Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019 (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D25480, datum: 2020-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-06-22 17:30: Jaarverslag en Slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019 (Wetgevingsoverleg), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 22 juni 2020 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 mei 2020 inzake het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019 (35470-XVII, nr. 1);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 juni 2020 inzake beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019 (Kamerstuk 35470-XVII-1) (2020Z10601);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019 (35470-XVII);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 juni 2020 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (35470-XVII, nr. 5);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2020 inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (35470-XVII, nr. 2);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 juni 2020 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de regering, over het rapport van de Algemene Rekenkamer inzake de resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (35470-XVII, nr. 6);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 december 2019 inzake beleidsmatige mutaties na Najaarsnota 2019 (35300-XVII, nr. 53);
de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 mei 2020 inzake jaarrapportage beleidscoherentie voor ontwikkeling 2019 -2020 (33625, nr. 295).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
De Roon
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
Van Toor
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Alkaya, Amhaouch, Bouali, Van den Hul, Kuik, Van den Nieuwenhuijzen, Ouwehand en Weverling,
en mevrouw Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 17.33 uur.
De voorzitter:
Welkom allemaal bij dit wetgevingsoverleg over het Jaarverslag en de
slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2019. We hebben
dit overleg gepland van 17.30 uur tot 20.30 uur. Er zullen natuurlijk
ook twee schorsingen zijn. Het is aan u of u straks gebruik wil maken
van een tweede termijn of niet. De spreektijden zijn als volgt: voor de
VVD in de eerste termijn zeven minuten en drie minuten in de tweede
termijn, voor de PVV, het CDA, D66, GroenLinks, de SP en de PvdA zes
minuten in de eerste termijn en twee minuten in de tweede termijn en
voor de overige fracties vier en twee minuten. Welkom minister, bij dit
wetgevingsoverleg. Ik zou het woord graag willen geven aan de heer
Bouali van D66.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag is een dag om terug te blikken en ook om
samen vooruit te kijken. Vorige week bespraken we met deze minister al
uitvoerig haar respons op COVID-19. Daarbij ging ik uitgebreid in op
ontwikkelingssamenwerking. Daarom zal ik vandaag beginnen met het kopje
internationale handel en zal ik later verdergaan met
ontwikkelingssamenwerking.
Voorzitter. Allereerst wil ik mijn complimenten overbrengen aan deze
minister, omdat zij zo snel heeft gehandeld tijdens COVID-19,
bijvoorbeeld met het ekv-actieplan voor de Nederlandse handel. Kan de
minister ons inzicht geven in hoe de ons omringende landen invulling
geven aan de ekv en duurzaamheid? Welk deel van de ekv zit in duurzame
projecten? Ziet de minister een mogelijkheid om de ekv verder te
verduurzamen? Hoe ziet zij dit voor zich?
Voorzitter. De COVID-19-crisis legt ook bloot hoe fragiel de
handelsketens zijn en hoe groot de interdependentie is in onze wereld.
We hebben de minister al vaak meegegeven dat we wat D66 betreft graag
werken aan een duurzame wereld. Die wereld loopt van een boer in
Colombia tot het kopje koffie in Utrecht Centraal; dat heb ik al eerder
aangehaald. Daarom grote complimenten aan deze minister, want imvo staat
nu op de Europese agenda en we horen dat Eurocommissaris Reynders met
een voorstel komt voor een EU-brede due-diligencewetgeving. Wat mij
betreft is dit goed nieuws. Mijn vraag aan de minister is hoe zij dit
Europese voorstel ziet in het licht van de Nederlandse imvo-evaluatie en
of zij wat meer licht kan werpen op het tijdpad van de imvo-evaluatie en
de daaropvolgende kabinetsappreciatie.
Voorzitter. Vorige week vertelde ik over de praktische problemen waar
het mkb nu tegen aanloopt in het buitenland. We zien door COVID-19 de
handelsketens haperen en we zien dat de toegang en het transport vaak
bemoeilijkt worden. Heel veel Nederlandse exporteurs komen daardoor in
de knel. We weten ook allemaal hoe belangrijk de Nederlandse export is
voor onze economie. Daarom overweeg ik samen met mijn collega van de VVD
hierover een motie in te dienen om de initiatieven van NLinBusiness te
steunen in de prioriteit 1-landen, zoals de Verenigde Staten, Duitsland
en Frankrijk, zodat we de Nederlandse export op gang kunnen houden en
een extra duwtje in de rug kunnen geven.
Voorzitter. Dan wil ik naar ontwikkelingssamenwerking gaan. Ook in 2019
is de minister zich blijven inzetten voor het overkoepelende doel van
het huidige BHOS-beleid.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Alkaya van de Socialistische Partij,
ik neem aan over het eerste blokje.
De heer Alkaya (SP):
Ja, voorzitter, inderdaad nog over het handelsdeel. Ik hoorde dat de
D66-fractie het er ook over had dat handelsketens in problemen komen en
dat wij tegelijkertijd heel afhankelijk zijn geworden van die
handelsketens, ook voor hele belangrijke goederen, zoals
beschermingsmiddelen, vaccins, medicijnen en dergelijke. Er is bijna
Kamerbreed een motie aangenomen om dat soort belangrijke, essentiële
zaken meer in Nederland of anders in de Europese Unie te produceren.
Daar was één fractie tegen, de fractie van D66. Houdt u voet bij stuk en
is D66 dan nog steeds van mening dat ondanks onze afhankelijkheid van
dit soort essentiële goederen vrijhandel toch bovenaan staat en onze
veiligheid pas daarna komt?
De heer Bouali (D66):
Mijn collega van de SP weet volgens mij heel goed waar wij en in ieder
geval ik voor staan. Wij staan voor vrijhandel. Zoals u weet, moet die
wat mij betreft ook duurzaam zijn. We hebben u ook heel vaak gesteund op
het punt van het internationaal aanhaken van het imvo. Maar ik ben er
niet per definitie een voorstander van om alles om te gooien. Ik wil in
de toekomst wel kritisch kijken naar handelsketens en handelsstromen en
waar ze vandaan komen. Wat mij betreft staat een open vrijemarkteconomie
voorop.
De heer Alkaya (SP):
Daarom wil ik de discussie voor nu even wat kleiner maken. We hebben het
niet over alle goederen. Dan kun je inderdaad kijken naar
arbeidsomstandigheden en dergelijke. Dan hebben we een heel andere
discussie. Dit gaat specifiek over de goederen die van essentieel belang
zijn gebleken bij de bestrijding van het coronavirus. Is D66 nog steeds
van mening dat we ook die goederen nog steeds uit China en India moeten
blijven halen? Moeten we daar niet ons best voor doen? Blijft de
D66-fractie van mening dat we daarvoor afhankelijk moeten blijven van
productie elders, ondanks de bijna Kamerbreed aangenomen motie en
ondanks het feit dat het kabinet dit nu gaat doen?
De heer Bouali (D66):
Nee, volgens mij formuleert u het helemaal verkeerd. Zoals ik ook in het
vorige debat heb aangegeven, willen wij in het licht van covid wel
degelijk nog eens goed kijken naar die interdependentie met China en
India. Dat zijn de landen waar die medicijnen vandaan komen. Maar na
covid komt er misschien een andere crisis. Wat mij betreft kijken we
gewoon goed en breed naar die handelsketen. Dat hebt u hier wel vaker
door mij horen zeggen. Wat mij betreft diversifiëren we ook veel meer.
Ook dat heb ik in dit huis heel vaak gezegd. Maar om nu heel specifiek
naar aanleiding van COVID-19 — want daar wilt u mij naartoe brengen —
alvast te zeggen: we gaan deze specifieke handelsstroom afsluiten, op
deze manier, daar ben ik geen voorstander van.
De voorzitter:
Meneer Bouali, vervolg uw betoog.
De heer Bouali (D66):
Ik wilde nu het kopje ontwikkelingssamenwerking aanboren. Ik zei dat de
minister zich in 2019 is blijven inzetten voor het overkoepelende doel
van het huidige BuHa-OS-beleid, namelijk gendergelijkheid en empowerment
van vrouwen en meisjes. Dat toewijding daarvoor nodig blijft, is ook het
afgelopen jaar weer gebleken. De inzet van SRGR lijdt onder de
regressieve druk in heel veel landen, zo lezen we terug in het
jaarverslag van deze minister. Met de huidige crisis weten we dat de
druk op rechten van vrouwen en meisjes alleen maar toeneemt. D66 blijft
daarom zoeken naar manieren om ons beleid hierop in ieder geval te
versterken. Vindt de minister ook dat gender bij uitstek een thema is
waarbij beleidscoherentie essentieel is? Ziet de minister mogelijkheden
om gender als thema toe te voegen aan het actieplan beleidscoherentie,
zo vraag ik haar.
Ik sluit af met klimaat en klimaatfinanciering. Door de coronacrisis
lijkt het al een eeuwigheid geleden, maar 2019 was ook het jaar waarin
een 16-jarige klimaatactiviste in vijftien dagen de Atlantische Oceaan
overzeilde, om op de klimaattop in New York wereldleiders op hun
verantwoordelijkheid aan te spreken. Over empowerment gesproken. Met een
gerealiseerd bedrag van 1,4 miljard euro aan private en publieke
klimaatinvesteringen kunnen we stellen dat Nederland zijn
verantwoordelijkheid in ieder geval wél neemt. Mijn complimenten voor
het feit dat het klimaat zo hoog op de agenda staat.
De Rekenkamer was dan ook heel positief over de rol van Nederland in de
internationale klimaatfinanciering. Tegelijkertijd maakte het rapport
duidelijk dat de klimaatuitgaven vooral in de focusregio's
terechtkwamen. Dat is begrijpelijk, maar de oplossing voor
klimaatverandering ligt niet altijd op de plaatsen die hier het meest
onder lijden. Ontbossing in Brazilië staat niet los van de droogte in
Ethiopië. Hoe zorgt de minister ervoor dat klimaatfinanciering zich niet
alleen concentreert op de plekken waar de gevolgen het meest zichtbaar
zijn, maar ook daar waar de meeste schade wordt aangericht? Welke
afwegingen worden er gemaakt als het gaat om
klimaatmitigatiebeleid?
Daarmee sluit ik af, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Bouali. Ik geef het woord aan de heer Van den
Nieuwenhuijzen van GroenLinks.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag onder andere over de
jaarrapporten over 2019. Ik wil allereerst de minister en al haar
ambtenaren bedanken voor de uitgebreide rapporten en antwoorden op al
onze vragen. Natuurlijk kijken we altijd kritisch hoe het beter kan,
maar Nederland is echt veel transparanter dan andere donoren. Daar mogen
we trots op zijn. We mogen ook trots zijn op de bereikte resultaten. Ook
daarvoor bedank ik alle mensen op het ministerie, bij de ngo's en al die
andere organisaties die zich in 2019 weer keihard hebben ingezet.
Voorzitter. Dat was 2019. Nu is het 2020 en zit iedereen met een hart
voor ontwikkelingssamenwerking met grote zorgen. We zien allemaal dat de
gevolgen van de pandemie keihard zullen aankomen in ontwikkelingslanden.
De minister benadrukt in de antwoorden terecht dat de wereld de
afgelopen jaren grote vooruitgang heeft geboekt. Het percentage van de
wereldbevolking in extreme armoede is gedaald van 36% in 1990 naar 8% in
2018. Maar wat zal het zijn in 2022 of 2023? Ik vrees dat het percentage
dan een stuk hoger is. Daarmee neemt het belang van
ontwikkelingssamenwerking de komende jaren alleen maar toe. Het kabinet
beraadt zich nog op het AIV-advies, dat nadrukkelijk is gericht op de
korte termijn. Maar ondertussen wil ik ook graag alvast wat verder
vooruitkijken. De enorme gevolgen op de middellange termijn vragen om
een uitgebreidere reflectie op wat dat betekent voor ons
OS-beleid.
Overigens is het sowieso al enige tijd geleden dat er een geïntegreerde
blik van buitenaf is geworpen op het hele OS-beleid en de
beleidscoherentie daarvan. OS kwam niet voor in onze brede
maatschappelijke heroverwegingen. Ik zou willen voorstellen om de AIV,
de WRR, de SER, of een samenwerking daarvan, te vragen om de komende
maanden een breed onderzoek te doen en om in te gaan op de keuzes die
voorliggen in de nieuwe postcoronacontext: thematisch, geografisch en
wat betreft de uitvoering. Wat is een ideale mix van de inzet van
OS-middelen via ngo's, via multilaterale instellingen, via bedrijven en
via overheden in partnerlanden? Wat is een ideale mix van centrale en
gedelegeerde middelen? Hoe verhoudt onze bilaterale OS zich tot de OS
van de Europese Commissie? Hoe verhouden we ons tot niet-traditionele
donoren, zoals China? Hoe doen we recht aan thema's die belangrijker
worden, zoals klimaat, biodiversiteit en — nu met corona —
gezondheidszorg? Hoe werken we het best aan beleidscoherentie? Kortom,
heel veel brede vragen. Ik denk dat het nuttig zou zijn om daar een goed
rapport over te hebben, met een geïntegreerde blik, ergens begin volgend
jaar. Ik krijg daar graag een reactie op van de minister.
Voorzitter. Ik kom op een aantal specifiekere zaken. Allereerst
klimaatfinanciering. Ook hier doet het ministerie veel om zo goed
mogelijk, volgens internationale richtlijnen, te rapporteren. Veel dank
en waardering daarvoor. Maar het probleem zit hem in sommige van die
richtlijnen; die kunnen scherper. Voor publieke klimaatfinanciering
werkt men met de zogenaamde Rio markers. Ik begrijp nu uit de antwoorden
dat slechts een derde van de publieke klimaatfinanciering is toe te
schrijven aan projecten die klimaat als hoofddoelstelling hebben. De
overige twee derde gaat om projecten waar klimaat een nevendoelstelling
is. Daarom tellen ze voor 40% mee in klimaatfinanciering. Als er een
school wordt gebouwd met zonnepanelen op het dak, is dat al zo. Als we
op die toer gaan, zou ik verwachten dat we zo ongeveer het hele
OS-budget voor 40% kunnen meerekenen, want klimaat is bij ongeveer elk
denkbaar project op een of andere manier een nevendoelstelling. We
moeten klimaatdenken juist integreren in alles wat we doen. Volgens mij
is de minister dat ook met mij eens. Zo ja, ziet zij dan ook dat de
klimaatfinancieringsindicator eigenlijk niet ideaal is en dat we in de
toekomst misschien beter één indicator kunnen hebben voor de
financiering van projecten die volledig op klimaat gericht zijn, en een
andere indicator die op de integratie van klimaat in andere projecten
gericht is? We trekken die twee markers dan als het ware uit
elkaar.
Voorzitter. Is de minister bereid om in toekomstige rapporten standaard
de verdeling tussen de twee markers aan te geven? Nogmaals, het is geen
kritiek op het ministerie, want de indicatoren worden internationaal
afgesproken. Ik vraag dit juist nu, ook in aanloop naar de klimaattop in
Glasgow later dit jaar, waar ook de discussies beginnen over
klimaatfinanciering na 2025. Hoe kijkt de minister nu terug op de 100
miljardafspraak en welke lessen kunnen we daaruit trekken? Is zij bereid
om bij die onderhandelingen in te zetten op duidelijkere afspraken en
indicatoren voor de toekomst, zodat er een verschil komt tussen
doelstellingen voor publieke en private klimaatfinanciering en tussen
mitigatie en adaptatie?
Dan de beleidscoherentie. Zo'n rapport vind ik toch wel erg mager. Het
is een beetje een opsomming van punten waaraan het kabinet heeft gewerkt
om te laten zien dat het allemaal zo lekker coherent is. Dat is prima.
Natuurlijk moet vooruitgang worden gemeld. Maar ik zou daarbij ook graag
een reflectie zien op de uitdagingen en op de voortdurende
incoherenties. Kan de minister schetsen welke grote incoherenties zij nu
ziet en op welke manier zij daaraan werkt? Wij maken ons bijvoorbeeld
zorgen over de positie van vrouwen in relatie tot klimaatverandering,
over de positie van lhbti-mensen in relatie tot de effecten van de
coronacrisis, maar ook over de ondergraving van publieke diensten in
relatie tot handels- en belastingverdragen. Daar zitten ook kansen;
grote kansen. We kunnen die kansen pakken met goede beleidscoherentie.
Laat ik nog een ander voorbeeld noemen: het misbruik van ISDS-clausules
om de legitieme coronamaatregelen die overheden wereldwijd treffen, aan
te vechten bij private tribunalen. Hoe kijkt de minister daarnaar? Zij
zal waarschijnlijk antwoorden dat investeerders iets van bescherming
nodig hebben tegen autoritaire leiders en mensen die misbruik willen
maken. Maar ziet de minister ook de andere kant van internationale
advocatenkantoren en multinationals die ontwikkelingslanden aanklagen
voor legitieme coronamaatregelen of dreigen om voor hen nadelige
maatregelen al in een vroegtijdig stadium van tafel te vegen, en daar
zelfs mee adverteren?
De voorzitter:
U bent al ruim over uw tijd heen. Ik geef u nog de mogelijkheid voor een
afsluitende opmerking.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dan ga ik dat doen, voorzitter. Nederland is een internationaal
knooppunt bij ISDS-verdragen. 10% van alle ISDS-zaken van de afgelopen
decennia is onder de vlag van Nederlandse verdragen aangespannen. Is de
minister bereid om in samenwerking met de Europese Commissie
mogelijkheden te onderzoeken om meer verantwoordelijkheid te dragen voor
misbruik van deze clausule?
Daar wil ik het dan bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan ga ik door naar mevrouw
Kuik van het CDA. Zij zal het woord voeren over het OS-deel. Ik zal zelf
aan het eind het handelsdeel doen.
Mevrouw Kuik, aan u het woord.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank u, voorzitter. In 2019 zijn het werk en de ambitie van dit kabinet
goed zichtbaar geworden en ik wil iedereen die daaraan mee heeft
gewerkt, ook danken. Het voelt wel gek om stil te staan bij vorig jaar,
nu de wereld door de crisis echt veranderd is. Toch is het wel van
belang en daarom wil ik toch bij een aantal punten stilstaan.
Voor het CDA is het van belang dat jongeren perspectief hebben en daarom
ben ik ook benieuwd naar het Challenge Fund dat in 2019 in werking is
getreden. Kan de minister aangeven hoe dit loopt en of er nog knelpunten
in de uitvoering zijn die verholpen kunnen worden, zodat dit nog verder
kan worden doorgezet?
Naast perspectief is de basis, bijvoorbeeld eten, iets wat onder druk
staat. De minister geeft aan dat er met haar inzet op voedselzekerheid
maar liefst 24 miljoen lokale voedselproducenten, dus boeren en
boerinnen, worden ondersteund. Ik ben wel benieuwd hoe die 24 miljoen
worden berekend. Hoe kunnen verder deze boeren en boerinnen met het oog
op de hongerpandemie, die nu aanstaande is, effectief worden
ondersteund?
Dan het versterken van de positie van meisjes en vrouwen. Dat is een
integraal onderdeel geworden van het beleid. Jaarlijks vraag ik om de
voortgang van het bestrijden van seksuele misstanden binnen de
OS-sector. Afgelopen jaar hebben we daar ook goede stappen gezien, maar
we zien dat de positie van vrouwen en meisjes toch zwaar onder druk
staat, juist ook in de huidige crisis. Er zijn berichten dat er veel
meer kindbruiden zijn en dat de positie van meisjes en vrouwen snel
verslechtert. Aan het goede werk van de afgelopen jaren moet dus worden
vastgehouden. Ik vraag de minister dit ook in te brengen in
internationale gremia.
Ik heb de afgelopen jaren regelmatig gevraagd om het versterken van het
gezondheidssysteem en het opzetten van een strategie voor global health.
Ook de huidige crisis laat het belang hiervan zien. Opgeteld hebben we
het afgelopen jaar 75 miljoen uitgegeven aan het versterken van
gezondheidssystemen. Wat voor resultaten op het gebied van gezondheid
zijn er bereikt? Tbc is de dodelijkste infectieziekte en in het
onderzoek naar diagnostiek zijn grote stappen gezet. Ook zijn er
hoopvolle ontwikkelingen op weg naar medicatie en vaccinatie. Dit kan
zeer bruikbaar zijn, ook voor onze strijd tegen COVID-19. Het CDA vraagt
aandacht voor de bestrijding van tbc en om de infrastructuur en de
kennis die wij hebben, vooral in te zetten en te benutten bij de
bestrijding van covid.
Veel van de uitgaven van BuHa-OS komen terecht bij multilaterale
organisaties. Dat is begrijpelijk, omdat die vaak toegang hebben tot
grote gebieden. Maar het CDA vindt het ook van belang kleine
organisaties te versterken, omdat die vaak in de haarvaten van
gemeenschappen zitten. Ze zijn ook van groot belang, omdat ze goed weten
wat er op de grond nodig is. Kan de minister ingaan op de balans
daarbij? In hoeverre zijn de uitgaven aan multilaterale organisaties
verplichtingen of kunnen we er ook voor kiezen om juist kleinere en
Nederlandse organisaties in te zetten?
Voorzitter. De speciale gezant voor religie is in 2019 geïnstalleerd.
Daar zijn we heel blij mee. Kan de minister aangeven hoe het werk van de
gezant er in 2019 heeft uitgezien en wordt er ook specifiek gekeken naar
een integrale werking op het ministerie? Ik vraag dat omdat het, zeg
maar, niet een vreemde eend in de bijt mag blijven.
Tot slot. Graag wil ik de minister verzoeken om in het jaarverslag over
2020 een nadrukkelijke vergelijking te maken met de uitgaven in 2019. De
diepe crisis waarin we nu zijn beland, zal grote impact hebben op de
beleidsdoelen van 2020. Daarbij kan 2019 als nulmeting worden gebruikt
voor onze mondiale inzet.
