Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2018
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2018
Jaarverslag
Nummer: 2019D14770, datum: 2019-05-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35200-XIII-1).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Mede ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35200 XIII-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2018.
Onderdeel van zaak 2019Z07220:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-05-15 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-21 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-05-22 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-05-23 14:00: Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2018, deel LNV (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-05-23 14:00: Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2018, deel EZK (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-12 10:00: Jaarverslag en Slotwet ministerie van Economische Zaken en het Diergezondheidsfonds (XIII) (deel EZK) voor het jaar 2018 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-19 13:20: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 200 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2018
Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT (XIII), HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN DIERGEZONDHEIDSFONDS (F) 2018
Aangeboden 15 mei 2019
Inhoudsopgave
A. | ALGEMEEN | 5 | |
1. | Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening | 5 | |
2. | Leeswijzer | 8 | |
B. | BELEIDSVERSLAG | 12 | |
3. | Beleidsprioriteiten | 12 | |
4. | Beleidsartikelen | 37 | |
1 Goed functionerende economie en markten | 37 | ||
2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 44 | ||
3 Toekomstfonds | 63 | ||
4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering | 69 | ||
5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen | 87 | ||
6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | 94 | ||
7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit | 106 | ||
8 Natuur en biodiversiteit | 107 | ||
5. | Niet-beleidsartikelen | 112 | |
40 Apparaat EZK | 112 | ||
41 Nominaal en Onvoorzien EZK | 117 | ||
42 Apparaat LNV | 118 | ||
43 Nominaal en Onvoorzien LNV | 120 | ||
6. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 121 | |
C. | JAARREKENING | 125 | |
7. | Departementale verantwoordingsstaat | 125 | |
8. | Samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen | 127 | |
9. | Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2018 | 129 | |
Agentschap Telecom (AT) | 132 | ||
Dienst ICT Uitvoering (DICTU) | 142 | ||
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) | 150 | ||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) | 157 | ||
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) | 168 | ||
10. | Saldibalans | 178 | |
11. | WNT-verantwoording 2018 | 192 | |
D. | JAARVERSLAG DIERGEZONDHEIDSFONDS (F) | 202 | |
12. | Beleidsverslag Diergezondheidsfonds | 202 | |
13. | Bedrijfsvoeringsparagraaf Diergezondheidsfonds | 216 | |
14. | Jaarrekening Diergezondheidsfonds | 218 | |
15. | Saldibalans Diergezondheidsfonds | 219 | |
E. | BIJLAGEN | 222 | |
Bijlage 1: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak | 222 | ||
Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek | 231 | ||
Bijlage 3: Externe inhuur | 249 | ||
Bijlage 4: Europese geldstromen | 250 | ||
Bijlage 5: Rapportage burgerbrieven | 263 | ||
Lijst van afkortingen | 267 |
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij, mede namens de Staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2018 aan, alsmede het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het Diergezondheidsfonds (F) over het jaar 2018.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer over:
a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;
b. de bijgehouden administraties van het Rijk;
c. de financiële informatie in de jaarverslagen;
d. de betrokken saldibalansen;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in de jaarverslagen opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslagen samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
C.J. Schouten
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Tweede Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Eerste Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. LEESWIJZER
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Opbouw jaarverslag;
2. Ondergrenzen toelichtingen;
3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
4. Groeiparagraaf;
5. Motie Schouw en motie Hachchi c.s..
1. Opbouw jaarverslag
In het begrotingsjaar 2018 is sprake van een EZK-begroting, met naast een begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een aparte begrotingsstaat voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het DGF (zie ook de nota van wijziging; Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 8).
Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, het jaarverslag van het Diergezondheidsfonds (DGF) en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2018 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van EZK, LNV en het DGF.
Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de EZK-begroting 2018. Naast een macro-economisch beeld worden in het beleidsverslag de prioriteiten van EZK voor 2018 toegelicht. Dit gebeurt via twee blokken:
1. Duurzaam Nederland en
2. Ondernemend Nederland
a. Innovatie stimuleren;
b. Digitalisering versnellen;
c. De juiste randvoorwaarden creëren.
Vervolgens volgt er een verantwoording over de beleidsagenda van het LNV deel. Dit gebeurt aan de hand van vier blokken:
1. Duurzame agroketens en een veilig voedselsysteem
2. Positie van boeren, tuinders en vissers
3. Natuur
4. Voortgang op diverse dossiers
De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2018 (Kamerstuk 34 550 XIII, nrs. 1 en 2) en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld (https://www.rbv.minfin.nl/2019). Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar. In beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) is net als in de begroting 2018 een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord.
De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK en het Ministerie van LNV. Het jaarverslag van het DGF bevat een separate bedrijfsvoeringsparagraaf.
De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaten, de samenvattende verantwoordingsstaten inzake de agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en de WNT-verantwoording.
Het jaarverslag van het DGF bestaat uit een beleidsverslag (inclusief een bedrijfsvoeringsparagraaf) en een jaarrekening (verantwoordingsstaat DGF en een saldibalans). De apparaatsuitgaven voor de uitvoering van het DGF zijn deels opgenomen bij het moederdepartement (beleidsartikel 6).
De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Europese geldstromen, Rapportage burgerbrieven en een lijst van afkortingen.
2. Ondergrenzen toelichtingen
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2018 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 en < 1.000 | 5 | 10 |
=> 1.000 | 10 | 20 |
In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.
De beleidsartikelen 2 (Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen) en 8 (Natuur en biodiversiteit) zijn in de huidige vorm voor het eerst verschenen in de begroting 2017 (zie ook de toelichting in de leeswijzer van de begroting 2017). Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen met ingang van 2017.
3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens
Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2019 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Van een aantal indicatoren zijn de realisatiegegevens over 2018 nog niet bekend. In die gevallen is de meest recente realisatie opgenomen.
4. Groeiparagraaf
In het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag van EZ 2017 van 20 juni 2018 werd van de zijde van de Kamer aangedrongen op verdere verbetering van de informatie bij begrotingsreserves. Naar aanleiding hiervan heeft de Minister van EZK toegezegd in zowel de begroting als in jaarverslag aan te geven welk deel van de reserves wordt aangehouden voor reeds aangegane verplichtingen. Tot op heden gebeurde dit uitsluitend in de begroting.
5. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZK is één specifieke aanbeveling gedaan. De Europese Commissie stelt in de budgettaire aanbeveling voor om met budgettair en structureel beleid de publieke en private investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie te verhogen, met inachtneming van de budgettaire middellangetermijndoelstelling. Het kabinet onderschrijft het belang van publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie voor toekomstige economische groei, de aanpak van maatschappelijke uitdagingen en het bewerkstelligen van wetenschappelijke doorbraken. Het kabinet wil daarom zicht houden op de doelstelling voor R&D- investeringen in Nederland van 2,5% bbp en heeft daarom reeds beleid ingezet in lijn met deze voorgestelde aanbeveling. Het kabinet investeert vanaf 2020 structureel € 400 mln extra in fundamenteel en toegepast onderzoek, plus een incidentele investering in de onderzoeksinfrastructuur. Ook bevat het Regeerakkoord een aantal meer structuur-georiënteerde beleidsveranderingen die nog worden uitgewerkt, onder andere door de sterkere focus van de topsectoren op de economische kansen van maatschappelijke thema's en sleuteltechnologieën, en de voortzetting van het Techniekpact. Voorts zorgt de Nationale Wetenschapsagenda voor structurele aandacht voor maatschappelijke uitdagingen en wetenschappelijke doorbraken. Tezamen verhoogt dit de publieke investeringen in R&D en draagt het bij aan excellente wetenschap, waarbij een deel van de publieke investeringen ook een hefboomwerking zal hebben op private R&D-investeringen.
Voor de beleidsterreinen van LNV zijn er in 2018 geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan door de Europese Commissie.
Motie Hachchi c.s.
Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Voor het opnemen van deze uitgaven in de budgettaire tabellen geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven (realisatie) van EZK voor Caribisch Nederland in 2018 bedroegen € 6,7 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1 (€ 0,7 mln), 2 (€ 2,9 mln) en 4 (€ 3,0 mln).
De totale uitgaven (realisatie) van LNV voor Caribisch Nederland in 2018 bedroegen € 1,1 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 6 (€ 0,4 mln) en 8 (€ 0,7 mln). De bijdrage in artikel 6 betreft een bijdrage aan BES Saba vanuit de Regio Envelop.
Overgangsrecht Compatibiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.
3.2 – 3.4 | 19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid |
3.5 | 22, eerste lid; 26, eerste lid |
3.8 | 58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid |
3.9 | 58, eerste lid, onderdeel b en c |
2.37 | 60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid |
2.35 | 61, tweede tot en met vierde lid |
2.40 | 64 |
7.12 | 82, eerste lid; 83, eerste lid |
7.14 | 82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid |
B. BELEIDSVERSLAG
3. BELEIDSPRIORITEITEN
Beleidsprioriteiten Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Inleiding
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) werkt aan een duurzaam en ondernemend Nederland. Een duurzaam Nederland, omdat de effecten van klimaatveranderingen groot en steeds meer zichtbaar zijn. Daarom heeft de transitie naar een duurzame, CO2-neutrale economie prioriteit. Een ondernemend Nederland, omdat we zo ons verdienvermogen kunnen versterken. Daarom stimuleren we innovatie en creëren we de juiste randvoorwaarden voor ondernemers om tot bloei te komen. Dat doet EZK niet alleen, maar samen met alle betrokken partijen. Omdat effectief en gedragen beleid vraagt om goede samenwerking. Dat is waar EZK zich in 2018, in lijn met het Regeerakkoord, voor heeft ingezet.
2018 was een goed jaar voor de Nederlandse economie. De Nederlandse economie groeide met 2,7% en behoorde daarmee tot de voorhoede van het eurogebied. Het groeicijfer was minder sterk dan voorgaande jaren, maar in lijn met de verwachtingen. De werkgelegenheid groeide in 2018 het sterkst in tien jaar tijd. De werkloosheid daalde naar 3,8%. De vacaturegraad, een belangrijke indicator voor arbeidsmarktkrapte, overtrof het niveau van vóór de economische crisis.
Economische groei stelt ons in staat om onze welvaart te vergroten en de publieke voorzieningen, waar we allemaal aan hechten, mee te financieren. Het heeft een positief effect op onze kwaliteit van leven en op onze levensverwachting. Het is wereldwijd het beste medicijn gebleken tegen armoede, kindersterfte, grondvervuiling en maatschappelijke problemen. Positieve groeicijfers zijn dus belangrijk, maar geen doel op zich. Economische groei is een middel om de brede welvaart te verhogen.
Dit vertaalt zich bijvoorbeeld in inspanningen om de economische groei op de lange termijn te vergroten en tegelijkertijd de CO2-uitstoot te verlagen. Wat EZK betreft gaan beide doelen hand in hand. Groei is geen synoniem voor méér, maar voor béter. Voor vooruitgang.
Duurzaam Nederland
De aarde warmt op en ons klimaat verandert. Een transitie naar een duurzame, CO2-neutrale economie is nodig om deze ontwikkeling en de impact ervan te beperken. In het Akkoord van Parijs is afgesproken de gemiddelde opwarming van de aarde ruim onder de 2°C te houden ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, en te streven naar een opwarming van 1,5°C. Het ambitieuze doel van het kabinet is om de uitstoot van broeikasgassen met 49% te reduceren in 2030, waarmee het verder gaat dan de toezegging van de EU van 40% in 2030. En in Europa pleiten we voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Ook in 2018 heeft EZK beleid gevoerd dat invulling geeft aan deze ambitie.
Klimaatakkoord
In 2018 is gewerkt aan een breed gedragen Klimaatakkoord dat invulling geeft aan de doelstelling van het kabinet van 49% broeikasgasreductie in 2030. Honderden partijen zijn hierbij betrokken: overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hebben onderhandeld aan de tafels mobiliteit, industrie, gebouwde omgeving, elektriciteit en landbouw & landgebruik. Ook naast de tafels zijn er vele gesprekken gevoerd om zorgen, wensen en beelden op te halen. Veel verschillende partijen aan de tafels onderschrijven de kabinetsambitie. Dit alles heeft geresulteerd in het ontwerp-Klimaatakkoord dat op 21 december aan de Minister van EZK is aangeboden.1 Op alle tafels liggen voorstellen die gezamenlijk de transitie naar een duurzame, CO2-neutrale economie moeten inzetten. Dit ontwerp-Klimaatakkoord is ter doorrekening van onder andere de verwachte uitstootreductie en budgettaire en inkomenseffecten aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB) gestuurd. Na een politieke weging hiervan moet dit in 2019 leiden tot een definitief Klimaatakkoord.
Gaswinning Groningen
In 2018 is besloten om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te beëindigen.2 Hierbij is een afweging gemaakt tussen veiligheid en leveringszekerheid. Het besluit betekent dat de grote gasverbruikers verplicht worden om over te schakelen. Verder heeft het kabinet besloten tot de bouw van een stikstoffabriek in Zuidbroek om de vraag naar Groningengas versneld af te bouwen. En mede om uitvoering te geven aan dit besluit heeft het kabinet een Akkoord op Hoofdlijnen gesloten met Shell en Exxon.3
Voor de bewoners van het aardbevingsgebied is schadeafhandeling, versterking en toekomstperspectief het belangrijkst. Daarom is gekozen om de schadeafhandeling onafhankelijk van de NAM te organiseren. Bewoners kunnen sinds 19 maart 2018 voor fysieke schade aan woningen terecht bij de onafhankelijke Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen.4 Het wetsvoorstel Instituut Mijnbouwschade, dat de definitieve publiekrechtelijke organisatie van schadeafhandeling moet regelen, is aan de Raad van State aangeboden. In november hebben Rijk en regio het plan van aanpak vastgesteld voor de nieuwe versterkingsaanpak, om woningen in Groningen aardbevingsbestendig te maken. Tot slot is in 2018 met de provincie Groningen en de tien gemeenten in het aardbevingsgebied overeenstemming bereikt over een Nationaal Programma Groningen met een perspectief tot 2040. Hierin wordt in totaal € 1,15 mld geïnvesteerd.
Energieakkoord 2020
In 2018 is onverminderd doorgewerkt aan het uitvoeren van de afspraken uit het Energieakkoord. Om de doelen binnen bereik te houden heeft het kabinet in de Uitvoeringsagenda 2018 extra maatregelen met de Energieakkoord-partners afgesproken.5 Om het doel van 100 Petajoules (PJ) extra energiebesparing alsnog te realiseren is onder meer afgesproken dat de energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen in de Wet Milieubeheer wordt aangevuld met een informatieplicht. Bedrijven en instellingen worden verplicht aan te geven welke energiebesparende maatregelen zij genomen hebben. Met deze informatie kan bevoegd gezag gerichter, en dus effectiever en efficiënter handhaven. Deze informatieplicht moet per 1 juli 2019 van kracht zijn. Verder hebben energie-intensieve bedrijven plannen ingediend om voor ruim negen PJ te besparen. En om tien PJ in de gebouwde omgeving te besparen is de regelgeving voor het verbruikskostenoverzicht aangepast, zodat energieleveranciers hun klanten vaker en beter inzicht kunnen geven in hun energieverbruik en besparingsmogelijkheden.
Verduurzaming industrie
In 2018 is de Subsidieregeling Beleidsexperiment CO2-reductie Industrie opengesteld voor kosteneffectieve pilot- en demonstratieprojecten die zorgen voor CO2-reductie in de industrie. Het totale budget is € 17,5 mln, waarvan € 9,1 mln aan verplichtingen is aangegaan en het restant wordt doorgeschoven naar 2019 ten behoeve van CO2-reductie van de industrie. Ook is, met een bijdrage van in totaal € 11 mln van EZK, de bouw van het Circulair Steam Project van de chemiebedrijven LyondellBasell en Covestro op de Maasvlakte van start gegaan. Hierbij zullen de eigen afvalstromen benut worden als nieuwe energiebron, wat jaarlijks tot 140.000 ton CO2-reductie en 0,9 PJ energiebesparing moet leiden.
Circulaire economie
In het kader van het Rijksbrede programma Circulaire Economie is in 2018, in samenwerking met I&W, BZK en LNV, het nationale uitvoeringsprogramma circulaire economie 2019–2023 opgesteld. EZK heeft vooral een rol in de uitvoeringsagenda’s biomassa & voedsel, kunststoffen, en de maakindustrie. In 2018 heeft EZK een eerste portfolio van vijf projecten ondersteund en de grondstoffenscanner ontwikkeld waarmee bedrijven voor hun grondstoffen de kwetsbaarheden in de keten kunnen vinden.
Warmtewet
In 2018 is de parlementaire behandeling van de wijziging van de Warmtewet afgerond.6 Met de wijzigingen worden knelpunten in onder meer de tariefregulering weggenomen, die naar voren kwamen in de evaluatie van de warmtewet in 2016.
Energie-innovatie
EZK stimuleert innovaties op het gebied van energie. In 2018 zijn verschillende innovatieprojecten toegewezen binnen de TKI-tenders van de Topsector Energie, de Hernieuwbare Energieregeling (HER) en de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI). Het gaat om toegepaste onderzoeksprojecten, en pilot- en demonstratieprojecten op het terrein van energiebesparing en hernieuwbare energieproductie. Ook is in 2018 extra ingezet op thema’s als bijvoorbeeld waterstof, waardoor een aantal unieke pilotprojecten van de grond zijn gekomen. Verder is de beleidsevaluatie van de energie-innovatieregelingen naar de Tweede Kamer gestuurd.7 De belangrijkste aanbevelingen zijn in 2018 nader uitgewerkt en zullen in 2019 tot een optimalisering van de regelingen leiden. Daarnaast is in 2018 gewerkt aan een Integrale Kennis- en Innovatieagenda waarin de nieuwe innovatieprioriteiten zijn opgenomen in de vorm van meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s). In internationaal verband zijn onderhandelingen voor een nieuw Europees innovatiefonds gestart en zijn mede dankzij de inzet van Nederland een aantal belangrijke Europese plannen tot samenwerking op het terrein van innovatie opgesteld en aangenomen, zowel overkoepelend als op deelterreinen als windenergie op zee.
Wind op Zee
In het eerste kwartaal van 2018 heeft de tender voor kavel I en II van Windpark Hollandse Kust (zuid) plaatsgevonden. Dit is de eerste tender waarvoor geen SDE-subsidie beschikbaar was gesteld, en waar de selectie van de winnaar door middel van een zogenaamde vergelijkende toets heeft plaatsgevonden.8 In december is de tenderregeling voor de kavels III en IV voor Hollandse Kust (zuid) gepubliceerd, eveneens zonder subsidie. Daarnaast is in het najaar het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Windenergie op Zee aan de Kamer aangeboden, die het kader gaat vormen voor de tenders voor 2020 en verder.9 Voor de uitvoering van de routekaart windenergie op zee 2030, is in 2018 een verkenning uitgevoerd naar opties voor de afvoer van de opgewekte energie van wind op zee, met een brede betrokkenheid van provincies, gemeenten, het Vlaamse Gewest, belangenorganisaties en het bedrijfsleven. Er is niet alleen gekeken naar verbindingen met elektriciteitskabels en aanlandpunten maar ook naar «onconventionele opties» zoals omzetting naar waterstof op zee. De verkenning heeft geresulteerd in een eerste selectie van mogelijke kabeltracés en aansluitpunten.
Investeringssubsidie duurzame energie
Met de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) zijn investeringen in kleinschalige duurzame warmte productie installaties ondersteund. Het subsidiebudget van € 100 mln werd overvraagd. Daarom is besloten om het budget met € 8 mln op te hogen en daarmee alle ingediende aanvragen te kunnen honoreren. Het verhoogde ISDE-budget in 2020 zal leiden tot 0,8 PJ additionele energiebesparing ten opzichte van de verwachte energiebesparing in de NEV 2017.10
Ondernemend Nederland
Nederland is een van de meest concurrerende en innovatieve landen van de wereld: we staan op plek zes in de Global Competitiveness Index en in de Global Innovation Index op de tweede plaats. Willen we die posities behouden, of zelfs versterken, dan zal ons bedrijfsleven zich continu moeten blijven ontwikkelen. De wereld om ons heen doet dat namelijk ook. Dat geldt over de gehele linie: van startups tot het midden- en kleinbedrijf, familiebedrijven en multinationals. Het EZK-beleid was er daarom op gericht al die ondernemers de ruimte te geven om tot vernieuwing te komen. Zo heeft EZK beleid gevoerd om innovatie te stimuleren, digitalisering te versnellen en de juiste randvoorwaarden te creëren met bijvoorbeeld het MKB-actieplan, Invest-NL, het ondernemers- en vestigingsklimaat, Techniekpact en Europese en regionale samenwerking.
Innovatie stimuleren
Missiegedreven en Innovatiebeleid met impact
Voortbouwend op de publiek-private samenwerking in de Topsectorenaanpak is in 2018 het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid geïntroduceerd.11 Daarin ligt een sterkere focus op de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën. Door de missiegedreven aanpak worden de krachten gebundeld op thema’s die van groot maatschappelijk belang zijn. Daarnaast kan beter de verbinding worden gelegd tussen verschillende innovatieagenda’s – op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau. Met als doel om de verspreiding en benutting van kennis te verhogen is in de vernieuwde Topsectorenaanpak bovendien meer aandacht voor marktcreatie, valorisatie en het betrekken van startups.
Gedurende de doorontwikkeling van de Topsectorenaanpak heeft de publiek-private samenwerking niet stilgestaan. In 2018 is bijvoorbeeld Photon Delta gelanceerd. Daarnaast werd het Oncode Instituut geopend voor doorbraken in kankeronderzoek.
Toegepast onderzoek en innovatie
In het Regeerakkoord zijn extra middelen oplopend tot € 150 mln (en nog eens € 50 mln op de begroting van OCW) in 2020 beschikbaar gesteld voor toegepast onderzoek en innovatie.12 In 2018 is € 75 mln ingezet voor het versterken van de kennisbasis van de instituten voor toegepast onderzoek (TO2), het versterken van publiek-private samenwerking en het versterken van de positie van het mkb en startups in het innovatiebeleid.
Horizon 2020
EZK heeft zich in 2018 ingezet voor een goede verbinding van het nationale innovatiebeleid met Horizon 2020, het lopende Europese kaderprogramma (2014–2020) voor onderzoek en innovatie. De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft in opdracht van EZK en andere departementen de Nederlandse deelname aan Horizon 2020 door middel van training, advies en informatie gestimuleerd. Sinds de start is jaarlijks circa € 750 mln aan Nederlandse belanghebbenden toegekend.13 Hiermee is Horizon 2020 één van de belangrijkste R&D-financieringsbronnen voor Nederlandse partijen.
Innovation Expo
Op 4 oktober 2018 vond de zevende editie van de tweejaarlijkse Innovation Expo plaats, met als doel om innovaties die oplossingen bieden voor maatschappelijke uitdagingen te versnellen. EZK heeft dit in samenwerking met de Ministeries van LNV, IenW, BZ en BZK georganiseerd. Op de Expo werden innovaties getoond, was er een financieringsmarkt en werden verschillende inhoudelijke sessies georganiseerd. Een grote meerderheid van de bezoekers gaf aan dat zij van mening zijn dat de Expo bijdroeg aan het versnellen van innovatie.
Internationaal Ondernemen
Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is een belangrijke randvoorwaarde voor het Nederlandse bedrijfsleven om internationaal te ondernemen en voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Op gebied van acquisitie was 2018 een zeer succesvol jaar. Via de ondersteuning van onder andere de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) hebben in 2018 372 buitenlandse bedrijven in Nederland nieuwe investeringen gedaan, goed voor 9.847 banen en een investeringsbedrag van € 2,85 mld. Zo hebben Tata Steel en ThyssenKrupp besloten het hoofdkantoor van hun Joint Venture in Nederland te vestigen. Daarnaast wordt het European Medicine Agency (EMA) vanaf 2019 in Nederland gevestigd.
Ook werd in 2018, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL) ingesteld, waarin overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen zijn vertegenwoordigd om het beleid op gebied van handel, investeringen en kennis- en innovatiesamenwerking voor het eerst in hun onderlinge samenhang vorm te geven.14 Dit is de opvolger van de Dutch Trade & Investment Board (DTIB). Ook werd, ter ondersteuning van de internationale innovatiesamenwerking, in 2018 de Global Stars-regeling voor bedrijven en kennisinstellingen ingericht.15 Met deze regeling stimuleert EZK Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen om marktgerichte R&D uit te voeren met partners uit innovatieve economieën buiten Europa. In 2018 heeft deze regeling daarmee onder meer R&D-samenwerking met India (Life Sciences & HealthLSH) en Taiwan (Fotonica) mogelijk gemaakt en is de brede R&D-samenwerking met Brazilië in gang gezet.
Digitalisering versnellen
Nederlandse Digitaliseringsstrategie
In juni 2018 presenteerde het kabinet de Nederlandse Digitaliseringsstrategie 2018–2021.16 In deze strategie zet het kabinet uiteen hoe het de positie van Nederland als digitale koploper van Europa wil behouden. Nederland moet namelijk voorop lopen met digitalisering om de kansen van digitalisering te benutten en antwoorden te geven op nieuwe, fundamentele vragen die digitalisering oproept. Met onderzoek, met experimenten en met het toepassen van nieuwe technologie. Daarvoor is ook nodig dat we het vertrouwen van burgers en bedrijven vergroten. Het kabinet zet daarom in op een aanpak met twee sporen: maatschappelijke en economische kansen benutten en versnellen (bijvoorbeeld in sectoren als mobiliteit, energie en het agrifood-domein), en versterking van het fundament (waaronder privacybescherming, cybersecurity, digitale vaardigheden en eerlijke concurrentie). De strategie bevat de overkoepelende visie, uitgangspunten, randvoorwaarden en acties om de ambities van het kabinet te realiseren.
Smart Industry
In 2018 is de nieuwe Implementatieagenda Smart Industry 2018–2021 gepresenteerd, die beschrijft welke acties nodig zijn om als Nederland voorop te blijven lopen in de digitalisering van de industrie. Ook is het netwerk van vijf regionale Smart Industry Hubs opgestart, die de activiteiten in de regio bundelen en één loket per regio voor ondernemers creëren. Dit netwerk versterkt de samenwerking tussen de 36 Smart Industry Fieldlabs, praktijkomgevingen waar innovaties worden getest, ontwikkeld en gedemonstreerd.
Digitale connectiviteit
In 2018 is het Actieplan Digitale Connectiviteit gepresenteerd, waarin het kabinet aangeeft hoe het de ambitie wil realiseren dat alle Nederlanders in 2023 toegang hebben tot snel vast breedbandinternet.17 Ook zijn de onderhandelingen afgerond over het nieuwe Europese telecomkader. De nieuwe Europese afspraken moeten investeringen in nieuwe technologie als 5G stimuleren en tegelijk zorgen voor meer concurrentie. Op grond van deze nieuwe afspraken heeft de ACM de netwerken van KPN en VodafoneZiggo opengesteld voor andere aanbieders. Om daarnaast te zorgen voor een betere continuïteit van de digitale infrastructuur is bovendien de Wet Informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON) in werking getreden.18 Door betere informatie-uitwisseling over de ligging van netten moet graafschade door de beheerders van deze netten worden voorkomen.
Digitalisering mkb
In 2018 is de eerste praktijktest versnelling digitalisering mkb gestart: het platform Driven by Data biedt ondernemers in ’s-Hertogenbosch concrete hulp om met slimme data toepassingen aan de slag te gaan. Bij succes kunnen dit soort praktijktesten worden opgeschaald.
Digitale veiligheid
Het Digital Trust Center, dat zich richt op bewustwording van cyberdreigingen bij het bedrijfsleven en het aanbieden van oplossingen hiervoor, is operationeel geworden in 2018. Concrete resultaten daarvan zijn zes nieuwe samenwerkingsverbanden en de oprichting van een website waar bestaande informatie over veilig digitaal ondernemen gebundeld en makkelijk toegankelijk wordt gemaakt, bijvoorbeeld met basisprincipes voor veilig digitaal ondernemen.19 Daarnaast is er een platform aanbesteed waarop bedrijven die kennis zoeken en willen delen op het gebied van cybersecurity elkaar digitaal kunnen ontmoeten. Ook is er in 2018 een nieuw programma gestart dat invulling geeft aan de verplichting uit de Europese NIB-richtlijn voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen.20 Lidstaten worden daarin verplicht een computer security incident response team op te richten voor digitale dienstaanbieders (cloud-leveranciers, online marktplaatsen en zoekmachines). Incidenten bij netwerk- en informatiesystemen kunnen bij dit team worden gemeld.
De ontwikkeling dat steeds meer apparaten worden verbonden met het internet, het Internet of Things, biedt veel kansen, al kennen veel apparaten ook kwetsbaarheden. In 2018 is daarom de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software gepubliceerd, waarin maatregelen staan die burgers, bedrijven en de overheid helpen om de digitale veiligheid van Internet of Things-producten te verbeteren.21
Vrij verkeer van data
In 2018 is in Europa de wet «vrij verkeer van niet-persoonlijke data» aangenomen.22 Hierin is afgesproken dat binnen de EU er geen wettelijke barrières meer mogen zijn voor niet-persoonlijke datastromen. Het kabinet heeft zich actief ingezet voor dit resultaat. Vanaf mei 2019 mogen lidstaten geen datalocatie-eisen (wetten, regels of procedures die dataopslag en -verwerking beperken tot een bepaalde geografische locatie) meer stellen binnen de EU. Voor persoonlijke data geeft de Algemene Verordening Gegevensbescherming al een aantal waarborgen voor vrij verkeer van persoonlijke data binnen de EU. Gezamenlijk versterken deze wetten de Digitale interne markt door vrije datastromen binnen de EU te garanderen.
Digitalisering en concurrentie
Digitalisering zorgt voor een verschuiving van marktverhoudingen en het ontstaan van nieuwe (markt)rollen, zowel voor consumenten als voor bedrijven. EZK houdt oog voor de (toekomstige) effecten van nieuwe markten en marktkansen voor het mededingings- en consumentenbeleid en het toezicht. In 2018 is daartoe een publieke consultatie gestart over de toekomstbestendigheid van het mededingingsinstrumentarium in relatie tot online platforms.23 Daarnaast heeft EZK zich in 2018 tijdens de onderhandelingen over een Europees voorstel over de relatie tussen platforms en bedrijven ingezet voor eerlijke verhoudingen in deze relatie.
De juiste randvoorwaarden creëren
Mkb
Om mkb’ers mee te laten profiteren van de groeiende, maar snel veranderende economie is het MKB-actieplan gepresenteerd.24 Met het MKB-actieplan helpt het kabinet het mkb met de grootste uitdagingen waar zij mee te maken heeft: menselijk kapitaal, digitalisering, financiering, toepassing van innovatie, regelgeving, fiscaliteit en internationale handel. Via een jaarlijkse voortgangsrapportage wordt verslag gedaan aan de Tweede Kamer over de uitvoering van het MKB-actieplan. Belangrijk daarbij is de structurele dialoog met ondernemers, kennisinstellingen, wetenschap en regionale overheden.
Ook heeft EZK met de provincies, MKB-Nederland en de topsectoren de MKB-Samenwerkingsagenda geactualiseerd.25 In de agenda zijn concrete acties opgenomen voor de versnelling van de digitalisering van het mkb, het aanpakken van het tekort aan vakmensen en het aanjagen van regionale financieringstafels. In 2018 is de gezamenlijke financiële inzet op de MKB Innovatiestimulering Topsectoren vergroot (€ 63,9 mln, waarvan € 40 mln EZK), zijn regionale Smart Industry hubs ingericht en gezamenlijk financieel ondersteund, is de samenwerking op internationaal terrein versterkt (via o.a. International Strategic Board en Trade & Innovate NL), en de samenwerking rondom financieringsfondsen en NIA (toekomstig Invest-NL) verder uitgebouwd.
Invest-NL
In 2018 is gewerkt aan de machtigingswet voor de oprichting van Invest-NL in 2019.26 Daarin zijn ook de doelstellingen en taken van Invest-NL vastgelegd. Doel is – indien de markt hierin onvoldoende voorziet – bij te dragen aan het financieren en realiseren van maatschappelijke transitieopgaven door ondernemingen en het bieden van toegang tot ondernemingsfinanciering aan het mkb en aan doorgroeiende ondernemingen. In totaal wordt er € 2,5 mld als investeringskapitaal ter beschikking gesteld voor Invest-NL en de nog op te richten instelling voor internationale financieringsactiviteiten. Het aandeelhouderschap van de Staat in Invest-NL wordt uitgeoefend door de Minister van Financiën. De Minister van EZK is de eerste verantwoordelijke voor de wet Invest-NL, en namens de Staat ondertekenen de Ministers van EZK en Financiën de aanvullende overeenkomst met de beleidsdoelen. Naast het investeringskapitaal stelt EZK een jaarlijkse subsidie van € 10 mln ter beschikking voor nationale projectontwikkeling.
Consumentenbeleid
In oktober 2018 is de Kamerbrief consumentenbeleid naar de Kamer gestuurd.27 In deze brief zijn de prioriteiten voor het consumentenbeleid voor de komende periode vastgesteld. De focus zal liggen op het verbieden van ongevraagde telefonische verkoop, een goede bescherming van consumenten in de digitale economie en een brede voorlichtingscampagne. Met deze eerste brief over het consumentenbeleid sinds 2012 heeft het ministerie haar regierol op dit terrein verstevigd en draagt zij bij aan een stevige positie van consumenten in de economie.
Financiering voor ondernemers
In 2018 zijn diverse acties ondernomen om de toegang tot financiering voor ondernemers te verbeteren, met name bij het mkb. In 2018 is vanuit het MKB-actieplan gewerkt aan onder andere het verbeteren financieringsmogelijkheden voor startups en scale-ups en voor het brede mkb. Voor startups en scale-ups is in 2018 gebruikgemaakt van de nieuwe regeling voor Seed business angels van jaarlijks € 10 mln en is er een scale-up fonds van € 160 mln.28
Techniekpact
In 2018 is een hernieuwd programma van het Techniekpact gelanceerd, met daarin de inzet voor 2018–2020.29 Dit bevat onder meer concrete afspraken tussen het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid om het tekort aan technici terug te dringen. Het vernieuwde pact benadrukt ook de verbinding tussen techniek en technologie met de maatschappelijke opgaven. Daarnaast is het project MKB!dee van start gegaan, waarin het mkb wordt uitgedaagd om zelf met ideeën te komen om meer investeringen in een leven lang ontwikkelen van de grond te krijgen.
Defensie Industrie Strategie
In 2018 hebben Defensie en EZK de Defensie Industrie Strategie (DIS) gepubliceerd. Daarin wordt op basis van het nationale veiligheidsbelang beoordeeld over welke kennis, prioritaire technologiegebieden en industriële capaciteiten Nederland zou moeten beschikken.30 Hierbij is gezocht naar een goede balans tussen het belang van internationale samenwerking, een gelijk speelveld op de defensiemarkt en het borgen van de nationale veiligheid. Een belangrijk instrument voor Nederland bij het creëren van een gelijk speelveld en de in de DIS genoemde doelstellingen is het Industrieel Participatiebeleid. Dit is gericht op het betrekken van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen bij de productie en ontwikkeling van militair materieel voor de (inter-)nationale defensiemarkt. Over de resultaten van het industrieel participatiebeleid in 2017–2018 wordt de Kamer in juni 2019 geïnformeerd.
Brainport Nationale Actieagenda
De Brainport Nationale Actieagenda tussen het Rijk en de regio Eindhoven is op 6 juli 2018 vastgesteld. Deze is gericht op het behouden en versterken van de internationale concurrentiekracht. De agenda bevat een breed palet aan acties en initiatieven. Knelpunten die worden aangepakt zijn bijvoorbeeld het groeiend tekort aan talent en bepaalde vestigingsklimaatfactoren. Daarnaast bevat de agenda acties gericht op het benutten van de innovatiekracht van de regio, onder meer voor nationale maatschappelijke opgaven zoals gezondheid, energie en mobiliteit. Via middelen uit de Regio Deal Brainport Eindhoven, die LNV coördineert, wordt de komende vier jaar een eenmalige extra impuls van in totaal maximaal € 370 mln (Rijk € 130 mln, regio € 240 mln) aan een aantal acties uit de Actieagenda gegeven. Eerste resultaten zijn onder andere het Cyber weerbaarheidscentrum, investeringen in het Fotonica ecoysteem (via het strategisch plan Photon Delta), de ontwikkeling van de incubator Eindhoven Engine en het realiseren van hybride leeromgevingen.
Regio Deals
Regio Deals richten zich op een integrale aanpak van meervoudige regionale opgaven en de brede welvaart. In 2018 zijn verschillende voor EZK relevante Regio Deals gesloten en in uitvoering: Brainport Eindhoven (€ 130 mln) gekoppeld aan de Brainport Nationale Actieagenda, ESTEC (€ 40 mln) en Zeeland (€ 35 mln).31 LNV voert regie op de invulling van de regio-envelop in overleg met BZK.32 EZK is betrokken als één van de deelnemende vakdepartementen aan de Ministeriële Commissie Regionale Samenwerking.
Merkbaar betere regelgeving
De uitvoering van acties uit het programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018–2021», dat in 2018 aan de Kamer is gestuurd, is in volle gang.33 Hiervoor is bijvoorbeeld de MKB-toets en de Life-event aanpak ontwikkeld. De Life-event aanpak is gericht op het oplossen van specifieke knelpunten in de verschillende stadia van de levenscyclus van bedrijven. Ook is de «Strategische commissie betere regelgeving bedrijven», die het kabinet adviseert over sector-overstijgende knelpunten in bestaande regelgeving, van start gegaan.
Tot slot
De Nederlandse economie presteert goed. EZK zet zich met gezamenlijke akkoorden, ambitieuze programma’s en concrete beleidsmaatregelen in voor verduurzaming en vernieuwing. Daarmee wil EZK de transitie naar een CO2-neutrale economie versnellen en tegelijk onze sterke concurrentiepositie behouden en hierop voortbouwen. Dat kunnen en willen we niet alleen: ondernemers, maatschappelijke organisaties, de verschillende ministeries, kennisinstellingen, de regio, de EU en andere landen zijn daarvoor essentieel.
Beleidsprioriteiten Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Inleiding
Het jaar 2018 was voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een uitzonderijk jaar. Zo kampte Nederland met droge en warme weersomstandigheden die de natuur, landbouw en tuinbouw rechtstreeks raakten. Het was ook een dynamisch jaar met ontwikkelingen rondom onder meer de Brexit, mest en het Klimaatakkoord. Er wordt veel gevraagd van onze boeren, tuinders en vissers. Het Ministerie van LNV zet zich in om hun positie te versterken en draagt bij aan een verantwoorde landbouw en visserij en een sterke natuur. We hebben immers samen de verantwoordelijkheid om de volgende generaties te laten delen in een duurzame toekomst. Een toekomst waarin voedsel de waardering kan krijgen dat het verdient, verspilling wordt voorkomen, boeren, tuinders en vissers een eerlijke boterham verdienen en de natuur veerkrachtig is. LNV heeft in 2018 via de visie Waardervol en Verbonden hiervoor een koers uitgezet. De kern hiervan is een omschakeling van voortdurende verlaging van de kostprijs van producten naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen, met als resultaat betere verdienmodellen, minder emissies naar bodem, lucht en water en vergroting van de biodiversiteit in het landelijk gebied. De economische positie van boeren, tuinders en vissers in de keten moet zo worden, dat zij in de kringlooplandbouw een goed inkomen verdienen, kunnen innoveren en gezonde bedrijven in stand kunnen houden en door kunnen geven. Onze waardering voor voedsel moet groter worden en Nederland moet een prominente rol houden in de vernieuwing van productiemethoden. Deze visie is opgesteld na gesprekken en discussies met vele betrokkenen en deskundigen uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Na het uitbrengen ervan is gestart met de voorbereiding van de concrete uitwerking en vertaling naar afspraken met maatschappelijke partijen. Het jaar 2018 was ook het eerste volledige kalenderjaar voor het nieuwe Ministerie van LNV. Er is hard gewerkt aan het opbouwen en inrichten van de nieuwe organisatie. Tegelijkertijd zijn de reguliere werkzaamheden voortgezet.
Duurzame agroketens en een veilig voedselsysteem
De landbouw innoveert steeds weer en wil tegemoet komen aan wat de samenleving vraagt en wat de natuur, de bodem, het water en het ecosysteem nodig hebben. Dit is mogelijk door een omslag te maken naar kringlooplandbouw. In deze benadering past het beleid gericht op het verduurzamen van de veehouderij, gezonde bodems en een veilig en toekomstbestendig voedselsysteem.
Het versterken en verduurzamen van dierlijke agroketens
Een duurzame en een diervriendelijke veehouderij is van groot belang. Op 7 juli 2018 is het Hoofdlijnenakkoord sanering varkenshouderij en verduurzaming veehouderij naar de Tweede Kamer gestuurd. Het hoofdlijnenakkoord is afgesloten met ketenpartijen uit de coalitie Vitalisering Varkenshouderij, provincies (Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Utrecht) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Doel van het hoofdlijnenakkoord is enerzijds het aanpakken van de meest urgente gezondheids- en leefomgevingsrisico’s door de varkenshouderij. Anderzijds wordt een forse stimulans gegeven aan een verdere verduurzaming van de varkens-, pluimvee- en melkgeitenhouderij. Dierenwelzijn en diergezondheid zijn een integraal onderdeel van duurzame dierlijke agroketens. Met de beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2018 is de visie op dierenwelzijn uiteengezet en aangegeven waar LNV deze kabinetsperiode op inzet, zoals het aanpakken van de problemen in de rashondenfokkerij en hondenhandel en de aankondiging van een wetsvoorstel met een verbetering van het sanctie instrumentarium op het terrein van dierenwelzijn. Op het terrein van de landbouwhuisdieren is een aanpak aangekondigd om sterfte onder jonge dieren en stalbranden terug te dringen en de condities van transport te verbeteren. Het sectorspecifieke antibioticumbeleid is gecontinueerd in 2018 en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) constateert dat in alle sectoren veel bedrijven het lage gebruik in 2017 hebben weten te consolideren en in een aantal gevallen nog verder hebben weten te verlagen. De reductiedoelstelling van 70% ten opzichte van het gebruik in 2009 staat nog steeds. In de periode 2009–2017 is het antibioticagebruik op basis van verkoopgegevens gedaald met 63,4%. Nadat de nieuwe benchmarkwaarden (-systematiek) door de SDa in juni 2018 werd geïntroduceerd, is LNV gesprekken gestart met de vleeskalver-, varkens en vleeskuikensector om te komen tot sectorspecifieke reductiedoelstellingen. De uitkomst hiervan wordt binnenkort aan de Kamer gemeld. Ten aanzien van dierproeven heeft het kabinet aangegeven hoe zij de Transitie proefdiervrije innovatie vorm wil geven samen met maatschappelijke partijen en andere ministeries.
Het versterken en verduurzamen van plantaardige agroketens
Gezonde bodems en planten liggen aan de basis van kringlooplandbouw. Op 23 mei 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de bodemstrategie met als doelstelling dat in 2030 alle landbouwbodems duurzaam worden. Vanuit de klimaatopgave is een kennisconsortium gestart om met duurzaam bodembeheer extra koolstof (1 megaton (Mton) in 2030) vast te leggen in landbouwbodems. Ook is gewerkt aan een betere kennisverspreiding van duurzaam bodembeheer in het groen onderwijs en de ontwikkeling van een aparte lesmodule duurzaam bodembeheer en klimaat. Een programma landbouwbodems wordt in samenwerking met ketenpartijen uitgewerkt. In 2018 is verder het CO2-convenant in de glastuinbouw hernieuwd. De doelstellingen binnen een dalend sectorplafond voor CO2 zijn aangescherpt en bij overschrijding worden boetes opgelegd. Daarmee is de glastuinbouw de enige sector in Nederland die dergelijke harde afspraken met de overheid heeft vastgelegd. Verder zijn met stakeholders en overheidsdiensten (NVWA en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) stappen gezet om knelpunten aan te pakken die de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming kunnen belemmeren (Systeemaanpak Duurzame gewasbescherming) en om het gebruik van laagrisicomiddelen te bevorderen.
Mestbeleid
Nederland heeft wederom een derogatie gekregen in het kader van de Nitraatrichtlijn. Dit stelt deelnemers van deze derogatie in staat om een grotere hoeveelheid graasdiermest uit te rijden per hectare. Waar een derogatie doorgaans voor vier jaar wordt verleend heeft de EC besloten voor Nederland deze te verlenen voor twee jaar, waarbij verlenging afhankelijk is van een op te stellen versterkte handhavingsstrategie. Deze is eind september aan de EC aangeboden. De EC heeft aangegeven dat de handhavingsstrategie voldoet aan de gestelde eisen en op die basis kunnen gesprekken over de verlenging van de derogatie met twee jaar dan ook aanvangen. Per 1 januari 2018 is daarnaast het fosfaatrechtenstelsel in werking getreden om hiermee de fosfaatproductie vanuit de melkveehouderij te kunnen borgen onder het sectorale fosfaatplafond. Sinds de introductie van het stelsel is een aantal wijzigingen doorgevoerd, zoals de beleidsregel fosfaatrechten jongvee en de vrijstellingsregeling voor de zoogkoeienhouderij, om het stelsel verder toe te spitsen op de fosfaatproductie door de melkveehouderij. Daarnaast is een beperkte uitbreiding van de knelgevallenregeling gerealiseerd.
Naar een toekomstbestendig voedselsysteem
Het tegengaan van voedselverspilling is een belangrijk onderdeel van kringlooplandbouw. In maart 2018 is de nationale agenda van de Taskforce Circular Economy in Food uitgebracht. De taskforce wordt uitgebouwd tot het nationale platform «Samen tegen Voedselverspilling» dat alle partijen en kennis in de voedselketen bundelt, de samenwerking organiseert en inspanningen ondersteunt om voedselverspilling te verminderen. Het doel is dat zoveel mogelijk bedrijven actief deelnemen door voedselverspilling te monitoren, te verminderen en de behaalde successen te delen. Niet alleen bedrijven, maar ook consumenten zijn betrokken.
Veilig voedsel is een randvoorwaarde voor een toekomstbestendig voedselsysteem. De NVWA publiceerde in juni 2018 de eerste Staat van Voedselveiligheid, die de gevaren en risico's, de naleving in de voedselketen, de fraudegevallen en de toekomstbeelden in de laatste schakels van de voedselketen beschrijft. Op basis van de inspecties, monsteranalyses, risicoanalyses en de geconstateerde afwijkingen, kan geconcludeerd worden dat het voedsel dat aangeboden wordt aan de consument in het algemeen veilig is. Een meting van het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van voedingsmiddelen in april 2018 laat zien dat het consumentenvertrouwen stijgt ten opzichte van de jaren ervoor. Tegelijkertijd moeten incidenten zoals met fipronil in eieren worden voorkomen en zo nodig snel en effectief worden aangepakt. In 2018 is het rapport van de commissie Sorgdrager over het fipronil incident gepubliceerd. De aanbevelingen zijn verwerkt in het Actieplan Voedselveiligheid dat eind 2018 naar de Tweede Kamer is gestuurd. In dit kader is onder andere een gezamenlijk VWS-LNV handboek voedselveiligheidscrisis opgeleverd, wordt er gewerkt aan het verbeteren van de regie op de aansturing van de NVWA en het versterken van de zelfregulering in de eiersector en de andere dierlijke en plantaardige sectoren. In het verlengde van de aanbevelingen van Sorgdrager zal de verantwoordelijkheidsverdeling tussen LNV en VWS en tussen ministeries en de NVWA (motie Lodders) aandacht krijgen.
Positie van de boeren, tuinders en vissers
Boeren, tuinders en vissers zijn hardwerkende ondernemers en verdienen een solide positie in de keten. Ook is behoefte aan een langetermijnperspectief. Jonge ondernemers die innovatief zijn en de spil zullen zijn in het realiseren van de kringloop, wordt een goed inkomen gegund, met voldoende ruimte om te kunnen investeren.
Versterken van de positie van de boer en tuinder in de keten
Op 29 juni 2018 heeft de Minister een brief naar de Kamer gestuurd waarin de maatregelen beschreven worden met betrekking tot het versterken van de positie van de boer in de keten. Het gaat om de wettelijke verankering van bepalingen voor het tegengaan van een aantal oneerlijke handelspraktijken in de land- en tuinbouwsector, aangevuld met publiek toezicht door de ACM en de instelling van een geschillencommissie voor de agri-nutriketen, het ondersteunen van samenwerking met het oog op duurzaamheid en dierenwelzijn door het wetsvoorstel Ruimte voor Duurzaamheidsinitiatieven en het verkrijgen van meer inzicht in de prijsvorming door het oprichten van een agri-nutrimonitor bij de ACM. De ACM is reeds met de voorbereidingen voor de ontwikkeling van de agri-nutrimonitor gestart. Parallel hieraan is eind december 2018 door de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord bereikt over de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken in de Voedselvoorzieningsketen. Deze Richtlijn biedt voldoende handvatten om de hierboven genoemde wettelijke verankering van handelspraktijken en het publieke toezicht door de ACM en de instelling van geschillencommissie voor de agri-nutriketen in 2019 nader uit te werken. In 2018 is ook, in nauw overleg met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en andere betrokken partijen, invulling gegeven aan het in het Regeerakkoord aangekondigde bedrijfsovernamefonds waaruit jonge boeren worden ondersteund om de overname van het gezinsbedrijf en investeringen in innovatie te financieren. Er is voor gekozen om van het totale beschikbare budget van € 75 mln, € 64 mln te gebruiken om een nieuwe Garantieregeling Vermogensversterkendkrediet (VVK) mogelijk te maken en € 11 mln voor het opzetten van een opleidings- en coachingstraject.
Toekomstbestendige visserij
Ook voor de visserij zijn er uitdagingen, gericht op een verdere verduurzaming van de sector en het voorkomen van verspilling. In 2018 is de triloog gestart over het voorstel voor de Verordening Technische Maatregelen, waarin onder andere de toelating van de pulsvisserij een plek moest krijgen. Inmiddels is de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het trioloog. In 2018 heeft daarnaast discussie plaatsgevonden rondom de aanlandplicht. Bij de Decemberraad is een breed gedragen compromis behaald waardoor volledige implementatie van de aanlandplicht werkbaar is voor 2019. Ten aanzien van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij zijn er in 2018 weer nieuwe openstellingen geweest voor o.a. innovaties in aquacultuur en rendementsverbetering en voor samenwerkingsprojecten tussen vissers en wetenschappers. In het voorjaar 2018 hebben partijen van het Bestuurlijk Overleg IJsselmeer hun vertrouwen in het private plan van de sector («plan B») om brasem en blankvoorn te beschermen opgezegd. De Minister heeft hierop samen met de partijen een stip aan de horizon gezet voor de toekomst van de IJsselmeer visserij en de contouren geschetst van een programma voor de jaren 2019–2021. Eind 2018 is een basis gelegd voor een concreet actieplan voor de uitvoering van het programma IJsselmeer Visserij. Voor de partijen is herstructurering van de vloot belangrijk.
Natuur
De kringloopbenadering en het streven naar minimale emissies van schadelijke stoffen naar de omgeving zijn cruciaal voor de natuur. Andersom is de natuur van cruciaal belang voor het streven naar kringlooplandbouw. Het natuurbeleid omvat uiteraard veel meer. De LNV-visie Waardevol en Verbonden is aanvullend op bestaande en nog volop van kracht zijnde visies zoals de Rijksnatuurvisie, de Natuurambitie Grote Wateren en de visies en ambities van de provincies.
Verbinden Landbouw en Natuur
Het verbinden van landbouw en natuur is een dragend thema in de LNV-visie Waardevol en Verbonden die in 2018 is gepresenteerd. Concreet is het verbinden van landbouw en natuur tot uiting gekomen in ondersteuning van diverse maatschappelijke initiatieven en projecten, de start van experimenten met natuurinclusieve landbouw zoals door Staatsbosbeheer en een aantal van zijn pachters en ondersteuning van het totstandkomingsproces van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, een unieke samenwerking tussen een veelheid aan maatschappelijke partijen.
Kwaliteit natuur in Grote wateren
LNV en IenW zijn in 2018 gestart met de Programmatische Aanpak Grote Wateren waarbij tot 2050 grote wateren via systeemingrepen worden omgevormd tot toekomstbestendige wateren met hoogwaardige natuur die samengaat met economie. LNV en IenW zetten € 95 mln uit de enveloppe Natuur en Waterkwaliteit in voor een eerste begin van de uitvoering van maatregelen in Grevelingen en Eems-Dollard en voorbereidende onderzoeken in Markermeer, Wieringerhoek en Rivieren. Rijkswaterstaat voert dit uit, samen met Staatsbosbeheer en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, op basis van eind 2018 door LNV en IenW vastgestelde plannen van aanpak. Voor andere maatregelen uit de Verkenning Grote Wateren zetten LNV en IenW aanvullend uitvoeringsbudget in. De Tweede Kamer wordt in het voorjaar 2019 bericht over de inzet van dit budget voor specifieke projecten.
Wind op zee
LNV heeft ingezet op medegebruik en de natuurinclusieve ontwikkeling van windparken. Per 1 mei 2018 is onder voorwaarden doorvaart en medegebruik mogelijk gemaakt. Verder zijn ondernemers, overheid, onderzoeksinstellingen en NGO’s bij elkaar gebracht om praktijk- en toepassingsgerichte versnellingen te genereren die moeten leiden tot concrete pilots op de Noordzee.
Nationale biodiversiteit
Samen met provincies hebben we gewerkt aan het versterken van natuur in Nederland. De afspraken uit het Natuurpact, zoals de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, zijn in uitvoering. Samen met provincies kijken we waar kansen liggen voor verbetering en versnelling. Op verzoek van provincies is de investeringsregeling Weidevogels opengesteld als een volgende stap naar stabilisatie van de weidevogelpopulatie. Op verzoek van het ministerie bracht de WUR tevens de stand van insecten in beeld, waaronder in het agrarisch gebied. Daarin werd het belang benadrukt van goede monitoring en geadviseerd om voor de weg naar herstel aan te sluiten bij bestaande initiatieven. De Nationale Bijenstrategie die eerder in 2018 al werd gepresenteerd is daarvan een voorbeeld doordat het maatschappelijke initiatieven bijeenbrengt die zich inzetten voor bestuivende insecten.
Internationale biodiversiteit
Bij de tweejaarlijkse vergadering van het VN-biodiversiteitsverdrag (CBD) in Egypte is er overeenstemming bereikt over het proces dat er toe moet leiden dat er in 2020 in Beijing nieuwe stevige afspraken komen, een «new deal for nature». Het nieuwe akkoord zal vooral aandacht geven aan de balans tussen de drie doelen van het verdrag: behoud van biologische diversiteit, het duurzaam gebruik ervan, en een eerlijke verdeling van de voordelen die het gebruik van genetische bronnen opleveren.
PAS
In november heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Daarbij heeft het Hof aangegeven dat een juridisch systeem als dat van het PAS toelaatbaar is, maar dat het aan de nationale rechter is om te toetsen of de onderbouwing aan de eisen voldoet. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal met inachtneming van de uitspraak van het Europese Hof een einduitspraak doen in de betrokken beroepsprocedures.
Nationale Parken
Samen met de parken, provincies en de maatschappelijke partners werkt LNV aan een kwaliteitssprong van de nationale parken. Deze kwaliteitssprong vindt zijn basis in de motie van Jacobi/Van Veldhoven. Hiermee wordt invulling gegeven aan de regeerakkoordpassage dat het beleid voor nationale parken wordt voortgezet. Met ingang van 1 januari 2018 is het Nationale Parkenbureau officieel ondergebracht bij Staatsbosbeheer. De gezamenlijke partners hebben in april de ambities voor de toekomst in een standaard voor nationale parken vastgelegd. In de standaard zijn ambities vertaald in criteria waar gebieden die Nationaal Park Nieuwe Stijl willen worden naartoe werken. De standaard zal de komende jaren als werkkader worden gebruikt voor ontwikkelingen in de parken. Op 1 oktober 2018 heeft de Minister van LNV het 21e park Nieuwland aangewezen. In december is de opdracht gegeven aan Staatsbosbeheer voor het uitvoeren van een internationale marketingcampagne voor nationale parken. Er hebben gesprekken met de provincies plaatsgevonden over verantwoordelijkheden en financiering, die zullen doorlopen in 2019.
Voortgang diverse dossiers
Klimaatmitigatie en -adaptie
Een duurzame landbouw betekent dat die voldoende veerkrachtig is om zich aan te passen aan klimaatverandering, de gevolgen ervan kan opvangen en bijdraagt aan het verminderen van broeikasgasemissies. In het Regeerakkoord staat aangekondigd dat er een nationaal Klimaatakkoord komt om maatregelen te nemen die leiden tot een emissiereductie van 49% in 2030. Voor de sectoren Landbouw en Landgebruik, waar kringlooplandbouw een belangrijk thema was, is de opgave bepaald op een reductie van 3,5 Mton. Uit de klimaatenveloppe is in 2018 ruim € 30 mln besteed aan pilots en demo’s voor extra reductie in de glastuinbouw, voor slimmer landgebruik (onder anderen onderwaterdrainage in veenweidegebieden), voor methaanreductie uit mestopslagen, en onderzoek naar rantsoenoptimalisatie. In 2018 heeft de sectortafel Landbouw en Landgebruik – in het kader van het Klimaatakkoord – een voorstel gedaan voor een pakket met daarin extra maatregelen dat onder voorwaarden naar verwachting kan leiden tot ongeveer 6 Mton emissiereductie in plaats van 3,5 Mton.
In 2018 is het uitzonderlijk droog geweest. Dit heeft geleid tot meerdere maatregelen om de schade voor boeren, tuinders en natuur te beperken, zoals een verklaring met de prognose van de te ontvangen GLB-subsidies voor bedrijven in financiële problemen, informatie over fiscale regelingen voor ondernemers met inkomstenderving, het verlenen van uitstel van betaling door de Belastingdienst, flexibiliteit rond de periode voor het uitrijden van mest en een Europese uitzondering op de vergroeningseisen bij het inzaaien van vanggewassen. Daarbij is de discussie over klimaatadaptatie versneld en is de Tweede Kamer geïnformeerd over het starten van meerjarige actieprogramma’s met betrekking tot klimaatadaptatie voor landbouw en voor natuur. Verder heeft het kabinet naar aanleiding van een aangenomen motie (Van der Staaij en Van Haersma Buma) besloten om de Brede Weersverzekering vanaf 2020 vrij te stellen van assurantiebelasting, indien de Europese Commissie hier ook mee instemt.
Interbestuurlijk programma Naar een Vitaal Platteland
In juli 2018 heeft LNV samen met het Interprovinciaal Overleg, de VNG en de Unie van Waterschappen samenwerkingsafspraken gemaakt in het kader van het interbestuurlijk programma voor het onderdeel Naar een Vitaal Platteland. In het Regeerakkoord is voor deze kabinetsperiode een intensivering van € 275 mln opgenomen voor «natuur en waterkwaliteit». Hieruit wordt € 40 mln in gezet voor de opgave «Naar een vitaal platteland».
Regio
De regio’s zijn de plek waar burgers wonen, werken en leven, waar ondernemers en werknemers nieuwe producten en diensten ontwikkelen en waar mensen genieten van natuur, landschap en recreatie. De regio is ook de omgeving waar maatschappelijke opgaven (kansen én uitdagingen) samenkomen. Hierbij valt te denken aan onder anderen het stimuleren van de economie, het oplossen van ecologische uitdagingen of het versterken van de sociale cohesie. Het Rijk, regionale overheden en de bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties in regio’s werken samen om deze opgaven aan te pakken. Zo kunnen we meer doen voor de regio en dragen we bij aan de brede welvaart in Nederland. In 2018 hebben we gewerkt aan de uitwerking van de zes in het Regeerakkoord benoemde opgaven. Met Zeeland, Brainport Eindhoven, Rotterdam-Zuid en European Space Research and Technology Centre (ESTEC) zijn Regio Deals gesloten tussen Rijk en regio. Voor de BES-eilanden is een breed pakket aan uit te werken projecten samengesteld. Voor de nucleaire problematiek is € 117 mln overgeboekt naar de begroting van EZK. In totaal is er in 2018 voor ruim € 236 mln uit de Regio Envelop uitgekeerd.
Daarnaast is een brede uitvraag gedaan aan alle regio’s om een voorstel aan te melden voor de tweede tranche Regio Deals. Hieruit zijn 12 voorstellen geselecteerd welke het kabinet met de regio’s uitwerkt tot Regio Deals.
Brexit
Gezien de grote impact van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) op de Nederlandse landbouw-, tuinbouw- en visserijsector hebben de voorbereidingen hierop volle aandacht van het Ministerie van LNV. Mede in overleg met de relevante interne en externe stakeholders en overheidsdiensten (waaronder de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)) is de LNV-inzet bepaald in de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord op alle voor het ministerie relevante terreinen. Ook zijn de mogelijke gevolgen van de Brexit in kaart gebracht met het oog op een eventuele no deal Brexit en is over gegaan tot het werven van extra personeel (onder anderen bij de NVWA). Het toezicht door de NVWA is van groot belang bij een Brexit. Om aan de verwachte toenemende vraag naar onder andere importkeuring en exportcertificering van levende dieren en dierlijke producten te kunnen voldoen, is de NVWA in 2018 gestart met het werven en opleiden van met name extra dierenartsen. Daarnaast heeft LNV het bedrijfsleven via onder meer dialoog, stakeholders- en informatiebijeenkomsten actief betrokken, geactiveerd en van informatie voorzien. Hiervoor is ook een op de sector gerichte informatievoorziening opgezet via het Brexitloket, de Brexit Impactscan, en op de sector gerichte mediacampagnes.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
Het GLB vormt een belangrijk kader voor het landbouwbeleid. Op 1 juni 2018 heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor een nieuw GLB gepresenteerd. In de voorstellen krijgen lidstaten meer ruimte om maatregelen te kiezen om bij te dragen aan negen Europese doelen, waaronder klimaat en leefomgeving. Ook bieden de voorstellen mogelijkheden om bij te dragen aan de omslag naar kringlooplandbouw. Nederland onderschrijft deze voornemens en heeft met haar inzet in Brussel ingezet op een verdere subsidiariteit en vereenvoudiging. Afgelopen jaar hebben met diverse stakeholders gesprekken plaatsgevonden over de toekomstige nationale invulling van het GLB. Op 5 april 2018 is een landelijke GLB-stakeholders bijeenkomst gehouden. Ook is er intensief overlegd met provincies, die grotendeels verantwoordelijk zijn voor de maatregelen die vallen onder het plattelandsbeleid van het GLB. Voor de nationale invulling van het GLB wordt gezamenlijk met de provincies een Nationaal Strategisch Plan opgesteld waarin wordt aangegeven hoe aan de negen doelen gewerkt wordt.
Kennis en innovatie
Inzet op kennis en innovatie is cruciaal voor het vinden van oplossingen voor grote maatschappelijke opgaven zoals de omslag naar kringlooplandbouw. Het eind 2018 goedgekeurde Strategisch Plan WUR 2019–2022 zet in op missiegedreven innovatiebeleid en speelt in op de uitvoering van de LNV-visie. Het nieuwe Kennisbasisprogramma 2019–2022 van Wageningen UR geeft in grote lijnen uitvoering aan het strategisch plan. De topsectoren Agri&Food (A&F) en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen (T&U) hebben in samenspraak met LNV een oproep voor publiek-private samenwerking (PPS) uitgezet en ingepast. Dit heeft geresulteerd in 112 PPS’en, met € 31,6 mln publieke inzet en vergelijkbare private bijdrage, die goed aansluiten op de LNV-visie. Er zijn twee samenwerkingsprogramma’s opgestart. Eén waarin de topsectoren A&F, T&U en Life Sciences & Health samen met de zorgsector werken aan het thema gezonde voeding en één waarin de topsectoren A&F, T&U en Water zich richten op kwaliteit en hergebruik van water. In 2018 is verder, met LNV als één van de hoofdpartners, het eerste agrifood acceleratorprogramma «FoodStars» gestart. In dit programma worden acht startups begeleid die met vernieuwende innovaties bijdragen aan een duurzamer voedselsysteem. In 2018 is verder besloten tot het samenvoegen van het Laboratorium voor Voeder- en Voedselveiligheid (LabVV) van de NVWA met het RIKILT (WUR) tot Wageningen Food Safety Research (WFSR). De fusie geeft een extra impuls aan de kennisontwikkeling op het gebied van voedselveiligheid en -integriteit ten behoeve van handhaving van de NVWA.
Realisatie beleidsdoorlichtingen
1 | Goed functionerende economie en markten | x | Ja | ||||||
2 | Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | x | Ja | ||||||
3 | Toekomstfonds | Ja | |||||||
4 | Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering | x | x1 | Ja | |||||
5 | Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen | Ja | |||||||
1 Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM). |
In 2018 stond voor EZK één beleidsdoorlichting ingepland, namelijk de beleidsdoorlichting Klimaat (zie artikel 4).
Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is in april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 31).
Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 23).
Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19 en is in 2015 aan de begroting toegevoegd) zal voor het eerst in 2020 worden doorgelicht.
Artikel 4: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 14 is in december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 17). De beleidsdoorlichting Klimaat is in december 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 34).
Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de begroting toegevoegd en zal voor het eerst in 2021 worden doorgelicht.
Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link http://www.rijksbegroting.nl/2019/voorbereiding/begroting,kst248548_8.html.
Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».
6 | Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | x | Ja | ||||||
7 | Groen onderwijs van hoge kwaliteit1 | x | |||||||
8 | Natuur en biodiversiteit | x | Ja | ||||||
1 Bij de eerste nota van wijziging op de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 8) zijn de budgetten voor Groen onderwijs grotendeels overgegaan naar de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII). Het restantbudget op het beleidsartikel 7 is overgeheveld naar het beleidsartikel 6 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens). |
Artikel 6: In 2015 is deze beleidsdoorlichting gecombineerd met het IBO Agro-, visserij- en voedselketens. In 2018 is met de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens gestart (zie ook Kamerstuk 31 104, nr. 4).
Artikel 7: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 17 is in juni 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 11).
Artikel 8: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 18 is in december 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 29).
Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link http://www.rijksbegroting.nl/2019/voorbereiding/begroting,kst248550_8.html.
Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».
Overzicht van risicoregelingen
Overzicht van risicoregelingen Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | BMKB | 1.820.578 | 585.201 | 546.859 | 1.858.920 | 765.000 | 91.456 | |
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | 593.083 | 94.793 | 89.973 | 597.903 | 400.000 | 67.112 | ||
Groeifaciliteit | 118.916 | 6.548 | 21.772 | 103.692 | 135.000 | 22.779 | ||
Garantie MKB-financiering | 68.200 | 68.200 | 750.000 | 9.261 | ||||
Microkredieten | 103.380 | 3.400 | 99.980 | 113.000 | ||||
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | Garantieregeling Aardwarmte | 70.539 | 11.633 | 58.906 | 66.600 | 21.554 | ||
Totaal | 2.774.696 | 686.542 | 673.637 | 2.787.601 | 1.366.600 | 863.000 | 212.162 |
Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | BMKB | 34.818 | 37.316 | 2.498 | 22.176 | 35.017 | 12.841 | 21.676 (11.147) |
Garantie Ondernemings-financiering (GO) | 1.610 | 9.132 | 7.522 | 109 | 7.764 | 7.655 | 2.060 (4.940) |
|
Groeifaciliteit | 4.216 | 5.510 | 1.294 | 483 | 4.099 | 3.616 | 4.466 (2.144) |
|
Garantie MKB-financiering | 41 | 41 | 220 | 220 | 220 (41) |
|||
Microkredieten | ||||||||
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | Garantieregeling Aardwarmte | 833 | 833 | 1.019 | – 1.019 | – 1.019 (833) |
||
Totaal | 40.644 | 52.832 | 12.188 | 23.787 | 47.100 | 23.313 |
Een risicovoorziening is een begrotingsreserve die altijd gekoppeld is aan een risicoregeling en wordt door de verantwoordelijke ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën aangehouden. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt met «totaalstand risicovoorziening» het saldo van de betreffende begrotingsreserve ultimo 2018 bedoeld. In de tabel «Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties» wordt met «mutatie risicovoorziening» de storting (+) dan wel de onttrekking (–) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.
Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen
BMKB
De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Op grond van de Regeling nationale EZ-subsidies kunnen financiers kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers onder de werking van de regeling brengen. Hierdoor stelt de Staat zich voor 90% borg ten behoeve van de financier voor de terugbetaling van deze kredieten (de zogenaamde bedrijfsborgstellingskredieten). Eén van de voorwaarden die de regeling hieraan stelt, is dat de financier gelijktijdig met het verstrekken van een bedrijfsborgstellingskrediet, aan de MKB-ondernemer een ander krediet verstrekt, waarvoor deze borgstelling van de Staat niet geldt. Als hoofdregel geldt dat het bedrijfsborgstellingskrediet ten minste even groot moet zijn als het daarmee gelijktijdig afgesloten andere krediet. Het laatstgenoemde krediet bedraagt daarmee ten minste 100% van het bedrijfsborgstellingskrediet (verhouding 1:1). Voor starters en het innovatieve MKB gelden andere verhoudingen. Om de kredietverlening te stimuleren is per 1 november 2013 het maximum van het borgstellingskrediet verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en geldt voor bestaande bedrijven met een borgstellingskrediet tot maximaal € 200.000 de ruimere startersfaciliteit. Deze verruimingen eindigen ultimo 2019.
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
Met het instrument GO kunnen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op (middel)grote leningen vanaf € 1,5 mln. Door de verstrekking van een Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op de ondernemingsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. In 2013 is de GO, naast de al bestaande mogelijkheid om bankgaranties onder de GO te brengen, ook opengesteld voor alternatieve aanbieders van garanties aan bedrijven.
Groeifaciliteit
Met de Groeifaciliteit worden bedrijven geholpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen door een 50% Staatsgarantie te verstrekken op achtergestelde leningen van banken (ten hoogste € 5 mln) en op aandelen van participatiemaatschappijen (ten hoogste € 25 mln). De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal.
Garantie MKB-financiering
In het kader van het Actieplan MKB-financiering uit 2014 is inmiddels in totaal € 68,2 mln aan garanties verstrekt aan alternatieve financiers van het MKB.
