[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag FSC 7 februari

Bijlage

Nummer: 2017D04797, datum: 2017-02-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag Financieel Stabiliteitscomité (2017D04796)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag FSC 7 februari

Het Financieel Stabiliteitscomité heeft in zijn vergadering van 7 februari 2017 gesproken over financiële stabiliteitsrisico’s als gevolg van economische en politieke onzekerheden. Daarnaast sprak het comité over de probleemleningen van Europese banken.

In het Financieel Stabiliteitscomité spreken vertegenwoordigers van DNB, de AFM en het ministerie van Financiën onder leiding van de president van DNB over ontwikkelingen op het gebied van de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel. Het CPB neemt als externe deskundige deel aan de vergaderingen.

Actuele politieke en economische ontwikkelingen

De politieke en economische onzekerheden vanuit de internationale omgeving zijn toegenomen, onder andere als gevolg van het aantreden van een nieuwe Amerikaanse regering, de onderhandelingen over de Brexit, en aankomende verkiezingen in een aantal Europese landen. Het comité heeft gesproken over de mogelijke gevolgen hiervan voor de financiële stabiliteit.

Behalve de internationale handel en de economie beïnvloeden de politieke onzekerheden ook het marktsentiment. Vooralsnog is de direct zichtbare invloed beperkt. Marktrentes zijn licht gestegen en aandelenmarkten laten een verdere stijging zien. Evenwel kan aanhoudende onzekerheid leiden tot meer volatiliteit op financiële markten. Wanneer het risicosentiment onverhoopt omslaat, kan dit tot grote negatieve prijsaanpassingen op de markten leiden en de financiële posities van financiële instellingen onder druk zetten. Een ander risico is dat de hervormingen die sinds de financiële crisis zijn doorgevoerd om de financiële sector te versterken deels worden teruggedraaid. Dit kan de risico’s in delen van het financiële stelsel doen toenemen, en leiden tot grotere regionale verschillen in de regulering van financiële instellingen en markten, arbitrage tussen regio’s en daarbij behorende risico’s.

In het licht van deze ontwikkelingen heeft het comité ook stilgestaan bij de stand van zaken met betrekking tot het pakket aan maatregelen dat in het Bazelse Comité wordt besproken. Dit pakket heeft tot doel om de bepaling van risicowegingen van activa, die de basis vormen voor de risicogewogen kapitaalseisen aan banken, te verbeteren en meer vergelijkbaar te maken tussen banken, en vormt de afronding van de post-crisis Bazel 3 agenda. De onderhandelingen hierover hebben tot op heden niet tot een akkoord geleid. Met name de koppeling van de uitkomsten van de interne modellenmethode voor het bepalen van risicogewichten aan die van de standaardmethode door middel van een vloer vormt punt van discussie. De beraadslagingen in Bazel worden voortgezet; de volgende vergadering van het Comité is begin maart.

Het comité heeft ook de toenemende politieke onzekerheid in Europa besproken. Deze onzekerheid is mede het gevolg van de aankomende verkiezingen in Nederland, Frankrijk en Duitsland en de onderhandelingen over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Ook de terugkerende discussie over de houdbaarheid van de Griekse overheidsschuld draagt bij aan de onzekerheid. De oplopende rentes op Franse en Italiaanse staatsobligaties sinds het begin van 2017 zijn een reflectie van deze onzekerheid. Tegen deze achtergrond is een risico dat een verslechtering van het marktsentiment als gevolg van politieke ontwikkelingen de schuldhoudbaarheid van Zuid-Europese overheden onder druk zet. Dit kan ook risico’s met zich meebrengen voor de Nederlandse financiële sector; direct – via buitenlandse uitzettingen – of indirect – via kapitaalmarkten en vertrouwenseffecten. Het comité volgt deze ontwikkelingen en de risico’s die daaruit voortvloeien dan ook nauwgezet.

