[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019

Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019

Jaarverslag

Nummer: 2020D18283, datum: 2020-05-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35470-XVII-1).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35470 XVII-1 Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019.

Onderdeel van zaak 2020Z08518:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 470 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019

Nr. 1 BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Aangeboden 20 mei 2020

Inhoudsopgave Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

A. ALGEMEEN 4
1. Aanbieding jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening 4
2. Leeswijzer 6
B. BELEIDSVERSLAG 12
3. Beleidsprioriteiten 12
4. Beleidsartikelen: 39
Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 39
Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat 48
Artikel 3: Sociale vooruitgang 56
Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 64
Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet 72
5. Bedrijfsvoeringsparagraaf 78
C. JAARREKENING 81
6. Departementale verantwoordingsstaat 81
7. Saldibalans per 31 december 2019 en toelichting begroting Buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking (XVII) 82
D. BIJLAGEN 95
1. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken 95
2. Sanctiebeleid en malversaties 100
3. Toelichting op streefwaarden en indicatoren 116
4. Afkortingen 126

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2019 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

a. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

b. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

c. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

d. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

e. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

a. het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2019;

b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel Jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht. In die gevallen waarin afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften voorkomen, wordt dit beschreven.

Het jaarverslag 2019 vormt in principe een spiegel van de memorie van toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2018 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

In oktober 2017 verscheen het Regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van het kabinet Rutte III. De ambities en uitdagingen van het kabinet zijn uitgewerkt in diverse beleidsnota’s en brieven waaronder de beleidsnota Investeren in Perspectief, Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 en de Integrale migratieagenda.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Focusonderwerp

Er is voor het jaarverslag 2019 door de Tweede Kamer een focusonderwerp aangewezen. Het focusonderwerp betreft: een voortzetting van de focus op de onderbouwingen van de ramingen met daarbij specifieke aandacht voor de onderschrijdingen ten opzichte van het geraamde uitgavenkader. Voor de verantwoording over 2019 wordt specifiek aandacht besteed aan hoe onderuitputting en plafondonderschrijdingen zich verhouden tot de ramings- en begrotingssystematiek. Daarbij zal er ook aandacht zijn voor de grootste over- en onderschrijdingen in 2019 en eerdere jaren.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met daarin een rapportage over resultaten met (OS-)indicatoren en streefwaarden (2019) en daarop volgend de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2019, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister voor BHOS en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2019 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Rapportage over resultaten

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2016 nam de Tweede Kamer de motie-Smaling c.s. (Motie van het lid Smaling c.s. over het te volgen traject bij de jaarrekening ontwikkelingssamenwerking, Kamerstukken 34 475-XVII, nr. 8) aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Tweede Kamer op 15 september 2016 een brief (Kamerstuk TK 2015–2016, 34 300-XVII, nr. 70) gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.

In de begroting voor 2019 zijn voor de derde keer indicatoren en streefwaarden opgenomen. Op verzoek van de Kamer is het aantal OS-indicatoren uitgebreid van 15 naar 17. Deze indicatoren zijn te vinden onder de beleidsprioriteiten van het beleidsverslag. Ook zijn er in dit jaarverslag twee nieuwe indicatoren voor buitenlandse handel en investeringen opgenomen. Daarnaast is in bijlage 3 van dit jaarverslag (departement-specifieke bijlage) een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen. De behaalde resultaten zijn conform de toezegging in de genoemde brief van 15 september 2017 in dit jaarverslag opgenomen. Dit is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften (model 3.22b verwijst naar model 1.33b Rol en verantwoordelijkheid).

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en (waar van toepassing) streefwaarden voor deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn zoveel mogelijk SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor de indicatoren zijn methodologische notities opgesteld.

De streefwaarden en indicatoren zijn mede afgeleid van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze doelen worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel op pagina 22–27 is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Naast de SDG’s vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten bijdragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten. De Theories of Change zijn aangepast op basis van de nieuwe BHOS-nota en te vinden op: Theories of Change Ontwikkelingssamenwerking.

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en te aggregeren zijn, dienen de 17 indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.

Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Daarom wordt de horizon van 2030 van de SDG’s gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede periode van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen, voorlichting over hygiëne en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDG’s.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2017 worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in het specifieke jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

In de bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de rapportagesystematiek in stappen wordt aangepast, met als doel het jaarverslag en de online resultatenrapportage te integreren en op het zelfde moment te publiceren. De online resultatenrapportage is te vinden op www.osresultaten.nl. Het kost de uitvoerders van de programma’s in de diverse landen tijd om de benodigde informatie te verzamelen en daarover te rapporteren. Dit kan oplopen tot zes maanden na afloop van een kalenderjaar. Daarom is gekozen voor een methode waarbij de resultaten in het jaarverslag voortkomen uit de rapportages van de uitvoerders die zijn ontvangen en goedgekeurd in de periode van 1 oktober 2018 tot 30 september 2019. Dit geeft ook voldoende tijd om de gegevens te analyseren. Gevolg is dat de gerapporteerde resultaten gedeeltelijk behaald zijn in 2019 en voor het overige voornamelijk in 2018. Deze methode zal ook in de toekomst worden gehanteerd.

In reactie op de motie Becker/Bouali (Kamerstukken 21 501/04, nr. 209) en zoals aangegeven in de Kamerbrief over de kabinetsinzet op het gebied van EU-ontwikkelingssamenwerking (Kamerstukken 34 952, nr. 41) wordt in deze resultatenrapportage (onderdeel resultaten van EU-ontwikkelingssamenwerking) ook kort ingegaan op resultaten die de EU via het EU externe financieringsinstrumentarium heeft bereikt.

In de BHOS-begroting 2019 zijn twee nieuwe indicatoren opgenomen, voor Opvang en Bescherming in de Regio en voor Buitenlandse Handel en hierover wordt gerapporteerd in dit jaarverslag 2019.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid zijn eventuele opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2019 opgenomen. Afwijkingen in de verplichtingen en ontvangsten worden toegelicht als de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelniveau. Afwijkingen in de uitgaven worden toelicht indien de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelonderdeelniveau én de afwijking groter is dan EUR 2 miljoen. Waar nodig wordt verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting.

In de budgettaire tabellen in het jaarverslag is geen onderscheid gemaakt tussen decommitteringen op oude en nieuwe verplichtingen. Alle decommitteringen worden ten gunste van de begroting gebracht.

In 2019 is er een balanstechnische correctie van EUR 22,8 miljoen uitgevoerd op de beginstand van verplichtingen van artikel 1. Deze correctie is het gevolg van een systeemfout in het administratiesysteem SAP in 2018, die na het afgeven van de controleverklaring 2018 werd geconstateerd. Deze fout heeft als gevolg dat de verplichtingenstand in 2018 op artikel 1 EUR 22,8 miljoen te laag is weergegeven. Deze correctie is doorgevoerd op de verplichtingenstand van artikel 1 in 2019 en resulteert in een verhoging van EUR 22,8 miljoen op de beginbalans.

Zoals ook gemeld in de begroting 2019 (pagina’s 3 en 4) hebben enkele aanpassingen plaatsgevonden in de beleidsartikelen om de doelstellingen van het buitenlands beleid in lijn te brengen met Regeerakkoord Rutte III. Voor de BHOS-begroting heeft dit onder andere tot gevolg gehad dat het budget voor het «Dutch Good Growth Fund» is verplaatst van artikelonderdeel 1.4 naar artikelonderdeel 1.3. Verder is artikelonderdeel 5.3 «Bijdrage aan migratie en ontwikkeling» vervallen en het budget is opgenomen onder «Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking» (artikelonderdeel 4.2). Hierdoor zijn in 2019 de lopende verplichtingenbudgetten verschoven van de oude, niet meer bestaande, artikelonderdelen en opgenomen onder artikelonderdeel 1.3 respectievelijk 4.2. Nu er per saldo geen sprake is van een mutatie (de oude artikelonderdelen zijn in de administratie voor 2019 niet meer in gebruik) zijn deze mutaties met elkaar gesaldeerd. Zij zijn in de begrotingstabellen niet zichbaar.

Bij het opstellen van de begroting is voor het merendeel van de uitgaven voor één of twee instrumenten gekozen, terwijl in de realisatie blijkt dat een beperkt deel van de uitgaven op aanvullende instrumenten verwerkt is. Dit omdat van tevoren niet bekend is welke financieel instrument gebruikt wordt om de beleidsdoelstelling te behalen. Om de leesbaarheid van de tabellen waarin de financiële gevolgen van beleid zijn weergegeven, toch te waarborgen, is er daarom in sommige gevallen voor gekozen om de realisatiecijfers op te nemen bij het in de begroting benoemde instrument en de bedragen niet op te splitsen. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor eerdere jaren niet weergegeven waardoor het totaal van de instrumenten in sommige gevallen niet optelt tot het totaal van de artikelonderdelen. Dit speelt met name in 2015 en 2016.

In lijn met de toezegging aan de Kamer over het jaarverslag en de slotwet 2012 is in het BHOS-jaarverslag (onder het beleidsartikel) opgenomen of de geplande uitgaven aan een landenprogramma voor een thema lager/hoger uitvallen. Alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen zijn toegelicht. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2019.

Departementale verantwoordingsstaat en saldibalans

Verschillen in de totalen tussen de verantwoordingsstaat en de saldibalans zijn het gevolg van afrondingen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na de beleidsprioriteiten en beleidsartikelen volgt de bedrijfsvoeringsparagraaf waarin de belangrijkste tekortkomingen en risico's in het begrotingsjaar worden benoemd. Ten slotte volgt de jaarrekening van BHOS en vier bijlagen:

1) Overzicht van de afgeronde evaluatie-onderzoeken;

2) Sanctiebeleid en malversaties;

3) Toelichting op de streefwaarden en indicatoren;

4) Afkortingen.

Voor de externe inhuur en het overzicht WNT-verantwoording 2019 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf worden de belangrijkste tekortkomingen en risico's in het begrotingsjaar benoemd. In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitscyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma's in het kader van Ontwikkelingssamenwerking wordt uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen. Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «Verantwoord Begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

In lijn met de BHOS-begroting 2019 wordt het beleidsverslag (in het BHOS-jaarverslag 2019) afgesloten met een overzicht van risicoregelingen. Het dit jaar voor het eerst opgenomen overzicht revolverende fondsen is invulling van de toezegging in de nadere reactie van de minister op het rapport van de Algemene Rekenkamer «Zicht op revolverende Fondsen».

In lijn met de begroting 2019 wordt het beleidsverslag afgesloten met een risicoparagraaf bestaande uit een overzicht van de risicoregeling en een toelichting daarop. Tot en met de begroting voor 2018 werden uit praktische overwegingen zowel de risicoregelingen van Buitenlandse Zaken (V) als van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) opgenomen in de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII). Met ingang van de memorie van toelichting 2019 is een splitsing gemaakt tussen de regelingen van beide hoofdstukken. Daarom wordt de garantie voor de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa afzonderlijk opgenomen in de risicoparagraaf van de memorie van toelichting bij de begroting van Buitenlandse Zaken (V).

HGIS-jaarverslag

De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid. Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2019 aangeboden aan het parlement.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2020. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast. Verder werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak voert de Auditdienst Rijk jaarlijks onderzoek uit naar:

a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016;

b. de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016.

Daarnaast voert de Auditdienst Rijk onderzoek uit naar het begrotingsbeheer, het financieel beheer, de materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk.

Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII zijn opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Voor Nederland, wereldwijd

Het jaar 2019 stond in het teken van de implementatie van de BHOS-nota Investeren in Perspectief. De verschuiving naar de focusregio’s werd zichtbaar; nieuwe fondsen en programma’s werden gelanceerd. Beleidsthema’s zoals werk en onderwijs voor jongeren en vrouwen, maar ook seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, geestelijke gezondheid en psychosociale zorg in crisisrespons en digitalisering werden nader uitgewerkt. Op het gebied van economische diplomatie en handel is verder gewerkt aan de internationale positie en verdienvermogen van Nederland, internationaal verantwoord ondernemen door middel van de sectorconvenanten en het verder versterken van de dienstverlening aan MKB en startups.

De inzet op de hoofddoelen van de BHOS-nota – vermindering van instabiliteit, armoede en ongelijkheid in ontwikkelingslanden; bevordering van duurzame economische groei en effectieve klimaatactie wereldwijd; versterking van het internationaal verdienvermogen van Nederland – blijven onverminderd van belang om uitdagingen als ongelijkheid, aanhoudende conflicten, vluchtelingen- en migratiestromen, maar ook klimaatverandering het hoofd te bieden. Een overwegend teleurstellende uitkomst van de klimaattop in Madrid en de voortdurende humanitaire crisis in Jemen leidden tot extra hoofdbrekens. 2019 werd verder getekend door de Brexit, oprukkend protectionisme, het handelsconflict tussen de VS en China, een toenemende druk op het mondiale handelssysteem en een verdieping van de crisis in de Wereldhandelsorganisatie.

De zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen voor 2030 (Sustainable Development Goals – SDG’s) vormen het kader voor de bestrijding van de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering. In 2019 concludeerde de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) dat de wereldwijde actie onvoldoende is om de SDG’s in 2030 te behalen, en dat daarom een versnelling noodzakelijk is. Tijdens de VN-top over de SDG’s benadrukte Nederland het belang van mondiale inzet op circulaire economie, verbeterde toegang tot recht, de verbetering van de positie van vrouwen, inclusiviteit, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en klimaatactie om de SDG’s te realiseren.

In het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» heeft het kabinet aangekondigd dat het netwerk van ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen zou worden uitgebreid en versterkt. Voor deze investering trok het kabinet structureel 40 miljoen uit in een oplopende reeks (EUR 10 miljoen in 2018 oplopend tot EUR 40 miljoen in 2021). Over de plannen met betrekking tot deze investeringen is de Kamer geïnformeerd in juli en oktober 2018 (Kamerstukken 32 734, nr. 31 en Kamerstukken 32 734, nr. 32). In deze brieven is aangegeven op welke prioriteiten wordt geïntensiveerd en welke posten hiervoor worden versterkt. In een aantal gevallen gaat het daarbij om posten in ontwikkelingslanden, en om versterking op thema’s als stabiliteit en armoedebestrijding. Daarnaast is de economische functie van het postennet versterkt en uitgebreid om Nederlandse bedrijven te ondersteunen en economische kansen te creëren.

Posten die in 2018 zijn uitgebreid is gevraagd te rapporteren over de extra resultaten die zijn geboekt met de extra medewerkers op de thema’s waarop is geïntensiveerd. De interactieve kaart hieronder is ontleend aan het jaarverslag BZ 2019 en geeft per versterkte post kort aan welke extra resultaten konden worden geboekt.

Dit beleidsjaarverslag volgt de structuur van de begroting 2019 op hoofdlijnen. Hieronder volgt per thema toelichting op de Nederlandse inzet in dat jaar.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes (SDG5) inclusief seksuele en reprodudctieve gezondheid en rechten blijven een rode draad

In 2019 werd voor dit thema een aparte ambassadeur Vrouwenrechten en Gendergelijkheid aangesteld. Voorts werd deelgenomen aan onderhandelingen in de VN (Commission on the Status of Women, Commission on Population and Development, ICDP-top in Nairobi en voorbereidingen Beijing+25). In deze gremia slaagde Nederland erin, soms tegen de stroom in en gesterkt door het gewicht van EU en Noord-Zuid coalities in onderhandelingen, internationaal overeengekomen uitgangspunten inzake gendergelijkheid en SRGR overeind te houden. Daarnaast nam Nederland een voortrekkersrol in op het blijvend agenderen van zuidelijk leiderschap, financiering van vrouwenrechtenorganisaties, rechten van sekswerkers en deelname van vrouwen aan vredesbesprekingen (@NLatUN).

De programma’s onder Funding Leadership Opportunities for Women, Nationaal Actieplan (NAP) 1325, Leading from the South en Samenspraak & Tegenspraak hebben de capaciteit versterkt van maatschappelijke- en vrouwenrechten-organisaties. Daarnaast hebben ze geleid tot concrete verbeteringen in het leven en de positie van vrouwen en meisjes (OS-resultatenrapportage). In 2019 zijn, in consultatie met het maatschappelijk middenveld beleidskaders (Beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld), ontwikkeld voor de opvolgers van deze programma’s onder de paraplu van het SDG5 fonds. In dat nieuwe fonds gaat een groter deel van de financiering direct naar Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties. In 2019 is het Nationale Actieplan 1325 met een jaar verlengd (tot eind 2020). BZ-medewerkers konden voor kennis en best practices om gender te integreren terecht bij het Gender@Work kennisportaal, gendertrainingen en de Gender Focal Points appgroep. Hierdoor weten steeds meer BZ-medewerkers hoe gender te integreren in hun werk om bij te dragen aan gendergelijkheid en een inclusiever en effectiever buitenlandbeleid.

1. Vermindering instabiliteit, armoede en ongelijkheid

Investeren in onderwijs, werk en inkomen

Nederland heeft in 2019 de beoogde extra inzet (EUR 60 miljoen) op onderwijs, werk en inkomen voor jongeren en vrouwen gerealiseerd, vooral in de focusregio’s. Dit leidt in deze regio’s tot een beter toekomstperspectief en ook tot meer stabiliteit en veiligheid.

Nederland steunt het Global Partnership for Education (GPE) en ook de steun aan Education Cannot Wait (ECW) is gecontinueerd, evenals aan het Orange Knowledge Programme (OKP); deze programma’s bereiken miljoenen kinderen en jongeren. In 2019 is het Nexus Skills and Jobs programme van start gegaan in Libanon, waardoor jonge mannen en vrouwen betere kansen krijgen op de lokale arbeidsmarkt. In de overige zeven focuslanden steunt dit programma jongeren bij de overgang van school naar (beter) werk vanaf 2020. Nederland heeft zich bovendien, samen met het Verenigd Koninkrijk, in 2019 sterk ingezet voor het opzetten van de International Finance Facility for Education (IFFEd). Dit innovatieve financieringsinstrument wordt in 2020 officieel gelanceerd en zal, door een gecombineerde inzet van garanties en giften, via multilaterale ontwikkelingsbanken goedkopere leningen voor onderwijsfinanciering verstrekken, vanaf 2021.

Een belangrijke stap in het creëren van meer werkgelegenheid voor jongeren werd gezet met de lancering van het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE). Daarnaast werden in een tiental landen Orange Corners geopend die jonge ondernemers en start-ups ondersteunen. Lopende programma’s, zoals het Local Employment in Africa for Development (LEAD), werden meer gericht op focuslanden zodat juist daar extra inzet op werk en inkomen voor jongeren en vrouwen plaatsvond. Agriterra heeft de positie van jongeren en vrouwen bij boerenorganisaties en landbouwcoöperaties versterkt en kansen op werk voor jongeren bij deze coöperaties vergroot, met name in West-Afrika. Voorts is het NASIRA-programma van start gegaan, dat met garanties van de Europese Commissie en FMO (MASSIF-fund) 800.000 jongeren, vrouwelijke ondernemers en ondernemers met een migratieachtergrond in ontwikkelingslanden toegang tot financiering biedt.

Rechtvaardige en vreedzame samenlevingen

De Nederlandse inzet op veiligheid en rechtsorde richtte zich ook in 2019 op het vergroten van legitieme stabiliteit. Hierbij ligt de nadruk op de veiligheid van burgers (human security), de toegang tot recht en op politiek bestuur en vredesopbouw in de focusregio’s. Hiermee draagt Nederland bij aan SDG16, gericht op vreedzame, inclusieve samenlevingen.

Nederland organiseerde in 2019 een conferentie met een twintigtal ministers en hoofden van internationale organisaties, die een verklaring aannam voor meer mensgerichte en data-gedreven justitiehervormingen: de The Hague Declaration on Access to Justice for All (2019). Ook faciliteerde Nederland een vergadering van tien ministers van justitie van de groep van G7+ (door conflict getroffen) landen die een actieplan aannamen, op basis van dezelfde principes: G7+ Ministers of Justice Joint Action Plan .

Als co-voorzitter van de Pathfinders Task Force on Justice zette Nederland zich in voor concrete committeringen om toegang tot recht voor iedereen te bevorderen. In mei lanceerde de Task Force zijn rapport, met nieuwe data en aanbevelingen, tijdens het World Justice Forum in Den Haag: het Justice for All Report . De Secretaris-Generaal van de VN noemde data uit het rapport tijdens zijn openingsspeech in het High Level Political Forum en wees op het belang van eerlijke en efficiënte rechtssystemen voor inclusieve ontwikkeling. In zijn toespraak tijdens de SDG-top noemde de Koning onder andere het belang van en de Nederlandse inzet voor het wereldwijd verbeteren van de toegang tot recht. In juli publiceerde de Minister voor BHOS met de andere voorzitters van de Task Force on Justice een opiniebijdrage in Newsweek: Time to Commit to Justice for All .

Onderdeel van de inzet op veiligheid en rechtsorde is bevordering van de participatie van vrouwelijke militairen en politie in VN-vredesmissies. In 2019 steunde Nederland in dit verband het UN Elsie Initiative Fund for Women in Peace Operations bedoeld om barrières voor participatie van vrouwen in vredesmissies weg te nemen.

Betere voeding en klimaatslimme landbouw

In juni 2019 hebben de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor BHOS de aangepaste inzet op voedselzekerheid «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030» (Kamerbrief, TK 2018–2019, 33 625, nr 280) gepresenteerd. Hierin wordt specifiek aandacht besteed aan de relatie tussen SDG 2 en de klimaat- en biodiversiteitsproblematiek. Tijdens de Climate Action Summit heeft Nederland aandacht gevraagd voor klimaatadaptatie in het voedselzekerheidsbeleid. Deze bredere aanpak is onder meer in de Sahel zichtbaar in het Dryland Sahel Program . Dit is een omvangrijk (EUR 100 miljoen), innovatief en langjarig (10 jaar) programma gericht op een integrale aanpak van land- en watergebruik voor duurzame impact op klimaatbestendige voedselproductie in Burkina Faso, Niger en Mali. In fragiele landen in de Hoorn van Afrika is een programma van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) van start gegaan voor de vergroting van de (klimaat)weerbaarheid van de bevolking in Somalië, Soedan en Zuid-Soedan. Voor de versterking van de Nederlandse inzet op landrechten, werd het land@scale programma breed opgezet met impact op inclusieve toegang, verminderd conflict en duurzaam gebruik van land en natuurlijke hulpbronnen voor voedselproductie en huisvesting.

Mobiliseren van Nederlandse kennis werd in 2019 vereenvoudigd door de lancering van het Netherlands Food Partnership (NFP) dat Nederlandse partijen bij elkaar zal brengen om meer impact voor voedselzekerheid te realiseren. Het eerste voorbeeld van een initiatief is SEEDNL waarbij de zaaizaadsector in ontwikkelingslanden wordt versterkt door een gezamenlijke inzet van de Nederlandse overheid, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en Nederlandse bedrijven werkzaam met zaden en jonge planten.

Waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen

De interdepartementale inzet voor de watergerelateerde SDG’s tot 2030 is geactualiseerd, en sterker gericht op klimaatadaptatie, zoals toegelicht in de Kamerbrief «Nederlandse Internationale Water Ambitie» IWA (Kamerstukken 32 605, nr. 217).

De inzet op water is in 2019 conflict-sensitiever geworden. Het Water, Peace and Security Partnership heeft methoden en instrumenten ontwikkeld voor vroege identificatie en voorkoming van water-gerelateerde conflicten. In Mali en Irak is het inzicht in relaties tussen water, migratie instabiliteit en conflict versterkt en de capaciteit voor het voorkomen van conflicten verbeterd.

Bij de inzet op water en sanitatie werd meer ingezet op verduurzaming via bestaande systemen en netwerken. In het nieuwe WASH-programma voor de Sahel en de Hoorn van Afrika zette UNICEF ook in op gezondheid en goed beheer van waterbronnen, mede gelet op grotere klimaatrisico’s. In Niger zal Nederland geen eigen uitvoeringscapaciteit opbouwen, maar net als Denemarken en de EU aansluiten bij Luxemburg dat het nationale Nigerese WASH-programma al lange tijd ondersteunt en lokaal veel ervaring, kennis en netwerken heeft opgedaan.

Keuzevrijheid en verbeterde toegang tot anticonceptie

Keuzevrijheid van vrouwen, jongeren en achtergestelde groepen op het terrein van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), de toegang tot informatie en diensten op het gebied van seksualiteit inclusief anticonceptie, veilige abortus en seksuele voorlichting blijft centraal staan binnen Nederlands beleid. Dit krijgt gestalte door steun aan internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld. De internationale afspraken over vrouwenrechten en SRGR staan in toenemende mate onder druk. Nederland nam het voortouw in de diplomatieke respons door middel van sterke resoluties en breed gedragen gelijkgezindenverklaringen tijdens de AVVN en tijdens de ICPD25 Nairobi Summit waar het belang van SRGR en gendergelijkheid en het behoud van de internationale consensus werd onderstreept.

Nederland toonde internationaal leiderschap bij de inzet voor vrouwenrechten en SRGR en het behoud van de internationale consensus die 25 jaar geleden in Caïro en Peking werd bereikt. Tijdens de 74e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) sprak de Minister voor BHOS namens 58 landen een verklaring uit over het belang van vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Mede door de Nederlandse inzet is een sterke Universal Health Coverage (UHC) verklaring tot stand gekomen met een solide paragraaf over SRGR. Dit is van grote betekenis om verdere voortgang te bewerkstelligen op landenniveau, ook voor het bereiken van de SDG’s. Ook tijdens de ICPD25 Nairobi Summit presenteerde Nederland samen met Zuid Afrika en Finland wederom een verklaring namens 55 landen, waarin het belang van de ICPD consensus op het gebied van SRGR en bevorderen van gendergelijkheid werd onderstreept. Een en ander vormde een krachtig weerwoord op de VS en bondgenoten om SRGR en vrouwenrechten ter discussie te stellen. De toenemende regressieve druk op SRGR en vrouwenrechten onderstreept dat wat internationaal bereikt is op SRGR telkenmale herhaald en bevochten moet worden, omdat keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes over seksualiteit of toegang tot seksuele voorlichting, geenszins vanzelfsprekend zijn.

Opvang en bescherming in de regio

Ook in 2019 maakte Nederland zich hard voor perspectief voor vluchtelingen, ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen, met name in acht focuslanden (Egypte, Ethiopië, Irak, Jordanië, Libanon, Kenia, Oeganda en Soedan), met bijzondere aandacht voor bescherming (waaronder ook mentale gezondheidszorg), werkgelegenheid en onderwijs.

Belangrijkste instrument voor de implementatie van dit beleid is het Prospects Partnerschap met IFC, ILO, UNHCR, UNICEF en de Wereldbank. In 2019 is de gezamenlijke visie uitgewerkt, en is samenwerking met de partners geformaliseerd, zoals is te lezen op bijv. de website van ILO en IFC. In alle acht landen is het partnerschap van start gegaan. Dit partnerschap is een innovatief model om een ontwikkelingsgerichte aanpak van langdurige vluchtelingencrises vorm te geven. Het brengt namelijk zowel humanitaire als ook ontwikkelingsorganisaties bij elkaar om gezamenlijk aan analyse, programmering en resultaten te werken.

In december 2019 vond, onder leiding van de VN-Vluchtelingenorganisatie (UNHCR), het eerste Global Refugee Forum plaats. Doel was om de implementatie van het in 2018 door de AVVN aangenomen Global Compact on Refugees te monitoren en kracht bij te zetten. Dit VN-Vluchtelingenpact roept – in lijn met de inzet van het kabinet – op tot steun voor landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen, zodat zij deze ontheemden kunnen integreren in lokale basisvoorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg) en de arbeidsmarkt. Nederland heeft zich actief ingezet om het Forum tot een succes te maken, door organisatie van een paneldiscussie over werkgelegenheid en een focussessie over geestelijke gezondheid en psychosociale hulp in crisisrespons, met WHO en het Rode Kruis. Beide sessies werden goed bezocht, met enthousiasme ontvangen en zullen opvolging krijgen in 2020.

Multilaterale samenwerking

De VN en andere multilaterale organisaties zijn onze belangrijkste partners bij de aanpak van grensoverschrijdende uitdagingen als klimaat, migratie, conflict en epidemieën. Multilaterale organisaties zijn effectief vanwege de schaal waarop ze opereren en hun kennis en expertise. De normstellende, uitvoerende en coördinerende rollen van de VN, bieden VN-organisaties bovendien een uniek mandaat en de legitimiteit om duurzame impact te maken.

De Nederlandse inzet is gericht om de VN fit for purpose te maken. Dat wil zeggen dat deze op een effectieve, efficiënte en transparante wijze in staat is om resultaat te boeken op de mondiale uitdagingen. Teneinde de VN effectiever en slagvaardiger te maken, worden de VN-landenteams tegenwoordig door een onafhankelijke VN-landenvertegenwoordiger geleid. Hierbij staat de VN-ondersteuning aan overheden bij het behalen van de SDG’s centraal. In parallel biedt het Funding Compact (tussen donoren en de VN) de mogelijkheid om opvolging van gemaakte hervormingsafspraken te bevorderen in ruil voor betere financiering die ook nodig is om effectiever te werken (langere termijn en minder geoormerkt). Het Funding Compact moet ertoe leiden dat meer lidstaten verantwoordelijkheid nemen en dat de bestaande grote donoren hun financieringsmix aanpassen in de richting van hoe Nederland dat al doet (doelstelling is dat Algemene Vrijwillige Bijdragen op zijn minst 30% van de totale financiering uit gaan maken, Nederland zit op rond de 40%). Nederland heeft in het kader van het Funding Compact ook zelf in 2019 besloten tot verlenging van de de looptijd van Algemene Vrijwillige Bijdragen. Deze bijdrage wordt wel gekoppeld aan jaarlijkse monitoring van de daadwerkelijke implementatie van de in het Funding Compact vastgelegde maatregelen om de VN effectiever, efficiënter en transparanter te maken.

