Slachtoffers (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D43106, datum: 2020-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-10-28 13:00: Slachtoffers (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Slachtoffers
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 28 oktober 2020 overleg gevoerd met de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, over:
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 7 februari 2018 inzake opvang slachtoffers huiselijk en eergerelateerd geweld (2018Z02065);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 9 december 2019 inzake reactie op rapporten van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (Fundamental Rights Agency (FRA)) (33552, nr. 60);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 17 december 2019 inzake beschermen privacy van slachtoffers (33552, nr. 61);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 januari 2020 inzake beleidsreactie op het onderzoeksrapport "Hoe veilig gedragen wij ons online?" (28684, nr. 593);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 16 maart 2020 inzake beleidsreactie op het onderzoek "Speciale behoeften van slachtoffers van hate crime ten aanzien van het strafproces en de slachtofferhulp" (33552, nr. 63);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 24 april 2020 inzake maatregelen ter bescherming privacy slachtoffers (33552, nr. 64);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 5 juni 2020 inzake instelling Adviescollege schadestelsel voor slachtoffers van strafbare feiten (33552, nr. 65);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 22 juni 2020 inzake uitvoering toezeggingen en Meerjarenagenda Slachtofferbeleid (33552, nr. 66);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 augustus 2020 inzake start campagne senioren en veiligheid (28684, nr. 625);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 2 september 2020 inzake beleidsreactie WODC-rapport "De bescherming van minderjarige slachtoffers" (33552, nr. 67);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 31 augustus 2020 inzake aankondiging beleidsdoorlichting slachtofferbeleid (33199, nr. 37);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 27 augustus 2020 inzake reactie op signalen seksueel misbruik Jehova's Getuigen gemeenschap (34843, nr. 43);
de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen c.s. en de antwoorden daarop inzake de trage afhandeling van letselschadezaken door verzekeraars (2020Z15723);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 september 2020 inzake voortgang modernisering wetgeving inzake seksuele misdrijven (29279, nr. 618);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 oktober 2020 inzake hostingbedrijven en kinderpornografisch beeldmateriaal (31015, nr. 203);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 12 oktober 2020 inzake reactie op verzoek commissie over een onderzoek en vervolgstappen langlopende letselschadezaken (33552, nr. 68);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 14 oktober 2020 inzake uitvoering maatregelen privacy slachtoffers en toezeggingen/moties (33552, nr. 69);
de brief van de minister voor Rechtsbescherming d.d. 14 oktober 2020 inzake beantwoording vragen commissie over beleidsdoorlichting slachtofferbeleid (33199, nr. 41).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Van Meenen
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Haveman-Schüssel
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van den Berge, Groothuizen, Helder, Kuiken, Van Meenen, Van Nispen, Van Toorenburg en Van Wijngaarden,
en de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming.
Aanvang 13.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij dit notaoverleg van de vaste commissie voor
Justitie en Veiligheid. Aan de orde is het onderwerp slachtoffers. Ik
heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom. Wij moeten
constateren dat de minister van Justitie en Veiligheid is verhinderd. De
spreektijd is vier minuten. Ik zou willen beginnen met twee interrupties
per fractie. Als u daarmee kunt instemmen, geef ik als eerste het woord
aan mevrouw Helder van de PVV.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met het onderdeel het beschermen van de
privacy van slachtoffers. Er is de afgelopen tijd een verkenning
uitgevoerd naar de uitvoerbaarheid en de impact van een ICT-maatregel
bij de politie waarbij het adres en de woonplaats van het slachtoffer
standaard uit het proces-verbaal van de aangifte worden verwijderd. Dat
is in de praktijk niet uitvoerbaar zonder negatieve bijeffecten. Er
wordt nu gekeken naar een interventie aan het einde van het proces van
gegevensverwerking, namelijk op het moment direct voorafgaand aan het
verstrekken van het dossier aan de verdediging. Er wordt onderzocht of
het geautomatiseerd laten weghalen van bepaalde gegevens van
slachtoffers uit het dossier werkbaar zou zijn. De Kamer zou hierover
voor de zomer van dit jaar worden geïnformeerd. Dat is nu veranderd in:
verwachting begin 2021. Mijn vraag is: waarom duurt het zolang?
Dan het rapport Hoe veilig gedragen wij ons online?. Daaruit is gebleken
dat onveilig gedrag online nog steeds veel voorkomt. Er wordt ook
onderzoek gedaan naar onlineslachtofferschap. Alle onderzoeksresultaten
worden in samenhang bezien. Op basis daarvan worden conclusies getrokken
voor de aanpak van cybercrime. We zouden in het voorjaar van dit jaar
daarover worden geïnformeerd. Ik zou dus heel graag willen weten wat de
stand van zaken hieromtrent is.
Dan heb ik tot slot nog één vraag voor deze minister. Tijdens het
wetgevingsoverleg over de Wet uitbreiding slachtofferrechten heb ik
onlangs gevraagd naar een onderzoek naar een driepartijenstelsel, niet
omdat ik daar nou zo'n voorstander van ben, want ik weet het ook
allemaal niet — ik vroeg niet voor niks om een onderzoek — maar omdat ik
vind dat alle partijen in de rechtszaak recht moet worden gedaan. De
minister wilde dat toen niet. Hij zei dat het proces van de
modernisering van het Wetboek van Strafvordering al te ver op gang is.
Maar in de brief die we pas kregen van het Fonds Slachtofferhulp lees ik
dat de minister de komende periode: "met een aantal experts,
slachtofferorganisaties, de advocatuur en anderen om tafel wil om te
kijken naar de toekomst van het rechtsbestel en de toekomst van het
slachtofferrecht." Dat is precies wat ik ook vroeg. Ik zou daar dus toch
graag een nadere toelichting op willen.
Voorzitter. Dan had ik twee punten voor de minister van Justitie en
Veiligheid, te beginnen met de voortgang van de modernisering van de
wetgeving inzake seksuele misdrijven. Er ligt een wetsvoorstel. Het
meest in het oog springende daarvan is de strafbaarstelling van seks
tegen de wil. Mijn collega gaat daar verder op door, maar ik wou daar
vandaag toch ook wat over zeggen. Er komt dus een nieuw strafbaar feit
om het gat te vullen voor gevallen waarin naar de letter van de wet geen
sprake is van verkrachting omdat het slachtoffer zich om wat voor reden
dan ook niet heeft verzet. Ik wil namens mijn fractie op dit moment toch
één opmerking daarover maken. Een nieuw strafbaar feit is wel een goed
idee, maar het kan toch niet zo zijn dat wanneer een slachtoffer zich
niet heeft verzet, er juridisch geen sprake is van verkrachting. Ik
begrijp dat daarvoor een nieuw feit wordt gemaakt, maar waarom dan een
verschil in strafdreiging? Het is nog een aanzienlijk verschil ook, want
op verkrachting staat maximaal twaalf jaar en bij seks tegen de wil zou
dat zes jaar zijn. Dat vult naar de mening van mijn fractie dan geen
gat, maar dat maakt een verschil tussen slachtoffers. Wij vinden dat
niet terecht. Dat punt wilde ik vandaag dus toch even meegeven. Het is
niet echt een vraag, maar een punt.
Tot slot dan wel een vraag aan de minister voor Justitie en Veiligheid,
en wel over de hostingbedrijven en kinderpornografisch beeldmateriaal.
Er zijn afspraken gemaakt over het weghalen van dit materiaal. Dat is
ook expliciet vastgelegd. Meldingen van het Meldpunt Kinderporno van het
Expertisebureau Online Kindermisbruik worden binnen 24 uur opgevolgd.
Door de politie en het expertisebureau is de HashCheckService opgebouwd.
Daarmee wordt beeldmateriaal op servers gedetecteerd en dat kan dan
worden verwijderd. Maar er blijven helaas toch nog veel meldingen
openstaan. De minister zegt dat hij daarom gaat kijken naar de
mogelijkheid van een toezichthouder en een bestuursrechtelijk
handhavingsinstrumentarium. Er komt dan dus ook een wetsvoorstel. Mijn
fractie is het eens met dat wetstraject en die toezichthouder. Kan de
minister al iets zeggen over de stand van zaken?
Dan mijn laatste vraag. De minister heeft in de media ook gedreigd met
naming-and-shaming van bedrijven die er te weinig aan doen om het
beeldmateriaal meteen weg te halen. Ik zou graag willen weten wat het
resultaat daarvan is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Er is een interruptie van de heer Van Nispen voor
u.
De heer Van Nispen (SP):
Mijn vraag sluit een beetje aan bij het laatste punt dat mevrouw Helder,
terecht, maakte, over de verantwoordelijkheid van de
internetserviceproviders en de websites. Er zijn ook websites waarop
materiaal geüpload kan worden, waarop mensen dus allerlei beelden kunnen
plaatsen, zonder dat dat vooraf gecontroleerd hoeft te worden, omdat het
kenmerk van het open en vrije internet is dat je pas kunt klagen als het
erop staat. Maar dan is het leed vaak al geleden, bijvoorbeeld in het
geval van wraakporno of kinderporno. Die beelden krijg je er bijna nooit
meer af. Zou mevrouw Helder van de PVV mee kunnen gaan in een voorstel
voor een vergewisplicht bij dat soort websites waarop pornografisch
materiaal geüpload kan worden, dat dus rechtstreeks op websites
geplaatst kan worden? Daar zijn voorbeelden van en daar wordt
verschrikkelijk veel geld mee verdiend. Die vergewisplicht betekent dat
dat soort sites, die daar dus geld mee verdienen, zich ervan moeten
verzekeren dat er toestemming is voor het materiaal en het dus niet gaat
om wraakporno, en dat het alleen gaat om meerderjarigen en het dus geen
kinderporno betreft.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik vind dat een heel sympathiek idee, maar dan moet ik wel precies de
ins en outs weten. Hoe gaat dat er dan uitzien en gaat het werken? Het
klinkt heel goed, maar je moet je afvragen: zijn het de hostingbedrijven
of is het degene die de server of de website in stand houdt? Het klinkt
allemaal heel technisch. Ik weet het dus niet, maar ik ben zeker bereid
om daar namens mijn fractie over mee te denken, want je moet dit soort
dingen op alle manieren proberen te voorkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van den Berge van
GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb heel veel onderwerpen en slechts vier
minuten, dus ik laat een inleiding deze keer achterwege. Ik ga gewoon
even puntsgewijs de onderwerpen langs.
Laat ik beginnen met letselschade en schadevergoeding, en vooral de
afhandeling daarvan. Want het is nog te vaak een nachtmerrie voor
slachtoffers. Eerst maken zij iets vreselijks mee, zoals een
verkeersongeval, en vervolgens belanden zij in ellenlang juridisch
getouwtrek. We hebben de stukken gelezen. We hebben gezien dat de
universiteit van Utrecht onderzoek heeft gedaan en aanbevelingen doet.
We hebben ook gelezen dat De Letselschade Raad met die aanbevelingen aan
de slag gaat. Namens GroenLinks zou ik de minister willen vragen om er
zorg voor te dragen dat er straks niet weer alleen een vrijblijvende
gedragscode en vrijblijvende afspraken uit voortkomen, zoals nu
eigenlijk het geval is. We moeten echt gaan kijken hoe we wettelijke
waarborgen kunnen bieden die recht doen aan slachtoffers.
Ik kijk daarbij bijvoorbeeld naar het model in Frankrijk, hoe het in de
Franse wet is geregeld. Daar gelden bijvoorbeeld termijnen voor wanneer
een verzekeraar moet reageren op een claim. Daar is ook de bewijslast
voor het slachtoffer een stuk lichter; in sommige gevallen vindt zelfs
een omkering van de bewijslast plaats, waarbij de verzekeraar, als hij
niet wil uitkeren, moet aantonen dat het letsel niet door het ongeval is
ontstaan. In Nederland is dat omgekeerd: het slachtoffer moet aantonen
dat hij of zij het desbetreffende letsel niet had voor het ongeval. Wij
zouden de minister dus graag vragen om daarnaar te kijken.
We lezen in het stuk bij agendapunt 7 ook dat er een adviescollege wordt
ingesteld dat gaat kijken naar de vergoeding van letselschade. We zouden
de oproep willen doen om de opdracht nog iets te verbreden en dat
adviescollege gewoon breed te laten kijken naar wat we kunnen doen om de
positie van slachtoffers in de afhandeling van letselschade te
verbeteren en daarbij ook te kijken naar het model zoals dat in
Frankrijk wordt gehanteerd.
Voorzitter. Dan het onafhankelijk onderzoek naar ritueel misbruik. We
hebben daar in een eerder debat met deze minister uitgebreid over van
gedachten gewisseld. De Tweede Kamer heeft inmiddels een motie unaniem
aangenomen. We hebben in de procedurevergadering besloten om de minister
te vragen om snel met een brief te komen over het doel van het onderzoek
en de samenstelling van de onderzoekscommissie. We wachten natuurlijk
met smart op die brief, maar ik zou graag vandaag van de minister willen
horen hoe het ermee staat en wanneer we die brief kunnen
verwachten.
Voorzitter. Dan een derde punt dat belangrijk is voor mijn fractie:
discriminatie en racisme, en vooral de aanpak daarvan. We zien al jaren
dat er steeds allerlei incidenten opduiken, of het nou discriminatie is
op de arbeidsmarkt, in de zorg of op de woningmarkt. We slagen er
onvoldoende in om dit effectief te vervolgen. We horen ook vaak van
slachtoffers — dat komt naar boven in onderzoeken en anekdotes — dat hun
meldingsbereidheid laag is, omdat zij zich afvragen wat er vervolgens
met hun klacht gebeurt. Ik zou de minister willen vragen om binnen het
kabinet, dus in samenwerking met alle ministeries die hier een rol in
hebben, een integraal actieplan te maken om te kijken hoe de
meldingsbereidheid verhoogd kan worden en hoe de opsporing van
discriminatie en racisme effectiever vormgegeven kan worden.
Voorzitter. Dan ga ik naar onlineslachtofferschap. Dat is altijd
belangrijk en actueel, maar in deze tijden van corona is het natuurlijk
extra actueel, omdat we zien dat veel analoge criminaliteit, om het zo
maar te zeggen, zich verplaatst naar het internet. We zien dat veel
mensen slachtoffer worden van bijvoorbeeld phishing en spoofing. Als we
dan de kabinetsbrieven lezen over wat er gedaan gaat worden, lijkt dat
zich vooral te richten — maar misschien vergis ik me — op voorlichting
aan mensen over hoe ze zich zelf veiliger kunnen gedragen online. Prima,
dat moet ook gebeuren, maar we moeten natuurlijk ook kijken hoe we via
wetgeving en beleid bedrijven kunnen aanspreken en kunnen aansporen om
hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik zou daar graag een reactie op
krijgen. Concreet: als je internetbelt, kun je nog steeds zelf bepalen
welk nummer er op het beeldscherm van de ontvanger verschijnt. Dat zou
wat ons betreft snel aangepakt moeten worden. Ook moeten we kijken naar
bijvoorbeeld de rol die banken en andere bedrijven kunnen spelen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Wijngaarden van de
VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Ik begin met het Slachtofferportaal. Dat werkt goed omdat
slachtoffers de voortgang van een zaak hier goed kunnen volgen. Per
wanneer wordt dit landelijk ingevoerd? Als dat niet gebeurt, wat weegt
er dan zo zwaar dat het hieraan in de weg zou staan?
Dan de wettelijke meldplicht voor bestuurders met kennis van seksueel
misbruik. Hoe vordert de invoering van deze meldplicht? Wat kan de Kamer
deze kabinetsperiode nog verwachten?
Dan de slachtoffers van seksueel geweld. Hulp zoeken nadat je
slachtoffer bent geworden van seksueel geweld is vaak al moeilijk
genoeg. Als je dan de medische kosten voor bijvoorbeeld psychische hulp
of een onderzoek naar besmetting met geslachtsziektes zelf moet dragen,
zorgt dat voor een extra belemmering. De op 1 september ingegane proef
van de minister met de mogelijkheid om slachtoffers van seksueel geweld
van gratis zorg te voorzien, zodat zij hun eigen risico niet hoeven aan
te wenden, volgt de VVD met belangstelling. Wat zijn de ideeën en
scenario's van de minister voor de toekomst, met het oog op dit punt?
Verwacht hij dat de pilot omgezet kan gaan worden in nieuw, staand
beleid?
Dan de uitkering van letselschade. De VVD heeft bij monde van collega's
Helma Lodders en Aukje de Vries al vaker aandacht gevraagd voor de
uitkering van letselschade en vervolgens de belasting als vermogen in
box 3. Dat is nogal cru. Een letselschade-uitkering is bedoeld om na een
ongeval of ander triest feit het verlies van inkomsten te compenseren,
evenals medische kosten die niet vergoed worden. Denk aan de aanpassing
van de auto of de woning, hulp in de huishouding, dat soort dingen. Het
is dus geen vermogen; het is gek als je dat als vermogen zou zien. Met
de SP is al een motie ingediend — ik zie de heer Van Nispen verbaasd
kijken; o nee, ik zie een blik van herkenning — om inzichtelijk maken
wat het zou kosten als we deze uitkering helemaal buiten box 3 zouden
laten. Voor een aantal uitkeringen is dit nu al geregeld, heb ik
begrepen, maar wat zijn de verdere agenda en ambitie van het kabinet op
dit punt? Het is toch wel een wezenlijk punt.
Dan het hele vraagstuk van de regulering van de letselschademarkt. Is
het een markt? Ja, er is een vraag en er zijn aanbieders, dus het is een
markt, al klinkt dat een beetje cru. Ik vind dat een hele moeilijke,
want het aansprakelijkheidsrecht is een van de meest complexe vakken van
de rechtenstudie — ik herinner me dat ook van mijn studie — omdat je het
allemaal uit moet rekenen en er allerlei casuïstiek is: iemand heeft
maar één been verloren, dus die ene schoen heeft hij niet meer nodig,
maar die andere nog wel. Die berekeningen zijn te bizar voor woorden. Ga
er maar aan staan. Dat schijnt dus ook vreselijk lang te duren. De
normtijd, begreep ik, is twee jaar. Maar ik begreep ook dat 98% van de
gevallen wel binnen die normtijd wordt afgehandeld. Ik worstel er dus
mee in hoeverre je daarin al dan niet nog meer moet reguleren. Ik wil
wel een paar punten noemen.
De voorzitter:
Een ogenblik, er is eerst een interruptie voor u van mevrouw
Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb in het verleden als advocaat ook letselschadezaken gedaan. Dan
vroegen wij in de regel — dat had mijn patroon mij zo geleerd — om een
belastinggarantie als er uitgekeerd moest worden. Dus als het dan in box
3 zou landen, dan werd wel meegenomen dat je daar belasting over moest
betalen. Dat is eigenlijk mijn vraag. De heer Van Wijngaarden vroeg zich
af of hij het een markt mag noemen. Nou, bij sommigen inderdaad wel. Het
is goed om de minister te vragen om te proberen het eruit te laten, maar
is het, voor het geval dat niet lukt, niet een idee dat er zo'n
verplichting in een leidraad wordt opgenomen, voor mijn part met een
bepaalde sanctie erop? Letselschadeadvocaten, verzekeraars of wie dan
ook moeten dan gewoon aan die verplichting voldoen: ze moeten dat gewoon
vragen namens hun cliënt of verzekerde, zodat zodra er een uitkering is,
de belastingconsequenties wel in de afrekening worden meegenomen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik vind dat een interessante gedachte. Ik vroeg al wat de verdere agenda
en de ambities zijn. Ik heb begrepen van onze woordvoerders fiscaal dat
het bij sommige toeslagen, bijvoorbeeld voor de kinderopvang, niet
meetelt maar bij andere wel. Maar ik vind de gedachte die hier wordt
meegegeven om te proberen het te verankeren in de leidraad ook een
goede. Want waar het ons allemaal om gaat — ik heb er geen monopolie op
— is dat het per saldo voor het slachtoffer niet leidt tot een
onrechtvaardige situatie die verschrikkelijk cru is.