Tot zover het OS-gedeelte, voorzitter. Dan geef ik nu het woord aan
u.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Hul. Ik doe het gedeelte over
handel wel aan het einde van de sessie; ik denk dat dat gepast is.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik wilde aanbieden om het voorzittersstokje even virtueel over te nemen
om u als woordvoerder aan te kunnen kondigen.
Voorzitter: Van den Hul
De voorzitter:
Dan geef ik hierbij graag het woord aan de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. De Rekenkamer had op basis van onderzoek over 2019 een
aanbeveling, namelijk de hefboom van investeringen al gebruiken
gedurende de looptijd bij de besluitvorming rond nieuwe
investeringsactiviteiten. De minister heeft dit onderschreven en is, om
dit hefboomeffect van publiek en privaat inzichtelijk te maken, een
onderzoek gestart. Heel goed, maar wat gaat de minister doen met de
aanbeveling van de onderzoekers van Trinomics, over de mobilisatie van
private financiering? Daarin wordt bijvoorbeeld aangegeven dat er voor
een aantal fondsen veel kansen liggen om privaat kapitaal te mobiliseren
en dat de inzet van de minister als hefboom kan functioneren.
Ik vind dit van belang, omdat in onze economische inzet in Afrika
bijvoorbeeld, de private bijdrage het verschil kan en moet gaan maken.
We zien ook dat private inzet een steeds efficiëntere manier is om
economische doelen en ontwikkelingsdoelen, zoals SDG 8, te bereiken. Wij
als overheid moeten daarom juist deze hefboom goed inregelen en
doorontwikkelen, zeker in een tijd waarin landen er zelf naar snakken om
in de nabije toekomst van het hulpinfuus af te komen. Graag een reactie
van de minister.
in 2019 is de mondiale handel onder druk komen te staan door toenemende
handelsoorlogen, maar dat biedt natuurlijk ook kansen. In 2019 hebben we
512 miljoen euro direct via de posten uitgegeven. Hoeveel was dat in
2018? Kan de minister specificeren waaraan ambassades deze middelen
hebben uitgegeven? Was dat bijvoorbeeld aan het stimuleren van
handelsontwikkeling en economische ontwikkeling, bijvoorbeeld door
handelsakkoorden? Of aan stimulering van de OS-doelen? Hoe liggen deze
verhoudingen en klopt het dat dit respectievelijk 97 miljoen en 415
miljoen is?
Kan de minister aangeven hoe we onze economische diplomatie hebben
vormgegeven, zoals het gebruik van de pool die in de handelsbrief werd
beschreven? In Vietnam, Canada, Japan en Singapore is het afgelopen jaar
ingezet op een krachtige belangenbehartiging en promotie van het
Nederlandse bedrijfsleven. Kan de minister daarvan voorbeelden geven en
aangeven in hoeverre dit wordt voortgezet in 2020? Ook wil ik de
minister vragen om een strategische agenda of visie te ontwikkelen over
de manier waarop we onze economische diplomatie kunnen versterken en
inrichten in de komende jaren. Andere landen staan niet stil. Kan de
minister een doorkijkje geven?
Ten slotte de Afrikastrategie. Vorig jaar heeft het CDA daarover een
motie ingediend met een groot gevoel van urgentie. Dat gevoel is door de
huidige crisis alleen maar groter geworden. De toezegging was dat we
voor het zomerreces een update zouden krijgen. Over twee weken is het
zomerreces. Wanneer komt die brief?
In het FD van 3 juni konden we een oproep lezen van het Nederlandse
bedrijfsleven dat investeren in handelsrelaties met Afrika juist nu een
enorme kans biedt. VNO-NCW heeft al in november een strategie
gepresenteerd. Dan moet mij toch het volgende van het hart. Ik zou echt
willen dat de minister hier harder aan gaat trekken. Er liggen grote
kansen in Afrika, maar de uitdagingen nemen met de maand ook toe.
Waarde- en productieketens staan op het moment onder zeer grote druk. We
moeten nu echt samenhangend beleid en een effectieve strategie op dit
continent gaan voeren. De bedrijven nemen het initiatief om een
Nederland-Afrikacoalitie te vormen, met kennisinstellingen en overheden,
om de impact in Afrika groot te maken. Doet de minister proactief mee,
voordat we de boot missen?
De voorzitter:
Dank, meneer Amhaouch. Dan geef ik hierbij de virtuele voorzittershamer
weer aan u terug.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik u het woord namens de
Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank u wel, dat vind ik een mooie deal. Ook ik dank de minister en haar
ambtenaren voor de rapporten en de ontvangen antwoorden.
Ik begin graag bij de beleidscoherentie. In de Jaarrapportage
Beleidscoherentie kunnen we goed zien wat het kabinet heeft gedaan om de
SDG's te behalen, ook via andere beleidsterreinen dan BuHa-OS. We weten
dat deze minister zich wereldwijd hardmaakt voor de bescherming en
empowerment van vrouwen en meisjes. Dat is, zoals zij zelf omschrijft,
de rode draad in haar beleid. Daarom vind ook ik het jammer om te
constateren dat in de jaarrapportage beleidscoherentie weinig terug te
vinden is over de impact van die thema's op gendergelijkheid en
vrouwenrechten, op SDG 5. Dat is al eerder genoemd, onder anderen door
collega Bouali. De inclusie van vrouwen en meisjes en het bereiken van
gendergelijkheid zijn een noodzaak, geen luxe. We weten dat beleid vaak
een heel ander effect op vrouwen heeft. Dat geldt ook voor de huidige
vijf coherentiethema's. Daarom zou ik de minister graag willen vragen
wat de effecten van haar inzet op beleidscoherentie voor SDG 5 in de
praktijk zijn. Worden eventuele negatieve effecten op
ontwikkelingssamenwerking vanwege andere beleidsterreinen binnen en
buiten de portefeuille Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
voldoende gesignaleerd en tegengegaan? Wordt synergie tussen
Ontwikkelingssamenwerking en andere beleidsterreinen voldoende
bevorderd? Heeft de minister zicht op de mate waarin gebruik wordt
gemaakt van de informatie in de zogenaamde kwaliteitseiseffecten op
gendergelijkheid binnen het integraal afwegingskader? En is de minister
bereid om SDG 5 integraal onderdeel te maken van de vijf kabinetsbrede
coherentiethema's voor ontwikkeling?
Voorzitter. Dan de diaspora. De minister erkent in haar nota Investeren
in Perspectief diasporaorganisaties als onderdeel van het relevant
maatschappelijk middenveld dat ondersteuning behoeft. In antwoord op
feitelijke vragen schrijft de minister dat diasporaorganisaties net als
andere belangengroepen betrokken kúnnen zijn bij de uitvoering van het
Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Maar daarmee weten we dus
nog niet hoe deze betrokkenheid precies vorm krijgt. We kunnen ook niet
terugvinden of dit ergens wordt bijgehouden. Verder zijn er signalen dat
de gehanteerde fondsenkaders drempels opwerpen, onder andere voor
organisaties met betrekking tot vrouwelijke diaspora. In de praktijk
zijn zij daardoor nauwelijks betrokken bij de uitvoering van beleid. Wij
horen graag welke maatregelen de minister neemt, zodat
diasporaorganisaties en ook kleine zelforganisaties niet onbewust worden
uitgesloten van de uitvoering van het OS-beleid.
Voorzitter. Het is goed nieuws dat de minister de verlaging van de
hoogte van de eerste betalingen voor de strategische partnerschappen
Power of Women, Women, Peace and Security en Leading from the South
tijdens de looptijd wil compenseren. Ik spreek hierbij nogmaals de hoop
uit dat het budget van deze belangrijke partnerschappen ongemoeid blijft
en dat de minister het gehele AIV-advies gaat uitvoeren, zowel wat extra
steun betreft als wat het niet verlagen van het OS-budget betreft,
ondanks een eventuele daling van het bnp. Ik hoop dan ook van harte dat
de motie van collega Van den Nieuwenhuijzen, die dit verzoekt en morgen
in stemming komt, op steun van de collega's kan rekenen. Wij kijken nog
steeds met smart uit naar de kabinetsbrief op dit punt.
Voorzitter. We lezen dat in 2019 42,7% van het OS-budget via
multilaterale organisaties liep en 17,7% via maatschappelijke
organisaties. Vorige week heb ik gewezen op het belang van die
maatschappelijke organisaties, juist om de meest gemarginaliseerde
mensen te bereiken, zoals vrouwen, meisjes, lhbt, vluchtelingen en
mensen met een beperking. We maken ons zorgen dat met de
covid-maatregelen het aandeel multilateraal voor het jaar 2020 nog
groter gaat worden. Deelt de minister deze zorg en hoe gaat de minister
proberen om een betere balans te vinden tussen de verschillende kanalen,
ook in lijn met de 25%-doelstelling van de Grand Bargain?
Voorzitter. Dan over de SDG's en imvo. De minister herhaalt in haar
antwoorden nog maar eens dat het kabinet van alle bedrijven in Nederland
en ook van de Nederlandse overheid zelf verwacht dat zij de
OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de daartoe
behorende gepaste zorgvuldigheid toepassen op hun internationale
activiteiten. Behalve de inzet van deze minister ten aanzien van het
bedrijfsleven en imvo heb ik al eens eerder gevraagd naar de
inspanningen van de Nederlandse overheid zelf ten aanzien van die
OESO-richtlijnen en SDG's, niet alleen om het goede voorbeeld aan het
bedrijfsleven te geven maar ook om als Nederlandse overheid daar een
concrete bijdrage aan te leveren. De minister wees toen op het
maatschappelijk verantwoord inkopen door de overheid. De minister heeft
ook toegegeven dat in het gehanteerde overheidsinstrumentarium
verbetering mogelijk was. Eind vorig jaar hebben wij de IOB-evaluatie
van het imvo-beleid van de Nederlandse overheid tussen 2012 en 2018
ontvangen. Een van de aanbevelingen van de IOB was daarbij om toepassing
van internationale sociale voorwaarden — in jargon: ISV — te verbeteren
door ze verplicht te stellen voor meer productcategorieën met hoge
mvo-risico's en ze ook voor te schrijven als gunningscriteria bij
aanbestedingen.
Jaarlijks geeft de overheid bijna 73 miljard euro uit aan
aanbestedingen. Dat is een enorme som geld, met de mogelijkheid om iets
te bereiken op het gebied van de SDG's, omdat via die aanbestedingen
gestuurd kan worden op duurzame producten, met aandacht voor mens en
milieu. Dan lees ik in de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk dat in
2019 bij slechts negentien aanbestedingen is aangegeven in welke
risicocategorie de aanbesteding valt en dat er due dilligence, of
gepaste zorgvuldigheid, dient plaats te vinden. Mijn vraag aan deze
minister is dan ook: waarom bij slechts negentien aanbestedingen? En wat
gebeurt er daarna? Wat betekent het toepassen van internationale sociale
voorwaarden in de praktijk? Hoe wordt daar gevolg aan gegeven, en hoe
wordt gemonitord of bedrijven zich daadwerkelijk aan de OESO-richtlijnen
houden? Welke impact heeft dit op de SDG's? Wie controleert dat en welke
middelen zijn daarvoor beschikbaar? Mijn vraag is ook of de minister als
coördinerend bewindspersoon van de SDG-agenda haar collega's hierop
aanspreekt.
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Van den Nieuwenhuijzen van
GroenLinks.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
U begint over de OESO-richtlijnen en de rol van de overheid daarin. Bent
u nou benieuwd naar wat de overheid in haar eigen beleid doet? Of bent u
ook benieuwd naar de manier waarop de overheid bedrijven aanspreekt die
de OESO-richtlijnen onderschreven hebben, maar die daar in de praktijk
niet altijd even goed naar handelen, zoals bijvoorbeeld Shell in
Nigeria?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Daar zijn wij altijd zeer benieuwd naar. Daarom is het ook heel goed dat
onze partij samen met de SP en onder leiding van de ChristenUnie een
initiatiefnota heeft ingediend. We zien namelijk dat de OESO-richtlijnen
lang niet altijd het gewenste effect hebben. Daarin sluit ik me helemaal
aan bij de woorden van de heer Van den Nieuwenhuijzen. Op papier staat
het er wel, maar wordt het ook in praktijk gebracht?
Mijn vraag van net ging over het feit dat, als de Nederlandse overheid
iets van anderen verwacht, ze het zelf ook moet doen. Wij hebben daar nu
onze zorgen over, zeker als je ziet over hoeveel geld het gaat: 73
miljard. Daar ging mijn vraag dus over, maar ik sluit me van harte aan
bij de woorden van de heer Van den Nieuwenhuijzen en andere partijen
hier: de OESO-richtlijnen zijn echt niet vrijblijvend. Ze moeten worden
nageleefd. En waar geen wil is, is een wet.
De voorzitter:
Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Ik geef het woord aan de heer
Alkaya van de Socialistische Partij.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. 2019 was een jaar waarin het ons land economisch voor de
wind ging. Het coronavirus was nog onbekend, of tegen het einde van het
jaar nog heel ver weg. De economie groeide. Terwijl heel veel mensen
daar helemaal niets van merkten, werd een enorm begrotingsoverschot
gerealiseerd. In zo'n jaar zou het voor een D66-minister niet moeilijk
moeten zijn om zich aan de internationale verplichtingen op het gebied
van internationale solidariteit te houden, zou je denken.
Toch bleef het percentage van het landelijk inkomen dat wij besteedden
aan het helpen van mensen in ontwikkelingslanden wederom achter bij het
absolute minimum van 0,7%. Hoe kan dat, vraag ik aan de minister.
Herinnert zij zich de aangenomen motie van mevrouw Thieme? Die werd mede
ingediend door mijn partij, de SP, en vraagt de minister om zich extra
in te spannen voor dit belangrijke onderwerp, zodat wij die norm wél
halen. Dat staat nota bene ook in het verkiezingsprogramma van D66. Hoe
heeft zij uitvoering gegeven aan die motie, waar alleen de PVV, Forum
voor Democratie en de VVD tegen waren? Wat is er niet gelukt?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Bouali van D66.
De heer Bouali (D66):
Ik ben altijd heel blij als mijn collega van de SP over het OS-budget
begint. Mijn partij vindt dat inderdaad een heel belangrijk punt.
Sterker nog, mijn partij heeft ervoor gezorgd dat er per jaar bijna 500
miljoen extra op de begroting komt. Dat hebt u zelf ook kunnen zien toen
dit kabinet begon. Daar hebben wij met een aantal collega's hard voor
gestreden. Mijn vraag is als volgt. Ik hoor heel veel mooie woorden over
de OS-begroting, maar iedere keer hebben we hier dezelfde discussie. In
de tegenbegrotingen van de SP en de Partij van de Arbeid zie ik nooit
een optopping van het OS-beleid. U spreekt hier heel mooie woorden, die
ik deel. Die vind ik fantastisch. Wilt u er dan in de toekomst voor
zorgen dat u die bedragen ook opneemt in uw tegenbegrotingen? U moet dan
ook vis bij de boter doen.
De heer Alkaya (SP):
Boter bij de vis. Als D66 hier een eerlijk beeld wil schetsen, moet het
kijken naar ons verkiezingsprogramma. Daarin hebben we wel degelijk meer
ruimte genomen voor ontwikkelingssamenwerking. Bij de tegenbegroting die
we jaarlijks presenteren, kijken we natuurlijk maar naar een onderdeel
van de gehele begroting. De vorige keer keken we bijvoorbeeld heel
specifiek naar koopkracht. Daarin hebben we laten zien hoe we de
koopkracht konden stimuleren met een aantal andere keuzes, zonder extra
geld uit te geven ten opzichte van het kabinet. Eigenlijk vind ik dat we
toen meer geld hadden kunnen uitgeven, maar zelfs als je dat niet doet,
kun je andere keuzes maken. Dat hebben we met de tegenbegroting laten
zien. Niet alles wat wij willen, staat in de tegenbegroting. Daarvoor
moet je kijken naar de verkiezingsprogramma's van een partij.
De heer Bouali (D66):
Ik zal er geen doekjes om winden. Ik ben altijd heel blij dat de SP in
ieder geval steun geeft. Maar mijn punt blijft staan dat je dat
consequent moet meenemen; niet alleen in je verkiezingsprogramma's, maar
ook in je tegenbegrotingen. We hebben zelf gezien dat er in de afgelopen
jaren onder andere kabinetten heftig bezuinigd is op
ontwikkelingssamenwerking. Dat is tegen het zere been van mijn partij.
Wij zullen ons er altijd voor blijven inzetten dat we dat tegengaan. U
moet er ook voor zorgen dat u consequent die lijn uitdraagt. Alle
partijen in dit huis die voor ontwikkelingssamenwerking zijn — ik weet
dat u daarvoor bent — moeten ervoor zorgen dat ze dat in hun
tegenbegrotingen opnemen. Dat is namelijk een belangrijk onderdeel van
de begroting van dit land. Als u OS een warm hart toedraagt, en ik weet
dat u dat doet, dan moet u dat wat mij betreft consequent blijven
doorvoeren.
De heer Alkaya (SP):
Wij moeten helemaal niets. In een tegenbegroting vatten wij een bepaald
onderwerp bij de horens. We laten zien dat je ook andere keuzes kunt
maken. Ik sluit niet uit dat ontwikkelingssamenwerking er een volgende
keer wel in staat, als we kijken wat we met internationale politiek en
internationale solidariteit kunnen doen. Dan hebben we dat onderdeel
eruit gepikt. Als we met die drie partijen een tegenbegroting
presenteren, kunnen we niet al onze verkiezingsprogramma's daarin
opnemen. Zo werkt dat natuurlijk niet. Dat weet de heer Bouali ook.
Gelukkig erkent hij wel dat wij het belang van ontwikkelingssamenwerking
erkennen. Dat heeft helemaal niets te maken met de vraag of dat al dan
niet in een tegenbegroting staat.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking is geen liefdadigheid, maar
internationale solidariteit. Friedrich Engels schreef daar al in 1845
over: "Alsof je arbeiders een dienst bewijst door eerst hun levensbloed
eruit te zuigen en dan je zelfgenoegzame filantropie op hen te oefenen
en jezelf in de wereld te plaatsen als machtige weldoener van de
mensheid, wanneer je teruggeeft aan de geplunderde slachtoffers slechts
één honderdste deel van dat wat van henzelf is." Inderdaad, de materiële
welvaart in Nederland en het Westen van de wereld is nu mede gebaseerd
op goedkope productie en vernietiging van het milieu elders in de
wereld. Totdat die ongelijkheid is gestopt is ontwikkelingssamenwerking
een plicht en geen gunst.
In 2019 gingen de uitbuiting en de milieuvervuiling gewoon door. De
hoeveelheid ingevoerde biomassa steeg bijvoorbeeld in 2019, net als de
invoer van metalen uit de allerarmste landen. Dit leidt tot groei op
korte termijn hier, maar het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft
terecht aan dat dit negatief is voor onze welvaart in brede zin. Als je
het aan de vrije markt overlaat en regels en tarieven wegdoet, dan krijg
je dit kortetermijndenken. Hoe is de minister van plan dit
kortetermijndenken tegen te gaan?
De totale invoer van metalen was in 2019 de hoogste in 25 jaar. De
invoer van biomassa was hoger dan ooit tevoren. Hoe verhoudt dit zich
tot bijvoorbeeld het streven naar een circulaire economie, vraag ik aan
de minister. Hoelang kan zij nog met droge ogen blijven doen wat zij
bijvoorbeeld bij het CETA-debat geeft gedaan, namelijk aan de ene kant
zeggen dat je in Nederland kringlooplandbouw wilt, maar aan de andere
kant de tarieven op slechtere producten uit het buitenland verlagen,
omdat dat goed is voor de vrijhandel?
Het handelen van het kabinet staat helaas vaak haaks op de woorden die
de minister uitspreekt. Met andere woorden: het beleid is incoherent.
Die incoherentie in het beleid komt precies neer op waar Friedrich
Engels ons al voor waarschuwde, namelijk zelfvoldaan en elitair
opscheppen over de kruimels die we geven aan mensen die in feite worden
uitgebuit door multinationals die hun hoofdkantoor in Nederland hebben,
en mensen die arm worden gehouden door een onrechtvaardig economisch
stelsel.
De zogenaamde jaarrapportage beleidscoherentie bevat ironisch genoeg
voorbeelden van incoherentie. Onder het kopje Een zo positief mogelijke
impact van handelsakkoorden op ontwikkelingslanden staat bijvoorbeeld
dat de Europese Commissie voor het eerst gebruik gaat maken van een
geschillenbeslechtingsmechanisme, omdat Zuid-Afrika de
handelsrestricties op pluimveevlees uit de EU niet wil opheffen. Kan de
minister toelichten hoe het opdringen van pluimvee uit de EU aan een
land dat dit niet wil hebben, coherent is met het doel om een land
zichzelf te laten ontwikkelen, of met het doel om kringlooplandbouw te
stimuleren? Die richtingen zijn tegengesteld. Dat is niet recht te
praten.
De minister schrijft ook: alleen met een gezamenlijke en coherente inzet
op diverse beleidsterreinen kunnen we de negatieve gevolgen van COVID-19
beperken. Zoals ik net in het interruptiedebatje met D66 al aangaf,
heeft de Kamer op 16 april een motie aangenomen van de leden Marijnissen
en Pieter Heerma om de productie van geneesmiddelen, vaccins en
beschermingsmateriaal in ons land en binnen Europa uit te breiden.
Alleen de D66-fractie was tegen deze motie, die nu wordt uitgevoerd.
