank (WIB) op Saba.
Ik betreur het feit dat de WIB na 8 jaar vertrekt, en ik deel uw zorgen om de consequenties van de voorgenomen sluiting. Als enig overblijvende bank op het eiland zou de RBC een monopoliepositie verkrijgen. Dat kan onwenselijk zijn als dit negatieve gevolgen heeft, bijvoorbeeld voor wat betreft het niveau van de financiƫle dienstverlening op Saba. Mijn voornaamste zorg is dan ook dat de financiƫle dienstverlening toegankelijk blijft en van voldoende niveau.
In uw brief heeft u mij een aantal concrete vragen gesteld. Met deze brief geef ik antwoord op uw vragen.
Hoogachtend,
de minister van Financiƫn,
J.R.V.A. Dijsselbloem
3.2.1. Heeft de Minister van Financiƫn, bij zijn keuze om een ander regulerend en inhoudelijk toezicht regime per 1 juli 2012 van toepassing te laten zijn in de BES de gevolgen van deze juridisch inhoudelijke differentiatie met de grotere markten van ACS in de kaart gebracht en zo ja, zijn er acties ondernomen om de mogelijke negatieve gevolgen voor de relatief kleinere markt op de BES te ondervangen?
3.2.8 Welke randvoorwaarden hanteert u voor een gezonde financiƫle markt en een goed functionerende financiƫle sector op Saba?
Bij de opzet van het toezichtregime voor de BES-eilanden, ofwel de Wet financiĆ«le markten BES (Wfm BES) per 1 juli 2012 is het uitgangspunt geweest om regels te stellen die zijn afgestemd op de lokale situatie en recht doen aan de bijzondere positie van de eilanden. Het gaat dan om de geringe omvang van de markt, de samenstelling van het productaanbod en de sterke verwevenheid met de financiĆ«le sector in CuraƧao en Sint Maarten.1 Dit betekent dat voor het financiĆ«le toezicht op de BES-eilanden rekening wordt gehouden met de eisen die op CuraƧao en Sint Maarten gelden. Zo geldt voor het integriteitstoezicht het uitgangspunt dat een ālevel playing fieldā met CuraƧao en Sint Maarten ā de mondiale anti-witwasregels in acht nemende ā wordt gehanteerd. Op de BES zijn verder vooral bijkantoren van financiĆ«le instellingen met zetel op CuraƧao en Sint Maarten actief. Het prudentieel toezicht op bijkantoren ligt daardoor in principe bij de Centrale Bank van Sint Maarten en CuraƧao(CBCS) als home supervisor; DNB heeft als host supervisor slechts beperkte mogelijkheden om op de financiĆ«le positie van de bijkantoren op de BES-eilanden toe te zien. Met de Wfm BES heb ik regels willen stellen die proportioneel zijn, in die zin dat ze niet leiden tot een onnodige cumulatie van voorschriften en verplichtingen voor financiĆ«le instellingen. Maatwerk en een zoveel mogelijk gelijk speelveld met CuraƧao en Sint Maarten vind ik van groot belang.
Ambtelijk is gesproken met Maduro & Curielās Bank N.V. (MCB), waarvan de WIB een dochteronderneming is, over de aangekondigde sluiting van het filiaal op Saba. Daarnaast is op ambtelijk niveau in gesprek gegaan met de RBC, de bank die na de sluiting van het WIB-filiaal op het eiland fysiek aanwezig blijft. In het gesprek met de MCB is door de MCB expliciet gesteld dat haar besluit tot sluiting van het filiaal van de WIB op Saba gebaseerd is op de tegenvallende resultaten en niet op het toezichtregime. Vermeldenswaardig in dit verband is dat op Sint Eustatius, waar dezelfde toezichtregelgeving geldt, de WIB ook actief is.
In het verleden zijn mij wel klachten ter ore gekomen over negatieve gevolgen van een specifiek deelaspect van het toezichtregime. Zo zijn aanbieders van krediet gehouden een kredietwaardigheidstoets uit te voeren om te bepalen wat het ten hoogste aan een consument te verstrekken krediet is. Deze toets zou te streng zijn en in het verleden hebben geleid tot een daling van de consumptieve en hypothecaire kredietverlening. Daarom heb ik de formule voor deze toets in 2015 aangepast. Met die aanpassing is de grens voor het in een gegeven situatie maximaal te verlenen krediet verhoogd. Hiermee heb ik gesignaleerde knelpunten bij de kredietverlening willen wegnemen, zonder afbreuk te doen aan de doelstelling van de toets, namelijk de kredietnemer beschermen door de particuliere kredietverlening te beperken tot een voor de kredietnemer verantwoord niveau, en overkreditering voorkomen. Uit gesprekken met DNB en de AFM heb ik begrepen dat de consumptieve kredietverlening op de BES-eilanden is gedaald ā in lijn met het beoogde doel van de regelgeving ā maar dat hypothecaire kredietverlening min of meer hetzelfde is gebleven.