Dan …
De voorzitter:
Ogenblik. Dat was het wat betreft mevrouw Helder, maar de heer Van
Nispen heeft ook nog een vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Ik had daarnet geen blik van verbazing maar eerder een van hoop. Het
klopt dat onze partijen eerder samen hebben opgetrokken, maar het beeld
dat bij mij was blijven hangen, was dat de VVD uiteindelijk niet
helemaal heeft doorgepakt, terwijl we het toch samen hadden kunnen en
wat ons betreft ook willen regelen. Mijn vraag aan de heer Van
Wijngaarden is of we op dit moment wél gaan doorpakken en of we ervoor
gaan zorgen dat letselschadeslachtoffers uiteindelijk krijgen wat hen
echt toekomt.
Ik wil daar één vraag aan koppelen. Zojuist sprak de heer Van
Wijngaarden over sancties en termijnen. Hij wierp de vraag op of die
uiteindelijk de letselslachtoffers echt gaan helpen. Ik kan mij niet
voorstellen dat de heer Van Wijngaarden de laatste tijd niet allerlei
mails heeft gekregen van en gesprekken heeft gevoerd met deskundigen uit
de praktijk, of het nou advocaten zijn of verzekeraars of slachtoffers,
die bijna allemaal zeggen, met uitzondering van de verzekeraars: help
ons; maak die gedragscode, die zelfregulering bindend en zet er sancties
op; zorg ervoor dat letselschadeslachtoffers krijgen wat hun
toekomt.
De voorzitter:
Twee vragen, meneer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Inderdaad. Ik denk dat wij de goede samenwerking die er was, moeten
prijzen, maar ik wil nu aan het kabinet vragen wat de agenda is om de
aangenomen motie verder uit te voeren. Ik ga nu geen grote, stoere
toezeggingen doen, in de trant van: we gaan in dit notaoverleg
Slachtoffers grote pennenstreken zetten in het hele vermogensrecht en
box 3. Als de heer Van Nispen dat bedoelt, kan ik dat niet waarmaken.
Dat ga ik dus ook niet zeggen. Maar volgens mij is het onze ambitie om
ervoor te zorgen dat per saldo dit soort situaties van "adding insult to
injury " — sorry voor het Engels — niet ontstaan. Daarin vinden we
elkaar volgens mij allemaal.
Dan de pleidooien voor verankering in wet- of regelgeving. Ik vind
sowieso dat zelfregulering niet wil zeggen dat er sprake mag zijn van
vrijblijvendheid. Daar mag je sectoren ook op aanspreken. Maar de vraag
is welk probleem je gaat oplossen. Bijvoorbeeld het punt van de lange
doorlooptijden is verschrikkelijk complex, zoals ik zojuist al aangaf.
Ik weet niet of verankering in wet- of regelgeving echt iets zal afdoen
aan de complexiteit van die zaken, dus aan het bepalen van de
causaliteit en al die andere ingewikkelde dingen waar mevrouw Helder
goed in is.
Voorzitter. Dat in antwoord op de vragen van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik verwacht van de heer Van Wijngaarden vandaag geen grote woorden over
die belastingdiscussie betreffende box 3. Maar ik merk wel dat hij er
echt iets mee wil gaan doen. Ik ga hem en zijn partij er dus aan houden
om uiteindelijk te doen wat in het belang is van de
letselschadeslachtoffers op dat punt. Dus dat is heel goed.
Dan de doorlooptijden. Het probleem is heel vaak dat verzekeraars
onvoldoende mensen op hun afdelingen hebben om die claims sneller te
kunnen beoordelen en om de lastige vraagstukken, waar ruime termijnen
voor zijn, betreffende de causaliteit tussen letsel en ongeval goed te
kunnen beoordelen. Daar zitten de problemen. We zullen op de een of
andere manier de al twintig jaar slepende discussie over de vertragende
factoren in het letselschaderecht moeten doorbreken. Die vertragende
factoren zitten voor een belangrijk deel bij de verzekeraars, maar voor
een deel ook bij de belangenbehartigers. We kunnen dat doorbreken door
vandaag te doen waar zo veel partijen om vragen: zorgen voor normen en
zorgen voor sancties als verzekeraars niet doen waar ze voor zijn,
namelijk uiteindelijk uitkeren als daar aanleiding voor is.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord, maar toch een reactie.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Een korte reactie. Ik denk inderdaad dat we voor een uitdaging staan. De
enige vraag die ik heb opgeworpen, is of het specifiek verankeren van
iets in wet- of regelgeving de toverstaf is die we met elkaar zoeken. Ik
krijg het gevoel dat het complexer is. We hebben allemaal een brief
ontvangen van die vereniging van letselschade-experts. Dat zijn dus weer
andere mensen. Zij zeggen dat letselschadeadvocaat een beschermd en
gereguleerd beroep is; je kan jezelf niet zomaar letselschadeadvocaat
noemen. Maar ik kan wel morgen een bord in de tuin timmeren — helaas heb
ik geen tuin, maar stel dat — waarop "schade-expert" staat. Zo is het
mij verteld. Dan denk ik dat het dus niet alleen een kwestie van regels
is, maar ook een kwestie van expertise. Kunnen we het beroep van
schade-expert meer reguleren en kijken of we er hogere eisen aan moeten
stellen, zodat mensen zich niet zomaar zo kunnen noemen? Dan maken we
een kwaliteitsslag.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Aanvullend. Ik hoorde dat ik goed ben in complexe dingen, dus dat
probeer ik even uit te venten. Causaliteit vaststellen hoeft niet zo
moeilijk te zijn. Je kunt het opknippen in fases. Het vaststellen van de
aansprakelijkheid is vaak het probleem. Als de aansprakelijkheid eenmaal
is vastgesteld, komt er een enorm traject aan vertraging, weet ik uit
ervaring. Natuurlijk moet je kijken wanneer het op een gegeven moment is
afgehandeld. Dat is afhankelijk van het letsel. Maar als de
aansprakelijkheid is vastgesteld, denk ik dat er voortvarend met het
dossier kan worden omgegaan, misschien in fases vastgelegd in de wet. Je
gaat dan kijken in hoeverre de verschillende posten voortvloeien uit de
aansprakelijkheid. Dat is de causaliteit en dat is wel complex. Dat zal
een lang traject zijn. Maar als aansprakelijkheid is vastgesteld, moet
dat voortvarend worden opgepakt. Vervolgens moet je aan het einde
natuurlijk kijken dat er ook wordt uitgekeerd als het helemaal is
afgekaart. Daar zat vaak het derde probleem; er werd dan nog heel lang
getraineerd. Ik had vaak wat oudere cliënten en dan zaten ze bijna te
wachten totdat ze het aan de erfgenamen moesten uitkeren. Dat moet
gewoon gesanctioneerd worden, dat kan gewoon niet. We kunnen het dus in
fases opknippen en daar kan best een bepaalde termijn aan gekoppeld
worden. Is dat misschien een idee om alvast de impasse te
doorbreken?
De voorzitter:
De heer Van Wijngaarden, enigszins beknopt graag.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Als het gaat om rechtvaardigheid: als er objectieve normen zijn van de
sector zelf, waar je die ook redelijkerwijs aan kan houden, wil je hen
ook daarop ter verantwoording kunnen roepen zodat ze dat doen. Ik denk
dat dat sowieso moet gebeuren. Ik vind dit bij uitstek iets voor de
minister voor Rechtsbescherming. Hij doet dit volgens mij al bij andere
sectoren, zoals advocatuur en rechtsspraak. Maar ik denk wel dat je dat
soort objectieve normen, uitgesplitst naar fases, zou moeten doen.
Ja.
De voorzitter:
Meneer Van den Berge, u had ook nog een vraag aan de heer Van
Wijngaarden.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Misschien is die al beantwoord, maar ik ga er toch even op door. Ik wil
de heer Van Wijngaarden helpen. Hij begon met zeggen dat hij het liever
geen markt zou noemen; ik parafraseer een beetje. Toen dacht ik: we
zitten hier om op te komen voor de slachtoffers, dus dan zou het goed
zijn om objectieve wettelijke normen vast te leggen waarbinnen je ruimte
hebt voor flexibiliteit en maatwerk. In antwoord op collega Helder zei
de heer Van Wijngaarden dat die objectieve normen nodig zijn. Maar
begrijp ik goed dat hij ook vindt dat die moeten worden vastgelegd in de
wet?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Nee, ik heb niet gezegd dat dat per se moet. Ik begrijp juist dat die
normen er voor een deel al zijn. Het geldt voor iedere sector. We doen
het al bij artsen in ziekenhuizen. Als je ziet dat er in het ene
ziekenhuis vijf keer zo veel doorligwonden voorkomen dan in het andere,
vraag je ook wat er aan de hand is. Maar moeten we dus in de wet het
aantal doorligwonden gaan vastleggen? Ik ben daar nog niet van
overtuigd.
De voorzitter:
Meneer Van den Berge. Mevrouw Kuiken, u roept nu iets buiten de
microfoon om. Als u het woord wil, mag u dat vragen.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik vond het trouwens wel een terechte opmerking, maar goed, ik zal daar
niet via de microfoon op ingaan. Volgens mij hebben collega Van Nispen,
collega Helder en ik alle drie voorbeelden gegeven van wat je zou moeten
vastleggen. Dan gaat het bijvoorbeeld om de reactietermijn. In Frankrijk
hebben ze daar duidelijke normen voor, waar je overigens ook gemotiveerd
van kunt afwijken. Het is dus niet zo dat als je een norm vastlegt, deze
te allen tijde in beton gebeiteld is, ook als er goede redenen zijn om
ervan af te wijken. Collega Van Wijngaarden zei in zijn eigen betoog dat
zelfregulering niet vrijblijvend zou moeten zijn. Dat is natuurlijk het
punt. Maar in de praktijk zien we nu dat niet alle schadeverzekeraars
zich houden aan de bestaande zelfregulering. Dan is het toch een
logische stap om te zeggen: we gaan de basisnormen uit die
zelfregulering vastleggen in de wet? Het betreft regulering die door de
sector zelf is gemaakt, maar niet iedereen houdt zich eraan. Dus zeggen
wij: leg die minimumnormen vast in de wet. Ik zie het probleem
niet.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik proef bij de heer Van den Berge van GroenLinks een warm enthousiasme
voor en grote verwachtingen van dingen vastleggen in de wet. Het enige
wat ik heb gezegd, is dat ik daar een beetje mee worstel. Als er
fantastische resultaten blijken uit hoe het in Frankrijk gaat, hoor ik
dat graag. Ik vind ook echt dat we de minister daarop mogen bevragen. Ik
hoop dat hij dat heeft voorbereid; dat weet ik niet zeker. Ik zeg dus
niet op voorhand dat ik het een slecht idee vind. Ik zeg alleen op
voorhand dat ik niet weet of dat het probleem gaat oplossen. Wat ik veel
schokkender vond om te horen vanmorgen, is dat die letselschade-experts
zeggen dat er cowboys rondlopen die het verprutsen voor de rest. We
hebben allemaal die brief gekregen. Ik denk dus dat je ook moet bekijken
aan wat voor eisen en kwalificaties je moet voldoen voordat je jezelf
letselschade-experts kunt noemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder. U heeft nog één minuut. Nee, eerst mevrouw
Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik zal niet weer buiten de microfoon spreken.
Ik vind het toch te makkelijk. Letselschadezaken lopen al twintig jaar
en al twintig jaar wordt er getracht om het door zelfregulering beter te
maken. Die schade-experts zijn net zo goed een onderdeel van het
probleem als van de oplossing. Ze trekken nu aan de bel, maar ze zorgen
er ook voor, in de vorm van bemiddeling, dat heel veel zaken getraineerd
worden. We onderwerpen bedrijven aan allerlei toetsingen betreffende hun
waren of de wijze waarop ze hun winkels inrichten. Waarom zou dat hier
zo veel anders zijn, waar het gaat om civiele zaken? Een laatste
motivering: er zijn ook mensen die in opdracht dingen doen voor het
publieke domein. Ik ken een agent die voortdurend heen en weer wordt
gerold in de belangen van onder meer Achmea; ik noem ze hier maar even.
Die is al vijf jaar bezig om zijn letselschadezaak geregeld te krijgen,
terwijl hij gewoon tijdens zijn dienst gewond is geraakt.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik zal het houden bij één opmerking. Ik wil u verzoeken om niet meer te
denken dat het zich vanzelf wel oplost, maar om nu actief mee te denken,
over die naïviteit heen te stappen en te concluderen dat twintig jaar
zelfregulering gewoon echt onvoldoende is geweest. Er komen straks nog
moties van onze kant. Ik hoop dat de minister hierin ook stappen wil
zetten.
De voorzitter:
De heer Van Wijngaarden. Zonder herhaling.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het is niet zo dat ik een ongeclausuleerd geloof heb in zelfregulering.
Maar dat heb ik ook niet in het vastleggen van zaken in wet- of
regelgeving. Ik heb duidelijk aangegeven dat ik heel kritisch kijk naar
de vrijblijvendheid om jezelf schade-expert te noemen, en naar het je
houden aan de normen die je zelf gesteld hebt. Volgens mij willen we een
einde maken aan de vrijblijvendheid. Ik denk dat dat ook een deel van
het probleem is. Daardoor ontstaan er lange termijnen. Hoe dat het beste
kan gebeuren, daar moeten we vandaag met elkaar uit zien te komen. Maar
ik weet gewoon nog niet of het verankeren van dingen in de wet de
oplossing is.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, een allerlaatste opmerking.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Wij gaan een aantal concrete voorstellen doen. Ik zal dat doen op het
terrein van het onafhankelijke tuchtrecht, want dat is gewoon nodig.
Mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Nispen zullen ook voorstellen
doen. Ik ben niet eens degene die hier het langst mee bezig is, maar ik
ben wel al een aantal keer mee geweest naar mensen die slachtoffer zijn
van letselschade. Dan zie je wat dat in de praktijk met mensen doet:
huizen die verkocht worden, mensen die niet meer naar het werk kunnen
omdat ze van de regen in de drup belanden, mensen die alleen maar aan
het knokken zijn in plaats van dat ze aan hun herstel en toekomst kunnen
werken. Het is inderdaad heel erg ingewikkeld. Maar ik zou u echt willen
vragen: ga alstublieft een keer mee met ons, ga het gesprek aan. Laten
we in ieder geval een paar ankerpunten nu wél in wetgeving regelen, want
er wordt al twintig jaar gewacht. Dat zou ik heel erg op prijs
stellen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik ga altijd graag met mevrouw Kuiken op pad. Dat weet zij. Maar laat ik
hier zeggen dat ik zelf ook regelmatig met slachtoffers en nabestaanden
praat. Ik weet hoeveel ellende dat met zich meebrengt. Daarom gebruikte
ik ook "adding insult to injury". Dat moeten we juist met elkaar zien te
voorkomen. Het is mooi dat mevrouw Kuiken iets zei over het tuchtrecht.
Dat is volgens mij ook iets waar mevrouw Van Toorenburg aan werkt. Ik
wilde zelf ook vragen ...
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ja, dat ga ik nu doen.
De voorzitter:
Oké. U heeft nog één minuut.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik wil zelf ook vragen aan de minister hoe hij aankijkt tegen het idee
van een klachteninstantie voor letselschadeslachtoffers, mensen die voor
de tweede keer slachtoffer zijn geworden. Dat kan bijvoorbeeld bij het
Kifid of bij De Letselschade Raad. Dit idee komt van
letselschade-experts. Dat zijn wat mij betreft twee concrete dingen die
ik wil noemen. Waarom kan iedereen zich zomaar schade-expert noemen? Is
dat niet vragen om problemen? Is meer regulering niet toch
aangewezen?
Twee. Moeten we niet zorgen dat mensen zich tot een instantie die er al
is, het Kifid of De Letselschade Raad, kunnen wenden als ze ongelofelijk
aanlopen tegen verschrikkelijk lange termijnen? Dat zijn twee dingen
waarvan ik concreet overtuigd ben dat ze zouden kunnen helpen. Ik ben
benieuwd hoe de rest daartegen aankijkt.
Daar wilde ik het bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Dan is het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil dit debat vandaag ook gebruiken om verder
in te zoomen op letselschadeslachtoffers. Laat ik zeggen dat ik
ingenomen ben met wat er in de afgelopen tijd allemaal aan de gang is
geweest. We hebben Radar gezien, dat echt de kat de bel aangebonden
heeft. We hebben de minister gevraagd om serieus onderzoek te doen. Hij
heeft de Universiteit Utrecht onderzoek laten doen. Vervolgens is er een
uitkomst geweest. We hebben interessante stukken gekregen van veel
betrokkenen. Ik denk dat iedereen zich er inmiddels wel van bewust is
dat er serieus wat moet gebeuren.
Ik heb zelf onlangs een hele interessante bijeenkomst gehad, zo'n leuke
webinar — soms zijn ze echt leuk — met het Verbond van Verzekeraars,
degenen die het onderzoek hebben gedaan, Slachtofferhulp Nederland, een
aantal verzekeraars, De Letselschade Raad, medisch-adviseurs — the
works. Het was een grote bijeenkomst en daar vielen mij een paar dingen
op. Mij viel de waterscheiding op: moet je nou komen tot echte serieuze
regulering of moeten we een tandje bij zetten ten aanzien van
zelfregulering? Dat blijft toch de discussie. Ik zit nu bijna veertien
jaar in dit prachtige vak en het gaat niet zo heel lang meer duren, dus
ik voel tijdsdruk en urgentie bij mezelf. Ik wil nu echt stappen gaan
zetten. Dat betekent dat ik voor een belangrijk deel af wil van die
zelfregulering. Het is mooi geweest. We hebben heel lang gesproken. We
hebben slachtoffers bezocht die inmiddels zijn overleden en die nooit,
tot aan het einde toe, recht zijn gedaan. Ik vond eigenlijk dat Rosa
Jansen het het mooiste zei: er is eigenlijk een procedurele
onrechtvaardigheid. Als je slachtoffer wordt, kun je zelf, op je
kwetsbaarste moment, de strijd voeren om je recht te halen, waar je al
voor betaald hebt. Dat is gewoon de praktijk en dat kan niet. Daar
moeten we mee stoppen.
Er zijn belangrijke aanbevelingen gedaan. Als ik de brieven van de
minister lees die hij samen met zijn collega van Financiën heeft
geschreven, dan blijf ik daarin die zelfregulering toch als een panacee
zien. Dat blijft toch een beetje de oplossing en er komen een paar
tandjes bij. Ik ben nog het meest gecharmeerd van wat De Letselschade
Raad zelf heeft gezegd, met een paar serieuze stappen. Die moedig ik
aan, maar in die conferentie merkte ik al dat De Letselschade Raad
expliciet aan mij vroeg: vraag de minister om ons hier echt bij te
helpen, want niet alles gaat vanzelf. Waar kijk ik dan vooral naar? Dan
kom ik toch terug op de notitie die wij — de SP, de Partij van de Arbeid
en het CDA — enige tijd geleden samen hebben ingediend en op die punten,
want daar gaat het uiteindelijk om. Hoe zorg je er nou voor dat mensen
gedwongen worden zich aan hun eigen gedragsregels te houden? Daar hebben
we het al zolang over, maar ze gaan het gewoon niet doen! Ze gaan het
niet doen, tenzij we dat toch in de wet opnemen. Dat kwam heel duidelijk
naar voren en eigenlijk was iedereen het daar wel over eens. En zoals
Rosa Jansen ook zei: dat kan het moment doorbreken om die procedurele
onrechtvaardigheid te stoppen. Het blijft belachelijk dat je slachtoffer
bent en je recht moet halen. Daarbij is normering van belang — daar is
iedereen het ook over eens — met enige keuzevrijheid. Dat leg ik aan de
minister voor. Hoe zou hij die normering verder willen vormgeven?
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We hebben gezien dat er een veel dwingender tuchtrecht moet komen.
Uiteindelijk kan iedereen er gewoon mee wegzwemmen; mensen weten niet
waar ze uiteindelijk naartoe kunnen. Wij zijn er voorstander van dat dat
afdwingbare er uiteindelijk komt, met een kritische meekijker die tanden
heeft en niet alleen maar vrijblijvend advies kan uitbrengen.
Vervolgens gaf De Letselschade Raad een aantal dingen aan. Dat
landelijke keurmerk is belangrijk maar de minister moet daarbij helpen.
Hoe gaat hij dat doen? Er komt een commissie die straks een aantal zaken
afhandelt. Kan dat een bindend, onafhankelijk advies worden? Ook daar
lijkt de minister bij nodig te zijn. Je kunt nu niet communiceren met
het slachtoffer als er een belangenbehartiger tussen zit. Ook dat moet
nu worden opgelost. Dus er zijn zaken die afdwingbaar gemaakt moeten
worden: een toezichthouder met tanden die dwingend zaken kan
oplossen.
En wij blijven voorstander van directe verzekeringen. Daar moet de
minister ook maar eens naar gaan kijken. Daar kom ik in tweede termijn
dan wel op terug, tenzij iemand mij vraagt wat ik bedoel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van de heer Van
Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik hoor dat mevrouw Van Toorenburg voorstander is van directe
verzekeringen. Ik wist niet wat het was, maar dat is het volgende. Als
je nu een autoverzekering hebt, dan kun je een inzittendenverzekering
nemen. Ik heb dat ook, want ik moest vier keer doen over mijn rijbewijs.
Dan zijn de inzittenden altijd extra verzekerd. Het allerbeste …
-duurste heb ik. Dat klinkt heel sympathiek, maar de polisvoorwaarden
kunnen jaarlijks wijzigen. Je hebt nu het aansprakelijkheidsrecht met
allerlei dingen, jurisprudentie, richtlijnen, helemaal vastgelegd. Zegt
het CDA nu dat je dat wilt kunnen inruilen voor een stelsel waarbij je
veel meer van die directe verzekeringen krijgt en je dus meer
afhankelijk wordt van de jaarlijks fluctuerende polisvoorwaarden?
Begrijp ik dat goed en is dat dan wel echt zo'n goed idee?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We doen het nu zo. Ik koop een verzekering. Ik denk dat ik mijzelf goed
verzekerd heb, maar dat heb ik helemaal niet. Ik heb ú goed verzekerd,
want als ik schade berokken aan u, kunt u bij mij terecht. Ik heb
mijzelf eigenlijk helemaal niet verzekerd. Negen van de tien
Nederlanders weet dat niet eens. Iedereen zit z'n best te doen om een
goede verzekering te regelen maar ze weten niet dat het helemaal niet
over henzelf gaat. Je bent afhankelijk van wat een ander aan het doen
is. Die heeft misschien wel een waardeloze verzekering en daar sta je
dan. De hele verzekeringswereld heeft met veel interesse gekeken naar de
omslag die Zweden heeft uitgevoerd. Zweden heeft hetzelfde gehad en
heeft gezegd: wij hebben eigenlijk een toernooimodel georganiseerd; er
zijn altijd veel meer partners. Laten we het bij een bepaalde categorie,
bijvoorbeeld bij letselschadekwesties, zo organiseren dat je niet de
andere verzekering aanspreekt maar je eigen verzekering. Dan weet je
direct waar je aan toe bent. Je hebt jezelf netjes verzekerd. Vervolgens
haal je dat hele toernooimodel eruit, waar direct alle
belangenbehartigers in springen.
Wat ik dus zou willen, is dat de minister samen met het Verbond van
Verzekeraars en de De Letselschade Raad serieus gaat kijken naar de
voor- en nadelen daarvan. In België hebben ze het ook voor een stuk
gedaan. Neem meteen de pilot mee die de verzekeraars al hebben gedaan
bij twee kettingbotsingen, een in het noorden van het land en een in
Zeeland op een brug. Toen zijn ze gestopt met elkaar allemaal maar weer
aan te pakken, waar een godsvermogen naartoe gaat, maar hebben ze
iedereen zijn eigen verzekering laten aanspreken. Ik zou graag willen
dat we gaan kijken wat de kansen en bedreigingen zijn van zo'n ander
stelsel, namelijk het stelsel van de directe verzekeringen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik ben blij met dit heel genuanceerde, neutrale antwoord. Ik hoor
eigenlijk: laten we eens kijken naar de kansen en bedreigingen, de voor-
en nadelen. Daarin zit ook wel de erkenning dat er schaduwkanten aan
kunnen zitten. Ik vind het prima als de minister dat op die manier
bekijkt. Dan hebben we dat ook uitgezocht.
Maar dan heb ik nog een vraag over die tuchtraad. Zo noem ik het maar
even. Hoe ziet mevrouw Van Toorenburg dat dan voor zich? Wie moet die
tuchtraad oprichten? Hoe moet dit verankerd worden? Daar ben ik nog even
naar op zoek.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Af en toe zit ik naar dit dossier te kijken en dan denk ik een beetje
aan die toeslagenaffaire, mensen die slachtoffer zijn geworden en
nergens terechtkunnen. In het huidige stelsel hebben we van alles
opgetuigd. We hebben verzekeraars die zich in een verbond hebben
samengevoegd. We hebben advocaten met hun eigen tuchtrecht. We hebben De
Letselschade Raad. We hebben het Kifid. Maar het fascinerende is dat er,
als je jarenlang aan het lijntje wordt gehouden door je verzekeraar,
uiteindelijk toch niemand is waar je als gebroken slachtoffer naartoe
kunt gaan en kunt zeggen "deze verzekeraar flikt me dit", waarna die
persoon gaat kijken of dat klopt. Als het klopt, krijgt die verzekeraar
een draai om zijn oren. Als het niet klopt, heb je zand gehapt. Zo'n
simpel stelsel, waarbij we daadwerkelijk naast een slachtoffer gaan
staan, hebben we niet.
We hebben allerlei organisaties die kunnen zeggen: verzekeraar, u bent
fout geweest. Het slachtoffer heeft daar geen ru … Sorry, heeft daar
niets aan. Het Kifid gaat veel meer kijken naar wat er economisch
speelt. Uiteindelijk is dat voor het daadwerkelijke slachtoffer niet dé
persoon waarbij het terechtkan. Ik wil dat we het zo organiseren dat
iemand die het slachtoffer wordt, kan zeggen dat de verzekeraar zich
niet houdt aan de gedragsregels. Dat zijn nu nog gedragsregels, maar die
komen straks wat mij betreft in de wet. Dan kan het slachtoffer tegen
die persoon zeggen: kunt u mij helpen? Die gaat helpen en die gaat het
oplossen. Volgens mij is dat de weg waarlangs wij uiteindelijk deze
oplossing moeten vinden.
De voorzitter:
Mevrouw Helder had ook een vraag voor u.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb een vraag over die directe verzekering. Met een autoverzekering,
het voorbeeld dat werd aangehaald, is het nu als volgt. Je hebt een
ongeluk. Jouw verzekeringsmaatschappij keert uit. Is de andere partij
aansprakelijk, dan neemt jouw verzekeringsmaatschappij regres op de
verzekeraar van de tegenpartij. Daar heb ik een vraag over. Hoe zit het
met de directe verzekering? Wordt die problematiek dan vervangen? Zo ja,
gaat het slachtoffer de ellenlange discussie die het nu voert met de
tegenpartij, dan niet voeren met de eigen verzekeraar? Gaat die dan niet
zeggen: ja, leuk met die directe verzekering, maar punt a valt er niet
onder en punt b ook niet. Dan vraag ik me af of we het ene systeem niet
inruilen voor het andere.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Als het daarbij zou blijven, zou dat waar zijn, maar wij hebben
natuurlijk meer noten op onze zang. Wij willen dat die gedragsregels in
wettelijke regels worden omgezet, en dat daar vervolgens iemand toezicht
op houdt die tanden heeft. Dan maak je het systeem compleet, want anders
verschuif je de ellende alleen maar. Daarover ben ik het eens met
mevrouw Helder. Maar ik vind het toch fascinerend dat deze discussie
jarenlang in Zweden heeft gespeeld. Toen hebben ze er toch voor gekozen
om een ander stelsel in te richten. Sindsdien zien ze dat het
toernooimodel is weggevallen. Want het werkt niet altijd precies zoals
mevrouw Helder zegt. Soms ben je gewoon wel afhankelijk van andermans
verzekering. Dan wordt het een enorm gedoe. Per definitie hebben we er
een toernooi van gemaakt. Dat moeten we afbreken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Van Nispen van de SP voor zijn
bijdrage. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ook ik begin vandaag met het onrecht dat slachtoffers van
letselschade vaak ten deel valt. Een afschuwelijke gebeurtenis,
bijvoorbeeld een ongeval, verandert het leven van mensen. Daarna worden
mensen soms ook nog slachtoffer van de verzekeraar. Vorig jaar deed ik
samen met het CDA en de PvdA al voorstellen. De minister liet ons
wachten op het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar langdurige
letselschadezaken, maar ik vind zijn reactie daarop toch wel
teleurstellend. Er komen geen harde verplichtingen in de wet, geen
tuchtrecht. Eigenlijk is het meer van hetzelfde.
Ik vind ook dat de minister nauwelijks ingaat op de conclusies van de
enquête van Radar, bijvoorbeeld over Ingrid, met een whiplash, die
vijftien jaar aan het procederen is om haar recht te halen. Haar dossier
zit muurvast. Zoals zij zijn er zovelen. Medische adviseurs en soms
dubieuze belangenbehartigers, maar vooral verzekeraars traineren de
boel.
Die problemen met de afhandeling van letselschade duren nu al twintig
jaar. Zolang loopt de politieke discussie erover al. Zelfregulering
werkt hier kennelijk niet. Het slachtoffer moet centraal komen te staan,
want het is per definitie een ongelijke strijd. Het slachtoffer is een
drama overkomen, en dat staat dan tegenover een grote, kapitaalkrachtige
onderneming, die het geld en alle tijd van de wereld heeft en het liefst
zo min mogelijk uitkeert.
Wij doen daarom de volgende voorstellen. Er moeten sancties komen voor
verzekeraars die de termijnen overschrijden en de boel traineren. Het
niet nakomen van de regels moet gevolgen hebben. En er moet inderdaad
wettelijk, onafhankelijk tuchtrecht komen voor de verzekeraars, waar
mensen terechtkunnen met klachten over verzekeraars die de regels niet
naleven. Dat helpt slachtoffers, die hiermee hun gelijk kunnen krijgen.
Maar een effectieve naleving van de regels en toezicht op verzekeraars
zijn uiteindelijk van belang voor de hele samenleving.
Dan kom ik op slachtoffers van zedenmisdrijven. Om deze slachtoffers
beter te beschermen moeten we ook de vindplaatsen aanpakken, de websites
die erotisch materiaal aanbieden en waar gebruikers zelf materiaal
kunnen uploaden. Dat is erg problematisch. Die sites verdienen op dit
moment bakken met geld over de ruggen van slachtoffers van zedenzaken.
De SP wil daar een eind aan maken door dit soort sites te verplichten
zowel de toestemming als de leeftijd van personen die figureren, de
modellen, te controleren, om zo wraak- en kinderporno te weigeren. Want
nu hoeven ze namelijk pas materiaal te verwijderen als ze een melding
krijgen van een slachtoffer of een organisatie, maar dan is het al te
laat. Daarom moet er een vergewisplicht komen. De sites moeten zich
ervan vergewissen dat er toestemming is en dat de leeftijd 18-plus is.
Graag een reactie van de minister op dit voorstel.
Mijn volgende punt gaat over het EOKM, het Expertisebureau Online
Kindermisbruik. Mevrouw Helder sprak er ook al over. Dat speelt een
belangrijke rol in het verwijderen van kinderporno en het bieden van
voorlichting en hulpverlening aan slachtoffers. Ook beide ministers
hebben hier altijd goede en warme woorden voor over. Maar hoe kan het
dan dat de minister tegelijkertijd de subsidiekraan van het EOKM
dichtdraait? Waarom gebeurt dat? Het water staat hen letterlijk aan de
lippen. Het voortbestaan van het expertisebureau is zelfs in gevaar.
Waarom laat de minister dat gebeuren?
Ten slotte nog twee vragen. De eerste gaat over de schadevergoeding aan
minderjarige slachtoffers door het CJIB, als de
schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, aan minderjarigen dus. Hoe wordt
gewaarborgd dat de schadevergoeding het minderjarige slachtoffer toekomt
en niet wordt opgemaakt door de wettelijk vertegenwoordiger? Je zou
eigenlijk willen dat het geld pas vrijkomt als het slachtoffer 18 wordt.
Is de minister bereid om hierover in gesprek te gaan met Slachtofferhulp
Nederland en de uitvoeringsconsequenties in kaart te brengen?
En helemaal tot slot de hulp aan ongedocumenteerde slachtoffers. Vrouwen
zonder verblijfsrecht die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, krijgen
alleen toegang tot opvang en begeleiding als zij rechtmatig verblijf
hebben. Dat is in strijd met het Europese recht. Eigenlijk is het ook
gewoon onrechtvaardig en niet menselijk. Veel vrouwen zonder
verblijfsvergunning kunnen hierdoor in de praktijk niet ontsnappen uit
een gewelddadige relatie. Wat gaat de minister doen om dit ernstige
probleem op te lossen?
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Groothuizen van D66.
De heer Groothuizen (D66):
Dank u wel, voorzitter. De afgelopen jaren hebben slachtoffers en
nabestaanden terecht een steeds grotere rol gekregen in het strafproces.
Volgens mij is het belangrijkste dat die grote rol niet alleen op papier
bestaat, maar juist in de praktijk wordt neergelegd. Daar lijkt het nog
niet altijd goed te gaan. D66 vindt dan ook primair dat er meer aandacht
moet zijn voor een goede uitvoering van de bestaande regels, in plaats
van voor het steeds maken van nieuwe regels en nieuw beleid. Daarom zal
ik vandaag ook vooral aandacht besteden aan het in de praktijk brengen
van slachtofferrechten.
Allereerst wil ik de minister voor Rechtsbescherming een algemene vraag
stellen. In 2018 kwam hij met zijn Meerjarenagenda slachtofferbeleid, om
in de periode 2018-2021 de slachtofferrechten te versterken. We zitten
inmiddels op ongeveer drie vierde van die periode. Kan de minister aan
de hand van de tijdlijn die hij in 2018 heeft opgestuurd, ons vertellen
waar hij zit? Dat mag wat mij betreft ook per brief, als u dat liever
heeft. Liggen we op schema of niet? Kan hij ook aangeven waar we nog op
moeten inzoomen? Wat zijn de belangrijkste hiaten?
Voorzitter. Ik heb eerder aandacht gevraagd, overigens net als vele
collega's, voor voorzieningen voor slachtoffers … Ik zie mevrouw Van
Toorenburg, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, ik ook. Mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik interrumpeer even omdat ik juist op dit punt een vraag wilde stellen
aan D66. Zij zijn terecht al die tijd bezig geweest met de praktijk, met
hoe het werkt. Wij zijn steeds samen opgetrokken om te kijken hoe de
rechtbanken het voor elkaar hebben. Vindt D66 het met ons ook
ontluisterend om te zien dat ouders van een vermoord kind uiteindelijk
uit onmacht in een rechtszaal moesten gaan zitten op de stoel van de
officier van justitie om hun slachtofferverklaring uit te spreken? Het
is dus blijkbaar nog steeds niet geregeld dat slachtoffers en
nabestaanden vanuit hun positie fatsoenlijk kunnen spreken. Is dit nou
het voorbeeld dat u bedoelt? Moeten we er niet echt voor zorgen dat daar
heel rap een einde aan komt?
De heer Groothuizen (D66):
Ik denk dat mevrouw Van Toorenburg doelt op de zaak-Nicky Verstappen in
Limburg. Ik heb hetzelfde voorbeeld ook wel eens aangehaald. Ik doe dat
nu weer: een nare zaak met een levensdelict waarbij uiteindelijk de
nabestaande eigenlijk gedwongen werd om naast de verdachte te gaan
zitten. Toen heb ik zelf aangeboden: gaat u maar even op de plek van het
OM zitten. Dat is overigens ook geen aanbeveling. Ik weet niet helemaal
hoe in de casus die u nu noemt corona misschien ook een rol speelt. Daar
wil ik enige clementie voor hebben. Kleine zalen en 1,5 meter afstand
houden maakt het ook wel ingewikkeld. Maar volgens mij gaat het om dit
soort voorbeelden. Volgens mij is dit precies waar mensen het meest last
van hebben, wat het meest ingrijpt. Dan kunnen wij hier allemaal
prachtige verhalen hebben over regels, beleid en geld, met alle respect
voor de collega's die zich daar goed voor inzetten, maar als het op deze
manier in de praktijk misgaat, missen we een beetje de kern. Dus om de
vraag te beantwoorden: ja, op dit soort voorbeelden doel ik.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Groothuizen (D66):
Dat geeft me eigenlijk een bruggetje, want ik heb inderdaad eerder
aandacht gevraagd voor de voorzieningen voor slachtoffers bij gerechten.
Het is ook een onderdeel van de agenda van de minister. Het gaat dan
bijvoorbeeld om aparte ruimtes waar slachtoffers kunnen wachten voor of
tijdens een rechtszaak, zodat ze niet met een verdachte of een vermeende
dader worden geconfronteerd. Uit een evaluatie van, ik meen, vorig jaar
bleek dat er nog steeds wel knelpunten zijn, met name door de inrichting
van gerechtsgebouwen en de grootte daarvan. Ook financiële middelen en
zittingscapaciteit waren wel lastig. Ik kan me voorstellen — mevrouw Van
Toorenburg gaf 'm eigenlijk heel mooi aan — dat de oplopende
achterstanden bij de rechtbank en de beperkingen als gevolg van corona
het allemaal nog ingewikkelder maken. Kan de minister aangeven wat de
stand van zaken is? Hoe zijn de gerechten hiermee bezig? Wat is de
invloed van het virus op de voortgang van zijn plannen?
Ik vond in dit bredere verband van de uitvoering en beleid het position
paper van het Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving
interessant. Het was wat hoog over, maar ik vond het wel een interessant
stuk. Zij werpen eigenlijk de vraag op of een opeenstapeling van
aanpassingen wel zo goed uitpakt en pleiten voor een meer evidencebased
aanpak. Toen ik alle — het waren er geloof ik zeventien of achttien —
brieven van vandaag las, duizelde het me af en toe van alle projecten,
proeftuinen, pilots en andere initiatieven. Ik vind het echt lastig om
daar nog een beetje grip op te krijgen. Dus ik snap eigenlijk hun punt
wel. Hoe kijkt de minister aan tegen het paper? Wat vindt hij ervan? Is
hij ook bereid om eventueel de handschoen die deze onderzoekers
aanreiken op te pakken?
Voorzitter. Een ander punt — mevrouw Helder heeft het ook aangeroerd —
is hoe we kunnen voorkomen dat gegevens van slachtoffers zonder goede
reden in het strafdossier terechtkomen. Soms is er natuurlijk wel een
goede reden voor of heeft het ook niet zo veel zin om ze eruit te halen
op het moment dat de plaats delict gelijk is aan het adres van iemand,
want dan is het een beetje een zinloze exercitie. Volgens mij is
iedereen daar voor. Het kan wel lastig zijn. Ik begrijp ook dat er iets
met simulatieprojecten is gebeurd. Kan de minister uitleggen hoe het
daarmee staat? Het lijkt een goede oplossing aan de voorkant, maar wat
is het knelpunt en waarom duurt het zo lang?
Voorzitter. Tot slot. Op sociale media gebeurt het helaas dat namen en
woonadressen van journalisten, maar ook van politici worden
gepubliceerd. Dat gaat dan soms vergezeld van stevige bedreigingen. De
heer Van Dam, collega van mevrouw Van Toorenburg, heeft hier terecht
gisteren tijdens het mondelinge vragenuur aandacht aan besteed. We
krijgen daar nog informatie over van de minister. Ik ga niet die vraag
herhalen. Wat ik wel een beetje miste in die discussie was de
problematiek die blijkbaar doxing heet, namelijk dat je allerlei
informatie van mensen bij elkaar veegt, die vervolgens op internet gooit
en dat je een beetje bekijkt wat je daar allemaal mee kunt. Ik zou van
de minister willen weten — en dat mag hij wat mij betreft ook per brief
beantwoorden als het meer uitzoekwerk kost — of deze doxing niet iets is
wat onder de AVG verboden is en dat we het in die zin in het kader van
de AVG zouden kunnen aanpakken. Dan hoeven we er misschien helemaal niet
iets nieuws voor te creëren. Maar kunnen we op die manier deze toch wel
intimiderende werkwijze aanpakken? Graag een reactie van de
minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Nispen heeft een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ook ik zal het bij een vraag houden, voorzitter. Dat laatste punt is een
terecht punt, maar mag ik dan op dit punt aandacht vragen voor de
uitvoering? We weten dat de Autoriteit Persoonsgegevens, de
privacy-waakhond, onderbemand is. Die kan heel vaak helemaal niet
optreden, omdat er gewoon te weinig menskracht is. Ik heb met D66 vaak
opgetrokken om daar aandacht voor te vragen, maar ik denk dat we nu een
bepaald punt hebben bereikt. We zien in allerlei discussies dat privacy
ongelofelijk belangrijk is, maar als we geen privacy-waakhond hebben die
zijn tanden kan laten zien, moeten we de minister echt oproepen om fors
te investeren om ook dit soort problemen effectief aan te kunnen
pakken.
De heer Groothuizen (D66):
Ik hoorde niet echt een vraag, maar ik snap de oproep. Als je iets doet,
moet je vervolgens ook handjes en voetjes hebben om dat in de praktijk
uit te voeren. Dat ben ik met de heer Van Nispen eens. Tegelijkertijd
constateer ik ook dat we met z'n allen natuurlijk in elk overleg een
wensenlijst met wel zestien punten kunnen opvoeren — daar wil ik altijd
een beetje voorzichtig in zijn — maar dan weten we ook dat het niet
allemaal gaat lukken, want uiteindelijk zal het altijd een beetje
verdelen van de schaarste blijven. Maar mijn vraag aan de minister is:
wat kan er al onder de AVG? Volgens mij vloeit daar dan de vraag uit
voort wie dat zou moeten doen en of daar vervolgens ook de ruimte voor
is. Zo nee, dan moet je vervolgens kijken of je bereid bent om daar
ruimte voor te creëren. Ik denk dat dat de volgorde is.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Kuiken van de Partij van de
Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Als hekkensluiter zou ik mij bij een aantal onderwerpen aan
willen sluiten. Kortheidshalve sluit ik me aan bij de vragen die zijn
gesteld over de privacy. Mevrouw Helder begon daarmee en de heer
Groothuizen eindigde ermee. Idem dito voor de vragen over het EOKM, waar
de heer Van Nispen aandacht voor vroeg. In de begroting staan ze voor
dezelfde prijs in de boeken, terwijl het aantal meldingen eigenlijk
alleen maar is toegenomen. Dus het bureau staat onder grote druk. Die
signalen kent de minister vast ook. Hoe gaan we hiermee om, zo wil ik
graag van hem weten.
Voorzitter. Het is geen verrassing dat mevrouw Van Toorenburg, de heer
Van Nispen en ikzelf al enige tijd zeer actief zijn op het terrein van
letselschade. Er ligt nu inderdaad het onderzoek. Dat is goed. Het
aantal voornemens is ook goed, maar we zijn nog niet tevreden. Directe
verzekeringen spelen een rol, evenals de procedures, de sancties, maar
ook het onafhankelijke tuchtrecht. Kortheidshalve sluit ik graag aan bij
de vragen die daarover zijn gesteld.
Ik heb ook een vraag over de privacy. Er wordt steeds meer een beroep
gedaan op de Autoriteit Persoonsgegevens. Ik wil graag weten hoe het
budget dat ze hebben, zich verhoudt versus de taken die ze hebben. Dan
mijn tweede vraag. Wij hebben behoorlijk wat wensen, bijvoorbeeld als
het gaat om de bescherming van slachtoffers, van privacy, van
adresgegevens, et cetera. Welke rol kan de Autoriteit daarin vervullen?
Zijn er bijvoorbeeld taken waarbij we nu kijken naar de politie die
wellicht verschoven kunnen worden naar de Autoriteit? Liggen daar wensen
of concrete plannen? Zou ik misschien concreet kunnen maken of het niet
verstandig is om ook een analyse te maken van welke taken nu waar liggen
en waar een verschuiving wellicht voor de hand zou kunnen liggen? Graag
een reactie van de minister, omdat ik denk dat dat belangrijk is.
Voorzitter. Dan heb ik nog een laatste opmerking, want ik ben bijna door
mijn tijd heen. Dan vergeet ik één ding, maar dat doe ik dan in tweede
termijn. In zijn algemeenheid merk ik op dat slachtoffers niet alleen
maar geholpen zijn bij een goede procesgang, een goede bejegening, een
goede afhandeling van letselschade of een goede schadeafhandeling. Het
gaat natuurlijk ook over snelheid. Als ik alleen al het voorbeeld van
Ietje en haar man Ron mag noemen: een dame op leeftijd die op brute
wijze is aangerand, seksueel is misbruikt. Die zaak alleen al heeft vijf
jaar geduurd. Uiteindelijk is dit niet tot de hoogste instantie gegaan,
dus was het na vijf jaar uiteindelijk klaar. Maar dat had er ook mee te
maken dat er een nieuwe advocaat kwam, waardoor de rechtszaak vertraagd
werd. Dat treft natuurlijk heel veel slachtoffers. Dat treft ook ouders
van vermoorde kinderen of zussen van broers die zijn vermoord. Dat maakt
ook dat het slachtofferschap zo lang duurt. Voor Suzanne, een vrouw die
ik ken, duurt de zaak al meer dan vijf jaar. En weer was er vertraging,
en weer moest er opnieuw psychologisch onderzoek worden gedaan. Dus mijn
algemene notie is wel: welke stappen kunnen we zetten om die procesgang
te versnellen? Door daar snelheid in te kunnen boeken, denk ik dat
bijvoorbeeld het tweede slachtofferschap kan worden voorkomen. Het is
heel erg een open deur, maar toch vind ik het belangrijk om dat hier
genoemd te hebben. Want als dat alleen maar verder vertraagt, denk ik
dat het gevolg van slachtofferschap alleen maar wordt vergroot en dat
kan volgens mij niet de bedoeling zijn.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb toch nog een vraag aan mevrouw Kuiken over het tuchtrecht. Zij
noemde het een paar keer en ik dacht: er komt wel een uitgewerkt plan of
betoog vandaag. Je kunt nu al een klacht voorleggen aan het
Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Je kan naar de rechter
toe. En er bestaat nota bene een tuchtraad — dat klinkt zelfs nog beter
— namelijk de Tuchtraad Financiële Dienstverlening. Ik zoek even wat
mevrouw Kuiken met haar mede-initiatiefnemers, wat ik hartstikke goed
vind, nu precies anders, meer en extra wil ten opzichte van wat er nu al
kan.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ten eerste zijn de meeste voorbeelden die u noemt niet onafhankelijk.
Wij willen onafhankelijkheid; laten we daarmee beginnen. Laat ik het
voorbeeld noemen van de Nationale ombudsman. We hebben zo'n
onafhankelijke figuur omdat je ergens kunt vragen, ook als je een
conflict hebt met de overheid: oordeel over mij. Het belangrijkste wat
we willen, is onafhankelijkheid. Daar zoek je dan goede mannen en
vrouwen bij. Dat doen we bij de Raad van State ook, dus ik denk dat het
kan. Het moet vooral niet de slager zijn die zijn eigen vlees keurt,
maar het moet echt onafhankelijk zijn. Dat is één.
Twee. Een rechtbankgang kan pas op het moment dat een zaak daadwerkelijk
afgerond is of als iemand het ergens niet mee eens is. Maar het vraagt
heel veel van een individuele civiele partij om daar wat in te doen,
terwijl het eigenlijk zo moet zijn dat op het moment dat er een conflict
ontstaat, je als partij naar een onafhankelijke tuchtraad gaat en
daarmee snelheid kunt creëren. We kunnen volgende week een heel
uitgewerkt voorstel neerleggen, maar het moet in ieder geval voldoen aan
de onafhankelijkheid en een verhoging van de kwaliteit en snelheid in
dit soort letselzaken.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Er klinken hier grote, stevige verwijten dat de drie die ik net noemde
niet onafhankelijk zijn. We hebben ook een vraag aan de minister: hoe is
de onafhankelijkheid goed geborgd in de klacht- en tuchtmogelijkheden
die er nu al zijn en hoe kan die beter geborgd worden?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
De vraag is goed. Ik stel die niet voor niets. Maar het is niet zo dat
we hier op een namiddag hebben bedacht dat een onafhankelijke tuchtraad
nodig is. Er ligt een geschiedenis van twintig jaar. Er ligt heel veel
zelfregulering. We hebben niet voor niets gevraagd om een onafhankelijk
onderzoek. Het is niet zo dat wij bedacht hebben: joh, laten we weer
eens even wat verzinnen zodat de media kunnen scoren. We proberen hier
serieus te zoeken naar oplossingen voor problemen die breed bekend zijn.
Ik wil het niet bureaucratischer maken. Ik wil juist dat mensen de
garantie hebben dat die termijn van twee jaar ook geldt voor zaken die
een hoger geldbedrag vragen dan die €30.000, €40.000 of €50.000, want
daar loopt het mank. Neem een simpele zaak. Op het moment dat mijn fiets
gemold wordt en ik daarmee naar mijn verzekeringsman stap, is het zo
geregeld. Maar op het moment dat ik arbeidsongeschikt raak en dat in de
papieren gaat lopen omdat ik geknakt word in een bloeiende carrière, heb
ik een probleem. Dan wordt het ingewikkeld en dan gaan de jaartallen
lopen. Dat moeten we zien te voorkomen, juist in die zaken waarin de
belangen zo groot zijn, namelijk geld. Voor de verslaglegging: ik maakte
het telgebaar. Dan moet je kunnen handelen. Ik denk dat de minister dat
ziet, dus ik denk dat hij het ook met ons eens is. De vraag is vooral
hoe snel en hoe stevig hij nu wil optreden.
De voorzitter:
Dat gaan we allemaal horen vanaf ... O, er is eerst een punt van orde
van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Het helpt het debat als we elkaar niet verwijten dat er geen uitgewerkte
voorstellen liggen. Ik neem aan dat er een schorsing is van een paar
minuten. Ik zal dadelijk in de schorsing het uitgewerkte voorstel
printen dat wij een jaar geleden, in november 2019 met z'n drieën,
mevrouw Van Toorenburg, mevrouw Kuiken en ik, hebben gemaakt en dat wij,
daarbij geholpen door deskundigen, hebben uitgewerkt. Daar staat precies
in wat er schort aan het Kifid, aan het huidige toezicht op de
verzekeraars. We hebben dit allemaal uitgewerkt, daar is goed over
nagedacht en er is door deskundigen meegekeken. Ik zal dat dadelijk
printen en dan zal ik het nogmaals overhandigen aan iedereen die het wil
lezen.
De voorzitter:
Prima, hartelijk dank. Ik schors de vergadering tot 14.25 uur.
De vergadering wordt van 14.06 uur tot 14.28 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor Rechtsbescherming voor zijn
eerste termijn.
Minister Dekker:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met alles wat is gezegd rond
letselschade, een groot thema in dit notaoverleg. Dan heb ik een groot
blok met heel veel vragen rond de voortgang van veel dingen die zijn
teruggekomen in de brief over de meerjarenagenda slachtoffers. Daar
zitten tal van thema's in. En ik wil afsluiten met een derde blok. Dat
zijn eigenlijk alle vragen die meer op het terrein van mijn collega
liggen. Ik ga mijn best doen om die vragen zo goed mogelijk te
beantwoorden. We kijken hoever we komen. Mocht het niet helemaal lukken,
dan kan een deel daarvan eventueel nog schriftelijk worden
afgedaan.
Ik begin met letselschade, eigenlijk om twee redenen. Om te beginnen
hebben we daar nu een aantal keren over gesproken in deze commissie. Ik
vind dat steeds uitermate goed geïnformeerde en betrokken debatten,
bijvoorbeeld als ik mevrouw Helder hoor vanuit haar praktijk. Ik weet
dat velen van u slachtoffers hebben gesproken. Dat heb ik zelf ook
gedaan. Misschien wel een van de meest tragische gevallen is het geval
dat mevrouw Van Toorenburg en ik allebei goed kennen van iemand die na
een fietstrip een dwarslaesie heeft opgelopen en heel lang in de clinch
heeft gelegen met zijn verzekeraar. Hij is er niet meer. Het is echt een
vreselijke zaak. Dat soort dingen gaan je niet in de koude kleren
zitten.
Het is misschien ook wel een beetje een persoonlijke hobby. Ik geloof
dat ik eerder al eens verklapt had ... U kent in ieder geval die
inmiddels bekende foto — ik kan in geen enkel praatprogramma zitten of
die komt wel weer voorbij — van die man met de armen in twee mitella's
hier in de plenaire zaal. Ik heb zelf als ervaringsdeskundige ook een
keer mee mogen maken wat het betekent als je iemand aansprakelijk moet
stellen, omdat hij zijn hond los laat lopen op een fietspad en je
plotseling van de wielen wordt gereden.
Voorzitter. Ik heb gezien en ik heb ook uit de gesprekken met
slachtoffers wel meegekregen wat een ongelofelijke impact het heeft als
je een zwaar ongeluk hebt gehad, de fout niet bij jezelf maar bij een
ander lag en je die aansprakelijk moet stellen. Als je door dat hele
proces heen gaat — dat zien we soms ook in het strafrecht — is het
gevaar groot dat je voor een tweede keer slachtoffer wordt. Je hebt het
gevoel: ik lig in de kreukels, ik moet nu voor de zoveelste keer mijn
verhaal doen, ik moet voor de zoveelste keer naar een arts voor dit, of
ik moet heel erg lang wachten; ik heb het gevoel niet goed te worden
behandeld. Dat is uitermate frustrerend. Ik denk dat we allemaal een
enorme motivatie hebben om daar wat aan te doen, om te kijken of we dat
op de een of andere manier kunnen verbeteren. Dat was voor mij in ieder
geval de reden dat toen een aantal van u daarover begon, ik denk
inmiddels twee jaar terug, ik heb gezegd dat ik dit echt met De
Letselschade Raad ga aanpakken, omdat ik ook weleens onderzocht wil
hebben: waar zit het 'm dan in? Ik vind De Letselschade Raad wel een
interessant platform, want daar zitten weliswaar de verzekeraars in,
maar het zijn lang niet alleen de verzekeraars. Het zijn ook advocaten,
het zijn ook de experts, het zijn ook de slachtofferorganisaties zelf.
De ANWB zit erin, de Consumentenbond geloof ik; heel veel partijen die
verschillende belangen vertegenwoordigen.
Ik vind het onderzoek van de Universiteit Utrecht goed en interessant,
want dat laat een paar dingen zien, zeg ik toch even kort als start van
deze discussie. Kijkend door een objectieve bril naar zaken waar het
lang duurt — zij hebben dat gedaan; het zijn onderzoekers — komen zij
bij het overgrote deel van die zaken tot de conclusie dat het heel erg
lang duurt, maar dat het voor een groot deel onvermijdbare
omstandigheden zijn. Denk bij ingewikkelde letselschade bijvoorbeeld aan
een medische eindtoestand die nog niet is bereikt. Iemand is nog in
behandeling, loopt nog bij de fysiotherapeut. Het kan zijn dat de
klachten minder zijn geworden, maar dat een arts zegt: we weten niet of
het weg blijft; het kan weleens terugkomen. Dat kan een reden zijn dat
iets lang duurt. Soms heeft het te maken met discussies over
causaliteit, hele complexe dingen. Zij zeggen eigenlijk dat er in het
onderzoek ook een aantal zaken zijn aangetroffen waarin mensen niet
netjes worden behandeld, maar dat het bij het overgrote deel ligt in de
complexiteit van de casus, de zaak die aanhangig is.
De voorzitter:
Een ogenblik. Mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik zou eigenlijk wel willen weten of de minister ook persoonlijk heeft
gesproken met degenen die het onderzoek hebben gedaan. Zij hadden
natuurlijk niet de opdracht om met aanbevelingen te komen. In een
interessant gesprek met alle verzekeraars, het genootschap dat ik net
noemde, zeiden ze zelf dat ze niet zozeer alleen die duur een probleem
vonden, maar dat ze zagen dat het slachtoffer helemaal niet centraal
staat en dat er geen betrokkenheid is.
Minister Dekker:
Dat is mijn tweede punt. Ik was ook nog niet uitgesproken. Dit is de
behandeling van de zaak. Dit is als je er bij wijze van spreken met een
neutraal, onafhankelijk oog naar kijkt.
Het interessante wat je vervolgens terugziet, is dat als je aan
slachtoffers vraagt hoe zij het hebben ervaren, een veel groter deel van
die slachtoffers het idee heeft dat ze aan het lijntje zijn gehouden,
dat ze zijn benadeeld. Er is dus een enorm grote discrepantie tussen
iemand die daar neutrale, zakelijke manier naar kijkt en hoe
slachtoffers zich eigenlijk voelen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, want nu lijkt het net alsof dat niet ook de conclusie is van de
onderzoekers. Het is niet zo dat de onderzoekers sec hebben gezien: goh,
het duurt heel erg lang en het is vaak medisch ingewikkeld. Zij
constateren zelf dat het slachtoffer niet centraal staat. Nu lijkt het
alsof je vervolgens met de slachtoffers praat: goh, die staan niet
centraal. Dat is ook de conclusie van de onderzoekers. Laat dat dan even
heel duidelijk zijn.
Minister Dekker:
Dat ben ik helemaal met u eens. Dat gevoel komt ergens vandaag en dat
beschrijven de onderzoekers ook heel erg goed in hun rapport. Ze laten
zien dat er in het proces, in de afhandeling zelf, in het proces van
afhandeling een aantal dingen niet goed gaan, waardoor dat gevoel van
onrechtvaardigheid eigenlijk alleen maar wordt vergroot, onnodig ook
wordt vergroot, juist omdat de boel daardoor af en toe op scherp komt te
staan.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Dekker:
Vervolgens worden er een aantal aanbevelingen en suggesties gedaan. Ook
De Letselschade Raad heeft gezegd: hoe kunnen we nou het best handen en
voeten geven aan de conclusies die hier liggen? Dan zie je dat er niet
één oplossing is waarmee je het allemaal zou kunnen oplossen, maar dat
je op verschillende vlakken wat moet doen. Een van die dingen is het
vergroten van inzicht van slachtoffers in de schadeafhandeling, dus veel
meer betrokkenheid, veel meer meenemen in "wat is de stand van zaken,
wanneer volgt er weer overleg", openheid over de stappen die moeten
worden genomen. De kwaliteit van de schadeafhandeling kan en moet worden
verbeterd.
Wat ik ook interessant vind, is dat in het onderzoek het volgende wordt
gezegd. Mevrouw Van Toorenburg had het een aantal keren over een soort
toernooimodel met partijen die tegenover elkaar staan en conflicten die
alleen maar verder worden vergroot. In het onderzoek wordt gezegd: als
je ziet dat het af en toe op scherp staat, kijk dan of je kunt toewerken
naar vormen waarin je dat vermindert, bijvoorbeeld de inzet van
mediation, niet twee onafhankelijke artsen maar bij wijze van spreken
een gezamenlijke arts die een goede diagnose stelt. Dat zijn in mijn
ogen goede punten. Ik ben blij dat De Letselschade Raad die ook oppakt
en daarmee aan de slag wil. Ik heb al toegezegd dat daar waar ze mijn
hulp nodig hebben, ik bereid ben om met ze verder daarover door te
denken.
Een aantal van u hebben in dit debat gezegd: wij willen eigenlijk nog
een stapje verder gaan; wij willen nog meer onderzocht hebben of meer
vastgelegd hebben. Laat ik beginnen met het punt van mevrouw Van
Toorenburg over de directe verzekering. Dat is eigenlijk een hele
omkering van het stelsel. Ik vind het op zich een interessante
gedachtegang, maar ik heb ook steeds nagedacht: hoe kan nou een directe
verzekering helpen bij het oplossen van de problemen met langlopende
letselschade? Bij een eenvoudige schadezaak kan ik me daar goed iets bij
voorstellen. Als je een deuk in je auto hebt, dan is dat vrij makkelijk.
Dan kan het handig zijn dat je gewoon zaken doet met je eigen
verzekeraar. In de praktijk hebben ze bij een aantal kettingbotsingen
ook dat soort afspraken gemaakt: laat iedereen nou de eigen rekening
voor zich nemen in plaats van dat er enorm gesteggeld wordt over
causaliteit. Dat scheelt heel veel werk, het gaat sneller, er is meer
tevredenheid en het is waarschijnlijk uiteindelijk goedkoper voor
iedereen, ondanks het feit dat je gewoon je schade vergoed krijgt. Maar
bij letselschadezaken, zeker bij zaken die langer duren, zien we dat
echt ingewikkeld is. Langlopende letselzaken zijn van nature complex.
Dat komt omdat er niet altijd meteen duidelijkheid is over de omvang van
het letsel als het gaat om de medische eindtoestand. En dan kun je er
ook niet altijd meteen een schadebedrag aan plakken. Dan is het maar de
vraag of je met een directe verzekering nu echt komt tot een snellere
afhandeling of dat dat niet leidt tot hetzelfde gesteggel, nu niet met
de verzekering van de tegenpartij maar met je eigen verzekeraar. Daar
zit voor mij dus nog wel een punt van hoe ga je daar dan mee om.
Als ik onverzekerd op mijn fiets zit en door iemand word aangereden, dan
heb ik schade door toedoen van een ander. Is het vanwege het feit dat ik
mij niet heb verzekerd, rechtvaardig dat ik dan misschien moet fluiten
naar mijn centen? Ik wijs nu even naar die hypothetische persoon. Die
meneer is aansprakelijk. Met andere woorden: er komen wel ingewikkelde
vragen achter weg. Wie is nou verantwoordelijk voor schade? Stel dat ik
mij niet verzekerd heb. Nu kan ik gewoon iemand aansprakelijk stellen en
zeggen: of jij je nou verzekerd hebt of niet, uiteindelijk wil ik dat
dat …. We hebben natuurlijk een wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering. Maar hoe werkt het als het andersom
gaat?
Dat laat onverlet dat als mevrouw Van Toorenburg tegen mij zegt dat er
in Zweden ongelofelijk goede ervaringen mee zijn opgedaan, ik alle
bereidheid heb om samen met De Letselschade Raad te kijken wat ze daar
gedaan hebben, wat de voor- en nadelen zijn en wat het zou inhouden als
je een omslag zou willen doen naar zo'n stelsel. Zo'n verkenning lijkt
me alleen maar zinnig.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Die toezegging aan mevrouw Van Toorenburg is duidelijk, maar hij begon
natuurlijk wel met te zeggen: dat zou een omkering zijn van het stelsel
dat we nu hebben. Dat zijn de letterlijke woorden van de minister. Ziet
de minister op dit moment een reden voor omkering van het stelsel?
Minister Dekker:
Ik ben er nog niet van overtuigd dat we de kant op moeten van een direct
stelsel. Maar ik heb wel gesprekken gevoerd met verschillende
verzekeraars, ook letselverzekeraars, die er steeds op wijzen dat het
een interessant model is waardoor je van die doorgeslagen juridisering
af zou kunnen komen. Ik ken het onvoldoende, maar kennelijk hebben ze
daar in Zweden goede ervaringen mee opgedaan. Op zo'n moment denk ik:
dat maakt mij wel nieuwsgierig. Dan wil ik weleens weten wat er precies
gebeurt. Het minste wat ik dan kan doen, is dat eens onder de loep
nemen, daar met verzekeraars naar kijken en vervolgens bij u terugkomen
met de voor- en nadelen ervan. Het is, denk ik, een enorme operatie als
je zoiets doet. Ze hebben nu een WA-stelsel. Ja, ga dat maar eens even
omslaan! Dus voordat we zeggen: die brug gaan we over … Maar een goed
geïnformeerd debat daarover — zou het voordelen met zich meebrengen, zou
het misschien een aantal problemen oplossen? — kan ik best faciliteren
door dat eens te verkennen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
De lobby hiervoor van de verzekeraars weet mij ook te vinden. Ik vind
het ook goed dat de minister hier vanuit intellectuele nieuwsgierigheid
naar wil kijken. Maar als ik hem dan hoor zeggen dat hij hier met de
verzekeraars naar gaat kijken, hoop ik dat hij dat breder zal doen en
dat hij daar ook met rechters en andere experts op dat terrein naar
kijkt. Ik hoop dat hij daar niet alleen met de verzekeraars naar kijkt,
want niet alles wat uit Zweden komt, is goed.
De voorzitter:
Oké. Nu laten we een veelbetekenende stilte vallen.
Minister Dekker:
Dat ben ik helemaal met de heer Van Wijngaarden eens. Ik zal het
aanvliegen met De Letselschade Raad, juist ook omdat daar die brede
vertegenwoordiging in zit. Daar zitten de verzekeraars, de slachtoffers
en de consumentenorganisaties in. We moeten eerst maar eens even gewoon
grofmazig kijken of het überhaupt iets zou kunnen zijn. En dan kom ik
over een paar maanden bij u terug om te kijken wat dat heeft
opgeleverd.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Dekker:
Voorzitter. Het tweede punt is die gedragscode. Ik denk dat we allemaal
wel het gevoel hebben dat wat in die gedragscode staat, gewoon goed is.
Dat zijn bepaalde richtlijnen, bepaalde termijnen, de afhandeling en de
rechten van de consument en van de slachtoffers. Maar ik heb
tegelijkertijd ook wel gedacht: oké, maar als je dat dan wettelijk
vastlegt, wat levert dat dan op? Leidt dat nou tot een verbetering van
het proces of is het middel misschien erger dan de kwaal? Ik ben een
beetje bang. Daarom heb ik ook echt afhoudend en aarzelend gereageerd in
mijn brief in reactie op de initiatiefnota. Dat is niet omdat wij iets
anders zouden willen, want wij willen volgens mij allemaal precies
hetzelfde. Maar ik heb gewoon zitten denken: stel nou dat je dat
wettelijk borgt en er wordt een termijn niet gehaald. Wat je dan krijgt
— nog wel meer dan nu het geval is — is eigenlijk een soort situatie
waarin mensen zich gaan beroepen op formele rechten, brieven gaan
schrijven. Of andersom, dat je om aan de termijnen te voldoen, op een
gegeven moment een pro-forma-antwoord krijgt. En daar zit eigenlijk niet
op te wachten. Dus ja, ik zit met een dilemma. Ik vind de afspraken die
erin staan, goed. Daar zou je je eigenlijk gewoon aan moeten houden.
Maar als je het gaat formaliseren, ben ik eigenlijk heel erg bang dat
het weleens het tegengestelde effect zou kunnen hebben.
De voorzitter:
Neem mij niet kwalijk, meneer Van Nispen. Ik had het niet gezien. Ik ben
voorzitter en doe ook nog een heleboel andere dingen. Daarom moet ik af
en toe heel even iets anders doen. Meneer Van Nispen, gaat uw
gang.
De heer Van Nispen (SP):
Het is u vergeven, voorzitter.
Ik begrijp wel wat de minister zegt. Ik geloof ook echt oprecht dat hij
uiteindelijk ook het beste voorheeft met letselschadeslachtoffers. Ik
zie dit punt wel echt anders dan de minister. Alles wat hij net heeft
gezegd over de conclusies van het onderzoek van de Universiteit Utrecht
naar langlopende letselschade, zou volgens mij versterkt kunnen worden
door de GBL, de Gedragscode Behandeling Letselschade, die door sommigen
de grote boze leugen wordt genoemd en door anderen een tandeloze tijger.
Dan gaat het mij niet zozeer om het wettelijk verankeren ervan, maar wel
om er consequenties aan te verbinden als die niet wordt nageleefd. En
laat het in heel veel gevallen wel goed gaan. Ik wil dat nog best wel
geloven. Het gaat mij om die gevallen waarin het heel erg slecht gaat.
Een van de voorschriften is bijvoorbeeld: reageer binnen drie maanden op
de aansprakelijkheidsstelling. Dat is eigenlijk hartstikke duidelijk,
maar het gebeurt in de praktijk vaak niet.
Iets wat we er graag in zouden willen hebben — dat zou wat ons betreft
een aanvulling moeten zijn; dat hebben we ook eerder voorgesteld — is
het uitkeren van verschuldigde bedragen binnen veertien dagen. Er is
geen excuus voor om dat niet te doen. Als je een bedrag verschuldigd
bent, moet je het doen. En juist die stok achter de deur om te zeggen "u
kunt een dwangsom of een boete krijgen als dat niet gebeurt", zou dat
stelsel kunnen completeren. Dat zou het beter en effectiever kunnen
maken. En dat is waar we volgens mij naar op zoek zijn, niet om te
zwartepieten en om bepaalde groepen de schuld te geven, maar om het
duidelijker te maken en te zeggen: dit is geen tandeloze tijger meer;
het niet naleven van de regels, die oorspronkelijk door iedereen zelf
zijn afgesproken — zelfregulering — heeft consequenties.
Minister Dekker:
De heer Van Nispen haalt twee voorbeelden uit de gedragscode. Hij heeft
het bijvoorbeeld over betalingen. Dat is kennelijk iets wat
overeengekomen is, dat als er niks in de weg staat, er snel betaald moet
worden. Daar kan volgens mij ook weinig discussie meer over zijn. We
hebben ook betalingstermijnen in de wet op heel veel andere terreinen.
Die zijn iets langer, maar ik kan me er wel iets bij voorstellen dat je
daarvan zegt: dat kun je hardmaken. Maar er staan ook bepaalde dingen in
diezelfde gedragscode die betrekking hebben op bijvoorbeeld de
reactietermijn op inhoudelijke kwesties. Laat ik bijvoorbeeld een
ingewikkelde medische kwestie noemen. Dat is een van de belangrijke
oorzaken waarom sommige zaken heel erg lang duren. Dan weet ik niet of
dat in alle gevallen haalbaar zal zijn. Ik kan me voorstellen dat er
redenen zijn waarom een reactie langer duurt, omdat de zaak gewoon
medisch complex is.
Er is een andere kant van de zaak, die ik ook vaak zie bij slachtoffers.
Vertegenwoordigers moeten richting verzekeraars op tijd antwoorden, maar
slachtoffers willen soms even een time-out hebben. Met andere woorden,
ze krijgen een aanbod, maar het groeit hun even boven het hoofd, of ze
hebben even geen zin meer in de zaak. Er kunnen dus goede redenen zijn
waarom je er even wat langer over doet dan wat er in de gedragscode is
afgesproken. Het fijne van de gedragscode vind ik dat die uitgaat van
een inspanningsverplichting, van streefwaarden, van hoe je in principe
in het overgrote deel van de gevallen met elkaar omgaat. Als je dat gaat
formaliseren in de wet, krijgt het status. Dat betekent dat partijen
zich erop gaan beroepen. Een dag te laat betekent dan dat men een
sanctiepad gaat aflopen. Daar heb ik grote vrees voor. Waarom? Omdat de
reden dat er een grote discrepantie is tussen hoe een zaak inhoudelijk
wordt geanalyseerd door de onderzoekers uit Utrecht versus waarom mensen
toch zo vreselijk ontevreden zijn, vaak te maken heeft met het feit dat
het proces nu al zo enorm geformaliseerd is. Ik ben er daarom een veel
groter voorstander van om een zoektocht te doen naar hoe we ervoor
kunnen zorgen dat de gedragsregels beter worden nageleefd, hoe er
wellicht meer aan zelfregulering wordt gedaan, dat we werken met
keurmerken en dat die je ook worden afgenomen als er klachten zijn. Als
we het helemaal in het formeel-juridische domein trekken en moeten
nadenken over hoe je het in de wet formuleert, hoe je voor
beroepsmogelijkheden zorgt, wie er dan toezicht op gaat houden, wat de
wettelijke sancties zijn die je eraan koppelt ... U hoort het een beetje
in mijn woorden: ik ben echt huiverig voor een verdere formalisering en
juridisering van dat proces. Dit is de grote worsteling waarmee ik zit.
Ik betwist ook niet uw intenties, want we willen allemaal dat het snel
gaat en dat mensen netjes worden behandeld, maar ik ben bang dat we
eerder kwaad dan goed doen als we het tot een wettelijke standaard
maken.
De voorzitter:
Goed. Ik beschouw uw reactie op deze interruptie al als een deel van uw
eigen betoog, eerlijk gezegd.
Minister Dekker:
Zeker, ja.
De voorzitter:
Ik wil toch proberen om interrupties weer terug te brengen naar waar ze
voor bedoeld zijn. Dat geldt zowel voor de vragenstellers als degene die
antwoord geeft. Het moet dus echt korter, zeg ik even in uw eigen
belang.
Ik kijk weer even naar de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
De minister problematiseert de boel. En ja, er zullen inderdaad complexe
situaties zijn. Ja, soms zal een van de partijen om een time-out vragen.
De minister zegt te vrezen voor juridisering, maar mijn vrees is dat we
nu niet doen wat wij hier vandaag voorstellen. Dan gaan we eigenlijk
verder op dezelfde voet zoals het al twintig jaar geprobeerd is: nog een
keer vragen aan de partijen om zich netjes aan de afspraken en regels te
houden. Er moet een einde komen — dat wordt mijn vraag, voorzitter — aan
eindeloos traineren. Er wordt soms zes maanden gedaan over een reactie
op een bepaalde brief, omdat er bijvoorbeeld een personeelstekort is op
de afdeling van de verzekeraar omdat hun dat geld scheelt. Dat is nou
eenmaal helaas soms ook de praktijk. Het kan er gewoon niet meer bij
zijn dat dit geen consequenties heeft, want daardoor zitten slachtoffers
eindeloos te wachten. Dat is het punt en het doel van het voorstel. In
de algemene maatregel van bestuur, waarin we dan die gedragscode
behandeling letselschade kunnen verankeren, kunnen we verstandige dingen
gaan opschrijven. Daar gaat het natuurlijk om. Daarin gaan we niet
opschrijven dat iedereen bij één dag te laat meteen pats, boem de volle
mep moet betalen. Dat is nooit het doel. Het gaat om het nakomen van wat
er is afgesproken. Daar hoor ik graag een positieve reactie op van de
minister.
Minister Dekker:
Het voorbeeld dat de heer Van Nispen aanhaalt dat er heel erg lang wordt
gedaan over dingen vanwege personeelstekorten, is niet het beeld dat
oprijst uit het onderzoek. Dat laat echt zien dat er doorgaans andere
redenen zijn, die veel meer met de complexiteit van een zaak te maken
hebben, waardoor zaken lang duren. Ik geef het maar mee, maar niet als
een jij-bak: ik vind dat De Letselschade Raad zelf heel goede suggesties
doet. U zegt: we gaan door op de oude voet. Nee, dat vind ik helemaal
niet. Ik stop er extra geld in voor mediation. Ze hebben zelf een aantal
suggesties gedaan. Ze komen met een keurmerksysteem. Ze komen met een
aparte commissie, die een soort oordeel moet geven als het gaat om
vastgelopen zaken. Dat is allemaal nieuw en dat zijn hele goede dingen.
Maar ze hebben zelf niet aangegeven dat een verdere wettelijke
verankering van die gedragsnormen enorm zou helpen. Als dat wel het
geval was geweest, dan had ik daar misschien nog met een andere blik
naar gekeken, maar ik denk dat er ook aan die kant enige huivering is.
Leidt een verdere juridisering van dit proces nou echt tot een beter
resultaat voor slachtoffers?
Mevrouw Helder (PVV):
Ik zie die wettelijke verankering als stok achter de deur juist wel
zitten. Met name in complexe zaken ontstaan de problemen. Het zijn zaken
waarin slachtoffers op het moment zelf niks meer kunnen en soms in de
toekomst ook bijna niks meer kunnen. Dan heb je het over de omvang van
de schade en daar zitten twee grote problemen aan vast: de medische
eindtoestand en de gederfde inkomsten. Je moet dan gaan bekijken wat
diegene uiteindelijk was geworden, wat zijn of haar carrière zou zijn
geweest. Het punt is dat de hele uitkering van de schade daar vaak aan
wordt opgehangen. Het slachtoffer moet al die tijd wachten. Dat kan
gewoon niet. Die mensen hebben ook rekeningen te betalen. Juist in die
zaken is zo'n wettelijke verankering nodig, zodat er gewoon een stok
achter de deur is dat er niet aan het eind pas iets betaald gaat worden,
want dan laat je mensen echt in de kou staan. Ziet de minister in dat
licht toch niet iets in een tussenstap, in meer dan we nu hebben?
De voorzitter:
De minister, kort graag.
Minister Dekker:
Het overgrote deel van de verzekeraars komt in de bestaande praktijk dan
met een voorschot. Vaak is er een discussie of het bijvoorbeeld één of
twee ton moet zijn. In de tussentijd wordt er dan wel van uitgegaan dat
het in geen geval lager dan een ton wordt. Er wordt vaak bevoorschot
voordat een zaak tot een eindfase komt. Je ziet dat er in de praktijk
echt wel stappen worden gezet. Op een gegeven moment krijg je een
discussie. Mensen hebben een bepaalde opleiding en hebben op hun 20ste
een ernstig ongeluk gehad. Ze zeggen dan bijvoorbeeld: als ik dat
ongeluk niet had gehad, had ik mijn studie medicijnen afgemaakt en was
ik arts geweest en had ik tot aan mijn 67ste anderhalve ton per jaar
verdiend. Dat zijn ingewikkelde discussies, want niemand heeft een
glazen bol. Vaak gaat het om heel veel geld. En soms hangt het dan af
van de inzet van een slachtoffer. Wat vindt een ander reëel? Het is niet
zo dat je dan uiteindelijk niet ergens naartoe kan. Uiteindelijk bestaat
er gewoon de gang naar de rechter. Dit soort dingen duurt vaak heel erg
lang, omdat er ook aan de kant van het slachtoffers soms wordt gezegd:
nu ben ik het gewoon zat, nu ga ik naar de rechter om een uitspraak te
krijgen; ik vind dat ik dit verdiend heb; dit is mijn claim en ik wil
horen of die gerechtvaardigd is.
Mevrouw Helder (PVV):
Mijn ervaring ligt natuurlijk wel wat in het verleden, maar zij leert
dat er heel wat water onder de brug door is voordat die bevoorschotting
over de brug komt. Het draait allemaal om de erkenning van de
aansprakelijkheid en die laat vaak heel lang op zich wachten. Daar zit
dan ook wel een groot probleem. Maar goed, ik denk dat we niet nader tot
elkaar komen.
De voorzitter:
Dat is mijn gevoel ook.
Mevrouw Helder (PVV):
Wij hebben hier een duidelijk verschil van mening over.
Minister Dekker:
Ik begrijp uw punt. Soms wil je een termijn hebben. Als je kijkt naar
die gedragscode, zullen ze allemaal zeggen dat het goed is. Voor het
overgrote deel van de gevallen zou iedereen zich daar netjes aan moeten
houden. U zegt alleen: omdat het goed is, moet je het vastleggen in de
wet. Dan kunnen mensen zich daar formeel op beroepen. Mijn aarzeling is:
als je dat doet, leidt dat misschien tot veel meer brieven schrijven en
getikketak heen en weer. En onmiddellijk komt daar de vraag achteraan
wie er toezicht op gaat houden. Dat heb ik ook niet een-twee-drie
belegd. Het zijn stevige vragen met heel veel eromheen. Ik weet niet of
de mensen daar uiteindelijk mee geholpen zijn. De meest complexe zaken
die lang duren, zijn niet de zaken waar mensen heel lang met een kluitje
het riet in worden gestuurd. Ik denk ook aan het door u genoemde geval
waarin iemand er zes maanden niet naar gekeken heeft. Vaak gaat het om
hele ingewikkelde kwesties waarbij artsen het niet met elkaar eens zijn,
waarbij het gaat om hele grote claims over gederfde inkomsten. Die los
je daar in mijn ogen ook niet onmiddellijk mee op.
Het tweede is ...
De voorzitter:
Ik zit even ... Gaat u verder?
Minister Dekker:
Ja, ik wil graag verder.
De voorzitter:
Ja, u wilt verder, maar ik zit even te kijken. Vier van u willen hierop
nog interrumperen. Misschien is het verstandig om eerst even het verhaal
af te horen op dit punt, want anders heb ik het gevoel dat we het twee
keer te horen krijgen. Is dat akkoord? Ja? Dan maken we dit onderwerp
eerst even af en dan komen de interrupties.
Minister Dekker:
Eenzelfde soort redenering gaat een beetje op voor het tuchtrecht. Ik
probeer te vatten hoe dat er precies uit zou moeten zien en of dat niet
leidt tot een verdere verharding en verzakelijking van het hele proces.
Dat heeft ermee te maken ... Dat is een extra complicatie. Als u het
heeft over horizontaal tuchtrecht, dan is dat eigenlijk de ultieme vorm
van zelforganisatie. Ik zie mevrouw Helder al enigszins knikken. Het
tuchtrecht is iets tussen advocaten onderling. Het is een gesloten
systeem, waarbij het aangrijpingspunt de individuele beroepsbeoefenaar
is. Als die zich niet houdt aan zijn beroepsstandaarden, kan hij op een
gegeven moment door zijn beroepsgroep gesanctioneerd of uiteindelijk
geschrapt worden. Hetzelfde geldt voor artsen. Dan gaat het over een
voorbehouden handeling. Het tuchtrecht in de medische wereld heeft niet
als aangrijpingspunt de kliniek of het ziekenhuis, maar de arts. Dat zie
je eigenlijk bij alle tuchtrechtelijke stelsels. Het is een vorm van
zelfregulering binnen een beroepsgroep, waar heel duidelijk omkaderd is
wanneer je het beroep mag uitvoeren en wanneer niet. Daar helpt het
tuchtrecht heel erg bij.
Daarom worstel ik met het idee van tuchtrecht voor
verzekeringsmaatschappijen. Dat kan haast niet. Hoe ziet dat er dan
precies uit? Is dat gericht op de individuele medewerkers van een
verzekeringsmaatschappij? Maar dat is geen gesloten beroep, dus dat is
enorm ingewikkeld. Los van dat dat ook een verzakelijking en verharding
is, denk ik dat er ook gewoon onvoldoende aangrijpingspunten zijn om
daar tuchtrechtelijk op te treden. Hetgeen daar nog het dichtst bij in
de buurt komt, is in mijn ogen het voorstel dat De Letselschade Raad
zelf doet. Zij zeggen: "Wij kunnen als eigen organisatie wel afspraken
maken over wanneer je een bonafide letselexpertbureau,
letseladvocatenbureau of letselverzekeraar bent. Dan moet je aan deze
dingen voldoen en dit is de gedragscode. Als we te veel klachten over je
binnenkrijgen, dan verlies je op een gegeven moment dat stempeltje." Als
we het er zo over hebben, dan lijkt dat er eigenlijk nog het meeste op.
Dat is een van de voorstellen die De Letselschade Raad zelf doet en dat
ik in ieder geval heel erg toejuich.
De heer Van Wijngaarden vroeg naar de normering van de hoogtes van
schadevergoedingen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, dit heeft geen zin zo.
De voorzitter:
Dit heeft geen zin zo? O, dat is niet best.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, voorzitter, want juist op dit onderwerp moeten we toch interrupties
kunnen plaatsen? Dit is de crux van dit debat.
De voorzitter:
Ja, maar wilt u niet eerst weten wat de minister vindt?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, dat hoef ik niet meer te weten ...
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
... want ik vind dat de minister echt op een totaal verkeerd pad aan het
wandelen is. Ik wil nog één poging doen om hem van dat pad af te halen.
Want we hebben nu een stelsel ...
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg, we hebben net afgesproken om dat aan het eind
van dit blokje te doen. Ik weet niet of u hem nog deze minuut van het
pad af wil krijgen of dat dat ook over vijf minuten kan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, want hij gaat over naar een ander onderwerp, een inhoudelijk ander
onderwerp. Ik wil over dit onderwerp spreken en niet over het andere
onderwerp.
De voorzitter:
Oké. Hij gaat over op een ander onderwerp. Dat was mij even ontgaan.
Gaat uw gang.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De minister gaat een verkeerd pad op, want hij blijft volhouden dat er
gedragsregels zijn waar men zich zelf aan moet houden en dat er een
toezichthouder is die kijkt of de verzekeraars dat doen. Zelfs de
voorzitter van Slachtofferhulp Nederland, nota bene een oud-rechter, die
het ook niet lollig vindt dat iedereen in een toernooimodel terechtkomt,
zegt: het werkt zo niet; er is een procedurele onrechtvaardigheid in ons
systeem. Dan hoor ik de minister zeggen: mensen zouden zich op de regels
kunnen gaan beroepen. Ja, me dunkt! Daar zijn die regels voor gemaakt.
Daar hebben de mensen veel geld voor betaald. En vervolgens liggen ze
totaal in de kreukels en zegt u: ja, straks gaat u zich op die regels
beroepen. Ik begrijp niet waarom de minister dit zegt, vooral niet omdat
het niet alleen gaat over die gedragsregels; daarbij hoort — dat is
interessant aan het tweede stuk dat de minister net besprak — de vraag:
wie gaat daar dan toezicht op houden en zorgen dat men zich daaraan
houdt? Dat moet de minister samen zien. Dán kun je een oplossing vinden.
Als je het één doet en het ander niet, dan heeft het helemaal geen zin;
dat ben ik met de minister eens. Je zult dus én die regels moeten
stellen én iemand moeten hebben die daar op een adequate manier op
toeziet. Dan heb je het systeem rond. Daarover zou ik graag een positief
verhaal van de minister willen horen.
Minister Dekker:
Ik denk dat we er gewoon over van mening verschillen of dat echt een
bijdrage levert aan een betere procesgang en meer tevreden slachtoffers,
of juist niet. Mijn grote vrees is — ik krijg het ook gewoon terug — dat
u een stap verder wilt gaan dan wat De Letselschade Raad zelf heeft
aangegeven. Daar zit Slachtofferhulp Nederland overigens ook in, maar
ook consumentenorganisaties en belangenvertegenwoordigers. Zij zeggen:
laat ons nou dit doen. In de gesprekken die ik met hen heb gevoerd, ook
naar aanleiding van het rapport, is daar ook enige huivering als het
gaat om een verdere juridisering en formalisering van het proces. De
zaken waarbij het echt lang duurt, zijn vaak onvermijdelijke zaken — dat
zegt het rapport ook — die te maken hebben met de complexiteit van wat
er op tafel ligt, met het ontbreken van een duidelijke medische
eindtoestand of zicht daarop. Er zijn discussies over de vraag: hoeveel
zou iemand verdiend hebben tot aan zijn pensioen? Dat speelt zeker als
het vroeg in iemands carrière is en het moeilijk te voorspellen is hoe
zijn loopbaan eruit had gezien. Dat zijn de discussies waar het over
gaat. Dan is het echt de vraag of je slachtoffers ermee helpt als je dat
proces verder formaliseert. En daar kunnen we over van mening
verschillen.
De voorzitter:
Ja. Daarvoor zijn we hier bij elkaar.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Daarover verschillen we zeker van mening, want ik vind eigenlijk dat de
minister een beetje een karikatuur maakt van slachtoffers, alsof
iedereen tegen de verzekeraar gaat zeggen dat hij een topdokter zou zijn
geworden. Dat is niet waar. Als we kijken naar het waardevolle onderzoek
van de Universiteit Utrecht moeten we ons ook realiseren dat het daarbij
ging om 206 onderzoeken waarbij de aansprakelijkheid vaststond, in een
bepaalde verkeerssituatie, waarbij niemand mocht zijn overleden. Er
zitten hele grote beperkingen aan hun onderzoek. Dat is heel wat anders
dan dat van Radar, waarbij meer dan 3.000 mensen waren betrokken die in
crepeersituaties kwamen. We moeten het dus echt niet kleiner maken dan
het is. Daarom vind ik het belangrijk dat de minister serieus gaat
kijken hoe hij ervoor kan zorgen dat als die gedragsregels uiteindelijk
in een AMvB zijn neergelegd, daar toezicht op kan worden gehouden. Want
zo'n toezichthouder zal de gekkigheid er ook echt wel uit halen.
Minister Dekker:
Ik ga toch even terugduwen op het punt dat ik een karikatuur zou maken
van de slachtoffers. We hebben hier een integer debat. Dan kunnen we een
discussie hebben over de vraag wat uiteindelijk de beste manier is om
slachtoffers te helpen, maar dit laat ik me echt niet aanzeggen. Volgens
mij kent mevrouw Van Toorenburg mij zo goed dat ze weet dat mijn
betrokkenheid bij slachtoffers, bij de ellende die ze meemaken, echt
enorm is. Maar nogmaals — en dan komen we eigenlijk weer in dezelfde
discussie terecht — hoe helpen we die slachtoffers nou het beste? Uw
idee is om dat te doen door het te formaliseren, het in de wet vast te
leggen en er een aparte toezichthouder op te zetten. Mijn zorg is dat
dat alleen maar verder leidt tot een toernooimodel, wat u volgens mij
probeert te voorkomen door te kijken naar de directe verzekering.
Daarvan zegt u "we willen juist weg uit dat toernooimodel", maar hier
introduceert u het. Daar heb ik gewoon echt mijn bedenkingen bij.
Als u zegt "kijk nog eens daarnaar" of "kijk nog eens daarnaar", dan ben
ik daar echt toe bereid. Ik wil er ook best nog eens een keer over
praten of er onderdelen in de gedragscode zitten die onbetwistbaar zijn,
waarvan je bij wijze van spreken zegt: die hangen minder samen met de
medische eindtoestand; die zijn wel harder, en als je daaroverheen gaat,
heb je eigenlijk echt geen goed verhaal. Dat wil ik ook best doen. Maar
ik zie in de gedragscode ook allerlei dingen terug over
inspanningsverplichtingen en streefaantallen, terwijl je juist enige
ruimte wil hebben om daarvan af te kunnen wijken, omdat er in de meest
complexe zaken hele goede redenen zijn om daarvan af te wijken.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Daar proef ik dan toch een kleine opening bij de minister, en dat is
mooi. In de kern gaat dit volgens mij om rechtsbescherming. De minister
werpt de vraag op of een wettelijke waarborg en wettelijke normen
helpen. Ja, dat denk ik zeker. Polderen en er samen uitkomen werkt
natuurlijk alleen als er een eerlijk speelveld is, maar dat is er in dit
geval vaak niet, omdat de verzekeraar een veel sterkere machtspositie
heeft dan het slachtoffer. Dan kan het wel degelijk helpen als er een
aantal onbetwistbare en afdwingbare juridisch bindende normen zijn als
het gaat om reactietermijnen, waar je desnoods gemotiveerd van kunt
afwijken. Maar ik heb het echt over op procesniveau. Het zou heel mooi
zijn als de minister wil kijken of dat juridisch vastgelegd kan
worden.
Minister Dekker:
Ik vind rechtsbescherming inderdaad heel erg belangrijk. Uiteindelijk
wil je dat, als iemand schade heeft geleden, hij die schade kan
verhalen. Dat is de ultieme bescherming die je iemand wilt bieden. Daar
zou uiteindelijk de discussie over moeten gaan. Dat moet het
aangrijpingspunt zijn van de rechtsbescherming en de ondersteuning die
je iemand biedt. Ik betwijfel of met alle tussenstappen — denk aan een
te laat verstuurde brief of een lange reactietermijn omdat artsen moeten
overleggen om te kijken hoe het precies zit — iemand er uiteindelijk bij
gebaat is dat we hem heel veel formele middelen geven om ertegen te
procederen. Dan wordt er een sanctie uitgesproken richting een
verzekeraar. Of dat gebeurt niet, omdat er een goede reden was. Maar het
zijn allemaal gevechten die hem uiteindelijk niet onmiddellijk verder
helpen met het vergoed krijgen van zijn schade. Een aantal van u zei:
iemand kan nergens naartoe; er is geen onafhankelijke instantie, als ze
er uiteindelijk niet uit komen. Dat ben ik fundamenteel met u oneens,
want die instantie is er wel. Dat weet mevrouw Helder ook. Die instantie
heet "de rechter". Het gaat hier uiteindelijk om een civiele procedure
van iemand die schade heeft geleden en iemand die daarvoor aansprakelijk
is. Het gaat er vaak niet om dat er getwist wordt over de
aansprakelijkstelling. Nee, er wordt gesteggeld over de hoogte van de
schade.
De voorzitter:
Ik ga naar meneer Van den Berge.
Minister Dekker:
Dat duurt gewoon heel erg lang. Als je daar uiteindelijk een knoop over
wil laten doorhakken, kan je ook naar de rechter. Juist in het veld van
de letselschades — we hebben het vaker over juridische bijstand gehad —
is het heel erg goed mogelijk om het met een advocaat te doen. Dat is
een van de weinige rechtsgebieden waarin op no-cure-no-paybasis gewerkt
kan worden.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
De minister heeft het nu volgens mij over casuïstiek waarin slachtoffer
en verzekeraar nog met elkaar in overleg zijn en zij dat beiden
blijkbaar nog oké vinden, want anders was een van de twee wel naar de
rechter gestapt. Soms is het ook in het belang van het slachtoffer om de
tijd te nemen. Daar zou je wat mij betreft in juridische normen ruimte
voor moeten laten. We hebben het volgens mij dus niet over de gevallen
waarin het slachtoffer en de verzekeraar het erover eens zijn dat er
even tijd genomen moet worden voor een zorgvuldige beoordeling. We
hebben het wel over de gevallen … Ik geef toe dat waarschijnlijk een
minderheid van de verzekeraars zich daaraan schuldig maakt — collega Van
Wijngaarden noemde ze "cowboys" — maar desondanks moeten we daar wel
naar kijken, want ze maken slachtoffers. Het gaat wel om de gevallen
waarin het slachtoffer zegt: "Ik wil nu een beslissing. Ik wil een
reactie op mijn claim. Ik wil dat er betaald wordt wat er betaald moet
worden." Dan wil je toch dat die rechtsbescherming op basaal niveau
geregeld is en afdwingbaar is? Het gaat mij dus niet om de casuïstiek
waarin beide partijen het erover eens zijn dat er tijd genomen moet
worden. Het gaat juist om de gevallen waarin het slachtoffer het daar
niet mee eens is en hij op dit moment onvoldoende instrumenten in handen
heeft om een reactie af te dwingen.
Minister Dekker:
Maar dat heeft het slachtoffer toch wel? Als hij niet tevreden is met
het aanbod dat hij krijgt van een verzekeraar, of als hij vindt dat hij
een claim heeft en daar antwoord op wil hebben, dan kan hij het
uiteindelijk toch met zijn advocaat — die wordt volledig betaald in dit
hele stelsel, ook zonder eigen bijdrage — voorleggen aan de
rechter?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, maar …
De voorzitter:
Nee.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Eén zin?
De voorzitter:
Nee. Ik ga naar meneer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Het voordeel van betrekkelijk leek zijn in deze discussie is dat je soms
het idee hebt dat het wat verder uit elkaar lijkt te zitten dan
misschien het geval is. Ook ik zag even die opening. Het lijkt een
beetje alsof mevrouw Van Toorenburg en meneer Van Nispen zeggen: we
moeten af van die vrijblijvendheid. De minister zegt: ik ben bang voor
juridisering. Maar hij biedt zelf de opening om een aantal dingen wel
wat nadrukkelijker vast te leggen. Hij noemt zelf bijvoorbeeld een
duidelijke betalingstermijn en dat soort dingen. Het is gek als je daar
niks mee doet. Mijn vraag aan de minister is: waarom zou je dan niet de
suggestie van de heer Van Nispen overnemen door dat wel te verankeren en
een duidelijke sanctie daaraan te koppelen, wie het dan ook doet, als
daar niet aan wordt voldaan? Want het is ook een beetje gek om mensen
vervolgens naar de rechter te verwijzen in een evidente zaak. Zit daar
niet een soort van common ground?
Minister Dekker:
Ik ben best bereid om te bekijken of er dingen echt hard zijn waar je
met z'n allen van zegt: dat zou je vast kunnen leggen. Dan heb je een
beroepsgrond en meer een soort streefdoelstelling. Dan ga je eigenlijk
wat meer de diepte in op de gedragscode die er nu ligt. In plaats van te
zeggen dat je die in z'n geheel de wettelijke status moet geven, moet u
mij de ruimte geven om eens met De Letselschade Raad te gaan praten over
wat de onderdelen zijn, wat zou kunnen helpen en hoe we daar op een
zinvolle manier mee omgaan.
De heer Groothuizen (D66):
Ik wil niet voor de heer Van Nispen spreken, want die zit er beter in
dan ik, maar ik begrijp ook dat je wel iets van een stok achter de deur
moet hebben. Of dat het tuchtrecht is of een toezichthouder weet ik niet
zo goed, maar iemand moet dan zeggen: u moest in drie maanden betalen, u
heeft er vier maanden over gedaan; nu moeten we het eventjes hebben over
de gevolgen daarvan. Bent u bereid om ook daarnaar te kijken?
Minister Dekker:
Ja, daar wil ik best naar kijken, maar dan moet ik ook voor u
inzichtelijk maken wat dat precies betekent. Want dat moet je dan weer
ergens neerleggen. Dan moet je nadenken over de effecten daarvan, zoals
polarisatie van zo'n proces. Dus dat ga ik aan de procespartners vragen.
De vraag is ook wat dat voor voeten in de aarde heeft, bij welke
instantie dat logischerwijs zou kunnen passen, et cetera, et cetera. Dat
wil ik op zich best doen. Dan breng ik het voor u in kaart. Maar goed,
het was nu een beetje een zwart-witdiscussie: doe je het wel of doe je
het niet? Dit is meer: pluis dat nog eens even verder uit. Daar ben ik
wel toe bereid.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Mijn vraag ligt een beetje in het verlengde van die van de heer
Groothuizen. De minister ziet duidelijk niks in het juridiseren van de
veldnormen die er nu al zijn. Maar kun je geen transparantie afdwingen
bij verzekeraars over bepaalde kernprestaties, zoals die betaaltermijnen
die de heer Groothuizen net noemde? Welke sanctie heb je dan eventueel?
Ik zit zelf aan de volgende sanctie te denken. Wij hebbend de Solvency
II-richtlijn, waar verzekeraars gewoon aan moeten voldoen. Op basis
daarvan is wetgeving uitgewerkt en op basis dáárvan hebben verzekeraars
een vergunning. Zij hebben een licence to operate. De ultieme sanctie
als je onderpresteert, is dat je je licence to operate verliest. Ik maak
weer even de vergelijking met de zorg; dat vinden allerlei mensen
ingewikkeld, maar dat heet een analogie. Als je in die sector op een
gegeven moment met de pet ernaar gooit, dan verlies je gewoon je licence
to operate. Ik zou dat een interessante optie vinden om mee te
geven.
Minister Dekker:
Het mooie aan een stevig debat is niet alleen dat we elkaar proberen te
overtuigen, maar dat we ook proberen te kijken of we een stapje verder
kunnen komen. Ik probeer een processtap te formuleren. Als u mij vraagt
om eens om de tafel te gaan met De Letselschade Raad, Slachtofferhulp
Nederland en andere deskundigen om te kijken of er normen zijn die je
wellicht hard kunt maken als stok achter de deur — of dat via de weg van
de heer Van Wijngaarden is of via de weg van de heer Van Nispen, daar ga
ik dan over in gesprek — dan wil ik best kijken of dat zinvol en
mogelijk is.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Even om het voor mijzelf helder te krijgen, want ik vind dat een
belangrijke toezegging: mogen wij dat ook als zodanig noteren
hier?
De voorzitter:
Dat doen we niet bij notaoverleggen.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
O, dat doen we niet. Maar dan weet ik in ieder geval dat we dat hebben
afgesproken.
De voorzitter:
Ja, we schrijven ze wel op, hoor. U mag hem zelf noteren. Ik kijk nog
even naar mevrouw Helder. Die had zich gemeld. Nee?
Mevrouw Helder (PVV):
Nee, ik wil wel in tweede termijn.
De voorzitter:
Prima. Dat is heel verstandig. Dan vraag ik de minister om verder te
gaan.
Minister Dekker:
Dan ga ik door waar ik was gebleven. Dat was bij de vraag van de heer
Van Wijngaarden over de normering van vergoedingsbedragen. Dat kan en
dat gebeurt op bepaalde plekken ook. Denk bijvoorbeeld aan immateriële
schade en de Smartengeldgids, maar ook aan bepaalde materiële
schadeposten in het hele letseldossiers, bijvoorbeeld de huishoudelijke
kosten die iemand heeft als hij in de kreukels ligt. Daar is vaak weinig
discussie over, omdat dat gestandaardiseerd is. Maar dan beland je
onmiddellijk weer op het terrein van de zaken waar veel over te doen is
en die erg lang duren. De meest complexe medische toestanden laten zich
heel erg moeilijk standaardiseren. Of neem het punt over de gederfde
inkomsten: idem dito. De situaties zijn dan heel erg verschillend:
betreft het iemand die nog een enorme toekomst voor zich had en een
enorme carrière had kunnen maken, of betreft het iemand bij wie dat niet
het geval is? Vaak zijn dat de onderwerpen waar discussie over is. Die
zijn ook moeilijk te normeren, en als je ze normeert, is het de vraag of
je daar sommige mensen niet gewoon tekort mee doet.
Voorzitter. Dan de belastbaarheid van de uitkering. Dit ligt op het
terrein van mijn collega, de staatssecretaris van Financiën. Ik heb
begrepen dat hij zich al wat vaker over deze vraag heeft gebogen en dat
het om fiscaaltechnische redenen geen optie is. Nou, dat is een
onbevredigend resultaat, maar kennelijk heeft u daarover al eerder
discussies met mijn collega gevoerd.
Kunnen we het Kifid of De Letselschade Raad niet aangrijpen als
klachtencommissie? Een van de voorstellen die De Letselschade Raad doet,
is om een tijdelijke commissie in te stellen. Dat is dan een soort vorm
van buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Mijn idee zou zijn om te
kijken hoe dat loopt. We kunnen altijd later bezien of dat verder
geformaliseerd zou moeten worden en wat de meerwaarde daarvan is.
Voorzitter. Tot slot de Franse aanpak, waar de heer Van den Berge aan
refereerde. Ik begrijp dat een slachtoffer nu al op een aantal
deelterreinen niet hoeft aan te geven dat de ander fout was.
Bijvoorbeeld voor een fietser die is aangereden door een automobilist,
is de aansprakelijkheidslast, de bewijslast, omgekeerd. In andere
gevallen moet het slachtoffer wel zijn schade aantonen. Ook dan heeft de
rechter mogelijkheden om het slachtoffer inzake de bewijsbaarheid
tegemoet te komen, bijvoorbeeld door bij de aansprakelijkheid voor een
medische fout zwaardere eisen te stellen aan het verweer van de arts.
Dat is een van de manieren waarop ook in het Nederlandse stelsel de
bewijspositie van het slachtoffer wordt verlicht.
Ik kijk naar de voorzitter. Nu ben ik klaar met al mijn vragen rond
letselschade.
De voorzitter:
Meneer Van den Berge gaat er zijn laatste interruptie aan wijden.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik houd het in ieder geval bij één, voorzitter, want ik zie de klok. Ik
heb een vraag over het Franse model. Het gaat natuurlijk ook om de
bewijsbaarheid van de medische toestand. Nu de minister toch in gesprek
gaat met De Letselschade Raad en het Fonds Slachtofferhulp zou ik hem
willen vragen om dit gewoon mee te nemen in die gesprekken en te
bekijken wat wij van het Franse model kunnen leren.
Minister Dekker:
Ja, dat zal ik doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Dekker:
Ik ga kijken of ik in een wat hogere versnelling door de andere vragen
heen kan gaan. Er zijn heel veel verschillende vragen gesteld rond de
Meerjarenagenda slachtofferbeleid. De heer Van Wijngaarden vroeg hoe het
staat met de meldplicht die we hebben afgekondigd in de set aan
maatregelen in de brief rond de Jehova's getuigen. Daar wordt op dit
moment naar gekeken. Dat is best ingewikkeld, want we kennen de
meldplicht, maar in sommige sectoren kennen we ook de meldcode. Er moet
dus heel erg goed gekeken worden hoe het een zich tot het ander
verhoudt. Daar gaat best wel tijd overheen. Mijn idee is dat ik u tegen
het einde van het jaar verder op de hoogte stel van de stand van zaken,
maar dat is dan zeker nog niet rond. Om dit goed te doen, hebben we echt
iets meer tijd nodig.
Ik heb goed nieuws over het Slachtofferportaal. Dat gaat op zeer korte
termijn — volgende maand, november — de lucht in onder de naam
mijnslachtofferzaak.nl.
De voorzitter:
Mijn slachtoffer?
Minister Dekker:
Mijnslachtofferzaak; mijn zaak. Toch even voor hier: het is echt voor
het eerst dat alle informatie van verschillende ketenpartners op één
portaal bijeen wordt gebracht. Het lijkt mij heel erg goed om de
slachtoffers zo een soort ingang te geven naar de hele kwestie, naar de
hele zaak. De pilot loopt nu bij de centra voor seksueel geweld. Het
gaat over het vergoeden van de eigen bijdrage. Die pilot loopt nog
ongeveer een jaar en is eigenlijk nog maar net begonnen. We willen
kijken wat het betekent voor de toegankelijkheid van het melden en de
toegankelijkheid van de procedure. In het najaar van 2021 gaan we de
resultaten daarvan bekijken. Op basis daarvan gaan we bedenken hoe hier
nu mee verder te gaan. Dat hangt natuurlijk heel erg van de resultaten
af.
De heer Van Nispen vroeg naar de schadevergoeding aan minderjarige
slachtoffers. Ik zie de schrijnendheid van die paar situaties waarvan ik
denk: dat is helemaal niet goed. Hij vroeg of ik bereid was om daarnaar
te kijken. Ik zal onderzoeken wat de behoeften en mogelijkheden zijn om
ervoor te zorgen dat de schadevergoedingen, die worden uitgekeerd door
het CJIB, ook echt bij minderjarige slachtoffers terechtkomen. Wellicht
dat ik daar in de volgende rapportage over slachtofferbeleid op mag
terugkomen.
Hoe kijken we aan tegen de suggestie van het NSCR? Ik vind die wel
interessant. Ik denk dat dat ook een beetje aansluit bij de vraag van
mevrouw Helder. Nadat onlangs de wet was aangenomen, heb ik gezegd: we
hebben straks een nieuw Wetboek van Strafvordering, maar hoe gaan we
uiteindelijk verder met slachtofferbeleid en slachtofferrechten? Ik heb
heel veel betrokkenen uit de praktijk en wetenschappers gevraagd om daar
voor de midden- tot langere termijn eens met ons over na te denken,
omdat het ook voor een nieuw kabinet goed is om eens na te denken over
wat de lange lijnen zijn. Ik deel de mening van de heer Groothuizen, die
zegt: we hebben nu heel veel geregeld, dus laten we er nu vooral ook
voor zorgen dat dat goed landt in de praktijk, anders hebben we straks
een mooie wet op papier maar zien we daar in de praktijk weinig van
terug. Maar zodra dat staat, breekt er natuurlijk ook wel weer een
moment aan dat je kunt nadenken over de volgende stap. Dat zou mijn
procesvoorstel zijn.
De heer Groothuizen (D66):
Ik snap dat procesvoorstel. Ik ben dan wel benieuwd hoe de Kamer daarbij
betrokken wordt. Krijgen wij een rapport, een nota, iets waarin de
minister zegt: dit is een beetje de stand, zo kijken mensen ertegen aan,
zo zou je het kunnen doen? Want dan wordt het ook wat makkelijker voor
de politieke discussie.
Minister Dekker:
Ik begrijp dat helemaal. Het idee om dat gesprek aan te gaan is
eigenlijk pas vrij recent ontstaan, ook naar aanleiding van een aantal
gesprekken die ik heb gevoerd met slachtofferadvocaten. Mag ik hier
eerst even op broeden? Want als ik hier onmiddellijk zeg dat dat moet
leiden tot een rapport, dan schrikt dat mensen af. We zijn begonnen met
het organiseren van een aantal rondetafelgesprekken om gewoon eens met
elkaar van gedachten te kunnen wisselen. Laat ik u er in de volgende
rapportage over rapporteren wat een mooi moment is om de uitkomsten ook
hier weer terug te leggen.
De knelpunten in gebouwen kennen we allemaal. Er is een
stand-van-zakenonderzoek gedaan in 2019, dat laat zien dat er heel veel
gebeurt, ook in rechtbanken. Er ontstond zojuist even discussie over de
Limburgse zaak. Ik heb mij juist laten vertellen dat het een heel
bewuste keuze en een heel bewust verzoek van de slachtoffers was. Maar
als ik verkeerd zit, laat me dat dan alsjeblieft weten. Het verzoek van
de slachtoffers was juist om de verdachte bij het uitspreken van hun
statements recht in de ogen te kunnen kijken. Toen heeft de rechter
gezegd: kom dan maar even staan op de plek waar normaal gesproken de
officier van justitie staat. Dat laat ook wel zien dat je in die
rechtszaal wat flexibiliteit moet hebben. Sommigen willen iemand recht
aankijken. Anderen zeggen: ik wil helemaal niet in de buurt van die man
of die vrouw, in de buurt van die verdachte, komen. Dan wordt het in een
aparte zaal gedaan, vaak met video et cetera.
Ook is gevraagd hoe het staat met de meerjarenagenda. Ik heb twee weken
geleden de laatste update met de voortgang gestuurd. We zijn een aardig
eind op streek. Ik ga niet herhalen wat er allemaal in die brief staat,
maar misschien is het goed om die er nog even bij te pakken.
Hoe staat het met de ongedocumenteerde slachtoffers van huiselijk
geweld? Uit een eerder rapport bleek dat doorgaans gemeenten die
categorie slachtoffers opvangen, maar nog niet allemaal. We hebben ook
aangegeven dat we dit een onwenselijke situatie vinden. Dat is ook
besproken met gemeenten in het wethoudersoverleg over vrouwenopvang in
2018. Gemeenten hebben tijdens dit overleg aangegeven deze slachtoffers
te gaan opvangen. Met die afspraak wordt voorkomen dat slachtoffers
worden geweigerd op grond van het ontbreken van een verblijfsvergunning.
Ook is afgesproken dat gemeenten vanaf 2018 gecompenseerd worden voor de
kosten die daaruit voortkomen. Dan gaat het over 2,5 miljoen per jaar.
Dat is toegevoegd aan de decentrale uitkering voor vrouwenopvang. De
afspraak die met de gemeenten is gemaakt, is vervolgens vastgelegd in
een AMvB die exact een jaar geleden in werking is getreden. U mag aan
mij vragen: houd je dan bij hoe het uitpakt in de praktijk? Mijn
antwoord daarop is ja. Ik doe dat samen met mijn collega, de minister
van VWS, in de voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis.
Dan de suggestie van de heer Groothuizen als het gaat om
privacyschendingen op het internet. Het verzamelen van adresgegevens
heet met een voor mij nieuw woord "doxing".
De heer Groothuizen (D66):
Voor mij ook.
Minister Dekker:
Voor u ook. Je leert zo nog eens wat. Kun je niet met een beroep op de
AVG zeggen: dit mag helemaal niet? Ik ben meer dan bereid om dat uit te
zoeken en daar per brief op terug te komen.
Voordat ik naar de vragen aan de heer Grapperhaus ga, eerst nog op dit
onderdeel de opmerking en de vraag: "Wat kunnen we nou doen ter
versnelling van de procesgang? Want slachtoffers moeten soms wel vier of
vijf jaar wachten voordat hun zaak is afgerond." Mevrouw Kuiken begon
daarover. Dat is bij complexe zaken ... Soms heb je tijd nodig,
bijvoorbeeld voor een rechercheonderzoek. Ik denk dat ieder slachtoffer
ook zal zeggen: ik heb liever dat het goed gebeurt en dat een officier
goed beslagen ten ijs komt, want ik wil dat degene die het heeft gedaan,
ook echt wordt veroordeeld en een straf krijgt. Maar ik ben wel bereid
om te kijken naar de onderdelen waarop je wel tijdswinst kunt behalen.
Dat is een van de redenen waarom ik ook afspraken maak, bijvoorbeeld met
de rechtspraak, om te zien wat we kunnen doen om de doorlooptijden in
het strafrecht te versnellen. Toen ik vorig jaar een kleine 100 miljoen
structureel extra uittrok voor de problemen bij de rechterlijke macht
hebben we ook echt afspraken gemaakt. Na verloop van tijd — we hebben
daar toen twee à drie jaar voor genomen — moet er ook echt een slag
gemaakt worden. Maar we worden daarin wel ernstig gehinderd door — u
raadt het al — covid, want dat zet ons gewoon weer twee stappen terug.
Maar ook daar hebben we nu wat extra geld voor uitgetrokken. Ik ben in
ieder geval heel erg blij dat de rechtspraak heeft gezegd: ondanks deze
tegenslag denken wij dat het nog steeds haalbaar is om over twee jaar —
dat was destijds drie jaar, maar inmiddels zijn we al een jaar op streek
— de achterstanden ingehaald te hebben.
Voorzitter. Dan ga ik door naar de vragen die op het terrein van mijn
collega liggen.
De voorzitter:
Een ogenblik. Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat snap ik, maar ik ken een slachtoffer van een ernstige zedenzaak.
Daar wordt elke keer gekeken of het slachtoffer en de verklaring
voldoende betrouwbaar zijn. Bij herhaling wordt door een onafhankelijke
psycholoog of psychiater — dat wil ik even in het midden laten —
verklaard: dit slachtoffer verklaart betrouwbaar. Maar toch kan er elke
keer een nieuwe onderzoekeis worden gedaan. Ik snap dat het ook in het
belang kan zijn van slachtoffers om opnieuw eisen te stellen, maar ik
kan me ook voorstellen dat er op een gegeven moment een punt komt waarop
vastgesteld wordt dat iets vastgesteld is. Dat speelde. Maar in de zaak
van mevrouw Ietje — ik mag dat zeggen, want ik heb contact met haar
gehad — schoof de advocaat het maar door en weet ik veel wat allemaal.
Het gaat om de procesgang en de administratie, om het zo maar even te
zeggen. Het zit 'm niet alleen in de vraag of er voldoende capaciteit
is. Soms is er ook deels obstructie, opzettelijk of onopzettelijk.
Minister Dekker:
Ik ken de casus niet, dus ik kan daar niet inhoudelijk op ingaan.
Uiteindelijk gaat het hier om de balans, want ik kan me zomaar
voorstellen dat van de kant van de verdachte dit soort onderzoeksvragen
op tafel worden gelegd. We kennen ook andere zaken. Maar goed, dan heb
je het over ... Dit zijn mogelijkheden die in het strafproces zitten
omdat ze bijdragen aan de rechtsbescherming van degene die op zo'n
moment in het verdachtenbankje zit. Laat ik het zo zeggen: ik denk dat
dit een onderwerp is dat straks heel goed thuishoort — en dan mag u mij,
mijn collega of degene die dan zit op deze plek daar kritisch op
bevragen — bij de poging die wij nu doen om met een nieuw Wetboek van
Strafvordering de boel ook een beetje te stroomlijnen, om een goede
balans te vinden tussen aan de ene kant de positie van het slachtoffer
en de snelheid die we willen hebben in het proces, maar ook al de
waarborgen die je voor verdachten hebt om uiteindelijk te komen tot een
eerlijke procesgang, en je aan die kant de onderzoekswensen wel kunt
inwilligen. Dan is altijd de vraag natuurlijk: hoe zorg je voor een
goede balans? Nou, daar kan de rechter ook bij helpen. En dan moet je
kijken of de mogelijkheden die er zitten in de wetgeving van het
strafprocesrecht, niet wat gestroomlijnd kunnen worden. Dat is in ieder
geval een van de opzetten die wij hebben met het nieuwe Wetboek van
Strafvordering. Laten wij die discussie dan daarbij voortzetten.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dat lijkt me goed. En het wordt dan voor ons natuurlijk ook wel een
zwaar kunstje om te kijken of dat ook nog wat oplevert. Maar goed, je
kent de zaak inderdaad niet, hè? Eerst wordt gezegd dat de vrouw, het
slachtoffer, niet gehoord hoeft te worden en dat wordt dan in hoger
beroep bevestigd. Vervolgens werken we toch met een betrouwbare
deskundige; dat wordt dan gehonoreerd. Maar dan weer opnieuw, en wéér
opnieuw. Dus eigenlijk moet dat slachtoffer zich in vier rondes
verdedigen vanwege het feit dat datgene wat ze verklaard heeft,
verklaard is. Tja, dan vraag ik me weleens af: wanneer is een loop nog
een terechte loop? En dat vragen we ook bij allerlei andere
vraagstukken, wanneer we in de overheid een procesgang aangaan, dat
vragen we onszelf af in asielzaken. Maar dit geldt natuurlijk ook voor
slachtofferzaken: wat mag je nog van een slachtoffer vragen?
Maar nogmaals: ja, ik snap dat die handschoen ook aan ons is gericht,
maar ik zou u met name willen uitdagen om ook naar die
uitvoeringspraktijk te kijken op het moment dat we dit wetboek in de
hand hebben. Helpt dat dan ook daadwerkelijk om dit soort, nou ja,
"loops", die bijna niet meer fair zijn, tegen te gaan? En dan heb ik het
niet over één keer of twee keer. Maar op het moment dat dat vier of vijf
keer mag plaatsvinden, vraag ik me wel af: is dit wat de rechtsgang
heeft bedoeld, of wat nog rechtvaardig is?
Minister Dekker:
Helemaal eens. We gaan daar uitvoerig over discussiëren, maar dit is
echt ingewikkeld. Want ook de wisseling van advocatenteams leidt
bijvoorbeeld vaak tot heel veel vertraging in dit soort zaken. En
tegelijkertijd denk ik dat we met z'n allen ook niet de bereidheid
hebben om daar maar makkelijk overheen te stappen. En dat is natuurlijk
ook de worsteling waar rechters vaak mee zitten; die hebben ook weleens
die vraag. En u heeft het hier over een zaak met een slachtoffer, maar
we zien natuurlijk ook weleens een ondermijningszaak. Je zegt dan: ja,
het zijn allemaal legitieme middelen, wraking, een nieuwe procesgang,
het kunnen wisselen van advocaat; die zijn er om een reden. Maar we
kunnen ook weleens de vraag stellen of die nou echt terecht worden
ingeroepen. En die vraag is echt ingewikkeld, echt ingewikkeld. Laten
we, als we het straks over het Wetboek van Strafvordering hebben, daar
dan maar eens uitvoerig met z'n allen bij stilstaan.
De voorzitter:
Dank u wel. U komt nu toe aan de beantwoording van de vragen aan de
collega, Grapperhaus. Ik kijk even naar de commissie, want u hebt ook al
voor een deel schriftelijke beantwoording toegezegd. We kunnen dat
misschien ook in zijn geheel doen, en dan nu naar de tweede termijn
gaan. Ik kijk even naar de collega's, want er zal niet heel veel ruimte
zijn voor debat met u over deze antwoorden, schat ik zomaar in.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Sorry, even een procesvraag. De AVG, is dat dan ook Grapperhaus en
antwoord op schrift? Ik had namelijk, even aanvullend, met name gevraagd
of het niet slim is om te kijken welk takenpakket de Autoriteit
eigenlijk heeft. Ligt dat bij collega Grapperhaus?
Minister Dekker:
Nee, nee, dat zit bij mij.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Maar voor de rest ben ik akkoord, voorzitter. Dat was even mijn
procesvraag.
De voorzitter:
Ja, oké. Geldt dat ook voor de anderen? Dan sluiten we af met de
AVG.
Minister Dekker:
Dan geef ik dit pakketje aan de achterbank. Nee, er loopt op dit moment
een onderzoek naar de capaciteitsbehoefte bij de AP. En dat is best een
ingewikkeld onderzoek, want het is ook een beetje kijken in een glazen
bol. Het is natuurlijk zo dat de Autoriteit Persoonsgegevens al fors is
gegroeid de afgelopen jaren. Ik geloof dat het budget ruim is
verdubbeld, en inmiddels is het een van de best gefinancierde AP's in
Europa. Maar ja, wat dat betekent voor de komende jaren en wat je
verwacht dat er nog aan zit te komen? Dat is iets wat daar op tafel
ligt. Daarover kom ik waarschijnlijk nog vóór de begroting bij u
terug.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Eén korte vraag. U zegt: "waarschijnlijk". Ik zou graag willen dat u
zegt: dat doe ik zeker. En het liefst in ieder geval een weekje. Ik
bedoel dat dat niet een ruime week zal zijn, maar enkele dagen voor de
begroting zou ik heel erg op prijs stellen.
Minister Dekker:
Mijn aarzeling zat er veel meer in dat ik begrijp dat het onderzoek nog
in afronding is. En dat hebben we natuurlijk niet in de hand, want dat
moeten de onderzoekers zelf doen. Maar mijn ambitie is steeds geweest om
u daar vóór de begroting over de informeren, en ik denk dat dat ook gaat
lukken.
De voorzitter:
Goed. Dan constateer ik nog even dat daarmee een einde komt aan de
eerste termijn van de zijde van de minister voor Rechtsbescherming, en
dat de vragen aan de minister van Justitie en Veiligheid schriftelijk
beantwoord zullen gaan worden.
En dan komen we aan de tweede termijn. Ik begreep al uit het debat dat
er moties zijn. Houd daar dus in uw spreektijd rekening mee. U heeft
anderhalve minuut. Mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter, dank u wel. In de politiek moet je niet gevoelig zijn. En de
kern is hier: we doen het hier allemaal voor de goede zaak. Maar in dit
geval vond ik, waar het over de letselschadezaken gaat en die
problematiek, de druiven wel zuur voor de oppositie vandaag. Want
collega Van Nispen doet een, naar mijn mening, terechte voorzet voor het
wettelijk vastleggen van de gedragsregels, en de minister is daar niet
positief over; het kwam eigenlijk gewoon neer op een nee. Dan heb ik,
met al mijn wijsheid en ervaring, zelf een tussenstap proberen te
bewerkstelligen, en dan blijft het een nee. Een halfuur later doet de
collega van D66 dezelfde poging, en dan is het: nou, daar wil ik wel
naar kijken. En dan gaat de collega van de VVD daar nog overheen, die
het dan zelfs heeft over een "license to operate kwijtraken" waar het
slachtoffer in letselschadezaken helemaal niets aan heeft, want dat
heeft ermee te maken dat die straks voor andere slachtoffers niet meer
mag werken. Wat wij nou juist zo graag willen, is dat voor de
slachtoffers in concrete zaken toch eindelijk een keer die gedragsregels
afgedwongen kunnen worden, zodat er ook daadwerkelijk een keer boter bij
de vis wordt gedaan. Collega Van Nispen zal een motie indienen, en daar
heb ik gelukkig ook mijn naam al onder gezet.
Voorzitter. Nog twee onbeantwoorde vragen. Ik had gevraagd waarom het zo
lang duurt, en daarbij ging het over de bescherming van de privacy van
slachtoffers; het ging over dat onderzoek bij de politie. En de andere
vraag die niet is beantwoord, is dat in het voorjaar van 2020 de Kamer
geïnformeerd zou worden over het rapport "Hoe gedragen wij ons veilig
online?" en het onderzoek naar onlineslachtofferschap. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Nu de heer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Ten aanzien van letselschade deel ik de teleurstelling van
collega Helder wel. Tegelijkertijd proefde ik uiteindelijk ook een
opening bij de minister, dus daar houd ik me dan maar aan vast. En ja,
collega Van Nispen zal inderdaad straks een motie indienen, waar ik ook
onder sta.
Voorzitter. Ik heb zelf twee moties, ik denk allebei op de portefeuille
van de minister van Justitie en Veiligheid. Dus een gek figuur: ik dien
ze waarschijnlijk in en houd ze straks graag aan, als de appreciatie
schriftelijk komt. Maar ik ga ze nu toch indienen. De eerste gaat over
onlineoplichting.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat online oplichting zoals spoofing sterk toeneemt en
slachtoffers vaak volledig berooid achterlaat;
overwegende dat financiële dienstverleners zoals banken lang niet altijd
de door spoofing veroorzaakte schade vergoeden, maar ook niet altijd
gerichte maatregelen treffen om slachtoffers over de gevaren van online
oplichting te informeren en te helpen beschermen;
verzoekt de regering om de samenwerking met vertegenwoordigers van
financiële dienstverleners te intensiveren om het huidige
beschermingsniveau van cliënten tegen online criminaliteitsvormen zoals
spoofing te verhogen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berge. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 71 (33552).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan heb ik er nog een, die gaat over een effectievere strafrechtelijke
aanpak van discriminatie en racisme.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat discriminatie en racisme hardnekkige maatschappelijke
problemen zijn die zich blijkens de politiecijfers lastig laten
bestrijden;
overwegende dat al veel en goede initiatieven genomen worden om
discriminatie en racisme te voorkomen en te bestrijden, maar dat
onduidelijk blijft of preventie en repressie adequaat op elkaar
aansluiten;
verzoekt de regering om te voorzien in een integraal actieplan voor het
versterken van de gezamenlijke slagkracht tegen discriminatie en
racisme, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en de
zorg, met het oog op het verhogen van de aangiftebereidheid en van de
effectiviteit van de vervolging van deze delicten, en de Kamer hierover
te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berge. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 70 (33552).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zou alvast aan de minister willen vragen om aan zijn collega te
vragen om in de schriftelijke beantwoording een appreciatie van de
moties te geven.
Het woord is aan de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Het is tot nu toe een enorm te waarderen zoektocht van ons
allemaal naar vermijdbare en onvermijdbare oorzaken van vertraging.
Volgens mij had de heer Van den Berge wel een punt toen hij
onderbezetting noemde. Ik heb daar ondertussen nog wat onderzoek naar
gedaan. Onderbezetting bij die afdelingen, bij de buitendiensten die
dingen afhandelen, is soms ook een reden dat mensen heel lang moeten
wachten. Dan denk ik: dat is wél makkelijk op te lossen door gewoon meer
mensen in dienst te nemen. Je verdient er geld aan, dus dat is nou wel
makkelijk op te lossen. Vandaar dat ik heb gepoogd om wat ik zelf een
"redelijk alternatief"-motie noem te maken, een beetje kijkend naar de
heer Groothuizen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ontevredenheid leeft over doorlooptijden bij
letselschadeverzekeraars wegens onderbezetting en andere vermijdbare
oorzaken;
verzoekt het kabinet vermijdbare oorzaken van ontevredenheid bij
slachtoffers in kaart te brengen, verzekeraars hierop te benchmarken en
sanctiemogelijkheden in kaart te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Wijngaarden. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 72 (33552).
Dat was het? Dan kom ik bij mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik moet die motie even op mij in laten werken, want volgens
mij hebben we daarover 3.000 zaken gehad bij Radar, die dat onderzocht
heeft. We hebben een onderzoek van de Universiteit Utrecht, dus als er
iets in kaart is gebracht, dan is het waarom mensen ontevreden zijn.
Daartoe dient de motie die de heer Van Nispen straks met onze
handtekening zal indienen.
Wij hebben zelf ook een motie. Ook al heeft de minister moedig
aangegeven hiermee aan de slag te willen, wat ik ook zeer op prijs stel,
hecht ik toch aan een motie daarover.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Verbond van Verzekeraars, in navolging van de
gemaakte omslag in Zweden, al geruime tijd broedt op een ander
verzekeringsstelsel, te weten de "directe verzekering";
overwegende dat in een dergelijke "first party"-verzekering de
verzekeraar de schade afhandelt voor zijn of haar eigen
verzekerde;
verzoekt de regering met onder andere het Verbond van Verzekeraars en De
Letselschade Raad in overleg te gaan over deze stelselwijziging,
vervolgens onafhankelijk te bezien wat de voor- en nadelen zijn om zo'n
stelsel ook, al dan niet voor onderdelen van de schadeafhandeling, in
Nederland in te voeren, en de Kamer hierover binnen zes maanden te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Van Nispen en
Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 73 (33552).
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Verder mag het duidelijk zijn dat wij een tweeslag willen, namelijk
afdwingbare gedragsregels en iemand die daarop toeziet die tanden heeft.
Dan doen we eindelijk, na bijna twintig jaar getouwtrek in ons
verzekeringsland, misschien echt iets voor de slachtoffers.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Bij die laatste woorden wil ik mij volmondig aansluiten. Ik
hoor net dat het redelijk alternatief is ingediend. Ik weet niet wat dat
zegt over mijn motie, maar ik ga haar toch gewoon indienen omdat die van
belang is voor letselschadeslachtoffers.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat te veel slachtoffers met letselschade ook slachtoffer
worden van lange en moeizame juridische en financiële procedures door
toedoen van verzekeraars en tussenpersonen;
overwegende dat de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) regels
bevat waaraan verzekeraars zich zouden moeten houden, maar het niet
naleven van die regels geen consequenties heeft;
verzoekt de regering de Gedragscode Behandeling Letselschade wettelijk
te verankeren door deze bijvoorbeeld vast te leggen in een algemene
maatregel van bestuur waarnaar in de wet wordt verwezen;
verzoekt de regering er tevens voor te zorgen dat in de wettelijk
verankerde gedragscode wordt opgenomen:
dat altijd binnen zes weken gereageerd moet worden op correspondentie en onnodig rekken van een letselschadezaak tot een hoger schadebedrag moet leiden;
dat verschuldigde bedragen binnen veertien dagen uitgekeerd worden, inclusief de factuur van de advocaat;
dat communicatie vanuit de verzekeraar door een eventuele belangenbehartiger altijd ook aan de betrokkene, het slachtoffer, wordt verzonden;
dat verzekeraars en tussenpersonen (belangenbehartigers) bij het niet naleven van de regels een boete of een dwangsom opgelegd kunnen krijgen, bijvoorbeeld voor iedere dag dat niet aan de regels wordt voldaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Van Toorenburg,
Kuiken, Helder en Van den Berge.
Zij krijgt nr. 74 (33552).
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb nog twee moties, die liggen op het terrein van de andere
minister.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er diverse erotische websites zijn waarop gebruikers
zelf materiaal kunnen uploaden waarin personen figureren die daarvoor
geen toestemming hebben gegeven en/of zelfs minderjarig zijn;
constaterende dat slachtoffers of hun ouders zich op dit moment tot deze
sites moeten wenden om het materiaal te laten verwijderen, terwijl in de
tussentijd het materiaal wereldwijd beschikbaar is;
constaterende dat deze erotische websites advertentie-inkomsten
opstrijken vanwege het slachtofferschap van non-consensuele, kinder- en
wraakporno;
verzoekt de regering met een voorstel te komen waardoor het voor
erotische websites waarop gebruikers zelf materiaal kunnen uploaden,
verplicht wordt zich te vergewissen van de toestemming en meerderjarige
leeftijd van de personen die in het materiaal figureren en materiaal dat
daar niet aan voldoet te weigeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 75 (33552).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de activiteiten van het Expertisebureau Online
Kindermisbruik (EOKM) herhaaldelijk hebben bewezen een cruciale bijdrage
te leveren in de strijd tegen kinderporno en kindermisbruik en bij het
ondersteunen van slachtoffers daarvan;
constaterende dat juist de programma's Stop it Now! en Helpwanted.nl en
de technologie van de hashcheckserver van het EOKM hun nut en noodzaak
hebben bewezen;
constaterende dat de regering voornemens is om het subsidiebedrag aan
het EOKM drastisch te verlagen, terwijl er juist meer geld nodig is om
de activiteiten, inclusief hashcheckserver, voort te zetten;
verzoekt de regering om gehoor te geven aan de noodkreet van het EOKM en
structureel voldoende subsidie te verstrekken aan het EOKM om in ieder
geval de huidige activiteiten voort te kunnen zetten in de strijd tegen
kinderporno en kindermisbruik,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 76 (33552).
Dank u wel. Het woord is aan de heer Groothuizen. Hij ziet daarvan af.
Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de wat meer gekleurde of
in ieder geval gevulde opmerkingen over letselschade. Ik denk niet dat
het vanzelf goedkomt. Het vraagt dus echt om nadere ingrepen, zowel via
het stellen van duidelijke normen als via kijken of je het stelsel kunt
aanpassen en ook via onafhankelijke beoordeling. Dat maakt ook dat ik de
volgende motie indien.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de kwaliteit en voortvarendheid in letselschadezaken al
decennialang tekortschieten;
van mening dat ondanks inspanningen van professionals in de branche er
onvoldoende verbeteringen worden getoond en dat zelfregulering
ontoereikend is gebleken;
van mening dat een onafhankelijk oordeel over letselschadezaken middels
tuchtrecht gewenst is;
verzoekt de regering ervoor te gaan zorgen dat er voor alle
professionals betrokken bij het afhandelen van letselschadezaken een
wettelijk verankerd non-hiërarchisch tuchtrecht en een tuchtraad gaan
komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken, Van Toorenburg en Van
Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 77 (33552).
Dank u wel. Daarmee eindigt de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Ik kijk naar de minister. Hij wacht nog even op de moties. De moties
komen eraan. Daar wachten we even op. Ik schors de vergadering voor
enkele ogenblikken; niet voor vijf minuten, hoor.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor Rechtsbescherming.
Minister Dekker:
Voorzitter. Volgens mij kan ik vrij snel door naar de appreciatie van de
moties. Mevrouw Helder had nog wat vragen, maar die zitten in de set van
Grapperhaus. Daar komen we dus schriftelijk op terug. Datzelfde zullen
wij doen voor de appreciatie van de moties die op zijn terrein liggen.
Ik probeer daar in ieder geval voor de stemmingen van dinsdag een brief
over te laten versturen. Wellicht kan dat samen met de antwoorden op
vragen. Als dat niet lukt, sturen we de appreciatie van de moties
vooruit.
De motie op stuk nr. 70 is voor Grapperhaus. De appreciatie daarvan komt
dus in die brief. Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 71.
De motie op stuk nr. 72 van de heer Wijngaarden vraagt om in kaart te
brengen waar echt sprake is van vermijdbare oorzaken. In het rapport
staat dat het vaak gaat om onvermijdbare dingen die het ingewikkeld
maken en dat het daardoor lang duurt. Het reguleren van die dingen is
ingewikkeld. Ik ben best bereid om te kijken naar de vermijdbare dingen,
daarover te praten met de instanties en te kijken hoe dat strenger kan.
Ik kan het oordeel aan de Kamer laten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 72: oordeel Kamer.
Minister Dekker:
Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 73 van mevrouw Van Toorenburg
over het onderzoek naar de directe insteek van verzekeringen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 73: oordeel Kamer.
Minister Dekker:
De motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 74 zegt: we willen eigenlijk
nu al direct strakker reguleren, hoewel De Letselschade Raad, waar
overigens ook Slachtofferhulp Nederland en een aantal andere
consumentenorganisaties in zitten, daar geen voorstander van is. Om de
redenen die we in het debat uitvoerig hebben besproken, ontraad ik deze
motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 74 is ontraden.
Minister Dekker:
De motie op stuk nr. 75 is voor Grapperhaus en de motie op stuk nr. 76
idem dito.
Tot slot de motie op stuk nr. 77. Dat is een discussie over tuchtrecht.
Ik gaf aan dat ik die echt ingewikkeld vind, omdat er geen sprake is van
een duidelijk in kaart te brengen beroepsgroep. Dit gaat overigens
eigenlijk meer over het verzekeringswezen van mijn collega van
Financiën, maar mede namens hem ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 77 is ontraden.
Daarmee eindigt dit notaoverleg. Over de ingediende moties zal
aanstaande dinsdag worden gestemd, als er dan een appreciatie is. Daar
gaan we van uit. Dat hebben we met elkaar afgesproken, desnoods separaat
van de beantwoording die nog schriftelijk volgt.
Ik dank de minister en zijn ambtenaren. Ik dank de leden, onze
onvolprezen ondersteuning in alle mogelijke gedaanten en iedereen die
dit debat elders gevolgd heeft. Ik wens u allen nog een mooie dag.
Sluiting 15.57 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 20 (2020-2021) van 28 oktober 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |