Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2016. Rapportage over de uitvoer van militaire goederen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Buitenlandse Zaken
Bijlage
Nummer: 2017D16822, datum: 2017-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Rapport: het Nederlandse wapenexportbeleid in 2016 (2017D16821)
Preview document (🔗 origineel)
Het Nederlandse wapenexportbeleid
in 2016
Rapportage over de uitvoer van militaire goederen van
de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en
de minister van Buitenlandse Zaken
Mei 2017
Mei 2017
Inhoudsopgave
2. De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie 3
3. Instrumenten en procedures van het wapenexportbeleid 5
4. Uitgangspunten van het wapenexportbeleid 6
5. Transparantie in het wapenexportbeleid 8
6. De Nederlandse wapenexport in 2016 9
8. Het EU-jaarrapport over het jaar 2015 12
9. Het Wassenaar Arrangement 14
10. Exportcontrole en dual-use goederen 15
Bijlage 1: Afgegeven vergunningen uitvoer van militaire goederen. 23
Bijlage 2: Ontwikkeling Nederlandse wapenexport 2007 - 2016 27
Bijlage 3: Vergunningen groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen 28
Bijlage 4: Realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen 29
Bijlage 5: Doorvoer van militaire goederen 30
Bijlage 6: Afgewezen vergunningaanvragen 31
Bijlage 7: Overtollig defensiematerieel 33
Bijlage 8: Overzicht van communicatie aan de Tweede Kamer 35
8.1 Brieven aan de Tweede Kamer – wapenexportbeleid 35
8.2 Brieven aan de Tweede Kamer – dual-use 35
8.3 Beantwoorde schriftelijke vragen – wapenexportbeleid 35
8.4 Beantwoorde schriftelijke vragen – dual-use 36
8.5 Brieven versnelde rapportage 37
1. Inleiding
Het voorliggende rapport over het Nederlandse wapenexportbeleid in 2016 is het twintigste rapport dat conform de ‘Notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen’ (Kamerstuk 22 054 Nr. 30, 27 februari 1998) is opgesteld. Het rapport bevat:
een kernschets van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie;
een overzicht van de uitgangspunten en het instrumentarium van het Nederlandse wapenexportbeleid;
een beschrijving van de ontwikkelingen op het gebied van transparantie;
een kwantitatief overzicht van de Nederlandse wapenexport in 2016;
een beschrijving van de voor het wapenexportbeleid relevante ontwikkelingen in de EU;
een schets van de rol en betekenis van het Wassenaar Arrangement;
een beschrijving van de ontwikkelingen op het terrein van goederen voor tweeërlei gebruik (dual-use);
en een beschrijving van de inspanningen op het terrein van de wapenbeheersing met bijzondere aandacht voor de problematiek van de kleine wapens.
Het rapport heeft acht bijlagen:
Bijlage 1 geeft de waarden weer van de verleende exportvergunningen in het jaar 2016 per categorie militaire goederen en per bestemmingsland.
Bijlage 2 geeft de ontwikkeling weer van de Nederlandse wapenexport voor de periode 2007-2016.
Bijlage 3 biedt een overzicht van afgegeven vergunningen met een waarde groter dan € 2 miljoen voor dual-use producten met militair eindgebruik.
Bijlage 4 is een nieuw opgenomen bijlage, die een overzicht geeft van de gerapporteerde realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen NL003, NL004 en NL009.
Bijlage 5 bevat een overzicht van de verstrekte vergunningen voor doorvoer van militaire goederen naar derde landen.
Bijlage 6 vermeldt de door Nederland afgewezen vergunningaanvragen.
Bijlage 7 biedt een overzicht van het overtollig defensiematerieel dat in 2016 is verkocht. Bijlage 8 bevat een overzicht van in 2016 aan de Tweede Kamer verstuurde brieven en beantwoording van schriftelijke vragen betreffende het wapenexportbeleid en beleid aangaande dual-use goederen. Hieronder vallen ook de brieven waarmee de Kamer versneld werd genotificeerd over de afgifte van enkele grotere vergunningen.
2. De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie
De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie bestaat, op een enkele uitzondering na, uit vooral civiele ondernemingen en onderzoeksinstellingen, die zich deels hebben gespecialiseerd in militaire productie en dienstverlening. Deze sector kenmerkt zich door technologisch hoogwaardige productie, frequente innovatie en hoogopgeleid personeel. Vanwege de beperkte thuismarkt is deze industrie sterk gericht op export. Maar liefst 68% van de omzet is afkomstig uit export.
De 651 bedrijven die tot deze industrie worden gerekend, zorgen voor 24.800 arbeidsplaatsen in Nederland. Van deze banen is 32% ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling (R&D). Bijna tweederde van de personen die in de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie werkzaam zijn, heeft een opleiding op HBO-niveau of hoger. Voor Nederland als geheel ligt dit op 28%. Vanwege het sterk innovatieve vermogen is de sector van groot economisch belang. De hoogwaardige kennisontwikkeling en productinnovaties zorgen voor militaire ‘spin-offs’ en civiele ‘spillovers’. Door de nauwe samenwerking met de verschillende krijgsmachtonderdelen draagt deze sector ook direct bij aan de operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht en daarmee aan het aanzien en de effectiviteit van de Nederlandse inzet bij internationale missies.
Het overheidsbeleid is erop gericht om, vanuit de operationele belangen en behoeften van Defensie, de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie en kennisinstellingen zo te positioneren dat zij een hoogwaardige bijdrage aan de Nederlandse veiligheid kunnen leveren. Daarmee kunnen zij ook op de Europese en internationale markt en in toeleveringsketens competitief opereren. Om dit te bereiken worden Nederlandse bedrijven rechtstreeks of indirect, indien mogelijk door middel van industriële participatie-opdrachten, betrokken bij nationale militaire aanbestedingen. Dit beleid is beschreven in de Defensie Industrie Strategie (DIS) die in december 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden.1
Omdat de Nederlandse markt te klein is om de aanwezige expertise in stand te houden, wordt ook deelname van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie aan internationale samenwerking op het gebied van defensiematerieel gestimuleerd. Zodoende zijn inmiddels commerciële relaties ontstaan, met name met Duitse, Amerikaanse, Britse en Belgische ondernemingen, waarbij ook gezamenlijke verplichtingen worden aangegaan met betrekking tot het onderhoud van systemen en de nalevering van onderdelen. Samenwerkingsverbanden zijn eveneens van belang voor de leveranties aan derde landen. De mogelijkheid voor Nederlandse bedrijven om langdurige internationale samenwerkingsrelaties aan te gaan, hangt in dat licht mede af van de transparantie en de consistentie van het Nederlandse wapenexportbeleid.
De exportactiviteiten van deze sector worden daarmee beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bestaande kennisbasis. Dat laat onverlet dat in het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid, grenzen moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het kabinet, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel. Rekening houdend met bovengenoemde omstandigheden heeft de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie zich steeds meer gespecialiseerd. De ondernemingen met het grootste exportaandeel in hun militaire productie fabriceren voornamelijk technologisch hoogwaardige componenten en subsystemen. Uitzondering hierop is de maritieme sector, die wel nog volledige producten van de tekentafel tot de tewaterlating op zich neemt, en daarmee bijdraagt aan de Nederlandse uitvoer van complete wapensystemen.
De meest recente kwantitatieve gegevens over het defensie- en veiligheid gerelateerde bedrijfsleven zijn in 2016 op basis van vrijwilligheid door de betrokken bedrijven beschikbaar gesteld in het kader van een studie uitgevoerd door Triarii in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, waarover de Tweede Kamer per brief van 28 april 2016 werd geïnformeerd.2
Tabel 1, Kerngegevens van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie.
Aantal bedrijven | 651 |
---|---|
Defensie- en veiligheid gerelateerde omzet 2014 | € 4,54 miljard |
Defensie- en veiligheid gerelateerde omzet als % van de totale omzet | 15% |
Defensie- en veiligheid gerelateerde export 2014 | € 3,09 miljard |
Aantal defensie- en veiligheid gerelateerde arbeidsplaatsen | 24.800 |
waarvan aantal defensie- en veiligheid gerelateerde R&D-arbeidsplaatsen | 7.995 |
Bron: Triarii 2016
Tot de defensie en veiligheid gerelateerde industrie worden in Nederland 651 bedrijven gerekend. Door de groei in arbeidsplaatsen gerelateerd aan dienstverlening en ICT is het aantal bedrijven in de sector de afgelopen jaren sterk toegenomen. De sector bestaat voor het overgrote deel uit kleine en middelgrote ondernemingen die veelal actief zijn in de toeleveringsketens van de grote defensiebedrijven in Europa en de Verenigde Staten. Hierbij moet worden aangetekend dat niet alle goederen en diensten van de Nederlandse sector onder de vergunningplicht vallen. Daardoor is de defensie- en veiligheid gerelateerde export doorgaans hoger dan de totale waarde van de afgegeven uitvoervergunningen.
In 2014 leverde militaire productie en dienstverlening een totale Nederlandse omzet op van naar schatting € 4,54 miljard. Het betreft een aandeel van gemiddeld circa 15% op de totale omzet van de betrokken bedrijven en instituten, die voor het merendeel vooral civiele activiteiten ontplooien. Er zijn slechts enkele bedrijven die zich vrijwel geheel op de defensiemarkt richten. Van de totale export van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie wordt circa € 3 miljard als militaire export gekwalificeerd. De bedrijven zijn positief ten aanzien van hun concurrentiepositie en verwachten de komende jaren verder te kunnen groeien.
3. Instrumenten en procedures van het wapenexportbeleid
Vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen worden verstrekt op grond van de Algemene Douanewet en het daarvan afgeleide exportcontrole-instrumentarium. Bedrijven of personen die goederen en technologie willen uitvoeren die op de zgn. Gemeenschappelijk EU lijst van militaire goederen3 staan, dienen bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) een aanvraag in voor een uitvoervergunning. De CDIU, onderdeel van de Belastingdienst/Douane Groningen van het ministerie van Financiën, staat voor de verlening van uitvoervergunningen onder beleidstoezicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vergunningen worden afgegeven namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar de NAVO- en EU-lidstaten en daarmee gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) worden in beginsel door de CDIU afgehandeld op basis van een door Buitenlandse Zaken opgestelde werkinstructie. Uitzonderingen op deze regel zijn Cyprus en Turkije. Aanvragen voor uitvoer naar deze landen, worden evenals de aanvragen voor uitvoer naar alle overige landen, ter besluitvorming voorgelegd aan het ministerie. Voor de toetsing van aanvragen aan de criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie vraagt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een buitenlandspolitiek advies aan de minister van Buitenlandse Zaken. Diens advies neemt bij de besluitvorming over de afgifte van een exportvergunning een centrale plaats in. Waar het aanvragen betreft voor uitvoer naar ontwikkelingslanden die voorkomen op de OESO/DAC-lijst betrekt de minister van Buitenlandse Zaken het Directoraat-generaal internationale samenwerking (DGIS) in zijn advies.4
De Kamer wordt in geval van uitvoer van militaire goederen die worden afgestoten door de Nederlandse krijgsmacht, Kamer vooraf (eventueel vertrouwelijk) ingelicht door de minister van Defensie. In het geval van afstoting is de normale vergunningprocedure van toepassing en worden dergelijke transacties, net zoals de exporttransacties van het bedrijfsleven, door het ministerie van Buitenlandse Zaken getoetst aan de criteria van het wapenexportbeleid.
Sinds 1 september 2016 vallen legervoertuigen die speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen onder de vergunningplicht. Anders dan voorheen, geldt dit ook wanneer de eigenschappen van het voertuig niet expliciet vermeld staan op de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, maar wel militair-operationele relevantie hebben. Wanneer een voertuig speciaal voor militair gebruik is ontworpen, kan het in de praktijk namelijk niet gedemilitariseerd worden en zal het voertuig vergunningplichtig blijven. Het beleid voor civiele voertuigen die voor militair gebruik zijn aangepast, verandert overigens niet door deze beleidswijziging. Mits de militaire aanpassingen voorafgaand aan de export zijn verwijderd, blijven die voertuigen niet vergunningplichtig.