Ziet de minister in dat beleidscoherentie ook betekent dat zijzelf op
vele vlakken moet stoppen met de veel te eenzijdige focus op meer
vrijhandel en meer globalisering?
Voorzitter, tot slot. De Rekenkamer constateert voor het vierde jaar op
rij een onvolkomenheid in de bedrijfsvoering, namelijk dat de
risicoanalyses bij het aangaan van verplichtingen onvoldoende zijn. Het
risico bestaat dus nog steeds dat belastinggeld in zakken van corrupte
bestuurders in het buitenland verdwijnt. Dit soort misstanden moeten
wij, maar vooral de minister, voorkomen. Kan zij toelichten waarom de
maatregelen die zij tot nu toe heeft genomen, niet voldoende zijn
gebleken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Dan gaan we naar de heer Weverling van de
VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Mijn eerste bijdrage in de commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking begon ik vorig jaar
september met drie sleutelwoorden voor een verstandig
ontwikkelingsbeleid: transparantie, doelmatigheid en verantwoording.
Inmiddels ben ik bijna één vergaderjaar lid van deze commissie. In dat
jaar is er veel veranderd in de wereld, maar die drie sleutelwoorden
staan nog steeds als een paal boven water. Vandaag focussen wij op
verantwoording: wat is er bereikt en wat kunnen we hiervan leren? Gezien
de tijd zal ik mij hierbij beperken tot drie onderwerpen: onze
handelsbelangen, onze relatie met China en het migratiebeleid.
Allereerst onze handelsbelangen. Nederland is een echt handelsland. Als
het goed gaat in de wereld, gaat het goed met ons. Als het slecht gaat
in de wereld, krijgen wij rake klappen. De coronacrisis heeft die rake
klappen zeker uitgedeeld. Daar moeten wij lessen uit trekken. Nederland
is enorm goed ingespeeld op de wereldeconomie — daar profiteren wij
dagelijks van — maar als de productie van een klein onderdeel in China
stil komt te liggen, rollen er twee weken later geen eindproducten meer
van de band in Nederland. Steeds meer landen denken daarom na over het
robuuster maken van hun waardeketens. Dat zouden wij in Nederland ook
moeten doen. Zonder te overcompenseren, maar juist om voorbereid te zijn
op toekomstige crises.
Hoe heeft de minister tot dusver de motie van VVD en CDA over het in
kaart brengen van de effecten van de coronacrisis op onze handelsstromen
uitgevoerd? Er zijn bijvoorbeeld maar liefst 500 banen weg bij
offshorebedrijf Van Oord. Dat is natuurlijk vreselijk. Is de minister
het met de VVD eens dat een van de belangrijkste lessen van de
coronacrisis is dat we meer moeten nadenken over kwetsbaarheden in onze
waardeketens? Zo ja, kan zij toezeggen dat zij die kwetsbaarheden op een
rij gaat zetten en gaat nadenken over hoe wij onze waardeketens
robuuster kunnen maken? Daarnaast zagen wij tijdens de coronacrisis hoe
grote bedrijven onmiddellijk te hulp schoten. Unilever doneerde voor 100
miljoen aan zeep, Shell stelde grondstof voor handgels gratis
beschikbaar en DSM ging mondkapjes produceren. Neemt de minister dit mee
in de nog lopende evaluatie naar imvo?
Dan onze betrekkingen met China.
De voorzitter:
Excuseer, ik zie een interruptie van mevrouw Ouwehand die u rugdekking
geeft.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Rugdekking voor de heer Weverling van de VVD? Daar ben ik zeker altijd
voor te porren. Ik zie dat het angstzweet hem uitbreekt. Mijn vraag aan
de VVD is een eenvoudige. Ik hoorde de heer Weverling zeggen: als er één
les is die we van de coronacrisis moeten leren, is het dat we moeten
kijken naar kwetsbaarheden in de waardeketen. De les die daarvoor moet
zitten is: hoe kunnen we in godsnaam voorkomen dat we nog een keer zo'n
pandemie meemaken? Is de VVD dat met ons eens?
De heer Weverling (VVD):
Zeker.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Kijk, dat biedt al veel goeds vanuit deze positie in de rug. Dan zou ik
nog een extra duwtje in de rug willen geven, want dat betekent dus ook
dat we goed moeten kijken naar wat de risico's zijn op het ontstaan van
zo'n pandemie. Dan kun je toch niet om de feiten heen dat ontbossing
wereldwijd een risico is, dat onze intensieve veehouderij een risico is
en dat het gesleep met en de handel in wilde dieren een risico is? Over
dat laatste gaat deze minister niet, maar de ontbossing, en indirect ook
onze veeteelt, is wel degelijk een onderwerp waar we deze minister op
kunnen aanspreken. Ik ben benieuwd welke plannen de VVD heeft om het
risico op het ontstaan van dit soort zoönoses en pandemieën te helpen
voorkomen.
De heer Weverling (VVD):
We zitten hier niet om nu het VVD-beleid te bespreken. We kunnen zeker
een boom opzetten over het tegengaan van ontbossing, maar het lijkt me
niet dat ik daarvoor nu de plannen hoef te presenteren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan stel ik voor dat ik die nog tegoed houd van de VVD.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Weverling (VVD):
Voorzitter. Onze betrekkingen met China. In het afgelopen jaar heb ik de
woorden "gelijker speelveld" vaak in de mond genomen. Dat is niet voor
niets. We hebben als Nederland genoeg in huis om de concurrentie met de
rest van de wereld aan te gaan, maar niet als we, voor het spel begint,
al met 3-0 achterstaan. Ook het afgelopen jaar zagen we daar veel
voorbeelden van. De VVD heeft die consequent aan de kaak gesteld.
Gelukkig lijkt het besef steeds meer te groeien dat een gelijk speelveld
een absolute noodzaak is. De commissie heeft recent een lijst met
voorstellen gepubliceerd om hier serieus werk van te maken. In heel
Europa gaan de staatssteunpotten open, dus het is zaak dat we haast
maken om te voorkomen dat in China staatsbedrijven er met publiek geld
vandoor gaan. Kan de minister een eerste inzicht geven in hoe zij tegen
deze plannen van de Europese Commissie aankijkt? Verwacht zij dat de
meeste lidstaten zich achter de plannen zullen scharen? Hoe voorkomen we
dat we uitgespeeld gaan worden? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat de
voortrekkersrol, die zij na mijn eerdere motie toebedeeld heeft
gekregen, bij de totstandkoming van het aanbestedingsinstrument IPI dit
jaar tot resultaten gaat leiden?
Naast buitenlandse handel is de minister ook verantwoordelijk voor
ontwikkelingssamenwerking. Daarbij zijn het aanpakken van de
grondoorzaken van migratie en het tegengaan van illegale migratie
belangrijke speerpunten. In het regeerakkoord is afgesproken dat hierbij
het principe van more for more and less for less leidend is. Helaas
kunnen we daar in het jaarverslag maar weinig over teruglezen. Mijn
Kamervragen uit januari dit jaar over dit onderwerp zijn nog altijd niet
beantwoord. Wat we wel hebben kunnen lezen, is dat campagnes met
voorlichting over migratie in herkomstlanden succesvol lijken te zijn.
Dat is goed nieuws. Zo kunnen wij deze mensen een gevaarlijke overtocht,
een teleurstelling bij aankomst en een lange procedure in Nederland
besparen. De minister heeft natuurlijk niets te verbergen, dus wanneer
horen we meer over haar inzet de afgelopen tijd op het gebied van
migratiesamenwerking? Kan zij mijn ingediende vragen hierover binnen
afzienbare tijd beantwoorden? Wat kan de minister, in het kader van
lessen trekken, vertellen over het succes van de voorlichtingscampagnes
over migratie? Is zij het met de VVD eens dat het zaak is dat we deze
campagnes snel uitbreiden naar andere landen waar veel kansloze
migranten vandaan komen?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Kuik, gevolgd door de heer Van den
Nieuwenhuijzen en de heer Bouali.
Mevrouw Kuik (CDA):
De VVD stipt een belangrijk thema aan: de grondoorzaken van migratie
aanpakken. De VVD heeft ook gezien dat 24 miljoen boeren ondersteund
worden om meer productie te creëren. Maar de VVD ziet waarschijnlijk
ook, net als wij, dat er mogelijk een hongerpandemie aan zit te komen.
Is de VVD het met het CDA eens dat we moeten kijken hoe we deze boeren
en boerinnen, met het oog op die hongerpandemie, extra kunnen
ondersteunen, omdat we willen voorkomen dat er daar meer oorzaken zijn
voor migratie?
De heer Weverling (VVD):
Dat is koren op de molen van de VVD, zou ik haast zeggen. Ik heb vorige
week een heel betoog gehouden over de zelfvoorzienendheid van
ontwikkelingslanden. Ik heb toen met name ingezoomd op het Afrikaanse
continent. Zelfvoorzienendheid is enorm belangrijk. We hebben een mooi
programma, SeedNL. Ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt. Zij
is vandaag nog op werkbezoek geweest, dus misschien kan ze straks dat
programma nog iets toelichten. Wij hebben de wereld veel te bieden.
Zelfvoorzienendheid is voor iedereen eigenlijk een soort primaire
levensbehoefte. Ik vind dat we daar volop op moeten inzetten.
Mevrouw Kuik (CDA):
Het is goed om te horen dat we daar juist nu op moeten inzetten. Het is
ook goed om dat van de VVD te horen, want als de boeren geen zaden
hebben om te planten, dan zal er ook niet geoogst worden. Het gevolg is
dan hongersnood. Dank dus dat de VVD hier ook extra op wil
inzetten.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kuik. De heer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ook van mij een vraag over de grondoorzaken aan de heer Weverling. Ik
hoor hem daar een vraag over stellen en vervolgens geeft hij een
compliment over een campagne om mensen te ontmoedigen. Dat gaat op geen
enkele manier over grondoorzaken. Herkent de heer Weverling zich in het
feit dat grondoorzaken zitten in klimaatverandering, instabiele publieke
diensten, armoede en armoedebestrijding, waardoor mensen geen bestaan
kunnen opbouwen in het eigen land? Het OS-beleid waar hij zo trots op
is, met de kleine financiering van de laatste jaren, draagt juist steeds
minder bij aan het wegnemen van die grondoorzaken. Publieke diensten
kunnen zich niet opbouwen. We hebben sinds 2012 geen 0,1%, volgens
Rio-afspraak, extra klimaatfinanciering meer op onze begroting staan.
Aan alle kanten wordt er bezuinigd en worden de grondoorzaken verder
verdiept en verslechterd. Hoe denkt u dat we die kunnen aanpakken? Wat
is daarvoor uw oplossing?
De heer Weverling (VVD):
Interessant! Volgens mij zijn twee zaken sowieso van belang voor de
ontwikkeling van een land. Dat is een democratisch systeem en goede
governance. En daar horen die publieke diensten inderdaad ook bij.
Verder is dat economische ontwikkeling. Dat zou je kunnen zien als
zelfvoorzienendheid en het vermogen om zo veel mogelijk in de
voedselbehoefte te voorzien van de bewoners van je eigen land, zodat er
inderdaad geen hongersnood hoeft te zijn. Wij zijn de zevende donor ter
wereld, ook al zijn we de zeventiende economie. Verder hebben we heel
veel kennis over allerlei voedselprogramma's en dat is zeker iets waar
wij aan kunnen bijdragen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Wat vindt u dan van het feit dat de afgelopen jaren de investeringen,
die direct investments in overheden en publieke diensten, alleen maar
gedaald zijn en dat het nu nog maar 1,5% is van ons budget? Wat vindt u
dan van het feit dat ook de minister vorige week nog zei "het is heel
leuk dat we zorgen dat er voedsel is, maar als we niet zorgen dat mensen
banen hebben en voedsel kunnen kopen, dan hebben we nog steeds armoede
en honger"? Hoe kijkt u daar dan tegen aan?
De heer Weverling (VVD):
Ik kijk er als volgt tegen aan. Wij hebben met het budget te dealen dat
we in het regeerakkoord met elkaar hebben afgesproken. Verder zijn,
zoals ik zei, democratische en economische ontwikkeling heel belangrijk.
Mensen moeten in hun land natuurlijk kunnen eten. Economische
ontwikkeling gaat heel vaak samen met die zelfvoorzienendheid, want dat
levert ook heel veel banen op. In Europa zijn er heel veel banen in de
landbouw en daardoor ontstaat er weer heel veel arbeidsmigratie. Zo
kunnen we mensen, bijvoorbeeld op het Afrikaanse continent, natuurlijk
ook aan werk helpen.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Het is inderdaad alweer een week geleden dat we hier een debat over het
AIV-advies hebben gehad. Ik luister altijd met veel plezier naar mijn
collega van de VVD, die net ook een goed beeld schetste van de
verwevenheid van onze Nederlandse economie en onze internationale
positie. Hij gebruikte zelfs drie keer het woord "voortrekkersrol". Dat
deel ik eigenlijk allemaal wel en ik vind het dan ook heel mooi om te
horen. U hebt inmiddels een week de tijd gehad om er nog eens goed op te
slapen. Die voortrekkersrol is breed, hè. Dat is handel, cultuur,
politiek en militair, maar het is ook ontwikkelingssamenwerking, want
het is een totaalpakket. Bent u inmiddels al zover dat u denkt: ja, dat
klopt eigenlijk wel? Die voortrekkersrol van Nederland moeten we
handhaven en we moeten daarom blijven investeren in al die facetten die
ik zojuist noemde, en dus ook in ontwikkelingssamenwerking.
De heer Weverling (VVD):
Interessant wat de heer Bouali zegt. Ik heb daar inmiddels inderdaad een
week op kunnen slapen, maar ik constateer nog steeds dat wij moeten
roeien met de riemen die we hebben. We hebben afspraken gemaakt over
budgetten en we wachten gewoon af wat de toekomst gaat brengen. Ik zei
het net, ik zei het toen ook en ik kan nog een keer herhalen: als
zevende donor spelen wij al een hele mooie vooruitstrevende rol in de
wereld. Nederland is gewoon al genereus.
De voorzitter:
Oké. De heer Bouali nog een keer kort.
De heer Bouali (D66):
Ik probeer toch een beetje te ontlokken dat een tikkeltje genereuzer en
iets meer een voortrekkersrol ... U gebruikt die woorden zo mooi, maar
dan wilt u toch ook wel dat ... U noemde net migratie als een
grondoorzaak en zei dat we moeten roeien met de riemen die we hebben.
Nou, dan zul je toch wel wat extra moeten hebben om te kunnen roeien bij
die al die uitdagingen die op ons af komen. Is de VVD na een week niet
toch bereid om iets verder te kijken en te zeggen "ja, wij zijn die
zevende donor en dat willen we graag blijven, want we willen niet
afzakken maar onze verantwoordelijkheid nemen"?
De heer Weverling (VVD):
Onze verantwoordelijkheid nemen we en ik heb de afgelopen zeven nachten
geen voortschrijdend inzicht gekregen.
De voorzitter:
Dan zie ik nog een interruptie van mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Op hetzelfde punt. We horen de heer Weverling spreken over
zelfvoorzienendheid van ontwikkelingslanden, de zelfvoorzienendheid van
lage-inkomenslanden en de belangrijke rol die Nederland daarin heeft te
spelen. Maar ik hoor de VVD ook bij herhaling zeggen dat het niks mag
kosten. We hebben gezien dat de VVD tot nu toe dwarsligt bij het
realiseren van het AIV-advies, dat daar toch heel duidelijk over is. De
covidcrisis bestrijden kost geld. Ontwikkeling kost geld. Het creëren
van groei in een land kost geld. Het zorgen dat milieuschade wordt
tegengegaan, kost geld. Ik hoor toch nog steeds heel graag van de VVD
hoe die twee met elkaar te kalibreren zijn. Aan de ene kant zegt de VVD
"wij willen zelfvoorzienendheid in ontwikkelingslanden,
lage-inkomenslanden en productielanden" en aan de andere kant "het mag
niks kosten". Ik zie daartussen toch een behoorlijke discrepantie. Help
mij dat te begrijpen.
De heer Weverling (VVD):
Het mag niks kosten? Volgens mij gaat dat niet over het Nederlandse
regeringsbeleid, waar de VVD onderdeel van uitmaakt. Wij geven jaarlijks
veel geld uit en "het mag niks kosten" gaat volgens mij niet op.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dat gaat wel degelijk op, want we hebben het nu over het belang van
extra investeren in een ongekende situatie. Landen gaat dat heel erg
veel kosten. Het kost Nederland heel erg veel, maar ontwikkelingslanden
kost het minstens net zo veel. We hebben het over
gezondheidszorgsystemen van landen waar men soms maar een paar
beademingsapparaten heeft. We hebben het over een crisis die juist de
allerarmsten extra hard treft. Hoe kan je een land zelfvoorzienend maken
als niet eens aan de eerste basale voorwaarden wordt voldaan? Maar laat
ik een vervolgvraag stellen, voorzitter. Wat vindt de heer Weverling er
dan van dat juist het Nederlandse bedrijfsleven, dat hij hier zo roemt,
soms ook medeverantwoordelijk is voor het niet zelfvoorzienend zijn van
ontwikkelingslanden? We hebben voorbeelden gezien dat de
beleidscoherentie, waar we het net over hadden, juist wordt tegengewerkt
door Nederlandse bedrijven die zich niet houden aan de afspraken op het
gebied van milieu, mensenrechten en eerlijk produceren. Wat gaat de VVD
doen als juist die bedrijven de zelfvoorzienendheid van
ontwikkelingslanden tegenwerken?
De heer Weverling (VVD):
Ik vind het toch wel bijzonder. Ik heb net een paar voorbeelden genoemd
van bedrijven die volgens mij juist heel goed bezig zijn. We hebben het
voorbeeld van Shell dat grondstoffen voor handgel gratis ter beschikking
stelt. DSM produceert mondkapjes en Unilever doneerde voor 100 miljoen
aan zeep. Er wordt heel veel gedaan aan maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Ik kom zelf steeds met het voorbeeld van de waterputten. Dat
daaraan meegewerkt wordt, is ook maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Natuurlijk kan het altijd beter en u wilt daar blijkbaar een wet voor
maken, maar wij vertrouwen liever op de goedwillendheid van Nederland.
Wij doen over de hele wereld zaken. Zo zijn wij groot geworden en zo
kunnen we andere landen helpen. Dat is volgens mij een heel goed
uitgangspunt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Het eerste overleg waar ik in deze commissie aan
deelnam, ging over malversaties in Mali. Het is dan ook wel zo passend
om met dat onderwerp dit vergaderjaar af te sluiten. Achter in het
jaarverslag vinden we een lange lijst van malversaties in het afgelopen
jaar. Dat zijn soms de gekste verhalen. Uiteindelijk kun je er alleen
maar kwaad om worden: Nederlands belastinggeld wordt weggegraaid door
corruptie lieden. Kan de minister toelichten wat het totale
malversatiebedrag was in 2019 en in de jaren daarvoor? Welk percentage
hiervan is inmiddels teruggevorderd? Is de minister daar tevreden over?
In hoeveel gevallen wordt er geen poging gedaan om geld terug te
vorderen en wat is daar dan de reden voor? Welke consequenties hebben de
fraudegevallen voor betrokken organisaties of initiatieven? Werken wij
nu nog samen met organisaties waarbij malversaties bewezen zijn en, zo
ja, waarom dan? En hoe reageert de minister op de herhaaldelijk door de
Rekenkamer geuite kritiek dat de risicoanalyse op het ministerie niet op
orde is? Vergroot dat niet juist het risico op malversaties?
Voorzitter, ik kom tot een einde. Ik wilde een vraag stellen over het
programma SeedNL, maar dat heb ik net al gedaan in een interruptie aan
de heer Van den Nieuwenhuijzen. Hoe kijkt de minister dus terug op dat
programma? Kan ze daar iets over vertellen? En hoe kijkt de minister
terug op de uitvoering van het amendement van de SP en de VVD uit 2015
over het afleveren van hulpgoederen door middel van drones? Dat werd
gedaan door Wings For Aid. Ik ben benieuwd hoe zij terugkijkt op dat
amendement, dat in 2019 tot een einde is gekomen.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank, meneer Weverling. Dan ga ik naar de laatste spreker, mevrouw
Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Het jaarverslag over 2019. Ik dacht even: wat
deden we ook alweer in 2019? De tijden zijn zo turbulent en veranderd,
dat het even graven is. Maar in 2019 was de Kamer heel druk bezig de
behandeling van CETA uit te stellen. Het lag eigenlijk heel gevoelig.
Dat verdrag is uiteindelijk met de hakken over de sloot door de Kamer
gekomen. Eigenlijk is daar geen meerderheid meer voor. Dat is ook het
grote verschil tussen de wereldvisie van de Partij voor de Dieren en die
van D66, verpersoonlijkt door de minister. De handel gaat vergaand alle
perken te buiten die we juist zouden moeten beschermen, juist als je
waarden in je ontwikkelingssamenwerkingsbeleid hoog wilt houden. Je
helpt de SDG's niet met keiharde neoliberale handel. Bij CETA waren de
argumenten eigenlijk gewoon op. Het is erdoor gekomen, omdat het nou
eenmaal moest van de coalitie, maar het draagvlak was er niet
meer.
De redenering waarmee de minister het verdrag probeerde te verdedigen,
was onder andere: we zetten in op een race naar de top. Canada zou te
vertrouwen zijn: als je Canada al niet meer kunt vertrouwen, met wie kun
je dan nog wel een deal sluiten? Omdat zij een verdrag met de Europese
Unie hebben, zouden zij beter hun best gaan doen voor dierenwelzijn. Wat
hebben we gezien? De deelstaat Ontario heeft afgelopen week een wet
aangenomen die het strafbaar stelt als mensen in Canada willen laten
zien hoe het met de dieren in de Canadese vee-industrie gaat. Dus ik
vroeg me af hoe de minister daarop reflecteert, in het licht van haar
eigen bezwering dat het juist over verbetering van dierenwelzijn zou
gaan.
