[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019

Jaarverslag

Nummer: 2020D18305, datum: 2020-05-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35470-XIII-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35470 XIII-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019.

Onderdeel van zaak 2020Z08533:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019–2020
35 470XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019
Nr. 1

Jaarverslag van het ministerie van ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT (XIII) 2019

Ontvangen 20 mei 2020

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 5.337,1

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 3.454,6

A. Algemeen

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.


Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) over het jaar 2019 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken en Klimaat decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

E. D. Wiebes

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  1. Opbouw jaarverslag;
  2. Ondergrenzen toelichtingen;
  3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
  4. Groeiparagraaf;
  5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering;
  6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s..

1. Opbouw jaarverslag

Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2019 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van EZK.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de EZK-begroting 2019. Naast een macro-economisch beeld worden in het beleidsverslag de prioriteiten van EZK voor 2019 toegelicht. Dit gebeurt via de volgende blokken:

  1. Economisch beeld en uitdagingen voor EZK;
  2. Ondernemend Nederland (o.a. Innovatie, MKB, Regionale ontwikkeling en

    Europese en internationale samenwerking, Economische veiligheid, Digitalisering);

  3. Duurzaam Nederland (o.a. Klimaatakkoord en Gaswinning).

De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nrs. 1 en 2) en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld (https://rbv.minfin.nl/2020). Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar. In beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) is net als in de begroting 2019 een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord. De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK.

De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaten, de samenvattende verantwoordingsstaten inzake de agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en de WNT-verantwoording.

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Europese geldstromen, Rapportage burgerbrieven en een lijst van afkortingen.

2. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2019 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

< 50 1 2
=> 50 en < 200 2 4
=> 200 < 1000 5 10
=> 1000 10 20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

De beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam onder-nemen) is in de huidige vorm voor het eerst verschenen in de begroting 2017 (zie ook de toelichting in de leeswijzer van de begroting 2017). Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen met ingang van 2017.

3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Van een aantal indicatoren zijn de realisatiegegevens over 2019 nog niet bekend. In die gevallen is de meest recente realisatie opgenomen.

4. Groeiparagraaf

Tijdens het wetgevingsoverleg van 12 juni 2019 over het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van EZK heeft de Minister van EZK toegezegd om zich in de begroting van 2020 in te spannen voor een betere toelichting op de bijdragen van de ODE aan de uitgaven voor duurzame energie. Hiertoe wordt in de begroting 2020 onder andere in een meerjarig overzicht aangegeven wat de relatie is tussen de SDE+-uitgaven en de ODE-ontvangsten op de EZK-begroting. In het Jaarverslag 2019 wordt daarnaast een overzichtstabel gepresenteerd van de realisatie van alle instrumenten die betrekking hebben op duurzame energieproductie en wordt inzicht verstrekt in de bedragen die als flankerend beleid vanuit het SDE+-budget zijn overgeheveld naar andere departementen of overheden of naar uitvoerende diensten ten behoeve van het toezicht op of de uitvoering of monitoring van duurzame energieregelingen. Tenslotte wordt in een apart overzicht de ontwikkeling van de begrotingsreserve Duurzame Energie weergegeven.

De Tweede Kamer heeft onderuitputting aangemerkt als focusonderwerp. In het jaarverslag is extra aandacht gegeven aan de onderuitputting door een verbetering van de toelichting op de instrumenten bij de budgettaire tabel in de artikelen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is met ingang van 16 oktober 2019 beleidsverantwoordelijk voor het versterken van gebouwen in Groningen en het bieden van een toekomstperspectief voor de regio. Tot 16 oktober 2019 betrof dit de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Met nota van wijziging bij de begroting 2020 worden met ingang van 1 januari 2020 de budgetten ten behoeve van de versterkingsoperatie van gebouwen in Groningen evenals de budgetten voor het Nationaal Programma Groningen van het Ministerie van EZK (XIII) toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (VII).

Voor 2019 vindt de uitvoering van dit beleid nog plaats via de EZK-begroting. Om die reden wordt de nu voorliggende jaarverslag van EZK ondertekend mede namens de Minister van BZK.

5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZK is één specifieke aanbeveling gedaan omtrent investeringen in onderzoek en innovatie. De Europese Commissie stelt in de budgettaire aanbeveling voor om met budgettair en structureel beleid de publieke en private investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie te verhogen, met inachtneming van de budgettaire middellange-termijndoelstelling. Het kabinet onderschrijft het belang van publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie voor toekomstige economische groei, de aanpak van maatschappelijke uitdagingen en het bewerkstelligen van wetenschappelijke doorbraken. Het kabinet wil daarom zicht houden op de doelstelling voor R&D- investeringen in Nederland van 2,5% bbp en heeft daarom reeds beleid ingezet in lijn met deze voorgestelde aanbeveling. Het kabinet investeert vanaf 2020 structureel € 400 mln extra in fundamenteel en toegepast onderzoek, plus een incidentele investering in de onderzoeksinfrastructuur. Ook bevat het Regeerakkoord een aantal meer structuurgeoriënteerde beleidsveranderingen die nog worden uitgewerkt, onder andere door de sterkere focus van de topsectoren op de economische kansen van maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën, en de voortzetting van het Techniekpact. De sterkere focus van de topsectoren op maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën is in 2019 uitgewerkt in het Kennis- en Innovatiecontract. Voorts zorgt de Nationale Wetenschapsagenda voor structurele aandacht voor maatschappelijke uitdagingen en wetenschappelijke doorbraken. Tezamen verhoogt dit de publieke investeringen in R&D en draagt het bij aan excellente wetenschap, waarbij een deel van de publieke investe-ringen ook een hefboomwerking zal hebben op private R&D-investeringen. Het kabinet investeert ook aanvullend in sleuteltechnologie en ruimtevaart (€ 5 mln in 2019 tot oplopend € 10 mln vanaf 2021).

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Voor het opnemen van deze uitgaven in de budgettaire tabellen geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven (realisatie) van EZK voor Caribisch Nederland in 2019 bedroegen € 8,9 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1 (€ 0,7 mln), 2 (€ 1,4 mln) en 4 (€ 6,8 mln).

B. Beleidsverslag

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Een duurzaam en ondernemend Nederland. Dat is waar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voor staat. Samen met zijn partners faciliteert, bevordert en stuurt EZK de duurzame welvaart van alle Nederlanders, nu en later. Daarom werkt EZK structureel aan het versterken van ons verdienvermogen op de lange termijn, aan innovatie en aan een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening. Dat is nodig om ook in de toekomst onze collectieve arrangementen veilig te stellen en bestedingsruimte voor huishoudens te creëren. En om dat ook op de lange termijn te kunnen blijven doen staat EZK voor de opgave om Nederland door transities te leiden op het gebied van klimaat, energie en digitalisering.

EZK werkt aan een Nederland waarbij duurzaam en ondernemend samen gaan en elkaar versterken. Dat betekent niet dat verduurzaming geen kosten met zich meebrengt voor burgers en ondernemers. Maar op lange termijn kan de economie alleen groeien als dat niet ten koste gaat van onze leefomgeving en van toekomstige generaties. Bovendien liggen er steeds vaker economische kansen in een voorlopersrol bij transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering. Door opgebouwde expertise of technologie te exporteren naar landen die vroeg of laat zullen verduurzamen en digitaliseren. Hieraan werkt EZK niet alleen, maar samen met alle betrokken partijen.

Met een groeicijfer van 1,7% bbp in 2019 liet de Nederlandse economie vooralsnog robuuste groeicijfers zien. Het groeicijfer was minder sterk dan voorgaande jaren, maar is passend bij de stand van de conjunctuur. Met dit groeicijfer groeit de Nederlandse economie nog steeds sterker dan het eurogebied (1,2%). In 2019 bereikt de werkloosheid haar laagste punt en deze zal ook in 2020 uitzonderlijk laag blijven. Op Verantwoordingsdag is ook de tweede Monitor Brede Welvaart gepubliceerd, waarin de welvaart in de volle breedte in kaart wordt gebracht. Sinds dit jaar is de rapportage over de Sustainable Development Goals geïntegreerd in de Monitor.1 

Tegelijk hebben veel mensen te weinig van de economische groei geprofiteerd in hun portemonnee. Groei in de afgelopen decennia ging voornamelijk op aan stijgende oudedagsvoorzieningen, zorg en het aflossen van de staatsschuld. Als we niets doen is dit ook voor de komende jaren de verwachting. Daarom heeft EZK in 2019 gewerkt aan de groeistrategie voor Nederland op de lange termijn, waarin het kabinet aangeeft waar kansen liggen om het duurzame verdienvermogen van Nederland te versterken.2 Op hoofdlijnen kan dit door verder te komen op zes gebieden: ontwikkeling en doorontwikkeling van talent, iedereen mee laten doen, versterking van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, verbeteren van de bereikbaarheid en benutten van transities. In dit kader is ook gewerkt aan de opzet van een investeringsfonds dat zich zal richten op investeringen die bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn.

Ondernemend Nederland

EZK staat voor een ondernemend Nederland. Dat is een Nederland vol vernieuwers en toekomstbouwers, een vestigingsplaats voor het mkb, innovatieve starters en grote, internationale bedrijven. Dat is een dynamisch Nederland waarin we met innovatieve oplossingen komen, door nieuwe technologieën toe te passen, door effectief op te schalen, en door het onbekende aan te gaan. Al langer heeft EZK de ambitie dat Nederland tot de top-5 van innovatieve economieën ter wereld blijft behoren. In 2019 stond Nederland op plek vier in de Global Innovation Index. Daar bovenop heeft het nu de ambitie om op digitaal vlak internationaal een koploperspositie in te nemen en op het gebied van duurzaamheid nieuwe technologieën te ontwikkelen en wereldwijd te vermarkten. Aan deze ambities heeft EZK ook in 2019 gewerkt.

Innovatie

Innovatie draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, is een belangrijke driver voor productiviteitsgroei en levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van onze concurrentiekracht. Het kabinet stimuleert innovatie in eerste plaats generiek, bijvoorbeeld via de WBSO. In 2019 is de evaluatie van de WBSO voor de periode 2011 tot 2017 opgeleverd en aan de Tweede Kamer gestuurd.3 De hoofdconclusie is dat de WBSO een aantoonbaar positief effect heeft op de speur- en ontwikkelingswerk-inspanningen van bedrijven. Rekening houdend met spillovereffecten concludeert het rapport dat het aannemelijk is dat de baten van de WBSO groter zijn dan de kosten.

In de tweede plaats stimuleert het kabinet innovatie door het aanbod van risicodragende financiering voor innovatieve bedrijven en projecten. In aanvulling op het bestaande instrumentarium is in 2019 de machtigingswet oprichting Invest-NL in werking getreden.4 Dit is een zelfstandige ontwikkelings- en financieringsinstelling van het Rijk. Invest-NL maakt investeringen in bedrijven en projecten mogelijk die vanwege hun onzekere risico-rendementsverhouding of lange onzekere terugverdientijden onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken. Daartoe krijgt Invest-NL in eerste instantie een kapitaalstorting van in totaal € 1,7 mld, naast een jaarlijkse subsidie van € 10 mln. van EZK voor de ontwikkelactiviteiten. In de voorbereiding op de start heeft Invest-NL de energietransitie en financiering van scale-ups als prioriteiten geïdentificeerd.

In de derde plaats stimuleert het kabinet innovatie door publiek-private samenwerking tussen bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen te bevorderen, bijvoorbeeld via het missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Daarin staan de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal. Het kabinet heeft in 2019 met de topsectoren, kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en regionale overheden 25 maatschappelijke missies vastgesteld binnen de vier thema’s Energietransitie & duurzaamheid, Landbouw/water/voedsel, Gezondheid & zorg en Veiligheid.5 De gezamenlijke inzet van verschillende partners is cruciaal om deze missies te realiseren.

De missies zijn de basis voor de Kennis- en Innovatieagenda’s die de Topsectoren vervolgens voor elk van de vier thema’s hebben opgesteld.6 Voor sleuteltechnologieën (zoals fotonica, kunstmatige intelligentie, nano-, quantum- en biotechnologie) en overige onderwerpen die bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland zijn twee aparte agenda’s opgesteld. De partners hebben hun voorgenomen financiële inzet hiervoor bekrachtigd in het kennis- en innovatieconvenant, waarin circa € 4,9 mld aan jaarlijkse publieke en private investeringen bijeen is gebracht.7 Omdat een goed opgeleide beroepsbevolking bij dit alles cruciaal is, is hierbij ook een gezamenlijke Roadmap Human Capital Topsectoren 2020 ‒ 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd.8

De Toegepast Onderzoek organisaties (TO2) hebben eind 2019 de eerste editie van de jaarlijkse TO2-impactrapportage gepubliceerd.9 Hierin laten ze zien hoe ze met de extra middelen uit het Regeerakkoord (75 mln. euro) een bijdrage leveren aan maatschappelijke uitdagingen. Ook wil EZK in haar eigen instrumentarium een bijdrage leveren aan (Internationaal) Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.10 En in verband met de introductie van het Europees octrooi met eenheidswerking en de komst van het Eengemaakt Octrooigerecht is de Rijksoctrooiwet 1995 gewijzigd.11 Daarmee wordt de Nederlandse octrooiwetgeving in overeenstemming gebracht met de regels die zullen gaan gelden voor het unitair octrooi.

Ook heeft EZK in 2019 binnen specifieke sectoren verschillende resultaten te melden. In navolging op de Defensie Industrie Strategie is in 2019 een ex-ante analyse naar de defensie-industrie uitgevoerd.12 Ook zijn bijvoorbeeld specifieke handelsmissies uitgevoerd, en heeft EZK zich met DEF ingespannen voor de Industriële Participatie van de F-35.13 De gerealiseerde industriële participatie stijgt in omvang naar inmiddels meer dan € 300 mln per jaar.14 Ook heeft EZK, binnen het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA), € 283,5 mln geïnvesteerd in met name in Aardobservatie, satellietcommunicatie en het draagrakettenprogramma voor toegang tot de ruimte.15 Voor ESA in totaal is het grootste budget ooit, € 12,5 mld, vrijgemaakt. En om te zorgen dat postbezorging betaalbaar, beschikbaar en betrouwbaar blijft in een sterk krimpende markt is onder strenge voorwaarden toestemming verleend aan de overname van Sandd door PostNL.16

MKB

In 2019 verscheen de eerste voortgangsrapportage van het MKB-actieplan.17 De uitvoering van de acties ligt op koers. Zo is EZK gestart met MKB!dee waarmee mkb-ondernemers worden gestimuleerd om meer te investeren in de scholing en ontwikkeling van werkenden.18 In 2019 is de tender uitgebreid naar het brede mkb, waarvoor € 7,8 mln beschikbaar is gesteld. Van de 190 aanvragen zijn er 47 toegekend. En per 1 mei 2019 is de MKB-toets van toepassing op nieuwe wet- en regelgeving die substantiële regeldrukgevolgen heeft voor het mkb.19

In het kader van het aanvullend actieplan mkb financiering uit 2014 is in 2019 de garantieovereenkomst voor het Nesec Shipping Debt Fund getekend.20 Dit is een sectorspecifiek fonds van € 250 mln gericht op hypothecaire financiering van schepen. In 2019 is na een brede evaluatie van financieringsregelingen een beleidsvisie mkb financiering aan de Tweede Kamer gestuurd, met aanvullende acties om toegang tot financiering voor mkb-bedrijven te verbeteren.21

EZK heeft in 2019 een impuls van € 65 mln gegeven aan de inspanningen om de positie van startups en scale-ups internationaal te versterken. Dit is cruciaal voor de aanwas en doorgroei van technologiebedrijven. De ambitie is om het Nederlandse startup en scale-up ecosysteem te ontwikkelen tot één van de vijf sterkste ecosystemen ter wereld en het sterkste binnen Europa. EZK spant zich hier in samenwerking met TechLeap.NL (als opvolger van StartupDelta) bijvoorbeeld voor in door middel van maatregelen op het gebied van financiering, internationalisering, talent en markten.

In 2019 heeft EZK met verschillende partners een gezamenlijke sectorvisie Perspectief 2030 en een hierop volgende actieagenda vastgesteld voor de toerismesector.22 Het toerisme groeit, ook in Nederland, waardoor ook de druk op de leefbaarheid en het milieu op bepaalde plekken toeneemt. Samen met partners wil EZK de gastvrijheidseconomie duurzaam verder ontwikkelen. Ook is gewerkt aan de uitvoering van de Retailagenda, waarbij overheden, betrokken organisaties en marktpartijen, samen werken aan gezonde, toekomstbestendige en aantrekkelijke winkelgebieden in kernen en steden.23 En het Actieprogramma Maatwerkaanpak Winkelambacht 2.0 is gestart en nagenoeg afgerond om samen met ondernemers knelpunten in wet- en regelgeving te identificeren waar zij in hun dagelijkse praktijk regeldruk van ervaren.24

Regionale ontwikkeling

Regionale partijen zijn belangrijk voor het realiseren van onze economische doelen. De regioambassadeurs van EZK spelen in de verbinding van EZK-beleid met de regio een belangrijke rol. Denk aan samenwerking met de regio aan het MKB-actieplan en het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. We geven uitwerking aan de mainportstatus van de regio Eindhoven met de meerjarige Brainport Nationale Actieagenda, waarvan in 2019 de eerste voortgangsrapportage is gepubliceerd.25 De uitvoering van deze agenda is goed van start gegaan, met bijvoorbeeld de aanpak van het achterblijvend voorzieningenniveau en het tekort aan talent. EZK is ook betrokken bij de Regio deals voor bijvoorbeeld de Windtunnel uit de Regio Deal Noordelijk Flevoland.

Europese en internationale samenwerking

EZK werkt ook op Europees en internationaal niveau aan duurzaamheid en ondernemerschap. Zo zijn crisisvoorbereidingen getroffen voor het geval van een no deal Brexit. Met initiatieven als het Brexitloket.nl, de Brexit Impact Scan en stakeholderbijeenkomsten heeft EZK, in samenwerking met o.m. BZ, in 2019 sterk ingezet op voorlichting en ondersteuning van bedrijven, in het bijzonder het mkb.26 Ook zijn contingency maatregelen gereed gemaakt, zoals via de (interdepartementale) Brexit Verzamelwet en daarbij horende AMvBs op energiedomein.

Ook is gewerkt aan het beïnvloeden van Europese besluitvorming, bijvoorbeeld ten aanzien van de toekomst van de interne markt. Ook is de Nederlandse zienswijze op het versterken van de Europese concurrentiekracht verwoord en uitgedragen ter beïnvloeding van de nieuwe Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad.27 Voor de Europese concurrentiekracht blijft openheid belangrijk, maar moet de EU niet langer naïef acteren. De EU moet de randvoorwaarden scheppen voor groei, inzetten op een missiegedreven innovatiebeleid en zorgen voor een gelijk speelveld. Om dit gelijke speelveld te creëren heeft EZK gewerkt aan een Level Playing Field Instrument, dat in Brussel en bij de andere lidstaten is uitgedragen. Dit instrument moet zorgen voor een gelijk speelveld op het gebied van staatssteun op de Interne Markt tussen Europese bedrijven en bedrijven uit derde landen. En EZK heeft in 2019 meegewerkt aan de interdepartementale China-notitie, waarin het kabinet een eenduidige strategie voor de omgang met China voert.28

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is een belangrijke randvoorwaarde voor het Nederlandse bedrijfsleven om internationaal te concurreren en voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Uit verschillende internationale ranglijsten, waaronder de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum, komt het beeld dat Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Via de ondersteuning van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) hebben in 2019 268 buitenlandse bedrijven gekozen om in Nederland te gaan investeren. Met deze projecten zijn naar verwachting bijna 11.000 banen en een investeringsbedrag van € 4,1 mld gemoeid. Bij ruim 10% van deze werkgelegenheid gaat het om behoud van banen. Zo hebben het Amerikaanse Discovery en het van oorsprong Zuid-Afrikaanse Prosus besloten internationale hoofdkantoren in Nederland te vestigen en heeft het Japanse Fujifilm een uitbreiding aangekondigd voor het produceren van celkweekmedia voor de biofarmaceutische industrie. EZK werkt internationaal ook aan het bouwen van netwerken en de positie van Nederland als ‘poort tot Europa’. Denk aan de Global Entrepreneurship Summit, die in 2019 door de Nederlandse en Amerikaanse overheid in Den Haag is georganiseerd, gericht op het wereldwijd bevorderen van ondernemerschap. Of aan de India-NL Tech Summit, waar de Staatssecretaris van EZK aan heeft deelgenomen, die plaats vond in het kader van het Nederlandse Staatsbezoek aan India, met aansluitend een handelsmissie. Hier is voor € 650 mln aan contracten getekend.

Tot slot stelt EZK jaarlijks via de Global Stars regeling middelen ter beschikking om internationale innovatie samenwerking met landen waarvoor geen ander Europees of Eureka innovatie-instrumentarium beschikbaar is. In 2019 heeft deze regeling in totaal tien samenwerkingsprojecten met Brazilië en met Singapore mogelijk gemaakt. € 1,5 mln subsidiegeld van deze regeling is aangevuld met € 2,7 mln aan private R&D investeringen van Nederlandse deelnemers.

Economische veiligheid

De verwevenheid van economieën draagt enerzijds bij aan vreedzame samenwerking, simpelweg omdat we elkaar nodig hebben, anderzijds brengt het ook risico’s voor onze economische veiligheid met zich mee. Daardoor is er een sterke roep om beschermende maatregelen in het kader van veiligheid en langere termijn concurrentiekracht. Een zorgvuldige, integrale afweging tussen economische, veiligheids- en politieke belangen is daarvoor van belang. Het is geen nieuw thema, maar genoot in 2019 veel aandacht. Binnen EZK is economische veiligheid als onderwerp verder geïnstitutionaliseerd en is gewerkt aan het opbouwen van een team Economische Veiligheid in termen van menskracht, expertise en procedures.

Sinds 2019 werkt EZK samen met de NCTV aan de uitwerking van een brede investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid en de coherentie tussen de bestaande sectorale investeringstoetsen.29 Hiermee samenhangend is gewerkt aan de uitwerking van de EU-verordening voor investeringstoetsing. Deze verordening verplicht tot het realiseren van een samenwerkingsmechanisme tussen lidstaten en heeft mede aanleiding gegeven om vanuit EZK te starten met de oprichting van een contact-, informatiepunt en screeningsunit. Aan deze maatregelen zal in 2020 verder gewerkt worden.

Digitalisering

Nieuwe digitale technologieën veranderen onze maatschappij, economie en ons dagelijks leven razendsnel. In 2019 is de eerste herijking van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) gepresenteerd, om de kabinetsbrede aanpak op het gebied van digitalisering actueel te houden. Over deze herijking is gesproken met wetenschappers en ondernemers tijdens de Conferentie Nederland Digitaal. Dit heeft geresulteerd in een aantal speerpunten: artificiële intelligentie (AI); het benutten van data voor maatschappelijke opgaven en economische groei; digitale inclusie en vaardigheden; de digitale overheid; digitale connectiviteit en weerbaarheid. Deze speerpunten zijn verder uitgewerkt in de NDS 2.0, die de Staatssecretaris van EZK, met de Staatssecretaris van BZK en de Minister van JenV in 2019 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.30 

In 2019 heeft EZK in de Nederlandse visie op datadeling tussen bedrijven uitgesproken dat datadeling meer dan nu gebruikelijk moet worden.31 De ambitie is om als Nederland voorop te lopen met verantwoorde verzilvering van de maatschappelijke en economische kansen van datadeling tussen bedrijven. Hierbij laat het kabinet zich leiden door drie principes: 1) datadeling komt bij voorkeur vrijwillig tot stand, 2) datadeling komt zo nodig verplicht tot stand en 3) mensen en bedrijven houden grip op gegevens. Deze visie draagt EZK uit in Europa, waar de nieuwe Europese Commissie de ambitie heeft om verder te komen op dit thema. Ook heeft EZK in navolging hierop het initiatief genomen om een datadeelcoalitie te vormen, om tot concrete afspraken te komen waarmee partijen uit verschillende sectoren gemakkelijker data kunnen delen.

In 2019 heeft EZK ook het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie (SAPAI) vastgesteld.32 Dit actieplan bevat de overkoepelende aanpak van AI van dit kabinet en bevat maatregelen om de maatschappelijke en economische kansen van AI te benutten en hierbij de publieke belangen te borgen. De verwachting is dat AI stevig zal bijdragen aan de toekomstige economische groei, welvaart en welzijn van Nederland, fors zal helpen bij maatschappelijke vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld de vergrijzing. Tegelijkertijd zijn er uitdagingen, zoals de bescherming van fundamentele rechten als privacy, non-discriminatie en autonomie. Hierop gaat het kabinet dieper in in de beleidsbrief AI, publieke waarden en mensenrechten en de brief Waarborgen tegen risico’s van data-analyses door de overheid, die samen met SAPAI aan de Tweede Kamer zijn gestuurd.33

EZK zet zich in voor het competitief houden van platformmarkten. In dat verband heeft EZK in mei 2019 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met een voorstel om de mededingingsregels aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in de digitale economie, met name door de introductie van een ex ante toezichtsinstrument voor platforms met een poortwachtersfunctie.34 Dit voorstel is door de Europese Commissie met interesse ontvangen.

Gekoppeld aan de opkomst van online platforms is het belangrijk dat consumenten geïnformeerde beslissingen kunnen nemen over de producten of diensten die ze afnemen en weten onder welke voorwaarden ze dit doen. In november 2019 heeft EZK een update van de Consumentenagenda uit oktober 2018 gepresenteerd.35 De update vermeldt de start van een bewustwordingscampagne voor consumenten over hun rechten en hoe ze die kunnen verwezenlijken. EZK werkt daarnaast samen met Nederlandse online platforms aan een overzicht met succesvolle praktijkvoorbeelden voor consumentenvertrouwen.

In 2019 is de voortgangsrapportage Actieplan Digitale Connectiviteit verschenen.36 Het sterk toegenomen gebruik van informatietechnologieën vereist hoogwaardige digitale verbindingen. Inmiddels heeft 97% van de huishoudens toegang tot vaste verbinding van ten minste 100 Mb per seconde. Ook zijn de voorbereidingen voor frequentieveilingen, waaronder voor 5G, in volle gang. Zo is de consultatie gestart van de conceptregelgeving inzake de veiling van frequenties voor snelle mobiele communicatie zoals 5G.37 Ook is het wetsvoorstel toegangsregulering replicatiebelemmeringen, overstappen en geografisch netwerkonderzoek, als onderdeel van de implementatie van de richtlijn Telecomcode, bij de Tweede Kamer ingediend.38 Met dit wetsvoorstel krijgt de ACM een aanvullend instrument om toegangsverplichtingen voor telecomnetwerken op te leggen en worden overstapdrempels om te wisselen van telecomaanbieders verder verlaagd. Kleine ondernemers krijgen dezelfde bescherming als consumenten tegen ongewenste overstap door de invoering van een schriftelijkheidsvereiste voor telefonische verkoop.

Om ondernemers te helpen de kansen van digitalisering goed te benutten brengt EZK binnen ‘MKB-Werkplaatsen Digitalisering’ onderwijs en bedrijfsleven samen. Een MKW-Werkplaats brengt onderwijs en bedrijfsleven samen om het kleine, reguliere mkb te helpen innoveren op het gebied van online sales & marketing, data en automatisering. Het mkb kan hier terecht voor praktische ondersteuning en advies in hun bedrijf, waarbij ze hulp krijgen van het (beroeps)onderwijs. In 2019 heeft EZK geholpen zes MKB-Werkplaatsen op te zetten. Er zijn onder andere werkplaatsen gestart in Groningen, ’s-Hertogenbosch en Heerlen.

Ook stimuleert EZK, onder de noemer van ‘Smart Industry’, de ontwikkeling en toepassing van digitalisering en robotisering in de Nederlandse industrie. Het gaat met name om slim combineren van nieuwe en bestaand (digitale) productieprocessen. Dit is nodig om internationaal concurrerend te blijven en is cruciaal voor werkgelegenheid, toekomstige economische groei en een duurzame industrie. In 2019 zijn zes nieuwe Smart Industry Fieldlabs opgericht, is het Smart Industry Jaarevent georganiseerd en zijn een data value center en een cyberweerbaarheidscentrum opgericht.

Duurzaam Nederland

De aarde warmt op, en de gevolgen hiervan zijn steeds groter en beter merkbaar. EZK staat voor een duurzaam Nederland, waarin volgende generaties tenminste dezelfde mogelijkheden hebben als de huidige. De houdbaarheid van ons klimaat en milieu is hierin erg belangrijk. Een transitie naar een klimaatneutrale economie is van groot belang om klimaatverandering en de impact ervan te beperken. Daarom scharen we ons achter de afspraken uit het Akkoord van Parijs. En daarom leggen we de lat ook hoger met een kabinetsambitie om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren tot 49 procent in 2030 en 95 procent in 2050 ten opzichte van het uitstootniveau in 1990. En in de EU pleiten we voor een CO2-reductiedoelstelling van 55% in 2030 en voor maatregelen als een CO2-minimumprijs.

Klimaat

In juni 2019 is het Klimaatakkoord, dat met inbreng van ruim 100 partijen tot stand is gebracht, aan de Tweede Kamer gestuurd.39 De CO2-reductiedoelstellingen zijn in 2019 ook vastgelegd in de Klimaatwet, waarin ook de borgingssystematiek is opgenomen.40 Invulling en uitvoering van de afspraken van de doelstelling blijft zoveel mogelijk in handen van deelnemende partijen, waaronder het Rijk. Als onderdeel van deze borgingssystematiek is in 2019 ook voor het eerst de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning van het PBL verschenen.41 Dit rapport geeft jaarlijks inzicht in de totale CO2-uitstoot in Nederland.

Het jaar 2019 stond ook in het teken van de start van de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord, die zoveel mogelijk wordt overgelaten aan de partijen die ook meegewerkt hebben aan de totstandkoming van het Klimaatakkoord.

In het Klimaatakkoord is de ambitie uitgesproken om de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen op te schalen tot 84 TWh in 2030. In dit kader is in 2019 de tweede subsidievrije tender voor windenergie op zee afgerond voor de kavels III en IV van het windenergiegebied Hollandse kust (zuid).42 Dit windpark ter grootte van 700 megawatt zal vanaf 2022/23 in ruim 2,5% van het totale Nederlandse elektriciteitsgebruik voorzien en een half procentpunt bijdragen aan het aandeel hernieuwbare energie van Nederland. De SDE+ heeft in 2019 € 10 mld subsidie beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energieprojecten.43 De voorjaarsronde heeft geresulteerd in een beschikking van € 3,9 mld aan projecten die bij volledige realisatie goed zijn voor een productie van 17,6 PJ aan hernieuwbare energie per jaar. Voor de najaarsronde zijn deze cijfers nog niet bekend.

In het Klimaatakkoord en daaraan verbonden integrale kennis- en innovatieagenda zijn zes missies voor innovatie vastgesteld, die zijn uitgewerkt in dertien Meerjarige Missiegedreven InnovatieProgramma’s (MMIP’s).44 Tevens zijn de kennis- en innovatieagenda, onder meer voor het thema Energietransitie & Duurzaamheid vastgesteld.45 Ook is de demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI) in 2019 verbreed naar CO2-reducerende technieken in lijn met het Klimaatakkoord en omgedoopt tot de DEI+.46 

Enkele afspraken uit het Klimaatakkoord waren ook al in het Regeerakkoord aangekondigd. In dit kader is in 2019 het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie aangenomen.47 Op grond van deze wet is het verboden om elektriciteit te produceren met behulp van kolen. Vier kolencentrales ontvangen nadeelcompensatie in de vorm van een overgangsperiode tot respectievelijk 2024 en 2029. Voor de Hemwegcentrale heeft het verbod al per 1 januari 2020 effect. Ook is het concept wetsvoorstel voor de omvorming van de salderingsregeling voor kleinverbruikers uitgewerkt en ter consultatie aangeboden.48 Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat voor kleinverbruikers vanaf 2023 de invoeding van elektriciteit op het net voor een steeds kleiner deel tegen hun afname van elektriciteit van het net wordt gesaldeerd. In 2031 is de salderingsregeling in zijn geheel afgeschaft.

EZK is ook het verantwoordelijk ministerie voor de uitvoering van de afspraken aan de industrietafel. Het betreft hier afspraken over het bevorderen van innovatie, pilots en demo’s gericht op kostenreductie, verbreding van de SDE+ naar CO2-reducerende technieken, regionale koplopersprogramma’s, Waterstofprogramma, Taskforce Infrastructuur en een CO2-heffing als borgingsinstrument. Met deze brede set aan maatregelen wordt de industrie gestimuleerd te investeren in de transitie in Nederland en wordt tegelijkertijd zoveel mogelijk voorkomen dat banen en productie worden verplaatst naar het buitenland.

In het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis worden een aantal maatregelen uitgevoerd om in 2020 CO2 te reduceren bij de industrie.49 Via het uitvoeringsprogramma circulaire maakindustrie werkt EZK met de industrie, kennisinstellingen en medeoverheden samen aan het realiseren van projecten (o.a. grootschalige herwinning zink) en aan het inzetten van instrumenten (o.a. circulaire productpaspoorten) om CO2 te reduceren, leveringszekerheidsrisico’s te verkleinen en economische kansen te pakken. Hiermee versnellen we de transitie naar een circulaire maakindustrie.

Ook in Europa wordt gewerkt aan de transitie naar een duurzame economie. Op 11 december presenteerde de nieuwe Europese Commissie de European Green Deal, een plan dat Europa naar een duurzame leefomgeving en klimaatneutraliteit in 2050 moet gaan leiden.50 Tijdens de Europese Raad van december 2019 bereikten de regeringsleiders een akkoord over het doel van een klimaatneutrale Unie in 2050, waarbij één lidstaat extra tijd krijgt om zich aan dit doel te committeren.

Gaswinning

Het kabinet wil de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te beëindigen. In 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over aanvullende maatregelen waarmee de gaswinning in gasjaar 2019/2020 onder het door Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerde niveau van 12 miljard kuub komt.51 Hiermee kan de gaswinning in 2022 nihil zijn, uitgaande van een qua temperatuur gemiddeld jaar.

Ook in 2019 is gewerkt aan de afhandeling van schades, het versterken van de huizen in Groningen, en het publiekrechtelijk organiseren hiervan op afstand van de NAM. De publieke schadeafhandeling door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen is versneld, bijvoorbeeld met de Stuwmeerregeling.52 Ook is de Tijdelijke Wet Groningen aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee onder andere het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt opgericht.53 Ten behoeve van de voorbereiding van het IMG op haar toekomstige taken heeft de Minister van EZK twee adviezen uitgevraagd over immateriële schade en waardedaling.54 De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsoperatie is in oktober 2019 overgeheveld naar BZK. Voor het onderdeel veiligheid blijft de Minister van EZK verantwoordelijk, die daarin wordt geadviseerd door het eind 2019 ingestelde Adviescollege Veiligheid Groningen. Tot slot is gewerkt aan het definitief op afstand plaatsen van de NAM. Zo is onder andere een overeenkomst met de NAM gesloten waardoor de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) vanaf mei 2019 de operationele aansturing van het Centrum Veilig Wonen (CVW) verricht.55 De NCG is ingericht als uitvoeringsorganisatie voor de versterking en per 1 januari 2020 heeft het CVW daar geen rol meer in. Daarmee is de NAM verder op afstand geplaatst van de versterkingsoperatie.

In het kader van de EU-verordening leveringszekerheid aardgas zijn het Preventief Actieplan Gas en het Bescherm- en Herstelplan Gas opgesteld.56 Ook is er overeenstemming bereikt over een wijziging van de EU-gasrichtlijn waardoor gaspijpleidingen met derde landen voortaan ook onder het EU-energierecht vallen. Een wetsvoorstel waarmee deze wijziging wordt geïmplementeerd in de Gaswet is ingediend bij de Tweede Kamer.57

Tot slot

De Nederlandse economie presteert robuust. EZK zet zich met medeoverheden, bedrijven en kennisinstellingen in voor verduurzaming en vernieuwing. Transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering hebben impact, en dus is het belangrijk dat alle Nederlanders zich betrokken en gehoord voelen. Hieraan werkt EZK in grote, complexe trajecten zoals het Klimaatakkoord. En met heel concrete initiatieven, zoals bij de oprichting van MKB-werkplaatsen in diverse regio’s. Dit alles doen we om onze welvaart en welzijn nu, en van onze toekomstige generaties, veilig te stellen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

1 Goed functionerende economie en markten x ja
2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen x ja
3 Toekomstfonds ja
4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering x x1 ja
5 Een veilig Groningen met perspectief ja
  1. Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).

In 2019 stond voor EZK geen beleidsdoorlichting ingepland.

Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is in april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 31).

Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 23). Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19) en is in 2015 aan de begroting toegevoegd. Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 4: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 14 is in december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 17). De beleidsdoorlichting Klimaat is in december 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 34).

Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de begroting toegevoegd en zal voor het eerst in 2021 worden doorgelicht. Dit onder voorbehoud in verband met het mogelijk samenvallen met de parlementaire enquête gaswinning Groningen.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.
Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

Overzicht van risicoregelingen

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen BMKB 1.858.920 537.515 528.104 1.868.331 765.000 108.333
Garantie Ondernemings-financiering (GO) 597.902 40.925 317.915 320.912 400.000 71.210
Groeifaciliteit 103.684 11.308 23.799 91.193 135.000 24.546
Garantie MKB-financiering 68.200 200.000 268.200 268.200 9.696
Microkredieten 99.980 25.000 124.980 130.000
Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering Garantieregeling Aardwarmte 58.906 13.431 45.475 66.600 21.974
Totaal 2.787.592 814.748 883.249 2.719.091 1.366.600 398.200 235.759
Artikel 1 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen BMKB 22.176 35.017 12.841 23.682 37.196 13.514 16.877 (21.676)
Garantie Ondernemings-financiering (GO) 109 7.764 7.655 3.245 7.763 4.518 4.098 (2.060)
Groeifaciliteit 483 4.099 3.616 2.017 3.012 995 1.767 (4.466)
Garantie MKB-financiering 220 220 253 253 435 (220)
Microkredieten 0 182 182
Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering Garantieregeling Aardwarmte 1.019 ‒ 1.019 420 420 420 (-1.019)
Totaal 23.787 47.100 23.313 28.944 48.826 19.882

Een risicovoorziening is een begrotingsreserve die altijd gekoppeld is aan een risicoregeling en wordt door de verantwoordelijke ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën aangehouden. In de tabel ‘Overzicht verstrekte garanties’ wordt met ‘totaalstand risicovoorziening’ het saldo van de betreffende begrotingsreserve ultimo 2018 bedoeld. In de tabel ‘Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties’ wordt met ‘mutatie risicovoorziening’ de storting (+) dan wel de onttrekking (-) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

BMKB

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies kunnen financiers kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers onder de werking van de regeling brengen. Hierdoor stelt de Staat zich voor 90% borg ten behoeve van de financier voor de terugbetaling van deze kredieten (de zogenaamde bedrijfsborgstellingskredieten). Eén van de voorwaarden die de regeling hieraan stelt, is dat de financier gelijktijdig met het verstrekken van een bedrijfsborgstellingskrediet, aan de MKB-ondernemer een ander krediet verstrekt, waarvoor deze borgstelling van de Staat niet geldt. Als hoofdregel geldt dat het bedrijfsborgstellingskrediet ten minste even groot moet zijn als het daarmee gelijktijdig afgesloten andere krediet. Het laatstgenoemde krediet bedraagt daarmee ten minste 100% van het bedrijfsborgstellingskrediet (verhouding 1:1). Voor starters en het innovatieve MKB gelden andere verhoudingen. Om de kredietverlening te stimuleren is per 1 november 2013 het maximum van het borgstellingskrediet verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en geldt voor bestaande bedrijven met een borgstellingskrediet tot maximaal € 200.000 de ruimere startersfaciliteit.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

Met het instrument GO kunnen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op (middel)grote leningen vanaf € 1,5 mln. Door de verstrekking van een Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op de ondernemingsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. In 2013 is de GO, naast de al bestaande mogelijkheid om bankgaranties onder de GO te brengen, ook opengesteld voor alternatieve aanbieders van garanties aan bedrijven.

Groeifaciliteit

Met de Groeifaciliteit worden bedrijven geholpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen door een 50% Staatsgarantie te verstrekken op achtergestelde leningen van banken (ten hoogste € 5 mln) en op aandelen van participatiemaatschappijen (ten hoogste € 25 mln). De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. In de brief van 15 februari 2018 (Kamerstuk 28 165, nr. 281) is aangekondigd dat de Groeifaciliteit per 1 juli 2020 zal worden uitgefaseerd en afgeschaft, omdat verwacht wordt dat de doelen van deze faciliteit ook via de Investeringstak van Invest-NL bereikt kunnen worden. Om marktpartijen genoeg tijd te geven om in te spelen op het uitfaseren en afschaffen van de Groeifaciliteit en om een goed alternatief op te zetten bij Invest-NL, zal de regeling van kracht blijven tot de huidige termijn van uiterlijk 1 juli 2020, of zoveel eerder als de doelen via Invest-NL bereikt kunnen worden. 

Garantie MKB-financiering

In het kader van het Actieplan MKB-financiering uit 2014 is inmiddels in totaal € 68,2 mln aan garanties verstrekt aan alternatieve financiers van het MKB.

Microkredieten

In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering uit 2014 is € 100 mln beschikbaar gesteld voor Microkredieten. Hierop is een garantie van € 86,7 mln verstrekt aan de Europese Investeringsbank voor de funding van de Stichting Qredits van € 100 mln voor de verdere groei van de dienstverlening van Qredits (micro- en MKB-krediet tot € 150.000) als de nieuwe dienstverlening van Qredits (werkkapitaal en de hogere MKB kredieten tot € 250.000). In 2017 is in dit kader een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de Council of Europe Bank (CEB) voor de funding van Qredits. In 2019 is daarnaast een garantie verstrekt van € 25 mln aan de Bank Nederlandse Gemeenten voor de funding van Qredits.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Garantieregeling Aardwarmte

De garantieregeling Aardwarmte heeft als doel het afdekken van het financiële risico indien een boring van een put voor de toepassing van aardwarmte voor de borende partij minder oplevert dan verwacht. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Er wordt een premie van 7% gevraagd. De regeling richt zich zowel op gewone als diepe aardwarmte-projecten (dieper dan 3.500 meter).

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen Microkrediet Nederland 46.296 tot 1 april 2045
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening Energieonderzoek Centrum Nederland 78.154 tot en met 2026
Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening Pallas 41.702 tot 1 juli 2020

4. Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten

A. Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs – kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatienetwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZK is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZK het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

• Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.

Financieren

• Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

• Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

• Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

(Doen) uitvoeren

• Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet, mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie.

• Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009, waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

• Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

• Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

• Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

• Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

• Het op basis van de middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en internet verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

C. Beleidsconclusies

Uitvoering Actieplan Digitale Connectiviteit ligt op schema

In 2019 zijn de meeste acties uit het Actieplan Digitale Connectiviteit uitgevoerd. Zo is de Nota Mobiele Communicatie (Kamerstuk 24 095, nr. 478) gepubliceerd en zijn gesprekken gevoerd met meer dan 200 gemeenteambtenaren om het lokale beleid ten aanzien van mobiele en vaste internetverbindingen te stroomlijnen. Ten behoeve van dit laatste is tevens de website overalsnelinternet.nl gelanceerd. Ook is in de Nota Mobiele Communicatie nadere invulling gegeven aan het uitgifteleid van de 3,5 GHz-band. De Kamer is in december 2019 over de voortgang van het Actieplan geïnformeerd (Kamerstuk 26 643, nr. 654). De nog openstaande acties uit het Actieplan zullen in 2020 worden uitgevoerd. Zo vindt de multibandveiling in het tweede kwartaal van 2020 plaats. De Kamer wordt voor de zomer 2020 weer over de voortgang van het Actieplan Digitale Connectiviteit geïnformeerd als onderdeel van de voortgangsrapportage van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS).

Omzetting nieuwe Europese regels voor elektronische communicatie

Na publicatie van de herziening van het Europese telecomkader (Telecomcode) eind december 2018 is het wetsvoorstel ter implementatie van de Telecomcode volgens planning medio 2019 geconsulteerd. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in de tweede helft van 2020 worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Evaluatie Digital Trust Center

Het Digital Trust Center (DTC) is in januari 2018 gestart en kent als hoofdtaken informatie en advies geven aan niet-vitale bedrijven op het gebied van veilig digitaal ondernemen en het aanjagen van samenwerkingsverbanden. Eind 2019 heeft er een evaluatie plaats gevonden van het DTC. Deze evaluatie geeft een positief beeld van de resultaten van het DTC. De voor 2019 gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd en de stakeholders en partners zien duidelijk de toegevoegde waarde van het DTC. In (Kamerstuk 26 643, nr. 616) zijn de resultaten gemeld incl. het besluit de activiteiten van het DTC te continueren en de organisatie structureel in te bedden binnen het Ministerie van EZK.

Voortgangsrapportage Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software naar de Tweede Kamer

In het kader van de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software wordt gewerkt aan het bevorderen van het algehele niveau van digitale veiligheid van ICT-producten en diensten waaronder het Internet of Things. De roadmap geeft mede invulling aan de Nederlandse Cyber Security Agenda. Een voortgangsrapportage van de maatregelen in de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software is op 20 juni 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 26 643, nr. 618).

Europese Cyber Seurity Act van kracht geworden

In 2019 is de Europese Cyber Security Act van kracht geworden. Deze verordening creëert een Europees stelsel van cybersecurity-certificering voor ICT-producten, -diensten en -processen.

Publiekscampagne digitale veiligheid van slimme apparaten gestart

Om de weerbaarheid van consumenten te bevorderen, is in het najaar van 2019 een publiekscampagne gestart over de digitale veiligheid van slimme apparaten, ‘Doe je updates’. Informatie en handelingsperspectief wordt via sociale media de campagnesite doejeupdates.nl aan consumenten geboden. Deze campagne krijgt begin 2020 een vervolg.

Computer Security Incident Response Team van start gegaan. Op basis van de Wbni geldt er met betrekking tot EZK-sectoren een meldplicht van ict-incidenten en zorgplicht voor de vitale aanbieders uit de sectoren digitale infrastructuur en energie en voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners. Voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners is per 1 januari 2019 een Computer Security Incident Response Team (CSIRT) van start gegaan. De Kamer is hierover op 17 juni 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 26 643, nr. 616).

Parlement debatteert over het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft op 4 maart 2019 het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 35 153, nr. 2). Met dit wetsvoorstel krijgt de overheid de bevoegdheid om overnames in de Nederlandse telecommunicatiesector te verbieden dan wel terug te draaien indien deze overname een bedreiging vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. In de loop van 2019 is het Besluit veiligheid en integriteit van netwerken opgesteld en gepubliceerd (5 december 2019), alsmede het Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie geconsulteerd (19 december 2019). Dit heeft geleid tot aanpassing en nadere inkleuring van het wetsvoorstel, waarna de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer kon worden gestuurd. De Tweede Kamer heeft plenaire behandeling van het wetsvoorstel geagendeerd voor het voorjaar 2020.

Kengetal digitale economie

Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens 3% 6% 15% 35% 2022
  1. Bron: CBS

Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord door het CBS. Belangrijke graadmeter voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt (in huis en/of in de auto) en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Het percentage draagt bij aan het bepalen van een afschakeldatum voor de analoge FM.

EZK presenteert visie op toekomstig mededingingsinstrumentarium in relatie tot online platforms

We zien wereldwijd steeds meer grote online platforms ontstaan. EZK zet zich in voor het competitief houden van markten en voor eerlijke onderlinge verhoudingen tussen digitale platforms en ondernemers die daarvan gebruik maken. In 2019 is de Europese «platform-to-business» verordening (Verordening 2019/1150) gepubliceerd, die zorgt voor transparantie en effectieve geschilbeslechting in de relatie tussen platforms en ondernemers. Daarnaast heeft EZK in mei 2019 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met een voorstel om de mededingingsregels aan te laten sluiten bij deze ontwikkeling, met name door de introductie van een ex ante toezichtsinstrument voor platforms met een poortwachtersfunctie (Kamerstuk 27 879, nr. 71). Dit voorstel is ook door de Europese Commissie met interesse ontvangen. In de digitale strategie die de Europese Commissie op 19 februari 2020 heeft gepubliceerd, kondigt ze aan opties voor ex ante regelgeving voor poortwachtersplatforms te gaan verkennen en in het vierde kwartaal van 2020 met een voorstel te komen.58

Vooruitgang geboekt met uitvoering Consumentenagenda

Gekoppeld aan de opkomst van online platforms is het belangrijk dat consumenten geïnformeerde beslissingen kunnen nemen over de producten of diensten die ze afnemen en weten onder welke voorwaarden ze dit doen. In november 2019 heeft EZK een update van de Consumentenagenda uit oktober 2018 gepresenteerd (Kamerstuk 27 879, nr. 73). De update vermeldt de start van een bewustwordingscampagne voor consumenten over hun rechten en hoe ze die kunnen verwezenlijken. EZK werkt daarnaast samen met Nederlandse online platforms aan een overzicht met succesvolle praktijkvoorbeelden voor consumentenvertrouwen. In EU verband werkt EZK aan de introductie van minimale veiligheidseisen voor apparaten die draadloos met het internet verbonden zijn.

Publiekscampagne directe import gelanceerd

Om aandacht te vragen voor de risico’s die zijn verbonden aan directe import uit derde landen, is eind november een online campagne gelanceerd. De campagne probeert met name de jonge, kwetsbare consument bewust te maken van problemen die kunnen optreden met productveiligheid en consumentenbescherming indien zij direct uit derde landen bestellen.

Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven ingediend bij de Tweede Kamer

Als onderdeel van het stimuleren van een duurzame economie is de Wet Ruimte voor duurzaamheid naar de Kamer gestuurd zodat duurzaamheidsinitiatieven die anders op mededingingsbezwaren zouden zijn gestuit toch op een snelle en transparante manier in regelgeving kunnen worden omgezet (Kamerstuk 35 247, nr. 2). Hierdoor wordt bedrijven en maatschappelijke organisaties meer ruimte geboden om initiatieven op het gebied van duurzame economie en bedrijfsvoering te ontplooien.

EZK staat fusie PostNL/Sandd toe in belang van de postmarkt

Post heeft lange tijd een essentiële rol gespeeld, zowel in het sociaal-maatschappelijke verkeer als bij de ontwikkeling van de economie en het (inter)nationale handelsverkeer. Veranderende communicatiebehoeften en technologische ontwikkelingen zorgen echter al jaren voor een sterk dalende vraag naar brievenpost. De krimpende postmarkt zet de houdbaarheid van de postvoorziening in toenemende mate onder druk. Tegelijkertijd ontstaan, gedreven door e-commerce, parallelle netwerken waarmee goederen van A naar B worden vervoerd. Er is sprake van groeiende stromen van pakket- en levensmiddelenbezorging. Onderzoek van EZK wijst uit dat poststromen op termijn waarschijnlijk opgaan in een bredere bezorgmarkt, waar logistieke netwerken steeds verder verknoopt raken.

Totdat zich een brede bezorgmarkt heeft ontwikkeld, is er sprake van een transitiefase. Overheidsregulering en beleidskeuzes die in 2019 zijn gemaakt zijn er op gericht om de belangen van gebruikers en bedrijven in deze fase afdoende te beschermen, zodat iedereen de transitie naar een brede bezorgmarkt kan maken. Het verzoek van de twee landelijke spelers (PostNL en Sandd) om te fuseren en de goedkeuring daarvan door de Staatssecretaris van EZK past in deze toekomstvisie.

EZK kijkt naar rechtsbescherming bij aanbesteden

Op 12 juli 2019 zijn het onderzoek rechtsbescherming bij aanbesteden, inclusief de evaluatie van de Commissie van aanbestedingsexperts (verder: CvAE), en de voorgenomen beleidsmaatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 252, nr. 13) Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers aangeven dat de meerderheid van de aanbestedende diensten zich professioneel opstelt. Hier staat tegenover dat er ook een groep aanbestedende diensten is waarbij het functioneren van klachtenafhandeling en de rechtsbescherming als onvoldoende ervaren wordt. De ervaren problemen zien op (i) wij/zij denken tussen ondernemers en aanbestedende diensten, (ii) geringe impact van klachtafhandeling, (iii) rechtsverwerkingsclausules en (iv) beperkte mogelijkheden hoger beroep. De beleidsmaatregelen -aangevuld in de beantwoording van de Kamervragen van 29 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen 2019-2020, nr. 582) zien op verdere professionalisering van de aanbestedingspraktijk en klachtafhandeling op lokaal niveau, het inperken van het extreme gebruik van rechtsverwerkingsclausules en de functie van de CvAE. Daarnaast is een wetswijziging van de Aanbestedingswet 2012 voorzien waardoor er meer ruimte is voor rechterlijke toetsing, het hebben van een klachtenloket verplicht wordt en een nieuwe rol van de CvAE wordt vastgelegd. Voor de uitwerking van de maatregelen wordt ook gebruik gemaakt van de klankbordgroep rechtsbescherming.

Aangewezen instanties Metrologiewet voeren taken doeltreffend uit

Op basis van de Metrologiewet aangewezen instanties stellen vast of een meetinstrument voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt en geven dan een certificaat af waarmee de fabrikant toegang krijgt tot de markt. In Nederland zijn NMi-Certin B.V., Kalibra International B.V., SGS Nederland B.V., Kiwa B.V. en KEMA B.V. aangewezen. Het evaluatierapport van KWINK laat zien dat de aangewezen instanties in Nederland hun taken over het algemeen doeltreffend uitvoeren. KWINK geeft geen overkoepelend oordeel over de doelmatigheid van de aangewezen instanties, hetgeen vanwege de private status van deze instanties ook niet tot de opdracht behoorde. KWINK geeft wel aan dat er indicaties zijn dat de prijs-kwaliteitsverhouding voor conformiteitsbeoordelingen naar behoren is.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 197.904 193.012 212.076 200.563 265.347 197.060 68.287
Waarvan garantieverplichtingen
Waarvan overige verplichtingen 197.904 193.012 212.076 200.563 265.347 197.060 68.287
Uitgaven 200.072 194.204 208.677 201.785 251.492 196.389 55.103
Subsidies 900 600 488 236 517 400 117
Digitalisering regionale radio 900 600 488 0
Cyber security 236 517 400 117
Opdrachten 8.575 6.825 6.400 6.156 54.511 11.545 42.966
Onderzoek en Opdrachten 2.961 2.244 1.366 2.197 1.710 2.543 ‒ 833
PIANOo/TenderNed 1.040 477 69 0
Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid 4.574 4.104 4.965 3.795 6.204 6.347 ‒ 143
Digital trust centre 164 125 1.122 ‒ 997
Cyber security 901 1.533 ‒ 632
Terugbetaling boetes ACM 45.571 45.571
Bijdragen aan agentschappen 20.074 23.260 29.523 39.124 34.814 26.846 7.968
Agentschap Telecom 12.021 14.571 17.747 27.195 23.576 18.090 5.486
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 996 1.145 11.746 11.929 11.238 8.756 2.482
DICTU 7.057 7.544 30 0
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s 166.532 159.720 168.613 152.738 157.720 153.794 3.926
Metrologie 14.268 10.182 9.615 9.335 9.480 9.338 142
Raad voor Accreditatie 190 231 210 209 235 195 40
ACM 645 637 641 737 614 714 ‒ 100
CBS 151.429 148.670 158.147 142.457 147.391 143.547 3.844
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 3.991 3.799 3.653 3.531 3.931 3.804 127
Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) 1.234 1.144 1.172 1.124 1.157 1.130 27
Internationale organisaties 2.757 2.655 2.481 2.407 2.774 2.674 100
Ontvangsten 52.224 103.840 90.318 16.599 19.559 31.062 ‒ 11.503
Ontvangsten ACM 162 162 162 0
High Trust 31.880 30.568 71.143 15.194 17.486 30.200 ‒ 12.714
Diverse ontvangsten 20.344 73.272 19.175 1.243 1.910 700 1.210

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Agentschap Telecom

De hogere bijdrage aan het Agentschap Telecom € 5,4 mln betreft onder andere de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2019 van € 2,7 mln voor de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap en vanwege de centralisatie van de budgetten voor de toezichts- en inspectietaken van het agentschap is € 1,4 mln structureel overgeboekt van artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen naar artikel 1 Goed functionerende economie en markten.

Bij de 2e suppletoire begroting 2019 is de bijdrage met € 1,3 mln verhoogd voor onder andere een bijdrage voor de Algemene Verordening Gegevensvoorziening, loon en prijsbijstelling en een aanvullende opdracht voor 2019.

Uitgaven

Opdrachten

Terugbetaling boetes ACM

In 2017 heeft de ACM de NS een boete van € 41 mln opgelegd. In 2019 heeft de rechter in de beroepsprocedure die de NS hiertegen was gestart, de opgelegde boete vernietigd. De ACM heeft hierdoor in 2019 de NS inclusief rente € 42,5 mln moeten terugbetalen. Dit zou hebben geleid tot een negatieve stand van de boete-ontvangsten. In afstemming met het Ministerie van Financiën worden werkelijke boete-ontvangsten en terugbetalingen van boetes door de ACM apart verantwoord.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

De hogere bijdrage aan het Agentschap Telecom € 5,4 mln betreft o.a de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2019 van € 2,7 mln voor de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap en vanwege de centralisatie van de budgetten voor de toezichts- en inspectietaken van het agentschap is € 1,4 mln structureel overgeboekt van artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen naar artikel 1 Goed functionerende economie en markten.

Bij de 2e suppletoire begroting 2019 is de bijdrage met € 1,3 mln verhoogd voor onder andere een bijdrage voor de Algemene Verordening Gegevensvoorziening, loon en prijsbijstelling en een aanvullende opdracht voor 2019.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De hogere bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland betreft de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2019 van € 2,5 mln voor de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

CBS

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en realisatie van het CBS betreft loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

High Trust

De High Trust-ontvangsten bestaan voornamelijk uit door de ACM ontvangen boetes. Die fluctueren door de jaren heen. Dit komt onder andere door het aantal en de hoogte van door de ACM opgelegde boetes. De ACM is hierin volledig onafhankelijk.

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

A. Algemene doelstelling

Met het bedrijvenbeleid werkt EZK aan een uitmuntend concurrerend ondernemings- en vestigingsklimaat dat bedrijven stimuleert om duurzaam en innovatief te ondernemen. Nederland behoort tot de mondiale top 5 van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is tevens ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken in een wereld waarin digitalisering, verduurzaming en internationalisering nieuwe economische kansen bieden. Innovatie en duurzaam en succesvol ondernemerschap, zowel in het grootbedrijf als bij de verschillende type MKB-ondernemers in ons land, zijn cruciaal voor ons toekomstig verdienvermogen.

Om deze toppositie te handhaven en te versterken zet het kabinet in op het realiseren van de volgende vier strategische doelen:

1. Stimuleren van (duurzame) innovatie;

2. Versterken van het groei- en aanpassingsvermogen van bedrijven en in het bijzonder het Midden- en Kleinbedrijf (MKB);

3. Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private programma’s voor onderzoek, innovatie en menselijk kapitaal;

4. Waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie, onder meer in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en met een adequate overheidsdienstverlening voor ondernemers.

1) Stimuleren van (duurzame) innovatie

Innovatie is één van de belangrijkste bronnen voor economische groei en welvaart. Succesvolle innovaties creëren niet alleen economische toegevoegde waarde, maar bieden ook (deel)oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd, bijvoorbeeld op het gebied van medische zorg, watermanagement en duurzaam energie- en materiaalgebruik. Om bedrijven aan te zetten tot innovatie, stimuleert en financiert de overheid onderzoek en ontwikkeling (R&D) bij publieke kennisinstellingen en bedrijven. Het kabinet houdt vast aan de in Europees verband vastgelegde Nederlandse ambitie om een R&D-intensiteit van 2,5% van het BBP te realiseren (Kamerstuk 33 009, nr. 63). Investeren in R&D is echter geen doel in zichzelf, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land, naast een goed ondernemingsklimaat, een goede kennisinfrastructuur, kennissamenwerking, een goed werkende financieringsmarkt en het beschikbaar zijn van bekwaam personeel. Succesvol innoveren vereist bovendien niet alleen technologische vernieuwing, maar ook investeringen in software en databases, nieuwe verdienmodellen, organisatorisch en menselijk kapitaal en nieuwe logistieke concepten. Met de klimaatambities van het kabinet zal innovatie zich ook nadrukkelijk gaan richten op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie in 2050.

2) Versterken van groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

Marktdynamiek en concurrentievermogen zijn gebaat bij een grote verscheidenheid aan bedrijvigheid in zowel grootbedrijf als MKB. Het MKB kent ook deze grote verscheidenheid. Zo behoren tot het MKB ondermeer grote, kennisintensieve en multinationaal opererende ondernemingen, maar ook kleine bedrijven, startende bedrijven, éénpitters die vooral (flexibel) hun arbeidsinzet leveren, en ook het «brede» reguliere MKB zoals in de detailhandel.

Het Nederlandse MKB staat er, naar internationale maatstaven gemeten, goed voor, maar er komt veel op deze bedrijven af. De economie is in transitie door de voortgaande digitalisering, internationalisering en verduurzaming van productie en consumptie. Dat stelt nieuwe en extra eisen aan de wendbaarheid en het aanpassingsvermogen van het MKB. Door hun beperkte schaalgrootte worden zij voor extra uitdagingen gesteld, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van financiering, of het toepassen van (nieuwe) regelgeving en technologie.

In het MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 316) heeft het kabinet voor het MKB een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het MKB. Het doel daarvan is om de aanpassing van de verschillende soorten MBK-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen, onder meer bij de digitale transitie van de economie. In de Nationale Digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 26 643, nr. 541) streeft het kabinet er naar om digitale koploper van Europa te worden. Nederland moet zich ontwikkelen als proeftuin op het gebied van digitale innovatie.

3) Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

Voor innovatie en vernieuwend ondernemerschap is de benutting en toepassing van wetenschappelijke kennis en nieuwe technologie één van de belangrijkste voorwaarden. Het maatschappelijk rendement van publiek gefinancierde onderzoeksinstellingen kan worden vergroot door bedrijven en kennisinstellingen meer te laten samenwerken bij de uitvoering van onderzoek; in het bijzonder op het terrein van de maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën. Niet alleen de ondernemer en zijn omgeving staat daarom centraal in het bedrijvenbeleid, maar ook het stelsel van toegepast onderzoek en de interactie en publiek-private onderzoeksamenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden (nationaal, regionaal en Europees) in het relevante innovatienetwerk. Daartoe faciliteert EZK met het bedrijvenbeleid ook een responsief stelsel van (toegepast) onderzoek.

In de brief «Naar missiegedreven innovatie met impact» (Kamerstuk 33 009, nr. 63) heeft het kabinet de vernieuwde aanpak van de topsectorenaanpak uiteengezet. De publiek-private R&D-samenwerking in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) hebben er de afgelopen jaren toe geleid dat met publieke kennisinvesteringen additionele private kennisinvesteringen en cofinanciering zijn gerealiseerd. Door deze PPS-werkwijze zijn de beschikbare publieke en private investeringen voor onderzoek en ontwikkeling toegenomen. Met de nieuwe aanpak geeft het kabinet aan die hefboom een nieuwe impuls.

4) Het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie, onder meer in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en een adequate overheidsdienstverlening voor ondernemers.

Om ondernemers de ruimte te geven om succesvol te kunnen ondernemen en hun positie zowel regionaal, nationaal als internationaal te versterken biedt EZK (veelal samen met andere departementen) verschillende publieke diensten aan. De geboden informatie en dienstverlening is veelzijdig: van informatie over wetgeving, belastingregels en maatschappelijk verantwoord ondernemen tot subsidies en directe (financiële) ondersteuning bij regionale en (inter)nationale activiteiten van ondernemers uit binnen- en buitenland. Toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige publieke diensten verhogen de kwaliteit van het ondernemerschap en bespaart ondernemers kostbare tijd. Om de (hoge) kwaliteit van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat op peil te houden werkt EZK nauw samen met haar internationale, Europese en regionale partners en andere vakdepartementen. Hierbij besteedt het kabinet aandacht voor het vergroten van experimenteerruimte in wet- en regelgeving, betere regelgeving en het wegnemen van belemmeringen voor innovatie (Kamerstuk 32 637, nr. 314).

B. Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de vier hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

In dit begrotingsartikel ligt de nadruk, zoals aangegeven, op overheidsinterventies met financiële gevolgen voor de begroting. Naast financiële interventies spelen in het Bedrijvenbeleid echter ook niet-financiële interventies een belangrijke rol bij het realiseren van de strategische doelen, bijvoorbeeld op het terrein van wet- en regelgeving, maar ook en vooral bij het organiseren van publiek-private samenwerking (bijvoorbeeld binnen de vernieuwde topsectoren aanpak en op regionaal niveau). Niet alleen de ondernemer en zijn omgeving staat centraal in het beleid, maar ook de interactie en publiek-private samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden in het relevante innovatienetwerk (innovatiesysteem- en systeemperspectief).

Stimuleren van (duurzame) innovatie
Versterken van groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB
Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking
Het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie, onder meer in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en een adequate overheidsdienstverlening voor ondernemers.

Stimuleren van (duurzame) innovatie

De Minister stimuleert een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven door:

  1. private investeringen in R&D onder meer te bevorderen via de WBSO en het inrichten van een effectief en efficiënt werkend stelsel van intellectueel eigendom;
  2. samen met de provincies de R&D-samenwerking in het midden- en kleinbedrijf binnen de Topsectoren te stimuleren via de regeling MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT);
  3. internationale samenwerking op het terrein van R&D te faciliteren, onder meer via Internationaal Innoveren en Eurostars;
  4. cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;
  5. het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;
  6. samen met de (regionale) partners van het «Techniekpact» te zorgen voor voldoende technisch personeel;
  7. in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waardeketens van het Nederlands bedrijfsleven.

Daarnaast heeft de Minister ook een uitvoerende rol bij het verlenen van Nederlandse octrooien volgens de in de Rijksoctrooiwet 1995 geformuleerde voorwaarden. Naast stimulering van private investeringen in R&D richt deze zich ook op valorisatie van publiek gefinancierde kennis.

Versterken van groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

De Minister stimuleert het groei- en aanpassingsvermogen van bedrijven en in het bijzonder het MKB door:

  1. het versnellen van de toepassing van digitalisering door het MKB via de programma’s «versnelling digitalisering MKB», «smart industry» de verlenging van de «retailagenda» en het identificeren en helpen opschalen van (regionale of sectorale) best practices op het gebied van digitalisering;
  2. het versterken van de samenwerking tussen het MKB en HBO/MBO-instellingen, zodat de toegang tot personeel verbetert en het toezien op belangrijke hervormingen van de arbeidsmarkt als het gaat om de in het Regeerakkoord aangekondigde aanpassing van de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte;
  3. de toegang tot financiering te verbeteren door nieuwe financieringsinitiatieven (formules) als overheid actief te stimuleren zoals «financieringstafels» en «fintech», door garant te staan voor in de kern gezonde bedrijven en door het verbeteren van toegang tot (risico)kapitaal in cruciale fases in de levenscyclus van bedrijven;
  4. het aanbieden van een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast wordt gewerkt aan de oprichting van Invest-NL. Dit om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken;
  5. eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken, gedragscodes of regelgeving (corporate governance, franchise, betaalme.nu);
  6. MKB-ondernemers beter bij wet- en regelgeving betrekken via MKB-toets waarvoor in de zomer van 2018 een platform wordt ingesteld en het toegankelijker maken van aanbestedingen voor het MKB via de actieagenda «beter aanbesteden»;
  7. het inschakelen van de Nederlandse industrie en instituten bij de productie en ontwikkeling van militair materieel (industriële participatie).

Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

De Minister van EZK en de bewindspersonen van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast, praktijkgericht en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door:

  1. de TO2-instituten TNO (inclusief ECN per 1 april 2018), Deltares, Marin en NLR te financieren.
  2. gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW (voorheen STW) subsidieert.

Sinds de oprichting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de Minister van LNV verantwoordelijk voor de aansturing van het onderzoek van Wageningen Research. De Minister van LNV verleent de subsidie aan dit instituut in overleg met de Minister van EZK vanuit diens systeemverantwoordelijkheid voor toegepast onderzoek.

Daarnaast heeft de Minister een stimulerende rol met:

  1. de PPS-toeslag, voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s);
  2. de financiële bijdrage aan het ruimtevaartbeleid, met name in Europees verband.

Tot slot heeft de Minister een regisserende rol bij het tot stand komen van publiek-private samenwerking binnen het bedrijvenbeleid.

Waarborgen van goede randvoorwaarden in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en excellente overheidsdienstverlening voor ondernemers.

De Minister biedt overheids- en informatiediensten aan ter ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door:

  1. toegang tot overheidsdiensten (financieel en/of door middel van kennis) via:

    (a) de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

    (b) het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; en

    (c) het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van topsectoren, ondernemers en kennisinstellingen uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D en innovatie-ambities;

  2. samenwerking met de relevante regionale netwerken en partners.
  3. informeren en ondersteunen van ondernemers (van het starten van een bedrijf tot het vinden van een opvolger) via de Kamer van Koophandel (KvK).
  4. het regisseren en uitvoeren van het Programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018–2019».

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidsconclusies

Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken en onze welvaart duurzaam veilig te stellen voor de toekomstige generaties in een wereld die sterk in beweging is. Dat blijkt ook uit de voortgang op de hieronder verder toegelichte positie op ranglijsten en beleidsinitiatieven.

Nederland voor het eerst meest concurrerende economie in Europa

Nederland staat in 2019 op de vierde plaats op de ranglijst van meest concurrerende economieën. Dit blijkt uit de jaarlijkse ranglijst van het Global Competitiveness Report die is opgesteld door het World Economic Forum (WEF). Nederland is hiermee de meest concurrerende economie in Europa en is Zwitserland voorbijgestreefd. De Nederlandse economie is volgens de WEF veel wendbaarder geworden door een ondernemende cultuur, platte organisaties en groei van innovatieve bedrijven.

Omvang middelen publiek-private samenwerkingsprojecten neemt verder toe

Voor innovatie en daarmee economische groei is de ontwikkeling, kwaliteit, en benutting van wetenschappelijke en toegepaste kennis een van de belangrijkste voedingsbronnen. Het draait hierbij om kenniscreatie en kennisdiffusie. Het verspreiden en delen van kennis vindt onder meer plaats als publieke kennisinstellingen samenwerken met bedrijven bij het programmeren en uitvoeren van onderzoek en innovatie. De omvang van de publiek-private R&D-samenwerking (PPS) die plaatsvindt binnen het kader van Topconsortia voor Kennis & Innovatie (TKI’s) blijft zich positief ontwikkelen. De omvang van de middelen voor PPS-projecten bedroeg in 2018 ongeveer € 1.282 mln, ruim € 700 mln meer dan in 2013 en ongeveer € 75 mln hoger dan in 2017. Voorlopige resultaten over 2019 komen later dit jaar beschikbaar en worden gepresenteerd in de begroting van EZK voor 2021.

Gunstiger beeld Nederlandse R&D-positie door revisie R&D-statistiek

Een doelstelling van het kabinet is om de R&D-inspanningen in Nederland op 2,5 % van het bbp te brengen. Volgens voorlopige cijfers van het CBS bedroegen de totale R&D-uitgaven in Nederland in 2018 2,16 % van het bbp. Door een revisie van de R&D-statistiek door het CBS, ingegeven door wijzigingen in de internationale richtlijnen voor het samenstellen van de R&D-statistiek (OECD, Frascati Manual 2015), scoort Nederland nu aanzienlijk hoger bij de R&D-uitgaven. Eerder werd nog uitgegaan van een niveau van 1,99 % van het bbp in 2017 voor de totale R&D-uitgaven. Een belangrijk instrument dat zich direct richt op R&D-bevordering is de WBSO. Dit instrument is in 2018-2019 geëvalueerd59. De evaluatie duidt op doeltreffendheid en op kostenefficiëntie wat betreft de uitvoeringskosten van het instrument. De onderzoekers schatten in dat de economische baten van de WBSO groter zijn dan de economische kosten, mede vanwege de spillovereffecten die aan R&D verbonden zijn.

Invulling instrumentarium voor verduurzaming industrie

In het Regeerakkoord heeft het kabinet in navolging van het internationale Klimaatakkoord van Parijs in 2015 een ambitieus klimaatdoel gesteld: een reductie van 49 % broeikasgasemissies in 2030 ten opzichte van 1990. Voor de industrie geldt het indicatieve doel van 59 % reductie. Volgens het CBS is in 2018 een reductie van 30 Mton CO2-equivalanten (34%) gerealiseerd ten opzichte van 1990. In het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 is afgesproken dat de industrie de uitstoot richting 2030 met indicatief 19,4 Mton CO2-equivalenten verder moet reduceren. Daarvan volgt 5,1 Mton uit het Energieakkoord 2013 en 14,3 Mton uit het Klimaatakkoord. Om deze opgave te realiseren zet het kabinet complementaire instrumenten in die het aanbod van schone technologie voortstuwen (o.a. met missiegedreven innovatieprogramma’s). Het kabinet zorgt ook voor bevordering van de vraag ernaar, onder meer door de introductie van een nationale CO2-heffing in 2021. Voor demonstratie, uitrol en opschaling van emissiereducerende technologie in de industrie verbreedt het kabinet de DEI- en de SDE+-regelingen (zie beleidsartikel 4). De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het interdepartementale programma Circulaire Economie draagt hier mede aan bij.

Eerste resultaten MKB-actieplan

In het MKB-actieplan heeft het kabinet in 2018 voor het mkb een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, de toepassing van innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het mkb. Het doel van het MKB-actieplan is om de aanpassing van de verschillende soorten mkb-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen, onder meer bij de digitale transitie van de economie. Op 11 juli 2019 is de eerste voortgangsrapportage van het MKB-actieplan gepresenteerd (Kamerstuk nr. 32 637, nr. 379). In deze rapportage is de voortgang weergegeven op alle acties en maatregelen uit het MKB-actieplan, zoals bijvoorbeeld de start van MKB!dee, de regionale Smart Industry Hubs en de MKB-werkplaatsen voor de digitalisering van het brede mkb. De conclusie is dat er reeds veel resultaat geboekt is en er ook nog veel op de rol staat voor de komende jaren. Er wordt gewerkt aan een verdere monitoring van het MKB-actieplan, waarvan dit jaar de eerste uitkomsten worden verwacht.

Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid: missies en meerjarenprogramma’s sleuteltechnologieën vastgesteld

Het kabinet heeft in april 2019 (Kamerstuk nr. 33 009, nr. 70) 25 missies binnen vier maatschappelijke thema’s (Energietransitie en duurzaamheid; Landbouw/water/voedsel; Gezondheid en zorg; Veiligheid) geformuleerd om richting te geven aan de gezamenlijke innovatieprogrammering van bedrijven en kennisinstellingen in de negen Topsectoren. De missies richten zich op meer gezonde levensjaren, voldoende schoon water en veilig voedsel, minder uitstoot van broeikasgassen, betaalbare duurzame energie en een veilig Nederland om in te wonen en te werken. Daarnaast is er een plan van aanpak uitgewerkt om voor sleuteltechnologieën meerjarenprogramma’s op te stellen, zoals in 2018 is aangekondigd. In 2019 is vervolgens een porfolio van Meerjarenprogramma’s sleuteltechnologieën uitgewerkt door de industrie en kennisinstellingen en deze vormt de basis voor de Kennis- en innovatieagenda sleuteltechnologieën. Nieuwe innovatieve toepassingen en ook sleuteltechnologieën vormen de technologische (kennis)basis voor de vernieuwing op al deze maatschappelijke terreinen. De toepassing van deze nieuwe technologieën maken oplossingen mogelijk die nu niet voor handen zijn. De komende tijd zal verder gewerkt worden aan het in beeld brengen van de voortgang van dit beleid rond missies en sleuteltechnologieën.