Doorvoer
Met een wijziging van de In- en Uitvoerwet werd in 2001 de mogelijkheid gecreëerd om de systematiek en toetsing van het wapenexportbeleid in bepaalde gevallen ook toe te passen op de doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied. Sindsdien is de controle op die doorvoer een aantal keren aangepast. Tot 1 juli 2012 gold voor ondernemers die militaire goederen doorvoerden uit of naar Australië, Japan, Nieuw-Zeeland, Zwitserland of een lidstaat van de EU of de NAVO alleen een meldplicht. Sinds 1 juli 2012 is deze meldplicht vervangen door een vergunningplicht als de doorvoerzending (uit een van deze landen of met eindbestemming een van deze landen) wordt overgeladen in Nederland. Dit geldt bijvoorbeeld voor een zending die van een schip op een trein wordt overgeladen, maar ook als goederen van het ene op het andere vliegtuig worden overgeladen. Worden er géén goederen overgeladen, dan volstaat een meldplicht voor doorvoerzendingen uit of naar Australië, Japan, Nieuw-Zeeland, Zwitserland of een lidstaat van de EU of de NAVO. De overheid gebruikt de meldingen om een overzicht te krijgen van de aard en omvang van de militaire goederen die via Nederland worden doorgevoerd. Ook kan de overheid op basis van die informatie beslissen of voor een doorvoerzending waar eigenlijk geen vergunningplicht geldt, toch een vergunning nodig is. Hiervoor wordt bijvoorbeeld gekozen als er aanwijzingen zijn dat het land van herkomst de goederen niet heeft gecontroleerd, of als de zending tijdens de doorvoer een andere bestemming lijkt te krijgen dan was opgegeven. Voor doorvoerzendingen waar geen van de hierboven genoemde bondgenoten is betrokken, geldt altijd een vergunningplicht.
In het kader van de extra kritische toetsing door Nederland naar aanleiding van het conflict in Jemen, heeft het Kabinet per 9 juli 2016 de Regeling algemene doorvoervergunning NL007 aangepast.5 Deze algemene doorvoervergunning kan nu niet meer gebruikt worden wanneer de eindbestemming één van de volgende landen is: Jemen, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar. Voor dergelijke doorvoer dient een individuele doorvoervergunning te worden aangevraagd. Daarop zal eveneens het strikte kabinetsbeleid worden toegepast.
4. Uitgangspunten van het wapenexportbeleid
Aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van militair materieel worden per geval getoetst aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker. Deze acht criteria zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992) en vervolgens opgenomen in een EU-Gedragscode voor de wapenexport (1998). Op 8 december 2008 nam de Raad van de Europese Unie het besluit om de tien jaar eerder tot stand gekomen EU Gedragscode om te zetten in Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.6 De criteria luiden als volgt:
Naleving van de internationale verplichtingen van de lidstaten van de Gemeenschap, met name door de Veiligheidsraad van Verenigde Naties en de Europese Unie uitgevaardigde sancties, de verdragen inzake non-proliferatie en andere onderwerpen, alsmede andere internationale verplichtingen.
Eerbiediging van de rechten van de mens in het land van eindbestemming en naleving van het internationaal humanitair recht door dat land.
De interne situatie van het land van eindbestemming ten gevolge van spanningen of gewapende conflicten.
Handhaving van vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio.
De nationale veiligheid van de lidstaten, van de gebieden waarvan één van de lidstaten de buitenlandse betrekkingen behartigt, alsmede van bevriende landen of bondgenoten.
Het gedrag van het land van eindbestemming ten opzichte van de internationale gemeenschap, met name de houding ten aanzien van terrorisme, de aard van zijn bondgenootschappen en de eerbiediging van het internationaal recht.
Het gevaar dat de goederen een andere dan de opgegeven eindbestemming krijgen, hetzij in het aanschaffende land zelf ofwel via ongewenste heruitvoer.
De verenigbaarheid van de wapenexporten met het technische en economische vermogen van het ontvangende land, rekening houdend met de wenselijkheid dat staten met een zo gering mogelijk beslag op mensen en economische middelen voor bewapening, in hun legitieme veiligheids- en defensiebehoeften voorzien.
De bovengenoemde criteria en het mechanisme voor informatie-uitwisseling, notificatie en consultatie indien een land een exportvergunningaanvraag in behandeling heeft op een bestemming waarvoor eerder een soortgelijke aanvraag door een andere lidstaat is geweigerd, vormen nog altijd de basis van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB. Maar de omzetting van EU Gedragscode naar Gemeenschappelijk Standpunt is ook gepaard gegaan met een uitbreiding van de reikwijdte. Tussenhandel, doorvoer, niet-tastbare vormen van overdracht van technologie en vergunningen voor productielicenties zijn, indien deze activiteiten in een lidstaat onder een vergunningplicht vallen, binnen de werking van het Gemeenschappelijk Standpunt gebracht.
Albanië, Bosnië en Herzegovina, Canada, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Georgië, IJsland, Montenegro en Noorwegen hebben zich officieel aangesloten bij de criteria en beginselen van het Gemeenschappelijk Standpunt. Noorwegen wisselt bovendien met de EU informatie uit ten aanzien van afgewezen vergunningaanvragen. Nederland past uiteraard de in VN-, OVSE- en EU-verband afgekondigde wapenembargo's volledig toe. De website van de Rijksoverheid7 biedt een overzicht van de van toepassing zijnde nationale sanctieregelingen ter implementatie van VN- en EU- sancties, inclusief wapenembargo's. Ter aanvulling op het overzicht op de genoemde website, dient te worden opgemerkt dat sinds 1992 een OVSE-embargo van kracht is m.b.t. “forces engaged in combat in Nagorno-Karabach” (besluit van het Senior Comité – voorloper van de Permanente Raad – van 28 februari 1992).
5. Transparantie in het wapenexportbeleid
Nederland hanteert een grote mate van transparantie. Het kabinet verstrekt gegevens over afgegeven vergunningen door middel van jaarrapporten en digitale maandoverzichten. De meeste andere landen beperken zich tot het publiceren van jaarrapporten van vaak meer algemene strekking. Op grond van een toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken in december 1997, bood het kabinet de Kamer in februari 1998 een notitie aan over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen (Kamerstuk 22 054 nr. 30). Het voorliggende rapport over 2016 is het twintigste openbare rapport sedertdien. Het gaat uit van de waarde van de afgegeven vergunningen per categorie militaire goederen en per bestemmingsland. Teneinde de inzichtelijkheid van de cijfers verder te vergroten, zijn per land van bestemming de categorieën van goederen nader gespecificeerd. Voorts is informatie opgenomen over de Nederlandse weigeringen tot het verstrekken van een vergunning (zie bijlage 6).
Naast dit rapport over de Nederlandse uitvoer van militaire goederen in 2016, wordt ook op andere wijze informatie verschaft over het wapenexportbeleid. Zo publiceert de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer via de website www.rijksoverheid.nl/exportcontrole het ‘Handboek Strategische Goederen’. Dit handboek is bedoeld voor personen, bedrijven en instellingen die professioneel met procedures voor de in- en uitvoer van strategische goederen te maken hebben. De gebruiker vindt daarin informatie over de doelstellingen van het beleid, de toepasselijke wettelijke regelingen en procedures, alsmede allerhande praktische informatie. Het handboek vergroot op deze wijze de bekendheid met dit specifieke beleidsterrein. Het handboek wordt regelmatig herzien in het licht van de (inter)nationale ontwikkelingen op dit terrein.
Op de eerdergenoemde website is ook andersoortige informatie te vinden over uit- en doorvoer van strategische goederen, waaronder dit rapport en sleutelgegevens over alle afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen alsmede maandoverzichten met kerngegevens over de doorvoer van militaire goederen over Nederlands grondgebied. Deze gegevens zijn ontleend aan de verplichte meldingen die over zulke doorvoer gedaan moeten worden bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer. Op de genoemde website zijn maandoverzichten te vinden van alle afgegeven vergunningen voor militaire goederen en van alle afgegeven vergunningen voor dual-use goederen. Zoals reeds enkele jaren gebeurt, zijn de gegevens over verstrekte vergunningen voor doorvoer opgenomen in dit jaarrapport (bijlage 5). Sinds de jaren ‘90 publiceert een groeiend aantal landen een nationaal jaarrapport inzake wapenexport8. Binnen deze groep landen behoort Nederland nog steeds tot de top van meest transparante landen. In de The Small Arms Trade Transparency Barometer 2016 staat Nederland op de derde plek en had het de hoogste score van alle landen op het onderdeel comprehensiveness (reikwijdte van rapportages, waaronder doorvoer, tijdelijke uitvoer, etc.).
Sinds 2012 worden nieuwe vergunningen voor definitieve uitvoer van complete systemen met een waarde boven de € 2 miljoen, bestemd voor andere landen dan Australië, Japan, Nieuw-Zeeland, Zwitserland of een lidstaat van de EU of de NAVO, binnen twee weken na het besluit en voorzien van een toelichting al dan niet vertrouwelijk aan de Kamer genotificeerd. Met betrekking tot verslagjaar 2016 gebeurde dat in vier gevallen. Die brieven zijn opgenomen in bijlage 8.
6. De Nederlandse wapenexport in 2016
Figuur 1, Grafisch overzicht van afgegeven vergunningen naar eindbestemming en categorie goed.
De totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2016 bedroeg, afgerond op twee cijfers na de komma, € 1.416,38 miljoen. Dat is ongeveer een half miljard meer dan in het voorgaande jaar, toen de totale waarde uitkwam op € 872,60 miljoen. In onderstaande tabel wordt uiteengezet wat de regionale verdeling is van deze afgegeven vergunningen in 2016.
Tabel 2, Verdeling per regio.
Regio | Waarde afgegeven vergunningen (x mln.) |
Percentage (%) |
---|---|---|
Noord-Afrika | 11,28 | 0,80 % |
Sub-Sahara Afrika | 17,19 | 1,21 % |
Noord-Amerika | 248,29 | 17,53 % |
Centraal Amerika en Caraïben | 358,37 | 25,30 % |
Zuid-Amerika | 17,19 | 1,21 % |
Centraal Azië | 0,43 | 0,03 % |
Noord-Oost Azië | 202,64 | 14,31 % |
Zuid-Oost Azië | 269,41 | 19,02 % |
Zuid-Azië | 6,88 | 0,49 % |
Europese Unie | 124,74 | 8,81 % |
Overige Europese landen | 33,82 | 2,39 % |
Midden-Oosten | 28,65 | 2,02 % |
Oceanië | 8,04 | 0,57 % |
Overig EU/NAVO+ | 89,42 | 6,31 % |
‹ 10.000,- | 0,03 | 0,00 % |
Totaal | 1.416.38 | 100,00 % |
De indeling in regio’s volgt de regionale indeling van de jaarrapporten van de EU over wapenexport, die te vinden zijn op de betreffende pagina van de EU-website.
Op de eerste plaats in de top 5 van landen van eindbestemming met de grootste vergunningwaarden staat Mexico (€ 330 miljoen). Het gaat hierbij om de belangrijkste modules (voortstuwing, brug en operations room) van een groot in Mexico te assembleren patrouillevaartuig voor de Mexicaanse marine. Op de tweede plaats komt Indonesië (ruim € 220 miljoen), waarbij het ook om delen, sensoren, wapensystemen en commandosystemen voor marineschepen gaat. Op de derde plaats komt de VS (ruim € 213 miljoen) met vooral vergunningen voor toeleveranties aan de producenten van militaire vliegtuigen. Op de vierde plaats komt Japan (bijna € 140 miljoen), dat vrijwel geheel is toe te schrijven aan twee vergunningen voor de uitvoer van delen van F-35 gevechtsvliegtuigen. Japan is een van de drie locaties – naast de VS en Italië – waar de eindassemblage van de F-35 plaatsvindt. Op de vijfde plaats komt de verzamelpost EU/NAVO+ (ruim € 89 miljoen). Onder deze post vallen globale vergunningen die het toestaan om componenten van (vooral) militaire vliegtuigen of militaire voertuigen te leveren aan meerdere bondgenoten, meer in het bijzonder EU-lidstaten, NAVO-bondgenoten, alsook aan Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zwitserland.
Zoals vaker het geval is, bestond de Nederlandse uitvoer van militaire goederen in 2016 hoofdzakelijk uit componenten. Toch werden dat jaar ook vergunningen afgegeven voor systeemleveranties met als land van eindbestemming een niet-bondgenoot, te weten voor patrouillevaartuigen voor de kustwacht van Jamaica (ruim € 23 miljoen) en voor afstoting van pantserrupsvoertuigen tegen luchtdoelen aan de Jordaanse strijdkrachten (ruim € 6 miljoen). Over deze systeemleveranties is versneld gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Dat was, met enige vertraging omdat niet meteen duidelijk was dat het hier ook om systeemleveranties ging, ook het geval voor vergunningen voor een radar- en C3-systeem voor de Thaise marine (bijna € 33 miljoen) en voor sensoren, wapensystemen en commandosystemen voor de Indonesische marine (ruim € 196 miljoen). De betreffende rapportagebrieven zijn opgenomen in bijlage 8.
De vergunningwaarde voor de uitvoer van militaire goederen vormde iets minder dan 0,33 % van de totale waarde van de Nederlandse uitvoer van goederen in 2016 (€ 433,55 miljard). Voor de internationale vergelijking van dit percentage is het van belang te weten dat in Nederland niet alleen de uitvoer van het Nederlandse bedrijfsleven vergunningplichtig is, maar dat de overheid zelf ook een vergunning voor de uitvoer van militaire goederen moet aanvragen. Alleen het eigen materieel van Nederlandse legeronderdelen dat voor oefeningen of internationale operaties naar het buitenland gaat, is uitgezonderd van de uitvoervergunningplicht. Afstoting van Nederlands defensiematerieel aan derde landen is – anders dan in sommige andere landen – dus wel opgenomen in de cijfers.