Wilt u iets zeggen voorzitter?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Bouali.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik dacht: u wilt vast iets. Een interruptie dus.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Ik word altijd heel blij als mevrouw Ouwehand interventies doet. Wat ik
niet goed begrijp, mevrouw Ouwehand, is dat u zegt: "heeft het eigenlijk
niet gehaald". Ik weet niet wat voor kwalificatie dat is, maar er wordt
gewoon gestemd hier in deze Kamer. Er wordt gedebatteerd in deze Kamer.
Dan bepalen we onze mening en dan wordt er gestemd. Dan haalt het
verdrag het of het haalt het niet. Wat veel kwalijker is, is dat u
moties indient in deze Kamer om iets wat überhaupt niet naar deze Kamer
komt, alvast van tafel te vegen. Ik zou zeggen: als u het democratisch
proces echt belangrijk vindt, laat dan bijvoorbeeld ook verdragen naar
deze Kamer komen. Ik noem Mercosur. Ik heb u al vaker aangegeven dat wij
rond Mercosur ook wel een aantal zaken ingewikkeld vinden, maar dat wij
daar wel met elkaar over willen praten in de Kamer. En dan wordt er
gestemd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Als je inderdaad de stemmen telt, kun je concluderen dat CETA met de
hakken over de sloot door de Tweede Kamer is aangenomen. Maar het was
geen meerderheid die enthousiast was; dat weet de heer Bouali ook. Ik
noem de ChristenUnie, die altijd met hele goede redenen tegen dit
verdrag is geweest en er gewoon echt mee in zijn maag zat. Dan wordt er
binnen de coalitie powerplay gespeeld. Als je het hebt over schandalig:
er is een minister die de Nederlandse boeren moet gaan helpen om om te
schakelen naar kringlooplandbouw. Maar die wordt gewoon keihard in de
kou gezet door de andere minister, die zegt "kringlooplandbouw? Wij gaan
natuurlijk over de hele wereld exporteren en importeren; dat is mijn
beleid." Dus het is een beetje akelig om aan te zien, als ik heel
eerlijk ben, dat degene die het rond duurzaamheid moet oplossen in de
landbouw, gewoon in de steek wordt gelaten door haar collega's in het
kabinet en de partijen die dit kabinet steunen.
Maar goed, over Mercosur wilde ik zojuist al beginnen. Het is goed dat u
het alvast opwerpt. Kijk, de ervaring met die vrijhandelsverdragen is
natuurlijk dat je, als je niet op een heel goed, vroeg moment zegt "wij
hebben er geen trek in", met het argument komt te zitten "we kunnen nou
geen nee meer zeggen, want dan slaan we een flater in de internationale
diplomatie." Dus de Partij voor de Dieren dacht: dat gaan we met
Mercosur niet meemaken.
De voorzitter:
Dan vervolgt u uw betoog. Nee, eerst de heer Bouali nog. Ik wil wel
voorkomen dat wij een heel uitgebreid debat herhalen over specifieke
handelsakkoorden, want dan komen wij niet tot de kern van het
wetgevingsoverleg.
De heer Bouali (D66):
Ik vind het heel jammer dat er een partij is in dit huis die zegt: laten
we niet met elkaar debatteren. Maar u hebt inderdaad ook aan de
rechterkant van deze Kamer uw steun gevonden, van allerlei gekke
partijen die dit blijkbaar ook vinden. En dus kunt u dit soort verdragen
gewoon van tafel vegen, zonder dat we er hier met elkaar eens rustig
over kunnen praten. Dat vind ik heel zorgelijk.
De voorzitter:
Een heel korte reactie, mevrouw Ouwehand, en dan gaan we verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De heer Bouali kan zich vast wel herinneren dat de Partij voor de Dieren
keer op keer een debat over Mercosur heeft aangevraagd. De teksten zijn
er gewoon, maar D66 vond dat niet nodig. Dus de Partij voor de Dieren
heeft wel degelijk voorstellen gedaan om het gewoon te hebben over
Mercosur. Sterker nog, dat hebben we in alle debatten over de raden ook
gedaan. Als je de teksten ziet, kun je maar één ding concluderen: dit is
een heel slecht verdrag. Dus ik ben blij dat de Tweede Kamer ons heeft
gesteund om dat van tafel te vegen.
Voorzitter, even terug naar mijn betoog en mijn vraag aan de minister:
hoe zit het dan met die bezwering dat het dierenwelzijn erop vooruit zou
gaan? Wij zien gewoon dat er in Canada wetten worden aangenomen die het
nota bene strafbaar stellen om duidelijk te maken hoe slecht het met de
dieren in de Canadese veehouderij is gesteld. Tragisch genoeg is er
afgelopen weekend zelfs een vreedzame activist doodgereden bij een
varkenstransport bij een van die slachthuizen, waar een wereldwijde
beweging is ontstaan. De oorsprong daarvan ligt in Canada. Mensen staan
daar bij slachthuizen om er nog even voor de dieren te zijn en ze wat
water te geven. Daar is gewoon een vreedzame activist doodgereden dit
weekend. Hoe reflecteert de minister daarop? Want ik herinner haar eraan
dat het nog steeds niet door de Eerste Kamer is.
Voorzitter. Dan over Mercosur. De heer Bouali memoreerde het al even: de
Tweede Kamer heeft gezegd "dat gaan we niet doen". De minister heeft gek
genoeg een brief aan de Kamer gestuurd waarin zij zegt: we gaan nog niet
aan de Europese Commissie duidelijk maken dat het Nederlandse parlement
het Mercosur-verdrag afwijst. Ik vind dat een beetje raar. Ten eerste:
de Europese Commissie leest ook kranten. Maar je wilt niet dat je in een
laat stadium met het verhaal komt dat we bij CETA en die andere
vrijhandelsverdragen dus de hele tijd moesten horen, namelijk "als we nu
nog nee gaan zeggen, slaan we een flater." Nou zegt de Kamer op tijd
"nee" en dan gaat de minister het niet tegen de Europese Commissie
vertellen. Ik snap dat niet zo goed.
Er zijn nog andere dingen die ons verbazen. De Europese Commissie heeft
middenin de coronacrisis, op 20 april, opeens een akkoord gesloten met
Mexico. Bij nadere bestudering blijkt dat een combinatie te zijn van
CETA en het Mercosur-verdrag. Twee dingen waar de Kamer niet enthousiast
over is, zal ik maar zeggen. Kan de minister de Kamer hierover
informeren? Ik denk dat we ook ten aanzien van Mexico moeten zeggen: dat
gaan we dus niet doen, want het draagvlak is weg.
Dan over de onderhandelingen die met Thailand lopen: de minister heeft
op verzoek van de Partij voor de Dieren tegen de Europese Commissie
gezegd dat dit gedateerde mandaat misschien moet worden geüpdatet. Dank
daarvoor. Thailand is een heel grote exporteur van kippenvlees naar de
Europese Unie. Het gaat om plofkippen, ver beneden de Europese
standaarden. De Partij voor de Dieren heeft daarvoor al eerder
gewaarschuwd. Kunnen we met elkaar afspreken dat een verdrag dat de
export van Thais plofkippenvlees naar de Europese Unie makkelijker maakt
in elk geval niet op de steun van Nederland kan rekenen?
Ik houd het bij deze vier punten vandaag. Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft er heel veel bij gezegd wat niet op de agenda staat, maar dank
voor uw inbreng.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben toch nog een puntje vergeten. Heb ik nog dertig seconden
spreektijd?
De voorzitter:
U bent al ruim over de spreektijd heen. Wij hebben nog een tweede
termijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan dank ik u voor uw coulance.
De voorzitter:
We zijn gekomen bij het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik
schors de vergadering tot 19.00 uur.
De vergadering wordt van 18.40 uur tot 19.00 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met dit wetgevingsoverleg Slotwet Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, ook voor de mensen die ons thuis volgen. Ik
geef de minister het woord voor de eerste termijn van het kabinet.
Minister Kaag:
Veel dank, meneer de voorzitter. Ik wil de Kamerleden danken voor hun
vragen, opmerkingen en kanttekeningen. Mijn ambtenaren hadden op basis
van dit overleg een heel mooie, uitgebreide redeneerlijn voor mij
geschreven, maar in het belang van de tijd en de vele vragen die gesteld
zijn, zal ik mij richten op de kern van de zaak en daarna meteen
overgaan op de vragen.
Voor de goede orde en om toch een beetje context te geven, wil ik
stellen dat het natuurlijk heel mooi is dat wij van de zijde van de
regering jaarlijks echt rekenschap afleggen, in een passende Nederlandse
traditie. De resultaten en het proces van de indicatoren worden steeds
meer uitgebreid en verbeterd. Indicatoren zijn natuurlijk geen doel op
zich, maar ze geven een mooie manier van meten en het volgen van de
voortgang. Voorbeelden van inhoudelijke resultaten zijn er natuurlijk te
over in de rapportage zelf.
Er zijn goede stappen op alle terreinen: de economische functie van het
postennet — de heer Amhaouch stelde daar een vraag over —
partnerschappen, het gaande proces van de vergroening van het
instrumentarium, maar natuurlijk ook in de vele toepassingen van
internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er is ook
voortgang op wat ik zelf uit mijn verleden ken als een heel taai thema,
namelijk beleidscoherentie voor ontwikkeling. Dat geldt bijvoorbeeld
voor de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking en vele andere
thema's. Dit is er eentje waar helaas geen enkel land de gouden bokaal
voor heeft binnen weten te halen. Dat blijft gewoon heel lastig. Er is
een gebrek aan coherentie binnen regeringsinstanties, laat staan in hoe
we internationaal met elkaar werken. Dit is dus echt de categorie "to be
continued".
Als het gaat om de Algemene Rekenkamer: de totale omvang van
klimaatfinanciering is toegenomen tot 1,4 miljard. Dat is aanzienlijk
meer dan de zogeheten "fair share"-streefwaarde. Wij zijn er ook erg
kien op om de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer wat betreft de
noodzakelijke verdere verbetering van de risicoanalyse dit jaar echt af
te ronden. Ik kom daar in de beantwoording van de vragen en de uitleg
nog op terug.
Nog vier kleine blokjes voor ik de vragen ga beantwoorden. Over
aandachtspunten voor de jaarrapportage beleidscoherentie heb ik al
gezegd dat we echt kijken naar verduurzaming in de productie en de
handel. Gelukkig is de Algemene Rekenkamer minder kritisch over de
klimaatfinanciering dan vorig jaar. Ik zeg "gelukkig", omdat we zelf
actief voortgang hebben willen boeken. Ik neem ook de uitstaande
aanbeveling van het meenemen van de hefboomwerking van ODA ten opzichte
van privaat kapitaal mee bij de keuze van activiteiten.
Als laatste punt: er wordt nu verslag gedaan over zeventien
ontwikkelingssamenwerkingsindicatoren. Dat is een uitbreiding van
vijftien naar zeventien. Voor het eerst gebeurt dat ook, zoals
gememoreerd, over drie handelsindicatoren. De indicatoren moeten zich
natuurlijk richten op de agenda voor 2030. Dat is namelijk het moment
waarop we de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties zullen
moeten behalen. Die zijn universeel en dus ook op ons van toepassing.
Volgend jaar kijken we terug op de periode 2016-2020. Dan is er volgens
mij een interessant beeld, al is dat natuurlijk geheel verkleurd en
veranderd door de impact van de coronacrisis dit jaar.
Zoals u heeft gezien, blijft een groot deel van de indicatoren in de
rapportage boven de streefwaarden, maar er zijn er nog een paar die
achterblijven. We zullen stappen zetten richting een geïntegreerde
website. Dat is conform het verzoek van deze Kamer en ik meen PVV-lid
Van Weerdenburg. Daar wordt nog steeds aan gewerkt.
Dan het laatste punt voor ik overga tot de vragen. Het geografische
zwaartepunt van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is verschoven
naar de Sahel, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika in
het bijzonder. In 2019 werden ten opzichte van 2017 43% meer
ODA-middelen aan de focusregio's besteed dan voorheen. Dat is conform de
nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We hopen dat het
HGIS-jaarverslag van 2019 inzichtelijk is gebleken voor de Tweede Kamer.
Zo gaan wij moedig voorwaarts.
Dan ga ik nu over tot de behandeling van de vragen. Meneer de
voorzitter, omdat de vragen nogal breed en verschillend van aard waren,
zal ik ze per Kamerlid behandelen. Ik begin met de heer Bouali. Hij
vroeg of ik inzicht kan geven in de invulling die de ons omringende
landen geven aan het exportkredietinstrumentarium en de relatie tot
duurzaamheid. Ik vind dat we sowieso moeten kijken naar verduurzaming
van het exportkredietinstrumentarium. Staatssecretaris Vijlbrief zal de
jaarlijkse ekv-monitor na de zomer aanbieden. Die staat in het teken van
de vergroening van de ekv. Ik ga nog met mijn collega bespreken hoe we
dat verder vorm kunnen geven.
Welk deel van de ekv zit in duurzame projecten? Uit de monitor moet
blijken wat de huidige status is. Daarin zult u ook vinden hoe de door
Nederland ontwikkelde methode voor het meten en classificeren van groene
transacties binnen de ekv-portefeuille wordt toegelicht. De opbouw van
de portefeuille wordt ook besproken in het kader van het aandeel aan
duurzame projecten.
Een vraag van de heer Bouali was of ik nog een mogelijkheid zie om de
ekv verder te verduurzamen. Ja. De mogelijkheden om in ieder geval
groene projecten onder de ekv af te dekken, zijn door het kabinet
verruimd. Dat heeft tijd nodig. We willen meer groene projecten
verzekeren. Er zijn al wat resultaten. Er is een verzekering van een
offshorewindproject op zee bij Taiwan. Er is ook een verzekering van een
onshorewindmolenpark. In de komende periode willen we nog veel meer
groene projecten binnenhalen en juist binnen de ekv aantrekken. Dat
willen we ook internationaal agenderen, om met andere landen samen te
kunnen optrekken.
Dan de vraag van de heer Bouali hoe ik het Europese voorstel voor imvo
zie, ook in het licht van de Nederlandse imvo-evaluatie. De evaluatie
wordt afgerond met een appreciatie richting de Kamer na het zomerreces.
Dat is mijn doel. Ik weet dat een aantal van uw leden hierom heeft
gevraagd. Idealiter is er ook Europees beleid, want daarmee zijn zorgen
rondom een gelijk speelveld hopelijk geadresseerd. Het moet wel om de
hoogst mogelijke niveaus en standaarden gaan. We zullen meer impact
hebben en daardoor ook andere landen meer kunnen beïnvloeden. De
Europese Commissie heeft gezegd dat ze in 2021 met een initiatief zal
komen, mogelijk wetgevend, waarvan gepaste zorgvuldigheid onderdeel is.
Ik wil niet wachten op de Europese Commissie, want ik denk dat dat best
een lang traject kan zijn. We hebben ook een verantwoording naar de
Kamer sinds de aanname van de wet-Kuiken, en we hebben ons eigen
traject. Ik denk dat veel van de ervaringen die Nederland opdoet met
beïnvloeding van onze kant, de kabinetsappreciatie van de complementaire
evaluaties en de weging daarvan nuttig kunnen zijn voor het Europese
speelveld. Ik kom daar te zijner tijd op terug.
Ik zal nog even het tijdspad noemen. De evaluatie van de
imvo-convenanten is onderdeel van het hele project van de appreciatie
van het kabinet van de imvo-evaluatie. Die is op 30 juni klaar. In het
najaar, dus na het reces, worden de hoofdlijnen van opties en mogelijke
maatregelen voor nieuw imvo-beleid gepresenteerd.
De heer Bouali vroeg of gender niet bij uitstek een thema is waarbij
beleidscoherentie essentieel is en of ik mogelijkheden zie om gender als
thema toe te voegen aan het actieplan beleidscoherentie. Gender is
natuurlijk essentieel voor alles wat we doen. Het gaat daarbij om 50%
van de wereldbevolking, ook in Nederland. Gender is opgenomen in het
actieplan beleidscoherentie, maar vanuit verschillende invalshoeken. Bij
klimaatfondsen is er inzet op de armsten en de meest kwetsbaren. Dat
zijn meestal vrouwen en jonge meisjes. Bij de bestrijding van
kinderarbeid, de bevordering van een leefbaar loon en
arbeidsomstandigheden is er expliciet aandacht voor meisjes. Wat betreft
de fabrieken hebben we het in andere kaders vaak over Rana Plaza of de
textielarbeidsters in Bangladesh of elders. Dat zijn vrouwen.
Als u gender niet altijd expliciet terugvindt, is het de facto wel
meegenomen. Waar dat relevant is voor het behalen van de doelen op de
vijf thema's, is het genderaspect ook onderdeel van de rapportage. Ik
deel de observatie dat dit niet geheel inzichtelijk is uitgelicht. Wij
willen dat nog meer gaan expliciteren. Ik hoop dat dit ten dele ook
tegemoetkomt aan de observatie van mevrouw Van den Hul.
De laatste vraag van de heer Bouali was hoe we ervoor kunnen zorgen dat
klimaatfinanciering zich niet alleen concentreert op die plekken waar de
gevolgen het meest zichtbaar zijn, maar ook daar waar de meeste schade
wordt verricht. Welke afwegingen worden er gemaakt op het gebied van
klimaatmitigatie? Wij proberen een balans te vinden in de
klimaatfinanciering tussen ontwikkelingslanden waar de grootste uitstoot
plaatsvindt en de armste en meest kwetsbare landen. In de armste en
meest kwetsbare landen, in de Sahel en de Hoorn, investeren we waar
mogelijk in hernieuwbare energie voor mensen die überhaupt geen moderne
bronnen van energie hebben. Zij hebben geen elektriciteit en koken
meestal op houtvuur. Er is een tweeledig positief effect als het gaat om
armoedebestrijding, want door energietoevoer en -betrouwbaarheid te
hebben kunnen kinderen bijvoorbeeld naar school, omdat er licht is,
kunnen ze lezen, is er veiligheid op straat, et cetera. In landen waar
de grootste CO2-uitstoot plaatsvindt, proberen we de uitstoot te
verminderen via klimaatdiplomatie en multilaterale klimaatfondsen. Om
dat te bereiken, is daar echt het grotere geld en de zogenaamde leverage
nodig. Veel private klimaatinvesteringen komen terecht in de landen met
de grootste uitstoot. Wij richten ons in het bijzonder op het tegengaan
van ontbossing in de Amazone, Centraal-Afrika en Zuidoost-Azië. In het
Power of Voices, het thema klimaat, worden wereldwijd
financieringsopties geleverd. Power of Voices is toe aan een nieuwe
tender; die zijn we aan het afronden. Dat is het jaar 2020. Ik houd me
even aan de rapportage 2019.
Ik ga door met de vragen van GroenLinks, van de heer Van Nieuwenhuijzen.
Zonder "den" of is het "van den"?
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Met "den".
Minister Kaag:
Excuus. De heer Van den Nieuwenhuijzen vroeg naar een breed rapport over
de toekomst van ontwikkelingssamenwerking. Daartoe heeft hij een paar
suggesties gedaan. Ik wil u vragen om dit verzoek nog enigszins aan te
houden, want ik wil daar toch iets langer over nadenken. Ik zie wel de
waarde van de vraag, maar tegelijkertijd hebben wij als kabinet
tweeënhalf jaar geleden net een nieuw beleid uitgezet, met als
richtsnoer de duurzame ontwikkelingsdoelen — wat de Agenda 2030 is — en
natuurlijk het nastreven van de uitvoering van het Akkoord van Parijs.
Ik besef wel degelijk dat de coronacrisis een enorm shockeffect voor het
hele systeem, of het nu handel of ontwikkelingssamenwerking is, teweeg
heeft gebracht. Maar ik denk dat het nog te vroeg is om conclusies te
trekken. Dat zou voorbarig zijn. Ik denk dat het moment er nog niet is.
We weten al dat de ongelijkheid zal toenemen, dat we
financieringsmogelijkheden moeten hebben en dat iedereen zijn deel moet
bijdragen om juist te versnellen richting Agenda 2030. Ik weet dus niet
wat het aan nieuwe inzichten zou opleveren. Ik zou ook geen verzoek
willen doen dat eigenlijk weer bevestigt dat privaat-publiek de richting
van de Agenda 2030 hetzelfde is gebleven. Dit blijft namelijk het doel.
Maar ik begrijp de inzet om de klok gelijk te willen zetten en klaar te
willen zijn voor de toekomst vanuit een onzekere startpositie. Ik wil u
vragen om dit aan te houden en mij nog een moment te geven voor grotere
reflectie. Ik sta niet onwelwillend tegenover de vraag, maar ik weet
niet of het de antwoorden zal geven die we met z'n allen, ook vanuit
kabinetszijde, sowieso moeten leveren en waarover we moeten spreken. De
basis van het AIV-advies en de appreciatie die u zult krijgen, zijn
misschien een mooi startpunt om na te denken over hoe we internationaal
solidariteit het beste een reëel gehalte kunnen geven, wat daarbij past,
hoe we dat doen, waar we dat doen en wat de veranderingen zijn die we
zullen moeten realiseren.