Acties in het kader van de Nederlandse digitaliseringsstrategie zijn gestart

In 2019 heeft het kabinet de ‘NDS 2.0’ naar de Kamer gestuurd. Hierin is de voortgang van de Nederlandse digitaliseringstrategie opgenomen. Ook zijn er een zestal prioriteiten benoemd, waaraan een extra impuls wordt gegeven: kunstmatige intelligentie, digitale overheid, data, digitale vaardigheden & inclusie, digitale connectiviteit en digitale weerbaarheid. Eén van de gerealiseerde acties in 2019 is de lancering van het strategisch actieplan AI (SAPAI) en de AI coalitie. In het actieplan zijn acties opgenomen om de kansen van AI op verantwoorde wijze te benutten. Inmiddels zijn ruim 200 organisaties lid van de AI-coalitie.

Kennis- en innovatieagenda Cybersecurity uitgewerkt en van start gegaan

Het jaar 2019 heeft voornamelijk in het teken gestaan van het proces rond de uitwerking van een Kennis- en innovatieagenda voor het onderwerp Cybersecurity, binnen de missie gedreven aanpak Topsectoren. Er zijn prioritaire thema’s vastgesteld die in de publiek private aanpak zullen worden uitgewerkt. Vervolgens zijn er drie analyses uitgevoerd. Het betrof een analyse naar de sterktes en zwaktes van het kennisveld rond cybersecurity in Nederland, een analyses rond de werking van de valorisatieketen van cybersecurity en er is een behoefteanalyse gemaakt door het cybersecurity bedrijfsleven. Tot slot hebben de deelnemende ministeries, onder leiding van EZK, een besluit genomen over de ontwikkeling van een nieuw samenwerkingsplatform waarbinnen de concrete uitwerking van de KIA thema’s, vanuit een keten georiënteerde en thematische aanpak worden uitgewerkt. Uit het beschikbare budget hebben er diverse impulsen ter versterking van de nationale kennisbasis plaatsgevonden middels onderzoekscalls in samenwerking met NWO, TNO, bedrijfsleven en andere departementen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 1.654.654 1.555.400 1.745.131 2.135.414 ‒ 390.283
Waarvan garantieverplichtingen 805.621 714.964 814.748 1.300.000 ‒ 485.252
Waarvan overige verplichtingen 849.033 840.436 930.383 835.414 94.969
Uitgaven 843.401 875.705 913.165 937.668 ‒ 24.504
Subsidies 97.343 91.402 102.042 146.319 ‒ 44.277
Lucht- en Ruimtevaart 1.587 107 0 0
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) 15.818 14.036 15.496 34.747 ‒ 19.251
Eurostars 13.325 15.432 16.530 17.958 ‒ 1.428
Bevorderen Ondernemerschap 7.465 12.058 18.367 14.301 4.066
Groene Groei en Biobased Economy 1.147 131 8 0 8
Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG 37.356 31.016 24.709 27.464 ‒ 2.755
Bijdrage aan ROM's 5.375 4.956 5.661 5.507 154
Verduurzaming industrie 8.216 12.588 43.900 ‒ 31.312
Startup-beleid 3.637 3.637
Urgendamaatregelen industrie 386 386
Invest-NL 1.010 1.010
Overige subsidies 15.270 5.450 3.650 2.442 1.208
Garanties 58.916 51.190 52.121 56.892 ‒ 4.771
BMKB 34.818 22.176 23.682 36.375 ‒ 12.693
Storting reserve BMKB 11.147 21.676 16.877 16.877
Groeifaciliteit 4.216 483 2.017 8.772 ‒ 6.755
Storting reserve Groeifaciliteit 2.144 4.466 1.767 1.767
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 1.610 109 3.245 11.745 ‒ 8.500
Storting reserve GO 4.940 2.060 4.098 4.098
Storting reserve MKB Financiering 41 220 435 435
Opdrachten 29.971 17.708 13.989 19.578 ‒ 5.589
Onderzoek en opdrachten 4.255 4.245 3.655 3.898 ‒ 243
Caribisch Nederland 190 2.725 976 1.237 ‒ 261
ICT beleid 16.834 7.488 4.863 5.871 ‒ 1.008
Regeldruk 735 901 1.380 2.206 ‒ 826
Mainport Rotterdam 7.537 0 0
Regiekosten regionale functie 263 261 94 650 ‒ 556
Invest-NL 157 1.009 381 0 381
Cyber security 2.209 3.216 ‒ 1.007
Small Business Innovation Research 1.079 431 2.500 ‒ 2.069
Bijdragen aan agentschappen 107.074 97.132 100.232 94.099 6.133
Bijdrage RVO.nl 98.351 89.754 91.771 78.499 13.272
Bijdrage Agentschap Telecom 3.240 1.880 474 1.949 ‒ 1.475
Bijdrage Logius 2.672 706 700 887 ‒ 187
Invest-NL 2.811 4.792 7.287 12.764 ‒ 5.477
Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s 268.831 314.877 321.274 296.809 24.465
Bijdrage aan TNO 138.926 160.517 171.636 152.551 19.085
Kamer van Koophandel 109.969 128.721 124.494 120.821 3.673
NWO TTW 19.936 25.639 25.144 23.437 1.707
Bijdragen aan medeoverheden 2.045 0 5.000 0 5.000
Sterke Regio's en Nota Ruimte 2.045 5.000 0 5.000
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 279.221 303.396 318.506 323.971 ‒ 5.465
Internationaal Innoveren 36.499 40.990 35.978 46.336 ‒ 10.358
PPS-toeslag 100.804 123.069 144.922 142.950 1.972
TO2 (exclusief TNO) 32.348 42.181 48.914 45.355 3.559
Topsectoren overig 31.193 13.393 1.897 6.285 ‒ 4.388
Ruimtevaart (ESA) 66.599 70.480 73.878 68.610 5.268
Bijdrage NBTC 8.694 8.860 9.036 8.860 176
Bijdragen organisaties 3.084 4.423 3.881 5.575 ‒ 1.694
Ontvangsten 134.101 119.980 121.961 113.157 8.804
BMKB 37.316 35.017 37.196 33.000 4.196
Groeifaciliteit 5.510 4.099 3.012 8.000 ‒ 4.988
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 9.132 7.764 7.762 13.000 ‒ 5.238
Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) 178 0
Onttrekking reserve GSF 10.136 0
MKB Financiering 41 220 435 435
Luchtvaartkredietregeling 13.507 7.052 2.879 9.906 ‒ 7.027
Rijksoctrooiwet 40.260 40.839 46.811 36.312 10.499
Eurostars 1.629 586 7.724 5.094 2.630
F-35 2.009 2.289 2.755 5.000 ‒ 2.245
Diverse ontvangsten 14.383 22.114 13.384 2.845 10.539
  1. Artikel 2 in deze vorm is voor het eerst verschenen in de begroting 2017.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

De garantieverplichtingen zijn voor ca. € 462 mln niet benut. Dit is het saldo van een onderbenutting van € 485 mln op de garantieverplichtingen en stortingen in de begrotingsreserves van € 23,2 mln.

De onderbenutting van ca. € 485 mln betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB ‒ € 227,5 mln; Groeifaciliteit ‒ € 93,7 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering ‒ € 359,1 mln en hogere garantieverplichtingen voor MKB-financiering € 195 mln. In het kader van MKB-financiering is namelijk een garantie verstrekt van € 200 mln ten behoeve van het NESEC Shipping Debt Fund. Een garantie van € 5 mln aan de Council of Europe Bank ten behoeve van de funding van Qredits, was voor 2019 geraamd, maar zal in 2020 worden afgerond.

Daarnaast werden enkele stortingen verricht in de begrotingsreserves van de garantieregelingen voor in totaal een bedrag van € 23,2 mln. Dit betrof de volgende bedragen: BMKB (€ 16,9 mln), Groeifaciliteit (€ 1,8 mln), Garantie Ondernemingsfinanciering (€ 4,1 mln); MKB-financiering (€ 0,4 mln).

Naast de onderuitputting op de garantieverplichtingen zijn de belangrijkste mutaties ten opzichte van het geraamde verplichtingenbudget:

Overige verplichtingen

Naast de garantieverplichtingen is per saldo voor ca. € 72 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn:

  1. In 2019 werd de subsidie van in totaal € 35 mln voor een periode van vier jaar aan Techleap.NL verstrekt voor het nieuwe programma dat bestaat uit een expertisecentrum voor het ecosysteem en een groeiprogramma om de groei van potentiële scale-ups te bevorderen.
  1. Na oprichting van Invest-NL in december 2019 is de subsidie voor de ontwikkeltaak in 2020 van € 10 mln aan Invest-NL gecommitteerd.
  1. Ophoging van het verplichtingenbudget van TNO met € 24,2 mln. Dit komt met name door een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van SZW voor het Kennisontwikkelingsprogramma Werkgeversinterventies Arbeidsintegratie, kennisontwikkeling van de Inspectie SZW door TNO en het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden, een bijdrage van € 2,4 mln van het Ministerie van J&V voor de programmalijnen crisisbeheersing en intelligence en werkzaamheden op het beleidsterrein van J&V, € 1 mln voor de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13), een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van BZK als aanvulling op het GIP programma 2019, € 4,2 mln aan loon- en prijsbijstelling en een verhoging van € 4,4 mln ten behoeve van de opdrachtverlening voor 2020.
  1. Een verhoging van het budget voor de PPS-toeslag met € 23,1 mln. Dit betrof een ophoging met € 11,1 mln ten behoeve van een project uit 2018 dat niet meer in 2018 verleend kon worden. Dit budget uit 2018 ad € 11,1 mln is daarom opnieuw toegevoegd aan de begroting 2019. Daarnaast is een verhoging van het verplichtingenbudget doorgevoerd van € 8,3 mln omdat hogere verplichtingen werden verwacht op basis van het private commitment in 2018. Tot slot is € 2,9 mln prijsbijstelling uitgekeerd.

Uitgaven

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds ten behoeve van de decentrale uitvoering van de MIT van in totaal € 20,5 mln. Daarnaast droeg het Ministerie van LNV van € 0,4 mln bij ten behoeve van MIT-haalbaarheidsprojecten voor visserij.

Verduurzaming Industrie

De lagere realisatie dan begroot wordt grotendeels verklaard door een overheveling van budget naar RVO voor ondersteuning en uitvoeringskosten van diverse subsidieregelingen (€ 3,8 mln), een budgetoverheveling naar beleidsartikel 4 voor de Programmatische aanpak waterstof (€ 10 mln), een overheveling naar beleidsartikel 4 ten behoeve van een specifieke maatregel voor de Industrie in het kader van Urgenda (€ 11 mln) en onderuitputting als gevolg van een tegenvallend beroep op de subsidieregeling DEI+ voor de Industrie en de Topsector Energiestudies regeling voor pre-engineering en haalbaarheidsonderzoek ter bevordering van CCS- projecten. Dit heeft onder andere te maken met de éénjarige bestedingseis die voor deze regelingen in 2019 nog gold en projecten die vertraging opliepen vanwege de stikstofproblematiek.

Garanties

De schadedeclaraties voor de BMKB vielen fors lager uit dan de raming in de begroting vanwege het lage aantal faillissementen. Hierdoor was het mogelijk om € 16,9 mln als saldo van ontvangsten, schadedeclaraties en beschikbare begrotingsmiddelen af te storten in de begrotingsreserve BMKB. Ook voor de Groeifaciliteit (GF) en de Garantieondernemingsfinanciering (GO) werden nauwelijks schades gedeclareerd, respectievelijk € 6,8 mln en € 8,5 mln lager dan geraamd. Hierdoor kon voor de GF € 1,8 mln en voor de GO € 4,1 mln worden gestort in de begrotingsreserves. Voor de garanties MKB-financiering werd € 0,4 mln gestort in de begrotingsreserve.

Opdrachten

Caribisch Nederland

Dit budget is ingezet voor de beleidondersteunende unit bij het Rijkskantoor Caribisch Nederland (RCN) op Bonaire. Daarnaast is een opdracht verstrekt aan CBS voor het verrichten van de zogenaamde additionele statistieken op het gebied van BBP, werk en inkomen. Deze statistieken zijn een belangrijke input voor het economisch en sociale beleid op de eilanden. Tenslotte verricht CBS in opdracht van EZK een zogenaamde exit survey onder vertrekkende toeristen.

Naast deze uitgaven is in het kader van Bevorderen Ondernemerschap (in de categorie subsidies) een subsidie verstrekt aan de Kamer van Koophandel van Sint Eustatius en Saba die een belangrijke rol speelt in het stimuleren van ondernemerschap op Caribisch Nederland. Omdat de Kamer door de kleine schaal van de eilandeconomie niet over voldoende financiële middelen beschikt om een goed functioneren te waarborgen, verstrekt EZK een jaarlijkse subsidie ter grootte van ca. € 0,1 mln. Daarnaast verstrekte EZK eenmalig een subsidie van circa € 0,4 mln aan de Kamer van Koophandel Bonaire voor de aanschaf van een nieuw Handelsregister IT-systeem voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De noodzaak hiertoe hangt samen met een op handen zijnde wijziging van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES en de Handelsregisterwet 2009 BES, en het feit dat het huidige Handelsregister IT-systeem sterk verouderd is. Een goed functionerend Handelsregister IT-systeem is voor beide KvK’s nodig om de wettelijke taken te kunnen uitvoeren.

Bijdragen baten lasten diensten

RVO

Dit betreft de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling van € 2,2 mln. Ook werd in de suppletoire begrotingen voor € 13,5 mln budget beschikbaar gesteld voor een uitvoeringsopdracht aan RVO in 2019 voor onder meer de uitvoeringskosten voor: de transitieagenda en uitvoeringsprogramma circulaire economie in de maakindustrie, Green Deals, Maatschappelijk verantwoord Inkopen (MVI), Eureka, Programma verduurzaming industrie, MKB!dee, Nationaal Landingspunt, Startup Delta, Ideas from Europe, Fast Lane, Hannover Messe, Holland Lounge en Ruimte in regels. Daarnaast werd € 2,5 mln overgeheveld naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de kosten van lokaal personeel van het Innovatie Attaché Netwerk.

Invest-NL

In 2019 werd € 5,5 mln minder uitgegeven aan Invest-NL in opbouw. Dit betrof een lagere bijdrage van € 3,7 mln voor de ontwikkel- en financieringstaak omdat de organisatie van Invest-NL nog in opbouw was. Daarnaast is € 1,7 mln minder ter beschikking gesteld voor de transitiekosten samenhangend met Invest-NL en de instelling voor internationale financieringsactiviteiten omdat het zwaartepunt van de transitiekosten ligt bij de overgang van medewerkers en regelingen van RVO naar de internationale investeringsinstelling die op een later moment zal plaatsvinden.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO

Dit komt met name door een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van SZW voor het Kennisontwikkelingsprogramma Werkgeversinterventies Arbeidsintegratie, kennisontwikkeling van de Inspectie SZW door TNO en het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden, een bijdrage van € 2,4 mln van het Ministerie van J&V voor de programmalijnen crisisbeheersing en intelligence en werkzaamheden op het beleidsterrein van J&V, € 1 mln voor de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13), een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van BZK als aanvulling op het GIP programma 2019 en € 4,2 mln aan loon- en prijsbijstelling.

Bijdrage aan medeoverheden

Sterke Regio’s

In het kader van de Regionale Investeringssteun Groningen is een specifieke uitkering verstrekt aan de provincie Groningen van € 5 mln.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Internationaal Innoveren

Dit betreft een verlaging van het budget vanwege een lagere uitfinanciering op de reeds aangegane verplichtingen (€ 8,4 mln) en een overboeking naar de bijdrage aan TNO en NLR van elk € 1 mln ten behoeve van de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13).

Ruimtevaart

Overeenkomstig de motie Amhaouch (Kamerstuk 24 446, nr. 68) is de € 5 mln voor economische ontwikkeling en technologie ingezet voor een verhoging van de Nederlandse inschrijving in ESA-programma’s tijdens de ministeriële ESA-conferentie in november 2019.

Kengetallen

Strategisch doel 1 Stimuleren van (duurzame) innovatie

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT 707 662 1.206 1.287 1.434 1.407 1.6921
Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln) 26 61 86 83 96 102 112
Eurostars RVO.nl
Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars 49 20 69 75 72 72 68
waarvan bedrijven 37 13 50 52 49 55 43
waarvan hightech MKB (%) 81% 100% 96% 90% 98% 93% 88%
Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln) 13 7 32 28 30 36 30
Horizon2020 RVO.nl/EC
Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020 1.544 449 712 984 1.388 1.576 1.8532
waarvan bedrijven 1.185 298 500 713 1.003 1.148 1.378
Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro) 3.403 538 1.016 1.644 2.272 3.026 4.001
waarvan bedrijven (%) 21% 31% 28% 25% 27% 26% 25%
Retourpercentage voor Nederland (%) 7,5% 8,1% 7,7% 7,5% 7,6% 7,6% 7,7%
WBSO RVO.nl
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO 22.640 22.974 22.980 22.330 21.265 20.279 20.046
Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln) 3.917 3.997 3.868 3.930 4.008 4.042 4.291
Verduurzaming industrie Emissie-registratie
Broeikasgasemissies voor industrie inclusief afval (Mton CO2-eq) 56,9 55,8 56,4 56,5 57,5 56,8 n.n.b.
  1. De realisatiecijfers van de MIT over 2019 betreffen voorlopige cijfers. In de ontwerpbegroting 2021 zullen de definitieve cijfers over 2019 worden opgenomen.
  2. De realisatiecijfers zijn cumultief en gebaseerd op peilmoment december 2019.

Strategisch doel 2 Versterken groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

BMKB RVO.nl
Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln1 309 335 401 591 502 527 538
Totaal aantal verstrekte garanties 1.983 1.949 2.545 3.688 3.299 3.094 2.751
Groeifaciliteit RVO.nl
Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln 8 32 19 37 21 19 10
Totaal aantal verstrekte garanties 16 20 14 17 8 10 9
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) RVO.nl
Verstrekte garanties GO, x € 1 mln 103 82 137 58 91 56 45
Totaal aantal verstrekte garanties 51 39 76 36 80 54 31
Qredits Qredits
Aantal verstrekte kredieten 1.020 1.192 1.373 1.750 2.238 3.557 4.245
  1. Deze cijfers wijken af van de realisatiecijfers die de afgelopen jaren zijn gepresenteerd. De afgelopen jaren werd 100% van het gerealiseerde borgstellingskrediet gerapporteerd, terwijl de borgstelling van de Staat 90% van het borgstellingskrediet afdekt. Vanaf heden wordt daarom 90% van het borgstellingskrediet als realisatie gerapporteerd. Dit is met terugwerkende kracht ook voor de voorgaande jaren gecorrigeerd.

Strategisch doel 3 Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

TKI's RVO.nl/TKI’s
Omvang middelen PPS-programma’s TKI (x € 1 mln) 571 814 970 1.060 1.207 1.282 n.n.b.1
waarvan private middelen (%) 35% 44% 49% 48% 46% 45% n.n.b.
TO2
Klanttevredenheid Deltares 8 7,9 8,7 8,6 8,2 8,7 9,2 Deltares
Klanttevredenheid Marin 8,8 9 8,8 8,9 8,6 8,8 8,6 Marin
Klanttevredenheid NLR 8,5 8,7 8,8 8,7 8,7 8,7 8,7 NLR
Klanttevredenheid TNO 8,2 8,3 8,4 8,6 8,6 8,8 8,7 TNO
Kennisbenutting Deltares 96% 97% 93% 95% 88% Deltares
Kennisbenutting Marin 97% 100% 100% 100% 97% Marin
Kennisbenutting NLR 99% 99,5% 99% 96% 97% NLR
Kennisbenutting TNO 98% 98% 98% 99% 96% TNO
Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)
Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA 552 121 121 136 160 n.n.b. ESA
Ruimtevaart geo-return/retour (%) 1,1 1,14 1,02 1,18 1,16 1,11 n.n.b. ESA
  1. De voorlopige realisatie voor 2019 is beschikbaar in de zomer 2020 en wordt opgenomen in de begroting 2021.

Strategisch doel 4 Waarborgen van goede randvoorwaarden in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en excellente overheidsdienstverlening voor ondernemers

Innovatie Attaché Netwerk IAN/RVO.nl
Geformaliseerde samenwerkingsverbanden 67 115 78 97 60 57 37
Klanttevredenheid 8,6 8,8 8,6 8,1 8,2 8 8,6
Netherlands Foreign Investment Agency NFIA/RVO.nl
Projecten 193 187 207 227 224 248 268
Investeringsomvang (€ mln) 1.658 3.185 1.765 1.467 1.227 2.760 4.105
Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen) 8.435 6.304 7.779 7.570 8.158 8.475 10.866
KvK/Ondernemerspleinen KvK
Waardering Kamer van Koophandel1 7,1 7,1 7,2 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 5
Bereik Kamer van Koophandel 51% 52% 55% 55% 54% n.b.2
  1. Vanaf 2017 wordt een net promotor score berekend: het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer van 9 of hoger geeft minus het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer 6 of minder geeft.
  2. Het bereik Kamer van Koophandel wordt vanaf 2019 niet meer als percentage gemeten, waardoor geen realisatiewaarde kon worden opgenomen.

Ontvangsten

Voor de GO en de GF is minder ontvangen dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt doordat de afgelopen jaren de benutting voor beide regelingen onder het maximaal beschikbare garantieplafond lag, waardoor de ontvangsten ook lager uitvallen.

Luchtvaartkrediet

De ontvangsten in het kader van de luchtvaartkredieten vielen in 2019 lager uit omdat enkele projecten niet succesvol zijn beëindigd waardoor er ook geen aflossing meer zal plaatsvinden op het verstrekte krediet.

Octrooiontvangsten

De octrooiontvangsten in Nederland berusten voor het overgrote deel op de in Nederland gevalideerde Europese octrooien die zijn verleend door het Europees Octrooibureau (EOB). Deze octrooiontvangsten op basis van Europees verleende octrooien bestaan voor 90-95% uit de jaarlijks te betalen (per jaar oplopende) instandhoudingstaksen. Het EOB heeft zijn octrooiverleningsprocessen efficiënter gemaakt en heeft de afgelopen jaren aanzienlijk méér octrooien verleend, met als gevolg ook méér Europese octrooien die hier gevalideerd zijn en in stand worden gehouden (met meer ontvangsten). Sinds 2013 is een trend waarneembaar dat octrooien via betaling van (jaarlijks hogere) instandhoudingstaksen bovendien langer (ook tussen het 15e en 20e levensjaar) in stand worden gehouden, met als gevolg méér en hogere ontvangsten (voortvloeiend uit zowel gevalideerde Europese octrooien alsook Nederlandse Rijksoctrooien).

Diverse ontvangsten

Dit betrof onder andere een ontvangst van € 3 mln in het kader van de uitvoeringsopdracht aan RVO over 2017. Er werd een bijdrage ontvangen van het Ministerie van Defensie en de provincie Noord-Brabant (samen € 3,3 mln) in het kader van een lening voor het realiseren van een logistieke oplossing voor de Europese distributie van reserve-onderdelen voor de F-35 in Woensdrecht. Door LIOF werd een lening afgelost van € 2 mln. Daarnaast is in het kader van de vaststelling van subsidies voor innovatie en ondernemerschap € 2,2 mln aan te veel uitgekeerde voorschotten terugontvangen.

Toelichting op de begrotingsreserves

De begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK indien bedrijven niet aan hun terugbetalingsverplichtingen kunnen voldoen inzake leningen bij financieringsinstellingen waarop EZK een borgstelling heeft afgegeven. Gegeven het huidige, gunstige, economisch klimaat wordt de komende jaren een groei van de buffers verwacht, als saldo van enerzijds stortingen (uit inkomsten premies en/of bijdragen uit de EZK-begroting) en anderzijds onttrekkingen (schades uit borgstellingen). Daarmee ontstaat een buffer voor jaren waarin het economisch klimaat minder gunstig is.

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), de Groeifaciliteit (GF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. Ultimo begrotingsjaar wordt op basis van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven vastgesteld of een onttrekking of storting dient plaats te vinden.

+ Storting 16,9
– Onttrekking
Stand per 31/12/2019 108,3

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 16,9 mln gestort in de begrotingsreserve BMKB.

+ Storting 4,1
– Onttrekking
Stand per 31/12/2019 71,2

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 4,1 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering.

+ Storting 1,8
– Onttrekking
Stand per 31/12/2019 24,6

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 1,8 mln gestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit.

+ Storting 0,4
– Onttrekking
Stand per 31/12/2019 9,7

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 0,4 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie MKB-financiering.

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) 108.333 100%
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 71.210 100%
Groeifaciliteit 24.546 100%
Garantie MKB-financiering 9.696 100%

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds

A. Algemene doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  1. Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie;
  2. Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven;
  3. Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidsconclusies

Start-ups en mkb-financiering

Het deel start-ups en mkb-financiering van het Toekomstfonds is erop gericht om de beschikbaarheid van risicokapitaal voor startups en snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven in Nederland te vergroten. Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie en daarmee het economische groeivermogen.

Na de evaluaties van de individuele risicokapitaalinstrumenten in 2018 heeft Onderzoeksbureau Dialogic in 2019 een uitgebreide analyse van de financieringsmarkt verricht om te bezien in hoeverre de beleidsmix van EZK nog passend en effectief is. Daaruit komt een positief beeld naar voren dat het instrumentarium van EZK goed heeft bijgedragen aan de mkb-financieringsmarkt in Nederland. De hoofdconclusie van de analyse van Dialogic is dat het financieringsinstrumentarium (noodzakelijkerwijs) divers is, maar niet alle knelpunten afdekt. Zo blijkt dat met name ondernemers die relatief kleine bedragen risicodragend vermogen zoeken, moeite hebben om dit kapitaal te vinden en te verkrijgen. Dit terwijl de vraag naar dit soort kapitaal alsmaar toeneemt, gezien o.a. de transitieopgaven en digitalisering van bedrijven. De toegang tot risicokapitaal voor startups, scale-ups en innovatieve ondernemingen vraagt om een goed ontwikkelde risicokapitaalmarkt (Kamerstukken II 2019/20, 32 637, nr. 386).

Het kabinetsbeleid daartoe, gericht op het beschikbaar komen van risicokapitaal voor kleine, startende en vaak innovatieve mkb (zoals de Vroegefasefinanciering, Seed Capital Regeling, Seed Business Angel-faciliteit, ROM’s, Invest-NL, Dutch Venture Initiative), is de afgelopen jaren geïntensiveerd. Blijvende inzet op het beschikbaar stellen van risicokapitaal in de verschillende fasen van nieuwe (innovatieve) ondernemingen blijft zeer van belang.

Investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek

De regelingen in het kader van investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek zijn gericht op ondersteuning van kennisproductie, -verspreiding en -toepassing. In 2019 is hierin een nieuwe revolverende regeling opengesteld, de Thematische Technology Transferregeling. Deze regeling was reeds aangekondigd (Kamerstukken II 2014/15, 34 000 XIII, nr. 150). De regeling bevordert de (thematische) samenwerking tussen kennisinstellingen en stelt startkapitaal ter beschikking voor kennisstarters die actief zijn op het thema waarop de kennisinstellingen samenwerken. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan economische én maatschappelijk relevante thema’s (regeneratieve geneeskunde, smart systems, circulaire toepassingen) in aansluiting op het missiegedreven innovatiebeleid. Gezien de kwaliteit en het aantal aanvragen voor deze regeling die de verwachtingen overtroffen, is besloten hiervoor een tweede tender open te stellen en de tot en met 2020 nog resterende middelen in dit deel van het Toekomstfonds hiervoor ter beschikking te stellen (Kamerstukken II 2019/20, 32637, nr. 389).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 194.439 166.591 198.306 117.494 132.206 145.275 ‒ 13.069
Waarvan garantieverplichtingen
Waarvan overige verplichtingen 194.439 166.591 198.306 117.494 132.206 145.275 ‒ 13.069
Uitgaven 78.451 125.418 130.371 124.189 124.308 177.977 ‒ 53.669
Subsidies 0 0 224 1.860 1.050 1.081 ‒ 31
Smart Industry 168 324 254 281 ‒ 27
Haalbaaarheidsstudies STW 56 1.536 796 800 ‒ 4
Thematische Technology Transfer 0
Leningen 72.401 118.571 122.593 114.442 114.532 170.284 ‒ 55.752
Startups / MKB financiering
Volledig revolverend
Fund to Fund 3.000 26.000 13.500 28.500 28.000 25.851 2.149
ROM's 15.144 15.001 8.835 0
Co-investment venture capital instrument / EIF 10.000 5.000 10.154 ‒ 5.154
Smart Industry 337 0
Deels revolverend
Innovatiekrediet 45.178 39.910 44.802 41.208 40.954 52.997 ‒ 12.043
Risicokapitaal Seed Capital 14.856 16.538 18.461 21.535 27.617 32.971 ‒ 5.354
Vroegefasefinanciering / informal investors 9.367 10.555 11.676 10.303 10.736 15.335 ‒ 4.599
Startups / MKB 10.928 ‒ 10.928
NL-Califonië Duurzaam E-mobility fund 2.539 ‒ 2.539
Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek
Met vermogensbehoud
Fundamenteel en toegepast onderzoek 10.424 8.816 2.802 1.732 16.500 ‒ 14.768
Onco research 615 2.500 ‒ 2.500
Smart Industry 644 493 509 ‒ 16
Thematische Technology Transfer 0
Bijdrage aan agentschappen 6.050 6.847 7.554 7.887 8.724 6.612 2.112
Bijdrage RVO.nl 6.050 6.847 7.554 7.887 8.724 6.612 2.112
Ontvangsten 49.428 138.847 52.632 31.440 33.448 28.500 4.948
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen 10.000 114.567 10.500 5.835 0
Fund to Fund 2.900 ‒ 2.900
Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek 2.840 1.846 5.981 0 5.981
Innovatiekrediet 24.920 13.806 26.812 10.639 10.585 17.000 ‒ 6.415
Seed Capital 14.508 10.467 12.413 13.028 14.156 8.600 5.556
Vroege fase financiering 7 67 92 2.725 0 2.725

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie in 2019 was € 13 mln lager dan de raming. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:

  1. In 2019 is een leningovereenkomst aangegaan ten behoeve van het investeringsfonds Oncode Oncology Bridge Fund van Oncode B.V. Dit fonds behoort bij de valorisatieactiviteiten van het Oncode Institute. Oncode Institute richt zich op de omzetting van wetenschappelijk oncologisch onderzoek naar betaalbare oplossingen voor de patiënt .
  1. In 2019 werd de niet benutte ruimte van het Innovatiekrediet uit 2018 toegevoegd aan de begroting 2019 (€ 9,3 mln). Hiervan werd € 5,5 mln doorgeschoven naar 2020. De benutting van regeling lag in 2019 echter ca. € 22,5 mln onder het beschikbare verplichtingenbudget.
  1. De realisatie van de Seed Capital lag hoger dan de oorspronkelijke raming omdat onder meer de onderbenutting 2018 aan het budget is toegevoegd (€ 32,5 mln) en het verplichtingenbudget meerjarig in de tijd is verschoven (- € 17,3 mln) en het budget voor de Seed Business Angels niet volledig werd benut (- € 8,3 mln).
  1. Vanuit het budget voor Startups/MKB is in 2019 € 5,1 mln overgeheveld naar beleidsartikel 2 voor de openstelling en de uitvoering van de regeling MKB!dee. Het resterend gereserveerde budget voor onder meer de digitalisering van het MKB en de MKB-deals (in totaal € 5,8 mln) zal naar verwachting in 2020 worden besteed.
  1. De bijdrage aan RVO lag € 2,1 mln hoger dan de raming voor onder meer de opdracht ten behoeve van de uitvoering van de Seed Capital regelinig, de regeling Vroegefasefinanciering, Oncode Institute en de regeling Thematische Technology transfer.

Uitgaven

Leningen

Startups/MKB financiering

Volledig revolverend

Fund of fund (Dutch Venture Initiative)

De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen.

Co-investment venture capital instrument/EIF

Voor het Co-investeringsfonds met het EIF werd € 5,2 mln minder uitgegeven op basis van de liquiditeitsbehoefte van de onderliggende ondernemingen waarin wordt deelgenomen.

Gedeeltelijk revolverend

Innovatiekrediet

Voor het Innovatiekrediet is € 12 mln minder uitgegeven dan geraamd. De kasuitgaven op het Innovatiekrediet fluctueren jaarlijks door individuele uitbetalingsafspraken met bedrijven op basis van afgesproken mijlpalen. Daarnaast werden in 2018 en 2019 minder verplichtingen aangegaan dan de in totaal opengestelde € 70 mln. Dit heeft ook doorwerking gehad in de kasuitgaven.

Seed Capital Regeling

Voor de Seed Capital regeling werd € 5,4 mln minder uitgegeven dan geraamd. Deze onderbenutting van het kasbudget werd onder andere veroorzaakt doordat er een lager dan begroot aantal toekenningen is gedaan voor de Seed Business Angels waardoor de kasrealisatie lager was dan oorspronkelijk geraamd. Daarnaast vindt de uitfinanciering van de verplichtingen plaats op basis van liquiditeitsbehoefte van de Seedfondsen. Dit kan van jaar op jaar fluctueren.

Vroegefasefinanciering

Voor de Vroegefasefinanciering werd € 4,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat in 2019 op de regeling die door RVO.nl wordt uitgevoerd minder verplichtingen zijn aangegaan dan conform de openstelling mogelijk was.

Startups MKB

Zie toelichting onder de verplichtingen.

NL-Californië Duurzaam E-mobility fund

Het budget is in de 1e suppletoire begroting 2019 aan de Seed Capital regeling toegevoegd voor de in 2019 gehouden duurzaamheidstender.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Fundamenteel en toegepast onderzoek

Voor Fundamenteel en toegepast onderzoek werd € 14,8 mln minder uitgegeven dan geraamd. De oorzaak hiervoor is dat voor de TOF-regeling op de projecten € 9,3 mln minder aan voorschot werd verstrekt dan oorspronkelijk geraamd, onder meer op basis van de liquiditeitsbehoefte van de projecten. Daarnaast is het resterende beschikbare budget gereserveerd voor de regeling Thematische Technology Transfer waarvoor in 2020 de verplichtingen worden aangegaan en de uitfinanciering zal starten.

Oncode

Voor Oncode Institute is € 2,5 mln minder uitgegeven dan geraamd. De belangrijkste reden hiervan is dat het in 2019 vanwege de kaders van de Rijksbegroting niet mogelijk was het kasbudget meerjarig in het juiste kasritme te spreiden.

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage RVO

Zie toelichting onder de verplichtingen.

Innovatiekrediet RVO.nl
Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt 39 40 33 32 29 31 29
Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln) 156 123 119 136 159 173 139
Seed Capital en Fund of funds RVO.nl/EIF
Aantal participaties via Seed Capital en Fund of Funds 44 32 50 81 95 125 1461
Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door Seed Capital en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln) 390 257 553 744 182 1.606 351
Vroegefasefinanciering RVO.nl/ NWO-TTW
Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt 40 37 41 40 33
  1. De cijfers van het Dutch Venture Initiative betreffen de periode tot en met 30 september 2019. De realisatiecijfers van de Seed over 2019 betreffen voorlopige cijfers. De definitieve cijfers worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2021.

Ontvangsten

Er is per saldo € 4,9 mln meer ontvangen dan bij ontwerpbegroting geraamd. Dit komt met name door de volgende oorzaken:

Dutch Venture Initiative

De ontvangsten voor het Dutch Venture Initiative van € 2,9 mln konden in 2019 niet worden gerealiseerd. Naar verwachting zullen in 2020 de eerste ontvangsten op de EZK-begroting worden gerealiseerd.

Fundamenteel en toegepast onderzoek

In het kader van fundamenteel en toegepast onderzoek is € 5,9 mln ontvangen omdat een project is beëindigd en het reeds verstrekte voorschot is terugbetaald (€ 5,6 mln). Daarnaast zijn enkele aflossingen ontvangen (€ 0,3 mln).

Innovatiekrediet

Voor het Innovatiekrediet is € 6,4 mln minder ontvangen dan geraamd. De ontvangsten van het Innovatiekrediet kunnen fluctueren. Het is moeilijk vooraf in te schatten wanneer de terugontvangsten precies plaats zullen vinden.

Seed Capital regeling

In het kader van de Seed Capital regeling werd € 5,6 mln meer ontvangen dan de raming. De geraamde terugontvangsten Seed Capital regeling zijn gebaseerd op een inschatting. Het is moeilijk vooraf in te schatten wanneer de terugontvangsten precies plaats zullen vinden. Dit hangt af van het tijdstip dat participaties van het startersfonds worden verkocht.