7. EU-samenwerking
EU-samenwerking inzake exportcontrole op conventionele wapens vindt hoofdzakelijk plaats in de Raadswerkgroep conventionele wapenexport, COARM. Namens Nederland nemen vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken deel aan COARM-vergaderingen. In COARM wisselen de lidstaten in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU informatie uit over hun wapenexportbeleid en trachten zij dit beleid en de daarop betrekking hebbende procedures beter op elkaar af te stemmen. Hiermee wordt gezorgd voor een afgestemd beleid en wordt gewerkt aan de creatie van een level playing field. De basis hiervoor is het EU-Gemeenschappelijk Standpunt (GS), dat op 8 december 2008 door de Raad werd vastgesteld.9
De vergaderingen van COARM in 2016 richtten zich onder andere op de voorbereiding van de tweede Conference of States Parties (22-26 augustus 2016, Geneve) van het VN-wapenhandelsverdrag. Daarnaast zijn, zoals voorgaande jaren, verschillende specifieke bestemmingen in de COARM besproken, waarbij Nederland actief heeft bijgedragen aan de uitwisseling van informatie en droeg daarmee bij aan meer convergerend exportbeleid. Nederland heeft zijn EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 aangegrepen om het belang te benadrukken van een restrictief wapenexportbeleid ten aanzien van de landen die betrokken zijn bij de door Saoedi-Arabië geleide coalitie in de strijd in Jemen.
De Nederlandse inzet in COARM is ook in 2016 gericht geweest op verdere harmonisatie tussen de EU-lidstaten voor wat betreft de uitvoer van het wapenexportbeleid. Zo heeft het kabinet een inventarisatie gemaakt van de verschillende doorvoerregelingen van de lidstaten. Er bestond echter geen bereidheid onder lidstaten om hier verder over te spreken/te harmoniseren.
Verdere transparantie tussen lidstaten inzake weigeringen (denials) van vergunningen is een element in dit proces, alsook het streven naar uitwisseling van informatie over afgegeven vergunningen naar specifieke gevoelige bestemmingen. In dat kader heeft Nederland wederom een pleidooi gehouden om aan het online EU-denial systeem (voor militaire goederen en dual-use goederen met militair eindgebruik) een functionaliteit toe te voegen, die vrijwillige informatie-uitwisselingen (tour-de-tables) over gevoelige eindbestemming faciliteert.
Verder is Nederland verheugd dat sinds de tweede helft van 2016 ook consultaties over afgegeven denials nu via het online EU-denial systeem verlopen, in plaats van via het diplomatieke berichtenverkeer10. De verwachting is dat de EU-denial database drempelverlagend zal werken op het aantal geraadpleegde en beantwoorde consultaties.
8. Het EU-jaarrapport over het jaar 2015
Op 16 mei 2017 is het achttiende EU-jaarrapport gepubliceerd11, waarin verslag wordt gedaan van de in COARM besproken onderwerpen. Het rapport bevat daarnaast gedetailleerde statistische informatie over de uitvoer van militair materieel door de EU-lidstaten in 2015.12 Nederland betreurt het late tijdstip van de publicatie en zal zich dit jaar wederom inzetten om eerdere publicatie te bewerkstelligen.
In het rapport zijn per land van bestemming gegevens opgenomen over het uitvoerende land, de aantallen afgegeven vergunningen, de waarde van de afgegeven vergunningen en afgewezen vergunningaanvragen. De gegevens zijn opgesplitst per categorie van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen. Daarnaast wordt deze informatie ook weergegeven per regio en wereldwijd.
Aangezien er regelmatig vragen zijn over exporten t.b.v. internationale missies (VN-missies) in landen die onder embargo staan, zijn in het EU-jaarrapport ook separate tabellen opgenomen met overzichten van leveranties aan internationale missies. In het rapport staat ten slotte het aantal toegekende en afgewezen vergunningen voor tussenhandeldiensten (brokering) en het aantal door EU-partners gevoerde consultaties.
In totaal is voor € 195,95 miljard aan wapenexportvergunningen afgegeven door EU-landen in 2015. Frankrijk was de grootste exporteur met € 151,6 miljard. Hier dient echter een opmerking bij te worden geplaatst. Frankrijk heeft in 2014 het vergunningensysteem aangepast waardoor vergunningen voor potentiële orders nu ook worden meegenomen in het totaal. Dit cijfer is dus zeer waarschijnlijk een overschatting, de daadwerkelijke contractwaarde (waar in Nederland vergunningen voor worden afgegeven) zal ongetwijfeld lager liggen.
Nederland staat met € 873 miljoen in 2015 op plek 11 van de Europese Unie. Onderstaande tabel geeft een totaaloverzicht per land van de waarde van afgegeven vergunningen in 2015 alsmede het percentage, waarbij opgemerkt zij dat er geen data beschikbaar zijn van Griekenland.
Tabel 3, Europese wapenexport in 2015.
Land | Waarde afgegeven vergunningen | Percentage (%) |
---|---|---|
Frankrijk | € 151.584.686.524 | 77,37% |
Spanje | € 10.676.904.995 | 5,45% |
Verenigd Koninkrijk | € 8.018.711.355 | 4,09% |
Italië | € 7.882.567.507 | 4,02% |
Duitsland | € 7.858.766.860 | 4,01% |
Bulgarije | € 1.401.884.522 | 0,72% |
Hongarije | € 1.283.486.192 | 0,66% |
Polen | € 1.268.685.870 | 0,65% |
België | € 1.115.062.541 | 0,57% |
Oostenrijk | € 1.083.655.373 | 0,55% |
Nederland | € 872.599.946 | 0,45% |
Tsjechië | € 741.559.464 | 0,38% |
Zweden | € 563.829.440 | 0,29% |
Kroatië | € 382.152.797 | 0,20% |
Finland | € 361.374.731 | 0,18% |
Slowakije | € 283.164.809 | 0,14% |
Roemenië | € 220.411.979 | 0,11% |
Denemarken | € 133.638.044 | 0,07% |
Portugal | € 67.970.064 | 0,03% |
Litouwen | € 58.874.339 | 0,03% |
Ierland | € 42.626.471 | 0,02% |
Slovenië | € 31.331.223 | 0,02% |
Estland | € 13.970.840 | 0,01% |
Malta | € 2.485.865 | 0,00% |
Letland | € 565.606 | 0,00% |
Cyprus | € 0 | 0,00% |
Luxemburg | € 0 | 0,00% |
Totaal | € 195.950.967.357 | 100,00 % |
Uit het jaarrapport van de EU blijkt verder dat door EU-lidstaten in totaal 44.078 vergunningen zijn afgegeven en dat 433 vergunningsaanvragen zijn afgewezen en genotificeerd. Dit aantal afgewezen vergunningen is hoger dan het gemiddelde van de voorgaande jaren (2014: 346, 2013: 300, 2012: 408, 2011: 402, 2010: 400, 2009: 406, 2008: 329, 2007: 425). Het aantal consultaties over afgewezen vergunningen tussen EU-lidstaten kwam uit op 140.
In 2015 is Nederland betrokken geweest bij in totaal 8 consultaties. Vijf consultaties waren door Nederland geïnitieerd en driemaal is ons land door andere lidstaten geconsulteerd.
9. Het Wassenaar Arrangement
Het thema wapenexport wordt in breder multilateraal verband besproken in het “Wassenaar Arrangement on Export Controls for Conventional Arms and Dual Use Goods and Technologies” (WA). Aan dit forum, dat zijn naam ontleent aan de plaats waar onder Nederlands voorzitterschap de onderhandelingen over de oprichting van het arrangement werden gevoerd, namen in het verslagjaar 41 landen deel, waaronder de VS, Rusland en op Cyprus na alle EU-lidstaten13. Deze landen vertegenwoordigen volgens schattingen tezamen meer dan 90% van de werelduitvoer van militaire goederen.
Doel van het WA (zoals geformuleerd in de zgn. Initial Elements14) is het leveren van een bijdrage aan de regionale en internationale veiligheid en stabiliteit. Het middel hiertoe is de regelmatige onderlinge rapportage inzake de uitvoer naar derde landen van wapens en van goederen die voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Dit moet leiden tot meer kennis en verantwoordelijkheidsbesef bij de nationale toetsing van aanvragen voor uitvoervergunningen van deze goederen. Immers, meer informatie betekent dat de deelnemende landen beter kunnen beoordelen of er sprake is van destabiliserende accumulatie van militaire middelen in bepaalde landen of regio’s. In dat geval zouden de deelnemende landen terughoudender moeten worden met het afgeven van vergunningen op dergelijke bestemmingen.
Het Wassenaar Arrangement kent een lijst van dual-usegoederen die voor Nederland via de Europese Dual-Use Verordening van toepassing wordt, en een lijst militaire goederen die geacht worden aan exportcontrole te zijn onderworpen. Elke herziening van de WA-lijst leidt tot een aanpassing van de EU-lijst van militaire goederen en de controlelijst van de Dual-Use Verordening. Waar het de Nederlandse exportcontrole op militaire goederen betreft, wordt in de Uitvoeringsregeling strategische goederen direct verwezen naar de meest recente EU-lijst van militaire goederen. Hetzelfde geldt voor de exportcontrole op dual-use goederen.
Ook in 2016 is in de Expert Group van het Wassenaar Arrangement – in lijn met zijn mandaat en met het oog op effectiviteit en draagvlak – het reguliere overleg doorgezet over actualisering van de lijst van gecontroleerde goederen, zowel dual-use als militair. In het kader van dit proces is gesproken over opname van diverse (opkomende) relevante technologieën met militaire potentie en over verwijdering van niet langer kritische dan wel breed verkrijgbare technologieën. Ook scope-neutrale verduidelijkingen van controleteksten zijn aan bod geweest.
De resultaten - diverse wijzigingen over de breedte van de gecontroleerde categorieën - zijn in december van 2016 aan de Plenaire Vergadering voorgelegd, waar ze zijn aangenomen. Sommige besproken onderwerpen bleken relevant, maar in dit stadium nog niet te leiden tot consensus in de Expert Group.
Voorts heeft Nederland in 2016 binnen het Wassenaar Arrangement een voorstel ingebracht voor informatie-uitwisseling tussen de deelnemende staten over gevallen van fraude met eindgebruikersverklaringen. Tijdens de General Working Group in oktober 2016 reageerden veel landen positief op het Nederlandse voorstel, maar gaven enkele andere aan het nog nader te willen bestuderen.
Meer informatie over de “best practises guidelines”, de uitgangspunten, doeleinden en actuele ontwikkelingen van het WA, alsook de teksten van de openbare documenten, is te vinden op de website www.wassenaar.org.
10. Exportcontrole en dual-use goederen
In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de relevante exportcontroleregimes en in de EU Raadswerkgroep voor dual-use goederen.
Raadswerkgroep dual-use
De Europese Commissie heeft op 28 september 2016 een voorstel gepubliceerd voor de aanpassing van de dual-useverordening. De Dual-Use Raadswerkgroep is daarop begonnen met de discussies over het overstel. Ook vond er in december een exportcontroleforum plaats met stakeholders, voorgezeten door de Commissie en het Slowaakse voorzitterschap. De zorgen en problemen over de wijzigingen in het voorstel werden besproken.
Op 11 november 2016 werd de nieuwe goederenbijlage van de dual-useverordening gepubliceerd in het publicatieblad van de Unie. De afzonderlijke exportcontroleregimes zijn verantwoordelijk voor het onderhouden van de eigen goederenlijsten, de Europese Commissie consolideert deze tot bijlage I bij de verordening.
Nederland steunt de gedachte achter het voorstel van de Commissie om de dual-useverordening te moderniseren. Nederland zal zich inzetten voor verdere harmonisatie ter bevordering van een gelijk speelveld, meer transparantie (via rapportage systematiek) en mensenrechten als onderdeel van het afwegingskader voor de exportcontrole, inclusief de inzet voor controle op cybersurveillance apparatuur. Er wordt kritisch gekeken naar de praktische toepasbaarheid en uitvoerbaarheid, verstoring van het wereldwijd gelijke speelveld en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de overheid.
Nuclear Suppliers Group (NSG)
Tijdens de plenaire vergadering in Seoul (Zuid-Korea) in juni 2016 heeft de NSG, het regime dat zich inzet tegen de verspreiding van kernwapens, onder andere gesproken over de lidmaatschapsaanvragen van India en Pakistan, alsook de nucleaire samenwerking tussen China en Pakistan. India heeft in mei 2016 een lidmaatschapsaanvraag ingediend voor de NSG en hoopte op een snelle toetreding. Een aantal leden wilde echter eerst een interne discussie voeren over de toetredingseisen voor landen die niet aangesloten zijn bij het Non-Proliferatie Verdrag. Deze discussie zal in 2017 verder gevoerd worden. Nederland is - met een aantal andere landen - voorstander van Indiaas lidmaatschap van de NSG, maar heeft ook kenbaar gemaakt Indiaas commitment aan de beginselen van non-proliferatie te willen zien. Veel leden, o.a. de EU, hadden tijdens de plenaire vergadering vragen over de samenwerking tussen China en Pakistan op nucleair gebied. De Chinese delegatie gaf aan met de samenwerking binnen een bilateraal verdrag met Pakistan te blijven, dat ouder is dan de Chinese toetreding tot de NSG. Het Chinese argument is dat de (niet bindende) NSG Guide Lines geen ontbindend effect op dit verdrag kunnen hebben.
