MIRT (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2020D52727, datum: 2020-12-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2020-12-07 11:00: MIRT (Notaoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, MIRT
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 7 december 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 juli 2020 inzake MIRT-project Zuidelijke Ring Groningen (35300-A, nr. 114);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 juli 2020 inzake Waalbrug Nijmegen en Nieuwe Sluis Terneuzen (35300-A, nr. 117);
de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 juli 2020 inzake startbeslissing MIRT Verkenning OV en wonen in de regio Utrecht (35300-A, nr. 116);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 augustus 2020 inzake reactie op verzoek commissie over de conclusies en daarbij behorende argumenten van Rijkswaterstaat op het SUUNTA-rapport (35300-A, nr. 118);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 juni 2020 inzake stand van zaken brandwerendheid wegtunnels (29296, nr. 36);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 juni 2020 inzake Definitieve Structuurvisie A4 Burgerveen-N14 (35380, nr. 3);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 juni 2020 inzake advies onafhankelijke Adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren Amsterdam (35570-A, nr. 38);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 september 2020 inzake MIRT Overzicht 2021 (35570-A, nr. 4);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 oktober 2020 inzake startbeslissing MIRT-verkenning A50 Ewijk-Bankhoef-Paalgraven (35570-A, nr. 5);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 oktober 2020 inzake tweede rapportage Rijkswegennet 2020 (35570-A, nr. 7);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 november 2020 inzake Kerncijfers Mobiliteit 2020 van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) (31305, nr. 320);
de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 november 2020 inzake reactie op tienpuntenplan toegankelijkheid OV (23645, nr. 743);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 november 2020 inzake beantwoording vragen commissie over het MIRT Overzicht 2021 (35570-A, nr. 13);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 december 2020 inzake openbaarmaking 1e halfjaarlijkse rapportage 2020 Zuidasdok (32668, nr. 16);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 november 2020 inzake Bestuurlijke Overleggen MIRT 25 en 26 november 2020, voortgang MIRT, moties en toezeggingen (2020Z23028);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 november 2020 inzake duurzaam internationaal reizen per spoor en vliegtuig (29984, nr. 916);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 november 2020 inzake voortgang duurzame transities en launching customerschap (30196, nr. 735);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 december 2020 inzake reactie op verzoek commissie over de stikstofberekeningen en de onderbouwing bij het Tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht (35570-A, nr. 11);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 december 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over de uitvoering van de motie van het lid Van Aalst over de zeven MIRT-projecten zo snel mogelijk realiseren (35570-A, nr. 12).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Agnes Mulder
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Rijkers
Voorzitter: Agnes Mulder
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Amhaouch, Remco Dijkstra, Van Esch, Kröger, Laçin, Moorlag, Agnes Mulder, Postma, Schonis, Stoffer en Ziengs,
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Hierbij open ik de vergadering van de vaste
commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. We hebben vandaag een
notaoverleg over het MIRT. We hanteren spreektijden zoals we dat ook
altijd doen bij de begrotingsbehandeling. Natuurlijk welkom aan de beide
bewindspersonen en hun mensen hier, op andere plekken in het gebouw en
thuis. Ook welkom aan de leden. We hebben de heer Van Aalst van de
PVV-fractie en de heer Dijkstra van de VVD. De heer Ziengs is onderweg.
Mevrouw Kröger is ook nog onderweg. We hebben mevrouw Postma en de heer
Amhaouch van het CDA. De heer Laçin is nog onderweg. De heer Schonis van
D66 is aanwezig. Ook van harte welkom aan de heer Moorlag, de heer
Stoffer van de SGP en mevrouw ... Nou, nu kijk ik u aan en spontaan zit
ik even te kijken naar uw naam, opdat ik het even goed zeg. Mevrouw Van
Esch van de Partij voor de Dieren. U ook van harte welkom.
Hierbij beginnen we de vergadering. Het woord in eerste termijn is aan
de PVV. Zij heeft twaalf minuten voor haar eerste termijn. U krijgt in
totaal zes vragen per fractie. Ja, dat is iets ruimer dan anders. U mag
ook zelf verdelen hoe u dat doet. U krijgt zes vragen in totaal in
eerste termijn.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb net al even aangegeven dat ik in verband
met andere commissiewerkzaamheden de zaal tussendoor nog even zal
verlaten. Mijn twaalf minuten ga ik in de eerste termijn dus ook nodig
hebben. Maar dat gaat lukken, denk ik.
Voorzitter. Vandaag is het alweer het laatste notaoverleg MIRT voor dit
kabinet. Het is onvoorstelbaar hoe snel dat is gegaan, en dat met maar
liefst 100 km/u. Ik zie dat de collega's en de bewindspersonen goed door
het sinterklaasfeest heen zijn gekomen en niet door Zwarte Piet in de
zak zijn meegenomen naar Spanje. Maar goed, misschien komt dat nog als
zo meteen blijkt dat de stoomboot nog ergens voor een kapotte sluis ligt
te wachten. Want met al dat uitgestelde onderhoud weet je dat maar
nooit.
Voorzitter. Zoals ieder jaar was de PVV weer helemaal klaar voor het
MIRT-overleg en lagen de stapels met moties al klaar. Maar toen gebeurde
het ondenkbare: deze minister begon ineens stuk voor stuk PVV-moties uit
te voeren, nog voordat we ze vandaag in konden dienen. De N35, de A15,
het openstellen van de spitsstroken: de afgelopen weken lijkt de
minister zich alvast voor te bereiden op een soepele overgang naar het
kabinet-Wilders I. Daarom konden onze moties weer de kast in, een
unicum.
Voorzitter. Dat PVV-geluid is op infrastructuur ook keihard nodig. We
konden deze week namelijk zien hoe een nieuw record is gebroken in ons
land. Het aantal personenauto's is de afgelopen maand de grens van 9
miljoen gepasseerd. In bijna tien jaar tijd zijn er 1 miljoen wagens bij
gekomen, blijkt uit de cijfers van BOVAG en databureau RDC. Het is de
bevestiging van wat wij deze minister en staatssecretaris al jaren
duidelijk proberen te maken. Je kan vanuit je eigen politieke naïviteit
wel geloven dat de samenleving maakbaar is en dat als je maar genoeg
pr-verhaaltjes houdt over hoe duurzaam de trein of de fiets is, mensen
je gaan geloven. Maar uiteindelijk kiezen mensen toch gewoon lekker voor
de auto. En groot gelijk hebben ze. Je hebt veel meer vrijheid, je kan
gaan en staan waar je maar wilt, je hebt je eigen ruimte waar je geen
mondkapje hoeft te dragen en het is ook nog eens goedkoper. We zeggen
het dus gewoon nog maar eens een keer: had al die miljoenen voor
duurzaamheid in het openbaar vervoer nu maar in asfalt geïnvesteerd. Dan
hadden we beleid gevoerd dat aansluit bij de realiteit en geen beleid
gehad dat alleen aansluit bij de droomwereld van de groene deugbrigade.
Dat er nu eindelijk geld naar asfalt gaat, is fantastisch. De PVV vindt
het alleen rijkelijk laat.
Voorzitter. Hoewel we de investeringen dus waarderen, komen we ook tot
de conclusie dat we er nog niet zijn. Dat wordt wel duidelijk als we ons
traditionele rondje Nederland doen. Als ik dat rondje aftrap, uiteraard
vanuit ...
De voorzitter:
Voordat u dat aftrapt, is er een vraag van collega Laçin van de
SP-fractie.
De heer Laçin (SP):
Ik hoor de heer Van Aalst ouderwets pleiten voor meer auto's op de weg
en meer autorijders. Dat is zijn goed recht. Maar is de heer Van Aalst
het ook niet met mij eens dat we om de mensen die de auto pakken
tegemoet te komen, ook moeten kijken naar meer openbaar vervoer, zodat
juist die mensen niet alleen met wegverbredingen door kunnen rijden,
maar ook op de huidige wegen minder in de file staan? BOVAG concludeert
zelf ook dat mensen overstappen op de auto omdat het ov, vooral buiten
de Randstad, de afgelopen jaren alsmaar is afgenomen. Dus ziet de heer
Van Aalst ook zeker de toegevoegde waarde van het ov, ook voor de
autorijder die hem zo lief is?
De heer Van Aalst (PVV):
Laat ik beginnen met zeggen dat ik een fervent autorijder ben. Ik gun de
automobilist zijn auto. Maar ik heb hier niet gepléít voor de auto, maar
geconstateerd dat iedereen kíést voor de auto. Dat is volgens mij
precies het punt. En inderdaad, de PVV is ook voor openbaar vervoer.
Maar openbaar vervoer moet een middel zijn en niet het doel op zich. Dat
hebben we de laatste jaren in de investeringen gezien. Dus ja, er moet
een goede bereikbaarheid zijn, maar het moet niet doorslaan. En dat is
wat we de afgelopen periode gezien hebben. De investeringen die we doen
in het openbaar vervoer, slaan door en komen niet per definitie ten
goede aan de bereikbaarheid via het openbaar vervoer.
De heer Laçin (SP):
Volgens mij klopt die constatering niet. Wat er vanuit de rijksoverheid
naar het stad- en streekvervoer is gegaan met de brede doeluitkering, is
vorig jaar minder geworden. Het stijgt nu weer een beetje. Het is niet
zo dat daar nou enorm veel meer geld naartoe gaat. In het spoor willen
we natuurlijk wel investeren. Maar ik ben blij om te constateren dat de
PVV hier zegt dat het ov wel degelijk van belang is. Dat mensen kiezen
voor de auto, bevestig ik; dat laten de cijfers zien. Maar dat doen ze
steeds vaker omdat ze geen alternatief hebben, omdat het openbaar
vervoer verdwijnt uit de regio. Als Kamerlid uit het oosten zou de heer
Van Aalst ook moeten pleiten voor meer ov, zodat mensen kunnen kiezen en
wellicht de auto laten staan. Dan kunnen de heer Van Aalst en de heer
Dijkstra lekker doorrijden.
De heer Van Aalst (PVV):
Maar op dat laatste verschillen we ook niet. Maar ik zal de heer Laçin
een aantal voorbeelden geven. In Overijssel hebben we de hele discussie
gehad over die MaaS-oplossingen. Daar zie ik dus helemaal niets in. Weet
je, ik wil gewoon een goede verbinding van a naar b, en geen rare dingen
met deelautootjes. Ik geloof daar niet in. Punt twee is waar het geld in
het ov allemaal aan besteed wordt. We hebben een hele brede discussie in
de Kamer over miljarden voor de omvorming van ProRail. Dat was prachtig
geld geweest om te kunnen investeren in lijntjes van A naar B. Er worden
miljarden gestoken in een ERTMS-systeem om meer treinen te laten rijden,
maar volgens mij zijn er minder treinen gaan rijden. Weet je, al dat
soort keuzes brengt ons bij het punt dat miljarden worden geïnvesteerd
in, in onze optiek, de verkeerde keuzes.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer Van Aalst zijn betoog. Hij zit op drie
minuten.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Dan trap ik opnieuw mijn rondje Nederland af. Ik begin
natuurlijk bij mijn eigen mooie Overijssel. Dan noem ik de N35. Met 100
miljoen van het Rijk en 100 miljoen van de provincie Overijssel komt er
nu eindelijk een rondweg om Mariënheem heen. Goed nieuws voor al die
inwoners en al die kinderen die daar iedere dag weer de weg over moeten
steken. Er wordt dus eindelijk iets gedaan met al die onder andere
aangenomen PVV-moties over de N35.
Maar we moeten niet achterover gaan leunen. Het einddoel van de beruchte
Marsroute moet als een stip op de horizon blijven staan en niet
wegzakken in de duisternis. Om de Marsroute te realiseren is toch
minstens zo'n zelfde impuls nodig. De PVV zal zich daar dan ook voor
blijven inzetten.
Voorzitter. Dan rijden we via de A1 de provincie uit. Wat zou het dan
toch mooi zijn als we op het traject Barneveld-Apeldoorn twee keer drie
rijstroken konden gaan aanleggen. Staat deze verbreding nog op het
wensenlijstje van de minister, vragen wij ons daarom af.
Rijden we vervolgens de A12 op, dan komen we helaas weer vast te staan
bij knooppunt Oudenrijn en knooppunt Gouwe. Het zijn en blijven
hardnekkige knelpunten in de Randstad. Een goede doorstroming zou ook
hier wenselijk zijn.
Voorzitter. Als een onverzadigbare honger naar Bossche bollen ons dan
naar Brabant brengt, zullen we blij zijn dat de A15 ook onderhanden
wordt genomen. Honderden miljoen voor meer asfalt in Brabant is
uitstekend nieuws. We horen dat de minister het openstellen van die
spitsstroken nog als optie aan het overwegen is. De PVV heeft daar al
vaker op gehamerd en wij zouden dat als een goede optie willen
benoemen.
Voorzitter. Dan gaan we nog even een stukje ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Dijkstra. Zou u de
microfoon uit willen doen, meneer Van Aalst?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Die laatste weg die u noemde was in Brabant. Over welke weg had u het
toen? Ik ken namelijk geen A15 in Brabant.
De heer Van Aalst (PVV):
Vanuit Zuid-Holland loopt de A15 dan richting Brabant. Ik bedoel het
stukje Papendrecht-Gorinchem en dan gaan we naar Brabant. Ik kom nu bij
een ander stukje Brabant, namelijk bij de A58 en de A67. Als u geduld
hebt, kom ik zo verder.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De A15 loopt niet door Brabant, voorzitter.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat klopt, daar heeft meneer Dijkstra helemaal gelijk in. Die loopt van
Papendrecht naar Gorinchem en dan gaat hij ...
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het was zonde van de vraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, dat was zonde van de vraag. Anders had ik het nog even kunnen
corrigeren.
Voorzitter. Ik ga verder met mijn rondje Nederland en ik kom bij de A58
en de A67, de belangrijke wegen in Brabant en de Limburgroute. Het is
niet voor niets dat bijvoorbeeld Transport en Logistiek Nederland vraagt
om investeringen hier. Een goede doorstroming is niet alleen fijn voor
de automobilist die op weg is om een Limburgse vlaai te scoren, het is
ook heel erg prettig voor de economie.
Voorzitter. We vergeten natuurlijk ook de problemen in het noorden van
Nederland niet. De problemen met de zuidelijke ringweg in Groningen
stapelen zich maar op en drijven de inwoners tot wanhoop. We horen
daarom graag van de minister wat de meest actuele ontwikkelingen zijn in
dit dossier en of zij er zich persoonlijk voor heeft ingezet dit recht
te trekken.
Voorzitter. Dan de aangenomen PVV-motie die oproept om een beetje vaart
te maken met die zeven MIRT-projecten. We vroegen aan de minister of zij
een beetje ruggengraat kon tonen en zich kon ontworstelen aan de
zelfbedachte stikstofimpasse waarin ons land zich nu bevindt. Maar
helaas, zij blijft vrolijk meegaan in het absurde natuur- en
milieubeleid van de geitenwollensokkenclubs van D66, waar zij graag een
weekendje mee gaat geitenmelkkarnen, en zij laat weten de oplossing nog
steeds niet te hebben gevonden. Dat is verdrietig nieuws, want zolang
wij geen streep zetten door al die onzinregels en onszelf een
stikstoffobie aanpraten, zal die oplossing ook niet gevonden gaan
worden.
Voorzitter. Dat brengt ons bij het spoor. Gisteren kreeg de PVV weer
bericht ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat met het spoor, is er een interruptie van de heer
Schonis van D66.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik had al zo'n vermoeden.
De heer Schonis (D66):
Wij van D66 gaan natuurlijk niet alleen lekker geiten melken; wij doen
ook heel graag aan alpaca aaien en wij hebben ook nog andere leuke
hobby's. Maar dat even terzijde. Ja, alpaca aaien is zeker een leuke
hobby; ja, zeker. Maar ik ben wel benieuwd hoe meneer Van Aalst van de
PVV aankijkt tegen het gegeven dat een van die zeven MIRT-projecten waar
hij net op doelde — dat is de A27-verbreding bij Amelisweerd — maar
liefst een kwart miljard duurder uitpakt dan oorspronkelijk begroot. Je
kunt deze projecten wel doorduwen, maar wat is de PVV bereid daarvoor te
betalen? Is hij het met D66 eens dat je met een kwart miljard toch een
hoop andere leuke dingen kunt doen?
De heer Van Aalst (PVV):
Het heeft wat ons betreft al veel te lang geduurd met die A27. Misschien
verklaart dat ook voor een deel die kwart miljard. Anderzijds vind ik
een kwart miljard, bij alle ellende waar D66 geld in stort, een
schijntje. Ik zou dat geld dus graag overmaken voor de A27. Is dat een
duidelijk antwoord?
De heer Schonis (D66):
Nou nee, niet bepaald, want dan zou ik wel willen weten van de heer Van
Aalst waar D66 allemaal geld in stort. Dit is toch een heilloze weg? Je
kunt toch niet zeggen dat een project waar niemand in de regio op zit te
wachten en dat niet meer helpt voor het oplossen van een fileknelpunt,
want dat was een fileknelpunt van tien jaar terug dat inmiddels allang
is opgelost, goed besteed geld is? Zelfs bij de PVV moet men zich dan
toch wel een keer achter de oren gaan krabben.
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, het punt dat ik vandaag probeer te maken in mijn betoog is dat het
elke keer dweilen met de kraan open is. Elke keer gaan we allerlei
asfaltprojecten pas optuigen als de ellende er al is. Wij willen dat
voor zijn. Daarom hadden we dit al veel eerder moeten uitvoeren. Het
heeft ons veel te lang geduurd. Het zou mij zomaar kunnen voorkomen dat
dit eigenlijk voortkomt uit al die merkwaardige colleges van linkse
partijen daar in Utrecht, die voornamelijk bij dit soort dingen op de
rem gaan trappen. Wij zijn alleen maar blij dat hier geïnvesteerd wordt
in asfalt. Utrecht is een belangrijk knooppunt in Nederland, dus we
moeten vooral zo doorgaan.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer Van Aalst zijn betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Waarschijnlijk ga ik de heer Schonis zo meteen aan mijn zijde vinden als
we het hebben over geld verkwanselen.
Voorzitter. Dan naar het spoor. Gisteren kreeg de PVV weer bericht van
de spoorgoederenvervoerders over een systeemstoring bij Kijfhoek. Zij
uitten grote frustraties over de manier waarop de staatssecretaris met
de pet naar de problemen op het spoor gooit. Tijdens het SO Spoor heeft
de PVV al pittige vragen aan deze staatssecretaris gesteld. We zullen
die dus niet allemaal gaan herhalen. Maar de tendens is duidelijk:
ProRail krijgt geen grip op de problemen op het spoor, waardoor
ondernemers met enorme kosten worden opgezadeld. Ondertussen wordt de
vergoeding naar deze ondernemers wel afgeknepen, terwijl er nog geen
zicht is op verbetering.
In plaats van dat deze staatssecretaris zich hard maakt voor de modal
shift waar ze het zo vaak over heeft, gaat al haar aandacht uit naar
fietspaden en duurzaam internationaal reizen. Want hoewel D66-politici
zelf de hele wereld rondvliegen, blijft deze mevrouw de gewone man de
maat nemen als hij het vliegtuig pakt voor een welverdiende vakantie.
Nee, de gewone man moet maar op de trein stappen. Dat dit veel en veel
langer duurt en dat de gewone man helemaal geen zin heeft om de helft
van zijn vakantiedagen kwijt te zijn aan dagen in de trein, komt niet
bij de staatssecretaris van vliegschaamte op.
Voorzitter. Wat moet dat toch lekker zijn, helemaal op kunnen gaan in je
eigen droomwereld, en als iemand met een beetje verstand je dan de
realiteit probeert bij te brengen, je vingers in je oren te stoppen en
je eigen D66-hersenspinsels beginnen op te schreeuwen. Dat is heel leuk
voor jezelf, want je hoeft nooit toe te geven dat je fout zit. Maar het
is funest voor al die ondernemers die elke dag keihard moeten werken om
het hoofd boven water te houden. Het is ook geen situatie die je eeuwig
vol kunt houden, want vroeg of laat ontspoort het beleid dusdanig dat je
het nooit meer terug op de rails krijgt.
Daarom heb ik toch nog even een concrete vraag voor de staatssecretaris.
Waar blijven de opwaarderingen voor de spoorweginfrastructuur voor het
faciliteren van treinen met een lengte van 740 meter? Die zouden er
komen. Dus graag even de vingers uit de oren en een antwoord
hierop.
Voorzitter. Dit geldt voor meer spoorprojecten. Zo krijgt de PVV zeer
verontrustende berichten over de Maaslijn. Deze lijn moest worden
verdubbeld, elektrificatie krijgen en nu geeft ProRail aan dat dit
tientallen miljoenen euro's duurder gaat uitvallen. Hoe is dat mogelijk,
vragen wij de staatssecretaris. Dit is niet de eerste keer dat zoiets
gebeurt. Denk bijvoorbeeld aan het traject Zwolle-Kampen. Hoe kan het
dat het bij ProRail toch telkens zo uit de klauwen loopt? Wie draait
daar dit keer voor op? Weer de belastingbetaler? Dit kan toch niet waar
zijn.
Voorzitter. Als een zbo daar nou structurele veranderingen in aan zou
brengen, zou het mooi zijn, maar dit gaat daar helemaal niets aan
veranderen. Het is een onbegonnen prestigeproject geworden waar alleen
de bestuurders in hun ivoren torens nog in geloven, net als het grote
project ERTMS. Ik noemde het net al een keer. Ondernemers laten al weten
dat dit ze een enorm vermogen gaat kosten en de risico's van dit project
zijn nog steeds niet goed in kaart gebracht. ERTMS moet ervoor gaan
zorgen dat meer treinen kunnen gaan rijden, maar dat lijkt nu niet echt
meer de prioriteit van het ov te zijn. De PVV wil dan ook stoppen nu het
nog kan. Maak al die miljarden van de omvorming en het ERTMS maar vrij
voor zaken waar de burger echt iets aan heeft, waar de ov-sector echt
iets aan heeft. We kunnen daar heel mooie infraprojecten van aanleggen,
waaronder bijvoorbeeld het onderhoud en een paar mooie kerstpakketten
voor onze kanjers die bij onze nationale trots de NS werken. Het is in-
en intriest dat die dit jaar geschrapt gaan worden. Deze mensen hebben
namelijk hun kerstpakket dik en dik verdiend. Ik vraag toch eigenlijk
gewoon een antwoord van de staatssecretaris op de vraag waarom dit soort
idiote maatregelen getroffen worden.
De voorzitter:
Voor u verdergaat, heeft u een interruptie van de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Ik zit een beetje in de achterhoede. Het lijkt op een achterhoedegevecht
zo. De heer Van Aalst sprak over ERTMS. Is hij zich er wel van bewust
dat ERTMS ten eerste leidt tot meer veiligheid op het spoor en dat het
ten tweede voor internationale handel heel belangrijk is? ERTMS wordt
met name in de landen om ons heen gebruikt. Uiteindelijk ontkom je er
niet aan dat je ook je eigen internationale treinen en je
goederentreinen aangepast moet hebben om daar gebruik van te maken. Ik
hoor het graag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Dat is mooi. Ik ben blij dat de heer Ziengs deze vraag stelt. Dit is
precies de crux van het verhaal. Het idee van ERTMS was meer treinen
laten rijden, meer veiligheid en betere grensovergangen. Veiligheid:
totale onzin, daar draagt het project op dit moment helemaal niet aan
bij. Sterker nog, ik heb allerlei vragen gesteld over het rangeren. Dat
is momenteel levensgevaarlijk met ERTMS. Aan veiligheid draagt het dus
niet bij. Het is ook een illusie om te denken dat het systeem dat we nu
hebben, niet veilig is. Dat is totale onzin. Ons wordt nu maar
voorgeschoteld dat het onveilig is op het spoor, omdat we nu ATB-Vv
hebben. Europese samenwerking en grensoverschrijdend, dat klinkt
allemaal heel leuk, ware het niet dat iedereen een andere versie heeft.
Volgens mij hebben we er de laatste tijd al heel veel voorbeelden van
gehad dat juist die grensoverschrijdende werking met ERTMS totaal niet
voldoet. Europa kiest hier continu voor. We hebben het gezien. Ik heb me
gemeld als rapporteur op een congres. Ik heb daar gezien hoe de Europese
Commissie uitsprak dat zij wel bepalen welke versie er straks uitgerold
wordt. Dat brengt ons zo meteen bij het punt dat we allerlei
verschillende versies krijgen die niet op elkaar aansluiten. Dat is
volgens mij voldoende antwoord op de vraag van de heer Ziengs. Dit
project gaat niet werken en is gedoemd om te mislukken.
De voorzitter:
De heer Ziengs, een vervolgvraag.
De heer Ziengs (VVD):
Ik heb toch nog een aanvullende vraag. Ik weet hoe de heer Van Aalst en
zijn partij denken over internationale samenwerking met Europa. Als je
met een dergelijk systeem of andere systemen werkt, is de uniformiteit
dan uiteindelijk niet een pro voor onze goederentreinen en onze
internationale treinen? We voeren internationaal handel. Dat hoor ik
toch graag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
We vinden elkaar inderdaad als we zouden kiezen voor allemaal één en
dezelfde versie en alles op elkaar aansluiten. De crux van het verhaal
is nou juist dat dat niet gebeurt. Ik ben blij dat de minister in een
overleg dat zij heeft bijgewoond — de staatssecretaris had toen de
functie van minister — toegezegd heeft dat wij, wat er ook gebeurt, bij
deze versie blijven en niet meer afwijken. Het zou mooi zijn als de rest
van Europa ons volgt in die versie, maar ik hou m'n hart vast. Als dat
niet gebeurt, dan heeft dit project geen zin. Ik hoop dat de heer Ziengs
dat met me eens is.
De voorzitter:
De heer Van Aalst vervolgt zijn betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Dan sluit ik mij daarbij aan. Ik concludeer dat de heer Ziengs het met
mij eens is.
De voorzitter:
Zo werkt dat natuurlijk niet in deze commissie. Gezien de mimiek op het
gezicht van de heer Ziengs is dat ook niet het geval. Vervolgt u uw
betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik kon hem niet zien, want hij zat in het achterhoedegevecht achter
mij.
Voorzitter. De reactie van de staatssecretaris op het tienpuntenplan
toegankelijkheid openbaar vervoer staat vandaag op de agenda. Op zich
zijn we daar heel blij mee. Anderzijds zou de PVV liever een
tienpuntenplan voor minder toegankelijkheid tegemoet willen zien. Dat
heeft ermee te maken dat wij graag willen dat er een plan zou zijn om al
dat tuig uit ons ov te houden en de toegang te ontzeggen. Kan de
staatssecretaris ons vertellen wanneer het algemene reisverbod in
werking treedt? Het is namelijk mooi dat er nu, vooruitlopend op de
initiatiefnota van de PVV over de aanpak van geweld in het openbaar
vervoer, een pilot komt voor het gebruik van de wapenstok en dat de
politiepost op Amsterdam Centraal niet sluit. Maar dit is natuurlijk
niet genoeg. We kijken daarom met een schuin oog naar volgende maand,
want dan bespreken we deze bewuste initiatiefnota. We schuiven dan al
die duurzame dagdromen over emissievrije reizen aan de kant en gaan het
hebben over wat echt toegevoegde waarde heeft, namelijk hoe we in dit
land in ons openbaar vervoer tuigvrij kunnen reizen.
Voorzitter. We willen vandaag afsluiten met de opmerking dat we blij
zijn met de inzet om de overgang naar het kabinet-Wilders alvast zo
soepel mogelijk te laten verlopen. Het uitvoeren van onze PVV-motie is
een goed uitgangspunt en een veelbelovend teken dat de asfaltestafette
is ingezet. De PVV is in ieder geval opgewarmd en staat klaar om het
stokje in maart over te nemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan gaan we naar de heer Dijkstra van de VVD. U heeft
onderling een verdeling gemaakt. Het lijkt mij dat u dit zelf in de
gaten houdt. Oké, prima.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik begin dit MIRT-overleg namens de VVD met een
paar algemene opmerkingen. Ik benoem zelf de weg- en waterprojecten en
mijn collega Ziengs gaat spreken over ov, fiets en het spoor. In grote
lijnen komt die verdeling ook neer op de verdeling die de minister en de
staatssecretaris onderling hebben, dus ik denk dat dit redelijk
aansluit.
Het mooie aan infrastructuur is dat het concreet is. Dat vind ik en dat
vinden jullie in de commissie volgens mij ook. Je kan echt zien wat er
gebeurt, alleen duurt het natuurlijk wel lang voor je iets voor elkaar
hebt; dit duurt gemiddeld een jaar of tien. Een fietspad, een rails, een
kanaal of een snelweg, we hebben het best mooi voor elkaar in Nederland,
maar het is niet vanzelfsprekend. Als we weten dat het lang duurt
voordat zoiets zichtbaar wordt, dan moeten we nu verder vooruit kijken,
dus ook voorbij de corona. Vinden de minister en de staatssecretaris dat
ook? Zou 2019 niet een beter peiljaar zijn dan het huidige jaar? In de
precoronatijd, 2019 en daarvoor, wilden miljoenen Nederlanders iedere
dag zo snel en zo veilig mogelijk van A naar B. Ze willen ook zelf
kunnen bepalen hoe ze dat doen. Volgens mij blijft dat zo. Sterker nog,
de vraag naar individueel transport, eigen vervoer, is groter dan
ooit.
Iedere dag worden ook nog eens vele goederen vervoerd: over de weg, over
het water en over het spoor. Iedereen wil internetpakketjes thuis
ontvangen, 's middags of 's ochtends en niemand wil lege winkelcentra.
Fabriekshallen zonder voorraden, waardoor mensen niet kunnen werken,
zijn ook geen goed teken. Tel daarbij de economische ontwikkeling van de
toekomst, de groei naar meer mensen en een miljoen huizen erbij tot
2030, en dan zie je dat investeren in infra, om de knelpunten aan te
pakken en verkeersinfarcten te voorkomen, nodig blijft.
Wel ziet de VVD veel meer kansen in blijvend thuiswerken, of tenminste
een aantal dagen per week, betere spreiding van openingstijden en vooral
flexibeler werken. Het is allemaal nodig om stilstand te voorkomen. Het
is dus en-en-en. Bij de begroting hebben we het daar uitgebreid over
gehad.
Voorzitter. Ons land scoort op dit moment goed als het gaat om
infrastructuur, maar ik durf de voorspelling aan dat het niet zo blijft
als de VVD niet stevig in een nieuwe regering zit en er bovendien geen
nieuwe miljarden bij komen. De Mobiliteitsalliantie rekende in 2018 al
voor dat er ongeveer 53 miljard euro nodig zal zijn voor de komende
decennia. Ze hadden een vooruitziende blik. Ik vraag aan de
bewindspersonen wat de mogelijkheden zijn om de CEF, de Europese gelden,
Connecting Europe Facility, te benutten voor onze
infra-investeringen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Van Aalst van de
PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik vraag me even af wat de VVD nu precies inbrengt. Wij hebben ook
gezien dat de minister in de afgelopen weken heel groot in de pers
verscheen en zei: "We hebben te weinig geïnvesteerd. De volgende keer
moet er veel meer worden geïnvesteerd, want dat hebben we nodig". Dat
was ongeveer de conclusie die de PVV in de eerste begroting al trok, zo
van: het lijkt allemaal zo mooi, maar er wordt niet geïnvesteerd. Hoor
ik de VVD nu eigenlijk zeggen: we hebben veel te weinig geïnvesteerd;
het had veel meer moeten zijn? Hoe kan dat dan? U staat aan het
bewind.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We hebben in het begin van deze periode natuurlijk 2 miljard incidenteel
extra gekregen voor infra. Dat was echt een trendbreuk ten opzichte van
de jaren ervoor, waarin er flink bezuinigd moest worden omdat we uit een
crisis kwamen. We hebben ook 100 miljoen per jaar structureel toegevoegd
aan het Infrafonds. Bij elkaar is dat over twaalf jaar gemeten 3,2
miljard. Dat is een behoorlijke bak geld, maar die moet je wel kunnen
wegzetten, wel kunnen uitvoeren. Daarvoor heb je handjes en kennis
nodig, daarvoor moet je lange procedures doorlopen. Gelukkig zien we dat
het geld op dit moment goed bestemd is. Alleen, de eerste resultaten van
dat extra geld van 2017 gaan we pas zien als daadwerkelijk het lintje
wordt doorgeknipt.
De heer Van Aalst (PVV):
Bijzonder, bijzonder. De heer Dijkstra weet heel erg goed dat je, als je
de infrastructuur in Nederland op orde wilt houden, alleen al voor het
op orde brengen al een miljard structureel per jaar nodig hebt. Die 2
miljard die dit kabinet incidenteel ingebracht heeft, was natuurlijk
wisselgeld. Daar kun je amper wat mee. Als je het goed wilt doen, heb je
2 miljard structureel per jaar nodig. Nu constateer ik dat de VVD
inmiddels al tien jaar aan het roer staat. Dus hoe legt de heer Dijkstra
nu uit dat alles wat we nu tekortkomen eigenlijk onder aanvoering van
VVD-ministers is ontstaan? Hoe kan dat nou?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
U weet net als ik dat je het nooit alleen doet in deze Kamer. Wij hebben
een aantal zetels. In het eerste kabinet, waar u gedoogsteun aan gaf,
was er inderdaad meer geld voor infra. Dat was een goede ontwikkeling.
In het tweede kabinet hebben we onze best gedaan, maar is het beperkt
gebleven. Sterker nog, we moesten uit een economische crisis komen en we
hadden een akkefietje met een inkomensafhankelijke zorgpremie, waardoor
er uiteindelijk bezuinigd moest worden op infra. Ik ben daar heel
eerlijk in. Dat heeft natuurlijk wel een gat geslagen in de plannen die
we hadden. Nu hebben we een correctie kunnen doen. Voor de volgende
periode zijn er vele miljarden extra nodig om alle wensen te kunnen
uitvoeren. Je moet gaan faseren, je moet keuzes maken. Misschien is ook
niet alles nog nodig en kunnen dingen op een andere manier. Maar het
duurt zo lang voordat de plannen ten uitvoer komen dat onze opvolgers
profijt hebben van wat we nu doen. Ik hoop dat er in de nieuwe periode
geld bij komt. Ik kom zo nog op de bedragen die nodig zijn, maar de
wensen van bijvoorbeeld de grote steden en ook de wensen puur op basis
van het regeerakkoord zijn fors. Er is meer nodig dan we de vorige keer
gekregen hebben.