Nederland is aandeelhouder in de Wereldbank, het IMF en verschillende multilaterale ontwikkelingsbanken en streeft er naar deze kanalen optimaal te gebruiken voor het bereiken van de BHOS-doelstellingen. Nederland zet erop in dat de samenwerking tussen de Internationale Financiele Instellingen (IFI’s) en andere multilaterale organisaties, waaronder de VN, versterkt wordt, om de effectiviteit van de inzet van deze organisaties te vergroten.

In de context van afnemende steun voor het multilateralisme, is de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de VN en andere multilaterale organisaties van cruciaal belang. De afgelopen jaren hebben incidenten rond grensoverschrijdend gedrag, inclusief Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH), binnen multilaterale organisaties de geloofwaardigheid onder druk gezet. De Nederlandse inzet is gericht op een zero-tolerance for inaction binnen het multilaterale systeem. Hierbij is continue aandacht nodig om sterk HR-beleid, verbetering van managementcultuur, transparantie, verbeterde onderzoekscapaciteit en het tegengaan van straffeloosheid binnen de VN en de IFI’s te kunnen blijven garanderen.

Samenwerking in EU-verband

In 2019 werd binnen de Europese Unie onderhandeld over het instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) voor het volgende Meerjarige Financiële Kader (2021–2027). Samen met gelijkgezinde lidstaten maakte Nederland zich met succes hard voor verankering van de inzet op SRGR in de Raadspositie over dit instrument. Ook pleitte Nederland voor een ambitieuze klimaatinzet buiten de EU en een gebalanceerde en brede inzet bij het adresseren van irreguliere migratie. Nederlandse expertise over en ervaring met innovatieve financiering en verbetering investeringsklimaat werd ingebracht in discussies over het European Fund for Sustainable Development (EFSD) en zijn opvolger, het EFSD+. FMO is hierbij een belangrijke uitvoeringspartner voor de Europese Commissie. Net als Nederland heeft de eind 2019 aangetreden nieuwe Europese Commissie een sterke focus op Afrika. Dit biedt kansen voor versterkte samenwerking, ook in de Nederlandse focusregio’s.

Versterking maatschappelijk middenveld

De druk waaronder het maatschappelijk middenveld opereert is in 2019 verder toegenomen ( State of Civil Society Report 2019 ). Nederland steunt het maatschappelijk middenveld met financiering van strategische partnerschappen, maar ook directe financiering van zuidelijke partners. Bevindingen van de afgelopen jaren, waaronder die van IOB, zijn meegenomen in de vormgeving van het nieuwe beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (beleidskader VMM), dat eind 2019 is gepubliceerd. Het kader omvat vier subsidieregelingen, met een totaalbudget van EUR 1.255 miljoen en zal een looptijd hebben van vijf jaar.

Noodhulp en humanitaire diplomatie

Begin 2019 werd het nieuwe beleidskader «Mensen Eerst» afgerond. Aanpassing van het beleid was nodig vanwege de veranderde, complexe humanitaire context. Nederland heeft in 2019 sterk ingezet op Humanitaire diplomatie (humanitaire toegang, bescherming van burgers en eerbiediging van het internationale humanitair recht). De Nederlandse inzet voor verbetering van de kwaliteit van de hulp en van het humanitaire systeem is in 2019 extra kracht bijgezet doordat de Minister voor BHOS de rol van Eminent Person van de Grand Bargain op zich heeft genomen. De Grand Bargain is een overeenkomst tussen de grootste noodhulporganisaties en ngo-consortia en de grootste donoren, om noodhulp efficienter, transparanter en effectiever te maken.

Nederland maakt zich hard voor geestelijke en psychosociale zorg in alle vormen van crisisrespons, vanaf het vroegste stadium. Nederland organiseerde hierover een internationale conferentie in Amsterdam in oktober 2019: Mind the Mind now . Een groot aantal overheden, internationale humanitaire organisaties, ervaringsdeskundigen, niet-gouvernementele organisaties en wetenschappers bespraken de noodzaak, de voordelen en de mogelijkheden van integratie van psychosociale steun in crisisrespons. Vijfentwintig landen en tien internationale organisaties onderschreven de Amsterdam Verklaring met beleidsuitgangspunten en aanbevelingen, en benoemden concrete acties.

De Mind the Mind now conferentie heeft vaart gebracht in internationale besluitvorming.

Alle grote internationale humanitaire organisaties, bepaalden begin december 2019 dat geestelijke gezondheid en psychosociale steun onlosmakelijk verbonden zijn met de veerkracht van mensen in nood. Dit betekent onder meer dat zij instrumenten moeten ontwikkelen en inzetten in de programmering, budgettering, uitvoering en verslaglegging van noodhulp.

Nederland heeft daarnaast bijgedragen aan de aanname van een resolutie over integratie van geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun in humanitaire actie, en over (bij)scholing van staf en Rode Kruis en Rode Halve Maan vrijwilligers op dit gebied.

2. Klimaatactie en mobiliseren van de private sector voor duurzame en inclusieve groei

Internationale klimaatactie

In 2019 is klimaatdiplomatie geïntensiveerd. Landen binnen en buiten de EU zijn aangespoord hun klimaatinspanningen te vergroten. Veel ontwikkelingslanden hebben vervolgens hulp ingeroepen van het Climate Action Enhancement Package (CAEP), een nieuw initiatief van het NDC-Partnerschap waarvan Nederland en Costa Rica co-voorzitters zijn in de jaren 2019–2020.

In 2019 lanceerde het Nationally Determined Contributions (NDC) Partnerschap onder Nederlands co-voorzitterschap het Climate Action Enhancement Package (CAEP). Het CAEP assisteert (ontwikkelings-)landen bij het ophogen van hun klimaatambities en het versneld en beter implementeren van bestaande, evidence-based klimaatplannen. Het NDCP zorgt daarbij voor brede betrokkenheid van overheden en maatschappelijke organisaties. Met steun aan 65 landen is het CAEP een belangrijke investering in 2019 opdat landen tijdig in 2020 hun hernieuwde klimaatplannen (NDC’s) kunnen indienen bij UNFCCC. Het CAEP werd gepresenteerd tijdens de Climate Action Summit in september en tijdens de COP25 in december.

De 25e Conferentie van Partijen (COP25) bij het VN-Klimaatverdrag, die plaatsvond in december 2019 in Madrid, Spanje, is afgesloten zonder een akkoord op het belangrijkste onderwerp waarover een besluit moest vallen: regels voor internationale emissiehandel (artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs). Ook kwamen pogingen om een boodschap af te geven dat in 2020 meer ambitie nodig is als partijen herziene NDC’s in moeten dienen, onder stevige druk te staan van grote en opkomende economieën. Discussies over de financiering van klimaatactie in ontwikkelingslanden domineerden de onderhandelingen. Desondanks zijn er kleine stapjes vooruitgezet op artikel 6 en refereert het COP25 besluit aan het ambitieniveau van NDC’s – zij het minder sterk dan de EU had gehoopt. Positief was ook het akkoord over een nieuw Gender Action Plan, waarin het belang van gender-responsiviteit in klimaatactie wordt erkend en concrete acties zijn afgesproken.

Het kabinet heeft de vergroening van het financiële instrumentarium van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in gang gezet, zoals vastgelegd in de brief «Internationaal financieren in perspectief» (Kamerstukken 34 952, nr. 44). Na 2019 zal er geen nieuwe bilaterale financiering worden geboden voor exploratie en ontwikkeling van nieuwe gas- en olievoorraden en voor projecten in de steenkoolsector. Nederland vraagt multilaterale banken hun portefeuille te vergroenen en de financiering van fossiele projecten uit te faseren. De Europese Investeringsbank heeft als eerste aangekondigd zich om te vormen tot een klimaatbank en na 2021 geen nieuwe fossiele projecten meer te financieren – met enkele uitzonderingen voor de transitie naar koolstofarmgas. Voor het generieke exportinstrumentarium en de exportkredietverzekering wordt ingezet op vergroening zonder inperking.

Mobiliseren van de private sector voor de SDG’s

Om de SDG-doelen dichterbij te brengen zijn nieuwe stappen gezet om de innovatiekracht van het lokale en Nederlandse bedrijfsleven te mobiliseren en nieuwe partnerschappen te creëren. Hiertoe is het Innovatiefonds gestart, dat via SBIR Nederlandse bedrijven ondersteunt bij de ontwikkeling van innovatieve circulaire oplossingen voor ontwikkelingsuitdagingen in met name de focuslanden. Daarnaast richt het fonds zich via de Orange Corners op innovatieve lokale bedrijven en start-ups.

Het in 2018 gestarte SDG-partnerschapsfonds (SDGP) heeft 18 nieuwe partnerschappen van bedrijven, kennisinstellingen en ngo’s opgeleverd die zijn gericht op het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen, waarvan een derde in de focusregio’s. Een tweede call is gepubliceerd.

Inspelen op digitalisering

Zomer 2019 is de Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze is opgesteld in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Hierin zet het kabinet uiteen hoe het inspeelt op de kansen en risico’s van digitalisering voor ontwikkeling, het handelssysteem, de internationale positie van Nederland en veiligheid en privacy. Er is een begin gemaakt met implementatie van de Digitale Agenda, met extra aandacht voor effectievere ontwikkelingssamenwerking. Enerzijds door digitale technologieën in te zetten om de BHOS-doelen te behalen, anderzijds door in te spelen op digitalisering als aanjager van veranderingen met sociale, economische en politieke effecten. Digitale inclusie is daarbij belangrijke voorwaarde voor succes en centraal thema.

Door het verbinden van financiële innovaties met digitale technologie ontstaan nieuwe mogelijkheden om sectoren zoals gezondheidszorg te ontwikkelen en te versterken. Zo draagt Nederland via het Health Insurance Fund van PharmAccess bij aan de ontwikkeling van het online platform «M-Tiba». Dit digitale platform verbindt patiënten, verzekeraars en zorginstellingen met als doel het vergroten van de toegang tot betaalbare en kwalitatief goede zorg voor achtergestelde groepen. In de afgelopen twee jaar kreeg het platform steun van de Nigeriaanse en Keniaanse overheid. Om lessen uit deze publiek-private samenwerking internationaal te delen organiseerden BZ, het Joep Lange Instituut en Financial Times in 2019 de conferentie «Revolutionising Health Financing using Mobile Technology». Een van de geleerde lessen is dat – transparante – digitale technologieën het voor overheden gemakkelijker kunnen maken om een katalyserende rol te vervullen, bijvoorbeeld bij het mobiliseren van (privaat) kapitaal. Kwaliteitsverhoging van de zorg kan ook worden gestimuleerd door snelle, simpele digitale kredietverstrekking aan zorgverleners, op basis van de omvang van hun patiëntenpopulatie. Zo steunt Nederland het Medical Credit Fund, dat in 2019 maandelijks 100 van dergelijke digitale leningen aan zorgverleners heeft verstrekt.

Integrale aanpak van ketenverduurzaming en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap

Tijdens een tweedaagse internationale conferentie zette Nederland leefbaar loon op de kaart. Daarnaast resulteerde Nederlandse inzet in de eerste leefbaar loon afspraak in de handelsketen van textiel van Nederlandse bedrijven onder het textielconvenant «tussen Zeeman en een fabriek in Pakistan». De aanpak van verduurzaming van palmolieproductie en het tegengaan van ontbossing is in het afgelopen jaar verder geïntensiveerd, via een nieuw G2G-palmolieprogramma (NI-SCOPS), via de IMVO-convenanten (Internationaal Verantwoord Ondernemen) en via het Nederlands voorzitterschap van het Amsterdam Verklaringen Partnerschap. De intensivering van de kabinetsinzet op verduurzaming van de cacaoproductie en -handel gaf een impuls aan de onderhandelingen over een nieuwe intentieverklaring over de verduurzaming van de Nederlandse cacaosector.

Voor de bestrijding van kinderarbeid zijn in 2019 belangrijke stappen gezet. Zo is de Wet op Zorgplicht kinderarbeid aangenomen waarmee bedrijven worden verplicht om te verklaren dat zij het nodige doen om kinderarbeid te voorkomen. Ook is in productielanden de inzet om kinderarbeid te bestrijden geïntensiveerd door de financiering van een 5-jarig programma van een alliantie van maatschappelijke organisaties met EUR 35 miljoen. Daarnaast zijn via het Fonds Bestrijding Kinderarbeid diverse bedrijven ondersteund om kinderarbeid uit hun handelsketens te bannen en spande Nederland zich met onder meer ILO en UNICEF in om met overheden de grondoorzaken van kinderarbeid aan te pakken.

Het respecteren van mensenrechten door overheden en bedrijven is een mondiale verplichting vanuit de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Ter versterking van deze agenda is Nederland eind 2019 gestart met de herziening van het Nationaal Actieplan mensenrechten en bedrijfsleven (NAP). Ook heeft Nederland zich wederom proactief ingezet voor een gezamenlijke positie en EU-mandaat voor het bindende instrument Mensenrechten & Bedrijfsleven waar in VN-verband over wordt gesproken. In dat verband heeft Nederland ook gepleit voor de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, bedrijven en vakbonden bij de onderhandelingen.

IMVO werd verder verankerd in de uitvoering van de dienstverlening door RVO en de posten, ook in relatie tot de deelname van bedrijven aan economische missies. Conform Regeerakkoord werd een evaluatie van het huidige IMVO-beleid opgezet, om eind 2020 hoofdlijnen voor toekomstig IMVO-beleid te presenteren. Nederland zette zich binnen de EU in voor een Europese aanpak van IMVO, waarbij nauw werd samengewerkt met onder meer Frankrijk, Finland, aankomend EU-voorzitter Duitsland.

De convenanten sierteelt, metaal en natuursteen werden getekend, waarmee er eind 2019 tien IMVO-convenanten operationeel waren. Voor windenergie werd een intentieverklaring getekend. Het convenant Plantaardige Eiwitten werd ontbonden, nadat de doeleinden van dit convenant via alternatieve afspraken werden geborgd. Voor lopende convenanten werden voortgangsrapportages gepubliceerd. De externe evaluatie van de convenanten ging in 2019 van start. Het Fonds Verantwoord Ondernemen werd in maart 2019 opengesteld, onder meer ter ondersteuning van de uitvoering van de convenanten. Voor de tweede openstelling van het Fonds in 2020 zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor ontsluiting van de kennis van maatschappelijke organisaties, zodat zij hun rol bij de implementatie van de IMVO-convenanten beter kunnen spelen.

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem

Het op regels gebaseerde mondiale handelssysteem kwam verder onder druk te staan. De crisis in de Wereldhandelsorganisatie WTO verdiepte zich; het beroepslichaam van de WTO stopte in december noodgedwongen met functioneren. De terugval op bilaterale, op macht gebaseerde onderhandelingen leidde tot oplopende handelsfricties tussen de VS, China en de EU. Nederland zette zich in EU-verband in voor behoud en verdieping van het multilaterale handelssysteem.

De bilateraal handelsakkoorden van de EU met Japan en Singapore werden van kracht, de EU tekende een handelsakkoord en investeringsbeschermingsakkoord met Vietnam en er werd politieke overeenstemming bereikt met Mercosur over een handelsakkoord, als onderdeel van een breder associatieakkoord. De handelsakkoorden bevatten een apart hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling, met aandacht voor sociale en ecologische duurzaamheid (klimaat) en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De EU startte een geschillenbeslechtingsprocedure onder het handelsakkoord met Zuid Korea, omdat Zuid Korea afspraken over handel en duurzame ontwikkeling niet nakomt. In Nederland vonden consultaties plaats met bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en kennisinstellingen over het beleid ten aanzien van handel en gender.

De modernisering van Nederlandse investeringsakkoorden op basis van een nieuwe modeltekst ging in 2019 van start. Met Ecuador, Argentinië en Burkina Faso vond een eerste, verkennend gesprek plaats. Nederland liet een studie uitvoeren naar de mogelijkheden voor bijstand bij investeringsgeschillen voor ontwikkelingslanden en het MKB. Nederland heeft ook actief bijgedragen aan verkennende gesprekken binnen de WTO over een investeringsfacilitatieakkoord.

De export van kritische technologie kwam in 2019 hoog op de beleidsagenda, met de vraag hoe ongewenste overdracht tegengegaan kan worden. Binnen de exportcontroleregimes bleef Nederland een gewaardeerd en actief speler, die zo de Nederlandse lijn effectief wist uit te dragen. De langlopende herziening van de dual use-verordening (controle op de uitvoer, tussenhandel en doorvoer van producten voor zowel militair als civiel gebruik) kwam in een nieuwe fase met het vaststellen van een Raadspositie en het starten van de triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie.

3. Een proactieve handels- en investeringsagenda

Markttoegang en Brexit

Bilaterale handelsakkoorden zijn het belangrijkste instrument van de EU om de markttoegang van Europese bedrijven tot derde markten te vergroten. De inwerkingtreding van het EU-handelsakkoord met Japan was in dat opzicht een hoogtepunt in 2019. Volgens de Europese Commissie scheelt het akkoord Europese bedrijven jaarlijks EUR 1 miljard aan Japanse invoerrechten. De Commissie heeft berekend dat de jaarlijkse handel tussen de EU en Japan na volledige implementatie van het handelsakkoord kan toenemen met een kleine EUR 36 miljard. De handelsakkoorden tussen de EU en Singapore (in 2019 werking getreden) en de EU en Vietnam (in 2019 getekend) zijn ook zeer ambitieus. Ze zullen op termijn leiden tot het elimineren van 100% (Singapore) en 99% (Vietnam) van de invoertarieven op Europese goederen en de markt openen voor Europese dienstverleners in een aantal sectoren die tot nu toe gesloten waren. De EU onderhandelde ook over nieuwe handelsakkoorden met Australië, Nieuw Zeeland en Indonesië.

Afgelopen jaar is er overeenstemming bereikt tussen EU en VK over het terugtrekkingsakkoord en de politieke verklaring voor het kader van de toekomstige relatie. Hiermee is de basis gelegd voor onderhandelingen in 2020 voor een ambitieuze, brede en diepe toekomstige handelsrelatie tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Het kabinet heeft het gehele jaar zich intensief ingezet om bedrijfsleven, koepels en andere belanghebbenden zo goed mogelijk voor te bereiden voor Brexit. Dit met behulp van o.a. een intensieve multimedia campagne, inrichten van online Brexit Loket en online tool de Brexit Impact Scan.

Een optimale dienstverlening voor het MKB en startups

De publieke en private sector hebben de handen verder ineen geslagen ter versterking van de dienstverlening aan het MKB en startups die willen internationaliseren. Zo is met de vernieuwing van de website www.internationaalondernemen.nl tegemoet gekomen aan betere ontsluiting van publieke en private handelsbevorderende informatie. Via de programma’s van het publiek-private platform NL Works is er meer aandacht voor deelname van bedrijven aan grotere consortia, om via die weg internationale markten te openen. De gezamenlijk ambities die uit het ISO voortkomen zijn de basis voor het werk binnen NLWorks. De ISO-Commissie, waar ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan deelneemt, is hiervoor de opdrachtgever. Ter versterking van de Nederlandse positie als startup-hub heeft het kabinet extra geld uitgetrokken. De internationalisering van Nederlandse startups wordt jaarlijks ondersteund door deelname aan drie strategische en toonaangevende startup-beurzen, waaronder in 2019 CES (Las Vegas), InnoVEX (Taipei) en SLUSH (Helsinki). Deelname blijkt succesvol voor deze bedrijven: twee derde van de deelnemers hebben overeenkomsten kunnen sluiten van minstens EUR 100.000. Ter verbetering van de dienstverlening aan het Nederlands bedrijfsleven is verder gewerkt aan de vormgeving van de internationale kant van Invest NL. In januari 2019 is gekozen voor de oprichting van deze separate, op het buitenland gerichte, financieringsinstelling naast Invest NL. Daarna is een traject in gang gezet om Invest International, zoals deze nieuwe instelling gaat heten, op te richten als een gezamenlijke onderneming van de staat en FMO, en binnen het kader van het staatsdeelnemingenbeleid. De oprichting van deze instelling vergt een separate wet, waarbij het streven is het wetsvoorstel vóór de zomer 2020 aan de Kamer te sturen.

Een aantal posten in prioriteitsmarkten heeft additionele capaciteit gekregen die specifiek gericht is op het bedienen van startups. Daarnaast is de economische functie van het gehele postennet versterkt, bijvoorbeeld door uitbreiding van het aantal medewerkers op een aantal economische afdelingen, maar ook met de opening van een consulaat-generaal in Atlanta. Dat is niet onopgemerkt gebleven: in 2019 scoorde het ambassadenetwerk in de beoordeling van evofenedex, VNO-NCW en MKB Nederland een waarderingscijfer van 9,3, een stijging van 0,6 procentpunt ten opzichte van het jaar ervoor. De persoonlijke en proactieve inzet van het ambassadepersoneel kwamen in het bijzonder als positieve punten naar voren.

Maatwerk in de economische diplomatie

In 2019 is de gedifferentieerde benadering van markten waar kansen liggen voor Nederlandse ondernemers voortgezet. Dit is onder andere tot uiting gekomen in flagshipmissies naar Vietnam, de VS en India, maar ook in door kabinetsleden geleide handelsmissies of economische werkbezoeken naar onder andere China en Duitsland. Niet alle prioriteitsmarkten hebben een Nederlandse handelsmissie ontvangen. De eerste twee publiek-private internationaliseringsstrategieën zijn door ISO NL ontwikkeld voor de Golflanden op water-energie en voedsel en voor Duitsland op de thema’s energietransitie, mobiliteit, smart industry en gezondheidszorg.

De regeringen van Nederland en de Verenigde Staten organiseerden samen de GES. De GES was een succesvol voorbeeld van een omgekeerde handelsmissie, waarbij ons bedrijfsleven in zijn thuismarkt een plek op het wereldtoneel werd geboden. De GES was voor Nederland een waardevol instrument van economische diplomatie. Een voorbereidende Road to GES Caribbean op Curaçao heeft ook de Caribische delen van het Koninkrijk de gelegenheid gegeven aan te sluiten en zich tijdens de GES te presenteren o.a. door een themasessie rondom Resilient Islands. Nederland heeft het co-gastheerschap van de GES succesvol aangegrepen om te laten zien dat maatschappelijke uitdagingen ook groeikansen voor ondernemers zijn. In aanwezigheid van duizend ondernemers en driehonderd investeerders was er specifieke aandacht voor de thema’s gezondheid, finance, agrifood, connectivity en water. Tijdens de GES is de Nederlandse positie als toegangspoort tot Europa en innovatieve hotspot versterkt. De invulling van het programma heeft bij meer dan 85% van de deelnemers geleid tot nieuwe connecties en nieuwe inzichten.

Door op vrouwelijk ondernemerschap te concentreren als een van de speerpunten van de GES is aan dit beleidsthema een impuls gegeven. Zo was 35% van de deelnemende ondernemers vrouw en nam aan alle 75 panels minstens één vrouw deel. De women only power lunch voor 140 topvrouwen leverde aanbevelingen over women empowerment aan vrouwelijke ondernemers en beleidsmakers op.

Uit een eerste enquête onder deelnemers blijkt dat de GES bij 76% van de deelnemende ondernemers aan de verwachting heeft voldaan. De invulling van het programma van de GES heeft bij meer dan 85% van de deelnemers geleid tot nieuwe connecties en nieuwe inzichten. Ongeveer 65% van de deelnemers geeft aan dat de GES heeft geleid tot concrete overeenkomsten.

Herinrichten van het publieke en private handels- en investeringsbevorderende netwerk

Het ISO NL, NL Works, Trade&Innovate NL en NL International Business zijn verder geoperationaliseerd ter versteviging van onze goede concurrentiepositie en ondersteuning aan het Nederlandse bedrijfsleven met internationale ambitie. Voor de invulling van de portefeuille Vestigingsklimaat van ISO NL is dit jaar een nieuwe Invest In Holland Strategie opgesteld, waarin een grotere nadruk wordt gelegd op het aantrekken van buitenlandse investeringen met de meeste toegevoegde waarde voor onze economie, de bijdrage aan innovatie, verduurzaming en digitalisering. NL Works (voorheen de Werkplaats) heeft zeven langlopende publiek private samenwerkingsprogramma’s ontwikkeld, waarbij het consortia van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ondersteunt en adviseert bij het verzilveren van kansen in omvangrijke projecten: het schoonmaken van de Ganges in India; primaire gezondheidszorg in Kenia; High Tech Farming in China; Smart Industry in Duitsland; Gezondheidszorg voor rurale ontwikkeling in Colombia; Kustbescherming in de regio Hội-An, Vietnam; en Agrifoodtechnologie in Californië, Verenigde Staten. Ter versterking van onze open, innovatieve en op samenwerking gerichte economie, is de nieuwe Nederland Branding samen met private partners ontwikkeld en gepresenteerd onder de noemer «Solving Global Challenges Together».

Rapportage over resultaten: indicatoren en streefwaarden

OS-indicatoren

Zoals vermeld in de leeswijzer is uitvoering gegeven aan motie-Smaling c.s., waarbij doelen en resultaten in dit jaarverslag nog inzichtelijker worden gepresenteerd. In de begroting voor 2019 zijn zeventien OS-indicatoren en streefwaarden opgenomen, twee meer dan in 2018. De gerapporteerde waarden in dit jaarverslag vormen de referentiewaarde voor de realisaties in de komende jaren (zie Kamerbrief). Uit de tabel blijkt dat voor negen van de zeventien indicatoren het gerealiseerde resultaat boven de streefwaarde ligt. Voor vijf indicatoren ligt de realisatie onder de streefwaarde (vorig verslagjaar was deze verhouding acht indicatoren boven de streefwaarden en zes eronder).

Er zijn drie indicatoren zonder streefwaarde. Daarvan is de realisatie van een indicator aanzienlijk hoger dan in het vorige verslagjaar (werkgelegenheid van vluchtelingen opgevangen in de regio); bij een indicator is het nagenoeg gelijk (percentage SRGR tevredenheid); en bij 1 indicator is er geen vergelijking mogelijk (onderwijs aan vluchtelingen opgevangen in de regio). Voor drie indicatoren geldt dat de realisatie twee of drie jaar onder de streefwaarde ligt: (1) aantal mensen met verbeterde inname van voedsel; (2) aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt; (3) aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden.

Uit analyse blijkt dat een oorzaak voor hogere realisaties gevonden kan worden in het relatief grote aantal programma’s dat aan het einde van zijn levensduur is. Vaak geldt dat in de eindfase van programma’s de meeste resultaten worden geboekt, omdat de vruchten pas enige tijd na de investering geplukt kunnen worden. In sommige gevallen dragen grote multilaterale programma’s meer bij dan ingeschat aan de resultaten van indicatoren. Aan de andere kant leidt de afronding van een aantal grotere programma’s ook tot lagere realisaties bij andere indicatoren.

Belangrijke (andere) oorzaken voor lagere realisaties zijn het feit dat programma’s in een opbouwfase zijn, dat ze trager tot resultaten leiden vanwege capaciteitsgebrek, dat doelgroepen niet goed bereikt kunnen worden door logistieke problemen, of dat andere internationale donoren achterblijven in het leveren van hun bijdragen. Andere problemen die de resultaten van programma’s negatief beïnvloeden zijn een verslechterende veiligheidssituatie en een krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties in partnerlanden. Bovendien kan het daadwerkelijk aantal bereikte mensen niet altijd exact worden berekend, omdat data ontbreken of niet betrouwbaar blijken te zijn. Daarnaast kunnen er externe factoren zijn met een positieve of negatieve invloed op de realisaties zoals politieke omstandigheden en marktontwikkelingen, nationaal beleid of klimaat.

De behaalde resultaten in deze verslagperiode tonen aan dat de realisatie van belangrijke beleidsdoelen grotendeels op koers ligt en dat op sommige beleidsterreinen dat niet het geval is omdat programma’s in een complexe en niet altijd beheersbare omgeving plaatsvinden. Voor deze laatste categorie is het zaak om de realisaties dichter bij streefwaardes te brengen door middel van betere methodes voor meting en schatting; opschaling van activiteiten, o.a. in de focusregio’s; andere financieringsvormen, zoals Results Based Financing; voeren van internationale dialoog; en eventueel het bijstellen van de streefwaarden na 2020. Aan deze punten zal in de komende begrotingen aandacht worden besteed.

De resultaten voor deze 17 indicatoren staan niet op zichzelf. Ze zijn gekoppeld aan thematische Theories of Change en worden aangevuld met thematische indicatoren in de resultatenrapportage (online resultatenrapportage via www.osresultaten.nl), zie ook leeswijzer.