Niet-presterende leningen (NPLs) van Europese banken

Europese banken hebben veel probleemleningen op hun balans staan. Deze leningen ondergraven de weerbaarheid van het bankensysteem en belemmeren het groeipotentieel van de economie en de monetaire transmissie. Het wegwerken van probleemleningen is daarom van groot belang voor een sterke Europese bankensector, en is in diverse Europese landen een randvoorwaarde voor krachtig economisch herstel. Het comité heeft gesproken over de maatregelen die in verschillende landen worden genomen om de NPL-problematiek te adresseren, en de wenselijkheid van aanvullend beleid. Hierbij zijn zowel maatregelen van belang die het probleem van de huidige hoge NPLs verminderen, als maatregelen die het ontstaan van nieuwe NPLs in de toekomst tegengaan.

Het comité is van mening dat in de aanpak van deze problematiek verschillende sporen moeten worden bewandeld. Zo wordt vanuit het prudentiële toezicht gebruik gemaakt van asset quality reviews om de kwaliteit van leningen en de hoogte van voorzieningen te beoordelen. Daarbij zou het wenselijk zijn als de toezichthouder meer bindende uitspraken kan doen over de hoogte van de voorzieningen, zoals bijvoorbeeld in Spanje het geval is. Ook kunnen banken via verslaggevingsregels en het toezicht op jaarverslaggeving en accountantsorganisaties worden geprikkeld NPLs sneller en effectiever af te wikkelen. Nieuwe verslaggevingsregels, die in 2018 in werking treden (IFRS 9), dragen daaraan bij, doordat banken verwachte toekomstige verliezen direct moeten verwerken. Dit maakt het lastiger verliezen van NPLs vooruit te schuiven. Daarnaast zou de markt voor het verhandelen van NPLs verder kunnen worden ontwikkeld. Banken kunnen dan gemakkelijker probleemleningen verkopen, bijvoorbeeld aan bedrijven die gespecialiseerd zijn in het uitwinnen van deze leningen. Hoewel de Nederlandse ervaringen hiermee goed zijn, is de markt voor het verhandelen van NPLs in Europa op dit moment nog klein; deze bedraagt naar schatting ongeveer 15% van de markt voor NPLs in de Verenigde Staten. In veel EU lidstaten is de NPL problematiek nauw verbonden met insolventiewetgeving. Juist in de landen waar de kosten van insolventie hoog zijn en het afwikkelen van insolventie lang duurt, staan vaak veel probleemleningen op de balansen van banken. Dit komt ook doordat investeerders weinig interesse hebben in het overnemen van slechte leningen die moeilijk uit te winnen zijn. Snellere en goedkopere procedures, zoals herstructurering zonder betrokkenheid van een rechtbank, zijn daarom nodig.

In dit kader heeft het comité ook van gedachten gewisseld over de Nederlandse insolventiewetgeving, mede op basis van een recent CPB policy paper. Ook hierin zijn verbeteringen mogelijk, hoewel Nederland efficiënte insolventieprocedures en een sterke crediteurenbescherming kent. Een versterking van de positie van eigenvermogensverschaffers in een faillissement kan het voor hen aantrekkelijker maken om in Nederlandse bedrijven te investeren, maar kan ook ten koste gaan van de bereidheid om krediet te verstrekken. Voor de Nederlandse situatie is daarbij van belang dat betalingsproblemen vaak buiten de insolventieprocedure om op informele wijze worden opgelost. Bij aanpassingen van de insolventiewetgeving dient dus zowel naar de formele procedure als naar de informele route te worden gekeken. Een efficiënter proces van herstructurering buiten formele insolventieprocedures, onder andere door invoering van een dwangakkoord voor schuldherstructurering buiten surseance, is dan ook een belangrijke doelstelling van het wetgevingstraject “Herijking Faillissementsrecht”.

Werkplan 2017

De eerstvolgende vergadering van het comité is in mei 2017. Het comité spreekt dan onder andere over de conclusies en aanbevelingen van de IMF Financial System Stability Assessment, macroprudentieel beleid met betrekking tot niet-banken, en fiscaliteit.