In navolging van de plenaire vergadering uit 2015 is verder gesproken over Adherence. Adherence betekent dat een niet-lid de richtlijnen van de NSG eenzijdig toepast. Aan zo’n eenzijdige beslissing kan een land geen rechten ontlenen – daarvoor zijn afspraken met de NSG nodig – maar de NSG erkent wel dat “adherents” informatie nodig hebben om de NSG-richtlijnen goed te kunnen blijven toepassen, bijvoorbeeld over herziening van controlelijsten. Verschillende vormen van “outreach” zijn hiertoe bruikbaar, zoals briefings van adherents na belangrijke NSG-bijeenkomsten of individuele gesprekken met de voorzitter of de trojka (vorige, huidige en toekomstige voorzitter). Alle leden zien het als belangrijk om potentiële supplier states te stimuleren zich adherent te verklaren. Veel leden zijn echter terughoudend met het stimuleren van adherence door middel van verlening van speciale rechten, omdat adherence geen onderscheid maakt tussen intentie en compliance.
Voorts heeft de NSG gediscussieerd over het concept de minimis (kleine hoeveelheden materialen waarover de NSG zich geen zorgen zou hoeven maken), en een tabel opgesteld van verschillende materialen die in kleine hoeveelheden niet gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van kernwapens. Op Nederlands aandringen is bevestigd dat deze tabel uitsluitend bedoeld is voor beslissingen over vergunningen en niet voor het aanpassen van de controlelijsten.
Australia Group (AG)
De Australië Groep, het regime dat zich inzet tegen de verspreiding van chemische en biologische wapens, kwam in 2016 tweemaal bijeen, eenmaal in Brussel en eenmaal in Parijs. Tijdens de plenaire vergadering in Parijs is besloten om nog meer dan voorheen te focussen op kennis en technologie die gebruikt kunnen worden voor de productie van chemische en biologische wapens. Leden zullen onderling hun aanpak delen over het tegengaan van ongewenste technologie-overdracht, proliferatiefinanciering en verwerving van ongeliste goederen met het oog op proliferatie. Voorts zullen de leden hun outreach-activiteiten naar niet-leden en relevante internationale fora uitbreiden om de dreiging van statelijke en niet-statelijke actoren met betrekking tot chemische en biologische wapens onder de aandacht te brengen. Daarnaast heeft de Australië Groep technische wijzigingen aangebracht in haar controlelijst. Deze wijzigingen zijn terug te lezen de website van de groep.
Verder is besloten om in de outreach naar niet-leden te benadrukken dat zij hun inspanningen uitbreiden om op nationaal niveau de awareness onder industrie en de academische wereld te vergroten. Onderdeel van het outreach-programma is een dialoog met Latijns-Amerikaanse landen in het voorjaar van 2017.
De AG heeft expliciet haar steun voor het Chemisch Wapenverdrag maar ook voor het Biologisch Wapenverdrag uitgesproken. De AG moedigt landen aan om het laatstgenoemde Verdrag alsnog te ondertekenen en riep tijdens de achtste Toetsingsconferentie ervan (november 2016) op om het Verdrag verder te versterken en de implementatie te verbeteren.
Ook heeft de AG wederom haar oprechte zorg uitgesproken over de inzet van chemische wapens in Syrië en Irak. De AG dringt er bij Syrië op aan om mee te werken aan de volledige vernietiging van de voorraden chemische wapens en alle onduidelijkheden in de declaratie aan de OPCW op te lossen. Ook de activiteiten van Noord-Korea op het gebied van chemische en biologische wapens blijven zorgelijk. De AG benadrukt het belang van volledige navolging van de beperkingen op export van goederen zoals die zijn opgenomen in de VN-Veiligheidsraadresoluties. Tot slot blijft de AG werken aan verbetering van de eigen werkwijze waarbij aandacht zal worden besteed aan de aanbevelingen van de Wilton Park conferentie uit 2015.
Missile Technology Control Regime (MTCR)
Het MTCR bestrijdt de verspreiding van overbrengingsmiddelen voor massavernietiging-swapens, zoals ballistische raketten, onbemande vliegtuigen en kruisraketten. Aangesloten landen voeren een gezamenlijke beleidslijn en hanteren een gezamenlijk overeengekomen controlelijst met goederen die onder exportcontrole zijn gesteld. Deze lijst, ook wel de Annex genoemd, wordt regelmatig herzien, de laatste keer in oktober 2016. De Annex is de wereldwijde standaard op het gebied van exportcontrole van rakettechnologie, en is onlangs voor het eerst door een MTCR-voorzitter aan de VN-Veiligheidsraad aangeboden. Het is van groot belang om internationaal zoveel mogelijk één lijn trekken in de export van deze gevoelige goederen. Waar het MTCR zich in het verleden bijna uitsluitend richtte op raketprogramma’s van landen, heeft dit regime er een dimensie bijgekregen met de groeiende dreiging van terroristische organisaties zoals IS.
Het gezamenlijke Nederlands-Luxemburgse voorzitterschap van het MTCR werd in oktober 2016 in Busan overgedragen aan Zuid-Korea. In de afgelopen periode hebben Nederland en Luxemburg meerdere successen behaald. Zo werd de groep met aangesloten landen uitgebreid met India, de eerste keer sinds 2004 dat een nieuw lid kon worden verwelkomd. Onder het voorzitterschap is ook een aanzienlijk verbeterde en beter toegankelijkere publieke website gerealiseerd (www.mtcr.info). Geïnteresseerden vinden hier informatie over onder andere het actieve outreach-programma dat onder het Nederlands-Luxemburgse voorzitterschap is uitgevoerd. Hierbij zijn in totaal zeven niet-aangesloten landen bezocht waarmee uitgebreid is gesproken over het nut en de noodzaak van het MTCR. Ook is onder het voorzitterschap hard gewerkt aan een verbeterde interne werking van het MTCR en is actief gezocht naar nieuwe vrijwilligers om dit regime in de toekomst voor te zitten. Er was internationaal veel lof voor de Nederlands-Luxemburgse inspanning. De VS-delegatie bestempelde het overzicht van activiteiten dat het voorzitterschap in Busan presenteerde de ‘gold standard’ op dit vlak.
Nederland neemt in totaal deel aan vier internationale exportcontroleregimes voor strategische goederen (de AG, het MTCR, de NSG en het WA) en speelt daarin al jarenlang een actieve rol. Onderwerpen die in ieder exportcontroleregime aan de orde zijn geweest, zijn brokering (tussenhandel) en transit (doorvoer). Mede op basis van resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad moeten landen over effectieve exportcontrole beschikken, waaronder controle op doorvoer en tussenhandel. Via de aanpassing van de dual-use verordening in 2009 hebben de Europese lidstaten deze verplichtingen al geïmplementeerd. Daarnaast wordt in de verschillende regimes ook gesproken over de mogelijke toetreding van nieuwe leden en over unilaterale naleving van richtsnoeren en goederenlijsten door niet-partnerlanden.
11. Wapenbeheersing
Op het gebied van wapenbeheersing spelen diverse onderwerpen die relevant zijn voor het wapenexportbeleid.
Clustermunitie
Nederland heeft op 23 februari 2011 het Verdrag inzake Clustermunitie (CCM) geratificeerd, waarmee het op 1 augustus 2011 voor ons land in werking is getreden. Per maart 2017 zijn 100 staten partij bij het Verdrag en hebben 19 andere landen het Verdrag getekend maar nog niet geratificeerd. Sinds 1 januari 2013 geldt in Nederland bovendien een verbod op directe investeringen door financiële instellingen in clustermunitie.15
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) en de president van het Internationale Rode Kruis hebben het verdrag omschreven als een nieuwe standaard in het humanitair oorlogsrecht. Het Nederlandse kabinet sluit zich hierbij aan en zet zich actief in voor het Verdrag. Zo was Nederland in 2016 voorzitter van de Meeting of States Parties van de CCM, die van 5 tot en met 7 september 2016 in Genève plaatsvond. Onder dat voorzitterschap is met consensus een Politieke Verklaring aangenomen, waarin 2030 als ‘eindjaar’ is vastgesteld. De betrokken landen hebben afgesproken dat zij in dat jaar clustermunitievrij zullen zijn. Ook is ieder gebruik van clustermunitie door iedere actor veroordeeld in die Verklaring. Na afloop van het voorzitterschap heeft Nederland samen met Noorwegen het co-coördinatorschap voor de ruiming van clustermunitie op zich genomen. Nederland bekleedt deze functie van september 2016 tot en met september 2018.
Verder probeert Nederland andere landen te betrekken bij het Verdrag en draagt het bij aan het versterken van de norm van niet-gebruik van clustermunitie. Dit doet Nederland onder meer in de geëigende multilaterale fora, zoals tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Tevens heeft Nederland tijdens bijeenkomsten van het Clustermunitieverdrag gebruik van clustermunitie in Syrië veroordeeld, en aandacht gevraagd voor berichten over (mogelijk) gebruik van clustermunitie in Libië, Oekraïne, Sudan en Jemen.
Landmijnen
Het Nederlands Humanitarian Mine Action and Cluster Munitions Programme 2012-2016 liep eind juni 2016 ten einde. Middels een competitieve tenderprocedure heeft Nederland drie partners geselecteerd, Mines Advisory Group, the Halo Trust en Danish Church Aid, die de komende vier jaar (2016-2020) in 13 verschillende landen hun mine action activiteiten ontplooien. Dit zijn Afghanistan, Colombia, Democratische Republiek Congo, Irak, Kosovo, Libanon, Libië, Palestijnse Gebieden, Mali, Somalië, Zuid Soedan, Syrië en Oekraïne. In 2016 werd ongeveer € 20 miljoen besteed aan ontmijningsprojecten wereldwijd via financiering van humanitaire ontmijnings-NGO’s en UNMAS. Nederland was daarmee een van de grootste donoren op dit gebied.
Ook in het multilaterale proces zet Nederland zich actief in. Zo was Nederland nauw betrokken (als Friend of the Chair) bij de derde Toetsingsconferentie van het anti-personeelsmijnenverdrag (Ottawaverdrag) in juni 2014 in Maputo, Mozambique. Ook is Nederland tijdens de conferentie een belangrijke onderhandelaar geweest in de afspraak dat alle Verdragspartijen in 2025 aan hun verplichtingen onder het verdrag voldoen.
Tijdens de Toetsingsconferentie is een commissie cooperative compliance in het leven geroepen waar Nederland samen met Algerije, Canada en Chili deel van uitmaakt. Doel van deze commissie is om samen met de landen die zich niet aan het verdrag houden, concrete stappen te bespreken om hun naleving te verbeteren. Nederland is momenteel actief in de commissie on the enhancement of cooperation and assistance. Samen met Zwitserland, Mexico en Uganda wordt bekeken hoe de samenwerking met landen kan worden verbeterd met het oog op verwezenlijking van de implementatie doelstellingen voor 2025.
Kleine en lichte wapens (SALW)
Nederland zet zich blijvend in om de ongecontroleerde verspreiding van kleine en lichte wapens en daaraan gerelateerde munitie tegen te gaan. De Nederlandse inzet heeft ten doel om het aantal slachtoffers van gewapend geweld, gewapende conflicten en criminaliteit te verminderen. Daarmee draagt het bij aan veiligheid en stabiliteit, als voorwaarde voor duurzame ontwikkeling en het bereiken van de doelstellingen op het gebied van armoedebestrijding.
De aanpak van de kleine wapens-problematiek is een belangrijk onderwerp binnen het wapenbeheersingsterrein. De afgelopen jaren hebben voornamelijk in het teken gestaan van enerzijds ontwikkelingen op het multilaterale vlak, en anderzijds het inbedden van de kleine wapens-problematiek in bredere veiligheidsprogramma’s waarbij de veiligheid van burgers centraal staat.
Er zijn tal van internationale en regionale afspraken uit de multilaterale inspanningen voortgekomen, zoals het overkoepelende “VN-Actieprogramma voor kleine wapens” (2001), en de Geneva Declaration on Armed Violence and Development (2006). Nederland heeft ook in 2016 een actieve rol gespeeld om deze afspraken verder uit te werken en te concretiseren. Hierbij is nauw samengewerkt met (lokale) NGO’s en onderzoeksorganisaties in bijvoorbeeld Libië, Midden-Amerika en Somalië.
VN-Actieprogramma
Op grond van het VN-Actieprogramma zijn staten gehouden om zich op nationaal, regionaal en internationaal niveau actief in te zetten op het gebied van kleine wapens. Hieronder vallen onder meer de ontwikkeling en implementatie van wapenwetgeving, de vernietiging en veilige opslag van (overtollige) wapens en munitie, een verbeterde samenwerking tussen staten – o.a. bij het identificeren en traceren van illegale wapens – en het assisteren en ondersteunen van landen en regio’s die over onvoldoende capaciteit beschikken om de maatregelen zoals genoemd in het VN-Actieprogramma te implementeren.