De voorzitter:
Er is ook nog een vraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (CDA):
Even hierop doorgaand. Inderdaad, het is al tien jaar in handen van de
VVD. We weten ook al ongeveer net zo lang dat er een nijpende kwestie op
het gebied van onderhoud is, dat daar veel geld naartoe moet. We zien
ook gebeuren dat bij een aantal projecten die gestart moesten worden —
we hadden het erover dat deze minister net iets meer dan 200 kilometer
heeft aangelegd in deze periode — er veel misgaat met contracten. We
hebben de Afsluitdijk, de Ring Zuid bij Groningen en zo kan ik nog wel
even doorgaan. Hoe ziet de VVD de rol van de minister daarin? Ook dat
moet toch juist op orde zijn, wil je gaan aanleggen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ja, dat moet op orde zijn. Je hebt te maken met een aantal tegenvallers
met ook verschillende oorzaken. Soms is het een berekening, zoals bij de
Afsluitdijk. Soms is het een actualisatie van de bedragen die we ooit
ervoor hebben uitgetrokken. Soms is het een aanvulling van het bestaande
budget. Bij het MIRT hadden we nog een kwart nodig. Je ziet — de
minister kan dat beter uitleggen dan ik — dat er een trendbreuk is in de
wijze van aanbesteding. We hebben erkend dat je, als je een project van
een miljard euro zou neerzetten bij één aannemer, een enorm risico loopt
als er wat misgaat. Denk aan de zeesluis bij IJmuiden. Dat is bijna het
einde van een heel bouwbedrijf. Dat wil je ook niet, dus wordt het in
kleinere partjes opgeknipt. Je ziet een trendbreuk als het gaat om de
inhuur van capaciteit maar vooral ook kwaliteit bij Rijkswaterstaat. De
heer Stoffer weet daar meer van. Je wilt voldoende mensen hebben die
goede berekeningen kunnen maken. Je wilt de goede vragen kunnen stellen
aan de marktpartijen. Daar is dus ook een trendbreuk gaande. Er is geld
gekomen voor meer fte's. Dat zijn allemaal zaken die door dit kabinet
erkend zijn en waarmee nu een omslag wordt ingezet. De effecten ervan
zie je natuurlijk pas op de langere termijn. Ik denk dat we zeker lessen
kunnen leren uit het verleden. We proberen het nu beter te doen.
Mevrouw Postma (CDA):
Laten we dan even naar dat aanbesteden gaan. We zien bij Rijkswaterstaat
en op het departement dat er eigenlijk al tien jaar een trend gaande is
waarbij alle experts weggaan, experts die je juist nodig hebt om een
aanbesteding heel goed te verwoorden zodat een en ander goed in de
contracten komt te staan. Er is veel meer naar processen gekeken en
mensen die processen kunnen begeleiden. Maar er is geen kennis meer. We
zien dat ook terug bij het onderhoud van bijvoorbeeld bruggen en sluizen
bij de vaarwateren. Is dat ook niet iets wat de VVD sneller had kunnen
zien? We zien nu stapeling op stapeling. Nu pas zegt de minister dat het
inderdaad beter moet. Maar dit is een proces dat al jaren gaande
is.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik geloof dat de eerste berichten een jaar of twee geleden tot ons
kwamen. Toen is er ook direct gehandeld. Dat is een continuproces waarin
je de kwaliteit op orde wilt hebben. U refereert misschien ook aan het
artikel van vorige week in Het Financieele Dagblad. Het zou best wel
schokkend zijn als het inderdaad alleen maar managers zouden zijn. Maar
als je navraag doet, dan blijkt dat niet helemaal het geval te zijn. Er
zit voldoende capaciteit en ook kennis bij Rijkswaterstaat, maar het is
zaak om die blijvend uit te breiden en die kennis op peil te houden,
zeker met de vergrijzing. Mensen vertrekken. Je moet het op een goede
manier doen. Niemand wil tegenvallers, Rijkswaterstaat niet, het kabinet
niet, wij niet. Dat betekent dat je accuraat moet gaan programmeren,
offreren, aanbieden en aanbesteden. In dat proces zijn we nu met elkaar
gestapt. Dat loopt al een jaar of twee. In het vorige MIRT of het MIRT
daarvoor heb ik daar zelf nog een motie voor ingediend: hebben we
voldoende kennis en handjes? Ik noemde het net al. Dat proces is volgens
mij nu gaande. Ik hoor graag wat daar de resultaten van zijn.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik vind dat de heer Dijkstra hier toch wel wat luchtig over doet: ach,
je kunt eens een keer wat tegenvallers hebben en er wordt nu een proces
in gang gezet. Maar het zijn niet zomaar tegenvallers. Bij mij in de
buurt, bij de ring Groningen, is er een bouwtijdvertraging van jaren.
Daar is een budgetoverschrijding die heel veel uitstraling heeft. Die
brengt andere belangrijke infrastructurele projecten in de provincie in
gevaar. De N33, de spoorlijn naar Stadskanaal, die komen allemaal in de
gevarenzone, simpelweg omdat de boel niet onder controle is. Kijk ook
naar bijvoorbeeld de Maaslijn. Regionale partijen nemen driekwart van de
financiering van een rijksproject voor hun rekening. Die worden ook
opeens geconfronteerd met een enorme tegenvaller. Als dat je eigen
huishouding raakt, dan denk je: mwah. Maar wat vindt de heer Dijkstra
van die uitstraling naar derde partijen en de afwenteling naar derde
partijen? Zou de minister daar ook verantwoordelijkheid voor moeten
nemen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De minister is altijd verantwoordelijk. Daarom is ze minister. Daarom
ben ik blij dat ik geen minister ben. Ik wil er zeker niet luchtig over
doen, meneer Moorlag, als het gaat over tegenvallers waarmee we
geconfronteerd zijn. Er is een heel rijtje te noemen. Daartegenover
staan wel een aantal meevallers. Die moeten we dan misschien ook noemen
als we het eerlijke beeld willen geven. Denk aan de verbreding van de
A1, die sneller is opgeleverd. Denk aan de successen bij de A6 in
Muiden, waarbij de files zijn opgelost en het ook binnen tijd en budget
gelukt is. Regelmatig lukt het dus wel. De laatste tijd lijkt het alsof
de tegenvallers de overhand krijgen. Dat heeft ook wel een oorzaak, in
de volgende zin. De wijze van aanbesteden die we in het verleden hadden,
met het design, built, finance en maintenance, dat hele pakket, leidt
tot wel erg veel risico. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat de
mkb-ondernemingen minder kunnen meeprofiteren. Dat heeft meteen weer
gevolgen voor de werkgelegenheid lokaal. Ik probeer u een eerlijk beeld
te schetsen van wat de uitdagingen zijn voor de toekomst, wat de lessen
zijn vanuit het verleden en hoe we dat op een betere manier moeten gaan
doen naar elkaar toe. We hebben ook nog wensen die we met elkaar
proberen te realiseren. Ik probeer daar dus eerlijk over te zijn, meneer
Moorlag, zeker niet luchtig. Als iets honderden miljoenen duurder
uitvalt, is dat geen pretje. Maar je moet wel kijken wat de oorzaak is,
wat je ervan kunt leren en hoe we kunnen voorkomen dat dat in de
toekomst weer gebeurt.
De voorzitter:
De heer Moorlag vervolgt zijn vervolgvraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Waar het mij om gaat, is het afwentelen van risico's. Bij de Ring Zuid
in Groningen staat de provincie vol aan de lat. Je kunt mee- en
tegenvallers hebben, maar omdat het hier ook niet onder controle is,
komt het compleet bij de provincie te liggen. Bij de Maaslijn wordt er
gekeken naar de provincies die erbij betrokken zijn. Mijn vraag aan de
heer Dijkstra is: als je vaststelt dat de boel niet op orde is, zou je
dan niet moeten voorkomen dat derde partijen, met name de provincies,
met afwentelingsproblemen komen te zitten?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Bij ieder contract dat je afsluit, is cofinanciering een belangrijk
uitgangspunt. Dat is in de startfase zo, maar je maakt ook afspraken
over de uitvoering. Als er tegenvallers zijn, wie gaat die dan opvangen?
Wiens verantwoordelijkheid is dat? Ik vind fiftyfifty daarin een heel
redelijke afwenteling. Dan deel je het. Je ziet ook projecten waar het
anders is gegaan. Bij Zuidasdok bijvoorbeeld heeft de stad Amsterdam
beter onderhandeld en gezegd: het Rijk moet het allemaal betalen. Ik kom
daar zo op. Bij andere projecten is het fiftyfifty. Bij weer andere
projecten ligt het weer helemaal bij de gemeente of juist de provincie.
Je moet kijken wat kan naar draagkracht, maar uiteindelijk moet zo'n
project worden afgerond en vinden er keiharde onderhandelingen plaats
over voor wie dat risico is en wat daar de oorzaak van is. Het kan zijn
dat het ligt bij ons, bij de aanlevering van cijfers en getallen. Het
kan zijn dat er extra wensen zijn. Het kan zijn dat de aannemer gewoon
fouten maakt. Dan moet hij zelf op de blaren zitten. Dat is dus een
delicaat proces dat je per geval moet bekijken. Uiteindelijk staat
buiten kijf dat niemand wil dat het overschreden wordt in tijd of in
geld en dat we dit soort projecten echt nodig hebben. Anders waren we er
nooit aan begonnen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil me toch een beetje aansluiten — dat is wellicht wonderlijk — bij
de vragen van PVV en CDA. We hebben hier een VVD-verkeersminister, maar
dat is natuurlijk niet de eerste. De heer Dijkstra doet nu alsof dit
kabinet halverwege de periode het licht heeft gezien dat we toch wel een
probleem hebben met het onderhoud van onze infrastructuur en een
structureel probleem met de capaciteit op Rijkswaterstaat. Zitten daar
de mensen die op een goede manier die projecten kunnen begeleiden en
hebben we daar niet veel en veel te veel op bezuinigd in het verleden?
Dat is allemaal wel door VVD-ministers gedaan. Dan vind ik het een
beetje makkelijk van de heer Dijkstra dat hij zegt: we hebben nu het
licht gezien, maar ja, het is aan een volgend kabinet om het voor de
rest allemaal op te lossen. Zijn er niet ongelofelijke steken laten
vallen in ons verkeersbeleid, met name door het alsmaar doorschuiven van
gelden, terwijl beheer en onderhoud centraal had moeten staan in al het
verkeersbeleid? Maar dat is doorgeschoven, doorgeschoven,
doorgeschoven.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik begrijp het verwijt van GroenLinks echt niet. Aan het begin van deze
periode was er 100 miljoen voor uitgesteld onderhoud. Dat is verhoogd
naar 350 miljoen in no time en inmiddels zijn er calculaties waarin we
uitkomen op 1,4 miljard, misschien zo meteen wel 1,5 miljard. Dat is een
vervijftienvoudiging van het budget dat we gaan steken in beheer en
onderhoud, puur om onze infrastructuur, die wereldklasse is, op peil te
houden. Ik hoop dat dat genoeg is, maar goed, die berekeningen zien we
dan nog. Als je zegt "het is allemaal vooruitgeschoven": nee, onzin. Het
budget is vervijftienvoudigd, dus het probleem is erkend een jaar of
tweeënhalf geleden, toen de bewindspersonen aantraden. Er is actie op
genomen, er zijn budgetten voor vrijgemaakt. Dat brengt ook weer nieuwe
zorgen met zich mee waar ik zo op kom, want dit slokt natuurlijk al het
geld voor nieuwe investeringen op, maar ik heb bij GroenLinks in het
partijprogramma nog nergens ooit gezien dat ze meer geld voor
bijvoorbeeld asfalt willen uittrekken. Dus ja, GroenLinks heeft
makkelijk praten langs de zijlijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat is natuurlijk heel makkelijk en het is grappig om te merken dat dit
al bijna een verkiezingsdebat wordt. Maar ik zou de heer Dijkstra dan
toch iets willen vragen. Het feit dat dit kabinet heeft gekozen om in
een regeerakkoord zeven iconische asfaltprojecten met veel bombarie te
onthullen en daar 2 miljard in te schrijven die vervolgens helemaal niet
wordt uitgegeven, terwijl het erkennen van de onderhoudsopgave en het op
een goede manier budgetteren daarvan wordt doorgeschoven. Waarom heeft
dit kabinet er dan niet voor gekozen om die onderhoudsopgave gewoon
groot in het regeerakkoord te zetten? Maar ja, dan heeft de minister
geen lintje te knippen. Dat is toch gewoon een hele wrange constatering
en ik hoop dat de heer Dijkstra het met mij eens is dat we, waar we nu
staan, veel meer hebben aan geld voor het onderhoud. Het geld dat we nu
op de plank hebben liggen voor de nieuwe asfaltprojecten, dat moet naar
onderhoud gaan! Dáár hebben we geld voor nodig.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat is precies wat op dit moment gebeurt. Zo simpel is het. 1,4 of 1,5
miljard …
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En de A27?
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, het lijkt me niet verstandig om buiten de microfoon om
te spreken met collega's. Het woord is aan de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan mijn vorige antwoord. Dat is
precies wat nu gebeurt. Kijk, een regeerakkoord sluit je als je
aantreedt en met elkaar plannen hebt. Dat was in 2017. Vervolgens ga je
aan de slag en kom je tot de conclusie: al onze infrastructuur is uit de
jaren zestig, zeventig, tachtig van de vorige eeuw. Die viaducten zijn
allemaal nog van oud beton. Het is allemaal tweebaans, terwijl je het
eigenlijk drie- of vierbaans had willen hebben, maar dat lukt niet zo
snel. Dat moet allemaal vervangen worden. We zijn een waterrijk land met
bruggen en viaducten. We hebben gezien wat er gebeurt als de Merwedebrug
dicht is en wat voor gevolgen dat heeft.
We willen niet naar een infrastructuur zoals in België of in Duitsland,
waar onder bepaalde regimes flink bezuinigd is op de infrastructuur. Dat
willen we niet. We willen voorkomen dat Nederland tot stilstand komt,
dus moeten we een inhaalslag maken met beheer en onderhoud. Dat is
precies wat nu gebeurt en je kan niet zeggen dat 1,4 miljard een
schijntje is. Dat is door dit kabinet in gang gezet en we werken dat
verder uit en proberen verdere tegenvallers te voorkomen. Die zitten er
ook nog eens bij. Plus de wensen die we hebben. Als ik verder mag gaan
met mijn betoog, voorzitter, kom ik al die onderwerpen weer even
tegen.
De voorzitter:
Ja hoor, dat mag. Ik zit even rond te kijken en er zijn op dit moment
geen interrupties. U heeft tweeënhalve minuut gebruikt.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ja, precies. Beheer en onderhoud slokt dus inderdaad — dank voor de
interrupties, collega's — inmiddels het grootste deel van het
beschikbare budget op. Het voorlopige jaarlijkse tekort voor wegenbeheer
bedraagt 1,4 miljard per jaar en dat is de helft van het budget dat wij
hebben voor wegen. Bij spoor gaat vrijwel het gehele beschikbare geld
naar beheer en onderhoud. Wat blijft er over voor iets nieuws, en hoe
financieren we dat, vraag ik aan beide bewindspersonen.
Voor de heer Van Aalst: op een bierviltje rekende ik ooit uit dat voor
het uitvoeren van alle projecten uit het regeerakkoord minstens 10
miljard extra nodig zou zijn. Ik snap dat de bewindspersonen dat niet
kunnen bevestigen, maar ik zie wel uit naar de rapportage naar
aanleiding van mijn eerdere motie van vorig jaar om aanleg, beheer en
onderhoud én de nieuwe wensen uit het regeerakkoord allemaal eens op een
rijtje te zetten en te onderbouwen. Mijn vraag is: welke rapportages
volgen hier nog?
De voorzitter:
Daarover is er een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Even een korte vraag richting de VVD. We hadden even een opsomming van
de tien jaar dat Rutte aan het bewind is. We hebben gezien dat er in de
eerste periode met die gedoogconstructie met de PVV nog extra
geïnvesteerd werd in de infra. De heer Dijkstra zal het volgende kabinet
mogelijk niet meemaken of misschien wel in een andere rol, wie weet?
Maar kunnen we dan op de VVD rekenen dat ze de PVV gewoon weer aan boord
neemt om in ieder geval — of moeten wij jullie aan boord nemen? Het is
even de vraag hoe dat zal lopen — samen de infraportefeuille weer te
kunnen vullen met miljarden?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat laatste lijkt mij mooi om met meerdere partijen te doen. Volgens mij
leeft die wens ook breed bij heel veel partijen om gezien de
tegenvallers, gezien de wensen, gezien de opgave die op ons afkomt et
cetera, uiteindelijk meer geld voor infra te krijgen. Dat moeten we dus
goed onderbouwd hebben. Dan moet je ook kijken wat de prioriteiten zijn
van andere partijen. Er zijn ook partijen die willen investeren in
ontwikkelingssamenwerking of in zorg of in onderwijs of verzin het
allemaal maar. Dan scoort infra bij de kiezer niet zo heel erg hoog,
terwijl daar natuurlijk wel heel veel mensen gebruik van maken. Maar
uiteindelijk is dat een spel in de onderhandeling en de VVD zal zeker
inbrengen — volgens mij is dat ook in ons verkiezingsprogramma het
uitgangspunt — dat er meer geld naar infra moet, net zo goed als er meer
geld naar Defensie moet. Heel veel partijen willen meer geld naar van
alles, maar uiteindelijk kom je tot een soort compromis. En dan hoop ik
vanuit mijn optiek dat wegen en het ov bedeeld gaan worden. Het
Groeifonds biedt wellicht ook nog mogelijkheden voor een enkel groot
project.
De voorzitter:
De heer Van Aalst, vierde interruptie.
De heer Van Aalst (PVV):
Als ik het goed begrijp, is de PVV een serieuze optie als wij kijken
naar de infraportefeuille? Of gooit de VVD opnieuw de deur dicht?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat is een politieke vraag, maar ik werk altijd heel graag met u samen.
We hebben de afgelopen drieënhalf jaar veel moties samen ingediend. Als
asfalttijgers zijn wij, denk ik, het meest vooruitstrevend hierin. Maar
er zijn ook andere wensen bij andere partijen. Dus ik werk graag met u
samen, maar ik zal dat inderdaad zelf niet meer meemaken.
De voorzitter:
Gaat u verder. O nee, er is nog een vraag van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Meer een puntje van orde eigenlijk, want ik dacht dat we hier bij het
MIRT-debat waren en nog niet bij de formatiebespreking van een nieuw
kabinet.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat klopt, maar dit is wel een debat, dat is altijd leuk. Als de heer
Schonis wil vragen hoe ik aankijk tegen D66, mag hij dat ook gerust
doen.
De heer Schonis (D66):
Ja, ja, ja.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dan geef ik daar ook mijn mening over. Ik heb ook met de heer Schonis
heel veel samen kunnen doen, met name als het gaat om fiets en spoor.
Mijn collega Ziengs zal u zo meteen de veren geven, maar ik ben ook
verheugd over de samenwerking met u. Je moet het met elkaar samen doen,
zo werkt het natuurlijk wel. De heer Laçin zit nu tegenover mij, maar
hij is het heel vaak met mij eens. Dat is ook mooi. Daar schaamt hij
zich dan voor, maar dat hoeft helemaal niet, want qua mobiliteit komen
we er wel uit.
De voorzitter:
Meneer Dijkstra, u daagt nu wel iedereen even uit.
De heer Laçin (SP):
Ik moet dat wel even corrigeren, voorzitter, want we zijn het heel soms
met elkaar eens en dan schaam ik mij daar niet voor. Maar we zijn het
niet heel vaak met elkaar eens. Dat zal zo uit mijn inbreng ook blijken,
denk ik.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Laat ik bescheiden zijn: ik ben het vaak met de heer Laçin eens.
De heer Laçin (SP):
Kijk! Dat is altijd goed.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt u dan ook uw betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u wel. Nou ja, grappig.
Tel daarbij de wensen voor verkeersveiligheid, ook een onderwerp dat we
echt op de agenda hebben gezet en waar we gelukkig fors in investeren.
Neem de N50 in Overijssel, de N9 in Noord-Holland, waar een onderzoek
plaatsvindt, en nog veel meer N-wegen. De VVD is daar echt verheugd
over. Vanmorgen zagen we nog dat de eerste 165 miljoen van de 200
miljoen die we hebben uitgezet, al bestemd is binnen het totaalpakket
van 500 miljoen vanuit ons en totaal, met cofinanciering, 1 miljard dat
gemobiliseerd wordt. Dus echt complimenten daarvoor. Verkeersveiligheid
is een no-brainer wat dat betreft.
De minister heeft de verkeersveiligheid echt op de kaart gezet en wij
hebben zelf als VVD dat Strategisch Plan Verkeersveiligheid en de
uitwerking daarvan altijd stevig gesteund. Ik vraag beide
bewindspersonen om die issues blijvend op de agenda te zetten: bewaakte
of onbewaakte overwegen — 180 worden er geloof ik aangepakt — de
overgangen bij stations, maar ook veiligere bermen en misschien wat
minder bomen, althans in ieder geval niet ergens waar je ertegenaan kunt
rijden, en aparte fietspaden. Immers, ieder slachtoffer is er gewoon één
te veel en voorkomen is beter.
Nog even terug naar het geld. Als het om geld gaat, kijk ik eventjes
naar de investeringsaanvragen die de G5, de G4 plus Eindhoven, uit dat
Nationaal Groeifonds willen laten financieren. Als ik die aanvragen bij
elkaar optel, kom ik al op 18 tot 20 miljard. Infra is bovendien maar
een van de drie onderwerpen die genoemd zijn in dat Nationaal Groeifonds
dat het verdienvermogen van Nederland moet versterken. Een aantal
partijen gaat dus teleurgesteld worden. Maar wat doen we dan met die
plannen, want die zijn natuurlijk niet mis? De noodzaak om te investeren
blijft groot, maar de financiële middelen ontbreken. De tijd dringt. De
maatschappelijke kosten van niks doen zijn dat de files weer aangroeien
en bijkomend reistijdverlies weer snel het oude niveau bereikt.
Sommige partijen hebben het idee dat je met meer en beter ov en met de
fiets alle problemen kunt oplossen. Het is een idee, maar dat werkt voor
heel veel mensen natuurlijk niet. Het helpt zeker, vooral als mensen een
keuze hebben, maar heel veel mensen willen zich ook niet laten dwingen.
Die stappen alleen maar in het ov als dat een serieus alternatief is.
72% van de afgelegde kilometers en 94% van alle verplaatsingen is niet
met het ov maar met de fiets of de auto. Een rekensommetje: als je 10%
van de automobilisten die nu op de weg zit, dagelijks in de trein zou
zetten, moet je het spoor ongeveer verdubbelen. Volgens mij kan dat
niet, en buiten de Randstad is het ook nog eens weinig rendabel. Ik
verzoek dus iedereen om ook eens te kijken naar die cijfers van het KiM,
het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, en die capaciteitsanalyses,
die volgend jaar weer een update krijgen om een indruk te krijgen van
wat wel en wat niet kan.
De heer Laçin (SP):
De heer Dijkstra is het vaker met mij eens dan hij denkt, want hij
erkent nu ook het failliet van de marktwerking in het ov door te zeggen
dat steeds minder mensen gebruikmaken van het ov. Dat klopt. Dat is in
de afgelopen jaren vooral buiten de Randstad zo gegroeid, omdat de
mensen daar die keuze niet meer hebben. Omdat steeds meer buslijnen zijn
verdwenen. Omdat de aanbestedingen en de concessies ertoe hebben geleid
dat de bedrijven die het nu uitvoeren, Arriva, Qbuzz en Connexxion,
alleen maar naar de centen en niet meer naar de mensen kijken. Zij
heffen buslijnen op, voegen ze samen en trekken ze in, waardoor steeds
minder mensen gebruik kunnen maken van het ov en mensen geen andere
optie dan de auto hebben. Is de heer Dijkstra het met mij eens — en dan
kijk ik ook alvast met een schuin oog naar de heer Ziengs — dat we weer
moeten investeren in ov, zodat die mensen niet per se de auto in hoeven
stappen maar juist de keuze voor het ov kunnen maken?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het is volgens mij niet zo dat minder mensen gebruikmaken van het ov.
Steeds meer mensen maken er gebruik van; het groeit met gemiddeld 4,6%
per jaar. De vraag neemt toe en je moet daar dus in blijven investeren.
De heer Ziengs kan daarop ingaan. Failliet van de marktwerking? Nee,
integendeel: volgens mij zijn dit de meest succesvolle
treinverbindingen. Neem de verbinding Arnhem-Doetinchem-Winterswijk,
neem de Valleilijn, neem de regionale lijntjes. Die zitten vol, die
zitten stampensvol, omdat die een goed alternatief voor de NS bieden.
Dus failliet van de marktwerking of de NS die alles beter kan?
Integendeel. Het is én-én-én: NS op het hoofdrailnet en daarbuiten in de
regio juist die volle regionale vervoerders, die het hartstikke goed
doen. Dus nee, alles in één hand is niet oké.
De heer Laçin (SP):
Ik weet dat de heer Dijkstra geen woordvoerder ov is, maar het is wel
grappig dat hij de Valleilijn noemt. Want juist in coronatijd is de
Valleilijn een concessie waar niemand zich op heeft ingeschreven. Dus of
die zo succesvol is qua marktwerking, waag ik te betwijfelen. De heer
Dijkstra hamert erop dat mensen de keuze hebben tussen auto, fiets en
ov, maar wat ik hem probeer duidelijk te maken is dat wij de keuze voor
ov afnemen. Dat is de afgelopen jaren vooral buiten de Randstad, waar
alleen maar bussen rijden, steeds vaker gebeurd. Dat zei de BOVAG
gisteren, dat zegt de OV ombudsman. Moeten we er dan niet voor zorgen
dat er juist in die gebieden weer bussen gaan rijden, zodat mensen een
keuze hebben tussen de auto en het ov? Ik durf te wedden dat heel veel
mensen, als er aansluitingen zijn, ook weer voor het ov gaan
kiezen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat hoop ik ook. Ik denk niet dat we mensen keuzes afnemen, maar aan
bussen met alleen warme lucht hebben we ook niks. En als mensen
uiteindelijk toch liever, zeker nu in coronatijd, kiezen voor
individueel vervoer, dan kun je bussen laten rijden wat je wil, maar dan
stapt er niemand in.
De heer Schonis (D66):
Meneer Dijkstra, u positioneert het steeds — dat deed u net voor de
interruptie van de heer Laçin ook al — als een soort hard, absoluut
onderscheid: mensen gaan óf met de fiets óf met de auto óf met het ov.
Ik mis sowieso nog een keuze, namelijk het thuiswerken. Dat thuiswerken
is weliswaar uit nood geboren, maar we hebben in het afgelopen jaar
gezien dat we het toch maar mooi doen met z'n allen. Recent onderzoek
van het KiM laat ook zien dat heel veel mensen, twee van de drie
ondervraagden, zeker een of twee dagen thuis zullen blijven werken. Het
is dus niet de vraag óf zij dat wel of niet gaan doen, nee, zij gaan dat
doen. Dat heeft natuurlijk effect op de behoefte aan nieuwe
asfaltprojecten. Hoe kijkt de VVD daartegen aan? Want van uw minister
hoor ik daar wisselende geluiden over. Soms zegt ze: rekening rijden is
niet nodig, want we hebben toch geen files meer vanwege het vele
thuiswerken. Maar op het moment dat er een nieuw stukje asfalt moet
komen, hoor ik dezelfde VVD-minister zeggen: we moeten toch wel blijven
investeren in asfalt, ondanks het vele thuiswerken. Dus ik ben erg
benieuwd naar de visie van de VVD op het thuiswerken in relatie tot
nieuwe asfaltprojecten.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb daar net wat over gezegd, namelijk dat het en-en-en is. Neem de
bouw van één miljoen woningen in de Randstad, neem het feit dat er
huishoudens bij komen, neem het feit van economische groei. Zeker als we
zo meteen corona te boven zullen zijn, zijn we in no time weer terug op
het niveau van 2019. De lessen die we kunnen leren van dit
coronatijdperk zijn dat thuiswerken voor behoorlijk wat mensen helpt.
Alleen, je wilt niet vijf dagen in de week thuiswerken; dan word je
knettergek. Maar als je goede afspraken kunt maken met je werkgever om
dat een à twee dagen te doen, als niet iedereen dezelfde dag kiest — dus
niet iedereen de woensdagmiddag of de vrijdag, maar ook een keer op een
donderdag of een dinsdag — en als je ook wat later mag beginnen, dan is
het een kwestie van en-en-en. Als de klantenservice dan ook nog eens
open is en de winkels en dat soort zaken open kunnen zijn, dan kun je
inderdaad spreiden. Dat kan zeker bij onderwijsinstellingen, want waarom
moeten al die studenten in de spits reizen? Het is dus een combinatie
van factoren, waarbij je er niet aan ontkomt — vanwege de autonome trend
van het aantal huishoudens en het aantal inwoners — om te blijven
investeren in de knelpunten, wetende ook dat het tien jaar duurt voordat
je ze hebt opgelost. Dus misschien is dit juist het moment om vaart te
maken met sowieso die zeven infraprojecten maar ook met andere zaken die
we graag met elkaar willen, omdat Nederland zich geen infarct kan
permitteren, of dat nou op het spoor of op de weg is.
De heer Schonis (D66):
Op dat laatste punt zijn we het natuurlijk gewoon met elkaar eens:
Nederland moet zich niet allerlei infarcten aanpraten. Ik constateer
alleen dat die infarcten er op dit moment praktisch niet meer zijn. De
files die er op dit moment staan, zijn negen van tien keer gerelateerd
aan ongevallen. Dus nogmaals mijn vraag: wat zijn dan die noodzakelijke
investeringen in infra? Want dat zijn niet per se deze zeven
MIRT-projecten. Dus welke keuze maakt u daar dan in? En bent u bereid om
met D66 te kijken naar een soort heroverweging: zijn die MIRT-projecten,
zeker die asfaltprojecten, nog wel allemaal nodig in het licht van meer
thuiswerken, waarvan u zelf zegt dat mensen dat structureel meer zullen
blijven doen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter, dank dat we wat uitvoeriger mogen antwoorden; ik probeer het
wel korter te houden. Ik stond vanmorgen nog vast; 90% van het
wegverkeer is weer op pad op dit moment, terwijl het advies is dat
iedereen thuiswerkt. Het was ook wel een beetje slecht weer. Dat verkeer
gaat razendrap, dus alleen thuiswerken is niet de oplossing; wel een
combinatie van betere infrastructuur, in het ov en op de weg, spreiding
en thuiswerken. Het is dus en-en-en. We zijn helaas een vol landje wat
dat betreft. Heroverweging is volgens mij dus niet aan de orde; al die
projecten zijn supergoed onderbouwd en ik hoop ook dat ze allemaal
standhouden.
De voorzitter:
U zit op zes minuten. U vervolgt uw betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik kom op beheer en onderhoud. De noodzaak om te blijven investeren heb
ik net voldoende toegelicht. De vraag is natuurlijk of er in een nieuw
kabinet extra geld voor komt; dat moeten we allemaal afwachten. Beheer
en onderhoud wordt nu aangepakt door de minister. Dat is mooi, maar dat
leidt wel tot het opslokken van het beschikbare geld. Nieuwe wensen en
ontbrekende knelpunten blijven kwetsbaar en soms ook onbereikbaar. De
tegenvallers — we hadden het er net over — gooien ook roet in het eten.
Vlak ook de milieuregels niet uit, want die leiden vooral tot vertraging
en extra kosten, en daar heeft volgens mij niemand wat aan. Ik wil ook
niet somber zijn, want veel lukt gewoon wel en dat is ook knap. Denk
bijvoorbeeld aan het naar voren trekken — zeker in deze tijd — van
liefst 1,9 miljard aan beheer en onderhoud. Kunnen de bewindspersonen
aangeven waar dat gerealiseerd wordt? De bouwsector is u alvast dankbaar
en de reizigers zijn u dat ook. Grote dank.
Met collega Kröger en D66 hebben we ook aandacht gevraagd voor
overprogrammering. Dat wil zeggen: zorg dat je voldoende projecten hebt,
mochten andere vertraging oplopen. Als je genoeg achter de hand hebt,
kun je hopelijk altijd iets uitvoeren. Het lijstje steeg van 2,5 naar 3
miljard euro. Ik noem concrete namen en rugnummers. Neem allereerst de
N35. Een project waar door velen in Overijssel hard voor geknokt is. Een
project dat niet in het regeerakkoord stond, maar waar we samen in
totaal minstens 200 miljoen in gaan investeren met zicht op twee keer
tweebaans, veilige oversteekplaatsen en rondwegen. Samen met
Kornwerderzand, ook buiten de Randstad, is dit een unieke prestatie. Of
neem de doorstroming op de A27 van en naar Almere, waar heel veel
woningbouw komt. Dat is essentieel. Het tracébesluit A27/A12, dat een
tijdje terug gepubliceerd is. De aanpak van de A4-N14. De A15-verbreding
bij Gorinchem in Zuid-Holland en Gelderland. De A28-aanpak van
Amersfoort tot Hoogeveen. Zelf ben ik erg blij met de A50 van Nijmegen
naar Eindhoven, die ook op de kaart is gezet.
Ook ov. De heer Ziengs komt er zo op, maar er zijn diverse stations met
vele fietsenstallingen. Een heel rijtje is te noemen: de aanpak van de
180 onbewaakte overwegen; VDL Nedcar, een stukje verbinding, in
samenwerking met Economische Zaken, puur om te zorgen dat die banen
behouden blijven; aandacht voor het goederenvervoer; de ontwikkeling van
de Haagse wijk de Binckhorst, samen met 150 miljoen voor hoogwaardig ov;
de 118 miljoen voor de vaarweg Lemmer-Delfzijl; projecten voor de grote
wateren en ongehinderde binnenvaart. Het zijn allemaal successen.