Microkredieten
In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering uit 2014 is € 100 mln beschikbaar gesteld voor Microkredieten. Hierop is een garantie van € 86,7 mln verstrekt aan de Europese Investeringsbank voor de funding van de Stichting Qredits van € 100 mln voor de verdere groei van de dienstverlening van Qredits (micro- en MKB-krediet tot € 150.000) als de nieuwe dienstverlening van Qredits (werkkapitaal en de hogere MKB kredieten tot € 250.000). In 2017 is in dit kader een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de Council of Europe Bank (CEB) voor de funding van Qredits.
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Garantieregeling Aardwarmte
De garantieregeling Aardwarmte heeft als doel het afdekken van het financiële risico indien een boring van een put voor de toepassing van aardwarmte voor de borende partij minder oplevert dan verwacht. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Er wordt een premie van 7% gevraagd. De regeling richt zich zowel op gewone als diepe aardwarmte-projecten (dieper dan 3.500 meter).
Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | Microkrediet Nederland | 46.296 | tot en met 2036 | ||
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening |
Energieonderzoek Centrum Nederland | 75.900 | tot en met 2026 | ||
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening |
Pallas | 41.086 | tot en met 2020 |
Overzicht van risicoregelingen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)) | 339.322 | 42.122 | 47.126 | 334.318 | 120.000 | 16.758 | |
Artikel 8 Natuur en biodiversiteit | Garantie voor natuurgebieden en landschappen | 364.866 | 18.326 | 346.540 | ||||
Totaal | 704.188 | 42.122 | 65.452 | 334.308 | 120.000 | 346.540 | 16.758 |
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)) | 2.050 | 2.682 | 632 | 1.311 | 1.885 | 574 | |
Artikel 8 Natuur en biodiversiteit | Garantie Ruimte voor Ruimte | 4.400 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Artikel 8 Natuur en biodiversiteit | Garantie voor natuurgebieden en landschappen | |||||||
Totaal | 6.450 | 2.682 | 632 | 1.311 | 1.885 | 574 | 0 |
Voor een risicoregeling, zoals bijvoorbeeld een garantstelling, wordt vaak een begrotingsreserve aangehouden omdat onzeker is hoe hoog bepaalde uitgaven zullen zijn of in welk jaar deze zullen vallen. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt met «totaalstand risicovoorziening» het saldo van de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit ultimo 2018 bedoeld. In de tabel «Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties» wordt met «mutatie risicovoorziening» de storting (+) dan wel de onttrekking (–) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL))
De Garantieregeling Landbouw (GL) is vervangen door de regeling Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL). Met deze garantieregeling kunnen banken een borgstelling aan land- en tuinbouwondernemers verstrekken. Voor meer informatie zie bijlage van Kamerstuk 32 637 nr. 287 waarin de werking van dit begrotingsinstrument wordt beschreven.
Ten opzichte van 2017 (€ 49,4 mln aan garanties verstrekt) zijn in 2018 minder leningen onder garantie verstrekt (€ 42,1 mln aan garanties verstrekt). In 2018 was het aantal ingediende verliesdeclaraties relatief laag (€ 1,3 mln).
Artikel 8 Natuur en Biodiversiteit
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
Het betreft het garant staan voor de leningen die aangetrokken zijn via het Groenfonds voor het realiseren van de EHS-gronden. Deze gronden zijn opgegaan in het Natuur Netwerk Nederland.
Garantie Ruimte voor Ruimte
De provincie Limburg heeft in 2017 voor € 4,4 mln een beroep op een in 2002 afgegeven garantie voor het project Ruimte voor Ruimte gedaan, omdat bij de eindafrekening van het project een verlies was opgetreden.
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | Wageningen Research | 27.953 | tot en met 2027 | ||
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | Wageningen Research | 9.242 | tot en met 2022 | ||
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | Wageningen Research | 11.241 | tot en met 2029 | ||
Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | Wageningen Research | 2.391 | tot en met 2030 |
4. BELEIDSARTIKELEN
1. Goed functionerende economie en markten
Algemene doelstelling
Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.
Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs – kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatienetwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZK is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZK het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:
Stimuleren
• Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.
Financieren
• Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.
• Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.
• Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.
(Doen) uitvoeren
• Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet, mededingingsbeleid en Telecommunicatiewet in alle sectoren van de Nederlandse economie.
• Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009 waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).
• Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.
• Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.
Regisseren
• Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.
• Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.
• Het op basis van de middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en Internet verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.
Beleidsconclusies
Postmarkt
Naar aanleiding van de Analyse toekomst Postmarkt die in 2017 is opgesteld (Kamerstuk 29 502, 140), heeft begin 2018 de Postdialoog plaatsgevonden. Deze postdialoog met alle betrokken partijen is uitgevoerd om de mogelijke beleidsrichtingen te verkennen. Tegelijkertijd is een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de mogelijke opties om de postmarkt te ordenen. Op basis van de uitkomsten van de Postdialoog en deze onderzoeken zijn op 15 juni 2018 concrete beleidsvoorstellen aan de Tweede Kamer gedaan (Kamerstuk 29 502, 158). In deze kamerbrief is ook een wetgevings- en beleidsagenda opgenomen. Na goedkeuring hiervan door de Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 12 september 2018 is gestart met de uitvoering van deze agenda. Belangrijkste actie daarvan is een wijziging van de Postwet met het oog op het in de toekomst betaalbaar en beschikbaar houden van de postdienst en het faciliteren van een transitie naar een brede bezorgmarkt. In het vierde kwartaal van 2018 is de voorgenomen wijziging van de Postwet in gang gezet, met het oog op een geplande Internetconsultatie van de voorgestelde wetswijziging in het voorjaar 2019.
Wet markt en overheid
Bij besluit van 4 februari 2019 (Stb. 2017, 34) is de werkingsduur van de Wet markt en overheid verlengd tot 1 juli 2021. In 2018 is aan een voorstel gewerkt om de wet inhoudelijk te wijzigen. Dit voorstel zal ongelijke concurrentie tussen overheden en ondernemingen tegengaan. Naar verwachting kan dit voorstel in de zomer van 2019 voor advisering bij de Raad van State worden aangeboden.
Frequenties
De Nota Mobiele Communicatie is nog niet verschenen. In december 2017 werd de fusie tussen Tele2 en T-Mobile aangekondigd. Daardoor werd het onzeker hoe de markt er uit zou komen te zien indien de fusie doorgang zou vinden, en zo ja welke maatregelen er getroffen moeten worden om een effectief concurrerende markt te waarborgen. Bij de inrichting van een frequentieveiling is het van het grootste belang om te weten hoe de concurrentiesituatie in de markt is, en welke voorwaarden er eventueel moeten worden gesteld om een effectief concurrerende markt te waarborgen of verbeteren (zie brief aan de Kamer, Kamerstuk 24 095, nr. 437). De Nota Mobiele Communicatie zet uiteen hoe dat bij de aankomende frequentieveilingen gebeurt. Frequentieveilingen zijn namelijk bij uitstek vormende momenten voor de concurrentiesituatie in de (mobiele) telecommarkt. Het was daarom noodzakelijk het besluit van de Europese Commissie over de voorgenomen fusie af te wachten (zie brief aan de Kamer, Kamerstuk 26 643, nr. 587). Sinds dat besluit bekend is, wordt er gewerkt aan het afronden van de Nota Mobiele Communicatie. In dat kader wordt er op dit moment gewacht op advies van de ACM over de eventuele noodzaak om maatregelen te treffen in de aankomende veilingen die effectieve concurrentie zullen waarborgen. Het ACM-advies wordt in maart/april 2019 verwacht.
Het eerste deel van de Nota omroepdistributie is op 9 oktober 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 24 095, nr. 421). De verwachting dat het tweede deel van de nota, met de kabinetsvisie op omroepdistributie voor de komende vijf tot tien jaar, medio 2018 naar de Kamer kon worden gestuurd, is niet uitgekomen. Gelet op de complexiteit en dynamiek alsmede een aantal ontwikkelingen inzake omroepdistributie(vraagstukken) vraagt dit deel meer tijd dan voorzien. Zo is onder meer, op verzoek van de Tweede Kamer, eind 2017 een Taskforce radio ingesteld om tot een efficiëntere indeling te komen van het spectrum voor digitale radio. Voorts is de Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media met publieke en commerciële mediapartijen in gesprek gegaan over strategische samenwerking. Bovendien is MBVOM, mede op verzoek van de Kamer, ook gestart met de ontwikkeling van een nieuwe visie op de publieke omroep voor de langere termijn. De uitkomsten van deze lopende trajecten zijn van belang voor (de visie op) omroepdistributie.
Concurrentie markt mobiele telefonie (HHI-index) | 3.675 | 3.469 | 3.529 | 3.547 (Q2) | 3.147 (Q2) |
Bron: ACM |
De Herfindahl-Hirschman Index (HHI) geeft een indicatie van de mate van concurrentie. De index wordt berekend op basis van de marktaandelen van de op de markt actieve partijen met een eigen netwerk. Een dalende waarde wijst op meer concurrentie (een stijging v.v.). De in de afgelopen jaren in de EZK-begroting opgenomen HHI-indices wezen weliswaar in het algemeen op daling, maar waren niet altijd even goed vergelijkbaar. Dat kwam onder meer door de wijze waarop marktpartijen die diensten aanbieden via de netwerken van andere operators werden meegenomen in de berekening. Ook marktontwikkelingen, zoals de groei van dataverkeer ten opzichte van spraakverkeer, hebben een uniforme berekeningswijze gecompliceerd. Omdat het de verwachting is dat nieuwe marktontwikkelingen, zoals de groei van geïntegreerde vaste en mobiele dienstverlening, een consistente berekeningswijze verder zullen bemoeilijken, zal het kengetal HHI vanaf de EZK-begroting 2019 komen te vervallen.
Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens | 3% | 6% | 12% | 35% | 2022 |
Bron: CBS |
Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord door het CBS. Belangrijke indicator voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt (in huis en/of in de auto) en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Het percentage draagt bij aan het bepalen van een afschakeldatum voor de analoge FM.
De raming van het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt (in huis en/of in de auto) en daarmee toegang heeft tot digitale radio, was voor 2018 10–12%. Dit percentage is in 2018 daadwerkelijk uitgekomen op 12%.
(https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/46/bekendheid-en-bezit-van-digitale-radio-dab-)
Europees regelgevend telecomkader
De onderhandelingen over de herziening van het Europese telecomkader zijn in juli 2018 afgerond. Inmiddels is de implementatie gestart. Het Europese telecomkader dient eind 2020 omgezet te zijn naar nationale wetgeving. Het onderdeel «intra EU calls», een wens van de Tweede Kamer, zal vroegtijdig (Q2 2019) in werking treden. De Nederlandse inzet bij de herziening van het Europese telecomkader, het toevoegen van mogelijkheden voor de regulering van een duopolie-markt voor communicatiediensten, is in de onderhandelingen binnengehaald. De implementatie van het Europese kader voor audiovisuele diensten is voorzien in 2020. De onderhandelingen over het Europese kader voor auteursrechten lopen nog.
Continuïteit en betrouwbaarheid
In 2018 is de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software (DVHS) opgeleverd mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming. De roadmap geeft mede invulling aan de Nationale Cyber Security Agenda. De roadmap bevat een samenhangende set van maatregelen om onveiligheden in hard- en software (inclusief internet-of-things, IoT) te voorkomen, kwetsbaarheden te detecteren, en om de gevolgen daarvan te beperken. De eerste stappen in de uitvoering zijn gezet. Begin december is een akkoord bereikt tussen de Europese Raad en het Europees parlement over de Cybersecurity Act. De Cyber Security Act creëert een Europees raamwerk voor cybersecurity certificering voor ICT-producten, diensten en processen. Nederland zal zich in blijven zetten voor een voortvarende ontwikkeling en implementatie van cybersecurity certificering.
Verder is in november 2018 de Europese Richtlijn Netwerk- & Informatiebeveiliging (NIB) in werking getreden. Hierbij krijgen aanbieders van essentiële diensten en digitale dienstverleners een meldplicht van ICT-incidenten. Ook moeten zij maatregelen treffen om hun netwerk- en informatiesystemen te beveiligen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) heeft de implementatie gecoördineerd, EZK is sectorverantwoordelijk voor de aangewezen aanbieders van essentiële diensten uit de domeinen digitale infrastructuur (o.a. internetknooppunten), energie en voor de (niet-essentiële) digitale dienstverleners (o.a. clouddiensten). Daarnaast heeft EZK in 2018 het CSIRT (Computer Security Incident Response Team) voor digitale diensten opgericht. Digitale dienstverleners moeten per 1 januari 2019 ICT-incidenten bij dit CSIRT melden.
In het voorjaar van 2018 is het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie voor advies naar de Raad van State gestuurd. Aan het einde van de zomer heeft de Raad van State zijn advies afgegeven. Het najaar is gebruikt voor de verwerking van het advies en nadere interdepartementale afstemming. De verwachting is dat het wetsvoorstel begin 2019 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.
De verwachting dat de onderhandelingen over de herziening van de e-Privacy richtlijn in 2018 zouden worden afgerond, is niet uitgekomen. De onderhandelingen in de Raad verlopen zeer moeizaam, omdat sommige lidstaten vrezen dat de voorgestelde privacyregels te weinig ruimte laten voor nieuwe innovatieve dienstverlening.
VERPLICHTINGEN | 195.559 | 197.904 | 193.012 | 212.076 | 200.563 | 188.251 | 12.312 |
Waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Waarvan overige verplichtingen | 195.559 | 197.904 | 193.012 | 212.076 | 200.563 | 188.251 | 12.312 |
UITGAVEN | 197.270 | 200.072 | 194.204 | 208.679 | 201.785 | 186.154 | 15.631 |
Subsidies | 356 | 900 | 600 | 488 | 236 | 236 | |
Digitalisering regionale radio | 356 | 900 | 600 | 488 | |||
Cyber security | 236 | 236 | |||||
Opdrachten | 6.593 | 8.575 | 6.825 | 6.400 | 6.156 | 7.503 | – 1.347 |
Onderzoek en Opdrachten | 2.833 | 2.961 | 2.244 | 1.366 | 2.197 | 2.021 | 176 |
PIANOo/TenderNed | 689 | 1.040 | 477 | 69 | |||
Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid | 3.071 | 4.574 | 4.104 | 4.965 | 3.795 | 5.482 | – 1.687 |
Digital trust centre | 164 | 164 | |||||
Bijdragen aan agentschappen | 16.075 | 20.074 | 23.260 | 29.523 | 39.124 | 25.732 | 13.392 |
Agentschap Telecom | 10.735 | 12.021 | 14.571 | 17.747 | 27.195 | 14.544 | 12.651 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 351 | 996 | 1.145 | 11.746 | 11.929 | 11.188 | 741 |
DICTU | 4.989 | 7.057 | 7.544 | 30 | |||
Bijdrage aan ZBO’S/RWT’s | 170.667 | 166.532 | 159.720 | 168.613 | 152.738 | 149.213 | 3.525 |
Metrologie | 14.319 | 14.268 | 10.182 | 9.615 | 9.335 | 9.134 | 201 |
Raad voor Accreditatie | 262 | 190 | 231 | 210 | 209 | 190 | 19 |
ACM | 695 | 645 | 637 | 641 | 737 | 696 | 41 |
CBS | 155.391 | 151.429 | 148.670 | 158.147 | 142.457 | 139.193 | 3.264 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 3.579 | 3.991 | 3.799 | 3.653 | 3.531 | 3.706 | – 175 |
Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) | 1.480 | 1.234 | 1.144 | 1.172 | 1.124 | 1.106 | 18 |
Internationale organisaties | 2.043 | 2.757 | 2.655 | 2.481 | 2.407 | 2.600 | – 193 |
Raad van deskundige voor de nationale meetstandaarden | 56 | ||||||
ONTVANGSTEN | 58.853 | 52.224 | 103.840 | 90.319 | 16.600 | 31.062 | – 14.462 |
Ontvangsten ACM | 963 | 162 | 162 | ||||
High Trust | 34.441 | 31.880 | 30.568 | 71.143 | 15.194 | 30.200 | – 15.006 |
Diverse ontvangsten | 23.449 | 20.344 | 73.272 | 19.175 | 1.243 | 700 | 543 |
Toelichting op de verplichtingen
Agentschap Telecom
De hogere bijdrage aan het Agentschap Telecom (€ 12,7 mln) betreft onder andere de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2018 (€ 6,8 mln) voor onder andere de opdrachtverlening om toezichthouder te zijn zoals benodigd voor de Cyber Security Wet (NIB) en voor de ontwikkeling van DIGI-AT.
Bij de 2e suppletoire begroting 2018 is daarnaast de bijdrage met € 4,8 mln verhoogd voor onder andere een bijdrage voor de Algemene Verordening Gegevensvoorziening, compensatie stijging pensioenpremies ABP, loon en prijsbijstelling, compensatie hoger ICT kosten en voor aanvullende opdrachten voor 2018.
Toelichting op de uitgaven
Opdrachten
Frequenties
Bij Najaarsnota 2018 is door V&J een overboeking gedaan van € 1,0 mln uit de door Financiën beschikbaar gestelde € 30 mln extra middelen voor Cyber. Dit budget kon voor een groot deel niet tijdig uitgeput worden.
Bijdragen aan agentschappen
Agentschap Telecom
De hogere bijdrage aan het Agentschap Telecom (€ 12,7 mln) betreft onder andere de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2018 (€ 6,8 mln) voor onder andere de opdrachtverlening om toezichthouder te zijn zoals benodigd voor de Cyber Security Wet (NIB) en voor de ontwikkeling van DIGI-AT.
Bij de 2e suppletoire begroting 2018 is daarnaast de bijdrage met € 4,8 mln verhoogd voor onder andere een bijdrage voor de Algemene Verordening Gegevensvoorziening, compensatie stijging pensioenpremies ABP, loon en prijsbijstelling, compensatie hoger ICT kosten en voor aanvullende opdrachten voor 2018.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
CBS
Het verschil tussen de ontwerpbegroting en realisatie van het CBS betreft loon- en prijsbijstelling.
Toelichting op de ontvangsten
De High trust-ontvangsten bestaan voornamelijk uit het saldo van de door de ACM ontvangen en terugbetaalde boetes. Dat saldo fluctueert door de jaren heen. Dit komt onder andere door het aantal en omvang van de door de ACM opgelegde boetes en door de inhoud van gerechtelijke uitspraken en het moment waarop die in de tijd plaatsvinden.
2. Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen
Algemene doelstelling
Met het bedrijvenbeleid werkt EZK aan een uitmuntend ondernemingsklimaat dat bedrijven stimuleert om duurzaam en innovatief te kunnen ondernemen. Daarbij worden de volgende vier strategische doelen nagestreefd:
1. stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven;
2. bevorderen van ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering;
3. ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private programma’s voor onderzoek, innovatie en menselijk kapitaal;
4. waarborgen van responsieve overheids- en informatiediensten voor ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau.
Het kabinet heeft met het Bedrijvenbeleid drie ambities:
– Nederland in de top 5 van de meest concurrerende kenniseconomieën in de wereld (in 2020);
– stijging van de Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van het BBP (in 2020);
– Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 800 mln waarvan tenminste 40% private financiering betreft (in 2020).
Over de voortgang bij de realisatie van de doelen van het Bedrijvenbeleid en over de indicatoren en kengetallen op dit beleidsterrein wordt jaarlijks gerapporteerd op de website «Bedrijvenbeleid in beeld». De meest recente versie van de website is op 15 oktober 2018 verschenen. De begroting geeft het overzicht van de budgettaire gevolgen van het bedrijvenbeleid.
Ad 1) Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven
Het vergroten van de maatschappelijke welvaart – door met innovatie duurzame economische groei aan te jagen – vormt de kern van het bedrijvenbeleid. Nederland zal het, in het geval van een krimpend arbeidsaanbod, de komende decennia vooral moeten hebben van productiviteitsgroei. Innovatie en ambitieus ondernemerschap zijn daar belangrijke sleutels voor. Succesvolle innovaties creëren daarbij niet alleen economische toegevoegde waarde, maar ook nieuwe producten, diensten en productieprocessen die een bijdrage leveren aan (deel)oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd, bijvoorbeeld op het gebied van medische technologie, watermanagement en duurzaam energie- en materiaalgebruik. Een belangrijk deel van de beleidsinspanningen richt zich daarom op het aanjagen en stimuleren van een innovatief en duurzaam bedrijfsleven.
2) Bevorderen van ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering
Ondernemerschap is, in een dynamische economie als de Nederlandse, cruciaal voor ons concurrentie- en innovatievermogen. Nieuwe bedrijven zijn een belangrijke bron van economische groei, innovatie en productiviteit (creatieve destructie). Een goede toegang tot ondernemersfinanciering is van essentieel belang voor het kunnen realiseren van de plannen van ambitieuze ondernemers. Het bedrijvenbeleid borgt daarom de toegang tot financiering voor kansrijke en in de kern gezonde bedrijven. Daarnaast wordt in het bedrijvenbeleid ondernemerschap in Nederland ook bevorderd door ook andere facetten van het ondernemingsklimaat goed en concurrerend te houden. Daarbij gaat het niet alleen om zaken als fiscale regelingen (onder andere zelfstandigenaftrek), toegang tot talent (onder andere techniekpact) en ondernemersvaardigheden (onder andere NLGroeit) maar ook om eventuele onvolkomenheden in het handelsverkeer (franchisecode; betaaltermijnen), om de impact van regelgeving en om de gevolgen van overheidsbeleid zelf (innovatiegericht inkopen).
3) Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking
Voor innovatie en vernieuwend ondernemerschap is de ontwikkeling, kwaliteit en benutting van wetenschappelijke en toegepaste kennis één van de belangrijkste voedingsbronnen. Het maatschappelijk rendement en responsiviteit van publiek gefinancierde onderzoeksinstellingen kan worden vergroot door onderzoekssamenwerking met bedrijven en door het uitlokken van private kennisinvesteringen van bedrijven in dergelijke publiek-private onderzoekssamenwerking. Daarmee worden bovendien de beschikbare middelen voor onderzoek vergroot. Innovatie is geen lineair proces dat zich binnen één organisatie afspeelt, maar een complex interactie- en kennisuitwisselingsproces tussen verschillende actoren in een «open» innovatienetwerk of -cluster (van bedrijven, kennisleveranciers, maatschappelijke organisaties en/of consumenten). Niet alleen de ondernemer en zijn omgeving staat daarom centraal in het bedrijvenbeleid, maar ook het stelsel van toegepast onderzoek en de interactie en publiek-private onderzoeksamenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden (nationaal, regionaal en Europees) in het relevante innovatienetwerk, zoals in de topsectoren. Daartoe faciliteert EZK met het bedrijvenbeleid ook een responsief stelsel van (toegepast) onderzoek.
4) Responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau
Om ondernemers de ruimte te geven om succesvol te kunnen ondernemen en hun positie zowel regionaal, nationaal als internationaal te versterken biedt EZK (veelal samen met andere departementen) verschillende publieke diensten aan. De geboden informatie en dienstverlening is veelzijdig: van informatie over wetgeving, belastingregels en maatschappelijk verantwoord ondernemen tot subsidies en directe (financiële) ondersteuning bij regionale en (inter)nationale activiteiten van ondernemers uit binnen- en buitenland. Toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige publieke diensten verhogen de kwaliteit van het ondernemerschap en bespaart ondernemers kostbare tijd. Om de (hoge) kwaliteit van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat op peil te houden werkt EZK nauw samen met haar internationale, Europese en regionale partners en andere vakdepartementen. EZK versterkt de digitalisering van contacten tussen overheid en bedrijfsleven met als doelstelling dat burgers en bedrijven hun zaken digitaal kunnen afhandelen. Ook met merkbare vermindering van administratieve lasten en nalevingskosten, meer innovatie en duurzaamheid bevorderende wet- en regelgeving en met de inzet van meer ICT worden gunstige voorwaarden gecreëerd voor succesvol ondernemerschap, een ondersteunend ondernemingsklimaat en een aantrekkelijk investeringsklimaat.
Rol en verantwoordelijkheid
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste rollen en verantwoordelijkheden die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de vier hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.
In dit begrotingsartikel ligt de nadruk zoals aangegeven op overheidsinterventies met financiële gevolgen voor de begroting. Naast financiële interventies spelen in het Bedrijvenbeleid echter ook niet-financiële interventies een belangrijke rol bij het realiseren van de strategische doelen, bijvoorbeeld op het terrein van wet- en regelgeving, maar ook en vooral bij het organiseren van publiek-private samenwerking (bijvoorbeeld binnen de topsectoren, op regionaal niveau en door de inzet van «Green Deals»). Een volledig overzicht van deze interventies wordt geboden in de jaarlijkse voortgangsrapportage en in de Monitor Bedrijvenbeleid.
Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven | ✓ | |||
Ondernemerschap bevorderen en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering | ✓ | |||
Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking | ✓ | ✓ | ✓ | |
Responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau | ✓ | ✓ | ✓ |
Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven
De Minister stimuleert een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven door:
– private investeringen in R&D te bevorderen via de WBSO;
– de R&D-samenwerking in het midden- en kleinbedrijf te stimuleren via de regeling MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT);
– in samenwerking met andere ministeries, bedrijven, wetenschap en maatschappelijke organisaties de transitie naar groene groei te versnellen, onder meer via het «Green Deal»- en «Ruimte in Regels» instrument en de interdepartementale programma’s «Groene Groei» en «Bio Based Economy» en het rijksbrede programma Circulaire Economie;
– internationale samenwerking op het terrein van R&D te faciliteren, onder meer via Internationaal Innoveren en Eurostars;
– cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;
– het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;
– de inrichting van een adequaat stelsel van intellectueel eigendom;
– samen met OCW en met het Valorisatieprogramma twaalf consortia te ondersteunen bij het vormgeven van hun activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs en kennisvalorisatie;
– samen met de partners van het «Techniekpact» te zorgen voor voldoende technisch personeel;
– In samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van IMVO-convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waardeketens van het Nederlands bedrijfsleven.
Bevorderen van ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)-financiering
De Minister stimuleert ondernemerschap door:
– de toegang tot financiering te verbeteren door als overheid garant te staan voor in de kern gezonde bedrijven en verbeterde toegang tot (risico)kapitaal in cruciale fases in de levenscyclus van bedrijven;
– het ondersteunen van de transitie op de kapitaalmarkt door ruimte en ondersteuning te bieden aan alternatieve vormen van financiering;
– inzetten op investeringen in Nederland onder meer door het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) en via ondersteuning van het private initiatief van institutionele beleggers in de vorm van de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII); diverse fiscale faciliteiten gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen;
– ambitieus ondernemerschap in Nederland aan te jagen door het met StartupDelta versterken van het «start up» en «scale up» ecosysteem;
– de toegang tot vaardigheden te verbeteren door vraag en aanbod op elkaar af te stemmen via publiek-private samenwerking (NL-Groeit);
– eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken en/of gedragscodes (corporate governance, franchise, betaalme.nu).
Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking
De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door:
– de TO2-instituten (TNO, Wageningen Research, ECN, Deltares, Marin en NLR) te financieren.
– gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW subsidieert.
Daarnaast heeft de Minister een stimulerende rol met:
– de PPS-toeslag, voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s);
– de financiële bijdrage aan het ruimtevaartbeleid, met name in Europees verband.
Tot slot heeft de Minister een regisserende rol bij het tot stand komen van publiek-private samenwerking binnen het bedrijvenbeleid: de topsectorenaanpak, zoals bij de invulling van de kennis- en innovatiecontracten en «Human Capital Agenda’s» van de topsectoren, bij de maatwerkaanpak op het terrein van regelgeving, bij de «Green Deals» en bij de «Nationale Iconen».
Waarborgen van responsieve overheids- en informatiediensten voor ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau
De Minister stimuleert responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door:
– uitvoering van de wettelijke taken van de Kamer van Koophandel (Handelsregister en innovatiestimulering) en het inrichten van regionale Ondernemerspleinen ten behoeve van de informatievoorziening, zowel fysiek als digitaal;
– digitaal zakendoen met de overheid voor ondernemers mogelijk te maken;
– toegang tot overheidsondersteuning (financieel en/of door middel van kennis via: de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland; Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van ondernemers uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D en innovatie-ambities;
– gerichte regie op het verbinden van het Bedrijvenbeleid met de relevante regionale netwerken en partners.
Daarnaast heeft de Minister ook een uitvoerende rol bij het verlenen van Nederlandse octrooien volgens de in de Rijksoctrooiwet geformuleerde voorwaarden.
Beleidsconclusies
Met het bedrijvenbeleid werkt EZK aan een uitmuntend ondernemers- en vestigingsklimaat, dat bedrijven in staat stelt succesvol, duurzaam en innovatief te ondernemen. De website «Bedrijvenbeleid in beeld» geeft inzicht in de geboekte voortgang van het afgelopen jaar op allerlei kengetallen, instrumentengebruik, eventuele streefwaarden(realisaties) en evaluaties. Het bedrijvenbeleid werpt zijn vruchten af. De Nederlandse economie doet het bovengemiddeld in Europees perspectief. Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is tevens ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Dat blijkt ook uit de voortgang op de drie centrale ambities van het bedrijvenbeleid (zoals geformuleerd door het kabinet Rutte II) voor 2020:
1. Nederland in de top 5 van kenniseconomieën in de wereld.
2. Stijging van de Nederlandse R&D inspanningen naar 2,5% van het bbp.
3. Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 800 mln, waarvan tenminste 40% gefinancierd door het bedrijfsleven.
Nederland in 2018 op de zesde plaats mondiale concurrentie-index
Een van de ambities van het Bedrijvenbeleid is dat Nederland tot de top 5 behoort van de meest concurrerende kenniseconomieën in de wereld. Als maatstaf voor de realisatie wordt de positie van Nederland op de ranglijst van The Global Competitiveness Index van World Economic Forum gehanteerd. Nederland staat in 2018 op de zesde plaats in de mondiale concurrentie-index van het World Economic Forum (WEF). In de editie van 2018 heeft een wijziging in de methodologie plaatsgevonden. Op basis van de nieuwe methodologie zou Nederland in het voorgaande jaar (2017) op de vijfde plaats staan. Nederland zakt in 2018 één plaats omdat we voorbij worden gestreefd door Duitsland.
R&D-inspanningen nemen licht toe
In het kader van de Europa 2020-strategie stelt Nederland zich ten doel dat in 2020 2,5% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) wordt uitgegeven. De totale R&D-intensiteit ligt in 2017 (meest recente cijfer) met 1,99% van het bbp net iets hoger dan het gemiddelde van de EU (i.c. 1,93%). De relatieve omvang van de R&D-investeringen in Nederland is de afgelopen jaren structureel toegenomen door de stijging van de private R&D-uitgaven. De private R&D-uitgaven blijven als percentage van het bbp nog wel achter bij EU-gemiddelde. Het huidige kabinet houdt vast aan de in Europees verband vastgelegde Nederlandse ambitie om een R&D-intensiteit van 2,5% van het BBP te realiseren. Investeren in R&D is geen doel in zichzelf, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land.
Publiek en private uitgaven aan pps-projecten blijven toenemen
In het Bedrijvenbeleid geldt als ambitie dat er in 2020 voor meer dan € 800 mln aan publiek-private-samenwerking (PPS) plaatsvindt in TKI-verband, waarvan tenminste 40% is gefinancierd door het bedrijfsleven. De omvang van de publieke en private investeringen in pps-verband heeft zich de afgelopen jaren voortvarend ontwikkeld, waardoor de omvang van de middelen voor PPS-projecten in 2017 naar schatting € 1.207 mln bedroeg. Circa € 150 mln meer dan in voorgaand jaar. Bedrijven investeerden in 2017 ongeveer € 559 mln in de publieke kennisinfrastructuur; dit komt neer op een percentage van 46%.
In 2018 zijn de volgende beleidsinstrumenten geëvalueerd die vallen onder artikel 2: groeifaciliteit, ruimtevaartbeleid, cofinanciering EFRO/Interreg, valorisatieprogramma, intellectueel eigendomsbeleid en de (wet op de) KvK. De uitgebreide samenvattingen inclusief beleidsreacties zijn te vinden in bijlage 2. Hoewel het heel uiteenlopende instrumenten zijn, is het overall beeld positief.
VERPLICHTINGEN | 1.654.654 | 1.555.400 | 2.024.761 | – 469.361 |
Waarvan garantieverplichtingen | 805.621 | 714.964 | 1.300.000 | – 585.036 |
Waarvan overige verplichtingen | 849.033 | 840.436 | 724.761 | 115.675 |
UITGAVEN | 843.402 | 875.703 | 856.040 | 19.663 |
Garanties | 58.916 | 51.190 | 57.269 | – 6.079 |
BMKB | 34.818 | 22.176 | 41.674 | – 19.498 |
Storting reserve BMKB | 11.147 | 21.676 | 21.676 | |
Groeifaciliteit | 4.216 | 483 | 8.850 | – 8.367 |
Storting reserve Groeifaciliteit | 2.144 | 4.466 | 4.466 | |
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | 1.610 | 109 | 6.745 | – 6.636 |
Storting reserve GO | 4.940 | 2.060 | 2.060 | |
Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering | ||||
Storting reserve MKB Financiering | 41 | 220 | 220 | |
Subsidies | 97.343 | 91.402 | 119.146 | – 27.744 |
Lucht- en Ruimtevaart | 1.587 | 107 | 107 | |
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) | 15.818 | 14.036 | 29.493 | – 15.457 |
Eurostars | 13.325 | 15.432 | 17.808 | – 2.376 |
Bevorderen Ondernemerschap | 7.465 | 12.058 | 5.707 | 6.351 |
Groene Groei en Biobased Economy | 1.147 | 131 | 131 | |
Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG | 37.356 | 31.016 | 31.373 | – 357 |
Bijdrage aan ROM's | 5.375 | 4.956 | 5.380 | – 424 |
Verduurzaming industrie | 8.216 | 26.000 | – 17.784 | |
Overige subsidies | 15.270 | 5.450 | 3.385 | 2.065 |
Opdrachten | 29.971 | 17.708 | 32.303 | – 14.595 |
Onderzoek en opdrachten | 4.255 | 4.245 | 4.119 | 126 |
Caribisch Nederland | 190 | 2.725 | 1.221 | 1.504 |
ICT beleid | 16.834 | 7.488 | 5.975 | 1.513 |
Regeldruk | 735 | 901 | 1.731 | – 830 |
Mainport Rotterdam | 7.537 | 7.868 | – 7.868 | |
Regiekosten regionale functie | 263 | 261 | 1.016 | – 755 |
Invest-NL i.o. | 157 | 1.009 | 9.657 | – 8.648 |
Small Business Innovation Research | 1.079 | 716 | 363 | |
Bijdragen aan agentschappen | 107.074 | 97.132 | 108.127 | – 10.995 |
Bijdrage RVO.nl | 98.351 | 89.754 | 83.929 | 5.825 |
Bijdrage Agentschap Telecom | 3.240 | 1.880 | 1.629 | 251 |
Bijdrage Logius | 2.672 | 706 | 869 | – 163 |
Invest-NL i.o. | 2.811 | 4.792 | 21.700 | – 16.908 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT’s | 268.831 | 314.877 | 272.870 | 42.007 |
Bijdrage aan TNO | 138.926 | 160.517 | 132.685 | 27.832 |
Kamer van Koophandel | 109.969 | 128.721 | 115.216 | 13.505 |
NWO-TTW2 | 19.936 | 25.639 | 24.969 | 670 |
Bijdragen aan medeoverheden | 2.045 | 1.630 | – 1.630 | |
Sterke Regio's en Nota Ruimte | 2.045 | 1.630 | – 1.630 | |
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties | 279.221 | 303.396 | 264.695 | 38.701 |
Internationaal Innoveren | 36.499 | 40.990 | 40.022 | 968 |
PPS-toeslag | 100.804 | 123.069 | 107.806 | 15.263 |
TO2 (exclusief TNO) | 32.348 | 42.181 | 31.415 | 10.766 |
Topsectoren overig | 31.193 | 13.393 | 4.070 | 9.323 |
Ruimtevaart (ESA) | 66.599 | 70.480 | 67.061 | 3.419 |
Bijdrage NBTC | 8.694 | 8.860 | 8.694 | 166 |
Bijdragen organisaties | 3.084 | 4.423 | 5.627 | – 1.204 |
ONTVANGSTEN | 134.101 | 119.979 | 109.547 | 10.432 |
BMKB | 37.316 | 35.017 | 33.000 | 2.017 |
Groeifaciliteit | 5.510 | 4.099 | 8.000 | – 3.901 |
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | 9.132 | 7.764 | 13.000 | – 5.236 |
Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) | 178 | 0 | ||
Onttrekking reserve GSF | 10.136 | 0 | ||
MKB Financiering | 41 | 220 | 220 | |
Luchtvaartkredietregeling | 13.507 | 7.052 | 9.046 | – 1.994 |
Rijksoctrooiwet | 40.260 | 40.839 | 35.099 | 5.740 |
Eurostars | 1.629 | 586 | 4.821 | – 4.235 |
F-35 | 2.009 | 2.289 | 3.750 | – 1.461 |
Diverse ontvangsten | 14.383 | 22.114 | 2.831 | 19.283 |
1 Artikel 2 in deze vorm is voor het eerst verschenen in de begroting 2017. Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen voor 2017. 2 De stichting Technische Wetenschappen (STW) is per 1 januari 2017 opgegaan in de ZBO NWO (NWO-domein TTW). In de oorspronkelijke begroting was STW opgenomen onder bijdragen aan (inter-)nationale organisaties. Met de 1e suppletoire begroting 2017 is NWO-TTW opgenomen onder de Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. |
Toelichting op de verplichtingen
De garantieverplichtingen zijn voor ca. € 585 mln niet benut. Dit is het saldo van een onderbenutting van € 613 mln op de garantieverplichtingen en stortingen in de begrotingsreserves van € 28,4 mln.
De onderbenutting van € 613 mln betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB – € 180 mln; Groeifaciliteit – € 128 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering – € 276 mln. De verstrekte garanties voor de BMKB (€ 585 mln) lagen wel op een hoger niveau dan in 2017 (€ 558 mln). Ook voor de Energietransitiefinancieringsfaciliteit (ETFF), verantwoord onder de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), zijn de eerste garanties verstrekt. Van het garantiebudget van € 40 mln voor de ETFF is voor € 10 mln aan garanties verstrekt. Voor de Groeifaciliteit en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) lag het niveau van de gefiatteerde garanties onder het niveau van 2017. De benutting van de diverse garantieregelingen lag hiermee onder het maximaal beschikbare garantieplafond. Benutting van de maximale plafonds van de garantieregelingen is geen doel op zich. De regelingen beogen het verstrekken van krediet of risicokapitaal te accommoderen daar waar de markt dit vanwege marktfalen eigenstandig niet doet. Een lagere benutting kan erop duiden dat de markt in grotere mate in staat is zonder garantie kredieten en risicokapitaal te verstrekken.
Daarnaast werden enkele stortingen verricht in de begrotingsreserves van de garantieregelingen voor in totaal een bedrag van € 28,4 mln. Dit betrof de volgende bedragen: BMKB (€ 21,7 mln), Groeifaciliteit (€ 4,5 mln), Garantie Ondernemingsfinanciering (€ 2,1 mln); MKB-financiering (€ 0,2 mln)
De belangrijkste oorzaken voor de verplichtingenmutaties op de overige begrotingsinstrumenten betreffen:
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT, – € 13,5 mln)
Dit komt door een overheveling naar het Provinciefonds van € 19,3 mln ten behoeve van de decentrale uitvoering van de MIT. Deze overheveling heeft voor € 3,2 mln betrekking op de tranche 2017 en voor € 16,1 mln op de tranche 2018. Voor € 4,5 mln betreft het een intensivering uit de enveloppe Toegepast Onderzoek. Hiernaast vond een tijdelijke toevoeging plaats vanuit het SBIR-budget (€ 1,7 mln). Bij Voorjaarsnota 2019 zal dit budget weer aan SBIR worden toegevoegd.
Bevorderen Ondernemerschap (€ 10 mln)
De hogere verplichtingenrealisatie wordt veroorzaakt door de aanvullende bijdragen voor de experimentele regeling MKB-!dee en voor valorisatie, startups en digitalisering MKB vanuit de enveloppe Toegepast Onderzoek conform het Regeerakkoord (€ 5 mln). Daarnaast is een verplichting aangegaan voor het realiseren van een logistieke oplossing voor de Europese distributie van reserve-onderdelen voor de F-35 in Woensdrecht.
Programma Verduurzaming Industrie (– € 16,9 mln)
Hiervan is in het kader van de verduurzaming van de industrie € 1 mln via het Ministerie van OCW beschikbaar gesteld voor het NWO-programma elektrochemie, en € 0,7 mln aan de gemeente Rotterdam voor het project AsBeter. Het restant van € 15,2 mln betreft middelen die in 2018 niet tot besteding zijn gekomen onder andere doordat het aantal aanvragen voor het Beleidsexperiment CO2-reductie industrie achterbleef bij het opengestelde plafond. Deze middelen zullen in 2019 weer beschikbaar komen voor de verduurzaming van de industrie.
Onderzoek en opdrachten (€ 3,7 mln)
De hogere verplichtingenrealisatie wordt veroorzaakt doordat de bijdrage aan het CBS voor statistieken van ca. € 1 mln per jaar in 2018 voor de gehele periode van 2019–2023 jaar is gecommitteerd.
Tegemoetkoming stormschade BES-eilanden (€ 2,1 mln)
Het kabinet heeft in november 2017 besloten om ondernemers in de toeristische sector op de eilanden Saba en St Eustatius, die als gevolg van de stormschade omzetderving hebben geleden, financieel tegemoet te komen. In totaal is € 2,1 mln aan ondersteuning aangevraagd.
Opstartkosten Invest-NL in opbouw (– € 9,4 mln)
Per medio april 2018 is de verantwoordelijkheid voor het opstartbudget Invest-NL in opbouw overgedragen aan het Ministerie van Financiën, dat na oprichting van Invest-NL de aandeelhoudersrol zal vervullen. Het bijbehorend budget is daarom eveneens naar het Ministerie van Financiën overgeheveld.
Transitie- en ontwikkelingskosten (– € 16,9 mln)
Het budget voor internationale ontwikkeltaken (€ 9 mln) is overgeheveld naar BHOS. Daarnaast werd ten opzichte van de oorspronkelijke raming € 2,7 mln niet besteed van het ontwikkelbudget Invest-NL. Invest-NL verkeert nog in de voorbereidende fase waardoor niet het volledige budget ingezet kon worden. Daarnaast werd er in 2018 nog geen aanspraak gemaakt op het transitiebudget van oorspronkelijk € 5,2 mln. De transitiekosten zullen namelijk naar verwachting in 2019 en volgende jaren aan de orde zijn. Het budget zal in de komende jaren weer beschikbaar worden gesteld.
Bijdrage Logius (€ 1,9 mln)
De hogere verplichtingenrealisatie is het gevolg van het aangaan van een driejarige verplichting voor Bureau Forum Standaardisatie (BFS), bij Logius. In de 1e suppletoire begroting is hiervoor het verplichtingenbudget verhoogd ten laste van komende jaren.
Bijdrage RVO (€ 5,8 mln)
Dit betreft een verhoging van het opdrachtbudget van RVO.nl ten behoeve van onder meer opdrachten op het terrein van Circulaire economie, SBIR, MKB-innovatiestimulering topsectoren, Global Stars, Brexit, MVI Benchmark, Caribisch Nederland Octrooicentrum Nederland, Ruimte in regels, Hannover Messe, Digital gateway en een ophoging van het budget in het kader van de loon- en prijsbijstelling.
Bijdrage TNO (€ 58,6 mln)
Dit betreft met name voor € 44 mln de intensiveringen vanuit de enveloppe Toegepast Onderzoek, € 6,6 mln de loon- en prijsbijstelling en per saldo € 8,4 mln aan bijdragen van andere departementen voor werkzaamheden van TNO. Deze laatste post kan worden onderverdeeld in € 4,5 mln van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van de wet Basis Registratie Ondergrond, € 5,2 mln van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden (MAPA) en de Inspectie SZW, € 1,8 mln van het Ministerie van Justitie & Veiligheid voor de strategische kennisopbouw op het gebied van J&V en tot slot een overheveling naar het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van € 3,1 mln ten behoeve van het Dutch Food Initiative (DFI).
Kamer van Koophandel (€ 18,5 mln)
De hogere verplichtingenrealisatie voor de Kamer van Koophandel komt voort uit bijdragen van de Ministeries van Financiën en Veiligheid en Justitie voor de bouw en vulling van het UBO-register en de door het Ministerie van Financiën uitgekeerde loon en prijsbijstelling en een technische mutatie voor de uitkering hiervan in 2019, alsmede de door de Unie van Waterschappen en VNG geleverde bijdrage voor inputfinanciering van het handelsregister. Daarnaast is het benodigde budget beschikbaar gesteld voor de kosten van de bronkopie van het handelsregister en voor het programma NL groeit in 2018.
PPS-toeslag (€ 46,4 mln)
Dit komt met name door de intensivering vanuit de enveloppe Toegepast Onderzoek conform het Regeerakkoord waardoor de verplichtingen met € 46 mln zijn opgehoogd.
TO2 instituten (€ 24,3 mln)
Dit komt in het bijzonder door de intensivering vanuit de enveloppe Toegepast Onderzoek conform het Regeerakkoord van € 5,8 mln voor Marin, € 10,8 mln voor Deltares en € 6,4 mln voor NLR.
Toelichting op de uitgaven
Garanties
De schadedeclaraties voor de BMKB vielen fors lager uit dan de raming in de begroting vanwege het lage aantal faillissementen. Hierdoor was het mogelijk € 21,7 mln als saldo van ontvangsten, schadedeclaraties en beschikbare begrotingsmiddelen af te storten aan de begrotingsreserve BMKB. Ook voor de Groeifaciliteit (GF) en de GO werden nauwelijks schades gedeclareerd, respectievelijk ruim € 8 mln en € 6 mln lager dan geraamd. Hierdoor kon voor de GF € 4,5 mln en voor de GO € 2,1 mln worden gestort in de begrotingsreserves. Voor de garanties MKB-financiering werd € 0,2 mln gestort in de begrotingsreserve.
Subsidies
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT, – € 15,5 mln)
Dit komt door een overheveling naar het Provinciefonds van € 19,3 mln ten behoeve van de decentrale uitvoering van de MIT. Deze overheveling heeft voor € 3,2 mln betrekking op de tranche 2017 en voor € 16,1 mln op de tranche 2018. Voor € 2 mln betreft het een intensivering uit de enveloppe Toegepast Onderzoek. Hiernaast vond een tijdelijke toevoeging plaats vanuit het SBIR-budget (€ 1,7 mln). Bij Voorjaarsnota 2019 zal dit budget weer aan SBIR worden toegevoegd.
Bevorderen Ondernemerschap (€ 6,4 mln)
Dit betreft hogere uitgaven als gevolg van de toegevoegde middelen uit de enveloppe Toegepast Onderzoek ten behoeve van onder andere de experimentele regeling MKB !dee, valorisatie en digitalisering MKB. Daarnaast is een subsidie verstrekt voor het realiseren van een logistieke oplossing voor de Europese distributie van reserve-onderdelen voor de F-35 in Woensdrecht. Hiervoor is € 1,5 mln voorschot verstrekt.
Programma verduurzaming industrie (– € 17,8 mln)
Zie toelichting op de verplichtingen.
Opdrachten
Project Mainport Rotterdam (– € 7,9 mln)
Het Project Mainport Rotterdam maakt onderdeel uit van de LNV-begroting en is verantwoord onder artikel 8.
Invest-NL in opbouw opstart (– € 8,6 mln)
Zie toelichting op de verplichtingen.
Bijdragen aan agentschappen
Invest-NL in opbouw Transitie- en ontwikkelingskosten (– € 16,9 mln) en bijdrage RVO (€ 5,8 mln)
Zie toelichtingen op de verplichtingen.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Bijdrage TNO (€ 27,8 mln)
Dit betreft met name € 19 mln voor intensiveringen vanuit de enveloppe Toegepast Onderzoek, € 3,6 mln loon- en prijsbijstelling en voor per saldo € 4,8 mln aan bijdragen van andere departementen voor werkzaamheden van TNO. Deze laatste post kan worden onderverdeeld in € 4,5 mln van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van de wet Basis Registratie Ondergrond, € 1,8 mln van het Ministerie van Justitie & Veiligheid voor de strategische kennisopbouw op het gebied van J&V en € 1 mln van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor werkzaamheden op het gebied van de Inspectie SZW en asbestonderzoek en tot slot een overheveling naar het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van € 2,5 mln ten behoeve van het Dutch Food Initiative (DFI).
KvK (€ 13,5 mln)
Zie toelichting op de verplichtingen.
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
PPS-toeslag (€ 15,3 mln)
Dit betreft in het bijzonder de intensivering van € 15 mln uit de enveloppe Toegepast Onderzoek conform het Regeerakkoord.
TO2 (€ 10,8 mln)
Dit betreft met name de intensivering vanuit de enveloppe Toegepast Onderzoek conform het Regeerakkoord van € 2,7 mln voor Marin, € 4,2 mln voor Deltares en € 2,9 mln voor NLR.
Topsectoren overig (€ 9,3 mln)
De hogere uitgaven worden vooral veroorzaakt doordat voor uitfinanciering van de in eerdere jaren aangegane verplichtingen voor Be-Basic (€ 6 mln), Holst (€ 1,8 mln) en NWO (€ 1 mln), middelen zijn ingezet die aanvankelijk niet in de begroting 2018 waren geraamd. Voor Be-Basic en NWO betrof het een vertraagde uitfinanciering. Voor Holst betrof het een versnelling. Daarnaast is aan Holst € 1 mln aanvullend budget ter beschikking gesteld.
Strategisch doel 1 Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven
MIT 1 | RVO.nl | |||||||
Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT | 707 | 662 | 1.206 | 1.287 | 1.434 | 1.407 | ||
Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln) | 26 | 61 | 86 | 83 | 96 | 102 | ||
Eurostars | RVO.nl | |||||||
Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars | 44 | 49 | 20 | 69 | 75 | 72 | 72 | |
waarvan bedrijven | 37 | 37 | 13 | 50 | 52 | 49 | 55 | |
waarvan hightech MKB (%) | 89% | 81% | 100% | 96% | 90% | 98% | 93% | |
Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln) | 11,1 | 13 | 7 | 32 | 28 | 30 | 36 | |
Horizon2020 | RVO.nl/EC | |||||||
Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020 | 1.544 | 449 | 712 | 984 | 1.388 | 1.576 | ||
waarvan bedrijven | 1.185 | 298 | 500 | 713 | 1.003 | 1.148 | ||
Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro) | 3.403 | 538 | 1.016 | 1.644 | 2.272 | 3.026 | ||
waarvan bedrijven (%) | 21% | 31% | 28% | 25% | 27% | 26% | ||
Retourpercentage voor Nederland (%) | 7,5% | 8,1% | 7,7% | 7,5% | 7,6% | 7,6% | ||
WBSO | RVO.nl | |||||||
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO | 22.220 | 22.640 | 22.974 | 22.980 | 22.330 | 21.265 | 20.279 | |
Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln) | 3.854 | 3.917 | 3.997 | 3.868 | 3.930 | 4.008 | 4.042 | |
1 Het realisatiecijfer van de MIT over 2018 is nog niet definitief vanwege het feit dat nog niet alle provincies de volledige cijfers hebben aangeleverd. |
Strategisch doel 2 Bevorderen ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering
BMKB | RVO.nl | |||||||
Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln | 486 | 344 | 372 | 446 | 657 | 558 | 585 | |
Totaal aantal verstrekte garanties | 2.640 | 1.983 | 1.949 | 2.545 | 3.688 | 3.299 | 3.094 | |
Groeifaciliteit | RVO.nl | |||||||
Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln | 13 | 8 | 32 | 19 | 37 | 21 | 19 | |
Totaal aantal verstrekte garanties | 21 | 16 | 20 | 14 | 17 | 8 | 10 | |
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | RVO.nl | |||||||
Verstrekte garanties GO, x € 1 mln | 103 | 103 | 82 | 137 | 58 | 91 | 56 | |
Totaal aantal verstrekte garanties | 53 | 51 | 39 | 76 | 36 | 80 | 54 | |
Qredits | Qredits | |||||||
Aantal verstrekte kredieten1 | 1.134 | 1.020 | 1.192 | 1.373 | 1.750 | 2.238 | 3.557 | |
1 Microkrediet, MKB-krediet, flexibele kredieten, achtergestelde leningen, lease en Carribean krediet |
Strategisch doel 3 Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking
TKI's | RVO.nl/TKI’s | |||||||
Omvang middelen PPS-programma’s TKI (x € 1 mln) | 571 | 814 | 970 | 1.060 | 1.207 | n.n.b.1 | ||
waarvan private middelen (%) | 35% | 44% | 49% | 48% | 46% | n.n.b. | ||
TO2 | ||||||||
Klanttevredenheid Deltares | 8,0 | 7,9 | 8,7 | 8,6 | 8,2 | 8,7 | Deltares | |
Klanttevredenheid Marin | 8,8 | 9,0 | 8,8 | 8,9 | 8,6 | 8,8 | Marin | |
Klanttevredenheid NLR | 8,5 | 8,7 | 8,8 | 8,7 | 8,7 | 8,7 | NLR | |
Klanttevredenheid TNO | 8,2 | 8,3 | 8,4 | 8,6 | 8,6 | 8,8 | TNO | |
Kennisbenutting Deltares | 96% | 97% | 93% | 95% | Deltares | |||
Kennisbenutting Marin | 97% | 100% | 100% | 100% | Marin | |||
Kennisbenutting NLR | 99% | 99,5% | 99% | 96% | NLR | |||
Kennisbenutting TNO | 98% | 98% | 98% | 99% | TNO | |||
Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) | ||||||||
Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA | 499 | 552 | 121 | 121 | 136 | 160 | ESA | |
Ruimtevaart geo-return/retour (%) | 1,07 | 1,10 | 1,14 | 1,02 | 1,18 | 1,16 | 1,11 | ESA |
1 De cijfers zijn gebaseerd op de subsidieaanvraag 2018, maar hebben betrekking op de gerealiseerde publiek-private samenwerking in 2017. De voorlopige realisatie voor 2018 is beschikbaar in de zomer van 2019 (begroting 2020). |
Strategisch doel 4 Waarborgen van responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau
Innovatie Attaché Netwerk | IAN/RVO.nl | ||||||
Geformaliseerde samenwerkingsverbanden | 67 | 115 | 78 | 97 | 60 | 57 | |
Klanttevredenheid1 | 8,6 | 8,8 | 8,6 | 8,1 | 8,2 | 8,0 | |
Netherlands Foreign Investment Agency | NFIA/RVO.nl | ||||||
Projecten | 193 | 187 | 207 | 227 | 224 | 248 | |
Investeringsomvang (€ mln) | 1.658 | 3.185 | 1.765 | 1.467 | 1.227 | 2.760 | |
Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen) | 8.435 | 6.304 | 7.779 | 7.570 | 8.158 | 8.475 | |
KvK/Ondernemerspleinen | KvK | ||||||
Waardering Kamer van Koophandel2 | 7,1 | 7,1 | 7,2 | – 10 | – 10 | ||
Bereik Kamer van Koophandel | 51% | 52% | 55% | 55% | 54% | ||
Waardering Ondernemersplein.nl | 6,8 | 6,8 | 7,0 | 7,3 | 7,2 | ||
1 In het najaar van 2017 is geen meting uitgevoerd onder klanten van het netwerk. 2 Vanaf 2017 wordt een netto score berekend: het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer van 8 of beter geeft minus het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer 6 of minder geeft. |
Toelichting op de ontvangsten
Voor de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Groeifaciliteit is minder ontvangen dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt doordat de afgelopen jaren de benutting voor beide regelingen onder het maximaal beschikbare garantieplafond lag, waardoor de ontvangsten ook lager uitvallen.
Octrooiontvangsten (€ 5,7 mln). De octrooiontvangsten in Nederland berusten voor het overgrote deel op de in Nederland gevalideerde Europese octrooien die zijn verleend door het Europees Octrooibureau (EOB). Deze octrooiontvangsten op basis van Europees verleende octrooien bestaan voor 90–95% uit de jaarlijks te betalen (per jaar oplopende) instandhoudingstaksen. Het EOB heeft zijn octrooiverleningsprocessen efficiënter gemaakt en heeft de afgelopen jaren aanzienlijk méér octrooien verleend, met als gevolg ook méér Europese octrooien die hier gevalideerd zijn en in stand worden gehouden (met meer ontvangsten). Sinds 2013 is een trend waarneembaar dat octrooien via betaling van (jaarlijks hogere) instandhoudingstaksen bovendien langer (ook tussen het 15e en 20e levensjaar) in stand worden gehouden, met als gevolg méér en hogere ontvangsten (voortvloeiend uit zowel gevalideerde Europese octrooien alsook Nederlandse Rijksoctrooien).
De overige ontvangsten lagen € 19,3 mln hoger dan oorspronkelijk geraamd. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:
• Terugontvangsten RVO € 3,2 mln. Dit betreft een terugontvangst in het kader van het afsluiten van de opdracht aan RVO.nl ten behoeve van het reeds beëindigde programma Pieken in de Delta. De met het programma gemoeide uitvoeringskosten vielen lager uit dan oorspronkelijk was geraamd.
• Diverse ontvangsten innovatie (€ 7,0 mln). Dit betreft een terugbetaling van € 4,1 mln rijkscofinanciering voor het INTERREG-V Twee Zeeën programma voor de periode 2014–2020 INTERREG. Deze cofinancieringsmiddelen konden niet via de Managementautoriteit worden uitbetaald en zijn derhalve teruggestort naar EZK. De cofinanciering is gedeeltelijk via maatwerkbeschikkingen ter beschikking gesteld en zal gedeeltelijk via een regeling alsnog ter beschikking worden gesteld. Daarnaast zijn meer ontvangsten gerealiseerd vanwege terugbetalingen op oude verplichtingen, waaronder het Technische Ontwikkelingskrediet.
• Ontvangsten Actal en Logius (€ 1,5 mln). Dit betreft een terugbetaling aan EZK van het banktegoed van Actal bij de beëindiging en eindafrekening van Actal en daarnaast een terugbetaling van Logius van niet benut opdrachtbudget uit voorgaande jaren.
• Ontvangsten EFRO (€ 6,2 mln). Dit betreft een terugbetaling van niet-benutte rijkcofinanciering die betrekking had op de INTERREG programma’s Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn en Vlaanderen-Nederland in de periode 2007–2013.
Toelichting op de begrotingsreserves
Begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)
Stand 1/1/2018 | 69,8 |
+ Storting | 21,7 |
– Onttrekking | |
Stand per 31/12/2018 | 91,5 |
Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 21,7 mln gestort in de begrotingsreserve BMKB.
Begrotingsreserve Groeifaciliteit
Stand 1/1/2018 | 18,3 |
+ Storting | 4,5 |
– Onttrekking | |
Stand per 31/12/2018 | 22,8 |
Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 4,5 mln gestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit.
Begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
Stand 1/1/2018 | 65,1 |
+ Storting | 2,1 |
– Onttrekking | |
Stand per 31/12/20181 | 67,1 |
1 De afwijking van dit bedrag met de twee bovenstaande bedragen wordt veroorzaakt door een afrondingsverschil. |
Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 2,1 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering.
Begrotingsreserve Garantie MKB-financiering
Stand 1/1/2018 | 9,0 |
+ Storting | 0,2 |
– Onttrekking | |
Stand per 31/12/20181 | 9,3 |
1 De afwijking van dit bedrag met de twee bovenstaande bedragen wordt veroorzaakt door een afrondingsverschil. |
Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 0,2 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie MKB-financiering.
Budgetflexibiliteit begrotingsreserves
Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) | 91.456 | 100% |
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | 67.112 | 100% |
Groeifaciliteit | 22.779 | 100% |
Garantie MKB-financiering | 9.261 | 100% |
BMKB
Bij de BMKB is sprake van een niet geheel kostendekkende regeling. In de periode 2009–2015 is voor circa € 384 mln aan schades – veroorzaakt door het hoge aantal faillissementen als gevolg van de economische crisis – en uitvoeringskosten uit begrotingsmiddelen gefinancierd. Om in de toekomst bestand te zijn tegen een crisis met een dergelijke omvang, dient in tijden van hoogconjunctuur «gespaard» te worden. De begrotingsreserve kan als gevolg daarvan toenemen tot een forse omvang. Op het moment dat een economische crisis aan de orde is en de verliesdeclaraties toenemen, is de voorziening noodzakelijk om de tekorten aan te vullen. Het uitstaand obligo van de BMKB was ultimo 2018 circa € 1,9 mld waarmee de volledige begrotingsreserve juridisch verplicht is. Ervaring wijst echter uit dat slechts een beperkt deel van de garanties tot schadedeclaraties leidt. Voor een crisis, zoals hiervoor genoemd, dient echter een adequate buffer voorhanden te zijn.
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifaciliteit (GF)
Bij de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Groeifaciliteit is sprake van in opzet kostendekkende regelingen. Bij deze regelingen dient de begrotingsreserve er toe de discrepantie in de tijd tussen ontvangsten en uitgaven te verevenen. Bij deze regelingen kunnen relatief grote verliesdeclaraties worden ingediend, die de omvang van de in enig jaar te ontvangen provisies te boven gaan. Voor die situaties is het nodig een forse begrotingsreserve aan te houden om deze tegenvallers binnen de begroting te kunnen accommoderen. Het uitstaande obligo voor deze regelingen was ultimo 2018 € 598 mln (GO) en € 104 mln (GF) waardoor de volledige reserves voor deze regelingen juridisch verplicht zijn. De omvang en benutting van de begrotingsreserves worden betrokken bij de evaluatie van deze regelingen. De begrotingsreserve GO wordt ook ingezet ten behoeve van de GO-Energietransitie Financieringsfaciliteit (GO ETFF).
Garantie MKB-financiering
Dit betreft de begrotingsreserve ten behoeve van de fundinggaranties in het kader van het Aanvullend actieplan MKB-financiering. De begrotingsreserve dient er toe de discrepantie in de tijd tussen de premieontvangsten en de uitgaven te verevenen. Het uitstaand obligo ultimo 2018 van deze garanties is € 168,2 mln, waarmee de volledige voorziening juridisch is verplicht.
3. Toekomstfonds
Algemene Doelstelling
Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend mkb en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.
De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.
Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:
Financieren/faciliteren
• Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie.
• Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven.
• Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.
Beleidsconclusies
De beschikbaarheid van risicokapitaal voor startups en snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven is in Nederland de afgelopen jaren flink vergroot, maar loopt in vergelijking met toonaangevende innovatie-gedreven landen, zoals de Verenigde Staten en Israël, nog achter (OECD 2017, Entrepreneurship at a glance). Het Toekomstfonds speelt een belangrijke rol om hier verandering in te brengen. Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie en daarmee het economische groeivermogen. Omdat met name kleine bedrijven, starters, innovatieve bedrijven en snelle groeiers moeite hebben met het verkrijgen van toegang tot bedrijfsfinanciering, heeft EZK hiervoor instrumenten ontwikkeld gericht op het vergroten van het aanbod aan risicodragend vermogen voor het mkb.
Recent zijn vijf financieringsinstrumenten geëvalueerd: Vroegefasefinancierng, Seed Capital regeling, Innovatiekrediet, Dutch Venture Initiative en de Groeifaciliteit. De evaluaties die in bijlage 2 uitvoeriger worden besproken, geven aan dat deze instrumenten een doelmatige en doeltreffende werking hebben.34 Er is sprake van additionaliteit: zonder inzet van regelingen was er vanuit de markt minder geïnvesteerd in bedrijven en zou er minder innovatie hebben plaatsgevonden. EZK investeert zoveel mogelijk met en via de markt. Het is volgens de evaluaties aannemelijk dat de toegang tot risicokapitaal voor ondernemers is verbeterd door de instrumenten. Investeerders hebben met behulp van de Seed Capital regeling en DVI makkelijker financiering gekregen voor hun fonds. De evaluatie-uitkomsten geven aan dat deze regelingen er ook voor lijken te hebben gezorgd dat de markt voor risicokapitaal in Nederland is versterkt.
Het geëvalueerde instrumentarium doet dus zijn werk, maar kan met de aanbevelingen uit de evaluaties nog nader aangescherpt worden.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2018 | 2018 | |
VERPLICHTINGEN | 194.439 | 166.591 | 198.306 | 117.494 | 109.897 | 7.597 |
Waarvan garantieverplichtingen | ||||||
Waarvan overige verplichtingen | 194.439 | 166.591 | 198.306 | 117.494 | 109.897 | 7.597 |
UITGAVEN | 78.451 | 125.418 | 130.373 | 124.189 | 189.595 | – 65.406 |
Leningen | 72.401 | 118.571 | 122.593 | 114.442 | 182.001 | – 67.559 |
I MKB-FINANCIERING | ||||||
Volledig revolverend | ||||||
Dutch Venture Initiative/Fund of Funds | 3.000 | 26.000 | 13.500 | 28.500 | 30.792 | – 2.292 |
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen | 15.144 | 15.001 | 8.835 | 4.500 | 4.335 | |
Co-investment venture capital instrument/EIF | 10.000 | 10.000 | – 10.000 | |||
Smart Industry | 337 | |||||
Gedeeltelijk revolverend | ||||||
Innovatiekrediet | 45.178 | 39.910 | 44.802 | 41.208 | 47.553 | – 6.345 |
Risicokapitaal (Seed capital regeling) | 14.856 | 16.538 | 18.461 | 21.535 | 40.297 | – 18.762 |
Vroege fasefinanciering | 9.367 | 10.555 | 11.676 | 10.303 | 16.682 | – 6.379 |
Start ups/MKB | 2.177 | – 2.177 | ||||
NL-Californië Duurzaam E-mobility fund | 2.500 | – 2.500 | ||||
II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK Met vermogensbehoud |
||||||
Fundamenteel en toegepast onderzoek | 10.424 | 8.816 | 2.802 | 20.000 | – 17.198 | |
Onco Research | 615 | 2.500 | – 1.885 | |||
Smart Industry | 644 | 5.000 | – 4.356 | |||
III Staatsobligaties Toekomstfonds | ||||||
Subsidies | 224 | 1.860 | 800 | 1.060 | ||
IV Reëel rendement voor onderzoek | ||||||
V Overige subsidies | ||||||
Smart Industry | 168 | 324 | 324 | |||
Haalbaarheidsstudies TO2 innovatieve starters | 56 | 1.536 | 800 | 736 | ||
Bijdragen aan agentschappen | 6.050 | 6.847 | 7.554 | 7.887 | 6.794 | 1.093 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 6.050 | 6.847 | 7.554 | 7.887 | 6.794 | 1.093 |
ONTVANGSTEN | 49.428 | 138.848 | 52.632 | 31.440 | 40.588 | – 9.148 |
MKB-FINANCIERING BESTAND INSTRUMENTARIUM | ||||||
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen | 10.000 | 114.567 | 10.500 | 5.835 | 5.835 | |
Fund of Funds (DVI I/Business Angels) | 800 | – 800 | ||||
Innovatiekredieten | 24.920 | 13.806 | 26.812 | 10.639 | 30.688 | – 20.049 |
Seed Capital regeling | 14.508 | 10.467 | 12.413 | 13.028 | 9.100 | 3.928 |
Vroege fase financiering | 7 | 67 | 92 | 92 | ||
MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN | ||||||
Ontvangsten DVI II | ||||||
Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek | ||||||
Fundamenteel en toegepast onderzoek | 2.840 | 1.846 | 1.846 | |||
Renteontvangsten Toekomstfonds | ||||||
1 Tot en met 2014 werd de voorloper van het Toekomstfonds, het Innovatiefonds, op voormalig artikel 12 (nu artikel 2) verantwoord. |
Toelichting op de verplichtingen
De verplichtingenrealisatie in 2018 was € 7,6 mln hoger dan de oorspronkelijke raming. Dit werd in het bijzonder veroorzaakt door:
• Innovatiekrediet (€ 19,5 mln): In de suppletoire begrotingen in 2018 was het verplichtingenbudget voor het Innovatiekrediet verhoogd tot € 70 mln o.a. door de intensivering vanuit de enveloppe voor Toegepast onderzoek vanuit het Regeerakkoord. Door het achterblijven van de toekenningen voor technische projecten bleef de uiteindelijke benutting van het instrument uiteindelijk op een lager niveau dan de raming.
• Seed Capital regeling (– € 6,8 mln): De lagere realisatie is vooral een gevolg van de lagere benutting van de tender Seed Business Angels.
• Startups/MKB (– € 8,2 mln): Het verplichtingenbudget van ruim € 8 mln is ingezet voor het MKB-actieplan voor de periode 2019–2021 en is derhalve over de komende jaren verspreid.
• Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (– € 5 mln): Er zijn in 2018 geen verplichtingen aangegaan voor investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. De regeling Thematische Technology Transfer werd namelijk nog niet in 2018 opengesteld. Dit heeft begin 2019 plaatsgevonden.
• Oncode Institute (€ 6 mln): Ten behoeve van de valorisatie-activiteiten van Oncode Institute, een onafhankelijk (virtueel) instituut voor kankeronderzoek, is in 2018 een subsidie verstrekt van € 6 mln.
• Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (€ 2 mln): In 2018 is in totaal € 6,5 mln kapitaal gestort in het Investeringsfonds Zeeland B.V (Kamerstuk 29 697, nr. 47). Hiervan was € 4,5 mln reeds beschikbaar in de begroting van 2018 en is € 2 mln conform de fondsconstructie bij 1e suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting van 2018 uit de niet bestede middelen van 2017.
Toelichting op de uitgaven
I MKB-financiering
Leningen
Volledig revolverend
• Dutch Venture Initiative (– € 2,3 mln): De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen.
• Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (€ 4,3 mln): Dit heeft voor € 2,3 mln betrekking op de begrotingstechnische verwerking van de winst die door het door de BOM beheerde Life Sciences & Health Fund (€ 2,3 mln) is uitgekeerd aan BOM Capital I (Kamerstuk, 29 697, nr. 24). Daarnaast is in 2018 is in totaal € 6,5 mln kapitaal gestort in het Investeringsfonds Zeeland B.V.. Hiervan was € 4,5 mln reeds beschikbaar op de begroting in 2018 en is € 2 mln conform de fondsconstructie bij 1e suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting van 2018 uit de niet bestede middelen van 2017.
