Brief van het Presidium over de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB)
Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
Brief Presidium
Nummer: 2019D43235, datum: 2019-10-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35228-2).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35228 -2 Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen.
Onderdeel van zaak 2019Z20681:
- Indiener: K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer
- Voortouwcommissie: TK
- 2019-11-05 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 228 Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
Nr. 2 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de leden
Den Haag, 31 oktober 2019
Het presidium deelt u hierbij mee dat de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB), bij brief van 17 oktober 2019, tot het oordeel is gekomen dat het vorderen van schriftelijke inlichtingen en documenten op grond van artikel 5 en 6 Wet Parlementaire Enquête (Wpe) nodig is voor de vervulling van haar taak.
Het presidium legt daarnaast ter besluitvorming aan u voor een voorstel van de parlementaire ondervragingscommissie ter verhoging van de begroting. Als gevolg van de uitloop die samenhangt met de vordering van schriftelijke stukken zal de begroting moeten worden opgehoogd. Aangezien de parlementaire ondervraging onder de Wet op de parlementaire enquête 2008 (Wpe) valt, komen de uitgaven van de parlementaire ondervraging ten laste van de Rijksbegroting. Dit heeft dus geen gevolgen voor het beschikbare kennis- en onderzoeksbudget van de Kamer.
Het presidium stelt u voor om in te stemmen met dit begrotingsvoorstel.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
K. Arib
BIJLAGE BRIEF VAN DE PARLEMENTAIRE ONDERVRAGINGSCOMMISSIE ONGEWENSTE BEÏNVLOEDING UIT ONVRIJE LANDEN
Aan het presidium
Den Haag, 17 oktober 2019
Namens de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB) (hierna: Commissie) wil ik de Kamer mededelen dat de Commissie tot het oordeel is gekomen dat het vorderen van schriftelijke inlichtingen en documenten op grond de artikelen 5 en 6 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 (hierna: Wpe) nodig is voor de vervulling van haar taak. De inzet van deze bevoegdheid heeft gevolgen voor de planning en begroting. Daarom wil de Commissie de Kamer hierbij toestemming vragen om de planning en begroting te wijzigen.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft op 2 juli 2019 besloten tot instelling van de Parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB). De parlementaire enquête wordt uitgevoerd binnen de kaders van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging (Kamerstuk 34 400, nr. 2). Een parlementaire ondervraging is daarin gedefinieerd als een «kortlopende parlementaire enquête gericht op het verkrijgen van mondelinge inlichtingen door middel van het horen van personen onder ede.» 1
Doel van deze parlementaire ondervraging is meer inzicht te krijgen in ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland, zoals moskeeën, uit onvrije landen en inzicht te krijgen in effectieve maatregelen om deze invloed te doorbreken (zie: Kamerstuk 35 228, nr. 1).
Inzetten artikelen 5 en 6 van de Wpe
Op grond van de artikelen 5 en 6 van de Wpe kunnen schriftelijke inlichtingen/documenten worden gevorderd. Het Tijdelijk protocol brengt gelet op het niet-bindende karakter ervan geen beperkingen aan in de bevoegdheden van de Commissie. Wel dient de Commissie op grond van artikel 3 van het Tijdelijk protocol de Kamer hierover drie weken voor de toepassing van deze bevoegdheid op de hoogte te stellen. De Commissie geeft daar middels deze brief uitvoering aan.
Op basis van de werkzaamheden tot dusver heeft de Commissie besloten een aantal casussen te betrekken bij de openbare verhoren. De voorbereidende werkzaamheden hebben haar tevens doen besluiten dat het noodzakelijk is om ter voorbereiding op de openbare verhoren schriftelijke inlichtingen/documenten te vorderen. De genoemde casussen zijn de basis waarover de Commissie schriftelijke inlichtingen/documenten wenst te vorderen. De Commissie zal de bevoegdheid beperkt inzetten, zodat zij binnen de kaders en gedachte van het Tijdelijk protocol blijft opereren. Op deze manier kan de Commissie binnen het instrument van de parlementaire ondervraging de onderzoeksopdracht zo optimaal mogelijk uitvoeren.
Planning
Gelet op het bovenstaande zal de planning van de Commissie moeten worden aangepast. Het eerdere streven om de ondervraging in november/december te doen plaatsvinden wordt, gezien de termijnen die met het vorderen van stukken gepaard gaan en de verwerking daarvan, verplaatst naar februari. De verwachting is dat de Commissie niet eind februari, maar in april haar eindverslag aan de Kamer kan aanbieden.
Instelling Parlementaire ondervragingscommissie | 2 juli 2019 | Idem |
Staf verzamelt en analyseert relevante informatie | zomerreces | idem |
Inlezen, casusbepaling, al dan niet vorderen stukken, bepalen van uit te nodigen getuigen en deskundigen die de commissie wil horen, verhoor- en mediatraining | September | oktober-december |
Uitnodigen getuigen en deskundigen en voorbereiden vragenlijsten verhoren | Oktober | december-januari |
Uitvoeren verhoren | November | februari |
Opstellen en aanbieding verslag | Voor het kerstreces | april |
Evaluatie, evt. debat over verslag met Kamer en dechargeverlening | Januari, februari 2020 | april, mei |
Begroting
Als gevolg van de uitloop zal de begroting met € 20.000 moeten worden opgehoogd.
De begroting komt daarmee uit op € 120.000. De financiering vindt plaats conform de Wpe (voor de Tweede Kamer betekent dit externe financiering).
De voorzitter van de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste
beïnvloeding uit onvrije landen,
Rog
Kamerstuk 34 400, nr. 2, par. 2.↩︎