Over de afspraken uit het verslag bestuurlijk overleg MIRT heb ik nog
wel een aantal vragen. Ik begin met een opsomming.
Wat is nu het concrete doel van Minder Hinder? Houden we ook rekening
met langdurige afsluitingen, zoals van de Merwedebrug of andere die het
einde van hun levensduur hebben bereikt en ineens dicht moeten?
Wat is bij smart mobility, MaaS, nu eigenlijk de gewenste uitkomst?
Wanneer is het een succes? Hoeveel gebruikers zijn daarvoor nodig? Hoe
is dat te meten? Is het relevant voor alle regio's? Wat is de
planning?
Bij Beter Benutten hetzelfde. Hoeveel geld is hier nu ingestopt? Welke
projecten zijn uitgevoerd? Wat is de echte winst hiervan? Hoeveel heeft
het opgeleverd als een blijvend gedragseffect als de subsidies weer
stoppen?
Bij Mobiliteit en Verstedelijking staan grote opgaven voor de toekomst
genoemd, rond Amsterdam, rond Rotterdam, rond Den Haag. Zou het niet
verstandig zijn om primair de bereikbaarheid als uitgangspunt te nemen
en per regio in kaart te brengen wat je dan nodig hebt?
Er staan nog veel meer doelen genoemd, over water en over klimaat et
cetera, maar als je alles aan elkaar koppelt, dan heb je de kans dat je
heel veel eisen stelt maar dat het uiteindelijk tot niks leidt. Als we
geen geld hebben voor nieuwe ontsluitingen van grote woonwijken, dan kun
je die woningaantallen ook wel op je buik schrijven. Wat kan het kabinet
of een volgend kabinet daar dus aan doen?
Dan de brede doeluitkering, een grote pot geld, een black box voor mij.
Kunnen de bewindspersonen toezeggen dat beheer en onderhoud van
projecten die wellicht gaan volgen uit het Groeifonds, niet gedekt gaan
worden uit de BDU-gelden maar dat die dus separaat vanuit het Groeifonds
meerjarig gedekt gaan worden, zonder dat het over de schutting wordt
gegooid bij uw departement?
Dan de spreiding van onderwijstijden. In welke steden zijn nog meer
kansen? Nijmegen en Arnhem worden iedere keer als voorbeeld genoemd,
maar wat is er nog meer? Zeker als er een coronavaccin is, wat zijn dan
de kansen om studenten structureel buiten de spits te laten reizen naar
hun colleges?
Welke investeringsstrategie wordt bedoeld bij Verstedelijking
Metropoolregio Amsterdam? Welke middelen en dekking? Welke fasering is
überhaupt realistisch? Want daar lees ik dat de vervoersbewegingen 56%
groeien, terwijl het ov natuurlijk een must is en de toplocaties
versterkt moeten worden. Maar ja, hoe dan? En wanneer? De plannen zijn
vrijblijvend en zicht op 75% financiering ontbreekt. Graag een reactie
van de staatssecretaris daarop.
Als de regio Amsterdam wel een miljard weet op te hoesten, waarvan de
stad 300 miljoen, voor de doortrekking van de Noord/Zuidlijn, waarom
deze dan niet inzetten voor het tekort op het Zuidasdok, wat ook ov
behelst, van eveneens een miljard? Hoe staat het met de onderhandelingen
over de dekking van het tekort op het Zuidasdok? Gaat Amsterdam
eindelijk meer betalen, minstens 75% van de meerkosten? Wat denkt u van
de suggestie dat Amsterdam voor het bekostigen daarvan de bouw van
duurdere woningen kan overwegen in plaats van sociale huur op de duurste
grond van Nederland? Kan de rijksoverheid dat eisen? Of bijvoorbeeld een
participatie in het Havenbedrijf Amsterdam afdwingen ter compensatie, om
zo ook ons nationale belang van de haven beter te waarborgen tegen een
stadsbestuur dat alleen maar oog lijkt te hebben voor zijn
eigenbelang?
Welk wisselgeld biedt de stad Utrecht aan bij de verstedelijkingsopgave?
Liggen ze nog steeds dwars als gemeente of provincie bij het realiseren
van de A27? Realiseren ze zich wel dat dat consequenties kan hebben voor
de uitdaging die er ligt voor de Noordelijke Ringweg Utrecht en U Ned,
wat daarmee samenhangt? Hoe worden de randgemeenten betrokken bij de
bereikbaarheid van Utrecht? Is de onderlinge verhouding nog wel gezond?
Blijven de bedrijventerreinen in Bilthoven en Utrecht Science Park nog
wel bereikbaar per auto? Realiseert de stad zich wel dat veel mensen per
auto naar hun werk komen, willen of moeten? Want als je een stad hebt
met alleen studenten en opgeleiden maar zonder de nabijheid van werk
voor mensen met normale banen, dan lijkt ons dat vrij ongezond. Wat is
de regionale parkeerstrategie in Utrecht? Worden automobilisten nog
verder weggepest? Worden er huizen gebouwd die vrijwel niet bereikbaar
zijn met de auto? Wat is dan de meerwaarde van die huizen waar je geen
bezoek kunt ontvangen zonder gebruik te moeten maken van het ov?
De bereikbaarheid van de Brainportregio Eindhoven dan. Die heeft onze
bijzondere belangstelling, want daar lijkt wat meer ratio in te zitten.
Hier worden knelpunten opgelost mét werkgevers in plaats van tégen
werkgevers. Gezien de economische meerwaarde van de regio hoop ik dat de
regio ook gaat profiteren van onze beslissing om de bereikbaarheid daar
te vergroten.
Zo ook complimenten voor de voorkeursbeslissing A2, een verkeersader van
jewelste. Deze A2 tussen Vught en Deil wordt verbreed, doorsnijdt het
midden van het land en gaat over de grote rivieren. Logisch dat deze
nodig is, maar ook de aansluiting met de A15 verdient terecht aandacht,
zeker als personenverkeer en goederenverkeer elkaar kruist.
Dan de aanpak A50, echt iets waar ik trots op ben. Dank daarvoor, en ook
voor Nedcar — ik noemde het net al. Waar economische belangen samenkomen
met verkeer, gaat het goed. Werk is de basis. Misschien speelt het nog
meer dat de plekken van werk goed bereikbaar zijn dan de woonplek van
iemand.
Voor Noord-Nederland noemde ik al de vaarweg Lemmer-Delfzijl. De
vaarhoogte dient dusdanig te zijn dat de binnenvaart ongestoord 24/7
door kan en fietsers niet meer hoeven te wachten bij een openstaande
brug. Die bruggen in Groningen mogen ook best wel hippere namen of een
hippere uitstraling krijgen, te beginnen bij de Bauke Mollemabrug in
plaats van de Paddepoelsterbrug. Of neem de Bauke- en verderop de
Mollemabrug. Dan kun je er een mooi rondje wielrennen van maken.
De inpassing is wel van belang. Terecht maken mensen zich daar zorgen
over, maar fijn dat er geld voor beschikbaar is gekomen. Bovendien zijn
de bestuurders uit de regio positief over de uitkomst.
De A28 noemde ik al eerder als iets positiefs. Over het spoor spreekt
mijn collega zo.
De aanpak grote wateren heb ik genoemd. Ook over de veerdiensten en het
baggeren naar de eilanden hebben we het al eerder gehad.
Wat nog wel steekt, is de aanpak van de Afsluitdijk. Het zou mooi zijn
als fietsers, wielrenners en wandelaars daar makkelijk door kunnen, met
een busje of anders veilig langs de rand lopend. Maar het autoverkeer
mag in ieder geval geen extra vertraging kennen. Kan de minister dat
toezeggen, maar wil zij zeker nog eens even kijken naar de
fietsers?
Dan over Oost-Nederland. Ik sprak al eerder over de N35, maar ook de
A1/A35-aanpak huldigen wij. Ik wil graag weten of knooppunt Hoevelaken
en de A1/A30 niet eerder kunnen. Ik heb hierover eventueel een motie. Ik
geloof dat de SGP daar ook over begint.
Ik kom tot een afronding. Ook de A12 Gouwe-Oudenrijn zien we als VVD
graag op de kaart staan. Een beslissing in een volgend kabinet lijkt ons
nodig. Het moet echt verder geholpen worden. De oplossing die nu
voorligt, met aansluitingen van de N11 en een Bodegravenboog is iets
waar ik me eerder voor heb ingezet. Ik ben blij dat deze minister die
voorkeur ook overneemt in de uitwerking. Ik vraag haar dat te blijven
doen.
Ten aanzien van de Brienenoordbrug vraag ik de minister om te bevestigen
dat de rijksbijdrage voor de brug naar rato geldt voor de mate waarin
het fileknooppunt op de A16 wordt verlicht. Want autogeld is nog steeds
autogeld.
Ten slotte kleinere zaken waar we blij van worden. De buisleidingen
staan weer op de agenda. Dat moeten we niet onderschatten voor de
veiligheid. De truckparkings: echt goed werk geleverd langs de
goederencorridors. Dat is belangrijk voor onze chauffeurs. Individuele
afslagen worden aangepakt, zoals bij de railterminal bij de A15. Dat is
belangrijk voor de overslag naar het spoor en naar de weg en verderop
naar het water.
Kortom, een mooie lijst en werk aan de winkel. Ik geef graag het woord
aan de heer Ziengs.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Ik was even bang dat er bijna geen tijd zou overblijven.
Misschien kunt u mij op ongeveer vier minuten even een seintje
geven.
Sinterklaas is inmiddels weer vertrokken. De cadeautjes zijn weer
afgegeven. De heer Dijkstra heeft daar al een hele opsomming van
gegeven. Het wachten is natuurlijk weer op het sinterklaasfeest van
2021. Cadeaus horen een gevoel te geven van tevredenheid. Maar er is
natuurlijk volop reden om nog wat wensen over te hebben. Die wensen zijn
er nog volop, maar de mogelijkheden zijn beperkt. Collega Dijkstra heeft
hiervoor al voldoende aandacht gevraagd.
Ik wil graag benadrukken dat bij de beoordeling van spoorinfraprojecten
de combinatie met woningbouw een hele logisch is, maar dat economisch
perspectief in een gebied niet te veronachtzamen is. Denk daarbij
bijvoorbeeld aan de ontwikkelingen rondom Utrecht. Het Utrecht Science
Park, locatie Bilthoven, is nu genoemd als satellietlocatie, terwijl het
een veel meer volwaardige positie naast USP De Uithof inneemt. Die
waardering zou het ook moeten krijgen. Ik zou graag een reactie krijgen
op dit punt.
Dan het punt van de raming van kosten voor de elektrificatie en
gedeeltelijke verdubbeling van de Maaslijn tussen Roermond en Nijmegen.
Hoe kan bij dergelijke ramingen de plank zo misgeslagen worden?
Provinciale overheden mogen toch uitgaan van realistische ramingen waar
dergelijke verwachte overschrijdingen niet te verwachten zijn? Wat is de
inzet van de staatssecretaris op dit dossier? Waar ziet ze nog
mogelijkheden om de regio tegemoet te komen? Het belang van dit project
is in eerdere debatten al benadrukt. De voor 2024 voorziene oplevering
moet niet in gevaar komen.
Dan is er nog de reservering die is opgenomen voor de concessie voor de
sprinterdienst Leeuwarden-Zwolle. Wanneer worden de handtekeningen
gezet, vraag ik de staatssecretaris. Het is een essentieel onderdeel van
het regeerakkoord.
De overwegenaanpak. We hebben in het verleden heel veel incidenten
gezien. Tussen 2000 en 2019 was er gelukkig een daling van 50%. Het
aantal dodelijke slachtoffers is 70% gedaald. In 2019 was het grootste
gedeelte van de overwegen gelukkig aangepakt. Destijds hebben we 25
miljoen beschikbaar gesteld. We vroegen of dat voldoende was.
Uiteindelijk is er nu jaarlijks 37,5 miljoen extra voor het
nabo-programma. "Nabo" staat voor: niet actief beveiligde overwegen. 180
van die nabo's moeten nog aangepakt worden tot 2024. Is dat voldoende,
ook gezien eerdere ervaringen met budgetten voor eerder projecten?
Wellicht kan de staatssecretaris daar een antwoord op geven.
Ten aanzien van het goederenspoor heb ik hier een puntje staan, vooral
naar aanleiding van de discussie die ik met de heer Van Aalst had. Hier
zien we dat als het gaat om die 740 meterfaciliteit, het misschien goed
is dat we ook met onze Duitse buren een keer goede afspraken gaan maken.
Ik vraag de staatssecretaris hoever het daarmee is. Verder vraag ik hoe
ze zit in de inzet op een interoperabiliteitsverdrag. Ik heb even op het
uitspreken van deze term moeten oefenen, maar ik kan het nu in één keer
uitspreken. Dat heeft natuurlijk te maken met de problematiek die de
heer Van Aalst net schetste als het gaat om ERTMS en een oplossing
daarvoor.
Voorzitter. In de provincie waar ik woon, zijn de fiets en de daarbij
behorende routes om te fietsen razend populair. Daarom complimenten voor
de staatssecretaris voor haar inspanningen voor de mogelijkheid om de
fiets te stallen bij stations. Dat is aanmerkelijk verbeterd.
Emmen-Rheine is gelukt.
Voorzitter. Het was al een lastig jaar door de problematiek rondom
stikstof en pfas en dat is gevolgd door een pandemie die zijn weerga
niet kent. Laten we het zicht op de toekomst houden en blijven
investeren in mobiliteit. Asfalt, spoor en vaarwegen blijven de
ruggengraat van ons mooie land. Voor mij is dit het laatste MIRT.
Ondanks de beperkte middelen zijn er de afgelopen jaren toch stappen
gezet. Ik wens eenieder in dit gezelschap die de komende periode het
prachtige vak van Kamerlid mag uitoefenen, daarvoor veel wijsheid en
sterkte.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ja, maar u bent nog niet klaar hoor, want de heer Van Aalst heeft een
vraag voor u.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, voorzitter, mijn laatste twee vragen heb ik speciaal voor de heer
Ziengs bewaard. Het is inderdaad zijn laatste MIRT, dus ik wil hem ook
niet zomaar naar huis laten gaan. De heer Ziengs van de VVD gaf aan dat
hij beperkte middelen had. Dat is natuurlijk heel interessant. We hebben
miljarden voor een omvorming klaarliggen die eigenlijk helemaal niets
brengt. Sterker nog, de omvorming van ProRail tot een zbo is het enige
wat de staatssecretaris is gelukt als het gaat om iedereen op één lijn
te brengen. Dat was ongeveer de hele sector en ongeveer de hele
politiek, met uitzondering van de VVD dan nog. Is de heer Ziengs het met
mij eens dat het een goed moment zou zijn om daar nu gewoon de stekker
uit te trekken? Dat levert ons heel veel middelen op, en de problemen
gaan we toch niet oplossen.
De heer Ziengs (VVD):
Ik heb daar twee antwoorden op. Als het gaat om de middelen die daarvoor
beschikbaar gesteld worden: daarvoor hebben we ooit een berekening van
de staatssecretaris voorbij zien komen. Ik moet zeggen dat zij dat goed
onderbouwd had. Dat is het eerste antwoord. Het tweede antwoord is het
volgende. De heer Van Aalst doet het voorkomen alsof dit alleen een idee
van de VVD is, maar volgens mij staat het in het regeerakkoord en hebben
we daar binnenkort een debat over. In dat debat zullen wij ook gaan
wegen en uiteindelijk kijken waar we terechtkomen.
De heer Van Aalst (PVV):
Dit is wel bijzonder. Enerzijds is er de VVD die praat over allerlei
tekorten aan middelen of die beperkte middelen heeft. Dan hebben we een
kansloze exercitie die vanuit het regeerakkoord komt, en dan zegt de
VVD: we moeten nog wikken en wegen. Tja! De heer Dijkstra had het net al
over zijn bierviltje. Nou, op dat bierviltje kunnen we deze berekening
ook maken. Daar kunnen we uit opmaken dat dit een kansloze exercitie is
waar niemand op zit te wachten en die gewoon miljarden kost. En of het
nou of 2, 3 of 4 miljard is, dat laat ik in het midden. Maar het kost
miljarden. De heer Ziengs moet het toch met ons eens zijn dat we op dit
moment niet meer hoeven te wikken en te wegen. Het is toch volkomen
helder! Trek die stekker eruit en maak die miljarden vrij voor nuttige
projecten. Is hij dat met me eens?
De voorzitter:
Dit was uw laatste vraag. De heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Ik heb ook weer twee antwoorden. Het levert helemaal geen miljarden op.
Er is in deze constructie simpelweg sprake van een kasschuif. Dus de
heer Van Aalst wil al die miljarden waarvan hij veronderstelt dat die
vrijkomen, voor andere zaken besteden. Die miljarden zijn er niet, want
het is puur een kasschuif. Dat is het eerste antwoord.
Het tweede antwoord is een reactie op zijn opmerking dat de stekker
eruit moet worden getrokken. We hebben goede afspraken gemaakt om met
elkaar daarover te gaan debatteren. Het lijkt mij niet de goede weg om
voorafgaand aan een debat al te roepen dat we de stekker eruit
trekken.
De voorzitter:
En daarmee komen we bij mevrouw Kröger van GroenLinks. O, nee. De heer
Amhaouch wil nog een vraag stellen.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, ik heb nog een vraag aan de heer Ziengs. Hij benoemt het noorden
niet of nauwelijks. Heel veel mensen kijken mee als het gaat om de
vraag: wat zijn de ontwikkelingen naar het noorden toe? Wij hebben het
er in de begrotingsbehandeling ook kort over gehad. We hebben daar een
kort debatje over gehad, waarbij het CDA zich ingezet heeft voor het
Deltaplan voor het Noorden. Maar nu zijn we een week of twee weken
verder. Het VVD-congres staat er ook weer aan te komen. Hoe ziet u in de
toekomst de Lelylijn en het plan voor het noorden? Kunt u daar eens op
reflecteren? Wij hebben bijvoorbeeld vorige week het debat over het
Nationaal Groeifonds gehad, waarin we nadenken over het toekomstig
verdienvermogen van Nederland. Ziet de VVD daar raakvlakken, zodat we
die Lelylijn, wonen en werken in die context kunnen plaatsen?
De heer Ziengs (VVD):
Ja, dat is een bijzondere. Ik moet vooruit gaan lopen op het congres van
de VVD, dat nog moet plaatsvinden en waar nog een verkiezingsprogramma
moet worden vastgesteld. Daar is overigens wel op geamendeerd, om te
zorgen dat die Lelylijn er uiteindelijk komt. Ik heb dat volgens mij in
een vorig debat ook al aangegeven. Volgens mij heb ik in eerdere
debatten ook al het nodige gezegd over mijn visie op de Lelylijn.
Sterker nog, volgens mij hangt er nog een motie van mevrouw Van der
Graaf en mij die we aangehouden hebben, naar aanleiding van het vorige
debat. Op zich hebben we altijd heel veel aandacht gevraagd voor
versnelling van het bestaande spoor, plus, nadat de plannen voor een
Lelylijn bekend werden gemaakt, voor een Lelylijn. We zijn voorstander
van eigenlijk alles wat de heer Amhaouch noemt, woningbouw et cetera, in
combinatie met de beschikbaarheid van treinen richting het Noorden. Ik
kan niet vooruitlopen op iets wat straks in een verkiezingsprogramma van
de VVD terechtkomt. Maar ik heb het bij veel partijen voorbij zien
komen, dus ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat er straks bij de
onderhandelingen niet een partij aan tafel zit die daar stevig aandacht
voor vraagt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we nu bij mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dit is wellicht het laatste MIRT-debat met deze
twee bewindspersonen, in een kabinetsperiode waarin de noodzaak van een
ander mobiliteitsbeleid alleen maar is toegenomen. 2020 wordt het
warmste jaar dat ooit gemeten is in de geschiedenis van de mensheid. Ook
in Nederland zijn de gevolgen van klimaatverandering al zichtbaar. Maar
niet in het verkeersbeleid. De doelstellingen van het Klimaatakkoord
halen we nog niet eens voor de helft. Dan kiest dit kabinet ervoor om
miljarden aan nieuw asfalt aan te leggen, terwijl de ov-bedrijven in hun
diensten moeten korten. Onbegrijpelijk. Of misschien wel te begrijpen,
met een VVD-minister aan het roer die niet meebeweegt met de
maatschappelijke realiteit. Star vasthouden aan een regeerakkoord.
De stikstofuitspraak van de Raad van State, de coronacrisis, het feit
dat we de doelen van het Klimaatakkoord bij lange na niet halen, de
gigantische bouwopgave, het Urgendavonnis: allemaal tekenen dat we echt
toe moeten naar een ander mobiliteitsbeleid. Maar deze minister wil
niet. En de staatssecretaris, die dat wellicht wel zou willen, heeft
helaas maar heel kort de titel van minister mogen dragen.
Corona is wat ons betreft een kantelpunt. Natuurlijk zullen we na corona
weer vaker naar kantoor gaan, maar veel experts geven aan dat hier
blijvende gedragsveranderingen uit zullen voortkomen. Dit is hét moment
en dé kans om dat vorm te geven, door thuiswerken meer te faciliteren en
forenzen minder, en door betaling naar gebruik in te voeren, wat een
volgend kabinet zeker zal doen.
Maar de minister gebruikt de coronarealiteit toch alleen hoe het haar
uitkomt. Aan de ene kant zegt ze dat er geen reden meer is voor
rekeningrijden als iedereen thuiswerkt. Aan de andere kant stelt ze dat
het thuiswerken geen langetermijneffecten heeft, dus dat er wel meer
asfalt moet worden bij gelegd. Een fraai staaltje twee kanten op
redeneren. De minister beroept zich op de modelberekeningen van het KiM,
dat voorspelt dat we teruggaan naar het oude niveau. Maar klopt het dat
in die studie, in het model, de langetermijneffecten van meer
thuiswerken helemaal niet zijn meegenomen? Voor de korte termijn en in
de huidige situatie zien we dat de forse afname in het woon-werkverkeer
leidt tot veel minder spitsverkeer en tot een exponentiële grotere
afname van de files. Maar het KiM stelt niet te kunnen voorspellen hoe
houdbaar thuiswerken is op de lange termijn. Het is aannemelijk, maar we
gaan er niet van uit, staat in de bijlage.
De stelling van het KiM wordt bestreden door diverse hoogleraren van de
TU Delft en de TU Eindhoven, maar eigenlijk ook door de resultaten in de
eigen deelstudie Thuiswerken en de coronacrisis. Thuiswerken blijft
waarschijnlijk, zeker als we het gaan faciliteren. Kan de minister
toezeggen hier toch breder en grondiger onderzoek naar te doen, ter
voorbereiding op de formatie en de keuzes die daar gemaakt moeten
worden?
De minister kiest ervoor om door te gaan met het afvinklijstje dat het
regeerakkoord inmiddels lijkt te zijn geworden. Het beste voorbeeld
daarvan is wat mij betreft de A27 Amelisweerd, het megaproject dat al
mislukt is voordat het is aanbesteed. Waar praten we over? Asfalt,
onnodig asfalt, ten koste van onvervangbare natuur. Het belangrijkste
argument van de minister maar ook van de partijen in deze Kamer die voor
zijn, is: we zijn hier al zo lang mee bezig. Dat is waar, maar dat
betekent vooral dat alle aannames die ooit tot deze keuze hebben geleid,
heel oud zijn en toch niet meer voldoen aan de nieuwe inzichten over wat
onze toekomst nodig heeft. En dat maakt deze minister niet uit. Er moet
toch een asfaltproject op haar naam staan, zeker nu ze net tot
asfaltkoningin is uitgeroepen door de asfaltlobby. Het doet me bijna
denken — het is een nare vergelijking — aan een trophy hunter naast een
dode leeuw. Zo zette de minister glimlachend haar handtekening onder dat
tracébesluit; triomfantelijk bijna. En als Kamer worden we nu al
geconfronteerd met een kostenoverschrijding van een kwart miljard.
Ongedekt, maar die handtekening staat. Wist de minister van deze
kostenoverschrijding toen ze op de dag voor onze begrotingsbehandeling
haar handtekening zette? Had ze ons daar niet over moeten informeren?
Dit is waarschijnlijk pas het begin. Kan de minister een externe partij
de financiële risico's van het project in kaart laten brengen, om te
voorkomen dat deze minister een volgend kabinet met een gigantische
kostenpost opzadelt? Want ik denk dat niemand van links tot rechts dit
wil.
Dan de juridische houdbaarheid van het project. Kan de minister
garanderen dat alle stikstofeffecten zijn meegenomen en vooraf
gecompenseerd zijn, voordat de effecten van de weguitbreiding van de A27
beginnen op te treden? Hoe wil de minister 200 jaar oude bomen
vervangen, of de schrale heidegronden? Waar is het advies van de
Europese Commissie met betrekking tot de prioritaire habitattypen die
worden aangetast? Want zo'n advies is verplicht.
En dan de ADC-toets. De C van compensatie was makkelijk in alle
documenten te vinden. Maar waar zijn die A en die D? Hoe wordt de
onvermijdelijkheid van de maatschappelijke noodzaak — "onvermijdelijk"
en "maatschappelijke noodzaak" — aangetoond? Want er zijn gewoon
alternatieven. Daar is twaalf jaar geleden niet voor gekozen, maar dat
kunnen we alsnog doen. Een spoorlijn van Utrecht naar Breda, een
alternatief van twaalf banen binnen de bak, of rekeningrijden met een
spitsheffing: allemaal alternatieven die serieus in kaart moeten worden
gebracht. Niet wat de minister wil, maar wel aanvaardbaar volgens de
EU-uitleg van de ADC-toets. En dus moet het ook de voorkeur krijgen. De
minister wil per se een asfaltbesluit nemen voor de verkiezingen. Dat is
het simpele feit dat hier aan de hand is. En dan laat ze het aan een
volgend kabinet om bakzeil te halen bij de Raad van State. Ik vind dat
slecht bestuur. Ik zou verwachten dat de andere coalitiepartijen daar
ook niet mee akkoord zouden gaan.
Dan, voorzitter, iets breder over stikstof: de grote
stikstofboekhoudtruc. De stikstofwinst door de snelheidsverlaging wordt
berekend zonder de 5 kilometerafkap. Die maatregel levert dus veel
stikstof op. Maar de benodigde stikstofruimte voor de MIRT-projecten
wordt met een ander model berekend, mét een 5 kilometerafkap. Klopt dat?
Hoe reageert de minister op de ferme kritiek van de commissie-Hordijk op
deze asfaltstikstofboekhoudtruc? Waarom schrijft zij in antwoord op
Kamervragen dat met hetzelfde systeem wordt gerekend, terwijl dit
volgens mij niet het geval is? Erkent de minister dat door deze
rekentruc de toestand van natuurgebieden juist kan verslechteren en de
boeren uiteindelijk voor de schade opdraaien?
Dan, voorzitter, door naar het spoor. Voor corona ging het heel goed met
het spoor. Betrouwbaarheid, klanttevredenheid, frequentie, passagiers,
connecties: alles in de plus. Voor de lange termijn waren er wel zorgen
om onderhoud en passagiersgroei. Corona gooide alles radicaal om. De
eerste lockdown leidde tot de onvoorwaardelijk erkenning dat ons ov een
onmisbare maatschappelijke dienst is, die koste wat het kost moet
blijven functioneren — de ruggengraat van ons mobiliteitssysteem —
terwijl we tegelijkertijd opriepen om er geen gebruik van te maken.
Zonder morren hebben de ov-bedrijven daaraan voldaan, maar de kater kwam
wel, met maandenlang moeten wachten op de beloofde compensatie, de
voortdurende onzekerheid over de toekomst en de nu volstrekt onredelijke
bezuinigingseis. De ov-bedrijven kunnen alleen investeringen uitstellen
die we straks hard nodig hebben, of de bezuinigingen afwentelen op het
personeel. En dat is beide wat GroenLinks betreft onwenselijk.
Dan toch iets over wat er wel bereikt is op het spoor, zeker
internationaal. Het aantal verbindingen groeit. Dat is positief. En de
vooruitzichten en de ambities zijn er. We kunnen rechtstreeks naar
Londen, hopelijk binnenkort veel vaker. We gaan met de nachttrein naar
Wenen. ERTMS komt eraan, wat ook echt een versnelling gaat bieden. Maar
voor meer treinen en minder vliegen is toch wel meer nodig. Dus waar
blijft die heel concrete actieagenda waar we mee aan de slag kunnen? De
Green Deal krijgt als het goed is een echte spoortak, waar hopelijk mooi
fruit aan gaat rijpen. We moeten er wel nog voor zorgen dat een paar van
die appeltjes onze kant op rollen, want vooralsnog heeft Nederland bij
mijn weten geen concrete voorstellen ingebracht. Wat worden de
plannen?
Dan een aantal vragen over een paar concrete projecten. Ik vraag heel
even hoe ik in mijn tijd zit.
De voorzitter:
U zit op achtenhalve minuut.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nou, tempo maken. Een van de concrete projecten waar ik naar wil vragen,
is het verdubbelen van Utrecht-Arnhem. Daar is een ongelofelijke
reistijdwinst mee te verkrijgen, en een snellere aansluiting op de
Duitse hsl. Wat zijn de stappen om tot een MIRT-verkenning te
komen?
Dan Heerlen-Aken en de uitvoering van diverse moties. Wij willen echt
graag snel actie zien, zodat het opgenomen wordt in het HRN.
De vertraging bij het Zuidasdok leidt tot een vertraging bij de ombouw
van Amsterdam-Centraal en dat weer tot een vertraging bij de metro en de
70.000 nieuwe woningen. Hoe lopen we de verloren tijd weer in? De
elektrificatie van de Maaslijn is een fikse tegenvaller. Ik sluit me aan
bij de vragen van de VVD hierover.
Utrecht is toch wel de grootste woningbouwer met 100.000 tot 150.000
nieuwe woningen in de komende twintig jaar. Als we daar ook het
bijbehorende ov voor willen aanleggen, hoe gaat dat er dan uitzien? Waar
kan Utrecht op rekenen?
En ten slotte, voorzitter, mijn favoriet wellicht en ook die van de
staatssecretaris: de fiets. Daar is veel in geïnvesteerd. Het gaat echt
heel goed. Het is geweldig om te zien dat dit ook precies de
investeringen zijn die gemeenten en provincies willen. Dat is een mooi
contrast met de A27. Ik ben heel benieuwd wat er nou eigenlijk aan
investeringen nodig is om die motie van 30 km/u als norm binnen de
bebouwde kom echt handen en voeten te geven. De vraag voor een volgend
kabinet is dus: wat is nou de investeringsagenda die daarbij zou horen?
Wellicht zijn de twee nieuwe oeververbindingen rond het IJ in Amsterdam
het grootste fietsinfraproject van de komende jaren. Er is een prachtig
plan gepresenteerd. Wanneer komt de reactie van de minister op dit plan?
Zien we dit als project terug in het volgende MIRT?
En ten slotte twee bruggen in Groningen: de Paddepoelsterbrug en de
Gerrit Krolbrug. De bewoners willen echt iets anders dan
Rijkswaterstaat. Hoe gaat de minister dat oplossen? Ik denk dat we goed
naar die bewoners moeten kijken.
Voorzitter. Ten slotte hoop ik dat de minister en de staatssecretaris de
breuk die corona met ons reisgedrag is, gebruiken om onze mobiliteit van
de toekomst vorm te geven. Ruim baan dus voor de schoonste, veiligste en
duurzaamste manieren van vervoer!
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan komen we bij mevrouw Postma. Zij had als verdeling
aangegeven: voor zichzelf zeven minuten en voor haar collega vijf.
Mevrouw Postma, ik zal op zes minuten even de vinger opsteken.
Mevrouw Postma (CDA):
Voorzitter, dank. Ik wil beginnen met een pleidooi om meer focus te
leggen op het verkeersveiliger maken van alle N-wegen. De minister heeft
aan het begin van deze regeerperiode aangegeven dat verkeersveiligheid
nationale prioriteit heeft. De onveilige situaties op alle N-wegen zijn
een aantal jaren geleden al in kaart gebracht. De minister heeft een
start gemaakt, maar er is nog veel te doen. Het CDA kan zich voorstellen
dat deze minister ook graag wat advies meegeeft aan de partijen die
straks aan de onderhandelingstafel zitten. Zou de minister een plan op
willen stellen waarbij ze verdere maatregelen in kaart brengt die
genomen kunnen worden door het volgende kabinet om de N-wegen veiliger
te maken en dit plan voor de verkiezingen naar de Tweede Kamer willen
sturen? Graag een reactie.
Voorzitter. Nu ga ik de regio's even af. In Noord-Holland vindt het CDA
de verkeersveiligheid op de N9 van groot belang. Het is positief dat de
minister uitvoering aan het geven is aan de motie-Postma/Remco Dijkstra
hierover. Medio 2021 volgt besluitvorming voor eventuele vervolgstappen.
Kan de minister toezeggen dit voor het AO MIRT in juni gereed te
hebben?
Voorzitter. Het CDA is blij met het besluit over de Noord/Zuidlijn en de
1 miljard die door de gemeenten wordt bijgedragen. Dat is goed, omdat
dit gebied ambities heeft om 250.000 woningen neer te zetten. Daar horen
ook Pampus en de IJmeerverbinding bij. Wat is de stand van zaken van het
onderzoek naar de financiële middelen voor de lightrailverbinding?
Wanneer kunnen we dit verwachten?
Voorzitter, nu kom ik weer op de verkeersveiligheid op N-wegen. In
Flevoland hebben we de N50 waarop veel ongelukken gebeuren, bijvoorbeeld
op het traject Hattem-Ramspol. We begrijpen dat er 5 miljoen beschikbaar
is en dat er een verkeersanalyse is uitgevoerd. Zijn deze maatregelen
voldoende om beide typen ongelukken die veel voorkomen op de weg, te
voorkomen? Welke maatregelen komen nog meer uit de analyse?
Dan gaan we naar Zuid-Nederland. In Noord-Brabant is het positief dat
het integraal MIRT-onderzoek Verstedelijking en Bereikbaarheid Brainport
is afgerond. Dank daarvoor. Welke oplossingen ziet de minister voor de
files op de A67 en de A73 door vrachtwagendrukte? Hoe staat het met het
oplossen van de vele ongelukken bij de verkeerslichten bij knooppunt
Hooipolder? Voor Limburg is het positief dat er geld is voor de randweg
rond autofabriek VDL Nedcar in Born. Kan de minister toezeggen dat zij
samen met het ministerie van EZK betrokken blijft om dit project tot een
succes te maken?
Dan Noord-Nederland. Positief zijn we over de provincie Drenthe, omdat
er bij het BO MIRT financiële afspraken zijn gemaakt waarbij het Rijk 30
miljoen beschikbaar stelt voor maatregelen die de doorstroom op de A28
Amersfoort-Hoogeveen de komende jaren op peil moeten houden. Voor de
provincie Friesland blijft de langgekoesterde droom om de brug in de A6
bij Joure bij de Skarster Rien te vervangen door een aquaduct. Is de
minister bereid te bezien of de laatste brug in de route
Amsterdam-Groningen kan worden vervangen door een aquaduct in plaats van
het grote onderhoud dat gepland is voor 2024 of 2025? En als we kijken
naar de provincie Groningen — ik had het er net al over in een
interruptie — is grote vertraging opgetreden bij de realisatie van de
zuidelijke ringweg. De provincie en de aannemerscombinatie zijn al enige
tijd aan het onderhandelen over de ontstane financiële situatie. Er
lijkt een impasse te zijn ontstaan. Is bij de minister scherp welke
fouten zijn gemaakt en door wie? Hoe kan de impasse die lijkt te zijn
ontstaan volgens de minister worden doorbroken?
Dan gaan we naar Overijssel, naar de N35. De vlag mag uit. Het CDA dankt
de minister voor haar inzet. De belangrijkste knelpunten bij Mariënheem
en Laag Zuthem worden verbeterd; met een rondweg langs Mariënheem zal
die leefbaarheid goed toenemen. Goed ook dat de doorkijk blijft naar de
2x2. Het CDA is daar dankbaar voor. Maar we missen nog wel een oplossing
voor het dorp Haarle. Daar krijg ik graag een reflectie op van de
minister.
Voorzitter. Naar aanleiding van de motie-Von Martels is een verkort
MIRT-onderzoek uitgevoerd naar de A1/N35 en de knelpunten Azelo en
Buren. Uit het onderzoek blijken met name knelpunten op het gebied van
verkeersveiligheid. De minister had bij het AO toegezegd, bij het BO
MIRT te bezien welke kansrijke maatregelen we op korte termijn kunnen
nemen, met de bijbehorende financieringsmogelijkheden. Graag een update
hiervan.
Positief voor Gelderland is dat er bijna 100 miljoen beschikbaar komt
voor de aanpak van het knooppunt A1/A30 bij Barneveld. De realisatie van
dit project zal worden afgestemd op de realisatie van het MIRT-project
A28/A1 Hoevelaken. Maar hoe wil de minister ervoor zorgen dat beide zo
veel mogelijk gelijktijdig worden uitgevoerd, zonder vertraging? Graag
een reactie. De VVD bracht dit ook al op en ik ben zeer geïnteresseerd
in de motie die er misschien aankomt van de SGP.
Hoe staat het met de verbreding van de A28 en de A50, als belangrijkste
transportcorridors en het oplossen van de flessenhals op de A1 bij
Stroe? In Gelderland wil men experimenteren met hubs waar reizigers
drempelloos kunnen overstappen naar andere vervoersmiddelen, omgeven
door voorzieningen als winkels, toiletten, fietsenstallingen en
laadvoorzieningen. Is de staatssecretaris bereid de provincie te helpen
bij het realiseren van deze hubs? Is zij bereid een onderzoek hiernaar
te starten?
Dan gaan we naar Zuidwest-Nederland. Ik ben blij met het BO MIRT
Startbesluit inzake verkenning van de Binckhorst Den Haag. Kan de
minister in het voorkeursalternatief meenemen dat de bewoners van de
wijk Leidschendam/Ypenburg er niet op achteruitgaan in hun reistijd als
ze met het ov van Ypenburg naar Gouda/Utrecht of Den Haag Centraal
willen gaan?
Dan de A4/A13/A12; die wordt steeds drukker. Het staat in de top van de
filelijst van EVO en TLN, en men verwacht meer geluidsoverlast door de
ontwikkelingen van de A4/N14 dan voorzien. Omwonenden uit de omliggende
nieuwbouwwijken van Den Haag, Delft, Rijswijk en Voorburg maken zich
zorgen. Het CDA wil graag dat er opnieuw gekeken wordt naar de
geluidsbelasting die deze snelwegen geven. Graag een reactie van de
minister.
Dan de aanpak van de A12/N11. Die blijft tevens de topprioriteit van de
provincie Zuid-Holland, ook gezien de verkeersveiligheid. De minister
geeft aan dat het nog niet mogelijk is een MIRT-verkenning te starten
naar de capaciteitsuitbreiding van de A12 …
De voorzitter:
U zit op uw zes minuten
Mevrouw Postma (CDA):
… in de richting van Gouda. Wanneer verwacht zij dit wel?
Dan ga ik naar Zeeland. Voor Zeeland vraag ik aandacht voor het
knooppunt A58/A4. Hoe wil de minister zorgen dat de grote opstoppingen
tot het verleden gaan behoren op die snelwegen, van de Zeeuwse grens tot
Roosendaal? Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie over
de Westerscheldetunnel?
Voorzitter. Ik startte met de verkeersveiligheid en ik ga daar ook mee
afsluiten. Er worden stappen genomen om de N57 en de N59 veiliger te
maken door aanleg van rotondes. Wordt daarbij ook nog gekeken naar het
verder neerzetten van een fysieke rijrichtingscheiding op deze
wegen?
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook dank, en mooi binnen de tijd. Dan gaan we naar uw collega de heer
Amhaouch. Maar voordat we dat doen, hebben we mevrouw Van Esch van de
Partij voor de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik hoor volgens mij in het pleidooi van mevrouw Postma niets over de
verbreding van de A27. Ik ben wel benieuwd hoe het CDA daartegen
aankijkt. Uw collega Geurts was vorige week zeer kritisch over 50
miljoen extra voor de Afsluitdijk. Hij vond het niet kunnen dat daar
zomaar 50 miljoen extra werd uitgegeven. Ik ben dus wel benieuwd hoe u
ertegen aankijkt dat er een half miljard extra wordt uitgegeven voor de
A27, maar ik denk ook aan 125 miljoen, als ik het goed heb, voor de A16.
Er zijn dus nogal wat projecten die aardig uit de klauwen lopen. Ik ben
benieuwd of u het eens bent met uw collega Geurts dat dat eigenlijk niet
zou moeten kunnen.
Mevrouw Postma (CDA):
Volgens mij zijn dat twee vragen. Ik begin even bij de eerste vraag, wat
het CDA vindt van het tracébesluit A27/A12. Daar is het CDA ontzettend
blij mee. Wij zien dit echt als een tracébesluit dat genomen moet worden
om de regio echt goed bereikbaar te houden. Ook als we kijken naar die
125.000 woningen die als ambitie genoemd worden in die regio — mevrouw
Kröger noemde dat ook al — dan heb je gewoon een goede bereikbaarheid
nodig, ook voor de auto. Daar is deze weg, dit tracébesluit absoluut een
belangrijk onderdeel van. Ik ben ook wel benieuwd naar de reactie van de
minister op de meerkosten. Ik heb al eerder in een interruptiedebatje
met de heer Dijkstra de vraag aangekaart hoe het nou eigenlijk gaat met
die projecten. Bij de Afsluitdijk zien we die overschrijding, en ook bij
de zuidelijke ringweg, die ik net noemde. Het is heel belangrijk om goed
te kijken hoe we dit gaan aanbesteden en hoe dit binnen de perken
blijft. Absoluut aandacht daarvoor. Maar het project kan wat het CDA
betreft doorgaan.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dat vind ik nog steeds niet helemaal een antwoord op de vraag die ik
stelde. Het is gewoon een kwart miljard extra. Ik ben wel benieuwd waar
het CDA dan het geld vandaan wil halen. Verder zie ik dat het CDA wel
heel kritisch is over 50 miljoen extra, maar als het over een kwart
miljard extra gaat, boven op het bizarre budget dat er al voor deze
verbreding is, dan wijst u naar de minister. Dat vind ik eigenlijk net
iets te gemakkelijk. Wat gaan we dan bijvoorbeeld niet doen als u dit
zo'n megabelangrijk project vindt, waarvan allang duidelijk is dat het
compleet onzinnig en onnodig is, ook om vooruit te kijken? Waar haalt u
dan het geld vandaan en wat gaan we dan niet doen? Gaan we bepaald
onderhoud niet plegen? Wat is dan het CDA-plan?
Mevrouw Postma (CDA):
Het CDA verschilt duidelijk van mening over hoe belangrijk dit project
is. In Utrecht komt er daarmee een soort rotonde die belangrijk is voor
de verbinding tussen oost en west en noord en zuid. Daar gaan nou
eenmaal gewoon veel auto's over, daar gaan veel transportbewegingen
over. Als we kijken naar die projecten en de overschrijdingen, ja, daar
moeten we beter naar kijken. Maar ik hoor mevrouw Van Esch niet over een
ov-project als de Noord/Zuidlijn in Amsterdam. Daar hebben we ook
gekeken naar overschrijdingen en zijn we bezig met oplossingen. Wat ons
betreft zijn beide projecten belangrijk voor de bereikbaarheid van
Nederland.
De heer Laçin (SP):
Ik wil toch even doorgaan op dit traject. Het valt mij ook op dat
mevrouw Postma nu inderdaad veel minder kritisch is over de Afsluitdijk
dan haar collega vorige week. U hebt terecht meerdere keren gehamerd op
blijvende, structurele afspraken met werkgevers over thuiswerken. Aan de
andere kant vindt u die verbreding bij Amelisweerd toch van heel groot
belang, terwijl verschillende studies laten zien dat thuiswerken een
blijvend effect heeft. Vindt het CDA dan ook niet dat we eerst die
afspraken met het bedrijfsleven, waar het CDA zelf op hamert, moeten
maken om vervolgens pas te gaan kijken wat nodig is om die doorstroming
te verbeteren? Bij Amelisweerd zijn al alternatieven die de doorstroming
verbeteren. Maar vindt het CDA die volgorde dan ook niet verstandiger,
en beter passen bij datgene waar het zelf voor pleit?
Mevrouw Postma (CDA):
Dank voor deze vraag. Het CDA is er absoluut voor dat we betere, meer
bindende afspraken maken met werkgevers, werknemers, universiteiten en
hogescholen om te komen tot meer spreiding in de spits. Laten we dan ook
even duidelijk zijn: een of twee dagen thuiswerken, zoals hier veel
geopperd wordt door collega's, is de oplossing niet. Want die spits is
op maandag, dinsdag en donderdag. Dus het gaat echt om het flexibel
werken in uren. Dat is één. Ik zat in een radio-interview bij EenVandaag
met professor Bert van Dee dat precies hierover ging. Hij had het ook
over het effect van thuiswerken. Er is een aantal projecten in Nederland
die zo cruciaal zijn vanwege de bereikbaarheid dat we die wel door
moeten laten gaan. Juist die A27/A12 werd daarbij genoemd. Dat heeft
ermee te maken dat 70% van de verkeersbewegingen juist plaatsvindt in de
regio, en niet in de stad Utrecht.
De voorzitter:
Is het alweer de laatste interruptie van de heer Laçin? Ik kijk even
naar de griffier.
De heer Laçin (SP):
Dan ga ik 'm niet doen. Dan bewaar ik die nog.
De voorzitter:
Ja, dat is dan even niet anders. Er is wel een vraag van mevrouw Kröger
van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is duidelijk dat we van mening verschillen over het nut van de A27.
Alleen, ook het CDA is toch een partij die wel dingen zorgvuldig wil
doen? Dit tracébesluit is genomen met een gigantische
kostenoverschrijding waar we als Kamer niet van op de hoogte zijn
gesteld en waar geen dekking voor is. Verder is het ten aanzien van
stikstof eigenlijk een heel dun verhaal, waarbij de juristen zeggen dat
het bakzeil gaat halen bij de Raad van State, waardoor het dus komt op
het bordje van een volgend kabinet. Bovendien zegt iedereen die er een
beetje verstand van heeft dat de langetermijneffecten van corona en
thuiswerken eerst beter moeten worden bekeken en moeten worden
gemodelleerd, zijnde iets wat ook naar ons toe komt met een NMCA voor
het volgende kabinet. Dan zijn er toch alle randvoorwaarden om te
zeggen: laten we dit besluit zorgvuldig nemen? De enige reden waarom nu
snel door de minister met een triomfantelijke glimlach die handtekening
is gezet, is om een politiek puntje te scoren. Daar zou het CDA toch
niet aan mee moeten werken?
Mevrouw Postma (CDA):
Er zitten hier een aantal aannames in waarvan ik denk: nou ja. We weten
allemaal dat GroenLinks dit traject gewoon niet wil. Dus er wordt van
alles uit de kast gehaald en elke berekening wordt neergelegd om te
kijken hoe dit vertraagd kan worden. Dat komt er in de basis inderdaad
op neer dat we verschillen van mening. Wat het CDA betreft is deze
verbinding gewoon nodig en kunnen we niet iedereen in de trein of op de
fiets zetten naar waar ze heen moeten, omdat dit simpelweg veel meer
gaat over regionaal verkeer dan over verkeer dat binnen de stad Utrecht
plaatsvindt en naar net iets daarbuiten. Ik noem verder de
woningbouwambitie die deze regio heeft. Ik sprak hier laatst nog over
met een gedeputeerde van de provincie Utrecht en die zei ook: wij hebben
deze verbinding, deze uitbreiding, dit tracébesluit echt nodig om ervoor
te zorgen dat we die regio kunnen blijven ontwikkelen qua woningbouw en
dat die regio bereikbaar blijft voor bewoners, maar ook voor de
transporten en alle pakketjes die iedereen zo graag bestelt en nodig
heeft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dit is wonderlijk; ik hoor geen antwoord op mijn vraag. Of je nou voor
of tegen bent, het moet een deugdelijk besluit zijn. Wat er nu gaat
gebeuren, is dat hoogstwaarschijnlijk de Raad van State het terug gaat
fluiten, waardoor het traject alleen nog maar veel langer wordt. Dus wat
er moet gebeuren, is een zorgvuldige ADC-toets. Bovendien moeten er
echte alternatieven liggen. Die alternatieven zijn er. Daar kunnen we
politiek gezien van mening over verschillen, maar ze moeten in ieder
geval uitgewerkt worden. Wat het kabinet nu doet en waar het de
VVD-minister mee laat wegkomen, is eigenlijk een politiek puntje scoren
door die handtekening te zetten, waardoor het uiteindelijk langer gaat
duren voordat er een oplossing is voor de verkeerssituatie in de
provincie Utrecht. Ik zou echt vinden dat het CDA vanuit een
bestuurlijke verantwoordelijkheid daar niet aan mee moet werken.
Mevrouw Postma (CDA):
Wat mij betreft is dit besluit deugdelijk genoeg om stand te houden bij
de Raad van State. Ik vermoed eigenlijk dat als de Raad van State dit
als niet deugdelijk ziet, de vlag bij GroenLinks uit zal gaan. Dus ik
zie ook niet zozeer waar mevrouw Kröger dan zo'n punt van maakt. Juist
door dit punt te maken, is zij weer bezig met te kijken hoe we dit
langer kunnen rekken. Dus ik heb er vertrouwen in dat dit stand houdt
bij de Raad van State.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren en daarna de heer Stoffer
van de SGP.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dit blijft toch interrupties oproepen. Ik ben wel benieuwd waar het CDA
dan die onderbouwing vandaan haalt dat dit cruciaal is. Kunt u ons dan
die specifieke rapporten toesturen? Want alle rapporten die wij gewoon
krijgen, ook vanuit de wetenschap en zo, geven aan dat het complete
onzin is om deze verbreding te doen. Dus waar haalt u de
wetenschappelijke onderbouwing vandaan dat dit cruciaal zou zijn? De A27
staat niet in de file top tien. Zelfs het Tracébesluit geeft aan dat het
WLO-scenario Laag een hoge mate van waarschijnlijkheid heeft. Dus waar
haalt u dan de onderbouwing vandaan dat dit cruciaal zou zijn? Als u die
wetenschappelijke informatie kan toesturen, dan kijk ik daar in ieder
geval naar, want ik heb die niet.
Mevrouw Postma (CDA):
Als je een infrastructuurproject doet zoals dit waarbij je een weg
verbreedt, dan hebben we het over jaren. Dus dat betekent ook dat je
goed vooruit moet kijken naar wat er in een regio gebeurt. Ik noemde
niet voor niets de ambitie van 125.000 woningen die deze regio heeft.
Als wij nu kijken naar de verkeersaantallen, naar de cijfers van 2019 —
2020 is namelijk wel een beetje een bijzonder jaar met corona — dan zie
je gewoon hoe druk onze wegen worden. In Nederland hebben 9 miljoen
mensen een auto. Dat zijn allemaal cijfers die je mee moet nemen in die
ontwikkelingen die we over tien jaar hebben wanneer die verbreding
ongeveer gereed zal zijn. Dus het is constant vooruitkijken.
Dan kijk ik inderdaad naar die 70% verkeer in de regio en de ambitie van
125.000 woningen die gebouwd moeten worden, maar ook naar de trend dat
we met z'n allen veel meer transportbewegingen maken. Zo bestellen we
met z'n allen veel meer thuis. Ook noem ik de manier waarop dat
transport nu is ingericht. Dat zijn allemaal trends die je daarin mee
moet nemen. Bij het vorige debat, in juni, heb ik een motie ingediend
waarin ik de minister en de staatssecretaris oproep om werk te maken van
dat thuiswerken en die motie is breed ondersteund. Ik heb dat ook
herhaald bij de begroting. Als we niets doen, is de trend dat we met z'n
allen weer teruggaan naar het gedrag van voorheen. Juist daarom moeten
we dit er ook bij pakken. Dus al die trends bij elkaar geven mij nog
steeds de conclusie dat we deze verbreding nodig hebben.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Geen wetenschappelijke informatie dus, maar volgens mij gewoon vooral uw
eigen gevoel. Het punt is dat we in de politiek zelf die trends kunnen
sturen. Waar het gaat om de ADC-toets is er ook sprake van het kopje
alternatieven. En die alternatieven liggen er, ook voor toekomstige
plannen. Er is aangegeven meer ov. Er is rekeningrijden voorgesteld. Er
is uitbreiding in die bak mogelijk. Het zijn wel degelijk allemaal
alternatieven die voorliggen. Dus er zijn gewoon prima
toekomstscenario's om de mensen die in de toekomst met hun auto ergens
heen willen, de mogelijkheid te bieden om dat te doen. Die
wetenschappelijke feiten liggen gewoon voor ons en die informatie is
gewoon voorhanden. Ik raad u dan ook aan om dat nog een keer goed te
lezen. Ik weet namelijk wel zeker dat dit gaat stranden bij de rechter,
want die ADC-toets gaat het überhaupt niet worden. Dus ik vind dit echt
te eenzijdig bekeken. Ik ben dan ook benieuwd wat u van de alternatieven
vindt die gewoon voorliggen.
Mevrouw Postma (CDA):
Volgens mij kan ik herhalen wat ik net zei. We verschillen hierover van
mening. Als politiek kun je inderdaad sturen en het CDA stuurt er gewoon
op dat er gezorgd wordt dat er veel meer woningen worden gebouwd. Dat is
echt een speerpunt op dit moment, omdat we het belangrijk vinden dat
iedereen een betaalbare woning kan krijgen. Verder sturen wij als CDA —
dat betreft de motie waar ik het net over had — op het werk maken van
flexibel werken om spitsen te vermijden middels afspraken met werkgevers
en werknemers.
De heer Stoffer (SGP):
Ik heb eigenlijk een vraag in het verlengde van wat zojuist gevraagd
werd, maar dan misschien een wat andere richting op. Ik heb ook eens
gekeken naar de alternatieven die er zijn binnen de bak. Mevrouw Postma
heeft vast ook gekeken naar die alternatieven. Ik heb ze ook bekeken en
ik heb de indruk dat de alternatieven die voorgesteld worden binnen de
bak qua doorstroming maar vooral qua verkeersveiligheid — dat is toch
ook voor mevrouw Postma een heel belangrijk ding — geen reële
alternatieven zijn, dus dat het naast de doorstroming ook echt van
belang is voor de verkeersveiligheid om alternatieven buiten de bak te
zoeken. Ik hoor graag of mevrouw Postma daar net zo tegen
aankijkt.
Mevrouw Postma (CDA):
Mooi dat de heer Stoffer dit noemt. Zoals jullie uit mijn inbreng kunnen
opmaken, vindt het CDA verkeersveiligheid ontzettend belangrijk. Dus dat
is absoluut een punt dat wij meewegen. Wij hebben het idee dat wat nu
voorligt, het meest optimale is om te doen. Dus daar houden we ons graag
aan vast.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Amhaouch voor zijn vijf minuten in
eerste termijn.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga ook weer een rondje Nederland maken, maar
dan over het spoor en af en toe door een buis.
Ik begin bij Noordwest-Nederland. In Noord-Holland Noord is verdubbeling
van het spoor Alkmaar-Den Helder van belang voor de ontwikkeling van het
gebied, zoals de plannen voor grootschalige woningbouw. Welke ruimte
ziet de staatssecretaris daarvoor bij het MIRT? Het schrappen van de
intercity Amersfoort-Amsterdam Centraal is niet goed geland buiten
Amsterdam. Is hier sprake van een eenzijdige besluitvorming en door wie
is dit besloten? Kan de staatssecretaris deze keuze motiveren? Wanneer
wordt hier een definitief besluit over genomen?
Voorzitter. Dan gaan we naar Zuid-Nederland. Complimenten voor de
voortgang rondom de stations Den Bosch en Eindhoven, de knelpunten bij
station Venlo en de aanpassing op stations vanwege de toekomstige
IC-verbindingen Randstad-Aken en Eindhoven-Düsseldorf. Ook complimenten
voor het feit dat samen met de Brainportregio een plan is gerealiseerd
dat gedragen wordt door de provincie en maar liefst 21 gemeenten en het
bedrijfsleven. Belangrijk vanwege de grote opgave van 62.000 woningen,
samen met de grote kansen en noodzaak om de mainport een schaalsprong te
laten maken naar een toekomstig verdienvermogen, met de wereldwijde rol
die deze vervult op het gebied van hightech en smart industries. Een
gedragen plan is één, maar harde investeringen is een tweede. Kunnen de
beide bewindspersonen aangeven dat de investeringsbesluiten komend jaar
gaan vallen? Zonder perspectief verliezen we het vertrouwen van alle
betrokken partners. Verder roept het CDA de staatssecretaris op het
definitieve keuzebesluit nog door dit kabinet te laten nemen voor een go
van de IC naar Aken. Kan de staatssecretaris hier een harde toezegging
op doen?
De Maaslijn is vandaag herhaaldelijk genoemd. Die moet de verbinding
tussen Nijmegen, Venlo en Maastricht, allemaal 100.000-plussteden
versterken. We lezen nu alweer voor de derde keer een tegenvallende
raming. Wat is hier aan de hand? Wat gaat de staatssecretaris doen om
dit voortvarend op te pakken? Hier ligt maar liefst 153 miljoen
cofinanciering vanuit de regio op de plank.
Dan wil ik het nog hebben over de buisleidingen. Kan de minister het CDA
toezeggen dat de vervolgstappen die nodig zijn naar aanleiding van de
haalbaarheidsstudie Buisleidingen Rotterdam-Duitsland, worden doorgezet
en niet worden opgehouden door wel of geen nieuwe verkiezingen?
Dan Noord-Nederland. Wat het CDA betreft moet er een deltaplan van en
voor het noorden komen om over de provinciegrenzen van Groningen,
Friesland, Drenthe en Flevoland heen te kijken. De combinatie van de
Lelylijn met woningbouw van maar liefst 100.000-plus woningen zorgt voor
een economische katalysator en een schaalsprong voor werken en wonen in
het noorden. Tevens is de Lelylijn naar de toekomst toe een belangrijke
toegevoegde waarde voor de bereikbaarheid van en naar Lelystad Airport
en de grensoverschrijdende aansluitingen met Bremen en Hamburg. Is de
staatssecretaris bereid dit op te zetten met haar collega's van
Binnenlandse Zaken en Economische Zaken en de vier genoemde provincies?
Wil zij dit expliciet betrekken bij het Toekomstbeeld OV 2040?
Goed dat de staatssecretaris 10 miljoen heeft gereserveerd voor de
aanleg van grensoverschrijdend spoor tussen Coevorden en Bad Bentheim.
Moet het station een update krijgen? Wat zijn de mogelijkheden hiervoor
met cofinanciering? Ook vraag ik de staatssecretaris naar de status van
de motie inzake een haalbaarheidsonderzoek Nedersaksenlijn. In Friesland
is de spoorbrug over het Harinxmakanaal bij Leeuwarden aan vervanging
toe. Dit staat niet in het MIRT-overzicht. In welke fase bevindt zich
dit?
Dan gaan we naar Oost-Nederland. De Kamer heeft de staatssecretaris bij
het traject Amersfoort-Apeldoorn eerder gevraagd om een tijdelijke
intercitystop Barneveld-Noord, mede vanwege FoodValley. Er is destijds
met Gelderland en Overijssel afgesproken dat de optie van een nieuw
station aan het hoofdrailnet op de lange termijn bij Barneveld-Noord
onderdeel zou zijn van een nadere analyse voor het Toekomstbeeld OV
2040. Wat is de uitkomst? Die zou rondom deze tijd bekend moeten zijn.
Graag hoor ik ook een update van de verdubbeling van het spoorgebruik
vanaf 2026 tussen Arnhem en Winterswijk.
Dan dé verbinding: Amsterdam-Berlijn. Er is veel over gezegd. We hebben
inmiddels het rapport gekregen. Dat geeft aan dat er vele wegen zijn die
naar Berlijn leiden. Hoe duidt de staatssecretaris de uitkomst en kan
zij inzicht geven in het besluitvormingsproces? Voor de korte en
middellange termijn is een Europees IC-station en een versnelling via
dit traject het meest efficiënt. Is de staatssecretaris bereid hier de
daad bij het woord te voegen? Is het mogelijk om een quickscan te laten
doen om te onderzoeken of het mogelijk is om de Thalys door te laten
rijden naar Zwolle en daar te laten overnachten? Hierdoor ontstaat een
win-winsituatie. Voorzitter. Zuidwest-Nederland. Het grensoverschrijdend
spoor tussen Gent en Terneuzen komt elke MIRT terug.
De voorzitter:
Voordat u daarop verdergaat, is er een vraag van mevrouw Kröger. Als u
uw microfoon uit wilt doen, geef ik mevrouw Kröger het woord.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Klopt het dat ik nog drie vragen heb?
De voorzitter:
Nog twee. Wij hebben beiden nog twee staan.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Inmiddels één.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan bewaar ik hem nog even.
De voorzitter:
U bewaart hem nog. Dan geef ik het woord weer terug aan de heer Amhaouch
van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Ik was gebleven bij Zuidwest-Nederland.
De voorzitter:
U bent overigens al bijna door uw tijd heen. Het is dus even aan u hoe u
omgaat met uw tweede termijn. U zit nu op vijf minuten.
De heer Amhaouch (CDA):
Vijf minuten. Ik pak nog een paar seconden mee.
De voorzitter:
Helemaal goed.
De heer Amhaouch (CDA):
Dan het grensoverschrijdend spoor tussen Gent en Terneuzen. De heer
Wientjes heeft het ook genoemd in zijn advies. Gaat deze lijn nu in een
stroomversnelling komen?
Dan tot slot een vraag namens mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Zij heeft mij verzocht om één vraag uit te spreken. Ik weet niet of dat
van mijn tijd afgaat. Is de staatssecretaris bereid te werken aan een
plan om ook voor de korte termijn maatregelen te treffen voor de
versnelling via spoor naar Noord-Nederland? Dit namens de ChristenUnie,
in collegialiteit binnen onze partijen.
De voorzitter:
Ik vind het wel creatief. Er is een vraag voor u van de heer Moorlag,
uit Noord-Nederland.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik kom even terug op een punt dat de heer Amhaouch aansneed, namelijk de
Maaslijn. Eerst complimenteer ik hem met zijn vurig betoog voor de
Lelylijn. U introduceert me als afkomstig uit Noord-Nederland, dus laat
ik dat maar noemen. De Maaslijn: een raming die weer opwaarts is
bijgesteld. Er zit al heel veel regionaal geld in. Deelt de heer
Amhaouch mijn opvatting dat het niet zo kan zijn dat het nu weer ophogen
van het budget kan worden afgewenteld op de regio en dat voor
ramingsproblemen en projectbeheersingsvraagstukken de minister primair
de verantwoordelijkheid moet nemen?
De heer Amhaouch (CDA):
Ten eerste het belang van de Maaslijn. Ik heb het net al genoemd. De
Maaslijn is geen regiolijntje meer. Ooit was het een regiolijntje, maar
nu zit hij propvol met allerlei studenten vanuit Nijmegen richting
Venlo, Sittard en zelfs naar Maastricht. Dat zijn allemaal
100.000-plussteden. Ik vind die lijn van nationaal belang. Er is zeker
een bepaalde verantwoordelijkheid bij het kabinet. Maar het stoort mij
ook dat wij keer op keer berekeningen krijgen van ProRail, die daarin
toch gespecialiseerd is, en dat de kosten alleen maar hoger en hoger
worden. De provincies Limburg, maar ook Brabant en Gelderland hebben hun
nek uitgestoken. Er ligt maar liefst 153 miljoen op de plank. Wat het
CDA betreft moet deze lijn, los van hoe we het oplossen, voortvarend
opgepakt worden. Het mag in ieder geval niet afgewimpeld worden op de
provincies. Ik ga ervan uit dat ze er samen uitkomen en dat dit
voortvarend opgepakt wordt.
De voorzitter:
Dan komen we bij de eerste termijn van de heer Laçin. U heeft tien
minuten.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Tijdens de voorbereiding van dit ook voor mij laatste
MIRT-overleg heb ik eens goed gekeken naar de punten die ik de afgelopen
jaren heb ingebracht en naar wat daarmee is gebeurd. Dan zie ik gelukkig
dat er ook goede dingen zijn gebeurd, zoals de omvorming van het
Infrastructuurfonds naar het Mobiliteitsfonds, waardoor de mobiliteit en
de bereikbaarheid centraal staan, en het gegeven dat het meeste geld
naar asfalt gaat verleden tijd is. Ook heb ik met andere partijen
aandacht gevraagd voor de sluizen bij Kornwerderzand, het stoppen van de
bomenkap langs de A9 bij Ouder-Amstel om ruimte te maken voor een
tankstation, investeringen voor de fiets en ruimte voor de voetgangers,
ook voor hen die niet of slecht zien. Ook de binnenvaart staat nu veel
beter op het netvlies van de minister en van de Kamer, wat noodzakelijk
was gezien de situatie waarin schippers zich bevonden en nog steeds
bevinden.
Mijn inzet is altijd geweest om niet onnodig asfalt aan te leggen, omdat
files dan niet korter maar juist breder worden. Keer op keer heb ik het
failliet van de marktwerking in het openbaar vervoer onderbouwd met
voorbeelden uit het hele land en aan de hand van ervaringen van
chauffeurs en machinisten. Maar of ik deze bewindspersoon heb weten te
overtuigen? Ik zal het me altijd blijven afvragen. Want de keuzes die nu
nog steeds worden gemaakt, zijn soms onnavolgbaar en wat mij betreft
niet te begrijpen. Er zijn op IenW een aantal dossiers waarmee burgers
in de avonduren bezig zijn om fouten uit onderzoeken te halen, die er,
bewust of onbewust, altijd weer in te vinden zijn. Kijk naar het
luchtvaartdossier en alles rondom Lelystad Airport. Toch denkt de
minister nog altijd door te kunnen drukken, terwijl inmiddels zo'n
beetje iedereen beseft dat de nieuwe luchthaven voor prijsvechters niet
van deze tijd is. Ook op milieuvlak zijn er een aantal voorbeelden, maar
daar hebben we het vandaag niet over.
Een van de dossiers is de verbreding van de A27 bij Amelisweerd. Al in
2018 vroeg ik de minister om, in de aanloop naar de uitspraak van de
Raad van State over de PAS, een pas op de plaats te maken. "We hebben
goede analyses gemaakt". "We zien geen groot onheil naderen". "De mens
lijdt het meest door het lijden dat hij vreest". Dat waren de antwoorden
van deze minister op mijn vragen. We zijn nu twee jaar, een
vernietigende uitspraak van de Raad van State en een vernietigend
tracébesluit verder. Toch denkt de minister ook hier door te kunnen
denderen. Ze tekende drie weken geleden een nieuw tracébesluit zonder
ook maar enig idee te hebben of dit besluit standhoudt voor de rechter.
Het proces om bezwaar aan te tekenen tegen het besluit is geopend en
loopt tot 13 januari 2021. Ik hoop dat heel veel mensen hier gebruik van
zullen maken. Laat dat een oproep zijn. Gisteren voerden honderden
mensen actie tegen dit besluit en het handelen van de minister om natuur
van bijna 200 jaar oud te laten verdwijnen voor asfalt, files en
uitstoot. Luister naar die mensen, zou ik tegen de minister willen
zeggen, en stop met dit belachelijke plan, dat al voordat het is
begonnen ruim een kwart miljard meer kost dan vooraf was gecommuniceerd.
Nu is het bijna 1,5 miljard. U hoort het goed. Dat geld moet wat ons
betreft naar het ov. Een tiende daarvan kan naar het tolvrij maken van
de Westerscheldetunnel voor één jaar, waar we morgen over gaan stemmen.
Ik ben benieuwd wat de partijen morgen gaan doen.
Voorzitter. Dan ga ik over naar het spoor en het ov. Ik begin bij de
Lelylijn, waar ik twee jaar geleden al om vroeg. De staatssecretaris
vond het toen te vroeg, maar nu zie ik dat steeds meer partijen die
opnemen in hun verkiezingsprogramma. De staatssecretaris was vorige week
zondag bij Buitenhof zelf ook positief. Na het potentieonderzoek kan dat
ook bijna niet anders. De Lelylijn biedt kansen voor grensoverschrijdend
treinverkeer, woningbouw en banen. De staatssecretaris stelt in haar
brief dat zij eerst andere onderzoeken wil afwachten en die in samenhang
met de regio wil bespreken in de context van het Toekomstbeeld OV.
Daarna wil ze pas conclusies trekken. Ik wil graag weten welke
onderzoeken er nog aan zitten te komen en wanneer die komen. Kan de
staatssecretaris deze onderzoeken, net als het potentieonderzoek, meteen
doorsturen naar de Kamer? Dan weet ik hoelang ik nog moet wachten
voordat ik mijn aangehouden motie voor een MIRT-verkenning, inclusief
een MKBA, voor deze lijn in stemming kan brengen.
Dan van het noorden naar het zuiden: de intercity tussen Heerlen en
Aken. Op 26 november heb ik een interessante Zoom-bijeenkomst gehad. Een
aantal collega's die hier vandaag zijn, waren daar ook bij aanwezig.
Wethouders en bestuurders van alle steden op de lijn Den Haag-Aken waren
enthousiast over de waarde die deze verbinding voor hun stad, provincie
en deelstaat zal hebben. De investeringen zijn gedaan en ook de NS heeft
aangegeven dat klaar te zijn om deze verbinding te gaan rijden. Maar
toch blijft de staatssecretaris op de rem trappen op dit traject door
besluitvorming uit te stellen. Dat ProRail onderzoek moet doen, begrijp
ik, maar de keuze om het doortrekken van deze lijn op te nemen in de
concessie voor het HRN vanaf 2025 en daarmee de NS aan te wijzen als
vervoerder, kan je nu maken. Dat scheelt ProRail werk, omdat de opdracht
dan duidelijker en ook kleiner is. Wat houdt de staatssecretaris
tegen?
Dan de Maaslijn. Die is een aantal keer genoemd. Dat is een lijn met een
lange geschiedenis. Net nu we dachten dat de problemen rondom de
elektrificatie en de spoorverdubbeling waren opgelost, komen er
berichten dat het project toch tientallen miljoenen duurder gaat
uitpakken. Het is voor reizigers, onderwijsinstellingen en bedrijven van
groot belang dat het project niet verder vertraagt. De regio legt al een
aanzienlijk deel van het budget neer. Is de staatssecretaris bereid om
bij te springen, zodat de geplande werkzaamheden door blijven
gaan?
Voorzitter. Er ligt een enorme woningbouwopgave voor ons en daarmee ook
een infraopgave. Rondom Den Haag, Rotterdam en Dordrecht moeten er
160.000 woningen komen en is het op de weg al enorm druk. Hoogwaardig ov
en meer capaciteit op het spoor zijn daarom noodzakelijk. Welke plannen
liggen er al om deze druk op te vangen? Zijn er bijvoorbeeld
mogelijkheden om meer treinen te laten rijden op het huidige spoor? En
waar liggen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe stations, voor
traditioneel spoor of wellicht lightrail?
Ook Utrecht en omgeving hebben investeringen nodig. De stad barst uit
zijn voegen, terwijl in de komende jaren nog duizenden mensen zich in de
regio zullen gaan vestigen. Om al die mensen te kunnen bedienen, is er
een schaalsprong van het ov nodig. De SP is blij dat er nu echt een
verkenning komt om het ov in de regio Utrecht aan te gaan pakken.
Utrecht Science Park moet beter bereikbaar worden, maar er moet ook
gekeken worden naar hoe Utrecht Centraal ontlast kan worden. Er komen
dagelijks duizenden reizigers die daar overstappen op een trein die ze
brengt naar waar ze heen moeten. Zien de bewindspersonen niet dat het
geld dat nu in de wegverbreding bij Amelisweerd geïnvesteerd gaat
worden, veel beter daar terecht had kunnen komen? Het geld kan immers
maar één keer uitgegeven worden. Beoogde stations, zoals
Lunetten-Koningsweg, kunnen Utrecht Centraal ontlasten als er ook
intercity's kunnen stoppen. Hoe kijkt de staatssecretaris
hiernaar?
Voorzitter. Dan kom ik ook op asfalt, maar dan wel rood asfalt; onze
fietsinfrastructuur. Complimenten daar waar ze horen. De SP is blij met
de aandacht en het geld voor de fietsinfrastructuur. Ook de ontwikkeling
rondom het Nationaal Toekomstbeeld Fiets is een stap in die goede
richting. Ik mis daarbij nog wel het structureel vrijmaken van middelen
voor alle mooie ambities. De Fietsersbond houdt een pleidooi om ook
fietsprojecten in te dienen bij het Europees Herstelfonds. Dat is een
oproep waar ik me graag bij aansluit. Hoe staat het daarmee? We ontkomen
er niet aan om ook zelf structureel geld vrij te maken. Graag hoor ik
van de bewindspersonen hoe zijn ertegenover staan om een vast percentage
van het geld bedoeld voor asfalt te investeren in hoogwaardige
fietsinfrastructuur, in het beeld van het Mobiliteitsfonds dat we gaan
krijgen. Wat betreft de Afsluitdijk heeft GroenLinks vorige week bij het
WGO Water een motie ingediend om een oplossing te vinden voor de
fietsers, zodat zij niet zes jaar lang niet over de Afsluitdijk kunnen.
Ik hoop dat die motie morgen wordt aangenomen. Ik hoop dat de minister
dan ook snel met oplossingen gaat komen.
Voorzitter. Dan wil ik afsluiten in Groningen, te beginnen bij de
Ringweg Zuid A7. De aanpak hiervan is al jaren vertraagd en kost
miljoenen meer dan oorspronkelijk bedacht, om nog maar te zwijgen over
de overlast waar omwonenden nu al veel te lang in zitten. De provincie
en de gemeente zijn de wanhoop inmiddels nabij nu de aannemer de
werkzaamheden deels heeft stilgelegd. Financieel lijkt er op dit moment
ook geen oplossing te zijn. De stad heeft het geld niet en als de
provincie moet bijspringen, dan kunnen allerlei andere infrastructurele
projecten jarenlang in de ijskast, waaronder belangrijke spoortrajecten.
Ondertussen blijft het vanuit het Rijk stil en dat terwijl
Rijkswaterstaat in het probleem zeker ook een rol speelt. Zij zijn
verantwoordelijk geweest voor de directievoering. De SP vindt het dan
ook bizar dat elke verantwoordelijkheid door Rijkswaterstaat van de hand
wordt gewezen. Dit is een ordinaire centenkwestie geworden. Omdat het
niet in de achtertuin van Den Haag of de Randstad speelt, wordt er
gedaan alsof het er niet is. Wij vragen actie van deze minister, zodat
de problemen worden opgelost en Groningen verder kan. Wat gaat zij
doen?
Dan de bruggen in Groningen. We hameren, volgens mij Kamerbreed, al heel
lang op het snel vervangen van de Paddepoelsterbrug, maar de vervanger
moet wel een brug op negen meter worden. Dit gebeurt terwijl
verschillende gemeenteraden, Provinciale Staten, gebruikers en de
Fietsersbond pleiten voor herstel op de oude hoogte, zodat de brug
toegankelijk blijft voor fietsers en voetgangers. Dit geldt ook voor de
Gerrit Krolbrug, waar omwonenden door de minister gewoon genegeerd
worden. Waarom doet de minister dit en luistert zij niet naar de wensen
van de mensen aldaar, die een lagere, beweegbare brug willen? Het gaat
dagelijks in totaal om rond de 30.000 mensen die gebruikmaken van deze
brug en zij verdienen een passende oplossing. Fietsers en voetgangers
moeten evenredig worden meegenomen in het besluit, dus ik vraag de
minister om dit besluit te heroverwegen en hun wensen daarin mee te
nemen.
Daar wil ik het in mijn eerste termijn bij laten, voorzitter. Ben ik
binnen de tijd gebleven?
De voorzitter:
Het is helemaal keurig. U zit op 9 minuten en 55 seconden. Dank u wel.
Dan komen we bij uw collega van de D66-fractie en hij heef twaalf
minuten voor zijn eerste termijn.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Vandaag is het laatste rondje MIRT van deze
kabinetsperiode. Voordat ik toekom aan mijn rondje Nederland, zal ik
beginnen met een algemeen onderwerp en dat is de manier waarop het Rijk
omgaat met omwonenden en andere betrokkenen bij grote infraprojecten.
Dat noemen we met een duur woord ook wel "omgevingsmanagement". De reden
dat ik met dit onderwerp begin, is dat ik in de voorbereidingen voor
vandaag veel meer kritiekpunten te horen kreeg dan andere jaren, zowel
van bewoners als van bestuurders. Dat was niet specifiek uit één regio,
maar vanuit het hele land. Is hier niet sprake van een structureel
probleem?
Bij een groot infraproject komt natuurlijk veel kijken. De voortgang van
zo'n project wordt in verschillende fasen opgedeeld. Je begint met de
verkenningsfase, dan volgt de besluitvormingsfase en uiteindelijk ga je
over tot de uitvoering als laatste fase. Elk van die drie fasen vraagt
om een andere manier van communiceren en omgang van de overheid met
omwonenden en belanghebbenden. In de verkennende fase gaat het om de
vraag welk probleem opgelost kan worden. Op welke wijze kun je dat doen
en wat komt daar dan bij kijken?
Laten we als voorbeeld eens een bestaande brug over een kanaal nemen,
die vervangen moet worden. Je kunt een hoge brug maken, zodat het
scheepvaartverkeer daar makkelijk onderdoor kan varen en de brug niet zo
vaak meer open hoeft. Het nadeel voor de buurt is dat je dan met z'n
hoog talud voor de deur komt te zitten, omdat de weg naar de brug moet
worden opgehoogd. Maak je een lagere brug, dan hebben de omwonenden vrij
uitzicht, maar dan moet de brug vaker open, wat zowel voor het
wegverkeer als voor het scheepvaartverkeer meer wachttijd
oplevert.
Dit is een simpel voorbeeld dat de dilemma's volgens mij wel aardig
weergeeft. Ik heb het natuurlijk ook niet zelf verzonnen, want dit is
precies wat er speelt rondom de Gerrit Krolbrug in Groningen. In de
verkennende fase is het nog niet de bedoeling om een oplossing te
kiezen. Je maakt alleen inzichtelijk wat de voor- en nadelen van een
mogelijke oplossing zijn. Wanneer een bewonerscollectief een oplossing
aandraagt, zou het de overheid dan ook sieren om deze oplossing
integraal mee te nemen in het verkennend onderzoek. Dat is gelijk mijn
eerste vraag aan de minister. Bent u bereid om bewonersvarianten voor de
Gerrit Krolbrug in het onderzoek mee te nemen? Zo nee, waarom niet? U
verplicht zich nog tot niets en u luistert naar de omgeving.
Voorzitter. Het draait bij goed omgevingsmanagement om het serieus nemen
van de belangen van anderen en die meenemen in de besluitvorming. Doe je
dat goed, dan versterkt het de onderbouwing van je eigen besluit en
creëer je meer draagvlak voor hetgeen waaraan je werkt. Ik ben dan ook
aangekomen bij de besluitvormende fase. In deze fase draait het om de
gekozen oplossing en het besluit van de overheid daarover. Was de
verkennende fase nog vrijblijvend, in deze fase is het eindresultaat een
juridisch bindend besluit. De overheid heeft daarom de plicht om over de
zienswijze en beroepsprocedure goed en duidelijk te communiceren. Ook
moeten adviezen van onafhankelijke derden, zoals de Commissie voor de
m.e.r., serieus in de besluitvorming worden meegenomen.
Hoe kijkt de minister bijvoorbeeld aan tegen het advies van de Commissie
voor de m.e.r. over het project A4 Haaglanden? De commissie zegt het
volgende. "Sinds het voorkeursbesluit uit 2012 is de aandacht in de
regio voor duurzame mobiliteit sterk gegroeid, onder andere met
initiatieven gericht op het realiseren van een structurele modal shift
van autogebruik naar ov en fietsverkeer." Hoe het voorkeurbesluit zich
tot deze ontwikkeling verhoudt, is in het MER niet onderzocht. Gaat de
minister dit onderzoek alsnog doen? Zo nee, waarom dan niet? Ik en de
collega's hier aan tafel hebben de afgelopen jaren niet voor niets
aangedrongen op het stimuleren van ov en fiets. Moet de asfaltmachine
wel worden aangezwengeld? Is deze verbreding eigenlijk nog wel
nodig?
Voortschrijdend inzicht en adviezen kunnen juist in deze fase nog tot
aanpassingen in de besluitvorming leiden. Voorkom een tunnelvisie.
Wanneer een besluit eenmaal is genomen en de juridische procedure is
afgerond, volgt de fase van de uitvoering. Ook dan blijft een goede
communicatie met de buren van groot belang, bijvoorbeeld wanneer de
uitvoering van een project onverhoopt langer duurt, zoals bij de
Afsluitdijk het geval is. Ik vroeg de minister vorig jaar april al naar
de oplossing hiervoor. Ik vraag het vandaag nog maar een keer. Wat gaat
de minister doen om te voorkomen dat fietsers de komende zes jaar geen
gebruik kunnen maken van de Afsluitdijk?
Sowieso constateerde ik net, zoals mevrouw Postma en mevrouw Kröger net
voor mij, dat projecten van deze minister wel erg vaak uitlopen. Naast
de Afsluitdijk zie ik vertraging op projecten als de Ringweg Groningen,
de Twentekanalen, de Zeesluis IJmuiden, knooppunt Hoevelaken en de
Grensmaas.
Voorzitter. Ik stop even met mijn bespiegelingen over
omgevingsmanagement. In 2008 heeft de commissie-Elverding waardevolle
adviezen uitgebracht over de vraag hoe de overheid de besluitvorming van
grote projecten kon verbeteren. Veel van deze adviezen zijn opgevolgd.
In de nieuwe Omgevingswet is de Elverdingaanpak, zeker waar het de
verkennende fase betreft, inmiddels wettelijk verankerd. Maar alleen het
aanpassen van de wet is niet genoeg om het onderwerp omgevingsmanagement
goed in het vizier te houden. Problemen als bestuurlijke drukte,
bestuurlijke consistentie en de kwaliteit van ambtelijke voorbereiding
zijn minstens even belangrijke aandachtspunten uit dat
rapport-Elverding. Die onderwerpen gaan over houding en gedrag. Die
verander je niet met een wet. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de
projectorganisatie een omgevingsgerichte houding aanneemt en de blik
naar buiten gericht blijft?
Voorzitter. Dan komt het moment waarop iedereen natuurlijk heeft gewacht
en kan iedereen de bingokaarten er weer bij pakken. Ik kom namelijk over
mijn rondje Nederland te spreken. Ik start vandaag in het midden van het
land en wel bij de wegverbreding van de A27. Vorige maand verraste de
minister ons via Twitter met een filmpje dat zij het tracébesluit van de
A27 Utrecht had getekend. We hebben in dit land een groot
stikstofprobleem. Veel grote projecten, waaronder de A27, kunnen niet
zonder meer doorgaan. Waarom dit project dan wel? Ik heb een aantal
schriftelijke vragen gesteld over de wijze waarop de minister het
stikstofprobleem rond de A27 denkt te kunnen oplossen. Die vragen zijn
door de minister tot op heden echter nauwelijks beantwoord. Ik wacht met
smart op de onderbouwing dat dit project past binnen de beschikbare
stikstofruimte. Ik vond het goed om te horen dat meneer Dijkstra beaamde
dat als we op dit punt zo meteen onvoldoende onderbouwing hebben, het
tracébesluit sneuvelt bij de Raad van State.
Nog opvallender is dat de minister vorige week ook bekendmaakte dat het
project ruim een kwart miljard euro duurder gaat uitpakken dan tot nu
toe was begroot. Een kwart miljard. Wanneer wist de minister dat dit
project zo veel meer ging kosten? Had zij dit vorige maand bij de
begrotingsbehandeling niet kunnen melden aan de Kamer? Waarom heeft ze
dat niet gedaan? Hoe gaat de minister deze enorme tegenvaller opvangen
binnen het project? We hebben namelijk tot op heden geen verzoek gezien
van de minister voor extra geld. Is de minister het met D66 eens dat
deze handelswijze op zijn minst onzorgvuldig is? Is ze bereid om het
tracébesluit aan te houden tot het moment dat er dekking gevonden is
voor het gat van een kwart miljard?
Om in de buurt te blijven van de A27: de westelijke randweg Amersfoort,
de N221. Dat is een regionaal project dat de spoorlijn
Amersfoort-Hilversum kruist. Door de spoorkruising nu aan te pakken, kan
de fietsroute ter plaatse worden verbeterd.
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, is er een vraag van mevrouw Kröger op het vorige
punt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Ik deel de hele kritische houding van D66 op dit punt. Alleen is
mijn vraag wat de minister nu moet doen. Ik hoor de heer Schonis zeggen
dat ze het tracébesluit moet aanhouden. Betekent dit niet tot uitvoer
overgaan, dus dat het de ijskast ingaat? Er is een premature
handtekening gezet. Is de heer Schonis dat met mij eens en wat wil hij
concreet dat de minister doet?
De heer Schonis (D66):
Dank voor deze vraag. Het is een bevoegdheid van de minister om een
tracébesluit te nemen, of dat prematuur is of niet. Ik denk dat het
prematuur is, omdat ik zowel de stikstofonderbouwing als de financiële
onderbouwing nog steeds mis. Maar goed, het is haar eigen keuze om dat
nu te doen. Dan is het mijn rol als controlerend Kamerlid om daar
kritisch naar te kijken. Daarbij constateer ik dat de minister een
handtekening heeft gezet onder een besluit dat ik niet kan controleren.
Ik verwacht van de minister dat zij inderdaad … Het is gepubliceerd en
de beroepstermijn loopt, dus dat kan ik niet terugdraaien. Dat kunnen
wij ook als Kamer niet terugdraaien, maar ik kan wel aan de minister
vragen om het besluit aan te houden tot wij duidelijkheid hebben over
dat kwart miljard. Ik schat in dat het erop neerkomt dat bij de volgende
formatie hierover besloten moet worden, maar dat is wellicht nog een
goede vraag voor de minister. Dat denk ik.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, laatste vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Los van die twee onduidelijkheden is er natuurlijk ook de vraag die de
heer Schonis net aan de heer Dijkstra stelde: moeten we niet nut en
noodzaak van die zeven MIRT-projecten, dus inclusief de A27, eens heel
goed tegen het licht houden, gegeven alle ontwikkelingen die er zijn
geweest sinds deze projecten in de afwegingsfase hebben gezeten? Er zijn
jaren geleden keuzes gemaakt. Nu zou je die keuzes wellicht anders
maken. Mijn partij zou dat in ieder geval doen. Is de heer Schonis het
met mij eens dat we de A27 moeten heroverwegen en dat dat de inzet zou
moeten zijn in een volgend kabinet?
De heer Schonis (D66):
Volmondig ja. We hebben zelfs exact deze vraag gesteld bij een
schriftelijk overleg, deze zomer. Door corona is de mobiliteit gewoon
anders. Die wordt structureel anders. Dat beamen alle deskundigen. Net
in het interruptiedebat tussen SGP en CDA kwam het op de oplossingen
binnen de bak bij de A27. Ik hoor de heer Stoffer meteen zeggen dat hij
verkeersveiligheid heel belangrijk vindt. Mevrouw Postma van het CDA gaf
dat ook meteen aan: ik vind verkeersveiligheid heel belangrijk. Ja, ik
vind dat ook heel belangrijk, maar dan koppel je wel gelijk één aspect
van zo'n besluit, verkeersveiligheid, aan het totale besluit. Die
afweging heb ik nu niet kunnen controleren. De minister heeft de
stikstofvragen die ik heb gesteld, niet of summier beantwoord. De
stukken zijn nu pas naar buiten gekomen. Het zijn enorme rapporten. Ik
weet niet of iemand überhaupt al de tijd heeft gevonden om die te lezen.
En over de financiële onderbouwing krijg ik ineens te horen dat er een
gat van een kwart miljard is en ik weet niet hoe we dat gaan
dekken.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (CDA):
Ik ben nu eigenlijk wel een beetje verbaasd. De heer Schonis begon ermee
dat we naar die financiële onderbouwing moeten kijken en dat we het
moeten uitstellen. Naarmate het betoog vorderde, of eigenlijk als
antwoord op de vragen van mevrouw Kröger, kwamen er steeds andere
argumenten bij. Ik hoorde zelfs dat we het maar moeten uitstellen tot na
de verkiezingen. Wat is de handtekening van D66 nog waard onder het
regeerakkoord, waarin we hebben afgesproken dat we deze projecten zouden
doen?
De heer Schonis (D66):
De vraag waarvan je kon verwachten dat die kwam. Wat is die handtekening
waard? We hebben met zijn allen afgesproken dat de ring Utrecht door zou
gaan. Dat staat inderdaad in het regeerakkoord. Er staat niet bij dat
het een kwart miljard duurder mag worden bij de A27 Amelisweerd. In de
tussentijd, na het regeerakkoord, hebben we te maken gekregen met een
nieuwe situatie rondom stikstof. Dat is u binnen het CDA ook overkomen.
Daardoor moeten we nieuwe afwegingen maken. Kijk mensen, het
regeerakkoord is inmiddels van vier jaar geleden. Ik merk bij het CDA
een Oost-Indische, of in ieder geval willekeurige kritische houding. Dat
verbaast me een beetje. Vorige week was ik blij om te horen dat collega
Geurts van het CDA met mijn collega De Groot erg kritisch was over de 50
miljoen overschrijding bij de Afsluitdijk. Maar met een kwart miljard
bij de A27 moet het wel door kunnen gaan, want "dat vinden we heel
belangrijk binnen het CDA". U bent net zo aan het kaarten met dingen die
u belangrijk vindt als ik.
Voor D66 is het duidelijk. We hebben inderdaad gezegd dat dit project
door kan gaan, maar we hebben nooit gezegd dat dat een kwart miljard
meer mag kosten. Er is een nieuwe situatie ontstaan rondom stikstof. Dat
is mijn antwoord.
Mevrouw Postma (CDA):
De minister geeft hierbij aan dat ze rekening heeft gehouden met het
stikstof. Dat heeft ze nu meegenomen. Ze verwacht dat dit standhoudt bij
de Raad van State. Daar hebben we het al eerder over gehad. Dat is
eigenlijk een van uw grootste argumenten. U heeft er net weer een nieuw
argument bij gevonden. Het is zoals ik al tegen andere collega's zei: u
blijft maar zoeken. Ik wil toch echt antwoord hebben op die vraag: als
de minister aangeeft dat het kan, staat D66 dan nog steeds met zijn
handtekening onder dit regeerakkoord?
De heer Schonis (D66):
Vooropstellend dat ik niet op zoek ben naar nieuwe argumenten: ik word
geconfronteerd met een nieuw gegeven, namelijk dat er door de
handtekening van de minister ineens een gat van een kwart miljard in het
project A27 zit. Op het moment dat de handtekening onder het
regeerakkoord werd gezet, wisten wij dat niet, en u ook niet, mevrouw
Postma. Dus wat is de handtekening waard? De handtekening van gisteren
of vorige week is net zo veel waard als die rondom het regeerakkoord. We
hebben alleen nooit een handtekening gezet voor een overschrijding van
een kwart miljard.
Als controlerend Kamerlid vraag ik gewoon hoe de minister dat gat van
een kwart miljard denkt te gaan vullen. Dat is geen nieuw argument. Het
is gewoon een nieuw gegeven dat we pas sinds vorige week kennen, net als
u. U was toch ook niet op de hoogte van dat kwart miljard? Het is toch
niet gemeld bij de begrotingsbehandeling? Dan mogen we daar bij de
minister toch gewoon naar vragen?
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch heeft daar ook een vraag over.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Volgens mij hoef ik niet zo veel toe te voegen aan het pleidooi van D66.
Hartstikke goed. Ja, het gaat hier eindelijk de goede kant op. Volgens
mij kan ik de heer Schonis ook nog geruststellen, want de Sunta-variant
met uitbreiding in de bak kan verkeersveilig. Dat is allemaal nog een
keer bekeken. Het komt echt allemaal goed. Het kan allemaal. Toch ben ik
wel benieuwd wat u gaat doen. Misschien is dat wat mevrouw Kröger net
ook probeerde te vragen. Deze minister gaat gewoon door. Met oog- en
oorkleppen op stoomt ze gewoon door. Het lijkt wel of ze dit project er
nog door wil drukken voordat we bij de nieuwe formatiebesprekingen zijn.
Hoe gaan we dat voorkomen? Wat gaat D66 daar voor rol in spelen? Ik hoop
van harte dat dat het geval gaat zijn, maar hoe?
De heer Schonis (D66):
Daarop geef ik hetzelfde antwoord als ik net richting mevrouw Kröger heb
gegeven. Het is een bevoegdheid van de minister om het tracébesluit te
nemen. Ik kan op mijn kop gaan staan en hier midden in de zaal een
kunstje vertonen. Ja, dat is interessant; dat dacht ik al. Maar wij
kunnen dat besluit niet zelfstandig terugdraaien. Het enige wat wij nu
kunnen doen, is vragen stellen. Hoe ziet de minister dit? Die vraag heb
ik net gesteld. Ik vermoed dat het de kant op gaat dat de minister zegt
dat een nieuw kabinet daar een besluit over zal moeten nemen. Ik vind
dat net zo vervelend als jullie. Maar ja, dat is nou eenmaal haar
besluit geweest. Zij heeft mij daarmee verrast. Ze heeft ons daar
allemaal mee verrast. Mijn vraag is of, als de beroepstermijn is
verstreken en alle beroepsschriften binnen zijn, zij dat besluit kan
aanhouden tot na de formatie. Meer kunnen we niet doen, vrees ik.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
De bevoegdheid om een handtekening te zetten mag dan bij de minister
liggen, maar het budgetrecht ligt bij de Kamer. Mijn vraag aan D66 gaat
over de budgetoverschrijding van 250 miljoen. Na de bijdrage van de heer
Schonis mag ik erop rekenen dat D66 daar als een spoorbiels dwars voor
gaat liggen.
De heer Schonis (D66):
Als u goed geluisterd heeft, meneer Moorlag: ik heb niet voor niks
gevraagd naar een dekkingsvoorstel van deze minister. Dit betekent
namelijk dat er iets anders niet meer kan. Dat is nou eenmaal inherent
aan keuzes maken. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de
minister. Tot nu toe hoef ik nergens parallel of dwars voor te liggen.
Ik ben gewoon benieuwd naar het antwoord van de minister. Ik kan niet
zeggen wat zo meteen de situatie is en welke afweging aan mij wordt
voorgelegd.
De heer Moorlag (PvdA):
Een dekkingsvoorstel suggereert dat het voor D66 wel te verteren zou
zijn als de 250 miljoen gedekt wordt. Wil D66 überhaupt een
dekkingsvoorstel, of vindt het dat het project niet gerealiseerd moet
worden als het niet binnen budget kan blijven?
De heer Schonis (D66):
Nee, zoals ik net zei: u sorteert voor op een situatie die ik nu niet
kan weergeven. Dit betekent dat er iets wel of niet kan. Die keuze kan
ik nu niet maken, want die keuze ligt nu niet aan mij voor. Ik kan u dat
dus gewoon niet zeggen. Ik kan de vraag aan u stellen, maar u kunt dat
antwoord ook niet aan mij geven, want dat voorstel ligt nu niet voor. De
minister heeft gewoon een handtekening gezet en een leuk twitterfilmpje
de wereld in gestuurd, en vorige week of anderhalve week terug komt ze
met een brief dat het een kwart miljard kost. Ja, die twitterfilmpjes
zijn wel aardig. Maar dat is gewoon de situatie, mensen.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer Schonis zijn betoog.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Ik was bij de N221 gebleven, de spoorkruising bij
Amersfoort en Bilthoven. Ik begreep dat de staatssecretaris bereid is om
bij te dragen aan dit regionale project, mits de regionale overheden een
evenredige inspanning doen. Kan zij dat nader toelichten? Voor dit
project ligt een Europese subsidie klaar wanneer het Rijk voor een deel
garant kan staan. Zou het zo kunnen zijn dat we geld uit Europa laten
liggen? Dat is een vraag aan de staatssecretaris.
Voorzitter. Dan naar het noorden van het land. Hoe staat het met de
Paddepoelsterbrug? Wordt de nieuwe brug goed toegankelijk voor fietsers
en wandelaars? En, niet onbelangrijk, wanneer komt de brug terug?
Ook in Leeuwarden speelt een kwestie rondom een brug: de Spoorbrug HRMK.
Deze zou moeten worden aangepakt in het kader van het regionaliseren van
de spoorlijn Leeuwarden-Zwolle. Een aquaduct is daarbij veruit de beste
oplossing, maar deze is duur en vanuit het oogpunt van reistijdbesparing
nauwelijks te rechtvaardigen. Echter, met een aquaduct ontstaat er
ruimte om meer woningbouw te realiseren aan de zuidwestelijke zijde van
de stad. Is de staatssecretaris bereid om de potentie van deze
ontwikkeling mee te nemen bij de verdere uitwerking van het samenhangend
pakket over de spoorinfrastructuur die met de regio is
afgesproken?
D66 is blij met de afspraken die zijn gemaakt over een vervolgonderzoek
naar de effecten van de Lelylijn. De vraag is wanneer de
staatssecretaris denkt dat dit onderzoek gereed is. En wat is de scope
van dit onderzoek? Wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar de positieve
effecten voor heel Nederland, en niet alleen voor het noorden?
Nu we het toch over een project als de Lelylijn hebben: dit najaar
hebben de bewindspersonen gesprekken gevoerd met alle regio's over
projecten die in aanmerking komen voor financiering uit het Groeifonds.
In het westen van het land zijn de ideeën voor het doortrekken van de
Amsterdamse Noord/Zuidlijn al in een vergevorderd stadium. In
Zuid-Holland wordt serieus nagedacht over het opwaarderen van de Oude
Lijn, de spoorlijn tussen Leiden en Dordrecht. Door te investeren in
deze ov-verbindingen kunnen grote steden een grotere bijdrage leveren
aan de broodnodige bouw van nieuwe woningen. Kunnen de bewindspersonen
aangeven hoe de besluitvorming over deze projecten er in de komende
periode uit komt te zien?
Voorzitter. Dan naar het zuiden van het land. Daar lijkt de
spoorverdubbeling en elektrificatie van de Maaslijn fors duurder uit te
pakken. De heer Amhaouch en de heer Laçin noemden dat net ook al. Kan de
staatssecretaris aangeven binnen welke termijn duidelijk wordt hoe groot
de tegenvaller zal worden? Wanneer gaat zij met partijen om de tafel om
deze tegenvaller te bespreken? Kortom, hoe ziet het vervolgproces
eruit?
Voorzitter. Tot slot over het spoor: de versnelling van de Berlijntrein.
Ook hier de vraag aan de staatssecretaris wanneer de volgende concrete
stappen genomen gaan worden.
Voorzitter. Ik rond af. Dat doe ik met een compliment. Vanaf de start
van deze regeerperiode heeft de staatssecretaris zich onafgebroken
ingezet om de fiets als volwaardig vervoersmiddel te positioneren. D66
is dan ook blij met het Nationaal Toekomstbeeld Fiets, want zo wordt de
fiets net als andere vervoersmiddelen meegenomen in nationaal beleid.
D66 wil natuurlijk dat we ook na deze kabinetsperiode blijven investeren
in een goede fietsinfrastructuur. Hoe waarborgt de staatssecretaris dat
ook voor fietsinfrastructuur in het MIRT en het Mobiliteitsfonds
voldoende geld wordt vrijgemaakt?
Onze partij kijkt in ieder geval met waardering terug op de manier
waarop de staatssecretaris het afgelopen jaar 200 miljoen euro wist te
investeren in de fietsenstallingen bij stations. Tot 2025 zullen 100.000
nieuwe fietsenstallingsplekken worden gerealiseerd. Als kleinzoon van
een fietsenmaker kan ik daar natuurlijk met niets anders dan lof over
spreken. Heel veel dank, staatssecretaris.
Voorzitter. Daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn bijdrage.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik schors deze vergadering voor enkele ogenblikken,
zodat een aantal mensen even hun handen kunnen wassen.
De vergadering wordt van 13.23 uur tot 13.31 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan door met de PvdA met de heer Moorlag. Hij heeft acht minuten.
Het worden er misschien iets meer.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Spoorvorming in het asfalt is slecht voor de
kwaliteit van het wegdek, maar spoorvorming in het denken is naar mijn
smaak slecht voor de kwaliteit van het mobiliteitsbeleid. Ik vind het te
eendimensionaal, te rigide. Ik denk dat het tracébesluit A27 daarvan
getuigt. We zien dat de mobiliteitsbehoefte in Nederland verandert. De
coronacrisis maakt zichtbaar dat we ook op een andere manier kunnen
werken, dat we minder kunnen forenzen. We zien ook dat de elektrische
fiets voor forensen steeds meer een alternatief wordt. We zien dat
jongeren op een andere manier tegen automobiliteit aankijken, daar
minder op gefixeerd zijn. Mijn eerste vraag aan beide bewindslieden is:
zou dat niet moeten leiden tot een mobiliteitsbeleid dat niet in beton
gegoten is en zou er in de opmaat naar de nieuwe kabinetsperiode niet
bijvoorbeeld een goede verkenning moeten komen naar wat die veranderende
mobiliteitsbehoefte voor impact heeft op het mobiliteitsbeleid? We
hebben bijvoorbeeld een Mobiliteitsalliantie. Zijn de bewindslieden
bereid om een overleg te starten met de Mobiliteitsalliantie? Misschien
zou er, in navolging van het Klimaatakkoord, ook eens nagedacht moeten
worden over het concept van een breed gedragen mobiliteitsakkoord in dit
land.
