Lijst van vragen over het advies van de adviescommissie bekostiging hoger onderwijs en onderzoek (Kamerstuk 31288-726)
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Lijst van vragen
Nummer: 2019D22159, datum: 2019-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D22159).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R. la Rocca, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z09514:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-05-21 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-22 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-05-28 14:00: Advies van de adviescommissie bekostiging hoger onderwijs en onderzoek (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-06-12 13:30: Advies van de commissie Van Rijn over herziening van de bekostigingssystematiek hoger onderwijs en onderzoek (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-07-01 11:00: Herziening bekostigingssystematiek hoger onderwijs en onderzoek (Notaoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-07-04 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D22159 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over haar brief van 15 mei 2019 houdende het Advies van de Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek (de commissie-Van Rijn) (Kamerstuk 31 288, nr. 726), met het verzoek de vragen naar de commissie-Van Rijn door te geleiden.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
La Rocca
1 | Welk deel van het budget voor de bekostiging van hoger onderwijs wordt gebruikt om medische studies te bekostigen? |
2 | Zijn er verschillen te onderscheiden in de problemen voor wo-bètastudies en wo-techniekstudies? Zo ja, wat zijn de verschillen en oorzaken? |
3 | Zijn er verschillen te onderscheiden in de problemen voor hbo-bètastudies en hbo-techniekstudies? Zo ja, wat zijn de verschillen en oorzaken? |
4 | Wat is de omvang van de voorgenomen reallocatie per HOOP1-gebied, landelijk en per universiteit? |
5 | Wat is de argumentatie achter de voorgestelde ombuigingen in de domeinen alfa, gamma en medisch? |
6 | Hoe beziet de commissie de juridische en de organisatorische haalbaarheid van deze ombuigingen? |
7 | Wat zou volgens de commissie het verwachte werkdrukeffect van de voorgestelde ombuigingen zijn? |
8 | Wat verwacht de commissie dat het effect is van de aanbevelingen op de opleidingscapaciteit voor het aantal studenten bètatechniek in het wo? Zijn numeri fixi dan nog nodig? |
9 | Wat verwacht de commissie dat het effect is van deze aanbevelingen op de opleidingscapaciteit voor het aantal studenten bètatechniek in het hbo? |
10 | Klopt het dat het begrip «studiesucces» slechts wordt benaderd binnen de kaders van rendement? Klopt het dat studenttevredenheid, studentenwelzijn en de eigen waardering van afgestudeerden in de arbeidsmarkt geen rol spelen in de beoordeling van studiesucces in het rapport? |
11 | Waarom worden afgestudeerden die wel een baan vinden op niveau, maar in een andere sector, weergegeven als ondoelmatige overheidsbekostiging? |
12 | Waarom is een onderscheid gemaakt tussen intern en extern (resp. binnen en tussen instellingen) switchende studenten? |
13 | Is de bekostiging van t-2 naar t-1 praktisch uitvoerbaar? |
14 | In hoeverre is de gestelde voorwaarde van macrobudgetneutraliteit verdedigbaar, specifiek met het oog op de lange termijn? |
15 | Waarom wordt geadviseerd om de externe switch onvolledig te compenseren in het wo en volledig in het hbo? |
16 | In hoeverre mag verwacht worden dat het «beleidsrijk» aanpakken van de verschuiving van 100 miljoen euro naar de eerste geldstroom, «met heldere afspraken over samenwerking, profilering en taakverdeling rond de nationale prioriteiten», ten koste zal gaan van de beoogde vermindering van matchings- en administratieve druk? |
17 | Kan worden verklaard waarom het bekostigen van schakelprogramma’s niet geadviseerd wordt, ondanks breedgedragen oproepen daartoe? En waarom zou het bekostigen van schakelprogramma’s gezamenlijke oplossingen tussen hbo en wo niet vergemakkelijken? |
18 | Hoe wordt, in het licht van de op pagina 23 geschetste fors gestegen instroom in de bètatechniekopleidingen in zowel hbo als wo, onderbouwd dat er in het hbo geen problemen zijn rondom bètatechniek? Hoe wordt in dit licht onderbouwd dat de commissie geen middelen met betrekking tot bètatechniek in het hbo schuift? Hoe moeten in dit licht de volgens de ROA2-gegevens op pagina 32 veel grotere tekorten in de sector hbo-techniek dan in de sector wo-techniek worden geduid? |
19 | Hoe verhoudt de overmatige groeiprikkel in het ho zich tot het instellen van numeri fixi, met name in de bèta en techniek? Wat is daarbij het kantelpunt, waarbij de marginale kosten niet opwegen tegen de marginale baten? |
20 | Speelt nu al een soortgelijke problematiek bij de opleiding voor bètatechnici in het hbo? |
21 | Wat is de prognose voor groei van het aantal bètatechnici in het hbo? |
22 | Welke gebreken constateert de commissie in de match tussen student en opleiding, waardoor het uitvalspercentage met name in bètatechniek hoog is? |
23 | Hoe dient het kostendekkend instellingscollegegeldtarief berekend te worden? |
24 | Welke hogescholen bieden opleidingen aan op het gebied van bètatechniek? |
25 | Gaat de beoogde intensievere samenwerking tussen hbo en wo rondom het accommoderen van studentengroei in de bètatechniek de hogescholen niet in de financiële problemen brengen? Waarom wordt daar niet al op geanticipeerd? |
26 | Staan hogescholen en universiteiten die vrij solitair opereren in een voedingsgebied niet per definitie op achterstand als het gaat om schuiven met middelen voor externe switch? |
27 | Hoe wordt onderbouwd dat de switch in het wo maar voor een beperkt deel wordt tegemoetgekomen, en in het hbo geheel? Om welk gedeelte gaat dit? |
28 | Welke rol ziet de commissie bij aanbeveling 2 weggelegd voor werkgevers om instroom te accommoderen en studiesucces te verhogen? |
29 | Kunt u de gevolgen van aanbeveling 3 nader toelichten, ook cijfermatig? |
30 | Kunt u de bekostigingsverschuivingen die zouden plaatsvinden op basis van aanbeveling 3 in kaart brengen per onderwijsinstelling en per provincie? |
31 | Kunt u cijfermatig in een tabel weergeven wat het voor de verschuivingen zou doen als aanbeveling 3 als enige niet wordt opgevolgd, zowel op wo- en hbo- niveau en per onderwijsinstelling en per regio? |
32 | Welke oorzaken zijn er bekend voor de te hoge uitval en switch? |
33 | Is bekend waar het verschil in uitval en switch tussen hbo en wo vandaan komt? |
34 | Kunt u toelichten wat de achtergrond van het capaciteitsgebrek bij bètatechniek is en hoe aanvullend budget tot meer capaciteit leidt? Zijn er bijvoorbeeld in ai3 wel voldoende onderzoekers beschikbaar? |
35 | Hoe worden een «te hoge» uitval en switch gedefinieerd? Vanaf welk percentage kan worden gesproken van een te hoge uitval? |
36 | Is voor het inzicht in de kosten van onderwijs ook gekeken naar hoeveel hbo- en wo-opleidingen in het private onderwijs kosten? |
37 | Hoeveel geld uit de eerste geldstroom wordt besteed aan matching? |
38 | Hoeveel geld is de afgelopen 20 jaar overgeheveld van de eerste naar de tweede geldstroom? |
39 | Welk interval acht de commissie raadzaam als het gaat om de herijking van genormeerde kostprijzen in relatie tot kwaliteit en toegankelijkheid? Hoe ziet de commissie dit periodieke proces voor zich? |
40 | Waarom is de invoering van de t-1-systematiek pas in 2022 mogelijk, aangezien de sector po en vo al met het t-1-systematiek werken, en ook daar 1 oktober als teldatum wordt gehanteerd? |
41 | Welke gevolgen heeft aanbeveling 7 voor de continuïteit van beleid bij ho-instellingen en voor de omvang van onzekerheidsbuffers die zij naar verwachting zullen aanhouden? |
42 | Naar welke mogelijke niet-financiële maatregelen verwijst de commissie in deze aanbeveling? |
43 | Welke universiteiten hebben te maken met relatief veel instroom uit andere sectoren? Is hierin een stroom te herkennen tussen alfa-, gamma-, bèta- en techniekopleidingen? |
44 | Hoe wilt u omgaan met de aanbeveling om meer vraaggestuurde vormen van leren en flexibiliteit via de bekostiging te faciliteren als het experiment vraagfinanciering niet meer wordt opengesteld voor nieuwe cohorten? |
45 | Hebben alle instellingen voldoende reserves om de voorgestelde kortetermijnmaatregelen op te vangen? Zo nee, welke niet? |
46 | Welke vraaggestuurde vormen van financiering bedoelt de commissie als het gaat om de arbeidsmarkt en bekostiging? |
47 | Kan de commissie toelichten waarom huisvesting en personele capaciteit als vaste uitgaven worden benoemd, terwijl ook deze gerelateerd zijn aan omvang van de instelling? |
48 | Hoe is de groei van het aantal studenten (zie onderaan pagina 21) bepaald? Is het niet zo dat bij ongewijzigd beleid hbo-instellingen ook steeds meer buitenlandse studenten gaan aantrekken? In hoeverre is dit meegenomen in deze groeiprognoses? |
49 | Kunt u figuur 2 toelichten met absolute cijfers voor Nederlandse (EER-), buitenlandse EER- en niet-EER-studenten4 van 2006 tot en met 2018? |
50 | Wat is de verklaring voor de explosieve toename van niet-EER-studenten sinds 2014? |
51 | Hoe komt het dat in de afgelopen jaren de verhouding tussen studentgebonden financiering en vaste voet in het hbo nog schever is geworden dan in het wo, terwijl de studentenaantallen in het wo meer zijn toegenomen dan in het hbo? |
52 | Als er loon- en prijsbijstelling plaatsvinden, gaan die dan naar het vaste of het variabele deel van de bekostiging? |
53 | Welke bekostigingsproblematiek speelde in 2011 met het oog op de wijziging van de verhouding vast/variabel terug naar de balans van 2011? |
54 | Kunt u toelichten wat het kantelpunt is waarop één extra student geld kost in plaats van oplevert, per instelling of per opleiding, of in ieder geval waarvoor dit bekend is? |
55 | Is het belangrijkste knelpunt tussen de onderwijs- en onderzoeksbegroting dat additionele onderwijsmiddelen onvoldoende zijn om de benodigde fte aan docenten in te huren, waardoor dit ten koste gaat van de tijd die onderzoekers kunnen besteden aan onderzoek? Zo nee, wat is dat wel? |
56 | Kan uit de kolom worden afgeleid dat de bekostiging in het hbo per student tussen 2011 en 2018 gestegen is? Zo nee, wat is de bekostiging per student als 2018 wordt vergeleken met 2011? |
57 | Is het mogelijk ook de medische studies mee te nemen in de overzichten in figuur 5? |
58 | Kunnen wij een versie van figuur 5 op pagina 27 ontvangen waarin ook het CROHO5-onderdeel voor gezondheidszorg is opgenomen? |
59 | Hoe zou de student-stafratio in de sector gezondheid in vergelijking met andere sectoren eruitzien als de middelen uit de ondersteuning voor geneeskundig onderwijs en onderzoek niet zouden meetellen? |
60 | Kunnen de student-stafratio's uit tabel 5 naast het gemiddelde aantal aangeboden contacturen worden gezet? |
61 | Is er per sector een «optimale» student-stafratio te benoemen? Welke is dat en waarop is die gebaseerd? |
62 | Strookt de stelling van de commissie op pagina 27, namelijk dat de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek de kern van het academisch onderwijs vormen, met haar stelling op pagina 28 dat de verwevenheid tussen onderzoek en onderwijs in de bachelorfase niet overeind gehouden dient te worden? Stroken deze twee uitspraken met elkaar tegen de achtergrond dat de gemiddelde student een driejarige wo-bachelor volgt en een eenjarige wo-master? |
63 | Wat is «horizontale match»? Gaat dit alleen over het opleidingsniveau waar afgestudeerden een baan vinden, of ook over de sector, dus als techniekstudenten een baan vinden in de technieksector? |
64 | Is er op dit moment vanuit de EU enige financiële compensatie voor de instroom van EER-studenten? Zo nee, is dit juridisch mogelijk? |
65 | Wat is de verhouding tussen binnenlandse en buitenlandse (EER- en niet-EER-) studenten in andere EER-landen? Kunt u daarvan een grafiek met dezelfde tijdsperiode maken? |
66 | Bent u voornemens om het instellingscollegegeld te maximeren onder het minimale integrale kostendekkende niveau? Zo nee, wat is het nut van het uitzonderen van niet-EER studenten? |
67 | Hoe wordt vastgesteld of het al dan niet te verhogen (instellings)collegegeld voor niet-EER studenten integraal kostendekkend is, tegen de achtergrond dat elders wordt aangegeven dat er geen inzicht is in de kosten van een opleiding? |
68 | Kunt u figuur 6 uitsplitsen in hbo en wo? |
69 | Kunt u nader toelichten hoe de capaciteitsgrenzen voor medische studies worden vastgesteld? |
70 | Wat is de reden dat de in de figuren 6 en 7 vergelijkbare tekorten in bètatechniek wel voor wo en niet voor hbo zijn meegenomen in de aanbevolen maatregelen? |
71 | Wat is «horizontale match»? Gaat dit alleen over het opleidingsniveau waar afgestudeerden een baan vinden, of ook over de sector, dus als techniekstudenten een baan vinden in de technieksector? |
72 | Kunt u toelichten welke oorzaken er zijn voor het lage studierendement bij bètatechniekstudenten in het wo en hbo? Kunt u daarbij in absolute aantallen uitsplitsen welke redenen er zijn voor de onsuccesvolle uitstroom? |
73 | Hoe denken de commissie en u over het belonen van instellingen waar studenten zo min mogelijk extern switchen, in plaats van het belonen van instellingen die veel externe switchers opvangen, temeer omdat externe switch een voorbode is van uitval (met name in het hbo)? |
74 | Kunt u in een stroomschema laten zien van welke sector studenten komen en waar ze heen gaan wanneer ze switchen? |
75 | Is er een correlatie tussen selectie en switch en uitval? Hoe ziet deze eruit? |
76 | Is er een correlatie tussen BSA6 en switch en uitval? Hoe ziet deze eruit? |
77 | Kunt u het verschil tussen «waardevol» en «excellent» onderzoek toelichten, evenals de manier waarop dit wordt beoordeeld? |
78 | Voorziet de commissie dat het verlagen van de tweede geldstroom ten behoeve van de eerste geldstroom gaat leiden tot meer onderzoekers in vaste dienst, die meer aanvragen bij NWO7 gaan doen, waardoor de aanvraagdruk nog hoger wordt? |
79 | Blijkt uit gesprekken met instellingsbestuurders dat er de bereidheid is om de landelijke verdeelstructuur te volgen als deze wordt gewijzigd ten bate van bètatechniek? |
80 | Zijn er voorbeelden van instellingen die interne doorrekeningen maken die losstaan van de landelijke tariefratio’s? Welke zijn dat? Is bekend welke aspecten deze instellingen hebben meegenomen in hun keuzes? Wat is het effect van deze keuzes? |
81 | Welke onderliggende redenen bestaan er die de historische verdeling van onderzoeksmiddelen kunnen verantwoorden? |
82 | Wat is bij de geneeskundeopleiding het «klinische» en «niet-klinische» gedeelte? |
83 | Welke administratieve lasten gaan er in Engeland gepaard met het gebruik van TRAC8? Zijn die indicatief voor een eventuele toepassing in Nederland? |
84 | Welke gevolgen zijn te verwachten door de wijziging van de t-2-systematiek in de t-1-systematiek voor de vermogenspositie van instellingen en de doelmatige besteding van onderwijsgeld? |
85 | Kunt u aangeven, bij voorkeur uitgesplitst per instelling, in hoeverre het eigen vermogen dat leidt tot hoge solvabiliteit ook op korte termijn (minder dan 1 jaar) liquide is te maken, zonder dat gebouwen en inventaris verkocht moeten worden? |
86 | Wat is de optimale verhouding tussen de vaste en variabele voet om de overmatige groeiprikkel weg te nemen? Waarom zou dit de optimale verhouding zijn? |
87 | Hoe zorgt het verhogen van de vaste voet, door terug te gaan naar de situatie van 2011, voor het tegengaan van het perverse groeimechanisme in de bekostiging? |
88 | Hoeveel hebben alle hbo- en wo-instellingen per student per jaar ontvangen in de periode van 2011 tot nu? Indien er een verschil is per type opleiding, kunt u deze gegevens dan aan de hand daarvan uitsplitsen? |
89 | Op welke criteria worden opleidingen door de CDHO9 getoetst wanneer deze worden getoetst op doelmatigheid? |
90 | Wat zijn de budgettaire effecten van de suggestie, die de commissie ter overweging meegeeft, om bij de goedkeuring van nieuwe opleidingen het eerste jaar niet te bekostigen? |
91 | Kunt u nader toelichten waarom de snelle groei in het opleidingsaanbod geen goede ontwikkeling is, ondanks het feit dat tracks in het ho over het algemeen positief worden beoordeeld? |
92 | Hoe kunnen instellingen een instellingscollegegeld voor niet-EER-studenten heffen dat kostendekkend is voor zowel onderwijs als onderzoek, als instellingen niet in staat zijn om de kosten inzichtelijk te maken? |
93 | In welke regio's is er volgens de commissie een groter aanbod in bacheloronderwijs in bètatechniek nodig? |
94 | Naar welke sectoren switcht de 36% uitstroom uit de wo-bètaopleidingen? |
95 | Wat is de reden voor de grote uitval in wo-bètatechniek? Waarop wordt gebaseerd dat hbo-bètatechniek voor deze studenten een goede plek kan zijn? |
96 | Welke oorzaken worden gegeven voor het onvoldoende van de grond komen van hybridedocenten uit het Techniekpact? |
97 | Wat zijn volgens de commissie de gevolgen van de heldere voorstellen in haar rapport, waaronder de overheveling van 100 miljoen euro van de tweede naar de derde geldstroom, om de door haar gesignaleerde doorgeschoten competitie te verkleinen? Welke gevolgen verwacht de commissie voor de door haar geconstateerde aanvraagdruk, indien dit voorstel wordt overgenomen? Op welke informatie zijn de verwachtingen van de commissie gebaseerd? |
98 | Hoe zou volgens de commissie de 100 miljoen euro uit de tweede geldstroom over de instellingen verdeeld kunnen worden? |
99 | Zien NWO en KNAW10, net als de VSNU11, dat het overhevelen van de tweede naar de eerste geldstroom een doelmatigere besteding van collectieve middelen is en dat dit een nettowinst voor de wetenschap oplevert? Zo nee, hoe zien zij dit dan? |
100 | Welke bedragen haalden universiteiten in 2013, 2014, 2015, 2016, 2018 en 2019 uit de SEO-regeling? Wat is de onderbouwing om het bedrag van 35 miljoen euro van de SEO-regeling over te hevelen? Is dit het langjarig gemiddelde van verworven Europese onderzoeksmiddelen? |
101 | Wordt in het onderzoek met betrekking tot aanbeveling 6 ook de financiering van medische opleidingen inclusief werkplaatsgelden voor umc's12 meegenomen? |
102 | Welke risico's kleven er aan het versnellen van de accountantscontrole om over te gaan op t-1? En hoe beoordelen accountants de haalbaarheid van dit voorstel? |
103 | Kan de commissie aangeven welke definitie is gehanteerd voor de herverdeling in het wo van 250 miljoen euro naar rato van het aandeel studenten in de bètatechniekopleidingen? Zijn er ook andere bruikbare definities? Zo ja, op basis van welke criteria is dan voor deze definitie gekozen? Kan de commissie inzicht geven in het aantal studenten dat elke bètatechniekopleidingsinstelling heeft, voor alle jaren die in de definities worden gebruikt en voor alle bruikbare definities die ze heeft overwogen? |
104 | Kunt u nader toelichten waarom de derde aanbeveling voor het wo niet is meegenomen voor het hbo? |
105 | 107 Kan de commissie aangeven welke definitie is gehanteerd voor de herverdeling in zowel hbo als wo van geld naar rato van het aandeel bekostigingsjaren dat een instelling is misgelopen door instroom uit andere instellingen? Ziet zij ook andere bruikbare definities? Zo ja, op basis van welke criteria heeft zij dan voor deze definitie gekozen? Kan de commissie inzicht geven in het aantal misgelopen bekostigingsjaren voor alle hbo- en wo-instellingen, voor alle jaren die in de definities worden gebruikt en voor alle bruikbare definities die ze heeft overwogen? |
106 | Welk aandeel heeft de externe switch in het totaalaantal bekostigingsjaren dat zowel hbo- als wo-instellingen mislopen door alle oorzaken samen? |
107 | Kan er een inschatting van het reallocatie-effect in het wo worden gemaakt, waarbij naast de 4 tu's13 een onderscheid gemaakt wordt tussen universiteiten die wel of geen bètatechniekopleidingen aanbieden? |
108 | Hoe is in de financiering van de Open Universiteit geregeld dat deze geen misgelopen bekostigingsjaren door externe switch heeft? |
109 | Van welke instellingen komen studenten die switchen naar Hogeschool Inholland? |
110 | Kunt u nader toelichten waarom er niet wordt gekozen om verschuivingen in de huidige vaste voet door te voeren? |
111 | Wat zijn de effecten van de middelen die zijn uitgetrokken voor bètatechniekopleidingen in de Voorjaarsnota voor Tabel T: inschatting reallocatie-effecten per universiteit? |
112 | Kan in relatie tot tabel T op pagina 121 een tabel aangeleverd worden met de consequenties per instelling als alleen gekozen wordt voor het verschuiven van middelen ten gunste van bètatechniek? |
113 | Kan in relatie tot tabel T op pagina 121 een tabel aangeleverd worden met de consequenties per instelling als alleen gekozen wordt voor het verschuiven van middelen van de tweede naar de eerste geldstroom? |
114 | Kan in relatie tot tabel T op pagina 121 een tabel aangeleverd worden met de consequenties per instelling als alleen gekozen wordt voor het verschuiven van middelen van variabel naar vast? |
115 | Kan in relatie tot tabel U op pagina 122 een tabel aangeleverd worden met de consequenties per instelling als alleen gekozen wordt voor het verschuiven van middelen ten gunste van variabel naar vast, waarbij er dus geen rekening wordt gehouden met externe switch? |
116 | Kan in relatie tot tabel U op pagina 122 een tabel aangeleverd worden met de consequenties per instelling als gekozen wordt voor het verschuiven van middelen ten gunste van variabel naar vast, waarbij met dezelfde externe switch rekening wordt gehouden als in het wo? |
1 HOOP: Hoger Onderwijs en OnderzoeksPlan 2 ROA: Research Centre for Education and the Labour Market 3 ai: artificiële intelligentie 4 EER: Europese Economische Ruimte 5 CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs 6 BSA: bindend studieadvies 7 NWO: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 8 TRAC: Transparant Approach To Cost 9 CDHO: Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs 10 KNAW: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 11 VSNU: Vereniging van Universiteiten 12 umc: universitair medisch centrum 13 tu: technische universiteit |