Internationale handel & IMVO

In lijn met de BHOS-begroting 2019 en de toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het wetgevingsoverleg over het BHOS-jaarverslag 2017 d.d. 20 juni 2018, zijn twee nieuwe begrotingsindicatoren ontwikkeld voor opvang en bescherming in de regio. De indicatoren richten zich op onderwijs en werkgelegenheid. Ook is een bijbehorende Theory of Change ontwikkeld en gepubliceerd ten behoeve van adequate verantwoording. Daarnaast zijn nieuwe indicatoren ontwikkeld voor Buitenlandse Handel die zijn gepresenteerd in de handelsagenda op 5 oktober 2018. Deze indicatoren zijn gericht op internationaal ondernemen en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Onderstaande tabel geeft de behaalde resultaten weer en zet deze af tegen de streefwaarden. In bijlage 3 zijn een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen.

Private sector ontwikkeling (PSD)

Artikel 1

Bedrijfsontwikkeling Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

345.000

2018: 255.000

2017: 217.000

250.000 N.v.t. 180.000 SDG 8 Inclusieve en duurzame groei
Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

12.660

2018: 8.800

2017: 5.576

4.000 N.v.t. 2.500

Voedsel-zekerheid

Artikel 2

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

15.300.000

2018: 11.400.000

2017: 15.500.000

18.000.000 N.v.t. 20.000.000

SDG 2

Einde maken aan honger

Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

6.600.000

2018: 1.200.000

2017: 1.950.000

4.000.000 N.v.t. 5.500.000
Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

612.000

2018: 635.000

2017: 370.000

3.000.000 N.v.t. 5.000.000

Water

Artikel 2

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

2.900.000

2018: 2.200.000

2017: 2.504.187

2016: 1.330.000

1.600.000 8.600.000

8.000.000, cumulatief

(30.000.000, cumulatief in 2030)

SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water
Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

5.300.000

2018: 3.600.000

2017: 2.440.175

2016: 1.270.000

2.300.000 12.400.000

12.000.000, cumulatief

(50.000.000, cumulatief in 2030)

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

670.000

2018: 2.400.000

2017: 10.200.000

2016: 3.110.000

3.000.000 16.370.000 20.000.000, cumulatief

Klimaat

Artikel 2

Hernieuwbare energie Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2.500.000

2018: 2.600.000

2017: 2.700.000

2016: 1.900.000

2.500.000 9.700.000

11.500.000, cumulatief

(50 miljoen, cumulatief in 2030)

SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie

Vrouwenrechten en gender-gelijkheid

Artikel 3

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome)

279

2018: 150

2017: 103

200 N.v.t. 500 SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen
Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid (output)

230

2018: 820

2017: 113

200, cumulatief 1.163 350, cumulatief

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV

Artikel 3

Toegang tot family planning Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

2.750.000 cumulatief

2018: 2.499.288, cumulatief

2017: 2.420.560, cumulatief

2016: 1.800.000, cumulatief

4.000.000 extra vrouwen en meisjes, cumulatief

(ten opzichte van het basisjaar 2012)

2.750.000

6.000.000 extra vrouwen en meisjes, cumulatief

(ten opzichte van het basisjaar 2012)

SDG 3 Goede gezondheid en welzijn

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Rechten Percentage tevredenheid in focuslanden van SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen

54%

2018: 53%

2017: 4,7%

n.v.t. Tevredenheid (minimale score 4 op 1–5 schaal) in 80% van de focus landen

Veiligheid & Rechtsorde

Artikel 4

Rechtstaat ontwikkeling Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, waarvan de helft

286.086, waarvan 63.860 vrouwen (22%)

2018: 136.912, waarvan 42.939 vrouwen (32%)

2017: 147.000, waarvan 56.000 vrouwen (38%)

2016: 22.607, waarvan 5.578 vrouwen (25%)

In 6 fragiele of post-conflict landen 100.000, waarvan minstens de helft vrouwen 608.815, waarvan 166.040 vrouwen (29%) In 6 fragiele of post-conflict landen 200.000, waarvan minstens de helft vrouwen, cumulatief SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving
Menselijke Veiligheid Aantal m2 land dat is ontmijnd

10.800.000

2018: 15.000.000

2017: 18.000.000

7.000.000 43.000.000 24.000.000 SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving
Opvang en bescherming in de regio Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt 240.000 n.v.t. 240.000 n.v.t. SDG 4 Kwaliteitsonderwijs
Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

30.000

2018: 4.000

n.v.t. 34.000 n.v.t. SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

1 Realisaties in deze kolom zijn per jaar (2019) met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die alleen cumulatief wordt gemeten. Tevens zijn cursief de referentiewaarden toegevoegd van 2018, 2017 en de eerste rapportage over 2016, het eerste jaar waarin de indicatoren zijn toegepast.

2 Streefwaarden in deze kolom zijn per jaar (2019) met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die alleen cumulatief wordt gemeten.

3 In deze kolom zijn waar van toepassing de cumulatieve realisaties opgenomen van 2016 t/m 2019 (2016 is het eerste jaar van de implementatie van de SDG’s), met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die vanaf 2012 wordt gemeten en die van maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid die vanaf 2017 wordt gemeten.

4 Streefwaarden in deze kolom zijn per jaar (2020). Voor indicatoren waar cumulatieve waarden worden gemeten is dit vermeld.

Buitenlandse handel

Artikel 1 Duurzame

economische ontwikkeling,

handel en investeringen

Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten 35% n.v.t. n.v.t. Streefwaarde 90% in 2023

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei,

SDG 12 Duurzame consumptie en productie

Bevorderen van internationaal ondernemerschap Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt 415 van 1.660 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei,

SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur

De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven EUR 166,8 miljoen n.v.t. n.v.t. n.v.t.
1 Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen nee n.v.t.
1.1 Duurzaam Handels- en investeringssysteem incl. MVO
1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 33 625-96; 33 625-231
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat nee
2.1 Voedselzekerheid 34 124-15
2.2 Water 34 124-16
2.3 Klimaat 33 625-191
3 Sociale vooruitgang nee
3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/aids 33 625-92; 31 271-12
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid 33 625-211/225
3.3 Maatschappelijk middenveld 34 124-11;
3.4 Onderwijs
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling nee
4.1 Humanitaire hulp 32 605-206; 31 271-21
Ex 4.2 Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties3 31 516-20
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratieontwikkeling
4.3 Veiligheid en rechtstaatontwikkeling X4 33 625-92; 31 787-9; 29 653-15
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet nee
5.1 Multilaterale samenwerking 31 271-29
5.2 Overig armoedebeleid
5.3 Vervallen
5.4 Nog verder in te delen ivm wijzigingen BNI en/of toerekeningen

1 Tot 2018 was het bij BZ en BHOS gebruikelijk om beleidsdoorlichtingen niet over het gehele beleidsartikel uit te voeren maar één niveau lager, namelijk van beleidsdoelstellingen. Met ingang van 2019 worden beleidsdoorlichtingen van het gehele beleidsartikel geprogrammeerd.

2 Vervolgnummer betreft het kamerstuk (bv. 31 271–4)

3 Deze beleidsdoelstelling is sinds 2015 opgenomen in de begroting van het Ministerie van Defensie.

4 De beleidsdoorlichting Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus 2016 (Kamerstuk 34 124-8).

Zie bijlage 1 voor een overzicht afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken.

Tabel: Overzicht risicoregelingen

1 Duurzame handel en investeringen Garantie FOM 24.760 0 1.933 22.827 22.827 43.706
1 Duurzame handel en investeringen Garantie DTIF 8.224 506 0 8.730 140.000 15.113
1 Duurzame handel en investeringen Garantie DRIVE 0 49.293 49.293 55.000 12.500
1 Duurzame handel en investeringen Garantie DGGF 80.592 77.050 157.642 675.000 56.409
5 Versterkte kaders voor ontwikkeling Garanties IS-NIO 138.003 18.959 119.044 199.044
5 Versterkte kaders voor ontwikkeling Garanties IS-Raad van Europa 176.743 176.743 0
5 Versterkte kaders voor ontwikkeling Garanties African Development Bank (AfDB) 637.416 21.741 659.157 659.157
5 Versterkte kaders voor ontwikkeling Garanties Asian Development Bank (AsDB) 1.241.244 31.030 1.272.274 1.272.274
5 Versterkte kaders voor ontwikkeling Garanties Inter American Development Bank (IDB) 276.794 13.026 289.820 289.820
TOTAAL 2.583.776 192.646 197.635 2.578.787 55.000 3.258.122 0
1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten) Garantie FOM 0 426 426 878 135 – 743 – 317
1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten) Garantie DTIF 3.654 920 – 2.734 4.719 1.031 – 3.688 – 6.422
1.3 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten) Garantie DRIVE 0 0 0 0 0 0 0
1.40 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten) Garantie DGGF 1.857 1.355 – 502 1.266 1.203 – 63 – 565
5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten) Garanties IS-NIO 0 2.520 2.520 0 0 0 0
TOTAAL 5.511 5.221 – 290 6.863 2.369 – 4.494 – 7.304

Toelichting op overzicht risicoregelingen

Met ingang van de begroting 2019 zijn de risicoregelingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gescheiden. De garanties voor de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa zijn nu afzonderlijk opgenomen in de risicoparagraaf van de memorie van toelichting bij de begroting van Buitenlandse Zaken.

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS beperkt is.

Daarnaast is de fondsbeheerder in de gelegenheid gesteld om het toegekende budget volledig in te kunnen zetten en is bepaald dat de fondsbeheerder voor een hoger bedrag dan het beschikbare budget aan contracten/committeringen kan aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier om een overcommitteringsruimte, in de vorm van een garantie van BHOS aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen. Eventuele verliezen zullen ten laste van het investeringskapitaal worden gebracht, waardoor er geen extra begrotingsrisico voor BHOS is.

Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2020.

Per saldo is in 2019 voor EUR 157.642 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2019 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 9.937 miljoen toegenomen. Dit saldo bestaat uit een aanvullende storting ter dekking van de verstrekte garanties van EUR 10 miljoen, van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 1.203 miljoen en een onttrekking van EUR 1.266 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2019 op EUR 56.409 miljoen. Voor het DGGF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DGGF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 675 miljoen. De hoogte van het garantieplafond zal in de beleidsevaluatie DGGF in 2020 geëvalueerd worden.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2016 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Door deze herziening wordt – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld op veranderende marktomstandigheden en financieringsbehoeftes.

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL-bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrijkomen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF. Er is EUR 0.135 miljoen aan premies ontvangen. In 2019 is EUR 0.878 miljoen uitgekeerd als schade. In 2019 is EUR 0 uit de begrotingsreserve FOM ingezet voor het DTIF. De begrotingsreserve FOM komt daarmee per 31 december 2019 op EUR 43.706 miljoen. Omdat er geen nieuwe garanties meer worden verleend onder het FOM, is het plafond verlaagd naar EUR 22.827 miljoen. Dit is overeenkomstig het totaal aan uitstaande garanties.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld. Er is besloten een initiële storting van EUR 5 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.

Per saldo is in 2019 voor EUR 8,730 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2019 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 5,311 miljoen toegenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 1,031 miljoen en een onttrekking van EUR 4,719 miljoen. Op basis van de verstrekte garanties/wisselfinancieringen en de verwachting voor 2020 is een storting verricht van EUR 9 miljoen. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2019 op EUR 15,113 miljoen.

Voor het DTIF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DTIF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 140 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of à fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Er is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er is in 2019 een garantie verstrekt vanuit DRIVE van EUR 49,293 miljoen. Er zijn in 2019 geen premies ontvangen of schades uitgekeerd. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2019 op EUR 12,5 miljoen.

Overzicht revolverende fondsen

Revolverende fondsen zijn belangrijk voor BHOS, met ingang van het jaarverslag 2019 wil BHOS meer inzicht geven in de revolverende fondsen door de beschikbare informatie aangaande deze fondsen op een meer overzichtelijke manier te presenteren. Het betreft de fondsen die in het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn onderzocht en deze zijn aangevuld met de nieuwe fondsen Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), FarmFit en One Acre Fund.

DGGF

Dutch Good Growth Fund onderdeel 1

RVO 60,7

104,3;

230,0

100% nominaal 2020; 2020 2014 -Onbepaald

DGGF

Dutch Good Growth Fund onderdeel 2

Triple Jump/PWC 122,8

210,9;

327,5

100% nominaal 2020; 2020 2014 -Onbepaald

DTIF

Dutch Trade & Investment Fund

RVO 9,2

16,9;

71,2

100% nominaal 2021; 2020 2016 -Onbepaald
Massif FMO 492,3

343,3;

345,0

n.v.t. 2020; 2020 2006–2026
Building Prospects FMO 338,2

354,5;

462,0

100% 2023; 2020 2001–2028

AEF

Access to Energy Fund

FMO 136,2

110,0;

110,0

100,0; revolveerbaar voor minimaal 75% Iedere 5 jaar. De volgende evaluatie staat gepland voor medio 2022 2006–2028
CIO / AEF II Climate Investor One FMO 16,9 29,7 (USD 33,4); 49,500 (USD 55,6) 75% – 100% Iedere 5 jaar. De evaluatie over de periode 2017–2021 staat gepland voor medio 2022 2012–2037

DFCD

Dutch Fund for Climate & Development

FMO 39,5

40,0;

160,0

Maximaal 160,0 (=100%) Iedere 5 jaar. De eerste zal plaatsvinden eind 2023 2019–2037

GAFSP

Global Agricultural and Food Security Programme

IFC 86,2 (USD 96,9)

117,0;

121,4.

100% nominaal Mid-term evaluatie 2018, geen afspraken over volgende evaluatie 2026

PIDG

Private Infrastructure Development Group

PIDG

748,2

(USD 840,7)

10,0 en

88,6 (USD 99,5);

10,0 en 138,4 (USD 155,5)

n.v.t. n.v.t. 2002 -Onbepaald
One Acre Fund One Acre Fund 13,4 (USD 15,0)

13,4 (USD 15,0);

13,4 (USD 15,0)

100% ; 2020 2018–2023
Farmfit Fund IDH 4,5

4,5;

50,0

100% ; 2020 2019–2034
1 De omvang van het fonds betreft de omvang op basis van de waarderingsgrondslag die door de uitvoerende organisatie wordt gehanteerd volgens de meest recent beschikbare gegevens. Voor enkele fondsen (DGGF, DTIF, GAFSP, PIDG) zijn de (meest recente) gegevens per 31 december 2018 opgenomen.

Toelichting op overzicht revolverende fondsen

Revolverende fondsen hebben als kenmerk dat investeringen na enige tijd worden terugontvangen waarna deze middelen ingezet kunnen worden voor nieuwe investeringen passend binnen het doel van het fonds. Fondsbeheerders is benadrukt dat, waar mogelijk en verantwoord, bij nieuwe investeringen de nadruk op de focusregio's ligt.

DGGF

Dutch Good Growth Fund onderdeel 1 en 2. Onderdeel 1 en 2 van DGGF richt zich op het bevorderen van ondernemerschap in ontwikkelingslanden. De begunstigde van het DGGF zijn ondernemers.

DTIF

Dutch Trade & Investment Fund richt zich op het ondersteunen van Nederlandse bedrijven die zaken willen doen met niet-ontwikkelingslanden en niet terecht kunnen bij reguliere banken.

MASSIF

MASSIF is gericht op het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.

Building Prospects

Het Building Prospects Fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund en richt zich op het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden.

AEF

Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».

CIO / AEF II

Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energie projecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.

DFCD

Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.

GAFSP

Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen.

PIDG

De Private Infrastructure Development Group is gericht op het ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.

One Acre Fund

Het One Acre Fund ondersteunt kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa.

Farmfit Fund

Het Farmfit Fund dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd en versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Daartoe werkt Nederland aan een duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), versterking van de Nederlandse handels- en investeringspositie en aan versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de Minister van Financiën, de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

• Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang.

• Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd.

• Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.

• Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.

Stimuleren

• Het bevorderen van het nakomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door middel van dialoog, voorlichting, IMVO-convenanten, het bedrijfsleveninstrumentarium voor BHOS en steun aan internationale initiatieven.

• Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.

• Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden.

• Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en lokaal, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld die zoals benoemd in de SDG’s van de VN.

• Het faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

• Het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.

• Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

• Een actieve bijdrage leveren aan het schragen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor duurzaamheid, inclusiviteit en een gelijk speelveld, onder meer via de WTO, OESO en G20.

• Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.

• Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

• Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet.

• Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder andere via het publiek-private stelsel met aan de private kant krachtenbundeling via NL International Business, aan de publieke kant het Trade & Innovate NL netwerk en daartussen in de publiek-private «Werkplaats». De nieuw opgerichte International Strategy Board (ISB) zal zicht houden op het realiseren van de gezamenlijke internationaliseringsstrategieën en daarover aan private en publieke partijen adviseren.

• Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.

• Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën.

• Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

Uitvoeren

• Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie.

• Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.

• Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties, waar die export gerelateerde maatregelen betreffen.

• Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

• Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

C. Beleidsconclusies

Private sector ontwikkeling

Naar aanleiding van de beleidsconclusies over 2018 is in 2019 de toegankelijkheid van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) voor ondernemers vergroot. Dit heeft duidelijk vruchten afgeworpen en substantieel bijgedragen aan resultaten die boven verwachting waren: fors meer banen zijn ondersteund via bedrijfsontwikkelingsprogramma’s dan voorzien [resultaten die boven verwachting waren – resultatenapplicaite]. Daarnaast is het aantal ondersteunde handels- en investeringsplannen van lokaal MKB in 2019 flink hoger uitgekomen dan in 2018.

De inzet van gedelegeerde PSD-middelen in de focusregio's is beneden verwachting gebleven. Posten bleken meer tijd nodig te hebben om een Private Sector Development (PSD)-projectenportefeuille te ontwikkelen. Het kost in de MENA-regio (Middle East and North Africa), de Sahel en de Hoorn van Afrika veel tijd en inspanning om partners te vinden en netwerken op te bouwen. Bovendien hebben diverse focuslanden een grote publieke en een kleine private sector, in combinatie met een slecht ondernemingsklimaat. Voor 2020 zijn daarom minder gedelegeerde middelen beschikbaar gesteld dan aangevraagd door de posten. Gelijktijdig wordt met de posten samengewerkt om toch goede PSD-projecten te ontwikkelen.

Ook handelsfacilitatie en regionale handel kwamen in deze regio’s langzamer op gang dan voorzien. Dat heeft o.a. te maken met politieke instabiliteit en het deels ontbreken van basisvoorwaarden voor handel. Door regionale programma’s uit West- en Oost-Afrika naar de Sahel en de Hoorn uit te breiden, zal naar verwachting een inhaalslag plaatsvinden.

Handelsagenda

Via de Kamerbrief «Handelsagenda: één 1 jaar onderweg» is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de publiek-private samenwerking gericht op totstandkoming van een gezamenlijke internationale strategie, branding en meerjarige programmering ter bevordering van de internationalisering van MKB en startups. Het beleid is ongewijzigd.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 631.834 387.733 273.373 614.842 899.483 410.767 488.716
waarvan garantieverplichtingen 14.982 27.644 7.168 124.916 129.000 – 4.084
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 298.629 386.775 471.994 537.160 515.698 532.289 – 16.591
1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO 12.780 14.305 14.771 24.258 28.631 32.553 – 3.922
Subsidies
Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA) 2.613 0 0 0 0
Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek 2.059 0 0 0 3.623 – 3.623
Maatschappelijk verantwoord ondernemen 2.950 3.240 4.946 10.361 20.075 – 9.714
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (non-ODA) 2.278 2.843 0 2.843
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 48 22 0 22
Opdrachten
Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA) 1.754 0 2.185 – 2.185
Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek 3.083 1.554
Maatschappelijk verantwoord ondernemen 986 2.221 1.116 0 1.116
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (non-ODA) 1.979 572 0 572
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 1.276 1.000 276
Maatschappelijk verantwoord ondernemen 900 0 900
Bijdrage (inter)nationale organisaties
Contributies internationaal ondernemen (non-ODA) 5.506 5.682 5.817 5.542 5.022 5.670 – 648
Maatschappelijk verantwoord ondernemen 4.191 2.059 361 7.244 5.760 0 5.760
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (non-ODA) 759 0 759
1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie 48.837 58.139 73.633 87.598 96.700 107.919 – 11.219
Subsidies
Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA) 3.881 5.688 3.704 5.267 3.223 5.200 – 1.977
Partners for International Business (PIB) (non-ODA) 410 5.647 1.756 3.560 3.380 5.105 – 1.725
Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA) 4.889 2.889 1.528 4.126 3.374 5.433 – 2.059
Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA) 0 18.229 – 18.229
Fonds opkomende markten 3.520 383 1.589 0 878 0 878
Versterking concurrentiepositie Nederland 2.700 674 5.421 9.200 – 3.779
Versterking economische functie 1.140 0 5 527 – 522
Aanvullende opdrachten 610 0 0 3.400 – 3.400
Overige (non-ODA) 2.215 6.814 0 9.225 – 9.225
Invest NL 3.200 2.683 9.000 – 6.317
Transitiefaciliteit 1.351 245 0 0 0 0
Overig Programmatische Aanpak (non-ODA) 817 279 0 0 0 0
PSO/2g @there (non-ODA) 791 0 0 0 0
Leningen
Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA) 5.452 12.941 14.017 3.378 0 3.378
Trustfund IBRD 1.000 0 0 0 0
Overig 1.206 0 0 0 0
Garantie
Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA) 3.528 13.720 0 13.720
Opdrachten
Aanvullende opdrachten 4.576 8.020 0 8.020
Wereldtentoonstelling Dubai 4.255 4 300 – 45
Chinastrategie 0 0
GES 1.087 9.322 0 9.322
Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA) 426 0 426
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (non-ODA) 27.146 28.892 39.854 35.349 33.265 32.900 365
Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA) 6.274 5.352 5.351 5.400 5.350 5.400 – 50
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden 237.012 314.331 383.590 425.304 390.367 391.817 – 1.450
Subsidies
Transitiefaciliteit 2.135 2.931 234 0 0 0
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 44.526 59.804 58.343 32.672 40.586 37.117 3.469
Wet en regelgeving 5.579 2.453 3.027 1.176 2.347 3.100 – 753
Financiele sectorontwikkeling 36.639 7.065 23.412 41.297 3.352 6.000 – 2.648
Versterking privaat ondernemerschap 54.083 60.983 57.352 61.000 42.381 55.600 – 13.219
Infrastructuurontwikkeling 33.288 44.763 43.832 15.247 252 80.900 – 80.648
Bedrijfsmatige technische bijstand 628 252 468 0 468
Samewerking bedrijfsleven en PPP's 5.849 9.859 3.386 518 5.504 8.500 – 2.996
Versterking privaat ondernemerschap non-ODA 6.382 2.313 0 0 1.500 – 1.500
Technische assistentie DGGF 8.000 10.809 3.452 3.714 1.618 5.700 – 4.082
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 5.376 4.190 0 0 0
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 403 0 0 0 0
Werkgelegenheid 11.219 2.343 22.000 – 19.657
programma's Dutch Good Growth Fund 3.147 26.847 12.071 20.000 – 7.929
Leningen
Infrastructuurontwikkeling 26.400 17.000 0 17.000
programma's Dutch Good Growth Fund 28.000 23.262 35.000 – 11.738
Garanties
programma's Dutch Good Growth Fund 5.569 1.858 1.266 13.000 – 11.734
Opdrachten
Werkgelegenheid 9.289 3.000 6.289
Innovatie 5.000 – 5.000
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 2.691 0 0
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 11.908 12.184 0 12.184
Wet en regelgeving 886 0 0
Infrastructuurontwikkeling 6.515 431 0 431
Bedrijfsmatige technische bijstand 135 452 0 452
Technische assistentie DGGF 5.866 10.252 0 10.252
programma's Dutch Good Growth Fund 34.913 1.145 11.093 0 11.093
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 15.404 42.838 40.959 29.387 27.597 36.000 – 8.403
Infrastructuurontwikkeling 15.580 29.065 0 0 0
Technische assistentie DGGF 5.246 0 0 0 0
Bijdragen (inter)nationale organisaties
International Labour Organisation 5.213 5.721 5.128 4.943 4.736 5.700 – 964
Partnershipprogramma's ILO 4.883 5.527 5.524 5.000 4.915 5.500 – 585
Landenprogramma's ondernemingsklimaat 13.284 12.411 8.469 7.585 23.368 7.400 15.968
Infrastructuurontwikkeling 45.421 24.832 14.787 50.262 20.000 30.262
Bedrijfsmatige technische bijstand 1.748 1.433 5 6 127 1.500 – 1.373
Werkgelegenheid 4.399 3.400 5.000 – 1.600
Transitiefaciliteit 185 59 0 0 0
Marktontwikkeling in het kader van private sector development 4.755 17.990 9.665 6.400 3.265
Wet en regelgeving 2.782 3.342 4.703 1.900 2.803
Financiele sectorontwikkeling 26.801 25.205 63.708 6.000 57.708
Samewerking bedrijfsleven en PPP's 250 0 296 0 296
Nexus onderwijs en werk 1.439 0 1.439
Ontvangsten 11.052 80.289 14.942 11.447 8.809 6.491 2.318
1.10 Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 9.182 78.815 9.431 9.447 7.542 3.491 4.051
1.30 Ontvangsten DGGF 1.870 1.474 5.511 2.000 1.267 3.000 – 1.733

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is het verplichtingenbudget van artikel 1 toegenomen. Een belangrijk deel van de verplichtingenmutaties is reeds toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting 2019. Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget verhoogd. Deze bijstelling komt hoofdzakelijk doordat nieuwe investeringen via de DRIVE-infrastructuur regeling hoger uitvielen dan verwacht.

Ten tijde van de opstelling van de decemberbrief was nog sprake van een verlaging van het verplichtingenbudget. Dit was het gevolg van het feit dat de uitvoeringspartners van de garantieverplichtingen pas na indiening van decemberbrief de definitieve cijfers bekend maken. Dit neemt niet weg dat de garantieverplichtingen wel onder het afgesproken garantieplafond, waarvan melding is gemaakt in de begroting, zijn gebleven.

Met ingang van de begroting 2019 is artikel 1.4 opgeheven en zijn de verplichtingen ondergebracht binnen artikel 1.3.

Uitgaven

Artikel 1.1

De uitgaven zijn per saldo lager dan voorzien met name door lagere uitgaven voor subsidies voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit betreft onder andere lagere uitgaven voor de implementatie van de IMVO convenanten, namelijk de subsidie aan de Sociaal Economische Raad voor ondersteuning van de IMVO-convenanten en de subsidies aan de ngo’s middels het Fonds Verantwoord Ondernemen. De uitgaven voor het Fonds Bestrijding Kinderarbeid vielen lager uit.

Artikel 1.2

De lagere uitgaven komen voort uit een saldo van mutaties die voor een belangrijk deel zijn toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting 2019. Zo bleek bij de eerste en tweede suppletoire begroting dat de uitgaven voor de Global Enterpreneurship Summit en de subsidies voor Netherlands in Business en de Development Accelarator lager uitvielen dan verwacht. Verder bleek dat een aantal RVO regelingen (SIB, PIB en DHI) en de beschikbare middelen voor DTIF ten opzichte van de ontwerpbegroting niet volledig zijn uitgeput.

Artikel 1.3

De uitgaven voor artikel 1.3 zijn per saldo iets lager dan de vastgestelde begroting. Deze verlaagde realisatie is het per saldo effect van verschillende verhogingen en verlagingen van het budget, deels toegelicht in de de eerste en tweede suppletoire begroting 2019. Zo is er sprake van vertragingen van verschillende infrastructurele projecten, met een lagere realisatie tot gevolg. Ook is er sprake van een verhoging van de realisatie voor financiële sectorontwikkeling in ontwikkelingslanden (met een focus op de MENA-regio en vrouwelijk ondernemerschap). Verder viel de bijdrage aan RVO.nl lager uit dan begroot door de lagere uitvoeringskosten.

Ontvangsten

Artikel 1.10

De ontvangsten bleken in het laatste deel van het begrotingsjaar hoger dan aanvankelijk voorzien. Voor DTIF betreft het de verrekening van de ontvangen premies en uitbetaalde wisselfinancieringen vanuit de DTIF begrotingsreserve. Verder is er voor de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) sprake van een verrekening met de FOM begrotingsreserve, vanwege een uitbetaalde claim op een uitstaande garantie. Overige ontvangsten betreffen het terugbetalen van leningen voor de Nationale Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden en terugbetalingen van de RVO voor de programma’s «Transitiefaciliteit» en «Missies».

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de Minister voor BHOS nauw samen met de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

• De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

• De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

• Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.

• Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.

• Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

• Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.

Regisseren

• Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

• Coördinatie van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.

C. Beleidsconclusies

De beleidsmatige inzet op het gebied van voedselzekerheid, water en klimaat is in 2019 verder verbreed en meer geïntegreerd, met meer nadruk op de verankering van resultaten. De risico’s van honger, waterstress en klimaatverandering voor mensen, economie en milieu zijn meer geïnternaliseerd in de beleidsinzet.

Voedselzekerheid. De bredere systeembenadering is geactualiseerd in de Voedselzekerheidsbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030» (Kamerstukken 33 625, nr. 280) met onder meer een erkenning van de nauwe relatie tussen SDG 2 en andere SDG’s, waaronder klimaat en biodiversiteit. Die bredere kijk wordt steeds meer toegepast. Tijdens de UN Climate Action Summit in september 2019 heeft Nederland meer aandacht besteed aan klimaatadaptatie in het voedselzekerheidsbeleid. Er is voor gekozen niet overhaast in nieuwe landen binnen de focusregio’s te beginnen, maar eerst de situatie goed te analyseren en de opties voor een geïntegreerde aanpak van voedselzekerheid-water-klimaat te verkennen. Een nieuw honger- en conflict-programma, gericht op weerbaarheid van de bevolking, is gestart in drie fragiele landen in de Hoorn van Afrika. Een nieuwe samenwerking voor voedselzekerheid, water en klimaat in de Sahel voor een – veel langer dan gebruikelijke – periode van 10 jaar is in voorbereiding. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Diks (Kamerstukken 34 775 XVII, nr. 22).

