[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D18063, datum: 2018-03-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overeenkomst tussen de regeringen van de Benelux-Staten en de regering van Azerbeidzjan inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van dienstpaspoorten; Brussel, 23 november 2017 (2018D18062)

Preview document (šŸ”— origineel)


Overeenkomst tussen de regeringen van de Benelux-Staten en de regering van Azerbeidzjan inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van dienstpaspoorten; Brussel, 23 november 2017 (Trb. 2017, 196).

TOELICHTENDE NOTA

  1. Algemeen

De Overeenkomst tussen de regeringen van de Benelux-Staten en de regering van Azerbeidzjan inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van dienstpaspoorten, (hierna te noemen: het Verdrag) heeft als doel om houders van dienstpaspoorten van Azerbeidzjan en de Benelux-Staten, visumvrij toegang te geven tot elkaars grondgebied voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen.

Welke nationaliteiten een visum nodig hebben om de EU ā€“ met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland - in te reizen en welke niet, is geregeld in Verordening 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 (PbEU 2001, L 81). Op basis van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van deze verordening, kunnen de EU-Lidstaten hier zelfstandig van afwijken ten aanzien van onder meer houders van dienstpaspoorten. De Benelux-Staten doen dit tezamen op grond van de op 11 april 1960 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk BelgiĆ« en het Groothertogdom Luxemburg inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied (Trb. 1960, 40). De Benelux-Staten bepalen in overleg met elkaar met welke landen onderhandelingen worden gestart en welke van de Benelux-Staten daarin het voortouw neemt. Als de Europese Commissie van de Raad een mandaat krijgt om over het desbetreffende onderwerp te onderhandelen, moeten de Benelux-Staten op grond van artikel 4.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie hun eigen initiatieven beĆ«indigen.

In Benelux kader zijn al verscheidene verdragen inzake de afschaffing van de visumplicht voor houders van diplomatieke en/of dienstpaspoorten tot stand gekomen, bijvoorbeeld laatstelijk met Kazachstan (Trb. 2015, 58).

De onderhandelingen met Azerbeidzjan over het Verdrag zijn gevoerd door BelgiĆ«. Hoewel in het Verdrag de regeringen van de vier Staten als partijen worden genoemd, zal het Verdrag gelden tussen de Staten. Houders van diplomatieke paspoorten vallen niet onder het Verdrag, zij zijn al visumvrij op basis van de op 29 november 2013 gesloten Visumfacilitatieovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan (PbEUĀ 2014, L 128). Na sluiting van de Visumfacilitatieovereenkomst hebben de Azerbeidzjaanse autoriteiten aan de Benelux-Staten gevraagd om de vrijstelling van de visumplicht uit te breiden tot de dienstpaspoorthouders. De onderhandelingen zijn gestart nadat Azerbeidzjan een EU-Terug- en Overnameovereenkomst (EU-T&O) heeft gesloten (PbEU 2014, L 128), die gelijktijdig met de EU-Visumfacilitatieovereenkomst, met ingang van 1 september 2014 in werking is getreden. De onderhandelingen met Azerbeidzjan over een Benelux Terug- en overname protocol ter uitvoering van de EU-T&O zijn in een vergevorderd stadium. Er zijn geen problemen in de uitvoeringspraktijk op terug- en overnameterrein met Azerbeidzjan. Tevens voldoet Azerbeidzjan aan de volgende relevante criteria voor verdragen ter afschaffing van de visumplicht voor houders van dienstpaspoorten:

  • ten aanzien van documentveiligheid heeft een technische analyse uitgewezen dat de dienstpaspoorten van Azerbeidzjan voldoen aan de normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie,

  • het aantal in omloop zijnde Azerbeidzjaanse dienstpaspoorten is redelijk te noemen (ca. 4500) en

  • het afgiftebeleid is duidelijk en neergelegd in presidentieel decreet No 391 d.d. 3 maart 2011.

In Benelux kader is afgesproken dat het niet meer opportuun is om Visumafschaffingsovereenkomsten met een initiƫle looptijd van een jaar af te sluiten, zoals bij de eerder door de Benelux-Staten afgesloten Visumafschaffingsovereenkomsten. Daarop zijn de inwerkingtredingsbepaling en procedure herzien. Vanaf dit moment wordt in de inwerkingtredingsbepaling van een Visumafschaffingsovereenkomst geen beperking in de looptijd van het verdrag opgenomen.

Naar het oordeel van de regering bevat dit Verdrag een aantal ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan een rechtssubject rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft met name de artikelen 3, 4, en 5 van het Verdrag.

  1. Artikelsgewijze toelichting

Hieronder worden de artikelen uit het Verdrag toegelicht.

Artikel 1: Definities

Artikel 1 definieert de begrippen ā€˜Benelux-Statenā€™ evenals ā€˜Benelux-gebiedā€™: waarbij wordt aangegeven dat het gaat om het gezamenlijke grondgebied in Europa. Op basis van artikel 14 kan de werking van het Verdrag worden uitgebreid tot het Caribische deel van Nederland en de andere landen van het Koninkrijk (zie ook hieronder bij artikel 13).

Artikel 2: Bevoegde autoriteiten

Dit artikel wijst de bevoegde autoriteiten aan, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Voor het Koninkrijk der Nederlanden is dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 3: Afschaffing van de visumplicht

Azerbeidzjaanse dienstpaspoorthouders hebben zonder visum toegang tot de Benelux-Staten en mogen daar maximaal 90 dagen gedurende een periode van 180 dagen verblijven. De periode van maximaal 90 dagen uit 180 dagen is conform de definitie van kort verblijf die geĆÆntroduceerd is in Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordeningen (EG) nr. 1683/95 en (EG) nr. 539/2001 van de Raad en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810 / 2009 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182).

Anderzijds hebben dienstpaspoorthouders van de Benelux-Staten visumvrij toegang tot Azerbeidzjan en mogen zij daar maximaal 90 dagen verblijven.

Artikel 4: Geaccrediteerde vertegenwoordigers

In geval een dienstpaspoorthouder wordt geplaatst op een ambassade of consulaat van de andere partij, zal deze schriftelijk worden aangemeld en gedurende zijn plaatsing visumvrij kunnen binnenkomen, verblijven en vertrekken. Partijen verbinden zich om de bij accreditatie geldende regelingen te respecteren.

Artikel 5: Weigering van toegang

Ondanks sluiting van het Verdrag kunnen beide partijen de toegang weigeren aan een dienstpaspoorthouder van de andere partij als deze als ongewenste vreemdeling wordt beschouwd of als de aanwezigheid van de desbetreffende persoon wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid.

Artikel 6: toepassing van de wetten

Voor zover het niet in het Verdrag is geregeld, blijven alle nationale wetten en regelingen alsmede EU-verordeningen gelden die betrekking hebben op toegang, verblijfsduur, verblijf, uitzetting en tewerkstelling.

Artikel 7: Documentatie

Indien een van de partijen nieuwe of gewijzigde dienstpaspoorten in omloop brengt, zal deze de andere partijen tijdig ā€“ in beginsel minimaal 60 dagen tevoren - specimens hiervan sturen, evenals de bijbehorende technische specificaties.

Artikelen 8 tot en met 13

De artikelen 8 tot en met 13 bevatten bepalingen over het oplossen van geschillen, de procedure voor wijziging van het Verdrag, de depositaris, inwerkingtreding, opzegging, schorsing en de territoriale toepassing. Op grond van artikel 13 zal de depositaris in kennis worden gebracht van de uitbreiding van het Verdrag tot Caribisch Nederland.

  1. Koninkrijkspositie

Het Verdrag wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk der Nederlanden.
Op grond van artikel 13 kan het Verdrag worden uitgebreid tot Aruba, CuraƧao en Sint Maarten.
De regering van CuraƧao heeft aangegeven medegelding wenselijk te achten. De regeringen van Aruba en Sint Maarten beraden zich nog over de wenselijkheid van medegelding. Derhalve zal dit Verdrag, vooralsnog, gelden voor het Europese deel en het Caribische deel van Nederland en voor CuraƧao.

De Minister van Buitenlandse Zaken