3.2.3. Voldoet het vertrek van de WIB op Saba zelf op deze korte termijn aan de relevante regelgeving (zorgplicht etc.)?
3.2.6. Houden de verschillende toezichthoudende autoriteiten toezicht op het naleven van de regelgeving in het kader van het vertrek van de WIB?
Bij een voorgenomen sluiting van een bank(filiaal) als de WIB is het van belang dat de instelling netjes omgaat met haar klanten. Voor de bank geldt een zorgplicht. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de overdracht van het klantenbestand zorgvuldig gaat, en dat de bestaande klanten de nazorg krijgen die zij verdienen. Op deze ordentelijke en zorgvuldige omgang met klanten houdt de AFM toezicht en zij staat daarover in contact met de WIB. Of de WIB in dit proces voldoet aan de relevante regelgeving is toezichtvertrouwelijke informatie.
3.2.4. Zijn de verschillende toezichthoudende autoriteiten, zoals de AFM en de ACM op de hoogte van de sluiting van de WIB op Saba?
Ja, de AFM en DNB zijn door de WIB op de hoogte gesteld van de sluiting van het bijkantoor op Saba. Tevens heeft de WIB een actieplan aangeleverd aan beide toezichthouders met een planning aangaande de sluiting van het bijkantoor. Of de ACM hiervan op de hoogte is, is mij niet bekend.
3.2.5. Zijn de verschillende toezichthoudende autoriteiten op de hoogte wat dit voor het eiland betekend?
Ja, daar zijn zij van op de hoogte. Ik ben in gesprek met name met DNB over wat op de korte en lange termijn mogelijk is om de financiƫle dienstverlening op de BES-eilanden op een zeker minimumniveau te houden.
3.2.7. Heeft u contact met de RBC over het vertrek van de WIB op Saba?
Ja ik ben evenals DNB in gesprek gegaan met de RBC over het vertrek van de WIB.
3.2.2. Worden er door het Ministerie momenteel acties ondernomen om deze negatieve gevolgen voor de relatief kleinere markt op de BES te ondervangen, met andere woorden, bent u samen met de andere relevante autoriteiten en de WIB en RBC in gesprek hierover?
3.2.9. Constateert u net als wij dat de feitelijke aanwezigheid van Ć©Ć©n bank op Saba een onwenselijke situatie is en wat zijn daarbij uw voornaamste zorgen?
3.2.10. Welke stappen kan de Minister zetten om de stabiliteit van de financiƫle sector op Saba tijdens en na het vertrek van de WIB te borgen?
3.2.11. Ziet u ook kansen om de achterlopende financiƫle dienstverlening op het eiland (voornamelijk rente, tarieven, kosten, toegankelijkheid, complexiteit en snelheid) te verbeteren?
3.2.12. Is het een optie dat inwoners van Saba en in bredere zin de BES toegang krijgen tot Nederlandse banken via een filiaal, althans een bijkantoor?
Ik betreur het feit dat de WIB na 8 jaar vertrekt van het eiland en dat er daardoor nog maar een bank en (mogelijk) een geldautomaat op Saba fysiek aanwezig blijft. Als enig overblijvende bank op het eiland zou de RBC een monopoliepositie hebben. Dat kan onwenselijk zijn als dit negatieve gevolgen heeft, bijvoorbeeld voor wat betreft het niveau van de financiƫle dienstverlening op Saba. Mijn voornaamste zorg is dan ook dat de financiƫle dienstverlening toegankelijk blijft en van voldoende niveau. Daarbij past wel de kanttekening dat dit moet worden bezien binnen de context van een eiland met nog geen 1.000 potentiƫle rekeninghouders. Met die omvang is het economisch gezien mogelijk niet interessant om actief te zijn met meer dan ƩƩn speler; daarom zal het aantal aanbieders van bankdiensten inherent beperkt zijn.
Vanwege mijn zorg om de toegankelijkheid en het niveau van de financiƫle dienstverlening, en omdat contant geld op Saba op dit moment nog een grote rol heeft, ben ik in gesprek over de mogelijkheid om de geldautomaat in de Bottom die momenteel in eigendom is van de WIB operationeel te houden. Daarnaast onderzoek ik in samenspraak met de toezichthouders mogelijkheden om er voor te zorgen dat (basis) financiƫle dienstverlening op de BES behouden blijft.
Kamerstukken II 2014/15, 32 545, nr. 27.ā©ļø