Vroegefasefinanciering

Voor de Vroegefasefinanciering werd € 2,7 mln ontvangen. Dit betrof met name een terugontvangst van NWO-TTW met betrekking tot de afwikkeling van het teveel betaalde voorschot voor de openstellingen van de regeling Vroegefasefinanciering in 2014 en 2015.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

A. Algemene doelstelling

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  1. een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990
  2. een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990
  3. een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdaging waarop gefocust wordt is de klimaat- en energietransitie.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

In de kamerbrief met betrekking tot het Lentepakket Europees Semester 2019 heeft het kabinet gereageerd op de landspecifieke aanbevelingen 2019 van de Europese Commissie (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 1467). Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie aan om het investeringsbeleid meer te focussen op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. De Commissie constateert daarbij dat Nederland op koers ligt om het doel voor broeikasgasreductie in de non-ETS sectoren in 2020 te halen. Ook stelt de Commissie dat het doel voor hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Het kabinet staat voor een ambitieus klimaat- en energiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op het realiseren van de doelen uit het Energieakkoord. Daarnaast worden maatregelen genomen om in 2030 49% broeikasgasreductie te realiseren ten opzichte van 1990. Hiervoor heeft het kabinet in het Regeerakkoord en het Klimaatakkoord aanvullende middelen beschikbaar gesteld, onder andere via de SDE+ en de Klimaatenvelop. Daarnaast heeft het kabinet bij Najaarsnota 2018 nog € 500 mln beschikbaar gesteld om de klimaatdoelen voor 2020 te halen. Voor een totaaloverzicht van alle middelen die vanuit het Energieakkoord, het Klimaatakkooord en de reserve maatregelen CO2-reductie beschikbaar zijn gesteld wordt verwezen naar de overzichtstabel aan het einde van dit artikel.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK, op basis van de Klimaatwet, het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  1. Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.
  2. De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  1. De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).
  2. De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  1. Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;
  2. Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;
  3. Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;
  4. Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;
  5. Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;
  6. Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;
  7. Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;
  8. Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;
  9. Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;
  10. Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  1. Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));
  2. Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).
  3. Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;
  4. Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;
  5. Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;
  6. Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.
Duurzame energieproductie1 4,50% 2013 5,80% 6,00% 6,60% 7,40% 16,00% 2023
  1. Bron: CBS
Industrie 87,0 68,9 57,2 35,7
Energiebedrijven 39,6 54,9 45,2 12,4
Verkeer en vervoer 32,3 39,6 35,6 25,0
Landbouw 32,9 26,0 26,9 22,2
Gebouwde omgeving 29,9 31,1 24,4 15,3
Totaal2 221,7 220,5 189,3 110,6
  1. De definitieve uitstootcijfers over 2019 komen in januari 2021 via de emissieregistratie beschikbaar.
  2. Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit
- HHI 2.338 2.276 2.230 2.152 1.992 1.822 1.951 2.021
- C3 83% 81% 81% 79% 75% 72% 74% 75%
2. Concentratiegraad in de retailsector gas
- HHI 2.258 2.204 2.171 2.052 1.895 1.821 1.949 2.046
- C3 81% 79% 79% 77% 74% 72% 74% 75%
  1. Bron: ACM
  2. De concentratiegraad in zowel de elektriciteits- als de gassector neemt sinds 2018 weer licht toe door enkele fusies en overnames.

Figuur 3 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

C. Beleidsconclusies

Klimaatakkoord goed ontvangen

Het kabinet heeft op 28 juni 2019 het Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 342). In het Klimaatakkoord zijn maatregelen in alle sectoren opgenomen die gericht zijn op het behalen van het doel van 49% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Na de zomer van 2019 is de uitvoering van start gegaan, waarvoor ook een nieuwe uitvoeringsstructuur is ingericht. Uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEv) 2019 en de bijbehorende analyse over het Klimaatakkoord van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (kamerstuk 32 813, nr. 400) blijkt dat de verschillende sectoren hun indicatieve opgaves kunnen halen met de afgesproken maatregelen, maar dat door veranderde externe omstandigheden het doel van 49% nog niet binnen bereik is. In reactie op de KEv heeft het kabinet toegelicht dat komende jaren via de monitorings- en borgingscyclus uit de Klimaatwet gestuurd zal worden op het behalen van het reductiedoel voor 2030.

Salderingsregeling

Het kabinet heeft besloten om de omvorming van de salderingsregeling, zoals in het Regeerakkoord is afgesproken, niet vorm te geven als een terugleversubsidie maar door de huidige regeling fiscaal af te bouwen (Kamerstuk 239, nr. 299). Een terugleversubsidie bleek bij nadere uitwerking niet uitvoerbaar te zijn (Kamerstuk 31 239, nr. 296). Ook heeft het kabinet besloten de huidige regeling tot en met 2022 ongewijzigd te laten en vanaf 2023 te gaan afbouwen. Daartoe wordt een wetsvoorstel voorbereid dat eind 2019 ter consultatie is aangeboden (Kamerstuk 31 239, nr. 305) en in de zomer van 2020 in de Tweede Kamer zal worden behandeld.

Beleidsdoorlichting artikel Klimaat leidt tot pilot

De kabinetsreactie is op december 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. De monitoring en evaluatie van het Klimaatbeleid is in 2019 tot één van de pilots benoemd onder de kabinetsbrede operatie Inzicht in Kwaliteit.

Goede voortgang op gebied aardwarmte

In 2019 is goede voortgang gemaakt met de uitvoering van de beleidsbrief geothermie (Kamerstuk 31 239, nr. 282). De aanpassing van de Mijnbouwwet en -regelgeving specifiek voor aardwarmte zal naar verwachting conform planning 1 januari 2021 in werking treden. Daarin zal ook de deelname van EBN in aardwarmteprojecten wettelijk worden geregeld (Kamerstuk 32 239, nr. 298). In 2019 is de seismische campagne gestart om de kennis van de ondergrond te vergroten met als doel de kansen te verhogen op een succesvol aardwarmteeproject.

Wetsvoorstel en uitrol wind op zee op schema

Het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet windenergie op zee is op 4 april 2019 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 35 092, nr. 6). De Kamer heeft na twee rondes van schriftelijke vragen (Kamerstuk 35 092, nr. 7 en nr. 8) de wetswijziging aangemeld voor plenaire behandeling. Vooralsnog is de behandeling in de Kamer nog niet ingepland.

De uitrol van windenergie op zee ligt geheel op schema en was ook dit jaar vrij van subsidie. In het gebied Borssele is de bouw begonnen van de eerste twee windparken op zee uit de routekaart 2023. De tender voor windkavel Hollandse Kust (zuid) III&IV is met succes uitgevoerd en heeft geleid tot vergunningverlening voor het windpark zonder subsidie (Kamerstuk 33 561, nr. 49). Daarnaast is het kavelbesluit voor windkavel Hollandse Kust (noord) V op 9 mei 2019 vastgesteld (Stcrt., 2019, 24545) en is de Regeling voor de vergunningverlening van het windpark op dit kavel gepubliceerd (Kamerstuk 33 561, nr. 50, Stcrt., 2019, 68472).

Uitvoering Energieakkoord onverkort voortgezet, nog niet alle doelen binnen bereik

Het Energieakkoord heeft de afgelopen jaren een grote versnelling in de energietransitie in Nederland teweeg gebracht. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019 die op 1 november 2019 is gepubliceerd (Kamerstuk 32 813, nr. 400) blijkt dat twee doelen van het Energieakkoord ondanks alle inspanningen nog niet binnen bereik zijn: het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020 en het realiseren van 100 PJ extra energiebesparing in 2020. Het kabinet heeft extra maatregelen aangekondigd rond hernieuwbare energie. Ook de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd voor de uitvoering van het Urgenda-vonnis dragen bij aan verhoging van het aandeel hernieuwbare energie en extra energiebesparing. De uitvoering van deze maatregelen en de bestaande Energieakkoord-maatregelen wordt onverkort voortgezet, maar vanaf 2020 binnen de context van het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 443). De Borgingscommissie Energieakkoord is daarmee eind 2019 opgeheven.

Randvoorwaarden CCS geformuleerd, Porthos-project kent goede voortgang

In het Klimaatakkoord is de rol voor CCS verduidelijkt, maar is tegelijkertijd ook de inzet van CCS met een aantal maatregelen begrensd. Zo zal er enkel SDE++-subsidie worden verleend indien er geen kosteneffectief alternatief is, zal circa maximaal 10 Mton CO2-opslag worden gesubsidieerd en is aangegeven dat na 2035 geen nieuwe SDE++-beschikkingen meer voor (fossiele) CCS worden afgegeven. Met deze maatregelen wordt enerzijds de ruimte geboden om de CO2-emissies op een kosteneffectieve wijze te reduceren in de industrie, terwijl anderzijds een duidelijk signaal wordt afgegeven dat de inzet van CCS tijdelijk is en er alternatieven ontwikkeld moeten worden. In 2019 heeft het CCS-project Porthos goede voortgang gemaakt.

Verbreding van de SDE+ gerealiseerd, Wet ODE in werking getreden

In 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verbreding van de SDE+ en het ontwerp van de SDE++ (Kamerstuk 31 239, nr. 300) die volgt uit het Regeerakkoord. PBL heeft voor zowel hernieuwbare energie als CO2-reducerende technieken een marktconsultatie gehouden en een eindadvies opgesteld. Verder is de Wet Opslag Duurzame Energie (ODE) volgens planning aangepast, zodat ook CO2-reducerende opties met ODE-middelen kunnen worden gestimuleerd. Deze Wet Opslag Duurzame Energie en Klimaattransitie (ODEK) is zowel door de Tweede als Eerste Kamer behandeld en per 1 januari 2020 in werking getreden. De wijziging van het Besluit SDE en de implementatie en uitvoering van de SDE++, waarbij de eerste openstellingsronde voor het najaar van 2020 is voorzien, ligt op schema. Tot slot is een extra openstellingsronde van de SDE+ aangekondigd voor het voorjaar van 2020, dit met het oog op de stimulering van hernieuwbare energie en het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020.

Follow up evaluatie energie-innovatieregelingen

In 2019 is het energie-innovatie instrumentarium voor 2020 in lijn met het Klimaatakkoord succesvol missiegedreven ingericht (Kamerstuk 33 009, nr. 70 en nr. 81 en nr. 82). Concreet is de DEI-regeling verbreed naar CO2-reducerende technieken en is bij wijze van pilot een missiegedreven tender binnen de Tenderregeling Energie-innovatie (TSE) vorm gegeven en succesvol afgerond. In deze pilot werden partijen in de gebouwde omgeving uitgedaagd om in een breed samenwerkingsverband tot concrete aardgasvrije oplossingen te komen en zo een aanzienlijke versnelling te creëren (Kamerstuk 32 813, nr. 286). Deze pilot vormt de basis voor een nieuw ontwikkeld instrument binnen de TSE, de Missiegedreven Onderzoek en Ontwikkeling Innovatie-regeling. Deze regeling zal begin februari 2020 worden gepubliceerd. Daarnaast is in 2019 de verbrede DEI+ gedeeltelijk meerjarig opengesteld (Kamerstuk 32 813, nr. 336). Dit om vooruitlopend op het definitieve Klimaatakkoord snel invulling te geven aan ambities van het kabinet op het gebied van klimaat en energie en aan te sluiten bij de behoefte van uit het bedrijfsleven.

Evaluatie subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS: huidige regeling gehandhaafd

In het Energieakkoord (2013) is afgesproken dat het kabinet aan bedrijven die gevoelig zijn voor carbon leakage en die deelnemen aan een convenant ter bevordering van de energie-efficiëntie voor de periode 2013 tot en met 2020 compensatie biedt voor de indirecte emissiekosten als gevolg van het EU emissiehandelssysteem (ETS). Hiermee is het internationale gelijke speelveld gewaarborgd. Met de subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS wordt invulling gegeven aan deze afspraak. De regeling is in 2017 geëvalueerd. Mede naar aanleiding van deze evaluatie is besloten de regeling in de huidige vorm te handhaven. Gedurende 2019 is de regeling voor € 45 mln opengesteld en is er voor ruim € 40 mln compensatie uitgekeerd.

De eventuele voortzetting van de regeling na 2021 is niet in de onderhandelingen van het Klimaatakkoord aan de orde gekomen. Hiervoor is het belangrijk om te kijken naar de Europese regelgeving en het internationale speelveld waar de bedrijven op opereren en in hoeverre concurrenten een tegemoetkoming krijgen als compensatie van de ETS-kosten. Dit wordt de komende maanden nader bepaald.

Wijzigingen EIA succesvol doorgevoerd

In 2019 is de Energielijst van de EIA conform de eerdere planning succesvol aangepast. Naast stimulering van energiebesparing is ruimte gecreëerd voor verdere verbreding van de regeling in de richting van broeikasgasreducerende technieken. Het gaat daarbij onder andere om de productie en het bijmengen van waterstof in bestaande installaties, CO2-afvang voor permanente opslag van CO2 en conversie van elektrische energie naar waterstof (Power to gas). Daarnaast worden meerdere typen Lithium-accu’s vanaf 2019 ondersteund.

Het aantal aanvragen in 2019 bedraagt naar verwachting ongeveer 18.000 ‒ 20.000. Dat is iets meer dan in 2018. Een definitief beeld is bekend na afloop van het eerste kwartaal van 2020. De uitvoering van de regeling valt onder RVO en verloopt volgens plan.

Belangrijke stappen gezet op voortgang Europese dossiers

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de voortgang in de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie (trilogen). Dit betreft het voorstel van de Commissie voor de ACER-verordening en de positie van Nederland daarbij (Kamerstuk 21501-33, nr. 741). Nederland heeft het akkoord gesteund. Bij brief van 25 november 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 406), is het Integrale Nationale Energie- en Klimaatplan (INEK) inclusief bijlagen, de Langetermijnstrategie en het concept-Klimaatplan aan de Kamer verzonden. Het INEK volgt, net als de Langetermijnstrategie, uit de Europese Verordening inzake de governance van de energie-unie en de klimaatactie, en is een strategisch planningsinstrument. Het INEK is gebaseerd op de doelstellingen en onderliggende afspraken en maatregelen uit het nationale Klimaatakkoord.

De Europese Raad heeft in december 2019 een akkoord bereikt over het doel van een klimaatneutrale Unie in 2050 in lijn met de doelstellingen van het akkoord van Parijs. Polen kon zich als enige lidstaat nog niet committeren aan de uitvoering van deze doelstelling. De ER zal daarom in juni 2020 op klimaat terugkomen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1508). Met het akkoord is een belangrijke stap gezet, waarmee de EU het eerste klimaatneutrale continent ter wereld kan worden. Dit is in lijn met de inzet die Nederland heeft geformuleerd.

De Europese Commissie heeft via haar Green Deal aangekondigd dat zij het doel voor 2030 wil ophogen naar 50 ‒ 55%. De plannen van de Europese Commissie sluiten daarbij nauw aan bij de Nederlandse inzet van 55% in 2030. Daarbij werkt Nederland nauw samen met een kopgroep van klimaatambitieuze landen.

Na het vaststellen van klimaatneutraliteit voor 2050 is nu ook het aantal landen dat pleit voor een dergelijk hoger getal voor 2030 gegroeid naar acht (Kamerstuk 21 501-08, nr. 186, Kamerstuk 31 793, nr. 189, Kamerstuk 35 377, nr. 2). De Nederlandse inzet voor ophoging van het 2030-doel naar 55% wint duidelijk aan terrein in de EU.

Maatregelen uitbreiding netcapaciteit in gang gezet

In de brief van 28 juni 2019 (Kamerstuk 20 196, nr. 669) van de Minister van EZK aan de Tweede Kamer is aangekondigd welke maatregelen zijn voorzien om de problematiek rond het gebrek aan capaciteit op het elektriciteitsnet aan te pakken. Inmiddels is een aantal van deze maatregelen in gang gezet. Zo is er de AMvB n-1 ter consultatie aangeboden en toegestuurd aan de Staten-Generaal. Ook is voor het verkrijgen van een SDE+-beschikking sinds het najaar van 2019 een transportindicatie van de netbeheerders vereist.

Extra maatregelen genomen voor de uitvoering van het Urgenda-vonnis

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet een uitgebreid pakket aan maatregelen aangekondigd om uitvoering te geven aan het vonnis in de zaak van Urgenda tegen de Staat (Kamerstuk 32 813, nr. 341). In alle sectoren zijn maatregelen aangekondigd: in de industrie wordt versneld lachgasuitstoot gereduceerd en wordt energiebesparing extra gestimuleerd, in de landbouw wordt de regeling voor de warme sanering van de varkenshouderij versneld en verhoogd en wordt extra energie-efficiëntie in de glastuinbouw ondersteund, in de gebouwde omgeving worden extra maatregelen genomen om energiebesparing door huiseigenaren te stimuleren, en in de mobiliteit worden enkele gedragsmaatregelen extra onder de aandacht gebracht. Ook is de oudste kolencentrale van Nederland vervroegd gesloten. Naast dit pakket aan maatregelen dragen ook de maatregelen die genomen zijn voor stikstofreductie (Kamerstuk 35 334, nr. 1) bij aan uitvoering van het vonnis. Op 20 december 2019 heeft de Hoge Raad de Staat in het ongelijk gesteld in de cassatie die het kabinet tegen het vonnis van het gerechtshof had ingesteld, waarmee het vonnis onherroepelijk is. Het kabinet heeft in reactie hierop aangekondigd begin 2020 met aanvullende maatregelen te zullen komen (Kamerstuk 32 913, nr. 442).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 6.494.697 17.514.501 8.618.677 11.778.791 10.752.857 10.686.729 66.128
Waarvan garantieverplichtingen 31.873 28.900 11.050 0 0 71.300 ‒ 71.300
Waarvan overige verplichtingen 6.462.824 17.485.601 8.607.627 11.778.791 10.752.857 10.615.429 137.428
Uitgaven 1.557.919 1.824.624 1.887.248 2.875.719 2.925.027 2.878.275 46.752
Subsidies 1.347.519 1.621.186 1.635.472 2.450.444 2.669.323 2.637.199 32.124
Tenderregeling Energie-Innovatie 36.543 38.935 38.791 63.400 57.589 71.490 ‒ 13.901
SDE+ projecten (hernieuwbare energie) 21.138 31.497 30.934 30.665 26.535 50.000 ‒ 23.465
Energie-efficiency 17.300 16.190 7.098 7.092 3.281 2.368 913
Green Deals 1.809 2.660 4.997 3.903 118 500 ‒ 382
Demonstratie regeling Energie-Innovatie (DEI) 10.153 19.329 21.931 28.193 42.139 41.000 1.139
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) 860 1.392 3.300 ‒ 1.908
Projecten Klimaat en Energieakkoord 478 562 733 3.628 1.708 6.400 ‒ 4.692
MEP 362.995 288.426 149.960 25.492 1.515 47.025 ‒ 45.510
SDE 207.832 443.837 552.127 615.295 559.025 652.451 ‒ 93.426
SDE+ 115.227 187.446 321.514 486.646 706.742 1.550.434 ‒ 843.692
Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie 503.423 473.061 377.819 537.740 993.682 993.682
Bijdrage aan ECN 40.000 0
Aardwarmte 21.000 20.000 15.000 5.000
ISDE-regeling 18.018 50.927 69.864 84.368 100.000 ‒ 15.632
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS) 31.765 45.008 53.477 36.895 40.313 61.000 ‒ 20.687
Carbon Capture and Storage (CCS) 2.500 171 865 1.438 6.586 3.080 3.506
Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) 5.822 6.170 7.809 36 36
Hoge Flux Reactor 7.250 14.500 7.250 7.250 7.651 ‒ 401
Elektrisch rijden 1.541 844 538 232 42 42
Caribisch Nederland 17.108 8.472 574 3.042 6.791 3.000 3.791
Overige subsidies 10.457 908 2.517 0 16.711 22.500 ‒ 5.789
Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie 500.000 11.000 0 11.000
Maatregelen voor CO2-reductie 82.500 0 82.500
Leningen 0 0 9.000 19.840 3.000 0 3.000
Lening Pallas 9.000 19.840 0
Lening EBN 3.000 3.000
Garanties 1.922 2.242 833 1.019 420 4.700 ‒ 4.280
Verliesdeclaratie aardwarmte 1.230 1.019 0 0
Storting in begrotingsreserve aardwarmte 1.922 1.012 833 420 4.700 ‒ 4.280
Opdrachten 19.813 13.029 9.188 9.053 6.718 12.357 ‒ 5.639
Onderzoek mijnbouwbodembeweging 12.651 2.614 2.123 2.410 1.937 1.816 121
Joint Implementation 252 5 434 1.368 1.368
Straling 50 0
SodM onderzoek 879 2.500 ‒ 2.500
Uitvoeringsagenda Klimaat 373 288 823 ‒ 535
Klimaat mondiaal 92 120 359 ‒ 239
Onderzoek en opdrachten 6.860 10.410 6.631 5.299 3.005 6.859 ‒ 3.854
Bijdrage aan agentschappen 41.805 46.026 52.877 65.341 75.957 53.069 22.888
Bijdrage aan RVO.nl 40.168 44.400 51.050 56.675 66.634 40.621 26.013
Bijdrage aan KNMI 956 950 1.114 1.147 1.419 1.193 226
Bijdrage aan NEA 5.594 5.962 7.875 ‒ 1.913
Bijdrage aan NVWA 681 676 713 721 703 720 ‒ 17
Bijdrage aan RIVM 0 0 1.467 ‒ 1.467
Bijdrage aan RWS 1.204 1.239 1.193 46
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 107.423 113.356 116.403 150.348 142.831 130.010 12.821
Doorsluis COVA-heffing 106.074 108.179 110.263 110.760 110.088 111.000 ‒ 912
TNO kerndepartement 37.809 31.637 17.269 14.368
TNO-SodM 1.349 5.177 6.140 1.779 1.106 1.741 ‒ 635
Bijdrage aan medeoverheden 0 0 24.380 20.988 15.978 24.356 ‒ 8.378
Uitkoopregeling 24.380 20.988 15.978 24.356 ‒ 8.378
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 39.437 28.785 39.095 158.686 10.800 16.584 ‒ 5.784
Bijdrage aan ECN 38.819 27.982 38.519 158.040 9.008 15.135 ‒ 6.127
Internationale contributies 618 803 576 646 1.792 1.449 343
Ontvangsten 6.851.765 2.546.908 3.202.936 3.201.275 2.390.399 2.232.211 158.188
Ontvangsten COVA 106.074 108.179 110.264 110.760 110.088 111.000 ‒ 912
Opbrengst heffing ODE (SDE+) 278.861 421.036 626.953 1.033.046 1.631.970 1.730.000 ‒ 98.030
Aardgasbaten 6.424.910 1.926.754 2.373.989 1.461.955 0
Ontvangsten zoutwinning 2.342 2.510 2.525 2.599 2.399 2.511 ‒ 112
Onttrekking reserve Duurzame Energie 20.000 77.000 77.000 73.000 78.000 78.000 0
ETS-ontvangsten 504.215 440.136 300.000 140.136
Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie 115.790 115.790
Diverse ontvangsten 19.578 11.429 12.205 15.700 12.016 10.700 1.316

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2019 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het garantieplafond in zijn geheel niet is benut

Overige verplichtingen

Het hogere bedrag aan verplichtingen (+ € 137 mln) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn:

  1. Bij Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn Urgenda-middelen uit de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie toegevoegd aan het budget op artikel 4. Hierop is uiteindelijk € 82,5 mln aan verplichtingen aangegaan.
  2. Daarnaast is € 11 mln aan ongebruikte begrotingsmiddelen op artikel 2 die samenhingen met Urgenda-uitgaven in de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie gestort. Omdat elke storting in een reserve leidt tot een verplichting, heeft dit tot een hogere verplichtingenrealisatie geleid.
  3. Het plafond voor de ISDE is gedurende 2019 opgehoogd: uiteindelijk is € 36,3 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan bij Ontwerpbegroting geraamd.
  4. Om EBN in staat te stellen deel te nemen aan aardwarmteprojecten is aan EBN een lening verstrekt, die uit het budget van de DEI+ gedekt is. Om de lening in één keer te kunnen verstrekken is een verplichtingenschuif van € 45 mln van 2020 e.v. naar 2019 doorgevoerd.
  5. Zowel voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI+) als voor de Tenderregeling Energie-innovatie (TSE) zijn zowel door het Ministerie van BZK als vanuit artikel 2 van de EZK-begroting Klimaatenveloppe-middelen overgeheveld. Dit heeft uiteindelijk tot zo'n € 34 mln aan extra verplichtingen geleid.
  6. Om EBN in staat te stellen deel te nemen aan de voorbereidende fase van het Porthos-project in de Rotterdamse haven is € 9,8 mln verplichtingenbudget aan het artikel toegevoegd.
  7. Tegenover deze ophogingen van het verplichtingenbudget staat dat er voor ruim € 87 mln minder aan verplichtingen is aangegaan voor de SDE+ dan oorspronkelijk was voorzien.

Uitgaven

Subsidies

Tenderregeling Energie-innovatie (TSE)

Vanuit het budget voor de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE), waar de Klimaatenveloppemiddelen aan zijn toegevoegd, is per saldo € 12,1 mln overgeheveld naar het budget voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI). Daarnaast is uit de Klimaatenveloppemiddelen € 1 mln overgeheveld naar artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen voor de pilot en demoregeling CO2-reductie Industrie.

SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling, HER)

Door vertraging en uitval van projecten zijn de kasuitgaven op de Hernieuwbare Energie Regeling (HER) lager uitgevallen. Op de openstelling van de HER zijn daarnaast in 2019 minder verplichtingen aangegaan dan geraamd, dit heeft eveneens tot lagere kasrealisatie geleid. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)

Het budget voor uitfinanciering van de MEP is bij het afsluiten van het Energieakkoord meerjarig vastgesteld en is tussentijds niet meer gewijzigd. Uiteindelijk bleken de laatste betalingen in 2019 veel lager uit te vallen dan in 2013 geraamd, waardoor het grootste deel van het budget niet is gerealiseerd. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

SDE/ SDE+

Bij de SDE en SDE+ zijn de uitgaven lager dan de in de begroting beschikbare middelen. Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een tragere realisatie van de subsidiabele productie dan was voorzien bij het opstellen van de ramingen in 2013. De bij de SDE+ uitgevallen productie zal voor een groot deel in latere jaren alsnog worden gerealiseerd en gesubsidieerd via dezelfde of vervangende projecten. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie

De hierboven genoemde onderuitputting op de HER (- € 23,5 mln), de MEP (- € 45,5 mln) en de SDE/SDE+ (- € 937,1 mln) en de hieronder genoemde onderuitputting op de ISDE (€ 15,6 mln) is in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort. Het verschil met de storting wordt verklaard doordat gedurende 2019 zo’n € 27,5 mln aan SDE+-budget is overgeheveld naar andere overheidsdiensten en departementen als flankerend beleid voor de SDE+, zoals uitvoerings-, monitorings- en toezichtskosten en bijdragen om obstakels voor SDE+-projecten weg te nemen. Voor een specificatie van deze uitgaven wordt verwezen naar tabel 24. Zie ook de toelichting bij de reserves.

MEP 47.025 1.236 1.515 279
Waarvan Overgangsregeling MEP 0 1.137 1.416 279
Waarvan MEP 47.025 99 99 0
SDE 652.451 650.051 559.025 ‒ 91.026
SDE+ 1.550.434 688.817 706.742 17.925
Waarvan SDE+-regeling 1.487.434 603.873 616.945 13.072
Waarvan flankerend beleid SDE+ 0 24.625 29.478 4.853
Waarvan TenneT aanleg net op zee 63.000 60.319 60.319 0
HER 50.000 29.259 26.535 ‒ 2.724
ISDE 100.000 100.000 84.368 ‒ 15.632
Projecten Energieakkoord 0 500 628 128
Storting in reserve DE 0 902.632 993.682 91.050
Totaal 2.399.910 2.372.495 2.372.495 0

De realisatie op de instrumenten die gelinkt zijn aan de begrotingsreserve Duurzame Energie was in 2019 € 27,4 mln lager dan oorspronkelijk begroot. Dit verschil is te verklaren doordat diverse uitgaven voor het flankerende beleid SDE+ vanuit het SDE+-budget zijn overgeheveld naar andere departementen of naar uitvoerende diensten.

In onderstaande tabel is weergegeven welke uitgaven aan flankerend beleid in 2019 tot een budgetoverheveling en daarmee tot een lagere realisatie op het artikel hebben geleid.

Overgeheveld naar Defensie: bijdrage kantelen schietinrichting Petten ‒ 3.146
Overgeheveld naar I&W: kosten RWS voor Wind op zee ‒ 1.931
Overgeheveld naar Provinciefonds: bijdrage garantiefonds geothermie Provincie Noord-Holland ‒ 1.500
Overgeheveld naar I&W: kosten 2019 RWS voor MIVSP ‒ 12.423
Overgeheveld naar I&W: kosten RWS aanpassing radar Wemeldinge ‒ 1.825
Overgeheveld naar NEa: dekking kosten toezicht bijstook biomassa ‒ 320
Overgeheveld naar I&W: kosten SDE+-review PBL ‒ 10
Overgeheveld naar RVO.nl: extra uitvoeringskosten SDE+, ISDE, RED ‒ 4.660
Overgeheveld vanuit Klimaatenveloppemiddelen: kosten projecten Energieakkoord 2019 500
Totaal per saldo overgeheveld vanuit SDE+-domein ‒ 27.415

Aardwarmte

Door een hogere meewerkvergoeding voor agrariërs voor het gebruik van hun land voor proefboringen om de potentie van de ondergrond voor aardwarmte in kaart te brengen vallen de uitgaven voor het SCAN-programma (Seismische Campagne Aardwarmte Nederland) € 5 mln hoger uit dan geraamd.

Regeling Investerings Subsidie Duurzame Energie (ISDE)

Bij de in 2019 afgegeven beschikkingen voor de ISDE is sprake van vertraging in de uitbetaling van voorschotten, waardoor de realisatie zo’n € 15,6 mln lager is uitgevallen dan bij Ontwerpbegroting geraamd. Het overgebleven budget is in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort. Het niet-uitgekeerde bedrag zal naar verwachting in 2020 alsnog uitbetaald worden.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Voor de compensatie van de indirecte kosten bij elektriciteitsgrootgebruikers in het kader van het Europees emissiehandelssysteem (ETS) zijn er minder goedgekeurde aanvragen geweest dan dat er bij het openstellen van de regeling was geraamd.

Caribisch Nederland

De overschrijding van het budget voor Caribisch Nederland heeft verschillende oorzaken:

  1. Het verzoek tot vaststelling van de subsidie aan de Statia Utility Company (Stuco) voor de 2e fase van de zonneweide op Sint-Eustatius is al in 2019 ingediend, terwijl verwacht werd dat dat pas in 2020 zou gebeuren.
  2. Aan de energiebedrijven van Saba, Bonaire en Sint-Eustatius zijn fors hogere netbeheersubsidies uitgekeerd, nadat de bezwaren die de energiebedrijven van Bonaire en Sint-Eustatius hadden ingediend tegen de afgegeven netbeheersubsidies deels zijn gehonoreerd.

Overige subsidies

De lagere realisatie bij de overige subsidies is vooral ontstaan doordat € 6 mln is overgeheveld naar het RVO-uitvoeringsbudget voor de uitvoering van het Expertisecentrum Warmte (ECW).

Storting in begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

In 2019 is € 11 mln aan ongebruikte begrotingsmiddelen op artikel 2 die samenhingen met Urgenda-uitgaven in de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie gestort. Deze middelen zijn gedurende 2019 van artikel 2 naar artikel 4 overgeheveld en waren dus niet bij Ontwerpbegroting voorzien. Zie verder de toelichting bij de reserves.

Maatregelen voor CO2-reductie

Voor de sluiting van de Hemweg-kolencentrale in Amsterdam en CO2-reducerende maatregelen op het Chemelot-terrein in Geleen is in 2019 door middel van een Incidentele Supplotoire Begroting (ISB) in totaal € 94,4 mln aan Urgenda-middelen uit de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie toegevoegd aan artikel 4 van de EZK-begroting. De onderhandelingen over de nadeelcompensatie door de sluiting van de Hemwegcentrale zijn in november 2019 afgerond: de nadeelcompensatie is € 11,9 mln lager uitgevallen dan waar bij het opstellen van de ISB op was gerekend.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan RVO.nl is hoger uitgevallen doordat budget is toegevoegd voor de uitvoeringskosten die gemoeid zijn met de besteding van de Klimaatenveloppemiddelen, de Renewable Energy Directive (RED) en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Daarnaast is budget toegevoegd voor de hogere uitvoeringskosten van de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE), de Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS), de Hernieuwbare Energie Regeling (HER), de SDE+-regeling en de ondersteuning van RCR-projecten. Daarnaast is de loon- en prijsbijstelling 2019 aan het budget toegevoegd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO Kerndepartement

De bijdrage aan ECN-TNO is met een bedrag van € 7,1 mln opgehoogd om een investeringssubsidie ter verbetering van de kennisinfrastructuur te kunnen verstrekken. Daarnaast is de bijdrage aan ECN-TNO met € 3,5 mln verhoogd, omdat door de toevoeging van ECN aan TNO ECN-TNO BTW-plichtig werd. De opdracht aan TNO-AGE is, vooral door meer werkzaamheden voor advisering vergunningverlening en aardwarmte, € 2,7 mln hoger uitgevallen dan bij Ontwerpbegroting geraamd. Tenslotte is er zowel aan ECN-TNO als TNO-AGE loon- en prijsbijstelling uitgekeerd.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

In 2019 zijn minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding staan.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energieonderzoek Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Group (ECN/NRG)

De bijdrage aan ECN-NRG is in 2019 lager uitgevallen dan bij Ontwerpbegroting was geraamd. Uit het vrijgevallen budget is onder andere een aanvullende opdracht aan ACM voor het jaar 2019 van € 1,1 mln gefinancierd: dit bedrag is overgeheveld naar artikel 1 van de EZK-begroting. In 2019 is er ook geen uitbetaling gedaan op de aan ECN-NRG verstrekte lening, waardoor het hiervoor gereserveerde budget van € 2,6 mln niet is besteed. Tenslotte heeft een kasschuif van € 1,4 mln van 2019 naar 2020 plaatsgevonden ter financiering van de bijdrage aan ECN-NRG in dat jaar.

Ontvangsten

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

De inkomsten uit de Opslag Duurzame Energie (ODE) zijn € 98 mln achtergebleven bij de in de begroting geraamde inkomsten. Dit is 5,7% lager dan geraamd. Bij de bepaling van de ODE-tarieven dienen vooraf inschattingen te worden gemaakt voor onder andere het elektriciteits- en gasverbruik. Aangezien het gerealiseerde verbruik daarvan kan afwijken, zullen de daadwerkelijke opbrengsten in het algemeen afwijken van de geraamde opbrengsten.

ETS-Ontvangsten

Ten opzichte van eerdere ramingen is de verwachte gemiddelde prijs van ETS-rechten in 2019 sterk gestegen, waardoor de ETS-ontvangsten € 140 mln hoger zijn uitgevallen dan geraamd. De ontvangsten zijn echter lager dan in 2018, ondanks een hogere prijs. Dat komt omdat in 2019 een deel van de emissierechten niet geveild is, maar in marktstabiliteitsreserve (MSR) is geplaatst. De relatieve stijging van de prijs was minder dan de relatieve daling van het aantal geveilde rechten.

Toelichting op de begrotingsreserves

Begrotingsreserve Aardwarmte 21.974 100%
Begrotingsreserve Duurzame Energie 3.155.088 100%
Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen 6.600 0%
Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie 395.210 51%
+ Storting 0,4
– Onttrekking
Stand per 31/12/2019 22,0

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2019 zijn geen nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling door RVO.nl ingediend. Wel is voor een bedrag van € 420.000 aan provisies ontvangen, dit bedrag is in de begrotingsreserve gestort.

Uit het toetsingskader van de garantieregeling Aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.

+ Storting 993,7
– Onttrekking ‒ 78,0
Stand per 31/12/2019 3.155,1

De begrotingsreserve Duurzame Energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, ISDE en de HER. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2019 is € 993,7 mln in de reserve gestort en € 78 mln aan de reserve onttrokken (Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4, antwoord op vraag 5).

MEP (algemene middelen) 23 16 2 34 ‒ 2 0 73 100%
SDE (algemene middelen) 143 220 297 191 63 16 91 1.021 100%
Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE) ‒ 20 ‒ 77 ‒ 77 ‒ 73 ‒ 78 ‒ 325
SDE+ (ODE gefinancierd) 59 134 204 282 281 523 903 2.386 100%
Totaal 225 370 483 396 301 464 916 3.155 100%

Eind 2019 bedraagt de stand van de reserve € 3.155,1 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten zal de begrotingsreserve Duurzame Energie in 2020 nog toenemen, zij het in mindere mate dan in 2019 (indicatief: + € 780 mln).

– Geplande onttrekking 2020 (tijdelijke onttrekking) ‒ 73,0
– Geplande onttrekking 2020 (financiering uitbreiding ISDE t.b.v. MKB) ‒ 100,0
– Geplande onttrekking 2023-2028 (toevoeging aan SDE+-budget) ‒ 1.700,0
+ Geplande storting 2021-2026 (terugboeken tijdelijke onttrekking 2015-2020) 398,0
Resterend voor SDE/SDE+-beschikkingen 1.680,1
+ Storting 0
– Onttrekking 0
Stand per 31/12/2019 6,6

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023.

Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

+ Storting 11,0
– Onttrekking ‒ 115,8
Stand per 31/12/2019 395,2

Om tegemoet te komen aan het Urgenda-vonnis heeft het kabinet additionele maatregelen genomen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard, omvang en timing van de aanvullende maatregelen in 2018 nog onzeker waren, heeft het kabinet besloten deze maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken. Ook LNV, IenW en BZK kunnen een beroep doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen. De in de begrotingsreserve beschikbare middelen zijn in 2019 met Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s) aan de begrotingen van de vier betrokken departementen toegevoegd. Uiteindelijk is van de voor 2019 beschikbare middelen € 115,8 mln door de vier departementen besteed. Daarnaast heeft EZK € 11 mln aan begrotingsmiddelen die gekoppeld waren aan de Urgenda-middelen in de reserve gestort, omdat het project dat met deze gezamenlijke middelen gefinancierd zou worden vertraagd is.

Van het nog resterende bedrag in de reserve van € 395,2 mln is 51% juridisch verplicht.

Omdat de Urgenda-middelen via vier begrotingen lopen en er dus ook van vier departementen budget in de reserve zit, is uitvraag gedaan bij de betrokken departementen wat van hun aandeel van de reserve juridisch verplicht is. 