Water. Waterprogramma’s richten zich in toenemende mate op verduurzaming en relaties met andere sectoren, o.a. voedselzekerheid, klimaat en gezondheid. Het Water, Peace and Security Partnership helpt met vroegtijdige identificatie en voorkoming van water-gerelateerde conflicten, relevant voor Mali en Irak bijvoorbeeld. Het nieuwe Valuïng Water Initiative begeleidt multi-stakeholder partnerschappen die inzetten op gelijke toegang tot water, op minder afwenteling van waterrisico en -kosten op kwetsbare groepen, en op het tegengaan van uitputting van watervoorraden. Er is bewust voor gekozen om de samenwerking met UNICEF in West-Afrika uit te breiden met water en sanitatie vanwege hun expertise gericht op verduurzaming van resultaten, en hun brede aanwezigheid, ook in tijden van crisis. Er is een plan gemaakt voor opschaling en versnelling van de inzet op WASH om de 2030-doelen te halen. Hiermee is invulling gegeven aan de motie Stoffer/Van Brenk (Kamerstukken 35 000 XVII, nr. 51). In 2019 heeft Nederland minder mensen bereikt dan voorzien op het gebied van verbeterd stroomgebiedbeheer (zie ook bijlage 3: toelichting op streefwaarden en indicatoren). Dat komt onder meer omdat werkzaamheden niet tijdig konden worden uitgevoerd door natuurgeweld en de opstart in nieuwe landen in de focusregio’s langzamer verliep dan voorzien.

Klimaat. Nederland heeft, bilateraal en in VN en EU, extra inspanningen geleverd op het gebied van klimaatdiplomatie voor meer klimaatambitie en -actie wereldwijd, zoals uiteengezet in Kamerstukken 31 793, nr. 189. De reductie van de uitstoot van broeikasgassen heeft ook klimaateffecten voor ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden die zijn aangesloten bij het NDCPartnerschap kunnen steun krijgen bij de ontwikkeling van meer ambitieuze, evidence-based nationale klimaatplannen en voor kwalitatief betere uitvoering van die plannen. Dergelijke steun wordt inmiddels aan 65 landen verstrekt. Nederland investeert ook direct in klimaatrelevante programma’s, waarbij het zowel om Nederlandse als om internationale initiatieven kan gaan. Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) is gegund aan een consortium onder leiding van FMO. Daarnaast lanceerde RVO de resultaatgerichte subsidieregeling «SDG7 Results» waarbij bedrijven achteraf subsidie ontvangen als is aangetoond dat mensen daadwerkelijk toegang hebben gekregen tot hernieuwbare energie. Nederland heeft de jaarlijkse bijdrage aan het Groene Klimaatfonds met 20% verhoogd nadat afspraken zijn gemaakt over verbeterde governance van het fonds. Er is met internationale partners extra geïnvesteerd in schone kookoplossingen in de Sahel en de Hoorn van Afrika, in kleine zonne-energie systemen in de Sahel en in vergroening van de financiële sector in ontwikkelingslanden. Op gebied van duurzaam gebruik van grondstoffen werd het nieuwe climate smart mining initiatief van de Wereldbank gesteund. Het totaaloverzicht van de klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden van Nederland vindt u in bijlage 6 bij het HGIS-jaarverslag.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 615.198 531.813 814.000 690.998 833.191 461.310 371.881
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 525.705 648.529 664.774 710.799 723.347 730.477 – 7.130
2.1 Voedselzekerheid 288.463 335.375 341.528 323.950 336.667 339.295 – 2.628
Subsidies
Internationaal onderwijsprogramma voedselzekerheid 32.691 2.890 0 344 0 0 0
Duurzame voedselproductie 55.345 0 0 0 0 0 0
Marktontwikkeling in het kader van voedselzekerheid 12.926 0 0 0 0 0 0
Voeding 21.554 0 0 0 0 0 0
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 30.166 28.955 19.710 22.391 27.600 – 5.209
Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid 34.260 28.575 1.793 32.485 32.000 485
Landenprogramma's voedselzekerheid 26.621 47.803 41.639 59.117 41.000 18.117
Uitbannen huidige honger en voeding 18.289 33.227 18.600 0 18.600
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 985 11.030 6.400 0 6.400
Opdrachten
Landenprogramma's voedselzekerheid 7.339 0 0 0
Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid 13.747 0 0 0
Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen 9.250 9.250
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 10.384 5.981 0 0 0 0
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen 18.706 12.434 0 10.000 – 10.000
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 1.514 1.514
Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid 3.965 7.941 1.645 4.000 – 2.355
Landenprogramma's voedselzekerheid 3.700 0 0 5.000 – 5.000
Bijdragen (inter) nationale organisaties
Partnerschapsprogramma's FAO 2.500 0 0 0 0 0
Versterking ruraal ondernemersklimaat 21.895 0 0 0 0 0
Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid 27.765 21.600 21.120 20.400 18.000 2.400
Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen 20.000 21.350 0 1.700 23.595 – 21.895
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 50.559 32.744 34.539 27.673 32.000 – 4.327
Landenprogramma's voedselzekerheid 131.165 118.844 115.205 110.915 126.057 121.100 4.957
Uitbannen huidige honger en voeding 17.940 6.172 9.435 25.000 – 15.565
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector 2.000 0 0 0
2.2 Water 153.293 194.457 195.426 210.602 189.043 193.714 – 4.671
Subsidies
Integraal waterbeheer 24.577 25.846 13.152 25.556 18.361 27.944 – 9.583
Drinkwater en sanitatie 38.561 38.824 19.376 27.327 31.059 25.357 5.702
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 8.161 7.848 12.254 8.000 4.254
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 15.665 6.392 7.033 12.000 – 4.967
Opdrachten
Integraal waterbeheer 4.315 1.158 973 6.000 – 5.027
Drinkwater en sanitatie 83 94 217 0 217
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 22.446 27.794 16.738 18.000 – 1.262
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 5.298 3.041 1.204 3.000 – 1.796
Bijdrage aan agentschappen
Integraal waterbeheer 3.059 1.507 0 1.507
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 376 0 376
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 321 0 321
Bijdragen (inter) nationale organisaties
Wereldbank (waterbeheer) 14.985 15.172 18.990 0 0 0 0
Integraal waterbeheer 12.771 29.519 21.441 14.000 7.441
Drinkwater en sanitatie 32.288 40.880 25.148 22.000 3.148
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer 40.049 61.369 20.646 13.930 23.857 33.668 – 9.811
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie 33.334 51.604 22.235 24.004 28.554 23.745 4.809
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 1.752 1.640 0 0 0 0
2.3 Klimaat 83.949 118.697 127.820 176.247 197.637 197.468 169
Subsidies
Hernieuwbare energie 20.597 8.398 10.566 16.263 17.685 18.500 – 815
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 26.178 34.279 32.885 21.820 19.646 57.729 – 38.083
Nationaal Klimaatfonds 40.000 40.000 40.000 0
Landenprogramma's klimaatbeleid 1.874 141 0 1.105 0 1.105
Centrale klimaat programma's (non-ODA) 1.070 1.814 592 322 463 0 463
Opdrachten
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 5.566 1.232 0 1.232
Centrale klimaat programma's (non-ODA) 584 0 584
Landenprogramma's klimaatbeleid 157 0 157
Hernieuwbare energie 273 0 273
Bijdrage aan agentschappen
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 185 0 185
Hernieuwbare energie 1.386 2.723 0 2.723
Bijdragen (inter) nationale organisaties
Hernieuwbare energie 27.822 26.361 12.353 22.245 24.500 – 2.255
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 8.790 18.861 20.489 12.000 8.489
Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen 9.299 14.899 19.391 15.696 35.184 14.840 20.344
GEF 0 20.725 20.725 37.585 20.900 20.750 150
UNEP 7.143 5.142 5.142 2.142 12.142 7.142 5.000
Landenprogramma's klimaatbeleid 19.043 3.419 2.086 2.501 273 500 – 227
Centrale klimaat programma's (non-ODA) 858 1.429 693 1.150 – 457
Contributie IZA/IZT 291 326 283 323 316 357 – 41
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen 1.342 0 1.342

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is het verplichtingenbudget van artikel 2 toegenomen. Het merendeel hiervan is toegelicht in de eerste en de tweede suppletoire begroting en betrof een mutatie van ruim 670 miljoen. Uitendelijk is het verplichtingenbudget lager uitgevallen dan voorzien in de tweede suppletoire begroting. Deze verlaging is toe te schrijven aan de vertraging in de uitvoering van een aantal programma’s:

• Voor het thema «voedselzekerheid» betreft dit de programma’s Geodata for Agriculture and Water (G4AW), de klimaatspecifieke bijdrage aan de International Fund for Agricultural Development (IFAD) en de bijdrage 2020 en 2021 aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).

• Voor het thema «water» betreft dit onder andere de subsidie aan Both Ends voor het partnerschap met Nederlandse ngo’s op het gebied van integraal waterbeheer, het innovatieve financieringsprogramma in Oost-Afrika, de bijdrage aan het Water, Peace & Security Initiative en de bijdrage aan het WASH-programma met de Global Water Operators» Partnerships Alliance (GWOPA/IHE).

• Voor het thema «klimaat» is deze vertraging toe te wijzen aan met name enkele grotere verplichtingen die zijn doorgeschoven naar 2020. Dit betreft de subsidies aan het innovatieve fonds AGRI3 en de nieuwe bijdrages aan het Green Climate Fund en het Afrika Biogas programma van HIVOS.

Uitgaven

Artikel 2.1

De uitgaven op artikelonderdeel 2.1 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting afgenomen. Deze realisatie is het saldo van enerzijds lagere uitgaven en anderzijds hogere uitgaven. Voor de activiteiten van het Climate Smart Agriculture programma van SNV ( SNV Netherlands Development Organisation ) gericht op voedselsystemen bleek minder liquiditeitsbehoefte. Verder werd in Bangladesh invulling gegeven aan het besluit (Kamerstukken 34 952, nr. 33) om de OS-inzet op thema’s buiten de productieve sectoren geleidelijk af te bouwen wat leidde tot lagere uitgaven voor activiteiten gericht op voedselzekerheid. Hogere uitgaven werden daarentegen gerealiseerd voor activiteiten gericht op het uitbannen van honger en ondervoeding. Dit was onder andere het gevolg van hogere uitgaven voor het reguliere programma met GAIN ( the Global Alliance for Improved Nutrition ) op het gebied van verbeterde voeding alsmede de implementatie van een additionele interventie van GAIN in Mozambique naar aanleiding van de tropische stormen Idai en Kenneth. Hogere uitgaven werden ook gerealiseerd voor activiteiten gericht op de agrarische sector, onder andere door het nieuwe Horticulture Development Program programma in Irak.

Artikel 2.2

De uitgaven op artikelonderdeel 2.2 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting eveneens afgenomen. Deze realisatie is het saldo van enerzijds hogere- en anderzijds lagere uitgaven voor activiteiten op het gebied van integraal waterbeheer, drinkwater & sanitatie en verstrekte subsidies vanuit het centrale budget voor waterbeheer. In het geval van integraal waterbeheer bleven de uitgaven voor activiteiten achter in Mozambique en bleek er voor activiteiten in Benin en Zuid-Soedan een hogere liquiditeitsbehoefte. Voor drinkwater & sanitatie bleven de uitgaven met name in Ghana achter op de planning. Dit was het gevolg van het feit dat de uitgaven van RVO voor het WASH-programma achterbleven bij de prognoses door vertraging in de uitvoering, en doordat een optopping van het UNICEF-programma minder hoog uitviel dan was voorzien. Dit was het gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Voedselzekerheid

In Ethiopië werd meer besteed als gevolg van een intensivering op de samenwerking met het Agricultural Food Programme (AGP) van de Wereldbank en met het programma van de Agricultural Transformation Agency (ATA) om zo meer resultaten te bereiken op het gebied van productiviteitsverhoging van de landbouw. Verder werd in Rwanda, in navolging van het besluit (Kamerstukken 34 952, nr. 33) om de bilaterale inzet met gedelegeerde OS-middelen in de huidige kabinetsperiode af te bouwen, minder budget toegekend aan de ambassade voor activiteiten gericht op het thema «voedselzekerheid». Daarnaast bleek de liquidsbehoefte voor een aantal activiteiten (Hortivest en Sebeya Landscape Restoration) lager dan oorspronkelijk voorzien voor 2019. In Zuid-Soedan werd meer besteed als gevolg van een hoger dan voorzien uitgavenritme. Deze was het resultaat van een goede voortgang in de uitvoering van het AGRA programma (seed sector program) en het Feeder Roads programma dat door de United Nations World Food Programme (WFP) wordt uitgevoerd.

Water

In Bangladesh werd gedurende 2019 het budget voor programma’s gericht op integraal waterbeheer naar beneden bijgesteld. Dit in navolging van het besluit (Kamerstukken 34 952, nr. 33) om OS-inzet op thema’s buiten de productieve sector geleidelijk af te bouwen. Ook voor Benin is besloten (Kamerstukken 34 952, nr. 33) om de eerdere intensieve OS-inzet geleidelijk terug te brengen en werd dientengevolge minder besteed voor het waterprogramma. Voor Zuid-Soedan daarentegen werd het besluit (Kamerstukken 35 000, nr. 68) genomen om het bestaande waterprogramma (zowel WASH-voorzieningen als waterbeheer) te intensiveren wat tot hogere uitgaven leidde in 2019.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

• het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;

• het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid

• versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;

• versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;

• versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;

• een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

• Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR, HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.

• Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer 25 strategische partnerschappen in het kader van Samenspraak en Tegenspraak, het Voice fonds, het accountability fonds, de SRGR-partnerschappen, Product Development Partnerships, Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) 2016–2020, Leading from the South (LfS) en Nationaal Actieplan (NAP) 1325.

• Het financieren van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via ondersteuning van het Global Partnership for Education en programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren.

• De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via Netherlands Fellowship Program (NFP); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

• Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen waar onder vrouwen, meisjes en LGBTI.

• De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met ngo’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

• Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

• De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

• De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden, uitdragen in internationale fora en via internationale fondsen zoals het Global Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) en het Malala-fonds.

C. Beleidsconclusies

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

In 2019 hebben de genderspecifieke programma’s Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW, 2016–2020), Nationaal Actieplan 1325 (NAP) en Leading from the South een sterke ontwikkeling laten zien. Het was een belangrijk oogstjaar voor FLOW, waarin tussentijdse programma evaluaties hebben geleid tot nodige bijsturing voor de tweede helft van de programma’s. Zo gaven uitvoerders meer aandacht aan het transformatieve karakter en duurzame effect van hun interventies wat onder meer blijkt uit het beter betrekken van lokale leiders, mannen en jongens en de samenwerking met lokale overheden.

Met het in 2019 gepubliceerde SDG5 fonds als onderdeel van de uitvraag Versterking Maatschappelijk Middenveld is wereldwijd het grootste fonds voor vrouwenrechten en gendergelijkheid tot stand gebracht. Het SDG5 fonds bestaat uit Power of Women, SRGR-partnerschappen fonds, Women, Peace & Security en Leading from the South. In de nieuwe programma’s is versterking van Zuidelijke (vrouwenrechten)organisaties en -netwerken expliciet opgenomen. Deze programma’s maken machtsongelijkheid bespreekbaar en zetten in op duurzame verbetering van de positie van vrouwen en meisjes.

Nederland heeft daarnaast in 2019 extra ingezet op gender, inclusief SRGR-diplomatie, in antwoord op toenemende druk van conservatieve krachten. Onder meer is effectief gelobbied voor sterke resoluties en gelijkgezinden-statements op het gebied van gender, SRGR en vrouwen, vrede en veiligheid (VNVR-resolutie 1325).

Seksuele en reproductieve gezondheid

Met UNFPA is gewerkt aan versterking van distributie van onder meer voorbehoedsmiddelen op nationaal niveau en met andere partners aan innovatie op het gebied van distributie en dienstverlening. Door de Nederlandse inspanningen wordt in toenemende mate het belang onderkend van veiligheid en rechten, specifiek van vrouwen en jongeren in humanitaire settings en krijgt de toegang tot SRGR, alsook geestelijke gezondheid, in deze settings meer aandacht.

In 2019 is Nederland bestuurslid geworden in het Global Fund for the Fight against Aids, TB and Malaria (GFATM), namens een kiesgroep met Noorwegen, Zweden, Denemarken, Ierland en Luxemburg. Nederland kon hierdoor, in lijn met de strategie voor multilaterale gezondheidsfondsen, nog meer dan voorheen aandacht vragen voor vrouwenrechten en rechten van gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, en integratie van hiv-bestrijding met SRGR. Bij de zesde middelenaanvulling heeft Nederland voor de periode 2020–2022 een bedrag van EUR 156 miljoen toegezegd aan GFATM. Met deze bijdrage, aanzienlijk, maar niet hoger dan tijdens de vorige middelenaanvulling, werd enerzijds het belang onderstreept van het werk van GFATM als grootste multilateraal fonds op het terrein van gezondheid, maar anderzijds ook een signaal afgegeven dat er serieuzer moet worden gewerkt aan een verduurzamingsstrategie en dat er meer commitment van ontvangende landen wordt verwacht. Het totale beoogde bedrag van EUR 14 miljard werd door het GFATM opgehaald. Daarnaast is in 2019 extra financiering voor onderzoek en toepassing van nieuwe diagnostische- en behandelingsopties voor tuberculose verleend aan de WHO (conform amendement, Kamerstukken 35 000 XVII, nr. 24). De WHO heeft hiermee operationeel onderzoek opgezet voor de introductie van nieuwe MDR-TB behandeling en nieuwe diagnostische ontwikkelingen.

In West-Afrikaanse landen is er politieke wil om intensiever in te zetten op reproductieve gezondheid, zoals blijkt uit het Ouagadougou Partnership waarin negen West-Afrikaanse landen samenwerken aan verbeterde toegang tot gezinsplanning. Nederland speelt hierop in door het opstarten van samenwerking met de West African Health Organisation (WAHO), de gezondheidsorganisatie van de ECOWAS (Economic Community of West African States). Deze regionale inzet draagt bij aan een gunstige beleids-omgeving voor Nederlandse inzet in landen in de regio, zoals Mali, Niger en Burkina Faso. Daarnaast heeft Nederland in 2019 via UNFPA EUR 10 miljoen extra geïnvesteerd in anticonceptie in de Sahel-regio (amendement, Kamerstukken 35 000 XVII, nr. 22). Als voorwaarde werd bij deze extra financiering gesteld dat uitgaven aan anticonceptiemiddelen worden geïntegreerd binnen de landenprogramma’s van de Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF). Dit bevordert de coherentie van programma’s in de Sahel-regio.

Versterking maatschappelijk middenveld

Het maatschappelijk middenveld – een noodzakelijke kracht naast een deugdelijke overheid en een verantwoordelijk bedrijfsleven – staat wereldwijd onder toenemende druk. Via ambassades en het departement, maar ook door steun aan bijvoorbeeld CIVICUS werd internationaal aandacht gevraagd voor de algemene politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties. De CIVICUS monitor is ook in 2019 een goed instrument gebleken. In 2019 is door IOB een studie uitgevoerd inzake de partnerschappen onder Samenspraak en Tegenspraak. De uitkomsten van deze studie, maar ook de inzichten vanuit de Linking and Learning bijeenkomsten met de partners in 2019, zijn meegenomen in de vormgeving van het nieuwe beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, waarvoor de uitvraag uiteindelijk eind 2019 kon worden gepubliceerd. Dit beleidskader combineert alle subsidieinstrumenten voor strategische partnerschappen onder het beleidsartikel 3. Sociale vooruitgang, waarmee beoogd is samenhang, synergie en samenwerking tot stand te brengen, niet alleen bij de toekomstige alliantiepartners, maar ook binnen het Ministerie (departement en posten).

Onderwijs

Met de International Finance Facility for Education (IFFEd) werd in 2019 een aantal grote stappen gezet. Dit innovatieve financieringsinstrument zet in op een gecombineerde inzet van garanties en giften, dat via multilaterale ontwikkelingsbanken goedkopere leningen voor onderwijsfinanciering verstrekken. De verwachting is dat het instrument in 2020 gelanceerd zal worden.

In 2019 werden twee speciale ambassadeurs aangesteld: naast een voor vrouwenrechten en gendergelijkheid ook een voor jongeren, onderwijs en werkgelegenheid.

In 2019 is het Programma Nexus Skills and Jobs gestart dat beoogt jongeren in acht focuslanden te ondersteunen bij de overgang van (beroeps)onderwijs naar werk of een beter inkomen.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1.470.001 784.186 416.172 464.862 675.971 371.113 304.858
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 904.810 755.624 714.000 814.757 780.599 791.093 – 10.494
3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids 371.796 424.010 432.331 445.026 438.689 454.084 – 15.395
Subsidies
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 11.859 12.703 21.993 13.000 8.993
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 118.065 168.505 142.486 122.711 133.793 144.381 – 10.588
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 2.039 10.628 0 10.628
Opdrachten
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 83.264 80.978 7.899 5.234 1.399 7.000 – 5.601
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 21.906 22.413 14.534 500 14.034
Bijdrage aan agentschappen
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 68 0 68
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Landenprogramma's SRGR & hiv/aids 64.416 83.379 79.655 77.974 1.681
Centrale programma's SRGR & hiv/aids 18.825 22.767 14.167 19.000 – 4.833
UNICEF 10.000 12.000 12.000 5.000 12.000 15.000 – 3.000
UNAIDS 20.000 20.000 18.000 20.000 10.000 20.000 – 10.000
SRGR; stragtegische alliantie internationale ngo's 8.275 519 0 0 0
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis 54.981 54.450 56.693 53.734 53.734 55.300 – 1.566
UNFPA 61.500 69.000 60.000 58.000 55.074 70.000 – 14.926
WHO-PAHO 5.985 7.055 6.103 6.217 6.136 6.713 – 577
WHO Partnership programma 9.728 11.503 12.144 12.329 15.849 15.216 633
Vrouwenrechten en keuzevrijheid. 18.500 9.659 10.000 – 341
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid 42.332 57.944 43.876 53.344 49.790 52.439 – 2.649
Subsidies
Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid 1.129 1.336 2.155 0 2.155
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 32.100 45.137 27.762 31.998 33.334 37.639 – 4.305
Bijdrage aan agentschappen
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 99 0 99
Bijdragen (inter)nationale organisaties
UNWOMEN 5.948 9.000 6.957 8.000 6.045 6.000 45
Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid 4.286 3.806 4.696 9.306 6.181 4.300 1.881
Vrouwenrechten en gendergelijkheid 3.332 2.704 1.976 4.500 – 2.524
3.3 Versterkt maatschappelijk middenveld 435.597 230.337 206.900 228.809 216.306 220.270 – 3.964
Subsidies
Vakbondsmedefinancierings programma 12.744 3.678 415 0 0 0
Strategische partnerschappen 196.951 0 203.626 203.270 356
SNV programma 40.100 0 0 0 0
Versterking maatschappelijk middenveld 379.626 225.021 203.644 0 0
Twinningsfaciliteit Suriname 3.127 1.638 348 1.288 3.205 2.000 1.205
Opdrachten
Versterking maatschappelijk middenveld 15.362 0 0 0
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Versterking maatschappelijk middenveld 8.376 0 0
Strategische partnerschappen 9.186 0 9.475 15.000 – 5.525
SNV programma en overige 139 0 0
3.4 Onderwijs 55.085 43.333 30.893 87.578 75.814 64.300 11.514
Subsidies
Onderzoekprogramma's 3.175 3.243 4.390 592 1.524 0 1.524
Onderwijsprogramma's 137 1.041 0 0 0
Internationale hoger onderwijsprogramma's 44.138 36.618 26.503 16.780 2.550 37.300 – 34.750
Opdrachten
Onderzoekprogramma's 13 176 0 176
Internationale hoger onderwijsprogramma's 20.193 61.905 0 61.905
Bijdragen (inter)nationale organisaties/Opdrachten
Onderwijs met perspectief 50.000 9.659 27.000 – 17.341
Landenprogramma's hoger onderwijs 4.009 1.129 0 0 0 0
Landenprogramma's onderwijs algemeen 3.544 1.301 0 0 0 0

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is het verplichtingenbudget van artikel 3 toegenomen. Deze werd deels toegelicht in de eerste en de tweede suppletoire begroting. In de eerste suppletoire begroting is het verplichtingenbudget voor SRGR en Vrouwenrechten en Gendergelijkheid verhoogd met EUR 372 miljoen vanwege de intensiveringen uit de beleidsnota Investeren in Perspectief. Ook zijn vanaf 2019 nieuwe verplichtingen aangegaan voor ondere andere UNFPA, UNAIDS en WHO.

In de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget voor artikel 3 naar beneden bijgesteld. Deze verlaging kwam hoofdzakelijk doordat geplande nieuwe verplichtingen voor 2019 nu in 2020 zullen worden aangegaan. Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget verder verlaagd. Deze verlaging is toe te schrijven aan de vertraging in de uitvoering van een aantal programma’s:

• Voor SRGR zijn voor onder andere Benin, Egypte en Bangladesh minder verplichtingen aangegaan. Ook zijn de verplichtingen aan UNICEF lager uitgevallen dat initieel gepland.

• Voor het thema vrouwenrechten en gendergelijkheid is een nieuwe activiteit voor UNWOMEN in Syrië uitgesteld naar 2020. Ook is de bijdrage aan UNWOMEN verlaagd.

• Voor het thema versterking maatschappelijk middenveld hebben de identificatie van nieuwe activiteiten, met name in Palestijnse Gebieden, Zuid Soedan, Kenia en Bangladesh vertraging opgelopen.

• Op thema onderwijs is de bijdrage aan Generation Unlimited van EUR 10 miljoen uitgesteld naar 2020.

Uitgaven

Artikel 3.1

Op artikel 3.1 is er sprake van een lagere realisatie dan geraamd. Dit komt hoofdzakelijk doordat een betaling van EUR 10 miljoen aan UNAIDS is doorgeschoven naar 2020. Ook is er, zoals toegelicht in eerste suppletoire begroting, sprake van een overheveling van de algemene vrijwillige bijdrage aan UNICEF van artikel 3.1 naar artikel 5.2 Multilaterale samenwerking. Deze overheveling komt voort uit het tegengaan van interne beheerslast en heeft per saldo geen gevolgen voor het budget van SRGR programma’s.

Verder is er voor UNFPA sprake van een verlaagde realisatie. Dit komt hoofdzakelijk door de invoering van een nieuwe results-based financing methode, waarbij de betaling aan UNFPA nu achteraf plaatsvindt. De uitgaven aan UNFPA (inclusief amemdement, Kamerstukken 35 000 XVII, nr. 22) blijven dus gehandhaafd, echter zal de betaling vermoedelijk naar 2020 worden doorgeschoven.

Artikel 3.2

Op artikel 3.2 is de realisatie lager uitgevallen. Dit komt voornamelijk door lagere uitgaven voor programma’s voor vrouwenrechten en genderongelijkheid in Jordanië, Soedan, Mali, Egypte en de Democratische Republiek Congo als gevolg van lagere liquiditeitsbehoefte bij vervolgfinanciering van lopende programma’s.

Artikel 3.3

Op het thema versterkt maatschappelijk middenveld is de realisatie van het budget lager uitgevallen dan gepland. Dit komt hoofdzakelijk doordat, zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting, er sprake is van een lagere liquiditeitsbehoefte voor 2019 bij de strategische partnerschappen. Verder is de bijdrage aan SNV is in 2016 stopgezet. Het genoemde bedrag van EUR 139.000 onder «SNV en overige» in 2018 staat daar per abuis en heeft geen betrekking op SNV, maar op een lokale organisatie. Dit is in het overzicht aangepast.

Artikel 3.4

Op artikel 3.4 onderwijs is de realisatie hoger uitgevallen. Deze verhoging komt hoofdzakelijk doordat, zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting, het budget onderwijs een prioriteit is in de beleidsnota Investeren in Perspectief. Hierdoor is extra budget vrijgemaakt.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen.

SRGR

In Ethiopië is binnen het thema SRGR meer besteed. Deze besteding hield verband met een intensivering van SRGR programma’s zoals aangegeven in de Kamerbrief Verschuiving naar de focusregio’s (35 000-XVII, nr. 30). In zowel Mali en Uganda zijn gedurende 2019 nieuwe SRGR programma’s gestart. Ook de verhoging van deze budgetten zijn het gevolg van de verschuiving van bilaterale hulpinspanningen naar de focusregio’s, zoals aangegeven in Kamerbrief Verschuiving naar de focusregio’s (35 000-XVII, nr. 30).

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

• Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning, early action en conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen, politieke staatsopbouw en sociaal- economische wederopbouw. Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.

• Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse ngo’s (Dutch Relief Alliance).

• Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.

• Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

• Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

• Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en «legitieme stabiliteit» in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen en in de regio’s van het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s.

• Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.

• Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.

• Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.

• De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

• Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.

• Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschap-pen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

• Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.

• Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en ngo’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

• Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.

• Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het «Comprehensie Approach Action Plan», het «EU wide Security Sector Reform framework» en de «Joint Communication on Capacity Building in support of security and development» waarbij Nederland eigen «best practices» inbrengt.

• Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaaleconomische wederopbouw.