Dan merkte de heer Van den Nieuwenhuijzen op dat de
klimaatfinancieringsindicator niet optimaal is. Hebben we er eentje
nodig of kunnen we de markers uit elkaar trekken? Hij vroeg of ik bereid
ben om op basis van zijn aanname standaard de verdeling tussen de twee
markers aan te geven. Wij rapporteren, zoals u terecht opmerkte, net
zoals andere landen op basis van internationaal overeengekomen criteria
over publieke klimaatfinanciering. Dat maakt vergelijkingen tussen
landen ook makkelijker. Wij zullen ook in de toekomst de
OESO-DAC-klimaatmarkers gebruiken, maar ik kan wel alvast, als een stap
vooruit in de HGIS-rapportage, aangeven welk deel van de
klimaatfinanciering naar activiteiten gaat met een klimaatadaptatiedoel,
welk deel als hoofddoelstelling mitigatie heeft en welk deel naar
activiteiten gaat die dat als nevendoelstelling hebben.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel. Ik zie dit als een toezegging, maar ik heb een additionele
vraag. Bent u bereid om dit in de klimaattop in Glasgow te bespreken met
uw collega's? Ik ben er voorstander van dat we internationaal op
dezelfde manier rapporteren. Glasgow is bij uitstek het moment om met
elkaar te praten over de Rio-markers en over de vraag of ze naar de
toekomst toe nog de monitoring geven die we beogen. Mijn additionele
vraag zou dan vooral zijn: bent u bereid om in Glasgow te bespreken met
andere landen of ze ervoor openstaan om er twee markers van te
maken?
Minister Kaag:
Ik ben zeker bereid om dat op te nemen, maar ik wil nog wel even advies
inwinnen. Het tweede wat ik kan doen, is het volgende. Aangezien ik
samen met Costa Rica co-chair ben van het Nationally Determined
Contributions partnership, waar we met 110 landen en organisaties in
zitten juist om klimaatadaptatie en -mitigatie heel concreet in landen
vorm te geven, zal ik het ook in dat kader meenemen om de
landenervaringen te horen. Het is dan dus niet alleen maar een exercitie
vanuit een land als Nederland, maar het is ook om van landen die al heel
acuut kampen met de gevolgen van klimaatverandering, te horen of dit ook
zou helpen bij beleidstoepassing en -uitvoering. Die reality check
hebben we wel nodig.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik vind dit een heel mooi aanbod van de minister. Ik zou haar willen
vragen om, zodra zij die gesprekken heeft gevoerd, daarvan een
terugkoppeling te geven aan deze commissie of aan de Kamer.
Minister Kaag:
Ja, als u mij de vorm daarvan vrijlaat. Want ik hoor veel vragen die
niet bij het wetgevingsoverleg aansluiten. Maar ik kom daar zeker op
terug.
Kan ik schetsen welke incoherentie ik zie, welke uitdagingen ik zie en
hoe we daaraan werken? De heer Van den Nieuwenhuijzen schetste al een
breed palet: vrouwenrechten, rechten van lhbti's en ondergraving van
publieke diensten en handelsverdragen. Zoals u weet, is het actieplan
Beleidscoherentie voor ontwikkeling in 2018 herzien en met de Kamer
gedeeld. Er is gekozen voor een focus op vijf thema's waarvan we denken
dat ze het meest directe verschil kunnen maken in aanloop naar de
realisering van de SDG's. Ik denk dat u ze alle vijf kent: het tegengaan
van belastingontwijking en -ontduiking, ontwikkelingsvriendelijke
handelsverdragen, ontwikkelingsvriendelijke investeringsregimes,
verduurzaming van productie en handel, en het tegengaan van
klimaatverandering. Het is werk in uitvoering dat eigenlijk alleen maar
acuter is geworden.
Welke incoherentie ik zie, hangt er heel erg vanaf. Eerlijk gezegd, is
de uitdaging om beleidscoherentie echt heel erg goed neer te zetten. Dat
is ten dele binnen de overheid een probleem — de partnerschappen, zoals
ik eerder al aangaf — maar ook met andere internationale partners merk
je dat. De Wereldbank heeft één traject. Wij financieren andere
activiteiten of gelijksoortige activiteiten bij de VN of de EU. Het is
heel moeilijk om al die stromen, ondanks de gedeelde agenda met de
markers, bij elkaar te krijgen, want er is altijd een eigen accent en
nuance. Daarbovenop komen dan ook nog de bilateralen, met dezelfde
agenda, maar met een ander accent. Dat is wat mij betreft altijd het
grootste probleem. Het is mooi op papier, maar moeilijker om er
uitvoering aan te geven. Maar wij zullen daaraan blijven trekken.
De voorzitter:
Uw tweede interruptie, meneer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Ik heb aan het begin niet gehoord hoeveel interrupties we hebben.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we twee interrupties houden, in tweeën. Het is nu al
19.20 uur, dus laten we dat als richtlijn gebruiken.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dan weet ik ook dat dit mijn laatste interruptie is. Ik heb een vraag
over het antwoord van de minister. Ik hoor haar zeggen: gecompliceerd,
uitdagingen, en dat we een goed plan hebben liggen met vijf
aandachtsgebieden. Maar ondertussen zien we heel concreet bijvoorbeeld
dat vrouwen slachtoffer worden van beleidsincoherenties bij
klimaatverandering, terwijl we als Nederlandse overheid de fossiele
industrie nog steeds zwaar subsidiëren. Dat is een duidelijke
beleidsincoherentie in het Nederlands beleid. Zijn dit soort zaken ook
de zaken die binnen het kabinet worden getarget? Zijn dit dan ook de
zaken waarbij we kijken hoe we de beleidsincoherentie weg kunnen
nemen?
Minister Kaag:
Dit is een heel specifiek voorbeeld waar ik graag in tweede termijn kort
op terugkom. Maar het speelt voor de bredere kwestie, de
SDG-coördinatie, daarbij gekoppeld aan de beleidscoherentie.
Uiteindelijk is de uitvoering over verschillende ministeries verdeeld.
Dat was in alle voorgaande kabinetten ook het geval. Dat het beter kan,
weet ik zeker.
De voorzitter:
De minister vervolgt.
Minister Kaag:
Dan de laatste vraag van de heer Van den Nieuwenhuijzen, een vraag over
vermeend misbruik van ISDS-clausules. Zie ik ook de andere kant van de
medaille, namelijk de gevolgen van mogelijk onheus of oneigenlijk
gebruik van investeringsbescherming door bedrijven? U stelde ook, meneer
Van den Nieuwenhuijzen, dat multinationals regeringen kunnen aanklagen
over klimaatmaatregelen. Ben ik bereid om met de Europese Commissie
mogelijkheden te onderzoeken om meer verantwoordelijkheid te nemen voor
het tegengaan van misbruik van deze clausule? We hebben er al vaker over
gesproken, met name, denk ik, voor uw tijd toen mevrouw Diks er nog was.
Het blijft de inzet van het kabinet dat ook investeerders recht hebben
op bescherming tegen onzorgvuldig handelen door een overheid. Het zijn
geen instrumenten voor multinationals om zorgvuldig handelende overheden
af te persen. Dat is duidelijk.
Dat dit gebeurt, blijkt op basis van onze informatie ook niet uit de
praktijk, maar ik hoor graag van u als dat anders is. Het blijft heel
moeilijk om overal zorgvuldig handelen af te dwingen en dat is
natuurlijk een zaak van grote zorg. In Nederland is het in de wet
vastgelegd, maar we hebben het niet over Nederland. We hebben het
natuurlijk over de situatie in andere landen. De geschillenbeslechting
blijft de kern en die kent in principe nog steeds een private
rechtsgang, zij het met steeds meer publieke waarborgen. Het is een
lastige vraag aan de overheid, het kabinet, om zelf actief onderzoek te
gaan doen naar mogelijk misbruik, maar wij spannen ons wel in voor de
modernisering van het ISDS, onder andere door de nieuwe Nederlandse
modeltekst. Of het een totaal perfecte tekst is — dat zeg ik maar over
heel weinig teksten — weet ik niet, maar ik denk wel dat het goed is dat
wij weer in gesprek gaan met de Europese Commissie, omdat we dan ook het
gewicht van de Europese Unie en de grootste interne markt kunnen
gebruiken. Dat ben ik bereid te doen. Maar wat ik doe, doe ik wel binnen
de mogelijkheden die de teksten ons geven.
Dan de vragen van mevrouw Kuik over het Challenge Fund. Alle aspecten
van het beleid komen langs! Wat is er het afgelopen jaar nou eigenlijk
gebeurd bij het Challenge Fund for Youth Employment? Het heeft, zoals u
weet, eigenlijk best wel een tijd geduurd voordat het hele proces rond
was. In 2019 is de fondsmanager geselecteerd, een keuze waaraan een
zorgvuldig proces vooraf is gegaan. Het Challenge Fund for Youth
Employment is gelanceerd en de call for proposals is geopend. We zijn in
Uganda gestart en de projectvoorstellen worden op dit moment
geëvalueerd. We kunnen daarna snel overgaan tot toekenning. Er zijn
eigenlijk geen echte knelpunten, maar de planning heeft wel een beetje
vertraging opgelopen, ook door de coronamaatregelen, in de landen waar
het Challenge Fund van start zou gaan. We gaan nu ook aan de slag in
Egypte en Nigeria. Daarna gaan we in nog vier andere landen van start
als de voorbereidingen voor de volgende serie calls zijn afgerond.
In dit fonds wordt ook weer ruime aandacht geschonken aan de kansen voor
banen voor jonge vrouwen, bijvoorbeeld bij de digitalisering. De nieuwe
economie is namelijk niet alleen in Nederland maar overal belangrijk.
Het is juist ook belangrijk in landen waar ze hierin misschien een
sprong vooruit kunnen maken. Verder doen we dit met het oog op de groene
economie, omdat daar ook heel veel banen liggen. Het kan dan gaan om de
vergroening van de landbouwsector, maar ook om de vergroening van een
sector elders.
Mevrouw Kuik vroeg: wat is nou eigenlijk de inzet ten behoeve van
vrouwen en meisjes, die juist nu gemarginaliseerd dreigen te worden en
in een crisissituatie terecht dreigen te komen door de coronacrisis? Wat
doen we verder met onze stem op het gebied van internationale
beïnvloeding? Die vragen ademen ook de geest van sommige vragen van
mevrouw Van den Hul, vragen waar ik nog op terugkom. De negatieve
effecten voor vrouwen en meisjes wereldwijd zijn helaas al wel bekend:
gendergerelateerd huiselijk geweld en onveiligheid. Vorige week hebben
we verder al benoemd dat 70% van de eerstelijnszorgmedewerkers vrouw is.
Het is dus weer de driedubbele last: werken, het huishouden en kinderen.
Verder is er nog de zogenaamde mantelzorg, ofschoon we dat in
ontwikkelingslanden niet zo noemen. Vrouwen in de informele economie
missen ten slotte ook hun inkomsten door de lockdown.
In veel landen, ook in Afrika, zien we dat de covidinfectie snel om zich
heen slaat. De lockdownmaatregelen zullen dan ook nog van veel langere
duur zijn, met alle gevolgen van dien weer voor de kwetsbaarheden. Ik
heb er continu in EU- en VN-verband voor gepleit, en dat zal ik ook
blijven doen, om juist bij noodhulp die genderresponsieve respons in te
bouwen en te verzekeren en om aan specifieke behoeften van vrouwen en
meisjes te voldoen. We moeten dat doen in het kader van preventie bij
alles wat er wordt toegekend. In dit kader heb ik natuurlijk onlangs
met, ik meen, ongeveer 58 andere landen en organisaties, weer een appel
ondertekend, waarin opgeroepen wordt tot bescherming en toegang tot
seksuele rechten en gezondheidszorg voor vrouwen en meisjes. Ik heb dat
juist vanwege de coronacrisis gedaan, omdat er wellicht minder middelen
zijn en omdat er een verschuiving is binnen de middelen. De SRGR-agenda
mag er niet onder lijden! Dit moet echt ons basispad zijn. Maar u merkt
ook dat er bij de toekenning van de middelen door de VN steeds meer druk
is vanuit zeer conservatieve kringen om juist dit te blokkeren. Daarom
zal ik mij continu en consequent stellen achter wat we in het kabinet
hebben afgesproken. SheDecides is een mooi initiatief van mijn
voorgangster Lilianne Ploumen. Dat initiatief blijft daar heel actief
mee bezig en wij zullen dat ook gewoon echt naar voren trekken.
Ik heb vorige week ook gezegd dat het mijn inschatting is dat er dit
jaar waarschijnlijk op z'n minst 15 miljoen extra zwangerschappen plaats
zullen vinden. Ik durf niet te stellen dat dat allemaal niet-geplande
zwangerschappen zijn, maar veelal zijn ze dus niet gepland en niet
gewenst. Dat is natuurlijk heel erg risicovol. Een percentage daarvan is
ook een gevolg van acuut seksueel geweld en daar moeten we niet licht
aan voorbijgaan, ook niet terwijl wij mogelijkerwijs zelf een crisis
doormaken. Daarbij is natuurlijk de balans heel belangrijk.
Mevrouw Kuik vroeg of globale mondiale gezondheidszorg beter vorm kan
krijgen. Ik denk dat dat een vraag is die we echt moeten meenemen, ook
voor de toekomst. Wellicht moeten we dat met een discussie doen over de
vraag wat corona ons in ieder geval al een beetje heeft geleerd. Ik denk
wel dat we met z'n allen met onze neus op de feiten zijn gedrukt: in de
zwakke schakels van gezondheidssystemen elders is er te weinig
capaciteit beschikbaar om op een goede manier een respons te kunnen
geven op de crisis. Dat geldt ook voor de beschikbaarheid van middelen,
de financiering en kennis.
Wij blijven inderdaad inzetten op coördinatie op landenniveau. Wij
steunen, zoals u weet, een aantal partnerschappen. We kijken verder ook
naar innovatieve financiering van de zorg. Wat we niet kunnen doen, is
op de stoel gaan zitten van een overheid elders. Dat is nooit het model.
Die overheden moeten natuurlijk ook zelf gaan functioneren en de
beperkte belastingmiddelen die ze kunnen innen, ook daarvoor gaan
inzetten. Er wordt vaak te veel geld elders weggezet, terwijl het juist
gaat om onderwijs en gezondheidszorg. Dat moeten de prioriteiten zijn
van elk land dat wil investeren in menselijk kapitaal. Dat is natuurlijk
ook een politieke keuze.
U vroeg naar resultaten. Nou, dan begin ik bijna weer met een
beleidscoherentieding en de afstemming en samenwerking tussen iedereen
die werkt op het gebied van de zogenaamde global health. Wat er heel
goed werkt en ook nog beter wordt, zijn de distributiesystemen. Dat
loopt niet alleen via het Global Fund, maar ook via andere organisaties.
Wat blijkt is dat in veel focuslanden de toegang tot zorg voor kwetsbare
groepen echt toeneemt. Via die kanalen zijn ook juist de persoonlijke
beschermingsmiddelen gedistribueerd. Er is voortgang, maar ik neem ook
uw punt mee, want ik gebruik het zelf ook vaak. Uw punt is de toename
van het aantal tb-gevallen wereldwijd. De inschatting voor dit jaar van
het aantal sterfgevallen door tb is vanwege de coronacrisis, de
verschuiving van middelen en het totale gebrek aan financiële steun voor
het kopen van een medicijn of een test, dat veel meer mensen aan tb
zullen overlijden dan aan corona wereldwijd. Ik ben geen viroloog, maar
dit is op dit moment de inschatting van de Wereldgezondheidsorganisatie
en wij schatten de Wereldgezondheidsorganisatie nog steeds op
waarde.
Er is een vraag gesteld over het functioneren van de speciale gezant
religie. Hoe zit het met de integrale werking op het ministerie? We
hebben wel meer gezanten. We hebben er wel acht of tien. Dat is
afhankelijk van de thema's en die gezanten zijn dus nooit vreemde
eenden. Het is wel altijd een beetje solo opereren als je gezant bent.
Het helpt meestal ook als je een klein potje geld hebt om projecten te
kunnen initiëren. Je reist en doet aan dialoog; er gebeurt heel veel. De
gezant heeft zijn taak dus heel mooi opgepakt. Hij heeft ook veel
ontmoetingen met organisaties in binnen- en buitenland, van alle
geloofsrichtingen en alle overtuigingen. Deze gezant in het kader van
religie is natuurlijk een combinatie van missionaris, zendeling,
priester en non. Alle takken en alle geloven, dus ook een imam en een
rabbi! Het is een door de wol geverfde diplomaat en dus geen vreemde
eend. Maar ik denk dat er heel veel mooi werk te verrichten valt als het
gaat om wat je in OS-taal behavior change noemt, juist door de inzet van
de religieuze kanalen, omdat die voeling hebben met de eigen
gemeenschap.
Mevrouw Kuik (CDA):
Misschien even ter verduidelijking: ik bedoelde niet dat degene zelf een
vreemde eend was. Het moet niet zo gevoeld worden, het moet onderdeel
zijn van het hele ministerie.
Minister Kaag:
Ja ja, maar die persoon komt ook uit het ministerie; dat helpt. Er zijn
moties aangenomen. Het staat ook in de verschillende nota's die er
geschreven zijn. Het is nu zaak voor het hele apparaat en voor minister
Blok en mijzelf om dat ook actief te steunen.
Dan is er een vraag van de heer Amhaouch over de hefboom van private en
publieke middelen. De hefboom geeft aan hoeveel publiek geld in
verhouding is ingezet om het private deel te mobiliseren. Vanaf 2019 is
er een indicator voor de gemobiliseerde private financiering. Wij nemen
het nu mee in de jaarlijkse resultatenrapportage. Hoe we het doen zegt
eigenlijk wel iets over de mobilisatiekracht. Ik ben het met u eens dat
dat ontzettend belangrijk is. Neem ODA, een middel dat altijd beperkt en
kostbaar blijft, betaald door de belastingbetaler. Als je echt
financiële stromen wilt bewerkstelligen, dan gaat het om de private
financiering. Dat is ook echt een onderdeel van SDG 17. Het gaat om
belastingheffing in landen waar gewerkt wordt. Het gaat om
privatesectorinvesteringen om werk te genereren en bedrijven op te
zetten. Het gaat om het tegengaan van belastingontduiking, maar het gaat
ook om die hefboom. Die is hierbij heel belangrijk. Wij doen dat veelal
via de Wereldbank en de IFC, want zij kunnen op de private kapitaalmarkt
de juiste middelen aanleggen. Als we kijken naar de hefboomwerking voor
private financiering, gaat het er uiteindelijk wel om dat ze
tegemoetkomen aan de ontwikkelingsdoelen of de klimaatdoelen. De
mobilisatie van private financiering is een manier om extra middelen te
krijgen voor klimaatadaptatie en -mitigatie.
Dan is er de vraag van de heer Amhaouch hoe we dit jaar, nog in de
coronacrisis, meer gaan inzetten op handel. We hebben heel vaak met
elkaar gesproken over internationale handel en het belang van duurzame
handel en inclusieve handel, in tegenstelling tot de losse vrijhandel,
zoals het vaak wordt genoemd. Daar horen echt wel kwalitatieve
verwachtingen en normen bij. Het blijft heel complex. In de crisis heb
ik voor in ieder geval het Nederlandse bedrijfsleven nauw opgetrokken
met VNO-NCW en met MKB-Nederland, en dat doe ik nog steeds. We hebben
een actieagenda opgesteld. Er zijn tal van maatregelen genomen om de
handel overeind te houden, de Green Lanes te bevorderen, het
exportkredietfinancieringsinstrumentarium te versoepelen, plafonds te
verhogen en terugbetaling te vertragen voor bedrijven, eigenlijk een
beetje analoog aan de maatregelen die in Nederland zijn genomen voor de
ondernemers die hier opereren. Verder kijken we naar duurzaam herstel.
Laatst heb ik een Green Recovery Statement van meer dan 250 Nederlandse
bedrijven in ontvangst mogen nemen die duurzaam herstel willen
bevorderen en die aan het kabinet vragen om de middelen die we hebben,
juist daarop in te zetten. Verder blijven we gewoon bezig met alle
innovatieve middelen, gebruikmakend van de technologie, hoewel het niet
altijd werkt: training en coaching, digitale handelsmissies en de
uitbreiding van de digitale handelsverlening door juist ambassades om op
een andere manier Nederlandse kennis en kunde de markt op te krijgen.
Een groot probleem voor veel bedrijven is dat óf orders gecanceld worden
óf ze zelf geen toegang hebben tot de markt. Voor bijvoorbeeld grote
baggerbedrijven is het een probleem dat de producten die klaar zijn,
niet aangeleverd kunnen worden omdat de haven nog steeds dicht is
vanwege de lockdown. Het is dus echt maatwerk. Wij blijven daar heel
actief naar kijken. We willen de handelsagenda wat dat betreft
versnellen, want dat is keihard nodig: voor banen hier, maar natuurlijk
ook om welvaart en welzijn elders te helpen bevorderen op een duurzame
manier. Het is geen sinecure, maar het is ontzettend belangrijk.
De brief, de Afrikastrategie: ik kom zoals ik al eerder heb toegezegd,
voor het zomerreces, dus al heel snel, hierop terug. Sowieso neemt mijn
ministerie actief deel aan de taskforce voor handelsbevordering tussen
Nederland en Afrika. Die valt onder VNO-NCW en is ook eigendom van
VNO-NCW. Wij werken verder aan allerlei trajecten voor
kansenbevordering, juist ook voor mkb-bedrijven. Dat deden we via de
missies en nu doen we dat digitaal. Er zijn heel veel kansen. De oproep
waaraan de heer Amhaouch refereerde en ook de motie krijgen daarin een
plek. U hoort heel binnenkort van mij.
Ik ga door naar mevrouw Van den Hul.
De voorzitter:
Als mevrouw Van den Hul even het voorzitterschap wil overnemen? Ik heb
een vraag aan de minister.