ENERGIEBESPARING
MJA3 / MEE (EZK, art. 4) 3.061 4.242 3.053 3.799 3.281 2.368 913
EIA (FIN, fiscaal) 106.000 147.000 124.000 157.000 130.0001 147.000 ‒ 17.000
Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4) 31.765 45.008 53.477 36.895 40.313 61.000 ‒ 20.687
Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4) 5.822 6.170 7.809 36 0 36
Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4) 21.000 20.000 15.000 5.000
Overige subsidies (Warmterotonde, Expertisecentrum Warmte) (EZK, ar.t 4) 262 0 16.711 22.500 ‒ 5.789
Demo Schoon en Zuinig (LNV, art. 11) 911 1 0 0 0 0
Innovatieagenda Energie (LNV, art. 11) 640 1.096 1.102 3.010 5.956 541 5.415
Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 11) 4.768 3.537 3.290 4.471 3.131 5.539 ‒ 2.408
Energie-efficieency glastuinbouw (LNV, art. 11) 3.275 6.124 3.984 4.233 8.4212 1.400 7.021
Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19) 3.913 1.066 2.141 0 0 0
Openbare verlichting decentrale overheden (IenW, art. 19) 17 0 0 0
Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4) 35.000 25.000 0 0 0
Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4) 0 18.000 35.000 ‒ 17.000
Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4) 11.745 6.132 3.847 3.761 5.813 6.000 ‒ 187
Energiebesparing huursector (BZK, art.4) 816 105.676 134.309 130.477 3.832
Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) 5.000 4.000 6.500 6.923 0 5.000 ‒ 5.000
Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4) 3.935 8.090 3.512 4.578
Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4) 0 2.640 0 0 0
Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4) 7.383 39.900 3.348 3.664 13.000 ‒ 9.336
Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4) 20.000 0 0 0 0
HERNIEUWBARE ENERGIE
MEP (EZK, art. 4) 362.995 288.426 149.960 25.492 1.515 47.025 ‒ 45.510
SDE/SDE+, incl. flankerend beleid en Net op zee (EZK, art.4) 323.059 614.493 873.641 1.101.941 1.265.767 2.202.885 ‒ 937.118
Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie (EZK, art. 4) 503.423 473.061 377.819 537.740 993.682 0 993.682
Storting in begrotingsreserve Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4) 1.922 1.012 833 0 420 4.700 ‒ 4.280
InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4) 18.018 50.927 69.864 84.368 100.000 ‒ 15.632
ENERGIE-INNOVATIE
Verduurzaming industrie (EZK, art. 2) 12.588 43.900 ‒ 31.312
Tenderregeling Energie-innovatie (EZK, art. 4) 36.516 38.915 38.791 63.400 57.589 71.490 ‒ 13.901
Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZK, art. 4) 10.153 19.330 21.931 28.193 42.139 41.200 939
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4) 860 1.392 3.300 ‒ 1.908
Innovatiemiddelen SDE+ (EZK, art. 4) 21.138 31.497 30.934 27.957 26.535 50.000 ‒ 23.465
MOBILITEIT
Elektrisch rijden (EZK, art. 4) 1.541 844 538 232 42 0 42
Elektrisch rijden (IenW, art. 19) 800 0 800 ‒ 800
Elektrisch rijden (IenW, art. 21) 1.861 0 0 0
Elektrisch rijden (IenW, art. 14) 1.498 0 1.498
Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14) 540 216 0 0 0 0
Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14) 50 35 0 0 0
Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14) 60 54 20 67 30 50 ‒ 20
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19) 172 98 13 2.000 0 0 0
Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) 42 42 25 17
Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14) 50 50 50 0
Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14) 36 50 54 100 ‒ 46
Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14) 16.823 0 16.823
URGENDA-MAATREGELEN
Urgenda en industrie (EZK, art. 2) 386 0 386
Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4) 82.500 0 82.500
Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4) 11.000 0 11.000
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4) 3.285 0 3.285
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 11) 0 0 0
Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textile (IenW, art. 21, via DEI+) 219 0 219
Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie (IenW, art. 21 via DEI+) 1.190 0 1.190
Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21) 1.000 0 1.000
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14) 836 0 836
Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14) 0 0 0
Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14) 54 0 54
OVERIGE
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4) 5.200 5.200 6.263 5.434 4.987 5.000 ‒ 13
Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/ISDE/HER (EZK, art. 4) 7.551 13.118 19.178 19.840 20.971 18.528 2.443
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4) 353 88 61 8 0 0 0
  1. Voorlopige cijfers van Financiën.
  2. Hiervan is € 1.500 uit de Urgenda-maatregelen gefinancierd.

Beleidsartikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

A. Algemene doelstelling

De inwoners van Groningen hebben dagelijks te maken met de gevolgen van de gaswinning. Dit brengt gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid met zich mee. Voor het kabinet staan de veiligheid, het goed afhandelen van schade en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop.

Het kabinet werkt hieraan langs drie sporen:

1. Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

In 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld op zo kort mogelijke termijn volledig te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 457). In navolging van adviezen van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is afgelopen jaar besloten de sluiting van het Groningenveld te versnellen (brief van 28 mei 2019, van SodM aan Minister van EZK). Om deze versnelling mogelijk te maken werd afgelopen jaar een Interim Akkoord gesloten met Shell en Exxon.

2. Goede afhandeling van de negatieve gevolgen van de gaswinning

Vanaf 19 maart 2018 tot eind 2019 zijn in totaal 27.800 schademeldingen afgehandeld. Daarnaast werd onder meer het Groninger Zorgakkoord gesloten, waarbij versterking en toekomstbestendig maken van de zorggebouwen wordt gecombineerd, en het Convenant 1588, waardoor gestart kan worden met de versterking van de gebouwen in batch 1588.

3. Een Nationaal Programma om Groningen perspectief te bieden

In maart 2019 is het Nationaal Programma Groningen officieel van start gegaan. In totaal is op dit moment € 200 mln toegekend aan verschillende programma’s en projecten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Rijk werkt samen met provincie en gemeenten voor een veilig Groningen met perspectief.

In lijn met de aanpassing van de Mijnbouwwet (artikel 52g, derde lid, in werking getreden op 1 januari 2019) heeft de Minister van EZK de verantwoordelijkheid om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad. De Minister van EZK wordt daarin geadviseerd door het Adviescollege Veiligheid Groningen, dat in 2019 is ingesteld.

Sinds 1 januari 2019 ligt de regie voor de uitvoering van de versterkingsopgave bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Over de publieke aansturing van de versterkingsoperatie hebben de regionale bestuurders, kabinet en maatschappelijke organisaties in maart 2019 afspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in het Besluit Versterken Gebouwen Groningen. In navolging van dit besluit is op 16 oktober jl. de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterking overgedragen aan de Minister van BZK (Kamerstuk 33 529, nr. 695). In november is het wetsvoorstel versterken in consultatie gebracht.

Op 5 oktober 2018 is het Nationaal Programma Groningen (NPG) gestart, een samenwerkingsverband van Rijk, provincie en gemeenten. Het NPG is gericht op het realiseren van projecten in Groningen, zoals projecten die bijdragen aan de leefbaarheid in diverse gemeenten of aan de verduurzaming van de industrie in de Eemsdelta. Op 11 maart 2019 is de bestuursovereenkomst Een programma dat groeit gesloten. Hierin zijn vervolgafspraken gemaakt over de structuur van het programma en de start van de eerste projecten in 2019. De coördinerende verantwoordelijkheid voor het NPG is in oktober 2019 ook overgedragen van het Ministerie van EZK naar het Ministerie van BZK.

C. Beleidsconclusies

Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

Het kabinet blijft zoeken naar maatregelen om de gaswinning in Groningen zo snel als mogelijk te reduceren. Op 10 september 2019 heeft het kabinet besloten de sluiting van het Groningenveld te versnellen (Kamerstuk 33 529, nr. 678). Door verschillende maatregelen (extra stikstofinkoop, hogere stikstofinzet, belevering exportpunt Oude Statenzijl met pseudo-Groningengas en Norg vullen met pseudo-Groningengas) is het gaswinningniveau in gasjaar 2019-2020 vastgesteld op 11,8 miljard kuub. Bovendien kan door de genoemde maatregelen de gaswinning in Groningen vanaf medio 2022 in een gemiddeld jaar nihil zijn. Het kabinet onderzoekt hoe het Groningenveld zo snel mogelijk definitief kan worden gesloten. Met Shell en ExxonMobil is op 9 september 2019 een Interim-akkoord gesloten voor het gebruik van Norg en herstel van de balans uit het Akkoord op Hoofdlijnen, het betreft een voorlopig bedrag (zie toelichting budgettaire tabel). Het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers is ingediend bij de Tweede Kamer.

Goede afhandeling van de negatieve gevolgen van de gaswinning

Ook in 2019 is gewerkt aan de afhandeling van schades, het versterken van de huizen in Groningen, en het publiekrechtelijk organiseren hiervan op afstand van de NAM. De aardbevingen van 22 mei bij Westerwijtwerd en 9 juni bij Garrelsweer met een kracht van 3,4 respectievelijk 2,5 op de schaal van Richter onderstrepen het blijvende belang hier van.

De publieke schadeafhandeling door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen is versneld, door onder meer de Stuwmeerregeling (Kamerstuk 33 529, nr. 668). Ook is de Tijdelijke Wet Groningen aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee onder andere het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt opgericht (Kamerstuk 25 250, nr. 2). Deze wet is begin 2020 met algemene stemmen door beide Kamers aangenomen. Ten behoeve van de voorbereiding van het IMG op haar toekomstige taken heeft de Minister van EZK twee adviezen aan hoogleraren uitgevraagd over immateriële schade en waardedaling (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 696).

Het opnemen, beoordelen en versterken van gebouwen is doorgegaan. In mei is overeenstemming met de regio bereikt over het Besluit Versterking Gebouwen Groningen, waarmee een belangrijke stap werd gezet naar uitvoering die volledig in publieke handen is met daarbij een formele rol voor gemeenten. Eerder dat voorjaar werd het Groninger Zorgakkoord gesloten, waarbij versterking en toekomstbestendig maken van de zorggebouwen wordt gecombineerd. Ook werd het Convenant 1588 gesloten tussen Rijk, gemeenten en de betrokken woningcorporaties, waardoor gestart kan worden met de uitvoering van de gebouwen in batch 1588. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsoperatie is in oktober 2019 overgeheveld naar de Minister van BZK. Voor het onderdeel veiligheid blijft de Minister van EZK verantwoordelijk, die daarin wordt geadviseerd door het eind 2019 ingestelde Adviescollege Veiligheid Groningen. In november is het wetsvoorstel versterken in consultatie gebracht.

Tot slot is gewerkt aan het definitief op afstand plaatsen van de NAM. Zo is onder andere een overeenkomst met de NAM gesloten waardoor de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vanaf mei 2019 de operationele aansturing van het Centrum Veilig Wonen (CVW) kreeg (Kamerstuk 33 529, nr. 609). De NCG is ingericht als uitvoeringsorganisatie voor de versterking en per 1 januari 2020 heeft het CVW daar geen enkele rol meer in. Daarmee is de NAM verder op afstand geplaatst van de versterkingsoperatie.

Een Nationaal Programma om Groningen perspectief te bieden

In 2019 zijn de kaders van het NPG vastgelegd. De governance is vastgesteld, er liggen programmakaders en er is een financiële verdeling op hoofdlijnen. In een structuur met een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur besluiten Rijk, provincie, gemeenten en maatschappelijke partijen over de investeringen die uit het NPG gedaan worden. Het gaat om investeringen in economische structuurversterking, energietransitie en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid in de regio. Hiervoor is in totaal € 1,15 mld beschikbaar. De provincie en gemeenten werken op dit moment een samenhangend programma uit, waarbij zij in nauw overleg staan met allerlei maatschappelijke partijen.

In totaal is op dit moment € 200 mln toegekend aan verschillende programma’s en projecten waarvan € 50 mln in 2018 en € 150 mln in 2019. Denk aan de programma’s voor erfgoed, zorg, emotionele en sociale ondersteuning en inwonersinitiatieven. Aan 100 projecten is budget toegekend, waaronder verschillende dorpscentrumplannen, vergroening van de chemie en waterstof. Ook is in 2019 het programma ‘Toukomst’ gestart. Hierbinnen kunnen de inwoners van de provincie Groningen zelf aangeven welke grote projecten zij gerealiseerd zouden willen zien. Het budget hiervoor bedraagt € 100 mln.

De coördinerende verantwoordelijkheid voor het NPG is op 16 oktober 2019 overgedragen van het Ministerie van EZK naar het Ministerie van BZK. EZK blijft vanzelfsprekend wel samenwerken met het NPG op onderwerpen die het beleid van EZK aangaan.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 0 23.005 58.215 93.427 834.537 140.111 694.426
Waarvan garantieverplichtingen 0 0 0 0 0 0 0
Waarvan overige verplichtingen 0 23.005 58.215 93.427 834.537 140.111 694.426
Uitgaven 0 8.470 47.098 80.908 825.005 140.471 684.534
Subsidies 0 0 33.918 5.536 121.826 25.790 96.036
Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten 33.916 150 314 10.273 ‒ 9.959
Verduurzamingsopgave (plafond relevante uitgaven) 4.036 111 10.517 ‒ 10.406
Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen 108.385 108.385
Instrumentarium Woningmarkt 2 1.350 13.016 5.000 8.016
Inkomensoverdrachten 0 0 0 7.710 136.572 57.500 79.072
Schadevergoedingen 7.710 136.572 57.500 79.072
Opdrachten 0 8.320 13.132 18.540 468.679 13.105 455.574
Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie 2.404 5.450 4.002 2.841 7.111 ‒ 4.270
Werkbudget 5.916 7.682 14.538 18.783 5.994 12.789
Versterken 84.055 0 84.055
Interim Akkoord met Shell en Exxon 363.000 0 363.000
Bijdrage aan agentschappen 0 150 48 49.122 97.927 44.076 53.851
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 150 48 47.493 96.400 41.991 54.409
Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen 1.629 1.527 2.085 ‒ 558
Ontvangsten 0 0 0 34.185 862.757 1.749.491 ‒ 886.734
Schadevergoedingen 2.397 55.527 57.500 ‒ 1.973
Uitvoeringskosten Schade 21.568 79.360 41.991 37.369
Aardgasbaten 577.867 1.650.000 ‒ 1.072.133
Ontvangsten NCG 10.220 2 2
Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen 150.000 150.000

E. Toelichting op de instrumenten

Algemeen

De instrumenten verduurzamingsopgave uit aardgasbaten, instrumentarium woningmarkt, onderzoek en werkbudget beschikken over een 100% eindejaarsmarge. Dit houdt in dat budget dat in een bepaald jaar niet wordt benut, kan worden meegenomen naar volgende jaren en derhalve beschikbaar blijft om in te zetten voor Groningen. Op deze wijze heeft het kabinet rekening gehouden met de complexe en deels onvoorspelbare opgave waar wij in Groningen voor staan en wordt de nodige flexibiliteit geboden zodat het budget meerjarig optimaal kan worden aangewend (Kamerstuk 33 529, nr. 256).

Het instrument verduurzamingsopgave overig kent geen 100% eindejaarsmarge. Het budget blijft binnen de BZK-begroting voor toekomstige jaren beschikbaar voor de uitvoering van de subsidieregeling energiebesparing bij versterking.

Verplichting en uitgaven

Subsidies

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

De verduurzamingsopgave uit aardgasbaten financiert de waardevermeerderingsregeling waarbij bij een schade van € 1.000 of meer een subsidie beschikbaar is tot maximaal € 4.000 voor het verduurzamen van de woning. Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) voert deze regeling uit. Deze regeling is gekoppeld aan de schadeafhandelingen.Vanaf 2017 tot en met eind 2019 is er voor de waardevermeerderingsregeling in totaal € 25,8 mln aan subsidie uitgekeerd aan 6.904 aanvragers. Er zijn nog voldoende middelen beschikbaar bij SNN voor de uitvoering van deze regeling. Overigens kunnen gedupeerden maar één keer een subsidie ontvangen uit de waardevermeerderingsregeling, ook al hebben zij meerdere toegekende schades.

Verduurzamingsopgave (plafond relevante uitgaven)

Omdat de versterking in 2019 niet goed op gang is gekomen, zijn er nauwelijks subsidies uitgekeerd voor duurzaamheid in combinatie met versterking. Deze middelen blijven meerjarig beschikbaar voor duurzaamheid in combinatie met versterking.

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

Het Nationaal Programma Groningen (NPG) is een gezamenlijk plan van Rijk en regio met daarbij passende meerjarige financiering van € 1,15 mld. Het NPG wordt gefinancierd door Rijk en NAM. In het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en Exxon is afgesproken dat de NAM in totaal € 500 mln bijdraagt aan het NPG. In 2019 heeft de NAM een bijdrage van € 150 mln gestort. Dit bedrag was doorgeschoven van 2018 naar 2019. Vanuit het NPG is dit jaar voor circa € 150 mln aan projecten toegekend. Hiervan is € 42 mln verantwoord onder het kopje versterken met als toelichting de batch 1588 en € 108 mln is voor goedgekeurde projecten overgemaakt aan provincie en gemeenten via een drietal specifieke uitkeringen.

Op 12 juli 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat houdende een specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 40228) voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Groningen, Hogeland, Loppersum, Midden-Groningen en de provincie Groningen in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen gepubliceerd in de Staatscourant.

Op 3 september 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, houdende een wijziging van de specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 49943) voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Groningen, Hogeland, Loppersum, Midden-Groningen en de provincie Groningen in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen gepubliceerd in de Staatscourant.

Op 6 december 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, houdende een specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 66468) voor de gemeenten Appingedam, Hogeland, Midden-Groningen en de provincie Groningen in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen gepubliceerd in de Staatscourant.

Instrumentarium Woningmarkt

In 2019 is het woonbedrijf opgericht om woningen in het gebied te kopen. De NAM heeft voor de opkoop maximaal € 30 mln beschikbaar gesteld. Dit budget loopt rechtsreeks via het woonbedrijf. Voor de operationele kosten van het woonbedrijf is vanuit de rijksbegroting circa € 10 mln cumulatief beschikbaar. In 2019 is een bedrag van € 2,9 mln overgemaakt aan het woonbedrijf voor de operationele kosten. Daarnaast is op 5 juni 2019 in het Bestuurlijk overleg afgesproken dat de opkoopregeling wordt doorgezet tot 2024 en dat hiervoor € 20 mln vanuit de rijksbegroting extra wordt vrijgemaakt voor opkoop van woningen. Van de Aanvullende Post is in 2019 hiervoor de eerste € 10 mln overgemaakt aan het woonbedrijf.

Inkomensoverdrachten

Schadevergoedingen

De stijging van de uitgaven aan schadevergoedingen komt voornamelijk door de stuwmeerregeling en de versnellingen van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) waardoor uiteindelijk meer schades zijn afgehandeld dan oorspronkelijk gepland. Tussen 19 maart 2018 en 31 december 2019 zijn nu 22.371 schades toegekend voor een totaalbedrag van € 148,7 mln waarvan € 136,6 mln in 2019. De schadevergoedingen worden gedeclareerd aan de NAM.

Opdrachten

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincies

De jaarlijkse compensatie aan gemeenten is betaald uit het werkbudget van de NCG waardoor op dit budget € 4,3 mln minder is uitgegeven dan gepland.

Werkbudget

In de ontwerpbegroting was de stand van het werkbudget € 5,9 mln, na toevoeging uit de 100% eindejaarsmarge was de Voorjaarsnota stand € 9,3 mln. Uit de Aanvullende Post is aan het werkbudget € 6 mln toegevoegd voor compensatie provincie en gemeenten, € 4 mln voor organisatiekosten NCG, € 0,8 mln voor het gasloos maken van extra woningen en € 4 mln voor het werk en onderzoeksbudget van de directie Groningen bovengrond van EZK. Daarmee kwam de stand van het werkbudget op circa € 24,5 mln. De € 6 mln compensatie is overgemaakt naar de gemeenten en provincie waardoor de gemeenten en provincie in 2019 € 10 mln aan compensatie voor hun werkzaamheden hebben ontvangen. Bij Najaarsnota zijn de € 4 mln organisatiekosten overgeheveld naar het apparaatsartikel 40.

Versterken

Voor de batch 1588 hebben de Ministers van EZK en BZK, namens het kabinet met de regiobestuurders en woningcorporaties, afspraken gemaakt om de versterking van de 1588 adressen in deze batch door te laten gaan op basis van de versterkingsadviezen. Dit project bestaat uit een gezamenlijke financiering door de NAM, regio (het NPG), woningcorporaties en Rijk met een totaalbedrag van € 420 mln. In 2019 is er respectievelijk € 42 mln vanuit het Nationaal Programma Groningen en € 42 mln vanuit de Aanvullende Post, in totaal dus € 84 mln, overgemaakt aan vier gemeenten via een specifieke uitkering. Op 19 juni 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, houdende een specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 34667) voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Midden-Groningen en Groningen in verband met de versterking van de gebouwen in batch 1588, gepubliceerd in de Staatscourant. Het restant van de middelen wordt naar gelang van de voortgang van de werkzaamheden in de komende jaren aan de vier gemeenten overgemaakt. Dit loopt vanuit de begroting van BZK.

Interim Akkoord met Shell en Exxon

In mei 2019 adviseerde SodM om de gaswinning uit het Groningenveld voor het gasjaar 2019/2020 te verminderen tot minder dan 12 bcm. Om dit mogelijk te maken heeft de Minister van EZK een Interim Akkoord gesloten met Shell en Exxon. De Kamer is op 10 september geïnformeerd over het sluiten van het Interim Akkoord. Onderdeel van dit akkoord was de betaling van een voorlopig bedrag aan NAM van netto € 90 mln. Belastingen en winstafdrachten aan de Staat waren van toepassing op deze betaling, waardoor het brutototaal € 363 mln bedroeg (Kamerbrief over een aantal onderwerpen van de begrotingsbehandeling, 14 november 2019). Over de totstandkoming van het Interim Akkoord met Shell en Exxon heeft een vertrouwelijke technische briefing plaatsgevonden (op 20 februari 2020).

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De hogere bijdrage aan RVO.nl is veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten van de schadeafhandeling, als gevolg van het grote aantal schadeafhandelingen in 2019. Deze uitvoeringskosten worden gedeclareerd bij de NAM. Aan de andere kant is het teveel aan RVO betaalde voorschot voor de afhandeling van het schadeproces Groningen in 2018 in mindering gebracht op de opdracht van 2019.

Ontvangsten

Uitvoeringskosten Schade

De bijdrage van de NAM voor uitvoeringskosten van de schadeafhandeling is in 2019 met € 66 mln toegenomen. RVO.nl voert voor de TCMG de schadeafhandeling uit. EZK is opdrachtgever voor RVO.nl en declareert de hogere uitvoeringskosten van € 53 mln bij de NAM. Daarnaast heeft de NAM in 2019 nog € 13 mln betaald voor de uitvoeringskosten over het 4e kwartaal 2018.

Aardgasbaten

In de raming van de gasbaten zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: bijstelling op basis van de meest recente prijsverwachting en de versnelling van de afbouw van de gaswinning in Groningen conform Kamerbrief van 8 februari 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 580). In totaal was de bijstelling hiervoor ‒ € 570 mln en zijn de aardgasbaten tegen het einde van het jaar circa € 200 mln extra lager uitgevallen. Verder werd het eigen vermogen van EBN met € 450 mln versterkt in 2019. Dit gebeurde via een lagere dividend-afdracht aan EZK. Deze versterking geeft EBN een robuustere buffer voor de afnemende inkomsten door de afbouw van de Groningen gaswinning en hoge verplichtingen voor aardbevingsschade- en opruimkosten. Daarnaast zijn de aardgasbaten opgehoogd met € 150 mln als gevolg van de bruto-vergoeding van € 363 mln aan de NAM naar aanleiding van het Interim Akkoord met Shell en Exxon ter snellere beëindiging van de Groninger gaswinning.

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)1 26 mld Nm3 26 mld Nm3 24 mld Nm3 22 mld Nm3 20 mld Nm3 18 mld Nm3 16 mld Nm3 14 mld Nm3
2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore1 16 9 21 16 4 6 5 4
3. Aantal boringen productie onshore en offshore1 19 18 32 17 16 8 7 7
4. Productie aardgas totaal (in Nm3)1 74 mld Nm3 80 mld Nm3 66 mld Nm3 50 mld Nm3 48 mld Nm3 42 mld Nm3 35 mld Nm3 29 mld Nm3
5. Euro/dollarkoers2 1,28 1,33 1,33 1,11 1,11 1,13 1,18 1,12
6. Olieprijs (dollar/vat)2 111,7 108,7 101,4 52,5 43,3 54,0 70,9 61,0
7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)3 24,0 26,0 21,3 19,8 13,6 16,6 21,5 14,9
  1. Bron: TNO
  2. Bron: CPB
  3. Bron: Gasterra

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZK geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (directoraten-generaal en stafdirecties) en de diensten van EZK (ACM60, CPB en SodM). De uitgaven externe inhuur, de uitgaven aan ICT en bijdragen aan shared service organisaties (SSO's) zijn apart inzichtelijk gemaakt. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU de realisatiegegevens voor de bijdrage aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZK.

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 374.245 423.578 403.194 297.577 298.069 278.382 19.687
Uitgaven 374.245 423.578 403.194 297.577 298.069 278.382 19.687
Personele uitgaven 248.694 265.798 258.940 203.759 214.956 190.251 24.705
waarvan eigen personeel 199.484 215.140 225.316 165.163 179.851 165.146 14.705
waarvan inhuur externen 8.364 10.205 11.127 20.279 19.505 7.607 11.898
waarvan overige personele uitgaven 40.846 40.453 22.497 18.317 15.600 17.498 ‒ 1.898
Materiele uitgaven 125.551 157.780 144.254 93.818 83.112 88.131 ‒ 5.019
waarvan ICT1 6.255 9.137 7.451 3.200 8.284 20.278 ‒ 11.994
waarvan bijdrage aan SSO's (exclusief DICTU) 38.878 36.899 32.257 13.914 14.794 15.738 ‒ 944
waarvan DICTU 53.500 55.228 60.949 55.491 32.148 26.285 5.863
waarvan overige materiële uitgaven 26.918 56.516 43.597 21.213 27.886 25.830 2.056
Ontvangsten 42.425 27.742 25.893 28.284 26.426 25.426 1.000
  1. Het totaal van de ICT-uitgaven van het kerndepartement en de buitendiensten bestaat uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan SSO DICTU.

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Personeel

Eigen personeel

Bij de eerste suppletoire begroting is extra personeelsbudget toegekend voor het eigen personeel van het Ministerie van EZK. Dit is met name voor de voorlichting over de Brexit (€ 1,1 mln) en personeelsgerelateerde uitgaven. Daarnaast is in de tweede suppletoire begroting het p-budget van de NCG verhoogd met (€ 5 mln). Bij eerste en tweede suppletoire begroting is verspreid over de directies van het kerndepartement personeelsbudget toegevoegd (€ 3,5 mln). Ook zijn er extra personeelsuitgaven die gedekt worden door IenW voor de kosten van het toezicht dat de ACM uitoefent op de vervoerssectoren spoor, loodsen, luchtvaart en personen (€ 2,3 mln). Tevens is er een verhoging van de personele budgetten van de directie Bedrijfsvoering vanwege aan de herinrichting gerelateerde aanpassingen (€ 2,5 mln).

Externe inhuur

De uitgaven voor externe inhuur zijn in 2019 hoger dan verwacht. Dit komt voornamelijk door extra inhuur voor ICT en organisatieadvies. Daarnaast is er meer ingehuurd dan in eerdere jaren doordat vacatures niet direct konden worden ingevuld vanwege de krapte op de arbeidsmarkt.

Materieel

ICT

Budget voor AVG (€ 5,6 mln) is verspreid over de andere materiële uitgaven gerealiseerd. Zo zijn deze middelen onder andere gebruikt voor een opdracht aan DICTU.

Toelichting op de ontvangsten

De realisatie op de ontvangsten van het apparaat van EZK in 2019 is € 26,4 mln. Dit is € 1 mln hoger ten opzichte van de Ontwerpbegroting. Belangrijkste oorzaak is dat SodM hogere ontvangsten heeft gerealiseerd (€ 0,6 mln). Dit is een inhaalslag geweest op de kosten die zijn doorberekend aan de markt voor vergunningverlening/retributies.

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie 374.244 423.578 403.194 297.577 298.069 278.382 19.687
Kerndepartement (beleid en staf) 291.083 327.705 308.055 202.092 192.549 186.685 5.864
Apparaatsuitgaven diensten:
Centraal Planbureau (CPB) 14.877 17.668 15.963 16.467 17.271 14.575 2.696
Autoriteit Consument en Markt (ACM) 57.950 65.479 69.392 65.405 73.092 63.013 10.079
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) 7.811 9.021 9.784 13.613 15.157 14.109 1.048
PIANOo (exclusief Programma) 2.523 3.705
Totaal apparaatskosten agentschappen 727.611 777.510 852.895 880.425 1.019.206 811.898 207.308
Agentschap Telecom (AT) 32.081 40.578 47.271 43.843 48.703 46.184 2.519
Dienst ICT Uitvoering (DICTU) 227.332 235.923 258.790 256.227 271.254 253.450 17.804
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) 5.349 7.5611 8.480 9.663 ‒ 1.183
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) 468.198 501.009 541.485 574.143 690.769 502.601 188.168
Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's 819.569 792.514 813.071 845.606 861.037 850.499 10.538
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 180.159 181.329 185.596 187.362 187.3622 185.185 2.177
Stichting COVA 1.448 1.402 1.314 1.375 1.410 1.640 ‒ 230
Raad voor de Accreditatie 13.968 13.856 13.572 14.415 14.374 9.707 4.667
Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM) 375 637 641 737 614 736 ‒ 122
TNO 432.819 418.787 426.367 426.367 426.3673 421.683 4.684
Kamer van Koophandel (KvK) 190.800 176.503 185.581 215.350 230.910 231.548 ‒ 638
  1. Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel en herrubricering.
  2. Realisatie 2019 van CBS is nog niet beschikbaar. Hierdoor is het bedrag van een jaar eerder opgenomen.
  3. Realisatie 2019 van TNO is nog niet beschikbaar. Hierdoor is het bedrag van een jaar eerder opgenomen.
Departementale taakstelling (totaal) 41.025 69.565 91.089 91.089
Totaal kerndepartement en diensten1 17.206 24.631 35.089 35.089
Agentschappen
DICTU 3.193 5.506 7.422 7.422
AT 289 552 845 845
RVO.nl 9.823 15.665 19.551 19.551
NEa 180 269 269
Totaal agentschappen 13.305 21.903 28.087 28.087
ZBO's en RWT's
CBS 4.627 10.556 12.869 12.869
Verispect/VSL 555 1.113 1.330 1.330
TNO 3.026 6.903 8.416 8.416
KvK 1.618 3.691 4.500 4.500
overig 688 768 798 798
Totaal ZBO's en RWT's 10.514 23.031 27.913 27.913
  1. De departementale taakstelling van het kerndepartement en diensten zijn zowel van toepassing op EZK als LNV. Deze taakstelling is verder niet uitgesplitst en ook zo opgenomen in het jaarverslag van LNV.

Artikel 41 Nog onverdeeld

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

2015 2016 2017 2018 2019 2019 2019
Verplichtingen 0 0 0 0 0 0 0
Uitgaven 0 0 0 0 0 0 0
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
Onvoorzien 0 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Op dit artikel is geen sprake van realisatie. Bij de 1e suppletoire begroting 2019 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2019 uitgekeerd. Deze bijstellingen zijn bij 2e suppletoire begrotingswet 2019 toebedeeld naar de relevante onderdelen.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie paragrafen:

  1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) financieel en materieel beheer en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;
  2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en
  3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij EZK bekende informatie zijn er fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

Uit de statistische steekproef van de ADR blijkt een bedrag aan waarschijnlijke fouten en onzekerheden in afgerekende voorschotten van € 51.940.205,- (kolom 6 tabel). Deze fouten bestaan uit onrechtmatigheden omdat niet aan alle subsidievoorwaarden is voldaan en onzekerheden bij de afwikkeling van voorschotten uit voorgaande jaren waarbij niet alle benodigde stukken konden worden achterhaald. Afgezet tegen het bedrag aan afgerekende voorschotten van € 1.124.398.000,- (kolom 2 tabel) blijft dit bedrag aan waarschijnlijke fouten beneden de norm van 5% (kolom 3 tabel). De ADR hanteert een statistische berekening die op basis van deze constateringen resulteert in een bedrag aan maximale (theoretische) fouten en onzekerheden dat wel de tolerantiegrens van € 56.220.000,- (=5%, kolom 3 tabel) overschrijdt. Om die reden moet de meest waarschijnlijke fout hier worden toegelicht.

Saldibalans
Afgerekende voorschotten 1.124.398.000 56.220.000 30.312.000 21.628.205 51.940.205 4,6%

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Vanuit de bij EZK bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Financieel en materieel beheer

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer 

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2018 het subsidiebeheer bij het kerndepartement en RVO.nl als onvolkomenheden aangemerkt. Hierop zijn verbeteracties uitgezet onder andere door dossier-vorming te verbeteren, controlebevindingen beter vast te leggen, het controle-protocol voor externe accountants te verduidelijken en meer reviews uitvoeren.

Nationale verklaring

Met de Nationale Verklaring geeft de Minister van Financiën, namens het kabinet, jaarlijks aan de Europese Commissie en de Tweede Kamer een verklaring af over het financieel beheer van middelen uit de Europese fondsen en de rechtmatigheid van financiële transacties en openstaande vorderingen (tot op het niveau van begunstigden). De onderliggende deelverklaring van EZK voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is op 11 maart 2020 afgegeven aan de Minister van Financiën en bevat geen beperkingen.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

EZK heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties, op 14 februari 2020 een «Informatiebeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2019 is omschreven. Zo zijn alle kritieke informatiesystemen van EZK beoordeeld op conformiteit met de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Uit die beoordeling blijkt dat er geen sprake is van zeer hoge risico's. Voor de als hoog gekwalificeerde risico's, zoals het actualiseren van risicoanalyses voor kritieke informatiesystemen en incidentmanagement, zijn maatregelen benoemd.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies

Uit actuele risicoanalyses blijkt dat voor alle subsidieregelingen opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies het (rest)risico van misbruik- of oneigenlijk gebruik door begunstigden als laag/aanvaardbaar is gekwalifi-ceerd. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van controleverklaringen bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het OM.

In 2019 is het departementale beleid ter voorkoming van misbruik en oneigelijk gebruik (M&O) van subsidies door subsidieontvangers in lijn gebracht met de kabinetsafspraken over het inrichten van een centraal M&O-register met een interdepartementale verwijsindex bij RVO.nl en de AVG.

Grote ICT projecten

Het Ministerie van BZK informeert de Tweede Kamer periodiek over departementale grote ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard openbaargemaakt en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Deze rapportageplicht geldt voor alle ICT-projecten waarvan de kosten tenminste € 5 mln bedragen. Lopende ICT-projecten zijn:

  1. AMRI (vernieuwing bancair systeem ten behoeve van garantstellingen RVO.nl);
  2. Kern Gezond (KvK);
  3. MIVSP (Maritiem informatievoorzieningsplatform bij DG K&E);
  4. DigiAT (Zaakgerichtwerken bij AT);
  5. Phoenix+ (CBS);
  6. Nieuw rekencentrum (CBS).

Externe inhuur

Het kabinet heeft de norm voor externe inhuur gesteld op maximaal 10% van de personele uitgaven. Voor EZK is het inhuurpercentage 24,2% (2018 EZK en LNV samen: 19,8%). De overschrijding wordt veroorzaakt door inhuur bij DICTU en RVO.nl. Het inhuurpercentage voor EZK over 2019 zonder DICTU en RVO.nl komt uit op: 9,5%. Bij DICTU is de aanleiding met name de behoefte aan specifieke ICT-expertise, vooral bij ontwikkeling van nieuwe applicaties. In geval van RVO.nl is de aanleiding een flexibele schil, om in spelen op fluctuaties in het opdrachtenpakket van diverse ministeries en de afhandeling van de schadeloosstellingsdossiers Groningen. Maatregelen zijn onder meer verscherpt toezicht op de duur van inhuur, interne trainingen, Rijkstrainee-programma’s en samenwerking met hogescholen en universiteiten.

Activiteiten Audit Committee

Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over de bedrijfsvoering waaronder het auditbeleid. Het AC is in 2019 viermaal bijeengekomen. Het AC bestond in 2019 uit de secretaris-generaal (voorzitter), de plaatsvervangend SG, twee directeuren-generaal, de Chief Economist, de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en twee (vanaf 1 november 2019: drie) externe leden, de directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) en de ADR ondersteunen het AC. De Algemene Rekenkamer is agenda lid. Onderwerpen van overleg in 2019 waren: de auditplanning en controle-aanpak 2019 door de ADR, toezichtrapportages van FEZ over het financieel en materieel beheer, uitkomsten van ADR- en AR-controles en 4 strategische onderwerpen.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Schadeloosstellingen Groningen

Per 1 juli 2020 neemt het bij ministerieel besluit in te stellen Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) als zelfstandig bestuursorgaan het afhandelen van aardbevings-schadedossiers over van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). De uitvoering blijft bij RVO.nl.