EU Kleine Wapens
De lidstaten van de EU rapporteren jaarlijks over nationale activiteiten ter uitvoering van het Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens. De nationale verslagen en de EU-activiteiten worden samengevoegd in een jaarlijks gezamenlijk rapport waaraan Nederland ieder jaar bijdraagt. Nederland draagt het belang van Europese samenwerking bij het tegengaan van de ongecontroleerde verspreiding van kleine en lichte wapens uit in de aanloop naar de Toetsingsconferentie van het VN-Actieprogramma in juni 2018.
OVSE Kleine wapens
Nederland ondersteunt de aanpak van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) om verspreiding en accumulatie van illegale kleine en lichte wapens tegen te gaan. Nederland heeft zich gecommitteerd informatie uit te wisselen over kleine en lichte wapens via het Actieprogramma FSC.DEC/2/10.16
VN-wapenhandelsverdrag
Essentieel onderdeel van het wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty, ATT) is dat het Statenpartijen verplicht een wapenexportcontrolesysteem te introduceren. Deze exportcontrole op conventionele wapens zal moeten leiden tot verantwoorde nationale beslissingen wereldwijd omtrent uitvoer van militaire goederen die onder de reikwijdte van het verdrag vallen. De toetsingscriteria uit het ATT komen overeen met een aantal van de criteria zoals die reeds gelden onder het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport: internationale embargo’s, geen medewerking aan schendingen van het internationaal oorlogsrecht, mensenrechtencriterium, omleidingsrisico.
Het verdrag is op 2 april 2013 aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN en opengesteld voor ondertekening op 3 juni 2013, toen Nederland samen met 66 andere VN-lidstaten dit belangrijke verdrag heeft getekend. Op 25 september 2014 waren de 50 vereiste ratificaties bereikt, waardoor drie maanden daarna, op 24 december 2014, het Verdrag in werking trad. Aangezien de Eerste Kamer op 9 december 2014 instemde met het Verdrag, en Nederland het instrument van ratificatie vóór 24 december 2014 indiende, behoorde Nederland tot de eerste groep landen waarvoor het Verdrag in werking trad. Op 15 mei 2016 hadden 130 landen het ATT ondertekend, waarvan 91 landen het ook geratificeerd hadden (ter vergelijk, op 31 mei 2015 was dit respectievelijk 130 en 83).
Nederland heeft actief bijgedragen aan de tweede Conference of States Parties op 22-26 augustus 2016 in Genève (Zwitserland). Op 11 december 2015 heeft Nederland zijn initiële ATT-rapportage ingediend en op 27 mei 2016 de eerste jaarlijkse ATT-rapportage over in- en uitvoer in 2016. Nederland heeft beide rapportages via de ATT-website publiek toegankelijk gemaakt17.
Tot slot heeft Nederland in 2016 wederom financieel bijgedragen aan het ATT-Baseline Assessment Project18 en de ATT monitor19.
Openheid in bewapening en het VN-Wapenregister
Het VN-Wapenregister, in 1991 mede op initiatief van Nederland in het leven geroepen, geeft op jaarbasis informatie over het land van uitvoer van militaire goederen (het eventuele land van doorvoer) en het land van invoer, alsmede de omvang van de goederenstromen verdeeld over de categorieën: I. gevechtstanks, II. pantsergevechtsvoertuigen, III. zware artilleriesystemen, IV. gevechtsvliegtuigen, V. gevechtshelikopters, VI. oorlogsschepen, VII. raketten en raketwerpers.
Sinds de instelling van het Register hebben meer dan 170 landen, waaronder Nederland, op enig moment aan het Register gerapporteerd, waaronder alle belangrijke wapenproducerende, importerende en exporterende landen. Het streven blijft om universele, consistente deelname te bereiken. Het VN-Wapenregister is een instrument dat transparantie bevordert, en daarmee het ontstaan van excessieve voorraden van conventionele wapens tegengaat.
Het United Nations Office for Disarmament Affairs (UNODA) is verantwoordelijk voor het compileren van de data die door staten worden aangeleverd. In 2016 ontving UNODA 45 nationale rapportages. Dat is 9 minder dan in 2015. De effectiviteit van het Register valt of staat met wereldwijde participatie. Daarom vindt Nederland het van groot belang dat landen hun opgave indienen – ook al is dat een ‘nil report’ op het moment dat er in het bewuste jaar geen sprake was van im- of export in één van de categorieën.
VN-transparantie in wet- en regelgeving
Sinds 2002 diende Nederland jaarlijks tijdens de Algemene Vergadering van de VN de resolutie National legislation on transfer of arms, military equipment and dual-use technology. Tussen 2005 en 2013 (het jaar waarin het ATT is aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN) gebeurde dat om het jaar. Laatstelijk heeft Nederland de resolutie in 2016 ingediend. In deze resolutie worden VN-lidstaten opgeroepen om informatie betreffende hun nationale wetgeving op het gebied van wapenexport uit te wisselen.
In het kader van deze resolutie is een elektronische VN-database in het leven geroepen. Hier kunnen de uitgewisselde wetteksten en overige informatie in worden opgenomen en zijn deze gemakkelijk te raadplegen. Inmiddels bevat deze database bijdragen van 65 landen, waaronder Nederland. Met de inwerkingtreding van het ATT is de UNODA-database in eerste instantie complementair aan het Verdrag. Naarmate meer landen Statenpartij worden bij het ATT zal het belang van de UNODA-database relatief afnemen.
Bijlage 1: Afgegeven vergunningen uitvoer van militaire goederen.
Overzichten van de waarde van de in het jaar 2016 afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen per categorie goederen en per land van eindbestemming.
Methodologie
De hierna gemelde waarden zijn gebaseerd op de waarde van de vergunningen voor definitieve uitvoer van militaire goederen, die zijn afgegeven in de periode waarover verslag wordt uitgebracht. De vergunningwaarde geeft de maximum exportwaarde aan, die op het moment van publicatie evenwel niet behoeft te corresponderen met de daadwerkelijk gerealiseerde exporten. Vergunningen voor tijdelijke uitvoer zijn in de rapportage buiten beschouwing gelaten, omdat aan deze vergunningen een verplichting tot wederinvoer is gekoppeld. Hierbij gaat het vooral om zendingen voor demonstratie- of tentoonstellingsdoeleinden. Vergunningen voor proef- of monsterzendingen worden overigens wel opgenomen in de rapportage, omdat vanwege de aard van deze exporten geen verplichting tot wederinvoer wordt opgelegd. Vergunningen voor goederen die na reparatie in Nederland retour worden gezonden, worden evenmin in de rapportage opgenomen. Het moet dan echter wel gaan om eerder vanuit Nederland geleverde goederen, waarvan de waarde bijgevolg in een eerdere rapportage is opgenomen. Opname van deze zogenoemde ‘retour-na-reparatie’ vergunningen zou immers tot dubbeltelling leiden. Om dezelfde reden komen ook vergunningen waarvan de looptijd wordt verlengd niet terug in de rapportage. Hetzelfde geldt ten slotte voor vergunningen die worden vervangen in verband met, bijvoorbeeld, een adreswijziging van de ontvanger. Indien een verlengings- of vervangingsvergunning met een hogere waarde dan de oorspronkelijke vergunning wordt afgegeven, wordt die meerwaarde uiteraard wél gerapporteerd.
Bij de indeling van de vergunningwaarde voor individuele transacties in het overzicht van de waarde per categorie militaire goederen moesten in veel gevallen bijgeleverde reservedelen en installatiekosten als onderdeel van de waarde van complete systemen genoteerd worden. De waarde van vergunningen voor een eerste levering van een systeem wordt vaak gebaseerd op de contractwaarde, waarin ook zaken als installatie en levering van een aantal reservedelen kunnen zijn meegenomen. De waarde van vergunningen voor naleverantie van onderdelen is opgenomen in de categorieën A10 of B10. Ten slotte moest er ten behoeve van het overzicht van de waarde van de afgegeven vergunningen per categorie militaire goederen een keuze worden gemaakt met betrekking tot de indeling van subsystemen. Daarbij is geopteerd voor een uitsplitsing op basis van de vraag in hoeverre een subsysteem als onafhankelijk of multifunctioneel systeem te beschouwen is. Dit is met name van belang voor de indeling van vergunningen voor de uitvoer van militaire elektronica. Indien een dergelijk product slechts een maritieme toepassing kent, zijn de betrokken subsystemen en de onderdelen daarvoor ingedeeld in de categorie A10, als onderdelen voor de categorie A6 ‘oorlogsschepen’. Indien een dergelijk product niet evident aan een van de eerste zeven subcategorieën van de hoofdcategorie A is gekoppeld, zal het zijn ingedeeld in subcategorie B4 of B10.
Tabel 4, Waarde afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 per categorie.
Hoofdcategorie A "Wapens & Munitie" | Waarde [mln. euro's] |
---|---|
1. Tanks | 37,44 |
2. Pantservoertuigen | 7,64 |
3. Groot kaliber wapens (>12,7 mm) | 0,01 |
4. Gevechtsvliegtuigen | - |
5. Gevechtshelikopters | - |
6. Oorlogsschepen | - |
7. Geleide raketten | 0,83 |
8. Klein kaliber wapens (<=12,7 mm) | 0,71 |
9. Munitie en explosieven | 6,07 |
10. Onderdelen en componenten voor "wapens en munitie"20 | 1195,65 |
Totaal Cat. A | 1.248,35 |
Hoofdcategorie B "Overige militaire goederen" | Waarde [mln. euro's] |
1. Overige militaire voertuigen | 32,25 |
2. Overige militaire vliegtuigen en helikopters | - |
3. Overige militaire vaartuigen | 23,52 |
4. Militaire elektronica | 30,32 |
5. ABC-stoffen voor militair gebruik | 0,03 |
6. Militair oefenmaterieel | 3,58 |
7. Producten voor bepantsering en bescherming | 0,36 |
8. Militaire hulp- en productieapparatuur | 3,44 |
9. Militaire technologie en programmatuur | 14,54 |
10. Onderdelen en componenten voor "overige militaire goederen”21 | 59,99 |
Totaal Cat. B | 168,03 |
Totaal Cat. A + B | 1.416,38 |
Tabel 5, Waarde afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer militaire goederen per land van bestemming.