• Co-investment vehicle EIF (– € 10,0 mln): Het Co-investment vehicle EIF heeft in 2017 een eerste voorschot ontvangen van € 10 mln. Dit voorschot was in 2018 voldoende om de verplichtingen van het Co-investment vehicle te kunnen accommoderen. In 2018 is daarom geen aanvullend voorschot verstrekt.
Gedeeltelijk revolverend
• Innovatiekrediet (– € 6,3 mln): De kasuitgaven op het Innovatiekrediet fluctueren jaarlijks door individuele uitbetalingsafspraken met bedrijven op basis van afgesproken mijlpalen. Daarnaast werden in 2018 minder verplichtingen aangegaan dan de in totaal in 2018 geraamde € 70 mln. Dit heeft ook doorwerking gehad in de kasuitgaven.
• Seed Capital regeling (– € 18,8 mln): Deze onderbenutting van het kasbudget werd onder andere veroorzaakt doordat er een lager dan begroot aantal toekenningen is gedaan voor de Seed Business Angels waardoor de kasrealisatie lager was dan oorspronkelijk geraamd. Daarnaast vindt de uitfinanciering van de verplichtingen plaats op basis van liquiditeitsbehoefte van de Seedfondsen. Dit kan van jaar op jaar fluctueren.
• Vroegefasefinanciering (– € 6,4 mln): Ca. € 1,7 mln van het budget is ingezet om het kasbudget van het Innovatiekrediet op het juiste niveau te brengen voor het jaarlijks kunnen committeren van € 70 mln. Daarnaast bleef een deel van het kasbudget onbenut doordat het aantal toekenningen lager lag dan de oorspronkelijke openstelling.
• Startups/MKB (– € 2,2 mln): Het kasbudget van ruim € 2 mln is ingezet voor het MKB-actieplan voor de periode 2019–2021.
• NL-Californië Duurzaam E-mobility fund (– € 2,5 mln): Deze middelen zijn toegevoegd aan de Seed Capital regeling ten behoeve van de extra tender voor Smart en Sustainable Mobility. Bij deze tender in 2018 zijn echter geen toekenningen gerealiseerd vanwege een gebrek aan goede voorstellen.
II Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)
• Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (– € 17,2 mln): Deze middelen bleven in 2018 onbenut doordat onder andere de regeling Thematische Technology Transfer niet in 2018 werd gepubliceerd. Daarnaast kende de regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten (TOF) een andere kasritme dan aanvankelijk was aangenomen. Eén van de projecten van de TOF-regeling is uiteindelijk niet doorgegaan. Dit betrof een project van € 7,5 mln.
• Smart Industry leningen (– € 4,4 mln): Betreft het spreiden van de uitgaven ten behoeve van de uitfinanciering van de regeling Smart Industry Fieldlabs. De vrijgevallen middelen in 2018 zijn ter beschikking gesteld ten behoeve van de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek, waaronder de regeling Thematische Technology Transfer.
De niet bestede middelen op de diverse begrotingsinstrumenten in 2018 schuiven conform de fondsconstructie van het Toekomstfonds door naar 2019 en worden bij 1e suppletoire begroting 2019 weer toegevoegd aan de begroting.
Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt | 33 | 2015 | 29 | >20 | 31 | RVO.nl |
Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln) | 119 | 2015 | 159 | >120 | 173 | RVO.nl |
Aantal participaties via Seed Capital regeling en Fund of Funds | 44 | 2015 | 95 | 60 | 125 | RVO.nl/EIF |
Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door Seed Capital regeling en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln) | 551 | 2015 | 182 | 550 | 1.606 | RVO.nl/EIF |
Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt | 39 | 2015 | 41 | >45 | 40 | RVO.nl/STW |
Toelichting op de ontvangsten
• Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (€ 5,8 mln): Dit betreft de terugontvangen dividendbelasting van € 1,5 mln als gevolg van het door de NOM uitgekeerde dividend in 2017. Van LIOF werd € 2 mln dividend ontvangen. Daarnaast werd de uitgekeerde winst vanuit het door de BOM beheerde Life Sciences & Health Fund (€ 2,3 mln) aan BOM Capital I via de EZK-begroting verwerkt (Kamerstuk 29 697, nr. 24).
• Innovatiekrediet (– € 20,0): Als gevolg van vervroegde aflossingen in eerdere jaren en gewijzigde inzichten ten aanzien van de terugbetaling van innovatiekredieten vielen de ontvangsten in 2018 fors lager uit dan de oorspronkelijke raming. De ontvangstenraming van het innovatiekrediet was daarom in de 2e suppletoire begroting al neerwaarts aangepast (– € 15,7 mln). De ontvangsten kunnen fluctueren. Het is moeilijk vooraf in te schatten wanneer de terugontvangsten precies plaats zullen vinden. Daarom vielen de ontvangsten ondanks de ramingsbijstelling nog met ca. € 4,4 mln lager uit.
• Seed Capital regeling (€ 3,9 mln): De ontvangsten van de Seed Capital regeling waren € 3,9 mln hoger. De geraamde terugontvangsten Seed Capital regeling zijn gebaseerd op een inschatting. Het is moeilijk vooraf in te schatten wanneer de terugontvangsten precies plaats zullen vinden. Dit hangt af van het tijdstip dat participaties van het startersfonds worden verkocht.
4. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Algemene doelstelling
In het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bijdragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; een reductiedoel voor 2030 van 55%. Nationaal inzetten om op een kosteneffectieve wijze een reductie van 49% in 2030 te bewerkstelligen.
In het kader van het energiebeleid toewerken naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd.
Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen.
Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.
Rol en verantwoordelijkheid
Op het gebied van klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.
De Minister van EZK is voorts op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:
Klimaatbeleid
Regisseren
• Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.
• De regie op het nationale klimaatbeleid en de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.
• De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.
(Doen)Uitvoeren
• De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).
Stimuleren
• Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van EZK het in standhouden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en het Lokale Klimaatactieprogramma tot succesvolle uitvoering te brengen.
• Via het Lokale Klimaatactieprogramma, de Nederlandse Klimaatcoalitie, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt de Minister ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie. Ook worden in het kader van het Klimaatakkoord Regionale Energie Strategieën opgesteld waaraan de verschillende overheden met maatschappelijke partners samenwerken.
Energiebeleid
Financieren
• Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en innovatieve energietechnologieën.
(Doen)Uitvoeren
• Namens het kabinet het Energieakkoord van 2013 uitvoeren.
Stimuleren
• Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord);
• Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord).
Regisseren
• Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;
• Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur;
• Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;
• Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;
• Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;
• Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.
• Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;
• Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren;
• Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën;
• Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van energiebedrijven en industrie;
• Het creëren van randvoorwaarden voor een goede positie op het gebied van nucleair onderzoek, en uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.
Kengetal HHI en C3
De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.
1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit | ||||||||
– HHI | 2.338 | 2.276 | 2.230 | 2.152 | 1.992 | 1.822 | 1.951 | <2.000 |
– C3 | 83% | 81% | 81% | 79% | 75% | 72% | 74% | <75% |
2. Concentratiegraad in de retailsector gas | ||||||||
– HHI | 2.258 | 2.204 | 2.171 | 2.052 | 1.895 | 1.821 | 1.949 | <1.900 |
– C3 | 81% | 79% | 79% | 76,8% | 74% | 72% | 74% | <74% |
Bron: ACM |
Beleidsconclusies
Uitwerking transitiepaden Energieagenda: Klimaatakkoord
De in 2017 uitgewerkte transitiepaden zijn in 2018 gebruikt om te komen tot de inzet van het kabinet voor de gesprekken rond het Klimaatakkoord. Hiermee is invulling gegeven aan de in de begroting aangekondigde stappen voor de uitwerking van de transitiepaden van de Energieagenda. De inzet was om te komen tot een breed gedragen Klimaatakkoord dat invulling geeft aan de doelstelling van het kabinet van 49% broeikasgasreductie in 2030. De kabinetsinzet voor het Klimaatakkoord is op 23 februari afgerond (Kamerstuk 32 813, nr. 163). De gesprekken hebben geresulteerd in het ontwerp-klimaatakkoord, dat op 21 december aan de Minister van EZK is aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 263). Het ontwerp-Klimaatakkoord wordt nu doorgerekend en na politieke weging wordt op basis hiervan in 2019 een definitief Klimaatakkoord vastgesteld.
Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK)
Het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) heeft als doel inzicht te bieden in het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030, waarbij onder meer op nationale doelstellingen en concrete beleidsmaatregelen wordt ingegaan. Het concept INEK is op 21 november 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 249) en op 20 december 2018 ingediend bij de Europese Commissie. Hiermee is voldaan aan de verplichting om voor 31 december 2018 een concept-INEK in te dienen. Omdat het Klimaatakkoord op het moment van het vaststellen nog niet was afgerond, is het concept-INEK gebaseerd op bestaande (beleids)documenten, waarvan het Regeerakkoord, de kabinetsinzet voor het Klimaatakkoord en de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord de belangrijkste zijn. Daarmee bevat dit concept-INEK geen nieuw beleid en op veel beleidsterreinen waren de concrete beleidsmaatregelen (en doorrekeningen daarvan) nog niet aan te geven. Voor het cijfermatige deel van het concept-INEK is vooral gesteund op de Nationale Energieverkenning 2017, aangezien de eerstvolgende integrale doorrekening van het energie- en klimaatbeleid pas in 2019 weer beschikbaar komt. Gegeven deze beperkingen is het concept-INEK niet volledig ingevuld, maar in deze fase (opstellen concept) is dat acceptabel. Het definitieve INEK moet voor 31 december 2019 worden ingediend. Het definitieve INEK zal worden vormgegeven op basis van de uitkomsten van het Klimaatakkoord en de aanbevelingen van de Europese Commissie ten aanzien van het concept-INEK en zal vervolgens breed worden geconsulteerd, zowel nationaal als met de buurlanden.
Energieakkoord
In 2018 is onverkort doorgegaan met de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord. Belangrijke resultaten in 2018 zijn:
• Wet Milieubeheer: om mogelijk te maken dat de informatieplicht per 1 juli 2019 van kracht zal zijn, is in 2018 de wijziging van het Activiteitenbesluit voorgehangen bij de Tweede Kamer en voorgelegd aan de Raad van State. De bevoegde gezagen (gemeenten en provincies) hebben eenmalig extra budget gekregen om zich voor te bereiden op dit informatie gestuurd handhaven. Aan het georganiseerde bedrijfsleven is eveneens subsidie verleend zodat zij hun leden kunnen informeren over de informatieplicht. Bij RVO zijn de voorbereidingen gestart voor het digitale loket waar bedrijven en instellingen hun informatie in 2019 kunnen indienen. Hiermee ligt het proces op schema voor het van kracht zijn van de informatieplicht op 1 juli 2019 en daarmee voor het realiseren van 7 PJ extra energiebesparing in 2020.
• 9 PJ energie-intensieve bedrijven: conform afspraken zijn de eind 2017 ingediende plannen van de bedrijven in het eerste kwartaal van 2018 beoordeeld door RVO. Uit de beoordeling is gebleken dat de bedrijven voor ruim 9 PJ aan plannen hebben ingediend. Hiermee liggen de bedrijven op koers voor het realiseren van de 9 PJ additionele energiebesparing eind 2020.
• 10 PJ gebouwde omgeving: in 2018 is de regelgeving voor het verbruikskostenoverzicht aangepast. zodat energieleveranciers, conform afspraken in het convenant, hun klanten hierdoor frequenter en beter inzicht kunnen geven in hun energieverbruik en de mogelijkheden voor energiebesparing.
• In 2018 was bij de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) het totale bedrag aan aanvragen hoger dan het aan het begin van het jaar beschikbaar gestelde subsidiebudget (€ 100 mln) voor investeringen in kleinschalige duurzame warmteproductie-installaties. Daarom is besloten om het budget voor de openstelling 2018 met € 8 mln op te hogen om daarmee alle ingediende aanvragen te kunnen honoreren. In de Korte Termijn Raming voor uitstoot broeikasgassen en energie van het PBL staat beschreven dat het verhoogde ISDE- budget in 2020 tot 0,8 PJ additionele energiebesparing ten opzichte van de verwachte energiebesparing in de NEV2017 zal leiden.
• De tender voor de kavels I en II van Windpark Hollandse kust (zuid) is zonder subsidieverlening gerealiseerd.
Overeenkomst van Parijs
Door de VN klimaatconferentie in Katowice (COP24) zijn in december 2018 de regels die invulling geven aan de Overeenkomst van Parijs grotendeels uitgewerkt. Deze regels voorzien in een systeem dat voor alle landen geldt, met ingebouwde flexibiliteit voor landen die dit nodig hebben. Dit breekt met het verleden waarin er strikt onderscheid werd gemaakt tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Met de aangenomen regels kan beter gecontroleerd worden wat de voortgang is in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en is er een duidelijk mechanisme dat er aan moet bijdragen dat landen om de vijf jaar hun ambitie verhogen.
EU-klimaatambities
In 2018 heeft het kabinet succesvol gelobbyd voor een ambitieuze en tijdig uitgebrachte Europese langetermijnstrategie voor klimaat. Nederland heeft in het voortraject naar publicatie van de Commissiemededeling nauw samengewerkt met andere ambitieuze lidstaten om de Commissie te bewegen aan de slag te gaan met deze strategie en het ambitieniveau in lijn te brengen met het Parijs-akkoord. Dit heeft onder andere geleid tot een gezamenlijke brief, medeondertekend door de klimaatministers van Denemarken, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden, waarin de Commissie werd opgeroepen om een duidelijk pad uit te stippelen naar netto nul broeikasgasemissies in de EU in 2050. In de mededeling die op 28 november is uitgebracht presenteert de Commissie een langetermijnvisie voor een klimaatneutrale economie in 2050. Het kabinet steunt de door de Commissie voorgestelde ambitie. Dit doel past bij de Nederlandse inzet om het huidige 2030-doel voor de EU van ten minste 40% op te hogen naar 55%.
Energie-innovatie
De beleidsevaluatie van de verschillende energie-innovatieregelingen is eind 2017 afgerond en op 23 januari 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 30 196, nr. 572). Een aantal aanbevelingen uit de beleidsevaluatie is nog verwerkt in de regelingen 2018. Een voorbeeld is de aanbeveling om mogelijkheden te verduidelijken voor het gebruik van intentieverklaringen om daarmee het financieel commitment van aanvragende partijen mee aan te tonen. De wat grotere aanbevelingen zijn in 2018 nader uitgewerkt, met het oog op inwerkingtreding in 2019. Parallel hieraan is in 2018 het concept van de integrale kennis- en innovatieagenda voor klimaat en energie opgesteld vanuit het Klimaatakkoord. Hierin zijn 13 meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s beschreven. In het ontwerp-Klimaatakkoord zijn deze 13 innovatieprogramma’s opgenomen. Daarmee is een belangrijke stap gezet in het vormgeven van het missiegedreven innovatiebeleid voor het thema energietransitie en duurzaamheid.
Energie & leefomgeving
In het kader van het Interbestuurlijk Programma (IBP) en het ontwerp-Klimaatakkoord zijn concrete afspraken gemaakt over de oprichting en inrichting van een Nationaal Programma Regionale energiestrategieën (NP RES). De focus ligt daarbij op opgaven in de elektriciteitssector (35 TWh duurzame opwekking op land realiseren in 2030) en de gebouwde omgeving (regionale warmtestructuren als basis voor 1,5 mln aardgasvrije woningen in 2030). Tevens is een handreiking voor de regio’s opgesteld, onder meer over hoe burgers en andere belanghebbenden actief betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen van een regionale energiestrategie zodat er maatschappelijk gedragen keuzes worden gemaakt.
Per brief van 25 juni 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 289) is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van energieprojecten onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Via de methodiek van Omgevingsmanagement is in 2018 wederom stevig geïnvesteerd in kwalitatief hoogwaardigere besluitvorming rond energieprojecten door de belangen van de omgeving zo vroeg en zo transparant mogelijk mee te nemen en te wegen in de besluitvorming. Daarbij is voorgesorteerd op de komst van de Omgevingswet. Tevens is in 2018 de beweging in gang gezet om de belangenafweging op plan- en projectniveau zo veel mogelijk in het kader van de Regionale energiestrategieën te laten plaatsvinden. Naar mijn mening is de RCR daarmee op effectieve wijze ingezet.
In het kader van de uitvoering van de op 27 maart 2018 aan de Kamer verstuurde routekaart windenergie op zee 2030 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) is in 2018 een brede verkenning uitgevoerd naar opties voor de afvoer van de opgewekte energie uit de in de routekaart aangewezen windenergiegebieden. Het breed verkennen betekent dat er niet alleen gekeken is naar verbindingen met elektriciteitskabels en aanlandpunten, maar ook dat er naar «onconventionele opties» zoals omzetting naar waterstof op zee is gekeken. Vroegtijdige aandacht voor participatie in de verkenning heeft geleid tot brede betrokkenheid van provincies, gemeenten, het Vlaamse Gewest, belangenorganisaties en het bedrijfsleven. De verkenning heeft geresulteerd in een eerste selectie van mogelijke kabeltracés en aansluitpunten. Deze worden voor de ruimtelijke inpassing verder uitgewerkt in vier RCR-procedures, waarbij TenneT initiatiefnemer is. Per brief van 5 april 2019 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 33 561, nr. 48). Ook in de RCR-projecten zullen omgevingspartijen – conform het gedachtengoed van de Omgevingswet – nauw worden betrokken. Hiermee is de beleidsinzet geslaagd, te meer omdat de verkenning door vroegtijdige participatie en interbestuurlijke afspraken zorgt voor een vliegende start van de RCR-procedures.
Verdere beperking gaswinning Groningen
Ten tijde van de Miljoenennota 2018 werd een beperkte daling van de gaswinning uit Groningen verwacht. Op 8 januari 2018 vond een aardbeving met de kracht van 3.4 op de schaal van Richter in Zeerijp plaats. Enkele weken later adviseerde het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) om de winning uit het Groningenveld zo snel mogelijk tot 12 miljard Nm³ te beperken. Het kabinet heeft vervolgens per Kamerbrief van 29 maart 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 457) besloten om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te beëindigen. Hiertoe neemt de Minister van EZK verschillende maatregelen: onder andere verwerving van extra stikstofcapaciteit, de bouw van een extra stikstoffabriek, een verplichte omschakeling van grootverbruikers, versnelde afbouw van de export van laagcalorisch gas en aanpassingen aan de Gaswet en Mijnbouwwet waarmee de Minister van EZK gemachtigd is om jaarlijks het winningsniveau te bepalen. Met Shell en Exxon is een Akkoord op Hoofdlijnen gesloten over het zo snel mogelijk beëindigen van de gaswinning uit het Groningenveld. In het gasjaar 2017/2018, dat liep van 1 oktober 2017 tot en met 30 september 2018, is uiteindelijk 20,1 miljard Nm³ uit het Groningenveld gewonnen. Dat is 1,5 miljard Nm³ minder dan op basis van de voorlopige voorziening van de Raad van State was toegestaan en waarvan in de Miljoenennota 2018 werd uitgegaan.
Wijziging Mijnbouwwet
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over de herijking van het kleineveldenbeleid in het licht van de energietransitie van 30 mei 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 469), heeft het kabinet besloten de opsporing en winning van kleine gasvelden op het Nederlandse deel van de Noordzee extra te stimuleren. Dat zal gebeuren door voor de gaswinning op de Noordzee de huidige conditionele investeringsaftrek van 25% te vervangen door een generieke investeringsaftrek van 40%. Deze wijziging heeft een remmend effect op de snelle afname van de gaswinning op de Noordzee en levert circa 22–37 miljard Nm3 extra gas op. Een voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, waarin de generieke investeringsaftrek op de Noordzee wordt vastgelegd, wordt naar verwachting medio 2019 bij de Tweede Kamer ingediend.
De operator en de overige medevergunninghouders hebben op basis van de Mijnbouwwet een verwijderingsverplichting voor offshore infrastructuur. Aanvullend op hetgeen al in de Mijnbouwwet is vastgelegd voor het vragen aan de operator van financiële zekerheid voor de nakoming van zijn verwijderingsverplichting, is in mei 2018 – in het licht van de aanstaande ontmanteling van mijnbouwwerken – besloten de verplichtingen van de operator en de overige medevergunninghouders eenduidig, robuust en transparant vast te gaan leggen in de Mijnbouwwet en daarmee te laten gelden voor alle mijnbouwondernemingen. Een voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, waarin de aanvullende verplichtingen tot financiële zekerheidstelling worden vastgelegd, wordt naar verwachting eveneens medio 2019 bij de Tweede Kamer ingediend.
VERPLICHTINGEN | 2.646.202 | 6.494.697 | 17.514.501 | 8.618.677 | 11.778.791 | 17.104.762 | – 5.325.971 |
Waarvan garantieverplichtingen | 526 | 31.873 | 28.900 | 11.050 | 0 | 66.600 | – 66.600 |
Waarvan overige verplichtingen | 2.645.676 | 6.462.824 | 17.485.601 | 8.607.627 | 11.778.791 | 17.038.162 | – 5.259.371 |
UITGAVEN | 1.441.886 | 1.557.919 | 1.824.624 | 1.887.248 | 2.875.719 | 2.286.115 | 589.604 |
Subsidies | 1.181.789 | 1.347.519 | 1.621.186 | 1.635.472 | 2.450.444 | 1.996.160 | 454.284 |
Topsectoren Energie | 34.925 | 57.681 | 70.432 | 69.725 | 94.065 | 108.723 | – 14.658 |
– tenderregeling Energie-innovatie | 19.398 | 36.543 | 38.935 | 38.791 | 63.400 | 60.403 | 2.997 |
– SDE+projecten | 15.527 | 21.138 | 31.497 | 30.934 | 30.665 | 48.320 | – 17.655 |
Energie-innovatie (IA) | 27.383 | 17.300 | 16.190 | 7.098 | 7.092 | 2.368 | 4.724 |
Green Deal | 918 | 1.809 | 2.660 | 4.997 | 3.903 | 1.500 | 2.403 |
Klimaat en Energieakkoord | 0 | 10.153 | 19.329 | 21.931 | 32.681 | 57.600 | – 24.919 |
– Demonstratie-regeling Energie Innovatie (DEI) | 0 | 10.153 | 19.329 | 21.931 | 28.193 | 42.000 | – 13.807 |
– Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw | 860 | 6.600 | – 5.740 | ||||
– Projecten nieuw Klimaatakkoord | 534 | 4.200 | – 3.666 | ||||
– Projecten Energieakkoord SER | 666 | 478 | 562 | 733 | 3.094 | 4.800 | – 1.706 |
Begrotingsreserve Maatregelen voor CO2 – reductie | 500.000 | 0 | 500.000 | ||||
MEP | 432.032 | 362.995 | 288.426 | 149.960 | 25.492 | 54.991 | – 29.499 |
SDE | 183.978 | 207.832 | 443.837 | 552.127 | 615.295 | 616.059 | – 764 |
SDE+ | 51.138 | 115.227 | 187.446 | 321.514 | 486.646 | 1.058.564 | – 571.918 |
Storting in begrotingsreserve duurzame energie | 369.356 | 503.423 | 473.061 | 377.819 | 537.740 | 0 | 537.740 |
Bijdrage aan ECN | 40.000 | 0 | 0 | 0 | |||
ISDE-regeling | 18.018 | 50.927 | 69.864 | 69.864 | |||
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS) | 56.955 | 31.765 | 45.008 | 53.477 | 36.895 | 62.000 | – 25.105 |
CCS | 4.905 | 2.500 | 171 | 865 | 1.438 | 2.080 | – 642 |
Aardwarmte | 21.000 | 21.000 | 0 | ||||
Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sport-accommodaties (EDS) | 5.822 | 6.170 | 7.809 | 0 | 7.809 | ||
Hoge Flux Reactor | 7.250 | 7.250 | 14.500 | 7.250 | 7.651 | – 401 | |
Elektrisch rijden | 2.184 | 1.541 | 844 | 538 | 232 | 0 | 232 |
Caribisch Nederland | 6.807 | 17.108 | 8.472 | 574 | 3.042 | 3.000 | 42 |
Overige subsidies | 3.292 | 10.457 | 908 | 2.517 | 0 | 624 | – 624 |
Leningen | 10.004 | 9.000 | 19.840 | 0 | 19.840 | ||
Pallas | 10.004 | 9.000 | 19.840 | 0 | 19.840 | ||
Garanties | 9.206 | 1.922 | 2.242 | 833 | 1.019 | 4.700 | – 3.681 |
Aardwarmte | 1.230 | 1.019 | 0 | 1.019 | |||
Storting in begrotingsreserve Aardwarmte | 9.206 | 1.922 | 1.012 | 833 | 0 | 4.700 | – 4.700 |
Opdrachten | 18.104 | 19.813 | 13.029 | 9.188 | 9.053 | 18.191 | – 9.138 |
O&O bodembeheer | 3.843 | 12.651 | 2.614 | 2.123 | 2.410 | 4.917 | – 2.507 |
Joint implementation | 768 | 252 | 5 | 434 | 0 | 0 | 0 |
Straling | 9.257 | 50 | 0 | 0 | 0 | ||
SodM onderzoek | 879 | 2.500 | – 1.621 | ||||
Uitvoeringsagenda Klimaat | 373 | 573 | – 200 | ||||
Klimaat mondiaal | 92 | 350 | – 258 | ||||
Onderzoek en opdrachten | 4.236 | 6.860 | 10.410 | 6.631 | 5.299 | 9.851 | – 4.552 |
Bijdragen aan agentschappen | 47.281 | 41.805 | 46.026 | 52.877 | 65.341 | 61.129 | 4.212 |
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland | 41.949 | 40.168 | 44.400 | 51.050 | 56.675 | 48.977 | 7.698 |
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | 692 | 681 | 676 | 713 | 721 | 703 | 18 |
Kern Fysische Dienst | 3.690 | 0 | 0 | 0 | |||
KNMI | 950 | 956 | 950 | 1.114 | 1.147 | 1.276 | – 129 |
NEA | 5.594 | 7.528 | – 1.934 | ||||
RIVM | 0 | 1.430 | – 1.430 | ||||
Rijkswaterstaat | 1.204 | 1.215 | – 11 | ||||
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s | 110.603 | 107.423 | 113.356 | 116.403 | 150.348 | 141.680 | 8.668 |
Doorsluis COVA heffing | 107.594 | 106.074 | 108.179 | 110.263 | 110.760 | 111.000 | – 240 |
TNO Kerndepartement | 37.809 | 28.980 | 8.829 | ||||
TNO SodM | 3.009 | 1.349 | 5.177 | 6.140 | 1.779 | 1.700 | 79 |
Bijdragen aan mede-overheden | 24.380 | 20.988 | 36.440 | – 15.452 | |||
Uitkoopregeling | 24.380 | 20.988 | 36.440 | – 15.452 | |||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 64.899 | 39.437 | 28.785 | 39.095 | 158.686 | 27.815 | 130.871 |
ECN/NRG | 57.903 | 38.819 | 27.982 | 38.519 | 158.040 | 26.358 | 131.682 |
Storting begrotingsreserve risicopremie lening ECN/NRG | 6.600 | ||||||
Diverse instituten | 396 | 618 | 803 | 576 | 646 | 1.457 | – 811 |
ONTVANGSTEN | 10.801.567 | 6.851.765 | 2.546.908 | 3.202.936 | 3.201.275 | 3.445.211 | – 243.936 |
COVA | 107.594 | 106.074 | 108.179 | 110.264 | 110.760 | 111.000 | – 240 |
Opbrengst heffing ODE (SDE+) | 173.619 | 278.861 | 421.036 | 626.953 | 1.033.046 | 1.074.000 | – 40.954 |
ETS-ontvangsten | 504.215 | 224.000 | 280.215 | ||||
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie | 20.000 | 77.000 | 77.000 | 73.000 | 73.000 | 0 | |
Aardgasbaten | 10.505.291 | 6.424.910 | 1.926.754 | 2.373.989 | 1.461.955 | 1.950.000 | – 488.045 |
Ontvangsten zoutwinning | 2.474 | 2.342 | 2.510 | 2.525 | 2.599 | 2.511 | 88 |
Diverse ontvangsten | 12.589 | 19.578 | 11.429 | 12.205 | 15.700 | 10.700 | 5.000 |
Toelichting op de verplichtingen
Garantieregeling aardwarmte
Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2018 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het garantieplafond van € 66,6 mln in zijn geheel niet is benut.
SDE+
Het lagere bedrag aan verplichtingen is vrijwel geheel terug te voeren op de lagere verplichtingen die zijn aangegaan voor de regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE+). De laatste tender Wind op Zee is opnieuw zonder subsidie toegekend: hiervoor was € 4,5 mld verplichtingenbudget gereserveerd. Daarnaast zijn op de eerste openstelling in 2018 van de reguliere SDE+, die een subsidieplafond kende van € 6 mld, voor zo’n € 2,3 mld minder subsidies verstrekt. Een groot deel van de tweede openstelling 2018 zal pas in 2019 verplicht worden (€ 4 mld).
Tegenover deze lagere verplichtingen staat dat een groot deel van de tweede openstelling 2017 pas in 2018 is verplicht (€ 4,3 mld). Tenslotte is er ruim € 0,5 mld in de begrotingsreserve duurzame energie gestort en € 0,5 mld in de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie.
Toelichting op de uitgaven
Subsidies
SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling, HER)
De lagere uitgaven op het budget voor de SDE+-projecten (HER) waren al bij 1e suppletoire begroting geprognotiseerd en zijn toen al voor een bedrag van € 15,7 mln ingezet ter dekking van de uitgaven voor de ISDE. Zowel de HER als de ISDE worden gefinancierd uit de SDE+-middelen.
Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI)
De lagere dan verwachte uitgaven voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI) zijn al bij 1e suppletoire begroting voorzien en het budget is daarom bij 1e en 2e suppletoire begroting met € 12 mln verlaagd naar € 30 mln. Deze meevaller is ingezet ter dekking van de hogere uitgaven van de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE), die gefinancierd wordt uit het budget voor Topsectoren Energie.
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)
Bij amendement is € 5,6 mln toegevoegd aan het budget voor de Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS). Omdat de kasuitgaven van de openstelling 2018 pas in de jaren 2019 t/m 2022 zouden plaatsvinden, is bij 2e suppletoire begroting de gehele € 5,6 mln met een kasschuif naar deze jaren verschoven.
Projecten Energieakkoord en Klimaatakkoord
Uit de Klimaatenveloppe 2018 is € 4,2 mln voor de uitwerking van het Klimaatakkoord toegevoegd aan het reeds bestaande budget van € 4,8 mln voor de uitvoering van het Energieakkoord. Uit dit gezamenlijke budget zijn onder andere de ondersteuning door de SER van het Klimaatakkoord, de communicatie rond het Klimaatakkoord, de vergoeding van de voorzitters van de Klimaattafels en verschillende onderzoeken ten behoeve van het Klimaatakkoord bekostigd. De niet-uitgegeven middelen van het budget voor het Energieakkoord zijn in de reserve duurzame energie gestort.
Storting begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie
Het kabinet heeft bij 2e suppletoire begroting besloten € 500 mln vrij te maken voor mogelijke additionele maatregelen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard en timing van de eventuele aanvullende maatregelen nog onzeker is, heeft het kabinet eveneens besloten deze eventuele maatregelen te financieren via een tijdelijke begrotingsreserve, gekoppeld aan de EZK-begroting. Onttrekking van middelen uit de reserve moet vooraf door het Ministerie van Financiën goedgekeurd worden. Daarbij wordt getoetst op het zo kostenefficiënt mogelijk verminderen van CO2. EZK coördineert de set aan maatregelen om CO2 te reduceren. Andere departementen, zoals LNV, IenW en BZK, kunnen ook een beroep doen op deze middelen voor CO2-reducerende maatregelen.
Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP), SDE, SDE+ en regeling Investerings Subsidie Duurzame Energie (ISDE)
De lagere uitgaven op de MEP-regeling (€ 29,5 mln) zijn veroorzaakt door een lagere gerealiseerde subsidiabele elektriciteitsproductie dan waar in de raming eerder rekening mee was gehouden. Ook bij de regelingen SDE en SDE+ is er sprake van dat de uitgaven lager zijn uitgevallen dan de in de begroting beschikbare middelen (totaal € 572 mln). Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een tragere realisatie van de subsidiabele productie dan voorzien bij het opstellen van de ramingen in 2013 en voor het overige aan het beschikbaar stellen van SDE+ middelen voor de InvesteringSubsidie Duurzame Energie (ISDE) en de subsidie aan TenneT voor het net op zee. De bij de SDE+ uitgevallen productie zal voor een groot deel in latere jaren alsnog worden gerealiseerd en gesubsidieerd via dezelfde of vervangende projecten. Voor de uitgaven op de ISDE waren in de begroting 2018 nog geen middelen opgenomen. Deze middelen zijn afkomstig uit de middelen voor de SDE+ en de MEP. De op de MEP, SDE, SDE+ en aanverwante instrumenten per saldo niet uitgegeven middelen zijn gestort in de begrotingsreserve duurzame energie.
Aantal deelnemende bedrijven bij TKI Bron: RVO.nl |
301 | 486 | 612 | 1.150 | 1.200 | 1.400 | 1.7001 | 1.500 |
1 Voorlopig cijfer, betreft aantal bedrijven dat in 2018 heeft deelgenomen aan projecten ondersteund door de Topsector Energie Tenders (TSE), de Hernieuwbare Energie Regeling (HER) en de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI) en opdrachten die in het kader van de Topsector Energie zijn verstrekt. |
Duurzame energieproductie | 4,5% | 2013 | 5,8% | 6% | 6,6% | 16% | 2023 | CBS |
Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)
Het voor de EDS beschikbare budget van € 8 mln is in 2018 bij 1e suppletoire begroting van de begroting van VWS overgeheveld naar de begroting van EZ. Uiteindelijk is hiervan € 7,8 mln uitbetaald.
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)
Op de ETS-compensatieregeling voor energie-intensieve bedrijven is in 2018 ruim € 20 mln minder uitgegeven dan begroot, vooral als gevolg van de veel lagere ETS-prijs die gebruikt wordt om de omvang van de openstelling te berekenen dan waar bij de raming rekening mee gehouden was. Daarnaast is € 5 mln overgeheveld naar het Provinciefonds als EZ-bijdrage aan de 3e tranche van de Regionale Investeringssteun Groningen (RIG).
Leningen
Pallas
In 2014 is door het toenmalige EZ aan de Stichting Pallas een lening verstrekt van € 40 mln, waarvan tot en met 2017 € 20,2 mln is uitbetaald. In 2018 is het restant van de lening van € 19,8 mln door Pallas opgevraagd. Omdat hiervoor geen budget beschikbaar was in de Ontwerpbegroting 2018, is het Pallas-budget met dit bedrag opgehoogd.
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
De bijdrage aan RVO.nl was hoger vanwege loon- en prijsbijstelling. Ook is budget toegevoegd voor de implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming AVG (€ 2,9 mln), afbouw van de capaciteit van de voormalige Dienst Landelijk Gebied DLG (€ 0,4 mln), uitbreiding van de capaciteit voor de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling RCR (€ 0,4 mln), de uitvoering van de Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties EDS (€ 0,6 mln) en de uitvoering van de SDE+-regeling (€ 0,85 mln). Het restant betreft verschillende kleinere aanvullende opdrachten die in 2018 aan RVO verstrekt zijn.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Bijdrage aan TNO
De bijdrage aan TNO betreft zowel de onderdelen ECN-TNO (energieonderzoek) als TNO-AGE (mijnbouwonderzoek). In verband met de afsplitsing van ECN-TNO van ECN is het budget voor de bijdrage aan ECN-TNO bij 2e suppletoire begroting uit het ECN-budget opgehoogd met € 5,3 mln, daarnaast is € 0,6 mln aan loon- en prijsbijstelling uitgekeerd.
Op het budget voor TNO-AGE bleek in 2018 een tekort te zijn van € 2,5 mln, vooral als gevolg van de toegenomen werkzaamheden van TNO-AGE voor de uitvoering van wettelijke taken (mijnbouwvergunningverlening, opdrachten voortvloeiend uit de Mijnbouwwet), de advisering op het Groningen-dossier en nieuwe taken (toezicht op geothermieactiviteiten).
Indicator: klanttevredenheid en kennisbenutting
Klanttevredenheid ECN | 8,6 | 2014 | 8,4 | 8,2 | n.v.t. | 8,0 | 2018 | ECN |
Kennisbenutting ECN | 96% | 2015 | 95% | 95% | n.v.t. | >80% | 2018 | ECN |
Bron: opgave ECN (realisatiecijfers t/m 2017) |
In 2018 is ECN opgegaan in TNO en gaat sindsdien verder als ECN-TNO. Dit houdt in dat het energie- en klimaatonderzoek van ECN met ingang van april 2018 is ondergebracht in de organisatie TNO en dat er geen separate indicatoren meer worden bijgehouden voor het onderdeel ECN-TNO. Voor de scores op de indicatoren «klanttevredenheid» en «kennisbenutting» van TNO als geheel wordt verwezen naar de desbetreffende indicatoren op artikel 2.
Bijdragen aan medeoverheden
Uitkoopregeling
Er zijn minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen onder een hoogspanningsverbinding.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Energieonderzoek Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Group (ECN/NRG)
Uit het in 2018 in de Ontwerpbegroting beschikbare budget zijn zowel de subsidie aan ECN/NRG (€ 8,2 mln) als de opdracht aan ECN-TNO (€ 12,5 mln) betaald. Vanaf 2019 zijn beide budgetten in de begroting gescheiden. Daarnaast is in 2018 aan ECN/NRG een lening verstrekt en uitbetaald van € 117 mln voor het opruimen en afvoeren van het nucleaire afval in Petten. Tevens is het laatste deel van de lening die in oktober 2014 aan ECN/NRG is verstrekt voor het herstelplan van de Hoge Flux Reactor (HFR) uitbetaald (€ 20 mln). Zowel voor het verstrekken van de nieuwe lening als voor de uitbetaling van de reeds lopende lening is het budget gedurende 2018 opgehoogd.
Ontvangsten
Opbrengst heffing ODE (SDE+)
De inkomsten uit de Opslag Duurzame Energie (ODE) zijn bijna € 41 mln achtergebleven bij de in de begroting geraamde inkomsten. Dit is 3,8% lager dan geraamd. Bij de bepaling van de ODE-tarieven dienen vooraf inschattingen te worden gemaakt voor onder andere het elektriciteits- en gasverbruik. Aangezien het gerealiseerde verbruik daarvan kan afwijken, zullen de daadwerkelijke opbrengsten in het algemeen iets afwijken van de geraamde opbrengsten.
ETS-Ontvangsten
In 2018 is de ETS-prijs gestegen en deze stijging is gepaard gegaan met zeer grote fluctuaties. In het laatste half jaar is de gemiddelde ETS-prijs veel sterker gestegen dan verwacht, waardoor de ETS-opbrengsten ruim € 280 mln hoger zijn uitgevallen dan geraamd.
Aardgasbaten
De ontvangen aardgasbaten zijn zo’n € 488 mln achtergebleven bij de in de begroting geraamde te ontvangen bedragen. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de opbouw van voorzieningen door NAM en EBN zoals in de Kamerbrief over de budgettaire gevolgen van de gaswinning in Groningen van 18 september 2018 reeds aangekondigd (Kamerstuk 33 529, nr. 524). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om voorzieningen ten behoeve van de versterkingsopgave en de bijdrage voor de Regio. NAM en EBN zijn verplicht om voorzieningen te nemen voor toekomstige uitgaven die qua omvang met voldoende zekerheid berekend kunnen worden.
1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3) Bron: TNO |
26 mld Nm3 | 26 mld Nm3 | 24 mld Nm3 | 22 mld Nm3 | 20 mld Nm3 | 18 mld Nm3 | 16 mld Nm3 |
2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore Bron: TNO |
16 | 9 | 21 | 16 | 4 | 6 | 5 |
3. Aantal boringen productie onshore en offshore Bron: TNO |
19 | 18 | 32 | 17 | 16 | 8 | 7 |
4. Productie aardgas totaal (in Nm3) Bron: TNO |
74 mld Nm3 | 80 mld Nm3 | 66 mld Nm3 | 50 mld Nm3 | 48 mld Nm3 | 42 mld Nm3 | 35 mld Nm3 |
5. Euro/dollarkoers Bron: CPB |
1,28 | 1,33 | 1,33 | 1,11 | 1,11 | 1,13 | 1,18 |
6. Olieprijs (dollar/vat) Bron: CPB | 111,7 | 108,7 | 101,4 | 52,5 | 43,3 | 54,0 | 70,9 |
7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3) Bron: Gasterra |
24,0 | 26,0 | 21,3 | 19,8 | 13,6 | 16,6 | 21,5 |
Toelichting op de begrotingsreserves
Begrotingsreserve Aardwarmte | 21.554 | 100% |
Begrotingsreserve duurzame energie | 2.239.406 | 100% |
Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen | 6.600 | 0% |
Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie | 500.000 | 0% |
Begrotingsreserve Aardwarmte
Stand 1/1/2018 | 22,6 |
+ Storting | |
– Onttrekking | 1,0 |
Stand per 31/12/2018 | 21,6 |
De begrotingsreserve voor de garantieregeling Geothermie is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Geothermie betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2018 zijn geen nieuwe garanties op basis van de garantieregeling door RVO.nl ingediend, zodat er ook geen stortingen van ontvangen provisies in de begrotingsreserve hebben plaatsgevonden.
Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.
Begrotingsreserve Duurzame energie
Stand 1/1/2018 | 1.774,7 |
+ Storting | 537,7 |
– Onttrekking | – 73,0 |
Stand per 31/12/2018 | 2.239,4 |
De begrotingsreserve Duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, ISDE en de SDE+-projecten van de topsectoren energie (HER). Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2018 is € 537,7 mln in de reserve gestort en € 73 mln aan de reserve onttrokken (Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4, antwoord op vraag 5).
MEP (algemene middelen) | 23 | 16 | 2 | 34 | – 2 | 73 | 100% | |
SDE (algemene middelen) | 143 | 220 | 297 | 191 | 63 | 16 | 930 | |
Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE) | – 20 | – 77 | – 77 | – 73 | – 247 | |||
SDE+ (ODE gefinancierd) | 59 | 134 | 204 | 282 | 281 | 523 | 1.483 | 100% |
Totaal | 225 | 370 | 483 | 396 | 301 | 464 | 2.239 | 100% |
Eind 2018 bedraagt de stand van de reserve € 2.239,4 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE+), zal de begrotingsreserve duurzame energie in de jaren tot en met 2020 nog toenemen, zij het in mindere mate dan de afgelopen jaren (indicatief: 2019 + € 150 mln, 2020 + € 150 mln). Met ingang van 2021 zal er een beroep moeten worden gedaan op de begrotingsreserve (indicatief: 2021 – € 160 mln), omdat de geraamde uitgaven de in de meerjarenramingen beschikbare kasmiddelen te boven gaan. Daarbij is nog geen rekening gehouden met intensiveringen – additionele middelen, noch extra uitgaven – in het kader van het Klimaatakkoord.
Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen
Stand 1/1/2018 | 6,6 |
+ Storting | 0 |
– Onttrekking | 0 |
Stand per 31/12/2018 | 6,6 |
De middelen op de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst.
Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.
Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie
Stand 1/1/2018 | 0 |
+ Storting | 500 |
– Onttrekking | 0 |
Stand per 31/12/2018 | 500 |
Het kabinet zal mogelijk additionele maatregelen nemen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard en timing van de eventuele aanvullende maatregelen nog onzeker is, heeft het kabinet besloten deze eventuele maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken. Andere departementen, zoals LNV, IenW en BZK kunnen ook een beroep doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen.
In afwachting van nadere besluitvorming zijn deze middelen nog niet juridisch verplicht.
ENERGIEBESPARING | ||||||
MJA3 / MEE (EZK, art. 4) | 3.061 | 4.242 | 3.053 | 3.799 | 2.368 | 1.431 |
EIA (FIN, fiscaal) | 106.000 | 147.000 | 124.000 | 160.0001 | 147.000 | 13.000 |
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4) | 31.765 | 45.008 | 53.477 | 36.895 | 62.000 | – 25.105 |
Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4) | 5.822 | 6.170 | 7.809 | 0 | 7.809 | |
Duurzame warmte (EZK, art 4) | 262 | 0 | 0 | 0 | ||
Demo Schoon en Zuinig (LNV, art. 6) | 911 | 1 | 0 | 0 | 0 | |
Innovatieagenda Energie (LNV, art. 6) | 640 | 1.096 | 1.102 | 3.010 | 3.093 | – 83 |
Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 6) | 4.768 | 3.537 | 3.290 | 4.471 | 4.535 | – 64 |
Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (LNV, art. 6) | 3.275 | 6.124 | 3.984 | 4.233 | 400 | 3.833 |
Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19) | 3.913 | 1.066 | 2.141 | 0 | 0 | 0 |
Openbare verlichting decentrale overheden (IenW, art. 19) | 17 | 0 | 25 | – 25 | ||
Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4) | 35.000 | 25.000 | 5.000 | 20.000 | ||
Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4) | 11.745 | 6.132 | 3.847 | 3.761 | 8.860 | – 5.099 |
Energiebesparing verhuurders, uitvoering STEP (BZK, art.4) | 816 | 105.677 | 196.763 | – 91.086 | ||
Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) | 5.000 | 4.000 | 6.500 | 3.935 | 2.525 | 1.410 |
Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4) | 0 | 2.640 | 2.650 | – 10 | ||
Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4) | 7.383 | 39.900 | 3.349 | 21.100 | – 17.751 | |
Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4) | 20.000 | 0 | 0 | 0 | ||
HERNIEUWBARE ENERGIE | ||||||
MEP (EZK, art. 4) | 362.995 | 288.426 | 149.960 | 25.492 | 54.991 | – 29.499 |
SDE/SDE+ (EZK, art.4) | 323.059 | 614.493 | 873.641 | 1.101.941 | 1.674.623 | – 572.682 |
Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4) | 503.423 | 473.061 | 377.819 | 537.740 | 0 | 537.740 |
Storting in begrotingsreserve Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4) |
1.922 | 1.012 | 833 | 0 | 4.700 | – 4.700 |
InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4) | 18.018 | 50.927 | 69.864 | 0 | 69.864 | |
ENERGIE-INNOVATIE | ||||||
Topsector Energie (EZK, art. 4) | 36.516 | 38.915 | 38.791 | 63.400 | 60.403 | 2.997 |
Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZK, art. 4) | 10.153 | 19.330 | 21.931 | 28.197 | 48.000 | – 13.803 |
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4) | 860 | 6.600 | – 5.740 | |||
Innovatiemiddelen SDE+ (EZK, art. 4) | 21.138 | 31.497 | 30.934 | 30.665 | 48.320 | – 17.655 |
MOBILITEIT | ||||||
Elektrisch rijden (EZK, art. 4) | 1.541 | 844 | 538 | 232 | 0 | 232 |
Elektrisch rijden (IenW, art. 21) | 750 | 1.861 | 1.111 | |||
Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14) | 540 | 216 | 0 | 0 | 0 | |
Bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14) | 50 | 35 | 0 | 35 | ||
Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14) | 60 | 54 | 20 | 18 (green deal nieuwe draaien) en 67 (follow up green deal autodelen) | 50 | 35 |
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19) | 172 | 98 | 13 | 700 (deels vanuit klimaat- enveloppe gelden) | 0 | 700 |
Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) | 0 | 0 | 0 | |||
Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) | 0 | 0 | 0 | |||
Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14) | 36 | 0 | 0 | 0 | ||
OVERIGE | ||||||
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4) | 5.200 | 5.200 | 6.263 | 5.434 | 5.200 | – 234 |
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4) | 353 | 88 | 61 | 8 | 414 | – 406 |
1 Voorlopige cijfers Ministerie van Financiën |
5. Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen
Algemene doelstelling
De inwoners van Groningen hebben dagelijks te maken met de gevolgen van de gaswinning. Dit brengt gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid met zich mee. Voor het kabinet staan de veiligheid, het goed afhandelen van schade en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop.
In 2018 zijn belangrijke afspraken gemaakt.
1. Op 29 maart 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld op zo kort mogelijke termijn volledig te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 457).
2. De afhandeling van schade is onder publieke regie gebracht door de instelling van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) (Kamerstuk 33 529, nr. 423). De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) regisseert de noodzakelijke versterking.
3. Het kabinet heeft samen met de regio Groningen een nationaal Programma vastgesteld om Groningen toekomstperspectief te bieden. Hiervoor wordt over de komende jaren in totaal € 1,15 mld beschikbaar gesteld.
Rol en verantwoordelijkheid
De opgave in Groningen is een nationale opgave van Rijk, NCG, provincie en gemeenten, waarbij de NAM op afstand van de noodzakelijk onafhankelijke besluitvorming en uitvoering wordt geplaatst. De gezamenlijke opgave heeft in 2015 geresulteerd in het bestuursakkoord «Vertrouwen op herstel en herstel van vertrouwen» (Kamerstuk 33 529, nr. 28) en enkele aanvullingen op dit akkoord (Kamerstuk 33 529, nr. 96 en Kamerstuk 33 529, nr. 98). De afspraken in deze bestuursakkoorden zagen mede op de intensivering, verbreding en versnelling van de inzet van betrokken overheden door middel van publieke regie in de vorm van een Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
De NCG is conform het Instellingsbesluit ingesteld door de Minister van EZK (Stcrt. 2015, nr. 12511). De Nationaal Coördinator Groningen zorgt in dialoog met alle maatschappelijke en bestuurlijke stakeholders voor een planmatige en daadkrachtige regie en sturing op een duurzame versterking van het aardbevingsgebied. Schadeafhandeling vindt nu onder publieke regie van het Rijk plaats. Op 31 januari 2018 is het nieuwe schadeprotocol vastgesteld (Kamerstuk 33 529, nr. 423) waarbij de afhandeling van schade publiek is gemaakt. Voor het definitief publiekrechtelijk organiseren van de schadeafhandeling is een wetsvoorstel in voorbereiding.
Beleidsconclusies
Versterken
Op verzoek van de Minister is aan SodM, KNMI, TNO, NEN-commissie advies gevraagd en aan de Mijnraad een overkoepelend advies gevraagd wat de gevolgen zijn van een versneld stoppen van de gaswinning voor de veiligheid van de bewoners. De Mijnraad heeft geconcludeerd dat de versnelde afbouw van gaswinning in het Groningerveld, samen met nieuwe inzichten, meer gerichte versterkingsoperatie mogelijk is geworden waardoor de situatie sneller veilig is. Op 2 juli hebben Rijk, provincie en gemeenten het besluit genomen om de adviezen van de Mijnraad als basis te nemen voor de herijking van de versterkingsoperatie (Kamerstuk 33 529, nr. 498).
De nationaal Coördinator Groningen heeft vervolgens op verzoek van haar opdrachtgevers (Rijk, provincie Groningen en tien aardbevingsgemeenten) de praktische effecten van het Mijnraadadvies op de versterkingsopgave in kaart gebracht: het «Plan van Aanpak Mijnraadadvies – Veiligheid voorop en de bewoner centraal». Dit plan is gepubliceerd op 22 november 2018. Het plan is leidend voor de uitvoering van de versterkingsopgave die in 2019 start zal gaan. De hoogste prioriteit wordt gegeven aan de meest risicovolle gebouwen.
De meest recente halfjaarrapportage van de NCG geeft aan dat in 2018 in samenwerking met het Centrum Veilig Wonen (CVW); 3.600 inspecties zijn uitgevoerd en 549 versterkingsadviezen zijn opgeleverd. Er zijn 132 woningen en 536 risicovolle gebouwelementen (PRBE’s) versterkt in 2018.
In het Heft in Eigen Hand programma zijn 9 versterkingen gerealiseerd in 2018 en 2 woningen opgekocht door NAM. In het Eigen Initiatief programma zijn 200 versterkingsadviezen opgeleverd.
In 2018 is begonnen met de voorbereiding van een zorgprogramma. Dit zal in 2019 verder worden uitgewerkt. In aanloop daar naar toe zijn 70 gebouwen geïnspecteerd.
In 2018 zijn de voorbereidingen getroffen voor de oprichting van het woonbedrijf. Dit heeft in januari 2019 plaats gevonden. Het woonbedrijf voert het koopinstrument uit waarmee bewoners in het gebied hun woning kunnen verkopen.
Schade
Schadeafhandeling is in 2018 onder publieke regie geplaatst. Op 31 januari 2018 is het nieuwe schadeprotocol vastgesteld en het Besluit Mijnbouwschade Groningen gepubliceerd (Kamerstuk 33 529, nr. 423). Als gevolg hiervan kunnen bewoners sinds 19 maart 2018 voor fysieke schade aan woningen terecht bij de onafhankelijke Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). Dit is een tijdelijke constructie. De definitieve publiekrechtelijke organisatie van schadeafhandeling wordt geregeld in het wetsvoorstel Instituut Mijnbouwschade.
Na het Besluit Mijnbouwschade van 31 januari 2018 is de RVO begonnen met het inrichten van een ondersteunende organisatie voor de TCMG. RVO heeft hierdoor begin 2018 aanloopkosten gemaakt om de schadeafhandeling op te bouwen. Dit gaat onder andere om eenmalige investeringen in ICT en huisvesting.
De TCMG opende haar loket op 19 maart 2018. Bij opening van het loket waren er 13.472 openstaande schademeldingen. Op 24 december 2018 had TCMG 2.375 schademeldingen afgehandeld. Er waren toen nog 16.378 openstaande schademeldingen.
De TCMG werkt aan versnellingsopties. Het grootste knelpunt ten aanzien van de snelheid van de schadeafhandeling was de beschikbaarheid van onafhankelijk deskundigen. In de periode voor het zomerreces lag het aantal schade-opnames rond de 40 per week. De TCMG heeft het aantal onafhankelijke deskundigen per december 2018 sterk verhoogd. Dit leidt tot een toename tot gemiddeld 400 opnames per week. De actuele stand van zaken is te volgen via: www.schadedoormijnbouw.nl/cijfers.
De arbiters bodembeweging nemen sinds 1 september 2018 geen nieuwe zaken meer aan. Er zijn 926 gevallen binnengekomen in 2018. De Commissie Bijzondere Situaties (CBS) heeft in 2018 30 nieuwe meldingen ontvangen en 18 zaken afgehandeld. Van de 30 meldingen in 2018 zijn er 18 afgehandeld en heeft CBS 7 woningen laten opkopen door NAM.
Nationaal Programma Groningen
Er is een ambitieuze meerjarige aanpak voor het toekomstperspectief van Groningen vastgesteld. Dit is een gezamenlijk plan van Rijk en regio met daarbij passende meerjarige financiering van € 1,15 mld. Het Nationaal Programma Groningen wordt gefinancierd door Rijk en NAM. Op 28 mei 2018 is hiertoe een akkoord gesloten met de aandeelhouders van de NAM. Onderdeel hiervan is dat de NAM € 500 mln bijdraagt aan de toekomstvisie voor Groningen en maximaal € 30 mln aan het voortzetten van de opkoopregeling.
De eerste € 50 mln bestemd voor de eerste projecten binnen het Nationaal Programma Groningen is in 2018 bij Najaarsnota nog overgemaakt aan het Provinciefonds. Het kabinet heeft dit budget beschikbaar gesteld voor een aantal projecten waarmee sociale, mentale en gezondheidsondersteuning is gestart. Daaronder een interlevensbeschouwelijk team van geestelijk verzorgers, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie Dik-Faber c.s..
Daarnaast is in 2018 voor de komende drie jaar € 100.000,– per jaar beschikbaar gesteld voor een interlevensbeschouwelijk team van geestelijk verzorgers. Daarmee geef ik uitvoering aan het verzoek daartoe in de motie-Dik Faber c.s. (Kamerstuk 34 957, nr. 38).
VERPLICHTINGEN | 23.005 | 58.215 | 93.427 | 38.760 | 54.667 |
Waarvan garantieverplichtingen | |||||
Waarvan overige verplichtingen | 23.005 | 58.215 | 93.427 | 38.760 | 54.667 |
UITGAVEN | 8.470 | 47.099 | 80.908 | 38.760 | 42.148 |
Subsidies | 0 | 33.918 | 5.536 | 25.160 | – 19.624 |
Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten | 33.916 | 150 | 10.000 | – 9.850 | |
Verduurzamingsopgave overig (kader relevante uitgaven) | 2 | 4.036 | 10.160 | – 6.124 | |
Instrumentarium woningmarkt | 1.350 | 5.000 | – 3.650 | ||
Inkomensoverdrachten | 0 | 0 | 7.710 | 0 | 7.710 |
Schadevergoedingen | 7.710 | 0 | 7.710 | ||
Opdrachten | 8.320 | 13.132 | 18.540 | 13.600 | 4.940 |
Onderzoek | 2.404 | 5.450 | 3.841 | 7.000 | – 3.159 |
Werkbudget | 5.916 | 7.682 | 14.538 | 6.600 | 7.938 |
Projecten Overheidsdienst Groningen | 161 | 0 | 161 | ||
Bijdragen aan agentschappen | 150 | 48 | 49.122 | 0 | 49.122 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 150 | 48 | 47.493 | 0 | 47.493 |
Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen | 1.629 | 0 | 1.629 | ||
Ontvangsten | 0 | 225 | 34.185 | 0 | 34.185 |
Schadevergoedingen | 2.397 | 0 | 2.397 | ||
Uitvoeringskosten schade | 21.568 | 0 | 21.568 | ||
Ontvangsten NCG | 10.220 | 0 | 10.220 | ||
Diverse ontvangsten | 0 | 0 | 0 |
Toelichting op de verplichtingen en de uitgaven
Algemeen
De instrumenten verduurzamingsopgave uit aardgasbaten, instrumentarium woningmarkt, onderzoek en werkbudget beschikken over een 100% eindejaarsmarge. Dit houdt in dat budget dat in een bepaald jaar niet wordt benut, kan worden meegenomen naar volgende jaren en derhalve beschikbaar blijft voor uitvoering van het meerjarenprogramma. Op deze wijze heeft het kabinet bij de vorming van het meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen rekening gehouden met de complexe en deels onvoorspelbare opgave waar de NCG voor staat en wordt de nodige flexibiliteit geboden zodat het budget meerjarig optimaal kan worden aangewend (Kamerstuk, 33 529, nr. 256).
Het instrument verduurzamingsopgave overig kent geen 100% eindejaarsmarge. Het budget blijft binnen de EZK-begroting voor toekomstige jaren beschikbaar voor de uitvoering van de subsidieregeling energiebesparing bij versterking.
Subsidies
De verduurzamingsopgave uit aardgasbaten financiert de waardevermeerderingsregeling waarbij bij een schade van € 1.000 of meer een subsidie beschikbaar is tot maximaal € 4.000 ten behoeve van het verduurzamen van de woning. In 2016 is hiervoor een eerste voorschot overgemaakt naar de uitvoerder van deze regeling Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN).
Deze regeling is gekoppeld aan de schademeldingen. Vanaf 31 maart 2017 tot 19 maart 2018 heeft de schadeafhandeling stilgelegen vanwege het opstellen van een nieuw schadeprotocol. Op 19 maart 2018 heeft de TCMG de schadeafhandeling overgenomen. Vanaf die datum is de afhandeling weer op gang gekomen. Vanaf december 2018 is de schadeafhandeling aanzienlijk versneld door de inhuur van grotere aantallen schade-experts. Vanwege dit vertraagde proces van schadeafhandeling zijn er in 2017 en 2018 nauwelijks aanvragen gedaan voor de waardevermeerderingsregeling. Hierdoor lopen de uitgaven sterk achter. Er zijn er nog voldoende middelen beschikbaar voor de uitvoering van deze regeling.
Op de post verduurzamingsopgave overig (kader relevant) staan de middelen die beschikbaar zijn voor het verduurzamen bij versterken tot een bedrag van € 7.000,– per woning. Deze regeling «energiebesparing bij versterking» is in mei 2018 opengesteld. Een eerste voorschot van circa € 4 mln is overgemaakt naar SNN voor de uitvoering van deze regeling. De versterking is in 2018 niet voldoende op gang gekomen, waardoor de uitgaven achterbleven. De verwachting is dat de versterkingsoperatie in 2019 goed op gang komt, waardoor de uitgaven voor deze subsidieregeling aanzienlijk zullen toenemen.
Het instrumentarium woningmarkt beschrijft de middelen die beschikbaar zijn voor de operationele kosten van het woonbedrijf. Het woonbedrijf is in 2019 statutair opgericht. Er zijn daarom in 2018 geen uitgaven gedaan. In 2018 is er een bijdrage van € 1,35 mln geweest aan de pilot financiering en onderhoud van Rijksmonumenten in de aardbevingsregio. Dit programma wordt gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en Cultuur (€ 4 mln) en door Provincie en EZK/NCG (elk € 1,35 mln).
Inkomensoverdrachten
De Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) heeft – via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) – in 2018 voor € 7,7 mln aan schadevergoedingen uitgekeerd. Een belangrijk deel van deze schadevergoedingen, € 5,3 mln is in het laatste kwartaal uitgekeerd.
Opdrachten
Er is in 2018 voor circa € 3,8 mln uitgeven aan onderzoek. Dit betreft uitgaven voor CBS onderzoek woningmarkt, onderzoek in het kader van de industrie, bijdragen aan het EPI-kenniscentrum, GGD plan van aanpak en het (vervolg)onderzoek van de RUG naar psychosociale gevolgen van aardbevingen, onderzoek normering gebouwen (NEN), kennisplatform bouwen en versterken en onderzoek oorzaak schaden.
Onderdeel van de uitgaven voor het werkbudget is de bijdrage aan compensatie voor gemeenten en provincie t.b.v. aardbeving gerelateerde werkzaamheden. Deze is in 2018 met € 6 mln opgehoogd naar € 10 mln.
De overige uitgaven van € 4,5 mln hebben met name betrekking op bijdragen aan maatschappelijke groeperingen, validatiekosten voor inspectie- en engineeringskosten van de versterkingsoperatie, procesinrichtingskosten versterkingsoperatie, communicatie, de kosten voor de Arbiters Bodembeweging en de ondersteuning van de Onafhankelijk Raadsman.
In de loop van 2018 zijn diverse wijzigingen doorgevoerd die hebben geresulteerd in een budget van € 17,6 mln. De belangrijkste aanvulling betreft de bijdrage van NAM van € 10 mln (hieronder nader toegelicht), de eindejaarsmarge 2017 en een bijdrage van € 6 mln ten behoeve van de verhoging van de compensatie aan gemeente en Provincie.
In de begroting is aangeven dat voor zover noodzakelijk onder het werkbudget aanvullend budget beschikbaar is voor personeel en materieel. In 2018 is hiervan gebruik gemaakt door € 6,7 mln van het werkbudget hiervoor in te zetten.
Bijdrage aan agentschappen
In de post Rijksdienst Ondernemend Nederland (RVO) zijn de bedragen opgenomen die zijn uitgegeven ten behoeve van geodiensten. Daarnaast is er € 47,5 mln bevoorschot aan RVO en € 39,9 mln daadwerkelijk uitgegeven ten behoeve van de uitvoering van de schadeafwikkeling door RVO.nl in opdracht van TCMG. Het restant van € 7,6 mln wordt ingezet in 2019. RVO heeft in 2018 aanloopkosten gemaakt om de schadeafhandeling op te bouwen. Dit gaat onder andere om eenmalige investeringen in ICT en huisvesting.
RVO geeft deze kosten uit en kosten worden per kwartaal achteraf gefactureerd aan de NAM. De relatief lage uitgaven voor schade-uitkeringen worden veroorzaakt omdat de afhandeling van de schademeldingen heeft stilgelegen tussen 31 maart 2017 en 19 maart 2018. Op 19 maart 2018 heeft de TCMG de schadeafhandeling overgenomen en is de afhandeling weer op gang gekomen. Vanaf december 2018 is de schadeafhandeling aanzienlijk versneld door de inhuur van grotere aantallen schade-experts. De TCMG werkt op dit moment aan allerlei versnellingsmaatregelen.
Ontvangsten
Het Ministerie van EZK financiert de uitvoeringskosten en de kosten voor schadevergoedingen voor richting de TCMG en brengt deze per kwartaal achteraf in rekening bij de NAM.
De kosten voor RVO/TCMG over 2018 waren € 39,9 mln. In 2018 is een bijdrage van de NAM ter grootte van € 21,6 mln in de uitvoeringskosten van RVO/TCMG ontvangen. De resterende € 18,3 mln wordt in het eerste kwartaal 2019 bij de NAM gedeclareerd.
RVO.nl heeft in 2018 daadwerkelijk € 7,7 mln aan schade-uitkeringen gerealiseerd. In 2018 is een bijdrage ter grootte van € 2,4 mln van de NAM ten behoeve van schade-uitkeringen ontvangen. De resterende € 5,3 mln wordt in het eerste kwartaal 2019 bij de NAM gedeclareerd.
Tenslotte is een incidentele bijdrage van de NAM ontvangen van € 10 mln voor door de NCG verrichte werkzaamheden die in het verlengende lagen van de aansprakelijkheid van de NAM. Dit gaat bijvoorbeeld om complexe schadeafhandeling en bewonersbegeleiding.
6. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Algemene doelstelling
LNV streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige, en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:
Stimuleren
• Het versterken van de positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens, het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw en het bevorderen van transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse agro- visserij- en voedselketens.
• Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid, voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid.
• Het stimuleren van kennisontwikkeling, innovatie en nieuwe technologieën voor de maatschappelijke opgaven op het terrein van agro en natuur.
• Het stimuleren van verduurzaming van de productie en de consumptie van dierlijke en plantaardige producten door middel van nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.
• Het zeker stellen van gewasbescherming, evenals het borgen en verbeteren van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.
Regisseren
• Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en productiewijze. De Minister voor MZS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van LNV verantwoordelijk voor is.
Uitvoeren
• Het doen uitvoeren van een effectief beleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese regelgeving.
• Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
• Het uitoefenen van toezicht en het handhaven van de regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase).
• Het uitvoeren van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.
Beleidsconclusies
Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste gerealiseerde resultaten met betrekking tot de begroting van 2018.
Mestbeleid
Met ingang van 2018 is het fosfaatrechtenstelsel in werking getreden om te kunnen borgen dat de fosfaatproductie van de melkveehouderij onder het sectorale fosfaatplafond blijft.
Plantaardige productie en plantgezondheid
In 2018 is de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 «Naar weerbare plant en teeltsystemen» aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 27 858, nr. 417). Deze visie is samen met de maatschappelijke partners van het Platform Duurzame Gewasbescherming opgesteld en verbindt de verschillende visies en ambities van die partners die in 2017 en 2018 zijn verschenen. Deze visie geeft richting aan de verdere verduurzaming van de gewasbescherming door te focussen op weerbare plant en teeltsystemen, verbinden van natuur aan land- en tuinbouw en terugdringen van emissies naar milieu en residuen op producten.
Diergezondheid
Het sectorspecifieke antibioticabeleid in de dierhouderij is in 2018 gecontinueerd en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) constateert dat in alle sectoren veel bedrijven het lage gebruik in 2017 hebben weten te consolideren en in een aantal gevallen nog verder hebben weten te verlagen. De reductiedoelstelling van 70% ten opzichte van het gebruik in 2017 staat nog. In 2018 is LNV op basis van een benchmark gesprekken gestart met de vleeskalver-, varkens- en vleeskuikensector om te komen tot sectorspecifieke reductiedoelstellingen.
Het actieplan brandveilige stallen 2018–2022 is tot stand gekomen en naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 988). Verder is de beleidsbrief dierenwelzijn voltooid (Kamerstuk 28 286, nr. 991).
Voedsel en Kennis
Uit de in 2018 uitgebrachte Monitor Duurzaam Voedsel blijkt dat in 2017 de Nederlandse consument (weer) meer geld heeft besteed aan duurzamer geproduceerd voedsel. Het aandeel duurzaam voedsel is daarmee op 11% uitgekomen.
In 2018 is de Kennisbasis voor Wageningen Research structureel versterkt op de velden die van belang zijn voor het toekomstig LNV-beleid. De benutting van kennis en innovatie bij boeren en in groen onderwijs, die onder andere voortkomt uit topsectoren en andere samenwerkingsinitiatieven, leidt tot een duurzamere productie van voedsel. Het Groenpact inclusief de centers (Centre of Expertise, Centrum voor Innovatief Vakmanschap) en het Borderless Network dragen bij aan de inhoudelijke vernieuwing van het onderwijs en de doorwerking van kennis in de praktijk. Hiermee wordt een betere aansluiting van het onderwijs bij de beleidsopgaven gerealiseerd, zo blijkt ook uit de evaluaties in 2018 van de eerste fase van het Groenpact en de centers35.
Klimaat
In de loop van 2018 zijn middelen uit de Klimaatenvelop toegevoegd aan de begroting voor de opgaven voor de CO2 glastuinbouw, methaan en slimmer landgebruik (bodemkoolstof en bos). De middelen zijn onder andere ingezet voor subsidies energiebesparende schermen in kassen, het realiseren van een aantal duurzame demokassen, methaan pilots, demo’s en onderzoek, bodemonderzoek en maatregelen en pilots op het terrein bos en klimaat.