Versterkingsoperatie Groningen

Vanaf 16 oktober 2019 is de uitvoering van de versterkingsoperatie een verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C. Jaarrekening

7. Departementale verantwoordingsstaat

Totaal 13.582.971 4.609.162 4.179.847 14.028.147 5.337.066 3.454.550 445.176 727.904 ‒ 725.297
Beleidsartikelen 13.304.589 4.330.780 4.154.421 13.730.078 5.038.997 3.428.124 425.489 708.217 ‒ 726.297
1 Goed functionerende economie en markten 197.060 196.389 31.062 265.347 251.492 19.559 68.287 55.103 ‒ 11.503
2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen 2.135.414 937.668 113.157 1.745.131 913.165 121.961 ‒ 390.283 ‒ 24.503 8.804
3 Toekomstfonds 145.275 177.977 28.500 132.206 124.308 33.448 ‒ 13.069 ‒ 53.669 4.948
4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering 10.686.729 2.878.275 2.232.211 10.752.857 2.925.027 2.390.399 66.128 46.752 158.188
5 Een veilig Groningen met perspectief 140.111 140.471 1.749.491 834.537 825.005 862.757 694.426 684.534 ‒ 886.734
Niet-beleidsartikelen 278.382 278.382 25.426 298.069 298.069 26.426 19.687 19.687 1.000
40 Apparaat 278.382 278.382 25.426 298.069 298.069 26.426 19.687 19.687 1.000
41 Nog onverdeeld 0 0 0 0 0 0 0 0 0

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Agentschap Telecom
Totale baten 48.713 49.480 767 46.696
Totale lasten 48.713 50.700 1.987 46.578
Saldo van baten en lasten 0 ‒ 1.220 ‒ 1.220 118
Totale kapitaaluitgaven 7.113 6.043 ‒ 1.070 3.675
Totale kapitaalontvangsten 6.000 3.535 ‒ 2.465 6.653
Dienst ICT Uitvoering
Totale baten 284.200 309.923 25.723 285.894
Totale lasten 284.200 304.591 20.391 283.718
Saldo van baten en lasten 0 5.332 5.332 2.176
Totale kapitaaluitgaven 52.200 43.386 ‒ 8.814 55.023
Totale kapitaalontvangsten 23.000 15.955 ‒ 7.045 25.457
Nederlandse Emissieautoriteit
Totale baten 10.116 9.506 ‒ 610 8.5831
Totale lasten 10.116 9.101 ‒ 1.015 8.003
Saldo van baten en lasten 0 405 405 5801
Totale kapitaaluitgaven 1.700 140 ‒ 1.560 140
Totale kapitaalontvangsten 1.300 31 ‒ 1.269 0
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Totale baten 514.005 703.664 189.659 596.381
Totale lasten 514.005 703.243 189.238 588.361
Saldo van baten en lasten 0 421 421 8.020
Totale kapitaaluitgaven 20.499 13.247 ‒ 7.252 12.800
Totale kapitaalontvangsten 12.500 8.239 ‒ 4.261 8.526
  1. Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel en herrubricering.

De Regeling agentschappen en de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 laten enige ruimte voor interpretatie ten aanzien van de vraag wat als omzet van een baten-lastenagentschap kan of dient te worden aangemerkt. In bepaalde gevallen is hieraan daarom via de begrotingswet nadere invulling gegeven. Bij de herziening van de regelgeving in 2020 e.v. zullen verduidelijkingen worden aangebracht, zodat voortaan alleen bijdragen die een directe relatie hebben met geleverde producten/diensten als omzet kunnen worden verantwoord en het niet meer nodig is in de begrotingswet nadere duiding te geven aan het begrip omzet. Om dit over 2020 mogelijk te maken, zullen door de regering voorstellen worden ingediend om de inmiddels door de Staten-Generaal goedgekeurde begrotingen bij suppletoire wet aan te passen in lijn met deze voorgenomen herziening. Om ook over 2019 een transparant beeld te geven, is in de toelichting bij de jaarrekening van elk agentschap een nadere specificatie opgenomen van de gerealiseerde omzet, waaruit aard en omvang duidelijk blijken.

9. Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2019

Aansluiting realisatie agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met financiering door moederdepartement

Door een vergelijking van de «bijdrage moederdepartement (EZK)» uit tabel A met de bijdragen die vermeld zijn in de tabel B is de aansluiting te maken tussen de realisaties in de agentschapsparagraaf en de bijdragen die op de beleidsartikelen zijn gerealiseerd.

Agentschap Telecom 23.378 1.455 23.121 1.526 49.480
Dienst ICT Uitvoering 218.515 89.925 1.483 0 309.923
Nederlandse Emissieautoriteit 5.927 3.401 0 178 9.506
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 300.815 365.040 34.508 3.301 703.664
Totaal 548.635 459.821 59.112 5.005 1.072.573
Agentschap Telecom 24.050
art. 1 Goed functionerende economie en markten 23.576
art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen 474
Dienst ICT Uitvoering 218.515
art. 40 Apparaat 29.361
Bijdrage agentschappen en diensten 189.154
Nederlandse Emissieautoriteit 5.962
art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering 5.962
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 283.328
art. 1 Goed functionerende economie en markten 11.238
art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen 91.771
art. 3 Toekomstfonds 8.724
art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering 66.634
art. 5 Een veilig Groningen met perspectief 96.400
art. 40 Apparaat 8.561
Subtotaal 531.855
af: doorbelasting aan agentschappen door DICTU ‒ 189.154
Totale bijdrage EZ-begroting 342.701

Opmerkingen bij verschillen tussen realisatiestanden in tabel A en tabel B

Agentschap Telecom

Het verschil van € 0,7 mln wordt veroorzaakt doordat voor enkele projecten waarvoor bevoorschotting heeft plaatsgevonden de werkzaamheden later in de tijd worden uitgevoerd.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Het verschil bij RVO wordt voornamelijk veroorzaakt door het volgende:

  1. DG Groningen Bovengronds financiert een meerwerkopdracht van € 8,0 mln door het restant van de bevoorschotting 2018.
  2. Een deel van de bijdrage aan RVO voor Inkoop Uitvoering Centrum wordt gefinancierd vanuit beleidsartikel LNV (€ 7,2 mln).

Agentschap Telecom (AT)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap AT per 31 december 2019

Agentschap Telecom staat voor de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de IT- en telecommunicatienetwerken, zodat Nederland veilig verbonden is. De economische en maatschappelijke afhankelijkheid van en verwevenheid met deze infrastructuren groeit. Het agentschap signaleert dat de doorontwikkeling van 4G mobiele netwerken en de komst van 5G leidt tot een telecomtransitie. Het agentschap draagt met haar kernactiviteiten bij aan de doelstellingen van het kabinet, zoals onder andere benoemd in het Actieplan digitale connectiviteit, door te zorgen voor randvoorwaarden voor goede continuïteit van telecommunicatie in Nederland.

In deze jaarverantwoording voor u het inzicht in de financiële staat van het agentschap.

Baten
Omzet 48.713 47.954 ‒ 759 43.522
waarvan omzet moederdepartement 24.526 23.378 ‒ 1.148 18.866
waarvan omzet overige departementen 1.232 1.455 223 1.423
waarvan omzet derden 22.955 23.121 166 23.233
Vrijval voorzieningen 0 0 0 0
Bijzondere baten 0 1.524 1.524 3.174
Rentebaten 0 2 2 0
Totaal baten 48.713 49.480 767 46.696
Lasten
Apparaatskosten 46.184 48.703 2.519 43.843
Personele kosten 28.801 31.270 2.469 28.812
waarvan eigen personeel 23.872 25.543 1.671 24.039
waarvan inhuur externen 2.652 3.280 628 2.971
waarvan overige personele kosten 2.277 2.447 170 1.802
Materiële kosten 17.383 17.433 50 15.031
waarvan apparaat ICT 0 225 225 0
waarvan bijdrage aan SSO's 9.532 13.338 3.806 9.969
waarvan overige materiële kosten 7.851 3.870 ‒ 3.981 5.062
Afschrijvingskosten 2.404 1.935 ‒ 469 2.293
Materieel 1.775 1.586 ‒ 189 2.153
waarvan apparaat ICT 0 435 435 0
Immaterieel 629 348 ‒ 281 140
Dotaties voorzieningen 75 236 161 62
Overige kosten 0 0 0 0
Bijzondere lasten 0 ‒ 220 ‒ 220 358
Rentelasten 50 46 ‒ 4 22
Totaal lasten 48.713 50.700 1.987 46.578
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 ‒ 1.220 ‒ 1.220 118
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 ‒ 1.220 ‒ 1.220 118

Toelichting op het saldo van baten en lasten

Het boekjaar 2019 is afgesloten met een verlies van € 1,2 mln. Dit bedrag komt voor € 0,7 mln op rekening van Caribisch Nederland en maakt onderdeel uit van de afbouw van de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’. Deze post op de balans van het agentschap geeft, in overeenstemming met de gehanteerde werkwijze in voorgaande jaren, het bedrag weer dat met de tarieven voor Caribisch Nederland moet worden verrekend.

Het resultaat AT bedraagt, na aftrek van het resultaat Caribisch Nederland, ‒ € 0,5 mln.

Toelichting op de baten

Structurele bijdragen moederdepartement
Beleidsopdrachten 6.310 6.120 ‒ 190 7.050
Toezichttaken 12.490 14.143 1.653 10.077
Subtotaal structurele bijdragen 18.800 20.263 1.463 17.127
Incidentele bijdragen 0 0 0 0
Projecten 5.726 3.115 ‒ 2.612 1.739
Subtotaal projecten 5.726 3.115 ‒ 2.612 1.739
Totaal omzet moederdepartement 24.526 23.378 ‒ 1.148 18.866

De omzet moederdepartement bestaat uit de structurele vergoedingen die worden ontvangen van EZK voor de uitvoering van beleidsopdrachten en toezichtstaken. De toename ten opzichte van de begroting wordt verklaard door de nominale stijging van het uurtarief in 2019 met 9,33%.

De incidentele bijdragen bestaan uit projecten die worden uitgevoerd voor beleidsdirecties. In 2019 zijn de materiele kosten voor de uitvoering van deze projecten lager dan begroot.

Voorbeelden van beleidsprojecten zijn: Uitgifte radiovergunningen, Multibandveiling, Onderzoek Windturbines en Structurele implementatie LSA.

Vergunninghouders en overige 18.996 18.930 ‒ 66 18.757
- vaste verbindingen 2.388 2.084 ‒ 304 2.541
- mobiele communicatie 4.714 4.988 274 4.356
- (openbare) (mobiele) elektronische communicatie 1.954 2.056 102 2.013
- radiodeterminatie 44 4 ‒ 40 33
- radiozendamateurs 5 5 0 6
- omroep 5.689 5.044 ‒ 645 5.410
- overige/verlengingen 1 0 ‒ 1 0
- examens 147 169 22 147
- verklaringen, keuringen en erkenningen 0 6 6 2
- randapparatuur 1.901 1.791 ‒ 110 1.769
- registratie RZAM en Maritiem 2.156 2.783 627 2.480
Satellietoperators 485 489 4 380
Ministerie van Defensie 1.314 1.411 97 1.314
Ministerie van V&J 305 335 30 305
Ministerie van I&M 507 558 51 507
Caribisch Nederland (CN) 1.200 1.325 125 1.927
WELMEC secretariaat 0 0 0 0
Hercontrole meetinstrumenten 50 59 9 44
Subsidie 5G 98 14 ‒ 84 0
Totaal omzet derden 22.955 23.121 166 23.233

De gerealiseerde omzet derden is in het algemeen in overeenstemming met de vastgestelde begroting. Er is overall sprake van een afwijking kleiner dan 1%. Het toepassen van tariefdifferentiatie per vergunningscategorie (variantie + of ‒ 10%) bij het opstellen van de Regeling vergoedingen 2019 heeft tot gevolg dat er een aantal verschillen is ontstaan ten opzichte van de agentschapsbegroting.

Bijzondere baten

De realisatie in 2019 bestaat uit de vrijval van vooruit ontvangen gelden voor de financiering van de kosten voor Digi-AT. Daarnaast is besloten om, in het kader van het kostendekkend werken op Caribisch Nederland, de frequentievergoedingen 2017 en 2018 voor een bedrag van € 1,1 mln niet meer in rekening te brengen bij de houders van een mobiele concessie.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn € 2,5 mln hoger dan de vastgestelde begroting. In hoeveelheid (q) wordt dit vooral veroorzaakt door de uitvoering van een bovengemiddeld aantal incidentele projecten (in uren) voor de opdrachtgevers. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in fte inclusief externe inhuur bedraagt 335,0 fte (begroot: 327,6 fte). De gerealiseerde gemiddelde loonsom (intern- en extern personeel) is 6,0% hoger dan de begroting, ten gevolge van CAO-loonbijstellingen en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch personeel (hogere schalen) vergen. Het percentage externe inhuur bedraagt 11%.

Materiële kosten

In het kader van uniformiteit binnen de verantwoording van EZK heeft het agentschap een aantal wijzigingen aangebracht in de presentatie. Dit is onder meer terug te zien in de post ‘waarvan bijdrage aan SSO’s’ die om die reden afwijkt van de agentschapsbegroting. De materiële kosten zijn op hoofdlijnen in overeenstemming met de agentschapsbegroting. Meer in detail is er sprake van een duidelijke toename van de reguliere beheerskosten ICT. De materiele kosten voor de uitvoering van projecten voor opdrachtgevers, m.n. Multibandveiling, zijn lager.

Rentelasten

De rentelasten zijn in overeenstemming met de begroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot doordat de in 2018 voorgenomen investeringen voor een deel niet zijn gerealiseerd. Ook de gerealiseerde investeringen in 2019 liggen 25% onder de begroting. Een aantal investeringen is door diverse omstandigheden niet meer in 2019 gerealiseerd (o.a. inbouw 12 peilauto’s, PAN6000).

Overige lasten

De overige lasten bestaan uit dotaties op de voorzieningen ambtsjubileum, dubieuze debiteuren en de subsidieverlening voor Caribisch Nederland. Daarnaast is er een correctie geboekt op de inkoopfacturen 2018.

Activa
Vaste activa 11.051 8.629
Immateriële vaste activa 5.474 3.133
Materiële vaste activa 5.577 5.496
waarvan grond en gebouwen 0 0
waarvan installaties en inventarissen 4.750 74
waarvan projecten in uitvoering 0 0
waarvan overige materiële vaste activa 827 5.422
Vlottende activa 19.412 22.805
Voorraden en onderhanden projecten 0 7
Debiteuren 4.270 2.893
Overige vorderingen en overlopende activa 1.851 1.345
Liquide middelen 13.291 18.560
Totaal activa 30.463 31.434
Passiva
Eigen Vermogen ‒ 496 1.035
Exploitatiereserve 724 916
Onverdeeld resultaat ‒ 1.220 119
Voorzieningen 567 596
Langlopende schulden 10.053 9.933
Leningen bij het Ministerie van Financiën 10.053 9.933
Kortlopende schulden 20.339 19.870
Crediteuren 2.605 4.031
Belastingen en premies sociale lasten 0 0
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 1.720 6.603
Overige schulden en overlopende passiva 16.014 9.236
Totaal passiva 30.463 31.434

Activa

Immateriële vaste activa

De toename in immateriële vaste activa wordt verklaard door de investeringen van het agentschap in het kader van ICT-projecten (o.a. Digi-AT).

Materiele vaste activa

In het kader van uniformiteit binnen de verantwoording van EZK heeft het agentschap een aantal wijzigingen aangebracht in de presentatie. Dit verklaart de verschuiving van overige materiele vaste activa naar installaties en inventarissen.

Liquide middelen

De afname in liquide middelen wordt veroorzaakt door vrijval van vooruit ontvangen gelden voor projecten die in 2018 zijn gefinancierd waarvan de uitvoering in 2019 is gerealiseerd.

Passiva

Omzet, excl. rente- en bijzondere baten 40.671 43.522 47.954
Gemiddelde omzet over 3 jaar 37.914 40.759 44.049
Stand eigen vermogen na resultaatsbestemming ‒ 187 289
Eenmalige storting moederdepartement 1.103 435
Exploitatiereserve 958 916 724
Resultaat ‒ 2.409 119 ‒ 1.220
Eigen vermogen ‒ 1.451 1.035 ‒ 496

Het eigen vermogen van het agentschap na resultaatsbestemming 2018 bedraagt € 0,3 mln. Voor de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ is dat een bedrag van € 2,7 mln (op de balans onderdeel van Overige schulden en overlopende passiva). In 2019 heeft AT een eenmalige storting ontvangen van het moederdepartement voor de kosten AVG. De exploitatiereserve heeft daarmee een omvang van € 0,7 mln.

Het resultaat 2019 van ‒ € 1,2 mln bestaat uit een verlies op Caribisch Nederland van € 0,7 mln en een verlies van € 0,5 mln bij het agentschap. Het voornemen is om het verlies Caribisch Nederland te verrekenen met de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ en het verlies van het agentschap af te boeken op het eigen vermogen.

Dubieuze debiteuren 274 264 0 0 539
Ambtsjubilea 596 ‒ 28 0 0 567
Totaal 870 236 0 0 1.106

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Voor de investeringen in vaste activa leent het agentschap bij het Ministerie van Financiën. De toename in de omvang van de leningen is vooral ontstaan door de financiering van de ICT-projecten van het agentschap.

Kortlopende schulden

De post kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën bestaat uit de aflossingen op de lopende leningen bij het Ministerie van Financiën voor het boekjaar 2020.

Debiteuren 0 0 4.270
Overige vorderingen en overlopende activa 0 0 1.851
Liquide middelen 13.291 0 0
Totaal vorderingen 13.291 0 6.121
Crediteuren 0 0 2.605
Overige schulden en overlopende passiva 5.721 1.306 8.987
Totaal schulden 5.721 1.306 11.592
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen 5.815 18.559 12.744
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 48.713 47.284 ‒ 1.429
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) ‒ 46.309 ‒ 50.044 ‒ 3.735
2. Totaal operationele kasstroom 2.404 ‒ 2.760 ‒ 5.164
Totaal investeringen (-/-) ‒ 6.000 ‒ 4.439 1.561
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom ‒ 6.000 ‒ 4.439 1.561
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 ‒ 344 ‒ 344
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 435 435
Aflossingen op leningen (-/-) ‒ 1.113 ‒ 1.260 ‒ 147
Beroep op leenfaciliteit (+) 6.000 3.100 ‒ 2.900
4. Totaal financieringskasstroom 4.887 1.931 ‒ 2.956
5. Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. 7.106 13.291 6.185

Toelichting kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2019 heeft het agentschap voor een bedrag van € 4,4 mln geïnvesteerd in materiële vaste activa, zoals elektronische apparatuur en antennes en in immateriële vaste activa voor onder meer het project Digi-AT.

Financieringsstroom

AT heeft in 2019 van het moederdepartement een eenmalige storting ontvangen voor de financiering van de kosten AVG. Voor de financiering van de begrote investeringen is een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de investeringen en het beroep op de leenfaciliteit wordt verklaard doordat voor het project Digi-AT al in 2018 is geleend.

Kostprijzen per product (wijziging tarieven Regeling Vergoedingen) ‒ 3,68% ‒ 2,33% 0,64% 1,30% 5,00%
Tarieven/uur ‒ 1,22% ‒ 1,86% ‒ 2,45% 6,91% 7,45%
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 296,2 294,3 299,2 303,8 294,9
Saldo van baten en lasten (%) 7% ‒ 6% 0% ‒ 2% 0%
Personeelskosten per fte € 73.048 € 77.102 € 79.506 € 85.912 € 80.960
Percentage declarabiliteit 73,0% 73,5% 74,6% 75,2% 70,7%
Percentage afgehandelde vergunningaanvragen binnen 8 weken 96% 97% 98% 98% 95%
Percentage eerste contact met melder storingsklachten van levensbelang < 4 uur 100% 100% 100% 100% 100%
Percentage eerste contact met melder storingsklachten van maatschappelijk belang < 12 uur 100% 95% 100% 93% 98%
Percentage eerste contact met melder storingsklachten van individueel belang < 3 werkdagen 100% 98% 97% 97% 90%
Percentage gegrond verklaarde bezwaarschriften 5% 4% 2% 8% 5%
Aantal klachten 7 9 7 8 7
Verzuimpercentage 4,7% 5,8% 3,3% 3,4% 4,1%

Toelichting

Personeelskosten per FTE

De gerealiseerde gemiddelde personeelskosten per FTE zijn circa € 5.000 hoger dan de begroting. Dit is vanwege CAO-loonbijstellingen en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch (extern) personeel vergen (hogere schalen en uurtarieven).

Vitaliteit en verzuim: blijvende aandacht

Het agentschap heeft blijvend aandacht voor vitaliteit en verzuim. In 2017 is een aanpak gekozen die geleid heeft tot een dalende trend in het verzuimpercentage. Om deze dalende lijn vast te houden en verzuim in de toekomst te voorkomen zijn verschillende afspraken gemaakt of gecontinueerd. Zo worden de verzuimcijfers maandelijks besproken in het directieoverleg en met een vertegenwoordiger van de OR en HRM.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap DICTU per 31 december 2019

Baten
Omzet 284.200 309.923 25.723 285.062
waarvan omzet moederdepartement 202.700 218.515 15.815 240.425
waarvan omzet overige departementen 81.200 89.925 8.725 44.349
waarvan omzet derden 300 1.483 1.183 288
Vrijval voorzieningen 0 0 0 832
Bijzondere baten 0 0 0 0
Rentebaten 0 0 0 0
Totaal baten 284.200 309.923 25.723 285.894
Lasten
Apparaatskosten 253.450 271.254 17.804 256.227
Personele kosten 148.550 174.194 25.644 158.572
waarvan eigen personeel 71.000 69.174 ‒ 1.826 61.018
waarvan inhuur externen 77.550 104.451 26.901 97.254
waarvan overige personele kosten 0 569 569 300
Materiële kosten 104.900 97.060 ‒ 7.840 97.655
waarvan apparaat ICT 23.200 22.965 ‒ 235 36.484
waarvan bijdrage aan SSO's 17.500 19.105 1.605 13.561
waarvan overige materiële kosten 64.200 54.990 ‒ 9.210 47.610
Afschrijvingskosten 29.200 30.481 1.281 25.737
Materieel 11.700 15.618 3.918 11.302
waarvan apparaat ICT 11.700 15.618 3.918 0
Immaterieel 17.500 14.863 ‒ 2.637 14.435
Dotaties voorzieningen 1.500 2.847 1.347 1.746
Overige kosten 0 0 0 0
Bijzondere lasten 0 0 0 0
Rentelasten 50 9 ‒ 41 8
Totaal lasten 284.200 304.591 20.391 283.718
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 5.332 5.332 2.176
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 5.332 5.332 2.176

Toelichting op de baten

De omzet op totaalniveau komt € 25,7 mln hoger uit dan begroot, waarbij vooral de omzet moederdepartement met € 15,8 mln boven de vastgestelde begroting uitkomt. Ten opzichte van 2018 is een verschuiving zichtbaar tussen de posten waarvan omzet moederdepartement en waarvan omzet overige departementen. Deze verschuiving wordt veroorzaakt door de splitsing tussen de departementen Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Hierbij wordt de omzet van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) niet langer onder waarvan omzet moederdepartement maar onder waarvan omzet overige departementen verantwoord.

De verdeling per productgroep wordt in de onderstaande tabel weergegeven.

Applicatiebeheer 35.800 27.492 ‒ 8.308 36.325
Ontwikkelopdrachten 40.500 49.386 8.886 47.630
Infrabeheer 41.000 40.793 ‒ 207 46.919
Werkplekservices 35.100 38.323 3.223 38.480
Overige omzet 8.300 17.596 9.296 22.225
Generieke eBS 6.500 4.933 ‒ 1.567 6.788
Indirect 35.500 39.992 4.492 42.058
Totaal 202.700 218.515 15.815 240.425

De verschuiving ten opzichte van 2018 van de omzet van de producten applicatiebeheer, infrabeheer en werkplekservices moederdepartement en overige departementen is het gevolg van de splitsing van de departementen Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De hogere omzet dan begroot bij het product ontwikkelopdrachten komt door de aanschaf van licenties voor een nieuw documentatiesysteem voor het kerndepartement, ontvlechting EZK-LNV fase 2 en een hogere omzet voor de dienst ToegangsVerleningsService bij RVO.nl. De hogere omzet dan begroot bij het product overige omzet (€ 9,3 mln) wordt met name veroorzaakt door de ontwikkeling van de dienst Rijkszaak bij Agentschap Telecom en het Kerndepartement.

Applicatiebeheer 6.400 16.985 10.585 10.355
Ontwikkelopdrachten 8.800 11.763 2.963 5.261
Infrabeheer 24.200 13.288 ‒ 10.912 4.245
Werkplekservices 14.600 13.825 ‒ 775 154
Overige omzet 11.200 16.002 4.802 16.576
Generieke eBS 1.800 1.608 ‒ 192 0
Indirect 14.200 16.454 2.254 7.758
Totaal 81.200 89.925 8.725 44.349

De hogere omzet dan begroot bij overige departementen van € 8,7 mln komt met name door een hogere omzet bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van LNV voor het programma Procesvernieuwing, Informatie en ICT (PI&I). Daarnaast is een hogere omzet gerealiseerd bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de implementatie van Rijkszaak bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het CIBG. DICTU verantwoordt in deze tabel Zaak Gericht Werken op de regel Overige omzet.

Omzet derden

De omzet derden is € 1,2 mln hoger dan begroot. Dit betreft een opdracht voor de uitrol van Rijkszaak bij de Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO).

Toelichting op de lasten

Personele Kosten

De personele kosten zijn € 25,6 mln hoger dan begroot. De lagere realisatie dan begroot bij de post eigen personeel wordt veroorzaakt doordat het lastig is gebleken om vacatures voor specialistische ICT-functies te vervullen. DICTU is er wel in geslaagd om het eigen personeelsbestand ten opzichte van 2018 netto met 58 fte te laten groeien, waarmee de doelstelling om meer kennis binnen het ambtenarenbestand te borgen is gehaald. De stijging van externe inhuur komt door een grotere behoefte dan voorzien aan tijdelijke capaciteit om te voldoen aan de gestegen vraag van klanten van DICTU voor de uitrol van Rijkszaak en beheer Cloudwerkplek. De hogere kosten van externe inhuur zijn met name gemaakt in de eerste helft van 2019. In de tweede helft van 2019 zijn deze kosten gedaald.

Materiele kosten

De materiële kosten vallen lager uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een daling van de post waarvan overige materiële kosten. Dit komt doordat licenties goedkoper zijn aangeschaft dan verwacht en onderhoudskosten CloudWerkplek lager zijn uitgevallen.

Dotaties voorzieningen

Dotaties aan voorzieningen valt hoger uit doordat een nieuwe voorziening is getroffen van € 2,5 mln voor de afwikkeling van enkele verlieslatende contracten.

Het resultaat van DICTU over het jaar 2019 is € 5,3 mln positief.

Activa
Vaste activa 67.758 81.626
Immateriële vaste activa 33.362 37.778
Materiële vaste activa 34.396 43.848
waarvan grond en gebouwen 0 0
waarvan installaties en inventarissen 29.496 36.183
waarvan projecten in uitvoering 0 0
waarvan overige materiële vaste activa 4.900 7.665
Vlottende activa 70.218 73.136
Voorraden en onderhanden projecten 0 0
Debiteuren 17.984 33.757
Overige vorderingen en overlopende activa 33.358 19.953
Liquide middelen 18.876 19.426
Totaal activa 137.976 154.762
Passiva
Eigen Vermogen 13.310 7.978
Exploitatiereserve 7.978 5.802
Onverdeeld resultaat 5.332 2.176
Voorzieningen 3.383 1.000
Langlopende schulden 43.716 56.272
Leningen bij het Ministerie van Financiën 43.716 56.272
Kortlopende schulden 77.567 89.512
Crediteuren 3.431 12.141
Belastingen en premies sociale lasten 0 0
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 27.877 26.138
Overige schulden en overlopende passiva 46.259 51.233
Totaal passiva 137.976 154.762
Debiteuren 19.239 35.566
Voorziening debiteuren ‒ 1.255 ‒ 1.800
Nog te verwerken ontvangsten 0 ‒ 9
Totaal 17.984 33.757

De doelstelling voor 2019 om de debiteurenstand ten opzichte van 2018 te verlagen is behaald. DICTU heeft het afgelopen jaar veel geïnvesteerd in het aanmanen van opdrachtgevers waardoor het saldo openstaande facturen na vervaldatum aanmerkelijk lager is.

Moederdepartement 11.379 26.590
Overige departementen 7.714 8.901
Derden 146 75
Totaal 19.239 35.566
Moederdepartement 2.045 2.334
Overige departementen 2852 325
Derden 28.461 17.294
Totaal 33.358 19.953

Onder de balanspost Overige vorderingen en overlopende activa worden de nog te factureren omzet en de vooruitbetaalde kosten verantwoord. De hogere post Overige departementen wordt veroorzaakt door de eerdergenoemde splitsing van de departementen EZK en LNV. De hogere post Derden in 2019 betreft vooral meerjarige contracten met softwareleveranciers, waarvan eind 2019 diverse zijn vernieuwd.

Voorziening reorganisatiekosten 1.000 182 ‒ 343 0 839
Overige Voorzieningen 0 2.544 0 0 2.544

Er is een nieuwe voorziening getroffen voor de afwikkeling van enkele verlieslatende contracten.

1. Eigen vermogen per 1/1 259 1.392 5.802 7.978
2. Saldo baten en lasten 1.133 4.410 2.176 5.332
3. Directe mutaties in het eigen vermogen 0 0 0 0
‒ 3a Uitkering aan moederdepartement
‒ 3b Bijdrage door moederdepartement ter versterking eigen vermogen
‒ 3c Overige mutaties
4. Eigen vermogen per 31/12 1.392 5.802 7.978 13.310
Omzet 253.844 283.343 285.061 309.923
Vermogensplafond (5%) 11.559 12.957 13.704 14.639

Het eigen vermogen van DICTU bedraagt ultimo 2019 € 13,3 mln, zijnde 4,5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. De omvang van het eigen vermogen blijft daarmee binnen de kaders die de Regeling Agentschappen hieraan stelt (maximaal 5%).

Moederdepartement 806 1.170
Overige departementen 32 578
Derden 2.593 10.393
Totaal 3.431 12.141

De post crediteuren is aanzienlijk lager dan eind 2018, vooral ten gevolg van de verbeterde betaaldiscipline van DICTU. Over heel 2019 is 98,4% van de facturen binnen 30 dagen betaald, ruim boven de norm van 95%. Daarnaast zijn lang openstaande facturen opgeschoond.

Moederdepartement 17.317 33.522
Overige departementen 31.219 27.582
Derden 25.600 16.267
Totaal 74.136 77.371
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen 19.158 19.426 268
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 284.200 302.679 18.479
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) ‒ 255.000 ‒ 275.801 ‒ 20.801
2. Totaal operationele kasstroom 29.200 26.594 ‒ 2.606
Totaal investeringen (-/-) ‒ 23.000 ‒ 17.248 5.752
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 635 635
3. Totaal investeringskasstroom ‒ 23.000 ‒ 16.329 6.671
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
Aflossingen op leningen (-/-) ‒ 29.200 ‒ 26.138 3.062
Beroep op leenfaciliteit (+) 23.000 15.320 ‒ 7.680
4. Totaal financieringskasstroom ‒ 6.200 ‒ 10.818 ‒ 4.618
5. Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. 19.158 18.873 ‒ 285

Toelichting kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie van DICTU is eind 2019 € 0,3 mln lager dan begroot. Dit is het resultaat van de volgende kasstromen:

Operationele kasstroom

Het saldo van de ontvangsten en uitgaven is € 2,6 mln lager dan begroot.

Investeringskasstroom

Het investeringsniveau is € 6,7 mln lager dan begroot doordat er minder investeringen zijn gedaan dan voorzien. Daarnaast zijn enkele activa versneld afgeschreven.

Financieringskasstroom

In 2019 is er voor € 26,1 mln aan leningen afgelost. Daarnaast is er voor € 15,3 mln aan nieuwe leningen afgesloten. Per saldo is de financieringskasstroom € 4,6 mln lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er een kleiner beroep op de leenfaciliteit is gedaan dan begroot.

Kostprijzen per product (groep)
a. Basistarief werkplek VKA 2.520 2.520 2.602
b. Basistarief werkplek CW 3.637 3.746 3.061
Tarieven/uur
a. Senior medew. (ontwikkeling) 92 96 100 101 101
b. Medior medew. (bouw) 72 76 78 80 80
c. Junior medew. (test en Beheer) 62 65 67 69 68
Indicatoren
FTE-totaal (excl. externe inhuur)1 562 643 710 775 768
Saldo van baten en lasten (%)2 0,40% 1,60% 0,80% 1,75% 0,00%
Aantal werkplekken VKA 13.178 11.552 6.599
Aantal werkplekken CW3 6.868 13.343 13.000
Verambtelijking4 44,70% 49,80% 52,30% 54%
  1. Gemiddeld aantal fte gedurende het jaar.
  2. Saldo als percentage van de baten.
  3. Aantal ultimo het jaar.
  4. Betreft het aantal fte ambtelijk personeel gedeeld door het totaal aantal fte, ultimo het jaar.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap NEa per 31 december 2019

Baten
Omzet 10.116 9.328 ‒ 788 8.0191
waarvan omzet moederdepartement 7.760 5.927 ‒ 1.833 4.9011
waarvan omzet overige departementen 2.356 3.401 1.045 3.1181
waarvan omzet derden 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 0 0 0
Bijzondere baten 0 178 178 564
Rentebaten 0 0 0 0
Totaal baten 10.116 9.506 ‒ 610 8.5831
Lasten
Apparaatskosten 9.663 8.480 ‒ 1.183 7.5611
Personele kosten 6.819 6.265 ‒ 554 5.5351
waarvan eigen personeel 5.974 5.177 ‒ 797 5.0261
waarvan inhuur externen 565 461 ‒ 104 329
waarvan overige personele kosten 280 627 347 180
Materiële kosten 2.844 2.215 ‒ 629 2.0261
huur gebouwen RVB 0 0 0 263
waarvan apparaat ICT 825 477 ‒ 348 221
waarvan bijdrage aan SSO's 990 865 ‒ 125 9771
waarvan overige materiële kosten 1.029 873 ‒ 156 565
Afschrijvingskosten 453 618 165 441
Materieel 0 0 0 0
waarvan apparaat ICT 0 0 0 0
Immaterieel 453 618 165 441
Dotaties voorzieningen 0 0 0 0
Overige kosten 0 0 0 0
Bijzondere lasten 0 3 3 0
Rentelasten 0 0 0 1
Totaal lasten 10.116 9.101 ‒ 1.015 8.003
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 405 405 5801
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 405 405 5801
  1. Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel en herrubricering.

Foutherstel en herrubricering 2018

In 2019 heeft de NEa geconstateerd dat reeds ultimo 2017 het eigen vermogen hoger was dan het toegestane percentage van 5% over de gemiddelde omzet over de laatste drie jaar. Het surplus bedraagt € 0,587 mln en moet aan de voormalige eigenaar van de NEa, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), worden uitgekeerd. Deze door de Regeling agentschappen voorgeschreven uitkering was echter niet als schuld in de jaarrekening 2018 opgenomen. Hiervoor is in de jaarrekening 2019 foutherstel toegepast. Dit foutherstel is retrospectief verwerkt waarbij de vergelijkende cijfers 2018 zijn aangepast. Het effect op het eigen vermogen per 31 december 2018 is € 0,587 mln negatief (directe vermogensmutatie). Daartegenover staat een hoger bedrag ultimo 2018 voor «Overige schulden en overlopende passiva» van € 0,587 mln voor de uitkering van het surplus eigen vermogen 2017 aan de voormalige eigenaar IenW. De daadwerkelijke uitbetaling hiervan heeft niet in 2019 plaatsgevonden, maar vindt plaats in 2020.

Daarnaast is ook in 2019 vastgesteld dat het niet-gerealiseerde deel van de opdrachten van 2017 van IenW en EZK, dat alsnog met toestemming van de opdrachtgevers ingezet mocht worden in 2018, niet bij de omzet 2018 in ogenschouw was genomen. Tevens was de afrekening van de geleverde prestaties over 2018 met deze opdrachtgevers abusievelijk niet verwerkt in de jaarrekening 2018 van de NEa. Ook hiervoor is in de jaarrekening 2019 foutherstel toegepast en retrospectief verwerkt waarbij de vergelijkende cijfers 2018 zijn aangepast. Per saldo leidt deze correctie tot een hogere omzet 2018, hoger resultaat 2018 en hoger eigen vermogen ultimo 2018 van € 0,284 mln (€ 0,343 mln heeft betrekking op IenW en -/- € 0,059 mln op EZK). Daartegenover staat een lager bedrag ultimo 2018 voor «Overige schulden en overlopende passiva» van € 0,284 mln.

Het cumulatieve effect op het eigen vermogen van het bovenstaande foutherstel bedraagt € 0,303 mln (negatief).

Om vergelijking met de cijfers van 2019 mogelijk te maken zijn de cijfers voor 2018 als volgt aangepast.

Eigen vermogen op 1 januari 973 973 0
Saldo van baten en lasten 580 296 284
Directe mutaties in het eigen vermogen:
- uitkering aan moederdepartement ‒ 587 0 ‒ 587
Stand op 31 december 966 1.269 ‒ 303
Stand op 1 januari 592 592 0
Toevoeging aan exploitatiereserve ‒ 592 ‒ 592 0
Toevoeging uit resultaat 580 296 284
Stand 31 op december 580 296 284
Stand op 1 januari 973 973 0
Toevoeging onverdeeld resultaat 580 296 284
Directe vermogensmutaties ‒ 587 0 ‒ 587
Stand op 31 december 966 1.269 ‒ 303
Te betalen BTW verlegd 21% 0 0 0
Reservering vakantiegeld 160 160 0
Reservering verlofdagen 129 129 0
Reservering eindejaarsuitkering 23 23 0
Te betalen interest Min. van Financiën 0 0 0
Vooruit ontvangen bedragen (foutherstel) 1.895 2.179 ‒ 284
Nog te betalen bedragen 1.102 1.102 0
Nog te ontvangen facturen 48 48 0
Af te dragen surplus eigen vermogen aan IenW (foutherstel) 587 0 587
Af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden 1.811 1.811 0
Kortlopend deel leenfaciliteit 140 140 0
Saldo per 31 december 5.895 5.592 303
Omzet moederdepartement (EZK) 4.901 4.960 ‒ 59
Omzet overige departementen (IenW) 3.118 2.775 343
Omzet derden 0 0 0
Rentebaten 0 0 0
Bijzondere baten 564 564 0
Totaal baten 8.583 8.299 284
Saldo baten en lasten 580 296 284
Eigen personeel 5.026 5.703 ‒ 677
Externe inhuur 329 329 0
Overige personele kosten 180 180 0
Totaal personele kosten 5.535 6.212 ‒ 677

In 2018 waren onder de personele kosten de kosten van SSO DICTU geschaard (€ 0,07 mln) en daarnaast ook de kosten die de NEa betaald had aan SSO IBI (€ 0,60 mln) voor de administratieve ondersteuning.