Voorzitter: Van den Hul
De voorzitter:
Hierbij neem ik het voorzitterschap over van de heer Amhaouch en geef ik
hem meteen het woord.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank aan de minister dat zij binnenkort met een brief komt. Hopelijk
zegt ze daarin ook iets over de Nederland-Afrikacoalitie. In het FD
wordt opgeroepen om overheden mee te laten doen. De minister heeft de
vraag nog niet beantwoord over economische diplomatie met het oog op de
toekomst. We hebben een handelsbrief. Daar zijn we mee gestart. Ziet de
minister nog in deze kabinetsperiode een momentum voor een korte
evaluatie? Niet dat we nu op korte termijn alles om gaan gooien, maar er
is heel veel beweging in de wereld, dus hoe gaan we een en ander
inrichten naar de toekomst toe? Is ze bereid om met een brief of een
visie te komen: hoe zouden we dat beter kunnen positioneren naar de
toekomst toe?
Minister Kaag:
Ja. Ik wil u daar wel iets bij meegeven. Ik wil er in tweede termijn op
terugkomen, maar ik zeg alvast dat het heel belangrijk is dat we de
AIV-appreciatie met u kunnen delen. In alle gevallen wordt uit de
Ontwikkelingssamenwerkingsbegroting één derde van de posten op
Buitenlandse Zaken betaald. Afhankelijk van de ontwikkeling en de
additionaliteit van de middelen is er mogelijkerwijs financiering
beschikbaar voor handelsbevordering. Zo niet, dan is dat er niet. Onder
de moeilijke omstandigheden kan het dus zo zijn dat er een
heroriëntering van posten is. Ik kan op dit moment dus geen toezegging
doen als ik nog niet met u kan discussiëren over hoe het AIV-advies is
uitgewerkt. Ik bedoel: voordat ik mijn weging, die ik natuurlijk wel
heb, formeel aan u heb voorgelegd.
De heer Amhaouch (CDA):
Het is natuurlijk altijd goed dat we ook kijken naar het budget, maar ik
zou even los van het budget willen kijken welke visiestrategie we naar
de toekomst toe moeten handhaven. Dan hebben we het even niet over geld,
maar over de vraag wat je zou moeten doen of moeten laten. Natuurlijk is
de tweede vraag daarna dan altijd — misschien ook wel in de volgende
periode — hoeveel geld we daarvoor overhebben.
Minister Kaag:
Ja, maar u had het over posten en dan denk ik aan mensen, en die kosten
geld. Maar ik zou zeggen: eerst de AIV-appreciatie. Sowieso zitten we nu
natuurlijk allemaal midden in een exercitie met
ontwikkelingssamenwerking: waar kun je nog wel werken, waar zijn de
noden nog dusdanig groter geworden dat we een en ander moeten aanpassen?
Onze maatschappelijkmiddenveldorganisaties hebben in de eerste fase al
meteen gevraagd of ze corona-aanpassingen konden doen in de al
uitgegeven tenders. Dat hebben we ook geaccordeerd. Dat heb ik besloten
omdat dat juist is. We kunnen niet van organisaties vragen om op de oude
weg binnen de afgesproken kaders voort te gaan terwijl de situatie
dusdanig is veranderd.
Hetzelfde geldt voor handel. Dat is natuurlijk een andere vraag waar ik
nog op terugkom. De heer Alkaya of de heer Weverling stelde die vraag,
maar ik zal er nog op terugkomen. Hoe kijken we nu naar internationale
handel? Wat is de weging? Waar vindt de discussie over strategische
heroriëntatie plaats? Wat kunnen we beter doen qua duurzaamheid? Doen we
dat op EU-niveau? Wat doen we vanuit Nederland? Dat verbind ik met
elkaar, want wat we daar besluiten, heeft ook invloed op hoe we
internationaal handel zullen blijven drijven.
De voorzitter:
Dan geef ik hierbij de virtuele voorzittershamer weer terug aan de heer
Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. De minister vervolgt.
Minister Kaag:
Mevrouw Van den Hul vroeg wat de effecten zijn van het beleid op
beleidscoherentie voor vrouwen en meisjes; SDG 5 natuurlijk. Wat zijn de
eventuele negatieve effecten van andere beleidsterreinen? Dat is eerder
al een beetje langsgekomen. Wordt de synergie genoeg bevorderd? Ja, waar
mogelijk. Qua voortgang op de thema's van het actieplan rapporteren we
natuurlijk voor zover relevant voor het behalen van de doelen wat
betreft het genderaspect. Ik ben het met u eens: het is nog niet
voldoende geëxpliciteerd. Er worden resultaten behaald, maar het is niet
altijd herleidbaar. Ik doe sowieso de toezegging dat het volgend jaar,
dus over dit jaar, veel explicieter moet. Want als we het niet benoemen,
dan verdwijnt het en kunnen we mogelijke lacunes ook niet
aanpakken.
Er zijn natuurlijk ook wel goede voorbeelden. Neem belastingen.
Nederland financierde de Fair Tax Monitor van onder andere Oxfam. We
kregen daarmee een beoordeling van het belastingsysteem op gender en
ongelijkheid, waarmee dergelijke aspecten in fiscale regels aan de kaak
worden gesteld in OS-land. Dan gaat het vooral om de financiële
onafhankelijkheid van vrouwen. Hoe ze fiscaal gepositioneerd zijn, is
enorm belangrijk. Dat geeft meteen die empowerment waar de heer Alkaya
aan refereerde, ver weg van de charity: het is iemand die belasting
betaalt en fiscaal benadeeld wordt.
Nog een vraag van mevrouw Van den Hul: heeft de minister zicht op de
mate waarin wordt gebruikgemaakt van informatie over de zogenaamde
kwaliteitseisen op het gebied van gendergelijkheid binnen het Integraal
Afwegingskader? U weet dat gendergelijkheid sinds 2019 is opgenomen in
het Integraal Afwegingskader. Het is een handvat voor beleidsmakers en
ieder departement blijft zelf verantwoordelijk voor de uitvoering. Het
ministerie van OCW heeft ondersteuning geboden bij de kwaliteitseisen
voor gendergelijkheid. Het blijft integraal onderdeel van mijn beleid,
dus de effecten worden aan mijn kant sowieso meegenomen. Ik heb niet
helemaal zicht op wat er gebeurt binnen Nederland, maar het
afwegingskader is er voor de ministeries om zelf op te volgen. Ik ben
met alle liefde bereid om met mijn collega Van Engelshoven nog eens te
bespreken hoe we daar nog meer richting aan kunnen geven.
Dan had u de vraag hoe diasporaorganisaties erbij betrokken kunnen
worden. Dat is een veel voorkomende vraag bij de ontwikkeling en
conceptualisering van ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's Ik begrijp
ook echt dat veel diasporaorganisaties denken: leuk en aardig, maar wij
zijn hier en wij zijn de facto de experts; gebruik ons nou. Het kan een
heel bevorderende rol hebben. U stelde dat gehanteerde fondsenkaders
soms drempels kunnen opwerpen voor met name vrouwelijke
diasporaorganisaties en dat ze niet genoeg worden betrokken bij de
uitvoering. Natuurlijk beogen we altijd concrete doelen en resultaten
wanneer we financiering uitgeven. Uiteraard zijn ook kleine organisaties
net zo belangrijk. Zij zitten daar echt met de voeten in de modder. Het
Nationaal Actieplan 1325 waaraan u ook refereerde, is daar echt een goed
voorbeeld van. Ze worden ook betrokken bij andere elementen van het
ontwikkelingsbeleid. Voor hen blijven wel dezelfde criteria en
voorwaarden gelden. Dat hebben we nog niet helemaal kunnen oplossen,
denk ik. We moeten wel stringent blijven. We kunnen niet een andere
tender hebben, alleen voor die organisaties. De recente tender voor de
versterking van het maatschappelijk middenveld stond open voor deelname
van kleinere organisaties, inclusief diasporaorganisaties, als
alliantielid in een consortium. Maar het heeft niet geleid tot deelname
van die organisaties. Ik erken het probleem, maar we zijn nog niet
doorgedrongen tot wat een oplossing zou kunnen zijn die zowel coherent
is als transparant als het gaat om keuzes en toekenning van
gelden.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik snap wat de minister zegt. Is zij bereid om daar misschien nog nader
naar te kijken en in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van
diasporaorganisaties om te kijken waar precies de schoen wringt, om
ervoor te zorgen dat dit in de toekomst beter gaat? We zijn het met
elkaar eens dat het belangrijk is om die stem tot zijn recht te laten
komen.
Minister Kaag:
Ja. Ik moet wel zeggen dat het al vaak is geprobeerd, ik meen ook in de
tijd van mijn voorgangster, Lilianne Ploumen. Iedere keer komt het maar
niet tot een concreet resultaat in een soort partnerschap. Maar ik wil
me er niet negatief over uitspreken. Ik ben met alle liefde bereid om
het nog een keer te doen, maar ik wil ook aan verwachtingenmanagement
doen. Er zit al een traject achter van jaren proberen. Maar misschien
moeten wij dan ook kijken wat wij niet goed doen. Dat is één. Maar
kwaliteit moet echt bovenaan blijven staan. We kunnen niet omlaag gaan
met de kwaliteitsnorm, want uiteindelijk gaat het om
belastinggeld.
Dan nog een vraag van mevrouw Van den Hul: wat betekent ISV in de
praktijk? Spreek ik andere bewindspersonen daarop aan? De voorwaarden
worden verplicht toegepast op een specifieke groep aanbestedingen, die
vallen onder de generieke inkoop van het Rijk, binnen tien
risicocategorieën. Die komen uit boven de drempel van de Europese Unie
qua kosten, zoals u weet. De monitoring hiervan vindt plaats via de
mvi-zelfevaluatietool. Het ministerie van Binnenlandse Zaken verzamelt
deze informatie. Er is nu een werkgroep van het ministerie van
Buitenlandse Zaken en het ministerie van Binnenlandse Zaken die kijkt
hoe ISV verder gestimuleerd kan worden binnen de overheidsinkoop. Verder
heb ik daar eerlijk gezegd niet echt zicht op. Ik ben gaarne bereid meer
informatie te delen wanneer die er is, maar dit is wat we weten.
Dan de laatste vraag van mevrouw Van den Hul: kan ik aangeven in welke
mate gebruik wordt gemaakt van de informatie in het Integraal
Afwegingskader en wat zijn de effecten voor wat betreft de
beleidscoherentie op SDG 5? We hebben de vijf thema's al benoemd en de
inzet van coherentie gaat natuurlijk constant over gendergelijkheid, en
niet alleen als het een rode draad is. Het is overal belangrijk voor de
Nederlandse overheid en natuurlijk ook op lokaal niveau.
Wat ODA betreft, heb ik al eerder gezegd dat we altijd kijken naar het
bereiken van specifieke doelen en resultaten. De tender voor het
maatschappelijk middenveld, die binnenkort wordt afgerond, kan daar
hopelijk een bijdrage aan leveren.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik hou het kort met het oog op de klok, maar ik had ook nog een vraag
gesteld over die 25%. Daar hebben we vorige week al het nodige over
gewisseld, maar ik blikte nu terug. 42,7% OS via multilateraal vorig
jaar en 17,7% via maatschappelijk. Nou had ik ook gerefereerd aan de
Grand Bargaindoelstelling van 25%. Ik vroeg me af of de minister daar
nog kort op zou kunnen reflecteren.
Minister Kaag:
De Grand Bargain vraagt veel meer. Ik ben Kristalina Georgieva opgevolgd
als de zogenaamde "Eminent Person" van de Grand Bargain. Die vraagt om
transparantie en lokalisatie; het gebruik van lokale organisaties, maar
ook echt om cash transfers. Allerlei dingen waar niet iedereen,
bijvoorbeeld in deze Kamer, per se mee akkoord wil gaan. Maar dat zijn
wel de afspraken. Ik ben de politieke facilitator van dit proces, via de
ngo's, de VN-organisaties en de donoren. Dus de driehoek. Daar hechten
we zeer aan. Maar uiteindelijk moet je ook kijken naar: wie is het best
geplaatst en het meest relevant en effectief om uitvoering te geven aan
OS-doelen? Als je kijkt naar de enorme IDA-inzet via de Wereldbank en
IFC en natuurlijk naar wat we doen via bijvoorbeeld noodhulp — opvang in
de regio met name — dan kom je al heel snel aan 40%, niet omdat je zo
veel organisaties financiert. Maar de afgelopen jaren zaten we altijd
rond de 17%, 18%, 20%. Misschien was het één keer 21%.
Het financieren van maatschappelijke organisaties is geen doel op zich,
dat zijn we met elkaar eens. We krijgen nu de nieuwe tender voor
strategische partnerschappen. Die ligt ook rond de 1 miljard. Dus we
zijn echt wel bezig om altijd die ruimte te geven. Maar ik erken ook dat
wij in tijden van enorme crisis, waarin maatschappelijke organisaties
ook politiek enorm onder druk worden gezet, altijd scherp moeten kijken
dat wij niet minderen. Dat is ook een politieke keuze, en ze blijven
daar heel belangrijk in.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Heel kort. Dank voor dit antwoord. Kan de minister aangeven hoe de
verhouding in de toekenningen tussen lokaal en niet-lokaal precies zat
binnen Power of Voices? Of is dat lastig?
Minister Kaag:
We zijn nu bezig met het Verantwoordingsdebat over 2019; dat moet ik
even opzoeken, want dat feit heb ik nu niet. Ik deel het graag apart met
u, met uw permissie. Maar binnenkort wordt het gepubliceerd en dan weet
iedereen het op hetzelfde moment.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, prima.
Minister Kaag:
De heer Alkaya had een aantal vragen, in eerste instantie natuurlijk
over het OS-budget. Hij was ook in debat met de heer Bouali van D66. De
vraag was hoe uitvoering is gegeven aan de motie-Thieme en wat er niet
is gelukt. Vanuit het regeerakkoord heeft het kabinet ingezet op 0,7%,
minus 1,4 miljard, plus de intensivering van 1 miljard euro in deze
kabinetsperiode. Er is hard onderhandeld door de verschillende partijen,
maar het is daarop uitgekomen. Die 1,4 miljard was natuurlijk ook een
gevolg van kasschuiven in eerdere jaren door bezuinigingen die toen zijn
toegepast. Dus het kabinet heeft een flinke stap gezet ten opzichte van
de vorige kabinetsperiode. Nu komen we natuurlijk weer terug op het
AIV-advies, waarover ik hopelijk in de niet al te verre toekomst de
appreciatie van het kabinet kan geven.
Dan is de vraag van de heer Alkaya hoe lang ik van plan ben ...
De voorzitter:
De heer Alkaya heeft een interruptie, excuseer, minister.
De heer Alkaya (SP):
Toch even op dit punt: de motie, die gewoon met een meerderheid van de
Kamer is aangenomen, zegt: constaterende dat het kabinet in mei 2018
belooft om tijdens deze kabinetsperiode te kijken of er extra
investeringen mogelijk zijn om te streven naar een budget van 0,7%.
Zonder die korting. "En verzoekt de regering, deze belofte na te komen."
Dan ga ik ervan uit dat gepoogd is om met investeringen richting die
0,7% te gaan, maar dat dat dus blijkbaar niet is gelukt, want we zijn
blijven steken op 0,61. Dan zou ik graag horen welke projecten zijn
gefaald en wat er dan niet is gelukt. Ik zou graag horen hoe er dan
gepoogd is om uitvoering te geven aan deze motie, maar wat er dan
blijkbaar in de praktijk is mislukt.
Minister Kaag:
Nou, er is niks mislukt. Er wordt continu overleg gepleegd. U weet dat
we een kabinet zijn van vier coalitiepartijen. Dit waren de afspraken.
Wij kijken altijd naar de geëigende kaders, de rijksbrede prioriteiten
en de afgesproken budgettaire kaders om hieraan gevolg te kunnen geven.
In mijn nota staat ook dat we willen streven naar een richting voor een
tijdspad van herstel naar de 0,7%. Overigens was dat in de vorige
kabinetsperiode geheel achterwege gebleven. Dit zijn dus twee elementen
van herstel: het totale bedrag en de richting. Maar we zitten nu in
coronatijden. Ik kan u zeggen dat er nu weinig mensen actief bezig zijn,
los natuurlijk van het AIV-advies, om enorme acute vooruitgang te willen
boeken op de 0,7%. Er is dus niets mislukt. Er zijn in dat opzicht geen
projecten mislukt. Er is een continue dialoog, maar tot op heden is niet
de ruimte gevonden om dat toe te passen. Verder zijn wij tot de
coronacrisis in de bni-koppeling meegegroeid in de ODA-middelen. Dat
heeft u ook kunnen zien in begrotingsartikel 5.4.
De heer Alkaya (SP):
De minister verwijst naar de verhoudingen in de coalitie. Die zijn
natuurlijk wel relevant en interessant, maar een andere verhouding is
die in de Kamer. Als een Kamermeerderheid iets zegt, is het toch wel
goed gebruik en ligt het in de lijn der verwachting dat het kabinet dat
uitvoert. Anders wordt waar wij hier mee bezig zijn wel problematisch.
De VVD als coalitiepartij heeft inderdaad tegen deze motie gestemd.
Daarnaast hebben ook de PVV en Forum tegengestemd. Alle andere partijen
hebben voorgestemd. Ik zou graag willen weten hoe gepoogd is om deze
motie tot uitvoering te brengen. Als de verhoudingen in de coalitie
daarbij problematisch zijn, mogen we dus over alles wat in het
regeerakkoord staat geen moties meer indienen, want als er een
meerderheid bestaat, wordt de motie toch niet uitgevoerd. De enige die
in zo'n situatie zou lachen, is de VVD, zoals de VVD dat op dit moment
ook doet. Want dit gaat ten koste van de allerarmsten. We hebben gewoon
een Kamermeerderheid voor meer investeringen in
ontwikkelingssamenwerking en de allerarmsten.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Alkaya (SP):
Mijn vraag aan de minister is: heeft het überhaupt nog nut als wij hier
moties indienen? Gaat zij die moties dan uitvoeren of ziet ze daar
überhaupt geen ruimte meer voor en kunnen we op dit onderwerp stoppen
met debatteren?
Minister Kaag:
Het zijn natuurlijk moties aan het kabinet. Ik streef altijd naar meer
middelen, omdat ik dit punt wel degelijk zie. U hoort mij altijd over de
noden en de prioriteiten en over wat er gebeurt. Ik heb 30 jaar ervaring
op dit terrein, dus ik weet wel degelijk wat er speelt. Maar dit zijn
afspraken. Politiek is soms ook de kunst van het compromis. In dit geval
zijn dit de kaders die we hebben. Het ging om inzet. Hier streven we
altijd naar, in goed gesprek met elkaar. Er zijn vele manieren om de
middelen in te zetten. Er zijn kansen, maar nu is ook de coronacrisis
over ons heen gekomen. Er is duidelijkheid in het regeerakkoord.
Als minister voor Ontwikkelingssamenwerking herken ik zeker de strekking
van de motie die is aangenomen. Die is een ondersteuning van het belang
van ontwikkelingssamenwerking, wat je niet vaak hoort, en van de
resultaten die eventueel onder moeilijke omstandigheden geboekt kunnen
worden. Dat is een morele steun in de rug, met inderdaad een reële
uitvoeringsverplichting. Op dit moment hecht het kabinet nog steeds aan
de 0,7% min de 1,4 miljard. Daarop hebben wij gepland. Dat is nog steeds
een veel hoger bedrag dan in alle voorgaande kabinetsperiodes vanaf
2010.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, we hebben twee interrupties in tweeën
afgesproken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb het gehoord, voorzitter. Dank u wel. Ik wil toch ook graag
doorgaan op dit punt. De minister zegt eigenlijk tegen de Kamer: als de
Kamer een motie aanneemt, kunnen we achter de schermen zelf wel bepalen
of we daar zin in hebben of niet; daar leg ik geen verantwoording over
af. De Kamer heeft het kabinet gevraagd om te streven naar 0,7%. Het is
dan heel reëel van de heer Alkaya om te vragen: wat heb je geprobeerd,
wat is er niet gelukt en wat zijn de afwegingen geweest? Je moet hier
verantwoording over afleggen als het niet gelukt is. En niet: ik heb al
30 jaar ervaring en ik weet wel wat hier speelt.
Minister Kaag:
Het is altijd mooi hoe woorden uit hun context kunnen worden gehaald. Ik
heb gezegd dat we hiernaar streven. Op dit moment is dat gewoon niet
gelukt, omdat er rijksbrede begrotingsafspraken en kaders zijn. De
afweging wordt iedere keer gemaakt. Ik geloof niet dat ik hier hoef te
vertellen hoe interne ministerraadsdebatten gaan, of onderraden en
gesprekken. Ik kan u verzekeren dat ikzelf altijd het belang van
ontwikkelingssamenwerking benoem, want het gaat mij om mens en planeet
bij noodhulp of bij toegang tot psychosociale hulp. Er zijn veel dingen
die Nederland doet door inzet van beperkte middelen die juist in private
financieringstrajecten extra middelen kunnen realiseren. Dat gebeurt op
zo'n manier dat dit de ontwikkelingssamenwerkingsdoelen ten goede komt.
Er is een brede manier van werken.
Ik waardeer de vraag van de heer Alkaya zeer. Ik waardeer ook de
ondersteuning die uit de motie spreekt voor het politieke en
operationele belang van ontwikkelingssamenstelling als uitdrukking van
solidariteit en de wens om verandering te brengen in de levens van
mensen, waar ze ook zijn. Wij doen dat door middel van
belastingafdrachten, zoals verwoord in ODA. Op dit moment is er geen
additionaliteit waarover ik kan spreken. Dat is geen gebrek aan inzet,
maar dit is de realiteit.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het probleem is natuurlijk dat de Kamer dat niet kan controleren. Zo
liggen de verhoudingen hier wel. Ik hoef de minister vast ook niet te
wijzen op de enorme scherpte die op dat punt is ontstaan vanwege de
toeslagenaffaire. Het kabinet heeft gewoon een informatieplicht aan de
Kamer. Als de Kamer zegt dat het kabinet moet streven naar 0,7% en dat
komt er niet, dan moet het kabinet uitleggen waarom niet. Die informatie
moet gewoon naar de Kamer komen.
De voorzitter:
Heeft de minister nog een aanvulling, of gaat u verder met het
betoog?
Minister Kaag:
Ik heb geen aanvulling op deze opmerking.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Erkent de minister dat zij hierbij een informatieplicht heeft? Daar
lijkt het namelijk niet op.
Minister Kaag:
Ik kom hier in de tweede termijn wel op terug. Ik weet niet wanneer u
schriftelijk of anderszins eerder heeft gevraagd om details over de
inzet van het kabinet voor een nog groter budget. Die informatie is
nooit niet verstrekt. Het is een beetje lastig om te kijken wat we
kunnen verstrekken en wat interne kabinetsafwegingen zijn. Ik ben in
tweede termijn bereid om erover na te denken in welke vorm ik die
informatie eventueel zou kunnen geven. Ik weet niet hoe informatief dat
kan zijn, want veel is echt intern aan de ministerraad.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Alkaya. Dat is zijn tweede
interruptie.
De heer Alkaya (SP):
Het is van belang om dit hier te bespreken, omdat we aan het eind van
dit debat een weging moeten maken over dechargeverlening over het
voorgaande jaar. Als in het voorgaande jaar een motie is ingediend die
in dat voorgaande jaar is aangenomen en als wij op basis van de
informatie waarover wij nu beschikken, terugkijkend kunnen constateren
dat in het voorgaande jaar niet of onvoldoende aan die motie is voldaan,
dan is het volgens mij volledig legitiem om daarover meer informatie te
vragen. Ik verzoek de minister om te kijken hoe zij de Kamer beter kan
informeren over de vraag waarom het niet is gelukt om aan die motie te
voldoen. Ik herhaal die vraag in dit debat, omdat ik die relevant vind
voor onze conclusie aan het einde van dit debat.
De voorzitter:
Volgens mij heeft de minister gezegd dat ze daar in tweede termijn kort
op terugkomt.
Minister Kaag:
Ja. Ik moet dat even laten uitzoeken. We hebben een kabinetsreactie op
de motie gestuurd. Ik moet even laten opzoeken wat er in de reactie van
het kabinet stond. Er is sowieso een reactie gestuurd, maar ik zal het
even opzoeken. Dat was op 18 november 2019. Maar ik begrijp het
punt.
De voorzitter:
U komt daar in de tweede termijn even kort op terug.
Minister Kaag:
Ik wil graag even terugkijken naar de tekst van de kabinetsreactie van
toen, om te kijken in welke vorm wij opnieuw een kabinetsreactie kunnen
geven in deze fase. Dat is helemaal geen probleem.
De voorzitter:
Dank. De minister vervolgt haar betoog.
Minister Kaag:
Er was een vraag van de heer Alkaya, die ik zo'n beetje voorlees zoals
hij gesteld is. Hoelang is de minister van plan om aan de korte termijn
te blijven werken? Onder andere de invoer van metalen en biomassa is het
hoogste in 25 jaar. Hoe verhoudt zich dit tot het streven naar een
circulaire economie? U weet dat dit kabinet en de vorige kabinetten
hechten aan duurzame handel en handelsakkoorden. Die kunnen daaraan een
bijdrage leveren, ook in de inzet voor een circulaire economie. Handel
draagt ook bij aan het delen van kennis, kunde en innovatie om een
oplossing voor de toekomst te vinden. Dat zien we bij heel veel
handelsmissies die we uitvoeren naar lage- en middeninkomenslanden,
vooral als het gaat om landbouw, water en duurzame methodes.
De heer Weverling refereerde bijvoorbeeld aan Rijk Zwaan, waar ik
vandaag ben geweest. Dat bedrijf kijkt naar zadenveredeling en wil ook
kennis delen. Het sluit aan bij de lokale markt. Dat is een heel mooie
manier waarbij een familiebedrijf inzet op ketenverantwoordelijkheid, en
daardoor ook internationaal maatschappelijk verantwoordelijk is. Dat
zijn interessante elementen. Het werken aan een circulaire economie
draagt op termijn ook bij aan minder gebruik of misbruik van
grondstoffen. Ik moet nog antwoorden op de vraag wat ik op korte termijn
denk te doen. U zegt dat de invoer van metalen en biomassa het hoogste
is in 25 jaar. Ik weet niet of u in dit geval naar de EU kijkt of alleen
naar Nederland. De inzet van het kabinet is om de verduurzaming van de
ketens te bevorderen en duurzame handel na te streven. Daarom heb ik,
samen met Frankrijk, recent een non-paper bij de Commissie ingediend om
te kijken naar de echte balans tussen duurzaamheid en handel, naar wat
de voorwaarden zouden kunnen zijn in de toekomst, hoe we die moeten
toepassen en hoe we de lat hoger kunnen leggen aan de voorkant.
De heer Alkaya had ook een vraag over het streven naar meer
kringlooplandbouw en hoe zich dat verhoudt tot het verlagen van de
tarieven voor de zogeheten slechte producten in het buitenland. Markten
voor landbouwgoederen zijn internationaal. Kringlooplandbouw kan in
principe ook internationaal zijn. Omstandigheden zorgen ervoor dat we
internationale afhankelijkheden hebben van grondstoffen en
landbouwproducten. Daar zit ook de onbalans, want we weten dat Afrika
zelfvoorzienend zou kunnen zijn op het gebied van voedselproductie, maar
dat de marktverstoring enorm is geweest in de laatste decennia. We
moeten de omschakeling maken naar de ontwikkeling van duurzame landbouw.
Wageningen is daar sterk in. Wij financieren ook heel veel programma's
en projecten. Ik financier ook de Nuffic-studenten van Wageningen die
naar Nederland komen en die met die kennis bij het ministerie van
Landbouw of in bedrijven kunnen werken. Dit vormt ook een onderdeel van
onze inzet bij handelsakkoorden.
Dan was er een vraag die we even hebben moeten uitzoeken, namelijk of de
export van pluimvee naar Zuid-Afrika coherent is met het doel om het
land zichzelf te laten ontwikkelen of om kringlooplandbouw te
stimuleren. Ik weet niet of ik alle details juist heb, maar het staat
een land altijd vrij om al dan niet te importeren of om de eigen
productie op peil te brengen. Zuid-Afrika legde importrestricties op aan
pluimveevlees, onder andere vanuit Nederland, vanwege de eerdere
uitbraak van vogelgriep. Het handhaaft deze importrestricties, terwijl
de uitbraak van vogelgriep voorbij is. Maar dit is onderdeel van het
handelsakkoord dat is gesloten. Nu is de EU een
geschillenbeslechtingsprocedure gestart. U heeft twee dingen gevraagd:
is voor Zuid-Afrika nu het moment om de geschillenbeslechtingsprocedure
te starten? Moeten we het land eigenlijk geen gebruik laten maken van
deze periode om kringlooplandbouw te stimuleren? Het is aan Zuid-Afrika,
maar er zijn ook verdragsafspraken. Omdat wij niet genoeg informatie
hebben, laat ik nog eens navragen in Brussel wat de stand van zaken is,
alsook of dit niet het moment is waarop de EU moet kijken of ze niet een
stapje terug kan doen.
De voorzitter:
Meneer Alkaya, heel kort. U heeft nog één vraag over.
De heer Alkaya (SP):
Ja, tot slot inderdaad. Ik snap het als je het vanuit verdragstechnische
aspecten bekijkt. Tegelijkertijd hebben we ook een ontwikkelingsambitie.
Dan vind ik het dus vreemd dat het in zo'n rapportage over
beleidscoherentie staat. Dit lijkt me juist een schoolvoorbeeld van
beleidsincoherentie. Ik zie uit naar de brief, want dan kunnen we samen
zien op welke manier dit coherent zou zijn met de doelstelling om zo'n
land met voedselzekerheid, maar ook in het kader van kringlooplandbouw,
meer zelfvoorzienend te laten zijn.
Minister Kaag:
Ik meldde volgens mij niet dat ik een brief ging schrijven, maar ik zoek
een moment om de informatie te delen, want ik weet niet hoe bijzonder
het gaat worden. Ik heb gezegd dat ik eerst navraag zou doen in Brussel.
Maar het kan ook in een korte brief terugkomen. Dat is niet zo erg. Ik
zoek naar het beste format voor het reces, voor als die informatie er
is.
De voorzitter:
De minister vervolgt.
Minister Kaag:
Kan ik toelichten waarom de genomen maatregelen omtrent de risicoanalyse
bij het aangaan van nieuwe verplichtingen niet voldoende zijn gebleken
om de door de Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden aan te pakken?
Ik meen dat het gaat om de jaren 2016, 2017, 2018 en 2019. Ik wil wel
vaststellen dat een slechte vastlegging van de risicoparagraaf niet
betekent dat er per definitie belastinggeld is verdwenen. Daar moet ik
heel categorisch in zijn. In de toepassing en uitvoer van
ontwikkelingssamenwerkingsgelden, dus belastinggelden, is jaar op jaar
een gemiddelde van 0,15% beland in de categorie malversatie. Onder
oorlogssituaties, moeilijke omstandigheden en situaties van slecht
bestuur is dat op een nationaal niveau eigenlijk een heel goed
percentage, als je het heel sec bekijkt. En dan maak ik eigenlijk nog
een oneerlijke vergelijking met een OESO-land als Nederland. We hebben
al een aantal maatregelen genomen, maar het is inderdaad nog niet
voldoende. Ik heb nu een verscherpt actieplan laten opstellen. Ik moet
ervan uitgaan dat we het dit jaar echt oplossen, maar het blijft best
lastig, want veel van de situaties die zich voordoen, zijn heel
specifiek en het opstellen van een risicoparagraaf geeft niet meteen
resultaat. Er vindt veel training plaats, er is een nieuwe handleiding
en er is veel contact met collega's, maar het is echt maatwerk. Het is
belangrijk dat we dit eenduidig oplossen, omdat het in ons aller belang
is.
Dan nog een laatste vraag. Ziet de minister in dat beleidscoherentie ook
inhoudt dat ze moet stoppen met haar focus op meer vrijhandel en
globalisering? Het gaat daarbij om het kabinet, want het is geen
persoonlijke hobby van mij. U weet dat moderne handelsakkoorden zorgen
voor welvaart en idealiter ook voor welzijn. Wij zetten in op hogere
duurzaamheidsnormen. Ik refereer daarvoor weer aan het Nederlands-Franse
paper. We willen via handelsakkoorden de rol van het maatschappelijk
middenveld breder laten zijn. Ik weet dat op basis van de motie van Jan
Vos bijvoorbeeld richting CETA zorgen waren uitgesproken. Wij zijn nu
met de Commissie in gesprek om te kijken hoe dat sowieso beter geregeld
kan worden, zodat het meer is dan amicus curiae. Verder is het in veel
landen, zonder carrot and stick, heel lastig om überhaupt het
duurzaamheidsgesprek aan te gaan, met rechten voor vakbonden, de positie
van het maatschappelijk middenveld en een eerlijk en leefbaar loon. Het
is dus een balans. Ik denk dat er veel mogelijk moet zijn, maar
duurzaamheid afdwingen via geschillenbeslechting is op dit moment geen
optie.
Dan ga ik door naar de vragen van de heer Weverling. Hij vroeg of we al
in kaart hebben kunnen brengen wat de effecten van de coronacrisis zijn
op onze handelsstromen. Wij gaan natuurlijk uit van de CBS-cijfers. Die
van april laten bijna over de gehele breedte een dalende exportwaarde
zien. Ik meen dat het een daling van 11% is. De echte cijfers komen met
een paar maanden vertraging. Natuurlijk zien we nog steeds niet waar
alle knelpunten van het internationaal opererende bedrijfsleven zitten.
Wij werken hierin heel nauw samen met VNO-NCW en MKB-Nederland, en
natuurlijk ook met het ministerie van Economische Zaken. Ook krijgen we
informatie vanuit de posten. We zijn er nog mee bezig, maar voor de
betrouwbare cijfers is het niet het Directoraat-Generaal Buitenlandse en
Economische Betrekkingen dat de cijfers aanlevert. Wij zijn echt
afhankelijk van EZK en het ministerie van Financiën. Wij werken daaraan
en ik kom daarop terug wanneer ik het inzichtelijker heb. U hoort van
vele bedrijven hoe zij getroffen zijn, maar afhankelijk van de
versoepeling van de lockdownmaatregelen en de mogelijkheden voor
internationaal vervoer zullen er in bepaalde sectoren ook weer
verbeteringen kunnen optreden. Maar het blijft een wisselend verhaal.
Hierbij wil ik wel aantekenen dat als er een tweede golf komt en veel
landen in Afrika en Azië niet de middelen hebben om de coronacrisis goed
aan te kunnen pakken, er dan veel langer een vertragend effect zijn,
juist in die landen. Dat zal niet alleen de mensen daar — onze eerste
prioriteit — maar ook de handel — de andere prioriteit — raken. Daarom
is de zoektocht naar het vaccin ook zo belangrijk.
Dan vroeg u of ik het ermee eens ben dat een van de belangrijkste lessen
van de coronacrisis is dat we meer moeten nadenken over kwetsbaarheden
in de waardeketens. Ja, ik denk dat elk land daarmee bezig is, zeker als
je kijkt naar de enorme afhankelijkheid van de persoonlijke
beschermingsmiddelen, maar ook de paracetamols. We hebben altijd naar de
laagste prijs gekeken en te gemakkelijk op de afhankelijkheid gebouwd.
We moeten die kwetsbaarheden erkennen. Ketens moeten zich versterken en
weerbaarder worden. We moeten dit natuurlijk samen met het bedrijfsleven
doen. Zij zijn hierin eigenstandig. Wij zijn binnenskamers begonnen met
een gesprek over een strategische heroriëntatie, ook als opmaat naar een
dialoog en besluiten die mogelijkerwijs en idealiter op Europees niveau
genomen moeten worden. Dat heeft natuurlijk betrekking op de
geopolitieke en de geo-economische positie van China, op wat we willen
op Europees niveau en op de sectoren die mogelijkerwijs juist weer
heropgebouwd moeten worden binnen Europa zelf. Dat valt onder de
zogenaamde roadmap to recovery van de Europese Commissie. Daarbij gaat
het om kritische goederen, vitale infrastructuur en sleuteltechnologie,
want daarin liggen ook de veiligheidsfactor, de toekomst en de
voorsprong die we willen opbouwen of behouden. Ik wil hierbij wel
aantekenen, en ik denk dat ik daarbij de heer Weverling aan mijn zijde
vind, dat we echt moeten waken voor protectionistische neigingen of de
neiging om de oplossing in de autarkie te zoeken. Daar is niemand bij
gebaat. Globalisering op die manier terugdraaien is noch efficiënt noch
de juiste oplossing, want we willen overal banen en welvaart creëren en
de armoede bestrijden. Dat doen we juist door investeringen, maar dan
wel op de juiste manier. Ik denk dat dat echt het onderwerp van ons
gesprek zou moeten zijn.
U meldde iets over een aantal bedrijven die heel genereus een paar
donaties deden. Dat is altijd heel welkom, maar dat valt niet onder de
categorie "internationaal maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen",
moet ik wel heel stellig stellen. Dat is de categorie "charity" en
gewoon goede bedrijfsvoering. Uiteraard wordt het zeer gewaardeerd dat
er zulke hulp gegeven wordt, maar de naleving van de OESO-richtlijnen en
de risico's voor mens en milieu in waardenketens zijn, zoals u weet, een
heel ander verhaal.
U had een vraag over de hulp aan grote bedrijven tijdens de
coronacrisis. Nee, sorry ... In mijn aantekeningen worden hier twee
vragen herhaald. Kan ik inzicht geven in de plannen van de recente white
paper van de Europese Commissie? Scharen de meeste lidstaten zich achter
die plannen? De analyse van de Commissie komt overeen met onze inzet
voor een level playing field. Ik noemde al de positie van het kabinet
tegenover de EU-concurrentiekracht en de Chinastrategie. Er komt een
openbare raadpleging over deze paper. Die loopt tot 23 september 2020 en
alle belanghebbenden kunnen daarvoor hun standpunt en input aanleveren.
EZK heeft hierbij het voortouw. Dat is logisch, maar wij leveren ook
elementen aan, een beetje langs de lijnen die ik al eerder noemde.
Dan was er nog een vraag van de heer Weverling over onze voortrekkersrol
bij de totstandkoming van het aanbestedingsinstrument IPI, het
International Procurement Instrument. Zal dit tot resultaten leiden? U
heeft op 11 juni een brief gehad en de motie is in lijn met het beleid
van het kabinet. De onderhandelingen over het voorstel zijn net weer
hervat en het Duitse voorzitterschap wil hier echt voortvarend mee aan
de slag. Corona heeft wel weer wat vertraging opgeleverd.
Er was nog een vraag over migratie. De heer Weverling zei terecht dat we
niets te verbergen hebben. Daarom vroeg hij waarom we niet wat meer
horen over de inzet op het gebied van migratiesamenwerking. Er zijn tal
van voorbeelden. Dat loopt van opvang in de regio tot training en
mensenrechtentraining voor de grensbewakers in Niger of de Sahel. Maar
zoals toegezegd op de motie-Becker zal het kabinet uw Kamer nog voor de
zomer informeren. Er komt een brief van de staatssecretaris, mevrouw
Broekers-Knol, medeondertekend door minister Blok en mijzelf, over de
totstandkoming van migratieovereenkomsten met derde landen. Zoals ik al
meldde in de uitstelbrief, worden daarin ook uw vragen meegenomen. Maar
de brief van mevrouw Broekers-Knol is echt het kader.
Dan had u nog een vraag over de lessen die we kunnen trekken uit
voorlichtingscampagnes over migratie. Ben ik het eens met de VVD dat het
zaak is dat we deze campagnes snel uitbreiden naar andere landen waar
veel kansloze migranten vandaan komen, zoals Marokko en Algerije? Ja,
wij streven altijd naar goede en effectieve campagnes. Het is altijd
goed om lessen te leren. Het blijkt ook dat de belangrijkste les is dat
eenzijdig op afschrikking en het tegenhouden van irreguliere migranten
gerichte campagnes niet werken. Persoonlijk weet ik dat maar al te goed
uit mijn jaren bij de Internationale Organisatie voor Migratie.
Campagnes kunnen geweldig zijn, maar diezelfde mensen nemen uit armoede
weer dezelfde route als iemand maar een ticket of een smokkelaar kan
financieren. Je moet dus heel goed kijken naar wat wel werkt. Ervaringen
van terugkeerders zijn vaak veel effectiever. Dat weten we ook van
irreguliere migranten die gestrand waren in Libië en die met hulp van de
IOM en de UNHCR weer naar huis zijn geholpen. Er zijn veel vrouwen
binnengesmokkeld en gedwongen om seksslaaf te worden en hun verhalen
zijn veel krachtiger gebleken. Maar dat zijn uiteraard wel hele trieste
verhalen. Dat wil je ook allemaal voorkomen. We kijken dus altijd naar
wat de beste campagnes zijn. De uitbreiding van campagnes naar landen
van oorsprong als Marokko en Algerije is ook afhankelijk van de
beschikbaarheid van middelen. Maar er wordt veel gedaan door
organisaties als de IOM, het UNHCR en de VN-organisatie voor de rechten
van de mens, want het zijn natuurlijk fundamentele mensenrechten.
Kan ik toelichten wat het totale malversatiebedrag was in 2019 en de
jaren daarvoor? In 2019 ging het om een bedrag van €408.000 en in 2018
om €711.000. Welk percentage hiervan is inmiddels teruggevorderd? We
moeten wel naar de hele begroting kijken en onze stappen blijven ook
hetzelfde, of het nu om een euro gaat of om een half miljoen. Het is
heel belangrijk dat we kijken hoe we het terug kunnen vorderen. Soms
zijn we afhankelijk van lokale rechtssystemen. Wij proberen altijd het
maximale bedrag terug te vorderen en dat lukt tot op heden. In 2019 is
60% teruggevorderd. Zoals ik al zei, zullen wij altijd proberen om
gemalverseerde bedragen terug te krijgen. Mensen die gefraudeerd hebben,
proberen wij voor de rechter te krijgen.
Ik wil nog wel zeggen dat malversaties meestal een persoonlijke insteek
hebben. Het zijn vaak individuen en niet hele organisaties. We geven ook
al heel lang geen directe begrotingssteun meer. Het gaat dus om
individuele maatregelen. Net zoals in Nederland en elders in de wereld
gaan mensen soms over de schreef. Daar horen passende maatregelen bij.
Als het een organisatie betreft en het overkomt die organisatie, dan
willen we ook weten welke stappen ze hebben genomen om dit soort
situaties in hun eigen bedrijfsvoering te voorkomen. Tot nu toe zijn de
ervaringen altijd heel positief, zeker als het om organisaties gaat die
een goede partnerschapsrelatie met Nederland hebben. Die organisaties
willen echt voorkomen dat ze te boek komen te staan als een organisatie
waar gesjoemeld wordt. We hebben dus echt invloed op hoe dat werkt en
daar wordt natuurlijk ook extra op gelet.
De kritiek van de Rekenkamer heb ik al eerder benoemd via het actieplan
dat is opgezet.
Dan kom ik nog terug op de vragen en opmerkingen van mevrouw Ouwehand.