• NL leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Doel: betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidsconclusies

Humanitaire Hulp

Nederland legde het beleid op humanitaire hulp begin 2019 vast in het nieuwe beleidskader «Mensen Eerst». Aanpassing van het beleid was nodig vanwege de sterk veranderde humanitaire context. Humanitaire crises zijn complexer geworden, duren langer en raken meer mensen. Oorlogen en conflicten waren opnieuw de grootste drijfveren voor humanitaire noden. Nederland sloot nieuwe meerjarige financieringsovereenkomsten af die de VN, de Dutch Relief Aliance en de Rode Kruis beweging daar kunnen besteden waar de nood het hoogst is. Nederland nam daarnaast diplomatieke initiatieven om op te komen voor de belangen van mensen in nood en te pleiten voor humanitaire toegang, bescherming van burgers en eerbiediging van het internationale humanitair recht. Successen en tegenslagen wisselen elkaar af. In Jemen bereikte WFP, bijvoorbeeld, vanwege diplomatieke steun van onder andere NL een akkoord met de Houthi beweging om de selectie van begunstigden en voedseldistributie transparanter te maken. Tegelijkertijd kon de diplomatieke inzet van de donorgemeeschap niet voorkomen dat de Houthi’s restricieve maatregelen hebben ingevoerd die hen meer controle kan geven over humanitaire hulp. Het streven naar verbetering van de kwaliteit van de hulp en van het humanitaire systeem is in 2019 o.a. geconcretiseerd doordat de Minister voor BHOS de rol van Eminent Person van de Grand Bargain op zich heeft genomen en door het organiseren van een internationale conferentie over mentale en psychosociale hulp als onderdeel van de noodhulpresponse (zie onder «beleidsprioriteiten»).

Opvang en bescherming in de regio

Het Prospects Partnerschap met IFC, ILO, UNHCR, UNICEF en de Wereldbank heeft in 2019 verder gestalte gekregen. De samenwerking met de partners is geformaliseerd en er zijn meerjarige contracten met alle vijf afgesloten voor 2019–2023. Gezien de verschillende regelgeving en procedures die door de partners worden gehanteerd, was dit proces complexer en daarmee tijdrovender dan aanvankelijk verwacht.

Migratiesamenwerking

Met Nederlandse steun kon UNHCR kwetsbare vluchtelingen evacueren vanuit het Gather and Departure Facility (GDF) in Tripoli naar opvanggelegenheden in Rwanda, waardoor de druk op het GDF werd verlicht. Ook maakten nieuwe bijdragen van Nederland het mogelijk voor UNHCR en IOM om alternatieve opvang- en verblijfmogelijkheden te bieden aan migranten.

Nederland startte verschillende nieuwe migratievoorlichtingscampagnes in West-Afrika, Irak en Afghanistan, onder meer met inzet van teruggekeerden. Een evaluatie toonde aan dat dit soort campagne-activiteiten effectief kan zijn voor preventie van irreguliere migratie: 20% van de bereikte jongeren had een aantal maanden na afloop niet meer het plan irregulier te emigreren. Voortgang en resultaten van bovengenoemde projecten worden doorlopend gemonitord en verantwoord op Dutchdevelopmentresults.nl

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

In de beleidsreactie op de IOB-evaluatie van de Wederopbouw- en Strategic Partnerships in Chronic Crises-programma's en het Addressing Root Causes-tenderproces zijn enkele belangrijke maatregelen aangekondigd om de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s te verbeteren.

Nederland heeft zich kandidaat gesteld voor het voorzitterschap van het Antipersoneel Landmijnverdrag in 2021 en is hiervoor ook verkozen. Dit verdrag beoogt een mijnvrije wereld in 2025.

Nederland heeft door het voeren van een constructief-kritische dialoog met de VN en de Wereldbank en financiële ondersteuning van hun vredesopbouwactiviteiten bijgedragen aan een versterkte en effectievere inzet op conflictpreventie en vredesopbouw in fragiele en conflictlanden (o.a. via het VN Peace Building Fund en concept WB fragiliteitsstrategie). Hierdoor is de samenwerking op hoofdstedenniveau tussen de VN, Wereldbank en EU verbeterd, maar op landenniveau varieert deze nog sterk. Komend jaar zal daarom meer aandacht gegeven worden aan samenwerking op landenniveau voor effectievere conflictpreventie.

In juli 2019 stond het jaarlijkse VN High-Level Political Forum on Sustainable Development (HLPF) o.a. in het teken van SDG16. Als lid van het Pathfinders for Peaceful, Just and Inclusive Societies netwerk heeft Nederland zich ingezet voor toezeggingen van zoveel mogelijk landen en andere actoren voor de uitvoering van SDG16 (vooral toegang tot recht) op nationaal niveau. Tijdens de vierjaarlijkse SDG-top in september bleek het aantal nationale commitments op SDG16 met 67 het grootst van alle SDG’s (samen met 67 commitments op SDG17).

Met betrekking tot vredesopbouw en politiek bestuur, nam Nederland mede het initiatief tot Raadsconclusies om de EU-inzet met betrekking tot democratie, toegang tot recht en het belang van effectieve lokale overheden vorm te geven.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 768.143 818.501 498.303 881.275 1.466.524 631.118 835.406
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 749.405 800.806 703.251 844.622 771.565 787.260 – 15.695
4.1 Humanitaire hulp 321.378 247.216 261.906 377.391 386.951 380.017 6.934
Subsidies
Noodhulpprogramma's 5.490 3.497 79.489 97.246 25.000 72.246
Noodhulpprogramma's non-ODA 64 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen
Noodhulpprogramma's 388 0 388
Bijdragen (inter) nationale organisaties
UNHCR 33.000 42.000 46.000 40.000 38.000 33.000 5.000
Wereldvoedselprogramma 36.000 36.000 49.000 32.000 36.000 36.000 0
UNRWA 13.000 13.000 19.000 19.000 19.000 13.000 6.000
Noodhulpprogramma's 239.377 150.726 143.334 206.285 195.556 269.000 – 73.444
Noodhulpprogramma's non-ODA 1.011 0 761 1.017 – 256
Onderwijs 0 0 3.000 – 3.000
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Noodhulpprogramma's non-ODA 617 0 0 0
4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking 13.018 192.948 87.149 229.774 170.490 172.000 – 1.510
Subsidies
Opvang in de regio 18.631 15.966 12.546 42.000 – 29.454
Migratie en ontwikkeling 3.100 6.264 3.149 2.246 2.670 12.750 – 10.080
Opdrachten
Migratie en ontwikkeling 429 203 0 203
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Opvang in de regio 177.684 42.083 180.241 125.454 96.000 29.454
Migratie en ontwikkeling 9.918 9.000 23.286 30.892 29.617 21.250 8.367
4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling 202.404 175.907 211.581 227.376 213.541 235.243 – 21.702
Subsidies
Legitieme en capabele overheid 11.450 12.755 10.430 15.000 – 4.570
Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie 1.114 1.429 0 0 0
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 6.133 4.159 0 4.159
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie 19.082 17.048 18.390 11.000 7.390
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 29.396 23.105 22.525 30.000 – 7.475
Functionerende rechtsorde 2.132 13.698 14.418 18.000 – 3.582
Opdrachten
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 1.726 1.404 0 1.404
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie 1.182 4.995 0 4.995
Bijdrage (inter) nationale organisaties
Landenprogramma's legitieme en capabele overheid 2.236 1.307 9 0 0 1.500 – 1.500
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 84.520 76.624 93.919 79.541 83.318 74.626 8.692
Midden Amerika programma 9.034 25 0 0 0
Kunduz Trainingsmissie 654 329 0 0 0
Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie 3.785 4.002 5 180 3.162 0 2.500 – 2.500
Functionerende rechtsorde 5.484 8.120 8 084 10.744 9.104 32.000 – 22.896
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie 30.401 27.587 14 515 22.764 36.086 13.862 22.224
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen 46.390 44.610 22 200 28.000 0 26.000 – 26.000
Legitieme en capabele overheid 15.878 13.303 4 500 4.261 7.071 10.755 – 3.684
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Landenprogramma's functionerende rechtsorde 1.828 1.641 0 1.641
4.4 Noodhulpfonds 212.605 184.735 142.615 10.081 583 0 583
Subsidies
Noodhulpfonds 212.605 80.148 82.307 8.498 583 0 583
bijdrage(inter)nationale organisatie
Noodhulpfonds 104.586 60.308 594 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen
Noodhulpfonds 989 0 0 0

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het verplichtiingenbudget toegenomen. In de eerste suppletoire begroting is een stijging van EUR 480 miljoen toegelicht. Deze op het oog omvangrijke wijziging was het gevolg van het wijzigen van het verplichtingenritme in verband met de overgang van contracten met aantal partners (ICRC, CERF, NRK, OCHA, UNHCR, UNRWA, WFP) met een tweejarige looptijd naar een driejarige looptijd. In de tweede suppletoire begroting is het bedrag verder verhoogd met EUR 328 miljoen vanwege miljoenennota 2019 mutaties en is EUR 189,6 miljoen aan overige mutaties toegelicht. De miljoenennotamutatie betrof een meerjarig budgetneutrale schuif van verplichtingen vanuit 2020, 2021 en 2022 naar 2019 op het artikel voor opvang in de regio en migratiesamenwerking in verband met het programma strategische partnerschappen. In de BHOS-begroting 2019 stond al gemeld dat voor de uitvoering van dat programma strategische partnerschappen zijn aangegaan met Wereldbank, IFC, ILO, UNICEF en UNHCR. De uitwerking en juridische verplichting is gevolgd op basis van de landenplannen. In juli 2019 waren deze plannen bekend. Het bijbehorende verplichtingenbudget was over meerdere jaren verspreid en is budgetneutraal naar 2019 geschoven. Het nog in 2019 aangaan van deze verplichting was cruciaal om het partnerschapsprogramma tijdig te kunnen uitvoeren. Verder is het budget bijgesteld vanwege een ophoging van het verplichtingenbudget voor humanitaire hulp als bijdrage aan de Dutch Relief Alliance, die oorspronkelijk gebudgetteerd stond voor 2018, maar pas in 2019 materialiseerde (EUR 120 miljoen), zie jaarverslag 2018.

Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting was de realisatie uiteindelijk lager. Dit lagere saldo is ontstaan door enerzijds een verhoging voor noodhulp en technische wijzigingen en anderszijds door verlagingen voor opvang en bescherming in de regio en veiligheid en rechtstaatontwikkeling. Het budget voor noodhulp was verhoogd om de kasrealisatie 2019 voor betalingen acute crises mogelijk te maken en verder voornamelijk door optopping van het verplichtingenbudget voor UNHCR en UNRWA. De verlaging voor opvang en bescherming in de regio omdat een voorzien meerjarig contract met de Wereldbank in het kader van het Prospects programma op het laatste moment is omgezet in een éénjarig contract. De meerjarige committeringen is vooralsnog voorzien voor 2020. Het verplichtingenbudget voor veiligheid en rechtstaatontwikkeling is neerwaarts bijgesteld vooral vanwege minder aangegane verplichtingen op het Sahel programma en het Grote Meren programma en Somalië. Ten aanzien van verschillende projectvoorstellen diende eerst nog een kwaliteitsslag te worden gemaakt.

Uitgaven

Artikel 4.1

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is meer uitgegeven aan humanitaire hulp. Zoals toegelicht bij tweede suppletoire begroting is het budget verhoogd vanwege humanitaire noden, waarbij de dekking gebeurde vanuit onderbesteding op het budget voor veiligheid en rechtstaatontwikkeling. De intensivering was onder andere gebruikt voor het ophogen van bijdragen aan UNHCR en UNRWA. Binnen dit verhoogde budget kon een, voor 2019 geplande, betaling van EUR 3 miljoen aan het Nederlandse Rode Kruis geen doorgang meer vinden en is verschoven naar 2020. De onder het instrument bijdragen internationale organisaties onderwijs begrote uitgave voor Education Cannot Wait is gerealiseerd als onderdeel van het instrument noodhulpprogramma’s.

Artikel 4.3

Binnen het artikel is budget verschoven van het thema «vredesdividend; werkgelegenheid en basisvoorzieningen» naar het thema «Inclusieve politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie». Reden hiervoor is dat sociaal economische wederopbouwprojecten niet meer worden geinitieerd onder het beleidsartikel 4.3 veiligheid en rechtstaatontwikkeling. Deze vrijkomende middelen worden nu ingezet binnen de thematische prioriteiten van het artikel 4.3 veiligheid en rechtstaatontwikkeling in lijn met de Theory of Change voor de thematisch prioriteiten binnen de bilaterale samenwerking.

Met betrekking tot het thema functionerende rechtsorde is, zoals aangegeven in de eerste suppletoire begroting budget verschoven van centrale middelen naar decentrale (landenprogramma’s) middelen om hiermee invulling te geven aan de meerjaren landenstrategieen. Zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting is dit decentrale budget voor de landenprogramma’s voor functionerende rechtsorde neerwaartsbijgesteld voornamelijk vanwege tegenvallers in de uitvoering van activiteiten van de posten Kaboel (Afghanistan), Kampala (Oeganda) en Juba (Zuid-Soedan). De uiteindelijke realisatie op het landenprogramma functionerende rechtsorde bleef EUR 8,5 miljoen achter op de al bijgestelde verwachtingen. Dit betrof met name programma’s in de Grote Meren en Sahel regio’s en Oeganda. In geval van Grote Meren en Sahel regio verdere vertragingen vanwege nog te maken kwaliteitsslagen op ingediende projectvoorstellen. In het geval van Oeganda betreft het een aanpassing in het betalingsschema naar aanleiding van zorgen over de homofobe positie van Oeganda. Tenslotte hebben nog enkele kleinere schuiven tussen de thematische prioriteiten plaatsgevonden.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Het programma in Afghanistan (rechtsorde) kende ten opzichte van de vastgestelde begroting een overschrijding van EUR 9 miljoen in verband met de bijdrage vanuit het landenprogramma op het al lopende Afghanistan Reconstruction Trust Fund.

Op het Regionale Hoorn van Afrika budget (rechtsorde) was de realisatie ruim EUR 6 miljoen lager dan gepland. Een geplande bijdrage aan African Union (AU) kon geen doorgang vinden. Daarnaast is EUR 5 miljoen overgeheveld van het regionale Hoorn van Afrika budget naar het landenprogramma voor Somalie.

Op het landenprogramma (rechtsorde) Somalie is een overbesteding gerealiseerd van EUR 14 miljoen. Het betreft de vanuit het regionale budget voor de Hoorn van Afrika overgenomen activiteiten (zie hierboven) en een intensivering op het landenprogramma Somalie. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de meerjarenstrategie Somalie.

Op het landenprogramma voor Zuid-Soedan is een bedrag van EUR 5 miljoen onderbesteed. Het betreft tegenvallers in de uitvoering, zoals gemeld bij tweede suppletoire begroting.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

• Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

• Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

• Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

• Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

• Het geïntegreerd met de non-ODA-middelen voor het Internationaal Cultuurbeleid 2017–2020 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds.

• Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

• Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.

• Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

• Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

• Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

• Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

• In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

• Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

• Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

• Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.

Regisseren

• De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

• De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG-afspraken.

C. Beleidsconclusies

Multilaterale samenwerking

De in 2018 overeengekomen afspraken om de VN fit for purpose te maken, zijn in 2019 volop in de implementatiefase beland. Nederland leverde hieraan actief een bijdrage in relevante fora met als inzet om coherentie en effectiviteit te verbeteren. Tevens heeft Nederland conform het Funding Compact haar core-financiering aangepast, waaronder verhoging van bijdragen (aan UNDP en UNICEF) en de financiering meerjarig gemaakt. Dit in lijn met de looptijden van de strategische plannen van de VN. Ook de financiering van het Joint SDG Fund, het RC-systeem en een verdubbeling van de bijdrage aan het Peace Building Fund zijn conform het Compact.

De voortrekkersrol van Nederland in de discussies ten aanzien van de aanpak van Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH) in alle VN-fora heeft geleid tot versterking1 van VN-preventie, respons en rapportagemechanismen. Door de Nederlandse inzet en druk, rapporteert de VN veel transparanter en frequenter op SEA: het publieksmechanisme dat in het verleden per kwartaal werd geactualiseerd, wordt nu «in real time» bijgehouden zodat burgers de laatste informatie hebben over inkomende rapporten van SEA in het veld. Nederland financiert de verdere uitbreiding en verbetering van dit systeem. Daarnaast is in 2019 onder Nederlands leiderschap een SEAH-paragraaf in het Standard Administrative Arrangement for Joint Programmes (SAA) overeengekomen. Deze paragraaf heeft betrekking op alle VN-instellingen en donoren indien zij gebruik maken van pooled funding. Tevens werkt de VN aan het ClearCheck-systeem, waardoor daders niet meer binnen het brede VN-systeem in dienst worden genomen. Ook verbreden enkele VN-organisaties hun onderzoekscapaciteit en zijn er nieuwe protocollen ingevoerd voor uitvoerende partners en het tegengaan van seksuele intimidatie.

Nationale Coördinatie SDG’s

Nederland heeft het afgelopen jaar verdere stappen gezet met de nationale uitvoering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Begin 2019 zijn de SDG-relevante aanpassingen aan het Integraal Afwegingskader (IAK) in werking getreden. Als onderdeel van het IAK worden beleidsmakers gevraagd om bij nieuw nationaal beleid en wetgeving de verbinding te leggen met de SDG’s. Ook zijn de kwaliteitseisen aangevuld zodat ook de effecten van voorgenomen beleid en wetgeving op gendergelijkheid en op ontwikkelingslanden inzichtelijk gemaakt worden.

Op Verantwoordingsdag 2019 publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de eerste keer de geïntegreerde Monitor Brede Welvaart en SDG’s, een nieuwe versie met hierin de jaarlijkse SDG-meting. De door het Ministerie gefinancierde platformorganisatie SDG Nederland groeide het afgelopen jaar tot meer dan 600 aangesloten nieuwe organisaties. Dit laat zien dat er in Nederland een steeds bredere beweging rond de SDG’s ontstaat.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 629.203 90.166 293.445 75.165 168.359 46.957 121.402
waarvan garantieverplichtingen – 49.770 983 – 42.192 – 129.905 0 – 129.905
Uitgaven:
Programma-uitgaven totaal 332.082 220.255 267.697 163.792 255.594 255.005 589
5.1 Multilaterale samenwerking 166.180 152.608 150.637 151.146 149.792 133.057 16.735
Subsidies
Speciale multilaterale activiteiten 752 488 0 488
Opdrachten
Speciale multilaterale activiteiten 177 159 0 159
Bijdragen (inter)nationale organisaties
UNDP 17.500 28.000 28.000 30.000 30.000 28.000 2.000
UNICEF 14.000 24.000 14.000 26.000 33.000 18.000 15.000
UNIDO 1.941 1.635 1.859 1.237 1.583 1.950 – 367
Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen 108.494 75.828 82.573 49.410 58.230 58.230 0
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken 5.945 6.528 6.482 6.547 3.447 6.476 – 3.029
Speciale multilaterale activiteiten 9.400 8.506 8.723 29.007 10.398 9.401 997
Assistent-deskundigen programma 8.900 8.111 9.000 8.016 12.487 11.000 1.487
5.2 Overig armoedebeleid 165.902 67.647 117.060 12.646 105.802 71.700 34.102
Subsidies
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 8.368 6.294 5.479 4.798 6.828 6.500 328
Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking 10.053 5.293 1.915 0 18 250 – 232
Bijdragen (inter)nationale organisaties
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 2.328 2.320 1.081 6.029 – 4.948
Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking 76 94 72 0 72
Schuldverlichting 47.556 49.222 102.977 53.214 52.521 693
Unesco 4.392 4.111 4.285 4.226 3.768 4.400 – 632
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 1.208 860 0 860
Overige
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling 0 0 2.000 – 2.000
Overig 0 0
Koersverschillen 93.893 0 0 0 39.961 0 39.961
Rentesubsidies 1.246 312 0 0 0 0 0
5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen 0 0 0 0 0 50.248 – 50.248
.Ontvangsten 92.497 172.186 91.758 73.139 50.293 73.201 – 22.908
5.20 Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen 50.026 44.926 47.427 47.376 37.966 42.025 – 4.059
5.21 Ontvangsten OS 37.480 120.327 29.279 14.622 12.327 31.176 – 18.849
5.22 Koersverschillen 0 6.933 15.052 11.141 0 0 0
5.23 Diverse ontvangsten non-ODA 4.991 0 0 0 0 0 0

E: Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het verplichtingenbudget toegenomen. Deze mutatie bestaat uit een aantal onderdelen. In de eerste suppletoire begroting is het budget verhoogd met EUR 288 miljoen vanwege hogere bijdragen aan UNICEF en UNDP, een aanpassing aan de systematiek waarmee verplichtingen worden aangegaan met VN-instellingen (voorheen twee jaar, nu meerjarig) en een verhoging van het verplichtingenbudget van het assistent-deskundigen programma. Uiteindelijk is de realisatie lager uitgevallen dan voorzien bij de tweede suppletoire begroting. Voornaamste reden hiervoor is het doorschuiven van een kapitaalverhoging van de African Development Bank (AfDB) naar 2020 en een administratieve correctie voor de risicoregeling van de Raad van Europa die tot een daling van de verplichtingenstand leidde in 2019 naar aanleiding van een splitsing van de regelingen tussen de begroting van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zoals toegelicht in de groeiparagraaf van dit jaarverslag.

Uitgaven

Artikel 5.1

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is er op dit subartikel meer uitgegeven. Na de vaststelling van de begroting is in de eerste suppletoire begroting een ophoging van EUR 27 miljoen gemeld vanwege een verhoging van de jaarlijkse bijdrages aan UNICEF (EUR 15 miljoen) en UNDP (EUR 2 miljoen) en voor enkele andere speciale mulitalaterale activiteiten (zoals voor de ondersteuning van hervormingen binnen de VN). Vervolgens is, zoals opgenomen in de tweede suppletoire begroting, het budget voor een kapitaalaanvulling voor de African Development Bank (AfDB) en speciale multilaterale activiteiten weer verlaagd. Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is de realisatie ca. 5 miljoen lager uitgevallen. Reden hiervoor is dat enkele activiteiten die vallen onder «Speciale multilaterale activiteiten» ofwel een onderbesteding laten zien ofwel zijn doorgeschoven naar 2020.

Artikel 5.2

De uitgaven voor «overig armoedebeleid» zijn per saldo toegenomen. Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting is het budget verhoogd met ca. EUR 10 miljoen vanwege hogere uitgaven aan Schuldverlichting en decentrale algemene (ondersteunende) ODA-activiteiten. Ook het budget voor Cultuur en Ontwikkeling is verhoogd voor decentrale culturele activiteiten.

In de tweede suppletoire begroting is opgenomen dat het budget voor «overig armoedebeleid» is verhoogd. Het budget voor koersverliezen werd bijgesteld doordat de EUR-USD wisselkoers zich in de loop van het jaar ongunstig bleef ontwikkelen. Na de tweede suppletoire begroting is dit verder opgelopen. Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar echter een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo dat op dit artikelonderdeel wordt verantwoord.

Artikel 5.4

Het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. Om de stabiliteit van de algehele BHOS-begroting te versterken worden aanpassingen naar aanleiding van bijgestelde BNI-ramingen op dit artikel opgevangen. Daarnaast worden binnen dit artikel de wijzigingen in de toerekeningen aan ODA, zoals eerstejaars opvang asielzoekers in Nederland, verwerkt.

Zoals opgenomen in de eerste suppletoire begroting is het budget voor dit subartikel naar beneden bijgesteld. Reden hiervoor was driedelig. Vanwege een neerwaartse bijstelling van de BNI-raming nam het ODA-budget met EUR 87 miljoen af. Daarnaast is de toerekening aan de eerstejaarsopvangkosten asiel afgenomen met EUR 23 miljoen en ten slotte is EUR 21 miljoen overgeheveld naar beleidsartikelen op de BHOS-begroting.

In de loop van het jaar is, zoals opgenomen in de tweede suppletoire begroting het tekort teruggebracht tot EUR 45 miljoen. Deze mutatie bestond uit een aantal componenten. (1) Een aantal teruggaven op diverse artikelen op de BHOS-begroting. (2) Een overheveling van EUR 30 miljoen van de begroting van Buitenlandse Zaken als gevolg van lagere ODA- uitgaven op deze begroting. (3) Een overheveling naar de begroting van Justitie en Veiligheid voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen vanwege hogere instroomraming van asielzoekers voor 2019. Ten slotte (4) is het ODA-budget verhoogd met EUR 30 miljoen als gevolg van een per saldo positieve BNI-bijstelling zoals gemeld bij de Miljoenennota.

Na de tweede suppletoire begroting is het tekort teruggebracht naar nul. Als gevolg van mutaties en onderbestedingen op andere artikelen van BHOS en zoals op deze onderdelen toegelicht.

Ontvangsten

Artikel 5.20

Over 2019 heeft de portefeuille van de NIO een lagere realisatie dan verwacht.

Artikel 5.20

De OS-ontvangsten lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat de restfondsen van afgeronde activiteiten van tevoren moeilijk te voorspellen zijn.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). Om deze reden wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude, het begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering gericht op risico’s bij activiteiten en staatssteun.

Paragraaf 1: Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

De controle van de verantwoordingen door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2019 op hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is gebaseerd op een statistische steekproef. Uit de evaluatie van deze steekproef blijkt dat voor dit begrotingshoofdstuk de maximale fout de tolerantie overschrijdt.

De tolerantie bedraagt EUR 89.951.500. De meest waarschijnlijke fout is EUR 48.221.265 en de maximale fout bedraagt EUR 105.871.579. De overschrijding is met name veroorzaakt door verschillende transacties, waarbij sprake is van te hoge afgeboekte bedragen.

Deze transacties waren onderdeel van de steekproef en zijn voor verschillende percentages als fout aangemerkt.

Verantwoordingen 1.799.030.000 89.951.500 21.746.791 26.474.474 48.221.265

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

Als onderdeel van het Programma Resultaatgericht Werken zijn in 2019 de begrippen voor het meten en het registeren van de resultaten van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking verder ingebed in procedures en worden medewerkers ondersteund in het gebruik.

De uitrol van de nieuwe ICT-applicatie voor het digitaal registreren, meten en ontsluiten van resultaatinformatie is afgerond. De meerderheid van de gebruikers van deze applicatie in Den Haag en op de ambassades zijn opgeleid. Medewerkers worden ondersteund in de praktische toepassing van resultaatgericht werken. De resultaten van de afgelopen verslagperiode zijn beschikbaar op de website van de OS-resultatenrapportage. De realisatiecijfers voor de 17 indicatoren, die in de begroting van 2019 zijn genoemd, zijn te vinden in dit jaarverslag bij de beleidsprioriteiten.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het financieel beheer gericht op de activiteitenbeheer en staatssteun is in paragraaf 1 toegelicht. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Risicoanalyses activiteitenbeheer

In het verantwoordingsonderzoek over 2018 hebben de Algemene Rekenkamer (AR) en Auditdienst Rijk (ADR) geconcludeerd dat de risicoanalyses voorafgaand aan het financieren van activiteiten van onvoldoende niveau zijn. Het Ministerie heeft in 2019 verschillende bijeenkomsten georganiseerd om het belang van de vastlegging van de fraude- en corruptierisico’s in beoordelingsmemoranda van activiteiten te benadrukken. Binnen deze leersessies werd ook ingegaan op de risicoparagraaf en de gewenste doorvertaling hiervan in het auditprotocol.

Om vast te kunnen stellen of de maatregelen het gewenste effect hebben gehad, is een interne controle uitgevoerd over de in 2019 gestarte activiteiten. De conclusie is dat de kwaliteit van de risicoanalyses voorafgaand aan financieringen is verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren. Het gewenste niveau is nog niet bereikt.

Staatssteun

In 2019 is de werkwijze rondom de toetsing van staatssteun verder geïnstitutionaliseerd.

Het Ministerie heeft een risicoanalyse verricht om vast te stellen bij welke activiteiten potentieel een risico op staatssteun bestaat.

Op basis van deze risicoanalyse is de toetsing rondom staatssteun beoordeeld met een interne controle. Conclusie is dat de kwaliteit van de analyses is toegenomen ten opzichte van 2018 en hierdoor zijn risico’s op ongeoorloofde verlening van staatssteun verder verkleind. Op basis van de uitkomsten van de interne controle gaat het Ministerie in 2020 het toezicht nog meer risicogericht uitvoeren.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Activiteitenbeheer

De activiteitencyclus is een standaard proces voor beleidsuitvoering voor alle gefinancierde activiteiten van BZ en van BHOS. In 2019 is gestart met een project wat erop is gericht het beleidsuitvoeringsproces te optimaliseren en om het toezicht te moderniseren.

Het Ministerie heeft het reviewbeleid van controledossiers van accountants van financieringen van BZ en voor BHOS verder vormgegeven. In 2018 zijn reviews door de Auditdienst Rijk (ADR) op accountantskantoren in het buitenland verricht. In 2019 hebben de posten een lokaal accountantskantoor ingeschakeld voor een gedeelte van de reviews in het buitenland. Deze gewijzigde aanpak wordt geëvalueerd.

Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude

In 2019 heeft het Expertisecentrum Malversaties een aantal acties op het gebied van bewustwording, productverbetering en kennisontwikkeling verricht. Doel van deze werkzaamheden was de kwaliteit van advisering en de ondersteuning bij vermoedens van malversaties te verhogen. Hiervoor is een aantal bijeenkomsten voor medewerkers georganiseerd over fraude- en corruptierisico’s binnen het activiteitenbeheer. In deze bijeenkomsten is het belang van een gedegen risicoanalyse benadrukt. Voor nadere toelichting rondom het activiteitenbeheer wordt verwezen naar paragraaf 1 waarin ook de invulling van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer is opgenomen.