1. Maatschappelijke appreciatiescore1 Bron: TNS/NIPO |
7,6 | Geen meting | 7,6 | Geen meting | 7,7 | Geen meting | |
2. Mate van vertrouwen consumenten in voedsel2 Bron: NVWA monitor |
3,2 | Geen meting | 3,2 | Geen meting | Geen meting | 3,3 | |
Export van agrarische producten uit Nederland3 (bedragen x € mln.) | – Duitsland | 21.079 | 20.820 | 20.711 | 22.229 | 23.365 | 22.780 |
– België | 8.479 | 8.652 | 8.581 | 9.317 | 10.373 | 10.220 | |
– Verenigd Koninkrijk | 7.843 | 8.067 | 8.269 | 8.461 | 8.621 | 8.580 | |
– Frankrijk | 7.481 | 7.122 | 3.183 | 7.129 | 8.048 | 7.710 | |
– Italië | 3.787 | 3.480 | 6.714 | 3.409 | 3.701 | 3.450 | |
– Overige landen | 32.287 | 33.561 | 33.926 | 34.973 | 37.594 | 37.560 | |
Totaal | 80.956 | 81.702 | 81.384 | 85.517 | 91.703 | 90.300 | |
1 Indicator betreft de maatschappelijke waardering onder de Nederlandse bevolking van de landbouw vastgelegd in een rapportcijfer. Meting vindt vanaf 2013 om de twee jaar plaats. 2 De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Meting vindt om de 2 jaar plaats. De NVWA heeft in 2017 geen onderzoek uitgevoerd naar de mate van vertrouwen van consumenten in voedsel. Dit onderzoek is nu in 2018 uitgevoerd. 3 Het betreft hier de export van primaire en secundaire agrarische producten. Uitgesloten zijn dus de tertiaire goederen, zoals bijvoorbeeld melkrobots. De exportcijfers aangaande het afgelopen jaar, zijn voorlopig en nog niet helemaal stabiel. Daarnaast worden bij berekeningen van exportcijfers door de statische bureaus soms lichte correcties in eerdere jaren doorgevoerd. Bron: Wageningen economic research en het CBS |
Percentage integraal duurzame stallen | 0% | 2008 | 15% | 15% | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 18% | Wageningen UR Livestock Research/Monitoring integraal duurzame stallen |
Totale CO2-emissie glastuinbouw1 | Circa 7,5 Mton | 2013 | 5,9 | 6,7 Mton | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 6,6 Mton | 4,6 Mton2 | 2020 | Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2017 |
Energie-efficiency index voedings- en genot-middelenindustrie (VGI)3 |
100% | 2005 | 80% | 80% | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 78% | 70% | 2020 | RVO.nl |
1 De totale CO2-emissie van de glastuinbouw steeg in 2017 met 0,3 Mton naar 5,9 Mton. 2 De convenantspartijen hebben op basis van resultaten van de evaluatie van de CO2 sturing (zie Kamerstuk 32 813, nr. 149) afgesproken het CO2-doel voor 2020 technisch aan te scherpen van 6,2 Mton naar 4,6 Mton. 3 De voedings- en genotmiddelenindustrie ligt qua energie-efficiency op schema. Hoe lager het percentage, hoe efficiënter. |
Mate van afname van antibiotica- in de dierhouderij1 | Antibiotica-verkoop in 2009 | 2009 | 63,4% | Was niet bepaald | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Is nog niet bepaald | 70% reductie (ten opzichte van 2009) | Is nog niet bepaald | SDa |
1 Uit de jaarlijkse rapportage van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) blijkt dat de verkoop van antibiotica in de periode 2009–2016 is gedaald met 63,4%. |
Nalevingsniveau HACCP-verplichting | 80% | April 2009 | 90,6% | 88% | 90% | 2018 | NVWA |
In 2018 hebben de vleesproductiebedrijven waarvoor de Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) verplicht is, voldaan aan 90,6% van de HACCP regels op de inspectielijst van de NVWA.
Verhouding duurzame- totale investeringen | 28% | 2014 | 34% | 27% | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 29% | 30% | 2017 | LEI |
Bovenstaande indicator betreft de verhouding tussen de bedragen in duurzame investeringen en de totale investeringen in de landbouw, tuinbouw en visserij. Voorbeelden van duurzame investeringen in de land- en tuinbouw zijn Groen Label Kassen en Maatlat Duurzame Veehouderij stallen.
1 Klanttevredenheid | 8,7 | 2016 | 8,3 | 8,6 | 8,8 | 8 | 2020 | WR |
2 Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties | 97% | 2016 | 97% | 97% | >90% | >80% | 2020 | WR |
3 Percentage innoverende agrarische bedrijven | 10,8% | 2005 | 10% | Publicatie in 2019 | 10% | 10% | 2018 | WR |
Ad. 1. en 2. De scores in bovenstaande tabel geven de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR in opdracht uitvoert.
Ad 3. De indicator innoverende agrarische bedrijven geeft het percentage bedrijven weer die product- of procesinnovaties hebben doorgevoerd. Het gaat om bedrijven die als eerste iets nieuws hebben geïmplementeerd en om innovatieve volgers.
VERPLICHTINGEN | 729.130 | 623.541 | 673.900 | 662.357 | 733.422 | 703.311 | 30.111 |
Waarvan garantieverplichtingen | 28.537 | 28.430 | 37.690 | 49.379 | 44.715 | 123.015 | – 78.300 |
Waarvan overige verplichtingen | 700.593 | 595.111 | 636.210 | 612.978 | 688.707 | 580.296 | 108.411 |
UITGAVEN | 660.124 | 667.686 | 642.217 | 614.513 | 661.414 | 586.388 | 75.026 |
Subsidies | 78.379 | 90.430 | 103.230 | 47.117 | 134.104 | 35.919 | 98.185 |
Duurzame veehouderij | 6.256 | 14.088 | 10.702 | 16.464 | 2.883 | 111 | 2.772 |
Investeringsregeling duurzame stallen\ vanaf 2017 Stoppersregeling fosfaatreductieplan | 1.476 | 7.663 | 6.719 | 14.475 | 2.155 | 2.155 | |
Regeling fijnstofmaatregelen | 1.491 | 3.261 | 3.077 | 1.246 | 583 | 583 | |
Overig | 3.289 | 3.164 | 906 | 744 | 145 | 111 | 34 |
Plantaardige productie | 12.724 | 9.562 | 9.917 | 7.496 | 8.927 | 5.146 | 3.781 |
Energie-efficiency en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG), voorheen (IMM) | 6.124 | 3.984 | 4.233 | 400 | 3.833 | ||
Marktintroductie energie innovaties (MEI) | 8.642 | 4.788 | 3.537 | 3.290 | 4.471 | 4.535 | – 64 |
Overig | 4.082 | 4.774 | 256 | 221 | 223 | 211 | 12 |
Visserij | 5.416 | 6.229 | 3.729 | 7.195 | 1.728 | 5.055 | – 3.327 |
Regelingen onder het nieuwe EFMZV | 5.017 | 2.304 | 6.970 | 1.728 | 5.055 | – 3.327 | |
Overige (uitfinanciering regelingen onder EVF) | 5.416 | 1.212 | 1.425 | 225 | 0 | ||
Agrarisch ondernemerschap | 8.824 | 9.496 | 4.972 | 5.695 | 5.821 | 5.318 | 503 |
Brede weersverzekering | 1.403 | 3.550 | 4.672 | 5.651 | 5.684 | 5.318 | 366 |
Investeringsregeling Jonge Agrariërs | 2.235 | 3.940 | 300 | 44 | 42 | 42 | |
Overig | 5.186 | 2.006 | 95 | 95 | |||
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie | 2.091 | 3.416 | 586 | 34 | 100.749 | 645 | 100.104 |
o.a. onderzoeksprogrammering, onderwijs en topsectoren1 | 2.091 | 3.416 | 586 | 34 | 100.749 | 645 | 100.104 |
Apurement | 35.247 | 11.799 | 65.329 | 8.312 | 8.881 | 0 | 8.881 |
Regeling apurement | 35.247 | 11.799 | 65.329 | 8.312 | 8.881 | 8.881 | |
Begrotingsreserves | 3.001 | 32.472 | 8.003 | 1.920 | 5.115 | 0 | 5.115 |
Begrotingsreserve landbouw | 2.511 | 3.525 | 1.812 | 0 | |||
Storting begrotingsreserve apurement | 490 | 28.947 | 8.003 | 108 | 1.782 | 1.782 | |
Storting begrotingsreserve visserij | 3.333 | 3.333 | |||||
Garanties | 27.191 | 33.862 | 6.652 | 2.682 | 3.904 | 5.140 | – 1.236 |
Storting bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit | 3.056 | 3.008 | 3.008 | 632 | 2.592 | 2.015 | 577 |
Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit | 24.135 | 28.347 | 3.644 | 2.050 | 1.312 | 3.125 | – 1.813 |
Garantstelling Marktintroductie Innovaties (GMI) | 2.507 | ||||||
Opdrachten | 156.959 | 136.504 | 121.118 | 117.395 | 42.121 | 103.930 | – 61.809 |
Duurzame veehouderij | 2.908 | 4.282 | 4.044 | 2.896 | 2.333 | 2.498 | – 165 |
Mestbeleid | 13.007 | 9.161 | 3.411 | 2.950 | 2.744 | 481 | 2.263 |
Plantaardige productie | 5.334 | 1.057 | 1.462 | 1.416 | 3.275 | 3.351 | – 76 |
Plantgezondheid | 1.605 | 1.758 | 1.666 | 1.360 | 4.103 | 2.067 | 2.036 |
Diergezondheid en dierenwelzijn | 9.075 | 8.044 | 9.301 | 6.680 | 7.482 | 5.145 | 2.337 |
Voedselveiligheid- en kwaliteit/Voedselagenda | 5.909 | 3.820 | 5.562 | 4.412 | 7.417 | 19.435 | – 12.018 |
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid | 4.382 | 1.741 | 4.695 | 11.138 | 2.452 | 2.641 | – 189 |
Visserij | 1.388 | 3.398 | 1.683 | 1.243 | 271 | 130 | 141 |
Agrarisch ondernemerschap | 2.547 | 2.849 | 1.728 | 2.114 | 1.227 | 2.507 | – 1.280 |
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie | 110.804 | 100.394 | 87.566 | 83.189 | 10.817 | 65.675 | – 54.858 |
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s | 105.610 | 82.746 | 78.720 | 79.327 | 95.562 | 82.181 | 13.381 |
Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken | 25.477 | 4.774 | 1.535 | 1.144 | 1.204 | 1.510 | – 306 |
Wageningen Research | 77.341 | 75.221 | 75.232 | 74.443 | 91.502 | 77.013 | 14.489 |
College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden | 2.792 | 2.751 | 1.953 | 3.740 | 2.856 | 988 | 1.868 |
Centrale Commissie Dierproeven | 0 | 738 | – 738 | ||||
ZonMW dierproeven | 0 | 1.932 | – 1.932 | ||||
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 3.145 | 14.064 | 12.253 | 21.263 | 4.387 | 10.217 | – 5.830 |
Diergezondheidsfonds | 3.145 | 14.064 | 12.253 | 21.263 | 4.387 | 10.217 | – 5.830 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 10.647 | 10.519 | 10.042 | 9.975 | 8.333 | 10.026 | – 1.693 |
FAO en overige contributies | 10.647 | 10.519 | 10.042 | 9.975 | 8.333 | 10.026 | – 1.693 |
Bijdragen aan agentschappen | 278.193 | 299.561 | 310.202 | 336.754 | 373.004 | 312.609 | 60.395 |
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | 130.740 | 141.829 | 152.451 | 157.072 | 177.446 | 161.858 | 15.588 |
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland | 138.948 | 149.999 | 148.985 | 165.342 | 180.756 | 137.337 | 43.419 |
Dienst Landelijk Gebied | 222 | 0 | |||||
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu | 897 | 6.827 | 7.232 | 5.923 | 1.309 | ||
Rijksrederij | 8.283 | 7.733 | 7.869 | 7.513 | 7.570 | 7.491 | 79 |
ONTVANGSTEN | 357.416 | 123.539 | 136.431 | 110.457 | 67.271 | 41.026 | 26.245 |
Agroketens | 3.430 | 267 | 1.015 | 10.222 | 10.563 | 10.563 | |
Mestbeleid | 5.884 | 3.324 | 10.724 | 6.917 | 4.248 | 7.209 | – 2.961 |
Diergezondheid en dierenwelzijn | 3.327 | 2.399 | 3.165 | 6.580 | 5.897 | 500 | 5.397 |
Plant- en diergezondheid | 605 | 328 | 679 | 253 | 177 | 177 | |
Agrarische innovatie en overig | 707 | 1.800 | 754 | 268 | 297 | 245 | 52 |
Voedselveiligheid en kwaliteit | 94 | 46 | 3 | 3 | |||
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid | 227.930 | 40.697 | 20.411 | 14.428 | 6.377 | 5.926 | 451 |
Visserij | 8.891 | 9.154 | 7.496 | 5.688 | 4.362 | 6.993 | – 2.631 |
Agrarisch ondernemerschap | 11.331 | 1.463 | 245 | 1.218 | |||
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie | 20.177 | 13.617 | 13.307 | 23.326 | 13.858 | 12.157 | 1.701 |
Garanties (provisies Borgstellingsfaciliteit) | 2.004 | 1.696 | 2.008 | 2.682 | 1.885 | 2.925 | – 1.040 |
Agentschappen | 15 | 5.689 | 3.089 | 471 | 5.520 | 5.520 | |
Onttrekkingen begrotingsreserves | 83.995 | 44.490 | 73.765 | 28.290 | 12.621 | 5.071 | 7.550 |
1 Bij nota van wijziging (Kamerstuk 34 775 XIII, 8) is het vakdepartementale onderwijsbeleid vanuit artikel 7 toegevoegd aan artikel 6. Bij de overheveling van de stelselverantwoordelijkheid voor het Groen onderwijs naar OCW in 2017 zijn tussen LNV en OCW afspraken gemaakt over de inhoudelijke betrokkenheid van LNV bij het Groen onderwijs. |
Toelichting op de verplichtingen
De hogere verplichtingen van € 30,1 mln zijn een saldo. Voor circa € 78,3 mln zijn er minder garantieverplichtingen aangegaan dan het plafond voor leningen waarop een garantstelling van de Borgstelling MKB landbouwkredieten rust. De hogere realisatie op reguliere verplichtingen ten opzichte van de begroting komt daarmee op circa € 108,4 mln. De belangrijkste verklaringen voor de hogere verplichtingen zijn de volgende:
Het bedrijfsleven heeft bijgedragen aan de uitvoering van het fosfaatreductieplan (€ 16,9 ml; zie toelichting agentschappen). Er zijn in de loop van 2018 middelen toegevoegd uit de enveloppes van het regeerakkoord voor Toegepast onderzoek en innovatie (€ 17,8 mln), Klimaat (€ 37,9) en Natuur en waterkwaliteit (zesde actieprogramma nitraatrichtlijn € 10,7 mln) ten laste waarvan verplichtingen zijn aangegaan aan onder meer Wageningen Research (zie toelichting opdrachten/kennisontwikkeling en agrarische innovatie) en RVO (zie bijdragen aan agentschappen). Verder zijn er verplichtingen aangegaan aan RIVM (€ 1,8 mln) waarvoor budget werd toegevoegd uit andere begrotingsartikelen en departementen (zie toelichting bij de subsidies en opdrachten).
Er zijn uitgaven gedaan ten laste van de begrotingsreserve apurement en ten gunste van de reserve visserij die niet geraamd waren in de ontwerpbegroting en waarvoor om technische redenen gelijktijdig met de uitgaven ook een verplichting is geboekt (€ 12,1 mln).
De verplichtingen aan RVO.nl en de NVWA zijn verhoogd, voornamelijk als gevolg van (incidentele) aanvullende opdrachten samenhangend met de enveloppes uit de regeerakkoord (zie hierboven) en overig meerwerk zoals implementatie van het fosfaatrechtenstelsel, Brexit en de Algemene verordening gegevensbescherming (zie toelichting agentschappen).
Toelichting op de uitgaven
Subsidies
Uitkering bonus van regeling fosfaatreductieplan 2017 (Duurzame Veehouderij)
De Regeling fosfaatreductieplan 2017 had een malus en een bonus component. Het betreft hier uitgaven (circa € 2,2 mln) die gerelateerd kunnen worden aan de uitkering van een bonus aan veehouders die niet bij ZuivelNL zijn aangesloten en waarbij het aantal runderen lager was dan het referentieaantal. Voor de veehouders die bij ZuivelNL zijn aangesloten, loopt de bonus/malus uitkering via ZuivelNL op basis van gegevens die door RVO aangeleverd worden.
Energie-efficiency en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG)
De hogere uitgaven van € 3,8 mln zijn met name veroorzaakt doordat bij aanvang van 2018 te weinig middelen beschikbaar waren door een eerder verwerkte kasschuif. Dit is in een later stadium hersteld, waardoor weer aansluiting is gevonden bij het uitfinancieringsritme van de regeling over de jaren heen.
Kennisontwikkeling en agrarische innovatie
De ruim € 100 mln hogere uitgaven hebben voor € 86,6 mln betrekking op een herrubricering van opdrachtenbudget naar subsidiebudget. Her-rebrucering heeft plaats gevonden omdat subsidies van alle TO2 instellingen ingaande 1-1-2019 verstrekt worden op basis van de TO2 subsidieregeling. Vier van deze instellingen (Marin, Deltares, NLR, TNO) waren op de begroting ondergebracht onder een categorie subsidies. Alleen Wageningen Research stond onder een categorie opdrachten. Dit werd met de herrebrucering gelijkgeschakeld. Er is € 86,6 mln overgeboekt naar het onderdeel subsidies, maar dit kwam ten dele uit bijboekingen vanuit andere begrotingsonderdelen vanwege toegevoegde middelen uit de enveloppes van het regeerakkoord voor klimaat (energiebeleid, bodemvruchtbaarheid), natuur en waterkwaliteit (6e actieprogramma nitraatichtlijn) en voor voedselzekerheid en visserijbeleid (in totaal € 30,2 mln). Zie ook toelichting onder «Opdrachten Kennisontwikkeling en agrarische innovatie». Het resterende deel van de € 100 mln, € 13,4 mln betreft uitgaven samenhangend met de overheveling vanuit het opdrachtenbudget voor de Voedselagenda naar subsidiebudgetten voor onder andere Wageningen Research (zie ook toelichting bij opdrachten).
Apurement
De hogere uitgaven voor apurement van € 8,9 mln hebben betrekking op correcties van de EU vanwege een niet EU-conforme uitvoering van EU-(subsidie) regelingen. Het betreft correcties voor onder andere vergoeding schoolfruit, terugbetaling van in het verleden ten onrechte geïnde suikerheffingen die ten laste van Nederland komt en betaaltermijnen36.
Begrotingsreserves
De storting van € 1,8 mln in de Begrotingsreserve apurement heeft te maken met de bijdrage van de provincies aan de risicoreserve om correcties van de EC die verband houden met maatregelen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma waarvoor zij verantwoordelijk zijn, af te dekken. Daarnaast is een technische correctie doorgevoerd van eerder ten onrechte ten laste van apurement gebrachte kosten, die leidt tot een verhoging van de reserve. De storting van € 3,3 mln in de reserve visserij is het niet bestede deel van de nationale cofinanciering voor de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014–2020 die behouden blijft voor toekomstige uitgaven.
Opdrachten
Voedselveiligheid- en kwaliteit/Voedselagenda
De realisatie was € 12 mln lager dan de oorspronkelijke begroting van bijna € 20 mln. Gedurende het jaar wordt vanuit de Voedselagenda bijgedragen aan onderwerpen die op de agenda betrekking hebben. Zo is bij Voorjaarsnota 2018 € 13,4 mln overgeheveld. Het ging hierbij om overhevelingen voor de subsidieregeling Duurzaam door/jong leren eten (€ 4,6 mln), het project Data en ICT-gedreven technologie voor een duurzaam voedselsysteem (€ 2,8 mln), het project Bestuivers en Groene gewasbescherming (€ 1,4 mln), het project nieuwe eiwitten (€ 3 mln), de doorontwikkeling van de aardappelveredelingstechniek (€ 1,6 mln) en diverse projecten zoals onderzoek naar uitgangsmaterialen topsector tuinbouw en transparantie in de voedselketen (€ 1,5 mln). Daarnaast heeft een meerjarige overboeking van € 0,9 mln naar VWS ten behoeve van het project Gezonde School plaatsgevonden.
Kennisontwikkeling en agrarische innovatie
De € 54,9 mln lagere uitgaven hebben met name betrekking op de herrubricering van opdrachtenbudget naar subsidie budget. Herrebrucering heeft plaats gevonden omdat subsidies van alle TO2 instellingen ingaande 1-1-2019 verstrekt worden op basis van de TO2 subsidieregeling. Vier van deze instellingen (Marin, Deltares, NLR, TNO) waren op de begroting ondergebracht onder de categorie subsidies. Alleen Wageningen Research stond onder de categorie opdrachten. Dit werd met de herrebrucering gelijkgeschakeld. Er is € 86,6 mln overgeboekt naar het onderdeel subsidies, ten dele uit bijboekingen vanuit andere begrotingsartikelen vanwege toegevoegde middelen uit de enveloppes van het regeerakkoord voor klimaat (energiebeleid, bodemvruchtbaarheid), natuur en waterkwaliteit (6e actieprogramma nitraatichtlijn) en voor voedselzekerheid en visserijbeleid (in totaal € 30,2 mln).
Bij de herrebrucering kan dus een onderscheid gemaakt worden tussen:
Herrebrucering van de begrotingsstanden 1-1-2018: € 54,9 mln van opdrachten naar subsidies. Dit leidt dus tot een verlaging van het onderdeel opdrachten en een verhoging van het onderdeel subsidies. Herrebrucering bijgeboekte budgetten: € 30,2 mln. Bij opdrachten werd € 30,2 mln. bijgeboekt en afgeboekt. Dit heeft per saldo geen effect op het onderdeel opdrachten, maar wel op het onderdeel subsidies.
Herrebrucering toegevoegde loon- en prijsbijstelling: € 1,5 mln. Bij subsidies werd € 1,5 mln bijgeboekt en afgeboekt. Dit heeft per saldo geen effect op het onderdeel opdrachten, maar wel op het onderdeel subsidies. Zie ook de toelichting onder «Subsidies Kennisontwikkeling en agrarische innovatie».
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Wageningen Research
De hogere bijdrage van € 14,5 mln betreft de toevoeging van € 13,2 mln vanuit de aanvullende post in het kader van de enveloppe Toegepast Onderzoek uit het Regeerakkoord voor onderzoek bij de TO2 instelling Wageningen Research (Kamerstuk 33 009, nr. 49).
Daarnaast vielen de uitgaven voor de High Containment Unit (HCU) € 1,2 mln hoger uit dan oorspronkelijk begroot.
College voor toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
In 2018 zijn middelen toegevoegd aan het Ctgb (totaal € 1,9 mln). Deze toevoeging bestaat hoofdzakelijk uit de jaarlijkse bijdragen van andere departementen (VWS, IenW, SZW) aan de kosten van het Ctgb.
ZonMW Dierproeven
Het budget voor dierproeven ad € 1,9 mln is voor het merendeel overgeheveld naar het Ministerie van VWS voor onderzoeken door ZonMW.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
In voorgaande jaren is een hoger bedrag door LNV in het Diergezondheidsfonds gestort als gevolg van voorfinanciering van de sectorbijdrage die toen om wetgevingtechnische redenen nog niet geheven kon worden. Inmiddels komen deze door LNV voorgefinancierde bedragen binnen van de sectoren en daardoor is nu een lagere bijdrage (circa € 6 mln lager in 2018 dan oorspronkelijk begroot) van LNV nodig.
Bijdragen aan agentschappen
De hogere uitgaven voor de NVWA van € 15,6 mln hebben betrekking op diverse meerwerkopdrachten (€ 10,4 mln), waaronder voor de voorbereiding op Brexit, de invoering van de nieuwe Europese controleverordening, het fosfaatrechtenstelsel en het zesde actieprogramma nitraatrichtlijn. Verder is de loon- en prijsbijstelling uitgekeerd en een bijdrage gedaan voor incidentele kosten vanwege de Algemene Verordening Gegevensbescherming (samen € 5,2 mln).
De hogere uitgaven voor RVO.nl van € 43,4 mln hebben betrekking op extra uitvoeringskosten. De belangrijkste aanvullende opdrachten zijn ter dekking van onder meer juridische kosten (€ 10,6 mln) samenhangend met de implementatie van het fosfaatrechtenstelsel, uitvoeringskosten van het fosfaatreductieplan die voor rekening van de zuivelsector komen (€ 16,9 mln) en voor uitvoering van het 6e actieprogramma nitraatraatrichtlijn (€ 3,1 mln). Daarnaast is de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling uitgekeerd en is een bedrag toegekend voor implementatie van de Algemene verordening gegevensbescherming (ca. € 4 mln).
Toelichting op de ontvangsten
Agroketens
De zuivelsector heeft conform afspraken bijgedragen aan de uitvoeringskosten in 2018 van het fosfaatreductieplan. Deze ontvangst betreft met name de bijdrage van ZuivelNL (€ 10 mln) voor werkzaamheden die door RVO.nl zijn uitgevoerd voor zuivelheffingen die zijn opgelegd. Het ontvangen bedrag is aan de RVO.nl opdracht toegevoegd (zie ook toelichting op de uitgaven bij Bijdragen aan agentschappen).
Mestbeleid
De lagere ontvangsten van € 3 mln voor mestbeleid zijn een saldo van diverse mutaties. Met betrekking tot derogatie 2018 zijn de ontvangsten met € 4,5 mln vertraagd. Dit komt doordat de factuur voor individuele veehouders die gebruik maken van derogatie, altijd pas laat in de 2e helft van het jaar kan worden opgesteld. Daarnaast is RVO.nl dit jaar overgestapt naar een ander financieel systeem, waardoor de geraamde ontvangsten niet meer in 2018 gedaan konden worden.
Diergezondheid en dierenwelzijn
De meerontvangsten (€ 5,4 mln) komen met name voort uit bestuurlijke boetes voor overtreding van de bepalingen van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Deze worden niet geraamd, omdat de inkomsten fluctueren.
Visserij
De lagere ontvangsten ad € 2,6 mln hebben betrekking op de mosselpercelen. Het bedrag dat in rekening wordt gebracht als huursom voor een mosselperceel is een percentage van de gemiddelde sectorbesomming van een aantal jaren en kan daarmee afwijken van de jaarlijkse raming.
Agentschappen
De hogere ontvangsten komen voort uit de afrekening van het positieve resultaat van de NVWA over 2017 dat toevalt aan LNV.
Begrotingsreserves
De hogere ontvangsten (€ 7,6 mln) hebben betrekking op extra onttrekkingen uit de reserve apurement voor betaling van EU-correcties.
Toelichting op de begrotingsreserves
Stand 1/1/2018 | 26.679 |
+ Storting | 0 |
– Onttrekking | – 1.312 |
Stand per 31/12/2018 | 25.367 |
De reserve landbouw wordt gebruikt om fluctuaties op enkele (subsidie)regelingen op te vangen. Op grond van de uitgaven in 2018 is € 1,3 mln onttrokken voor duurzame veehouderij en een bijdrage aan Ctgb. Een bedrag van € 3,3 mln is juridisch verplicht. Het resterende bedrag is bestemd voor flankerend beleid (slopen en/of ombouwen van stallen of gebouwen) voor de pelsdierhouderij in verband met het verbod op het houden van pelsdieren vanaf 1 januari 2024. Dit bedrag is daarmee volledig bestuurlijk gebonden.
Begrotingsreserve apurement
Stand 1/1/2018 | 101.834 |
+ Storting | 1.782 |
– Onttrekking | – 11.309 |
Stand per 31/12/2018 | 92.307 |
De storting van € 1,8 mln in de Begrotingsreserve apurement heeft te maken met de bijdrage van de provincies aan de risicoreserve om correcties van de EC die verband houden met maatregelen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma waarvoor zij verantwoordelijk zijn, af te dekken. Daarnaast is een technische correctie doorgevoerd van eerder ten onrechte ten laste van apurement gebrachte kosten, die leidt tot een verhoging van de reserve. De uitgaven hebben betrekking op correcties van de EU vanwege een niet EU-conforme uitvoering van EU-(subsidie)regelingen. Het betreft correcties voor onder andere vergoeding schoolfruit, terugbetaling van in het verleden ten onrechte geïnde suikerheffingen die ten laste van Nederland komt en betaaltermijnen. Daarnaast is de begrotingsreserve naar beneden bijgesteld, omdat de reserve naar huidige inzichten toereikend is. In de Nationale Verklaring over het financieel beheer van de Europese fondsen in gedeeld beheer worden de correcties nader toegelicht.
Op het moment van een ontvangen uitspraak van de EC is er sprake van een juridische verplichting. Op grond van de op 31 december ontvangen definitieve besluiten is een bedrag van € 3,9 mln juridisch verplicht.
Begrotingsreserve Visserij
Stand 1/1/2018 | 17.444 |
+ Storting | 3.333 |
– Onttrekking | 0 |
Stand per 31/12/2018 | 20.777 |
De storting is het niet bestede deel van de nationale cofinanciering voor de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2014–2020 waaraan Nederland zich in het Operationeel programma voor het EFMZV gecommitteerd heeft. Het budget blijft zo behouden voor toekomstige uitgaven van dit programma waarvoor verplichtingen kunnen worden aangegaan tot en met 2020 en nog uitgaven kunnen volgen tot en met 2023. Een bedrag van € 3,7 mln is juridisch verplicht, het resterende bedrag is op grond van het operationeel programma volledig bestuurlijk gebonden.
Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit
Stand 1/1/2018 | 14.166 |
+ Storting | 2.592 |
– Onttrekking | 0 |
Stand per 31/12/2018 | 16.758 |
De begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen die voortvloeien uit garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen worden gefaciliteerd. De in 2018 ontvangen provisies zijn hoger dan nodig is ter dekking van betaalde verliesdeclaraties. Het verschil is, met de reguliere begrotingsbijdrage, in de reserve gestort ten behoeve van toekomstige verliesdeclaraties. Het totaal uitstaande bedrag waarvoor garant wordt gestaan, is per op 31 december 2018 € 333 mln en daarmee is de begrotingsreserve 100% juridisch verplicht.
7. Groen onderwijs van hoge kwaliteit
VERPLICHTINGEN | 862.305 | 827.516 | 822.287 | 841.111 | |||
UITGAVEN | 807.497 | 843.384 | 809.103 | 817.051 | |||
Garanties | 55 | 59 | 56 | ||||
Schatkistbankieren | 55 | 59 | 56 | ||||
Bekostiging | 739.107 | 780.769 | 779.481 | 792.372 | |||
WO-groen | 169.299 | 174.610 | 182.865 | 189.686 | |||
HBO-groen | 84.478 | 90.568 | 83.224 | 87.624 | |||
MBO-groen | 153.186 | 181.919 | 170.104 | 166.710 | |||
Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten (VOA) | 12.733 | ||||||
Wachtgelden | 13.966 | 13.991 | 14.313 | 14.572 | |||
VMBO-groen | 297.706 | 316.547 | 328.975 | 333.780 | |||
Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) voorheen Aequor | 7.739 | 3.134 | |||||
Subsidies | 66.194 | 60.695 | 27.860 | 22.713 | |||
Aansturing collectieve ondersteuning | 3.325 | 5.875 | |||||
School als Kenniscentrum | 23.851 | 21.962 | 3.207 | 34 | |||
Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs | 2.044 | 1.523 | 258 | ||||
Aanvullende onderwijssubsidies | 33.272 | 27.106 | 21.293 | 19.401 | |||
Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit | 2.435 | 1.429 | 1.279 | 900 | |||
Educatie | 1.267 | 2.800 | 1.823 | 2.377 | |||
Opdrachten | 646 | 628 | 224 | 364 | |||
Kennisverspreidingsprojecten | 646 | 628 | 224 | 364 | |||
Bijdragen aan agentschappen | 1.550 | 1.237 | 1.479 | 1.546 | |||
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland | 1.550 | 1.237 | 1.242 | 1.239 | |||
Bijdrage DUO | 237 | 307 | |||||
ONTVANGSTEN | 231 | 243 | 299 | 132 |
Bij de eerste nota van wijziging op de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 8) zijn de budgetten voor Groen onderwijs grotendeels overgegaan naar de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII). Het restantbudget op het beleidsartikel 7 is overgeheveld naar het beleidsartikel 6.
8. Natuur en biodiversiteit
Algemene doelstelling
LNV streeft naar een sterke en veerkrachtige natuur, verweven met de economie en optimaal bijdragend aan duurzaam maatschappelijk welzijn.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het in nationaal, EU- en mondiaal verband beschermen en versterken, alsmede duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit. Het Rijk werkt hieraan, in lijn met de Rijksnatuurvisie Natuurlijk verder (2014), in verschillende rollen op uiteenlopende werkterreinen. Voor natuur op land is binnen de overheid de samenwerking met de provincies cruciaal: binnen de kaders van de Wet natuurbescherming zijn de provincies verantwoordelijk voor het realiseren van natuurdoelen. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor de kaders van behoud, versterken en duurzaam benutten van de nationale natuur en biodiversiteit. Voor de natuurkwaliteit van de Rijkswateren en voor de internationale samenwerking op natuurgebied, treedt de Minister als eerstverantwoordelijke op. De Minister is mede verantwoordelijk voor het stimuleren en anderszins versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit.
Stimuleren en faciliteren
• Agenderen en ondersteunen van de positieversterking nationale parken en daaraan gerelateerde landschapsontwikkeling.
• Helpen realiseren van innovatieve combinaties tussen natuur en maatschappelijke en economische activiteiten.
• Bevorderen van behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in het agrarisch gebied en agroketens.
• Versterken van internationale aandacht voor regulering van handel in bedreigde soorten.
• Ontwikkeling en toepassing van natuurlijk-kapitaal-rekening in zowel het publieke domein als bedrijfsleven en bevorderen dat bedrijven, financiële instellingen en de overheid transparant zijn over hun impact op en afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal.
• Stimuleren van de inzet van de Nederlandse bos-, natuur- en houtsector in het energie- en klimaatbeleid en het bevorderen van de duurzame bijdrage van bos en natuur aan de groene grondstoffenvoorziening.
• Maatschappelijke initiatieven in lijn met de natuurvisie van het Rijk.
Regisseren
• Nederlandse inzet in internationaal overleg over natuur en biodiversiteit zó organiseren dat ook andere sectoren en ketens verantwoordelijkheid nemen voor behoud en versterking van natuur en biodiversiteit.
• Samen met andere overheden en bedrijfsleven inzetten op het bereiken van beleidsdoelen voor 2020 van het mondiale biodiversiteitsverdrag (CBD), de Europese Biodiversiteitsstrategie en de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling (Sustainable Development Goals) op het terrein van natuur en biodiversiteit.
• Versterken van natuurkwaliteit in de Grote Wateren.
Uitvoeren
• Met provincies nakomen van afspraken die gemaakt zijn in het Natuurpact, en samen met provincies en IenW/RWS monitoren van de toestand van de natuur en biodiversiteit en benutting van natuur op land en in het water.
• Onderhouden en handhaven van de Wet Natuurbescherming en de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming Caribisch Nederland.
• Naleving van internationale en in EU-verband gemaakte afspraken over de internationale handel in bedreigde dieren en planten en over de bescherming van trekroutes van diersoorten.
• Met de provincies uitvoeren van het EU-beleid ten aanzien van invasieve exoten.
• Het doen uitvoeren door de diensten (RVO.nl, NVWA) van de Wet natuurbescherming.
• Het doen uitvoeren van regelingen en programma’s (zoals met provincies, en Ministeries IenW en Defensie realiseren van Programma Aanpak Stikstof, Programma naar een Rijke Waddenzee, Programmatische Aanpak Grote Wateren, de natuuronderdelen van de Mariene Strategie en het beheer van Kroondomeinen).
• Staatsbosbeheer in staat stellen uitvoering te geven aan zijn wettelijk verankerde en maatschappelijk gewortelde kerntaken.
Prestatiemeting
61,4% | 61,2% | 60,8% | Publicatie in jaarverslag 2019 | |
Bron CBS |
Deze indicator geeft het percentage soorten dat niet op de rode lijst van bedreigde soorten staat. Bij een waarde van 100% staan er geen zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, libellen of vaatplanten meer op de rode lijst.
Het percentage niet-bedreigde soorten is tot en met 2017 met 60,8% een procentpunt lager dan is gepresenteerd over de periode tot en met 2016 (was 61,8%). Dit komt voornamelijk door de berekening van de achteruitgang van hogere planten. Deze achteruitgang is niet in één keer in het afgelopen jaar gerealiseerd, maar heeft geleidelijk over de afgelopen jaren plaatsgevonden. De tijdreeks van de metingen aan hogere planten, sinds het verschijnen van de officiële Rode Lijst van planten (2012), was echter tot nu toe niet lang genoeg om veranderingen met statistische zekerheid vast te stellen. De cijfers 2018 zijn nog niet bekend en zullen worden verwerkt in de begroting 2020.
Aantal leden natuurbeschermings-organisaties (x 1.000) | 1.662 | 1.980 | 2.221 | 2.130 | 1.962 | 1.938 | 1.884 |
Bron: Vroege Vogels Parade 1999, 2003, 2004, 2005 tot en met 2015; Tot 2003: Natuurmonumenten, de Landschappen, Wereld Natuur Fonds (WNF), Vogelbescherming. Gegevens ontleend aan Compendium voor de leefomgeving. |
In 2017 is de totale aanhang van de vier grootste natuurorganisaties verder gedaald. De daling van ruim 53.000 leden ten opzichte van 2016 kwam voor ongeveer de helft voor rekening van het WNF. De daling bij de 12 Landschappen komt door een andere telling: per 2017 worden alleen donateurs geteld, terwijl in de jaren daarvoor ook de vaste kern vrijwilligers werd meegerekend. Het WNF en Natuurmonumenten hebben de steun van 9% van de Nederlandse huishoudens. De Provinciale Landschappen worden door 4% van de Nederlandse huishoudens gesteund in 2017. Particuliere natuurbeschermingsorganisaties spelen in Nederland een grote rol bij het beheer van natuurgebieden en het vormen van maatschappelijk draagvlak voor natuur en landschap. Natuurmonumenten en de gezamenlijke Provinciale Landschappen richten zich op beheer en aankoop van Nederlandse natuur, het WNF richt zich op bescherming van wereldwijde natuur. Het aantal leden in 2018 is nog niet bekend en wordt opgenomen in het jaarverslag van 2019.
Beleidsconclusies
De inzet voor een sterke veerkrachtige natuur verloopt conform de planning en de gemaakte afspraken met onder andere de provincies. De natuur staat echter nog onveranderd onder druk als gevolg van klimaatverandering en habitat verlies.
In de oorspronkelijke begroting voor 2018 zijn geen beleidswijzigingen opgenomen.
Wel is in 2018 uit de klimaatenveloppe € 1,6 mln toegevoegd aan de begroting voor het uitvoeren voor onderzoekprojecten op het gebied van klimaatslimbos- en natuurbeheer.
Verder is in 2018 uit deze enveloppe € 5 mln toegevoegd aan de begroting voor pilots en onderzoek voor landgebruik op veenweiden, met als doel om te komen tot reductie van CO2-uitstoot en bodemdaling door het tegengaan van oxidatie van veen.
In 2018 zijn diverse evaluaties uitgevoerd en aangeboden aan de Tweede Kamer. Onder andere het programma naar een Rijke Waddenzee (Kamerstuk 29 684 nr. 163), Staatsbosbeheer (Kamerstuk 29 659 nr. 151), de tussenevaluatie Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) (Kamerstuk 32 670, nr. 140) en de vierde voortgangrapportage natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 140). Deze evaluaties geven geen aanleiding tot wijzigingen in het gevoerde beleid.
VERPLICHTINGEN | 111.508 | 99.844 | 111.564 | – 11.720 | |
Waarvan garantieverplichtingen | 4.400 | 0 | |||
Waarvan overige verplichtingen | 107.108 | 111.564 | |||
UITGAVEN | 115.829 | 110.843 | 111.804 | – 961 | |
Subsidies | 8.225 | 2.952 | 2.555 | 397 | |
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit | 6.106 | 1.070 | 1.020 | 50 | |
Natuur en biodiversiteit op land | 1.329 | 1.092 | 763 | 329 | |
Beheer Kroondomein | 790 | 790 | 772 | 18 | |
Leningen | 26.731 | 26.259 | 27.345 | – 1.086 | |
Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB) | 26.731 | 26.259 | 27.345 | – 1.086 | |
0 | |||||
Opdrachten | 17.483 | 25.091 | 26.971 | – 1.880 | |
Natuur en Biodiversiteit Grote wateren | 5.547 | 6.028 | 7.792 | – 1.764 | |
Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit | 6.099 | 4.678 | 4.924 | – 246 | |
Overige stelsel activiteiten | 1.543 | 1.480 | 1.931 | – 451 | |
Internationale Samenwerking | 3.480 | 4.118 | 3.648 | 470 | |
Natuur en Biodiversiteit op land | 372 | 8.337 | 1.653 | 6.684 | |
Caribisch Nederland | 443 | 402 | 423 | – 21 | |
Klimaat impuls natuur en biodiversiteit | 48 | 6.600 | – 6.552 | ||
Bijdragen aan medeoverheden | 1.459 | 381 | 600 | – 219 | |
Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren | 600 | – 600 | |||
Caribisch Nederland | 1.459 | 381 | 381 | ||
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s | 26.688 | 26.967 | 25.952 | 1.015 | |
Staatsbosbeheer | 26.688 | 26.967 | 25.952 | 1.015 | |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 1.103 | 1.175 | 1.097 | 78 | |
Contributies | 1.103 | 1.175 | 1.097 | 78 | |
Bijdragen aan agentschappen | 34.140 | 28.018 | 27.284 | 734 | |
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland | 24.311 | 21.063 | 17.871 | 3.192 | |
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | 9.829 | 6.955 | 9.413 | – 2.458 | |
Dienst Landelijk Gebied | 0 | ||||
ONTVANGSTEN | 65.691 | 55.778 | 57.180 | – 1.402 | |
Landinrichtingsrente | 40.581 | 38.243 | 37.259 | 984 | |
Verkoop gronden | 20.000 | 15.000 | 15.000 | 0 | |
Overige | 5.110 | 2.535 | 4.921 | – 2.386 | |
1 Artikel 8 in deze vorm is voor het eerst verschenen in de begroting 2017. Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen voor 2017 en 2018. |
Toelichting op de verplichtingen
De lagere verplichtingen van € 11,7 mln hangen onder meer samen met het overhevelen van € 3,2 mln aan budget naar de provincies Zuid-Holland en Utrecht voor het uitvoeren van de pilots klimaatslimme landbouw in veenweide gebieden en een overheveling naar artikel 6 voor de uitvoering van Klimaatpilots Bos via Wageningen Research (€ 1,5 mln). De middelen zijn in 2018 beschikbaar gesteld voor de realisatie van de klimaatdoelstellingen. Daarnaast is € 1,8 mln aan verplichtingenbudget overgeheveld naar artikel 6 voor de opdrachtverlening in 2018 aan het RIVM voor de uitvoering in 2019 van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Verder is er als gevolg van een conversie van de financiële systemen, met terugwerkende kracht, het restant van de meerjarige verplichting uit 2016 voor de Kroondomeinen in 2018 geboekt (€ 4 mln).
Toelichting op de uitgaven
Leningen
De lagere realisatie van het onderdeel leningen ad. € 1,1 mln lager komt door de lage rentestand. Voor lopende leningen die voor een nieuwe rentevaste periode zijn overgesloten is minder rente betaald.
Opdrachten
De hogere uitgave bij Natuur en biodiversiteit op land van € 6,7 mln heeft voor een bedrag van € 8 mln betrekking op de uitfinanciering van het Project Mainport Rotterdam. Door de herinrichting van de begroting van het Ministerie van EZ naar onderdelen die betrekking hebben op het EZK-deel en die betrekking hebben op het LNV-deel van de begroting is dit project overgeheveld van artikel 2 (EZK) naar artikel 8 (LNV) omdat het een LNV beleidsterrein betreft.
De lagere uitgaven van circa € 6,6 mln bij de Klimaat impuls natuur en biodiversiteit zijn met name ontstaan door een budgetoverheveling van € 3,2 mln naar de provincies Zuid-Holland en Utrecht voor het uitvoeren van de pilots klimaatslimme landbouw in de veenweide gebieden en verder een overheveling van een budget van € 1,3 mln naar het begrotingsartikel 6 voor uitvoering van klimaatpilots bos door Wageningen Research. Tevens is € 1,7 mln aan budget overgeheveld naar het bijdrage onderdeel voor de RVO voor controles en uitvoeringskosten op het terrein van de veenweidegebieden.
De belangrijkste afwijkingen tussen de begroting en de realisatie bij Natuur en Biodiversiteit Grote wateren zijn ontstaan door een interne herschikking binnen het budget van artikel 8 en een overheveling € 0,5 mln naar het Ministerie van OCW voor het project Noordzee bij de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
De hogere bijdrage aan Staatsbosbeheer betreft de uitbetaling van de loon- en prijsbijstelling van circa € 0,7 mln en daarnaast diverse kleinere meerwerkopdrachten.
Bijdragen aan agentschappen
Aan RVO.nl zijn meerwerkopdrachten verstrekt die met name betrekking hebben op de uitvoering van Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit (zie ook toelichting bij «Opdrachten)» alsmede extra uitvoeringskosten voor onder andere Cites (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora). Deze komen voort uit de Wet natuurbescherming. En verder voor het Life-IP Deltanatuur programma.
De lagere uitgaven bij de NVWA moeten in samenhang worden gezien met de hogere uitgaven bij artikel 6 voor de NVWA. Het betreft één totaal opdracht voor de NVWA voor de artikelen 6 en 8 samen. De verdeling van de budgetten voor de NVWA over de artikelen 6 en 8 sluit nog niet precies aan bij de verdeling volgens de opdracht aan NVWA. Dit zal voor toekomstige begrotingen worden rechtgezet.
Toelichting op de ontvangsten
De overige ontvangsten vallen lager uit dan begroot, met name door het vervallen van opbrengsten van taken die gedecentraliseerd zijn naar de provincies, zoals jachtakten (€ 1,0 mln) en het Plattelands ontwikkelingsprogramma (POP2, € 2,8 mln).
5. NIET-BELEIDSARTIKELEN
40 Apparaat EZK
Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZK geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (directoraten-generaal en stafdirecties) en de diensten van EZK (ACM37, CPB en SodM). De uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) zijn apart inzichtelijk gemaakt. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU de realisatiegegevens voor de bijdragen aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZK.
VERPLICHTINGEN | 390.795 | 374.245 | 423.578 | 403.194 | 297.577 | 301.121 | – 3.544 |
UITGAVEN | 390.795 | 374.245 | 423.578 | 403.194 | 297.577 | 301.121 | – 3.544 |
Personele uitgaven | 253.428 | 248.694 | 265.798 | 258.940 | 203.759 | 207.240 | – 3.481 |
– waarvan eigen personeel | 225.397 | 199.484 | 215.140 | 225.316 | 165.163 | 180.383 | – 15.220 |
– waarvan externe inhuur | 7.004 | 8.364 | 10.205 | 11.127 | 20.279 | 7.275 | 13.004 |
– waarvan overige personele uitgaven | 21.027 | 40.846 | 40.453 | 22.497 | 18.317 | 19.582 | – 1.265 |
Materiële uitgaven | 137.367 | 125.551 | 157.780 | 144.254 | 93.818 | 93.881 | – 63 |
– waarvan ICT | 9.678 | 6.255 | 9.137 | 7.451 | 3.200 | 6.863 | – 3.663 |
– waarvan bijdrage aan SSO’s (exclusief DICTU) | 52.083 | 38.878 | 36.899 | 32.257 | 13.914 | 22.898 | – 8.984 |
– waarvan SSO DICTU | 42.046 | 53.500 | 55.228 | 60.949 | 55.491 | 42.874 | 12.644 |
– waarvan overige materiële uitgaven | 33.560 | 26.918 | 56.516 | 43.597 | 21.213 | 21.246 | – 33 |
ONTVANGSTEN | 31.607 | 42.425 | 27.742 | 25.893 | 28.284 | 37.893 | – 9.609 |
Naar aanleiding van het Regeerakkoord is het voormalig Ministerie van Economische Zaken opgedeeld in het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Bij de herinrichting naar twee departementen is besloten dat EZK en LNV gemeenschappelijk diensten afnemen van een aantal stafdirecties.
Gedurende 2018 waren EZK en LNV nog te sterk met elkaar verweven om een boekhoudkundige uitsplitsing van alle apparaatsuitgaven te kunnen maken. In 2018 zijn de apparaatsuitgaven voor zowel EZK als LNV geboekt op het apparaatsartikel 40.
Op basis van een tevoren afgesproken verdeelsleutel (EZK: 57%, LNV: 43%) zijn vervolgens bij slotwet de gerealiseerde uitgaven, verplichtingen en ontvangsten van de gemeenschappelijke diensten toegewezen aan de apparaatsartikelen van EZK (40) en LNV (42). Vanwege die toewijzing laat artikel 40 een lagere realisatiestand zien ten opzichte van ISB.
De aansluitende tabel geeft het geconsolideerde beeld van de standen van beide artikelen.
VERPLICHTINGEN | 424.566 | 342.475 | 82.091 |
UITGAVEN | 424.566 | 342.475 | 82.091 |
Personele uitgaven | 272.867 | 242.543 | 30.324 |
– waarvan eigen personeel | 225.315 | 208.599 | 16.716 |
– waarvan externe inhuur | 22.705 | 8.482 | 14.223 |
– waarvan overige personele uitgaven | 24.847 | 25.462 | – 615 |
Materiële uitgaven | 151.699 | 99.932 | 51.767 |
– waarvan ICT | 7.644 | 7.665 | – 21 |
– waarvan bijdrage aan SSO’s (excl. DICTU) | 28.739 | 25.572 | 3.167 |
– waarvan SSO DICTU | 80.347 | 42.874 | 37.500 |
– waarvan overige materiële uitgaven | 34.969 | 23.821 | 11.148 |
ONTVANGSTEN | 33.834 | 39.393 | – 5.559 |
Toelichting op de verplichtingen en uitgaven
Gezamenlijk is de realisatie op het apparaat van EZK en LNV (artikel 40 en artikel 42) in 2018 € 424,6 mln. Dit is € 82,1 mln hoger ten opzichte van de gezamenlijke begrotingsstand na Incidentele Suppletoire Begroting (ISB).
De voornaamste verschillen bestaan uit:
– Eigen personeel: Bij de eerste suppletoire begroting is extra personeelsbudget toegekend aan DG ETM (€ 5,2 mln) ten behoeve van het realiseren van ambities in het Regeerakkoord en de versterking van de klimaat- en energiedirecties van EZK. Daarnaast is in de tweede suppletoire begroting een extra bijdrage opgenomen voor extra personele en materiele uitgaven van de Nationaal Coördinator Groningen en voor organisatiekosten van het Team Groningen Bovengronds (in totaal € 7,7 mln).
– Externe inhuur: De uitgaven voor externe inhuur zijn in 2018 hoger dan verwacht. Dit komt voornamelijk door extra inhuur voor ICT en organisatieadvies, in verband met de herindeling van voormalig EZ. Daarnaast is er meer ingehuurd dan in eerdere jaren doordat vacatures niet direct konden worden ingevuld vanwege krapte op de arbeidsmarkt.
– SSO DICTU: De uitgaven bij DICTU vielen € 37,5 mln hoger uit dan geraamd. De voornaamste oorzaken van deze hogere uitgaven waren extra uitgaven ten behoeve van de Cloud Werkplek (€ 14,5 mln), diverse incidentele uitgaven bij DICTU (€ 9,4 mln) verbetering van de informatiebeveiliging (€ 7,4 mln) en implementatie van de AVG (€ 1,8 mln).
– Overige materiële uitgaven: Het verschil houdt met name verband met een extra bijdrage voor het Inkoop Uitvoering Centrum (IUC) van € 7,2 mln vanwege een hoger aantal opdrachten dan bij oprichting was verwacht en door strengere wet- en regelgeving voor inkoop. Hiermee wordt invulling gegeven aan de uitkomsten van de evaluatie van het IUC in 2016.
Toelichting op de ontvangsten
Gezamenlijk is de realisatie op de ontvangsten van het apparaat van EZK en LNV in 2018 € 33,8 mln. Dit is € 5,6 mln lager dan de gezamenlijke ontvangstenraming na ISB. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat de ontvangsten uit de activiteiten van de ACM € 7,5 mln lager zijn uitgevallen. De raming is reeds bij eerste suppletoire begroting bijgesteld.
Net als bij de uitgaven en verplichtingen zijn de ontvangstenrealisaties van deze gedeelde dienstonderdelen bij slotwet toegewezen aan de artikelen 40 en 42. Per saldo heeft daardoor een overheveling van ontvangsten (€ 4 mln) plaatsgevonden van artikel 40 naar artikel 42, waardoor de gerealiseerde ontvangsten op artikel 40 en 42 uitkomen op respectievelijk € 28,3 mln en € 5,6 mln.
1. Departement | 390.795 | 374.244 | 423.578 | 403.194 | 297.577 | 301.121 | – 3.544 |
Kerndepartement (beleid en staf) | 298.661 | 291.083 | 327.705 | 308.055 | 202.092 | 214.115 | – 12.022 |
Apparaatsuitgaven diensten: | |||||||
Centraal Planbureau (CPB) | 14.852 | 14.877 | 17.668 | 15.963 | 16.467 | 13.830 | 2.637 |
Autoriteit Consument en Markt (ACM) | 67.879 | 57.950 | 65.479 | 69.392 | 65.405 | 64.020 | 1.385 |
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) | 7.074 | 7.811 | 9.021 | 9.784 | 13.613 | 9.156 | 4.457 |
PIANOo (exclusief Programma) | 2.329 | 2.523 | 3.705 | ||||
2. Totaal apparaatskosten agentschappen | 614.971 | 727.611 | 777.510 | 852.895 | 880.425 | 716.106 | 164.319 |
Agentschap Telecom | 30.465 | 32.081 | 40.578 | 47.271 | 43.843 | 41.097 | 2.746 |
Dienst ICT Uitvoering (DICTU) | 188.891 | 227.332 | 235.923 | 258.790 | 256.227 | 215.305 | 40.922 |
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) | 5.349 | 6.212 | 5.423 | 789 | |||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) | 395.615 | 468.198 | 501.009 | 541.485 | 574.143 | 454.281 | 119.862 |
3. Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s | 789.305 | 819.569 | 792.514 | 813.071 | 845.606 | 755.578 | 90.028 |
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) | 175.202 | 180.159 | 181.329 | 185.596 | 187.362 | 185.834 | 1.528 |
Stichting COVA | 1.214 | 1.448 | 1.402 | 1.314 | 1.375 | 1.640 | – 265 |
Raad voor de Accreditatie | 12.233 | 13.968 | 13.856 | 13.572 | 14.415 | 14.393 | 22 |
Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM) | 695 | 375 | 637 | 641 | 737 | 696 | 41 |
TNO1 | 424.261 | 432.819 | 418.787 | 426.367 | 426.367 | 351.205 | 75.162 |
Kamer van Koophandel (KvK) | 175.700 | 190.800 | 176.503 | 185.581 | 215.350 | 201.810 | 13.540 |
1 Realisatie 2018 van TNO is nog niet beschikbaar. Hierdoor is het bedrag van een jaar eerder opgenomen. |
Departementale taakstelling Rijksdienst | 45.267 | 79.141 | 102.698 | 102.698 |
Totaal kerndepartement en diensten | 17.206 | 24.631 | 35.089 | 35.089 |
Agentschappen | ||||
DICTU | 3.193 | 5.506 | 7.422 | 7.422 |
AT | 289 | 552 | 845 | 845 |
RVO.nl | 9.823 | 15.665 | 19.551 | 19.551 |
NVWA | 503 | 1.227 | 1.480 | 1.480 |
Totaal Agentschappen | 13.808 | 22.950 | 29.298 | 29.298 |
ZBO’s en RWT’s | ||||
CBS | 4.627 | 10.556 | 12.869 | 12.869 |
Verispect/VSL | 555 | 1.113 | 1.330 | 1.330 |
TNO | 3.026 | 6.903 | 8.416 | 8.416 |
KvK | 1.618 | 3.691 | 4.500 | 4.500 |
DLO | 2.912 | 6.643 | 8.099 | 8.099 |
SBB | 827 | 1.886 | 2.229 | 2.229 |
overig | 688 | 768 | 798 | 798 |
Totaal ZBO’s en RWT’s | 14.253 | 31.560 | 38.311 | 38.311 |
41 Nominaal en Onvoorzien EZK
Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2018 | 2018 | |
VERPLICHTINGEN | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.500 | – 2.500 |
UITGAVEN | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.500 | – 2.500 |
0 | |||||||
41.10 Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
41.20 Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
41.30 Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
41.40 In te vullen posten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.500 | – 2.500 |
Toelichting
Op dit artikel is geen sprake van realisatie. Bij de 1e suppletoire begroting 2018 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2018 en de eindejaarsmarge over 2018 uitgekeerd. Deze bijstellingen zijn bij 2e suppletoire begrotingswet 2017 toebedeeld naar de relevante onderdelen.
42 Apparaat LNV
VERPLICHTINGEN | 126.989 | 41.354 | 85.635 |
UITGAVEN | 126.989 | 41.354 | 85.635 |
Personele uitgaven | 69.108 | 35.303 | 33.805 |
– waarvan eigen personeel | 60.152 | 28.216 | 31.936 |
– waarvan externe inhuur | 2.426 | 1.207 | 1.219 |
– waarvan overige personele uitgaven | 6.530 | 5.880 | 650 |
Materiële uitgaven | 57.881 | 6.051 | 51.830 |
– waarvan ICT | 4.444 | 802 | 3.642 |
– waarvan bijdrage aan SSO’s (exclusief DICTU) | 14.825 | 2.674 | 12.151 |
– waarvan SSO DICTU | 24.856 | 24.856 | |
– waarvan overige materiële uitgaven | 13.756 | 2.575 | 11.181 |
ONTVANGSTEN | 5.550 | 1.500 | 4.050 |
Naar aanleiding van het Regeerakkoord is het voormalig Ministerie van Economische Zaken opgedeeld in het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Bij nota van wijziging is het budget voor de beleidsmedewerkers van LNV overgeheveld van artikel 40 naar artikel 42 (Kamerstuk 34 775, XIII, 8). Bij de herinrichting naar twee departementen is besloten dat EZK en LNV gemeenschappelijk diensten afnemen van een aantal stafdirecties.
Gedurende 2018 waren EZK en LNV nog te sterk met elkaar verweven om een boekhoudkundige uitsplitsing van alle apparaatsuitgaven te kunnen maken. In 2018 heeft de uitputting van deze onderdelen daarom volledig plaatsgevonden op het apparaatsartikel 40.
Op basis van een tevoren afgesproken verdeelsleutel (EZK: 57%, LNV: 43%) zijn bij slotwet de gerealiseerde uitgaven, verplichtingen en ontvangsten van de gemeenschappelijke diensten toegewezen aan de apparaatsartikelen van EZK (40) en LNV (42).
Personele en materiële uitgaven
Voor een toelichting zie de onder artikel 40 opgenomen tabel met het geconsolideerde beeld van de artikelen 40 en 42.
De hogere uitgaven (€ 85,6 mln) op artikel 42 worden deels verklaard doordat in de ISB geen middelen zijn geraamd voor de dienstonderdelen die lopende 2018 gedeeld werden door EZK en LNV. Daarnaast zijn de uitgaven van EZK en LNV gezamenlijk hoger uitgevallen dan in de ISB is gemeld.
Toelichting op de ontvangsten
Gezamenlijk bedragen de gerealiseerde ontvangsten van het apparaat van EZK en LNV in 2018 € 33,8 mln.
De hogere ontvangsten van € 4 mln op artikel 42 worden verklaard doordat in de ISB geen ontvangsten waren geraamd voor de dienstonderdelen die in 2018 gedeeld werden door LNV en EZK. Deze budgetten waren aanvankelijk immers nog niet gesplitst. Zoals eerder gemeld zijn de ontvangstenrealisaties van deze gedeelde dienstonderdelen bij slotwet wel verdeeld en dat heeft per saldo geleid tot een overheveling van € 4 mln aan ontvangsten van artikel 40 naar artikel 42.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2018 | 2018 | |
1. Departement | * | * | * | * | 126.989 | 41.354 | 85.635 |
Kerndepartement | * | * | * | * | 126.989 | 41.354 | 85.635 |
2. Totaal apparaatskosten agentschappen | |||||||
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit | 303.408 | 313.182 | 312.680 | 326.721 | 345.312 | 333.073 | 12.239 |
3. Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s | |||||||
Staatsbosbeheer | 59.551 | 65.568 | 67.227 | 88.865 | 81.053 | 71.458 | 9.595 |
Wageningen Research | 232.774 | 222.100 | 218.448 | 243.211 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 251.300 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie |
43 Nominaal en Onvoorzien LNV
Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2018 | 2018 | |
VERPLICHTINGEN | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
UITGAVEN | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Toelichting
Bij de 1e suppletoire begroting 2018 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2018 en de eindejaarsmarge over 2017 uitgekeerd. Deze bijstellingen zijn bij de 2e suppletoire begrotingswet 2018 toebedeeld naar de relevante onderdelen. Daarnaast zijn op dit artikel bij eerste suppletoire begroting middelen toegevoegd ten behoeve van de (her)inrichting EZK/LNV. Voor 2018 was dit een bedrag van € 50 mln ten behoeve van personeel en materieel, ICT-investeringen en het dekken van diverse uitvoeringsproblematiek, zie hiervoor onder meer Kamerstuk 34 775, nr. 8 over de oprichting van het Ministerie van LNV. De middelen zijn bij tweede suppletoire begroting verdeeld over de begroting, grotendeels ten gunste van het niet-beleidsartikel apparaat waar zowel de personeels- als ICT-uitgaven worden verantwoord. Van de voor 2018 geraamde kosten is een deel niet uitgeput. Het gaat om een bedrag ad. € 9,9 mln dat was bestemd voor ICT-uitgaven, dit bedrag is bij slotwet vrijgevallen ten gunste van de algemene middelen. Oorzaak van deze meevaller is gelegen in de zware inzet op een goede governance, sterke sturing op financiën, beperkte externe inhuur en diverse «voordeligere» keuzes die gedurende het traject konden worden gemaakt (systemen hoefden bijvoorbeeld minder dan vooraf gedacht fysiek te worden gescheiden).
6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie paragrafen:
1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering;
2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.
1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen
a. Rechtmatigheid
Vanuit de bij EZK en LNV bekende informatie zijn voor het totaal van de agentschappen fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie EZK die gerapporteerd moeten worden.
Samenvattende staat baten-/lastenagentschappen EZK | 937 | 25 | 33,6 | 3,6% |
Voor de agentschappen gezamenlijk bedraagt de tolerantiegrens voor rechtmatigheidsfouten en onzekerheden € 25 mln. De fouten en onzekerheden zijn vooral (€ 30,3 mln) veroorzaakt door rechtmatigheidsfouten bij inkopen voor het oprichten van de projectdirectie die de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) ondersteunt bij het nemen van besluiten op aanvragen voor schadevergoeding. Over 2018 is bij TCMG het totale bedrag aan onrechtmatigheden hierdoor € 24,3 mln. Inmiddels heeft een aanbesteding plaatsgevonden, waardoor sinds eind 2018 de onrechtmatigheid voor een groot deel is opgeheven. Het overige deel (in totaal € 6,0 mln) van de onrechtmatige aangegane verplichtingen is vooral (€ 5,4 mln) veroorzaakt door problemen met het uitvoeringsplatform waarop de POP3-regelingen worden uitgevoerd. RVO.nl heeft hiervoor een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de Provincie Noord-Brabant inzake het gebruik van hun uitvoeringssysteem. Voor beide gevallen geldt dat het vanwege tijdsdruk een bewuste keuze is geweest om van de voorgeschreven inkoopprocedure af te wijken.
b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Vanuit de bij EZK en LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.
c. Financieel en materieel beheer
Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer (AR) heeft de centrale aansturing van informatiebeveiliging in haar rapportages bij het jaarverslag over 2017 en 2016 gekwalificeerd als een onvolkomenheid. Reden hiervan is dat de AR heeft geconstateerd dat het departement op centraal niveau niet beschikt over voldoende informatie over de maatregelen van informatiebeveiliging om goed te kunnen (bij)sturen en dat het onvoldoende controleerbare maatregelen van informatiebeveiliging heeft getroffen met betrekking tot de onderzochte kritieke systemen. Het ministerie heeft daarom in 2017 een verbeterplan geïmplementeerd, waardoor op centraal niveau aantoonbaar meer zicht is op de opzet en werking van de maatregelen die van belang zijn voor de informatiebeveiliging. De juiste acties en maatregelen zijn hierdoor inmiddels genomen. De AR heeft de werking van die maatregelen zelf nog niet kunnen vaststellen en daarom informatiebeveiliging ook in 2017 als onvolkomenheid aangemerkt. In 2018 is doorgegaan op de ingeslagen weg en zijn verdere verbeteringen doorgevoerd.
Nationale verklaring
Met de Nationale Verklaring geeft de Minister van Financiën, namens het kabinet, jaarlijks aan de Europese Commissie (EC) en de Tweede Kamer een verklaring af over het financieel beheer van middelen uit de Europese fondsen en de rechtmatigheid van financiële transacties en openstaande vorderingen (tot op het niveau van begunstigden). De onderliggende deelverklaringen van LNV en EZK voor de gezamenlijke Europese Landbouwfondsen (LNV), het Europees Fonds voor Maritieme Zaken (LNV) en Visserij en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EZK) zijn begin maart 2019 afgegeven aan de Minister van Financiën en bevatten geen beperkingen.
d. Overige aspecten in de bedrijfsvoering
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Per 25 mei 2018 is binnen de Europese Unie de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Er is per dienstonderdeel van EZK en LNV een groot implementatietraject nodig om aan de AVG te kunnen voldoen, bestaande uit inventarisaties van gegevensverwerking en risicoanalyses. EZK en LNV hebben gezamenlijk een programma implementatie AVG georganiseerd om te waarborgen dat de dienstonderdelen in control zijn op het proces van de implementatie van de verordening.
Informatiebeveiliging
EZK en LNV hebben, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 15 februari 2019 een «in control» verklaring afgegeven over informatiebeveiliging in 2018. Alle kritieke informatiesystemen zijn beoordeeld op hun conformiteit met de Baseline Informatiebeveiliging Rijk. LNV heeft één risico op het gebied van Informatiebeveiliging geclassificeerd als «zeer hoog». Dit betreft het toegangsbeheer tot gedeelde bestanden (file-shares). Hiervoor is in 2016 een verbeterplan gestart om waar mogelijk file-shares op te heffen en het opnieuw instellen van autorisaties.
2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Departementale checks and balances bij inzet subsidies
Om de kwaliteit van subsidie-instrumenten te bewaken en te verbeteren leggen beleidsdirecties alle voorstellen voor nieuwe of gewijzigde subsidie-instrumenten ter beoordeling voor aan de Monitorcommissie (MC) onder leiding van de Chief Economist. De MC kijkt kritisch naar nut, noodzaak en vormgeving van nieuwe of gewijzigde subsidie-instrumenten. Om een onafhankelijke toetsing te borgen zijn de directeuren FEZ en de directeur Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) lid van deze commissie evenals een aantal beleidsdirecteuren en RVO.nl als uitvoerende dienst. Bij de beoordeling worden uitkomsten van uitgevoerde evaluaties betrokken die conform de regelgeving voor subsidies eens in de 5 jaar plaatsvinden. Daarnaast toetst FEZ alle nieuwe subsidie-instrumenten op financiële gevolgen, doelmatigheid en doeltreffendheid. De directeur FEZ van EZK is daarnaast voorzitter van de departementale Beleidskwaliteit en -Evaluatiecommissie (BEC) waar met behulp van externe onafhankelijke deskundigen van planbureaus en universiteiten advies wordt gegeven over evaluatieopzetten. Beide commissies werken zowel voor EZK als LNV waardoor expertise en ervaringen effectief worden gedeeld.
Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies
RVO.nl is de uitvoerder van subsidieregelingen van EZK en LNV voor bedrijven. Uit actuele risicoanalyses blijkt dat voor alle subsidieregelingen opgenomen in de Regeling nationale EZ-subsidies het (rest)risico van misbruik- of oneigenlijk gebruik door begunstigden als laag/aanvaardbaar is gekwalificeerd. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van controleverklaringen bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het OM.
Grote ICT projecten
Het Ministerie van BZK informeert de Tweede Kamer periodiek over departementale grote ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard openbaargemaakt en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Deze rapportageplicht geldt voor alle ICT-projecten waarvan de kosten tenminste € 5 mln bedragen. In 2018 zijn binnen EZK en LNV:
2 grote ICT-projecten gestart:
• Programma (her)inrichting ICT;
• Programma Procesvernieuwing, Informatie en ICT.
8 grote ICT-projecten blijven doorlopen:
• AMRI (vernieuwing bancair systeem ten behoeve van garantstellingen RVO.nl);
• Phoenix+ (CBS);
• Kern Gezond (KvK);
• Cloud Werkplek – Continuïteit werkplekdiensten;
• Cloud Werkplek – Vernieuwing werkplekdiensten;
• MIVSP (Maritiem informatievoorzieningsplatform bij DG ETM);
• DigiAT (Zaakgerichtwerken bij AT);
• TRANSVIR2RVO (Visregelingen bij RVO.nl).
Externe inhuur
Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de personeelskosten. Het inhuurpercentage van EZK en LNV komt uit op 19,9% (2017: 19,6%). De overschrijding van de norm is het gevolg van inhuur bij DICTU en RVO.nl. In geval van DICTU is de aanleiding met name de behoefte aan specifieke (ICT-) expertise, deels samenhangend met bovengenoemde ICT-projecten. Zelf alle kennis in huis hebben is dikwijls niet mogelijk en ook lang niet altijd zinvol, gezien de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de wisselende expertise die dit vraagt. Daarnaast bemoeilijkt de krappe arbeidsmarkt voor ICT-ers de werving van eigen ICT-personeel. In geval van RVO.nl is de aanleiding met name de «flexibele schil», zodat ingespeeld kan worden op fluctuaties in het gevarieerde opdrachtenpakket dat RVO.nl uitvoert en waarvoor gespecialiseerde kennis nodig is (opdrachten van diverse ministeries gericht op ondernemend Nederland bij duurzaam, agrarisch, innovatief, internationaal ondernemen en de afhandeling van schadeloosstellingsdossiers Groningen). Het inzetten van externe inhuur biedt de flexibiliteit om kostenefficiënt met dit spanningsveld tussen vraag en aanbod om te gaan.
Audit Committee
Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over de bedrijfsvoering waaronder het auditbeleid. Het AC bestond in 2018 uit de secretaris-generaal (voorzitter), de plaatsvervangend SG, twee directeuren-generaal en twee externe leden, met ondersteuning van de directeuren Financieel-Economische Zaken (FEZ) en ADR. Onderwerpen van overleg waren risicomanagement, de auditplanning en controle-aanpak 2018 door de ADR, toezichtrapportages van FEZ over het financieel en materieel beheer, uitkomsten van ADR- en AR-controles en Europese audits over 2017, voortgangsrapportage controlebezoeken door de Europese Commissie (EC) en 5 strategische onderwerpen: Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), Cloud Werkplek, Tenders Wind op zee, Shared Service organisaties (SSO’s) en Digitale dienstverlening.
3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Oprichting LNV
De gezamenlijke bestuursraad van EZK en LNV heeft, naar aanleiding van het kabinetsbesluit uit 2017 tot oprichting van een Ministerie van LNV, gekozen voor een herinrichting waarin beide departementen organisatieonderdelen, ICT-systemen en kaders delen. Zo gaan de directies Wetgeving en Juridische Zaken en Bedrijfsvoering en de regioambassadeurs voor EZK en LNV werken. De organisatieonderdelen die samen worden gedeeld zijn ondergebracht bij EZK, met uitzondering van de crisisorganisatie die is ondergebracht bij LNV. De uitkomsten van de herinrichting in 2018 zijn vastgelegd in de per 1 januari 2019 voor EZK en LNV geldende organisatie- en mandaatbesluiten.
C. JAARREKENING
7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT
Totaal | 19.770.052 | 3.860.285 | 3.664.301 | 14.043.252 | 4.455.881 | 3.431.763 | – 5.726.800 | 595.596 | – 232.538 | |
Beleidsartikelen | 19.466.431 | 3.556.664 | 3.626.408 | 13.745.675 | 4.158.304 | 3.403.479 | – 5.720.756 | 601.640 | – 222.929 | |
1 | Goed functionerende economie en markten | 188.251 | 186.154 | 31.062 | 200.563 | 201.785 | 16.600 | 12.312 | 15.631 | – 14.462 |
2 | Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 2.024.761 | 856.040 | 109.547 | 1.555.400 | 875.703 | 119.979 | – 469.361 | 19.663 | 10.432 |
3 | Toekomstfonds | 109.897 | 189.595 | 40.588 | 117.494 | 124.189 | 31.440 | 7.597 | – 65.406 | – 9.148 |
4 | Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering | 17.104.762 | 2.286.115 | 3.445.211 | 11.778.791 | 2.875.719 | 3.201.275 | – 5.325.971 | 589.604 | – 243.936 |
5 | Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen | 38.760 | 38.760 | 93.427 | 80.908 | 34.185 | 54.667 | 42.148 | 34.185 | |
Niet-beleidsartikelen | 303.621 | 303.621 | 37.893 | 297.577 | 297.577 | 28.284 | – 6.044 | – 6.044 | – 9.609 | |
40 | Apparaat | 301.121 | 301.121 | 37.893 | 297.577 | 297.577 | 28.284 | – 3.544 | – 3.544 | – 9.609 |
41 | Nominaal en Onvoorzien | 2.500 | 2.500 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 2.500 | – 2.500 | 0 |
Totaal | 856.229 | 739.546 | 99.706 | 960.255 | 899.246 | 128.599 | 104.026 | 159.700 | 28.893 | |
Beleidsartikelen | 814.875 | 698.192 | 98.206 | 833.266 | 772.257 | 123.049 | 18.391 | 74.065 | 24.843 | |
6 | Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | 703.311 | 586.388 | 41.026 | 733.422 | 661.414 | 67.271 | 30.111 | 75.026 | 26.245 |
7 | Groen onderwijs van hoge kwaliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
8 | Natuur en biodiversiteit | 111.564 | 111.804 | 57.180 | 99.844 | 110.843 | 55.778 | – 11.720 | – 961 | – 1.402 |
Niet-beleidsartikelen | 41.354 | 41.354 | 1.500 | 126.989 | 126.989 | 5.550 | 85.635 | 85.635 | 4.050 | |
42 | Apparaat | 41.354 | 41.354 | 1.500 | 126.989 | 126.989 | 5.550 | 85.635 | 85.635 | 4.050 |
43 | Nominaal en Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
8. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN
Agentschap Telecom | ||||
Totale baten | 40.724 | 46.696 | 5.972 | 42.809 |
Totale lasten | 41.722 | 46.578 | 4.856 | 45.218 |
Saldo van baten en lasten | – 998 | 118 | 1.116 | – 2.409 |
Totale kapitaaluitgaven | 4.655 | 3.675 | – 980 | 3.749 |
Totale kapitaalontvangsten | 4.000 | 6.653 | 2.653 | 4.870 |
Dienst ICT Uitvoering | ||||
Totale baten | 238.341 | 285.894 | 47.553 | 283.343 |
Totale lasten | 238.341 | 283.718 | 45.377 | 278.933 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 2.176 | 2.176 | 4.410 |
Totale kapitaaluitgaven | 57.900 | 55.023 | – 2.877 | 38.953 |
Totale kapitaalontvangsten | 35.000 | 25.457 | – 9.543 | 27.087 |
Nederlandse Emissieautoriteit | ||||
Totale baten | 6.973 | 8.299 | 1.326 | 7.412 |
Totale lasten | 6.973 | 8.003 | 1.030 | 6.819 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 296 | 296 | 592 |
Totale kapitaaluitgaven | 290 | 140 | – 150 | 1.110 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 0 | 0 | 2.332 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | ||||
Totale baten | 466.970 | 596.381 | 129.411 | 554.598 |
Totale lasten | 466.970 | 588.361 | 121.391 | 554.259 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 8.020 | 8.020 | 339 |
Totale kapitaaluitgaven | 20.579 | 12.800 | – 7.779 | 11.826 |
Totale kapitaalontvangsten | 15.000 | 8.526 | – 6.474 | 25.654 |
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | ||||
Totale baten | 348.839 | 352.518 | 3.679 | 344.157 |
Totale lasten | 348.839 | 359.193 | 10.354 | 338.111 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 6.675 | – 6.675 | 6.046 |
Totale kapitaaluitgaven | 26.551 | 36.545 | 9.994 | 31.428 |
Totale kapitaalontvangsten | 13.680 | 20.817 | 7.137 | 16.855 |
9. JAARVERANTWOORDING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2018
Aansluiting realisatie agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met financiering door moederdepartement
Door een vergelijking van de «bijdrage moederdepartement (EZK)» uit tabel A met de bijdragen die vermeld zijn in de tabel B is de aansluiting te maken tussen de realisaties in de agentschapsparagraaf en de bijdragen die op de beleidsartikelen zijn gerealiseerd.
Agentschap Telecom | 18.866 | 1.423 | 23.233 | 3.174 | 46.696 |
Dienst ICT Uitvoering | 240.425 | 44.349 | 288 | 832 | 285.894 |
Nederlandse Emissieautoriteit | 4.960 | 2.775 | 0 | 564 | 8.299 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 213.815 | 341.277 | 38.177 | 3.112 | 596.381 |
Totaal | 478.066 | 389.824 | 61.698 | 7.682 | 937.270 |
Agentschap Telecom | 29.075 |
art. 1 Goed functionerende economie en markten | 27.195 |
art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 1.880 |
Dienst ICT Uitvoering | 240.424 |
art. 40 Apparaat | 75.347 |
Bijdrage agentschappen en diensten | 165.077 |
Nederlandse Emissieautoriteit | 5.594 |
art. 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | 5.594 |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 219.127 |
art. 1 Goed functionerende economie en markten | 11.929 |
art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 89.754 |
art. 3 Toekomstfonds | 7.887 |
art. 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | 56.675 |
art. 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen | 47.493 |
art. 40 Apparaat | 5.389 |
Subtotaal | 494.220 |
af: doorbelasting aan agentschappen door DICTU | – 165.077 |
Totale bijdrage EZ-begroting | 329.143 |
Opmerkingen bij verschillen tussen realisatiestanden in tabel A en tabel B
Agentschap Telecom
Het verschil tussen de bijdrage moederdepartement in tabel B ten opzichte van de realisatie agentschappen in tabel A wordt met name veroorzaakt doordat de kosten voor implementatie van de AVG, het toezicht op de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) en de ontwikkeling van het ICT-project Digi-AT deels vallen in boekjaar 2019.
Nederlandse Emissieautoriteit
Het verschil van € 0,6 mln tussen de bijdrage moederdepartement in tabel B ten opzichte van de realisatie agentschappen in tabel A houdt verband met een extra bijdrage voor onder meer implementatie van de AVG.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Het verschil van € 5,3 mln tussen de bijdrage moederdepartement in tabel B ten opzichte van de realisatie agentschappen in tabel A wordt veroorzaakt door onderuitputting op diverse opdrachten in 2018 en het doorschuiven van een aantal opdrachten naar 2019.
Aansluiting realisatie agentschappen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met financiering door moederdepartement
Door een vergelijking van de «bijdrage moederdepartement (LNV)» uit tabel A met de bijdragen die vermeld zijn in de tabel B is de aansluiting te maken tussen de realisaties in de agentschapsparagraaf en de bijdragen die op de beleidsartikelen zijn gerealiseerd.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | 159.290 | 88.817 | 101.362 | 3.049 | 352.518 |
Totaal | 159.290 | 88.817 | 101.362 | 3.049 | 352.518 |
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit | |
art. 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | 721 |
art. 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | 177.446 |
art. 8 Natuur en Biodiversiteit | 6.955 |
art. 6 BTW-compensatie | – 5.900 |
af: Overige en bijzondere baten | – 3.049 |
Subtotaal | 176.173 |
Totale bijdrage LNV-begroting | 175.723 |
Opmerkingen bij verschillen tussen realisatiestanden in tabel A en tabel B
Bij de bijdrage moederdepartement is ook de bijdrage van EZK (art. 4) verantwoord. De hogere bijdrage moederdepartement in tabel B van € 17 mln ten opzichte van tabel A komt hoofdzakelijk doordat een deel van de werkzaamheden voor Procesvernieuwing, Informatie en ICT (P,I&I) later wordt uitgevoerd. Daarnaast is er een bedrag van € 4 mln bevoorschotting van niet gerealiseerd werk in 2018 doorgeschoven naar 2019.
Agentschap Telecom (AT)
Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap AT per 31 december 2018
Agentschap Telecom staat voor de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de IT- en telecommunicatienetwerken, zodat Nederland veilig verbonden is. De economische en maatschappelijke afhankelijkheid van en verwevenheid met deze infrastructuren groeit. Het agentschap signaleert dat de doorontwikkeling van 4G mobiele netwerken en de komst van 5G zelfs leidt tot een telecomtransitie. Het agentschap draagt met haar kernactiviteiten bij aan de doelstellingen van het kabinet, zoals onder andere benoemd in het Actieplan digitale connectiviteit, om te zorgen voor randvoorwaarden voor goede continuïteit in Nederland.
In deze jaarverantwoording voor u het inzicht in de financiële staat van het agentschap.
Baten | ||||
Omzet | ||||
– Omzet moederdepartement | 17.939 | 18.866 | 927 | 17.990 |
– Omzet overige departementen | 64 | 1.423 | 1.359 | 399 |
– Omzet derden | 22.421 | 23.233 | 812 | 22.282 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere baten | 300 | 3.174 | 2.874 | 2.138 |
Totaal baten | 40.724 | 46.696 | 5.972 | 42.809 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 41.097 | 43.843 | 2.746 | 47.271 |
– Personele kosten | 25.676 | 28.812 | 3.136 | 27.555 |
Waarvan eigen personeel | 21.248 | 24.039 | 2.791 | 23.033 |
Waarvan externe inhuur | 2.361 | 2.971 | 610 | 2.635 |
Waarvan overige personele kosten | 2.067 | 1.802 | – 265 | 1.887 |
– Materiële kosten | 15.421 | 15.031 | – 390 | 19.716 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 8.660 | 9.969 | 1.309 | 13.895 |
Waarvan overige materiële kosten | 6.761 | 5.062 | – 1.699 | 5.821 |
Rentelasten | 50 | 22 | – 28 | 11 |
Afschrijvingskosten | 1.500 | 2.293 | 793 | 1.421 |
– Materieel | 1.500 | 2.153 | 653 | 1.421 |
– Immaterieel | 0 | 140 | 140 | 0 |
Overige lasten | 75 | 420 | 345 | 127 |
– Dotaties voorzieningen | 75 | 62 | – 13 | 101 |
– Bijzondere lasten | 0 | 358 | 358 | 26 |
Correctie kosten GAMMA | – 1.000 | 0 | 1.000 | – 3.611 |
Totaal lasten | 41.722 | 46.578 | 4.856 | 45.218 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsvoering |
– 998 | 118 | 1.116 | – 2.409 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | – 998 | 118 | 1.116 | – 2.409 |
Toelichting op het saldo van baten en lasten
Het gerealiseerde saldo baten en lasten is ten opzichte van de vastgestelde begroting hoger. Het resultaat boekjaar 2018 bestaat uit het positieve resultaat op Caribisch Nederland van € 0,7 mln en het resultaat AT (verlies) ter hoogte van – € 0,6 mln. Het begrote saldo baten en lasten is exclusief Caribisch Nederland. De post «te verrekenen met Caribisch Nederland» op de balans van het agentschap geeft, in overeenstemming met de gehanteerde werkwijze in voorgaande jaren, het bedrag weer dat met de tarieven voor de BES eilanden moet worden verrekend.
Toelichting op de baten
Structurele bijdragen moederdepartement | ||||
Beleidsopdrachten | 5.297 | 7.050 | 1.753 | 5.701 |
Toezichttaken | 9.933 | 10.077 | 144 | 9.959 |
Subtotaal structurele bijdragen | 15.230 | 17.127 | 1.897 | 15.660 |
Incidentele bijdragen | ||||
Projecten | 2.709 | 1.739 | – 970 | 2.331 |
Subtotaal projecten | 2.709 | 1.739 | – 970 | 2.331 |
Totaal omzet moederdepartement | 17.939 | 18.866 | 927 | 17.990 |
De omzet moederdepartement bestaat uit de vergoedingen die worden ontvangen van EZK voor de uitvoering van beleidsopdrachten en toezichtstaken. De toename ten opzichte van de begroting wordt verklaard door de nieuwe taak Wet Beveiliging Netwerk en Informatiesystemen. De incidentele bijdragen bestaan uit projecten die worden uitgevoerd voor beleidsdirecties. In 2018 is deze omzet lager dan begroot door de afhankelijk van wet- en regelgeving in de uitvoering van deze projecten.
Voorbeelden van projecten zijn: Uitgifte radiovergunningen, Multibandveiling, Onderzoek Windturbines en Structurele implementatie LSA.
De toename ten opzichte van de begroting voor omzet overige departementen wordt verklaard doordat de opdracht voor uitvoering Elektronische Toegangsdiensten (ETD) ad. € 1,3 mln is overgegaan van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Vergunninghouders en overige: | 18.577 | 18.757 | 180 | 15.532 |
– vaste verbindingen | 2.625 | 2.541 | – 84 | 2.618 |
– mobiele communicatie | 4.217 | 4.356 | 139 | 4.219 |
– (openbare) (mobiele) elektronische communicatie | 1.981 | 2.013 | 32 | 1.784 |
– radiodeterminatie | 42 | 33 | – 9 | 32 |
– radiozendamateurs | 4 | 6 | 2 | 4 |
– omroep | 5.496 | 5.410 | – 86 | 5.046 |
– overige/verlengingen | 39 | 0 | – 39 | 0 |
– examens | 141 | 147 | 6 | 149 |
– verklaringen, keuringen en erkenningen | 4 | 2 | – 2 | 4 |
– randapparatuur | 1.646 | 1.769 | 123 | 1.676 |
– registratie RZAM en Maritiem | 2.381 | 2.480 | 99 | 2.268 |
Satellietoperators | 385 | 380 | – 5 | 360 |
Ministerie van Defensie | 1.349 | 1.314 | – 35 | 1.285 |
Ministerie van V&J | 291 | 305 | 14 | 277 |
Ministerie van I&M | 484 | 507 | 23 | 461 |
Caribisch Nederland (CN) | 1.200 | 1.927 | 727 | 1.890 |
WELMEC secretariaat | 0 | 0 | 0 | 54 |
Hercontrole meetinstrumenten | 80 | 44 | – 36 | 155 |
Subsidie 5G | 55 | 0 | – 55 | – |
Totaal omzet derden | 22.421 | 23.233 | 812 | 22.281 |
De gerealiseerde omzet derden zijn op hoofdlijnen in overeenstemming met de vastgestelde begroting. De hogere omzet derden 2018 wordt veroorzaakt door Caribisch Nederland.
Met ingang van 1 januari 2017 heeft Agentschap Telecom de uitvoerende en toezichthoudende taak in Caribisch Nederland, na uitbesteding aan Bureau Telecom en Post (BT&P), zelf ter hand genomen. Uit de overgenomen administratie bleek dat er nog een aantal vergunningen uit voorgaande jaren niet waren gefactureerd. Dit is alsnog in 2018 gebeurd, waardoor een hogere omzet in 2018.
Bijzondere baten
De realisatie in 2018 bestaat op hoofdlijnen uit de gelden die AT heeft ontvangen vanuit de 1ste (Voorjaarsnota) en 2de (Najaarsnota) suppletoire begroting(en) voor de financiering van de kosten voor de AVG, Cloud en Digi-AT.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De personele kosten zijn hoger dan de vastgestelde begroting. In hoeveelheid (q) wordt dit vooral veroorzaakt door de inbedding van de nieuwe taak Wet Beveiliging Netwerk en Informatiesystemen. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in fte inclusief externe inhuur bedraagt 324,0 fte (begroot: 314,9 fte). De gerealiseerde gemiddelde loonsom (p) (intern- en extern personeel) is 6,0% hoger ten opzichte van de begroting. Dit vanuit COA loonbijstelling (3%) en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch personeel (hogere schalen) vergen.
Materiële kosten
De materiële kosten zijn € 0,7 mln lager dan begroot. Dit komt door vertraging in de uitvoering van projecten voor opdrachtgevers, o.a. Multibandveiling, en een verschuiving van kosten materieel naar de afschrijvingen. Dit om de uitvoering van de benodigde ICT projecten te kunnen financieren. De reguliere beheerskosten ICT nemen toe.
Rentelasten
De rentelasten zijn lager dan begroot. De geplande verbouwing locatie Amersfoort is doorgeschoven naar 2019.
Afschrijvingskosten
De stijging is in overeenstemming met de investeringsbegroting van het agentschap (toename ICT-investeringen).
Overige lasten
De overige lasten bestaan uit de dotaties op de voorzieningen ambtsjubileum, dubieuze debiteuren en de subsidieverlening CN.
Activa | ||
Vaste activa | 8.628 | 7.646 |
Immateriële vaste activa | 3.133 | 1.564 |
Materiële vaste activa | 5.496 | 6.082 |
– Grond en gebouwen | 0 | 0 |
– Installaties en inventarissen | 74 | 522 |
– Projecten in uitvoering | 0 | 0 |
– Overige materiële vaste activa | 5.422 | 5.560 |
Vlottende activa | 22.805 | 10.137 |
Voorraden en onderhanden projecten | 7 | 0 |
Vorderingen | 12 | 0 |
Debiteuren | 2.881 | 2.082 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 1.345 | 2.275 |
Liquide middelen | 18.559 | 5.780 |
Totaal Activa | 31.434 | 17.783 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | 1.035 | – 1.450 |
– Exploitatiereserve | 916 | 958 |
– Onverdeeld resultaat | 119 | – 2.408 |
Voorzieningen | 596 | 550 |
Langlopende schulden | 9.933 | 4.783 |
– Leningen bij het Ministerie van Financiën | 9.933 | 4.783 |
Kortlopende schulden | 12.574 | 3.753 |
– Crediteuren | 4.031 | 1.687 |
– Schulden bij het Rijk | 6.603 | 0 |
– Belastingen en premies sociale lasten | 0 | 0 |
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 0 |
– Te verrekenen met Caribisch Nederland | 1.940 | 2.066 |
– Overige schulden en overlopende passiva | 7.296 | 10.147 |
Totaal Passiva | 31.434 | 17.783 |
Activa
Immateriële vaste activa
De toename in immateriële vaste activa wordt verklaard door de investeringen van het agentschap in het kader van het project Digi-AT ad. € 2,0 mln.
Overige vorderingen en overlopende activa
De afname van de post overige vorderingen en overlopende activa wordt verklaard doordat op de balans 2017 voor een bedrag van € 1,4 mln nog te factureren is opgenomen welke voor de balans 2018 niet meer van toepassing zijn.
Liquide middelen
De toename in liquide middelen wordt veroorzaakt door projecten (opdrachtgevers, investeringen) die in 2018 zijn gefinancierd waarvan de uitvoering (nog) niet volledig is gerealiseerd. Op de passiva zijde van de balans zichtbaar op de posten Leningen bij het Ministerie van Financiën en Schulden bij het Rijk.
Passiva
Omzet, excl. rente- en bijzondere baten | 38.085 | 40.671 | 43.522 |
Gemiddelde omzet over 3 jaar | 35.137 | 37.914 | 40.759 |
Stand eigen vermogen na resultaatsbestemming | – 187 | ||
Eenmalige storting moederdepartement | 1.103 | ||
Exploitatiereserve | 1.662 | 958 | 916 |
Resultaat | – 2.525 | – 2.409 | 119 |
Eigen vermogen | – 863 | – 1.451 | 1.035 |
De stand eigen vermogen is in 2018 door een eenmalige storting van het moederdepartement gecompenseerd voor een totaalbedrag van € 1,1 mln voor het negatief eigen vermogen stand 1 januari 2018 van € 0,2 mln en het begrote tekort 2018 van € 0,9 mln. Het resultaat 2018 van € 0,1 mln bestaat uit een verlies AT van € 0,6 mln (exclusief CN) en een positief resultaat op CN van € 0,7 mln. Het voorstel is om het verlies te verrekenen met het eigen vermogen en het resultaat CN toe te voegen aan de post Te verrekenen met Caribisch Nederland.
Dubieuze debiteuren | 258 | 16 | 0 | 0 | 274 |
Ambtsjubilea | 550 | 46 | 0 | 0 | 596 |
Totaal | 808 | 62 | 0 | 0 | 870 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Voor de investeringen in vaste activa leent het agentschap bij het Ministerie van Financiën. De toename in de omvang van de leningen is vooral ontstaan door de financiering van het project Digi-AT.
Aandeel moederdepartement, overige departementen en derden in vorderingen en schulden (bedragen x € 1.000)
De onderstaande tabel geeft inzicht in de vorderingen en schulden van het agentschap per doelgroep. De toename op crediteuren is eenmalig. Het agentschap is in 2018 aangesloten op Oracle E-Business Suite (Oracle EBS). Door deze implementatie zijn de betaaltermijnen niet altijd tijdig gerealiseerd.
Debiteuren | 0 | 0 | 2.881 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 0 | 0 | 1.345 |
Liquide middelen | 0 | 18.559 | 0 |
Totaal vorderingen | 0 | 18.559 | 4.226 |
Crediteuren | 0 | 0 | 4.031 |
Overige schulden en overlopende passiva | 4.491 | 0 | 4.745 |
Totaal schulden | 4.491 | 0 | 8.776 |
1 | Rekening-courant RHB 1 januari 2018+ stand depositorekeningen | 3.257 | 5.780 | 2.523 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 40.724 | 46.808 | 6.084 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) | – 40.221 | – 37.007 | 3.214 | |
2 | Totaal operationele kasstroom | 503 | 9.801 | 9.298 |
Totaal investeringen (–/–) | – 4.000 | – 3.275 | 725 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3 | Totaal investeringskasstroom | – 4.000 | – 3.275 | 725 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 1.103 | 1.103 | |
Aflossingen op leningen (–/–) | – 655 | – 400 | 255 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 4.000 | 5.550 | 1.550 | |
4 | Totaal financieringskasstroom | 3.345 | 6.253 | 2.908 |
5 | Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen | 3.105 | 18.559 | 15.454 |
Toelichting kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.
Investeringskasstroom
In 2018 heeft het agentschap voor een bedrag van € 3,3 mln geïnvesteerd in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur en antennes en in immateriële vaste activa voor onder meer het project Digi-AT.
Financieringsstroom
Voor de financiering van de begrote investeringen is een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de investeringen en het beroep op de leenfaciliteit wordt verklaard door de uitstel van investeringen voor het project Digi-AT.
Inputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Verhouding direct/indirect (in FTE) | 236,9 / 87,6 | 244,6 / 88,2 | 241,7 / 82,3 | 220,4 / 94,5 | |
Verklarende/ achterliggende variabelen | |||||
Personeelskosten per FTE | € 73.048 | € 77.102 | € 79.506 | € 74.970 | |
Totaal aantal FTE's (excl. externe inhuur) | 296,2 | 294,3 | 299,2 | 289,3 | |
Kosten inhuur externen (PAO-definitie; x € 1.000) | € 2.350 | € 2.635 | € 2.971 | € 2.260 | |
Outputindicatoren | |||||
Uurtarief (wijziging in reële termen) | – 1,22% | – 1,86% | – 2,45% | 2,83% | |
Kostprijzen per product (wijziging tarieven Regeling Vergoedingen in reële termen) | – 3,68% | – 2,33% | 0,64% | 2,80% | |
Verklarende/ achterliggende variabelen | |||||
Bedrijfsresultaat (x € 1.000) | 2.525 | (2.409) | 118 | (998) | |
Omzet (x € 1.000) | 38.318 | 42.809 | 46.696 | 40.724 | |
Saldo van baten en lasten (%) | – 7% | – 6% | 0% | – 2% | |
Kwaliteitsindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Klanttevredenheid: | >3,5 | Niet in 2016 | 7 | Niet in 2018 | >3,5 |
Doorlooptijd primaire processen: | |||||
Vergunningaanvragen 95% binnen | 8 weken | 96% | 97% | 98% | 95% |
Reactietijd storingsklachten | norm | ||||
Klachten van levensbelang ≤ 4 uur | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur | 98% | 100% | 95% | 100% | 98% |
Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen | 80% | 100% | 98% | 97% | 90% |
Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal | norm | ||||
≤ 5% | 5% | 4% | 2% | <5% | |
Aantal klachten | <7 | 7 | 9 | 7 | <7 |
Medewerkertevredenheid | >7 | niet in 2016 | niet in 2017 | niet in 2018 | >7 |
Verklarende/ achterliggende variabelen | |||||
Ziekteverzuim | ≤ 4,3% | 4,7% | 5,8% | 3,3% | <4,1% |
Toelichting
Personeelskosten per FTE
De gerealiseerde gemiddelde loonsom is hoger ten opzichte van de begroting. Dit vanuit de CAO loonbijstellingen (3%) en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch (extern) personeel vergen (hogere schalen en uurtarieven).
Vitaliteit en verzuim: blijvende aandacht
In 2017 is een aanpak gekozen die geleid heeft tot een dalende trend in het verzuimpercentage. Om deze dalende lijn vast te houden en verzuim in de toekomst te voorkomen zijn verschillende afspraken gemaakt of gecontinueerd. Zo worden de verzuimcijfers maandelijks besproken in het directieoverleg en met een vertegenwoordiger van de OR en HRM. Dit om het onderwerp hoog op de agenda te houden, te leren van elkaars aanpak van verzuimpreventie- en begeleiding en de dalende lijn in het ziekteverzuim vast te houden in 2019. De door alle medewerkers en leidinggevenden gevolgde verzuimtraining wordt geconcretiseerd naar specifieke afspraken per afdeling. In het MTO (Medewerkerstevredenheidonderzoek) dat uitgevoerd wordt in 2019, is werkdruk een van de te bevragen onderwerpen.
Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap DICTU per 31 december 2018
Baten | ||||
Omzet | ||||
– Omzet moederdepartement | 204.337 | 240.425 | 36.088 | 239.781 |
– Omzet overige departementen | 33.896 | 44.349 | 10.453 | 42.300 |
– Omzet derden | 108 | 288 | 180 | 1.262 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 832 | 832 | 0 |
Bijzondere baten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 238.341 | 285.894 | 47.553 | 283.343 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 215.305 | 256.227 | 40.922 | 258.790 |
– Personele kosten | 124.392 | 158.572 | 34.180 | 151.611 |
Waarvan eigen personeel | 67.335 | 61.018 | – 6.317 | 54.442 |
Waarvan inhuur externen | 990 | 97.254 | 96.264 | 96.880 |
Waarvan overige personele kosten | 56.067 | 300 | – 55.767 | 289 |
– Materiële kosten | 90.913 | 97.655 | 6.742 | 107.179 |
Waarvan apparaat ICT | 32.813 | 36.484 | 3.671 | 40.285 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 15.050 | 13.561 | – 1.489 | 12.237 |
Waarvan overige materiële kosten | 43.050 | 47.610 | 4.560 | 54.657 |
Rentelasten | 100 | 8 | – 92 | 53 |
Afschrijvingskosten | 21.636 | 25.737 | 4.101 | 18.521 |
– Materieel | 14.800 | 11.302 | – 3.498 | 7.073 |
Waarvan apparaat ICT | 0 | |||
– Immaterieel | 6.836 | 14.435 | 7.599 | 11.448 |
Overige lasten | 1.300 | 1.746 | 446 | 1.569 |
– Dotaties voorzieningen | 1.300 | 1.746 | 446 | 1.569 |
– Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 238.341 | 283.718 | 45.377 | 278.933 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 2.176 | 2.176 | 4.410 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | ||||
Saldo van baten en lasten | 0 | 2.176 | 2.176 | 4.410 |
Algemeen
De groei van DICTU in de afgelopen jaren, welke aan de Tweede Kamer is gemeld via de suppletoire begrotingen, was nog niet opgenomen in de meerjaren ontwerpbegroting. Vanaf 2019 is deze groei verwerkt in de ontwerpbegroting, waardoor de begroting en de realisatie meer in lijn met elkaar zijn. Het verwachte omzet- en kostenniveau in de tweede suppletoire begroting was € 282 mln.
Toelichting op de baten
De totale omzet bedraagt € 46,7 mln meer dan de begroting, wat grotendeels wordt veroorzaakt door een hogere dan geraamde omzet vanuit het moederdepartement.
De verdeling per productgroep wordt in de onderstaande tabel weergegeven.
Applicatiebeheer | 28.069 | 36.325 | 8.256 | 29.729 |
Ontwikkelopdrachten | 42.355 | 47.630 | 5.275 | 43.199 |
Infrabeheer | 38.338 | 46.919 | 8.581 | 53.491 |
Werkplekservices | 35.000 | 38.480 | 3.480 | 34.825 |
Overige omzet | 16.852 | 22.225 | 5.373 | 30.766 |
Generieke eBS | 7.981 | 6.788 | – 1.193 | 6.912 |
Indirect | 35.742 | 42.058 | 6.315 | 40.859 |
Totaal | 204.337 | 240.425 | 36.087 | 239.781 |
De groei van de omzet moederdepartement komt met name door een grotere vraag naar dienstverlening voor informatiebeveiliging, implementatie en het beheer van de Cloud Werkplek en infrastructuur. De implementatie van de Cloud Werkplek heeft een incidenteel karakter en zal in het voorjaar van 2019 worden afgerond.
Applicatiebeheer | 7.270 | 10.355 | 3.085 | 3.977 |
Ontwikkelopdrachten | 15.544 | 5.261 | – 10.283 | 2.183 |
Infrabeheer | 3.431 | 4.245 | 814 | 11.056 |
Werkplekservices | 83 | 154 | 71 | 123 |
Overige omzet | 1.639 | 16.576 | 14.937 | 17.562 |
Generieke eBS | 0 | 0 | 0 | 0 |
Indirect | 5.929 | 7.758 | 1.829 | 7.399 |
Totaal | 33.896 | 44.349 | 10.453 | 42.300 |
De omzet overige departementen is € 10,5 mln hoger dan de begroting. De hogere omzet bij overige departementen komt met name door de implementatie van Zaak Gericht Werken (RijksZaak) bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (VWS) en de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (J&V). DICTU verantwoordt in deze tabel Zaak Gericht Werken op de regel Overige omzet.
Omzet derden
DICTU levert in beginsel geen diensten aan derden. Een uitzondering is Staatsbosbeheer, waarvan de omzet in lijn van 2017 is, maar hoger dan begroot. Dit is het gevolg van enkele incidentele opdrachten die niet waren begroot.
Vrijval voorzieningen
In 2018 zijn geen claims ontvangen die hebben geleid tot lopende geschillen die na 2018 afgewikkeld zullen worden. Alle claims uit 2017 zijn afgewikkeld of daar hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan, zodat de inschatting is dat daar geen verplichtingen uit voortvloeien en de positie op de voorziening in zijn geheel kan vrijvallen.
Toelichting op de lasten
Personele Kosten
DICTU heeft de aanpassing van de richtlijn externe inhuur in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2018 doorgevoerd. Hierbij wordt inhuur voor onderhoud en beheer van ICT-systemen verantwoord onder externe inhuur en niet meer onder overige personele kosten. Deze richtlijn was nog niet in de begroting verwerkt, waardoor er een verschuiving tussen de posten externe inhuur en overige personele kosten zichtbaar is.
De gerealiseerde personele kosten zijn € 34,2 mln hoger dan de begroting. De gestegen personele kosten hangen samen met extra inzet van capaciteit op het gebied van informatiebeveiliging en de uitrol en beheer van de Cloud Werkplek. Hiervoor wordt met name een (tijdelijk) beroep gedaan op externe inhuur. De lagere realisatie van de post eigen personeel dan was begroot wordt veroorzaakt doordat het langer duurt dan verwacht om vacatures voor specialistische ICT-functies te vervullen. DICTU is er wel in geslaagd om haar ambtenarenbestand ten opzichte van 2017 met 57 fte te laten groeien, waarmee de doelstelling om meer kennis binnen het ambtenarenbestand te borgen wordt gehaald.
Materiele kosten
In de materiële kosten vindt een verschuiving plaats als gevolg van de overgang van de huidige werkplek naar de Cloud Werkplek. De huidige werkplek wordt onderhouden en beheerd door een externe leverancier die onder de post waarvan apparaat ICT wordt verantwoord. De Cloud Werkplek wordt door DICTU zelf beheerd en onderhouden, waardoor de eigen materiële kosten en aangeschafte licenties zijn toegenomen, die onder de post waarvan overige materiële kosten worden verantwoord. Als gevolg hiervan neemt de post waarvan apparaat ICT af en de post waarvan overige materiële kosten toe. Dit is met name te zien in de vergelijking met vorig jaar, rekening houdend met de € 9,9 mln activa afwaardering die in 2017 onder de post overige materiële kosten valt. DICTU heeft in 2018 zijn activa beoordeeld en een aantal activa in waarde verminderd (€ 3,3 mln). De grootste afwaardering heeft zich voorgedaan op de immateriële activa van TVS (€ 2,5 mln) en BOS (€ 0,6 mln).
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn € 4,1 mln hoger dan begroot. In de begroting zijn de immateriële en materiële afschrijvingslasten abusievelijk omgewisseld. Hiermee rekening houdend, zijn met name de materiële afschrijvingen gestegen ten opzichte van de begroting, wat het gevolg is van de uitrol van de Cloudwerk. Met deze uitrol zijn veel nieuwe devices uitgeleverd, zoals laptops en monitoren.
Het resultaat van DICTU over het jaar 2018 is € 2,2 mln positief.
Activa | ||
Vaste activa | 81.626 | 79.979 |
Immateriële vaste activa | 37.778 | 51.324 |
Materiële vaste activa | 43.848 | 28.655 |
– Grond en gebouwen | 0 | 0 |
– Installaties en inventarissen | 36.183 | 23.608 |
– Projecten in uitvoering | ||
– Overige materiële vaste activa | 7.665 | 5.047 |
Vlottende activa | 73.136 | 62.595 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | 53.710 | 43.401 |
– Debiteuren | 33.757 | 28.335 |
– Overige vorderingen en overlopende activa | 19.953 | 15.066 |
Liquide middelen | 19.426 | 19.194 |
Totaal activa | 154.762 | 142.574 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | 7.978 | 5.802 |
– Exploitatiereserve | 5.802 | 1.392 |
– Onverdeeld resultaat | 2.176 | 4.410 |
Voorzieningen | 1.000 | 1.514 |
Langlopende schulden | 56.272 | 60.260 |
– Leningen bij het Ministerie van Financiën | 56.272 | 60.260 |
Kortlopende schulden | 89.512 | 74.998 |
– Crediteuren | 12.141 | 7.711 |
– Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
– Belastingen en premies sociale lasten | 0 | 0 |
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 26.138 | 24.440 |
– Overige schulden en overlopende passiva | 51.233 | 42.847 |
Totaal passiva | 154.762 | 142.574 |
Debiteuren | 35.566 | 30.247 |
Voorziening debiteuren | – 1.800 | – 1.058 |
Nog te verwerken ontvangsten | – 9 | – 854 |
Totaal | 33.757 | 28.335 |
De post debiteuren is € 5,3 mln hoger dan in 2017 en komt uit op bijna anderhalve maand omzet. De post debiteuren houdt onder meer verband met het feit dat een deel van de omzet maandelijks achteraf wordt gefactureerd en de facturen vervolgens een betaaltermijn hebben van 30 dagen. De duur van de openstaande posten is sterk gedaald. De totale stijging van de post debiteuren heeft betrekking op de facturen van het laatste kwartaal. De post debiteuren is met name hoger door een stijging bij de drie grootste agentschappen van het moederdepartement en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
DICTU treft een voorziening dubieuze debiteuren voor disputen met klanten en openstaande facturen van meer dan een half jaar. De voorziening bestaat in zijn geheel uit nieuwe posten. Alle openstaande debiteuren in de debiteurenvoorziening van voor 2018 zijn afgewikkeld. De stijging van de voorziening dubieuze debiteuren ten opzichte van 2017 wordt veroorzaakt door toename van de omvang van de disputen.
Moederdepartement | 26.590 | 23.101 |
Overige departementen | 8.901 | 6.964 |
Derden | 75 | 182 |
Totaal | 35.566 | 30.247 |
Moederdepartement | 2.334 | 4.326 |
Overige departementen | 325 | 472 |
Derden | 17.294 | 10.268 |
Totaal | 19.953 | 15.066 |
Onder de balanspost Overige vorderingen en overlopende activa worden de nog te factureren omzet en de vooruitbetaalde kosten verantwoord. De vooruitbetaalde kosten, vallend binnen de classificatie Derden, betreft vooral meerjarige contracten met softwareleveranciers, waarvan eind 2018 veel contracten zijn vernieuwd en betaald.
Voorziening reorganisatiekosten | 433 | 783 | 216 | 1.000 | |
Voorziening incompliancy issues oplossen | 1.081 | 249 | 832 | 0 |
Ontwikkeling eigen vermogen
1 Eigen vermogen per 1/1 | 0 | 259 | 1.392 | 5.802 |
2 Saldo baten en lasten | 259 | 1.133 | 4.410 | 2.176 |
3 Directe mutaties in het eigen vermogen | ||||
– 3a Uitkering aan moederdepartement | ||||
– 3b Bijdrage door moederdepartement ter versterking eigen vermogen | ||||
– 3c Overige mutaties | ||||
4 Eigen vermogen per 31/12 | 259 | 1.392 | 5.802 | 7.978 |
Omzet | 240.223 | 253.844 | 283.343 | 285.062 |
Vermogensplafond (5%) | 10.071 | 11.559 | 12.957 | 13.704 |
De omvang van het eigen vermogen blijft ruim binnen de kaders die de Regeling Agentschappen hieraan stelt, zijnde maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar.
Moederdepartement | 1.170 | 24 |
Overige departementen | 578 | 293 |
Derden | 10.393 | 7.394 |
Totaal | 12.141 | 7.711 |
Moederdepartement | 33.522 | 15.625 |
Overige departementen | 27.582 | 24.641 |
Derden | 16.267 | 27.021 |
Totaal | 77.371 | 67.287 |
1 | Rekening-courant RHB 1 januari 2018+ stand depositorekeningen | 6.971 | 19.194 | 12.223 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 238.341 | 274.803 | 36.462 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) | – 216.705 | – 245.005 | – 28.300 | |
2 | Totaal operationele kasstroom | 21.636 | 29.798 | 8.162 |
Totaal investeringen (–/–) | – 35.000 | – 30.583 | 4.417 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 3.307 | 3.307 | |
3 | Totaal investeringskasstroom | – 35.000 | – 27.276 | 7.724 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (–/–) | – 22.900 | – 24.440 | – 1.540 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 35.000 | 22.150 | – 12.850 | |
4 | Totaal financieringskasstroom | 12.100 | – 2.290 | – 14.390 |
5 | Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen | 5.707 | 19.426 | 13.719 |
Toelichting kasstroomoverzicht
De liquiditeitspositie van DICTU is per eind 2018 met € 0,2 mln verbeterd ten opzichte van eind 2017. Dit is het resultaat van de volgende kasstromen:
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom is hoger dan begroot als gevolg van de hogere omzet. De verhouding tussen ontvangsten en uitgaven is conform begroting.
Investeringskasstroom
Het investeringsniveau is € 7,7 mln lager dan begroot. De investeringen zijn € 4,4 mln lager uitgevallen, met name doordat er minder is geïnvesteerd in infrastructuur (€ 3,3 mln). Daarnaast is er voor € 3,3 mln gedesinvesteerd. De grootste desinvesteringen waren Toegang Verlening Service (€ 1,8 mln) en BOS (€ 0,6 mln).
Financieringskasstroom
De financieringskasstroom is afgenomen met € 2,3 mln. In 2018 is er voor € 24,4 mln aan leningen afgelost. Dit is € 2,5 mln meer dan begroot. Verder zijn er drie nieuwe leningen afgesloten met een totale waarde van € 22,15 mln. Dit is € 12,9 mln minder dan begroot. Middels de nieuw afgesloten leningen is het verschil dat bestond tussen de waarde van de uitstaande leningen en de boekwaarde van de activa nagenoeg gelijkgetrokken.
Kostprijzen per product (groep) | |||||
a. Basistarief werkplek VKA | 2.520 | 2.520 | 2.531 | 2.602 | 2.531 |
b. Basistarief werkplek CW | 3.637 | ||||
Tarieven/uur | |||||
a. Senior medew. (ontwikkeling) | 90 | 92 | 96 | 100 | 1171 |
b. Medior medew. (bouw) | 70 | 72 | 76 | 78 | 921 |
c. Junior medew. (test en beheer) | 60 | 62 | 65 | 67 | 791 |
Indicatoren | |||||
FTE-totaal (excl. externe inhuur)2 | 503 | 562 | 643 | 710 | 750 |
Saldo van baten en lasten (%)3 | 0,1% | 0,4% | 1,6% | 0,8% | 0% |
Aantal werkplekken VKA4 | 12.937 | 13.178 | 11.552 | 6.599 | 13.100 |
Aantal werkplekken CW4 | 6.868 | ||||
Verambtelijking5 | 44,7% | 49,8% | 52,3% | ||
1 Het verschil met de realisatie wordt veroorzaakt door incorrecte cijfers in de begroting. 2 Gemiddeld aantal fte gedurende het jaar. 3 Saldo als percentage van de baten. 4 Aantal ultimo het jaar. 5 Betreft het aantal fte ambtelijk personeel gedeeld door het totaal aantal fte, ultimo het jaar. |
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap NEa per 31 december 2018
Baten | ||||
Omzet | ||||
– Omzet moederdepartement | 6.789 | 4.960 | – 1.829 | 7.405 |
– Omzet overige departementen | 184 | 2.775 | 2.591 | 7 |
– Omzet derden | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere baten | 0 | 564 | 564 | 0 |
Totaal baten | 6.973 | 8.299 | 1.326 | 7.412 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | ||||
– Personele kosten | 5.423 | 6.212 | 789 | 5.349 |
Waarvan eigen personeel | 4.608 | 5.703 | 1.095 | 4.778 |
Waarvan inhuur externen | 515 | 329 | – 186 | 422 |
Waarvan overige personele kosten | 300 | 180 | – 120 | 149 |
– Materiële kosten | 1.246 | 1.349 | 103 | 1.151 |
Waarvan apparaat ICT | 448 | 221 | – 227 | 191 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 502 | 563 | 61 | 527 |
Waarvan overige materiële kosten | 296 | 565 | 269 | 433 |
Rentelasten | 4 | 1 | – 3 | 2 |
Afschrijvingskosten | ||||
– Materieel | 0 | 0 | 0 | 2 |
Waarvan apparaat ICT | ||||
– Immaterieel | 300 | 441 | 141 | 315 |
Overige lasten | ||||
– Dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 6.973 | 8.003 | 1.030 | 6.819 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening |
0 | 296 | 296 | 592 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 296 | 296 | 592 |
Toelichting op de baten
Omzet
De gerealiseerde omzet is € 0,7 mln hoger dan begroot: € 7,7 mln ten opzichte van € 7,0 mln begroot. Het verschil wordt veroorzaakt door een aanvullende bijdrage van € 0,5 mln van het Ministerie van IenW voor de opdracht Energie voor Vervoer 2018 en € 0,2 mln van het Ministerie van EZK voor een beleidsadvies inzake de minimum CO2-prijs.
Bijzondere baten
De bijzondere baten betreffen een bijdrage van het Ministerie van EZK van € 0,6 mln voor dekking van facilitaire kosten en kosten van dienstverlening waarmee de NEa na de overvaring naar het Ministerie van EZK is belast.
Toelichting op de lasten
De totale lasten zijn € 1,0 mln hoger uitgekomen dan in de oorspronkelijke begroting over 2018 is opgenomen. Hieronder staan per categorie de belangrijkste verschillen.
Personele kosten
De personeelskosten zijn € 0,8 mln hoger dan begroot. De salariskosten van eigen medewerkers zijn hoger dan begroot (€ 1,0 mln). Bij de vaststelling van het budget is met lagere gemiddelde kosten per medewerker gerekend dan de realisatie laat zien.
Daar tegenover staat een lagere inhuur van externe medewerkers en lagere overige personeelskosten ten opzichte van de begroting. Wel zijn de overige personeelskosten in 2018 gestegen ten opzichte van 2017. In de personeelskosten is in 2018 een bedrag van € 0,3 mln geboekt voor inbesteding. Dit betreft de dienstverlening door IBI.
Materiële kosten
De totale materiele kosten zijn € 0,1 mln hoger dan begroot. De aparte posten hebben positieve en negatieve verschillen. De doorbelasting van exploitatiekosten voor het gebouw en de verhuizing was niet voorzien en zorgt voor een negatief verschil van € 0,5 mln. Deze extra kosten worden gecompenseerd door de extra agentschapsbijdrage van het Ministerie van EZK.
Afschrijvingen
De afschrijvingskosten zijn € 0,1 mln hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat het in gebruik nemen van het Register Energie voor Vervoer fase 2 niet in de begroting was opgenomen. Het in gebruik nemen was afhankelijk van de beslissing van de Eerste Kamer, welke in 2018 is genomen.
Activa | ||
Vaste activa | ||
Immateriële vaste activa | 1.835 | 2.276 |
Materiële vaste activa | 0 | 0 |
– Grond en gebouwen | ||
– Installaties en inventarissen | ||
– Projecten in uitvoering | ||
– Overige materiële vaste activa | ||
Vlottende activa | ||
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | ||
– Debiteuren | 113 | 95 |
– Overige vorderingen en overlopende activa | 4 | 127 |
Liquide middelen | 5.061 | 2.297 |
Totaal Activa | 7.013 | 4.795 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– Exploitatiereserve | 973 | 381 |
– Onverdeeld resultaat | 296 | 592 |
Voorzieningen | ||
Langlopende schulden | ||
– Leningen bij het Ministerie van Financiën | 140 | 280 |
Kortlopende schulden | ||
– Crediteuren | 12 | 17 |
– Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
– Belastingen en premies sociale lasten | 0 | 0 |
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 0 |
Overige schulden en overlopende passiva | 5.592 | 3.524 |
Totaal Passiva | 7.013 | 4.795 |
Debiteuren | 113 | 95 |
Voorziening debiteuren | 0 | 0 |
Nog te verwerken ontvangsten | 0 | 0 |
Totaal | 113 | 95 |
Moederdepartement EZK | 0 | 0 |
Overige departementen | 8 | 95 |
Derden | 105 | 0 |
Totaal | 113 | 95 |
De post Debiteuren derden bestaat uit een afrekening van een gedetacheerde medewerker (€ 0,08 mln) bij I-Interim Rijk en vooruit gefactureerde fees 2019 (€ 0,025 mln).
Moederdepartement EZK | 0 | 0 |
Overige departementen | 0 | 0 |
Derden | 4 | 127 |
Totaal | 4 | 127 |
De post vooruitbetaalde posten in 2018 bestaat uit vooruitbetaalde reiskosten.
Liquide middelen
De post liquide middelen bestaat geheel uit het saldo van de rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding. De stijging van € 2,3 mln naar € 5,1 mln wordt vooral veroorzaakt door € 1,3 mln aan betaalde boetes en de extra agentschapsbijdrage van € 0,6 mln die in december 2018 zijn ontvangen.
Ontwikkeling eigen vermogen
1 Eigen Vermogen per 1/1 | 1.261 | 299 | 1.020 | 973 |
2 Saldo Baten en Lasten | – 65 | 721 | 592 | 296 |
3 Directe mutaties in het Eigen Vermogen | ||||
– 3a Uitkering aan moederdepartement | – 897 | – 639 | ||
– 3b Additionele bijdrage van moederdepartement | ||||
– 3c Overige Mutaties | ||||
4 Eigen vermogen per 31/12 | 299 | 1.020 | 973 | 1.269 |
Omzet | 7.641 | 8.079 | 7.412 | 7.735 |
Vermogensplafond (5%) | 369 | 380 | 386 | 387 |
In de Regeling Agentschappen 2018 is aangegeven dat het mogelijk is dat het agentschap een exploitatiereserve kan opbouwen, tot maximaal 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar. Voor NEa komt dit overeen met € 0,4 mln. Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 1,3 mln en is derhalve € 0,9 mln te hoog. Uiterlijk bij eerstvolgende suppletoire begrotingswet zal worden aangegeven hoe dit wordt hersteld.
Moederdepartement EZK | 0 | 0 |
Overige departementen | 5 | 6 |
Derden | 7 | 11 |
Totaal | 12 | 17 |
Moederdepartement EZK | 5.092 | 0 |
Overige departementen | 140 | 3.347 |
Derden | 360 | 177 |
Totaal | 5.592 | 3.524 |
De verschuiving van de verantwoording onder overige departementen naar moederdepartement EZK houdt verband met de overgang van de NEa van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van EZK. De stijging is het gevolg van nog af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden ten bedrage van € 1,9 mln.
1 | Rekening-courant RHB 1 januari 2018+ stand depositorekeningen | 1.076 | 2.296 | 1.220 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 300 | 2.904 | 2.604 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) | 0 | 0 | 0 | |
2 | Totaal operationele kasstroom | 300 | 2.904 | 2.604 |
Totaal investeringen (–/–) | 0 | 0 | 0 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3 | Totaal investeringskasstroom | 0 | 0 | 0 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (–/–) | – 290 | – 140 | 150 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 0 | 0 | 0 | |
4 | Totaal financieringskasstroom | – 290 | – 140 | 150 |
5 | Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen | 1.086 | 5.060 | 3.974 |
Toelichting kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen.
Operationele kasstroom
Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.
Investeringskasstroom
In 2018 is het Register Energie voor Vervoer fase 2 (€ 1,5 mln) overgeboekt van vaste activa in ontwikkeling naar de vaste activa. Voor de kasstroom levert dit geen mutatie op.
Financieringskasstroom
Op de leenfaciliteit is in 2018 € 0,14 mln afgelost.
Kostprijzen per product (x € 1): | |||||
Onderhoud ETS (per broeikasgasinstallatie) | 10.078 | ||||
Naleving ETS (per broeikasgasinstallatie) | 10.311 | 10.439 | 10.436 | 9.984 | |
Naleving EV (per deelnemersrol) | 12.537 | 11.294 | 14.529 | 11.031 | |
Tarieven per uur (x € 1): | |||||
Laag | 75 | 74 | 69 | 69 | 73 |
Midden | 94 | 94 | 90 | 90 | 92 |
Hoog | 123 | 120 | 106 | 109 | 120 |
FTE totaal (excl. externe inhuur) | 48,5 | 49 | 56,9 | 56,6 | 60 |
Omzet per productgroep (x € 1.000) | |||||
Overige producten/diensten | |||||
Naleving ETS stationair | 4.414 | ||||
Naleving ETS luchtvaart | 222 | ||||
Naleving ETS | 4.743 | 4.614 | 4.493 | 4.402 | |
(Tijdelijk regime) Hernieuwbare energie en brandstoffen | 2.866 | ||||
Naleving EV | 2.207 | 2.361 | 2.479 | 2.387 | |
Advies, ontwikkeling en implementatie EV | 329 | 248 | 296 | 0 | |
Nationale verplichtingen onder EU en VN | 120 | 123 | 119 | 115 | 0 |
Initiële toewijzing fase 4 | 0 | 0 | |||
NEa-brede producten en diensten | |||||
Projecten | 501 | 0 | |||
Overige | 19 | 747 | 416 | 184 | |
Totaal | 7.641 | 8.149 | 7.342 | 8.300 | 6.973 |
Saldo van baten en lasten (%) | – 0,85% | 8,80% | 8,46% | 7,01% | 0% |
Kwaliteitsindicatoren | |||||
Naleving ETS | |||||
% vergunningsaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld | 100% | 100% | 100% | 100% | 90% |
% meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld | 96% | 93% | 93% | 77% | 80% |
% BKG's (broeikasgasinstallaties) waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden | 17% | 12% | |||
% jaarlijks toezicht programma is uitgevoerd | 74% | 80% | 100% | ||
% Emissie ETS stationair waarvoor tijdig emissierechten zijn ingeleverd | 100% | ||||
% vragen binnen de gestelde termijn afgerond | 92% | 91% | 92% | 80% | |
Naleving ETS luchtvaart | |||||
% Monitoringsplannen binnen gestelde termijn getoetst | 100% | ||||
% Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld | 100% | ||||
Naleving EV | |||||
Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting 2018 EV en brandstoffen luchtverontreiniging | 20-jun | 04-07-2018 | voor 6 juli | ||
% jaarlijks toezichtprogramma is uitgevoerd | 142% | 120% | 100% | ||
% vragen binnen de gestelde termijn afgerond | 86% | 85% | 80% | ||
Tijdelijk regime hernieuwbare energie en brandstoffen | |||||
% aantal in te dienen biobrandstofbalansen dat tijdig is ingediend | 96% | ||||
% deelnemers tijdelijk regime hernieuwbare energie en vervoer waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden | 32% | ||||
Hernieuwbare energie en brandstoffen | |||||
Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting HEV en brandstoffen luchtverontreiniging | 15 juli | ||||
% Deelnemers waarvoor toezicht activiteit heeft plaatsgevonden | 15% | ||||
% vragen binnen de gestelde termijn afgerond | 85% | ||||
Infodesk NEa | |||||
% Van vragen binnen gestelde termijn afgerond | 96% | ||||
Algemeen | |||||
Aantal formele klachten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
# Gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist gehandeld heeft | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Directe uren/totaal aantal gewerkte uren | 59% | 48% | 64% | 68% | 63% |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap RVO.nl per 31 december 2018
Baten | ||||
Omzet | ||||
– Omzet moederdepartement | 315.741 | 213.815 | – 101.927 | 381.219 |
– Omzet overige departementen | 120.015 | 341.277 | 221.262 | 126.136 |
– Omzet derden | 28.504 | 38.177 | 9.673 | 40.489 |
Rentebaten | 10 | 5 | – 5 | 4 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 12 | 12 | 1.916 |
Bijzondere baten | 2.700 | 3.095 | 395 | 4.834 |
Totaal baten | 466.970 | 596.381 | 129.411 | 554.598 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 454.281 | 574.143 | 119.862 | 541.485 |
– Personele kosten | 270.838 | 345.457 | 74.619 | 323.947 |
Waarvan eigen personeel | 229.900 | 266.950 | 37.050 | 252.767 |
Waarvan externe inhuur | 28.303 | 58.526 | 30.223 | 53.458 |
Waarvan overige personele kosten | 12.635 | 19.981 | 7.346 | 17.722 |
– Materiële kosten | 183.443 | 228.686 | 45.243 | 217.538 |
Waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 100.710 | 138.246 | 37.536 | 135.116 |
Waarvan overige materiële kosten | 82.733 | 90.440 | 7.707 | 82.422 |
Rentelasten | 28 | 149 | 121 | 332 |
Afschrijvingskosten | 12.661 | 12.888 | 227 | 11.809 |
– Materieel | 2.360 | 1.021 | – 1.339 | 1.082 |
Waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
Waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 2.360 | 1.021 | – 1.339 | 1.082 |
– Immaterieel | 10.301 | 11.867 | 1.566 | 10.727 |
Overige lasten | 0 | 1.181 | 1.181 | 633 |
– Dotaties voorzieningen | 0 | 871 | 871 | 534 |
– Bijzondere lasten | 0 | 310 | 310 | 99 |
Totaal lasten | 466.970 | 588.361 | 121.391 | 554.259 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 8.020 | 8.020 | 339 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 8.020 | 8.020 | 339 |
Toelichting op de baten
Algemeen
De baten zijn ten opzichte van de begroting met 27,7% gestegen. Hieronder worden de baten toegelicht.
Omzet moederdepartement
De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 32,3% lager uitgevallen. Ten tijde van de begroting behoorde DG Agro & Natuur nog tot de omzet moederdepartement. Deze opdracht is in verband met de heroprichting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV) verschoven van omzet moederdepartement naar omzet overige departementen. Daarnaast is in 2018 de opdracht van DG Groningen Bovengronds toegevoegd bij omzet moederdepartement.
DG Bedrijfsleven en Innovatie | 95.492 | 91.694 | – 3.798 | 101.822 |
DG Energie, Telecom en Mededinging | 58.156 | 61.737 | 3.581 | 60.020 |
DG Agro & Natuur | 156.436 | 0 | – 156.436 | 200.117 |
DG Groningen Bovengronds | 0 | 40.733 | 40.733 | 0 |
Overig | 5.657 | 19.651 | 13.994 | 19.260 |
Totaal | 315.741 | 213.815 | – 101.926 | 381.219 |
De omzetrealisatie van DG Bedrijfsleven & Innovatie (B&I) is lager dan de ontwerpbegroting. Gedurende het jaar is sprake geweest van meerwerk en aanvullende opdrachten, verschuivingen van budgetten en is de omzet in lijn gebracht met de realisatie op de opdrachten. In totaal betreft dit een effect van – € 3,8 mln.
De stijging van de omzet DG Energie, Telecom en Mededinging (ETM) ten opzichte van de ontwerpbegroting wordt verklaard door nieuwe regelingen als gevolg van de intensivering van het Klimaatbeleid (ca. € 2,1 mln) en aanvullingen op diverse opdrachten (€ 2,3 mln). Verder is de opdracht Elektrisch Rijden overgeheveld van DG ETM naar het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat (– € 0,8 mln).
In maart 2018 is een projectdirectie binnen RVO.nl opgezet welke de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) ondersteunt met betrekking tot registratie van schademeldingen en de organisatie van voldoende onafhankelijke deskundigen die schaderapportages maken. De uiteindelijke omzet voor 2018 (totaal € 40,7 mln) is lager dan begroot ten tijde van de eerste suppletoire begroting (€ 65,9 mln) doordat minder onafhankelijke deskundigen beschikbaar waren dan verwacht ten tijde van het Besluit Mijnbouwschade Groningen 2018.
De stijging onder overig wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanvullende bijdrage aan het Inkoop Uitvoeringscentrum (IUC; € 8,7 mln). Ook zijn extra bijdragen voor e-Overheid voor Bedrijven (e-OvB; € 1,2 mln), de Unit omgevingskennis (€ 1,8 mln) en Concordaat (€ 2,3 mln) gerealiseerd.
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 59,8% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 0 | 203.931 | 203.931 | 0 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 93.938 | 94.093 | 155 | 91.659 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 10.879 | 21.934 | 11.055 | 15.305 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | 10.909 | 13.863 | 2.954 | 12.776 |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 3.064 | 3.698 | 634 | 3.857 |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 351 | 232 | – 119 | 231 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | 680 | 557 | – 123 | 391 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 194 | 1.801 | 1.607 | 426 |
Overig | 0 | 1.168 | 1.168 | 1.491 |
Totaal | 120.015 | 341.277 | 221.262 | 126.136 |
De gerealiseerde omzet op de opdracht van het Ministerie LNV is aanzienlijk hoger dan de oorspronkelijke begroting (zie omzet moederdepartement, DG Agro & Natuur; € 156,4 mln). Er is substantieel meerwerk verstrekt met name voor het Fosfaatrechtstelsel, Fosfaatreductieplan (incl. meerlingenfraude) en het 6e actieprogramma mest (gezamenlijk ruim € 25,6 mln). Daarnaast is op opdrachten Opvolging Audit Percelen, Pilot Monitoring Farmland, satelliet controles, Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) pilots natuur en diverse andere regelingen meer gerealiseerd (€ 15,9 mln). Ook is de omzet Dierregistraties (ca. € 6 mln) overgeheveld van omzet derden naar omzet overige departementen (LNV).
De opdracht vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) valt hoger uit dan oorspronkelijk begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door overheveling van het cluster Digitale Overheid vanuit DG B&I (€ 6,7 mln) en een aanvulling op deze opdracht (€ 2,5 mln). Daarnaast zijn diverse aanvullende opdrachten verstrekt voor onder andere Aardgasvrij, Circulair Bouwen en Herziening Europese richtlijn energieprestatie gebouwen voor een totaal van € 1,9 mln.
De omzet vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) neemt toe ten opzichte van de initiële begroting, wat veroorzaakt wordt door de extra opdracht in het kader van de Klimaatenveloppe voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) (€ 0,8 mln). Ook is de opdracht Elektrisch Rijden overgeheveld van DG ETM naar IenW (€ 0,8 mln) en is sprake van enkele andere aanvullende opdrachten (€ 1,4 mln).
De omzetstijging vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) wordt grotendeels verklaard door een aanvullende opdracht ter uitvoering van het programma Horizon 2020 (€ 0,6 mln).
De omzet vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt grotendeels veroorzaakt door een hogere bijdrage aan het programma e-OvB (€ 1,6 mln).
De omzet Overig is hoger dan verwacht ten tijde van de oorspronkelijke begroting (€ 1,2 mln). Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitvoering van nieuwe opdrachten voor de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWa) en Rijkswaterstaat.
Omzet derden
De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor de Provincies, Europese Unie, bijdragen van derden in de uitvoeringskosten die in opdracht van het moederdepartement plaatsvinden (bijvoorbeeld heffingen en retributies) en overige opdrachtgevers. Hiervan is 73,7% afkomstig van de Provincies.
Europese Unie | 3.234 | 2.225 | – 1.009 | 2.027 |
Leges dierregistraties | 6.000 | 0 | – 6.000 | 5.772 |
Leges grondkamers | 2.900 | 2.302 | – 598 | 2.415 |
Leges mest | 0 | 777 | 777 | 689 |
Provincies | 14.258 | 28.132 | 13.874 | 24.245 |
Overig | 2.112 | 4.741 | 2.629 | 5.341 |
Totaal | 28.504 | 38.177 | 9.673 | 40.489 |
De omzet derden is € 9,7 mln hoger dan begroot. Bij de provincies is sprake van aanvullende opdrachten, naast het Subsidiestelsel Natuur en Landbouw (SNL) zijn er ook opdrachten en prestatieovereenkomsten vanuit het Plattelands Ontwikkelingsprogramma 3 (POP3) verstrekt. Verder is meerwerk verkregen vanuit de Energietransitie Zuid-Holland. Naast de lager dan geraamde inkomsten van de Europese Unie en leges Grondkamers zijn de leges dierregistraties verplaatst van omzet derden naar omzet overige departementen (LNV).
Vrijval voorzieningen
De vrijval van voorzieningen van € 0,01 mln betreft vrijval bij de voorziening dubieuze debiteuren.
Bijzondere baten
De bijzondere baten zijn € 0,4 mln hoger dan begroot. In de initiële begroting is uitgegaan van een bijdrage van het moederdepartement voor de transitiekosten die gepaard gaan met de op handen zijnde uitvaring van InvestNL. Deze bijdrage is verantwoord in de opdracht van DG B&I. Wel is ca. € 3,1 mln gerealiseerd aan andere bijzondere baten. Zo zijn vanuit het moederdepartement de volgende bijdragen ontvangen: € 1,5 mln voor de implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en € 0,8 mln voor de afbouw van de werkzaamheden van Gebied Ruimtelijke Ordening (GRO), voormalig Dienst Landelijk Gebied (DLG). Tevens heeft RVO een bijdrage van € 0,6 mln. van EZK ontvangen als tegemoetkoming voor de inzet van 5 fte in verband met de ontvlechting van EZK en LNV.
Toelichting op de lasten
Algemeen
De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 26,0% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.
Personele kosten
De personele kosten vallen, vooral door een hoger werkpakket, in totaal 27,6% (€ 74,6 mln) hoger uit dan begroot.
De begrote bezetting voor 2018 was 3.424 fte, waarvan 3.025 fte ambtelijk personeel en 399 fte externe inhuur. Gemiddeld in 2018 was er 3.363 fte in ambtelijke dienst, per ultimo december 2018 was dit 3.556 fte. De gemiddelde bezetting externe inhuur bedroeg in 2018 550 fte, per ultimo december 2018 was dit 520 fte. De hogere gerealiseerde bezetting is toe te schrijven aan de toename van de omvang van het werkpakket. Zo is in april de projectdirectie TCMG gestart waarmee een takenpakket van 122 fte is gemoeid.
De kosten voor eigen personeel zijn € 37,1 mln hoger dan geraamd, als gevolg van een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk bedragen in 2018 € 79.379. Dit is 4,5% hoger dan de geraamde loonkosten per fte ambtelijk personeel van € 76.000, wat vooral wordt veroorzaakt door een loonsverhoging ten gevolge van nieuwe CAO afspraken.
De kosten van externe inhuur zijn € 30,2 mln hoger dan begroot. De extra kosten ten opzichte van de begroting in 2018 zijn toe te schrijven aan de verschuiving van het zwaartepunt van inhuurkosten, naar inhuur op hogere schalen. De gemiddelde kosten per fte externe inhuur zijn € 106.411 per jaar, wat 50,0% hoger is dan begroot (€ 70.935). Dit is mede het gevolg van het beleid om op opdrachten met een structureel karakter ambtelijke medewerkers in te zetten. Deze verambtelijking heeft vooral in de lagere schalen plaatsgevonden.
Materiële kosten
De materiële kosten zijn in totaal 24,7% (€ 45,2 mln) hoger uitgevallen dan begroot. De stijging wordt veroorzaakt door de hogere gerealiseerde bijdragen aan Shared Service Organisaties van € 37,5 mln en hogere overige materiële kosten (€ 7,7 mln) als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Zo heeft de extra opdracht vanuit de TCMG kosten meegebracht die ten tijde van de begroting nog niet bekend waren.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten voor immateriële vaste activa zijn hoger (€ 1,6 mln) uitgevallen dan begroot als gevolg van dechargering van Activa in Aanbouw (AiA) en het relatief hoge investeringsvolume in software in 2017. Verder zijn de afschrijvingskosten voor de materiële vaste activa iets lager (€ 1,3 mln) uitgevallen dan begroot.
Dotaties voorzieningen
De dotaties aan voorzieningen betreffen € 0,9 mln aan de voorziening debiteuren.
Bijzondere lasten
In 2018 zijn diverse bijzondere lasten ontstaan (€ 0,3 mln). Dit is het gevolg van een desinvestering van een AiA project (€ 0,25 mln). Het restant is het gevolg van een administratieve correctie.
Saldo van baten en lasten
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland sluit het jaar met een positief resultaat van € 8,0 mln. In dit resultaat zijn éénmalige bijzondere baten en lasten verwerkt, per saldo ruim € 2,8 mln aan baten.
Activa | ||
Vaste activa | ||
Immateriële vaste activa | 27.292 | 36.451 |
Materiële vaste activa | 3.111 | 3.672 |
– Grond en gebouwen | 1.478 | 1.952 |
– Installaties en inventarissen | 1.612 | 1.720 |
– Projecten in uitvoering | 0 | 0 |
– Overige materiële vaste activa | 21 | 0 |
Vlottende activa | 152.465 | 97.868 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | 26.559 | 28.867 |
– Debiteuren | 3.924 | 3.050 |
– Overige vorderingen en overlopende activa | 22.635 | 25.817 |
Liquide middelen | 125.906 | 69.001 |
Totaal activa | 182.868 | 137.991 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | 26.367 | 18.347 |
– Exploitatiereserve | 18.347 | 18.008 |
– Onverdeeld resultaat | 8.020 | 339 |
Voorzieningen | 925 | 925 |
Langlopende schulden | 17.492 | 19.668 |
– Leningen bij het Ministerie van Financiën | 17.492 | 19.668 |
Kortlopende schulden | 138.084 | 99.051 |
– Crediteuren | 6.795 | 8.253 |
– Schulden bij het Rijk | 77.539 | 45.942 |
– Belastingen en premies sociale lasten | 546 | 695 |
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 7.676 | 6.606 |
– Overige verplichtingen en overlopende passiva | 45.528 | 37.555 |
Totaal passiva | 182.868 | 137.991 |
Toelichting op de balans
Liquide middelen
Het saldo is gestegen met € 56,9 mln hetgeen vooral het gevolg is van een ontvangen voorschot van € 49,1 mln voor de niet begrote opdracht Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG).
Debiteuren en nog te ontvangen bedragen
Onder de debiteuren en de nog te ontvangen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor vorderingen op het moederdepartement EZK, overige departementen, derden en overige (exclusief voorziening dubieuze debiteuren van € 1,2 mln).
Moederdepartement | 342 | 67 |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid | 561 | 0 |
Agentschap DICTU | 0 | 1.239 |
Agentschap NVWA | 547 | 21 |
Agentschap Telecom | 6 | 14 |
Agentschap RVO.nl (beleidsadministratie) | 543 | 378 |
Belastingdienst Centrum Facilitaire Dienstverlening | 55 | 94 |
Belastingdienst Centrale Administratie | 10 | 0 |
Bureau Inspectieraad | 79 | 0 |
Centraal Planbureau | 4 | 0 |
Logius | 179 | 0 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 216 | 145 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 1.601 | 2.003 |
Ministerie van Defensie | 68 | 26 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | 20 | 0 |
Ministerie van Financiën | 14 | 11 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | 392 | 13 |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 72 | 0 |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 111 | 38 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 384 | 83 |
Immigratie Naturalisatie Dienst | 0 | 81 |
Rijksvastgoedbedrijf | 108 | 1 |
Dienst Publiek en Communicatie | 89 | 0 |
Rijkswaterstaat | 63 | 142 |
Derden | 22.338 | 25.147 |
Totaal | 27.802 | 29.502 |
Eigen vermogen
Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2018 € 26,4 mln. De maximale toegestane omvang van het eigen vermogen bedraagt € 27,4 mln, zijnde 5% van € 547,7 mln, de gemiddelde omzet over 2016, 2017 en 2018. Het eigen vermogen ultimo jaar 2018 is € 1,0 mln lager dan het toegestane maximum.
1 Eigen vermogen per 1/1 | 24.471 | 18.305 | 18.008 | 18.347 |
2 Saldo van baten en lasten | – 1.809 | – 297 | 339 | 8.020 |
3 Directie mutaties in het eigen vermogen: | ||||
– 3a uitkering aan moederdepartement | – 4.357 | 0 | 0 | 0 |
– 3b bijdrage moederdepartement ter versterking EV | 0 | 0 | 0 | 0 |
– 3c overige mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 |
4 Eigen vermogen per 31/12 | 18.305 | 18.008 | 18.347 | 26.367 |
Stand voorziening Herbeleggen Facilitaire Dienst (HFD) | 925 | 0 | 0 | 0 | 925 |
Totaal voorziening HFD | 925 | 0 | 0 | 0 | 925 |
Crediteuren en nog te betalen bedragen
Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement EZK, overige departementen en derden:
Moederdepartement | 30.354 | 22.424 |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid | 13.604 | 0 |
Agentschap DICTU | 6.826 | 7.340 |
Agentschap NVWA | 568 | 784 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 13.762 | 15.820 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 8.972 | 2.480 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | 1.260 | 857 |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 489 | 114 |
Ministerie van Financiën | 8.110 | 6.670 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | 165 | 314 |
Belastingdienst | 2.195 | 695 |
Rijkswaterstaat | 220 | 51 |
Rijksdienst voor Wegverkeer | 5 | 4 |
Dienst Publiek en Communicatie | 5 | 3 |
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) | 49 | 0 |
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) | 32 | 0 |
Rijksvastgoedbedrijf | 128 | 131 |
Ministerie van Defensie | 30 | 0 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 20 | 0 |
Interdepartementale Post- en Koeriersdienst | 10 | 0 |
Derden | 51.280 | 41.364 |
Totaal | 138.084 | 99.051 |
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen |
39.673 | 69.001 | 29.328 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 460.789 | 598.677 | 137.888 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) | – 463.128 | – 537.498 | – 74.370 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | – 2.339 | 61.179 | 63.518 |
Totaal investeringen (–/–) | – 15.000 | – 6.194 | 8.806 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 3.026 | 3.026 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | – 15.000 | – 3.168 | 11.832 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (–/–) | – 5.579 | – 6.606 | – 1.027 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 15.000 | 5.500 | – 9.500 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 9.421 | – 1.106 | – 10.527 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
31.755 | 125.906 | 94.151 |
Toelichting kasstroomoverzicht
De gerealiseerde operationele kasstroom is € 63,5 mln hoger dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door hogere operationele ontvangsten. De hogere operationele ontvangsten zijn vooral toe te schrijven aan de bevoorschotting voor de projectdirectie TCMG, die onder meer betrekking heeft op de betalingsverplichtingen begin 2019. De gerealiseerde investeringskasstroom is € 11,8 mln lager dan verwacht. Een lager bedrag aan investeringen en een toename van desinvesteringen is hier debet aan. De ICT-markt is aangetrokken en dat merkt RVO.nl in haar mogelijkheden om voldoende resources aan te trekken. Hierdoor is op sommige trajecten niet de snelheid gemaakt die vooraf was ingeschat. Dit heeft zich vertaald in een lager uitgavenniveau en doorloop van de projecten in 2019. Tegelijk bleek de verhouding activeerbare en niet-activeerbare uitgaven bij de investeringsprojecten anders uit te pakken dan vooraf ingeschat. Het lager investeringsniveau heeft dientengevolge geleid tot een lager beroep op de leenfaciliteit. Wat betreft immateriële vaste activa is in 2018 geïnvesteerd in software en licenties op software (€ 3,7 mln) en activa in aanbouw (€ 2,0 mln, na overdracht naar software). In materiële activa is geïnvesteerd in installaties en inventarissen (€ 0,4 mln) en overige materiële vaste activa (€ 0,02 mln).
Het beroep op de leenfaciliteit is in 2018 € 9,5 mln lager geweest dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.
Inputindicatoren | |||
Kernindicatoren | |||
Verhouding direct/indirect personeel | 88% | 89% | 84% |
Outputindicatoren | |||
Kernindicatoren | |||
Tariefindex in reële termen | 99,9% | 101,3% | 100,0% |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) | 3.229 | 3.556 | 3.025 |
Saldo van baten en lasten (%) | 0,1% | 1,3% | 0,0% |
Kwaliteitsindicatoren | |||
Kernindicatoren | |||
Klanttevredenheid | 7,2 | 7,3 | 7,3 |
Gehonoreerde bezwaarschriften | 34% | 36% | 25% |
Toelichting
Inputindicatoren
RVO.nl heeft over 2018 een gunstiger direct-indirect verhouding gerealiseerd dan begroot, door een grotere dan verwachte inzet op directe projecten.
Outputindicatoren
Het aantal ambtelijke fte ultimo 2018 is met 3.556 fte hoger dan begroot (3.025 fte). In de begroting van 2018 is TCMG, ca. 122 fte (vast en tijdelijk) ambtelijk, niet meegenomen. Daarnaast was het opdrachtenpakket groter dan begroot en is er een grotere inzet van ambtenaren op structurele werkzaamheden ten koste van inhuurkrachten.
Kwaliteitsindicatoren
De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten en is met een score van 7,3 gelijk aan de begroting.
Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften (36%) is hoger dan de begroting 2018 (25%). In totaal zijn in 2018 15.116 bezwaren afgehandeld, waarvan 5.398 bezwaren gegrond zijn verklaard. Van de afgehandelde bezwaren hadden er 1.242 betrekking op de basisbetalingsregeling (56% gegrond) en 10.233 op de fosfaatregelingen (34% gegrond). Beide regelingen vertegenwoordigen een groot aandeel in het totaalbeeld.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap NVWA per 31 december 2018
Baten | ||||
Omzet moederdepartement | 151.705 | 159.290 | 7.585 | 137.059 |
Omzet overige departementen | 84.491 | 88.817 | 4.326 | 84.368 |
Omzet derden | 100.343 | 101.362 | 1.019 | 100.579 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 442 | 442 | 4.656 |
Bijzondere baten | 12.300 | 2.607 | – 9.693 | 17.495 |
Totaal baten | 348.839 | 352.518 | 3.679 | 344.157 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 333.073 | 345.312 | 12.239 | 326.721 |
– Personele kosten | 216.142 | 222.927 | 6.785 | 209.024 |
waarvan eigen personeel | 178.955 | 190.283 | 11.328 | 180.125 |
waarvan externe inhuur | 27.841 | 24.708 | – 3.133 | 18.658 |
waarvan overige pers. Kosten | 9.346 | 7.936 | – 1.410 | 10.241 |
– Materiële kosten | 116.931 | 122.385 | 5.454 | 117.697 |
waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan bijdrage SSO's | 40.301 | 44.458 | 4.157 | 41.866 |
waarvan overige mat. Kosten | 76.630 | 77.927 | 1.297 | 75.831 |
Rente lasten | 99 | 67 | – 32 | 112 |
Afschrijvingskosten | 15.167 | 13.524 | – 1.643 | 10.847 |
– Materieel | 6.534 | 5.533 | – 1.001 | 6.357 |
waarvan apparaat ICT | ||||
– Immaterieel | 8.633 | 7.991 | – 642 | 4.490 |
Overige lasten | 500 | 290 | – 210 | 431 |
– Dotatie voorzieningen | 500 | 290 | – 210 | 129 |
– Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | 302 |
Totaal lasten | 348.839 | 359.193 | 10.354 | 338.111 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 6.675 | – 6.675 | 6.046 |
Toelichting op de baten
De omzet moederdepartement is € 7,6 mln hoger dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een technische verschuiving. De departementale bijdrage van € 12,3 mln in de automatiseringskosten, die in de begroting onder de bijzondere baten stond, is na overleg onder omzet moederdepartement verantwoord. Daarnaast is de bijdrage afgenomen doordat een deel van de werkzaamheden voor Procesvernieuwing Informatie en ICT (PI&I) later wordt uitgevoerd.
Van de omzet moederdepartement heeft € 0,7 mln betrekking op werkzaamheden voor energie (labelling) voor het Ministerie van EZK.
Handhaven | 76.245 | 103.688 | 27.443 | 1 |
Keuren | 30.778 | 8.247 | – 22.531 | 1 |
Overig | 44.682 | 47.355 | 2.673 | 1 |
Totaal | 151.705 | 159.290 | 7.585 | 1 |
1 Met ingang van 2018 is de producten- en dienstencatalogus (PDC) van de NVWA aangepast. Er zijn daardoor geen realisatiegegevens 2017 beschikbaar. |
In de oorspronkelijke begroting 2018 is abusievelijk een onjuiste verdeling van de omzet tussen Handhaven en Keuren opgenomen. De verdeling had moeten zijn: Handhaven € 99,260 mln en Keuren € 7,763 mln. De verschillen met de realisatie zijn dan: Handhaven + € 4,428 mln en Keuren – € 0,484 mln.
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen is € 4,3 mln hoger dan begroot. Deze toename is vooral het gevolg van een hogere bijdrage van VWS van € 3,6 mln in verband met aanvullende werkzaamheden, loon- en prijsbijstelling en de realisatie van doorgeschoven werkzaamheden uit 2017. De omzet voor provincies is € 1 mln hoger dan begroot door meer inzet voor het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer. De omzet Diergezondheidsfonds valt € 0,3 mln lager uit dan begroot.
Handhaven | 52.810 | 75.616 | 22.806 | 1 |
Keuren | 21.318 | 1.359 | – 19.959 | 1 |
Overig | 10.363 | 11.842 | 1.479 | 1 |
Totaal | 84.491 | 88.817 | 4.326 | 1 |
1 Met ingang van 2018 is de PDC van de NVWA aangepast. Er zijn daardoor geen realisatiegegevens 2017 beschikbaar. |
In de oorspronkelijke begroting 2018 is abusievelijk een onjuiste verdeling van de omzet tussen Handhaven en Keuren opgenomen. Verdeling had moeten zijn: Handhaven € 72,306 mln en Keuren € 1,822 mln. De verschillen met de realisatie zijn dan: Handhaven +€ 3,310 mln en Keuren -€ 0,463 mln.
Omzet derden
De omzet derden is € 1,0 mln hoger dan begroot door met name hogere opbrengsten uit retributies Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) (€ 1,2 mln) enerzijds en een afname van overige opbrengsten derden (€ 0,2 mln) anderzijds.
Vrijval voorzieningen
Als gevolg van een herziene beoordeling van de juridische claims valt ruim € 0,4 mln vrij ten gunste van het resultaat.
Bijzondere baten
De bijzondere baten vallen € 9,7 mln lager uit dan begroot, voornamelijk door de bij omzet moederdepartement aangegeven technische verschuiving.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De personele kosten zijn € 6,8 mln hoger dan begroot.
De kosten eigen personeel zijn € 11,3 mln hoger dan begroot. Deze stijging is het gevolg van de hogere geplande bezetting van ambtelijk personeel, als gevolg van de reorganisatie en een stijging van de gemiddelde salariskosten per fte (met name door de nieuwe CAO rijksoverheid).
Daarnaast zijn de kosten voor inhuur externen per saldo € 3,1 mln lager dan begroot.
Tegenover de lagere inhuur voor ICT (€ 5,7 mln) staat een stijging van inhuur van uitzendkrachten (€ 2,6 mln), met name veroorzaakt door de onderbezetting bij Laboratoria, Klant, Bedrijf en Consument, extra capaciteit vanwege geconstateerde onregelmatigheden in de registratie van rundvee (I&R) en tijdelijke ondersteuning bij bedrijfsvoering.
De overige personele kosten zijn € 1,4 mln lager dan begroot. Deze daling wordt met name veroorzaakt doordat er meer gebruik gemaakt wordt van dienstauto’s waardoor de kosten voor eigen vervoer € 1,3 mln lager uitvallen.
Materiële kosten
De totale materiële kosten zijn € 5,5 mln hoger dan begroot.
Hiervan stijgt de totale bijdrage aan de Shared Service Organisaties (SSO’s) met bijna € 4,2 mln. Dit komt enerzijds door algemene ICT-kosten (€ 2,1 mln) en kosten aan Logius (€ 2,5 mln) en anderzijds door lagere huurkosten bij het Rijksvastgoedbedrijf (€ 0,4 mln).
Daarnaast stijgen de overige materiële kosten met € 1,3 mln. Hiervan wordt € 1,2 mln verklaard door stijging van de kosten voor KDS, waar ook hogere opbrengsten tegenover staan. Ook heeft zich een stijging voorgedaan bij de bureaukosten (€ 0,2 mln) en de kosten van practitioners (€ 2,4 mln) in verband met retributiewerkzaamheden en de voorbereiding op de Brexit. Bij de overige materiële- en specifieke kosten, waaronder uitbesteed onderzoek, zijn de kosten (€ 2,5 mln) lager dan begroot.
Afschrijvingskosten
De materiële afschrijvingskosten zijn € 1 mln lager dan begroot met name door lagere investeringen in 2017 en 2018, vooral bij laboratoriuminstallaties vooruitlopend op de fusie van een laboratorium.
De immateriële afschrijvingskosten vallen € 0,6 mln. lager uit als gevolg van het later dan gepland in gebruik nemen van een deel van de ontwikkelde ICT-systemen (PI&I).
Dotatie voorzieningen
Door lagere claims is € 0,2 mln minder gedoteerd aan de voorziening Claims, geschillen en rechtsgedingen.
Saldo van baten en lasten
Het negatieve resultaat van € 6,7 mln wordt voornamelijk veroorzaakt door de hogere geplande bezetting van ambtelijk personeel. Daarnaast zijn de ICT-kosten gestegen. Het resultaat wordt ten laste van het Eigen Vermogen gebracht. Om structurele verliezen te voorkomen streeft de NVWA jaarlijks naar een evenwicht in baten en lasten, waarbij het beheersen van de kosten, vooral van personeel en ICT, een belangrijke opgave is.
Activa | ||
Vaste activa | ||
Immateriële vaste activa | 31.134 | 25.003 |
Materiële vaste activa | ||
– verbouwingen | 2.855 | 3.114 |
– installaties en inventarissen | 8.993 | 9.015 |
– vervoermiddelen | 9.094 | 14.481 |
Vlottende activa | ||
Voorraden en onderhanden projecten | 1.021 | 1.533 |
Vorderingen | ||
– Debiteuren | 14.016 | 14.945 |
– Overige vorderingen en overlopende activa | 16.927 | 19.624 |
– Liquide middelen | 68.479 | 64.322 |
Totaal Activa: | 152.519 | 152.037 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– Exploitatiereserve | 15.713 | 15.187 |
– Onverdeeld resultaat | – 6.675 | 6.046 |
Voorzieningen | 62 | 461 |
Langlopende schulden | ||
– Leningen bij het Ministerie van Financiën | 32.308 | 30.026 |
Kortlopende schulden | ||
– Crediteuren | 5.277 | 5.082 |
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 14.719 | 13.222 |
– Overige schulden en overlopende passiva | 91.115 | 82.013 |
Totaal Passiva | 152.519 | 152.037 |
Toelichting op de balans
Immateriële activa
Als gevolg van met name investeringen in ICT systeemontwikkeling (PI&I) stijgt de immateriële activa met € 6,1 mln tot € 31,1 mln.
Moederdepartement | 29 | 25 |
Nationaal Coördinator Groningen | 0 | 16 |
RVO.nl | 69 | 60 |
Agentschap Telecom | 0 | 46 |
Ministerie van BZK | 58 | 51 |
Ministerie van IenW | 101 | 326 |
Ministerie van V&J | 2 | 2 |
Ministerie van VWS | 37 | 2 |
Derden | 17.329 | 17.889 |
Totaal debiteuren | 17.625 | 18.417 |
Voorziening dubieuze debiteuren | – 3.609 | – 3.472 |
Totaal debiteuren | 14.016 | 14.945 |
Moederdepartement1 | 4.786 | 8.584 |
RVO.nl | 426 | 1.414 |
NCG Groningen | 39 | 119 |
Ministerie Fin | 0 | 23 |
Ministerie van VWS | 1.722 | 0 |
Ministerie van BZK | 11 | 131 |
Ministerie van IenW | 51 | 477 |
RIVM | 39 | 20 |
Derden | 9.853 | 8.856 |
Totaal nog te ontvangen | 16.927 | 19.624 |
1 In 2018 heeft van dit bedrag € 3,715 mln betrekking op EZK |
Op basis van de regeling Agentschappen heeft de NVWA in 2017 een langlopende schuld aan het moederdepartement (in verband met een egalisatieschuld aan het Rijks Vastgoed Bedrijf (RVB)) omgezet in een kortlopende schuld die in 2018 is afgelost. Daar staat tegenover dat een vordering met betrekking tot de vooruit betaalde huur aan het RVB, die gefinancierd wordt via de kostprijs/tarieven, opgenomen is bij de verschillende opdrachtgevers.
Kas | 1 | 4 |
Rekening-courant Ministerie van Financiën | 68.478 | 64.318 |
Totaal liquide middelen | 68.479 | 64.322 |
Ontwikkeling eigen vermogen
1 Eigen vermogen per 01/01 | 2.666 | 4.057 | 15.472 | 21.233 |
2 Saldo van baten en lasten | – 10.722 | 10.281 | 6.046 | – 6.675 |
3 Directe mutaties in het eigen vermogen: | ||||
– 3a Uitkering aan moederdepartement | – 5.520 | |||
– 3b Bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen | 12.112 | 1.134 | ||
- 3c Overige mutaties | 1 | – 285 | ||
4 Eigen vermogen per 31/12 | 4.057 | 15.472 | 21.233 | 9.038 |
Omzet | 304.182 | 316.576 | 322.005 | 349.469 |
Vermogensplafond (5% van gemiddeld 3 jaar) | 14.298 | 15.187 | 15.713 | 16.468 |
Einde boekjaar 2017 beschikte de NVWA over een eigen vermogen (EV) van € 21,2 mln tegenover een toegestaan EV van € 15,7 mln. In 2018 is € 5,5 mln aan surplus verrekend met de eigenaar. Dit komt in de tabel vermogensontwikkeling tot uiting onder de «uitkering aan moederdepartement». Door deze verrekening en het negatieve resultaat van € 6,7 mln is het EV gedaald tot € 9 mln. Het maximaal toegestane EV eind 2018 bedraagt € 16,5 mln.
Claims, geschillen en rechtsgedingen | 379 | 290 | 169 | 438 | 62 |
Reorganisatiekosten | 78 | 78 | 0 | 0 | |
Personele kosten (regulier) | 4 | 4 | 0 | ||
Totaal | 461 | 290 | 247 | 442 | 62 |
Voorziening uit hoofde van claims, geschillen en rechtsgedingen
In het afgelopen jaar is de voorziening claims en geschillen met € 0,3 mln gedoteerd. De vrijval en onttrekkingen bedroegen samen € 0,6 mln. Het saldo van deze voorzieningen van bijna € 0,1 mln is op dit moment voldoende om aan de eventuele betaalverplichting van de lopende claims te voldoen.
Voorziening reorganisatie
De voorziening reorganisatiekosten betreft de salaris-/WW- en materiële kosten van herplaatsingskandidaten. In 2018 zijn alle kosten verrekend en dit heeft geresulteerd in een onttrekking van € 0,1 mln waardoor deze voorziening ultimo 2018 nihil is.
Voorziening personele kosten regulier
De voorziening personele kosten regulier betreft de aanvulling op de WAO-uitkering van een oud-medewerker en een voorziening ten behoeve van een mogelijke aanspraak op wachtgeld bij inkomstenderving van een oud-medewerker. Deze is volledig vrijgevallen, waardoor deze voorziening ultimo 2018 nihil is.
Dictu | 2.022 | 1.066 |
RVO.nl | 4 | 0 |
Ministerie BZK | 76 | 69 |
Ministerie van AZ | 6 | 0 |
Ministerie van Fin | 112 | 10 |
Ministerie van IenW | 4 | 0 |
Ministerie van OCW | 26 | 0 |
Ministerie van V&J | 8 | 0 |
Ministerie van VWS | 5 | 0 |
Derden | 3.014 | 3.937 |
Totaal crediteuren | 5.277 | 5.082 |
Moederdepartement1 | 41.513 | 32.611 |
Ministerie van VWS | 421 | 1.919 |
Ministerie van Financiën | 15.213 | 13.603 |
Ministerie van V&J | 295 | 77 |
Ministerie van IenW | 260 | 317 |
Ministerie BZK | 123 | 583 |
Ministerie van OCW | 0 | 100 |
DICTU | 9.937 | 9.534 |
Inspectieraad | 2.698 | 2.791 |
RVO.nl | 738 | 800 |
RIVM | 0 | 11 |
Derden | 34.636 | 32.889 |
Totaal nog te betalen | 105.834 | 95.235 |
1 In 2018 heeft van dit bedrag € 0,005 mln betrekking op EZK |
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen | 64.535 | 64.322 | – 213 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 348.839 | 352.783 | 3.944 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) | – 333.672 | – 332.898 | 774 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 15.167 | 19.885 | 4.718 |
Totaal investeringen (–/–) | – 11.825 | – 17.804 | – 5.979 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 1.855 | 3.817 | 1.962 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | – 9.970 | – 13.987 | – 4.017 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) | 0 | – 5.520 | – 5.520 | |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | ||
Aflossingen op leningen (–/–) | – 14.726 | – 13.221 | 1.505 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 11.825 | 17.000 | 5.175 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | – 2.901 | – 1.741 | 1.160 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen | 66.831 | 68.479 | 1.648 |
Toelichting kasstroomoverzicht
Algemene grondslagen
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de rekening-courantverhouding met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding) en uit het kasgeld van de NVWA. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.
Rekening-courant RHB
Het saldo op de rekening-courant RHB per 1 januari 2018 is nagenoeg gelijk aan de begroting. Het saldo is € 0,2 mln lager dan begroot.
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom is per saldo € 4,7 mln hoger dan begroot. De ontvangsten in de operationele kasstroom betreffen de door de NVWA gerealiseerde omzet moederdepartement, overige departementen en derden (€ 349,5 mln), de bijzondere baten (€ 2,6 mln) en mutaties in de balans voorraden en crediteuren (€ 0,7 mln).
De uitgaven in de operationele kasstroom betreffen de reguliere lasten apparaatskosten, rente lasten en overige lasten (€ 345 mln), de dotatie voorzieningen (€ 0,3 mln) en mutaties in de balans (– € 12,4 mln).
Investeringskasstroom
De investeringskasstroom is € 4 mln hoger dan begroot. Dit komt voornamelijk door hogere investeringen (€ 6 mln), met name in de vernieuwing van de ICT-systemen.
De investeringen in immateriële vaste activa bedroegen € 15,1 mln (ICT-systemen, PI&I) en de investeringen in materiële vaste activa bedroegen € 2,7 mln, voor verbouwingen (€ 0,3 mln), installaties en inventarissen (€ 2,3 mln) en vervoermiddelen (€ 0,1 mln).
Daarnaast zijn de desinvesteringen hoger dan begroot door de inlevering van in het verleden aangekochte dienstauto’s (€ 2 mln). De dienstauto’s worden niet meer aangeschaft maar geleased.
Financieringskasstroom
De financieringskasstroom valt € 1,2 mln lager uit dan begroot. Door onder andere versnelde aflossing in voorgaande jaren is in 2018 € 1,5 mln minder afgelost op de leningen dan begroot. Daarnaast is er € 5,2 mln meer aan leningen bij het Ministerie van Financiën afgeroepen dan oorspronkelijk begroot, voornamelijk veroorzaakt door grotere investeringen in de vernieuwing van de ICT-systemen. Tot slot is het surplus van eigen vermogen terugbetaald aan het moederdepartement (– € 5,5 mln).
Liquiditeitspositie
De liquiditeitspositie van de NVWA kan met een saldo van € 68,5 mln als goed worden geclassificeerd.
Gemiddelde kostprijs (€ /uur) | 96,32 | 98,64 | 99,16 | 100,53 | 100,53 |
Tarieven | |||||
Index 2012 = € 94,07 = 100 | 102,39 | 104,86 | 105,41 | 106,87 | 106,87 |
Omzet per productgroep (x mln.) 1 | |||||
Handhaven | 2 | 2 | 2 | 129,1 | 200,1 |
Keuren | 2 | 2 | 2 | 149,6 | 88,7 |
FTE | |||||
Aantal FTE (excl. Externe inhuur)3 | 2.438 | 2.480 | 2.373 | 2.335 | 2.407 |
Verhouding FTE direct/indirect (exclusief externe inhuur) | 1.950/488 | 1.984/496 | 1.848/525 | 1.818/517 | 1.848/559 |
Salariskosten per FTE | 72.149 | 73.382 | 75.915 | 75.622 | 77.733 |
Saldo van baten en lasten | |||||
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten | – 3,40% | 3,08% | 1,76% | 0% | – 1,89% |
Kwaliteit | |||||
Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen4 | 73% | 79% | 84% | 85% | 95% |
Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen) | 95% | 95% | 97% | 95% | 97% |
1 In de oorspronkelijke begroting 2018 is abusievelijk een onjuiste verdeling van de omzet tussen Handhaven en Keuren opgenomen. Verdeling had moeten zijn: Handhaven (193,3) en Keuren (85,4). De verschillen met de realisatie zijn dan: Handhaven + 6,8 en Keuren + 3,3. 2 Met ingang van 2018 is de PDC van de NVWA aangepast. 3 De gerealiseerde gemiddelde bezetting in 2018 is exclusief niet-werkzame medewerkers die wel in dienst zijn van de NVWA. 4 Het realisatiepercentage 2018 is exclusief meldingen waardoor het percentage voor 2018 een vertekend beeld laat zien. De afhandelsnelheid van alle meldingen is door de samenloop vanaf medio 2018 van de reguliere registratiesystemen en de (deel) implementatie van het nieuwe systeem Inspect niet nauwkeurig te duiden. Door deze samenloop van 30% van de meldingen is het over 2018 niet mogelijk data te ontdubbelen om daardoor de totale afhandelsnelheid over 2018 aan te geven. In 2019 wordt een dashboard ontwikkeld, waardoor deze informatie weer beschikbaar komt. |
Toelichting bijzondere gebeurtenis
In de zomer 2018 is ingegrepen op de planning en financiën van NVWA 2020 en in het bijzonder het project PI&I. Het BIT is vervolgens gevraagd het herijkte ICT-deel opnieuw te toetsen. Uit het op 3 april 2019 uitgebrachte BIT-advies volgt dat er onvoldoende garantie is dat in de resterende tijd en met de resterende middelen alle benodigde functionaliteiten kunnen worden gebouwd en geïmplementeerd. Hierop is besloten om te stoppen met de ontwikkeling en implementatie van INSPECT (Kamerstuk 33 835, nr. 117). Dit besluit heeft gevolgen voor het bereiken van de veranderdoelen en de jaarrekening.
Stoppen met de ontwikkeling van INSPECT is ingrijpend en vereist een periode van herbezinning. In de periode van herbezinnen zal worden bezien hoe de veranderdoelen op andere wijze bereikt kunnen worden. Onder andere zal in de herbezinningsfase worden onderzocht hoe om te gaan met de domeinen en functionaliteiten die al wel volledig op INSPECT draaien, hetzij terug overzetten naar bestaande systemen dan wel verkennen van alternatieve oplossingen, inclusief de bijbehorende kosten. Met deze uitkomsten zal worden aangegeven op welke wijze de NVWA haar beoogde doelen het beste kan behalen, op welke wijze de gedane investeringen optimaal kunnen worden benut, wat dit betekent voor de waardering van de reeds gedane investeringen en welke kosten horen bij eventuele andere benodigde ICT-investeringen en het beheer van het bestaande ICT-landschap.
Jaarrekening 2018
De jaarrekening 2018 gaf op 15 maart jl. een getrouw beeld. Door het op 15 april 2019 genomen besluit tot stopzetting van de ontwikkeling en implementatie van INSPECT ontstaat een onzekerheid van maximaal € 28,9 mln. Deze onzekerheid betreft de waarde van de per ultimo 2018 op de balans staande investeringen met betrekking tot INSPECT en kan ook gevolgen hebben voor het resultaat over 2018 en het vermogen per ultimo 2018. De herbezinningsfase die loopt tot in de tweede helft van 2019 kan leiden tot een geheel of gedeeltelijke afwaardering van de investeringen in INSPECT.
Na de herbezinningsfase zullen eventuele correcties zichtbaar worden gemaakt in de jaarrekening 2019.
10. SALDIBALANS
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 5.355.124 | 5.067.384 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 3.560.360 | 3.682.382 | |
3) | Liquide middelen | 61.623 | 61.778 | |||||
4) | Rekening-courant RHB | 0 | 0 | 4a) | Rekening-courant RHB | 2.392.724 | 1.949.777 | |
5) | Rekening-courant RHB Begrotingsreserves | 3.113.377 | 2.126.401 | 5a) | Begrotingsreserves | 3.113.377 | 2.126.401 | |
6) | Vorderingen buiten begrotingsverband | 721.740 | 744.752 | 7) | Schulden buiten begrotingsverband | 185.402 | 241.755 | |
Subtotaal intra-comptabel | 9.251.864 | 8.000.315 | Subtotaal intra-comptabel | 9.251.864 | 8.000.315 | |||
9) | Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 | |
10) | Vorderingen | 2.817.769 | 4.136.268 | 10a) | Tegenrekening vorderingen | 2.817.769 | 4.136.268 | |
11a) | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11) | Schulden | 0 | 0 | |
12) | Voorschotten | 7.101.068 | 8.505.871 | 12a) | Tegenrekening voorschotten | 7.101.068 | 8.505.871 | |
13a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 4.337.140 | 4.462.529 | 13) | Garantieverplichtingen | 4.337.140 | 4.462.529 | |
14a) | Tegenrekening andere verplichtingen | 50.552.507 | 43.845.065 | 14) | Andere verplichtingen | 50.552.507 | 43.845.065 | |
15) | Deelnemingen | 1.411.921 | 1.404.074 | 15a) | Tegenrekening deelnemingen | 1.411.921 | 1.404.074 | |
Subtotaal extra-comptabel | 66.220.405 | 62.353.807 | Subtotaal extra-comptabel | 66.220.405 | 62.353.807 | |||
Totaal | 75.472.269 | 70.354.122 | Totaal | 75.472.269 | 70.354.122 |
2.2 Toelichting op de saldibalans
Algemeen
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken is dit nader toegelicht.
Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro’s tenzij anders vermeld. In de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond. Door afronding van bedragen op duizenden euro’s in de toelichting kunnen totaaltellingen niet aansluiten bij de som der delen en of met het bedrag van de saldibalans.
Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2018 | 5.355.124 |
De uitgaven over 2018 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 6, 8, 40 en 42. |
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2018 | 3.560.360 |
De ontvangsten over 2018 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 6, 8, 40 en 42. |
Balanspost 3 Liquide middelen | 61.623 |
De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van de banken en de contante gelden. |
Toelichting:
De post liquide middelen bestaat onder meer uit:
• De banksaldi van de opgeheven bedrijfslichamen die onder verantwoordelijkheid van EZK door de Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen ( PBO) worden afgewikkeld (€ 40,7 mln).
• Aanwezige banksaldi bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van o.a. de regeling Borgstelling Midden en Klein Bedrijf Kredieten (€ 20,9 mln).
Balanspost 4a Rekening-Courant Rijkshoofdboekhouding | 2.392.724 |
Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen EZK en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën per 31 december 2018 geadministreerd. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2018 van het Ministerie van Financiën. |
Balanspost 5 en 5a Begrotingsreserves | 3.113.377 |
Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die EZK aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. |
Toelichting:
EZK maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is bij de betreffende begrotingsartikelen informatie over deze reserves opgenomen eventueel aangevuld met relevante ontwikkelingen. De toevoegingen en onttrekkingen die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting hebben plaatsgevonden worden in het jaarverslag toegelicht.
Garantie Ondernemersfinanciering | 65.052 | 2.060 | 67.112 | 2 | |
Borgstelling MKB-Kredieten (BBMKB) | 69.780 | 21.676 | 91.456 | 2 | |
Groeifaciliteit | 18.313 | 4.466 | 22.779 | 2 | |
Garantie MKB-financiering | 9.041 | 220 | 9.261 | 2 | |
ECN versterkte leningen | 6.600 | 6.600 | 4 | ||
Aardwarmte | 22.573 | 1.019 | 21.554 | 4 | |
Duurzame energie | 1.774.666 | 537.740 | 73.000 | 2.239.406 | 4 |
Maatregelen CO2 reductie | 0 | 500.000 | 500.000 | 4 | |
Landbouw | 26.679 | 1.312 | 25.367 | 6 | |
Visserij | 17.444 | 3.333 | 20.777 | 6 | |
Borgstellingsfaciliteit | 14.166 | 2.592 | 16.758 | 6 | |
Apurement | 101.834 | 1.782 | 11.309 | 92.307 | 6 |
Groen Onderwijs | 253 | 253 | 0 | 7 | |
Totaal | 2.126.401 | 1.073.869 | 86.893 | 3.113.377 |
Balanspost 6 Vorderingen buiten begrotingsverband | 721.740 |
Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen. |
Toelichting:
De vorderingen buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:
Vordering EU uitgaven ELGF | 626.456 |
Vordering op provincies inzake POP | 32.728 |
Opdrachten derden | 15.540 |
Vordering Samenwerkingsverband Noord Nederland | 13.500 |
Vordering EU uitgaven ELFPO | 13.304 |
Voorraden in verband met interventie | 7.675 |
Salaris vorderingen | 966 |
Diversen | 11.571 |
Totaal | 721.740 |
Vordering EU uitgaven ELGF
De gelden die EZK voor het Europese fonds ELGF voorfinanciert betreffen de declaraties van de maanden november (16/10–30/11) en december. De gedeclareerde bedragen van deze maanden zijn in 2019 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De navolgende tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF van de jaren waarvan de jaaraangiften nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.
Te veel ontvangen ELGF vordering vorig boekjaar | – 1.052 | |
Boekjaar 2018, in 2017 gerealiseerde uitgaven1 | 631.934 | |
Vordering 31 december 2017 | 630.342 | |
Boekjaar 2018, in 2018 gerealiseerde uitgaven | 140.704 | |
Ontvangsten uit ELGF boekjaar 2018 | – 771.786 | |
Afrekeningen 2017 | 734 | |
Te veel ontvangen boekjaar 2018 | – 6 | |
Boekjaar 2019, in 2018 gerealiseerde uitgaven | 626.462 | |
Vordering 31 december 2018 | 626.456 | |
1 Het boekjaar voor het ELGF loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar. De jaardeclaratie is lager vastgesteld dan de maandelijkse gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2018 in 2019 definitief vaststellen en het te veel ontvangen bedrag verrekenen. |
Vorderingen op provincies inzake POP
De provincies zijn betrokken bij de uitvoering van de projecten en regelingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma. Het gaat hier om uitgaven die door RVO.nl zijn gerealiseerd waarvan de Provincies een deel van de financiering voor hun rekening nemen volgens het afgesloten convenant voor de uitvoering.
Opdrachten derden
RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.
Vordering Samenwerkingsverband Noord Nederland
De opdrachtgever Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) bestaat uit de provincies Drenthe, Friesland en Groningen. Het doel van het Samenwerkingsverband is het versterken van de economische positie van Noord-Nederland. RVO.nl heeft van SNN de opdracht gekregen om de subsidieregeling «Technologische Topinstituten (project WETSUS)» namens SNN uit te voeren. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij SNN.
Restant te vorderen vorig boekjaar | 5 | |
Boekjaar 2018, in 2017 gerealiseerde uitgaven1 | 14.462 | |
Vordering 31 december 2017 | 14.467 | |
Boekjaar 2018, in 2018 gerealiseerde uitgaven | 64.410 | |
Ontvangsten uit ELFPO boekjaar 2018 | – 78.872 | |
Afrekeningen 2017 | – 422 | |
Te veel ontvangen boekjaar 20181 | – 417 | |
Boekjaar 2019, in 2018 gerealiseerde uitgaven | 13.721 | |
Vordering 31 december 2018 | 13.304 | |
1 Het boekjaar van ELFPO loopt van 16 oktober tot en met 15 oktober van het volgende jaar. De jaardeclaratie is hoger vastgesteld dan de gedeclareerde bedragen. Naar verwachting zal de Europese Commissie de jaaraangifte 2018 in 2019 definitief vaststellen en het te vorderen bedrag verrekenen. |
Voorraden in verband met interventie
Op basis van EU verordening 1306/2013 voert RVO.nl interventiemaatregelen uit voor het reguleren van de landbouwmarkt. Deze maatregelen bestaan uit aankoop, opslag, vervoer en overdracht van voorraden, verkoop en andere vormen van afzet overeenkomstig de sectorale landbouwwetgeving en eerder genoemde verordening. Als gevolg van de uitvoering van deze maatregelen worden er voorraden aangehouden. De gepresenteerde waarde is het bedrag dat RVO.nl volgens specifieke berekeningen in de voorraden heeft gestoken. De voorraden betreffen momenteel melkpoeder. De door de EU te financieren bedragen van de kosten van openbare interventie wordt bepaald op basis van de jaarrekening van het betaalorgaan RVO.nl.
Beginvooraad | 54.344 |
Aankopen magere melkpoeder | 3.170 |
Verkopen | 33.600 |
Afzetverliezen | 6.643 |
Waardeverminderingen | 9.596 |
Eindvoorraad | 7.675 |
Salarisvorderingen
Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.
Balanspost 7 Schulden buiten begrotingsverband | 185.402 |
Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht. |
Toelichting:
De schulden buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:
Opdrachten derden | 74.717 |
Vereffeningsorganisatie Product- en Bedrijfschappen | 40.671 |
ELFPO werkkapitaal | 24.759 |
Contante waarborgen RVO.nl | 8.269 |
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij | 9.914 |
RVO.nl af te dragen gelden aan derden | 8.602 |
Terug te betalen emissierechten | 4.486 |
Diversen | 13.984 |
Totaal | 185.402 |
Opdrachten derden
RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.
Vereffeningsorganisatie Product en Bedrijfschappen
Per 1 januari 2015 is de vereffening van de Product- en Bedrijfschappen onder verantwoordelijkheid van EZK gebracht. Voor de uitvoering van de vereffeningstaken is de vereffeningsorganisatie PBO opgericht. Deze organisatie voert de administraties van de voormalige schappen en beheert daarbij ook de bankrekeningen.
ELFPO werkkapitaal
Het plattelands ontwikkelingsprogramma 2014–2020 voor Nederland heeft de Europese Commissie in 2014 goedgekeurd. Als gevolg van deze goedkeuring heeft de Europese Commissie aan EZK werkkapitaal voor de uitvoering van POP 3 beschikbaar gesteld overeenkomstig verordening (EU) Nr. 1306/2013. Bij de afsluiting van POP3 zal deze voorfinanciering door de commissie worden verrekend.
Contante waarborgen RVO.nl
RVO.nl ontvangt per bank gelden van het bedrijfsleven als zekerheidsstelling voor in- en uitvoercertificaten. Als aan de voorwaarden van de certificering is voldaan dan betaalt RVO.nl op verzoek van de belanghebbende de bedragen terug.
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
Dit betreft door RVO.nl van de EU ontvangen bedragen voor de financiering van projecten en regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.
RVO.nl af te dragen gelden aan derden
Door RVO.nl geinde bedragen voor derden. Deze dienen nog verrekend te worden, het betreft onder andere het Europees Octrooibureau (EOB).
Terug te betalen emissierechten
EZK moet een bedrag van ontvangen emissierechten terug betalen dat door een procedurele fout was ontvangen.
Balanspost 10 Vorderingen | 2.817.769 |
De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van EZK. |
De direct opeisbare vorderingen | 189.084 |
Op termijn opeisbare vorderingen | 600.638 |
Geconditioneerde vorderingen | 2.028.046 |
Totaal | 2.817.769 |
Vorderingen inzake uitvoering beleid | 169.008 |
Opgelegde boetes ACM | 2.154 |
Diversen | 17.921 |
Totaal | 189.084 |
Vorderingen inzake uitvoering beleid
EZK heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en het verstrekken van vergunningen en heffingen voor diverse economische activiteiten.
Opgelegde boetes ACM
Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd.
Kredietregelingen RVO.nl | 345.043 |
Leningen | 233.786 |
Opgelegde boetes ACM | 20.104 |
Wettelijke rente opgelegde boetes ACM | 1.244 |
Overige vorderingen | 461 |
Totaal | 600.638 |
Kredietregelingen RVO.nl
RVO.nl voert regelingen uit waarbij kredieten beschikbaar worden gesteld voor ontwikkelingen en innovatie op het gebied van technologie, nieuwe producten etc. Voor het terugbetalen van deze kredieten zijn betalingsregelingen getroffen. Dit geldt ook voor een aantal vorderingen die voortkomen uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en verstrekte vergunningen en heffingen.
Leningen
Energieonderzoek Centrum Nederland | 75.988 |
Wageningen Universiteit / Stichting DLO | 50.828 |
Microkrediet Nederland | 46.296 |
Pallas | 41.086 |
Biopartner | 13.524 |
Ambigo | 4.000 |
One Logistics | 1.500 |
NESEC | 564 |
Totaal | 233.786 |
Opgelegde boetes ACM
Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd. Voor deze vorderingen zijn door ACM betalingsregelingen getroffen.
Wettelijke rente opgelegde boetes ACM
Dit betreft de per 31 december 2018 verschuldigde wettelijke rente over de door ACM opgelegde boetes.
Geconditioneerde vorderingen | 667.310 |
Gestelde zekerheden | 464.183 |
Bureau Beheer Landbouwgronden | 293.520 |
Kredietregelingen | 265.207 |
BBMKB | 229.122 |
Garantieregelingen | 108.705 |
Totaal | 2.028.046 |
Geconditioneerde vorderingen
Nederlandse Defensie Industrie | 437.786 |
Participatiemij Oost Nederland NV | 100.073 |
ECN | 40.000 |
Provincie Limburg | 15.882 |
STW | 14.900 |
NV NOM | 10.000 |
EIF | 10.000 |
Nedermaas | 8.542 |
United Nations Univesity | 6 807 |
MARIN | 6.807 |
BOM | 3.380 |
Vordering provincies Friesland, Groningen en Drenthe inzake aandelenverkoop NOM | 3.040 |
LIOF BioMedbooster | 3.000 |
Provincie Noord-Brabant | 2.567 |
Diversen | 4.526 |
Totaal | 667.310 |
Gestelde zekerheden
Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij RVO.nl.
Bureau Beheer Landbouwgronden
Het saldo van de landbouwgronden bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van EZK aan het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) van € 29 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden gronden zijn verworven die na doorlevering door het Bureau aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 264,5 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd.
Kredietregelingen
RVO.nl voert een aantal regelingen uit waarbij kredieten voor diverse beleidsdoelstellingen beschikbaar worden gesteld. Het gaat hier onder andere om kredieten voor technische ontwikkeling, elektronische diensten ontwikkeling, milieugerichte productontwikkeling, technische ontwikkelingsprojecten, startende ondernemingen en vroege fase financiering. De aanvragers kunnen een vooraf overeengekomen tijd over deze kredieten beschikken en betalen de kredieten terug als bepaalde verwachte ontwikkelingen en of condities zich hebben voorgedaan zoals het behalen van bepaalde omzet, winst, rendementen, aandelenverkoop, etc.
BBMKB
Op basis van het besluit Borgstelling Midden Kleinbedrijf (BBMKB)verstrekken deelnemende banken krediet aan een ondernemer onder garantie (borgstelling) van de Staat. Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.
Garantieregelingen
Met deze regelingen worden ondernemers in staat gesteld om bankleningen te verkrijgen zodat ondernemen mogelijk blijft. EZK staat garant voor de leningen waardoor het risico voor de bank op de bedrijfsfinanciering kleiner wordt. Bij aanspraak van de bank op de garantie betaalt RVO.nl de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.
Balanspost 11 Schulden | Nihil |
Balanspost 12 Voorschotten | 7.101.068 |
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen. |
Toelichting:
01. Goed functionerende economie en markten | 0 | 0 | 641 | 9.326 | 156.795 | 166.762 |
02. Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 434.843 | 119.720 | 167.619 | 245.332 | 620.924 | 1.588.438 |
03. Toekomstfonds | 29.073 | 3.000 | 31.565 | 28.524 | 37.825 | 129.987 |
04. Een doelmatige en duurzame energievoorziening | 777.161 | 358.140 | 715.837 | 1.026.047 | 1.496.540 | 4.373.725 |
05. Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen | 0 | 0 | 466 | 39.541 | 10.582 | 50.589 |
06. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens | 71.815 | 24.657 | 15.276 | 162.458 | 239.828 | 514.034 |
08. Natuur en Biodiversiteit | 99.694 | 3.245 | 7.159 | 10.840 | 73.742 | 194.680 |
Buiten begrotingsverband | 643 | 805 | 2.077 | 11.513 | 67.814 | 82.852 |
Totaal | 1.413.229 | 509.567 | 940.640 | 1.533.581 | 2.704.050 | 7.101.068 |
Beginstand 1 januari 2018 | 8.505.870 |
Verstrekte voorschotten | 2.888.254 |
Eindafgerekende voorschotten | – 4.293.057 |
Eindstand 31 december 2018 | 7.101.068 |
De mutaties buiten begrotingsverband hebben betrekking op voorschotten die namens EZK zijn verstrekt maar waarvan financiering door derden plaatsvindt. De voorschotten die EZK heeft verstrekt namens de volgende opdrachtgevers zijn niet in de openstaande voorschotten buiten begrotingsverband meegenomen:
• Ministerie van Binnenlandse Zaken;
• Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;
• Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
• Ministerie van Buitenlandse Zaken;
• Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap;
• Ministerie van Justitie en Veiligheid;
• De provincies;
Balanspost 13 Garantieverplichtingen | 4.337.140 |
De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot betaling als bij de wederpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis. |
Toelichting:
1 Goed functionerende economie en markten | 50.000 | 0 | 0 | 0 | 50.000 |
2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 2.704.157 | 686.542 | 639.246 | 22.767 | 2.728.686 |
4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | 923.539 | 0 | 43.614 | 1.019 | 878.906 |
6 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens | 339.323 | 42.123 | 47.126 | 1.312 | 333.008 |
7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit | 80.643 | 0 | 80.643 | 0 | 0 |
8 Natuur en Biodiversiteit | 364.866 | 0 | 18.326 | 0 | 346.540 |
Totaal | 4.462.528 | 728.665 | 828.955 | 25.098 | 4.337.140 |
Onder de post garantieverplichtingen zijn ook opgenomen de garantieverplichtingen die vallen onder het domein van het schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën. Dit is aan de orde bij de artikelen 1, 4 (COVA) en 7.
Balanspost 14 Andere verplichtingen | 50.552.507 |
Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen. |
Toelichting:
1 Goed functionerende economie en markten | 9.692 | 200.562 | 457 | 201.785 | 8.012 |
2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen | 1.058.229 | 868.857 | 16.086 | 852.935 | 1.058.065 |
3 Toekomstfonds | 465.615 | 117.493 | 19.303 | 124.188 | 439.617 |
4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening | 40.927.634 | 11.778.791 | 1.414.283 | 2.874.700 | 48.417.442 |
5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen | 22.488 | 93.427 | 454 | 80.907 | 34.554 |
6 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens | 224.755 | 691.298 | 14.121 | 660.102 | 241.830 |
7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit | 748.543 | 0 | 748.543 | 0 | 0 |
8 Natuur en Biodiversiteit | 81.806 | 99.843 | 825 | 110.842 | 69.982 |
40 Apparaat EZK | 0 | 297.577 | 0 | 297.577 | 0 |
42 Apparaat LNV | 0 | 126.989 | 0 | 126.989 | 0 |
Buiten begrotingsverband | 306.302 | 784.065 | 9.496 | 797.868 | 283.003 |
Totaal | 43.845.064 | 15.058.902 | 2.223.568 | 6.127.893 | 50.552.507 |
Voor de andere verplichtingen is voor wat betreft het onderdeel buiten begrotingsverband dezelfde verantwoordingswijze toegepast als bij de openstaande voorschotten.
De Rijksbegrotingsvoorschriften 2019 gaan in op Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen. Dit zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. De interne controle borgt echter dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Tweede Kamer kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. |
Regio Deals
Regio Deals richten zich op een integrale aanpak van meervoudige regionale opgaven en de brede welvaart. Zo zijn in 2018 door het kabinet verschillende Regio Deals gesloten en in uitvoering genomen, bijvoorbeeld: Brainport Eindhoven (€ 130 mln) gekoppeld aan de Brainport Nationale Actieagenda, ESTEZ/ESA (€ 40 mln) en Zeeland (€ 35 mln)voetnoot38. Deze toezeggingen zullen in de komende jaren, waar relevant, in door EZK of LNV in de financiële administratie vast te leggen verplichtingen worden omgezet.
Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019
In dit kader is ook het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019» relevant. Hierin zijn plafondbedragen afgesproken tot waaraan een sector bijdraagt aan de preventie- en bestrijdingskosten van dierziekten. De bestrijdings- en preventiekosten die uitstijgen boven deze plafondbedragen worden gedragen door de overheid. Omdat er in het convenant geen maximale bijdrage voor de overheid is afgesproken, kan er geen totaalbedrag genoemd worden voor de niet uit de balans blijkende verplichtingen.
Balanspost 15 Deelnemingen | 1.411.921 |
Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten-, naamloze-, commanditaire vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. |
Toelichting:
De specificatie van de deelnemingen van EZK is als volgt:
N.V. NOM | 25.950 | 25.950 | 25.950 | 25.950 |
N.V. BOM | 16.587 | 16.587 | 20.501 | 20.501 |
ROM Innovation Quarter B.V. | 25.000 | 25.000 | 25.000 | 25.000 |
N.V. LIOF | 26.625 | 26.625 | 26.625 | 26.625 |
GasTerra B.V. | 18.000 | 18.000 | 18.000 | 18.000 |
EBN NV | 128.138 | 128.138 | 1.242.281 | 1.242.281 |
Oost N.V. | 32.751 | 32.751 | 45.716 | 45.716 |
NPEX B.V. | 14 | 1.347 | ||
Investeringsfonds Zeeland | 2 | 6.500 | ||
Totaal | 273.051 | 273.067 | 1.404.073 | 1.411.921 |
11. WNT-VERANTWOORDING 2018
De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.
Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2018 € 189.000.
Nieuw in 2018 is het vervallen van het begrip gewezen topfunctionaris en de inwerkingtreding van de anticumulatiebepaling, die bepaalt dat indien een topfunctionaris met verschillende WNT-instellingen een dienstbetrekking aangaat als topfunctionaris, niet zijnde een toezichthoudende topfunctionaris, de som van de bezoldigingen niet meer mag bedragen dan het algemeen bezoldigingsmaximum (€ 189.000).
WNT-verantwoording 2018 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
ACM Bestuur | C.A. Fonteijn | Voorzitter RVB | 1-9-2018 | 1,00 (1,00) |
Nee | 166.154 (203.674) | 13.688 (19.117) |
179.842 (222.791) |
125.827 | zie 1 en 2 | |
ACM Bestuur | T.M. Snoep | Voorzitter RVB | 1-9-2018 | 1,00 (1,00) |
Nee | 51.371 (nvt) |
6.463 (nvt) |
57.834 (nvt) | 63.173 | ||
ACM Bestuur | F.J.H. Don | Bestuurslid | 0,92 (0,93) |
Nee | 156.234 (156.691 | 18.012 (16.550) | 174.246 (173.241) | 174.213 | |||
ACM Bestuur | C.M.L. Hijmans van den Berg | Bestuurslid | 1,00 (1,00) |
Nee | 166.113 (156.647) | 19.338 (17.983) | 185.450 (174.630) | 189.000 | |||
NEa Bestuur | D. Corbey | Voorzitter | 0,38 (0,30) | Nee | 47.973 (45.686) | 0 (nvt) |
47.973 (45.686) | 71.820 | |||
NEa Bestuur | A.B.M. Hoff | Bestuurslid | 0,09 (0,09) | Nee | 14.956 (13.844) | 0 (nvt) |
14.956 (13.844) | 17.010 | |||
NEa Bestuur | E.F. van Galen | Bestuurslid | 0,09 (0,09) | Nee | 14.956 (13.844) | 0 (nvt) |
14.956 (13.844) | 17.010 | |||
1. WNT-grens van € 189.000 geldt voor mensen die vanaf 1-1-2015 in dienst zijn getreden. Voor wie vóór 2013 al in dienst was dan wel met wie vóór 2013 afspraken zijn gemaakt, geldt overgangsrecht. 2. Voor bestuurslid Fonteijn geldt overgangsrecht; hij is vóór 2013 in dienst getreden. Dit duurt 7 jaar ( 2013 tot en met 2019). In de eerste 4 jaar (2013 tot en met 2016) hoeft nog geen daling van de bezoldiging te worden doorgevoerd, in de 3 jaar daarna (2017 tot en met 2019) wel, maar nog niet tot 100% van de norm. Voor daling naar 100% kan nog 2 jaar worden gebruikt (2020 en 2021). Betekent dat pas per 2022 op 100% moet zitten, die op dit moment € 189.000 is. |
ACM Bestuur | C.A. Fonteijn | Voorzitter RBV | 1-9-2018 | 75.000 | n.v.t. | ||
WNT-verantwoording 2018 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Grondkamer Oost | Aalberts W.J. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 7.284 (14.040) | 7.284 (14.040) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Bakker. R. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 4.318 (11.760) | 4.318 (11.760) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuidwest | Bassa, D. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.726 (4.720) | 3.726 (4.720) | 13.230 | ||||
Grondkamer Oost | Bouman, H.B. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 10.675 (12.560) | 10.675 (12.560) | 13.230 | ||||
Grondkamer Oost | Broekhof F.A. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 4.003 (7.840) | 4.003 (7.840) | 13.230 | ||||
Grondkamer Oost | Brongers, P.J.F. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 5.782 (5.480) | 5.782 (5.480) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Coppens, C.A.A. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 10.112 (12.374) | 10.112 (12.374) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Daniëls, M.M. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.280 (5.840) | 2.280 (5.840) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuidwest | Eijk, P.J. van der | lid | 0,07 (0,07) | nee | 4.802 (3.600) | 4.802 (3.600) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Giesen, S.H. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 6.241 (9.840) | 6.241 (9.840) | 13.230 | ||||
Kamer voor de binnenvisserij | Gils, W.M.A. van | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.349 (2.880) | 2.349 (2.880) | 13.230 | ||||
Kamer voor de binnenvisserij | Hoetmer, R. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.673 (2.760) | 2.673 (2.760) | 13.230 | ||||
Kamer voor de binnenvisserij | Holtman, H.J. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.430 (2.480) | 2.430 (2.480) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noord | Idsardi, J. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.137 (6.703) | 3.137 (6.703) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Janssen, H.G.J.M. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.250 (8.218) | 3.250 (8.218) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Knook, N.G. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.038 (7.365) | 3.038 (7.365) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Krekels P.H.J. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.391 (0) | 3.391 (0) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Kreij, J.L. van | lid | 0,07 (0,07) | nee | 4.399 (8.690) | 4.399 (8.690) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuidwest | Kubber, F. de | lid | 0,07 (0,07) | nee | 7.393 (6.767) | 7.393 (6.767) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Kuppens, M.H.W. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 5.918 (0) | 5.918 (0) | 13.230 | ||||
Kamer voor de binnenvisserij | Leliveld, C.C.L. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.240 (2.320) | 3.240 (2.320) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Nijpjes, F. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 7.479 (9.280) | 7.479 (9.280) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuidwest | Oostdam, J.J.H. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 6.517 (6.200) | 6.517 (6.200) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noord | Panman, R.G. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 6.865 (3.921) | 6.865 (3.921) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Reinders Folmer, P.H. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.857 (3.658) | 3.857 (3.658) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Roomen, A.H.M. van | lid | 0,07 (0,07) | nee | 5.545 (5.485) | 5.545 (5.485) | 13.230 | ||||
Grondkamer Oost | Doeschot, B.E.G. ten | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.344 (2.320) | 2.344 (2.320) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noord | Kraak, D. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.791 (2.480) | 2.791 (2.480) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noord | Berg, R. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 2.040 (0) | 2.040 (0) | 13.230 | ||||
Grondkamer Zuid | Wersch, H.J.M. van | lid | 0,07 (0,07) | nee | 1.760 (1.960) | 1.760 (1.960) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noordwest | Willemink, J.H. | lid | 0,07 (0,07) | nee | 3.910 (4.522) | 3.910 (4.522) | 13.230 | ||||
Grondkamer Noord | T.K. Hoogslag | Voorzitter | 0,29 (0,29) | nee | 27.003 (27.108) | 4.480 (4.116) | 31.483 (31 224) | 54.810 | |||
Grondkamer Noord, Oost, Zuid en Zuidwest | D. Ozdemir | Secretaris | 1,00 (1,00) | nee | 58.185 (57.269) | 8.815 (8.279) | 67.000 (65.548) | 189.000 | |||
Grondkamer Noord, Oost, Zuid en Zuidwest en Plv.secr. Oost | C.M. Lubbers | Secretaris | 1,00 (1,00) | nee | 81.106 (80.224) | 13.124 (12.102) | 94.230 (92.326) | 189.000 | |||
Grondkamer Noordwest, Oost en Kamer voor de Binnenvisserij en plv.secr. Noord, Zuid en Zuidwest | G.J.M. Krekel | Secretaris | 1,00 (1,00) | nee | 2.367 (70.679) | 11.803 (12.617) | 14.170 (83.296) | 189.000 | |||
Grondkamer Oost | J.K.B. van Daalen | Voorzitter | 0,29 (0,29) | nee | 27.003 (27.108) | 4.480 (4.116) | 31.483 (31.224) | 54.810 | |||
Grondkamer Zuid | J.P.M. van der Ham | Voorzitter | 0,29 (0,29) | nee | 27.003 (26.619) | 4.480 (4.116) | 31.483 (30.735) | 54.810 | |||
Grondkamer Zuidwest | H.A. Witsiers | Voorzitter | 0,29 (0,29) | nee | 27.003 (26.619) | 4.480 (4.116) | 31.483 (30.735) | 54.810 | |||
Kamer voor de binnenvisserij | L.W.Bartelse | Voorzitter | 0,29 (0,29) | nee | 27.003 (26.619) | 4.480 (4.116) | 31.483 (30.735) | 54.810 | |||
Kamer voor de binnenvisserij, Grondkamer Noordwest, Oost | A. Mul | Secretaris | 1,0 (0) | nee | 62.776 (0) | 9.281 (0) | 72.267 (0) | 189.000 | |||
Grondkamer Noordwest | J.M.Jaarsveld | Voorzitter | 0,29 (0,29) | nee | 27.003 (26.619) | 4.480 (4.116) | 31.483 (30.735) | 54.810 | |||
Centrale Commissie Dierproeven | L. J.Hellebrekers | Voorzitter | 0,22 (0,22) | nee | 24.887 (30.739) | 24.887 (30.739) | 41.958 | ||||
Centrale Commissie Dierproeven | B.Blaauboer | Vice-voorzitter | 0,11 (0,11) | nee | 13.586 (14.307) | 13.586 (14.307) | 20.979 | ||||
Centrale Commissie Dierproeven | E.N.Stassen | Lid | 0,11 (0,11) | nee | 11.385 (14.307) | 11.385 (14.307) | 20.979 | ||||
Centrale Commissie Dierproeven | F.A. Klatter | Lid | 0,11 (0,11) | nee | 11.307 (14.307) | 11.307 (14.307) | 20.979 | ||||
Centrale Commissie Dierproeven | T.Rijnders | Lid | 0,11 (0,11) | nee | 11.307 (14.307) | 11.307 (14.307) | 20.979 | ||||
Raad voor Plantenrassen | L.van Vloten- Doting | Voorzitter | 0,10 (0,10) | nee | 17.528 (16.802) | 17.528 (16.802) | 18.900 | ||||
Raad voor Plantenrassen | C.J.A. Groenewoud | Secretaris | 0,9 (0,9) | nee | 72.422 (72.175) | 15.133 (14.700) | 87.555 (86.875) | 170.100 | |||
Raad voor Plantenrassen | C.M.M.van Winden | Vice-voorzitter | 0,10 (0,10) | nee | 1.733 (1.922) | 1.733 (1.922) | 18.900 | ||||
Raad voor Plantenrassen | H. van der Haar | lid | 0,10 (0,10) | nee | 1.795 (1.548) | 1.795 (1.548) | 18.900 | ||||
Raad voor Plantenrassen | G.A.A.M. Meijerink | lid | 0,10 (0,10) | nee | 2.076 (2.423) | 2.076 (2.423) | 18.900 |
Grondkamer Oost | Geene A.R.G.C. | lid |
Grondkamer Noord | Burgsteden, A.G. van | lid |
Grondkamer Zuidwest | Habben Jansen, C. | lid |
Grondkamer Noord | Keurentjes F.A.M. | lid |
Kamer voor de binnenvisserij | Michielsen, A.F.M. | lid |
Kamer voor de binnenvisserij | Veenstra, G. | lid |
Kamer voor de binnenvisserij | Wit, A. de | lid |
Kamer voor de binnenvisserij | Tiesinga, H.L. | lid |
Raad voor Plantenrassen | J.J.M. Dons | lid |
Raad voor Plantenrassen | R.G.F.Visser | Vice-voorzitter |
Raad voor Plantenrassen | E.T. Lammerts van Bueren | lid |
Raad voor Plantenrassen | D. Kasse | lid |
Raad voor Plantenrassen | P.M. Sangers | lid |
Raad voor Plantenrassen | A.J.H. Willems | lid |
Raad voor Plantenrassen | V.B.W. Cornelissen | lid |
Er zijn in 2018 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd.
Er zijn geen functionarissen die in 2018 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden.
Er zijn in 2018 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.
D. JAARVERSLAG DIERGEZONDHEIDSFONDS (F)
12. BELEIDSVERSLAG DIERGEZONDHEIDSFONDS
Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Algemene doelstelling
Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van LNV is verantwoordelijk voor:
• Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.
• Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, blauwtong, Brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkenspest, Aviaire Influenza, Ziekte van Aujeszky, salmonella en mycoplasma en BSE).
• Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.
Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en de crisisorganisatie.
Beleidsconclusies
Beleidsconclusies op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 6 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens».
Ook de evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven in de evaluatiebijlage onder het beleidsartikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens. In 2018 is gestart met de evaluatie van het diergezondheidsfonds zelf. Deze evaluatie zal in het eerste kwartaal van 2019 worden afgerond.
Vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten
Het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2015- 2019) bevat afspraken over het (verplicht) bestrijden van dierziekten door het ministerie en de manier waarop dit door de betrokken sectoren en de overheid wordt gefinancierd. Er zijn ook afspraken gemaakt over de financiering van door het Ministerie van EZ (thans LNV) overgenomen productschapstaken met het verdwijnen per 1 januari 2015 van deze publiekrechtelijke bedrijfsorganen, zoals de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), de kosten van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) en de kosten van preventie en bestrijding van enkele aanvullende dierziekten. Het convenant beschrijft wie, de sector en/of de overheid, voor welke kosten verantwoordelijk is. Daarnaast bepaalt het hoeveel de (deel)sectoren maximaal zelf moeten betalen, de zogenoemde «plafondbedragen».
Parallel aan het afsluiten van het convenant heeft EZ bij algemene maatregel van bestuur een wettelijke diergezondheidsheffing geïntroduceerd op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). De diergezondheidsheffing is met ingang van 1 januari 2015 opgelegd aan houders van pluimvee en van schapen en geiten. De reguliere kosten voor de varkenssector en de rundersector zijn in 2018 gefinancierd uit de reserves, die afkomstig zijn van de productschappen en die beheerd worden door sectororganisaties. Omdat de basis voor de heffing in de huidige Gwwd is geënt op een situatie van 18 jaar geleden, is de heffingssystematiek aangepast per 1 januari 2018. Tegelijkertijd is de Wet dieren gewijzigd waardoor het nieuwe heffingenstelsel met het oog op de toekomst in de Wet dieren wordt geplaatst. Door de diergezondheidsheffing dragen houders van productiedieren bij aan de bestrijding van de kosten van de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Met de wijziging van het heffingenstelsel wordt beoogd een betere afstemming te bereiken tussen de uitgaven van het Diergezondheidsfonds en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing. In 2019 zal met de sectoren het vijfde convenant voor de periode 2020–2024 worden gesloten.
Dierziekten
Nederland is door de Europese Unie (EU) officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrijstatus wordt gehandhaafd door uitvoering van monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s en wordt bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken. Deze bewakingsonderzoeken ondersteunen op die manier de preventie van de betreffende dierziekten. Daarnaast financiert LNV, deels samen met het bedrijfsleven, onderzoek naar opkomende dierziekten (waaronder «emerging zoönosen») en de uitwisseling van gegevens hierover tussen organisaties in de dier- en humane gezondheidszorg. De uitgaven en ontvangsten van de verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op onderdeel 1«Bewaking van dierziekten». De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op onderdeel 2 «Bestrijding van dierziekten».
Nederland is vrij van Afrikaanse varkenspest (AVP). Vanwege de dreiging van introductie van de ziekte door de ontwikkelingen in Oost-Europese lidstaten, maar met name door de besmetting van wilde zwijnen in België in september 2018, zijn er diverse activiteiten gestart om professionals uit de sectoren, jagers en toeristen te informeren over de risico’s van verspreiding van de ziekte. Zo zijn er informatieborden bij parkeerplaatsen geplaatst en flyers met informatie over AVP verspreid. Daarnaast bestaat er al langer een bewakingsprogramma waarmee wilde zwijnen onderzocht worden op de ziekten AVP, Klassieke Varkenspest (KVP) en de ziekte van Aujeszky.
Nederland is alweer enige jaren officieel vrij van Blauwtong (BT). Om deze vrij-status te behouden vindt er jaarlijks actieve monitoring plaats. Deze wordt uitgevoerd in de winter. Jaarlijks worden, verspreid over heel Nederland, in dat verband runderen serologisch onderzocht. Ook voor andere bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI) bestaan er bewakingsprogramma’s. Voor Q-koorts zijn in 2018 de veterinaire maatregelen in stand gehouden. Een belangrijk onderdeel van deze maatregelen is de maandelijkse tankmelkmonitoring op bedrijven zonder besmetstatus. In alle andere gevallen (besmet- of verdachtstatus) geldt een frequentie van iedere twee weken gedurende het gehele jaar. Ook is in 2018 de verplichte Q-koorts vaccinatiecampagne voortgezet.
Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor eventuele welzijnsmaatregelen bij een uitbraak (onderdeel 3). Tenslotte wordt op onderdeel 4 de financiering van overige uitgaven verantwoord.
Bijdrage Bedrijfsleven
In het Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten (2015–2019) zijn wederom afspraken gemaakt over de verdeling van jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten tussen overheid en veehouderijsectoren. De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen en geiten dragen bij aan de kosten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode. Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen weergegeven.
De door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen:
Rundveehouderij | 23.540.000 |
Varkenshouderij | 53.447.000 |
– AVP en SVD | 30.000.000 |
– Overige dierziekten | 23.447.000 |
Schapen/geitenhouderij | 5.074.000 |
Pluimveehouderij | 47.138.000 |
– NCD | 2.113.000 |
– Overige dierziekten | 45.025.000 |
Totaal | 129.199.000 |
Nadere toelichting financiële gevolgen wijziging Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de Wet dieren
Sinds 1 januari 2018 is het heffingenstelsel voor de diergezondheidsheffing gewijzigd in de Gwwd. Nieuw is dat in artikel 91j is opgenomen dat plafondbedragen voor 5 jaar worden vastgesteld in een Amvb. Hiermee wordt gestart vanaf 1 januari 2020 (dus geen jaarlijkse indexatie). Voor de periode tot 2020 zegt artikel 91n dat de plafondbedragen blijven zoals vastgesteld in het convenant dierziektebestrijding 2015–2019. In dit artikel worden ook de bedragen genoemd zoals in bovenstaande tabel. Door de aanpassingen in de Gwwd was het pas per 1 januari 2018 mogelijk om heffingstarieven aan te passen, daarom kon niet eerder een crisisreserve in het heffingstarief worden opgenomen. In overleg met de sectoren (vertegenwoordigde partijen van sectoren) is afgesproken dat:
• De schapen- en geitensector de crisisreserve in twee jaar opbouwt via de heffing 2018 en 2019. Omdat de heffing pas achteraf wordt opgelegd bij houders betekent dit dat deze inkomsten pas in 2019 voor het eerst in het DGF worden opgenomen.
• Ook voor de varkenssector geldt dit, de crisisreserve is in het heffingstarief 2018 en 2019 opgenomen maar pas in 2019 komen de eerste heffingsinkomsten in het fonds.
• De pluimveesector begint pas in 2019 met de opbouw van een crisisreserve omdat er in 2018 in het tarief nog achterstallige uitgaven zijn verwerkt waardoor dit tarief al heel hoog werd. Door de andere manier van heffen in de pluimveesector (bij opzet van dieren in plaats van per jaar) zal ook hier in 2019 al een opbouw van de reserve in het DGF in 2019 plaatsvinden.
• In de rundersector wordt nog geen heffing opgelegd omdat er nog reserves zijn (van de voormalig productschappen) bij ZuivelNL en SBK.
VERPLICHTINGEN | 13.751 | 33.114 | 31.558 | 38.600 | 32.997 | 34.507 | – 1.510 |
UITGAVEN | 13.751 | 33.114 | 31.558 | 38.600 | 31.584 | 34.507 | – 2.923 |
Beginsaldo | 9.294 | 19.064 | 13.360 | 11.696 | 19.396 | ||
Correctie beginsaldo | 344 | ||||||
Programma-uitgaven | 13.751 | 33.114 | 31.558 | 38.600 | 31.584 | 34.507 | – 2.923 |
Opdrachten | 13.751 | 33.114 | 31.558 | 38.600 | 31.584 | 34.507 | – 2.923 |
1. Bewaking van dierziekten | 4.531 | 14.161 | 19.162 | 20.255 | 19.416 | 18.811 | 605 |
2. Bestrijding van dierziekten | 9.147 | 18.915 | 11.866 | 15.088 | 9.972 | 13.436 | – 3.464 |
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | |||||||
4. Overig | 73 | 38 | 530 | 3.257 | 2.196 | 2.260 | – 64 |
ONTVANGSTEN1 | 23.521 | 27.410 | 29.894 | 45.957 | 35.305 | 34.507 | 798 |
Ontvangsten van EZ (thans LNV) | 12.253 | 21.263 | 4.387 | 10.217 | – 5.830 | ||
Ontvangsten van EU m.b.t. salmonella bewaking en bestrijding | 4.134 | 5.076 | 566 | 2.750 | – 2.184 | ||
Ontvangsten van sector | 8.315 | 19.618 | 30.352 | PM2 | |||
Ontvangsten van sector | 5.192 | ||||||
Eindsaldo | 19.064 | 13.360 | 11.696 | 19.396 | 23.117 | ||
1 In de begroting zijn de ontvangsten conform de vigerende systematiek als stelpost opgenomen door deze gelijk te stellen aan de uitgaven. In het onderhavige jaarverslag zijn daarentegen de daadwerkelijk gerealiseerde ontvangsten opgenomen. 2 In de begroting 2018 zijn de ontvangsten van de sector nog als pm-post opgenomen gelet op de voorgenomen wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de daarmee samenhangende wijziging van de heffingstarieven vanaf 2018. |
Toelichting op de verplichtingen en uitgaven.
Voor bewaking is € 0,6 mln meer uitgegeven dan begroot. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door hogere kosten voor vogelgriep testen in 2018 ad € 0,9 mln, lagere uitgaven voor het monitoringsprogramma voor AI, NCD, mycoplasma en niet zoönotische salmonella ad € 0,55 mln en hogere kosten voor BSE testen ad € 0,6 mln. Daarnaast door lagere uitgaven voor Q-koorts testen ad € 0,4 mln en hogere kosten voor basismonitoring ad € 0,25 mln. Deze mutaties zijn het gevolg van aangepaste contracten met onder andere de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
De uitgaven voor bestrijding zijn bijna € 3,5 mln lager dan begroot. Dit komt door in totaal € 2,1 mln lagere uitgaven aan Salmonella bestrijding, € 0,7 mln minder uitgaven voor Mycoplasma. Ook zijn er lagere uitgaven voor Brucellose ad € 0,4 mln, AI vogelgriep ad € 0,3 mln en de vaccins voor ZvA, MKZ en KVP zijn € 0,5 mln lager dan begroot. Voor de High Containment Unit (HCU) is daarentegen twee keer het tarief van € 0,6 mln geïnd terwijl er een keer was begroot, in verband met een inhaalslag over voorgaand jaar.
Toelichting op de ontvangsten
Tarief 2018 | |||||
– Ontvangsten m.b.t. uitgaven 2018 | 5.917 | 1.645 | – | 8.419 | 15.981 |
– Crisisreserve | – | – | – | – | – |
– Verrekening voorfinanciering door EZ | – | – | – | 7.309 | 7.309 |
Subtotaal | 5.917 | 1.645 | – | 15.728 | 23.290 |
Heffingen voorgaand jaar | – | 877 | 1.137 | 5.048 | 7.062 |
Totaal in 2018 | 5.917 | 2.522 | 1.137 | 20.776 | 30.352 |
Gelet op voorfinanciering in eerdere jaren door EZ (thans LNV) van de tekorten van vooral de pluimveesector en voor klein deel de sector schaap/geit is vanuit LNV bijna € 6 mln minder ontvangen dan eerder begroot. De bijdrage vanuit de EU is ruim € 2 mln lager dan begroot. Dit is vooral te wijten aan een terugvordering door de EU voor de Salmonella vaccinatie over de jaren 2014/2015 naar aanleiding van een EU-audit. Met de sectoren is afgesproken dat de crisisheffingen over 2018 in 2019 worden opgelegd. De ontvangsten die wij in 2019 ontvangen zullen dus in het volgende jaarverslag zichtbaar worden.
Toelichting op de instrumenten
Bewaking van dierziekten
Het niet tijdig opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden. Daarom is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden van groot belang. Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld.
Naast de meldplicht worden in opdracht van LNV bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrijstatus. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.
Streefwaarden
Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende status vrij te zijn van een aantal dierziekten.
Beleidsinstrumenten
De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en – voor bepaalde dierziekten – door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU. Mede om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis (schapen en geiten), Brucella abortus (runderen), Leucose (runderen), Blauwtong (runderen, schapen en geiten), BSE/TSE (runderen en schapen/geiten), KVP en Ziekte van Aujeszky (varkens) en Aviaire Influenza (pluimvee). De programma’s voor Leucose, en Ziekte van Aujeszky en AI werden tot 2015 respectievelijk tot medio 2014 uitgevoerd in opdracht van de productschappen.
Naast de officiële vrijstatus zijn er ook andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk. Voor Newcastle Disease wordt er een controleprogramma op de verplichte vaccinatie uitgevoerd.
Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning-programma’s» uitgevoerd voor AI en KVP/AVP. Deze houden de verplichting in om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek. Ook dragen overheid en bedrijfsleven via het DGF bij aan de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), een breed monitoringsprogramma dat afwijkingen in de diergezondheid van commercieel gehouden dieren opspoort, analyseert en in een kader plaatst waarbinnen oplossingen gevonden kunnen worden. Vrijwillige meldingen van diergezondheidsproblemen door veehouders en hun dierenartsen liggen aan de basis van dit programma.
Kadavers van varkens die bij de GD, de faculteit Diergeneeskunde en bij een aantal dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden ook onderzocht op de aanwezigheid van het KVP-virus. Ook worden door jagers geschoten wilde zwijnen steekproefsgewijs onderzocht op antistoffen tegen het KVP-, AVP- en Ziekte van Aujeszkyvirus (ZvA).
Varkenshouders zijn verplicht om verschijnselen die wijzen op KVP, AVP, MKZ en ZvA te melden aan de NVWA. Verder is er voor varkenshouders vanuit de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s de verplichting om via uitsluitingsdiagnostiek de ziekte KVP uit te sluiten bij koppelbehandelingen en verhoogde sterfte. Hierbij wordt ook de ziekte AVP onderzocht. Voor de ziekte van Aujeszky zijn er verplichte bloedcontroles op vaste momenten.
Bij pluimvee zorgt het «early warning systeem» ervoor dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden: verhoogde sterfte aan de NVWA en klinische problemen en afwijkingen in het patroon van voedsel- en wateropname aan de dierenarts. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, neemt de dierenarts cloaca- en keelswabs bij de dieren en stuurt die door naar het WBVR (Wageningen Bioveterinairy Research). Verder worden, op kosten van de LNV-begroting, wilde vogels onderzocht op AI. Dood gevonden wilde vogels van de risicosoorten worden verzameld en onderzocht op AI. Dit programma wordt uitgevoerd door Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek Nederland. Daarnaast kunnen grotere aantallen dood gevonden vogels gemeld worden bij de NVWA, waarna deze ook bij het WVBR onderzocht worden. Dit is van groot belang om meer informatie te krijgen over het risico op de verspreiding van vogelgriep.
Alle houders van meer dan 50 melkgeiten of melkschapen zijn verplicht om één keer per maand een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii (Q-koorts). Verdachte of eerder besmette bedrijven worden tweewekelijks bemonsterd. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de GD. In de jaarlijkse Brucella melitensis monitoring zijn dieren, ouder dan 6 maanden, op circa 1.500 schapen- en geitenhouderijen, onderzocht. De uitvoering van het onderzoek is in handen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
Kadavers van runderen ouder dan 48 maanden worden bij de destructor op BSE getest. De kosten hiervan worden uit het DGF gefinancierd en 50/50 betaald door overheid en bedrijfsleven. Schapen en geiten worden bij de destructor steekproefsgewijs (1.500 schapen en 1.500 geiten) getest op scrapie. Ook deze kosten worden uit het DGF gefinancierd. De EU geeft cofinanciering voor al deze testen. De doelstelling van het grootschalige testen van runderen (BSE) en schapen en geiten (TSE) is om de ontwikkeling van BSE/TSE te monitoren en te kunnen blijven volgen of de Europese bestrijdings- en preventiemaatregelen effectief zijn. In nood geslachte runderen moeten op een leeftijd van 48 maanden of ouder worden getest. Uitzonderingen; gezond geslachte runderen afkomstig uit Roemenië, Bulgarije worden getest op BSE op een leeftijd vanaf 30 maanden, noodslachtingen vanaf 24 maanden. BSE-testen op slachtrunderen worden niet via het DGF gefinancierd, maar rechtstreeks door de eigenaar betaald. Ook hiervoor was EU-cofinanciering beschikbaar.
Streefwaarden
Behoud van de huidige, officieel door de OIE verleende status vrij te zijn van een aantal dierziekten. Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de OIE-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals voor KVP en MKZ). Deze streefwaarden zijn voor 2018 gerealiseerd.
Er wordt ook naar gestreefd om de duur van de hoog-risicoperiode (tijd tussen insleep van een ziekte en de detectie van de uitbraak) zo klein mogelijk te maken. Monitoringsprogramma’s dienen ervoor veranderingen in de diergezondheidsstatus op te merken en om de vrijstatus voor een aantal dierziekten mede te kunnen onderbouwen. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken.
Basismonitoring | 3.625 | 3.531 | ||||
Brucella (schaap, geit) | 1.496 | 18.054 | 360 | 1.500 | 14.000 | 242 |
Blauwtong (rund, schaap, geit) | 288 | 291 | 53 | 291 | 387 | 74 |
BSE rund, bij destructor en bij noodslachting | 49.774 | 2.742 | 48.000 | 2.156 | ||
TSE schaap/geit, bij destructor | 2.976 | 388 | 3.000 | 135 | ||
KVP/ (varkens) | 65 | |||||
– Veehouderij (early warning) | 202 | 1.179 | 540 | |||
– Veehouderij (tonsillen) | 3.740 | 71 | 4.600 | 300 | ||
– Wilde zwijnen (bloedmonsters op KVP, AVP en ZvA) | 372 | 202 | 500 | 150 | ||
AI | ||||||
Eenmalig programma AI1 | 26 | |||||
Bedrijfsmatig pluimvee: early warning2 | 926 | 1.400 | ||||
– Insturen monsters (swabs) | 359 | 175 | 8 | |||
– serologische tests (bij GD) | 2.282 | 1.200 | ||||
Wilde vogels: | ||||||
– Monitoring levende wilde vogels (EMC)3 | 0 | 5.000 | 125 | |||
– Monitoring dode vogels (SOVON) en WBVR | 462 | 500 | 100 | |||
Q-koorts (melkmonsters) | 442 | 587 | 380 | 955 | ||
Subtotaal | 9.045 | 7.776 | ||||
Overgenomen Productschapstaken | ||||||
Basismonitoring4 | 4.431 | 4.272 | ||||
Leukose | 7.741 (tankmelk onderzoek) | 18.834 (slachtlijnonderzoek) | 355 | 26.000 | 316 | |
Salmonella (pluimvee) | ||||||
– Bewaking en preventie5 | 2.643 stallen | 512 | 9.358 | 726 | ||
– Vaccinatie6 | 1.081 koppels leg en 61 koppels vermeerdering | 24,25 mln leghennen en 1,16 mln vermeerderingskippen | 3.921 | 2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering | 4.0217 | |
Monitoring AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoonotische salmonella8 | 1.152 | 1.700 | ||||
Subtotaal | 10.371 | 11.035 | ||||
Totaal bewaking van dierziekten | 19.416 | 18.811 | ||||
1 Betreft een eenmalig programma bij specifieke bedrijven die met vogelgriep besmet waren. 2 Het vermelde bedrag is de som van de realisatie van de insturen monsters en de serologische tests. Het verschil met de begroting is te verklaren uit het feit dat het contract voor serologische testen na vaststelling van de begroting 2018 is gesloten. 3 In 2018 is geen programma onder levende vogels uitgevoerd. 4 Betreft 50% sectoraandeel plus de BTW. 5 Dit is lager dan begroot door een overschatting van het aantal opgezette koppels. Daarnaast wordt er zowel gewerkt met aantallen monsters en aantallen stallen. Bij de realisatie is uitgegaan van het aantal stallen. In 2018 zijn de overgangskosten niet meer van toepassing, maar waren hygiënemaatregelen van kracht (net zoals in 2017) waarvoor aanvullende financiering aan de contractpartij is toegezegd. 6 Aantallen dieren en koppels zijn voorlopige cijfers. De definitieve cijfers zullen echter niet veel afwijken van deze cijfers. 7 50% Cofinanciering door EU en 50% door sector. 8 Het verschil tussen realisatie en begroot komt voort uit het feit dat de eindafrekening voor deze opdracht over 2018 nog niet betaald is. Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), NVWA (Salmonella Se St) WBVR (onderzoek dode wilde vogels en early warning AI), en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).De aantallen bedrijven en dieren in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op realisatiecijfers in 2018. De uitgaven zijn gedaan in 2018 maar hebben (deels) betrekking op de uitvoering in 2017. Grotere verschillen zijn toegelicht in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. |
2. Bestrijding van dierziekten
Onder de bestrijding van dierziekten vallen:
• Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;
• Onderzoek van verdachte dieren;
• Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;
Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen die binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan. In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus), is er sprake van een verdenking op een besmetting met brucella abortus. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een besmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucella abortus. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucella abortus of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken op 5.322 bedrijven in 2018 hebben geen besmetting met brucella abortus aangetoond.
De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.
Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van LNV. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door LNV zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.
In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.
Streefwaarden
Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten. Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.
Beleidsinstrumenten
Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:
• Wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;
• Klinische inspectie door een deskundigenteam, bestaande uit dierenartsen (bedrijfsdierenarts van veehouder, GD-dierenarts en NVWA-dierenarts op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten);
• Monsternames door het deskundigenteam;
• Diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;
• Instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;
• Vaccineren van dieren;
• Onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;
• Tracering van een besmetting (van en naar);
• Doden van besmette dieren;
• Doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;
• Destructie van gedode (besmette) dieren;
• Reinigen en ontsmetten van bedrijven;
• Schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.
De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:
• EU-richtlijnen en EU-verordeningen;
• GWWD, Wet Dieren;
• (beleids)draaiboeken;
• Crisisorganisatie en voorzieningen.
Op dit onderdeel worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.
Realisatie 2018
x € 1.000 | x € 1.000 | |
Verdenkingen | ||
– Brucellose (verwerpersonderzoek)1 | 1.025 | 1.401 |
– KVP | 20 | 25 |
AVP | 1 | 64 |
SVD | 5 | 30 |
– MKZ (rund, schaap, geit) | 2 | 15 |
– AI | 134 | 450 |
NCD | 3 | 29 |
– BSE (rund) | 20 | |
– TSE (schaap, geit) | 3 | 10 |
– Psittacose | 160 | |
– TBC | 61 | 40 |
– BT | 15 | 15 |
– Rabies | 5 | 27 |
Brucella | 3 | 10 |
Q-koorts | 5 | 26 |
Leucose | 18 | 21 |
Mycoplasma | 2 | |
– Salmonella | 129 | 425 |
– Overige | 102 | 50 |
– Diagnostiek verdenkingen | 906 | 270 |
Voorzieningen | ||
– Middelenbeheer | 222 | 100 |
– Calamiteitenreserve destructie | 1.960 | 2.185 |
– Waakvlamcontracten | 515 | 736 |
– Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP | 2.233 | 2.737 |
– Overige voorzieningen (HCU) | 1.200 | 600 |
Bestrijding | ||
Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding | 1.187 | 1.274 |
Subtotaal | 9.756 | 10.720 |
Overgenomen Productschapstaken | ||
(verdenkingen) | ||
– Ziekte van Aujeszky | 0 | 38 |
– Salmonella | ||
(bestrijding) | ||
– Salmonella | ||
– ruimingskosten | 16 | 500 |
– vergoeding waarde dieren | 197 | 1.500 |
– Mycoplasma Gallisepticum | 2 | 678 |
Subtotaal | 215 | 2.716 |
Totaal | 9.971 | 13.436 |
1 Verwerpersonderzoek Brucella abortus in 2018 betreft een realisatie van 5.322 bedrijven en 10.175 dieren. |
De grotere verschillen tussen begroot en gerealiseerd zijn toegelicht bij de tabel budgettaire gevolgen van beleid.
Er zijn geen gevallen van ZvA in 2018 en Salmonella bestrijding is niet meer opgenomen tussen de voormalige productschapstaken. Met betrekking tot de realisatie diagnostiek verdenking heeft nog geen verdeling over de verschillende dierziekten heeft plaatsgevonden waardoor deze post hoger uit valt. Deze verdeling gaat nog gerealiseerd worden voordat er met de sectoren wordt afgerekend.
Aangifteplichtige dierziekten
Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer waar het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA nader onderzoek naar heeft ingesteld in veel gevallen met aanvullend laboratoriumonderzoek. In 2018 heeft het NVIC in totaal 1.050 dierziektemeldingen ontvangen en afgehandeld.
Afrikaanse Varkenspest | 16 | 0 | 13 | 0 | 3 |
Aujeszky | 5 | 0 | 4 | 0 | 1 |
Aviaire Influenza | 169 | 10 | 103 | 0 | 56 |
Bluetongue | 27 | 0 | 8 | 1 | 18 |
Bovine Spongieuze Encephalopathie | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Brucellose Abortus Bang | 68 | 0 | 59 | 0 | 9 |
Brucellose Canis | 9 | 1 | 5 | 0 | 3 |
Brucellose Melitensis | 44 | 0 | 44 | 0 | 0 |
Brucellose Ovis | 3 | 0 | 3 | 0 | 0 |
Brucellose Suis | 54 | 0 | 54 | 0 | 0 |
Klassieke Varkens Pest | 13 | 0 | 13 | 0 | 0 |
Leucose | 27 | 0 | 23 | 0 | 4 |
Miltvuur | 2 | 0 | 1 | 0 | 1 |
Mycoplasma Gallisepticum | 4 | 0 | 4 | 0 | 0 |
New Castle Disease | 12 | 2 | 5 | 0 | 5 |
Psittacose Dier | 22 | 13 | 6 | 0 | 3 |
Q-Koorts Dier | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Q-Koorts Tankmelk | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Rabies Zoogdier | 6 | 0 | 4 | 0 | 2 |
Salmonella Niet Zoönotisch Pluimvee | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Salmonella Zoönotisch Pluimvee (Leg) | 41 | 16 | 16 | 0 | 9 |
Salmonella Zoönotisch Pluimvee (Vlees) | 174 | 0 | 0 | 0 | 174 |
Salmonella Zoönotisch Pluimvee (Opfok/Vermeerdering) | 12 | 2 | 7 | 0 | 3 |
Swine Vesiculair Disease | 8 | 0 | 5 | 0 | 3 |
Tuberculose | 32 | 1 | 30 | 0 | 1 |
Tularemie | 8 | 4 | 4 | 0 | 0 |
West Nile Virus (Vogels) | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Campylobacter Fetus | 3 | 3 | 0 | 0 | 0 |
Chlamydia Abortus | 3 | 1 | 0 | 0 | 2 |
Corynebacterium Ulcerans | 3 | 0 | 1 | 0 | 2 |
Escherichia Coli | 2 | 0 | 0 | 0 | 2 |
Hantavirus | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Herpes B | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Leptospirose | 3 | 1 | 0 | 0 | 2 |
Listeriose | 4 | 2 | 0 | 0 | 2 |
Psittacose Humaan | 76 | 23 | 19 | 0 | 34 |
Q-Koorts Humaan | 5 | 0 | 0 | 0 | 5 |
Rabies Vleermuis Humaan | 34 | 2 | 19 | 0 | 13 |
Rabies Zoogdier Humaan | 10 | 0 | 4 | 0 | 6 |
Salmonellose | 93 | 91 | 1 | 1 | 0 |
Borna Virus | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Dourine | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Equine Infectieuze Anemie | 2 | 0 | 1 | 0 | 1 |
Equine Virale Arteritis | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Kwade Droes / Malleus / Glanders | 4 | 0 | 3 | 0 | 1 |
West Nile Virus (Paard) | 2 | 0 | 2 | 0 | 0 |
Aquacultuurdieren (Kokkelsterfte) | 2 | 0 | 1 | 0 | 1 |
Infectieuze Haematopoietïsche Necrose | 2 | 0 | 2 | 0 | 0 |
Koi Herpes Virus | 2 | 1 | 0 | 0 | 1 |
Brucellose Ceti | 1 | 1 | 0 | 0 | 0 |
Cryptosporidium | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Epizootische Haemorrhagische Ziekte | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Erysipelothrix rhusiopathiae Suis | 8 | 0 | 0 | 0 | 8 |
Kleine Bijenkastkever | 3 | 0 | 3 | 0 | 0 |
Mycobacterium Avium | 5 | 2 | 2 | 0 | 1 |
Mycoplasma Mycoides | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
STEC Humaan | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Viral Hemorrhagic Disease | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Screening Oldekerk | 7 | 0 | 3 | 0 | 4 |
Screening Kamperveen | 5 | 0 | 5 | 0 | 0 |
Totaal casussen | 1.050 | 176 | 484 | 2 | 388 |
Bron: NVWA |
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Het beleid is dat veehouders moeten zorgen dat ze een plan hebben om ten tijde van een vervoersverbod te zorgen voor noodopvang indien de uitbraak dermate lang duurt en er ondanks de maatregelen van de veehouder welzijnsproblemen zouden kunnen ontstaan is het beleid om dieren gecontroleerd af te voeren.
Streefwaarden
Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.
4. Overig
De uitgaven voor de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit SDa zijn € 0,144 mln lager uitgevallen dan begroot en uitgekomen op € 0,216 mln, de uitvoeringskosten voor de inning van de heffingen door RVO zijn € 0,268 mln hoger uitgevallen en uitgekomen op € 1,368 mln en de uitgaven voor de GD percelen zijn € 0,186 mln lager uitgevallen dan begroot en uitgekomen op € 0,614 mln. De GD-percelen, zoals ophaaldienst, opleidingsplan en consignatiedienst die eerder direct door LNV werden betaald zijn tegenwoordig ook in het DGF opgenomen en worden voor 100% door LNV gefinancierd.
13. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF DIERGEZONDHEIDSFONDS
In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie onderdelen:
1. uitzonderingsrapportage voor: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) financieel en materieel beheer en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering,
2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.
1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen
a. Rechtmatigheid
Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen fouten in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.
b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Vanuit de bij LNV bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.
c. Financieel en materieel beheer
Ten aanzien van het Diergezondheidsfonds heeft de Auditdienst Rijk over 2017 geconstateerd dat een vervolg en uitbreiding van de ingezette verbeteringen nodig was. De uitvoering van het «Verbeterplan Financieel Beheer DGF 2018» heeft in 2018 er voor gezorgd dat de ingezette verbeteringen uit 2017 ingebed zijn in de organisatie en verder uitgebouwd zijn. In 2018 zijn er maandafsluitingen en een «hardclose» tot en met september uitgevoerd, tevens is het kennisniveau op het gebied van eBS en de verantwoording van de medewerkers verhoogd.
De ontvangsten bij het DGF bestaan in steeds belangrijkere mate uit heffingen gebaseerd op het I&R systeem. De gegevens voor de heffingen worden voor een aantal diersectoren via systemen van derden aangeleverd aan I&R. Hier zitten in principe voldoende controles op om te borgen, dat de heffingen juist en volledig zijn. DGF gaat in het komend jaar onderzoeken of bestandsanalyses tot de mogelijkheden behoren om voornoemde controles nog efficiënter uit te kunnen voeren.
Het DGF heeft contracten afgesloten met een aantal leveranciers voor het beschikbaar houden van vaccins voor een aantal specifieke dierziektes, zodat deze vaccins bij een uitbraak snel ingezet kunnen worden. Het DGF neemt in 2019 maatregelen om vast te stellen dat de contractuele verplichtingen worden nagekomen.
Per ultimo 2018 staat op de tussenrekening posten in onderzoek nog één groot bedrag van € 863.100,– (BBV Schuld). Dit betreft een voorschot vanuit de EU voor de AI-uitbraken in 2016. Omdat het een voorschot betreft is het nog niet mogelijk om deze aan de desbetreffende financiers toe te wijzen.
In 2018 is met de Europese Commissie gesproken over de staatssteunrechtelijke elementen van de basismonitoring (BM). Op basis van dit gesprek is besloten de BM ongewijzigd te continueren tot de inwerkingtreding van de nieuwe Europese Diergezondheidsverordening in april 2021. In de tussenliggende periode zal bekeken worden wat de inwerkingtreding van die verordening mogelijk betekent voor de vormgeving van de BM in de toekomst.
Voor de andere onderdelen uit paragraaf 1 en de paragrafen 2 en 3 wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het moederdepartement.
14. JAARREKENING DIERGEZONDHEIDSFONDS
1 | Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | 34.507 | 34.507 | 34.507 | 32.997 | 31.584 | 35.305 | – 1.510 | – 2.923 | 798 |
Subtotaal | 34.507 | 34.507 | 34.507 | 32.997 | 31.584 | 35.305 | – 1.510 | – 2.923 | 798 | |
Voordelig eindsaldo 2017 | 19.396 | 19.396 | ||||||||
Subtotaal | 54.701 | 20.194 | ||||||||
Voordelig eindsaldo 2018 | – 23.117 | – 23.117 | ||||||||
Totaal | 34.507 | 34.507 | 34.507 | 32.997 | 31.584 | 31.584 | – 1.510 | – 2.923 | – 2.923 |
15. SALDIBALANS DIERGEZONDHEIDSFONDS
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet en de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Intra-comptabele posten | ||||||||
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 31.584 | 38.600 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 35.305 | 45.957 | |
2a. | Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren | 19.396 | 11.696 | |||||
2b. | Correctie saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren | 344 | ||||||
3) | Liquide middelen | |||||||
4) | Rekening courant Rijkshoofdboekhouding | 23.981 | 20.267 | 4a) | Rekening courant Rijkshoofdboekhouding | |||
5) | Rekening courant RHB Begrotingsreserve | 5a) | Begrotingsreserves | |||||
6) | Vorderingen buiten begrotingsverband | 7) | Schulden buiten begrotingsverband | 864 | 869 | |||
8) | Kas-transverschillen | |||||||
Subtotaal intra-comptabel | 55.565 | 58.867 | Subtotaal intra-comptabel | 55.565 | 58.867 | |||
Extra-comptabele posten | ||||||||
9) | Openstaande rechten | 9a) | Tegenrekening openstaande rechten | |||||
10) | Vorderingen | 11.286 | 5.976 | 10a) | Tegenrekening vorderingen | 11.286 | 5.976 | |
11a) | Tegenrekening schulden | 11) | Schulden | |||||
12) | Voorschotten | 7.753 | 7.725 | 12a) | Tegenrekening voorschotten | 7.753 | 7.725 | |
13a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 88.064 | 95.879 | 13) | Garantieverplichtingen | 88.064 | 95.879 | |
14a) | Tegenrekening andere verplichtingen | 1.413 | 14) | Andere verplichtingen | 1.413 | |||
15) | Deelnemingen | 15a) | Tegenrekening deelnemingen | |||||
Subtotaal extra-comptabel | 108.516 | 109.580 | Subtotaal extra-comptabel | 108.516 | 109.580 | |||
Overall Totaal | 164.081 | 168.447 | Overall Totaal | 164.080 | 168.447 |
Toelichting op de saldibalans
Balanspost 1. Uitgaven ten laste van de begroting De op deze post verantwoorde uitgaven komen overeen met de uitgaven overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen over het jaar 2018. |
31.584 |
Balanspost 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting De op deze post verantwoorde inkomsten komen overeen met de inkomsten overgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen over het jaar 2018. |
35.305 |
Balanspost 2a. Saldo uitgaven / middelen voorgaande dienstjaren Deze post komt overeen met het voordelig eindsaldo 2017 uit de verantwoordingsstaat 2017 van het jaarverslag 2017. Het positieve eindsaldo 2018 is € 23,101 mln ( zie 14.Verantwoordingsstaat. Het eindsaldo is een resultante van de rekening-courant RHB, en de intra-comptabele vorderingen en schulden (ook wel de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband genoemd). |
19.396 |
Balanspost 4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding Deze post geeft het tegoed weer dat het DGF heeft bij het Ministerie van Financiën. Het saldo RHB sluit aan op de saldobiljet RHB. Bij het Diergezondheidsfonds (DGF) heeft de ING de saldoregulatie per 31-12-2018 niet uitgevoerd in 2018. Zodat er per 31-12-2018 een saldo van € 565.346,02 bij de ING rekening van het DGF is. De saldoregulatie is wel uitgevoerd op 2-1-2019. Op het Saldobiljet 2018 die wij van het Agentschap van de Generale Thesaurie Ministerie van Financiën hebben ontvangen is de saldoregulatie wel meegenomen. Dit is onterecht omdat de saldoregulatie niet heeft plaatsgevonden in 2018 maar in 2019. In overleg met Agentschap van de Generale Thesaurie Ministerie van Financiën is besloten dit hier toe te lichten. |
23.981 |
Balanspost 7. Schulden buiten begrotingsverband De post schulden buiten begrotingsverband betreft een EU ontvangst. Omdat het een voorschot betreft is het nog niet mogelijk om deze aan de desbetreffende financiers toe te wijzen. |
864 |
Balanspost 10. Vorderingen De post vorderingen betreft het saldo openstaande vorderingen per 31-12-2018. In juli 2018 is de heffing overgangsregeling 2018 opgelegd bij Pluimveehouders. Ongeveer 300 pluimveehouders hebben bezwaar aangetekend tegen deze (hoge) heffing. In de keten is afgesproken een terughoudend debiteurenbeleid te voeren. Op deze vorderingen zijn geen aanmaningen verzonden. Per jaareinde was reeds 65 % van het opgelegde bedrag geïnd. Vanaf oktober worden de heffing bij pluimveehouders per opzet opgelegd. In oktober zijn 1.364 facturen 0pgelegd (€ 9,3 mln), eind november € 975 (€ 3,6 mln) en eind december 966 vorderingen (€ 3,2 mln). Ultimo 2018 waren de facturen van november en december nog niet vervallen. Van de facturen die in oktober zijn opgelegd was 80 % (€ 7,4 mln) voldaan. Van de openstaande vorderingen per 31 december 2018 was € 4,893 mln nog niet vervallen, € 1,954 mln vervallen tussen 31 en 60 dagen en € 4,442 mln ouder dan 90 dagen. |
11.286 |
Balanspost 10a. Tegenrekeningen vorderingen De post tegenrekeningen vorderingen betreft het saldo van de tegenrekeningen van de openstaande vorderingen per 31-12-2018. |
11.286 |
Balanspost 12. Voorschotten Zie verklarende tabel hieronder: Afwikkeling voorschotten |
7.753 |
Openstaande voorschotten per 01-01-2018 | 7.725 |
Opgeboekte voorschotten in 2018 | 7.753 |
Afgewikkelde voorschotten in 2018 | 7.725 |
Openstaande voorschotten per 31-12-2018 | 7.753 |
Balanspost 12a. Tegenrekening voorschotten De post tegenrekening voorschotten betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening voorschotten per 31 december 2018. |
7.753 |
Balanspost 13. Garantieverplichtingen | 88.064 |
Uitgangsbedragen volgens convenant (2015) | 129.199 |
Indexatie 2015 t/m 2017 | 2.362 |
Geïndexeerde uitgangsbedragen | 131.561 |
Ontvangsten van de sectoren 2015 t/m 2018 ihkv convenant | 43.497 |
Garantstelling per 31-12-2018 | 88.064 |
Vanaf 31 december 2017 wordt er geen indexatie meer toegepast. | |
Balanspost 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen De post tegenrekening garantieverplichtingen betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening garantieverplichtingen per 31 december 2018. |
88.064 |
Balanspost 14. Andere verplichtingen De post Andere verplichtingen betreft het saldo per 31-12-2018 van de toezegging GD 2018 minus de betalingen op die toezegging in het kalenderjaar 2018. In de voorgaande jaren is deze post niet opgenomen omdat de post niet als onvoorwaardelijke financiële verplichting is gezien. Indien de post in 2017 was opgenomen was de omvang K€ 1.931 geweest. |
1.413 |
Balanspost 14a. Tegenrekening andere verplichtingen De post tegenrekening andere verplichtingen betreft het saldo van de tegenrekening van de rekening andere verplichtingen per 31 december 2018. |
1.413 |
E. BIJLAGEN
BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK
Deze bijlage bevat informatie over het toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), bedoeld in artikel 44a van de Comptabiliteitswet 2001. De bijlage wordt gesplitst in een overzichtstabel met RWT’s en ZBO’s die onder het desbetreffende moederdepartement vallen en een tabel met aanvullende (financiële) informatie voor grote RWT’s en ZBO’s (baten > 50 miljoen euro) – eveneens voor zover ze onder het moederdepartement vallen.
Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Nee | |||||
Totale baten | 181.302 | 187.889 | 6.587 | 190.277 | |
Totale lasten | 185.834 | 191.938 | 6.104 | 191.289 | |
Saldo van baten en lasten | – 4.532 | – 4.049 | 483 | 1.012 |
Ja | |||||
Totale baten | |||||
Totale lasten | |||||
Saldo van baten en lasten | |||||
Toelichting bijzonderheden Voor genoemde waarborginstelling geldt geen wettelijke verplichting voor het uitvoeren van een accountantscontrole op de jaarrekening, om die reden zijn hier geen cijfers vermeld. |
Nee | |||||
Totale baten | 202.089 | 210.336 | 8.247 | 211.939 | |
Totale lasten | 201.810 | 217.895 | 16.085 | 188.645 | |
Saldo van baten en lasten | 279 | – 7.559 | – 7.838 | 23.294 |
Ja | |||||
Totale baten | |||||
Totale lasten | |||||
Saldo van baten en lasten | |||||
Toelichting bijzonderheden Het betreft hierbij alleen het bestuur van de NEa (0,6 FTE). Het apparaat van de NEa is vormgegeven in een agentschap. Het bestuur heeft geen eigen begroting. |
Nee | |||||
Totale baten | 14.223 | 14.595 | 372 | 14.618 | |
Totale lasten | 14.393 | 14.415 | 22 | 14.474 | |
Saldo van baten en lasten | – 170 | 180 | 350 | 144 |
Ja | |||||
Totale baten | |||||
Totale lasten | |||||
Saldo van baten en lasten | |||||
Toelichting bijzonderheden ACM heeft geen eigen begroting. Ook heeft ACM een kas-verplichtingen-stelsel, waardoor er geen begrote en evenmin gerealiseerde baten en lasten zijn. De financiering van ACM gebeurt voor ongeveer 75% uit de EZK-begroting en ongeveer 25% door de markt. |
Nee | |||||
Totale baten | 106.703 | 113.479 | 6.776 | 109.609 | |
Totale lasten | 69.772 | 71.837 | 2.065 | 72.805 | |
Saldo van baten en lasten | 36.931 | 41.642 | 4.711 | 36.804 |
Ja | |||||
Totale baten | 451.810 | 500.904 | 49.094 | 453.489 | |
Totale lasten | 448.810 | 442.589 | – 6.221 | 439.333 | |
Saldo van baten en lasten | 3.000 | 58.315 | 55.315 | 14.156 | |
Toelichting bijzonderheden In de tabel zijn de cijfers van een jaar eerder opgenomen. Tijdens het opstellen van het jaarverslag van EZ was de jaarrekening 2018 van TNO niet beschikbaar. |
Ja | |||||
Totale baten | 17.223 | 16.269 | |||
Totale lasten | 17.058 | 15.097 | |||
Saldo van baten en lasten | 165 | 1.172 | |||
Toelichting bijzonderheden Totale begroting van VSL (RWT) is niet aanwezig. VSL levert alleen de begroting aan voor de producten van EZ. De financiering van VSL gebeurt voor ongeveer 50% uit de EZK-begroting en 50% door derden. De jaarrekening van VSL over 2018 was tijdens het opstellen van het jaarverslag van EZ niet beschikbaar. Hierdoor zijn de cijfers van een jaar eerder opgenomen. |
Ja | |||||
Totale baten | |||||
Totale lasten | |||||
Saldo van baten en lasten | |||||
Toelichting bijzonderheden Voor genoemde waarborginstelling geldt geen wettelijke verplichting voor het uitvoeren van een accountantscontrole op de jaarrekening, om die reden zijn hier geen cijfers vermeld. |
Totale baten | 181.302 | 187.889 | 6.587 | 190.277 |
Bijdrage moederdepartement | 143.193 | 146.457 | 3.264 | 151.067 |
Bijdrage overige departementen | 29.330 | 33.383 | 4.053 | 29.275 |
Tarieven/facturaties derden | 0 | 0 | 0 | 0 |
Premies | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige baten | 8.779 | 8.049 | – 730 | 9.936 |
Totale lasten | 185.834 | 191.938 | 6.104 | 191.289 |
Apparaatskosten | 185.834 | 191.938 | 6.104 | 191.290 |
waarvan personele kosten | 144.802 | 153.216 | 8.414 | 149.908 |
waarvan materiële kosten | 41.032 | 38.722 | – 2.310 | 41.382 |
Programmakosten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | – 4.532 | – 4.049 | 483 | – 1.012 |
Toelichting op de verschillen: Baten Doordat er steeds meer behoefte is aan statistieken kan het CBS met het basisbudget niet voldoen aan de totale vraag. Het CBS voert daarom naast het basisprogramma ook aanvullende statistische diensten uit. Deze dienstverlening wordt direct door de gebruikers (voornamelijk departementen) bekostigd. |
Totale baten | 202.089 | 210.336 | 8.247 | 211.939 |
Bijdrage moederdepartement | 111.060 | 113.406 | 2.346 | 116.665 |
Bijdrage overige departementen | 7.933 | 7.015 | – 918 | 0 |
Tarieven/facturaties derden | 65.126 | 75.086 | 9.960 | 74.114 |
Premies | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige baten | 17.970 | 14.829 | – 3.141 | 21.160 |
Totale lasten | 201.810 | 217.895 | 16.085 | 188.645 |
Apparaatskosten | 201.810 | 218.074 | 16.264 | 188.645 |
waarvan personele kosten | 151.534 | 174.765 | 23.231 | 148.676 |
waarvan materiële kosten | 50.276 | 43.309 | – 6.967 | 39.969 |
Programmakosten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 0 | – 179 | – 179 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 279 | – 7.559 | – 7.838 | 23.294 |
Toelichting op de verschillen: Baten Aan de batenkant zijn de opbrengsten bij tarieven/facturaties hoger dan geraamd. Door extra bedrijvigheid vanwege de economische groei en de toename van het aantal ingeschreven bedrijven zijn er meer opbrengsten gerealiseerd dan geraamd binnen de categorieën HR informatieproducten, exportdocumenten en inschrijfvergoedingen. De overige baten zijn lager dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de geplande verkoop van het pand in Breda niet in 2018 heeft plaatsgevonden (effect € 2,5 mln). Verder is de vulling van het UBO register niet in 2018 gestart. Hier staan ook lagere kosten voor uitbesteed werk en andere externe kosten tegenover. Lasten De hogere personele kosten worden verklaard door de sterke groei in het aantal inschrijvingen van ondernemers gedurende het jaar, het opbouwen van een zogenaamde flexpool om de krimp als gevolg van digitalisering geruisloos te kunnen opvangen en de inhuur van IT-medewerkers. De lagere materiele kosten worden met name veroorzaakt doordat de kosten van automatisering, onderhoud, licenties en externe dienstverlening lager zijn uitgevallen dan geraamd. |
Totale baten | 106.703 | 113.479 | 6.776 | 109.609 |
Bijdrage moederdepartement | ||||
Bijdrage overige departementen | ||||
Tarieven/facturaties derden | 1.230 | 1.852 | 622 | 590 |
Premies | ||||
Overige baten | 105.473 | 111.627 | 6.154 | 109.019 |
Totale lasten | 69.772 | 71.837 | 2.065 | 72.805 |
Apparaatskosten | 1.640 | 1.375 | – 265 | 1.314 |
waarvan personele kosten | 1.143 | 998 | – 145 | 970 |
waarvan materiële kosten | 497 | 377 | – 120 | 344 |
Programmakosten | 68.132 | 70.462 | 2.330 | 71.491 |
Overige lasten | ||||
Saldo van baten en lasten | 36.931 | 41.642 | 4.711 | 36.804 |
Totale baten | 451.810 | 500.904 | 49.094 | 453.489 |
Bijdrage moederdepartement | 169.481 | 176.493 | 7.012 | 176.257 |
Bijdrage overige departementen | ||||
Tarieven/facturaties derden | 272.214 | 249.118 | – 23.096 | 254.420 |
Premies | ||||
Overige baten | 10.115 | 75.293 | 65.178 | 22.812 |
Totale lasten | 448.810 | 442.589 | – 6.221 | 439.333 |
Apparaatskosten | 438.729 | 443.535 | 4.806 | 435.480 |
waarvan personele kosten | 278.339 | 281.316 | 2.977 | 266.885 |
waarvan materiële kosten | 160.390 | 162.219 | 1.829 | 168.595 |
Programmakosten | ||||
Overige lasten | 10.081 | – 946 | – 11.027 | 3.853 |
Saldo van baten en lasten | 3.000 | 58.315 | 55.315 | 14.156 |
Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bureau Beheer Landbouwgronden | Nee | ||||
Totale baten | 27.003 | 28.280 | 1.277 | 15.621 | |
Totale lasten | 59.823 | 25.091 | – 34.732 | 19.007 | |
Saldo van baten en lasten | – 32.820 | 3.189 | 36.009 | – 3.386 | |
Staatsbosbeheer | Nee | ||||
Totale baten | 180.215 | 197.911 | 17.696 | 187.886 | |
Totale lasten | 179.885 | 197.170 | 17.285 | 186.666 | |
Saldo van baten en lasten | 330 | 741 | 411 | 1.220 | |
Wageningen Research | Nee | ||||
Totale baten | 313.150 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 299.414 | |
Totale lasten | 306.850 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 291.125 | |
Saldo van baten en lasten | 6.300 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 8.289 | |
Centrale Commissie Dierproeven | Ja | ||||
Totale baten | 2.017 | 2.255 | – 238 | 1.938 | |
Totale lasten | 2.017 | 2.255 | – 238 | 1.938 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Toelichting bijzonderheden | Het ZBO CCD bestaat nu vier jaar en heeft nog geen eigen vermogen opgebouwd. Het negatieve resultaat over 2018 is gecompenseerd door het Ministerie van LNV | ||||
NAK | Nee | ||||
Totale baten | 21.404 | 22.889 | 1.485 | 22.134 | |
Totale lasten | 21.665 | 22.930 | 1.265 | 22.080 | |
Saldo van baten en lasten | – 261- | – 41 | 220 | 54 | |
SKAL | Nee | ||||
Totale baten | 5.197 | 4.721 | – 476 | 4.529 | |
Totale lasten | 5.142 | 5.287 | 145 | 4.333 | |
Saldo van baten en lasten | 55 | – 566 | – 511 | 196 | |
BKD | Nee | ||||
Totale baten | 9.545 | 8.859 | – 686 | 9.094 | |
Totale lasten | 9.445 | 8.929 | – 516 | 8.975 | |
Saldo van baten en lasten | 100 | – 70 | – 170 | 119 | |
Naktuinbouw | Nee | ||||
Totale baten | 28.959 | 29.832 | 873 | 28.188 | |
Totale lasten | 29.052 | 29.833 | 781 | 27.792 | |
Saldo van baten en lasten | – 93 | – 1 | 92 | 396 | |
Toelichting bijzonderheden | Naktuinbouw verricht diverse werkzaamheden in opdracht van de Raad voor plantenrassen, zoals vastgelegd in een driepartijenovereenkomst uit 2007. De gerelateerde kosten en opbrengsten zijn verwerkt in de begroting en realisatie van Naktuinbouw. | ||||
KCB | Nee | ||||
Totale baten | 16.860 | 17.880 | 1.020 | 17.138 | |
Totale lasten | 16.860 | 17.514 | 654 | 16.812 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 366 | 366 | 326 | |
Grondkamers | Nee | ||||
Totale baten | 2.400 | 2.261 | – 139 | 2.410 | |
Totale lasten | 2.851 | 2.759 | – 92 | 2.804 | |
Saldo van baten en lasten | – 451 | – 497 | – 46 | – 394 | |
CTGB | |||||
Totale baten | 17.984 | 17.002 | – 982 | 15.941 | |
Totale lasten | 17.734 | 15.832 | – 1.902 | 15.794 | |
Saldo van baten en lasten | 150 (na dotatie 100 in voorziening) | 960 (na dotatie 210 in voorziening) | 810 | 45 (na 102 dotatie in voorziening) | |
COKZ | |||||
Totale baten | 8.784 | 9.153 | 369 | 8.697 | |
Totale lasten | 8.741 | 9.105 | 364 | 8.592 | |
Saldo van baten en lasten | 43 | 48 | 5 | 105 | |
Rendac Categorie 1- en 2 kadavers | Nee | ||||
Totale baten | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 27.516 | ||
Totale lasten | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 29.148 | ||
Saldo van baten en lasten | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 1.632 | ||
Kamer voor de binnenvisserij | |||||
Totale omzet | 0.274 | 0.302 | 0.327 | 0.326 | |
Raad voor plantenrassen | |||||
Totale baten | 4.986 | 5.099 | 113 | 4.851 | |
Totale lasten | 4.986 | 5.099 | 113 | 4.851 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Staatsbosbeheer | ||||
Totale baten | 180.215 | 197.911 | 17.696 | 187.886 |
Bijdrage moederdepartement | 25.952 | 26.967 | 995 | 26.669 |
Bijdrage overige departementen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Tarieven/facturaties derden | 94.262 | 107.920 | 13.658 | 101.411 |
Premies | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige baten | 60.001 | 63.024 | 3.043 | 59.806 |
Totale lasten | 179.885 | 197.170 | 17.285 | 186.666 |
Apparaatskosten | 71.458 | 81.053 | 9.595 | 76.063 |
waarvan personele kosten | 71.458 | 81.053 | 9.595 | 76.063 |
waarvan materiële kosten | ||||
Programmakosten | 108.027 | 116.117 | 8.090 | 110.377 |
Overige lasten | 400 | 0 | – 400 | 226 |
Saldo van baten en lasten | 330 | 741 | 411 | 1.220 |
Wageningen research | ||||
Totale baten | 313.150 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 299.414 |
Bijdrage moederdepartement | 126.744 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 120.408 |
Bijdrage overige departementen | 0 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 1.406 |
Tarieven/facturaties derden | 147.055 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 135.365 |
Premies | 0 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 0 |
Overige baten | 39.351 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 42.235 |
Totale lasten | 306.850 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 291.125 |
Apparaatskosten | 251.300 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 243.211 |
waarvan personele kosten | 187.600 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 175.896 |
waarvan materiële kosten | 63.700 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 67.315 |
Programmakosten | 55.550 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 47.914 |
Overige lasten | ||||
Saldo van baten en lasten | 6.300 | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | Nog niet bekend ten tijde van publicatie | 8.289 |
BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK
Afgerond evaluatie- en overig onderzoek Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Goed functionerende economie en markten | 1 | 2021 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS | 1 | 2017 | Kamerstuk 25 268, nr. 148 | |
Commissie van Aanbestedingsexperts | 1 | 2019 | Uitgesteld naar 2019. | |
2. Overig onderzoek | ||||
Universele postdienst (UPD) | 1 | 2017 | Kamerstuk 29 502, nr. 140 | |
Agentschap Telecom | 1 | 2019 | Uitgesteld naar 2019. Voorgaande agentschapsdoorlichting is in 2014 afgerond. | |
Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied | 1 | 2018 | Kamerstuk 32 768, nr. 11 |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 1
Evaluatie aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied
In 2017/2018 is de Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid (ADV) geëvalueerd; er is onder andere gekeken of deze wet zou kunnen worden opgenomen in de Aanbestedingswet 2012. Daarnaast had deze evaluatie als doel om de huidige stand van zaken met betrekking tot de wet te schetsen. De evaluatie is in februari 2018 samen met een evaluatierapport van de Europese richtlijn onderliggend aan de ADV naar de Kamer gestuurd. In de evaluatiebrief staat dat er niet voor gekozen is om de ADV op te nemen in de Aanbestedingswet 2012. De belangrijkste reden voor het niet samenvoegen van de twee wetten is dat de Aanbestedingswet 2012 door het toevoegen van de ADV onnodig complex zou worden, terwijl de twee wetten duidelijk verschillende gebruikers hebben. Daarnaast bevat de evaluatie aanvullende statistieken en gebruikerservaringen uit Nederland.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Doorlichting artikel 2 | 2 | 2020 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Evaluatie MIT | 2 | 2017 | Kamerstuk 32 637, nr. 276 | |
Ruimtevaart | 2 | 2018 | Kamerstuk 24 446, nr. 62 | |
Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (TNO, Deltares, Marin, NLR, ECN, Wageningen Research) | 2/4/6 | 2017 | Kamerstuk 32 637, nr. 274 | |
Intellectueel Eigendomsbeleid | 2 | 2018 | Kamerstuk 30 635, nr. 5 | |
Groeifaciliteit | 2 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 344 | |
Scheepsbouwgarantieregeling | 2 | 2017 | Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 136 | |
Digitale agenda / ICT-beleid | 2 | 2017 | Kamerstuk 30 991, nr. 33 | |
Toerisme / NBTC | 2 | 2019 | Uitgesteld naar 2019 | |
Valorisatieprogramma | 2 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 339 | |
Ondernemerspleinen / KVK | 2 | 2017 | Kamerstuk 32 637, nr. 302 | |
Evaluatie Rijkscofinanciering EFRO/Interreg (2007–2013) | 2 | 2017 | Kamerstuk 21 501-08, nr. 706 | |
WBSO/RDA | 2 | 2019 | Deze evaluatie wordt naar verwachting in het voorjaar van 2019 afgerond en aan de Tweede Kamer aangeboden. | |
Fiscale ondernemerschapsregelingen | 2 | 2017 | Kamerstuk 31 311, nr. 186 | |
2. Overig onderzoek | ||||
Doorlichting en evaluatie Topsectorenaanpak | 2 | 2017 | Kamerstuk 32 637, nr. 289 | |
SBIR | 2 | 2017 | Kamerstuk 33 009, nr. 46 |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 2
Evaluatie van Ruimtevaartbeleid (2012–2016)
Op 22 mei 2018 is de evaluatie van het Nederlandse Ruimtevaartbeleid naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie. De evaluatie is uitgevoerd door Dialogic en heeft betrekking op de periode 2012–2016. De evaluatie is verricht met kwalitatieve onderzoeksmethoden. De evaluatie onderstreept dat in 2012–2016 een geleidelijke transitie is ingezet om naast de zogenoemde upstream (raket- en satelliettechnologie) ook in te zetten op downstream en toepassingen (dataverwerking en toepassingen van satellietdata). De evaluatie noemt het bestaande Satellietdataportaal en de SBIR (instrument om private R&D voor publieke doelen te mobiliseren) als succesvolle instrumenten. De wetenschappelijke kwaliteit van ruimtevaartonderzoek wordt als goed beoordeeld en in sommige niches zelfs als uitstekend. De micro- en macro-doelmatigheid (verhouding kosten versus baten) geven geen aanleiding tot zorg.
De beleidsevaluatie bevat ook een aantal aanbevelingen en verbetersuggesties, die EZK als een aansporing beschouwt om het ruimtevaartbeleid te verbeteren. De aanbevelingen/suggesties hebben onder andere betrekking op het SMART formuleren van de doelstellingen van het ruimtevaartbeleid, het vergroten van de synergie met de industrie en het beter benutten van de rol van de overheid als (launching) customer.
Evaluatie van Intellectueel Eigendomsbeleid (2012–2017)
Op 9 november 2018 is de evaluatie van het Intellectueel Eigendomsbeleid (IE-beleid) naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie. De evaluatie is uitgevoerd door Technopolis en heeft betrekking op de periode 2012–2017. De evaluatie is verricht met kwalitatieve onderzoeksmethoden. Technopolis oordeelt dat binnen het huidige lE-stelsel kennis effectief kan worden beschermd en benut voor innovatieve producten en diensten. lE-rechten geven innovatie een impuls door het exclusieve recht op uitbating, de aantrekkingskracht die ze uitoefenen op investeerders en de mogelijkheid tot het delen van kennis. Daarmee is IE-beleid een belangrijk onderdeel van de instrumentenmix ter bevordering van innovatie.
De evaluatie geeft EZK aanknopingspunten om het systeem van IE-rechten en -uitvoerings-organisaties beter en toegankelijker te maken, met name voor kleine gebruikers die relatief vaak opzien tegen kosten en complexiteit van IE-benutting. Hiervoor wordt onder meer de Rijksoctrooiwet vereenvoudigd, het online IE-platform versterkt en kijkt EZK naar de rol van OCNL voor strategisch IE-advies en ondersteuning van Technology Transfer Offices.
De Groeifaciliteit (GF)
De Groeifaciliteit (GF) is een in 2006 opgerichte garantieregeling. Op grond van de GF verstrekt de Nederlandse staat een garantstelling op achtergestelde leningen van banken en op investeringen van participatiemaatschappijen voor de financiering van mkb-bedrijven om te helpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van de Rotterdam School of Management, het Erasmus Centre for Entrepreneurship en Dialogic.39 De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd. In de evaluatie is nagegaan in hoeverre de regelingen in de periode 2012–2017 doeltreffend en doelmatig waren.
De onderzoekers concluderen dat de GF in de afgelopen jaren zijn nut heeft bewezen in het Nederlands financieringslandschap. Financiers doen dankzij de garantstelling investeringen in bedrijven die zij anders niet zouden doen. Zij zouden ook minder risicodragend vermogen verstrekt hebben en het aantal transacties zou lager zijn. De GF heeft de toegang tot risicokapitaal vergroot. Vooral de industrie en de groot- en detailhandel maken er gebruik van. De GF wordt vooral gebruikt om groei te versnellen en voor overnames en de noodzaak ervoor zou kunnen samenhangen met de conjunctuur. Hoe beter het gaat met de economie hoe minder behoefte er is aan de faciliteit (vooral ten aanzien van het versterken van het buffervermogen), volgens de onderzoekers. Zoals vorig jaar aangekondigd zal met de komst van Invest-NL de GF worden uitgefaseerd en afgeschaft in 2020, omdat de doelen van de Groeifaciliteit alsdan ook kunnen worden bereikt via Invest-NL. Dit jaar zal worden gebruikt om het alternatief bij Invest-NL uit te werken. De GF blijft tot die tijd nog operationeel bij RVO.nl.
Valorisatieprogramma
Het Valorisatieprogramma 2010–2018 is in opdracht van EZK en OCW geëvalueerd door Dialogic op basis van een kwalitatief onderzoek. Het evaluatierapport is op 4 juli 2018 (Kamerstuk 32 637, nr. 317) naar de Kamer gestuurd. Uit de evaluatie van Dialogic kwam naar voren dat het programma een aanjagende rol heeft vervuld, waardoor de aandacht voor kennisbenutting bij regionale overheden en kennisinstellingen is toegenomen. De consortia hebben met steun van het programma hun valorisatie-infrastructuur verder op orde gebracht. Daarnaast is met het programma een ondernemende houding bij onderzoekers, studenten en docenten aangewakkerd, zijn er nieuwe netwerken ontstaan en is geëxperimenteerd met nieuwe vormen van ondersteuning. Aandachtspunt is volgens de evaluatie dat de cultuuromslag binnen kennisinstellingen nog niet voltooid is en dat consortia onvoldoende geleerd hebben van «best practices» van andere consortia. Volgens Dialogic is het nog te vroeg om de economische effecten van het programma vast te stellen.
Op 11 december 2018 (Kamerstuk 32 637, nr. 339) is de beleidsreactie op deze evaluatie naar de Kamer gestuurd. Om invulling te geven aan de aanbevelingen wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de thematische samenwerking tussen kennisinstellingen met de TTT-regeling, wordt de financiering en ondersteuning van valorisatie steeds meer geïntegreerd in de financiering en het beleid voor innovatie en ondernemerschap en wordt ingezet op de kennisbenutting en kennisverspreiding naar het mkb vanuit de kennisinstellingen.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Doorlichting artikel 3 | 3 | 2020 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Innovatiekrediet | 3 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 344 | |
Seed Capital regeling | 3 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 344 | |
Dutch Venture Initiative | 3 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 344 | |
Business Angels / Informal investors | 3 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 344 | |
Vroege fase financiering | 3 | 2018 | Kamerstuk 32 637, nr. 344 |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 3
Evaluatie van Innovatiekrediet (2012–2017)
De evaluatie is uitgevoerd door een consortium bestaande uit SEO Economisch Onderzoek en Technopolis en heeft betrekking op de periode 2012–2017. De evaluatie is verricht met kwalitatieve en kwantitatieve (econometrische) onderzoeksmethoden.
De evaluatie laat zien dat de belangrijkste doelstellingen van het Innovatiekrediet worden behaald. Er wordt geconstateerd dat het Innovatiekrediet een belangrijke rol speelt bij het rondkrijgen van de financiering voor de projecten waarvoor het wordt ingezet. Hiermee helpt het Innovatiekrediet ook om innovatieprojecten sneller tot stand te laten komen. Er volgt ook een verhoging van R&D-inspanningen, zoals blijkt uit de econometrische analyses. Het ontvangen van Innovatiekrediet zorgt verder voor meer werkgelegenheid bij de ontvangende bedrijven. Het rapport concludeert dat RVO.nl goed invulling weet te geven aan de manier waarop aanvragen worden beoordeeld, duidelijk is in de documentatie die van aanvragers en gebruikers wordt verwacht en in de afspraken die worden gemaakt met gebruikers.
De evaluatie laat ook aandachtspunten zien, zoals de benutting van het instrument door verschillende sectoren, de transparantie van het beoordelingsproces en beoordelingscriteria en de aansluiting op vervolgfinanciering. In de Kamerbrief is opgenomen hoe beleidsmatig met de aandachtspunten wordt omgegaan. De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd.
Seed Capital regeling
De Seed Capital regeling, gestart in 2005, richt zich op startups die moeite hebben om aan risicokapitaal te komen. De regeling werkt via fondsvorming en tracht zo de beschikbare hoeveelheid risicodragend kapitaal voor startups te vergroten en hun ideeën om te zetten in toepasbare producten of diensten. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van de Rotterdam School of Management, het Erasmus Centre for Entrepreneurship en Dialogic.40 De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd. In de evaluatie is nagegaan in hoeverre de regelingen in de periode 2012–2017 doeltreffend en doelmatig waren.
Zoals de evaluatie concludeert is de Seed hierin geslaagd. Tussen 2005 en 2017 is er door Seed fondsen € 279,9 mln geïnvesteerd in 342 unieke bedrijven. Iets meer dan de helft van dit bedrag is ingebracht door private partijen. De Seed Capital regeling is conform de doelstelling gedeeltelijk revolverend (de doelstelling is 60–80%). Van de investeringen tussen 2005 en 2010 is inmiddels 61% terugverdiend door de overheid. De onderzoekers concluderen dat zonder de Seed fondsen in minder bedrijven zouden hebben geparticipeerd en minder middelen bij andere investeerders hebben opgehaald of zelfs helemaal niet in de Seedfase hebben kunnen investeren wegens gebrek aan belangstelling bij private investeerders. Dit toont de additionaliteit aan van de regeling.
Het Dutch Venture Initiative (DVI)/ Business Angels / Informal investors
Het Dutch Venture Initiative (DVI) is bedoeld om innovatieve bedrijven die snel groeien (scale-ups) betere toegang tot risicokapitaal te geven. DVI bestaat uit twee zogenaamde dakfondsen (fondsen die op hun beurt investeren in andere fondsen); DVI-I en DVI-II. De twee DVI-fondsen investeren in private venture capital fondsen die vervolgens in snelgroeiende innovatieve ondernemingen investeren. DVI investeert vaak als eerste in een fonds waarna private investeerders ook instappen. Het eerste DVI-I is opgericht in 2013 en omvat in totaal € 202,5 mln. DVI-II is in 2016 opgericht en omvat € 200 mln. DVI-I en DVI-II zijn opgezet met een bijdrage van het Ministerie van EZK. Het DVI vergroot de beschikbaarheid van risicokapitaal in het grotere segment (fondsen van > € 30 mln). De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van de Rotterdam School of Management, het Erasmus Centre for Entrepreneurship en Dialogic.41 De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd. In de evaluatie is nagegaan in hoeverre de regelingen in de periode 2012–2017 doeltreffend en doelmatig waren.
De onderzoekers concluderen dat het aannemelijk is dat de Nederlandse risicokapitaalsector zonder DVI (onder meer door gebrek aan middelen en perspectief) aanmerkelijk minder ver ontwikkeld zou zijn.
Vroegefasefinanciering
De Vroegefasefinanciering (VFF), die in 2014 als instrument van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van start is gegaan, is er op gericht innovatieve starters of MKB-ondernemingen door middel van leningen te ondersteunen bij de ontwikkeling van innovatieve producten of diensten in de «proof-of-concept» fase. De VFF bestaat inmiddels vier jaar en is nu voor het eerst geëvalueerd door KPlusV. Deze evaluatie is gebaseerd op relevante documenten, studies en Kamerstukken, aangevuld met interviews, een enquête en case studies. De evaluatie is tezamen met andere evaluaties van financieringsinstrumenten en voorzien van een beleidsreactie op 4 februari 2019 naar de Kamer gestuurd.
Uit de evaluatie blijkt dat de VFF haar beoogde rol voor ondernemers vervult, omdat zij een unieke doelgroep weet te bereiken die anders niet aan financiering kan komen. Ondernemers die financiering vanuit de VFF ontvangen hebben meer «proof-of-concepts» gerealiseerd dan ondernemers die zijn afgewezen voor de VFF. De inzichten die in de uitvoering van de regeling zijn opgedaan, kunnen nu ingezet worden voor een vervolg van de VFF. Er zal worden onderzocht of de VFF haar rol nog beter kan blijven vervullen door het instrument te verbinden aan de regionale ecosystemen, deze nog beter aan te passen aan de behoeften van ondernemers en financiers en door een duidelijke rolverdeling te bespreken met de regio's.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering | 4 | PM1 | ||
Klimaat2 | 4 | 2018 | Kamerstuk 30 991, nr. 34 | |
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Proeftuinen Smart Grids | 4 | 2019 | De evaluatie van subsidieregeling energie en innovatie (proeftuinen intelligente netten) is uitgelopen doordat nog niet alle proeftuinen waren afgerond. Inmiddels zijn de proeftuinen afgerond. | |
Topsector Energie: evaluatie topsectorenaanpak | 4 | 2017 | Kamerstuk 32 637, nr. 289 | |
ECN | 4 | 2017 | Kamerstuk 32 637, nr. 274 | |
Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012) | 4 | 2018 | Kamerstuk 32 849, nr. 131 | |
Salderingsregeling | 4 | 2017 | Kamerstuk 31 239, nr. 251 | |
Subsidieregeling innovatie hernieuwbare energie | 4 | 2017 | Kamerstuk 30 196, nr. 572 | |
Demonstratie energie-innovatie (DEI) | 4 | 2017 | Kamerstuk 30 196, nr. 572 | |
Topsector Energie: TKI tenderregelingen | 4 | 2017 | Kamerstuk 30 196, nr. 572 | |
Postcoderoosregeling | 4 | 2018 | Kamerstuk 31 239, nr. 287 | |
Subsidie indirecte emissiekosten ETS | 4 | 2017 | Kamerstuk 30 196, nr. 569 | |
Energie Investeringsaftrek (EIA) | 4 | 2018 | Kamerstuk 34 785, nr. 91 | |
2. Overig onderzoek | ||||
IBO Grondvergoedingen | 4 | 2019 | Het onderzoek is uitgevoerd als onderdeel van het IBO Grondvergoedingen Energievoorzieningen. Het rapport wordt in 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden als bijlage van de kabinetsappreciatie van het IBO Grondvergoedingen Energievoorzieningen. | |
Tussenevaluatie energie-audits (op basis van Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED)) | 4 | 2018 | Kamerstuk 31 209, nr. 220 | |
Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) | 4 | 2019 | Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd. Dit dossier hangt samen met de invoering van de Omgevingswet. Het rapport en de beleidsreactie zullen in samenhang aan de Tweede Kamer worden aangeboden. | |
1 De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126). 2 Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM). |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 4
Beleidsdoorlichting Klimaat
Op 10 december 2018 is de beleidsdoorlichting Klimaat (voormalig IenM-begrotingsartikel 19) naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze doorlichting is in 2017 door de voormalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gestart. Inmiddels is het klimaatbeleid en daarmee ook deze beleidsdoorlichting onder de verantwoordelijkheid van Economische Zaken en Klimaat ondergebracht.
De beleidsdoorlichting is uitgevoerd door KWINK groep in samenwerking met CE Delft. Op grond van het beschikbare onderzoeksmateriaal concluderen de onderzoekers dat er aanwijzingen zijn dat het gevoerde klimaatbeleid in de onderzochte periode (2012 t/m 2016) doeltreffend is geweest, maar dat vanwege de beperkte informatie over de betreffende periode, de vraag naar doelmatigheid en doeltreffendheid in beperkte mate beantwoord kan worden.
De onderzoekers beoordelen de gevoerde regie op nationaal niveau deels als doeltreffend. Hierbij wordt aangegeven dat de regierol niet expliciet was vastgelegd. De regierol op het gebied van monitoring en ex ante evaluatie is doeltreffend uitgevoerd, maar er is minder aandacht geweest voor de ex post evaluatie van het (samenhangende) klimaatbeleid in de verschillende sectoren, of het overkoepelende Nederlandse klimaatbeleid. De onderzoekers beoordelen de regiefunctie op internationaal beleid als doeltreffend. Ze geven aan dat de onderhandelingsinzet van het kabinet veelal gereflecteerd wordt in de besluiten die uiteindelijk zijn vastgesteld.
De doorlichting bevat een aantal aanbevelingen die vooral betrekking hebben op de verbetering van het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het klimaatbeleid en het versterken van de regierol van de rijksoverheid. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting heeft het kabinet onder andere aangegeven dat deze aanbevelingen worden meegenomen bij het opstellen van de governance structuur voor het Klimaatakkoord en het vormgeven van een integraal evaluatieplan voor het nationale klimaatbeleid voor de komende jaren binnen de structuren die voortvloeien uit het wetsvoorstel voor een Klimaatwet.
Tussentijdse beleidsevaluatie Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012)
Op 10 april 2018 is de evaluatie van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 (Wva 2012) naar de Tweede Kamer gestuurd. De evaluatie is uitgevoerd door Trinomics. Met de evaluatie is de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Wva 2012 beoordeeld. De hoofdconclusie van het rapport is dat de huidige wet doeltreffend en goed uitvoerbaar is en effectief en efficiënt invulling geeft aan de internationale voorraadverplichtingen. Het systeem van toewijzing, handhaving en rapportage van de voorraadplicht functioneert goed. COVA geeft op een doelmatige en doeltreffende manier invulling aan haar wettelijke taak. De huidige verdeling van de voorraadplicht tussen COVA en het oliebedrijfsleven is voldoende adequaat. De kosten en baten voor het oliebedrijfsleven zijn als resultaat van de Wva 2012 met elkaar in balans. De voorraadverplichting van het bedrijfsleven wordt grotendeels met eigen voorraden van de bedrijven afgedekt, waar COVA de voorraad als strategische buffer aanhoudt. Het geheel stelt Nederland in staat aan haar voorraadverplichting tegen zo laag mogelijke kosten te voldoen. Aanpassingen in de verdeling zijn dan ook niet noodzakelijk. Wel geeft het rapport in overweging om het aandeel van het bedrijfsleven in de totale voorraadplicht te verhogen. Op basis van de onderzoekresultaten en de thans voorziene ontwikkelingen op de oliemarkt wordt in het rapport vastgesteld dat de Wva 2012, in ieder geval de komende 5 tot 10 jaar, toekomstbestendig is.
Postcoderoosregeling (Regeling Verlaagd Tarief voor duurzaam opgewekte energie)
De Postcoderoosregeling is in 2017 geëvalueerd en op 15 juni 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het evaluatierapport «Evaluatie Regeling Verlaagd Tarief» is opgesteld door onderzoeksbureau Kwink. Het onderzoek is uitgevoerd door Kwink en begeleid door verschillende betrokken partijen. Het onderzoek wijst uit dat er indicaties zijn dat de Postcoderoosregeling bijdraagt aan het stimuleren van energiebewustwording en draagvlak voor de energietransitie bij de beoogde doelgroep. Bovendien slaagt de regeling erin om lokale energieopwek te stimuleren onder mensen die niet de mogelijkheid hebben om zonnepanelen op hun eigen dak te plaatsen. Er is geen andere regeling die gericht is op de stimulering van dit type projecten. Het aantal projecten dat gebruik maakt van de regeling in 2017 blijkt kleiner dan bij de start van de regeling beoogt. Wel verwacht Kwink de komende jaren nog een sterke groei in het gebruik van de regeling. De Postcoderoosregeling is – net als de salderingsregeling – een relatief dure regeling in termen van subsidiekosten per vermeden ton CO2. De uitvoeringskosten van de Postcoderoosregeling zijn relatief hoog (over de gehele looptijd zo'n 16% en in 2017 zo'n 9% van de subsidiekosten), maar de verwachting is dat de uitvoeringskosten per project verder zullen dalen. In lijn met de aanbevelingen van deze evaluatie wordt onderzocht hoe projecten van energiecoöperaties kunnen worden opgenomen in de opvolger van de salderingsregeling. Hiermee wordt beoogd om invulling te geven aan de afspraak uit het Regeerakkoord om te komen tot een regeling voor energiecoöperaties die het mogelijk maakt dat omwonenden makkelijker kunnen participeren in duurzame energieprojecten in hun directe omgeving.
Energie Investeringsaftrek (EIA)
Op 14 juni 2018 is de evaluatie van de Energie Investeringsaftrek (EIA) over de jaren 2012–2017 aan de Tweede Kamer aangeboden. De evaluatie werd door CE Delft verricht. Doel was om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de EIA te beoordelen. De hoofdconclusie van het rapport is dat de huidige wet doeltreffend en goed uitvoerbaar is. Wel beveelt CE Delft een paar wijzigingen aan waaronder verlaging van het aftrekpercentage en verschuiving formele verantwoordelijkheid voor de Uitvoeringsregeling van de Staatssecretaris van Financiën naar de Minister van EZK. Deze aanbevelingen zijn overgenomen. Het aftrekpercentage is verlaagd van 54,5% naar 45%. Ook is bij Belastingplan geregeld dat de formele verantwoordelijkheid conform de aanbevelingen in het evaluatierapport wordt overgeheveld naar de Minister van EZK. Dit heeft in de Wijziging van de Uitvoeringsregeling 2019 die eind december 2018 is gepubliceerd, zijn beslag gekregen. In artikel 3.42 van de wet Inkomstenbelasting 2001 is een horizonbepaling opgenomen met als zichtdatum 1 januari 2024. In 2022 zal een nieuwe evaluatie van de EIA worden opgestart zodat in 2023 bij het opstellen van het Belastingplan voor 2024 een besluit kan worden genomen over voortzetting van de EIA voor de periode daarna.
Tussenevaluatie energie-audits (op basis van Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED))
In Nederland geldt voor grote ondernemingen de plicht om eens in de vier jaar een energie-audit te maken. Deze verplichting vloeit voort uit de Europese richtlijn voor energie-efficiëntie (EED). In 2018 zijn de regelgeving en uitvoering van de energie-auditplicht geëvalueerd. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de regelgeving goed te begrijpen is door ondernemingen en het overgrote deel van de ingediende audits door het bevoegd gezag als voldoende zijn beoordeeld. Met de evaluatie is ook aan het licht gekomen dat veel ondernemingen relatief laat voldaan hebben aan de energie-auditplicht, en dat het energiebesparingseffect van energie-audits in Nederland relatief beperkt is. Het beperkte energiebesparingseffect is vooral het gevolg van het feit dat in Nederland al diverse verplichtingen en initiatieven gelden zoals de Meerjarenafspraken energie-efficiëntie en de verplichte implementatie van rendabele energiebesparingsmaatregelen op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het kabinet heeft het rapport in 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden en aangegeven de regelgeving mede op basis van de evaluatie door te lichten en daar waar nodig voorstellen voor aanpassing te doen.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Artikel 5 Meerjarenprogramma NCG | 5 | 2021 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Afgerond evaluatie- en overig onderzoek Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketen | 6 | 2019 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Evaluatie van rijksregelingen met POP 2-cofinanciering (waaronder Investeringsregeling Jonge Agrariërs, subsidieregeling kleine en grote netwerken, subsidieregeling beroepsopleiding en voorlichting, Demonstratieregeling, Samenwerking bij innovatie NU, functionele agrobiodiversiteit, demoregeling proefprojecten GLB, demoregeling Schoon en Zuinig, Fijnstofmaatregelen en luchtwassers) | 6 | 2017 | Kamerstuk 28 625, nr. 255 | |
Brede weersverzekering | 6 | 2017 | Kamerstuk 31 710, nr. 68 | |
Garantieregeling Landbouw (GL) en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI) | 6 | 2019 | Afronding is voorzien begin 2019 en loopt mee in de beleidsdoorlichting van artikel 6. | |
Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext | 6 | 2019 | Afronding wordt voorzien in 2019. | |
Meetprogramma duurzame stallen, in samenhang met de evaluatie PAS | 6 | 2018 | Kamerstuk 32 670, nr. 140 (zie evaluatie PAS, artikel 8). |
|
Eindevaluatie Europees Visserijfonds | 6 | 2017 | Kamerstuk 32 201, nr. 87 | |
Diergezondheidsfonds (DGF) | 6 | 2019 | Afronding evaluatie wordt begin 2019 voorzien. | |
Meststoffenwet | 6 | 2017 | Kamerstuk 33 037, nr. 193 | |
Programma Internationale Agroketens (PIA) | 6 | 2018 | Kamerstuk 30 252, nr. 23 | |
Voedselzekerheid | 6 | 2019 | Afronding is voorzien in 2019 en loopt mee in de beleidsdoorlichting van artikel 6. | |
COKZ | 6 | 2018 | Besluit over evaluatie valt in kader van Plan van aanpak n.a.v. het advies van de Commissie Sorgdrager d.d. 25-6-18. | |
Raad voor Plantenrassen | 6 | 2017 | Kamerstuk 25 268, nr. 157 | |
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden | 6 | 2017 | Kamerstuk 27 858, nr. 399 | |
Voedingscentrum | 6 | 2019 | Afronding is voorzien in 2019. | |
Plantaardige en biologische keuringsdiensten (NAK, NAKtuinbouw, BKD, KCB) | 6 | 2017 | Kamerstuk 25 268, nr. 157 | |
Tussentijdse evaluatie Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw 2014–2020 | 6 | 2017 | Kamerstuk 32 627, nr. 27 | |
Evaluatie SKAL | 6 | 2018 | Kamerstuk 25 268, nr. 162 | |
2. Overig onderzoek | ||||
Evaluatie Actieplan Stalbranden | 6 | 2017 | Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 138 | |
WOT Natuur en milieu | 6 | 2017 | Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 132 | |
CO2–convenant en systeem glastuinbouw | 6 | 2017 | Kamerstuk 32 813/32 627, nr. 149 |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 6
Meetprogramma duurzame stallen, in samenhang met de evaluatie PAS
De evaluatie van het meetprogramma duurzame stallen wordt betrokken in de evaluatie van de eerste PAS-periode (zie artikel 8). Deze evaluatie vindt in 2020 plaats.
Programma Internationale Agroketens (PIA)
Op 17 december 2018 is de evaluatie van PIA naar de Tweede Kamer verstuurd. De evaluatie heeft aangetoond dat het moeilijk is om de doeltreffendheid van het PIA-instrument eenduidig vast te stellen. Factoren die hierbij een rol spelen zijn o.a. het ontbreken van een «evalueerbare doelstelling», een nulmeting, afgesproken indicatoren voor de meting en systematische monitoring. Daar tegenover staat dat de invloed van externe factoren op het bereiken van de huidige PIA-doelen groot is. Ten aanzien van de doelmatigheid van de PIA-processen hebben de diverse geïnterviewden, met name Landbouwradennetwerk, bevestigd dat ze positief zijn over de werking en processen van het PIA-instrument. Onderzoeksbureau Ecorys heeft verschillende aanbevelingen gedaan, zoals een herformulering van de PIA-doelstellingen, het beter in kaart brengen van de effecten, toekennen van meerjarige budgetten aan Landbouwraden, reserveren van vrije ruimte binnen het PIA-budget voor strategische inzet in specifieke situaties en de actualisatie van de visie op de internationale functie van LNV en bijbehorende doelstellingen.
Evaluatie SKAL
Uit de evaluatie komt naar voren dat SKAL op wettelijk voorgeschreven en kwalitatief voldoende wijze uitvoering geeft aan certificatie en toezicht in de biologische sector, en daarmee de goede aanduiding van producten afkomstig van de biologische productiemethode bevordert. SKAL groeit ook mee met de snelle groei van de biologische sector. Verder opereert SKAL onafhankelijk en transparant en handelt over het algemeen zorgvuldig. Daarnaast wordt geconstateerd dat de methodiek voor risicogebaseerd toezicht een sterk onderdeel is in de controlewerkzaamheden van SKAL. Er wordt geconcludeerd dat SKAL meer aandacht mag besteden aan de verdere ontwikkeling van het interventiebeleid middels het beter benutten van de beschikbare handhavings- en sanctiemogelijkheden. Hetzelfde kan gezegd worden over de effectiviteit van de samenwerking met de NVWA.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Groen onderwijs van hoge kwaliteit | 7 | Niet meer geprogrammeerd1 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Duurzaam Door (voorheen Natuur- en milieueducatie) | 7 | 2017 | Kamerstuk 30 196, nr. 552 | |
Ontwikkeling en beheer Natuurkwaliteit | 7 | 2018 | Kamerstuk 33 576, nr. 143 | |
1 Bij de eerste nota van wijziging op de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 8) zijn de budgetten voor Groen onderwijs grotendeels overgegaan naar de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII). |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 7
Evaluatie kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN)
De evaluatie van het OBN Kennisnetwerk resulteert in een positief beeld. Uit de evaluatie blijkt dat de tripartite samenwerking tussen onderzoek, beheer en beleid in een niet-hiërarchische netwerkstructuur waardevol is en tot goede resultaten leidt. Zo worden normen, leefgebieds- en soortenherstelplannen gebaseerd op OBN-kennis en ligt OBN-kennis ten grondslag aan de in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) gehanteerde procesindicatoren en herstelstrategieën.
De voornaamste aanbeveling uit deze evaluatie is het advies om meer werk te maken van de interactie tussen en binnen de drie OBN-geledingen aan de voorzijde van het proces om tot een betere en meer systematische vraagarticulatie te komen.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||||
Natuur en biodiversiteit | 8 | 2021 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||||
Kroondomeinen | 8 | 2018 | Rapport Auditdienst Rijk: Evaluatie Beheer Natuursubsidies Kroondomein | |
Programmatische Aanpak Stikstof | 8 | 2018 | Kamerstuk 32 670, nr. 140 | |
Staatsbosbeheer | 8 | 2018 | Kamerstuk 29 659, nr. 151 | |
Programma naar een rijke Waddenzee | 8 | 2018 | Kamerstuk 29 684, nr. 163 | |
Herziening Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017 | 8 | 2019 | De herziening van het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland 2013–2017 (NBP-CN) duurt tot 2019 omdat een aantal projecten uit het NBP-CN nog in uitvoering is en omdat het gewenst is relevante informatie af te wachten. Het gaat bij dit laatste om informatie over de Staat van de natuur van Caribisch Nederland, de lessen die getrokken kunnen worden uit de afgelopen periode (2013–2017) en de inmiddels helder geworden budgettaire kaders vanuit de Regio envelop voor Caribisch Nederland (Kamerstuk 29 697, nr. 54). Daarnaast vindt de herziening plaats in nauw overleg met het bestuurscollege van de openbare lichamen. Dit overleg over de definitieve herziening is thans nog gaande. |
|
Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit) | 8 | 2019 | Het evaluatierapport van adviesbureau NewForesight is in november 2018 opgeleverd. Deze is besproken met betrokken partijen en begin 2019 wordt de evaluatie met een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. | |
Evaluatie Natuurpact | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 96 | |
Natuurvisie | 8 | 2017 | Deze evaluatie is gecombineerd met de evaluatie van het Natuurpact, zie: Kamerstuk 33 576, nr. 96 | |
Burgereducatie/IVN | 8 | 2018 | De evaluatie en de kabinetsreactie is opgenomen in de verzamelbrief natuur. Kamerstuk 33 576, nr. 143 | |
Wet natuurbescherming | 8 | 2019 | Deze wet is pas per 1 januari 2017 in werking getreden. De ervaringen met de Wet natuurbescherming worden meegenomen in het Aanvullingsspoor natuur bij de Omgevingswet. | |
In Beslag genomen Goederen (IBG) | 8 | 2018 | Kamerstuk 33 576, nr. 137 | |
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 106 | |
Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 106 | |
Vrijstelling landinrichting | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 106 | |
Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 106 | |
Vrijstelling natuurgrond | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 106 | |
Bosbouwvrijstelling | 8 | 2017 | Kamerstuk 33 576, nr. 106 | |
2. Overig onderzoek | ||||
Balans van de leefomgeving | 8 | 2018 | Door PBL 2018, conform Natuurbeschermingswet. | |
EHS Groot project | 8 | 2018 | Kamerstuk 30 825, nr. 216 | |
Voortgangsrapportage Natuurpact | 8 | Jaarlijks | Betreft de Vierde Voortgangsrapportage Natuur (2018); Kamerstuk 33 576, nr. 140 | |
Natura2000 Doelendocument | 8 | 2019 | Deze actualisatie wordt in 2019 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Samenvatting afgeronde evaluaties 2018 artikel 8
Kroondomeinen
Onderwerp van onderzoek door de Auditdienst Rijk was de beheersing van de ontvangen subsidies door het Kroondomein in de periode 2012–2016 en wat daarvan kan worden geleerd. Kern van de bevindingen is dat het kroondomein het gehele domein van planning, uitvoering en registratie goed beheerst. Het kroondomein werkt met het kwaliteitshandboek van de Federatie Particulier Grondbezit (FPG), heeft verschillende certificaten en legt beheeractiviteiten voor elk natuurtype vast in het jaarverslag. Wat de leerpunten betreft is een sterk punt dat er veel eigen verantwoordelijkheid en ruimte is bij de uitvoerende boswachters om het beheer naar eigen inzicht in te richten, wat het commitment vergroot. Ook de monitoring van aantallen in soorten flora en fauna, basis van alle kennis over natuur, is goed geregeld. Aandachtspunt is dat de documentatie van het behoud van een aantal kenmerkende eigenschappen van de verschillende natuurbeheertypes beter kan.
Programmatische Aanpak Stikstof (tussentijdse evaluatie)
Het PAS is op 1 juli 2015 in werking getreden. De tussenevaluatie PAS, uitgevoerd door adviesbureau TAUW, betreft een tussentijdse evaluatie na drie jaar. De tussenevaluatie is vooral een technische evaluatie van het PAS, met de landelijke monitoringsrapportages als basis. De opstellers van het rapport constateren dat de uitvoering van bron- en herstelmaatregelen op gang is gekomen. De opstellers geven aan dat het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen haalbaar is en blijft. Hieraan dragen de PAS-partners ook bij door het programma regelmatig partieel te herzien (actualisatie), met monitoring de vinger aan de pols te houden en bij te sturen als dat nodig is. De opstellers geven echter ook een aantal belangrijke aandachtspunten mee. Zo is de uitvoering en het effect van de voer- en managementmaatregelen (PAS-bronmaatregel) nog niet goed inzichtelijk te maken. Daarnaast blijkt de beoogde netto-reductie van de ammoniakemissies uit de landbouw nog niet uit de registraties voor het jaar 2016. Veel herstelmaatregelen kennen de nodige voorbereidingstijd en komen aan het einde van het eerste PAS-tijdvak (2021) gereed.
Evaluatie Staatsbosbeheer
Deze evaluatie bevat zowel de wettelijk verplichte evaluatie naar doelmatigheid en doeltreffendheid (iedere vier jaar) als het Convenant EZ/Staatsbosbeheer uit 2014. In zijn evaluatierapport concludeert Ecorys dat Staatsbosbeheer na een aantal turbulente jaren als gevolg van bezuinigingen en reorganisaties goed op weg is zijn maatschappelijke doelen te bereiken. De organisatie staat er zowel financieel als organisatorisch goed voor. De aansturingsrelatie met het Ministerie van LNV verloopt naar wens. Ook het Convenant blijkt in de praktijk goed te werken. Ecorys komt met dertien aanbevelingen, onder andere op het gebied van de balans tussen beter beschermen, meer beleven en duurzaam benutten en de monitoring van biodiversiteit in de gebieden van Staatsbosbeheer. De Minister heeft in haar brief aan de Kamer laten weten in te stemmen met de conclusies en aanbevelingen uit het rapport. Ook Staatsbosbeheer heeft laten weten hiermee goed uit de voeten te kunnen.
Programma naar een rijke Waddenzee
Het programma is geëvalueerd op doelbereik, doeltreffendheid, doelmatigheid en het bereik van het streefbeeld 2030. Het evaluatierapport geeft aan dat het programma haar doelen 2015–2018 heeft bereikt. Eind 2018 komt te vroeg om zonder aanjaagfunctie van het programma invulling te geven aan de realisatie van het streefbeeld 2030. De gekozen interventiestrategie van het programma heeft toegevoegde waarde. Het beschikbare budget en capaciteit is voldoende geweest voor de uitvoering van het programmaplan. Om het streefbeeld daadwerkelijk in 2030 te bereiken is de volle inzet van betrokkenen nodig.
Op 2 november 2018 is overeenstemming bereikt over het Programma Naar een Rijke Waddenzee 2019–2022. Het nieuwe programmaplan en de uitgevoerde evaluatie zijn op 13 december 2018 aan de Tweede Kamer toegestuurd. De gezamenlijke opdrachtgevers hebben aangegeven te willen investeren in een Rijke Waddenzee. Er zijn, op basis van het vierjarige programmaplan, financiële afspraken gemaakt voor 2019 en 2020 (omvang ca. 2 mln euro per jaar, waarvan LNV ca. 8 ton per jaar). In het najaar van 2019 zal LNV opnieuw met haar medeopdrachtgevers om tafel gaan om afspraken te maken voor 2021 en 2022. Dit in het licht van de lopende verkenning naar een Beheerautoriteit Waddenzee en de verkiezingen van de Provinciale Staten.
Evaluatie subsidie voor Communicatie en Educatie in Nationale Parken aan IVN (Burgereducatie/IVN)
In opdracht van LNV heeft Berenschot een evaluatie uitgevoerd van de subsidie van € 1 mln die LNV jaarlijks verstrekt aan het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN) voor de coördinatie- en communicatieactiviteiten in de nationale parken. Doel van de subsidie is het creëren van grotere betrokkenheid bij en draagvlak voor natuurbeheer en -behoud in het algemeen en in het bijzonder bij nationale parken. Berenschot heeft vooral gekeken naar doeltreffendheid, efficiency en kosteneffectiviteit. De onderzoekers concluderen dat de subsidie van € 1 mln per jaar ten dele doeltreffend is. In sommige parken is de inzet van IVN cruciaal voor het park, in sommige andere parken komt de inzet van IVN onvoldoende tot zijn recht vanwege beschikbare capaciteit of minder soepel lopende governance op parkniveau. De doeltreffendheid zal toenemen met meer vraagsturing vanuit de parken. Het vergt ander type onderzoek om vast te stellen welke effecten met de subsidie optreden. De onderzoekers concluderen dat het aandeel indirecte kosten aan de hoge kant is. In algemene zin wordt de subsidie onvoldoende doelmatig ingezet, aldus de onderzoekers. Dit heeft o.a. te maken met de historisch gegroeide verdeelsleutel die IVN hanteert voor de subsidie. De aanbeveling om de subsidieverdeling afhankelijk te maken van objectieve criteria gericht op het borgen van een doeltreffende en doelmatige inzet van middelen wordt overgenomen.
In Beslag genomen Goederen (IBG)
Het evaluatierapport «NA HET BESLAG. Een onderzoek naar door RVO inbeslaggenomen voorwerpen onderdeel Natuur en de afhandeling daarvan», waarbij het gaat om in beslag genomen CITES-soorten, laat met name het volgende zien:
• Dieren die niet kunnen worden herplaatst, kunnen soms jarenlang in opvang blijven zitten, met navenante kosten.
• Er kan met de beschikbare middelen meer opvang worden gerealiseerd (of met minder middelen eenzelfde opvang). Kostenreductie kan worden gerealiseerd door dieren zo snel mogelijk terug te sturen naar het land van herkomst dan wel – eenmaal opgevangen – zo snel mogelijk te herplaatsen.
• Met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt bezien op welke wijze we uitvoering kunnen geven aan de aanbevelingen uit het evaluatierapport.
Balans van de leefomgeving 2018
In de Balans van de Leefomgeving brengt het PBL tweejaarlijks in beeld hoe de leefomgeving er in Nederland voor staat.
Eindrapportage Groot project Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De vaste Kamercommissie voor LNV heeft op 24 januari 2018 aan LNV verzocht een eindrapportage op te stellen van het Groot Project Ecologische Hoofdstructuur. Doelstelling van de Tweede Kamer is te bezien of de Groot-Projectstatus van de EHS kan worden beëindigd, nu het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies.
De eindevaluatie geeft een overzicht van het rijksbeleid voor de EHS en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) sinds 1990, de voortgang van de realisatie van de EHS/NNN, de kwaliteit van het NNN, de planologische bescherming en de uitgaven, die het Rijk ten behoeve van de EHS/NNN heeft gedaan.
De belangrijkste conclusies van de eindevaluatie zijn:
• Provincies liggen goed op schema voor het volledig realiseren van de ontwikkelopgave natuur van 80.000 ha in 2027.
• Er is goede voortgang geboekt bij de realisatie van de diverse opgaven voor natuur en de verbetering van de waterkwaliteit in de Grote Wateren.
• Met het voorgenomen beleid van de provincies, waaronder de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, wordt een verhoging van het VHR-doelbereik mogelijk van 55% in 2015 naar 65% in 2027.
Vierde Voortgangsrapportage Natuurpact (2018)
Sinds 2014 rapporteren de provincies jaarlijks over de uitvoering van het natuurbeleid op land, waarvoor de provincies verantwoordelijk zijn. In 2018 is voor het eerst door provincies en Rijk gezamenlijk gerapporteerd over de uitvoering van het natuurbeleid, waardoor ook is gerapporteerd over de Grote Wateren en Caribisch Nederland waarvoor het Rijk verantwoordelijk is (Kamerstuk 33 576, nr. 140). De belangrijkste conclusie van deze vierde voortgangsrapportage is dat de provincies goed op schema liggen voor het volledig realiseren van de ontwikkelopgave natuur van 80.000 ha in 2027, al ligt het tempo van de inrichting (1.400 ha) lager dan de voorgaande jaren. In totaal is nu 35.700 ha van de ontwikkelopgave gerealiseerd. Verder laat de rapportage onder meer zien dat er goede voortgang is geboekt bij de realisatie van diverse opgaven voor natuur en de verbetering van de waterkwaliteit in de Grote Wateren.
Overzicht afgeronde evaluaties en overige onderzoeken EZK/LNV 2014–2016
Voorgaande overzichten betreffen de afgeronde onderzoeken in 2017 en 2018. Voor afgeronde evaluaties en overige onderzoeken in de periode 2014–2016 wordt verwezen naar de publicaties via www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties:
2014: http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2014/evaluatie-en-overig-onderzoek/xiii-economische-zaken
2015: http://www.rijksbegroting.nl/2015/verantwoording/jaarverslag,kst221658_37.html
2016: http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2016/evaluatie-en-overig-onderzoek/xiii-economische-zaken-en-diergezondheidsfonds
BIJLAGE 3: EXTERNE INHUUR
1. Interim-management | 5.973 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 1.270 |
3. Beleidsadvies | 1.750 |
4. Communicatieadvisering | 3.184 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 12.177 |
5. Juridisch Advies | 3.232 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 24.725 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 7.961 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) | 35.918 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) | 154.788 |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 154.788 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 202.883 |
Toelichting op het inhuurpercentage 2018
Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de personeelskosten. Het inhuurpercentage van EZK en LNV komt uit op 19,9% (2017: 19,6%). De overschrijding van de norm is het gevolg van inhuur bij DICTU en RVO.nl. In geval van DICTU is de aanleiding met name de behoefte aan specifieke (ICT-)expertise, deels samenhangend met grote ICT-projecten, zoals het Programma (her)inrichting ICT (EZK en LNV) en het Programma Procesvernieuwing, Informatie en ICT (LNV). Zelf alle kennis in huis hebben is dikwijls niet mogelijk en ook lang niet altijd zinvol, gezien de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de wisselende expertise die dit vraagt. Daarnaast bemoeilijkt de krappe arbeidsmarkt voor ICT-ers de werving van eigen ICT-personeel. In geval van RVO.nl is de aanleiding met name de «flexibele schil», zodat ingespeeld kan worden op fluctuaties in het gevarieerde opdrachtenpakket dat RVO.nl uitvoert en waarvoor gespecialiseerde kennis nodig is (opdrachten van diverse ministeries gericht op ondernemend Nederland bij duurzaam, agrarisch, innovatief, internationaal ondernemen en de afhandeling van schadeloosstellingsdossiers Groningen).
Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten
In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2018 door het ministerie buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief BTW).
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief | geen |
Toelichting |
BIJLAGE 4: EUROPESE GELDSTROMEN
Inleiding
Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen voor zover relevant voor de beleidsterreinen van EZ. Er wordt ingegaan op een aantal EU-fondsen en EU-programma’s waarbij inzicht wordt gegeven in de EU-geldstromen, de cofinanciering met EZ-middelen en middelen van andere overheden en private partijen.
Meerjarig Financieel kader 2014–2020
In het Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden zowel de maximale omvang van de jaarbegrotingen als de verdeling van de middelen over de hoofdthema’s van het beleid vastgelegd. Het MFK is vastgesteld in een verordening. Parallel hieraan wordt in het Eigen Middelen Besluit de financiering van het EU-beleid geregeld. Deze afspraken worden aangevuld met een Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsaangelegenheden tussen Europese Commissie, Europees Parlement en Raad.
Midden 2018 heeft de Commissie de 44 voorstellen uitgebracht voor het MFK na 2020. Het kabinet heeft medio juli door middel van BNC-fiches op de voorstellen gereageerd en deze naar de Tweede Kamer gestuurd. De onderhandelingen op de verschillende deelterreinen is daarop gestart.
Eigen Middelen EU
De Eigen Middelen van de EU bestaan uit de volgende onderdelen:
1. Traditionele eigen middelen (vooral invoerrechten);
2. BTW-afdracht;
3. Afdracht op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI).
De voor EZ relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen (categorie 1: Traditionele eigen middelen). Deze ontvangsten worden op de EZ-begroting verantwoord (artikel 16) en worden na inhouding van een perceptiekostenvergoeding afgedragen aan de EU. De ontvangsten voor douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen voor 2014 bedragen € 222 mln. De afdrachten worden verantwoord in het jaarverslag van Buitenlandse Zaken.
De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen
De Europese Commissie stelt voor de realisatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en het Europees structuurbeleid middelen uit EU-fondsen aan de lidstaten beschikbaar.
Voor EZK en LNV zijn de volgende EU-programma’s en EU-fondsen relevant:
1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);
2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);
3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV 2014–2020);
4. Europees Structuurbeleid: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);
5. Horizon 2020 (periode 2014–2020);
6. Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI).
Europese geldstromen Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
1. Europees Structuurbeleid: Europees Fond voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)
Programmaperiode 2014–2020
Voor de programmaperiode 2014–2020 ontvangt Nederland middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO): € 510 mln voor de vier landsdelige programma’s en € 389 mln voor de Interreg (A,B en C) programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (bedragen in lopende prijzen). Deze Europese middelen worden nationaal gecofinancierd. EZK stelt in totaal € 92 mln aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de landsdelige en € 49 mln voor de grensoverschrijdende programma’s (Interreg A). In verband met een herberekening in 2016 is er meer Europees geld beschikbaar gekomen tot het bedrag van € 510 mln. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft naar aanleiding daarvan ook meer Rijkscofinanciering beschikbaar gesteld. Het gaat om € 1 mln, waarmee de Rijkscofinanciering is toegenomen tot de € 92 mln. Deze middelen worden ingezet in aansluiting op beleidsprioriteiten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Ook decentrale overheden en private partijen dragen bij aan cofinanciering van EFRO-projecten.
Landsdelige programma’s
De vier landsdelige programma’s kennen allemaal twee hoofddoelen:
• versterking van technologische ontwikkeling en innovatie;
• overgang naar een koolstofarme economie.
Een belangrijke doelgroep is het mkb. Mkb-bedrijven zijn door hun flexibiliteit in staat om nieuwe kennis snel te benutten, niches te vinden, innovaties naar de markt te brengen en daarmee economische groei te stimuleren. De uitvoerende organisaties voor EFRO, de managementautoriteiten, geven voorlichting en ondersteuning aan het mkb over deelname aan het EFRO-programma. In 2018 zijn met de Omnibusverordening vereenvoudigingen doorgevoerd in Verordening (EU) 1303/2013, die met name voor de begunstigden en de managementautoriteiten een administratieve lastenverlaging met zich meebrengen. Waar nodig zijn deze vereenvoudigingen verwerkt in de Regeling Europese EZK-subsidies. Daarnaast hebben de autoriteiten die in Nederland betrokken zijn bij de uitvoering van EFRO gezamenlijk verder uitwerking gegeven aan het opgestelde kader voor de EFRO-controlepraktijk, met als doel de controledruk voor ondernemers te verlagen.
Bij de inzet van de EFRO-middelen wordt aangesloten bij sterke sectoren en speerpunten in het betreffende gebied. Voor elk landsdeel zijn hiervoor zogenaamde «Slimme Specialisatie Strategieën» opgesteld, waarin de volgende sterke sectoren en speerpunten naar voren komen (inclusief EFRO-budget per landsdeel):
• Noord (€ 104 mln): energie, watertechnologie, healthy ageing, agribusiness, slimme (sensor)systemen en materialen en accent op maatschappelijke opgaven.
• Oost (€ 101 mln): agri&food, health, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), energie & milieutechnologie (EMT).
• Zuid (€ 114 mln): agri&food, HTSM, chemie en nadruk op cross-overs.
• West (€ 191 mln): alle topsectoren, nadruk op cross-overs, duurzaamheid, biobased en ICT.
Vanuit de landsdelige programma’s werd in 2018 een divers pakket aan regelingen opengesteld voor innovatiestimulering (onder andere valorisatie, proeftuinen, R&D-samenwerking en clustervorming) en het realiseren van een koolstofarme economie. Net als in de periode 2007–2013 worden met de EFRO-subsidies in ruime mate private investeringen uitgelokt. Selectie van ingediende projecten vindt plaats door commissies van onafhankelijke deskundigen. Voor de beoordeling van de projecten geldt een uniform toetsingskader voor alle landsdelen waarbij kwaliteit van de businesscase en de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling onder meer criteria zijn.
Rijkscofinanciering wordt ingezet voor projecten die bijdragen aan het realiseren van nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en energie, waaronder voor diverse grote publiek-private R&D-samenwerkingsverbanden en projecten in of rond innovatieve clusters. Voor nadere informatie over de landsdelige programma’s wordt verwezen naar de Kamerbrieven (Kamerstukken 21 501-08, nrs. 489, 507 en 525). Het jaar 2018 is een meetmoment voor het bepalen of de normen vastgelegd in het prestatiekader per programma worden gehaald. Als een programma de normen haalt, maakt het aanspraak op de prestatiereserve die bestaat uit 6% van de middelen die zijn toegewezen. De benodigde informatie wordt ook nog in 2019 door de Managementautoriteiten aan de Europese Commissie aangeleverd. Naar verwachting worden in de meeste programma’s de normen gehaald, waar dit niet het geval zou zijn is een bijstelling in de programmering mogelijk zodat de middelen voor het programma behouden kunnen blijven. Voor de landsdelige EFRO-programma’s is in 2018 een impactevaluatie voor het onderdeel innovatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat met deze projecten betekenisvolle innovaties mogelijk worden gemaakt.
Programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (Interreg A)
Er zijn vier Interreg A programma’s: Duitsland–Nederland, Vlaanderen– Nederland, Twee-Zeeën, en Euregio Maas-Rijn. Op basis van door de Europese Commissie goedgekeurde programma’s kunnen bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen projecten indienen. Naast EU-cofinanciering ontvangen meerdere projecten Rijkscofinanciering.
Bij Duitsland-Nederland gaat het met name om projecten op het gebied van HTSM, energie efficiency en health & life sciences. Een voorbeeld is het project Smart Production, hier worden door meer dan 15 Duitse en Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen, machines en materialen ontwikkeld voor het maken van producten in kleine economisch rendabele series (tot 1.000 stuks). Een ander voorbeeldproject is Digipro. Hier werken tientallen bedrijven in de maakindustrie grensoverschrijdend samen aan oplossingen bij digitaliseringvraagstukken van hun producten en processen.
Bij Vlaanderen-Nederland betreft het vooral projecten op het gebied van innovatie, duurzame energie, energie-efficiency en bio-based economy.
Bij Twee-Zeeën ging het grootste gedeelte van het budget naar projecten op het gebied van technologische innovatie, koolstofarme technologieën en klimaatverandering.
Bij Euregio Maas-Rijn zijn diverse projecten goedgekeurd, met name op het gebied van innovatie en territoriale ontwikkeling.
De uitputting van de Rijkscofinanciering houdt globaal gelijke tred met de committering van de Europese middelen. Dit geldt voor de landsdelige en grensoverschrijdende programma’s. Vanaf de start is voor ca. tweederde van de beschikbare EU en EZK-middelen aan projecten gecontracteerd.
Communicatie over de resultaten
Voor verspreiding van projectresultaten is veel aandacht. Dit loopt primair via de communicatiekanalen van de operationele programma’s. Daarnaast zijn sinds 2017 monitoringsgegevens over landsdelige en grensoverschrijdende programma’s beschikbaar op de website van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat over de voortgang van het bedrijvenbeleid (www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl). Tevens is actuele informatie over de programma’s te vinden via de website van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/regional_policy/en/atlas/netherlands).
In 2018 is de evaluatie afgerond van de rijksbijdrage aan het EFRO over de periode 2007–2013 (Kamerstuk 21 501-08 nr. 706). Uit de evaluatie blijkt een positief beeld over de Rijkscofinanciering o.a. is de rijkscofinancieringsregeling effectief geweest in het sturen op innovatie. Daarnaast worden enkele aandachtspunten benoemd voor een volgende EFRO-periode.
Wat betreft communicatie richting het brede publiek trekken de landsdelige-, Interregprogramma’s, ESF, EFMZV, POP, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en vertegenwoordiging van de EC in Nederland gezamenlijk op. Via www.europaomdehoek.nl loopt een campagne waarin voortdurend aandacht wordt besteed aan de resultaten van Europese investeringen in Nederland. Daaraan worden ook andere campagnes zoals de EU-Invest campagne van de Europese Commissie gelinkt. De jaarlijkse Europaomdehoek Kijkdagen zijn in 2018 niet als apart evenement georganiseerd, maar geïntegreerd in andere publieksevenementen zoals het Weekend van de Wetenschap.
Programmaperiode 2021–2027
In 2018 werd in het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) gestart met de onderhandelingen over de verordeningen voor de programmaperiode 2021–2027, waarbij met name op het gebied van vereenvoudiging van de uitvoering en het conditioneel maken van het ontvangen van middelen aan structurele hervormingen, progressie werd geboekt in de Raad. In samenspraak van Rijk met de decentrale overheden wordt de Nederlandse inzet geformuleerd voor de nieuwe programmaperiode.
2. Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014–2020
Op Europees niveau wordt een aantal programma’s uitgevoerd die steun verlenen aan onderzoek en innovatie. Dit betreft met name Horizon 2020, het Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020. Een beperkt deel van het budget van dit Kaderprogramma wordt gealloceerd bij publiek-publieke en publiek-private programma’s. Uitvoering van dat deel van het budget geschiedt niet door de Europese Commissie (zoals regulier het geval is bij het Kaderprogramma) maar door de daarvoor opgerichte samenwerkingsvormen.
Horizon 2020
Horizon 2020 (looptijd 2014–2020) is het huidige programma voor onderzoek en innovatie en heeft als doel de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Een belangrijk onderdeel daarvan is benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) stimuleert in opdracht van EZK en andere departementen de Nederlandse deelname aan Horizon 2020 door middel van training, advies en informatie.
Voor EZK gaat de aandacht uit naar het verbinden van Horizon 2020 met het nationale innovatiebeleid – in het bijzonder de pijlers industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen – , het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het verbeteren van de bedrijfsdeelname (specifiek het mkb). Daarnaast wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht met de regionale initiatieven gesteund vanuit de structuurfondsen.
In de periode sinds de start van Horizon 2020 tot aan 2018 is er € 3,026 mld aan Nederlandse stakeholders toegekend (peildatum 29 september 2018). Hiervan is 25,8% toegekend aan Nederlandse bedrijven, waarvan 66,8% direct ten gunste komt van het mkb. Nederland kent een retourpercentage van 7,6% (toegekende financiering ten opzichte van het totale budget) en komt daarmee boven de EZK-streefwaarde van 7% uit. Wat betreft retourpercentage bekleedt Nederland een zesde plaats in Europa.
Gezamenlijke technologie initiatieven (JTI’s) en publiek-publieke samenwerkingsprogramma’s
Naast bijdrages aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit het Kaderprogramma ook bij aan publiek-publieke en publiek-private programma's.
Publiek-publieke programma's zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden ook nationaal gecofinancierd. EZK cofinanciert één daarvan direct, het artikel 185 initiatief Eurostars-2, dat gericht is op het mkb. Aan Eurostars-2 nemen 36 landen deel. De regeling Eurostars is met name gericht op het high-tech mkb en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen willen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en ontwikkeling. Dankzij deelname aan Eurostars-projecten krijgen Nederlandse bedrijven en organisaties toegang tot de kennis en R&D-resultaten van buitenlandse bedrijven en organisaties. Naast Eurostars cofinanciert EZK (indirect via het standaardeninstituut VSL) het artikel 185 initiatief European Metrology Research Programme.
De publiek-private programma's, zogenaamde Joint Technology Initiatives, worden in de regel niet nationaal gecofinancierd, met uitzondering van het JTI ECSEL, gericht op embedded computing systems en nano electronica. Dit JTI wordt door EZK gecofinancierd. Nederlandse organisaties kunnen het hierdoor onverminderd goed blijven doen in ECSEL. Na Duitsland en Frankrijk is Nederland de grootste participant in ECSEL. Het totale EU-budget voor deze 2018 Calls was € 162,9 mln, de landen dragen in totaal ca. € 155 mln bij. De totale projectkosten van de betrokken bedrijven en kennisinstellingen bedragen € 685 mln, waarvan € 125 mln van Nederlandse partijen. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen uit de topsector HTSM zijn partners in acht van de dertien in 2018 gehonoreerde ECSEL onderzoeksprojecten. Van de Nederlandse partners zijn er 18 afkomstig uit het mkb. De publieke bijdrage voor de Nederlandse partners bestaat uit € 22,8 mln vanuit het Topsectorenbeleid en € 22,8 mln Europese cofinanciering. In samenhang met deze communautaire samenwerkingsvorm bestaat er gouvernementele samenwerking in Eureka-clusters om de mondiale concurrentiekracht van ICT industrie te versterken.
JTI/Eureka/Global stars | 36.499 | 40.990 | 46.336 | 40.836 | 40.536 | 39.936 |
Eurostars | 13.325 | 15.432 | 17.958 | 17.958 | 17.958 | 17.958 |
Totaal | 49.824 | 56.422 | 64.294 | 58.794 | 58.494 | 57.894 |
De middelen voor JTI/Eureka bevatten de eerste jaren nog uitfinanciering van KP7. Daarnaast bevatten de middelen vanaf 2018 ook budget voor Global Stars. De bedragen van Eurostars zijn inclusief top-up (ongeveer 25%) van Europa. |
3. Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI)
De Kamer is geïnformeerd over het akkoord over de verordening voor het EFSI en de oprichting van het Netherlands EFSI Investment Agency (NEIA) dat vervolgens is doorontwikkeld tot het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1274; Kamerstuk 22 112, nr. 1977 en Kamerstuk 22 112, nr. 2008).
Het EFSI (Europees Fonds voor Strategische Investeringen) is in 2016 van start gegaan en loopt tot eind 2020. Doel is «het investeringsgat» te dichten en om door middel van gerichte investeringen de structurele, duurzame economische groei in de EU te bevorderen en het concurrentievermogen te versterken. Het gaat daarbij om rendabele investeringsprojecten met brede maatschappelijke baten, binnen de EFSI thema’s: onderwijs, onderzoek en innovatie, strategische infrastructuur, mkb-financiering, hernieuwbare energie en milieu.
Het EFSI wordt uitgevoerd door de Europese Investeringsbank (EIB) en bevat garantiekapitaal van de EU-begroting en de EIB zelf. Met een garantie van € 26 mld uit de EU-begroting en € 7,5 mld eigen kapitaal is de EIB-groep in staat om voor circa € 80 mld nieuwe investeringen aan te gaan. Die investeringen kunnen door de garantie een hoger risicoprofiel kennen dan reguliere EIB- en EIF investeringen. Door het strategische risico dat de EIB-groep hiermee neemt, is het mogelijk bij iedere investering een groter deel cofinanciering van andere (veelal private) partijen aan te trekken, om uiteindelijk in Europa te komen tot circa € 500 mld extra investeringen.
Op de begroting van EZK zijn geen nationale middelen geoormerkt voor de cofinanciering van het EFSI. Het kabinet heeft op 10 februari 2017 bekend gemaakt dat Invest-NL wordt opgericht, een zelfstandige financierings- en ontwikkelingsinstelling met het Rijk als aandeelhouder. Het Nederlands Investerings Agentschap, dat in 2015 is opgericht om Nederland o.a. goed aan te sluiten op het EFSI, gaat op in Invest-NL.
Invest-NL krijgt als doelstelling dat gewenste investeringen in bedrijven en projecten, die door marktfalens nu achterwege blijven en o.a. vanwege het risico en/of de lengte van de terugverdientijd onvoldoende financiering uit de markt krijgen, toch gerealiseerd worden. Voor Invest-NL en de nog op te richten instelling voor internationale financieringsactiviteiten wordt in totaal een kapitaal van € 2,5 miljard beschikbaar gesteld. Hierdoor kunnen initiatieven ook een beter beroep doen op private financiering van onder meer institutionele beleggers en Europese fondsen en programma’s, zoals het EFSI en vanaf 2021 Invest-EU.
Europese geldstromen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
De ontvangen EU-steun voor het GLB pijler 1 bedraagt in 2018 € 816 mln voor directe inkomenssteun en markt- en prijsmaatregelen. De steun voor markt- en prijsmaatregelen fluctueert afhankelijk van de marktomstandigheden. Ten aanzien van het GLB is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering van het op EU-niveau vastgestelde beleid binnen Nederland. De uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Nederland beschikt vanaf 16 oktober 2013 over één erkend betaalorgaan voor de uitvoering van het GLB (RVO). De Auditdienst Rijk (ADR) is belast met de controle van de door het betaalorgaan ingediende rekeningen bij de Europese landbouwfondsen.
In het Gemeenschappelijk landbouwbeleid pijler 1 zijn de maatregelen onder te verdelen in:
a. Basisbetalingsregeling;
b. Betaling voor vergroening;
c. Betaling voor jonge boeren;
d. Graasdierpremie;
e. Teruggave financiële discipline;
f. Markt- en prijsbeleid.
a. Basisbetalingsregeling
In 2018 zijn de betalingen gedaan op aanvragen ingediend in 2017, het derde jaar in de huidige nieuwe GLB-periode. Voor de basisbetaling is € 489 mln gedeclareerd bij de Europese Commissie.
b. Betaling voor vergroening
Landbouwers die gebruik maken van de basisbetalingsregeling zijn verplicht om vergroeningsmaatregelen toe te passen op hun bedrijf. Voor de vergroeningsbetalingen is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd. In 2018 is € 208 mln voor vergroeningsbetalingen gedeclareerd bij de Europese Commissie.
c. Betaling voor jonge boeren
Voor de zogenaamde «top-up» betaling voor jonge boeren is 2% van het budget voor directe betalingen beschikbaar. In 2018 is bij de Europese Commissie € 12,4 mln gedeclareerd voor de «top-up» betaling voor jonge boeren.
d. Graasdierpremie
In 2018 werd € 1,7 mln voor steun aan graasdieren (runderen en schapen) gedeclareerd bij de Europese Commissie.
e. Teruggave financiële discipline
Op alle directe betalingen wordt een korting toegepast ten behoeve van de crisisreserve van de Europese Commissie. Indien de crisisreserve niet (volledig) wordt benut vindt teruggave plaats aan de landbouwers. In 2018 werd € 8,8 mln terugbetaald aan landbouwers.
f. Markt- en prijsbeleid
Het markt- en prijsbeleid is afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Bij het markt- en prijsbeleid zijn er aan de ene kant uitgaven voor reguliere programma’s en aan de andere kant uitgaven in verband met slechte marktsituaties.
In 2018 bestond de reguliere steun uit operationele programma’s groente en fruit van € 22,8 mln. Voor afzetbevordering is € 9,6 mln uitgegeven. Het betrof hier uitgaven in het kader van schoolfruit & melk en promotieprogramma’s. De uitgaven voor het Bijenprogramma bedroegen € 0,2 mln.
In verband met de slechte marktsituaties waren er in 2018 uitgaven. Vanwege de marktomstandigheden was € 17,7 mln besteed aan steun voor particuliere opslag van zuivel en varkensvlees en openbare opslag van magere melkpoeder.
Versterking zuivel- en varkenssector
In september 2015 heeft de Europese Raad steun gegeven aan een pakket aan maatregelen voor de melkveehouderij en de varkenshouderij die te kampen hebben met grote marktproblemen. In dit pakket heeft de Europese Commissie in totaal € 500 mln beschikbaar gesteld voor deze sectoren, die de marktsituatie in zijn geheel moesten verbeteren. Nederland ontving hiervan € 29,94 mln voor de zuivelsector en de varkenshouderij.
Deze Europese middelen zijn langs drie sporen verdeeld:
1. Verdere verduurzaming van de melkveehouderij (€ 10 mln); deze middelen zijn in 2017 uitbetaald;
2. Vitalisering van de varkenshouderij (€ 10 mln);
3. Stimuleren van investeringen in mestverwerking voor de melkvee- en varkenshouderij (€ 10 mln).
Voor de maatregelen «vitalisering van de varkenshouderij» en «stimuleren van investeringen in mestverwerking» zijn in 2017 private regelingen opengesteld. De Europese middelen voor deze maatregelen zijn respectievelijk voor 31 maart 2018 en voor 30 september 2018 uitbetaald.
In september 2016 heeft de Europese Commissie een tweede maatregelpakket vastgesteld voor melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren in verband met de voortdurende marktproblemen (Verordening (EU) 2016/1613). Nederland heeft hiervan een tweede nationale envelop toegewezen gekregen van € 22,952 mln. Aan deze Europese middelen zijn middelen van EZ en de sector toegevoegd.
De tweede nationale envelop is beschikbaar gesteld aan de volgende twee maatregelen:
1. Een beëindigingsregeling voor de melkveehouderij; deze middelen zijn in 2017 uitbetaald;
2. Een private regeling voor verbetering van de mineralenefficiëntie in de varkenshouderij door het stimuleren van fosforarm veevoer (Europese middelen € 4 mln).
De middelen voor deze regeling zijn voor 31 maart 2018 uitbetaald.
2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Op 13 februari 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd.
Conform het akkoord tussen Rijk en provincies zijn de provincies verantwoordelijk voor het overgrote deel van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale middelen cofinanciering voor POP3, aangevuld met cofinanciering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).
In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:
1) Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;
2) Jonge boeren;
3) Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);
4) Verbetering van de waterkwaliteit;
5) LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).
Met ingang van 2016 zijn in het POP3 wijzigingen doorgevoerd. In verband met de convergentie naar een gelijke hectare premie in 2019 is besloten tot een herschikking van de beschikbare middelen van de eerste pijler. Hiervan komt € 11,5 mln per jaar voor de periode 2016–2020 ten behoeve van enkele sectoren die te maken krijgen met een substantiële vermindering van directe betalingen (zonder nationale cofinanciering). In totaal bedraagt dit € 57,5 mln. Voor de aardappelzetmeelsector (€ 5 mln van de € 57,5 mln) worden maatregelen uitgevoerd door de provincies Groningen en Drenthe. Daarnaast wordt extra geld aangewend voor watermaatregelen. Voor de periode 2016–2020 wordt jaarlijks € 20 mln besteed. In totaal € 100 mln. Het gaat hier om EU-middelen waarvoor geen nationale cofinanciering vereist is (100% EU-bijdrage). Wel zijn er met de waterschappen afspraken gemaakt dat de (EU) beschikbare watermiddelen met eenzelfde bedrag worden opgehoogd (€ 20 mln jaarlijks). In totaal € 100 mln. Een andere aanpassing betreft de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016 (Kamerstuk, 33 576, nr. 3).
Vervolgens is in juli 2017 de voorgenomen overheveling van de eerste pijler (€ 30 mln per jaar voor de jaren 2019 en 2020) aan de Europese Commissie gemeld. Voor de Brede Weersverzekering wordt vanaf 2019 € 10 mln per jaar ingezet. Hiermee kunnen voor de jaren 2019 en 2020 in totaal 1.000 tot 1.200 meer deelnemers worden geaccommodeerd (bijna een verdubbeling van het huidige aantal). Voor de jaren 2019 en 2020 wordt € 20 mln per jaar voor agrarisch natuurbeheer ingezet om de belangrijkste stappen te zetten om scenario 2 uit de toekomstscenario’s weide- en akkervogelbeheer te realiseren (zie Kamerstuk 33 576, nr. 97). De EC heeft de voorstellen in 2018 goedgekeurd.
Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 -2020 (POP3) beschikbaar zijn, na toevoeging van bovenstaande middelen (bedragen x € 1 mln):
Bijdrage EU | 87,0 | 87,0 | 118,5 | 118,4 | 118,3 | 148,1 | 148,1 | 825,3 |
Bijdrage andere overheden | 87,0 | 83,6 | 103,5 | 103,6 | 103,3 | 103,0 | 103,0 | 687 |
Bijdrage Rijk | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 33 |
Bijdrage andere overheden en bijdrage Rijk zijn niet gestegen omdat de toegevoegde pijler 1 middelen 100% financiering vanuit de EU betreffen.
Het LNV aandeel bedraagt circa € 5,5 mln per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van LNV (artikel 6). Het Rijksaandeel heeft betrekking op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is het Ministerie eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector, aardappelzetmeelsector en vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd. De hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.
Onder POP3 is een ruimer bestedingsregime van kracht. Per jaartranche dient het geld binnen 4 jaar te zijn uitgegeven (N+3, was N+2).
De realisatie tot en met 2018 ziet er als volgt uit (bedragen x € 1 mln.).
Bijdrage EU | 0 | 33 | 41 | 60 | 78 | 212 |
Bijdrage provincies | 0 | 10 | 18 | 25 | 38 | 91 |
Bijdrage Rijk | 0 | 4 | 4,6 | 5,6 | 5,3 | 19,5 |
3. Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.
Ontwikkelingen EFMZV 2014–2020
Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds zal eveneens worden ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.
Het EFMZV-instrumentarium, zoals opgenomen in het in februari 2015 goedgekeurde Operationeel Programma, is gericht op 3 hoofdthema’s:
1. Invoering van de aanlandplicht;
2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.
In 2018 zijn in uitvoering van het Operationeel Programma de navolgende maatregelen opengesteld voor de visserijsector:
1. Jonge vissers 2018;
2. Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten;
3. Samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij;
4. Productie- en afzetprogramma’s voor productenorganisaties 2018;
5. Innovatieprojecten aquacultuur;
6. Rendementsverbeteringsprojecten.
De maatregelen jonge vissers (budget € 350.000) en productie- en afzetprogramma’s voor producentenorganisaties (budget € 59.000) zijn jaarlijks terugkerende openstellingen en zijn ook in 2017 opengesteld. De maatregel jonge vissers is bedoeld voor jonge vissers om nieuwe economische activiteiten op te starten. Vissers jonger dan 40 jaar kunnen een subsidie ontvangen als zij voor het eerst een vissersvaartuig willen aanschaffen. De maatregel productie- en afzetprogramma’s is bedoeld voor het ondersteunen van producentenorganisaties bij het realiseren van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten.
De maatregel investeringen voor toegevoegde waarde is in 2018 opengesteld met een budget van € 2,8 mln. Deze maatregel is bedoeld om visserijondernemingen te helpen om de toegevoegde waarde of de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren. Middels deze maatregel kunnen visserijondernemingen steun krijgen voor een beperkt aantal investeringen dat leidt tot verbetering van toegevoegde waarde in de bedrijfsvoering.
De maatregel samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij is in 2018 opengesteld met een budget van € 4 mln. Het doel van deze maatregel is om vissers te helpen kennis op te doen die zij kunnen gebruiken voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Deze maatregel is gericht op het opzetten van netwerken, partnerschapovereenkomsten of verenigingen (kennissystemen) tussen wetenschappers en vissers of visserijorganisaties en op het verrichten van activiteiten daarbinnen, zoals kennisontwikkeling en kennisdeling. Vissers of visserijorganisaties kunnen binnen het kennissysteem aan elkaar en aan de onafhankelijke wetenschappelijke organisatie de vragen stellen die zij hebben met betrekking tot de maatschappelijke uitdagingen waar de sector voor staat.
In het Nationaal Strategisch Plan Aquacultuur (2014–2020) is een meerjarenvisie opgenomen. Deze is gericht op een duurzame ontwikkeling van de aquacultuur binnen Nederland. Om invulling te geven aan de ontwikkelrichtingen in het plan wordt door middel van de maatregel innovatieprojecten aquacultuur (budget € 3 mln) subsidie verleend om innovaties in de aquacultuur te bevorderen. Hierbij worden verschillende aspecten van duurzaamheid meegewogen.
De maatregel rendementsverbeteringsprojecten beoogt de rendementen van de visserijbedrijven te verbeteren, door financiële ondersteuning bij het intensiveren van technologische ontwikkeling en innovatie. Voorbeelden hiervan zijn projecten die voor een zo breed mogelijk aantal betrokkenen uit de visserijsector een duidelijke kostenbesparing opleveren of die een duidelijke waardevermeerdering van hun product(en) tot gevolg hebben. Ook het realiseren van een meer vraaggestuurde aanvoer of een kortere keten komt voor steun in aanmerking. Het budget van deze maatregel was € 2,5 mln in 2018.
In het jaar 2018 zijn geen extra met het EFMZV gefinancierde overheidsopdrachten geselecteerd. Wel is door LNV verder gegaan met de uitvoering van reeds geselecteerde projecten:
• Uitzet van glas- en pootaal;
• Impact assessment pulse fisheries;
• Doorontwikkel- en verbeterprogramma VIRIS3;
• Verbeteren datasystemen en datastromen/uitwisseling;
• Expertisecentrum visstroperij;
• Datacollectie 2014–2016;
• Datacollectie 2017–2019;
• TransVIR2RVO-01: Basis op Orde VIRIS3 – Onderstroom. Fase 1: Vooronderzoek;
• TransVIR2RVO-02: Overdracht taken en systemen vangstregistratie van de NVWA naar RVO-VIR. Fase 1: Vooronderzoek;
• TransVIR2RVO-03: Basis op Orde VIRIS3 – Onderstroom;
• TransVIR2RVO-05: Vernieuwing ERS Fishing Activity via FLUX;
• Meerjarig onderzoeksprogramma garnalenpulsvisserij.
Het project uitzet glas- en pootaal heeft betrekking op de inkoop en uitzet van glasaal in het kader van het nationaal aalbeheerplan. De datacollectie projecten betreffen meerjaarlijkse onderzoeken naar visbestanden in het kader van het Data Collection Framework. De TransVIR2RVO-projecten en het project doorontwikkel- en verbeterprogramma VIRIS3, zijn IT- projecten bij de afdeling Visserijregelingen van RVO.nl. De projecten beogen de systemen voor visserijregistratie aan te passen aan de meest recente regelgeving en systemen toekomstbestendig te maken. De projecten «verbeteren datasystemen en datastromen/uitwisseling» en «expertisecentrum visstroperij» betreffen eveneens IT- projecten. Deze laatsten worden uitgevoerd door de NVWA. Daarnaast wordt middels de projecten impact assessment pulse fisheries en het meerjarig onderzoeksprogramma garnalenpulsvisserij onderzoek gedaan naar de effecten van pulstechniek binnen de visserij.
Financieel overzicht
De toenmalig Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het GVB een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014–2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.
De voor Nederland beschikbare EU-budgetten voor het EFMZV (2014–2020) zijn (x € 1 mln.):
EFMZV middelen | 13,9 | 14,1 | 14,2 | 14,5 | 14,8 | 14,9 | 15,1 | 101,5 |
Op de begroting van LNV zijn op beleidsartikel 6 voor de cofinanciering van het GVB 2014–2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x € 1 mln):
Rijksmiddelen co-financiering GVB | 5,0 | 5,8 | 7,3 | 5,3 | 5,3 | 1,3 | 30,0 |
Tot en met 2018 is er een bedrag van circa € 32,3 mln uitgegeven. In deze periode is circa € 24,6 mln aan EFMZV middelen bij de Europese Commissie gedeclareerd. De Rijksmiddelen 2015, 2016, 2017 en 2018 waarvoor nog geen uitgaven zijn gedaan, blijven gereserveerd voor de nationale cofinanciering van het EFMZV.
BIJLAGE 5: RAPPORTAGE BURGERBRIEVEN
Rapportage burgerbrieven 2018 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
1 Inleiding
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, Agentschap Telecom (AT) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland42 (RVO.nl) met burgers voor het kalenderjaar 2018. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de omvang van de correspondentie tussen burgers en EZK en binnen welke termijn deze correspondentie wordt afgehandeld.
Onder de term «burgerbrief» wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.
2 Aantallen
a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB) | 12.866 | 16.741 | 1.646 |
b. Klaagschriften | 505 | 432 | 76 |
c. Overige brieven en e-mails | 9.129 | 9.386 | 2.9522 |
d. Wob-verzoeken | 889 | 658 | 177 |
1 De aantallen 2016 en 2017 hebben betrekking op het Ministerie van Economische Zaken. 2 In voorgaande jaren waren ook de aantallen van de NVWA opgenomen. |
a. Bezwaarschriften
Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2018 de volgende aantallen bezwaarschriften:
Kerndepartement EZK | 61 | 138 | 81 | 73% | 93% | 87% |
RVO.nl | 11.878 | 14.107 | 1.325 | 69% | 71% | 93,8% |
AT | 927 | 396 | 240 | 94% | 97% | 96% |
b. Klaagschriften
Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2018 de volgende aantallen klaagschriften:
2016 | 2017 | 2018 | 2016 | 2017 | 2018 | |
Kerndepartement | 10 | 9 | 23 | 92% | 89% | 76% |
RVO.nl | 325 | 194 | 46 | 90% | 90% | 96% |
AT | 7 | 9 | 7 | 86% | 78% | 100% |
c. Overige brieven en e-mails
Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2018 de volgende aantallen overige brieven en e-mails.
Kerndepartement1 | 2.144 | 1.927 | 2.946 | 92% | 85% | 77% |
AT | 37 | 13 | 6 | 62% | 77% | 100% |
1 Dit zijn de aantallen overige brieven en e-mails voor zowel EZK als LNV. Dit wordt (nog) niet apart per ministerie geregistreerd. |
Overige brieven en e-mails worden bij RVO.nl niet apart geregistreerd.
d. Wob-verzoeken
Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2018 de volgende aantallen Wob-verzoeken.
2016 | 2017 | 2018 | 2016 | 2017 | 2018 | 2016 | 2017 | 2018 | |
Kern-departement | 115 | 100 | 94 | 92% | 96% | 89% | 6 | 0 | 5 |
RVO.nl | 276 | 238 | 55 | 98% | 99% | 94,% | 5 | 1 | 3 |
AT | 40 | 31 | 28 | 93% | 81% | 94% | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Rapportage burgerbrieven 2018 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
1 Inleiding
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland43 (RVO.nl) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met burgers voor het kalenderjaar 2018. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de omvang van de correspondentie tussen burgers en LNV en binnen welke termijn deze correspondentie wordt afgehandeld.
Onder de term «burgerbrief» wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.
2 Aantallen
a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB) | 12.866 | 16.741 | 15.783 |
b. Klaagschriften | 505 | 432 | 277 |
c. Overige brieven en e-mails | 9.129 | 9.386 | 2.9462 |
d. Wob-verzoeken | 889 | 658 | 653 |
1 De aantallen 2016 en 2017 hebben betrekking op het Ministerie van Economische Zaken, 2018 ziet op alleen LNV tenzij anders vermeld. 2 NVWA heeft in 2018 overige brieven en e-mails niet apart geregistreerd en dit leidt mede tot een groot verschil t.o.v. voorgaande jaren. |
a. Bezwaarschriften
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2018 de volgende aantallen bezwaarschriften:
Kerndepartement | 61 | 138 | 3 | 73% | 93% | 67% |
RVO.nl | 11.878 | 14.107 | 14.721 | 69% | 71% | 67,1% |
NVWA | n.v.t. | 2.100 | 1.059 | n.v.t. | VWS: 90% LNV: 50% |
37% |
b. Klaagschriften
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2018 de volgende aantallen klaagschriften:
Kerndepartement LNV | 10 | 9 | 3 | 92% | 89% | 66% |
RVO.nl | 325 | 194 | 134 | 90% | 90% | 97% |
NVWA | 163 | 220 | 140 | 45% | 37% | 91% |
c. Overige brieven en e-mails
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2018 de volgende aantallen overige brieven en e-mails.
Kerndepartement | 2.144 | 1.927 | 2.9461 | 92% | 85% | 77% |
1 Dit is het totaal aantal overige brieven en e-mails voor zowel EZK als LNV. Brieven en e-mails zijn (nog) niet per ministerie geregistreerd. |
Overige brieven en e-mails worden bij RVO.nl en NVWA niet apart geregistreerd.
d. Wob-verzoeken
Het kerndepartement, RVO.nl en NVWA ontvingen in 2018 de volgende aantallen Wob-verzoeken.
Kern-departement | 115 | 100 | 42 | 92% | 96% | 81% | 6 | 0 | 3 |
RVO.nl | 276 | 238 | 187 | 98% | 99% | 97,5% | 5 | 1 | 5 |
NVWA | 458 | 289 | 424 | 15% | 24% | 44% | 153 | 0 | 22 |
LIJST VAN AFKORTINGEN
ACM | Autoriteit Consument en Markt |
AI | Aviaire Influenza |
AVG | Algemene Verordening Gegevensbescherming |
AVP | Afrikaanse Varkenspest |
BBL | Bureau Beheer Landbouwgronden |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BEE | Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie |
BES | Bonaire, Sint Eustatius, Saba |
BMKB | Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf |
BNP | Bruto Nationaal Product |
BSE | Bovine Spongiforum Encephalopathy |
BT | Blauwtong |
BZ | Ministerie van Buitenlandse Zaken |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CCCF | Codex Alimentarius comité voor contaminanten |
CCS | Carbon Capture Storage |
CEPT | Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie |
CIP | Concurrentiekracht en Innovatieprogramma |
COVA | Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten |
CPB | Centraal Plan Bureau |
CVI | Centraal Veterinair Instituut |
DGB&I | Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie |
DGF | Diergezondheidsfonds |
DICTU | Dienst ICT Uitvoering |
DLG | Dienst Landelijk Gebied |
DLO | Dienst Landbouwkundig Onderzoek |
DUO | Dienst Uitvoering Onderwijs |
DWHC | Dutch Wildlife Health Centre |
ECN | Energieonderzoek Centrum Nederland |
EFMZV | Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij |
EFRO | Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling |
EFSA | European Food Safety Authority |
EHS | Ecologische Hoofdstructuur |
EIA | Energie- Investeringsaftrek |
EIF | Europees Investeringsfonds |
ESA | European Space Agency |
ESTEC | European Space Research and Technology Centre |
ETS | Emision Trading Scheme |
EU | Europese Unie |
EVF | Europees Visserijfonds |
EZK | Ministerie van Economische Zaken en Klimaat |
GD | Gezondheidsdienst voor Dieren |
GIS | Geografische InformatieSystemen |
GLB | Gemeenschappelijk Landbouw Beleid |
GO | Garantie Ondernemingsfinanciering |
GTI | Grote Technologische Instituten |
GVB | Gemeenschappelijk Visserij Beleid |
GWWD | Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren |
HACCP | Hazard Analysis and Critical Control Points |
HBO | Hoger Beroeps Onderwijs |
HHI | Herfindahl Hirschman Index |
HTSM | HighTech Systems & Materials |
I&M | Ministerie van Infrastructuur en Milieu |
IAEA | International Atomic Energy Agency |
ICANN/GAC | The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee |
ICT | Informatie Communicatie Technologie |
IEA | International Energy Agency |
ILG | Investeringsbudget Landelijk Gebied |
IPC | Innovatieprestatiecontract |
IPO | Interprovinciaal Overleg |
ISB | Incidentele Suppletoire Begroting |
ITKB | Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep |
IUS | Innovation Union Scoreboard |
JSF | Joint Strike Fighter |
JTI | Joint Technology Initiatives |
KP7 | Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling |
KRM | Kaderrichtlijn Mariene Strategie |
KvK | Kamer van Koophandel |
KVP | Klassieke Varkenspest |
LEI | Landbouw-Economisch Instituut |
LICG | Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren |
LNV | Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
LWOO | Leerweg ondersteunend onderwijs |
MARIN | Maritime Research Institute Netherlands |
MBO | Middelbaar beroepsonderwijs |
MEI | Marktintroductie en innovatie |
MEP | Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie |
MEV | Macro-Economische Verkenning |
MIP | Meerjaren Investerings Programma |
MIT | MKB innovatiestimulering Topsectoren |
MKB | Midden- en Kleinbedrijf |
MKZ | Mond-en-klauwzeer |
MVO | Maatschappelijk verantwoord ondernemen |
NAM | Nederlandse Aardolie Maatschappij |
NBTC | Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen |
NCG | Nationaal Coördinator Groningen |
NEN | Nederlands Normalisatieinstituut |
NFIA | Netherlands Foreign Investment Agency |
NIPO | Nederlands Instituut voor Publieke Opinie |
NLR | Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim |
NRG | Nuclear Research Group |
NSO | Netherlands Space Office |
NSFO | Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie |
NURG | Nadere Uitwerking Rivierengebied |
NVWA | Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit |
NWO | Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek |
O&O | Onderzoek en Ontwikkeling |
OBN | Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit |
OCW | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
OIE | Office Internationale des Epizoöties |
OPTA | Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit |
PAS | Programmatische Aanpak Stikstof |
PBL | Plan Bureau voor de Leefomgeving |
PBO | Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie |
PIANOo | Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers |
PJ | Petajoule |
PKB | Planologische kernbeslissing |
PNB | Particulier Natuurbeheer |
POP | Plattelandsontwikkelingsprogramma |
PRW | Programma naar een Rijke Waddenzee |
R&D | Research and Development |
RDA | Research & Development Aftrek |
RDN | Regeling Draagvlag Natuur |
RIVM | Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu |
ROAD | Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject |
ROM | Regionale Ontwikkelingsmaatschappij |
RVB | Rijksvastgoedbedrijf |
RVO.nl | Rijksdienst voor Ondernemend Nederland |
SBB | Staatsbosbeheer |
SDa | Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit |
SDE | Stimulering Duurzame Energieproductie |
SER | Sociaal-Economisch Raad |
SNN | Samenwerkingsverband Noord Nederland |
SodM | Staatstoezicht op de Mijnen |
SSO | Shared Service Organisatie |
STW | Stichting voor de Technische Wetenschappen |
SVD | Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte) |
TCMG | Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen |
TKI | Topconsortia voor Kennis en Innovatie |
TNO | Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek |
TOP | Technische Ontwikkelprojecten |
TSE | Transmissible Spongiform Encephalopathies |
TTF | Title Transfer Facility |
TTI | Technologisch Topinstituut |
UDV | Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij |
UNWTO | United Nations World Tourism Organization |
UPD | Universele Postdienst |
UVD | Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij |
VGI | Voedings- en genotmiddelenindustrie |
VMBO | Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs |
VOA | Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten |
VSL | Van Swinden Laboratorium |
VWS | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WBSO | Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk |
Wbni | Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen |
WUR | Wageningen University & Research |
ZBO | Zelfstandig Bestuursorgaan |
ZvA | Ziekte van Aujeszky |
ZZP | Zelfstandige Zonder personeel |
Kamerstuk 32 813, nr. 263 ↩︎
Kamerstuk 33 529, nr. 457 ↩︎
Kamerstuk 33 529, nr. 525 ↩︎
Kamerstuk 33 529, nr. 423 ↩︎
Kamerstuk 30 196, nr. 573 ↩︎
Kamerstuk 34 723, nr. 33 ↩︎
Kamerstuk 30 196, nr. 572 ↩︎
Kamerstuk 33 561, nr. 41 ↩︎
Kamerstuk 35 092, nr. 2 ↩︎
Planbureau voor de Leefomgeving, Kortetermijnraming voor emissies en energie in 2020. 25 januari 2019↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 63 ↩︎
Kamerstuk 33 009, nr. 49 ↩︎
Kamerstuk 21 501-30, nr. 446 ↩︎
Kamerstuk 34 952, nr. 31 ↩︎
Kamerstuk 34 952, nr. 40 ↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 541 ↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 547 ↩︎
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 2018, nr. 73↩︎
https://www.digitaltrustcenter.nl/ ↩︎
Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesysteme×n in de Unie (PbEU 2016, L 194).↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 535 ↩︎
Regulation (EU) 2018/1807 of the European Parliament and of the Council of 14 November 2018 on a framework for the free flow of non-personal data in the European Union↩︎
https://www.internetconsultatie.nl//mededinging_platforms ↩︎
Bijlage 1 bij Kamerstuk 32 637, nr. 316 ↩︎
Bijlage 2 bij Kamerstuk 32 637, nr. 316 ↩︎
Kamerstuk 28 165, nr. 298 ↩︎
Kamerstuk 27 879, nr. 64 ↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 343 ↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 320 ↩︎
Kamerstuk 31 125, nr. 92 ↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 29 697, nr. 51, nr. 53 en nr. 55 ↩︎
Kamerstuk 29 697, nr. 48 ↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 314 ↩︎
Zie Kamerstuk 32 637, nr. 344 ↩︎
Reviewcommissie Hoger onderwijs en onderzoek (COE), auditcommissie Platform Betatechniek (CIV) en IVA monitor Groenpact.↩︎
In de Nationale Verklaring over het financieel beheer van de Europese fondsen in gedeeld beheer worden de correcties nader toegelicht.↩︎
De leden van het bestuur van ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 1.↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 29 697, nr. 51, nr. 53 en nr. 55 ↩︎
De Groeifaciliteit, Seed Capital en DVI zijn gezamenlijk geëvalueerd en worden gebundeld in één evaluatie, omdat zij alle drie tot doel hebben om de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.↩︎
De Groeifaciliteit, Seed Capital en DVI zijn gezamenlijk geëvalueerd en worden gebundeld in één evaluatie, omdat zij alle drie tot doel hebben om de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.↩︎
De Groeifaciliteit, Seed Capital en DVI zijn gezamenlijk geëvalueerd en worden gebundeld in één evaluatie, omdat zij alle drie tot doel hebben om de toegang tot risicokapitaal voor ondernemingen te vergroten.↩︎
De aantallen hebben alleen betrekking op EZK.↩︎
Dit betreft alleen de aantallen die betrekking hebben op LNV.↩︎