Lijst van vragen, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 35470-XV-2)
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2019
Lijst van vragen
Nummer: 2020D20994, datum: 2020-05-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D20994).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.D. Reinders, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z08586:
- Indiener: A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-05-20 15:25: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-05-25 12:00: Procedures en brieven (per videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-05-28 14:00: ARK-rapport bij het Jaarverslag ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2019 -35470 -XV-2-ARK - vragen aan Algemene Rekenkamer (ARK) SZW (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-05-28 14:00: ARK-rapport bij het Jaarverslag ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2019 - 35470-XV-2-REG - vragen aan Regering (REG) SZW (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-06-15 11:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-06-29 11:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D20994 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het ARK-rapport bij het Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2019 (Kamerstuk 35 470 XV, nr. 2).
De voorzitter van de commissie,
Rog
De adjunct-griffier van de commissie,
Reinders
1 | In aanmerking genomen dat u concludeert dat het niet plausibel is dat de uitgaven aan het lage-inkomensvoordeel (LIV) doelmatig zijn, omdat de jaarlijkse uitgaven aan het LIV (ongeveer 500 miljoen euro) niet tot een groter aantal extra voltijdsbanen leiden dan wanneer de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – in theorie – zelf extra banen zou financieren met deze 500 miljoen euro, welk bedrag per persoon per jaar rekent u voor het rechtstreeks in dienst nemen van mensen en hoeveel werkgelegenheid zou de 500 miljoen euro in dat geval opleveren? |
2 | Wat zijn de uitgaven waarbij de aanbestedingsregels niet zijn gevolgd? |
3 | Waar worden de fouten bij het uitvoeren van de kinderopvangtoeslag door veroorzaakt? |
4 | Hoe zou volgens u – mede met het oog op het belang van organisaties op afstand bij de uitvoering van de coronanoodmaatregelen – sturing en toezicht op alle organisaties op afstand verder concreet versterkt en verbeterd kunnen worden en kunt u op dit punt concrete aanbevelingen doen? |
5 | Welke verdere stappen zijn volgens u nodig om de Rijksdienst Caribisch Nederland-unit (RCN-unit) te versterken? |
6 | Kunt u nader toelichten waaruit blijkt dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de kinderopvangtoeslag – als opdrachtgever van de Belastingdienst/Toeslagen – tot medio 2018 onvoldoende heeft ingevuld? |
7 | Wat ligt volgens u ten grondslag aan het feit dat de verantwoordelijkheid van de uitvoering van de kinderopvangtoeslag onvoldoende is ingevuld? |
8 | In hoeverre is u bekend of het LIV daadwerkelijk bijdraagt aan substantiële banen voor mensen met een laag loon (één van de doelstellingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)? Hoeveel heeft het creëren van daadwerkelijk door LIV (waarschijnlijk) gerealiseerde banen per baan indicatief tot nu toe «gekost» en is deze besteding van overheidsmiddelen doelmatig? |
9 | Kunt u een onderbouwing geven waarom u de LIV-uitgaven niet «ondoelmatig», of «zeer waarschijnlijk ondoelmatig» noemt, maar stelt dat het «niet plausibel» is dat de LIV-uitgaven «doelmatig» zijn, is dit oordeel niet te mild? |
10 | Hoe komt u tot de berekening dat de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 16 tot 20 duizend voltijdsbanen kan financieren met de middelen voor het LIV? |
11 | Vindt u dat de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid meer aandacht had «moeten» besteden aan de verwachte doelmatigheid en de verwachte verhouding tussen de uitgaven voor LIV en de te bereiken prestaties en/of effecten, aangezien u adviseert bij nieuwe beleidsvoorstellen voorstellen voor de arbeidsmarkt de doelstellingen en de verwachte doeltreffendheid en doelmatigheid beter te onderbouwen en u stelt dat de Minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid meer aandacht had «kunnen» besteden aan de verwachte doelmatigheid van de LIV? |
12 | Hoe doelmatig en effectief zijn naar uw mening de uitgaven voor re-integratie in 2019 geweest en is hier een beeld van te geven? |