Het Ministerie monitort of het sanctiebeleid bij vermoedens en bewezen malversaties tot resultaat leidt. In de bijlage bij het jaarverslag van BHOS is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Paragraaf 3: Belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent de belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

C. JAARREKENING

6. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

TOTAAL 1.921.265 3.096.124 79.692 4.043.528 3.046.803 59.102 2.122.263 – 49.321 – 20.590
Beleidsartikelen 1.921.265 3.096.124 79.692 4.043.528 3.046.803 59.102 2.122.263 – 49.321 – 20.590
1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen 410.767 532.289 6.491 899.483 515.698 8.809 488.716 – 16.591 2.318
2 Duurzame ontwikkeling voedselzekerheid, water en klimaat 461.310 730.477 833.191 723.347 371.881 – 7.130
3 Sociale vooruitgang 371.113 791.093 675.971 780.599 304.858 – 10.494
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling 631.118 787.260 1.466.524 771.565 835.406 – 15.695
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet 46.957 255.005 73.201 168.359 255.594 50.293 121.402 589 – 22.908

7. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2019 EN TOELICHTING BEGROTING BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2019

Intra-comptabele posten
1 2 Uitgaven ten laste van de begroting 3.046.796 3.071.120 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 59.101 84.583
4a Rekening-courant RHB 2.987.695 2.986.537
5 Rekening-courant RHB Begrotingsreserves 127.728 113.222 5a Begrotingsreserves 127.728 113.222

Subtotaal

Intra-comptabele posten

3.174.524 3.184.342

Subtotaal

Intra-comptabele posten

3.174.524 3.184.342
Extra-comptabele posten
10 Vorderingen 1.780.437 1.632.641 10a T.r. vorderingen 1.780.437 1.632.641
12 Voorschotten 3.656.065 3.731.681 12a T.r. voorschotten 3.656.065 3.731.681
13a T.r. garantieverplichtingen 2.578.787 2.583.777 13 Garantieverplichtingen 2.578.787 2.583.777
14a T.r. andere verplichtingen 6.802.707 5.804.878 14 Andere verplichtingen 6.802.707 5.804.878
15 Deelnemingen 140.819 158.486 15a Tegenrekening deelnemingen 140.819 158.486

Subtotaal

Extra-comptabele posten

14.958.815 13.911.463

Subtotaal

Extra-comptabele posten

14.958.815 13.911.463
Overall totaal 18.133.339 17.095.805 Overall totaal 18.133.339 17.095.805

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden verantwoord.

Het intra-comptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2019, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHOS-begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening-courant RHB voor BHOS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BHOS worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intra-comptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHOS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

Uitgaven, ontvangsten, verplichtingen en mutaties op balansrekeningen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste verrekenkoers (de corporate rate) omgerekend naar EUR. De corporate rate 2019 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,85 EUR. Voor 2020 is deze 0,89 EUR.

Extracomptabele vorderingen zijn de per balansdatum bestaande rechten om geldmiddelen te ontvangen van een wederpartij die niet tot het Rijk behoort.

De extracomptabele balansrekeningen voor vorderingen, voorschotten, deelnemingen en openstaande verplichtingen worden per 31 december gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Revolverende fondsen worden in de saldibalans gepresenteerd als een geconditioneerde vordering tegen nominale waarde.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een belangrijke uitvoerder van het BHOS-beleid. RVO is onderdeel van de rijksoverheid en daarom neemt het ministerie de gegevens van RVO over wat betreft de verplichtingen- (met uitzondering van DGGF en DTIF), vorderingen- (met uitzondering van DGGF, DTIF en BEB CIF) en voorschottenstand.

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2019

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 3.046.796 x EUR 1.000)
Uitgaven ten laste van de begroting 3.046.796 3.071.120

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2019 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 59.101 x EUR 1.000)
Ontvangsten ten gunste van de begroting 59.101 84.583

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2019 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.987.695 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Rekening-courant RHB BHOS 2.987.477 2.973.142
Te verrekenen tussen BuZa en BHOS 218 13.395
Totaal 2.987.695 2.986.537

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHOS. De verrekening van dit bedrag heeft bij de RHB plaatsgevonden met verrekenstukken in het komende jaar.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 127.728 x EUR 1.000)
Begrotingsreserve DGGF 56.409 46.472
Begrotingsreserve FOM 43.706 44.449
Begrotingsreserve DRIVE 12.500 12.500
Begrotingsreserve DTIF 15.113 9.801
Totaal 127.728 113.222
5a Begrotingsreserve (credit 127.728 x EUR 1.000)
Begrotingsreserve DGGF 46.472 11.203 1.266 56.409 1.3
Begrotingsreserve FOM 44.449 135 878 43.706 1.2
Begrotingsreserve DRIVE 12.500 0 0 12.500 1.3
Begrotingsreserve DTIF 9.801 10.031 4.719 15.113 1.2
Totaal 113.222 21.369 6.863 127.728

In 2016 is besloten het Fonds Opkomende Markten (FOM) voor nieuw af te geven garanties stop te zetten ten gunste van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Ter dekking van eventuele schades dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. In 2019 zijn ontvangen provisies van EUR 0,135 miljoen toegevoegd en is een schade uitgekeerd van EUR 0,878 miljoen.

In 2016 zijn middelen aan de begrotingsreserve onttrokken die niet beschikbaar dienden te blijven om de lopende FOM garanties af te dekken. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting om de uitgaven op het instrument DTIF tot en met 2021 te dekken. De uitstaande FOM garanties nemen echter sneller af dan verwacht. Rekening houdend met de hefboom 1:2 is de begrotingsreserve per ultimo 2019 hoger dan de nog uitstaande FOM garanties. In 2016 is in het FOM toetsingskader risicoregelingen opgenomen dat deze resterende middelen in de FOM begrotingsreserve ook worden aangehouden voor het DTIF.

Ter dekking van eventuele schades uit het Dutch Good Growth Fund (DGGF) onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties aangehouden te worden in de begrotingsreserve. Ter dekking van eventuele schades uit het DGGF onderdeel 3 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen en tegen hefboom 1:3 voor de garanties een begrotingsreserve te worden aangehouden.

In 2019 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies van EUR 1,203 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 1,266 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

Tevens is in 2019 een storting verricht van EUR 10 miljoen ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DGGF bedraagt per ultimo 2019 EUR 157,642 miljoen. De begrotingsreserve is hierdoor in evenwicht met de uitstaande garanties.

Voor het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) is in 2015 een begrotingsreserve gecreëerd. Het saldo in de reserve van EUR 12,5 miljoen betreft de bodemstorting uit 2015. In 2019 is een garantie van EUR 49,293 miljoen verstrekt. In 2020 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.

Voor het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is in 2016 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties in de begrotingsreserve te worden aangehouden.

Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 2 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de verstrekte wisselfinancieringen een begrotingsreserve te worden aangehouden.

De begrotingsreserve bevat een bodemstorting van EUR 5,0 miljoen. In 2019 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen van EUR 1,031 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 4,719 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

Tevens is in 2019 een storting verricht van EUR 9 miljoen ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DTIF bedraagt per ultimo 2019 EUR 8,730 miljoen. De begrotingsreserve is hierdoor in evenwicht met de uitstaande garanties.

10 Vorderingen (debet 1.780.437 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen 115.980 139.096
Massif fonds 334.375 334.375
IDF (voorheen MOL fonds) 354.516 354.516
DGGF Fonds 315.219 279.886
NIO begrotingslening 80.000 91.000
Verrichte garantiebetalingen NIO 34.869 31.064
Diverse extra-comptabele vorderingen 545.478 402.704
Totaal 1.780.437 1.632.641

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot het Massif fonds en het Building Prospects (BP) (voorheen IDF en voorheen MOL fonds) staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde Massif-fondsen en BP-fondsen staan respectievelijk per 31 december 2026 en 31 december 2028 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen op de balans.

Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het Massif fonds per 31 december 2019 is vastgesteld op EUR 481,077 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 334,375 miljoen.

De asset waarde van het BP bedraagt per 31 december 2019 EUR 338,150 miljoen. De door BHOS totaal in gebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 354,516 miljoen.

De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve cijfers blijken uit de jaarrekening 2019 van FMO.

Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) zijn leningen verstrekt aan RVO en PwC/TJ, gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan RVO is een lening verstrekt van EUR 104,347 miljoen. Aan PwC/TJ is een lening verstrekt van EUR 210,871 miljoen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen 115.980 0 0 0 115.980
Op termijn opeisbaar begrotingslening 80.000 0 0 0 80.000
Op termijn opeisbaar overige vorderingen 554 0 0 0 554
Totaal op termijn opeisbare vorderingen 196.534 0 0 0 196.534
Direct opeisbaar garantiebetalingen 34.869 3.805 0 10 31.054
Direct opeisbaar overige vorderingen 31.401 16.185 4.262 3.495 7.459
Totaal direct opeisbare vorderingen 66.270 19.990 4.262 3.505 38.513
Geconditioneerde vorderingen 1.517.633
Totaal 1.780.437

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Openingsbalans 139.096 164.934
Bij: Consolidaties 0 0
Af: Aflossingen 22.888 25.645
Af: Kwijtscheldingen 228 193
Eindbalans 115.980 139.096

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2019 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2020 21.202 263 21.465
2021 16.526 354 16.880
2022 12.759 378 13.137
2023 8.405 403 8.808
2024 4.054 429 4.483
Na 2024 46.140 5.067 51.207
Totaal 109.086 6.894 115.980
Openingsbalans 31.064 33.584
Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties) 3.805 0
Af: Ontvangsten van de NIO (garanties) 0 2.520
Af: Kwijtscheldingen 0 0
Af: Consolidaties 0 0
Eindbalans 34.869 31.064
Diverse extracomptabele vorderingen

De post diverse extracomptabele vorderingen bestaat uit:

TCX Currency Exchange Fund 59.702 59.266
IFC-GAFSP 86.256 82.379
AEF Fund 129.714 127.196
Lening PIDG 98.555 77.575
DTIF 23.522 20.144
PUM 480 488
One Acre Fund 13.350 12.750
FIB Lening 315 315
RVO KHED/Daey Fonds 2.586 2.873
FarmFit Fund 4.528 0
AFAWA Guarantee Program 35.600 0
PSD in MENA 9.657 0
DFCD 40.000 0
Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO) 9.259 12.191
Buiteninvordering gestelde vorderingen 1.147 1.524
Overige 30.807 6.003
Totaal 545.478 402.704

Extracomptabele vorderingen waarop in 2019 belangrijke wijzigingen hebben plaats gevonden, worden toegelicht.

Voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een lening verstrekt voor het realiseren van infrastructurele projecten in lage inkomenslanden en fragiele staten. In 2019 is een extra lening verstrekt van USD 20 miljoen.

De vordering op het FarmFit Fund is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. Het betreft een revolverend fonds en dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden. De middelen staan per 1 juli 2034 ter beschikking van de Minister.

De vordering op Affirmative Finance Action for Women in Africa (AFAWA Guarantee) is in 2019 op basis van een arrangement aan de African Development Bank (AfDB) verstrekt. Het programma heeft als doel de toegang tot financiële dienstverlening voor vrouwelijke ondernemers in Afrika te verbeteren. Het programma loopt tot 31 december 2027.

De vordering op Private Sector Development in Middle East and North Africa (PSD in MENA) is in 2019 op basis van een arrangement verstrekt aan International Finance Corporation (IFC). Het programma draagt met concessionele financiering in de vorm van onder meer leningen en garanties bij aan investeringen in de private sector in de MENA-regio. Het programma loopt tot en met 31 december 2044.

De vordering op het Access to Energy Fund (AEF Fund) is in 2006 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om armoede te verminderen door de toegang tot energiediensten te verbeteren. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het AEF Fund per 31 december 2019 is vastgesteld op EUR 153,168 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 129,714 miljoen.

De vordering op IFC-GAFSP is in 2012 op basis van een arrangement verstrekt aan International Finance Corporation (IFC). Het Private Sector Window ten bate van investment activities is revolveerbaar. Het programma heeft als doel het verbeteren van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, door het bevorderen van de toegang tot financiële diensten voor boeren, producentenorganisaties en het MKB. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen USD 96,916 miljoen.

De vordering op het Dutch Fund for Climate Development (DFCD) is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om klimaatrelevante projecten in ontwikkelingslanden te financieren ten behoeve van een klimaatbestendige economische groei. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het DFCD per 31 december 2019 is vastgesteld op EUR 39,526 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2019 bedroegen EUR 40 miljoen.

12 Voorschotten (debet 3.656.065 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen

Voorschotten 3.307.456 3.376.229
Voorschotten RVO 348.609 355.452
Totaal 3.656.065 3.731.681
Verstrekt in 2011 en ouder 35.345 48.813
Verstrekt in 2012 37.140 103.940
Verstrekt in 2013 37.466 134.098
Verstrekt in 2014 29.559 151.370
Verstrekt in 2015 167.542 258.160
Verstrekt in 2016 173.410 481.031
Verstrekt in 2017 392.499 965.525
Verstrekt in 2018 1.113.600 1.588.744
Verstrekt in 2019 1.669.504 0
Totaal 3.656.065 3.731.681

Opbouw openstaande voorschotten (exclusief voorschotten RVO):

Openingsbalans 3.376.229 3.976.539
Bij: Verstrekte voorschotten 1.675.999 1.657.767
Af: Verantwoorde voorschotten 1.799.030 2.224.959
Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate 54.258 – 33.118
Eindbalans 3.307.456 3.376.229
13 Garantieverplichtingen (credit 2.578.787 x EUR 1.000)

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd

Asian Development Bank (AsDB) 1.272.274 1.241.244
Inter-American Development Bank (IADB) 289.820 276.794
African Development Bank (AfDB) 659.157 637.416
Council of Europe Bank (CED) 0 176.743
Fonds Opkomende Markten (FOM) 22.827 24.760
Dutch Good Growth Fund (DGGF) 157.642 80.592
Dutch Trade Investment Fund (DTIF) 8.730 8.224
Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) 49.293 0
NIO 119.044 138.003
Totaal 2.578.787 2.583.777

De garantieverplichtingen die uitstaan bij de regionale ontwikkelingsbanken Asian Development Bank (AsDB), Inter-American Development Bank (IADB) en de African Development Bank (AfDB), betreffen het niet volgestorte aandelenkapitaal. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De waarde van de garantieverplichting voor de AfDB is toegenomen met EUR 5,806 miljoen vanwege een «share transfer» en met EUR 15,935 miljoen vanwege de koersontwikkeling (valuta SDR). De waardetoename in EUR bij de AsDB en de IADB wordt veroorzaakt door koersverschillen.

Met ingang van de memorie van toelichting 2019 is een splitsing gemaakt tussen de risicoregelingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom is de garantieverplichting voor de Council of Europe Development Bank (CED) vanaf 2019 afzonderlijk opgenomen in de risicoparagraaf van de memorie van toelichting bij de begroting van Buitenlandse Zaken. Als gevolg van deze splitsing is de garantieverplichting voor de CED vanaf 2019 opgenomen in de saldibalans van Buitenlandse Zaken.

De garantieverplichting in het kader van het Fonds Opkomende Markten (FOM) betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. De openstaande garanties zijn gedaald van EUR 24,760 miljoen naar EUR 22,827 miljoen, omdat in 2016 is besloten om het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft betrekking op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 80,592 miljoen naar EUR 157,642 miljoen komt door een toename van afgegeven garanties door RVO en Atradius DSB. De stijging betreft zowel polissen voor garanties als wisselfinancieringen.

Fondsbeheerder PwC/TJ is in 2019 in de gelegenheid gesteld om voor maximaal EUR 100 miljoen boven het beschikbare investeringsbudget aan contracten/committeringen aan te gaan met intermediaire fondsen in de vorm van een garantie van BHOS. In 2019 is voor EUR 5,669 miljoen aan garantieverplichtingen aangegaan.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 8,224 miljoen naar EUR 8,730 miljoen komt met name door verstrekte wisselfinancieringen door Atradius DSB.

De garantieverplichting in het kader van het Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) heeft betrekking op investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. In 2019 is door Atradius DSB een garantie afgegeven van EUR 49,293 miljoen.

Voor deze laatste vier regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

14 Andere verplichtingen (credit 6.802.707 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Openingsbalans 5.804.878 6.113.841
Af: Correctie beginbalans 3.885 0
Bij: Aangegane verplichtingen 4.041.646 2.756.771
Af: Tot betaling gekomen verplichtingen 3.039.932 3.065.734
Eindbalans 6.802.707 5.804.878

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Door de overgang van Oracle naar SAP in 2017, is tijdens de conversie van de openstaande verplichtingen geconstateerd dat de hierboven gerapporteerde eindbalans per 31 december 2016 niet correct was. Dit werd veroorzaakt doordat de afgelopen jaren de eindstand werd bepaald door bij de beginstand de mutaties in het betreffende jaar op te tellen. Eventuele fouten werden daardoor naderhand niet meer geconstateerd. Als gevolg hiervan is na analyse in 2019 gebleken dat er een nagekomen correctie moet plaatsvinden op de openingsbalans.

Als gevolg van een systeemfout in SAP werd de verplichtingenstand in 2018 op artikel 1 EUR 22,800 miljoen te laag weergegeven. De correctie van dit bedrag is doorgevoerd in 2019 op de verplichtingenstand van artikel 1. Dit resulteert in een verhoging van EUR 22,800 miljoen op de beginbalans 2019.

Af te dragen vennootschapsbelasting

Op basis van de oordelen van de Belastingdienst en de door het ministerie ingenomen standpunten is in 2019 de aangifte vennootschapsbelasting over 2016 voor EUR 6,900 miljoen. definitief vastgesteld. EUR 0,500 miljoen. was te veel betaald met de voorlopige aanslag over 2016 en dit bedrag is terugontvangen. Daarnaast is de aangifte vennootschapsbelasting over 2017 ingediend. Deze aangifte leidt tot een verrekenbaar verlies met de Belastingdienst van EUR 14,900 miljoen. Voor 2018 en 2019 is begroot dat de fiscale winsten lager liggen dan de verrekenbare verliezen. Per saldo is er meer betaald aan de Belastingdienst dan de belastingschuld bedraagt over de periode 2016 tot en met 2019. Om deze reden is geen saldo als af te dragen vennootschapsbelasting opgenomen in de saldibalans bij BHOS.

15 Deelnemingen (debet 140.819 x EUR 1.000)

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen. Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantieverplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2019. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Asian Development Bank 66.974 65.340 1,11
African Development Bank 51.113 49.450 0,89
Inter-American Development Bank 13.023 12.438 0,20
Inter-American Investment Corporation 9.709 9.188 0,80
Council of Europe Development Bank 0 22.070 3,63
Totaal 140.819 158.486

De waarde van de deelneming in de African Development Bank (AfDB) is in 2019 met een bedrag van EUR 0,426 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting in valuta SDR; en als het gevolg van koerswijziging toegenomen met EUR 1,236 miljoen.

De waarde van de deelneming in de Inter-American Investment Corporation (IIC) is in 2019 met een bedrag van EUR 0,089 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaaluitbreiding (in valuta USD) en met een bedrag van EUR 0,432 miljoen toegenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (AsDB) en Inter-American Development Bank (IADB) is toegenomen als gevolg van koerswijziging.

Met ingang van de memorie van toelichting 2019 is een splitsing gemaakt tussen de garantieverplichting van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Als gevolg van deze splitsing is de deelneming Council of Europe Development Bank (CED) vanaf 2019 opgenomen in de saldibalans van Buitenlandse Zaken.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen:
Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2019 EUR 1,1 miljoen.

Partnerschap «Prospects»

In 2019 startte Nederland met een nieuwe aanpak voor vluchtelingenopvang lastens art 4.2 van de BHOS-begroting: het partnerschap «Prospects». Het partnerschap wil de opvang en bescherming van vluchtelingen in en rondom conflictgebieden verbeteren en bestaat uit het Ministerie van Buitenlandse Zaken, International Finance Corporation (IFC), International Labour Organisation (ILO), United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), United Nations Children’s Fund (UNICEF) en Wereldbank. Rond het tekenen van de meerjarige overeenkomsten met deze organisaties liet de Wereldbank weten dat het voor hen niet mogelijk was op dat moment een meerjarig arrangement te ondertekenen. Het Ministerie heeft met een brief d.d. 27-11-2019 de Wereldbank laten weten in 2020 een meerjarige overeenkomst te willen sluiten voor een totaal van USD 85 miljoen. Deze toezegging is nog niet in de saldibalans verantwoord omdat hiervoor nog geen overeenkomst is gesloten.

Onder ditzelfde partnerschap is aan de partners via een opportunity fund een bedrag van circa USD 90 miljoen in het vooruitzicht gesteld voor de periode 2019–2023 voor mogelijke nieuwe projecten die niet zijn voorzien op dit moment. Het opportunity fund is per 31 december 2019 nog niet aangesproken.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Effecten van integratie van hulp, handel en investeringen in 3 partnerlanden 20201
Evaluatie IMVO-beleid inclusief sectorconvenanten 2019
NCP OESO richtlijnen multinationals 2019
Eindrapport evaluatie «Partners for International Business» (PIB) 2017
Buiten gebaande paden. Mid-term evaluatie RVO's DHKDHI-instrument 2018
Effectenonderzoek Economische diplomatie 2019
Starters in International Business 20202
Health Insurance Fund 2015
Work in progress. Evaluation of the ORET programme investing in public infrastructure in developing countries 2015
Aided trade. An evaluation of the Centre for the Promotion of Imports for Developing Countries, 2005–2012 2015
Evaluation of PUM Netherlands Senior Experts, 2012–2015 2016
Massif evaluation. Financial inclusion in developing countries 2006–2014 2016
Evaluatie PSOM/PSI 2009–2014 2017
DECP (Employers Cooperation Program) 2017
Mid-term review of the Transition Facility 2017

Evaluation of the Infrastructure Development Fund, Vol 1. Main report

Vol.2. Case studies

Vol.3. Annexes

2018
Evaluatie FMO Access to Energy Fund 2018
ORIO 20203
3. Overig onderzoek
The impact of the Transatlantic Trade and Investment Partnership on low income countries 2015
Directe investeringen: UNCTAD- studie rol Nederlandse IBO’s 2015
Onderzoek zorgplicht Nederlandse bedrijven inzake IMVO 2016
Effecten van zes EU-handelsakkoorden op de Nederlandse economie 2017
Government policy to stimulate international responsible business conduct 2018
Samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied 20204
Better ways of trading. Evaluatie over de effectiviteit van Technische Assistentie voor handelsbeleid en -regelgeving 2018
Kamerbrief over Mid-term review Dutch Good Growth Fund 2015

1 Het onderzoek naar de effecten van integratie van hulp, handel en investeringen in 3 landen zal in 2020 worden afgerond

2 De evaluatie Starters in International Business is in 2019 gestart en zal in 2020 worden afgerond

3 De evaluatie ORIO is in 2019 gestart en zal in 2020 worden afgerond

4 Het onderzoek naar de samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied is in 2019 gestart en zal in 2020 worden afgerond.

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. beleidsdoorlichtingen
Voedselzekerheid 2018
Waterbeheer 2018
Met hernieuwde energie – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan hernieuwbare energie en ontwikkeling (2004–2014) 2015
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Programma Ondersteuning Producentenorganisaties Agriterra 2015
Solidaridad 2015
Driving Nutrition Impact GAIN 2017
UNICEF 2017
DryDEV / ICRAF 2018
CGIAR Agricultural research 2016
CABI Plantwise
IDH case study tea Kenya 2016
IDH case study cocoa Ghana 2015
GAFSP Private sector window MTR 2016
Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid. MTR 2016
Geodata for agriculture and water MTR 2016
Adaptation for Smallholder Agriculture Programme MTR 2015
International Land Coalition. 2015
CAADP Multi-Donor Trust Fund 2016
IOB voedselzekerheidstudie Ethiopie 2017
IOB voedselzekerheidstudie Bangladesh
IOB voedselzekerheidstudie Rwanda 2017
IOB voedselzekerheidstudie Uganda 2018
IFDC-2SCALE 2018
Effectenonderzoek landbouw irrigatieprogramma (Bangladesh, Indonesie) 2017
IOB verbeterd waterbeheer Bangladesh 2018
IOB verbeterd waterbeheer Indonesië 2018
IOB verbeterd waterbeheer Mozambique 2018
IOB verbeterd waterbeheer Mali 2018
Water OS 2017
Water Financing Facility 2015
Water Partnership Program 2017
Young Expert Programme 2018
Football for Water 2019
MTR DGIS – IHE Programmatic Cooperation (DUPC 2) 2018
PPP AKVO 2017
IRC Water Sanitation Centre
Africa Biogas Partnership Programme Phae 2 2019
SUSTAIN 2019
Daey Ouwens Fonds 2016
Energising Development review 2018
Subsidie: Access to Energy Fund (FMO-AEF) 2017
Tropenbos 2017
Bijdrage CieMER 2017
Convenant DGIS PBL 2017
External evaluation ESMAP and ASTAE 2016
WRI 2016
3. Overig onderzoek
Monitoring and evaluating mainstreamed adaptation to climate change. A synthesis study on climate change in development cooperation 2018
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. beleidsdoorlichtingen
Gender sense & sensitivity: Policy evaluation on women's rights and gender equality (2007–2014) 2015
Beleidsdoorlichting Nederlandse steun aan ontwikkeling van zuidelijke civil society. «Shifting interests, changing relations, support under pressure» 2017
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Fonds Product Development Partnerships 2015
Mid-term review Amplify Change 2016
Keuzes en Kansen, Key Population Fund, SRGR Fonds 2013–2015, Opstapfonds, Kindhuwelijkenfonds 2017
Gender, peace and security. Evaluation of the Netherlands and UN Security Council resolution 1325 2015
Evaluation of the MDG3 Fund – Investing in Equality (2008–2011) 2015
Women in the Frontline 2012–2017 2017
FLOW 2017
MFS 2 evaluatie 2015
Opening doors and unlocking potential: key lessons from an evaluation of support for Policy Influencing, Lobbying and Advocacy (PILA)l 2015
Strategische partnerschappen als instrument 2019

European Centre for Development Policy Management

Institutional Evaluation

2016
External evaluation of Netherlands Fellowship Programme (NFP II) and Netherlands Initiative for Capacity Building in Higher Education (NPT/NICHE II) 2017
3. Overig onderzoek
Analyse van armoede en ongelijkheid in de context van transitie in Sub-Sahara Afrika 2018
Literatuuronderzoek effecten multilaterale financiering SRGR 20201
IOB Study – Premises and Promises – A study of the premises underlying the Dutch policy for women's rights and gender equality 2015
Literature review education and employment for refugee childeren and youth 2018
2019
1 Het literatuuronderzoek naar de effecten van multilaterale financiering voor SRGR is in 2019 gestart en zal in 2020 worden afgerond.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp 2009–2014 2015
Beleidsdoorlichting Budget Internationale Veiligheid 4 2017
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Wederopbouwfonds en SPCC 2019
Projecten ondernemers diaspora 2019
3. Overig onderzoek
Dutch Relief Alliance – evaluatie 2017
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. beleidsdoorlichtingen
Nederlandse samenwerking met ontwikkelingsorganisaties van de Verenigde Naties 2018
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
How to break the vicious cycle. Evaluation of Dutch development cooperation in the Palestinian Territories 2008–2014 2016
The gaps left behind. An evaluation of the impact of ending aid. 2016

Deelonderzoeken

voor The gaps left behind – Bolivia, Burkina Faso, Guatemala, Nicaragua, Tanzania en Zambia

2016
3. Overig onderzoek
Voorkomen is beter dan genezen. Evaluatie over Nederland en de WHO, 2011–2015 2016
Decvelopment effectiveness reivew of the United Nations Entity for Gender Equality and the Empowerment of Women (UN Women) 2015
Ontwikkeling en migratie. Literatuurstudie 2018

BIJLAGE 2: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversaties en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld is toegevoegd. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

Malversaties

In het jaar 2019 zijn in totaal 73 vermoedens van malversaties gemeld bij het Expertisecentrum Malversaties. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2019 zijn van deze vermoedens nog 37 gevallen in onderzoek: 8 vermoedens konden na onderzoek niet worden bewezen.

Er zijn nog 18 gevallen uit 2018 en 4 gevallen uit 2017 in onderzoek.

In deze bijlage wordt ingegaan op de gevallen waarbij het onderzoek is afgerond en welke als bewezen malversaties zijn aangemerkt. Hieronder worden de in het jaar 2019 bewezen gevallen van malversaties (28 uit 2019, 8 uit 2018, 1 uit 2017 en 2 uit 2015) beschreven:

Land: Mali REF: 15–01
Organisatie: Nationale overheid
Context: Programma gericht op het ontwikkelen van een landbouwstrategie.
Ontdekt: In het kader van een landbouwstrategie is een Malinese ambtenaar ingehuurd als internationaal technisch assistent. De Malinese wetgeving staat dat niet toe. De ambtenaar heeft onterecht een bedrag van € 61.477 ontvangen.
Omvang: EUR 61.477
Nederlands aandeel: EUR 61.477
Actie: Een invorderingsverzoek is ingediend bij de nationale overheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt nauw contact met de subsidieontvanger over de verdere afhandeling van deze onregelmatigheid.
Land: Kenia REF: 15–14
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op het ontwikkelen van markten voor huishoudelijke biogassystemen.
Ontdekt: De internationale organisatie onderzocht de kasstroom van haar projectuitvoerder. Het aanvullend onderzoek bevestigt enige onregelmatigheden, maar zonder financieel schade.
Omvang: EUR 0
Nederlands aandeel: EUR 0
Actie: De internationale organisatie heeft door betaling van EUR 28.000 haar laatste verplichting jegens haar projectuitvoerder voldaan.
Land: Benin REF: 17–17
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma ter bevordering van de rechten van adolescenten op het gebied van seksuele- en reproductieve gezondheid.
Ontdekt: Tijdens reguliere controlewerkzaamheden in 2017 en 2019 bleek dat een bedrag ad EUR 200.448 niet kon worden verantwoord. Aanvullend onderzoek bevestigde dat dit bedrag betrekking heeft op onregelmatigheden.
Omvang: EUR 200.448
Nederlands aandeel: EUR 200.448
Actie: De Nederlandse ambassade in Benin heeft het gefraudeerde bedrag voor een deel teruggevorderd (EUR 80.000). De Nederlandse ambassade in Benin blijft druk uitoefenen om het resterende bedrag terug te vorderen.
Land: Centraal Afrikaanse Republiek REF: 18–17
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Noodhulp in Centraal Afrikaanse Republiek
Ontdekt: Onderzoek naar aanleiding van verdachte onregelmatigheden in de administratie van de organisatie bracht fraude met betrekking tot inkoop aan het licht. De omvang van de fraude bedraagt USD 500.717.
Omvang: USD 500.717
Nederlands aandeel: USD 10.014
Actie: De internationale organisatie is in onderhandeling met de leverancier tot vergoeding van de schade.
Land: Burundi REF: 18–28
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma ter verbetering van de seksuele- en reproductieve gezondheidszorg voor adolescenten.
Ontdekt: Tijdens de reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld bij inkoop van kantoorartikelen hetgeen resulteerde in een te hoge inkoopprijs.
Omvang: EUR 5.060
Nederlands aandeel: EUR 60
Actie: Het onderzoeksrapport vermeldt gepaste disciplinaire maatregelen jegens de betrokken medewerker zijn genomen.
Land: Kenia REF: 18–31
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma op het gebied van vrouwenrechten voor veilige en legale abortus.
Ontdekt: Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan naar mogelijke fraude, mismanagement en machtsmisbruik. Uit het onderzoekrapport komt naar voren dat de misstanden allemaal toegerekend worden aan de executive director van de lokale organisatie.
Omvang: EUR 52.359
Nederlands aandeel: EUR 52.359
Actie: De lokale organisatie heeft de projectuitvoerder gesommeerd tot terugbetaling van de totale som aan onregelmatigheden, doch zonder resultaat. De lokale organisatie heeft inmiddels de overeenkomst met de projectuitvoerder eenzijdig beëindigd. De lokale organisatie zal meer aandacht besteden aan interne controles en het versterken van de beheerscapaciteit bij haar projectuitvoerders.
Land: Bangladesh REF: 18–32
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma gericht op het bevorderen van seksuele voorlichting aan volwassenen die werkzaam zijn op het platteland of in de kledingindustrie.
Ontdekt: De lokale organisatie ontving een brief van een aantal medewerkers waarin de projectmanager van de lokale projectuitvoerder wordt beschuldigd van fraude en wangedrag. Het onderzoek wees fraude uit, maar kon wangedrag niet aantonen.
Omvang: EUR 2.738
Nederlands aandeel: EUR 2.738
Actie: Na sommatie door de lokale organisatie heeft de lokale projectuitvoerder het gefraudeerd bedrag terugbetaald. De lokale organisatie heeft de overeenkomst met de projectuitvoerder ontbonden.
Land: Syrië REF: 18–39
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Humanitair hulpprogramma voor acute hulp aan kwetsbare personen.
Ontdekt: Een klokkenluider informeert de internationale organisatie over een zestal onregelmatigheden bij de lokale uitvoeringspartners. Uit onderzoek blijkt dat er in ieder geval sprake is van twee onregelmatigheden: misbruik van projectgelden en onterechte doorberekening van salariskosten.
Omvang: EUR 9.466
Nederlands aandeel: EUR 4.165
Actie: De internationale organisatie heeft EUR 9.466 ingehouden op de laatste betaling aan de uitvoeringspartner. Het Ministerie brengt het Nederlandse deel ad EUR 4.165 in mindering op een volgende betaling aan de internationale organisatie. De internationale organisatie heeft de overeenkomst met de partner eenzijdig ontbonden.
Land: Zimbabwe REF: 18–52
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op promotie en bescherming van mensenrechten.
Ontdekt: Een klokkenluider informeert de internationale organisatie over onregelmatigheden bij een van de lokale uitvoeringspartners. Nader onderzoek bevestigt onregelmatigheden, maar stelt geen onomstotelijk bewijs voor opzet vast.
Omvang: EUR 8.451
Nederlands aandeel: EUR 8.451
Actie: De internationale organisatie vordert het totaal ad EUR 8.451 terug op de lokale uitvoeringspartner.
Land: India REF: 18–64
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Noodhulp
Ontdekt: Vanwege vermoedens van onregelmatigheden bij de inkoop van projectgoederen is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bevestigde de onregelmatigheden en dat deze onregelmatigheden begaan zijn door lokaal personeel.
Omvang: EUR 3.011
Nederlands aandeel: EUR 674
Actie: Het gemalverseerde bedrag is teruggestort.
Land: Afghanistan REF: 18–67
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma voor acute noodhulp
Ontdekt: Uit reguliere controlewerkzaamheden zijn bij een lokale uitvoeringspartner onregelmatigheden geconstateerd.
Omvang: EUR 20.529
Nederlands aandeel: EUR 20.529
Actie: De internationale organisatie spant zich in om het gevalseerde bedrag terug te vorderen van de lokale uitvoeringspartner. In afwachting op de terugvordering dekt de internationale organisatie het gemalverseerde bedrag uit de eigen middelen. Verder beoordeelt de internationale organisatie opnieuw de samenwerking met haar lokale uitvoeringspartners en scherpt haar regels met betrekking tot onregelmatigheden verder aan.
Land: Palau REF: 19–01
Organisatie: Onbekend individu
Context: Programma kleine (ambassade) projecten (PKP)
Ontdekt: Computervredebreuk bij een contractspartij resulteerde erin dat de Nederlandse ambassade EUR 25.000 heeft betaald op de bankrekening van een tot dusverre onbekend gebleven fraudeur.
Omvang: EUR 25.000
Nederlands aandeel: EUR 25.000
Actie: Betrokken banken zijn verzocht tot verstrekking van de NAW-gegevens van de fraudeur teneinde terugbetaling van de onrechtmatig ontvangen gelden te vorderen. Tevens herziet het Ministerie de interne procedure tot wijziging van bankrekeningnummers van contractpartners.
Land: Malawi REF: 19–02
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Partnership programma gericht op seksuele- en reproductieve gezondheidszorg
Ontdekt: Een klokkenluider informeert de contractpartij over vermoedens van onregelmatigheden bij een lokale uitvoeringspartner. Onderzoek bevestigt onregelmatigheden bij inkoop, doch kan seksuele intimidatie niet aantonen. Van het totaalbedrag van de gevonden onregelmatigheden van EUR 5.100 is een bedrag van EUR 350 gevonden binnen een fonds waar Nederland een van de donoren is. Het betreft hier ten onrechte uitbetaalde dagvergoedingen aan de executive director van de lokale organisatie.
Omvang: EUR 5.100
Nederlands aandeel: EUR 11,34
Actie: De executive director van de lokale uitvoeringspartner is uit zijn functie gezet. De contractpartij heeft de medewerkers van de lokale uitvoeringspartner opnieuw het beleid inzake een veilige werkomgeving onder de aandacht gebracht en hen erop gewezen dat zij een zero tolerance beleid inzake (seksuele) intimidatie hanteert. De contractpartij heeft voorts maatregelen getroffen inzake ondernemingsbestuur, financiën, inkoop en het beheer activa.
Land: Centraal Afrikaanse Republiek REF: 19–03
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Humanitair programma dat zich richt op noodhulp inzake voedselzekerheid, huisvesting, veilig drinkwater en sanitatie.
Ontdekt: Een gewapende overval op de auto waarin geld voor contante betalingen lag. De lokale organisatie heeft de procedures omtrent het maximaal te vervoeren cashgeld niet gevolgd.
Omvang: EUR 37.018
Nederlands aandeel: EUR 37.018
Actie: De executive director van de lokale organisatie is uit zijn functie ontheven. De contractpartij heeft procedures met betrekking tot het geldverkeer verscherpt en maatregelen getroffen inzake coördinatie en veiligheid.
Land: Indonesië REF: 19–04
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Partnerschapsprogramma’s gericht op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Ontdekt: De internationale organisatie ontving een melding inzake onregelmatigheden op een van de veldkantoren in Indonesië. Aanvullend onderzoek resulteerde in een totale schadepost ad EUR 7.800. Van dit bedrag betreft EUR 588 middelen bestemd voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten.
Omvang: EUR 7.809
Nederlands aandeel: EUR 588
Actie: De betrokken medewerker is ontslagen; het bedrag van EUR 7.800 wordt in termijnen terugbetaald. Echter, van de betrokken medewerker ontbreekt op dit moment elk spoor. Verder zijn de interne controles aangescherpt om herhaling te voorkomen.
Land: Kenia REF: 19–05
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma dat bijdraagt aan armoedebestrijding, voedselzekerheid, empowerment van vrouwen, stabiliteit en inclusieve economische ontwikkeling.
Ontdekt: Na melding van een onregelmatigheid bij één van de Keniaanse lokale uitvoeringspartners, stelde de contractpartij een aanvullend onderzoek in. Uit dit onderzoek bleek dat voor EUR 58.800 de financiële bewijsstukken ontbraken.
Omvang: EUR 58.800
Nederlands aandeel: EUR 9.045
Actie: De contractpartij stelt de donoren ten laste van een reservefonds volledig schadeloos. De lokale uitvoeringspartner neemt de verantwoordelijkheid en vult het reservefonds volledig aan. Op korte termijn besluit de contractpartij of de lokale uitvoeringspartner wordt uitgesloten van de verdere activiteiten.
Land: Democratische Republiek Congo REF: 19–07
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma gericht op het bestrijden van malaria.
Ontdekt: Uit onderzoek bij een lokale uitvoeringspartner zijn onregelmatigheden vastgesteld. Het onderzoek wijst uit dat de aanbestedingsregels niet zijn opgevolgd (bij de logistiek en distributie van malarianetten). Niet gesanctioneerde aangepaste tendercriteria hebben geleid tot het uitzetten van nationale tenders in plaats van internationale tenders waardoor contracten zijn afgesloten met te hoge transportkosten, het afsluiten van te dure contracten, te hoge kosten van opslag en te hoge inklaringskosten zijn afgesloten.
Omvang: EUR 6.573.598
Nederlands aandeel: EUR 105.177
Actie: Er zijn maatregelen genomen door o.a. het ontslag van de betrokken medewerkers, de oprichting van een eenheid die toezicht houdt op contracten tussen de uitvoerende (lokale) organisatie en derden en verbeterd toezicht op de uitvoerende organisatie. Omdat de uitvoerende organisatie verantwoordelijk is voor de lokale organisatie is het totale fraudebedrag uit de reserves van de uitvoerende organisatie terugbetaald.
Land: Bangladesh REF: 19–12
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma ter bevordering van de zelfredzaamheid en economische deelname van vrouwen en vermindering van geweld tegen vrouwen.
Ontdekt: De lokale organisatie ontving in december 2018 een klachtenbrief over de inkoop van rijst. De lokale organisatie heeft conform haar interne procedures deze formele klacht onderzocht en gegrond verklaard. Het betrof een fraude door een programmamedewerker bij de inkoop van rijst van in totaal EUR 123.
Omvang: EUR 123
Nederlands aandeel: EUR 123
Actie: De lokale organisatie heeft het gehele bedrag terugontvangen van de programmamedewerker en heeft daarnaast als sanctie deze programmamedewerker ontslagen. Verder zijn interne controlemechanismen aangescherpt.
Land: Mali REF: 19–13
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma ter verbetering van het gebruik van methodes en diensten op het gebied van family planning.
Ontdekt: Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan. Het onderzoek stelde onregelmatigheden vast bij de inkoopafdeling van het landenkantoor in Mali. Eén van de medewerkers nam EUR 210 aan steekpenningen van derden in ontvangst.
Omvang: EUR 210
Nederlands aandeel: EUR 0
Actie: De internationale organisatie heeft van de betrokken medewerker afscheid genomen door de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Andere maatregelen: door trainingen maakt de organisatie haar toeleveranciers ervan bewust dat steekpenningen niet acceptabel zijn en dat steekpenningen leidt tot uitsluiting. Ook doet de organisatie onaangekondigd steekproeven.
Land: Bangladesh, Kameroen, Tsjaad, Guinee Bissau, Rwanda REF: 19–15
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Bijdrage aan een internationale organisatie die wereldwijd vaccinaties financiert en verstrekt.
Ontdekt: Uit reguliere controlewerkzaamheden zijn bij lokale uitvoeringspartners in vijf verschillende landen onregelmatigheden geconstateerd. Het betreft hier de kwaliteit en soms de afwezigheid van bewijsstukken, ten onrechte opgevoerde uitgaven en niet juist uitgevoerde aanbestedingsregels.
Omvang: EUR 2.853.000
Nederlands aandeel: EUR 88.500
Actie: De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartners en heeft aangedrongen dat alle geconstateerde onregelmatigheden volledig worden terugbetaald. Alle lokale uitvoeringspartners zegden toe hieraan volledig mee te zullen werken.
Land: Liberia REF: 19–17
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Het betreft een activiteit ter bevordering van de handelsrelatie tussen Sierra Leone, Liberia en Nederland.
Ontdekt: Uit de reguliere controlewerkzaamheden constateerde een Nederlandse ambassademedewerker onregelmatigheden. Een ingehuurde Liberiaanse zakenman heeft een bedrag ad EUR 2.125 ontvreemd. Van dit bedrag is EUR 1.360 afkomstig uit projectgelden.
Omvang: EUR 2.125
Nederlands aandeel: EUR 1.360
Actie: De verdwenen projectgelden zijn door de lokale organisatie uit eigen inkomsten terugbetaald. De lokale organisatie heeft het contract met de zakenman opgezegd en er is bij de politie aangifte van diefstal jegens hem gedaan. Tevens overweegt de lokale organisatie juridische stappen jegens de zakenman. De Nederlandse ambassade drong bij de lokale organisatie erop aan dat zij het politierapport met de ambassade deelt.
Land: Oeganda, Kenia, Zimbabwe REF: 19–19
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op seksuele- en reproductieve gezondheidszorg.
Ontdekt: Oeganda: Een klokkenluider informeert de internationale organisatie over vermoedens van onregelmatigheden in het financieel beheer bij een lokale uitvoeringspartner. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat de lokale uitvoeringspartner niet in staat was alle uitgaven (EUR 18.302) te verantwoorden.
Kenia: Een klokkenluider informeert de internationale organisatie over vermoedens van onregelmatigheden in het financieel beheer bij een lokale uitvoeringspartner. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat er zwaktes waren in het financieel beheer en het falsificeren van documenten (EUR 763).
Kenia: Een klokkenluider informeert de internationale organisatie over vermoedens van niet uitgevoerde activiteiten (EUR 9.970) door een lokale uitvoeringspartner.
Zimbabwe: Een klokkenluider informeert de internationale organisatie over vermoedens van niet uitbetaalde salarissen (uitbuiting). niet uitgevoerde activiteiten door een lokale uitvoeringspartner. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat er sprake is van financieel mismanagement en dat uitbuiting aannemelijk is, echter het exacte bedrag is nog niet vastgesteld.
Omvang: EUR 29.035
Nederlands aandeel: EUR 4.117
Actie: Oeganda: De internationale organisatie heeft de lokale uitvoeringspartner verzocht tot terugbetaling van het niet verantwoorde bedrag. Tot op heden heeft de lokale uitvoeringspartner een bedrag van EUR 9.030 terugbetaald aan de internationale organisatie.
Kenia: De lokale uitvoeringspartner heeft het volledige bedrag van EUR 763 terugbetaald aan de internationale organisatie.
Kenia: De lokale uitvoeringspartner weigert medewerking te verlenen aan aanvullend onderzoek. Het verzoek van de internationale organisatie voor de terugbetaling van EUR 9.970 is na herhaaldelijke pogingen tot op heden niet ingewilligd.
Zimbabwe: De internationale organisatie heeft de lokale uitvoeringspartner verzocht tot terugbetaling van het (nog nader te bepalen) bedrag. De lokale uitvoeringspartner heeft hiermee ingestemd.
Land: Indonesië REF: 19–20
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Samenwerkingsverband van maatschappelijke organisaties dat is gericht op jongeren en op de seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.
Ontdekt: De onregelmatigheden betreffen oneigenlijk gebruik van activa van het samenwerkingsverband, valsheid in geschrifte, diefstal van fondsen.
Omvang: EUR 1.068
Nederlands aandeel: EUR 1.068
Actie: De betreffende medewerker is ontslagen en het gefraudeerde bedrag is terugbetaald. Verder zijn de interne controles aangescherpt om herhaling te voorkomen.
Land: Tanzania, Burundi en Irak REF: 19–22
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Een wereldwijd financieel hulpprogramma voor acute noodhulp tijdens natuurrampen, conflicten en zogeheten «vergeten rampen».
Ontdekt: Tanzania: onregelmatigheden ad EUR 5.633 bij lokale uitvoeringspartners. Nederlands aandeel: EUR 828.
Burundi: diefstal van hulpgoederen vastgesteld door het programmasecretariaat. De totale schade is EUR 4.187. Nederlandse aandeel: EUR 417.
Irak: onderzoek wijst op vermoedens van onregelmatigheden bij een van de lokale uitvoeringspartners.
Omvang: EUR 9.820
Nederlands aandeel: EUR 1.245
Actie: Tanzania: er is door de internationale organisatie gepoogd de gelden terug te vorderen, maar vanwege het faillissement van de lokale uitvoeringspartner is het verlies afgeboekt.
Burundi: De beheerder van de opslagplaats erkent haar aansprakelijkheid en betaalt de schade geheel terug. Het incident heeft geen verdere gevolgen voor de implementatie van het hulpprogramma.
Irak: Nader onderzoek leverde geen hard bewijs van onregelmatigheden op.
Land: Sierra Leone REF: 19–27
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma ten behoeven van noodhulp
Ontdekt: Uit reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld ten aanzien van de opslag en distributie van noodhulpgoederen.
Omvang: EUR 485
Nederlands aandeel: EUR 485
Actie: De internationale organisatie heeft het bedrag van EUR 485 uit eigen middelen teruggestort in het programma.
Land: Burundi REF: 19–28
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op de van verbetering van de seksuele en reproductieve gezondheid van adolescenten in Burundi.
Ontdekt: Reguliere controlewerkzaamheden wees op onregelmatigheden ten aanzien van het aantal deelnemers van workshops (falsificatie deelnemerslijst). Op grond van deze bevinding is een aanvullend onderzoek gedaan, dat de bevinding bevestigde. Een bedrag van EUR 110 werd tijdens het onderzoek getraceerd, een bedrag van EUR 10 kon echter niet worden getraceerd.
Omvang: EUR 10
Nederlands aandeel: EUR 10
Actie: De internationale organisatie heeft de overeenkomst met de betrokken projectcoördinator opgezegd.
Land: Laos REF: 19–31
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma gericht op bestendig watermanagement.
Ontdekt: De huidige bestuurder van de lokale organisatie heeft de donorgemeenschap geinformeerd over salarisfraude begaan door de vorige bestuurder.
Omvang: EUR 117.225
Nederlands aandeel: EUR 938
Actie: Het gemalverseerde bedrag wordt door de lokale organisatie teruggevorderd en de interne controlewerkzaamheden van de lokale organisatie zijn verder aangescherpt.
Land: Oeganda REF: 19–32
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma dat zich richt op de bevordering van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van jongeren.
Ontdekt: Tijdens de reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld in de administratie van de lokale uitvoeringspartner.
Omvang: EUR 2.600
Nederlands aandeel: EUR 2.600
Actie: De lokale uitvoeringspartner heeft een commissie ingesteld die de interne bedrijfsprocessen moet aanscherpen. Tevens is het gefraudeerde bedrag vergoedt aan de internationale organisatie.
Land: Burundi REF: 19–34
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op (I) de ontwikkeling van nieuwe financiële producten en (II) bevordering van de samenwerking tussen de financiële instellingen en de agrarische sector opdat kleine boeren makkelijker financieringen kunnen aantrekken.
Ontdekt: Een voormalig staflid (sinds 2016 niet meer in dienst) van de internationale organisatie heeft consultants onder valse voorwendselen benaderd om Euro’s via hem om te wisselen tegen de officiële koers, waarbij hij pretendeerde in opdracht van de internationale organisatie te handelen. Omwisselen van deze Euro’s tegen de parallelle koers heeft voor hem aanzienlijk koersvoordeel opgeleverd. Ook is er bewijs gevonden dat een medewerker van de organisatie informatie heeft verstrekt over de betaalmomenten aan de consultants.
Omvang: EUR 0
Nederlands aandeel: EUR 0
Actie: Het contract met de medeplichtige medewerker is vroegtijdig beëindigd. Ook heeft de organisatie interne maatregelen genomen met betrekking tot het uitbetalingssysteem om herhaling hiervan te voorkomen.
Land: Djibouti REF: 19–35
Organisatie: Internationaal instituut
Context: Programma dat zich richt op onderhandelings- en bemiddelingstrainingen voor humanitaire hulpverleners en -organisaties.
Ontdekt: Tijdens het opzetten van een training voor hulpverleners uit Jemen, Somalië en Djibouti heeft een nog onbekende persoon kunnen inbreken in de mailwisseling tussen het internationale instituut en de trainingsruimte en heeft daarbij de mogelijkheid gecreëerd om valse betalingsgegevens door te spelen waarna de betaling van de trainingsruimte naar een verkeerde bank heeft plaatsgevonden.
Omvang: EUR 10.875
Nederlands aandeel: EUR 10.875
Actie: Bij de nationale politie is aangifte gedaan. De Rijksrecherche heeft door onderzoek kunnen achterhalen dat het IP-adres van de onbekende persoon zich in Afrika bevindt.
Land: Burkina Faso REF: 19–40
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op het tegengaan van kindhuwelijken
Ontdekt: Lokale uitvoeringspartner ontdekt onregelmatigheden en informeert de internationale organisatie hierover. De accountant van de internationale organisatie bevestigt dat er inderdaad sprake is van onregelmatigheden.
Omvang: EUR 2.225
Nederlands aandeel: EUR 2.225
Actie: De betrokken medewerker is ontslagen en het gemalversserde bedrag is terugbetaald aan de internationale organisatie.
Land: Jordanië REF: 19–41
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma gericht op het verbeteren van werkgelegenheid voor kwetsbare Jordaniërs en Syrische vluchtelingen
Ontdekt: Op basis van vermoedens van belangenverstrengeling is onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bevestigde de vermoedens van onregelmatigheden ten aanzien van de inkoop.
Omvang: EUR 2.205
Nederlands aandeel: EUR 2.205
Actie: De betrokken medewerker is niet langer in dienst van de internationale organisatie. Het personeel van de internationale organisatie krijgt trainingen in gedragsregels.
Land: Zuid-Soedan REF: 19–42
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma ter bevordering van de economische samenwerking tussen clans en etnische groepen
Ontdekt: Het hoofdkantoor van de internationale organisatie ontving een anonieme klacht over zeer hoge taxikosten die het landenkantoor van de internationale organisatie in Zuid Sudan heeft gemaakt. Aanvullend onderzoek bevestigde de onregelmatigheden. Ook werd bewijs gevonden dat taxidiensten tegen te hoge tarieven werden ingehuurd, terwijl goedkopere alternatieven voldoende aanwezig waren. Er werd geen bewijs gevonden dat de eigen staf van de organisatie hier zelf financiële voordelen uit heeft gehaald.
Omvang: EUR 11.000
Nederlands aandeel: EUR 525
Actie: De organisatie heeft haar beleid inzake de inhuur en gebruik van taxi’s aangescherpt. De internationale organisatie stort het geld ten gunste van het programma terug.
Land: Oeganda, Kenia, Tanzania en Malawi REF: 19–43
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma dat zich richt op het versterken van de onafhankelijke- en politieke rol van zuidelijke organisaties
Ontdekt: Vijf gevallen van financiële onregelmatigheden bij lokale uitvoeringspartners die deels door een klokkenluider zijn gemeld en die deels uit reguliere interne controles van uitgaven naar voren zijn gekomen. Uit aanvullend onderzoek kon niet worden bewezen dat in deze gevallen sprake was van opzettelijke fraude.
Omvang: EUR 77.272
Nederlands aandeel: EUR 77.272
Actie: In drie gevallen zijn de onregelmatigheden bewezen verklaard en zijn de betreffende bedragen terugbetaald (EUR 32.101). Er staan nog twee terugvorderingen bij lokale uitvoeringspartners open. Verder hebben drie lokale organisaties een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van hun financiële organisatie en managementstructuur.
Land: Bangladesh REF: 19–44
Organisatie: Lokale organisatie
Context: Programma ter bevordering van enerzijds vrouwelijk ondernemerschap in de landbouw en anderzijds markthervormingen
Ontdekt: Tijdens de reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld in het financiële beheer: verduistering van middelen, valse facturen en uitgaven aan het project terwijl daarvoor geen tegenprestatie is geleverd
Omvang: EUR 21.133
Nederlands aandeel: EUR 21.133
Actie: De internationale organisatie zegt de overeenkomst met de lokale uitvoeringspartner op. Tevens betaalt de lokale uitvoeringspartner het totaalbedrag aan onregelmatigheden terug.
Land: Soedan, Oeganda en Venezuela REF: 19–45
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Wereldwijd financieel hulpprogramma voor acute noodhulp tijdens natuurrampen, conflicten en zogeheten «vergeten rampen».
Ontdekt: Drie organisaties hebben aan het secretariaat van het hulpprogramma gerapporteerd over onregelmatigheden. In Soedan betreft het diefstal van voedsel en in Oeganda speelt een geval van fraude. De vermeende diefstal van goederen in Venezuela wordt momenteel nog verder onderzocht.
Omvang: EUR 32.200
Nederlands aandeel: EUR 3.650
Actie: De betrokken organisaties hebben acties ondernomen om herhaling van diefstal en frauduleuze handelingen te voorkomen. De te nemen maatregelen in het geval van Venezuela zullen worden genomen op basis van de resultaten van het aanvullend onderzoek.
Land: Soedan REF: 19–47
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma dat zich richt op de bestrijding van aids, tuberculose en malaria.
Ontdekt: Tijdens de reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld bij een van de uitvoerende internationale organisaties. Ook bleek dat de registratie van goederen niet op orde was.
Omvang: EUR 720.000
Nederlands aandeel: EUR 9.300
Actie: De uitvoerende internationale organisatie voert een aanvullend onderzoek uit en informeert de programmabeheerder over de voortgang hiervan. Ook heeft de internationale organisatie de schade als gevolg van de onregelmatigheden terugbetaald aan het programma. Ter voorkoming van nieuwe onregelmatigheden scherpt de internationale organisatie haar beleid inzake inkoop en de registratie van haar activa aan.
Land: Kenia REF: 19–59
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma dat zich richt op de vredesdialoog.
Ontdekt: Tijdens de reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld bij het veldkantoor van de internationale organisatie. Aanvullend onderzoek bevestigde de onregelmatigheden; het betrof manipulatie van reisbescheiden, kastransacties en vervalsing van handtekeningen.
Omvang: EUR 3.460
Nederlands aandeel: EUR 3.460
Actie: De internationale organisatie heeft de betrokken medewerker ontslagen. Verder zijn interne controlewerkzaamheden aangescherpt en is een bedrag van EUR 1.360 reeds teruggevorderd. Het overige deel van het bedrag wordt op de betrokken medewerker verhaalt.
Land: Burundi REF: 19–69
Organisatie: Internationale organisatie
Context: Programma dat zich richt op het bevorderen van de werkgelegenheid, met name voor vrouwen en jongeren, om voedselzekerheid te waarborgen.
Ontdekt: Tijdens reguliere controlewerkzaamheden merkte een Nederlandse ambassademedewerker op dat het verzoek tot het wijzigen van de bankrekeninggegevens afkomstig was van een gehackt emailadres. De fraudeur deed zich voor als een medewerker van de internationale organisatie.
Omvang: EUR 0
Nederlands aandeel: EUR 0
Actie: De internationale organisatie heeft de interne controlemechanismen verder aangescherpt.

Overzicht lopende sanctiemaatregelen

In het onderstaande overzicht wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen

op bewezen malversaties uit eerdere jaren. Het Ministerie monitort de uitvoering van het sanctiebeleid. Om de resultaten van het sanctiebeleid te bereiken is vaak veel tijd nodig. Met name waar afhankelijkheid van lokale rechtssystemen noodzakelijk is.

Land: Jemen REF: 11–08
Organisatie: Lokale overheidsorganisatie
Vordering: EUR 1.473.431
Stand van zaken:

Ondanks dat drie schriftelijke herinneringen zijn verstuurd en mondeling is gesproken met de organisatie, heeft deze niet betaald.

Vanwege de verslechterde veiligheids- en politieke situatie in Jemen is de Nederlandse ambassade sinds februari 2015 in Sana’a gesloten. Deze opereert vanuit het Ministerie in Den Haag. Als gevolg van de situatie in Jemen staat de economie op het randje van ineenstorting en ondervindt het betalingsverkeer ernstige problemen. Meerdere landen ervaren problemen met de terugbetaling van schulden en/of vorderingen. Desondanks heeft de Nederlandse ambassade zich ten doel gesteld de vordering maximaal te handhaven. De mogelijkheden daartoe (waaronder een gezamenlijke interventie met andere donoren) worden pas na terugkeer van de post in Jemen bezien.

Land: India REF: 12–15
Organisatie: Lokale onderneming
Vordering: EUR 1.200.000
Stand van zaken: Het gerechtshof in India heeft bericht dat de zaak voor onbepaalde tijd ambtshalve is uitgesteld en dat afwikkeling nog geruime tijd kan duren. Er zit nog geen voortgang in de afwikkeling. De Nederlandse ambassade in New Delhi monitort deze zaak.
Land: Bangladesh REF: 13–03
Organisatie: Lokale organisatie
Vordering: EUR 398.000
Stand van zaken: Op een door de Nederlandse en Zweedse ambassade in Dhaka opgestelde brief heeft de lokale organisatie gereageerd. Deze reactie gaat echter onvoldoende in op de gefraudeerde bedragen en terugbetaling hiervan. De Nederlandse en Zweedse ambassade hebben het schriftelijk onder de aandacht gebracht van het lokale toezichthoudend overheidsorgaan. De lokale organisatie is dringend verzocht tot terugbetaling over te gaan. De Nederlandse ambassade in Dhaka blijft de zaak monitoren.
Land: Oeganda REF: 13–22
Organisatie: Lokale organisatie
Vordering: EUR 67.000
Stand van zaken: Als penvoeder van de donoren heeft de Deense ambassade ook in 2018 meerdere gesprekken gehad met betrokkenen. Hierin is nogmaals aangedrongen op het terugbetalen van de verstrekte middelen. De Deene ambassade blijft de zaak monitoren en houdt de overige donoren op de hoogte.
Land: Oeganda REF: 14–09
Organisatie: Lokale organisatie
Vordering: EUR 17.223
Stand van zaken: Begin 2016 werd de zaak voorgelegd aan de openbaar aanklager (Directorate of Public Prosecution-DPP). Als penvoerder van de donoren blijft de Deense ambassade druk uitvoeren op DPP om de zaak zo spoedig mogelijk te behandelen en informeert de overige donoren hierover.
Land: Somalië REF: 14–10
Organisatie: Internationale organisatie
Vordering: EUR 3.000.000
Stand van zaken: De internationale organisatie heeft het gefraudeerde bedrag voor een groot deel teruggevorderd. Nederland blijft de zaak monitoren.
Land: Mali REF: 17–13
Organisatie: Lokale organisatie
Vordering: EUR 962.154
Stand van zaken: Juridische stappen worden genomen tegen de directeur van de lokale NGO om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen. De ambassade in Bamako blijft de zaak monitoren.

BIJLAGE 3: TOELICHTING OP STREEFWAARDEN EN INDICATOREN

Indicatoren uit begroting 2019

Indicator Private Sector Ontwikkeling (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, zoals neergelegd in de Beleidsnota «Investeren in Perspectief». Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.

In de verslagperiode werden 345.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is aanzienlijk meer dan de vooraf gestelde streefwaarde van 250.000. De hogere realisatie weerspiegelt een toenemende benutting van het Dutch Good Growth Fund en een toename in programma’s die (mede) zijn gericht op werkgelegenheid. De lagere streefwaarde van 180.000 voor 2020 houdt rekening met een verwachte afname in de projectontwikkeling op het resultaatgebied van bedrijfsontwikkeling door verschuiving van de focus naar MENA, Sahel en Hoorn van Afrika.

Indicator Private Sector Ontwikkeling (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en locale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening)

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD. In de verslagperiode werden in totaal 12.660 plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund, waarmee de streefwaarde van 4.000 ruim werd overtroffen. Iets minder dan 10% hiervan betrof Nederlandse bedrijven, de rest lokale of andere bedrijven. De toename weerspiegelt dat met name het Dutch Good Growth Fund de investeringen in het midden- en kleinbedrijf aanzienlijk kon vergroten door betere bekendmaking van het fonds onder de doelgroep door de uitvoerders. Ook kon het Health Insurance Fund meer private klinieken ondersteunen.

Het tempo van de projectontwikkeling zal in de periode tot en met 2020 naar verwachting afnemen. Dit komt deels doordat in deze periode programma’s aflopen en nieuwe programma’s tijd nodig hebben om tot optimale resultaatbereiking te komen. Daarnaast betekent de verschuiving van de inzet naar de focusregio’s MENA, Sahel en Hoorn van Afrika dat er in complexere landen gewerkt moet worden. In die landen zal naar verwachting meer diepgaande en langere ondersteuning nodig zijn om haalbare ondernemingsplannen te ontwikkelen en werkgelegenheid te realiseren. Dit zal de kwantitatieve resultaten enigszins drukken.

Indicatoren voedselzekerheid: introductie

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw. De urgentie van dit doel is groot: na decennia van gestage afname neemt de honger in de wereld de laatste jaren weer toe. Nederland blijft daarom stevig inzetten op wereldwijde voedselzekerheid.

Die inzet werd het afgelopen jaar uiteengezet in de kamerbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet». De doelen van SDG 2 blijven daarin leidend:

• Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen jonge kinderen over een periode van 2016–2030.

• Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalige voedselproducenten over de periode van 2016–2030; en

• Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan conversie naar ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.2

Indicator voedselzekerheid: aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 20,8 miljoen mensen (met name jonge kinderen en hun moeders) direct bereikt met voedingsactiviteiten, zoals screening op ondervoeding, therapeutische voeding voor ernstige ondervoede kinderen, het voorzien van voedingssupplementen en extra vitaminen, ontwormingskuren en voedingsadvies en voorlichting over gezonde voeding. Binnen deze bereikte groep kon er voor 15,3 miljoen mensen een daadwerkelijk verbeterde voedselinname vastgesteld worden. Dit cijfer ligt zo'n 25% hoger dan de gerapporteerde cijfers van vorig jaar en is daarmee terug op het niveau van twee jaar geleden. Dit is onder andere te verklaren doordat een UNICEF programma dat vorig jaar is opgestart boven verwachting goed loopt. Daarnaast is er ten opzichte van vorig jaar ook een groter aantal programma’s vanuit ambassades dat een bijdrage levert aan deze voedings-indicator. De einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen kinderen in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar.

Indicator voedselzekerheid: aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 19,2 miljoen kleinschalige voedselproducenten direct ondersteund met, onder meer, meteorologische informatie, agronomisch advies, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten en nieuwe of verbeterde toegang tot markten. Binnen de bereikte groep werd bij 6,6 miljoen kleinschalige voedselproducenten een daadwerkelijk toegenomen productiviteit en/of inkomen vastgesteld. Dit is een verdriedubbeling in vergelijking met afgelopen jaren, wat onder meer te danken is aan het feit dat een groot programma van het International Fund for Agricultural Development (IFAD) haar impact rapportage over de afgelopen drie jaar in het rapportagejaar heeft voltooid. De einddoelstelling, duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen boeren in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 678 duizend hectare landbouwgrond bereikt met duurzame praktijken zoals, onder meer, geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agroforestry, gewasrotatie en beter watermanagement. Voor 612 duizend hectare kon een daadwerkelijk eco-efficiënter gebruik worden vastgesteld. Dit is een lichte daling ten opzichte van vorig jaar, onder andere omdat een groot programma in Ethiopië dit jaar wat minder heeft gerapporteerd, en nog steeds te weinig om de 2030 doelstelling van 8 miljoen hectare te kunnen halen. Recent is daarom een aantal programma’s gestart die expliciet gericht zijn op ecologisch duurzaam landgebruik, zoals een programma voor klimaat slimme landbouw- en ketenontwikkeling in Oost Afrika. Resultaten daarvan worden de komende jaren verwacht.

Indicatoren water en hygiëne: introductie

Toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen, en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is essentieel voor een gezond en menswaardig bestaan. Het draagt bij aan betere onderwijsparticipatie vooral van meisjes, verhoogde productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg. In de beleidsnota «Investeren in Perspectief», committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode 2017–2030 van schoon drinkwater te voorzien en om 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.

Indicator water: het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

2,9 miljoen mensen kregen in de verslagperiode toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is voor het tweede jaar op rij meer dan geraamd (1,6 miljoen). Veel van de resultaten dit jaar zijn behaald in bilaterale programma’s in de Palestijnse Gebieden, Benin, Bangladesh, Ghana, Jemen, Mozambique en Zuid Soedan. Dit is ook het eerste jaar dat het WaterWorx programma, een samenwerking van Nederlandse drinkwaterbedrijven en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, mensen heeft bereikt met verbeterde toegang tot drinkwater.

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

In deze verslagperiode kregen 5.3 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt, net als vorig jaar, ver boven de geraamde doelstelling van 2,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2018 kregen 3.6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. UNICEF en het Global Sanitation Fund van de Water Supply and Sanitation Collaboratieve Council (WSSCC) hebben dit jaar veel mensen bereikt met sanitatie. In beide programma’s staat inclusiviteit centraal, met een focus op meisjes en hygiëne rond de menstruatie. Het FINISH Mondial programma van WASTE heeft dit jaar meer mensen weten te bereiken dan verwacht doordat het opschalen en de hefboomwerking van de micro financieringsinstrumenten beter werkte dan gepland. Naast de centrale programma’s, is er ook via de bilaterale programma’s in o.a. Ghana, Bangladesh, Zuid-Soedan, Benin en Mozambique, Jemen en de Palestijnse Gebieden bijgedragen aan verbeterde toegang tot sanitaire voorzieningen.

Indicator water: Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Water is essentieel voor het menselijk leven, de voedselproductie, en energievoorziening. Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit beïnvloeden sociale en economische ontwikkeling, en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte toe. Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen.

Meer dan 670.000 mensen in Afrika en Azië hebben in de verslagperiode voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Programma’s met de Wereldbank en de Asian Development Bank hebben bijgedragen aan dit resultaat. Dit geldt ook voor bilaterale programma’s in Bangladesh, Rwanda, Mozambique en Zuid-Soedan. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van gemiddeld 3 miljoen mensen per jaar, maar valt binnen de verwachte bandbreedte van jaarlijkse variaties (in 2017 werden ruim 10 miljoen mensen bereikt). Die variatie wordt bepaald door vroege of late oplevering van specifieke programma’s, afbouw van langlopende programma’s zoals in Indonesië, en opbouw van nieuwe programma’s in de Sahel, aanpassingen in de toerekening, en water- en klimaat gerelateerde rampen die projectresultaten weer tenietdoen. Het is te verwachten dat de waarden voor 2019 en 2020 dichter bij de streefwaarden liggen. Er zijn dan ook geen wijzigingen in beleid en uitvoering.

Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Het SDG7 doel van universele toegang tot energie in 2030 blijft vooralsnog buiten bereik, nu nog steeds 840 miljoen mensen geen elektriciteit hebben en nog bijna drie miljard mensen koken op traditionele, vervuilende manier, met immense gevolgen voor de volksgezondheid (naar schatting van de WHO jaarlijks 4 miljoen doden) als ongewenst neveneffect. Volgens de huidige trends zouden in 2030 nog steeds 650 miljoen mensen geen elektriciteit hebben, vooral in sub-Sahara Afrika, en zouden nog 2,2 miljard mensen niet schoon koken.

Nederland geeft binnen het klimaatbeleid prioriteit aan investeringen in toegang tot hernieuwbare energie in lage inkomenslanden voor mensen die geen moderne energievoorziening hebben, met extra aandacht voor toegang tot schoon koken. Het doel is om in de periode 2016–2030 in totaal 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Deze doelstelling vraagt om een voortdurende versnelling van de jaarlijkse resultaten.

In deze verslagperiode heeft Nederland 2,5 miljoen mensen toegang geboden tot hernieuwbare energie. Het aantal mensen dat sinds 2016 is bereikt komt hiermee op 9,7 miljoen mensen. De bereikte resultaten komen overeen met de streefwaarde van 2,5 miljoen voor 2018 en lopen voor op het cumulatieve streefcijfer van 8,9 miljoen, vooral dankzij de goede resultaten van decentrale «off-grid» zonne-energie projecten.

Daarnaast financierde Nederland programma’s die indirect bijdragen aan toegang tot hernieuwbare energie, door overheden van ontwikkelingslanden te ondersteunen bij hun energiebeleid en publieke en private financieringen voor te bereiden. Hiermee kregen in de verslagperiode indirect nog eens 15,6 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid

In totaal zijn 279 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gerealiseerd dankzij door Nederland gefinancierde programma’s. Hiermee is de streefwaarde van 200 behaald. Deze gefinancierde programma’s zijn gericht op vier thema’s, namelijk het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van de politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het vergroten van de economische positie van vrouwen, en het vergroten van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw.

Geweld tegen vrouwen en meisjes is een probleem dat op drie niveaus moet worden aangepakt: wetgeving en beleid, regelgeving en handhaving, en gemeenschappen en de samenleving als geheel waar normen en gebruiken dit sociale onrecht gedogen en in stand houden.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 230 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 200 gehaald. Deze maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw, en daarnaast geweld tegen vrouwen tegen te gaan.

Op het gebied van geweld tegen vrouwen bieden de meeste organisaties niet alleen opvang aan slachtoffers, maar werken ze ook samen met de zorgsector en politie. Daarnaast werken veel maatschappelijke organisaties op lokaal gebied aan het verbeteren van de economische positie van vrouwen. Dit doen ze door met werkgevers de werkomstandigheden voor vrouwen te verbeteren, onder andere door ongewenste intimiteiten en geweld op de werkvloer te bestrijden. Ook de toegang tot markten en de vorming van verenigingen en coöperaties wordt gesteund. Politieke deelname en leiderschap van vrouwen kan enkel tot stand komen in een omgeving waarin mannen en vrouwen gelijkere kansen krijgen. Daarom richten sommige maatschappelijke organisaties zich op het geven van voorlichting aan vrouwen over hun rechten, terwijl anderen in gesprek gaan met mannen en jongens over waarden en normen.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

Deze indicator beschrijft de toename aan van het aantal adolescente meisjes (15 tot 19 jaar) en vrouwen dat moderne anticonceptie gebruikt. Volgens FP2020 gebruiken in 2019 314 miljoen vrouwen en adolescente meisjes moderne anticonceptie, een toename van 53 miljoen ten opzichte van 2012. De Nederlandse financiële bijdrage vertegenwoordigd 5,18% van de totale uitgaven in de 69 FP2020 landen3. De Nederlandse bijdrage aan het aantal extra vrouwen en meisjes dat anticonceptie gebruikt in de 69 FP2020 landen komt daarmee op (53 miljoen x 5,18% =) 2,75 miljoen.

Het aantal extra adolescente meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie in de 69 FP2020 landen (53 miljoen), blijft achter bij de trend die nodig is om de doelstelling van 120 miljoen extra adolescente meisjes en vrouwen in 2020 te behalen. Omdat de berekening van deze begrotingsindicator en de bijbehorende streefwaarde zijn gebaseerd op de cijfers van FP2020, blijft de Nederlandse realisatie in 2019 (2.254.600) achter bij de streefwaarde (5.000.000).

Oorzaken voor het achterblijven van deze mondiale realisatie zijn zowel gerelateerd aan het aanbod (aantal en toegankelijkheid van distributiepunten, slecht functioneren van binnenlandse distributiekanalen), als de daadwerkelijke vraag naar anticonceptiemiddelen (sociaal-culturele aspecten, kindhuwelijken, gebrek aan acceptatie in de gemeenschap).

FP2020 verbetert continu de methodiek waarmee een inschatting wordt gemaakt van het gebruik en de kosten van moderne anticonceptie. Doordat er in 2012 bij de vaststelling van de doelstellingen van FP2020 onvoldoende zicht was op het reële gebruik van moderne anticonceptie en de kosten die daarmee gepaard gingen, kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de haalbaarheid van de oorspronkelijke FP2020 doelstellingen, en daarmee ook de Nederlandse streefwaarden die op de FP 2020 doelstellingen zijn gebaseerd. In 2020 wordt de bruikbaarheid en kwaliteit van deze indicator nader geëvalueerd.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Jaarlijks wordt aan vertegenwoordigers van door Nederland gesteunde partnerschappen gevraagd een oordeel te geven over SRGR-gerelateerde barrières voor kwetsbare groepen zoals jongeren, meisjes die als kind zijn getrouwd, vrouwen die een abortus willen of hebben gehad, druggebruikers, sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen. Daarbij wordt specifiek ingegaan op barrières gerelateerd aan beleid/wetgeving, cultuur, toegang tot faciliteiten/dienstverlening en kennis/bewustzijn bij de doelgroep. Uit de enquête blijkt dat respondenten in 54% van de landen van uitvoering tevreden zijn over de vooruitgang in hun land. Dit percentage ligt iets hoger dan het percentage in 2018 (53%), maar nog altijd onder de streefwaarde van 80% in 2020.

De antwoorden op de enquête geven een sterk gevarieerd beeld: verschillende landen, doelgroepen en thema’s laten een uiteenlopende mate van vooruitgang zien. Er zijn positieve ontwikkelingen voor getrouwde vrouwen, mensen die met hiv leven en jongeren. Een betere interactie met gemeenschappen, evenals een verbeterde samenwerking met andere partnerschappen, overheden en het postennetwerk worden vaak als reden aangedragen. Bij jongeren speelt betere kennis als gevolg van comprehensive sexuality education en het gebruik van social media een rol. Daar waar sprake is van achteruitgang, kan dit vooral worden toegeschreven aan een groeiende invloed van conservatieve groepen en religieuze organisaties. De grootste knelpunten op het gebied van SRGR doen zich voor op het gebied van toegang tot veilige abortus en bij mensen met een beperking.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, waarvan de helft vrouwen

Het bevorderen van SDG 16.3 (access to justice) is een prioriteit voor Nederland. Het rapport Justice for All4 van de internationale Task Force on Justice geeft aan dat 1,5 miljard personen hun juridische problemen niet kunnen oplossen, en dat 253 miljoen personen leven in situaties waar ze geen beroep kunnen doen op de rechtstaat, zoals in conflictgebieden. Onopgeloste geschillen zijn een oorzaak van onveiligheid en conflict (VN/Wereldbank Pathways for Peace rapport, 20185). In de Nederlandse inzet voor toegang tot recht staan de wensen en noden van mensen centraal.

Het totale aantal personen dat in de verslagperiode toegang tot recht heeft verkregen via Nederlandse steun is 286.086. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2018 en 2017: er is sprake van een opwaartse trend. De voornaamste reden voor de verhoging van het resultaat is de verbetering in methodologie voor het berekenen van resultaten, met name bij het UNDP Global Programme on Rule of Law and Human Rights. Daarnaast zijn in de huidige rapportage ook mensen met toegang tot recht voor ernstige mensenrechten schendingen (transitional justice) meegerekend. Dit gaat om meer dan 15.000 personen6. Als onderdeel van het Nederlandse co-voorzitterschap van de Task Force on Justice heeft de Minister voor BHOS aangekondigd de target voor 2020 te verdubbelen. Dit aantal is in 2019 al ruimschoots behaald. De komende periode wordt gekeken of de target verder verhoogd kan worden.

Naast grote bijdrages van het Global Programme van UNDP en het International Center for Transitional Justice (ICTJ), komen andere bijdragen aan toegang tot recht uit landenprogramma’s in bijvoorbeeld Ethiopië, Kenia, de Palestijnse Gebieden en Oeganda. De meeste programma’s worden uitgevoerd in fragiele en door conflict getroffen landen en richten zich op de meest achtergestelde, zoals mensen in afgelegen gebieden, vrouwen of kinderen, ontheemden en vluchtelingen, en slachtoffers van ernstige mensenrechtenschendingen.

In de verslagperiode zijn er minstens 63.860 vrouwen (en 68.987 mannen) bereikt. Het daadwerkelijke aantal bereikte vrouwen is hoger, aangezien een aantal van 166.701 personen door overheden en partners niet naar man/vrouw is uitgesplitst. In de toekomst zal er meer op uitsplitsing worden aangedrongen en zal nog meer ingezet worden op het bereiken van meer vrouwen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd

Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal overeengekomen doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. In 2018 waren 71% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burgers, waarvan 54% kind.7 Een zorgwekkende stijging van 7% vergeleken met het voorgaande jaar. Humanitaire ontmijning vermindert de kans op slachtoffers door fysieke risico’s van (geïmproviseerde) landmijnen en explosieve oorlogsresten weg te nemen. Het zorgt dat mensen veilig terug kunnen naar huis en vergroot de toegang tot basisvoorzieningen en belangrijke inkomstenbronnen zoals land. Tenslotte draagt ontmijning bij aan betere toegang voor humanitaire hulporganisaties en vredesmissies.

Wereldwijd is er in de verslagperiode ruim 140 miljoen m2 land ontmijnd8 waarvan 10,8 miljoen m2 met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma 2016–2020, de United Nations Mine Action Service (UNMAS), en aan een in Jemen gefinancierd project van United Nations Development Programme. Dit resultaat staat gelijk aan 155% procent ten opzichte van de streefwaarde (7 miljoen m2) die dus ruimschoots behaald is. De vermindering ten opzichte van vorig jaar ligt aan een combinatie van factoren. Slechte weersomstandigheden en complex terrein leidden tot lagere productiviteit in bepaalde landen. Partners ervaarden toegangsproblemen in Zuid-Soedan vanwege een verslechtering van de veiligheidssituatie en in Irak door de territoriale verschuivingen als gevolg van het Koerdisch referendum. Tenslotte moesten activiteiten in de Palestijnse Gebieden tijdelijk worden stilgelegd vanwege een financieringstekort voor technische kwaliteitscontrole van ontmijningsactiviteiten.9

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot onderwijs heeft verkregen. De indicator dekt alle soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit van de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijs projecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda en Ethiopië. Naast het streven naar het vervullen van het recht op onderwijs, zijn veel van deze projecten tegelijkertijd gericht op het verbeteren van de bescherming van kinderen.

Dankzij de Nederlandse bijdrage hebben in de verslagperiode meer dan 240.000 personen toegang tot onderwijs en training gekregen. Dat betekent dat het aantal bereikte mensen ten opzichte van het jaar ervoor verdrievoudigd is. Een belangrijke reden hiervoor is de impact van een nieuw gestart programma met UNICEF in Irak. Dit programma heeft als doel om de veerkracht van onderwijssystemen te verbeteren, onder andere door scholen op te knappen en door «back to learning» campagnes op te zetten. Dankzij dit project profiteren ontheemden (IDP’s), Syrische vluchtelingen en kinderen van lokale gastgemeenschappen van veilige leeromgevingen en de mogelijkheden om te re-integreren in formele onderwijssystemen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

Deze indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt. De nieuwe indicator omvat echter ook inkomsten genererende activiteiten zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen. In de verslagperiode hebben dankzij de Nederlandse bijdrage meer dan 30.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen in het ontwikkelen van inkomens generende activiteiten. Ten opzichte van het aantal bereikte mensen in de vorige verslagperiode (4.000 bereikte personen) is dit een enorme stijging. Deze resultaten zijn bijvoorbeeld bereikt door een programma van UNDP in Zuid-Soedan, waarbij meer dan 20.000 tijdelijke seizoensbanen in de landbouwsector zijn gecreëerd. In alle programma’s wordt speciale aandacht besteed aan de belemmeringen, risico’s en kansen voor vrouwen en jongeren op de arbeidsmarkt. Vrouwen en jongeren staan voor specifieke uitdagingen en door extra aandacht te besteden aan bijvoorbeeld additionele (taal)training, kinderopvang en veilig transport, kunnen deze barrières (gedeeltelijk) worden weggenomen.

Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap

In het referentiejaar 2015 hebben 1660 MKB-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 415 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2016–2018 EUR 166,8 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2016–2018 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2013–2014). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologiebeschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO, bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten

Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDG’s. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDG’s volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2018 (tussenmeting uitgevoerd in 2019) ligt dit percentage op 35%. Zie verder Theory of Change en Methodologiebeschrijving zoals te vinden op de website van de rijksoverheid.

BIJLAGE 4: AFKORTINGEN

ADR Auditdienst Rijk
AfDB African Development Bank
AGP Agriculture Food Program
AR Algemene Rekenkamer
AU Afrikaanse Unie
AVVN Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
BHOS Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
BMZ Duits Federal Ministry for Economic Cooperation and Development
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CEAP Climate Enhancement Action Package
CFYE Challenge Fund for Youth Employment
CGIAR Consultative Group on International Agricultural
COP25 25e Conferentie van Partijen
DAC Development Assistance Committee
DFCD Dutch Fund for Climate & Development
DFID Britse Directorate International Development Cooperation
DGGF Dutch Good Growth Fund
ECHO Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department
ECOWAS Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten
ECW Education cannot wait
EDEO Europese Dienst voor Extern Optreden
EFSD+ European Fund for Sustainable Development Plus
EKV Exportkredietverzekering
EU Europese Unie
FAO Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN
FLOW Funding Leadership and Opportunities for Women
FMO Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
FOM Faciliteit Opkomende Markten
G4AW Geodata for Agriculture and Water
GDF Gather and Departure Facility
GES Global Entrepeneurship Summit
GFATM Global Fund for the fight against Aids, TB and Malaria
GFF Global Financing Facility for Every Woman, Every Child
GPE Global Partnership for Education
GPEDC Global Partnership for Effective Development Cooperation
GWOPA Global Water Operators» Partnerships Alliance
HGIS Homogene Groep Internationale Samenwerking
HIV Human Immunodeficiency Virus
HLPF High-Level Political Forum on Sustainable Development (VN)
HR Human Resources
IAK Integraal Afwegingskader
ICPD+25 International Conference on Population and Deveopment
ICTJ International Center for Transitional Justice
IDA International Development Association
IDP Internally Displaced Person
IFAD International Fund for Agricultural Development
IFC International Finance Corporation
IFFEd International Finance Facility for Education
IHE International Institute for Hydraulic and Environmental Engineering
ILO International Labour Organisation
IMF Internationaal Monitair Fonds
IMVO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
IOB Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
IWA Internationale Waterambitie
LEAD Local Employment in Africa for Development
LfS Leading from the South
MACM Mine Action and Cluster Munitions
MENA Middle East and North Africa
MKB Midden en klein bedrijf
NAP Nationaal Actieplan
NCDO Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling
NCP National Contact Punt
NDICI Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking
NFIA Netherlands Foreign Investment Agency
NFP Netherlands Food Partnership
Ngo Niet-Gouvernementele Organisatie
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (eng. OECD)
OS Ontwikkelingssamenwerking
PIB Partners for International Business
PKP Programma kleine (ambassade) projecten
PSD Private Sector Development
RVO Rijksdienst voor Ondernemers
SBIR Small Business Innovation Research Programme
SDG Sustainable Development Goals
SDGP SDG-partnerschapsfonds
SEAH Sexual Exploitation, Abuse and Harassment
SIDA Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
SRGR Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
UHC Universal Health Coverage
UNDP United Nations Development Programme
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNICEF United Nations International Children's Emergency Fund
UNMAS United Nations Mine Action Service
USAID Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten
VN Verenigde Naties
VS Verenigde Staten
WAHO West African Health Organisation
WASH Water, sanitation and hygiene
WFP Wereldvoedselprogramma
WHO World Health Organisation
WSSCC Water Supply and Sanitation Collaboratieve Council
WTO World Trade Organiation

  1. Zie bijvoorbeeld Background paper Joint Meeting of the Executive Boards of UNDP/UNFPA/UNOPS, UNICEF, UN-WOMEN and WFP, mei 2019↩︎

  2. Deze streefwaarden zijn een ruwe schatting, door de relatieve internationale draagkracht van Nederland te vertalen naar een evenredige bijdrage aan de oplossing van de betreffende mondiale problematiek.↩︎

  3. http://www.familyplanning2020.org/ De Nederlandse financiële bijdrage aan family planning in 2017 is USD 197 miljoen. De totale family planning uitgaven in 2017 bedroegen USD 3,8 miljard.↩︎

  4. Task Force on Justice. 2019. Justice for All – Final Report. New York: Center on International Cooperation. https://www.justice.sdg16.plus/ ↩︎

  5. United Nations; World Bank. 2018. Pathways for Peace: Inclusive Approaches to Preventing Violent Conflict.Washington, DC: World Bank. https://openknowledge.worldbank.org/handle/10986/28337 ↩︎

  6. In voorgaande jaren werden deze cijfers apart geteld.↩︎

  7. www.the-monitor.org/en-gb/reports/2019/landmine-monitor-2019.aspx Betreft «kinderen» onder 18 jaar.↩︎

  8. Idem.↩︎

  9. Bovendien lagen de totale uitgaven van UNMAS aanzienlijk hoger in 2018 en bleef de jaarlijkse bijdrage van Nederland gelijk. De afname van het Nederlandse aandeel van de totale UNMAS uitgaven vertaalde zich door in het aandeel van het resultaat (m2) dat aan Nederlandse financiering kon worden toegeschreven.↩︎