Zij begon eerst over Mercosur. Dat is natuurlijk heel recent. Ik heb net
een brief aan de Kamer geschreven. We hebben nog geen positie ingenomen
over het voorgenomen associatieakkoord. Ik herhaal nu eigenlijk wat er
in de brief staat. We kunnen het derhalve ook nog niet intrekken. Dit is
puur procesmatig. Ik heb ook publiekelijk gezegd dat dit een sterk
politiek signaal is van de Kamer dat we zeer serieus nemen, maar we
kunnen niet iets terugsturen wat we nog niet ontvangen hebben. Daar zijn
ook gewoon correcte procedures voor. Ik heb het ook al met de Europese
Commissie besproken in de Handelsraad, opdat zij weten dat het draagvlak
voor handelsvragen erodeert. Ik heb daar ook de vraag aan de orde
gesteld hoe we in de toekomst dat gesprek als lidstaat moeten aangaan.
Daarbij heb ik het voorbeeld van Mercosur genoemd. Verder wachten wij
nog op de uitkomsten van het sustainability impact assessment.
Kan ik de Kamer informeren over de deal die de EU heeft gesloten met
Mexico? Volgens mevrouw Ouwehand is dat een combinatie van Mercosur en
CETA. Dat weet ik zelf niet, want ik heb het akkoord nog niet gelezen.
De Commissie heeft een politiek akkoord gesloten met Mexico en wij
wachten op de definitieve tekst. Die definitieve tekst zal zoals
gebruikelijk met de Kamer gedeeld worden.
Kan ik beloven dat een verdrag dat plofkippenvlees uit Thailand naar
Nederland zal laten komen, niet kan rekenen op Nederlandse steun? De
onderhandelingen — volgens mij hebben we dit al vaker gezegd — liggen al
sinds 2014 stil. Het is ook nog niet duidelijk wanneer de
onderhandelingen hervat worden. Wij hebben aangegeven aan de EU dat men
moet overwegen om opnieuw naar de onderhandelingsinzet te kijken. Ik kan
me herinneren dat we dit voor de coronatijd in AO's al hebben
bediscussieerd. De Europese Commissie heeft aangegeven hier positief
tegenover te staan. Ik meen hierover ook schriftelijk te hebben
gerapporteerd aan deze Kamer.
Wij hebben in de Tweede Kamer zestien uur gedebatteerd over CETA en de
Eerste Kamer heeft in een nieuwe ronde 200 vragen ingediend. Ik denk dat
er wat mij betreft op dit moment dan ook alles over gezegd is.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb de minister in relatie tot CETA gevraagd of zij niet schrikt als
zo'n deelstaat daar een wet aanneemt die het onthullen van het lijden
van dieren in de Canadese veehouderij strafbaar stelt. Het kan zijn dat
deze informatie nieuw voor haar is. Dan wil ik haar die wel toesturen.
Maar ik mag aannemen dat de minister daarvan sowieso schrikt, zeker
vanuit de verdedigingslijn die zij heeft gevoerd, namelijk dat Canada
stappen zou zetten wat dierenwelzijn betreft. Dit is de
tegenovergestelde beweging.
Minister Kaag:
Ik kan een mogelijke situatie die ik hier mondeling krijg toegelicht,
niet becommentariëren. Ik heb er geen commentaar op; ik heb geen
informatie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat kan ik me voorstellen als de minister deze informatie nog niet had
gelezen, maar dan zal ik het schriftelijk onder de aandacht van de
minister brengen. Dan hoor ik daarna haar reactie.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aangekomen ... Sorry, de heer Weverling voor een
vraag.
De heer Weverling (VVD):
Dank aan de minister voor de beantwoording van alle vragen. In mijn
slotbetoog heb ik gevraagd om een appreciatie van het amendement uit
2015 van SP en VVD, van de heren Teeven en Smaling, over Wings for Aid:
het afleveren van hulpgoederen via drones. De minister mag daar
eventueel ook in tweede termijn op terugkomen.
Minister Kaag:
Ik weet dat er lang over gedebatteerd en geprocedeerd is, maar ik moet
even de details opzoeken.
Dank.
De voorzitter:
Dan kijk ik even om me heen: is er bij de Kamer behoefte aan een tweede
termijn? Ik zie geknik. Ik wil het liefst direct doorgaan en daarna even
schorsen, zodat de minister haar reactie op de moties kan voorbereiden.
Een punt van orde: als u meer dan één motie indient, verzoek ik u die
telkens na het voorlezen met de tekst naar beneden op de hoek van de
tafel te leggen, zodat ze in de juiste volgorde blijven liggen. De bode
haalt dan aan het einde van uw inbreng alle moties in één keer op. De
heer Bouali, heeft u behoefte aan een tweede termijn? Niks moet, alles
mag.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik
zal meteen overgaan tot het voorlezen van een motie die ik samen met
mijn collega van de VVD indien.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wereldwijde COVID-19-crisis een grote impact heeft
op de Nederlandse exportsector, mede door de toename van
handelsbarrières en -restricties;
constaterende dat veel mkb'ers tegen praktische exportproblemen aanlopen
in landen zoals de Verenigde Staten, Canada, Duitsland en
Frankrijk;
overwegende dat de succespilots van de Holland Houses als voorbeeld
kunnen dienen voor operationele ondersteuning ter bespoediging van het
herstel van de handel;
verzoekt de regering de initiatieven van NLinBusiness ten behoeve van de
verdere uitbreiding van de Holland Houses, met in het bijzonder de prio
1-landen, te ondersteunen teneinde het Nederlandse bedrijfsleven tijdens
de COVID-19-crisis goed te kunnen helpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali en Weverling. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35470-XVII).
Dank. Dan ga ik naar de heer Van den Nieuwenhuijzen.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording in de
eerste termijn. Ik noteerde de toezegging dat de minister zich bij de
Europese Commissie ervoor zal inspannen dat misbruik van de
ISDS-clausules wordt voorkomen; dank daarvoor.
Tevens heb ik de regering verzocht om bij de komende klimaattop in
Glasgow in te zetten op heldere afspraken en indicatoren, met
onderscheid: financieringsdoelstellingen op mitigatie en adaptatie en
aparte doelen voor publieke en private financiering. Dat heeft de
minister toegezegd. Ze gaat daar zelfs breder mee aan de slag.
Dan het bredere onderzoek waar ik om vroeg. De minister wil nog even
nadenken over een manier om daar bij ontwikkelingssamenwerking mee aan
de slag te gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de COVID-19-pandemie grote gevolgen heeft voor
ontwikkelingslanden en het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen en
daarmee voor ontwikkelingssamenwerking op de middellange termijn;
overwegende dat het AIV-advies van mei 2020 over de wereldwijde aanpak
van COVID-19 nadrukkelijk is gericht op de korte termijn;
overwegende dat er recentelijk geen geïntegreerde externe onderzoeken
zijn geweest naar het Nederlandse beleid gericht op het behalen van de
duurzameontwikkelingsdoelen, met inbegrip van beleidscoherentie, en dit
ook geen onderdeel was van de brede maatschappelijke
heroverwegingen;
verzoekt de regering om de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid te vragen om een breder onderzoek te doen naar de
beleidsopties voor Nederland om in de post-coronacontext te werken aan
het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen, met specifieke aandacht
voor beleidscoherentie, en hier een rapport over te presenteren in het
eerste kwartaal van 2021,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van den
Hul, Kuik, Bouali en Voordewind.
Zij krijgt nr. 8 (35470-XVII).
Dank u wel, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Mevrouw Kuik niet, dan ga ik
naar mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. De thema's waar we vandaag over spreken, zijn
superbelangrijk en urgent. Dat bleek vandaag maar weer eens uit
onderzoek van Eurostat, waaruit blijkt dat Europabreed de SDG-agenda
voorwaarts beweegt, met uitzondering van SDG 5, gendergelijkheid. Daarin
doen de lidstaten van de EU stappen terug. Dus onze inzet blijft nog
altijd zeer nodig.
Ik heb twee moties. De eerste gaat over imvo-beleid.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de IOB aanbeveelt om een interdepartementaal
coördinatiemechanisme of -orgaan te creëren dat de ontwikkeling en
implementatie van het (i)mvo beleid aanstuurt en regelmatig het
parlement informeert;
verzoek de regering tot het instellen van een dergelijk
interdepartementaal mechanisme of -orgaan, en de Kamer hierover te
informeren uiterlijk voor 1 oktober aanstaande.
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van den
Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35470-XVII).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met toepassing van internationale sociale voorwaarden
(ISV) in overheidsaanbestedingen wordt bijgedragen aan het veiligstellen
van internationale arbeidsnormen en mensenrechten;
constaterende dat er in 2019 bij slechts negentien
overheidsaanbestedingen de ISV zijn toegepast en bovendien onduidelijk
is hoe er vervolg aan is gegeven, hoe de monitoring op de naleving van
OESO-richtlijnen plaatsvindt en welke impact dit heeft op de
SDG's;
verzoekt de regering de toepassing van internationale sociale
voorwaarden verplicht te stellen voor meer productcategorieën met hoge
mvo-risico's, ze voor te schrijven als gunningscriteria bij
aanbestedingen en de monitoring op uitvoering te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van den
Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35470-XVII).
Dan geef ik het woord aan de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, dank. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik heb
hier een motie voor me liggen, maar ik ga die toch niet indienen. Het
gaat om die 0,7% van ons bruto nationaal inkomen dat wij aan
ontwikkelingssamenwerking moeten besteden. Met zo'n motie die uitgevoerd
zou moeten worden en met de reactie in november die ik ook heb gelezen,
denk ik toch dat we onvoldoende inzicht hebben gekregen in hoe het
kabinet dan heeft gepoogd om toch te voldoen aan de motie. Maar om daar
nou een kanttekening van te maken bij de dechargeverlening vind ik te
ver gaan. Ik kijk uit naar wat de minister daarover in de tweede termijn
te zeggen heeft en ik ga er eigenlijk gewoon van uit dat, als wij
inzicht willen in de inspanningen van het kabinet met betrekking tot
deze motie en op basis van deze motie, dat wij dat gewoon gaan krijgen.
Dus ik ga de motie niet indienen.
Over de andere punten hebben we van gedachten gewisseld met de minister,
maar we kijken anders tegen zaken aan, zoals op het gebied van handel en
dergelijke. Ik dank voor de antwoorden, maar we zijn het niet eens
geworden, helaas, ook vandaag niet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Het gaat er ook niet altijd om dat we het met
elkaar eens zijn, maar om de kracht van het debat. Dat heeft inderdaad
plaatsgevonden.
De heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
De heer Weverling heeft een motie, meneer de voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de coronacrisis de kwetsbaarheid van mondiale
waardeketens aantoont, waarbij het niet alleen gaat om de toevoer van
medicijnen en medische beschermingsmiddelen, maar ook om andere sectoren
die te maken hebben met plotse haperingen in hun toevoer;
overwegende dat de Europese Commissie reeds kwetsbaarheden voor de EU
als geheel inventariseert;
overwegende dat de Nederlandse overheid over de kennis en contacten
beschikt om aanvullend hierop de specifieke Nederlandse kwetsbaarheden
in kaart te brengen;
overwegende dat de brede maatschappelijke heroverwegingen al ingaan op
de kwetsbaarheden van de Nederlandse economie als gevolg van
geopolitieke en technologische veranderingen en beleidsopties aandragen
om deze kwetsbaarheden te mitigeren;
verzoekt de regering om voor het einde van dit jaar de kwetsbaarheden
van het Nederlandse bedrijfsleven voor verstoringen binnen mondiale
waardeketens per sector in kaart te brengen, en daarbij beleidsopties te
ontwikkelen om deze kwetsbaarheden te adresseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Weverling. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35470-XVII).
Dan geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor de beantwoording van
de vragen.
Ik heb twee moties
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie en Mexico tot een
associatieakkoord zijn gekomen waarbij landbouwtarieven grotendeels
worden afgeschaft en waarin bovenstatelijke investeringsbescherming
(ICS) wordt opgenomen;
overwegende dat van Nederlandse boeren verlangd wordt dat zij een
bijdrage leveren aan het oplossen van de klimaat-, biodiversiteits- en
stikstofcrisis, en dat het niet eerlijk is om hen keer op keer bloot te
stellen aan concurrenten uit derde landen die onder lagere standaarden
kunnen produceren;
verzoekt de regering de Europese Commissie te laten weten dat Nederland
in ieder geval tegen een associatieakkoord met Mexico zal stemmen
waarbij tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen in de landbouw worden
verlaagd en waarin ICS is opgenomen;
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35470-XVII).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan mijn tweede en laatste motie. We hebben begrepen dat de Europese
Commissie wel degelijk wil dat er voortgang komt in de onderhandelingen
met Thailand. Zeker nu de Kamer minder kan debatteren, kan het zomaar
ineens heel snel gaan. Daarom dienen we de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Thailand wereldwijd een van de twee grootste
exporteurs van kippenvlees naar de Europese Unie is;
constaterende dat de Europese Commissie met Thailand onderhandelt over
een alomvattend vrijhandelsverdrag;
overwegende dat in Thailand kippen onder lagere standaarden worden
gehouden en gedood dan in de Europese Unie;
overwegende dat het niet eerlijk is om Nederlandse boeren keer op keer
bloot te stellen aan concurrenten uit derde landen die tegen lagere
standaarden kunnen produceren;
verzoekt de regering de Europese Commissie te laten weten dat een
handelsverdrag met Thailand waarbij tarifaire en niet-tarifaire
belemmeringen van kippenvlees worden verlaagd in ieder geval op een
tegenstem van Nederland kan rekenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35470-XVII).
Wij gaan tien minuten schorsen, dus om kwart voor negen zijn we
terug.
De vergadering wordt van 20.34 uur tot 20.45 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder, met de tweede termijn van de minister.
Minister Kaag:
Dank, meneer de voorzitter. Ik begin met twee vragen over Wings for Aid.
Het project is nog in uitvoering. De resultaten zijn nog niet bekend. Ik
laat mij adviseren. Het prototype is succesvol getest en daar is de
tweede betaling op gebaseerd.
Dan even terug naar het gesprek met de heer Alkaya over de stand van
zaken rond de motie-Thieme. Ik heb al vaker gezegd dat wij altijd die
inzet hebben. We hebben al geïntensiveerd, maar dat weet u. Door de
extra middelen valt het ODA-budget voor 2020 504 miljoen hoger uit dan
was voorzien in het vorige kabinet, maar dat wist u ook. We blijven echt
kijken naar verdere stappen, maar in de eerste fase is het AIV-rapport
het geëigende moment om weer te kijken hoe we het streven eventueel
kunnen omzetten in additionaliteit van middelen. Dat lijkt me dan het
geëigende moment. Ik kom daar dus binnenkort op terug en dat is dan
misschien een mooi moment om er dan weer over te spreken.
Dan graag de moties, meneer de voorzitter. De motie op stuk nr. 7
beschouw ik als ondersteuning van beleid. Wel is het zo dat NLiB in onze
inschatting voldoende geld heeft. Dit is dus niet iets waar ik
additionele middelen voor beschikbaar zal stellen. Het is dus een
erkenning van het mooie werk. Oordeel Kamer. Sorry, ik zei
"ondersteuning beleid"; excuus. Ik beschouw de motie als ondersteuning
van beleid, maar laat het oordeel aan de Kamer.
Ook bij de motie op stuk nr. 8 laat ik graag het oordeel aan de Kamer.
Wel maak ik natuurlijk de kanttekening dat we eerst met een appreciatie
zullen komen, op basis van het AIV-advies. De wereld is in onbalans. Er
zijn echt heel veel studies en documenten. Die hebben we ook allemaal
gebruikt. We passen de laatste kennis echt continu toe, vanuit het IMF,
de Wereldbank, belangrijke bronnen en nationale studies. Ik laat het
oordeel aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 9 ontraad ik. Er wordt al gebruikgemaakt van
bestaande coördinatiemiddelen. Het ministerie van EZK gaat over mvo.
Buitenlandse Zaken gaat over imvo. De respectievelijke ministers
informeren het parlement. Er is geen andere instantie. In de brief van
november 2019 was daar ook al door het kabinet op gereageerd. Ik zou ook
willen vragen daarop terug te komen bij de evaluatie en de discussie die
we krijgen over de mogelijke set aan maatregelen op basis van de
ervaringen. Het geschikte moment daarvoor is als in het najaar het hele
pakket op tafel ligt.
De voorzitter:
Kort, mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ja, heel kort. Het punt is natuurlijk juist dat de IOB-aanbeveling is
dat al die verschillende informatiestromen voor ons lastig te
achterhalen zijn. Het gaat om het bevorderen van de transparantie. Om
uit te zoeken wat er in dit dossier precies gebeurt, moet je door de
rapporten en jaarrapportages van een heleboel departementen. Dat was
voor ons de aanleiding om het bij dit debat in te steken. Maar ik hoor
wat de minister zegt en we zullen dit zeker meenemen bij een volgend
debat.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 10.
De heer Weverling (VVD):
De motie op stuk nr. 9 wordt dus ontraden. Dient u die wel in?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ja.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10.
Minister Kaag:
Ik moet de indienster verzoeken om de motie op stuk nr. 10 aan te
houden, want ik moet dit checken met het verantwoordelijke ministerie.
Mijn suggestie is dat schriftelijke advisering over deze motie kan
volgen door het ministerie van BZK. Ik heb hier geen inhoudelijke
informatie over. We hebben ook niemand te pakken kunnen krijgen die
hierover kan adviseren, waarbij ik namens het ministerie van BZK had
kunnen spreken.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik ben eigenlijk niet per se geneigd om de motie aan te houden. Dit gaat
nou juist over het jaarverslag. Dit lijkt mij dan het debat om deze
motie bij in te dienen, juist ook met het oog op het voorgaande punt.
Waar kunnen we haar anders indienen? Mag ik de motie dan toch indienen,
waarbij ik verzoek dat de appreciatie nog volgt?
Minister Kaag:
Ja, ik heb net toegezegd dat ik ervoor zal zorgen dat er zo spoedig
mogelijk schriftelijke advisering bij de motie komt door het ministerie
van BZK. Dat gaat over overheidsaankopen. Ik wil hier geen toezeggingen
doen of meningen geven terwijl ik niemand heb kunnen consulteren.
De voorzitter:
Ik hoor dat de stemmingen niet morgen zijn, maar volgende week dinsdag.
We wachten de appreciatie af.
De heer Weverling (VVD):
Even voor de administratie: dat houdt in dat BZK voor volgende week
dinsdag moet reageren.
Minister Kaag:
Ja. Dat hoop ik dan ook. Bij de motie op stuk nr. 11 wil ik nog even
onderstrepen dat wij ons natuurlijk bewust zijn van de kwetsbaarheden.
Deels is dit een taak voor de regering, maar het is ook echt een
verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf, zoals ik al een aantal malen
heb benoemd. Op verschillende terreinen, zoals bij medicijnen en
medische hulpmiddelen, onderzoekt de regering reeds die kwetsbaarheden
en maatregelen, ook in een EU-kader. Op andere terreinen wordt ook
gekeken of er reden is voor actie. Per saldo geef ik deze motie oordeel
Kamer, terwijl ik natuurlijk wel aanteken dat de verantwoordelijkheid
per sector echt valt onder de desbetreffende collega-ministers.
De voorzitter:
Dank. Oordeel Kamer. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 12.
Minister Kaag:
De motie op stuk nr. 12 ontraad ik. We hebben nog geen tekst ontvangen.
Dat is hetzelfde antwoord als al gegeven bij Mercosur. Wij nemen nota
van het feit dat hier grote bezwaren in staan, maar we kunnen geen
officieel commentaar geven op iets wat nog niet ter lezing is ontvangen
of in de normale procedure van behandeling is.
Dan de motie op stuk nr. 13. Het mandaat is nog niet vastgesteld. De
onderhandelingen zijn nog niet hervat, dus er is verder ook nog niets om
naar te kijken. Op die basis ontraad ik ook deze motie.
De voorzitter:
Dank, minister, voor de appreciatie van de moties. Voordat ik tot het
einde kom van deze vergadering, noem ik nog de toezeggingen.
De minister zal in de komende HGIS-nota en het jaarverslag aangeven welk deel van klimaatfinanciering gaat naar klimaatadaptatie, welk deel naar klimaatmitigatie en welk deel naar nevenactiviteiten. Dat was een toezegging aan de heer Van den Nieuwenhuijzen.
De minister zal de wijze van rapporteren over klimaatfinanciering ook internationaal met andere landen bespreken en de Kamer informeren over de uitkomst. Dat is ook een toezegging aan de heer Van den Nieuwenhuijzen.
Minister Kaag:
Nee, dat gaat over de OESO-DAC-indicatoren.
De voorzitter:
Dan passen wij dat aan.
De minister zal in de volgende jaarrapportage beleidscoherentie voor ontwikkeling meer expliciet rapporteren over genderaspecten van beleidscoherentie. Dat is een toezegging aan mevrouw Van den Hul.
De minister informeert de Kamer nader over de geschillenbeslechtingsprocedure van de EU tegen Zuid-Afrika over de export van pluimveevlees. Dat is een toezegging aan de heer Alkaya.
De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):
Volgens mij heeft de minister ook toegezegd om zich bij de Europese
Commissie in te spannen om misbruik van de ISDS-clausules binnen de
tekst van die verdragen te voorkomen. Volgens mij was dat ook een
toezegging.
De voorzitter:
Ja, maar een inspanningsverplichting is geen expliciete toezegging aan
de Kamer.
Minister Kaag:
Een kanttekening daarbij: vermeend misbruik.
De voorzitter:
We zijn over de tijd heen en aan het einde gekomen van dit
wetgevingsoverleg Slotwet Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking. Ik dank de minister en het team voor de
beantwoording van de vragen. Ik dank de Kamerleden voor hun aanwezigheid
en natuurlijk de mensen die dit van huis uit volgen. Een fijne
avond.
Sluiting 20.56 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 74 (2019-2020) van 22 juni 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |