Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over reactie op verzoek commissie op een brief van het Kenniscentrum voor makkelijk lerenden over de ontwikkelingen van het afgelopen jaar rondom de ondersteuning van zeer makkelijk lerende of (hoog)begaafde kinderen in het onderwijs (Kamerstuk 31497-332)
Passend onderwijs
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D42905, datum: 2019-10-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D42905).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z17518:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-26 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-10-01 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-17 10:00: Reactie op verzoek commissie op een brief van het Kenniscentrum voor makkelijk lerenden over de ontwikkelingen van het afgelopen jaar rondom de ondersteuning van zeer makkelijk lerende of (hoog)begaafde kinderen in het onderwijs (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-01-16 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-01-28 17:45: VSO Ondersteuning van zeer makkelijk lerende of (hoog)begaafde kinderen in het onderwijs (31497-336) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D42905 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een fractie de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 19 september 2019 op een brief van het Kenniscentrum voor makkelijk lerenden (Kamerstuk 31 497, nr. 332).
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 |
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
II | Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media | 3 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie op verzoek van de commissie op een brief1 van het Kenniscentrum voor makkelijk lerenden over de ontwikkelingen van het afgelopen jaar rondom de ondersteuning van zeer makkelijk lerende of (hoog)begaafde kinderen.
De leden zien dat er ontwikkelingen zijn voor de hoogbegaafde leerlingen in Nederland, maar maken zich wel zorgen over de regie en het tempo waarin verbeteringen plaatsvinden. De sector lijkt bijvoorbeeld te weinig actie te ondernemen naar aanleiding van de aangenomen motie2 van het lid Heerema, die vraagt om eigen bijdrages voor hoogbegaafdheid af te schaffen. Immers, die eigen bijdrages bestaan ook niet voor kinderen met autisme, voor kinderen die dyslectisch zijn of voor kinderen met een leerachterstand. Hoogbegaafdheid is iets wat je meegekregen hebt, en waar een kind niets aan kan doen. De leden hebben een lijst met scholen waar hoge eigen bijdrages gevraagd worden voor extra ondersteuning aan hoogbegaafde kinderen en willen van de Minister weten of hij deze eigen bijdrages afkeurt en of hij de betreffende scholen op de vingers wil tikken. Zij vragen of het tevens mogelijk is om een sanctiemaatregel tegen samenwerkingsverbanden in te stellen die toestaan dat er een eigen bijdrage gevraagd wordt voor extra ondersteuning aan hoogbegaafde kinderen en of de Minister bereid is een dergelijke sanctiemaatregel uit te werken.
De voornoemde leden zijn ervan overtuigd dat hoogbegaafde kinderen niet méér van hetzelfde onderwijs nodig hebben, dus niet een extra verdiepingsuurtje rekenen of wiskunde, maar uitgedaagd moeten kunnen worden door een andere vorm van onderwijs waar hoogbegaafde kinderen niet beoordeeld worden zoals de rest van de kinderen, maar waar zij hun creativiteit, complexe materie onder de knie krijgen en snel denken gewaardeerd wordt. De Trimaran school in Alkmaar is zo’n voorbeeld. Zij vragen of de Minister met dit genoemde kader kan aangeven op hoeveel plekken er nu daadwerkelijk passend onderwijs aanbod voor hoogbegaafde kinderen is gerealiseerd in Nederland. Hoe borgt de Minister dat met de extra middelen vanuit het regeerakkoord nu daadwerkelijk een passend onderwijsaanbod gegenereerd wordt? Tevens vragen zij welke subsidievoorwaarden het ministerie nu kan stellen om tot volwaardig hoogbegaafdenonderwijs te komen. Want de leden snappen dat het belangrijk is om impactonderzoek te financieren, maar zij zijn wel terughoudend nu deze leden lezen dat er ruim 600 projecten gefinancierd zijn terwijl zij grote twijfels hebben over de effectiviteit van de projecten die nu gaande zijn.
De eerder genoemde leden vinden de vraag legitiem om te stellen of het beeld van de effectiviteit van de subsidieregeling die met experts uit wetenschap en praktijk tot stand is gekomen toch niet beter had gekund. Immers, nog steeds is een derde van de thuiszitters een hoogbegaafd kind dat vast is gelopen in het reguliere onderwijs, nog steeds krijgen de leden regelmatig signalen dat hoogbegaafden vastlopen in het reguliere onderwijs en onderpresteerders worden en zij krijgen simpelweg heel vaak de signalen van hoge eigen bijdrages. De middelen uit het regeerakkoord zouden hier een oplossing voor moeten zijn en niet moeten verdwijnen in losse projecten. Het zou effectief in de ontwikkeling van een passend onderwijsaanbod voor hoogbegaafde kinderen gestopt moeten worden, want dan kan een duurzame structuur voor hoogbegaafde kinderen gebouwd worden. Kan de Minister toezeggen dat er projecten gefinancierd gaan worden waar deze duurzame structuur doorontwikkeld kan gaan worden? Zij vragen of de Minister tevens bereid is om de eis dat een te onderzoeken vraagstuk moet voortbouwen op een eerder door NRO3 gefinancierd onderzoek te laten varen. Immers, als deze eis vastgehouden wordt dan krijgen mooie, nieuwe concepten geen kans en daar is de hoogbegaafde leerling de dupe van. Want eerlijk is eerlijk, met alle inzet die er de afgelopen jaren zijn geweest, is er onvoldoende verbeterd voor hoogbegaafde leerlingen.
Als laatste zijn de leden benieuwd naar de rol van de samenwerkingsverbanden. In de contacten met samenwerkingsverbanden is hun eigen mening vaak dat er voldoende mogelijkheden en kansen voor hoogbegaafde leerlingen zijn, terwijl in de praktijk ouders juist het tegenovergestelde ervaren en ook kunnen weerleggen. Het vertrouwen op de blauwe [of bruine of groene] ogen van een samenwerkingsverband geeft daarmee een ander beeld dan de feitelijke situatie is. Kan de Minister aangeven welke rekenmethode binnen de middelen voor samenwerkingsverbanden ten grondslag liggen aan de middelen die voor de ondersteuning van hoogbegaafde kinderen zijn bestemd? Hoe hoog is dit bedrag? Zij vragen tevens of het mogelijk is om samenwerkingsverbanden te korten met dit bedrag als ze onvoldoende oog hebben voor de hoogbegaafde kinderen in hun werkgebied.
Als laatste een cri de coeur: het reguliere onderwijs kan hoogbegaafde kinderen onvoldoende faciliteren. Dit moet politiek ook onder ogen gezien durven worden en dat heeft direct invloed op hoe de middelen voor hoogbegaafdheid besteed moeten worden. Niet meer van hetzelfde, niet een extra uurtje les of een kanjerklasje, maar accepteren dat er een andere vorm van onderwijs nodig is voor deze kinderen. Zodat ze niet meer met buikpijn naar school gaan, geen stress hebben en daarom niet kunnen slapen, maar vooral zodat ze met plezier kind kunnen zijn.