Lonen en salarissen 3.561 4.004 ‒ 443
Pensioenlasten 627 627 0
Overige sociale lasten 438 438 0
Opleidings- en scholingskosten 75 75 0
Inhuur 329 329 0
Overige personele kosten 505 739 ‒ 234
Totaal personele kosten 5.535 6.212 ‒ 677

Vanwege vergelijkingsdoeleinden zijn de personele kosten van 2018 aangepast voor de bedragen aan IBI voor de administratieve verwerking ad € 0,60 mln en de kosten van SSO DICTU ad € 0,07 mln. Daarnaast heeft er een verschuiving van de opbrengst van de detacheringskosten plaatsgevonden. Dit bedrag ad € 0,44 mln is in mindering gebracht op de lonen en salarissen. De kosten van SSO IBI en DICTU zijn naar materieel SSO verschoven.

Huur gebouwen RVB 263 263 0
Apparaat ICT 221 221 0
Bijdrage SSO’s 977 300 677
Overige materiële kosten 565 565 0
Totaal materiële kosten 2.026 1.349 677

Door herrubricering zijn de kosten voor SSO DICTU (€ 0,07 mln) en voor SSO IBI (€ 0,60 mln) uit de personele kosten gehaald en toegevoegd aan de materiële kosten.

Toelichting op de baten

Omzet

De gerealiseerde omzet komt lager uit dan begroot: € 9,3 mln ten opzichte van € 10,1 mln begroot. Het verschil van € 0,8 mln wordt grotendeels veroorzaakt door een lagere opdrachtwaarde voor de werkzaamheden in het kader van de opdracht CO2-minimumprijs, omzet moederdepartement. Daartegenover staan nieuwe opdrachten in het kader van de vierde handelsperiode en CO2-heffing, en daarnaast een aanvulling van de opdrachtbudgetten voor de reguliere taken ETS en EV (omzet overige departementen).

Opdracht CO2- emissiehandel 4.718 4.528
Vierde handelsperiode 641 91
Opdracht beleidsadvies minimum CO2-prijs 39 88
CO2-heffing 209 0
Opdracht bijstook biomassa 320 194
Totaal omzet moederdepartement EZK 5.927 4.9011
  1. Aangepast voor vegelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.
Opdrachten Energie voor Vervoer (EV) 3.191 2.775
Advies, ontwikkeling en implementatie (EV) 210 343
Totaal omzet overige departementen 3.401 3.1181
  1. Aaangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.
Bijdrage moederdepartement inzake AVG 0 33
Bijdrage moederdepartement inzake huisvestings- en facilitaire kosten 0 531
Bijzondere baten als gevolg van correcties voorgaande boekjaren 178 0
Totaal bijzondere baten 178 564

Bijzondere baten

De bijzondere baten zijn de baten die voortvloeien uit correcties van voorgaande boekjaren. Dit zijn baten (€ 0,17 mln) vanuit het opschonen van een aantal balansrekeningen van de afgelopen jaren.

Toelichting op de lasten

De totale lasten zijn € 1,0 mln lager uitgekomen dan in de oorspronkelijke begroting over 2019 is opgenomen. Hieronder staan per categorie de belangrijkste verschillen.

Personele kosten

De personele kosten zijn € 0,55 mln lager dan begroot en de salariskosten van eigen medewerkers zijn € 0,79 mln lager dan begroot. Bij de vaststelling van de begroting is gerekend met hogere personele kosten in het kader van nieuwe opdrachten.

In 2019 heeft de NEa € 0,1 mln minder uitgegeven aan externe inhuur ten opzichte van de begroting. De overige personele kosten zijn in 2019 € 0,34 mln hoger dan de begroting, vanwege een herrubricering in 2019. Verder heeft de NEa in 2019 minder kosten gehad aan opleidingen en cursussen dan was begroot.

Personeelsbestand

Bij de NEa waren in 2019 gemiddeld 59,3 fte’s in dienst (2018: 56,6 fte’s). De begroting ging uit van 64 fte.

Materiële kosten

De totale materiële kosten zijn € 0,6 mln lager dan begroot. Dit komt voort uit het feit dat er vanuit de begroting meer materiële kosten waren voorzien in het kader van nieuwe opdrachten.

Apparaat ICT

De ICT kosten in 2019 zijn € 0,35 mln lager dan begroot. In de begroting voorziene projectkosten en overdrachtskosten naar een nieuwe ICT-leverancier hebben uiteindelijk niet in 2019 plaatsgevonden.

Bijdrage aan SSO’s

De kosten aan SSO IBI onder het Ministerie van IenW voor het voeren van de financiële administratie, inkoopadvies en archiefdiensten zijn € 0,12 mln lager dan begroot. Daarnaast zijn de kosten van FMH ten opzichte van de begroting wel gestegen.

Overige materiële kosten

In de begroting waren kosten voorzien voor een onderzoek naar de positionering van de financiële administratie van de NEa. Deze kosten zijn in 2019 niet gemaakt. Daarnaast heeft de NEa een lagere realisatie op de kosten van abonnementen en contracten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingen zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat het in gebruik nemen van het Register Energie voor Vervoer fase 2 niet was opgenomen. Het in gebruik nemen was afhankelijk van de beslissing van de Eerste Kamer, waarvan niet bekend was wanneer deze genomen zou worden. Dit zorgt voor € 0,16 mln aan hogere afschrijvingskosten.

Het resultaat van de NEa over het jaar 2019 is € 0,4 mln positief.

Activa
Vaste activa 1.217 1.835
Immateriële vaste activa 1.217 1.835
Materiële vaste activa 0 0
waarvan grond en gebouwen 0 0
waarvan installaties en inventarissen 0 0
waarvan overige materiële vaste activa 0 0
Vlottende activa 5.816 5.178
Voorraden en onderhanden projecten 0 0
Debiteuren 73 113
Overige vorderingen en overlopende activa 530 4
Liquide middelen 5.213 5.061
Totaal activa 7.033 7.013
Passiva
Eigen Vermogen 1.402 9661
Exploitatiereserve 966 3861
Vermogensmutatie 31 0
Onverdeeld resultaat 405 5801
Voorzieningen 0 0
Langlopende schulden 0 140
Leningen bij het Ministerie van Financiën 0 140
Kortlopende schulden 5.631 5.9071
Crediteuren 16 12
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 140 140
Overige schulden en overlopende passiva 5.475 5.7551
Totaal passiva 7.033 7.013
  1. Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.
Debiteuren 73 113
Totaal 73 113
Overige departementen 35 8
Derden 37 105
Totaal 72 113

De post Debiteuren 2019 bestaat uit een factuur van € 0,035 mln voor een gedetacheerde medewerker bij I-Interim Rijk en een vooruit gefactureerde fee 2020 van € 0,038 mln.

Moederdepartement EZK 341 0
Overige departementen 139 0
Derden 17 0
Vooruitbetaalde posten 33 4
Totaal 530 4

De vordering moederdepartement is het gevolg van een onjuiste afboeking door EZK in het kader van huisvestingskosten.

De vordering overige departementen bestaat uit bedragen die nog dienen te worden ontvangen in het kader van detacheringsovereenkomsten vanuit NEa.

1.Eigen Vermogen per 1/1 299 1.020 973 966
2. Saldo Baten en Lasten 721 592 580 405
3. Directe mutaties in het Eigen Vermogen 0 ‒ 639 ‒ 587 31
‒ 3a Uitkering aan moederdepartement 0 ‒ 639 0 0
‒ 3b Additionele bijdrage van moederdepartement 0 0 0 31
‒ 3c Overige Mutaties 0 0 ‒ 587 0
4. Eigen vermogen per 31/12 1.020 973 966 1.402
Omzet 8.079 7.412 8.019 9.328
Vermogensplafond (5%) 380 386 392 413
  1. Saldo van baten en lasten (€ 0,580 mln) en overige mutaties (€ 0,587 mln) zijn vanwege foutherstel aangepast.

Het eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat) over het boekjaar.

Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 1,402 mln. Dit is 17% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, terwijl maximaal 5% is toegestaan. Het eigen vermogen is derhalve € 0,99 mln te hoog. Dit bedrag zal in 2020 worden terugbetaald aan het moederdepartement.

Overige departementen 0 5
Derden 16 7
Totaal 16 12

De post crediteuren 2019 bestaat uit een drietal facturen die nog niet betaald waren ultimo december. De facturen zijn meegegaan in een betaalronde in januari 2020.

Moederdepartement EZK 1.704 4.668
Voormalig moederdepartement IenW 2.879 5871
Overige departementen 112 140
Derden 780 360
Totaal 5.475 5.7551
  1. Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.
Reservering vakantiegeld 225 160
Reservering verlofdagen 226 129
Reservering eindejaarsuitkering 33 23
Te betalen interest ministerie van Financiën 0 0
Vooruit ontvangen bedragen 0 1.8951
Af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden 0 1.811
Af te dragen moederdepartement EZK:
-af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden 1.507 0
-afrekening opdrachtgelden 2018 59 0
-overig 138 0
Af te dragen overige departementen:
-af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden IenW 1.921 0
-afrekening opdrachtgelden IenW 371 0
-gepresenteerde afrekening 2017 +522
-foutherstel 2018 ‒ 343
-daadwerkelijke afrekening 2018 +179
-vrijval naar 2019 ‒ 110
-afdracht opdrachtgelden 2019 +302
-af te dragen surplus eigen vermogen aan IenW (foutherstel) 587 5871
Overig departement BZK 112 0
Nog te betalen bedragen 296 1.102
Nog te ontvangen facturen 0 48
Totaal overige schulden en overlopende passiva 5.475 5.7551
  1. Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.

De NEa valt met ingang van 2018 onder het Ministerie van EZK. De schuld aan het moederdepartment bestaat onder andere uit nog af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden. Daarnaast is een bedrag opgenomen dat aan het voomalig moederdepartement moet worden betaald. In 2019 is een nadere uitsplitsing gemaakt van vooruit ontvangen bedragen van moederdepartement en overige departementen. 

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen 1.086 5.060 3.974
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 6.978 9.020 2.042
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) ‒ 6.678 ‒ 8.759 ‒ 2.081
2. Totaal operationele kasstroom 300 261 ‒ 39
Totaal investeringen (-/-) ‒ 1.300 0 1.300
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom ‒ 1.300 0 1.300
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 31 31
Aflossingen op leningen (-/-) ‒ 400 ‒ 140 260
Beroep op leenfaciliteit (+) 1.300 0 ‒ 1.300
4. Totaal financieringskasstroom 900 ‒ 109 ‒ 1.009
5. Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 miljoen. 986 5.212 4.226

Toelichting kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

InvesteringskasstroomI

In 2018 is het Register Energie voor Vervoer fase 2 (€ 1,5 mln) overgeboekt van immateriële vaste activa in ontwikkeling naar de immateriële vaste activa. Voor de kasstroom levert dit in 2019 geen mutatie op.

Financieringskasstroom

Op de leenfaciliteit is in 2019 € 0,14 mln afgelost. Dit is conform het saldobiljet 2019 van de Rijkshoofdboekhouding. Daarnaast heeft er een eenmalige storting van € 0,03 mln plaatsgevonden in het kader van de AVG.

Doelmatigheidsindicatoren 2016 2017 2018 2019 2019
Kostprijzen per product (groep)
Naleving ETS (per BKG installatie) 10.311 10.439 10.436 14.281 9.516
Naleving EV (per deelnemersrol) 12.537 11.294 14.529 39.547 10.704
Tarieven/uur
Laag 74 69 69 68 68
Midden 94 90 90 92 90
Hoog 120 106 109 116 106
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 49 56,9 56,6 59,3 64
Saldo van baten en lasten (%) 8,80% 8,46% 3,56% 4,26% 0,00%
Omzet per productgroep (PxQ)
Naleving ETS 4.743 4.614 4.493 5.568 4.320
CO2 -minimumprijs 39 3.000
Bijstook Biomassa 320 320
Nationale verplichtingen onder EU en VN 123 119 115 1 120
Naleving EV 2.207 2.361 2.479 3.191 2.210
Advies, ontwikkeling en implementatie EV 329 248 296 210 139
Projecten 501 0 0
Overige 747 415 0 7
Totaal 8.149 7.342 8.299 9.328 10.116
Kwaliteitsindicatoren
Naleving ETS
% Vergunningsaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld 100% 100% 100% 100% 90%
% BKG's waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden 0,12
% Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld 0,93 0,93 0,77 0,92 0,8
% Jaarlijks uitgevoerd toezicht programma 74% 80% 93% 100%
% Tijdig ingeleverde rechten Emissie ETS stationair
% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond 92% 91% 92% 89% 80%
Naleving EV
Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting 2019 EV en brandstoffen luchtverontreiniging 20-jun 4-7-2018 6-7-2019 < 15 juli
% Jaarlijks toezichtprogramma is uitgevoerd 142% 120% 144% 100%
% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond 86% 85% 83% 80%
Algemeen
Aantal formele klachten 0 0 0 1 0
% Gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist gehandeld heeft 0 0 0 0 0
Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen 0 0 0 0 0
Directe uren/totaal aantal gewerkte uren 48% 64% 68% 58% >70%
  1. Is in 2019 opgenomen in de reguliere opdracht naleving ETS.

Kostprijs en tarieven

Bij de naleving van ETS is de opdracht in 2019 ongeveer € 1,2 mln (+27%) boven de begroting uitgekomen. Dit is voornamelijk het gevolg van extra beslag op de capaciteit voor het opstarten van nieuwe opdrachten en advisering van beleid.

Bij de naleving van EV is sprake van een grote overschrijding (+44%). Dit wordt vooral veroorzaakt door een aanvullende opdracht die gedurende 2019 is verleend. Hierdoor steeg de omzet overige departementen met € 0,9 mln.

Kwaliteitsindicatoren

Bij de naleving ETS is de uitkomst van de indicatoren nagenoeg gelijk aan de beoogde doelstelling. Twee van de drie doelstellingen zijn ruimschoots behaald.

Bij de naleving EV zijn de gestelde doelstellingen voor 2019 ruimschoots behaald. De kosten EV per deelnemersrol zijn gestegen. De NEa heeft in 2019 minder deelnemersrollen, maar de werkzaamheden per deelnemersrol zijn toegenomen en daarmee ook de kosten.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap RVO.nl per 31 december 2019

Baten
Omzet 514.005 700.363 186.358 593.269
waarvan omzet moederdepartement 197.997 300.815 102.818 213.815
waarvan omzet overige departementen 288.298 365.040 76.742 341.277
waarvan omzet derden 27.710 34.508 6.798 38.177
Vrijval voorzieningen 0 1.344 1.344 12
Bijzondere baten 0 1.901 1.901 3.095
Rentebaten 0 56 56 5
Totaal baten 514.005 703.664 189.659 596.381
Lasten
Apparaatskosten 502.601 690.769 188.168 574.143
Personele kosten 296.800 392.597 95.797 345.457
waarvan eigen personeel 243.456 302.058 58.602 266.950
waarvan inhuur externen 41.012 68.847 27.835 58.526
waarvan overige personele kosten 12.332 21.692 9.360 19.981
Materiële kosten 205.801 298.172 92.371 228.686
waarvan apparaat ICT 0 3.187 3.187 3.773
waarvan bijdrage aan SSO's 112.500 161.294 48.794 134.473
waarvan overige materiële kosten 93.301 133.691 40.390 90.440
Afschrijvingskosten 11.379 11.220 ‒ 159 12.888
Materieel 2.121 934 ‒ 1.187 1.021
waarvan apparaat ICT 0 0 0 0
Immaterieel 9.528 10.286 1.028 11.867
Dotaties voorzieningen 0 26 26 871
Overige kosten 0 0 0 0
Bijzondere lasten 0 1.045 1.045 310
Rentelasten 25 183 158 149
Totaal lasten 514.005 703.243 189.238 588.361
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 421 421 8.020
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 421 421 8.020

Toelichting op de baten

Algemeen

De baten zijn ten opzichte van de begroting met 36,9% gestegen. Hieronder worden de baten toegelicht.

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 51,9% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Groningen Bovengronds. Het DG Energie, Telecom en Mededinging is voor een groot gedeelte opgegaan in het nieuwe DG Klimaat en Energie. Een gedeelte van het DG Energie, Telecom en Mededinging op het gebied van mededinging is overgegaan in Dienst Chief Economist, wat nog niet bekend was ten tijde van het opstellen van de begroting.

DG Bedrijfsleven en Innovatie 95.487 103.010 7.523 91.694
DG Energie, Telecom en Mededinging 49.371 0 ‒ 49.371 61.737
DG Klimaat en Energie 0 58.973 58.973 0
DG Groningen Bovengronds 41.991 106.485 64.494 40.733
DG Groningen Bovengronds kosten commissie 2.084 1.416 ‒ 668 0
Dienst Chief Economist 0 10.829 10.829 0
Overig 9.064 20.102 11.038 19.651
Totaal 197.997 300.815 102.818 213.815

De omzet voor het DG Bedrijfsleven & Innovatie is hoger dan de ontwerpbegroting. Gedurende het jaar is er sprake geweest van meerwerk en aanvullende opdrachten, wat in totaal een effect heeft gehad van € 7,5 mln. De grootste aanvullende opdracht betreft de oprichting van Invest-NL (€ 6,2 mln).

De omzet voor het DG Klimaat en Energie is gestegen omdat de definitieve opdracht 2019 hoger is uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. Bij het opstellen van de begroting was de omvang van de opdracht DG Klimaat en Energie nog niet volledig bekend. Meerwerk gedurende het jaar was er met name voor het Expertise Centrum Warmte (€ 5,0 mln) en de Klimaatenveloppe (€ 3,0 mln).

De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen Bovengronds (€ 106,5 mln) is hoger dan begroot (€ 42,0 mln). De begroting is gebaseerd op de uitvoeringskosten van 2018. Onder andere door twee aardbevingen in Groningen in 2019, zijn er significant meer schademeldingen afgehandeld dan in 2018. Hierdoor zijn in het jaar 2019 ook aanzienlijk meer kosten gemaakt voor onder andere de schade-experts. De omzet voor de Tijdelijke Commissie in 2019 was € 1,4 mln.

Op 1 januari 2019 is Dienst Chief Economist opgericht. Hiervoor voert RVO.nl opdrachten uit die voorheen uitgevoerd werden voor het DG Energie, Telecom en Mededinging, maar niet gelieerd zijn aan het DG Klimaat en Energie. Dit betreft onder andere de CE-markering, Raad van Deskundigen voor de nationale meetstandaarden, PIANOo en TenderNed. De omzet op dit pakket bedraagt € 10,8 mln.

De hogere omzet onder Overig is grotendeels te verklaren door aanvullende bijdragen voor het Inkoop Uitvoering Centrum (€ 7,2 mln) en DB-Unit omgevingskennis (€ 1,0 mln). Daarnaast is er meerwerk verricht op de opdracht Tijdelijk Instituut Versterking (€ 1,5 mln).

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 55,8% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 155.148 203.537 48.389 203.931
Ministerie van Buitenlandse Zaken 96.670 104.397 7.727 94.093
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 19.500 26.556 7.056 21.934
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 12.000 17.986 5.986 13.863
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 3.600 4.256 656 3.698
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 229 206 ‒ 23 232
Ministerie van Justitie en Veiligheid 730 604 ‒ 126 557
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 420 6.565 6.145 1.801
Overig 0 933 933 1.168
Totaal 288.298 365.040 76.742 341.277

De omzet vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt € 48,4 mln hoger uit dan begroot, onder andere doordat de definitieve opdracht van 2019 hoger is dan oorspronkelijk geraamd. Gedurende het jaar is er meerwerk verstrekt voor een bedrag van € 21,4 mln. Dit betrof onder andere opdrachten voor het Meststoffen 6e Actieprogramma, Fosfaatstelsel, Uitspraak CBb Fosfaatrechtstelsel, Implementatie BGT Check en Saneringsregeling Varkenshouderij. Ook werd een aanvang gemaakt met de voorbereiding van het vernieuwde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2021-2027.

De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken valt € 7,7 mln hoger uit dan begroot, onder andere doordat de definitieve opdracht van 2019 hoger is uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. Ook is er gedurende het jaar meerwerk verricht op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld in het Land-at-Scale programma.

De opdracht vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stijgt met € 7,1 mln ten opzichte van de begroting. De toename is te verklaren doordat de definitieve opdracht hoger is dan geraamd en door de aanvullende opdrachten voor onder andere de Subsidie Energie Besparing Huis 2 (€ 1,1 mln), Aardgasvrij (€ 1,0 mln), Regeling Vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming (€ 0,9 mln) en overige opdrachten (€ 1,7 mln).

De opdracht vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stijgt met € 6,0 mln doordat de definitieve opdracht hoger is dan geraamd en door aanvullende opdrachten met betrekking tot de uitvoering van het Urgenda-vonnis en de Klimaatenveloppe. Het betreft onder andere aanvullende opdrachten voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (€ 1,1 mln), Duurzame Mobiliteit (€ 0,7 mln) en Circulaire Economie (€ 0,6 mln).

De omzet vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is € 0,7 mln hoger dan begroot. Deze omzet heeft betrekking op de regeling Praktijkleren.

De omzet vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid is € 0,1 mln lager dan begroot. Dit is te verklaren door een lagere inzet op de opdracht Wet Tegemoetkoming Schade Rampen en Zware Ongevallen.

De hogere omzet vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt grotendeels veroorzaakt door een hogere bijdrage aan het programma e-Overheid voor Bedrijven (€ 4,4 mln).

De omzet Overig is hoger dan verwacht ten tijde van de oorspronkelijke begroting. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door aanvullende bijdragen voor de Concordaten en opdrachten voor de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit.

Europese Unie 2.610 2.385 ‒ 225 2.225
Leges dierregistraties 0 0 0 0
Leges grondkamers 2.300 0 ‒ 2.300 2.302
Leges mest 0 0 0 777
Provincies 21.710 29.111 7.401 28.132
Overig 1.090 3.012 1.922 4.741
Totaal 27.710 34.508 6.798 38.177

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Europese Unie en de provincies. Van de totale omzet derden heeft 84,4% betrekking op de opdrachten van provincies. De leges mest en grondkamers zijn in 2019 niet langer door RVO.nl geïnd, deze worden rechtstreeks afgedragen aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De omzet provincies is € 7,4 mln hoger dan begroot. Er zijn aanvullende opdrachten voor het Subsidiestelsel Natuur en Landbouw en vanuit het Plattelands Ontwikkelingsprogramma 3 verstrekt.

De omzet Overig betreft met name de inzet op de opdracht Dier Gezondheidsfonds (€ 1,9 mln).

Vrijval voorzieningen

De vrijval van voorzieningen van € 1,3 mln heeft betrekking op de voorziening dubieuze debiteuren en een reorganisatievoorziening.

Bijzondere baten

In 2019 zijn bijzondere baten ontvangen voor een bedrag van € 1,9 mln. Dit betreft een vrijval van beleidsgelden (€ 1,3 mln) en een tegemoetkoming voor de herinrichting EZK/LNV (€ 0,6 mln).

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 36,8% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.

Personele kosten

De personele kosten vallen, vooral door een hoger werkpakket, in totaal 32,3% (€ 95,8 mln) hoger uit dan begroot.

De begrote bezetting voor 2019 was 3.686 fte, waarvan 3.170 fte ambtelijk personeel en 516 fte externe inhuur. Gemiddeld in 2019 was er 3.670 fte in ambtelijke dienst, per ultimo december 2019 was dit 3.906 fte. De gemiddelde bezetting externe inhuur bedroeg 572 fte in 2019, per ultimo december was dit 578 fte.

De kosten voor eigen personeel zijn € 58,6 mln hoger dan geraamd, als gevolg van een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk bedragen in 2019 € 82.300. De stijging van de loonkosten is vooral te verklaren door een loonsverhoging ten gevolge van nieuwe CAO afspraken.

De kosten van externe inhuur zijn € 27,8 mln hoger dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door een stijging van het opdrachtenpakket. Daarnaast zijn ook de gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen naar € 120.400 per jaar.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn in totaal 44,9% (€ 92,4 mln) hoger uitgevallen dan begroot. De stijging wordt onder meer veroorzaakt door de hogere bijdragen aan Shared Service Organisaties van € 48,8 mln. Daarnaast zijn op basis van voortschrijdend inzicht automatiseringskosten (niet zijnde DICTU kosten) die voorheen onder bijdrage aan SSO’s vielen, nu gepresenteerd onder apparaat ICT. Hiermee komt het totaal van de hoger gerealiseerde automatiseringskosten op € 52,0 mln.

Ook zijn er hogere overige materiële kosten (€ 40,4 mln) als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Zo heeft de extra opdracht vanuit de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen kosten meegebracht die ten tijde van de begroting nog niet bekend waren.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële vaste activa zijn € 1,2 mln lager uitgevallen dan begroot. Verder zijn de afschrijvingskosten voor de immateriële vaste activa € 1,0 mln hoger uitgevallen dan begroot.

Dotaties voorzieningen

In 2019 is € 0,03 mln gedoteerd aan de voorziening debiteuren.

Bijzondere lasten

In 2019 hebben zich voor € 1,0 mln aan bijzondere lasten voorgedaan. Dit betreft met name gedeeltelijke buiten werking stelling van de software Carmen.

Saldo van baten en lasten

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland sluit het jaar met een positief resultaat van € 0,4 mln. In dit resultaat zijn éénmalige bijzondere baten en lasten verwerkt, met per saldo € 0,9 mln aan baten.

Activa
Vaste activa 23.626 30.403
Immateriële vaste activa 21.339 27.292
Materiële vaste activa 2.287 3.111
waarvan grond en gebouwen 1.013 1.478
waarvan installaties en inventarissen 1.256 1.612
waarvan projecten in uitvoering 0 0
waarvan overige materiële vaste activa 18 21
Vlottende activa 145.697 152.465
Voorraden en onderhanden projecten 0 0
Debiteuren 1.796 3.924
Overige vorderingen en overlopende activa 34.816 22.635
Liquide middelen 109.085 125.906
Totaal activa 169.323 182.868
Passiva
Eigen Vermogen 28.299 26.367
Exploitatiereserve 27.878 18.347
Onverdeeld resultaat 421 8.020
Voorzieningen 400 925
Langlopende schulden 14.326 17.492
Leningen bij het Ministerie van Financiën 14.326 17.492
Kortlopende schulden 126.298 138.084
Crediteuren 7.600 6.795
Belastingen en premies sociale lasten 706 546
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 8.766 7.676
Overige schulden en overlopende passiva 109.226 123.067
Totaal passiva 169.323 182.868

Toelichting op de balans

Debiteuren en nog te ontvangen bedragen

Onder de debiteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden (exclusief voorziening dubieuze debiteuren van € 0,5 mln):

Moederdepartement 4.046 341
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 12.134 561
Agentschap DICTU 0 0
Agentschap NVWA 19 547
Agentschap Telecom 0 6
Agentschap RVO.nl (beleidsadministratie) 1.355 543
Belastingdienst Centrum Facilitaire Dienstverlening 0 55
Belastingdienst Centrale Administratie 0 10
Bureau Inspectieraad 79 79
Centraal Planbureau 6 4
Logius 0 179
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 63 216
Ministerie van Buitenlandse Zaken 1.714 1.601
Ministerie van Defensie 71 68
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 34 20
Ministerie van Financiën 0 14
Ministerie van Justitie en Veiligheid 141 392
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 30 72
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 30 111
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 810 384
Immigratie en Naturalisatie Dienst 0 0
Rijksvastgoedbedrijf 1.767 108
Dienst Publiek en Communicatie 0 89
Rijkswaterstaat 38 63
Derden 14.787 22.338
Totaal 37.124 27.801

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2019 € 28,3 mln. De maximale toegestane omvang van het eigen vermogen bedraagt € 30,9 mln, zijnde 5% van € 618,2 mln, de gemiddelde omzet over 2017, 2018 en 2019. Het eigen vermogen ultimo jaar 2019 is € 2,6 mln lager dan het toegestane maximum.

Onder de Directe mutaties in het eigen vermogen is de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van € 1,5 mln voor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) opgenomen. Voorgaand jaar is deze bijdrage ook ontvangen en in overeenstemming met de verslaggevingsvoorschriften verwerkt als bijzondere bate.

1. Eigen vermogen per 1/1 18.305 18.008 18.347 26.367
2. Saldo van baten en lasten ‒ 297 339 8.020 421
3. Directie mutaties in het eigen vermogen 0 0 0 1.511
‒ 3a uitkering aan moederdepartement 0 0 0 0
‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen 0 0 0 1.511
‒ 3c overige mutaties 0 0 0 0
4. Eigen vermogen per 31/12 18.008 18.347 26.367 28.299
Stand voorziening Herbeleggen Facilitaire Dienst (HFD) 925 0 0 525 400
Totaal voorziening HFD 925 0 0 525 400

Crediteuren en nog te betalen bedragen

Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement EZK, overige departementen en derden:

Moederdepartement EZK 28.730 30.354
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0 13.604
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 607 0
Agentschap DICTU 4.431 6.826
Agentschap NVWA 924 568
Ministerie van Buitenlandse Zaken 6.450 13.762
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 10.145 8.972
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 1.599 1.260
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 487 489
Ministerie van Financiën 9.255 8.110
Ministerie van Justitie en Veiligheid 246 165
Belastingdienst 1.347 2.195
Rijkswaterstaat 194 220
Rijksdienst voor Wegverkeer 0 5
Dienst Publiek en Communicatie 460 5
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) 0 49
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) 344 32
Rijksvastgoedbedrijf 1.698 128
Ministerie van Defensie 130 30
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 33 20
De Autoriteit Consument & Markt 0 0
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Dienst Geest. Verz. (DGV) en BBA 18 0
Centraal Justitieel Incasso Bureau 2 0
Dienst  Uitvoering Onderwijs 21 0
Interdepartementale Post- en Koer.dienst IPKD 30 10
Derden 59.147 51.280
Totaal 126.298 138.084
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen 60.086 125.906 65.820
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 511.005 692.268 181.263
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) ‒ 502.626 ‒ 704.081 ‒ 201.455
2. Totaal operationele kasstroom 8.379 ‒ 11.813 ‒ 20.192
Totaal investeringen (-/-) ‒ 12.500 ‒ 5.570 6.930
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 1.128 1.128
3. Totaal investeringskasstroom ‒ 12.500 ‒ 4.442 8.058
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 1.511 1.511
Aflossingen op leningen (-/-) ‒ 7.999 ‒ 7.677 322
Beroep op leenfaciliteit (+) 12.500 5.600 ‒ 6.900
4. Totaal financieringskasstroom 4.501 ‒ 566 ‒ 5.067
5. Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. 60.466 109.085 48.619

Toelichting kasstroomoverzicht

De gerealiseerde operationele kasstroom is € 20,2 mln lager dan begroot. De gerealiseerde investeringskasstroom is € 8,1 mln lager dan verwacht. In 2019 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 9,9 mln) en activa in aanbouw (€ 5,5 mln). In materiële activa is geïnvesteerd in installaties en inventarissen (€ 0,1 mln) en in overige materiële vaste activa is niet geïnvesteerd.

Het beroep op de leenfaciliteit is € 6,9 mln lager geweest dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.

Verhouding direct/indirect personeel 87% 88% 89% 83% 84%
Tariefindex in reëele termen 99,8% 99,9% 101,3% 100,0% 100,0%
Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur 3.055 3.229 3.556 3.906 3.170
Saldo van baten en lasten als percentage van totale lasten ‒ 0,1% 0,1% 1,3% 0,0%
Klanttevredenheid 7,2 7,2 7,3 7,4 7,3
Gehonoreerde bezwaarschriften 36% 34% 36% 36% 25%

Toelichting

Inputindicatoren

De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (83%/17%) wijkt 1% af ten opzichte van de begroting (84%/16%).

Outputindicatoren

Het aantal ambtelijke fte ultimo 2019 is 3.906 fte, dit is hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO.nl. Daarnaast is in de begroting van 2019 de inzet voor de opdracht van het DG Groningen Bovengronds, circa 230 ambtelijke fte, niet meegenomen.

Kwaliteitsindicatoren

De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten en is met een score van 7,4 hoger dan de begroting 2019.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften (36%) is hoger dan de begroting 2019 (25%). In totaal zijn in 2019 10.793 bezwaren afgehandeld, waarvan 3.910 bezwaren gegrond zijn verklaard. Van de afgehandelde bezwaren hadden er 4.726 betrekking op de fosfaatregelingen (32,1% gegrond) en 1.451 betrekking op de basisbetalingsregeling (46,5% gegrond). Beide regelingen vertegenwoordigen een groot aandeel in het totaalbeeld.

10. Saldibalans

  1. Rijkshoofdboekhouding

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.

Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.

De vergelijkende cijfers in de saldibalans zijn anders gepresenteerd dan de rijksbegrotingsvoorschriften voorschrijven. In plaats van de standen per 31 december voorgaand jaar toont de saldibalans de standen per 1 januari van het lopende jaar. Dit komt voort uit de besluiten genomen in oktober 2017 met betrekking tot het instellen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de naamswijziging van het Ministerie van Economische Zaken in het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het verslagjaar 2019 is het eerste jaar dat beide departementen een eigen begrotingsadministratie voeren met de daarbij behorende saldibalans- posten. Met betrekking tot de vergelijkende cijfers is er voor gekozen om de beginbalansen van beide departementen te presenteren zodat de informatiewaarde van de saldibalans per departement beter is. De beginbalansen van beide departementen sluiten aan op de eindbalans 2018 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Bij het samenstellen van de beginbalansen van beide departementen ontstaat er een financiële verhouding. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verkrijgt immers balansposten uit de balans van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De hierdoor ontstane schuld van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is in de loop van 2019 verrekend en bedroeg € 635,5 mln. In de saldibalans is dit bedrag bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgenomen onder de schulden buiten begrotingsverband en bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat onder de vorderingen buiten begrotingsverband.

Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

De uitgaven over 2019 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 5, en 40.

De ontvangsten over 2019 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 5, en 40.

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.

De post liquide middelen bestaat uit de aanwezige banksaldi bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstelling Midden en Klein Bedrijf Kredieten.

Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen EZK en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.

Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2019 van het Ministerie van Financiën.

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die EZK aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.

EZK maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is bij de betreffende begrotingsartikelen informatie over deze reserves opgenomen eventueel aangevuld met relevante ontwikkelingen. De toevoegingen en onttrekkingen die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting hebben plaatsgevonden worden in het jaarverslag toegelicht.

Garantie Ondernemersfinanciering 67.112 4.098 71.210 2
Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB) 91.456 16.877 108.333 2
Groeifaciliteit 22.779 1.767 24.546 2
Garantie MKB-financiering 9.261 435 9.696 2
ECN verstrekte leningen 6.600 6.600 4
Aardwarmte 21.554 420 21.974 4
Duurzame Energie 2.239.406 993.682 78.000 3.155.088 4
Maatregelen CO2 reductie 500.000 11.000 115.790 395.210 4
Totaal 2.958.168 1.028.279 193.790 3.792.657
Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.
Opdracht derden 31.795
Nog te ontvangen van LNV 3.118
Salarisvorderingen 748
Vorderingen in verband met detacheringen 607
Overige vorderingen 1.144
Totaal 37.412

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.

Nog te ontvangen van LNV

In de loop van 2019 zijn diverse uitgaven en ontvangsten van EZK en LNV niet op de juiste Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding afgewikkeld. Het saldo van deze bedragen tussen beide ministeries is verrekend in 2020.

Salarisvorderingen

Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.

Vorderingen in verband met detacheringen

Diverse EZK medewerkers zijn gedetacheerd bij andere ministeries of gemeenten. De door EZK aan deze medewerkers betaalde salariskosten worden periodiek verrekend met de inlenende organisaties.

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.
Opdrachten derden 61.584
Te betalen loonheffingen, pensioenpremies en IPAP premies 23.877
RVO.nl af te dragen gelden aan derden 13.009
Overige schulden 1.180
Totaal 99.650

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.

Te betalen loonheffingen, pensioenpremies en IPAP premies

De verschuldigde loonheffing aan de Belastingdienst en de pensioenpremies en IPAP premies aan het ABP over de maand december 2019 zijn in 2020 betaald.

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

Door RVO.nl geinde bedragen voor derden. Deze dienen nog verrekend te worden, het betreft onder andere het Europees Octrooibureau (EOB).

Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.
De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van EZK.
Direct opeisbare vorderingen 69.983
Op termijn opeisbare vorderingen 993.177
Geconditioneerde vorderingen 1.200.294
Totaal 2.263.454
Vorderingen inzake beleid 66.595
Opgelegde boetes ACM 838
Diversen 2.550
Totaal 69.983

Vorderingen inzake uitvoering beleid

EZK heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en het verstrekken van vergunningen en het opleggen van heffingen voor diverse economische activiteiten.

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd.

Kredietregelingen RVO.nl 386.432
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (perspectief voor de regio) 350.000
Leningen 233.414
Opgelegde boetes ACM 22.080
Wettelijke rente opgelegde boetes ACM 911
Overige vorderingen 340
Totaal 993.177

Kredietregelingen RVO.nl

RVO.nl voert regelingen uit waarbij kredieten beschikbaar worden gesteld voor ontwikkelingen en innovatie op het gebied van technologie, nieuwe producten etc. Voor het terugbetalen van deze kredieten zijn betalingsregelingen getroffen. Dit geldt ook voor een aantal vorderingen die voortkomen uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en verstrekte vergunningen en heffingen.

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Dit betreft de nog door de NAM te betalen bijdragen ten behoeve van perspectief voor de regio.

Energieonderzoek Centrum Nederland 78.154
Microkrediet Nederland 46.296
Pallas 41.702
Fibrant 30.000
Biopartner 13.524
Stg. Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen 10.000
One Logistics 5.000
Ambigo 4.080
Energie Beheer Nederland B.V. 3.000
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) 1.400
NESEC 258
Totaal 233.414

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd. Voor deze vorderingen zijn door ACM betalingsregelingen getroffen.