Totaal 2016 [mln euro's] | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Land van bestemming | Cat. A | Specificatie | Cat. B | Specificatie | TOTAAL | ||
Algerije | 0,11 | A10 | 1,17 | B1, B9, B10 | 1,28 | ||
Argentinië | 1,00 | A10 | - | - | 1,00 | ||
Australië | 4,23 | A8, A9, A10 | 3,81 | B4,B6,B9,B10 | 8,04 | ||
Bahama’s | 4,75 | A10 | 0,08 | B10 | 4,83 | ||
Bangladesh | 0,10 | A10 | 0,07 | B10 | 0,17 | ||
België | - | - | 0,15 | B9 | 0,15 | ||
BES eilanden | 0,05 | A8, A9, A10 | - | - | 0,05 | ||
Brazilië | - | - | 0,01 | B10 | 0,01 | ||
Brunei Darussalam | - | - | 0,10 | B10 | 0,10 | ||
Bulgarije | - | - | 0,04 | B9 | 0,04 | ||
Canada | 34,08 | A8, A9, A10 | 0,54 | B4, B9, B10 | 34,62 | ||
Chili | 10,85 | A10 | 0,23 | B1, B9 | 11,08 | ||
China | - | - | 0,70 | B10 | 0,70 | ||
Colombia | 1,53 | A10 | 3,57 | B10 | 5,10 | ||
Curaçao | 0,02 | A8, A9 | - | - | 0,02 | ||
Denemarken | 1,35 | A7,A8,A9,A10 | - | - | 1,35 | ||
Duitsland | 23,81 | A8, A9, A10 | 20,39 | B1,B5,B8,B9, B10 | 44,20 | ||
Egypte | 4,26 | A10 | 0,68 | B10 | 4,94 | ||
Estland | 0,07 | A10 | 2,39 | B1, B4, B7 | 2,46 | ||
Filipijnen | - | - | 0,11 | B7, B10 | 0,11 | ||
Finland | 37,33 | A1, A8, A10 | 4,36 | B1 | 41,69 | ||
Frankrijk | 0,24 | A2,A3,A8,A9,A10 | 6,95 | B4,B8,B9,B10 | 7,19 | ||
Griekenland | 0,26 | A9, A10 | 0,02 | B1, B10 | 0,28 | ||
India | 3,99 | A10 | 2,09 | B9, B10 | 6,08 | ||
Indonesië | 220,48 | A10 | 0,04 | B10 | 220,52 | ||
Israël | 0,44 | A10 | 0,15 | B7, B9, B10 | 0,59 | ||
Italië | 0,02 | A8, A9, A10 | 0,21 | B8, B10 | 0,23 | ||
Jamaica | - | - | 23,43 | B3 | 23,43 | ||
Japan | 139,99 | A10 | - | - | 139,99 | ||
Jordanië | 7,63 | A2 | 1,60 | B1, B7 | 9,23 | ||
Kazachstan | - | - | 0,03 | B7 | 0,03 | ||
Kenia | 16,10 | A10 | - | - | 16,10 | ||
Letland | 0,02 | A10 | - | - | 0,02 | ||
Litouwen | 0,01 | A8, A10 | 0,66 | B1 | 0,67 | ||
Maleisië | 10,11 | A10 | 1,20 | B4, B10 | 11,31 | ||
Marokko | 10,00 | A10 | - | - | 10,00 | ||
Mexico | 330,00 | A10 | 0,02 | B4, B10 | 330,02 | ||
Noorwegen | 5,70 | A8,A9,A10 | 10,64 | B4, B10 | 16,34 | ||
Oeganda | - | - | 0,03 | B7 | 0,03 | ||
Oekraïne | - | - | 0,38 | B5, B10 | 0,38 | ||
Oman | 6,00 | A10 | 4,36 | B4, B8, B10 | 10,36 | ||
Pakistan | - | - | 0,63 | B10 | 0,63 | ||
Panama | - | - | 0,09 | B3 | 0,09 | ||
Polen | 4,04 | A8, A9, A10 | 4,00 | B1, B10 | 8,04 | ||
Portugal | - | - | 0,25 | B6, B10 | 0,25 | ||
Qatar | - | - | 0,03 | B10 | 0,03 | ||
Saoedi-Arabië | 0,02 | A10 | - | - | 0,02 | ||
Singapore | 0,27 | A10 | 2,15 | B4, B7, B10 | 2,42 | ||
Sint Maarten | - | - | 0,03 | B7 | 0,03 | ||
Spanje | 1,08 | A8, A10 | 0,12 | B9, B10 | 1,20 | ||
Taiwan | 16,21 | A10 | 7,00 | B9 | 23,21 | ||
Thailand | 33,95 | A10 | 0,79 | B4, B9, B10 | 34,74 | ||
Tsjechië | 0,26 | A1, A8, A9 | 0,16 | B10 | 0,42 | ||
Turkije | 0,35 | A10 | 15,95 | B7,B8,B9,B10 | 16,30 | ||
Turkmenistan | 0,40 | A10 | - | - | 0,40 | ||
USA | 197,74 | A1,A3,A8,A9,A10 | 15,93 | B4,B6,B7,B8, B9,B10 | 213,67 | ||
VAE | 2,09 | A10 | 1,39 | B7, B10 | 3,48 | ||
Ver. Koninkrijk | 10,15 | A8, A9, A10 | 4,87 | B4,B5,B6,B8, B9,B10 | 15,02 | ||
Vietnam | - | - | 0,21 | B9 | 0,21 | ||
Zuid-Afrika | 0,93 | A10 | 0,13 | B7, B9 | 1,06 | ||
Zuid-Korea | 29,21 | A10 | 9,53 | B7,B8,B9,B10 | 38,74 | ||
Zweden | 1,39 | A8, A9, A10 | 0,04 | B8, B10 | 1,43 | ||
Zwitserland | 0,12 | A8, A9, A10 | 0,68 | B7, B9, B10 | 0,80 | ||
EU/NATO+22 | 75,58 | A10 | 13,84 | B4,B7,B9,B10 | 89,42 | ||
Landen met waarden onder de 10.000 euro:23 | |||||||
Ierland, Namibië, Nieuw-Zeeland, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië en Slowakije | 0,03 | A8, A9, A10 | - | - | 0,03 | ||
Totaal | 1.248,35 | 168,03 | 1.416,38 |
Bijlage 2: Ontwikkeling Nederlandse wapenexport 2007 - 2016
Figuur 2, Waarde afgegeven vergunningen in miljoenen euro’s per jaar.
* Vanaf de rapportage over 2015 wordt in de tabel met de waarde van afgegeven vergunningen voor de definitieve uitvoer van militaire goederen per land van bestemming in plaats van de verzamelpost ‘overige NAVO’ de verzamelpost ‘EU/NAVO+’ gehanteerd voor het weergeven van de waarde van globale vergunningen. Om die reden dient in dit staafdiagram de post ‘Waarvan NAVO’ vanaf 2015 gelezen te worden als ‘Waarvan EU/NAVO+’. In 2016 waren de volgende 28 landen lid van de NAVO: Albanië, België, Bulgarije, Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Kroatië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Turkije, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika en IJsland. Additioneel zijn in de post vanaf 2015 dus ook de waarden voor Australië, Finland, Ierland, Japan, Nieuw-Zeeland, Zweden en Zwitserland opgenomen.
Bijlage 3: Vergunningen groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen
Tabel 6, Overzicht afgegeven vergunningen met transactiewaarde groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen met militair eindgebruik (2016).
Type materieel24 | Waarde (mln.)25
|
Land van eindbestemming |
Eindgebruiker
|
N.v.t. |
|
N.v.t. |
|
Totale afgeronde waarde van betreffende vergunningen | € 0,00 miljoen |
In het jaar 2016 zijn geen vergunningen afgegeven met een transactiewaarde groter dan € 2 miljoen voor dual-use goederen met militair eindgebruik.
Bijlage 4: Realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen
Overzicht van waarden van gerapporteerde realisaties onder Algemene Overdrachtsvergunningen: NL003: Uitvoer naar krijgsmachten van EU-lidstaten.
NL004: Uitvoer naar gecertificeerde bedrijven in de zin van artikel 9 van richtlijn 2009/43/EG.
NL009: Uitvoer naar partijen aangesloten bij het F-35 Lightning II programma.
Tabel 7, Waarde gerapporteerde realisaties definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 onder NL003 (strijdkrachten) per land van bestemming.
Land van bestemming | Waarde (mln.) |
Specificatie |
Denemarken | 3,17 | ML4,5,10,11,17 |
Duitsland | 3,93 | ML5, 10, 11 |
Frankrijk | 9,47 | ML1, 5, 11 |
Griekenland | 0,90 | ML5 |
Italië | 0,52 | ML1, 5, 11 |
Oostenrijk | 0,03 | ML10 |
Polen | 2,49 | ML5 |
Portugal | 0,14 | ML1 |
Roemenië | 0,01 | ML5 |
Tsjechië | 0,43 | ML5, 22 |
Ver. Koninkrijk | 0,51 | ML5 |
Zweden | 0,03 | ML1, 11, 22 |
Totaal | 21,63 |
Tabel 8, Waarde gerapporteerde realisaties definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 onder NL004 (gecertificeerde bedrijven) per land van bestemming.
Land van bestemming | Waarde (mln.) | Specificatie |
België | 2,22 | ML5, 6, 22 |
Denemarken | 0,20 | ML4, 17 |
Duitsland | 12,45 | ML5,6,9,10,11,15,22 |
Frankrijk | 5,74 | ML1, 5, 10, 15 |
Totaal | 20,61 |
Tabel 9, Waarde gerapporteerde realisaties van definitieve uitvoer van militaire goederen in 2016 onder NL009 (F-35 Lightning II) per land van bestemming.
Land van bestemming |
Waarde (mln.) |
Specificatie |
Italië | 0,18 | ML10 |
USA | 26,62 | ML10 |
Totaal | 26,80 |
Bijlage 5: Doorvoer van militaire goederen
Tabel 10, Waarde afgegeven vergunningen voor de doorvoer van militaire goederen in 2016.
Land van bestemming | Cat.A (mln.) |
Specificatie | Cat.B (mln.) |
Specificatie | Totaal |
---|---|---|---|---|---|
Belize | 0,11 | A9 | - | - | 0,11 |
Chili | 1,04 | A9 | - | - | 1,04 |
Curaçao | 0,01 | A8 | - | - | 0,01 |
Ecuador | 0,20 | A9, A10 | - | - | 0,20 |
India | - | - | 0,15 | B10 | 0,15 |
Irak | - | - | 3,52 | B10 | 3,52 |
Jordanië | 0,05 | A9 | - | - | 0,05 |
Oman | 0,18 | A9 | 0,05 | B4 | 0,23 |
Paraguay | 0,30 | A9, A10 | - | - | 0,30 |
Rwanda | - | - | 0,13 | B1 | 0,13 |
Singapore | 0,03 | A8 | - | - | 0,03 |
VAE | 0,26 | A9 | - | - | 0,26 |
Zuid-Afrika | 2,94 | A3 | - | - | 2,94 |
Totaal | 5,12 | 3,85 | 8,97 |
Bijlage 6: Afgewezen vergunningaanvragen
De afgewezen vergunningaanvragen worden ook met EU-partners uitgewisseld uit hoofde van artikel 4 van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, voorheen de EU Gedragscode inzake wapenexport.
Tabel 11, Afgewezen vergunningaanvragen in 2016.
Datum afwijzing |
Land van bestemming | Korte omschrijving | Ontvanger | Eindgebruiker | Reden weigering |
---|---|---|---|---|---|
19-01-2016 | Suriname (doorvoer) |
Handvuurwapens en onderdelen | Surinam Shooting & Supplies N.V. | Surinam Shooting & Supplies N.V. | Criterium 7 |
12-04-2016 | Suriname (doorvoer) |
Vuurwapens met gladde loop | Tomahawk Outdoor Sports N.V. | Tomahawk Outdoor Sports N.V. | Criterium 7 |
09-02-2016 | Egypte | Pantserplaten (t.b.v. demonstratie / testdoeleinden | Engineering for Industries Co. | Landmacht | Criteria 2, 3 en 7 |
26-02-2016 | Servië | Vizierkijkers (t.b.v. de jacht) | REFOT B. | Natuurlijke personen die de goederen zullen gebruiken voor de recreatieve jacht en sport. | Criterium 7 |
04-03-2016 | KSA via Frankrijk | Delen voor sonarkabels | Thales Underwater Systems SAS | Marine | Criterium 4 |
11-03-2016 | Egypte | Bewegingssysteem voor vluchtsimulator | Science & Technology Center of Excellency | Luchtmacht | Criterium 2 |
01-05-2016 | Pakistan via VS | Delen gevechtsvliegtuigen | Intertrade LTD | Luchtmacht | Criterium 2 |
20-04-2016 | KSA (tijdelijke uitvoer) | Draagbare rondzoekradar | Saudi Capabilities Company | Landmacht | Criterium 2 |
10-05-2016 | Thailand (verlenging) | Delen van militaire simulators van houwitsers | Signal Department c/o: CT Link att. Totsaporn | Landmacht | Criteria 2, 3 en 4 |
24-05-2016 | Egypte | Onderdelen bruggenleggers | Comercial Hernando Moreno S L U | Landmacht | Criteria 2 en 7 |
03-06-2016 | Turkije | Subsonische patronen, kaliber 5,56mm | I.M.S. Insaat Makina Sevunma San. ve Tic. Ltd. Sti. | Turkse Special Forces | Criterium 3 |
07-06-2016 | Turkije | Geluidsdempers incl. gereedschap | I.M.S. Insaat Makina Sevunma San. ve Tic. Ltd. Sti. | Turkse Special Forces | Criterium 3 |
16-06-2016 | VAE | Patronen kal. 9mm | Al Tuff International LLC | Strijdkrachten | Criteria 2 en 7 |
16-06-2016 | VAE | Delen F-16 gevechtsvliegtuigen | Airborne Systems FZE. | Luchtmacht | Criterium 2 |
22-06-2016 | Turkije | Kabelbomen voor gevechtshelikopters | Aselsan Electronic Industries Inc. | Luchtmacht | Criterium 3 |
22-06-2016 | Turkije | Kabelbomen voor gevechtshelikopters | Aselsan Electronic Industries Inc. | Luchtmacht | Criterium 3 |
18-07-2016 | VAE via Zwitserland | Delen van militaire simulators voor tanks- en pantservoertuigen | Ruag Schweiz AG | Landmacht | Criterium 2 |
21-07-2016 | VAE | Composiet rotorbladen voor onbemande luchtvaartuigen | Abu Dhabi Autonomous Systems Investments Co LLC | Krijgsmacht | Criterium 2 |
22-08-2016 | Qatar | Delen van commu-nicatiesystemen | Qatar Armed Forces | Landmacht | Criterium 2 |
21-09-2016 | Azerbeidzjan | Traangas- en lichtgranaten | Ministry of Internal Affairs of the Azerbaijan Republic | Ministry of Internal Affairs of the Azerbaijan Republic | Criteria 2 en 4 |
27-09-2016 | VAE | Countermeasure fakkels | Gulf Aerospace Company | Luchtmacht | Criterium 2 |
28-09-2016 | Pakistan | Delen van motoren van F-16 gevechtsvliegtuigen | Aero Precision Industries LLC | Luchtmacht | Criteria 2 en 3 |
03-10-2016 | KSA via Noorwegen | Draagbare rond-zoekradarsystemen incl. toebehoren | Thales Electronic Systems GmbH | Landmacht | Criterium 2 |
11-10-2016 | KSA | Delen van gevechtsvliegtuigen en connectoren voor communicatiesystemen van gevechtsvliegtuigen | Advanced Electronics Company | Luchtmacht | Criterium 2 |
24-10-2016 | VAE | Delen voor communicatieapparatuur | United Arab Emirates Armed Forces | Krijgsmacht | Criterium 2 |
01-11-2016 | VAE | Doorvoer van onderdelen voor NIMR-pantservoertuigen | NIMR Automotive LLC | Krijgsmacht | Criterium 2 |
01-11-2016 | Oekraïne | Schokdempers | LLC Ukranian Armor | Ukranian National Guard | Criteria 3 en 4 |
16-12-2016 | India | Akoestische sensor | Counter Measures Technologies (P) Ltd | National Security Guard | Criteria 3 en 4 |
Bijlage 7: Overtollig defensiematerieel
Tabel 12, Overzicht van door de Staat aan buitenlandse partijen verkocht overtollig defensiematerieel in 2016.
Type materieel
|
Aan/via26
|
Land van eindbestemming | Eindgebruiker
|
76mm munitie |
|
Griekenland |
|
Brandstofwagens |
|
Chili |
|
Schietbuizen M109 |
|
Polen |
|
Leopard reservedelen |
|
Canada en Duitsland |
|
Lynx helikopter reservedelen |
|
VK en Denemarken |
|
Acculaders Leopard 2A6 |
|
Finland |
|
Leopard reservedelen |
|
Spanje |
|
MAG Machine geweren |
|
Finland |
|
Lynx helikopter reservedelen |
|
Zuid-Korea |
|
Leopard 2A6 versnellingsbakken |
|
Nederland |
|
Ambulances |
|
Libanon |
|
Lynx helikopter reservedelen |
|
VK |
|
Alouette III reservedelen |
|
VS |
|
Trucks (divers) en aanhangwagens |
|
Estland |
|
Lynx helikopter reservedelen |
|
VK en Denemarken |
|
Alouette III |
|
VS |
|
Wielvoertuigen (divers) |
|
Litouwen |
|
Apache reservedelen |
|
Griekenland |
|
Lynx helikopter reservedelen |
|
Portugal |
|
Lynx helikopter onderdelen |
|
Duitsland |
|
AIM-9 rocket motors |
|
Denemarken |
|
F-16 brandstoftanks |
|
Denemarken |
|
F-16 ALQ-131 onderdelen |
|
Portugal |
|
C-130 reservedelen |
|
Portugal |
|
Alouette III reservedelen |
|
België |
|
F-16 reservedelen |
|
Noorwegen |
|
AB-412 & F-16 reservedelen |
|
Portugal |
|
|
|
Bijlage 8: Overzicht van communicatie aan de Tweede Kamer
Overzicht van brieven aan de Tweede Kamer en beantwoorde schriftelijke vragen, betreffende het wapenexportbeleid en beleid aangaande dual-use goederen in 2016.
Brieven aan de Tweede Kamer – wapenexportbeleid
02-12-2016, Kamerstuk 22054, nr. 283, Wapenexportbeleid; Brief regering; Toezeggingen naar aanleiding van algemeen overleg Wapenexportbeleid v.w.b. onderzoek Jemen en verduidelijking doorvoerwetgeving
16-11-2016, Kamerstuk 22054, nr. 282, Wapenexportbeleid; Brief regering; Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Jamaica
10-11-2016, Kamerstuk 22054, nr. 280, Wapenexportbeleid; Verslag van een algemeen overleg; Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 25 oktober 2016, over wapenexportbeleid
11-10-2016, Kamerstuk 22054, nr. 278, Wapenexportbeleid; Brief regering; Correctie Jaarrapport wapenexportbeleid 2015
13-07-2016, Kamerstuk 22054, nr. 277, Wapenexportbeleid; Brief regering; Rapport: het Nederlandse wapenexportbeleid in 2015
27-06-2016, Kamerstuk 22054, nr. 276, Wapenexportbeleid; Brief regering; Reactie op toezeggingen gedaan tijdens algemeen overleg Wapenexport d.d. 11 februari 2016 (Kamerstuk 22 054, nr. 274)
24-05-2016, Kamerstuk 22054, nr. 275, Wapenexportbeleid; Brief regering; Afgifte vergunning voor export overtollig defensiematerieel naar Jordanië
31-03-2016, Kamerstuk 22054, nr. 274, Wapenexportbeleid; Verslag van een algemeen overleg; Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 11 februari 2016, over wapenexportbeleid
10-02-2016, Kamerstuk 22054, nr. 269, Wapenexportbeleid; Brief regering; Opvolging toezeggingen exportcontrolebeleid; uitvoering van actiepunten en bewijslast bij verjaring
26-01-2016, Kamerstuk 22054, nr. 267, Wapenexportbeleid; Brief regering; Overzicht van de actuele status van openstaande moties en toezeggingen die verband houden met het wapenexportbeleid t.b.v. het algemeen overleg Wapenexportbeleid op 11 februari 2016
Brieven aan de Tweede Kamer – dual-use
09-11-2016 Kamerstuk 22112, nr. 2240; Brief regering; Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Fiche: Dual-Useverordening.
10-02-2016, Kamerstuk 22054, nr. 268, Wapenexportbeleid; Brief regering; Exportcontrole op honden
Beantwoorde schriftelijke vragen – wapenexportbeleid
06-09-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 3582, Vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Servaes (PvdA) en Jasper van Dijk (SP) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over een uitnodiging aan Saoedi-Arabië voor een Nederlandse defensiebeurs (ingezonden 26 juli 2016).
08-07-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 3146, Vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Jasper van Dijk (SP) en Servaes (PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over een Saoedische delegatie die op uitnodiging van de Koninklijke Marine een Nederlandse wapenbeurs bezoekt (ingezonden 17 juni 2016).
15-06-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 2853, Vragen van de leden Servaes (PvdA) en Sjoerdsma (D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat dertien EU-landen wapens leveren aan Egypte (ingezonden 27 mei 2016).
10-02-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 1472, Vragen van de leden Van Bommel en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over export van militair materieel aan Saudi-Arabië (ingezonden 18 december 2015).
Beantwoorde schriftelijke vragen – dual-use
19-09-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 3567, Vragen van het lid Sjoerdsma (D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het gebruik van in Nederland geregistreerde postbusfirma’s voor de ontwijking van internationale sancties voor het Assad-regime (ingezonden 13 mei 2016).
06-06-2016, Kamervragen (Aanhangsel) 2015-2016, nr. 2748; Antwoord op vragen van de leden Hachchi en Sjoerdsma over levering van 'dual use' goederen (ingezonden 9 december 2015).
02-06-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 2746, Vragen van de leden Teeven en Vuijk (beiden VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingen voor Defensie over het onderzoek naar de export van omstreden goederen door RH Marine Group (ingezonden 30 december 2015).
21-03-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 1957, Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over een rapport over import door IS van onderdelen voor de productie van IED’s (Improvised Explosive Devices- geïmproviseerde bommen) (ingezonden 29 februari 2016).
12-02-2016, Kamervragen (Aanhangsel) 2015-2016, nr. 1470; Antwoord op vragen van de leden Teeven en Vuijk over het onderzoek naar de export van omstreden goederen door RH Marine Group (ingezonden 30 december 2015).
06-01-2016, Kamervragen met antwoord 2015-2016, nr. 1026, Vragen van de leden Hachchi en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over omstreden leveringen van «dual use» goederen (ingezonden 9 december 2015).
Brieven versnelde rapportage
Refererend aan de brief van 10 juni 2011 over het aangescherpte
wapenexportbeleid
(Kamerstuk 2010–2011, 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed
c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de
versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen
naar € 2.000.000,- (Kamerstuk 2011–2012, 22 054, nr. 181) ontving de
Kamer de volgende brieven:
Tabel 13, Overzicht versnelde rapportages.
Kamerstuk | Nummer | Datum | Land |
---|---|---|---|
22 054 | 284 | 24-03-2017 | Thailand27 |
22 054 | 284 | 24-03-2017 | Indonesië28 |
22 054 | 282 | 14-11-2016 | Jamaica |
22 054 | 275 | 23-05-2016 | Jordanië |
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 | |
Vergaderjaar 2016–2017 |
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 284 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2017
Bij het opstellen van het overzicht van de in december 2016 afgegeven vergunningen voor de uit- en doorvoer van militaire goederen is een tweetal vergunningen aangetroffen, die zich op grond van consistentie met eerdere vergunningen leenden voor versnelde rapportage aan uw Kamer.
Het gaat in beide gevallen om apparatuur voor marineschepen. Eerder is dergelijke apparatuur als een «volledig systeem» beschouwd en is uw Kamer conform de in de brief1 van 10 juni 2011 geschetste opzet versneld geïnformeerd over de afgifte van de vergunning.
Derhalve informeren wij uw Kamer alsnog over de afgifte van de betrokken vergunningen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen (PvdA)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
Bijlage 1, versnelde rapportage afgifte vergunning voor Thailand
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 32.737.000, voor de uitvoer van een radar- en C3-systeem naar Thailand.
Een Nederlands bedrijf heeft in december 2016 een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van een radar- en C3-systeem naar Thailand. De goederen zullen worden ingebouwd in een Offshore Patrol Vessel (OPV) voor de Thaise marine.
Eindgebruiker van de goederen, alsmede van de OPV waarin deze worden ingebouwd, is de Thaise marine. De marine zal de OPV gebruiken voor de bescherming en bewaking van de Thaise kust en territoriale wateren. Dit omvat, naast reguliere patrouillewerkzaamheden en piraterijbestrijding, ook zoek- en red-operaties.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
Na de staatsgreep door het leger kondigde het Thaise regime een noodtoestand aan. Er bestaan zorgen over de mensenrechtensituatie, onder meer via inperking van sommige democratische vrijheden. Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat de Thaise marine bij deze mensenrechtenschendingen betrokken is. Wel zijn er berichten dat elementen binnen de Thaise marine in 2015 tijdens de bootvluchtelingencrisis, in incidenteel geval, boten richting volle zee hebben «teruggeduwd». Onder internationale druk is hier echter snel een einde aan gemaakt. Ook Nederland heeft hiervoor expliciet aandacht gevraagd bij de Thaise autoriteiten.
Verder zijn enkele officials (marine, politie, landmacht) die bij mensensmokkel van bootvluchtelingen betrokken waren op non-actief gesteld en/of worden vervolgd. Er is dan ook sprake van een positieve ontwikkeling binnen de Thaise marine.
Gelet op de aard van de goederen, het eindgebruik en de eindgebruiker, wordt er positief getoetst op dit criterium. Het zou niet consequent zijn de Thaise autoriteiten enerzijds op te roepen om snel actie te ondernemen bij het redden van bootvluchtelingen, maar anderzijds hen niet de middelen te bieden die hiervoor nodig zijn. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat deze transactie een negatieve invloed zal hebben op de hierboven geschetste mensenrechtensituatie.
Interne conflicten (criterium 3)
Terugkeer naar democratie zoals voor de coup lijkt op korte termijn waarschijnlijk en de militaire regering heeft de facto absolute macht. Grootschalige maatschappelijke onrust lijkt vooralsnog onwaarschijnlijk. De aard van onderhavige goederen (radar- en C3-systeem) leent zich bovendien niet voor inzet in mogelijke interne conflicten.
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Thailand onderhoudt goede betrekkingen met de meeste buurlanden. Een eerder grensgeschil met Cambodja is via het Internationaal Gerechtshof beslecht. De Thaise marine kent een legitieme veiligheidsbehoefte in de Thaise Golf en de Andaman Zee. Onderhavige transactie draagt bij aan de maritieme veiligheid van de regio. De Thaise marine speelt een belangrijke rol bij de bestrijding van piraterij en het tegengaan van illegale smokkel van mensen en goederen.
Bijlage 2, versnelde rapportage afgifte vergunning voor Indonesië
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 196.425.000,– voor de uitvoer van SEWACO-systemen (SEnsoren, WApensystemen en COmmandosystemen) naar Indonesië.
Een Nederlands bedrijf heeft in december 2016 een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van SEWACO-systemen naar Indonesië. De goederen zullen worden ingebouwd in fregatten voor de Indonesische marine.
Eindgebruiker van de goederen, alsmede van de fregatten waarin deze worden ingebouwd, is de Indonesische marine. De marine gebruikt de betreffende fregatten onder meer ter verdediging van de territoriale wateren van Indonesië en in anti-piraterij-operaties.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
De mensenrechtensituatie in Indonesië kent de nodige aandachtspunten. Bescherming van mensenrechten is (grond-)wettelijk vastgelegd; naleving is echter een punt van aandacht. Er zijn incidenten bekend van mensenrechtenschendingen door militairen in bijvoorbeeld Papua. Het gaat hierbij echter niet om structurele of door de legerleiding gesanctioneerde schendingen. Bovendien is de marine niet betrokken bij de geconstateerde schendingen. Er is dan ook geen verband
tussen de te leveren goederen en mogelijke mensenrechtenschendingen.
Interne conflicten (criterium 3)
In Papua is sprake van interne spanningen. Papua-nationalisten streven naar onafhankelijkheid. Ordehandhaving valt onder de verantwoordelijkheid van de politie, niet onder de verantwoordelijkheid van de marine. Bij interne spanningen waarbij militairen betrokken waren, was de marine niet betrokken. De export van de betreffende goederen zal dan ook niet bijdragen aan een eventuele toename van de interne spanningen.
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Indonesië heeft een aantal lopende grensgeschillen en werkt daarbij aan diplomatieke oplossingen, o.a. via het Internationaal Gerechtshof. In de Zuid-Chinese Zee is al geruime tijd sprake van diverse maritieme geschillen, in het bijzonder over de eilanden in het gebied. De Indonesische marine blijft zijlings betrokken en Indonesië maakt geen directe territoriale claims ten aanzien van de eilanden.
Tweede Kamer der Staten-Generaal |
2 | |
Vergaderjaar 2016-2017 |
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 282 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2016
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van USD$26.400.000,– voor uitvoer van militair materieel naar Jamaica.
Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van twee patrouillevaartuigen naar Jamaica. De schepen worden zonder wapens geleverd en op de schepen zijn funderingen aanwezig waarop alleen wapens met een klein kaliber gemonteerd kunnen worden.
Eindgebruiker van de patrouillevaartuigen is de Jamaicaanse kustwacht. De kustwacht zal de schepen gebruiken t.b.v. maritieme surveillance in de kustgebieden van Jamaica. Dit omvat onder andere operaties om drugshandel, piraterij, en mensenhandel te bestrijden en zoek- en red-operaties.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
De Jamaicaanse regering respecteert over het algemeen de mensenrechten, maar er zijn wel enkele zorgen. Met name de veiligheidssituatie van burgers is zorgwekkend door o.a. de hoge mate van straffeloosheid, corruptie, discriminatie, beperkte en onvoldoende rechtsgang en de slechte behandeling van gedetineerden. Aan de andere kant zijn rechten als vrijheid van meningsuiting en een vrije pers wel gegarandeerd.
Gezien de aard, het eindgebruik en de eindgebruiker van onderhavige goederen (patrouillevaartuigen voor maritieme surveillance door de kustwacht) is het zeer onwaarschijnlijk dat deze transactie een negatieve invloed zal hebben op de hierboven geschetste mensenrechtensituatie.
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Regionaal gezien is Jamaica niet betrokken bij interstatelijke spanningen. Het land heeft echter wel te kampen met grensoverschrijdende criminaliteit en drugshandel. De afgelopen jaren is veel ingezet op het bestrijden van onder meer de cocaïnehandel, wat ervoor gezorgd heeft dat Jamaica minder vaak als doorvoerland wordt gebruikt. Gezien het eindgebruik van onderhavige goederen (patrouillevaartuigen t.b.v. onder andere anti-drugshandel operaties) zouden de goederen positief kunnen bijdragen aan de regionale stabiliteit.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 | |
Vergaderjaar 2015–2016 |
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 275 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2016
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000 (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van
€ 4.750.000 voor uitvoer van overtollig defensiematerieel naar Jordanië.
Het Ministerie van Defensie heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer naar Jordanië van 52 Maverick lucht-grondraketten en toebehoren zoals launchers, trainingsraketten, test sets en reserveonderdelen ter waarde van € 4.000.000 alsmede missiematerieel voor F-16 jachtvliegtuigen (dertig Under Wing Adapters # 15 en dertig Wing Weapon Pylons) ter waarde van € 750.000. Eindgebruiker is de Jordaanse luchtmacht.
Het betreft een eerste levering van een op 17 december 2013 overeengekomen contract met Jordanië voor de levering van 15
F-16 jachtvliegtuigen in de Midlife Update M5-configuratie met missie en overig ondersteunend materieel en de levering van 52 Maverick lucht-grondraketten met een totale transactiewaarde van € 81,5 miljoen, waarover uw Kamer op 25 september 2014 is geïnformeerd door de Minister van Defensie (Kamerstuk 22 054, nr. 232). Jordanië verwerft de Nederlandse F-16 toestellen ter vervanging van eigen, verouderde F-16 toestellen. De eerste levering staat gepland voor augustus/september 2016. De tweede levering, van met name vliegtuigen, staat gepland voor eind 2017.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.¹ Deze toetsing, waarvan hier de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria wordt weergegeven en waarbij vooral de regionale context (criterium 4) goed in ogenschouw is genomen, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:
Mensenrechten (criterium 2)
De mensenrechtensituatie in Jordanië is beter dan in veel andere landen in de regio; in vergelijking is Jordanië stabiel en het overheidsbeleid gematigd. Toch blijft er aanleiding tot zorg. Zorgen bestaan over incidentele slechte behandeling van gevangenen, schending van rechten van Palestijnse vluchtelingen en beperkingen van de persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en van vergadering. Op 21 december 2014 verbrak Jordanië het achtjarig moratorium op de doodstraf door de executie van 11 personen. Nog 113 personen zijn veroordeeld tot de doodstraf in verschillende moordzaken. Jordanië slaagt er onvoldoende in veel beloofde hervormingen door te voeren.
De Jordaanse krijgsmacht is echter niet in verband te brengen met geconstateerde mensenrechtenschendingen. Toetsing aan dit criterium is derhalve positief.
Interne conflicten (criterium 3)
De economische situatie van het land blijft zorgelijk. Veel Jordaniërs zijn ontevreden over de economische omstandigheden. De werkeloosheid is hoog. De burgeroorlog in Syrië en de recente opmars van ISIS in Irak en Syrië heeft een aanzienlijk spillover-effect naar Jordanië. De toestroom van vluchtelingen heeft tot grote schaarste geleid op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en water, en leidt tot een druk op de Jordaanse samenleving.
Ondanks alle turbulentie in de regio is de interne situatie in Jordanië relatief stabiel. De regering doet haar best om de rust en vrede te bewaren en de kans op conflicten is beperkt. Jordanië heeft bovendien een legitieme veiligheidsbehoefte, zeker gezien de huidige steun voor de coalitie tegen ISIS en de – mede daardoor – toegenomen kans op aanslagen. Hoewel er sprake is van verhitte demonstraties, zijn die over het algemeen niet gewelddadig. De Jordaanse krijgsmacht is in de afgelopen jaren ook niet ingezet bij het in bedwang houden van demonstraties. Ook zijn onderhavige goederen niet geschikt om in te zetten tegen de eigen bevolking.
1 GS 2008/944 van 8 december 2008
Regionale stabiliteit (criterium 4)
Jordanië speelt een belangrijke stabiliserende rol in de regio, onder andere bij de Israëlisch-Palestijnse besprekingen als ook inzake Syrië en ISIS. De internationale positie van Jordanië is versterkt toen Jordanië verkozen werd in de VN Veiligheidsraad. De rol van Jordanië bij de opvang van Syrische vluchtelingen heeft het internationale belang van het land tevens doen groeien.
Jordanië stelde zich tot voor kort voorzichtig op richting Syrië en probeerde via politieke weg tot een oplossing te komen. Op 22 september 2014 heeft Jordanië zich aangesloten bij de coalitie tegen ISIS, samen met de VS en een aantal Golfstaten. Begin dit jaar waren in de media beelden te zien hoe ISIS een neergestorte Jordaanse piloot levend verbrandde.
Jordanië heeft een zeer legitieme veiligheidsbehoefte, heeft geen intentie om als agressor op te treden tegen andere landen of een territoriale claim af te dwingen en is onderdeel van een brede internationale coalitie tegen ISIS waaraan ook Nederland deelneemt. Toetsing aan dit criterium is dan ook positief.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 125, nr. 20: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31125-20.html.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 66, 31 125, bijlage 739 187↩︎
Publicatieblad van de Europese Unie Nr. C107 van 09-04-2014 (directe link:http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:C:2014:107:FULL&from=EN)↩︎
De OESO/DAC lijst is een door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling opgestelde lijst van landen die internationale financiële steun ontvangen.↩︎
Staatscourant, jaargang 2016, nr. 36336, gepubliceerd op 8 juli 2016 09:00↩︎
Publicatieblad van de Europese Unie Nr. L 335 van 13-12-2008 vanaf pag.99 (directe link http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:335:0099:0103:nl:PDF)↩︎
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties.↩︎
SIPRI Yearbook 2015↩︎
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:335:0099:0103:nl:PDF↩︎
Achtergrond: EU-lidstaten dienen te consulteren wanneer een EU-lidstaat een vergelijkbare vergunningaanvraag in behandeling heeft, die een andere EU-lidstaat reeds heeft afgewezen.↩︎
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017XG0516(01)&from=EN↩︎
Het EU-jaarrapport gaat in tegenstelling tot deze rapportage niet over het jaar 2016.↩︎
In 2016 is alleen Cyprus vanwege Turkse bezwaren nog geen partij.↩︎
De Initial Elements zijn te vinden op de website van het Wassenaar Arrangement: www.wassenaar.org↩︎
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/03/21/kamerbrief-over-uitwerking-van-het-verbod-op-directe-investeringen-in-clustermunitie.html↩︎
http://thearmstradetreaty.org/index.php/en/resources/reporting↩︎
De subcategorie A10 (onderdelen en componenten voor “wapens en munitie”), betreft zoals meestal vooral leveranties van onderdelen van gevechtsvliegtuigen en gevechtshelikopters aan de fabrikanten van zulke systemen in de Verenigde Staten en leveranties van onderdelen van tanks en andere militaire gevechtsvoertuigen aan de Duitse fabrikant van zulke systemen. Dit jaar golden ook twee vergunningen met een totale waarde van meer dan € 139 miljoen voor delen van F-35 gevechtsvliegtuigen naar Japan als subcategorie A10 en vielen in deze subcategorie ook vergunningen voor delen (componenten, modulen) van marineschepen voor Indonesië (€ 220,5 miljoen) en Mexico (€ 330,0 miljoen).↩︎
De subcategorie B10 onderdelen en componenten voor “overige militaire goederen” bestaat ook in deze verslagperiode uit een veelheid van kleinere leveranties van delen van militaire elektronica en delen van militaire vlieg- en voertuigen.↩︎
De post “EU/NAVO+” heeft doorgaans betrekking op vergunningen voor de uitvoer van onderdelen vallende onder de subcategorie A10, waarbij meerdere EU-lidstaten, NAVO-partners (excl. Turkije) of Australië, Nieuw-Zeeland, Japan of Zwitserland als eindbestemming zijn toegestaan. In de praktijk wordt dit type vergunning gebruikt bij de toeleverantie van onderdelen aan producenten die uit voorraad willen kunnen leveren aan de op de vergunning als eindgebruikers vermelde NAVO-afnemers.↩︎
In Nederland is ook de uitvoer van pistolen of geweren voor sport- of jachtdoeleinden vergunningplichtig. Indien zulke vuurwapens voor langere tijd in het buitenland zullen verblijven, ook als deze meereizen met de eigenaar, zal een vergunning voor definitieve uitvoer aangevraagd moeten worden. Een deel van de uitvoer naar de in de opsomming vermelde bestemmingslanden, waarvoor de totale vergunningwaarde de 10.000 euro niet overschreed, heeft betrekking op dergelijke uitvoertransacties.↩︎
Indien dual-use goederen bedoeld zijn voor inzet door leger, politie of veiligheidsdiensten van het land van eindbestemming, wordt de aanvraag getoetst aan de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport.↩︎
Het vermelde bedrag representeert de waarde van de in 2016 afgegeven vergunningen. Daadwerkelijke leverantie van de goederen heeft niet in alle gevallen in 2016 plaatsgevonden. Verlengingen van vergunningen zijn hier niet opnieuw vermeld.↩︎
De verkoop van overtollig defensiematerieel vindt soms plaats aan de oorspronkelijke producent. Soms is verkoop van overtollig defensiematerieel ook mogelijk via een particulier bedrijf ten behoeve van een bij de verkoop reeds bekende en geaccordeerde eindgebruiker, dan wel aan een particulier bedrijf voor eigen gebruik. Een andere mogelijkheid is nog verkoop aan een particulier bedrijf in een ander EU/NAVO+ land, waarbij de exacte eindbestemming en eindgebruiker van het materieel nog niet bekend zijn. In dat geval wordt via een Internationaal Importcertificaat vastgelegd dat eventuele (weder-)export onder de controle van het betreffende EU/NAVO+ land zal staan.↩︎
Hoewel deze brief in het jaar 2017 aan de Kamer is toegezonden, heeft deze (zoals aangegeven in hoofdstuk 6) betrekking op een vergunning die in het jaar 2016 zijn afgegeven. Om die reden is de betreffende brief in dit overzicht opgenomen.↩︎
Hoewel deze brief in het jaar 2017 aan de Kamer is toegezonden, heeft deze (zoals aangegeven in hoofdstuk 6) betrekking op een vergunning die in het jaar 2016 zijn afgegeven. Om die reden is de betreffende brief in dit overzicht opgenomen.↩︎