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

Dit betreft de per 31 december 2019 verschuldigde wettelijke rente over de door ACM opgelegde boetes.

Nederlandse Defensie Industrie 435.031
Kredietregelingen 255.816
Borgstelling MKB-kredieten 183.798
Participatie Maatschappij Oost Nederland bv 128.073
Garantieregelingen 64.648
Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) 40.000
Provincie Limburg 15.882
European Investment Fund (EIF) 15.000
Stichting voor Technische Wetenschappen (STW) 13.008
NV NOM 10.000
Nedermaas 8.542
Overige vorderingen 30.496
Totaal 1.200.294

Nederlandse Defensie Industrie

Deze vordering geeft weer welke bedragen de Nederlandse overheid tegoed heeft van de industrie voor deelname in de ontwikkelingsfase van de JSF.

Kredietregelingen

RVO.nl voert een aantal regelingen uit waarbij kredieten voor diverse beleidsdoelstellingen beschikbaar worden gesteld. Het gaat hier onder andere om kredieten voor technische ontwikkeling, elektronische diensten ontwikkeling, milieugerichte productontwikkeling, technische ontwikkelingsprojecten, startende ondernemingen en vroege fase financiering. De aanvragers kunnen een vooraf overeengekomen tijd over deze kredieten beschikken en betalen de kredieten terug als bepaalde verwachte ontwikkelingen en of condities zich hebben voorgedaan zoals het behalen bepaalde omzet, winst, rendementen, aandelenverkoop, etc.

Borgstelling MKB-kredieten

Op basis van het besluit Borgstelling Midden Kleinbedrijf (BBMKB) verstrekken deelnemende banken krediet aan een ondernemer onder garantie (borgstelling) van de Staat. Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Garantieregelingen

Met deze regelingen worden ondernemers in staat gesteld om bankleningen te verkrijgen zodat ondernemen mogelijk blijft. EZK staat garant voor de leningen waardoor het risico voor de bank op de bedrijfsfinanciering kleiner wordt. Bij aanspraak van de bank op de garantie betaalt RVO.nl de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van EZK zijn ontvangen.
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.
01. Goed functionerende economie en markten 0 147 530 9.497 167.261 177.434
02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen 369.431 122.326 196.846 244.716 662.219 1.595.537
03. Toekomstfonds 32.073 28.400 28.524 35.490 39.183 163.671
04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering 1.026.166 671.696 977.396 1.401.354 1.507.882 5.584.493
05. Een veilig Groningen met perspectief 0 363 35.279 9.084 211.823 256.549
Buiten begrotingsverband 525 390 4.848 5.763 56.082 67.608
Totaal 1.428.195 823.322 1.243.423 1.705.903 2.644.450 7.845.293
Beginstand 1 januari 2019 6.285.363
Verstrekte voorschotten 2.684.328
Eindafgerekende voorschotten ‒ 1.124.398
Eindstand 31 december 2019 7.845.293

De mutaties buiten begrotingsverband hebben betrekking op voorschotten die namens EZK zijn verstrekt maar waarvan financiering door derden plaatsvindt. De voorschotten die EZK heeft verstrekt namens de volgende opdrachtgevers zijn niet in de openstaande voorschotten buiten begrotingsverband meegenomen:

• Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningkrijksrelaties;

• Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

• Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

• Ministerie van Buitenlandse Zaken;

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

• Ministerie van Justitie en Veiligheid;

• De provincies.

De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.
01. Goed functionerende economie en markten 50.000 0 50.000 0 0
02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen 2.728.686 814.747 840.872 28.945 2.673.616
03. Toekomstfonds 0 0 0 0 0
04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering 878.906 0 85.431 0 793.475
05. Een veilig Groningen met perspectief 0 0 0 0 0
Totaal 3.657.592 814.747 976.303 28.945 3.467.091

Onder de post garantieverplichtingen zijn ook opgenomen de garantieverplichtingen die vallen onder het domein van het schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën. Dit is aan de orde bij de artikelen 1 en 4 (COVA).

Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.
01. Goed functionerende economie en markten 8.012 265.346 1.424 251.492 20.443
02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen 1.058.065 930.383 13.271 884.220 1.090.957
03. Toekomstfonds 439.617 132.205 8.233 124.307 439.281
04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering 48.417.442 10.752.856 2.349.070 2.925.026 53.896.202
05. Een veilig Groningen met perspectief 34.554 834.536 520 825.004 43.565
40. Apparaat EZK 0 298.068 0 298.068 0
Buiten begrotingsverband 251.770 52.965 1.156 52.533 251.046
Totaal 50.209.460 13.266.360 2.373.675 5.360.650 55.741.494

Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 40 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.

Voor de andere verplichtingen is voor wat betreft het onderdeel buiten begrotingsverband dezelfde verantwoordingswijze toegepast als bij de openstaande voorschotten.

Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingent zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedurese borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Tweede Kamer kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. 

Regio Deals

In 2018 en 2019 zijn onder regie van LNV diverse Regio Deals gesloten. Investeringen in de Regio Deal voor ESTEC en de Windtunnel uit de Regio Deal Noordelijk Flevoland zullen in de komende jaren, waar relevant, in door EZK in de financiële administratie vast te leggen verplichtingen worden omgezet. Eind 2019 zijn nieuwe voorstellen voor de derde tranche Regio Deals ingediend. EZK is één van vakdepartementen die betrokken is bij de beoordeling.

Ruimtevaart

Tijdens de ESA-raad in Sevilla van 27 en 28 november 2019 is voor € 283,5 mln ingeschreven op verplichte en optionele ESA-programma’s. Het EZK-deel hiervan bedraagt € 67 mln voor verplichte programma’s en € 139,5 mln voor optionele programma’s. Zie Kamerstuk 24 446, nr. 70. Deze verplichtingen worden in de komende jaren in de financiële administratie vastgelegd.

MIT

Het instrument MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) kent naast het landelijk deel dat door RVO.nl wordt uitgevoerd ook een decentraal deel dat wordt uitgevoerd samen met de provincies. De cofinanciering die EZK hiervoor nog aan de provincies ter beschikking zal stellen ten laste van 2020 en 2021 bedraagt € 13,4 mln.

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten-, naamloze-, commanditaire vennootschappen en internationale instellingen opgenomen.
N.V. BOM 16.587 16.587 20.501 20.501 49,9
ROM Innovation Quarter B.V. 25.000 25.000 25.000 25.000 40,2
N.V. LIOF 26.625 26.625 26.625 26.625 50,0
GasTerra B.V. 18.000 18.000 18.000 18.000 10,0
EBN N.V. 128.138 128.138 1.242.281 1.242.281 100,0
Oost N.V. 32.751 32.751 45.716 45.716 54,6
NPEX B.V. 14 14 1.347 1.347 20,4
Investeringsfonds Zeeland B.V. 2 2 6.500 6.500 47,3
Totaal 273.067 273.067 1.411.920 1.411.920

11. WNT-verantwoording 2019 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2019 € 194.000.

Nieuw in 2019 is, dat een topfunctionaris die stopt met zijn werkzaamheden als topfunctionaris, maar een dienstverband behoudt bij dezelfde WNT-instelling toch nog vier jaar aangemerkt blijft als topfunctionaris.

Naast de hieronder vermelde functionarissen, zijn er geen andere functionarissen die in 2019 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2019 geen ontslaguitkeringen betaald, die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn in 2019 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt.

ACM Bestuur T.M. Snoep Voorziter RVB 1,00 (1,00) nee 166.668 (51.371) 20.934 (6.463) 187.601 (57.834) 194.000
ACM Bestuur F.J.H. Don Bestuurslid 0,87 (0,92) nee 155.398 (156.234) 18.443 (18.012) 173.841 (174.246) 168.780 2
ACM Bestuur C.M.L. Hijmans van den Berg Bestuurslid 1,00 (1,00) nee 170.251 (166.113) 20.957 (19.338) 191.208 (185.451) 194.000
Nea Bestuur D. Corbey Voorzitter 0,33 (0,38)3 nee 58.120 (47.973) 58.120 (47.973) 64.020
Nea Bestuur A.B.M. Hoff Bestuurslid 0,09 (0,09) nee 15.688 (14.956) 15.688 (14.956) 17.460
Nea Bestuur E.F. van Galen Bestuurslid 0,09 (0,09) nee 15.688 (14.956) 15.688 (14.956) 17.460
  1. WNT-grens van € 194.000 geldt voor mensen die vanaf 1-1-2015 in dienst zijn getreden. Voor wie vóór 2013 al in dienst was dan wel met wie voor vóór 2013 afspraken zijn gemaakt, geldt overgangsrecht.
  2. Dhr. F.J.H. Don valt onder het overgangsrecht (vóór 2013 afspraken gemaakt).
  3. Mevr. D. Corbey heeft het eerste kwartaal van 2019 een dienstverband van 0,4 fte en daarna 0,30 fte gedurende 2019. Voor 2019 is een gewogen gemiddelde genomen.

D. Bijlagen

Bijlage 1: Toezichtrelaties Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT's) en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's)

Centraal Bureau voor de Statistiek 143.547 147.391 2.212 3.629 Nee
Edelmetaal Waarborg Nederland Nee
Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 Nee
Kamer van Koophandel 115.585 118.709 10.518 10.483 Nee
Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet Nee
Nederlandse Emissieautoriteit Nee
Raad voor de Accreditatie 195 235 Nee
Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM) 714 614 Nee
Stichting COVA 111.000 110.088 Nee
TNO 150.095 171.636 Nee
VSL 9.338 9.480 Nee
De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen instanties en erkende keurders Nee
WaarborgHolland Nee

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Goed functionerende economie en markten 2021
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Commissie van Aanbestedingsexperts 2019 Kamerstuk 34 252, nr. 13
Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet 2019 Kamerstuk 33 159, nr. 3
Evaluatie van de instellingen onder de waarborgwet 2022 Evaluatie is uitgesteld tot de nieuwe Waarborgwet 2019 twee jaar in werking is. (verwachte inwerkingtreding op 1 juli 2020).
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Agentschap Telecom 2020 De doorlichting is gestart. Verwachte oplevering in 2020.
Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied 2018 Kamerstuk 32 768, nr. 11

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 1

Commissie van Aanbestedingsexperts / Rechtsbescherming bij aanbesteden

Op 12 juli 2019 zijn het onderzoek rechtsbescherming bij aanbesteden, inclusief de evaluatie van de Commissie van aanbestedingsexperts (verder: CvAE), en de voorgenomen beleidsmaatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 252, nr. 13). Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers aangeven dat de meerderheid van de aanbestedende diensten zich professioneel opstelt. Hier staat tegenover dat er ook een groep aanbestedende diensten is waarbij het functioneren van klachtenafhandeling en de rechtsbescherming als onvoldoende ervaren wordt. De ervaren problemen zien op (i) wij/zij denken tussen ondernemers en aanbestedende diensten, (ii) geringe impact van klachtafhandeling, (iii) rechtsverwerkingsclausules en (iv) beperkte mogelijkheden hoger beroep. De beleidsmaatregelen -aangevuld in de beantwoording van de Kamervragen van 29 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen 2019-2020, nr. 582)- zien op verdere professionalisering van de aanbestedingspraktijk en klachtafhandeling op lokaal niveau, het inperken van het extreme gebruik van rechtsverwerkingsclausules en de functie van de CvAE. Daarnaast is een wetswijziging van de Aanbestedingswet 2012 voorzien waardoor er meer ruimte is voor rechterlijke toetsing, het hebben van een klachtenloket verplicht wordt en een nieuwe rol van de CvAE wordt vastgelegd. Voor de uitwerking van de maatregelen wordt ook gebruik gemaakt van de klankbordgroep rechtsbescherming.

Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet

Op basis van de Metrologiewet aangewezen instanties stellen vast of een meetinstrument voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt en geven dan een certificaat af waarmee de fabrikant toegang krijgt tot de markt. In Nederland zijn NMi-Certin B.V., Kalibra International B.V., SGS Nederland B.V., Kiwa B.V. en KEMA B.V. aangewezen. Het evaluatierapport van KWINK laat zien dat de aangewezen instanties in Nederland hun taken over het algemeen doeltreffend uitvoeren. KWINK geeft geen overkoepelend oordeel over de doelmatigheid van de aangewezen instanties, hetgeen vanwege de private status van deze instanties ook niet tot de opdracht behoorde. KWINK geeft wel aan dat er indicaties zijn dat de prijs-kwaliteitsverhouding voor conformiteitsbeoordelingen naar behoren is.

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Doorlichting artikel 21
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Eureka / Eurostars / JTI’s 2020 Is uitgesteld naar 2020.
Ruimtevaart 2018 Kamerstuk 24 446, nr. 62
Intellectueel Eigendomsbeleid 2018 Kamerstuk 30 635, nr. 5
Groeifaciliteit 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 344
Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering 2020 Is uitgesteld naar 2020.
Groene Groei 2020 Is uitgesteld naar begin 2020. De evaluatie door RVO.nl is vrijwel afgerond.
Toerisme / NBTC 2019 Kamerstuk 26 419, nr. 75
Valorisatieprogramma 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 317
WBSO/RDA 2019 Kamerstuk 32 637, nr. 358
Evaluatie NFIA 2020 Is uitgesteld naar begin 2020.
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
  1. Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 2

Toerisme / NBTC
Het Ministerie van EZK verstrekt jaarlijks subsidie aan NBTC, voor het bevorderen van inkomend toerisme en zakelijk bezoek. Dialogic heeft onderzocht wat de legitimiteit, doeltreffendheid en doelmatigheid is van de activiteiten die NBTC in het kader van deze subsidie heeft uitgevoerd in de periode 2016-2019. In de evaluatie wordt geconcludeerd dat overheidsingrijpen en de taken die NBTC momenteel uitvoert zijn te legitimeren vanuit diverse soorten marktfalen. Het gaat hierbij onder andere om activiteiten op het gebied van de promotie van de bestemming Nederland, maar ook om nieuwe activiteiten gelieerd aan de kennis- en datafunctie en de bovenregionale en –sectorale rol op het gebied van aanbodontwikkeling. Er wordt geconstateerd dat het publiek-private samenwerkings- en financieringsmodel er mede toe leidt dat NBTC haar middelen op een efficiënte wijze inzet en zij hierbij zowel publieke als private partijen een rol geeft in de invulling van activiteiten. Tot slot geven de onderzoekers aan dat NBTC op koers ligt om tenminste vier van de vijf afgesproken streefwaarden te halen. Er wordt echter ook geconstateerd dat de wijze waarop de effectmeting op dit moment wordt uitgevoerd het niet (goed) mogelijk maakt om de additionaliteit van de activiteiten van NBTC goed te meten. Komende maanden zal EZK samen met NBTC afspraken maken voor de nieuwe subsidie periode (2020-2023). Belangrijke verbeterpunten, zoals een meer kwalitatieve toepassing van de effectmeting zullen hierbij worden mee genomen.

WBSO/RDA
Op 11 april 2019 is de evaluatie van de WBSO, in combinatie met de voormalige RDA (2012-2015), naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierbij is een beleidsreactie gegeven door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium bestaande uit Dialogic, APE en UNU-MERIT. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Het zwaartepunt van de evaluatie lag bij het onderzoeken in welke mate de WBSO van invloed is op de uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) door bedrijven. Econometrische schattingen hebben als resultaat opgeleverd dat een euro WBSO gemiddeld genomen 0,90 euro extra S&O-loonuitgaven oplevert bij bedrijven. Door onvoldoende beschikbaarheid van data over overige S&O-uitgaven (materiële uitgaven en uitgaven aan kapitaalgoederen) kon het effect op de totale S&O-uitgaven niet worden gekwantificeerd. De onderzoekers merken op dat het effect op de totale S&O-uitgaven aanzienlijk hoger kan zijn dan het effect op de S&O-loonuitgaven door complementariteit tussen S&O-loonuitgaven en overige S&O-uitgaven. De onderzoekers beoordelen de WBSO verder als een kostenefficiënte regeling qua uitvoeringskosten en schatten in dat de economische baten van de WBSO groter zijn dan de economische kosten, mede vanwege de spillovereffecten die aan S&O verbonden zijn. Het kwantificeren van de effecten van de RDA (afzonderlijk van de WBSO) bleek niet goed mogelijk door beperkingen in de data.

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Doorlichting artikel 31
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Innovatiekrediet 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 344
Seed-regeling 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 344
Dutch Venture Initiative 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 344
Business Angels / Informal investors 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 344
Vroege fase financiering 2018 Kamerstuk 32 637, nr. 344
Meta-evaluatie financieringsinstrumenten 2019 Kamerstuk 32 637, nr. 386
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
  1. Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 3

Meta-evaluatie financieringsinstrumenten
Het mkb-financieringsbeleid heeft tot doel het wegnemen van knelpunten op de mkb-financieringsmarkt voor ondernemers met goede ondernemersplannen, maar die in de markt geen financiering daarvoor kunnen verkrijgen. EZK heeft door Dialogic, Rotterdam School of Management (RSM) en het Erasmus Centre for Entrepreneurship (ECE) een onderzoek laten uitvoeren naar de mate waarin de mix aan financieringsinstrumenten en de beleidsaanpak van het ministerie nog past bij de huidige ontwikkelingen en werking van de MKB-financieringsmarkt. De meeste recente evaluaties van de financieringsinstrumenten zijn in het onderzoek meegenomen. Het onderzoek laat zien dat de markt voor mkb-financiering met name voor de doelgroep klein mkb (het hoogste risicosegment) diverse knelpunten kent waar het huidige mkb-financieringsbeleid goed op aangrijpt, maar waar nog aanvullende inzet op mogelijk is. Specifiek voor kredietverlening geldt dat het mkb in Nederland minder financiering verkrijgt dan het Europees gemiddelde, mogelijk als gevolg van een lagere financieringsbehoefte van bedrijven en de markconcentratie op de mkb-financieringsmarkt. Het instrumentarium is noodzakelijkerwijs gevarieerd om aan te sluiten op een ingewikkelde markt. De instrumenten grijpen aan op reële knelpunten in de markt waarvoor overheidsingrijpen gerechtvaardigd lijkt. Het overkoepelende beeld dat hierbij ontstaat, is dat het beleid voor spill-overs relatief rijk is. Alleen in de proof-of-concept en preseed-fase kent de beleidsmix weinig interventie (wel regionale initiatieven). Minder rijk is het beleid voor coördinatie en ontwikkeling van vaardigheden. Tot slot kan de invloed van verdere digitalisering in de toekomst grote gevolgen hebben, zowel voor aanbieders van financiering als de mkb’ers, maar vooralsnog is de impact hiervan onduidelijk.

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Klimaat1 2018 Kamerstuk 30 991, nr. 34
Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering2
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Proeftuinen Smart Grids 2019 Kamerstuk 31 530, nr. 2
Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012) 2018 Kamerstuk 32 849, nr. 131
Energie Investeringsaftrek (EIA) 2018 Kamerstuk 34 785, nr. 91
Pallas 2019 De beleidsverantwoordelijkheid is overgegaan naar VWS.
Postcoderoosregeling 2018 Kamerstuk 31 239, nr. 287
Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) 2019 Kamerstuk 31 239, nr. 306
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
IBO Grondvergoedingen 2019 Kamerstuk 32 813, nr. 403
Tussenevaluatie energie-audits (o.b.v. Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED)) 2018 Kamerstuk 31 209, nr. 220
Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) 2019 De evaluatie is inmiddels gereed en zal in het voorjaar van 2020 met de startnotitie Programma energiehoofdstructuur aan de Kamer worden aangeboden.
Tussenevaluatie Regeling Duurzame Scheepsbouw 2019 Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83
  1. Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).
  2. De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 4

Proeftuinen Smart Grids
Deze regeling was onderdeel van het Innovatie Agenda Energie die in 2016 door RVO is geëvalueerd en door SEO is beoordeeld. Het programma Intelligente netten wilde ondernemers samen met andere partijen in staat stellen om in een realistische gebruiksomgeving te leren over de mogelijkheden van intelligente toepassingen die optimaal kunnen bijdragen aan de realisatie van belangrijke maatschappelijke baten. Het gaat om projecten met een technisch, economisch en/of maatschappelijk risico. Daartoe werd in 2011 de tender Intelligente netten gepubliceerd. Samenwerkingsprojecten met bedrijven als penvoerder konden via deze regeling 40 procent van de meerkosten tegen een maximum van € 4 mln per project subsidie ontvangen. Met de regeling was in totaal € 16 mln gemoeid. Er zijn 12 projecten uitgevoerd. Daarin deden mee: MKB (18 actoren), Grootbedrijf (97 actoren), Kennis-instellingen (15 actoren), Overig (17 actoren). In de evaluatie is gekeken naar de criteria:

  1. Potentieel: Heeft het innovatieprogramma potentie? Is er een duidelijke beschrijving van doel, doelgroep en aanpak? Zijn de randvoorwaarden voor uitvoering bekend? Is er sprake van een goed uitgewerkte maatschappelijke relevante, en vooral specifieke op de looptijd van het programma gerichte doelstelling waardoor de effectiviteit op voorhand goed is in te schatten.
  2. Veelbelovend: Is het programma in theorie effectief? Hiervoor wordt vanuit de theorie de legitimiteit van het programma onderzocht. In hoeverre verkleinen de gekozen interventies het markt-, transformatief- en systeemfalen?
  3. Doelbereiking: Welke resultaten zijn met het programma bereikt? Welke doelgroep is bereikt? Wat is de omvang van het ingezette budget (publiek en privaat)? Wat is de mate van diversiteit van de gefinancierde projecten en komt dit overeen met de focus van het programma?

Op alle drie de criteria scoorde het programma ‘redelijk'.
De leerervaringen van de projecten waren input voor het vormgeven (speerpunten) van het innovatieprogramma van de TKI Urban Energy (programmalijnen ‘flexibele energie-infrastructuur’ en ‘energieregelsystemen en -diensten’) en het Meerjarig Missiegedreven Innovatie Programma 5 (Het nieuwe energiesysteem in de gebouwde omgeving in evenwicht) van de Integrale Kennis- en Innovatieagenda (IKIA).

Evaluatie ISDE
In 2016 is de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE) geïntroduceerd als middel om ook voor particulieren en kleine bedrijven kleinschalige hernieuwbare energie-opties te stimuleren. SEO Economisch Onderzoek (SEO) heeft de beleidsevaluatie uitgevoerd. Belangrijkste resultaten: De ISDE beoogt een grootschalige uitrol van bewezen technieken op een eenvoudige wijze. Uit de evaluatie blijkt dat er vanaf de openstelling in 2016 in toenemende mate gebruik is gemaakt van de ISDE. In de periode 2016 tot en met 2018 is € 215 mln subsidie verstrekt, waarmee een bijdrage is geleverd aan de aanschaf van 114 duizend apparaten. Deze apparaten produceren in totaal circa 5,3 PJ hernieuwbare energie per jaar en daarmee wordt een jaarlijkse CO₂-reductie van ongeveer 0,3 megaton bereikt. De evaluatie is positief over de beperkte administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de relatief lage uitvoeringskosten van de ISDE.

IBO Grondvergoedingen
Het IBO Grondvergoeding Energievoorzieningen had ten doel om meer inzicht te verschaffen in hoe de grondmarkt voor hernieuwbare energie werkt en het effect dat de SDE+-regeling op deze markt heeft. Het onderzoek concludeert dat de bestaande systemen voldoende naar wens werken maar dat de ruimte in Nederland voor wind- en zonne-energie schaars is. Deze bevinding vormt voor het kabinet de aanleiding om het programma «Hernieuwbare Energieopwekking op Rijksvastgoed» uit te werken die nu in oprichting is. In het programma zullen Rijksvastgoedbeheerders circa 80 locaties in kaart brengen waar hernieuwbare energieopwekking realistisch en kansrijk wordt geacht. Binnen de kaders van de Regionale Energiestrategieën (RES) zullen lokale overheden een deel van de voorgestelde locaties kiezen om ontwikkeld te worden. Deze locaties worden opengesteld via een tendersystematiek voor geïnteresseerde marktpartijen. Hiermee draagt het Rijk concreet bij aan duurzaam opgewekte energie op land.

Tussenevaluatie Subsidieregeling Duurzame innovatieve Scheepsbouw
Bij de behandeling van de EZK-begroting 2019 is naar aanleiding van het amendement Bruins/Veldman aangegeven dat de Subsidieregeling Duurzame innovatieve Scheepsbouw (SDS) in 2019 tussentijds wordt geëvalueerd alvorens een besluit te nemen over het perspectief van de SDS na 2019. De SDS geeft ondersteuning aan scheepswerven die een scheepsbouwinnovatieproject willen uitvoeren dat een bijdrage levert aan duurzame ontwikkeling. In de evaluatie is onderzocht in hoeverre de SDS legitiem, doeltreffend en doelmatig is. Omdat is voortgebouwd op de uitkomsten van de externe evaluatie van de vergelijkbare SIS-regeling, de voorloper van de SDS, en vanwege de beperkte omvang van het projectenportfolio van de SDS is gekozen voor een interne evaluatie in samenspraak met branchevereniging Netherlands Maritime Technology (NMT). Om de kwaliteit te borgen zijn de opzet en uitkomsten van de evaluatie extern gevalideerd door prof. dr. C. Koopmans van de Vrije Universiteit (VU). De belangrijkste bevindingen uit de SDS evaluatie zijn:

  1. De SDS is als regeling doeltreffend in de zin dat de beoogde doelgroep wordt bereikt en dat er in 2017 en 2018 in totaal zestien uiteenlopende duurzame schepen worden ontwikkeld die op termijn in gebruik zullen worden genomen. Alle SDS-projecten dragen in potentie bij aan emissiereductie.
  2. Over de doeltreffendheid kunnen vooralsnog geen harde conclusies worden getrokken. De analyse van het projectenportfolio maakt goed inzichtelijk tot welke duurzame innovaties de sector in staat is en welke ontwikkelrisico’s die met zich mee brengen. De risico’s die de scheepswerven bij de ontwikkeling van deze schepen lopen, wijken niet af van de gebruikelijke ondernemingsrisico’s van dit type bedrijven (system integrator) in dit soort markten (kapitaalintensieve projecten in kleine series) en vormen op zichzelf dan ook geen legitimering voor overheidsingrijpen.
  3. De verkenning van het Europese speelveld laat zien dat alleen Duitsland een vergelijkbare regeling als de SDS heeft waarbij directe ordersteun aan scheepswerven wordt verleend.
  4. Omdat er in deze fase van de SDS nog geen harde conclusies getrokken kunnen worden met betrekking tot de doeltreffendheid, is er geen uitspraak mogelijk over de doelmatigheid van de regeling.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Doorlichting artikel 51 2021
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
  1. Onder voorbehoud in verband met het mogelijk samenvallen met de parlementaire enquête gaswinning Groningen.

Bijlage 3: Inhuur externen

1. Interim-management 6.795
2. Organisatie- en Formatieadvies 38
3. Beleidsadvies 1.134
4. Communicatieadvisering 1.963
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 9.930
5. Juridisch Advies 2.312
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 96.098
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 6.817
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 105.227
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 84.200
Ondersteuning bedrijfsvoering 84.200
Totaal uitgaven inhuur externen 199.357

Toelichting op het inhuurpercentage 2019

Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de totale personeelskosten. Evenals over voorgaande jaren wordt ook dit jaar deze norm overschreden. Het inhuurpercentage voor EZK komt over de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 uit op 24,2%. De overschrijding van de norm voor inhuur van extern personeel is vooral veroorzaakt door DICTU en RVO.nl. Het inhuurpercentage voor EZK over de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 zonder DICTU en RVO.nl komt uit op: 9,5 %.

Bij DICTU wordt de overschrijding van de norm veroorzaakt door de behoefte aan specifieke (ICT-)expertise. Zelf alle kennis in huis hebben dikwijls niet mogelijk en ook lang niet altijd zinvol is, mede gezien de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de wisselende expertise die dit vraagt. Daarnaast bemoeilijkt de krappe arbeidsmarkt voor ICT-ers de werving van eigen ICT-personeel.

Bij RVO.nl is de aanleiding met name de «flexibele schil», waarmee ingespeeld wordt op fluctuaties in het gevarieerde opdrachtenpakket en waarvoor gespecialiseerde kennis nodig is zoals voor het dossier Groningen en opdrachten van diverse ministeries gericht op ondernemend Nederland bij duurzaam, agrarisch, innovatief, internationaal ondernemen en de afhandeling van de schadeloos-stellingsdossiers Groningen.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2019 door het ministerie buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief BTW).

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief 0
Toelichting n.v.t.

Bijlage 4: Rapportage burgerbrieven

1 Inleiding

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, Agentschap Telecom (AT) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland61(RVO.nl) met burgers voor het kalenderjaar 2019. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de omvang van de correspondentie tussen burgers en EZK en binnen welke termijn deze correspondentie wordt afgehandeld.

Onder de term "burgerbrief» wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.

2. Aantallen62

a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB) 1.646 2.298
b. Klaagschriften 76 61
c. Overige brieven en e-mails 2.9521 2.470
d. Wob-verzoeken 177 359
  1. In voorgaande jaren waren ook de aantallen van de NVWA opgenomen.

a. Bezwaarschriften

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal bezwaarschriften:

2018 2019 2018 2019
Kerndepartement EZK 81 141 87% 85%
RVO.nl 1.325 1.908 93,80% 90,60%
AT 240 249 96% 94%

b. Klaagschriften

Het kendepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal klaagschriften:

2018 2019 2018 2019
Kerndepartement EZK 23 15 76% 80%
RVO.nl 46 38 96% 93%
AT 7 8 100% 100%

c. Overige brieven en e-mails

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal overige brieven en e-mails:

2018 2019 2018 2019
Kerndepartement EZK 2.946 2.470 77% 83%
AT 6 n.v.t.1 100% n.v.t.
  1. Overige brieven en e-mails worden bij RVO.nl niet apart geregistreerd.

d. Wob-verzoeken

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal Wob-verzoeken:

2018 2019 2018 2019 2018 2019
Kerndepartement EZK 94 106 89% 66% 5 8
RVO.nl 55 81 94% 100% 3 0
AT 28 172 94% 9% n.v.t. 2

Lijst van afkortingen

ACM Autoriteit Consument en Markt
AMvBs Algemene maatregel van bestuur
AVG Algemene Verordening Gegevensbescherming
BBP Bruto Binnenlands Product
BEE Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie
BES Bonaire, Sint Eustatius, Saba
BMKB Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf
BNP Bruto Nationaal Product
BZ Ministerie van Buitenlandse Zaken
BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CCS Carbon Capture Storage
CEPT Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie
CIP Concurrentiekracht en Innovatieprogramma
COVA Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten
CPB Centraal Plan Bureau
CVaE Commissie van Aanbestedingsexperts
DAB Digital Audio Broadcasting+B20
DGB&I Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie
DICTU Dienst ICT Uitvoering
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
ECN Energieonderzoek Centrum Nederland
EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EIA Energie- Investeringsaftrek
EIF Europees Investeringsfonds
ESA European Space Agency
ESTEC European Space Research and Technology Centre
ETS Emission Trading Scheme
EU Europese Unie
EZK Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
GO Garantie Ondernemingsfinanciering
HBO Hoger Beroeps Onderwijs
HHI Herfindahl Hirschman Index
HTSM HighTech Systems & Materials
I&W Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
IAEA International Atomic Energy Agency
ICT Informatie Communicatie Technologie
IEA International Energy Agency
IPC Innovatieprestatiecontract
IPO Interprovinciaal Overleg
ISB Incidentele Suppletoire Begroting
JSF Joint Strike Fighter
JTI Joint Technology Initiatives
J&V Ministerie van Justitie & Veiligheid
KP7 Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling
KvK Kamer van Koophandel
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MARIN Maritime Research Institute Netherlands
MBO Middelbaar beroepsonderwijs
MEP Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie
MEV Macro-Economische Verkenning
MIP Meerjaren Investerings Programma
MIT MKB innovatiestimulering Topsectoren
MKB Midden- en Kleinbedrijf
MVO Maatschappelijk verantwoord ondernemen
NAM Nederlandse Aardolie Maatschappij
NBTC Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen
NCG Nationaal Coördinator Groningen
NEN Nederlands Normalisatieinstituut
NFIA Netherlands Foreign Investment Agency
NIPO Nederlands Instituut voor Publieke Opinie
NLR Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim
NRG Nuclear Research Group
NSO Netherlands Space Office
NSFO Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie
NURG Nadere Uitwerking Rivierengebied
NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
NWO-TTW Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek-Toegepaste en Technische Wetenschappen
O&O Onderzoek en Ontwikkeling
OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OPTA Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
PAS Programmatische Aanpak Stikstof
PBL Plan Bureau voor de Leefomgeving
PBO Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
PIANOo Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers
PJ Petajoule
PPS Publiek-Private Samenwerking
R&D Research and Development
RDA Research & Development Aftrek
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
ROAD Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject
ROM Regionale Ontwikkelingsmaatschappij
RVB Rijksvastgoedbedrijf
RVO.nl Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
RWT Rechtspersoon met Wettelijke Taak
SBB Staatsbosbeheer
SDa Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit
SDE Stimulering Duurzame Energieproductie
SER Sociaal-Economisch Raad
SNN Samenwerkingsverband Noord Nederland
SodM Staatstoezicht op de Mijnen
SSO Shared Service Organisatie
SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TCMG Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen
TIVO Tijdelijk Instituut Versterkingsopgave
TKI Topconsortia voor Kennis en Innovatie
TNO Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek
TOP Technische Ontwikkelprojecten
TSE Transmissible Spongiform Encephalopathies
TTF Title Transfer Facility
TTI Technologisch Topinstituut
TWh Terawattuur
UNWTO United Nations World Tourism Organization
UPD Universele Postdienst
VMBO Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
VSL Van Swinden Laboratorium
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WBSO Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk
Wbni Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
WODC Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZZP Zelfstandige Zonder personeel

  1. __Kamerstuk 34 298, nr. 27↩︎

  2. __Kamerstuk 29 696, nr. 7↩︎

  3. __Bijlage bij Kamerstuk 32 637, nr. 358↩︎

  4. __Kamerstuk 35 123, nr. 34↩︎

  5. __Kamerstuk 33 009, nr. 70↩︎

  6. __Kamerstuk 33 009, nr. 81↩︎

  7. __Bijlage bij Kamerstuk 33 009, nr. 82↩︎

  8. __Bijlage bij Kamerstuk 33 009, nr. 82↩︎

  9. __TO2-impactrapportage↩︎

  10. __Kamerstuk 26 485, nr. 313 en 26 485, nr. 320↩︎

  11. __Kamerstuk 35 308-(R2132), nr. A↩︎

  12. __Kamerstuk 31 125, nr. 108↩︎

  13. __Kamerstuk 26 448, nr. 451↩︎

  14. __Kamerstuk 26 231, nr. 31↩︎

  15. __Kamerstuk 24 446, nr. 64 en 24 446, nr. 65↩︎

  16. __Kamerstuk 29 502, nr. 173↩︎

  17. __Kamerstuk 32 637, nr. 379↩︎

  18. __Kamerstuk 32 637, nr. 357↩︎

  19. __Kamerstuk 32 637, nr. 360↩︎

  20. __Kamerstuk 32 637, nr. 399↩︎

  21. __Kamerstuk 32 637, nr. 386↩︎

  22. __Kamerstuk 26 419, nr. 75, Kamerstuk 26 419, nr. 81↩︎

  23. __Kamerstuk 27 838, nr. 27↩︎

  24. __Adviesrapport Maatwerkaanpak Winkelambacht 2.0↩︎

  25. __Kamerstuk 29 697, nr. 59↩︎

  26. __Kamerstuk 23 987, nr. 362↩︎

  27. __Kamerstuk 30 821, nr. 73↩︎

  28. __Kamerstuk 35 207, nr. 1↩︎

  29. __Kamerstuk 30 821, nr. 97↩︎

  30. __Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 623↩︎

  31. __Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 594↩︎

  32. __Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 640↩︎

  33. __Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 640↩︎

  34. __Kamerstuk 27 879, nr. 71↩︎

  35. __Kamerstuk 27 879, nr. 73↩︎

  36. __Kamerstuk 26 643, nr. 654↩︎

  37. __Kamerstuk 24 095, nr. 492↩︎

  38. __Kamerstuk 35 368, nr. 2↩︎

  39. __Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. H↩︎

  40. __Stb. 2019, nr. 253↩︎

  41. __Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 400↩︎

  42. __Kamerstuk 33 561, nr. 49↩︎

  43. __Kamerstuk 31 239, nr. 307 en 31 239, nr. 308↩︎

  44. __Bijlage bij Kamerstuk 33 009, nr. 82↩︎

  45. __Kamerstuk 33 009, nr. 81 en 33 009, nr. 82↩︎

  46. __Kamerstuk 32 813, nr. 286↩︎

  47. __Stb. 2019, nr. 493 ↩︎

  48. __Kamerstuk 31 239, nr. 305↩︎

  49. __Kamerstuk 32 813, nr. 341↩︎

  50. __European Green Deal↩︎

  51. __Kamerstuk 33 529, nr. 678↩︎

  52. __Kamerstuk 33 529, nr. 668↩︎

  53. __Kamerstuk 25 250, nr. 2↩︎

  54. __Bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 696↩︎

  55. __Kamerstuk 33 529, nr. 609↩︎

  56. __Kamerstuk 29 023, nr. 252 en 29 023, nr. 253↩︎

  57. __Kamerstuk 35 283, nr. 1↩︎

  58. __Shaping Europe's Digital Future ↩︎

  59. __Kamerstuk 32 637, nr. 358↩︎

  60. __De leden van het bestuur van ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 1. ↩︎

  61. __Het aantal hebben alleen betrekking op EZK. ↩︎

  62. __De cijfers van 2018 waren gezamenlijke cijfers van EZK & LNV omdat het toen nog niet mogelijk was deze te scheiden. De cijfers van EZK betreffen, naast alle EZK-directies, ook de onderdelen van KD die als ‘gedeelde dienst’ voor zowel EZK en LNV werken.↩︎