Voorzitter. Ik noemde de A27 als voorbeeld. Mijn vraag aan de minister
daarover is: hoe gaat ze dat realiseren binnen de beperkt beschikbare
stikstofruimte die er is? Mevrouw Kröger heeft al iets gezegd over de
ADC-toets, maar er ligt ook een door deze Kamer aangenomen motie waarin
gesteld wordt dat beschikbare stikstofruimte prioritair beschikbaar
gesteld moet worden voor woningbouw en dat andere typen activiteiten
daar ondergeschikt aan zijn. Hoe gaat de minister daar invulling aan
geven?
Voorzitter. Ik zei zo-even dat je een herbezinning op het
mobiliteitsbeleid ook moet gaan nadenken over hoe de Randstad zich
verhoudt met de periferie. We zien dat er voor noodzakelijke projecten
om de bereikbaarheid in de periferie te vergroten een sterk beroep wordt
gedaan op de medeoverheden om daaraan mee te financieren. In het
landelijk systeem dat we kennen vallen die projecten snel door de zeef
heen. Een van de voorbeelden daarvan is de aanpak Ring-Zuid. Die heeft
op dit moment heel veel potentiële impact op een aantal andere
projecten, bijvoorbeeld de spoorverbinding van Veendam naar Stadskanaal,
de verdubbeling van de N33, de spoorverbinding naar Duitsland. Ze komen
allemaal op de helling te staan, omdat het risicobeheer en de
projectbeheersing niet goed op orde zijn. De provincie Groningen heeft
een onderzoek daarnaar aangekondigd. Dan kun je wel heel hard gaan
zeggen "afspraak is afspraak" en "de risico's zijn voor u", maar we
kennen in het overeenkomstenrecht ook nog het fenomeen redelijkheid en
billijkheid. Zouden redelijkheid en billijkheid er hier niet toe
noodzaken dat de minister zegt: gelet op onze verantwoordelijkheid, de
projectbeheersing en de procesbeheersing, hebben we hier een
verantwoordelijkheid te nemen?
Geldt dat ook niet voor de Maaslijn? Daar valt ook weer onder een dienst
die onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris valt, ProRail,
een raming veel hoger uit. Dan kun je wel zeggen dat de regio weer moet
bijlappen met de overschrijding, maar de regio heeft al zo veel
bijgelapt. Is dat wel redelijk en billijk?
Voorzitter. Een van de poten in het Groeifonds is mobiliteit. Er zijn
twee projecten waarvan buiten kijf staat dat ze in de komende
kabinetsperiode gerealiseerd moeten worden. Dat zijn de Lelylijn, die in
steeds meer verkiezingsprogramma's verschijnt, maar ook de
Noord/Zuidlijn, die heel veel werkgelegenheid kan creëren in de regio
Amsterdam en Schiphol. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: zet ze
alles klaar, zodat er straks een vliegende start gemaakt kan worden
nadat ook het amendement in het VVD-verkiezingsprogramma is aangenomen
dat die Lelylijn er moet komen?
Ik was van plan om gisteravond met de trein vanuit Blauwestad naar Den
Haag te reizen. Ik heb ervan afgezien, omdat het spoor er weer uitlag.
Dat zou betekenen dat ik een reistijd van meer dan vier uur had. Het
geeft maar aan hoezeer het bestaande spoor een knelpunt is op dit
moment.
Van de grote projecten ga ik naar de wat kleinere projecten: de
bruggensoap in Groningen. Dat is toch wel beschamend. Er was eerst al
heel veel ophef over de Paddepoelsterbrug. Ik sluit aan bij de vraag van
de heer Schonis. Maar nu ook de Gerrit Krolbrug. Het enige wat de
bewoners daar vragen, maar ook scholen ... En het is niet een klein
groepje belanghebbenden, er zijn 15.000 mensen die dagelijks
gebruikmaken van die brug. De heer Laçin zegt 30.000, maar ik ga ervan
uit dat die 15.000 personen gewoon heen en terug over die brug gaan. Het
scheepvaartverkeer moet natuurlijk gewoon de ruimte hebben, maar als je
met de auto rijdt, is het ook zo: als je binnen de bebouwde kom komt,
moet je misschien wat concessies doen aan de snelheid. En het heeft echt
heel veel impact als die brug zo hoog wordt aangelegd. Ik wil
bijvoorbeeld de vraag stellen: hoe verhoudt dit zich tot het VN-verdrag
voor gehandicapten, dat stelt dat ze gelijke rechten hebben als het gaat
om de toegang tot openbare gebouwen? Met een brug die zo hoog wordt,
bereiken alleen de allersterksten de overkant. Dat zou naar mijn smaak
niet zo moeten zijn. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om
het bewonersinitiatief, dus de bewonersvariant, mee te nemen in het
onderzoek.
Ik kijk nog even op mijn boodschappenbriefje, voorzitter. Als het gaat
om de wat kleinere projecten, is er ongelooflijk veel winst te behalen
als je de fietsinfrastructuur verbetert. In Friesland liggen er
bijvoorbeeld plannen om niet alle Friese elf steden, maar wel veel
daarvan, met comfortabele fietsverbindingen met elkaar te gaan
verbinden, om dat ook voor forensen aantrekkelijk te maken. Ik denk dat
je met 10% van de overschrijding van de A27 al die projecten kunt
realiseren. Mijn vraag aan de bewindslieden is of ze de bereidheid
hebben om dat type projecten te inventariseren — en wat mij betreft
hoeft dat niet alleen in Friesland te zijn maar kan dat ook elders in
het land — om te kijken wat er gewoon snel gerealiseerd kan worden, ook
in de opmaat naar de kabinetsformatie die eraan zit te komen, en om met
de medeoverheden te gaan overleggen over dat type plannen. Die genereren
gewoon ongelooflijk veel waarde voor de regio. Een kleiner project waar
ik ook nog aandacht voor wil vragen — ik kreeg daar een indringende mail
over — is de verplaatsing van een bedrijfsterrein bij Gorinchem. Dat zou
kunnen worden versneld als de ontsluiting sneller wordt geregeld. Dat
trekt daardoor ook ruimte los voor woningbouw. Mijn vraag aan de
minister is of ze in overleg met de gemeente wil kijken of dat versneld
kan worden.
Voorzitter. Ik had gevraagd om eventueel nog wat uitbreiding van mijn
eerste termijn, maar volgens mij heb ik mijn belangrijkste punten wel
gemaakt. De overige punten bewaar ik wel voor de tweede termijn. Ik ga
geen vragen herhalen die al door de collega's zijn gesteld. Dank u
wel.
De voorzitter:
Nou, u ook bedankt. Dan komen wij bij de eerstvolgende: de Partij voor
de Dieren. U heeft vijf minuten, mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Gisteren fietste ik met zo'n 2.000 mensen als
fietsprotest naar Amelisweerd. En ik kan niet anders zeggen dan dat dit
een prachtig protest was. Ik kan mij in mijn bijdrage, zoals andere
partijen hier, misschien ook richten op een rondje Nederland, de
misstanden bij de zuidring bij Groningen, het idiote plan om een 100
jaar oude monumentale boom te kappen bij de verbreding van de A58.
Allemaal oude politiek. Maar ik ga me vandaag heel specifiek richten op
dat andere staaltje oude politiek: die verbreding van de A27 bij
Amelisweerd, want bij dit onnodige en volslagen achterhaalde plan komt
alle domheid bij elkaar. En eigenlijk is mijn eerste vraag dan ook:
waarom heeft de minister de Kamer niet gewoon laten weten dat de
verbreding van de A27 niet kan en dat het plan wordt geschrapt? Want de
politiek van het realisme is hier echt zoek. De minister moet toch weten
dat dit plan gaat sneuvelen en dat de verbreding geen doorgang zal
vinden? Als zij dat niet weet, dan zou dat wel heel erg pijnlijk zijn.
En als ze dat wel weet, schendt zij bewust de rechtsstaat. En ook dat
zou heel erg pijnlijk zijn. Al is dat laatste, dat de VVD maling heeft
aan de rechtsstaat, niet geheel nieuw, helaas.
Maar we moeten nu beginnen om dit onzalige besluit hier nog een keer toe
te lichten. Misschien kan dat het beste bij stikstof, wat we vandaag al
gedaan hebben.
De voorzitter:
Maar voordat u dat doet, is er een vraag van de heer Stoffer van de
SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Ja, voorzitter. Ik heb af en toe wat moeite om de microfoon aan te
krijgen, maar het is gelukt. Ik vind dit eigenlijk best wel grote
woorden van mijn buurvrouw, dat de VVD geregeld de rechtsstaat schendt.
Dus kan zij daar meer voorbeelden bij geven, waarbij daarvan sprake is?
Want ik moet eerlijk zeggen dat je van alles van andere partijen kunt
vinden — en ik vind dat ook — maar dit vind ik wil een verregaande
uitspraak, dus die zou ik graag wat meer onderbouwd zien.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik zou het VVD-verkiezingsprogramma even gaan lezen, als ik u was.
Daartegen is namelijk zeer veel protest. Juristen en rechtsgeleerden
vegen een aantal uitspraken in dat VVD-verkiezingsprogramma nogal aan de
kant. Ik zou daar heel even in kijken, want het is best wel shocking,
vind ik zelf, als je daarnaar kijkt. Mijn woorden waren specifiek op het
VVD-verkiezingsprogramma gericht.
De heer Stoffer (SGP):
Dat blijft me vrij algemeen. Ik vind het een goede aanbeveling; ik zal
daar zeker naar kijken, maar dat doe ik bij alle verkiezingsprogramma's.
Maar wat staat er dan concreet in wat de rechtsstaat schaadt? En volgens
mij is dat dan nog toekomst, want in een verkiezingsprogramma mag je
alles opschrijven wat je wilt. Maar ik zou toch graag hardgemaakt willen
hebben waar de VVD de rechtsstaat heeft geschonden.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Bij het Urgenda-arrest, kan ik u zeer specifiek aangeven. Als je kijkt
wat de VVD in het verkiezingsprogramma aangeeft over het Urgenda-arrest,
dan geven juristen en rechtsgeleerden aan dat dat echt de rechtsstaat
schaadt. Ik herhaal hier wat juristen en rechtsgeleerden — zeg maar —
gewoon hebben aangegeven; ik heb dit natuurlijk nu niet zelf uit mijn
hoge hoed getoverd. Het is gewoon de afgelopen weken al veelvuldig in
het nieuws geweest, dat dit een zeer schadelijke zaak is. Juristen en
rechtsgeleerden gaan specifiek op dat Urgenda-arrest in. Ik vind het
heel goed hoor, en heel nobel van u dat u het voor de VVD opneemt. Maar
dat hoeft u op zich niet te doen hoor, want dat is eigenlijk misschien
gewoon aan de VVD. Of gewoon toch nog heel even kijken naar wat er
specifiek in het programma staat, want dat is wat ons betreft echt zeer
schadelijk voor Nederland.
De heer Stoffer (SGP):
Daar kun je natuurlijk allerlei juridische bespiegelingen op loslaten,
maar ik dank mevrouw Van Esch voor dit antwoord. Nu is me helder in
welke hoek het ongeveer zit. En ja, ik denk dat we daarover toch wat van
mening verschillen, maar dank voor het antwoord.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik moet nu even kijken waar ik was gebleven. Volgens mij bij stikstof.
Zolang natuurgebieden niet in een gunstige staat van instandhouding zijn
en er geen sluitend plan is om dat te bereiken, kan er gewoon geen extra
stikstof toegestaan worden in die al overbelaste gebieden. Ook niet met
afromingen, ook niet met snelheidsverlagingen; het mag gewoon niet. En
daarmee is het eigenlijk gewoon al klaar. Al het andere wat ik nu nog ga
zeggen, is in principe aanvullend. De stikstofproblematiek zegt
eigenlijk al voldoende dat dit plan onnodig en compleet niet uitvoerbaar
is.
Maar goed, dan ligt er natuurlijk ook nog de problematiek rondom die
rekenmodellen. In het luchtvaartdossier zagen we al dat deze minister
keer op keer de schijn tegen had bij die geconstateerde rekenfouten. En
bij het wegverkeer zien we dat er gewoon ingezet wordt op verschillende
rekenmodellen. Als we een aantal keer achter elkaar de snelheid zouden
verhogen en weer zouden verlagen, dan zou er door deze rekentruc van de
minister geen stikstofprobleem meer bestaan. Iedereen weet dat die
papieren werkelijkheid niets met de realiteit te maken heeft, en toch
houdt de minister er tegen beter weten in gewoon aan vast. En wederom op
dit punt sneuvelt hier dat plan van die A27 gewoon. En natuurlijk, ook
al genoemd, zet de minister dan weer gewoon in op die ADC-toets. Dat is
een soort escape voor als al het gangbare daarvoor in de procedure niet
is gelukt. Maar dan moet je dus bewijzen dat er geen alternatief is. En
wat blijkt? Dat alternatief is er gewoon. Dan moet je bewijzen dat er
een dwingend belang is. Maar wat blijkt? Dat dat aantoonbaar gewoon niet
het geval is. En dan moet je bewijzen dat er voldoende compensatie is.
Maar wat blijkt? Je kan honderden jaren oude bomen niet compenseren. En
zelfs al zou je het verstandig vinden om eeuwenoude reuzen te vervangen
door nieuwe sprietjes, dan nog blijkt dat het niet eens duidelijk is
waar dat plan precies moet gaan gebeuren. Oftewel: wederom spat wat ons
betreft hier echt de domheid van het besluit van deze minister af.
Maar goed, je kunt ook altijd nog naar andere punten kijken. Echt, je
kan hier punten blijven aandragen. Is er bijvoorbeeld voldoende
draagvlak voor het plan? Nou, niet als je naar al die demonstranten
kijkt, maar ook niet als je weet dat de provincie én de gemeente tegen
dit plan zijn. Past het dan binnen de huidige klimaatcrisis waar we het
nu over hebben? Nou, absoluut niet natuurlijk. Zitten we binnen het
gestelde kostenplaatje? Nou, volgens mij hebben we het daar net
veelvuldig over gehad: in de verste verte niet. En past dit huidige plan
dan binnen de biodiversiteitscrisis die we op dit moment hebben? Nou,
ook dat is met een "nee" te beantwoorden. En is het dan ook nog
technisch een realistisch project? Nou, ook dat is absoluut niet het
geval. Dus op alle vlakken is het een regelrecht drama. Ik ben benieuwd
of de minister kan reageren op die vier punten die ik zonet noemde, want
ik ben zeer benieuwd naar haar antwoord.
En dan rond ik bijna af, voorzitter. Want concluderend, in een tijd
waarin het te druk is in de natuur en rustiger op de weg, besluit deze
minister om natuur te kappen om een snelweg te verbreden. Ik stel voor
dat de minister wat beter naar de demonstranten van gisteren luistert,
die veelvuldig met elkaar riepen: "Amelisweerd niet geasfalteerd!",
"Cora denk toch eens aan de flora!" en "Blijf met je takken van die
bomen!".
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan komen we bij de laatste spreker in de eerste ronde,
de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Als grote steden hun miljardenplannen etaleren, heb ik als
SGP'er de neiging om een stap achteruit te doen. Vergeet de rest van
Nederland niet. Overigens sluit het elkaar niet per definitie uit. Voor
spreiding van economische ontwikkeling en de woningmarkt is een betere
verbinding tussen regio en Randstad in ieder geval belangrijk.
De Rapportage Rijkswegennet meldt dat de werkzaamheden voor de aanpak
van knooppunt Hoevelaken pas in 2024 zullen starten. Mijn vraag is hoe
dat zit, want er is stikstofruimte en het tracébesluit wordt binnenkort
genomen. Mijn vraag is heel concreet: gaat de minister vaart maken met
de aanpak van dit knooppunt?
Gelderse gemeenten hebben de handen ineengeslagen voor de A1-corridor
tussen Amersfoort en Apeldoorn. Mede gelet op de woningbouwopgave
pleiten zij onder meer voor een station op de spoorlijn
Amersfoort-Apeldoorn bij Barneveld Noord. Het is vreemd dat je van de
stad Ede moet omreizen via Amersfoort om in Appeldoorn te komen, terwijl
die spoorlijnen elkaar bijna raken. Mijn vraag is: wil de minister een
MIRT-onderzoek starten, of er ten minste voor zorgen dat dit meegenomen
wordt in de verstedelijkingsstrategie Arnhem-Nijmegen-FoodValley?
In Amersfoort hebben de regionale overheden alles in gang gezet voor de
aanleg van een ongelijkvloerse spoorkruising ten behoeve van een
westelijke randweg, die onder meer het knooppunt Hoevelaken ontlast.
Maar de financiële polsstok blijkt te kort te zijn. Duidelijkheid over
een Europese subsidie kan nog wel even duren. Mijn vraag is: zou het
Rijk middels een garantstelling rugdekking kunnen geven om snel door te
gaan met dit project?
De SGP heeft eerder gepleit voor meer overstappunten van de auto naar
het ov. Ik noem hierbij de mogelijkheid van een intercitystation bij
Lunetten-Koningsweg, naast de A27. Mijn vraag aan de staatssecretaris is
of zij deze kans gaat benutten.
Dan Gorinchem. Gorinchem zit knel. De gemeente wil een regionaal
bedrijventerrein ontwikkelen, maar de ontsluiting loopt spaak door
vertraging van de werkzaamheden aan de A27. Er ligt nu een alternatieve
ontsluiting aan de oostelijke kant op tafel. Mijn vraag aan de minister
is of zij hieraan wil meewerken.
Door anderen is de Maaslijn al genoemd. Daar dreigen grote financiële
risico's. De inleg van de provincies is al enorm. Mijn vraag is of de
staatssecretaris kan toelichten wat er aan de hand is en of zij bereid
is om de tegenvallers voor haar rekening te nemen.
Ik wil ook positief duiden dat de minister werk wil gaan maken van de
aanpak van knooppunt het Ei, de A1-A30 bij Barneveld, en ook de N35.
Daarnaast — iets heel anders — richting het noorden, een opmerking over
de Lelylijn. Ik ben benieuwd naar de keuzes voor het komende jaar. Het
verdient wat ons betreft een serieuze kans om deze lijn te
realiseren.
Dan ga ik naar Urk. Alles ligt klaar om de maritieme servicehaven bij
Urk te gaan aanleggen. Er is alleen nog 0,02 mol/ha/jr stikstofruimte
nodig. Dat stelt niks voor. Mijn vraag is: wanneer komt er boter bij de
vis?
Dan de afsluitdijk. Daar is al door anderen aan gerefereerd. Daar is een
enorme financiële tegenvaller. Die lijkt veroorzaakt door het vergeten
van een golfslagscenario en bijbehorende berekeningen, ondanks de
betrokkenheid van externe deskundigen. Het is cruciaal — dat zien we ook
in allerlei publicaties — dat bewindslieden extra gaan investeren in
voldoende bouwkennis in eigen huis. Ik moet zeggen dat ik een kentering
zie in de afgelopen jaren, maar mijn vraag is of de staatssecretaris
mogelijkheden ziet om die kentering te versnellen. Wat kan de politiek
eraan bijdragen om te zorgen dat die bouwkennis nog sneller op orde komt
dan nu het geval is? Dat is echt nodig.
Ik blijf bij de vaarwegen. Ik heb een concrete vraag over de
Maascorridor. Binnen enkele jaren zal de sluis bij Grave gerenoveerd
worden. Is het niet verstandig om tegelijkertijd ook de schutcapaciteit
uit te breiden? De Maas is bij droogte immers steeds vaker een
alternatief voor de Waal. Mijn vraag daarbij is of de minister ook vaart
gaat maken met een betere bevaarbaarheid van de Waal zelf.
Tot slot. Het terecht — dat onderstreep ik nadrukkelijk — uitdijende
budget voor onderhoud drukt enorm op de investeringsruimte. Wat is het
perspectief, ook als je via betalen naar gebruik de filedruk wellicht
omlaag brengt? Ik hoor graag een wat bredere visie en vooruitblik op dit
vraagstuk.
Hier laat ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Hiermee komen we aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de
Kamer — bijna, want mevrouw Postma heeft nog een vraag. Dat is de
laatste vraag van het CDA.
Mevrouw Postma (CDA):
We hadden het eerder in een interruptie al over Rijkswaterstaat en het
belang om sowieso ambtenaren in dienst te hebben die ook echt specialist
zijn. Dat hoor ik eigenlijk de heer Stoffer ook zeggen in zijn opmerking
over de bouwkennis. Hij doet daarbij een concrete oproep aan de minister
en de staatssecretaris, die het CDA van harte ondersteunt. Het CDA wil
graag weten wanneer het kantelpunt is dat het eigenlijk weer goed gaat,
als wij weer die specialisten hebben die weten hoe je bruggen goed moet
onderhouden en wat je nodig hebt bij de toch wel complexe contractvormen
die we tegenwoordig hebben bij het aanleggen van wegen. Wanneer zou de
heer Stoffer tevreden zijn?
De heer Stoffer (SGP):
Ik kom natuurlijk vanuit die organisatie en dan kijk je er met een
bepaalde blik naar. Ik moet er niet te veel over zeggen, maar laat ik
dit zeggen: als ik kijk naar het reguliere onderhoud van bruggen,
sluizen en dergelijke, dan wordt dat prima in de gaten gehouden. Er
zitten ook goede inspecties op. Ik denk dat er weinig landen in de
wereld zijn waar dat zo goed en structureel wordt neergezet. Daarbij is
natuurlijk wel de vraag of er voldoende budget is om het ook vorm te
geven. Wat ik een punt vind is dat, als je de afgelopen vijftien jaar
ziet, er door allerlei bezuinigingen, niet alleen op deze
uitvoeringsdienst maar ook op andere diensten, een kaalslag is geweest,
ook bij Rijkswaterstaat. De afgelopen paar jaar, vanaf 2015, is het
markt- en zij-denken weer losgelaten en is gekeken of er niet veel meer
weer samen en zelf kan worden gedaan. Er zijn ook echt concrete
verbeteringen: op het organisatieveld, meer ontwerpkennis, enzovoort. Ik
denk niet dat ik hier moet gaan benoemen hoe het exact moet, maar ik zou
er blij mee zijn als er dadelijk weer meer ontwerpkennis is en er ook
echt meer stukjes ontwerp worden gemaakt in eigen huis. Ik denk dat dat
heel goed is. Die beweging heb je de afgelopen vier, vijf jaar al zien
komen, maar het moet binnen een beperkte ruimte, dus je kunt dat niet te
hard doen. Ik las ook in het FD dat sinds een jaar weer civieltechnisch
ingenieurs vanuit Delft worden aangenomen bij Rijkswaterstaat en dat ze
daar ook weer graag naartoe gaan. Ik denk dat als dat doorzet, het een
dienst wordt die het nog weer beter gaat doen dan nu. We kunnen stellen
dat de meeste dingen goed gaan, maar een paar dingen gaan helaas wat
minder en daar moet aan gewerkt worden. Ik hoor graag van de
bewindslieden hoe ze dat willen vormgeven — dat is niet aan mij — maar
als ik op een of andere manier kan helpen vanuit politiek oogpunt, dan
doe ik dat graag.
De voorzitter:
Daarmee komen we aan het eind van deze eerste termijn. Ik heb alle leden
ruimschoots de ruimte gegeven om vragen te stellen, zolang ze maar
wilden. Soms waren dat halve betogen. De antwoorden waren ook allemaal
vrij lang. We hebben vandaag tot 21.00 uur. Ik wil u wel vragen om uw
termijn, waarin u de minister en de staatssecretaris bevraagt, iets
korter te doen, want dan kunnen we misschien nog wat tijd inlopen. Maar
ook alle antwoorden moeten goed gegeven kunnen worden.
Daarmee schors ik de vergadering tot 14.40 uur, zodat we even drie
kwartier hebben om andere dingen te regelen. De bewindspersonen hebben
ook ruimte nodig om hun beantwoording goed voor te bereiden. Ik schors
de vergadering en zie u straks weer allemaal terug.
De vergadering wordt van 13.54 uur tot 14.43 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn aangekomen bij de eerste termijn van de regering. Zij
beantwoordt de vragen van de Kamerleden. Ik heb net aan de Kamerleden
het verzoek gedaan om hun vragen puntig te stellen. Ze hebben in eerste
termijn uitgebreid de gelegenheid gehad om van hun hart geen moordkuil
te maken.
U krijgt zes vragen per fractie, net als u in eerste termijn had. Het is
even de vraag aan de minister en de staatssecretaris hoe zij de
onderwerpen willen behandelen, zodat men daar rekening mee kan houden
bij die zes vragen. Ik geef het woord aan de minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris en ik hebben afgesproken dat
we op dezelfde weg voortgaan als de vorige keren, te weten dat wij
allebei eerst wat algemene zaken zullen behandelen. Daarna gaan we stuk
voor stuk de regio's langs, waarbij ik eerst mijn deel zal doen en dan
de staatssecretaris haar deel. We zullen een beetje afwisselen, want dat
maakt het voor ons wat gemakkelijker om vol te houden qua stem
enzovoort. We eindigen allebei met een blokje overig met wat losse
vragen. Zo zouden we het willen doen.
De voorzitter:
Dat is akkoord. Gaat uw gang.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan wil ik graag beginnen met de algemene lijn. Ik begin met dankzeggen
aan de Kamerleden die allemaal, op verschillende onderwerpen weliswaar,
complimenten hebben overgebracht aan de staatssecretaris en aan mij voor
de zaken die we de afgelopen periode in gang hebben gezet, hebben
gerealiseerd, of waar we nu mee bezig zijn.
Het meest overkoepelende voorbeeld is natuurlijk het Mobiliteitsfonds.
We wachten nog af of het door de Eerste Kamer komt, maar we hebben er
goede hoop op dat dit snel gaat lukken. Zo kunnen we straks integrale
afwegingen gaan maken, door te kijken wat het probleem is en wat de
beste oplossing is. We zitten dan niet meer in de hokjes, waarbij zoveel
procent van het budget per se hieraan besteed moet worden, wat je door
de tijd heen voor allerlei problemen stelt. Velen van u hebben daar in
het verleden opmerkingen over gemaakt. Ik denk dat het een mooie, grote
stap is die we met elkaar hebben gezet.
Er is natuurlijk heel veel gesproken over de vraag waar het met de
mobiliteit naartoe gaat. Niemand weet het precies, maar er zijn wel een
heel aantal trends die we allemaal zien. We zien een bevolkingsgroei op
ons afkomen, we zien een grote verstedelijkingsbehoefte en er is heel
veel behoefte aan woningbouw. Iedereen die ergens woont, woont aan een
weg, want je moet er wel kunnen komen. Dat hebt u allemaal goed
aangegeven. We gaan dat dus ook op een integrale manier bekijken in het
kader van het Mobiliteitsfonds.
De heer Dijkstra had er vragen over gesteld: moet je niet gewoon de
bereikbaarheid vooropstellen? Dat is natuurlijk wel hét probleem en die
vraag moet beantwoord worden. Wat we nu doen, is een integrale afweging
maken van hoe je dat op de beste manier doet. We kijken dus niet
voorafgaand alleen specifiek naar een weg of een spoorweg, maar we gaan
het echt integraal bekijken. Ik noem er ook maar meteen de fiets en het
wandelen bij, want die zijn er ook een onderdeel van. We kijken ook nog
specifiek — dat is ook nieuw — naar de klimaatadaptatie: we gaan geen
tunneltjes aanleggen waar het bij een flinke regenbui als eerste onder
water loopt. We hebben dat ook in de NOVI vastgelegd: water als ordenend
principe. Ik denk dat dit ook belangrijke grote stappen zijn, die we nu
met elkaar zetten.
Er zijn heel veel opmerkingen gemaakt over de vraag of er in de toekomst
nog wel nieuwe infrastructuur nodig is. Ja, zeker. Gegeven alle trends
die we zien, is er zeker nog heel veel nodig voor infrastructuur. Dat
geldt voor de weg, maar zeker ook voor het openbaar vervoer. U weet
allemaal van de diverse heavy- en lightrailprojecten. De
staatssecretaris zal daar straks nog veel meer over zeggen. Er is zeker
nog behoefte aan nieuwe infrastructuur in de toekomst. Dat zal in het
landelijk gebied misschien eerder een weg zijn en in hoogstedelijk
gebied misschien eerder het doortrekken van een metrolijn, of wat dan
ook. Sowieso hebben we daar nog geld voor nodig.
We hebben natuurlijk ook geld nodig — daar hebben velen van u ook
opmerkingen over gemaakt — voor het beheer en onderhoud. Vanaf het begin
van deze periode hebben de staatssecretaris en ik daar meteen werk van
gemaakt. De heer Dijkstra memoreerde geloof ik al even dat het budget
voor onderhoud helemaal aan het begin van de periode al is opgehoogd van
150 naar 350 per jaar. Dat is meer dan een verdubbeling van het budget
geweest en dus een behoorlijke stap.
Daarnaast hebben we in de jaren daarna zowel voor het spoor, als voor de
vaarwegen, als voor de wegen, extra ingezet op meer beheer en onderhoud.
Maar we zien ook de "boeggolf" aankomen. Die discussie loopt al
anderhalf jaar. Vanwege de periode van grote bouwwoede na de Tweede
Wereldoorlog, toen er in korte tijd ontzettend veel is gebouwd, komt er
ook een korte periode waarin dat allemaal voor groot onderhoud,
vervanging en renovatie in aanmerking komt. Die boeggolf zagen wij
aankomen en als verantwoordelijk bestuurder wil je daar op tijd op
anticiperen. We hebben dat eerst laten onderzoeken, zowel bij ProRail
als bij Rijkswaterstaat. Binnenkort zult u de second opinion, de externe
validatie van PwC en de Rebel Group, daarop ontvangen. Daar komen heel
forse bedragen uit die we vanuit langetermijnperspectief nodig hebben.
Voor de komende jaren hebben de staatssecretaris en ik het echt wel
geregeld en vallen er geen gaten, maar voor de grote boeggolf die er
aankomt, moeten we nog wel geld zien te krijgen in een volgende
kabinetsperiode. Ik denk ook echt — dat hebben we in al onze
MIRT-besprekingen ook gezegd — dat we dit in een politieke omgeving
eigenlijk apolitiek moeten maken, want we willen in Nederland geen
toestanden zoals met de Morandibrug. We hebben een fantastische
infrastructuur en die willen we ook zo houden, maar daar zal geld bij
nodig zijn.
Juist om de reden dat aan de formatietafel geen enkele partij om de
feiten heen kan, hebben de staatssecretaris en ik dat ook echt goed
laten uitzoeken en laten onderbouwen. Straks, met die second opinion
erbij, staat het onomstotelijk vast. Dat sluit overigens ook aan bij de
analyses van de Mobiliteitsalliantie, zoals die eerder zijn gemaakt. Het
is dus een heel consistent beeld. Als je zo'n groot deel van je budget
straks nodig hebt voor beheer en onderhoud, dan leidt dat ertoe dat er
erg weinig overblijft voor de aanleg van nieuwe projecten, of dat nu een
lightrailverbinding of een snelweg is. Sowieso is er dan nog heel weinig
geld beschikbaar voor nieuwe aanleg. Als je daar ook stappen in wilt
zetten, zal er echt meer geld bij moeten. Die boodschap ligt
klip-en-klaar op tafel bij een volgende formatie.
Een aantal van u heeft gezegd dat we ook nog zoiets hebben als een
groeifonds. Dat is zo. De staatssecretaris en ik zitten ook als bokken
op de haverkist om daar zo veel mogelijk infrastructuurprojecten uit
gehonoreerd te krijgen. We weten natuurlijk ook wel — dat gaf de heer
Dijkstra ook aan — dat dat bij elkaar optelt tot ongeveer het hele
Groeifonds en dat dat toch niet allemaal bij infrastructuur terecht zal
komen. Wat ons betreft zou dat geen probleem zijn, maar we kunnen ons
voorstellen dat andere bewindslieden daar misschien wat anders tegen
aankijken. Daarom is door de ministers van EZK en Financiën een
onafhankelijke commissie ingesteld, die die afweging moet gaan maken.
Wij hebben in ieder geval gezegd dat we vanuit IenW altijd behulpzaam
willen zijn om de projecten mee te helpen beoordelen, enzovoort. Onze
kennis en expertise staan daarvoor ter beschikking. We kunnen voor die
onafhankelijke commissie natuurlijk niet de afweging maken welke
projecten wel of niet gehonoreerd zullen worden, maar onze steun kunnen
ze allemaal krijgen.
Dan hebben we natuurlijk ook nog de Recovery and Resilience Facility
vanuit Europa, waarvoor je natuurlijk ook infrastructurele projecten
kunt indienen. Ook daar kijken we naar. We proberen alle mogelijke
financieringsstromen onze kant op te krijgen, maar dat laat onverlet dat
wij van mening zijn dat er ook voor de normale projecten, de normale
uitdagingen die wij zien en die niet binnen de schaalgrootte van een
groeifonds passen, toch echt extra geld nodig is voor het
Infrastructuurfonds, straks het Mobiliteitsfonds, omdat we nog zo veel
uitdagingen zien en het anders gewoon niet kan. Nogmaals, er gaat een
veel te groot deel naar beheer en onderhoud. Er is nog specifiek
gevraagd naar de besluitvorming rond het Groeifonds. Daar heb ik net al
iets over gezegd. De fondsbeheerders, te weten Financiën en EZK, hebben
besloten om de projectvoorstellen in januari van het komende jaar naar
de beoordelingscommissie door te geleiden. Communicatie over die
voorstellen zal vervolgens vooral door die onafhankelijke
beoordelingscommissie worden gedaan. Het kabinet streeft ernaar om, als
het mogelijk is — nogmaals, dat hangt dus ook van de onafhankelijke
beoordelingscommissie af — een eerste aantal concrete projectvoorstellen
nog in deze kabinetsperiode te honoreren. Dat zou het mooiste
zijn.
Kunnen de bewindspersonen toezeggen dat beheer en onderhoud niet gedekt
gaan worden uit de BDU-middelen? Daar zal de staatssecretaris ook nog
iets over zeggen zo meteen. Het is nog niet duidelijk. U was vooral
bezorgd, begreep ik, over de grote projecten waarvoor een aanvraag
ingediend wordt bij het Groeifonds. Die worden bij wijze van spreken op
het moment van het doorknippen van het lintje opgeleverd bij IenW en
vervolgens mag IenW dan in de begroting beheer en onderhoud verder
inpassen. Dat punt hebben wij uitdrukkelijk bij Financiën en EZK
aangegeven. Dat zou eigenlijk wel in het geheel verrekend moeten worden,
want anders zou je toch in de situatie kunnen komen dat het project wel
geleverd kan worden, maar wij niet de financiën hebben om het te beheren
en te onderhouden. Dat kan natuurlijk ook niet. Hoe dat precies opgelost
wordt, weten we niet. Daar lopen nog gesprekken over. Maar het is een
zeer terecht punt. We moeten wel naar het totaalplaatje kijken.
De heer Moorlag heeft nog gevraagd naar de verhouding tussen de Randstad
en de periferie, zoals hij het noemde, dus het wat meer van de Randstad
af gelegen gebied. Moeten daar ook geen redelijkheid en billijkheid
worden gehanteerd? Het hele MIRT-proces doen we samen met alle regionale
overheden. Dat geldt voor zowel verkenningen als planstudies; het geldt
voor alle concrete uitwerkingen. Per project maken we de afweging
hoeveel geld van welke partij waarvandaan moet komen. Daarbij maken we
ook afspraken over hoe het moet gaan bij onvoorziene omstandigheden.
Normaal gesproken houden we elkaar aan de gemaakte afspraken; die moeten
worden nagekomen. Vaak staat erin dat partijen dan met elkaar in overleg
treden. Daar zullen we straks, in het rondje langs de velden, nog wel
een aantal voorbeelden van voorbij zien komen. Maar ik kan u zeggen, en
ik denk dat de staatssecretaris dat direct zal beamen, dat we ook deze
ronde weer, in alle MIRT-gesprekken, in een buitengewoon plezierige
sfeer en heel constructief met elkaar hebben kunnen overleggen. Wat mij
betreft is er geen onvertogen woord gevallen. Daar zijn gewoon goede
gesprekken over, in alle redelijkheid.
De voorzitter:
Daarover heeft de heer Moorlag een vraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben niet bij die gesprekken geweest, maar ik neem aan dat ze
inderdaad in een plezierige sfeer zijn verlopen, dat er koffie en thee
is geschonken en dat daarbij de coronavoorschriften in acht zijn genomen
…
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het was digitaal.
De heer Moorlag (PvdA):
… maar het gaat mij even om de redelijkheid en de billijkheid. Die heb
ik bepleit bij de Aanpak Ring Zuid, want daar loopt het volgens mij
allemaal niet zo harmonieus. Niet voor niets heeft de provincie
Groningen een onderzoek aangekondigd naar de rol van het ministerie en
Rijkswaterstaat bij de budgetoverschrijding. Mijn vraag over de
redelijkheid en billijkheid richting de periferie betreft drie …
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Moorlag (PvdA):
… perifere projecten die daar op de helling komen te staan: de N33, de
verbinding naar Duitsland en de spoorlijn naar Stadskanaal.
De voorzitter:
Meneer Moorlag, dit heeft u in uw eerste termijn al uitgebreid
toegelicht. Ik wil u toch vragen om het kort te houden en tot uw vraag
te komen.
De heer Moorlag (PvdA):
Acht de minister dat redelijk en billijk? Zijn er misschien toch termen
aanwezig om wat verantwoordelijkheid te nemen voor de budgetten en de
termijnoverschrijding van de Aanpak Ring Zuid?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan de heer Moorlag zeggen dat er ook over dit onderwerp in die regio
uitstekend gezamenlijk overleg is, niet alleen tijdens het MIRT-gesprek,
maar ook in veelvuldige contacten, om daarin goed samen op te trekken.
Dat onderzoek zie ik ook in een ander licht, namelijk meer om aan alle
kanten te kijken wat je hiervan kunt leren. Daarmee loop ik bijna
vooruit op de behandeling van dat onderwerp. Die gesprekken lopen nog.
Zodra we daar uitkomsten van hebben, gaan we u daar meer over vertellen.
Maar misschien komen we daar straks, als we in het rondje bij het
Noorden komen, nog op terug. Het zijn in ieder geval ook daar hele
plezierige gesprekken.
Ik blijf nog een beetje bij beheer en onderhoud. De heer Dijkstra vroeg:
er wordt 1,9 miljard naar voren gehaald; kunnen we zien wat voor
projecten daarvan worden gerealiseerd? We hebben uw Kamer in eerdere
brieven over instandhouding gemeld dat het bedrag daaraan zal worden
uitgegeven. U kunt overigens voor het einde van dit jaar weer de
jaarlijkse brief over de instandhouding van ons verwachten. Het gaat
daarbij om allerlei soorten projecten: vervanging van
asfaltverhardingen, baggeren van de vaarwegen, kustsuppletie, onderhoud
aan oevers en kunstwerken, groot onderhoud van de fietsenstallingen bij
de stations, engineering van perronkappen. Er valt van alles
onder.
Dat was even een schijnbeweging van de heer Moorlag met zijn bril. Ik
dacht dat hij ging interrumperen.
Dan is er door onder anderen mevrouw Postma gevraagd naar de
overschrijdingen. Er is bij veel projecten sprake van overschrijdingen.
Hoe kan dat nou? Moeten we die risico's niet beter vermijden en
projecten op een andere manier aanbesteden? De laatste twee jaar ben ik
uitdrukkelijk aan de slag met het verbeteren van de samenwerking met de
markt bij de realisatie van aanleg en bij de vervanging, renovatie en
instandhouding van infrastructuur. In maart van dit jaar heb ik daarover
een brief naar de Kamer gestuurd, Op weg naar een vitale infrasector.
Die aanpak moet echt leiden tot een betere verdeling en beheersing van
de risico's in grote en complexe projecten, grotere financiële zekerheid
voor bedrijven en een betere financiële voorspelbaarheid van de
projecten van Rijkswaterstaat als opdrachtgever. De ervaring bij die
hele grote en complexe projecten leert dat de risicovolle onderdelen in
een aanbesteding onvoldoende robuust en onvoldoende voorspelbaar waren
op het moment van de projectaanbesteding. Rijkswaterstaat gaat daarom
ook bij grote, complexe projecten werken met een tweefasenproces,
waarbij de prijsafspraken pas worden gemaakt als de opdracht volledig
duidelijk is en er afspraken zijn gemaakt over de risicoverdeling en
eventuele resterende onzekerheden. Daarbij is afgesproken om de risico's
neer te leggen bij die partij die ze het beste kan beheersen, in plaats
van te proberen om zo veel mogelijk risico's bij de markt te leggen, wat
in het verleden eigenlijk de inzet was.
De voorzitter:
Daarover is een vraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (CDA):
Dank aan de minister. Dit is een heel wezenlijk punt; ik denk dat we dat
allemaal zien. We hebben het hier over de vraag wie de risico's neemt.
Bij het project rond Groningen, de ringweg, is dat eigenlijk het
discussiepunt. We zijn daar al twee jaar mee bezig en ik zou heel graag
zien hoe dat eruitziet. Ik wil graag dat de Kamer daar een evaluatie van
krijgt: wat hebben we nou geleerd en wat moeten we nog leren om dit goed
te doen? Want als het fout gaat, hebben we het over een overschrijding
van miljoenen, soms miljarden.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Postma (CDA):
De vraag is of wij als Kamer meegenomen kunnen worden in de evaluatie
van wat er nu al gebeurt, zodat wij daar tijdig van op de hoogte
zijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We zijn er twee jaar mee bezig, maar dat wil niet zeggen dat we nu al
twee jaar met die tweefasenaanpak werken. Dat doen we pas sinds kort. We
hebben een uitgebreid traject gehad, ook met de markt, om te kijken waar
het hem nou in zit; u kent het McKinseyrapport nog. Zo zijn we tot iets
gekomen wat we in maart naar de Kamer hebben gestuurd. Vanaf dat moment
zijn we er pas echt mee aan de slag, maar natuurlijk zullen wij uw Kamer
graag informeren over en op de hoogte blijven houden van hoe het bevalt
als we met deze nieuwe aanpak aan het werken zijn. Heel graag.
De heer Moorlag (PvdA):
Naar de toekomst toe is dat een goede stap, maar wat doen wij met de
projecten uit het verleden, zoals de Aanpak Ring Zuid en de Maaslijn?
Daar zijn partijen te goeder trouw geweest; zij dachten dat ze met hun
bijdrage gewoon een goed project zouden krijgen. Wat gaan we daarmee
doen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat moeten we echt van project tot project bekijken. Bij ieder project
zijn er andere oorzaken. U weet nog dat we in deze periode bijvoorbeeld
bij knooppunt Hoevelaken con amore met de aannemerij hebben afgesproken
om een knip te maken en er een soort geforceerde tweefasenaanpak van te
maken. Je ziet dat er bepaalde grote projecten zijn waarbij bedrijven
een flinke scheur in de broek hebben opgelopen. Er zijn projecten waar
wij fors geld bij hebben moeten leggen. Er zijn projecten die duurder
zijn geworden door allerlei andere externe, niet te voorziene oorzaken.
Ik noem bijvoorbeeld chroom-6, waar we bij aanvang van deze
kabinetsperiode nog geen rekening mee hadden gehouden, laat staan op de
momenten waarop die projecten werden aanbesteed. De vertraging die we
door de stikstofproblematiek hebben opgelopen, brengt natuurlijk kosten
met zich mee, los van de kosten van al het ecologisch onderzoek dat
daarvoor moet gebeuren. Zo zijn er natuurlijk heel veel externe
invloeden geweest.
Het antwoord in de richting van de heer Moorlag is dat je per project
moet kijken wat er aan de hand is, en hoe je daar gezamenlijk het beste
uitkomt. Maar u hebt gelijk: er liggen vanuit het verleden veel van die
hele grote, complexe contracten. Veelal zijn het DBFM-contracten. Dat
maakt het bijzonder ingewikkeld, want als de f van finance daar in zit,
moet je bij iedere stap met de bancaire club om de tafel. Dat maakt het
allemaal reuze ingewikkeld. Daarbij moeten we dus per geval, gezamenlijk
en in goed overleg tot een oplossing zien te komen.
Dan nog het perspectief, in de zin hoe het verdergaat met het verkeer.
De verwachting is dat de mobiliteit echt blijft groeien. Ik gaf dat net
al aan. Door corona gedwongen, werken we nu maximaal thuis. Nu geldt als
regel dat iedereen thuiswerkt, tenzij het niet anders kan. Dat geldt
voor de hele tijd. U mag hier zijn. Veel mensen zien dat echt als een
voorrecht. Ik kom heel veel mensen tegen die er onderhand wel klaar mee
zijn dat ze alleen maar thuiszitten.
Ik heb steeds gezegd: laten we gebruikmaken van dit momentum, waarbij we
zien dat we kúnnen thuiswerken. In de toekomst is dat belangrijk om de
files te kunnen bestrijden, zeker als je dat kunt koppelen aan een hele
goede onderwijsaanpak, waarin je met spreiding van tijden voor jongeren
die naar hun opleiding gaan ook nog heel veel kunt bereiken. Daar zal de
staatssecretaris straks nog iets meer over zeggen.
We doen er dus alles aan om hierover goede afspraken met werkgevers te
maken. Dat zullen we blijven doen, maar we moeten wel realistisch zijn.
Zoals het nu is qua thuiswerken, is het niet op de lange termijn
houdbaar. Dat houdt geen mens vol. Mensen zullen straks weer gewoon naar
het werk willen. Wij denken nu dat mensen een of twee dagen per week
thuis zullen werken, of dat nou volledige dagen zijn of dagdelen, of dat
mensen eerst een paar uur thuiswerken en daarna naar kantoor gaan. Daar
zijn allerlei variaties in mogelijk. Dat is ook afhankelijk van de
beroepsgroep. Bij een kantoorbaan is het allemaal veel eenvoudiger dan
bij een heleboel andere banen. Daar proberen we maximaal op in te
zetten, maar dat zal bepaald niet in de verhouding zijn zoals we die nu
zien. Overigens zijn de schattingen nu dat voor maar ongeveer 70% van de
beroepen geldt dat mensen thuis kunnen werken.
Dit betekent dat we hier budgetten voor nodig houden. Mevrouw Postma
noemde nog de ontwikkeling van het online van alles bestellen, die ook
tot heel veel extra verkeer leidt. Nogmaals, er zal heel veel geld nodig
blijven voor alle vormen van mobiliteit, ook in de toekomst.
Misschien is het leuk om nog even te beginnen over iets waar ik
vanochtend mee mocht starten, voordat ik hiernaartoe ging.
De voorzitter:
Voordat u dat doet, is er toch nog een vraag van mevrouw Kröger, ik denk
over het thuiswerken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik begrijp dat we zes losse vragen hebben, toch?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan wordt dit een losse vraag, minister. De vraag gaat over het
thuiswerken. Als we inzetten op een à twee dagen thuiswerken per week,
is het dan niet ongelofelijk belangrijk om dat ook mee te nemen in de
modellen en de studies die we doen? Dan zitten die een à twee dagen
thuiswerken die we gaan faciliteren ook op de lange termijn in onze
modellen en verkeersanalyses op basis waarvan we besluiten nemen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Onze wetenschappers, of het nou bij het KiM is of op ander plekken,
proberen steeds alle trends te verwerken in al hun modellen. Nu we het
Mobiliteitsfonds hebben, komen de MIRT-spelregels. We zijn de NMCA en
zelfs de MKBA aan het aanpassen. Dan probeer je natuurlijk steeds met
alle nieuwe ontwikkelingen rekening te houden. De eerstvolgende stap is
nu dus dat we gaan kijken naar de spelregels voor het MIRT. Dat gaan we
overigens met de regionale bestuurders samendoen. Daarbij kun je
bijvoorbeeld nog de vraag stellen of die 75% waar je zicht op moet
hebben voor je een verkenning mag starten, nu zaligmakend is of niet. Al
die basale zaken lopen we even langs. We hebben nog niet zo lang geleden
over de NMCA gesproken. Zoals u weet, is het daarbij belangrijk — ik
kijk nu even in de richting van de heer Moorlag — dat we ook
grensoverschrijdend kijken, waardoor de periferie van Nederland
misschien ook wat kansrijker wordt, omdat de andere helft van de
corridor aan de grens met het potentieel ook meegewogen kan worden. Dat
biedt perspectief, zowel op de weg als op het spoor. We gaan de
verkeersveiligheid daar een hele belangrijke plek in geven. Er wordt ook
gekeken wat er ten aanzien van duurzaamheid kan. We proberen alle nieuwe
trends echt zo goed mogelijk in al onze modellen mee te nemen.
Dan het punt dat ik eigenlijk wilde maken, over de verkeersveiligheid.
Daar zijn verschillende opmerkingen over gemaakt. Het zijn weliswaar
vaak maar kleine bedragen die in het niet vallen bij de honderden
miljoenen bij de hele grote MIRT-projecten, waar we hier vooral over
spreken, maar ik vind het toch belangrijk om het belang hiervan te
onderstrepen. Ik mocht vanochtend, toevallig in mijn geboorteplaats, de
eerste subsidietoekenning doen vanuit de impuls voor verkeersveiligheid.
Ik denk dat het een succes is voor de hele Kamer dat daar zo ontzettend
veel op ingeschreven is dat we daar nu in één klap 165 miljoen voor weg
kunnen zetten. De staatssecretaris knikt al tevreden. Het is heel goed
dat je dat juist terugziet in heel veel kleinschalige zaken die heel
vaak voor de fietser en de wandelaar tot meer veiligheid leiden.
Vanochtend was ik bij een plek waar je inderdaad de scholieren massaal
verkeerd zag fietsen, rechtdoor, terwijl ze helemaal geen voorrang
hadden. Daar komt straks een mooie rotonde. Er zijn heel veel vrij
liggende fietspaden. Er is allerlei fietsinfrastructuur die daar ook
heel veel baat bij heeft.
Er zitten ook verschillende 30 kilometermaatregelen in, zeg ik tegen
mevrouw Kröger. Denk aan de aanleg van kruispuntplateaus en veilige
voetgangersoversteekplaatsen. Een behoorlijk aantal gemeenten heeft een
project ingediend voor het inrichten van een schoolzone met
snelheidsbeïnvloedende maatregelen. Er zit dus echt van alles wat in.
Obstakelvrije bermen zitten erin, zeg ik in de richting van mevrouw
Postma. De aanbrenging van een rijrichtingscheiding zit erin, zeg ik in
de richting van de heer Stoffer. Er zitten wat tunneltjes in. Er zit van
alles in. Ik denk dat het mooie daarvan is dat we juist in deze
moeilijke tijden ook de bouw een steuntje in de rug kunnen geven, omdat
een heel groot deel van die projecten echt al in 2021 gerealiseerd kan
worden.
De staatssecretaris zal straks van alles over de veiligheid op het spoor
zeggen. Dat hoef ik hier nu niet mee te nemen.
Dan nog een algemeen punt waar de staatssecretaris en ik volgens mij
tezamen ook wel tevreden over zijn, namelijk onderuitputting. Als je het
niet hebt, ligt het probleem ineens ook niet meer op tafel, maar we
hebben er natuurlijk jaar na jaar discussies over gehad dat we zo veel
geld overhielden. Vanuit uw Kamer is ook aangedrongen op
overprogrammering om te zorgen dat we dat niet meer hadden. Nou, dat
hadden we nu dus ook niet meer. Het is gelukt. We hebben daar heel hard
aan gewerkt. Er zijn heel veel werkzaamheden versneld uitgevoerd. Ook
dat is juist heel belangrijk gebleken in deze tijd. Wat dat betreft
hebben de moties die de Kamer heeft ingediend resultaat opgeleverd en is
het gelukt.
Dan een algemeen punt dat ook door de heer Schonis is gemaakt naar
aanleiding van Elverding. Dat gaat over houding en gedrag. Hoe zorgen we
er nou voor dat je een goed omgevingsmanagement hebt? Dat staat of valt
met de mate waarin een organisatie in staat is om transparant en
navolgbaar te zijn. Dat is natuurlijk maatwerk, bij ieder traject. Dat
zal continu aandacht vragen. U noemde zelf terecht het punt van de
Omgevingswet. Wij dragen daar dus aan bij door aan de voorkant bij de
MIRT-verkenning ook een participatieplan op te laten stellen. Daar nemen
we dan ook een besluit over. Die participatieplannen gaan we ook
voorleggen voor een reactie aan de betrokken stakeholders, zodat zij aan
de voorkant zelf kunnen meespreken over hun eigen participatieproces.
Wij denken dat dat ook een belangrijke vernieuwing kan zijn ten opzichte
van hoe we het al deden. Dat was altijd met alle goede bedoelingen en er
zijn overal fantastische omgevingsmanagers, maar door de mensen aan de
voorkant ook te laten zeggen hoe ze zouden willen participeren, proberen
we dat nog weer een slag verder te brengen. We zijn daar ook voortdurend
over in gesprek, overigens ook in een traject met de Ombudsman. Daar
hebben we meerdere overleggen mee gehad, want daar komen de mensen die
ontevreden zijn natuurlijk vaak uiteindelijk terecht. De Ombudsman heeft
ook meegeadviseerd over hoe je je participatieproces kan verbeteren. Ik
denk dus dat we er van onze kant echt alles aan doen om het naar een
hoger plan te krijgen.
Dan een ander algemeen punt, van de heer Stoffer. Ik zag hem ook net z'n
vinger opsteken.
De voorzitter:
Als dat zo is, dan krijgt hij natuurlijk het woord.
De heer Stoffer (SGP):
Dat klopt, voorzitter. Ik vind het eigenlijk wel mooi wat de minister
aangeeft in antwoord op de vraag van de heer Schonis. Daar zat nog een
vraag bij, want als je mensen aan de voorkant wilt vragen hoe ze willen
participeren, dan moeten ze natuurlijk wel doorhebben dat er iets loopt.
Volgens mij zie je heel vaak bij projecten dat mensen op het moment dat
de schop de grond ingaat, erachter komen: o, dat is dus nu. Zou de
minister misschien kunnen ingaan op hoe ze dan de mensen die niet
doorhebben dat ze geraakt gaan worden door een project, toch aan die
voorkant gaat betrekken? Heeft ze daar een bepaald beeld bij?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat zouden we eigenlijk vooral willen bereiken door ... Als je het hebt
over de stakeholders bij een project, dan zijn dat natuurlijk ook
provincies en vooral gemeenten. Gemeenten kunnen natuurlijk het beste
inschatten welke groepen in hun gemeente door welk project geraakt
worden. We willen dus uitdrukkelijk, voordat we zo'n participatieproces
af gaan spreken, gezamenlijk met de stakeholders kijken of zij zich ook
kunnen vinden in zo'n participatieproces. Daaronder zijn dus ook
gemeenten, maar bijvoorbeeld ook het bedrijfsleven, als het gaat om
nieuwe bedrijventerreinen enzovoorts.
De heer Schonis (D66):
Dank voor de beantwoording door de minister. Goed om te horen dat die
participatieplannen, in feite als een nieuw instrument vanuit de
Omgevingswet, ook ingezet gaan worden. Maar goed, dit klinkt nog heel
erg instrumenteel. Mijn vraag ging juist veel meer over het volgende.
Kijk, je kunt de wet veranderen en dit soort participatieplannen maken,
maar het gaat ook om een stukje houding en een stukje cultuur, zal ik
maar zeggen. Hoe gaat de minister, de projectorganisatie binnen het
ministerie, dat versterken?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk overigens dat er heel veel omgevingsmanagers bij ProRail en
Rijkswaterstaat hartstikke goed werk doen. Er zijn natuurlijk ook heel
veel projecten waar dat heel erg goed gaat. Ik heb u geloof ik ook
weleens het voorbeeld genoemd van het Ruimte voor de Rivier-project,
waarbij de mensen heel erg teleurgesteld waren dat het wekelijkse
krantje ophield omdat het project gewoon echt helemaal klaar was. Die
voorbeelden zijn er dus ook. Ik denk dat er heel veel projecten zijn
waarbij het gewoon allemaal con amore gaat. Je zult natuurlijk nooit
honderd procent iedereen tevreden kunnen stellen, maar bij ons op het
ministerie is ook de hele directie Participatie tot in haar tenen
gemotiveerd om het zo goed mogelijk te doen. Dat geldt natuurlijk ook
voor de cultuur van de mensen in zo'n projectorganisatie: betrek
iedereen erbij, zo vroeg mogelijk in het proces, en ga niet in een
verdedigende rol zitten, maar sta open voor suggesties vanuit welke hoek
dan ook. Dat is echt de houding die we willen uitstralen.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Aanhakend op die laatste zin. Als we het dan toch over een
participatietraject hebben, ben ik wel benieuwd hoe u naar het
participatietraject wat betreft die A27 kijkt, want daarbij zijn er toch
een heleboel mensen die getracht hebben om daarin te participeren.
Volgens mij hebben daarbij zeer veel omwonenden allemaal zeer duidelijke
andere visies doorgegeven aan hun gemeente en provincie. Gisteren zagen
we weer duizenden mensen op de fiets, die participerend hieraan meedoen.
Ik ben wel benieuwd hoe de minister dat participatietraject dan
meeneemt, ook in de situatie die nu nog voorligt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik wilde straks nog op de A27 komen, maar ook in dit project heeft men
natuurlijk zijn uiterste best gedaan om tot een goede participatie te
komen.
De heer Stoffer heeft het over de technische knowhow gehad. Veel andere
leden hebben daar ook opmerkingen over gemaakt. Zien de bewindspersonen
nog een kans voor die kentering? U gaf aan dat de goede weg is
ingeslagen om meer kennis ten aanzien van het ontwerpen en bouwen binnen
te krijgen. U noemde het voorbeeld van studenten die weer graag bij RWS
en ProRail aan de slag willen gaan. Wij zien dat dat ook in de
waardering van het werkgeverschap wordt gesignaleerd. We werken samen
met de markt om de beroepen überhaupt aantrekkelijk te houden, nog even
los van of je voor de markt, RWS of ProRail aan de slag gaat. We
proberen bij de Techniekpactachtige acties aan te sluiten. RWS heeft
daar een heel gerichte human capital agenda op gericht. Ik heb u daar
vorig jaar in september over geïnformeerd.
We houden ook rekening met de vergrijzing van het personeel en we
richten ons uitdrukkelijk niet alleen op de traditionele techneuten, om
het maar even oneerbiedig te zeggen. We vergeten de ICT-component ook
zeker niet, want de software is tegenwoordig net zo belangrijk als de
hardware. Nog niet zo lang geleden ging het bij het AO Water vooral over
de cybersecurity van onze vitale werken. Dus we proberen ook in die
vijver voldoende mee te vissen. Je ziet dat we een aantrekkelijke
werkgever zijn. Ik probeer overal uit te stralen: als je én van techniek
houdt én je iets wilt doen wat maatschappelijk relevant is in zo'n
uitdagende tijd van verduurzaming, circulariteit en andere nieuwe
spannende dingen, dan moet je daar nu bij willen zijn. Dat kan
bijvoorbeeld op het gebied van beheer en onderhoud. Ik las pas weer een
stuk over een verjongingscrème voor asfalt. Dan wordt er bij wijze van
spreken iets overheen gesmeerd waardoor het weer tien jaar langer mee
kan. Als ik het zo omschrijf, blijft het makkelijker hangen. Dat zijn
natuurlijk allemaal dingen die voor iedereen alleen maar hartstikke
positief zijn. Ik denk dat dat voor alle ontwikkelingen goed is. Er zijn
allerlei afstudeerstages en traineeprojecten. RWS en ProRail staan ook
op carrièrebeurzen en bedrijvendagen. Ze proberen echt overal vooraan te
staan.
Mevrouw Postma heeft nog een algemene vraag gesteld over de N-wegen.
Willen we die vooruitlopend op een volgende kabinetsperiode nog veiliger
maken en daarvoor een plan ontwikkelen? Op 22 mei heeft uw Kamer het
rapport Toekomstbestendige mobiliteit ontvangen bij een brief van de
minister van Financiën over de brede maatschappelijke heroverwegingen.
In dat rapport is ook een beleidsoptie voor gescheiden rijbanen en
veilige bermen op rijkswegen uitgewerkt. Dat pakket over zowel de
rijks-N-wegen als de autosnelwegen kan met aanvullende middelen van 20
miljoen per jaar tot en met 2030 worden uitgevoerd. Onze ambtenaren
hebben dat voorwerk eigenlijk al gedaan in opdracht van de brede
maatschappelijke heroverwegingen. Ook maken de provincies voor de
provinciale N-wegen risicoanalyses en uitvoeringsplannen. We hebben in
deze periode natuurlijk ook nog de investeringsimpuls verkeersveiligheid
en de regeling voor de N-wegen, waarmee we deze beleidslijn al ingezet
hebben. In de eerste tranche van de investeringsimpuls en de regeling
N-wegen heb ik al achtereenvolgens 30 en 18 miljoen aan de provincies
beschikbaar gesteld, in aanvulling op wat de provincies zelf al
doen.
Voorzitter, ik dacht dat dit een beetje de algemene vragen aan mijn kant
waren.
De voorzitter:
Dan komen we bij de staatssecretaris. Mochten er punten zijn blijven
liggen, dan komen die misschien nog terug in het blokje overig. De
staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Dit is een bijzonder NO MIRT. Een aantal van de
Kamerleden refereerde daaraan en de minister refereerde daar ook al aan.
Ik kan het natuurlijk ook niet nalaten om daar even bij stil te staan.
Dit is het laatste notaoverleg MIRT van dit kabinet in missionaire
status. Ik kijk terug op een paar mooie jaren. U heeft het misschien af
en toe tussen de regels door ook weleens gemerkt: Cora en ik vonden het
samen ook enorm leuk om hieraan te werken. Ik zeg het maar even simpel
zoals het is. Ik denk dat ook in de beantwoording van veel van de
algemene vragen doorklonk dat we in ongelofelijke gezamenlijkheid hebben
gewerkt aan heel veel onderwerpen. Heel veel van de vraagstukken spelen
zowel voor spoor als voor wegen, voor de fiets en voor vaarwegen. We
hebben echt de verantwoordelijkheid gevoeld voor dat mobiliteitssysteem
als geheel.
We zijn dus ook heel erg trots op de omvorming naar het
Mobiliteitsfonds, omdat we daarmee afstappen van de focus op óf deze
modaliteit óf die modaliteit. We willen Nederland in beweging krijgen op
de manier die past bij het vraagstuk dat daar ligt. Ik ben zelf
natuurlijk heel blij met hoe we de fiets een centrale of structurele
plek geven, ook naar de toekomst toe; dat was volgens mij een vraag van
de heer Moorlag, maar ook van anderen. Dat is dus ook gebeurd in dat
Mobiliteitsfonds. In dat Mobiliteitsfonds kan de fiets straks
structureel worden meegenomen bij de afwegingen over wat er nodig is.
Dan zullen een vervoersvraag en ook de oplossing er in het centrum van
Amsterdam anders uitzien dan in het meer landelijk gelegen Neerijnen,
waar het openbaar vervoer wat minder dichtbij is en waar ook de auto
langer, hopelijk steeds schoner en in steeds grotere mate elektrisch —
maar dat is een andere discussie — een onderdeel is van de mobiliteit,
die we met elkaar zo belangrijk vinden.
We hebben met heel veel eendracht gewerkt aan heel veel van de
vraagstukken. De vraagstukken over het op orde houden van beheer,
onderhoud en vervanging waren ook op het spoor een enorme uitdaging. Ook
voor het spoor geldt dat er de afgelopen periode heel veel extra is
geïnvesteerd en dat veel extra middelen nodig waren om die basis op orde
te houden. Maar daar hebben we echt allemaal belang bij. Wij als
bewindslieden en u als Kamerleden halen er geen "één-nul-eentjes" mee,
maar we nemen wel onze verantwoordelijkheid voor de basis van onze
mobiliteit. Ik denk dat we daar met elkaar ook trots op mogen
zijn.
Dit jaar was het dus een kwestie van extra scherpe keuzes maken, helaas.
We hadden graag ook nog grootse, meeslepende stappen gezet op een aantal
terreinen, maar we hebben scherp gekeken. We zijn ook blij met de
afspraken die we met alle regio's hebben kunnen maken om heel gericht
toch te kunnen investeren in een aantal zaken, bijvoorbeeld in die
samenhang van mobiliteit en woningbouw. Daar hebben velen van u aan
gerefereerd. Ik denk inderdaad dat we daar echt een gezamenlijke opgave
hebben die we ook samen met het ministerie van BZK heel nadrukkelijk
oppakken, omdat we in Nederland veel extra woningen nodig hebben maar
daar ook moeten kunnen komen. Of je nou graag op de fiets gaat of liever
in de auto stapt, het is belangrijk dat die woningen goed bereikbaar
zijn. Of ze nou in de Randstad liggen, waar 500.000 extra woningen nodig
zijn, of in de rest van het land, we moeten met elkaar zorgen dat die
dingen steeds zo veel mogelijk hand in hand gaan.
Dan komen we natuurlijk op de middelen daarvoor. Cora gaf al aan dat wij
in ieder geval proberen zo veel mogelijk van de feiten op tafel te
krijgen. Maar los van de precieze bedragen zijn volgens mij twee dingen
heel erg helder. Voor verdere investeringen in de infrastructuur in
Nederland is de komende jaren echt extra geld nodig. Anders zal er
buiten de beheer-, onderhouds- en vervangingsopgave heel weinig
overblijven. Dat is dan nog even los van het voorstel
schaalsprongprojecten, waar ik u bijna allemaal met grote liefde over
heb horen spreken en die wij natuurlijk ook met de grootste liefde graag
allemaal al eerder hadden willen realiseren, als dat had gekund, maar
waarvoor natuurlijk een Groeifondsachtige constructie noodzakelijk is.
Dat soort bedragen zouden anders immers bijna het hele budget van een
totale regeerperiode kunnen omvatten.
Maar los van die schaalsprongprojecten is er ook gewoon van jaar tot
jaar meer nodig als we toch willen blijven investeren naast het
onderhouden van ons netwerk. Daarbij kunnen we met elkaar wel inzetten
op efficiënter benutten. Of het nou gaat om de weg of het spoor — we
komen straks nog te spreken over de onderwijstijden — ook deze
coronaperiode laat ons zien dat efficiëntere benutting enorm helpt om
heel veel meer te kunnen verwerken op onze infrastructuur, nog los van
extra investeren in de infrastructuur. Soms heb je een systeem als ERTMS
of andere systemen nodig om bestaande infrastructuur nog efficiënter te
benutten. Aan die knoppen moeten we met elkaar ook maximaal blijven
draaien.
Daarnaast zien we dat er echt een wijziging is in de manier waarop we
naar stations kijken; ik kijk nu even specifiek naar het spoor. Het
stond vanochtend mooi in de krant: stations worden een bestemming op
zich, waar heel veel samenkomt. Ik vind het heel mooi dat we vanuit het
Toekomstbeeld OV, dat we een tijdje geleden met elkaar besproken hebben,
ook met die hele positie van de stations als echte hubs, gekoppeld aan
een stationsagenda, een mooie agenda voor de toekomst hebben
neergezet.
Daarnaast is natuurlijk de verkeersveiligheid een thema dat de minister
en ik heel nadrukkelijk delen. Op de weg, de fiets, in de auto, maar ook
op het spoor, de onbewaakte overwegen, komt het eigenlijk allemaal
samen. Ik ben heel veel dank verschuldigd aan de Kamer voor de steun die
er steeds is geweest om extra geld uit te trekken om de niet-actief
beveiligde overwegen aan te pakken. Sinds 2018 hebben wij al 67
onbewaakte overwegen aangepakt en voor 2024 willen wij dat nog eens
gedaan hebben met 113 onbewaakte overgangen. Daarom is er ook dit jaar
weer extra geld voor die aanpak en de verkeersveiligheid.
Daarnaast is het goederenvervoer altijd een belangrijk thema geweest in
onze discussies. Voor de reiziger en de goederenvervoerders zetten wij
in op betere verbindingen met onze belangrijkste partner, Duitsland. En
voor de fietser zetten wij natuurlijk in op heel veel extra
stallingplaatsen. Wij gaan naar 600.000 plekken in 2025. Het landelijk
tekort is daarmee tegen 2025 ook verleden tijd. In die tijd zou het
fietsverkeer natuurlijk wel weer door kunnen groeien, dus dan moeten wij
wellicht meer plaatsen toevoegen, maar dat lijkt mij in die zin een
luxeprobleem.
Er komt wel een toekomstbeeld fiets. Daar hebben ook velen van u aan
gerefereerd. Dat lijkt mij de manier om wensen, verwachte groei en
middelen bij elkaar te brengen. Dat biedt weer de basis voor een
structureel gesprek binnen het Mobiliteitsfonds, ook in de context van
de eventuele formatie hierover.
De transparantie naar de omgeving is cruciaal. Ik denk dat de heer
Schonis daar terecht aandacht voor vroeg. Ik sluit mij aan bij de
antwoorden die de minister daarover heeft gegeven. Technische knowhow is
ook ontzettend belangrijk. Dat is een van de redenen waarom ik denk dat
dit echt een toegevoegde waarde heeft. Wij gaan met elkaar nog spreken
over zbo ProRail, ook om de technische kennis van het spoor dichterbij
het moment van besluitvorming te brengen en nog een betere interactie te
krijgen met de techniek.
Ik snap al uw verzuchtingen over de budgetoverschrijdingen heel goed. Of
wij het nu hebben over budgetoverschrijdingen op wegen of op spoor, het
is gewoon voor iedereen die daarmee te maken heeft een ontzettend nare
tegenvaller. Je hebt plannen, je hebt je budget verdeeld volgens een
bepaalde verdeling, en dan zijn dit soort tegenvallers altijd heel
moeilijk in te passen. Natuurlijk zullen wij daarover met alle partijen
in goed overleg gaan. Maar ik denk ook dat het belangrijk is dat wij
echt proberen — de minister gaf al een aantal punten aan — te bekijken
of wij in de spelregels voor het MIRT-kader iets meer stabiliteit kunnen
brengen. Want dit soort tegenvallers is voor iedereen ontzettend
vervelend.
De minister en ik vragen ons weleens af: hoe kan dit nou weer? Het enige
antwoord daarop is: ga het onderzoeken. Het zal van project tot project
anders zijn, maar wij moeten toch proberen om iets meer op de voorkant
hiervan te komen. Het is onze inzet om bij de spelregels die horen bij
het nieuwe Mobiliteitsfonds ook te kijken of wij nog iets van
versteviging kunnen bereiken.
Voorzitter, dit waren mijn algemene punten. Ik heb nog een aantal losse
punten, die ik in het blokje overig zal bespreken. Daarin zitten onder
andere ERTMS en nog wat opmerkingen over spoorvervoer en over fietsen.
Die antwoorden komen dus daar terug.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de minister. Maar voor ik dat doe, heeft de
heer Schonis nog een vraag aan de staatssecretaris.
De heer Schonis (D66):
Over de spelregels voor het nieuwe Mobiliteitsfonds hebben wij
natuurlijk ook bij de RES-behandeling in oktober gesproken. Ik heb even
niet scherp wanneer wij die kunnen verwachten. Juist die spelregels
zullen allesbepalend of in elk geval heel belangrijk zijn bij de verdere
verdeling.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
We willen die voor de zomer bij de Kamer hebben.
De voorzitter:
Er is ook nog een vraag van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja. Ik heb beide bewindspersonen aangehoord. Ik heb nog een opmerking
over de kosten die wij hebben op investeringen. Er zijn allerlei zaken
voorbijgekomen. Een daarvan is de verkeerde inschatting van prognoses,
waardoor er niet genoeg geld is voor allerlei investeringen die wij
moeten doen. Wij hebben het Groeifonds genoemd. Ik zie drie dingen
voorbijkomen in de infrastructuur …
De voorzitter:
En uw vraag is? Ik ben een beetje streng in deze tweede termijn.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, maar ik moet het toch even kort inleiden, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is eigenlijk niet de bedoeling, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag is: ik zie de kilometerprijs per spoor elk jaar alleen maar
miljoenen euro's duurder worden. Als je echt naar spoorlijnen gaat
kijken en je dat uitrekent, dan stel je vast dat die kilometerprijs
alleen maar duurder is geworden. Ik zie de prognoses op onze projecten
alleen maar …
De voorzitter:
Meneer Amhaouch, ik wil u toch vragen wat uw vraag is. Wij hebben dit
afgesproken met elkaar. Ik vind het vervelend, maar ik moet iedereen
daarop aanspreken. Ik doe dat dan ook.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik zou toch graag willen weten van beide bewindspersonen of zij dit
herkennen …
De voorzitter:
Helder. Dank u wel. Herkent u het?
De heer Amhaouch (CDA):
… want de oplossingen die genoemd zijn, zijn niet de oplossingen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Bij de verschillende infrastructuurprojecten, zowel bij waterwegen als
spoor, zien wij gewoon dat er soms enorme tegenvallers zijn. Ik denk dat
het belangrijk is dat wij proberen de inschatting op de een of andere
manier te versterken, zodat wij ook een betere afweging kunnen maken of
een bepaalde prijs voor een project het ons waard is, in plaats van
achteraf geconfronteerd te worden met tegenvallers. Want dat is altijd
heel vervelend, voor iedereen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan daar nog op aanvullen — want de heer Amhaouch stelde de vraag aan
beide bewindspersonen — dat dit precies een van de redenen is om die
tweefasenaanpak verder te ontwikkelen. De heer Amhaouch zegt regelmatig
ook op een ander dossier: meten is weten, als je weet wat je meet. Dat
geldt natuurlijk ook bij deze projecten. Dus we moeten eerst een wat
verdere uitwerking hebben voordat wij daar echt de prijskaartjes aan
kunnen hangen. In de MIRT-spelregels kijken wij bijvoorbeeld of wij niet
een bovengrens zouden moeten stellen aan de complexiteit van een
project, of anders beter kunnen overgaan op een project in blokken na
elkaar. Dus wij trekken echt alles uit de kast om te proberen om hier
toch meer grip op te krijgen.
De voorzitter:
En daarmee komen we aan het volgende blok. Het woord is aan de
minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, voorzitter. Deze keer ga ik eens in het Zuiden starten. Volgens mij
waren we de vorige keer in het Noorden begonnen, dus laten we nu eens
helemaal in het Zuiden beginnen. Ik begin met een vraag van mevrouw
Postma over VDL Nedcar. De heer Dijkstra had daar ook iets over gezegd.
De vraag was of wij samen met het ministerie van EZK betrokken willen
blijven bij die ontwikkelingen daar. Het korte antwoord daarop is ja.
Ook in deze MIRT-ronde hebben we afgesproken dat wij, als de geplande
ontwikkelingen doorgaan, daar graag een bijdrage aan zullen
leveren.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Aalst van de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik ben superblij om dit te horen. Dat is weer een motie van de PVV die
uitgevoerd wordt. Ik vind het wel merkwaardig dat de minister, toen ik
vorig jaar exact deze motie indiende over de ontsluiting van VDL Nedcar,
zei: ik heb geen idee; ik heb helemaal niet gehoord dat er ergens sprake
van is. Was dat dan een vooruitziende blik van de PVV of neemt u nu
gewoon de motie over?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens mij is er inmiddels sprake van een heel nieuw project. Maar
goed, ik wil de heer Van Aalst graag de eer gunnen dat hij al eerder
aandacht heeft gevraagd voor VDL Nedcar. Het is fijn dat het breed in de
Kamer leeft, zullen we maar zeggen.
Mevrouw Postma heeft nog gevraagd naar de files op de A67 en de A73,
vooral door de vrachtwagendrukte. Dit voorjaar heb ik de structuurvisie
A67 Leenderderheide-Zaarderheiken vastgesteld. De A67 wordt van
Leenderderheide tot Geldrop toekomstvast verbreed naar twee keer drie
rijstroken. Er wordt ook gestart met een pakket kortetermijnmaatregelen.
Met die maatregelen kan ook direct worden gestart met verbetering van de
veiligheid en de doorstroming, ook voor vrachtverkeer. Daarnaast heb ik
deze zomer het ontwerptracébesluit knooppunt Zaarderheiken A73
vastgesteld voor uitbreiding naar die A67 in oostelijke richting. De
staatssecretaris en ik hebben onlangs weer een overleg gehad met de
collega van Noordrijn-Westfalen. Dan hebben we het ook altijd weer over
bijvoorbeeld de truckparkings. Dan benoem ik ook altijd weer op
aandringen van een motie van de heer Dijkstra het feit dat de
vrachtwagens op zondag niet mogen rijden in Duitsland. Voldoen de
truckparkings ook aan de Duitse zijde? We proberen daar ook in de sfeer
van dat soort maatregelen voortdurend aandacht voor te hebben.
Dan heeft mevrouw Postma nog vragen gesteld over de N57 en de N59. Zij
vroeg of we die veiliger konden maken door rotondes en of we dan ook nog
kijken naar de fysieke rijrichtingscheiding. Daar kan ik bevestigend op
antwoorden. Rijkswaterstaat gaat inderdaad na of er een
rijrichtingscheiding kan worden geplaatst op de wegdelen waar een
inhaalverbod geldt. Dat kan natuurlijk alleen als de ruimte het toelaat
en in principe ook alleen op de 100 kilometerwegvakken. De beschikbare
wegbreedte is daar dus de bepalende factor. Daar wordt naar
gekeken.
De heer Amhaouch vroeg naar het Brainportregioplan. Dat is echt
integraal voor alle modaliteiten. Ook de staatssecretaris zal daar
wellicht dus nog iets over zeggen. We hebben natuurlijk afgelopen jaar
het MIRT-onderzoek daar uitgevoerd. Daar is ontzettend veel werk
verricht in één jaar. Op basis daarvan zijn hoofdkeuzes gemaakt. Die
worden het komend jaar verder uitgewerkt. Die uitwerking is natuurlijk
essentieel om samen eventueel vervolgstappen te kunnen zetten. Om
slagvaardig aan de gang te kunnen met die uitwerkingen hebben partijen
elk 1 miljoen studiegeld gereserveerd. We hopen dus besluiten te kunnen
nemen in het volgende BO MIRT in 2021.
De heer Moorlag en de heer Stoffer hebben vragen gesteld over de
alternatieve ontsluiting van een bedrijventerrein in Gorinchem. Ik heb
met de regio een inspanningsverplichting afgesproken om de aansluiting
op de A27 in het project A27 Houten-Hooipolder in 2026 te realiseren.
Die afspraak houd ik ook in stand. Daarnaast kijkt de regio naar de
noodzaak en de mogelijkheden van een eventuele tijdelijke ontsluiting op
de A15. Daar ben ik met de regio over in gesprek, dus dat proberen we in
goed gezamenlijk overleg te bekijken.
Dan zijn er door mevrouw Postma vragen gesteld over de veiligheid bij de
verkeerslichten bij het knooppunt Hooipolder. Rond het knooppunt
Hooipolder vinden inderdaad regelmatig kop-staartaanrijdingen plaats in
de wachtrij voor de verkeerslichten als weggebruikers niet op tijd tot
stilstand komen wanneer ze de wachtrij van achteren naderen met een hoge
snelheid. Ik denk dat dat precies het probleem is waar u op doelt. Wij
hopen dat die wachtrijen sterk zullen afnemen zodra knooppunt Hooipolder
in 2026 aangepakt wordt in het kader van het project A27
Houten-Hooipolder. We kijken nu of een filestaartbeveiligingssysteem als
mogelijke verkeersveiligheidsmaatregel op die locatie kosteneffectief te
realiseren is, vooruitlopend op de aanpak van het knooppunt in 2026.
Daar kijken we dus naar, want u hebt gelijk met uw zorg over dat
punt.
Dan blijf ik nog even bij mevrouw Postma. Hoe wil ik zorgen dat de twee
grote opstoppingen van het knooppunt A58-A4 tot het verleden gaan
behoren bij de snelweg van de Zeeuwse grens tot Roosendaal? Dan
veronderstel ik dat u het opstropen van het verkeer vanuit Antwerpen bij
het knooppunt Markiezaat bedoelt. Er zijn op dit moment geen
MIRT-plannen voor een ingrijpende aanpak van dit knooppunt.
Dan de heer Stoffer. Dat betreft een punt dat mij ook aan het hart gaat:
of ik vaart wil maken met een betere bevaarbaarheid van de Waal. We
weten allemaal dat de vaarwegen cruciaal zijn voor het vervoer van
goederen in Nederland. 80% van het bulkvervoer in Nederland gaat via
water. En het wordt nog weleens vergeten, maar van alle containers die
in Nederland vervoerd worden, gaat 35% over het water. Er is mij dus
veel aan gelegen om de belangen van de binnenvaart goed te behartigen.
Ik voelde het als een steun in de rug dat velen van u ook zeiden dat we
daar echt met z'n allen werk van hebben gemaakt de afgelopen periode. De
bevaarbaarheid van de rivieren staat inderdaad onder druk door
ontwikkelingen zoals bodemerosie en klimaatverandering. Daardoor neemt
de waterdiepte in de vaarwegen af. We hebben in de zomer van 2018
allemaal kunnen zien dat dat heel negatief uitpakt, ook op de economie.
Ik vind die bevaarbaarheid van de vaarwegen dus zeer belangrijk.
We hebben ook onderzoek laten uitvoeren naar het vergroten van de
robuustheid van de vaarwegen op de Waal en de Maas. Uit dat onderzoek
volgen een aantal acties om regelmatig terugkerende calamiteiten en
autonome ontwikkelingen beter op te kunnen vangen. Die acties pakken we
de komende periode op. Dat hebben we ook in het BO MIRT besproken. In
het kader van deze afspraken moet u bijvoorbeeld denken aan de afspraak
die we hebben gemaakt om onderzoek te doen naar de sluiscapaciteit bij
Grave. U hebt ook kunnen zien dat ik in het kader van Integraal Rivier
Management 100 miljoen heb uitgetrokken om de knelpunten van bodemerosie
aan te pakken. In het kader van Integraal Rivier Management gaan we dus
verdere opties daarvoor uitwerken.
Dan had de heer Stoffer een concrete vraag gesteld over de Maascorridor.
Ik noemde net al de sluis bij Grave. U zei: is het niet verstandig om
die sluiscapaciteit bij Grave uit te breiden, omdat de Maas bij droogte
steeds vaker een alternatief is voor de Waal? Nou, in veel onderzoeken,
waaronder ook de NMCA, wordt de sluis bij Grave ook genoemd als
robuustheidsknelpunt, maar we hebben nog geen goede kwantitatieve
onderbouwing voor de toekomstige en benodigde capaciteitsvraag. Dat gaan
we nu dus onderzoeken. Dat hebben we in het BO MIRT over
goederenvervoercorridors afgesproken. Als we die informatie hebben,
kunnen we met elkaar afspraken maken over vervolgstappen.
Dat waren, dacht ik, de vragen over de regio Zuid, voorzitter.
Mevrouw Postma (CDA):
We hadden met velen een hele mooie motie over de Westerscheldetunnel
ingediend bij de begroting van IenW. Ik heb gevraagd naar de stand van
zaken bij de uitvoering daarvan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat heb ik nu even niet bij de hand. Misschien zit die in mijn mapje
overig, maar daar kom ik nog even op terug.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat door.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik weet zeker dat daar nog wel een antwoord op komt.
Voorzitter. De Maaslijn. Dat was een project waarvan was afgesproken dat
Limburg het opdrachtgeverschap op zich zou nemen. Het project werd
getrokken door de regio's Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. Dat
project liep eigenlijk niet goed genoeg. Er was sprake van
overschrijdingen en vertraging. Toen heeft de regio moeten constateren
niet in staat te zijn om een project van deze omvang als opdrachtgever
tot een goed einde te brengen. Dat was eigenlijk hoe ik voor het eerst
met de Maaslijn in aanraking kwam. De regio kwam dus eigenlijk naar het
ministerie en zei: we hebben dit project op ons genomen, maar het is
eigenlijk toch gewoon te groot; de problemen zijn te groot; we hebben
toch betrokkenheid van het Rijk nodig. Toen heeft mijn ministerie, op
verzoek van de regio, die opdrachtgeversrol van Limburg overgenomen om
het project te trekken. In de inbreng vanuit de Kamerleden leek het
bijna een beetje alsof wij een taak die bij het Rijk lag in een keer bij
de provincie wilden neerleggen, maar de provincie is naar het ministerie
toegekomen met de vraag om dat opdrachtgeverschap over te nemen, omdat
dit project niet op een goede manier lukte. Dat snap ik ook. Het is ook
een belangrijk project. Dat deel ik met uw Kamer. Toen heb ik gezegd dat
het wel belangrijk is dat er een goede doorlichting komt van het
project. Die doorlichting is toen gedaan en er is zelfs nog een second
opinion geweest. Dit is precies zo'n voorbeeld waar ik in de inleiding
aan refereerde: dan komt er in één keer toch weer een tegenvaller en dat
is voor iedereen echt ongelooflijk balen. Je vraagt je ook af hoe het
kan, als je een duediligencerapport hebt laten opmaken en er daarnaast
een second opinion is geweest, dat dan toch blijkt dat er weer
tegenvallers zijn. Wat mij betreft vraagt dat echt om nader
uitzoekwerk.
Ik heb net als u gelezen dat Limburg afgelopen vrijdagmiddag de Staten
heeft geïnformeerd dat er weer tegenvallers zijn. Wat mij betreft is het
nog te vroeg om te zeggen: dit is het en wat doen we er nu mee?
Nogmaals, ik wil dit ook wel even gelegd hebben naast de rapporten die
we hebben gehad. Er moet een harding komen van die tegenvallers. Waar
zit het in? Hoe groot zijn ze werkelijk? We willen niet straks opnieuw
met tegenvallers geconfronteerd worden et cetera.
ProRail is volop bezig met de uitwerking van de maatregelen. Volgens de
planning zijn de maatregelen voor eind 2024 te realiseren. Dat is
conform de oorspronkelijke planning. De bijbehorende kostenraming wordt
op dit moment gevalideerd. Juist bij projecten waarvan we weten dat er
heel veel haken en ogen aan zitten, is het belangrijk dat we met elkaar,
alle partners samen, die gevalideerde tegenvaller baseren op een geharde
raming. Ik ben bekend met de signalen dat de kostenraming hoger lijkt
uit te vallen, maar ik vind dat we dat echt moeten harden. Ik wil echt
zorgvuldigheid hebben in die cijfers. Ik wil ook zien welke
mogelijkheden er zijn om nog dingen binnen het project op te vangen,
zoals we dat met alle projecten doen. Dan weten we daarna uiteindelijk
waar we het over hebben, wat die tegenvaller nou echt is en waar die in
zit. Dat proces vindt nu plaats.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik kan kort en krachtig zijn. Ik vind het leuk dat de staatssecretaris
zegt: we gaan een onderzoek doen. Maar kan zij gewoon toezeggen dat deze
kosten niet verhaald worden op de provincie? Volgens mij is dat waar de
Kamer om vraagt.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
In die zin heeft de Kamer weleens verschillende opvattingen over
verschillende projecten, maar wanneer zich een tegenvaller voordoet bij
een bepaald project, zorgt het ministerie er eerst goed voor dat we de
cijfers harden. Daarna gaan we met alle partners om tafel om per project
te bekijken wat de oplossing is. Er liggen altijd bestuursovereenkomsten
ten grondslag aan de verdeling van verantwoordelijkheden en risico's bij
projecten. Die moet je er ook bij nemen. Bovendien is het belangrijk om
te weten waar de kostenoverschrijdingen nou vandaan komen. Als die
evident aan de kant van het Rijk liggen, is het heel logisch dat je als
Rijk daarvoor je verantwoordelijkheid neemt, maar als dat niet zo is, is
het ook belangrijk om te bezien wat dan een reële verdeling van kosten
is. Dus dat reële gesprek gaan we zeker aan, maar de eerste stap die we
moeten nemen, is gewoon het harden van de kosten. Zolang dat onduidelijk
is, is het ook onduidelijk hoeveel kosten je als Rijk op je zou moeten
nemen en ten koste waarvan dat dan weer zou moeten gaan.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik probeer korte vragen te stellen, maar ik krijg hele lange antwoorden.
Nogmaals: het interesseert me niet wat de overschrijding is. Is de
staatssecretaris bereid om die kosten te dragen en ze niet te verhalen
op de provincie? Punt.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik ben bereid om de kosten te harden en in goed overleg te gaan met de
provincie. Eerst moeten we bekijken wat de kosten zijn en daarna moeten
we kijken wat daaraan reëel is. Er werd ook gesproken over 153 miljoen.
Daarvan heeft het Rijk al 50 miljoen op tafel gelegd, terwijl het
eigenlijk een regionaal project was. Dus we hebben als Rijk al flink wat
geld bijgelegd. Misschien blijkt uit de overschrijding dat er reden is
om meer te doen, maar we moeten eerst de kosten helder hebben. Dat is
normaal en goed projectmanagement. Dat moeten we ook hierbij stap voor
stap aflopen. Natuurlijk doen we dat in goed overleg met de provincie.
Ik heb ook heel duidelijk gehoord dat u allemaal hoopt dat we zo veel
mogelijk spoed erachter zullen blijven zetten en dat zullen we ook
doen.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik snap dat de staatssecretaris zegt dat zij eerst wil zien wat die
cijfers zijn. Het lijkt wel een beetje de wet van Moorlag. Die luidt: de
wet van Murphy klopt niet, het is allemaal nog veel erger.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Moorlag (PvdA):
Mijn vraag aan de staatssecretaris is: vindt zij dat dit wel thuishoort
in de risicosfeer van de provincies? Die hebben toch te goeder trouw
aangenomen dat dit project binnen hun echt heel royale bijdrage
gerealiseerd kon worden? Zij hebben ook al een eerdere tegenvaller
geslikt. Dit kan toch niet naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid ten laste komen van de provincies?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Redelijkheid en billijkheid moeten uiteindelijk de maatstaven zijn
waarlangs we bepalen dat we hieruit komen. Nogmaals, het was een
regionaal project waarmee ze naar het Rijk zijn gekomen. Toen heb ik
geld erbij gelegd vanuit het Rijk. Als er een nieuwe overschrijding
komt, dan is wel degelijk de vraag: wat is redelijk en billijk? Het gaat
om grote bedragen en ik snap dat het voor de regio grote bedragen zijn.
Ik zeg dus echt niet "jammer dan", om het even onparlementair te zeggen.
We gaan er echt goed naar kijken, maar stap een is altijd de bedragen
goed harden en stap twee is dan: goed kijken wat redelijk is, waar de
overschrijdingen vandaan komen en wat we eraan kunnen doen. We hebben
deze ronde niet heel veel kunnen investeren, omdat er op allerlei
projecten overschrijdingen waren. Op sommige punten neemt het Rijk
overschrijdingen voor zijn rekening, maar dan wel nadat eerst goed is
gekeken naar wat de kosten zijn, eerst is geprobeerd om die kosten naar
beneden te krijgen en daarna is gekeken wat redelijk en billijk is, ook
naar aanleiding van hoe zo'n project in elkaar zit en waar de
overschrijdingen vandaan kwamen. Het enige wat ik zeg is: ik loop op
geen enkele conclusie vooruit, maar ik vind wel dat we eerst de reële
stappen moeten nemen. Ik zal dat natuurlijk in goed overleg doen met de
regionale partners, want we zitten hier samen in.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De intercity Heerlen-Eindhoven en Heerlen-Aken. Daarover heb ik u
toegezegd dat ik uw Kamer versneld de tussentijdse resultaten zou
toesturen. Dat geeft een dubbel beeld. Aan de ene kant geeft het een
beeld van de mogelijkheden om rond 2025 een snellere verbinding tussen
Nederland en Aken per spoor te realiseren. Tegelijkertijd is duidelijk
dat er nog serieuze vragen zijn rondom de inpasbaarheid, maakbaarheid en
kosten van infrastructuur die beantwoord moeten worden, voordat er een
besluit aan de orde is over eventuele exploitatie. Ik vind het
belangrijk om die tussentijdse resultaten van beide varianten grondig
uit te werken. Daarbij is het goed om het gesprek aan te gaan over
financiële bijdragen van eventuele betrokken medeoverheden.
Mede met het oog op de te verwachten noodzakelijke inframaatregelen heb
ik bij het MIRT afgesproken om voor onder andere de vervolgstappen van
de verbinding naar Heerlen en Aken een integrale studie toekomstvaste
spoorknoop Eindhoven te starten en hier 50 miljoen voor te reserveren.
Ik zie deze als no-regretstappen vanuit het perspectief op de
verschillende varianten van een snellere verbinding met Aken. Voor de
definitieve besluitvorming zijn de uitgewerkte resultaten van de nadere
verkenning nodig. Die komen voorjaar 2021. Dan kunnen we met elkaar tot
de uiteindelijke afweging komen.
De heer Laçin (SP):
Dit stond ook zowat letterlijk in de brief die is gestuurd. Ik heb in
mijn inbreng gevraagd waarom de staatssecretaris op de rem trapt en
waarom zij niet, zoals denk ik de bijna voltallige Kamer in meerdere
moties heeft aangegeven, de beslissing neemt dat Heerlen-Aken onderdeel
wordt van het hoofdrailnetwerk en dat de intercitylijn wordt
doorgetrokken naar Aken. Dat is de wens van de Kamer. Als we dat gaan
doen met bijvoorbeeld de Arriva-variant, wordt het niet de intercity die
wordt doorgetrokken vanuit het HRN, maar moeten mensen alsnog gaan
overstappen. Dat is volgens mij niet de wens van de Kamer. Waarom gaat
de staatssecretaris nu niet door om die beslissing nu alvast te
nemen?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ik herhaal mezelf een beetje, maar ook dit is een kwestie van: we moeten
eerst goed weten wat het kost. Er zijn bijvoorbeeld allerlei
infrastructurele aanpassingen nodig. Het is belangrijk om te weten wat
het kost en hoe het maakbaar is. Ik begrijp de wensen van uw Kamer heel
goed. Als het simpelweg zou gaan van "hop, we zetten even ergens een
handtekening onder zonder dat we de kosten in kaart hebben en zonder dat
we de maakbaarheid in kaart hebben", zou u ook niet altijd even positief
over een bewindspersoon oordelen. Dus we moeten echt op de inpasbaarheid
letten. Wat betekent het doortrekken van die intercity's voor de
interactie met allerlei andere intercity's en allerlei andere
reizigersstromen? Het Nederlandse net is ongelofelijk vol. Je kunt daar
niet zomaar een intercity tussen plakken. Dat heeft allerlei
consequenties. Ik neem aan dat ook de heer Laçin heel graag al die
consequenties wil zien om goed de afweging te kunnen maken of dit een
verstandige keuze is en op welke manier het een verstandige keuze is.
ProRail werkt hartstikke hard om dat allemaal in kaart te brengen.
Volgend voorjaar hebben we die informatie en dan kunnen we met elkaar
een bewuste keuze maken. In de aanloop daarnaartoe reserveer ik alvast
50 miljoen euro voor de spoorknoop Eindhoven, om te laten zien dat ik
echt de wens heb begrepen. Ik snap dat de nood hoog is, maar we moeten
toch proberen de verstandige stappen eerst met elkaar te zetten.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag.
De heer Laçin (SP):
Voor die 50 miljoen voor Eindhoven wil ik eerst mijn complimenten
uitspreken. Dat was ik even vergeten in mijn drang om door te gaan, dus
bij dezen. Maar de heer Laçin wil ook al die punten zien die de
staatssecretaris opnoemt. Ik heb ook het uitgewerkte plan van de NS
gezien voor Den Haag-Aken over Heerlen. We wilden eerst Amsterdam
...
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Laçin (SP):
Daar kom ik aan toe, voorzitter, maar zo strak hoeft het ook weer niet
wat mij betreft. Ik wil graag van deze staatssecretaris dat we ons
focussen op dat hoofdrailnet, dat NS dat uitgewerkte plan kan gaan
uitvoeren en dat we dat gaan onderzoeken, en dat we niet een tweede
concurrentiemodel daarnaast gaan organiseren, want dat is nergens voor
nodig.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Laat ik het zo zeggen: ik constateer dat ik de heer Laçin heb gevonden
in het feit dat we het allebei belangrijk vinden dat die zaken in kaart
worden gebracht. Dat worden ze ook. Hij wil die ook hebben voordat hij
een besluit kan nemen. Dan leg ik daar ook nog iets anders naast. Daar
hoeft hij geen kennis van te nemen; dat laat ik geheel aan hem. Maar
volgend voorjaar hebben we die informatie. Ik denk echt dat dat
belangrijk is om vervolgens een goed besluit te kunnen nemen voor de
reizigers in heel Nederland.
De heer Amhaouch (CDA):
Volgens mij zijn we er bijna. Deze intercity, waar we heel veel over
gesproken hebben in deze Kamer, stond al in de huidige concessie van
2014. Toen is die inspanningsverplichting al opschreven. We zijn nu al
vier of vijf jaar bezig. Ik krijg nu het gevoel dat we het dadelijk één
maand vooruit gaan schuiven, zodat we net over de verkiezingen heen
zijn. De staatssecretaris heeft het over het voorjaar van 2021. Kan deze
staatssecretaris beloven dat zij er maximaal achteraan gaat dat zij dit
besluit zelf nog kan nemen, ofwel in deze kabinetsperiode ofwel in een
demissionair kabinet? Want deze Kamer heeft daar hard aan gewerkt en
deze staatssecretaris heeft er hard aan gewerkt. Laten we het niet
overlaten aan een volgend kabinet, want het staat al vier jaar in de
huidige concessie als inspanningsverplichting, en ik zou het heel jammer
vinden als we dadelijk zeggen: we komen net één maand tekort.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Volgens mij gebruikte de heer Laçin alle juiste woorden, namelijk dat
wij er met elkaar echt hard aan hebben gewerkt en dat we echt moeten
proberen om hier zo snel mogelijk alle informatie op tafel te krijgen om
ook zo snel mogelijk conclusies te trekken. Als dat niet meer missionair
kan, dan doen we dat demissionair. Maar in het voorjaar zitten wij hier
nog in grote mate met elkaar, in demissionaire status. Dan is het
natuurlijk aan de Kamer wat zij daar verder mee wil op dat moment, maar
dat gesprek zullen we met elkaar kunnen voeren, denk ik.
De voorzitter:
Daarmee gaat de staatssecretaris verder.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter, dit waren de twee punten over de regio Zuid, wat mij
betreft.
De voorzitter:
Zijn er nog punten over de regio Zuid blijven liggen? Ik kijk even naar
de leden.
De heer Amhaouch (CDA):
Ja, dit is mijn laatste vraag. Die moet ik dan maar inzetten op Zuid, en
dan hoop ik dat mijn collega's de rest doen bij de andere regio's. Het
gaat over het belangrijke punt van de Brainportregio. De minister heeft
daar ook al over gesproken. Er ligt een integraal plan. Er vinden
inderdaad een aantal acties plaats — ik heb daar ook complimenten voor
uitgedeeld — maar toch ligt er nog een hele grote opgave. Er is met 21
gemeentes heel hard gewerkt aan een plan. Het gaat over een groot
project waar ook het bedrijfsleven aan meedoet. Kunt u de processtappen
eens concreet toelichten? Hoe gaan we die investeringsbesluitvorming
aanpakken over wat er is blijven liggen?
De voorzitter:
De minister wordt net bevraagd op koffie en thee. Dat is dan best
lastig, maar wat gaat zij doen met de Brainport Eindhoven en de stappen
die daarin nog worden gezet?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De staatssecretaris en ik hebben in goed overleg met de regio gezegd dat
we ontzettend veel waardering hebben voor het harde werk dat daar in een
jaar tijd voor elkaar is gebokst. Gegeven de onduidelijkheid die er nog
is over financiële middelen die er al dan niet zijn, over de formatie en
wat er in een groeifonds zit enzovoort, willen we er in ieder geval voor
zorgen dat het komende jaar hoe dan ook niet verloren gaat. Dat hebben
we overigens met alle regio's afgesproken. We willen dus doorgaan met
onderzoeken die we toch moeten doen. Vandaar ook die drie keer een
miljoen aan onderzoeksgeld, zodat we echt zorgen dat het geen verloren
jaar wordt. Dat geldt voor heel veel van die grote projecten en zeker
ook voor de Brainportagenda. Ik denk dat we met onze ambtenaren en de
ambtenaren in de hele Brainportregio, maar ook het bedrijfsleven en de
onderwijsinstellingen daar, ook het commitment vast weten te houden,
zodat we het komend jaar wel gewoon door kunnen.
De voorzitter:
Daarmee komt de minister aan haar volgende regio.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, voorzitter. Eigenlijk had mevrouw Postma daar net al een bruggetje
mee gemaakt. Zij vroeg mij namelijk naar de Westerscheldetunnel. Nou
valt Zeeland onder Zuidwest, maar we kwamen er eigenlijk op via de vraag
over de A58 richting Markiezaat-Bergen op Zoom vanuit Zeeland. Dat was
de vraag. Daarom zat die wel bij Zuid, want dat is het Brabantse deel.
Maar nu dus toch Zuidwest, waarin Zeeland verder aan de orde komt.
Eerst de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie.
Ons departement heeft ambtelijk contact gelegd met de provincie Zeeland
om de beschikbare feiten en cijfers en de inzichten ten aanzien van de
sociaal-economische aspecten op een rij te gaan zetten. Op basis van dat
beeld zal een aanvullend onderzoek worden opgedragen, conform de motie.
Ik zal de Kamer in het voorjaar nader informeren over de uitkomsten van
dat onderzoek en de mogelijkheden waar de motie om vraagt.
De heer Van Aalst heeft vragen gesteld over de A15. Is het niet mogelijk
om ook het laatste deel te verbreden? Het meest recente NMCA-onderzoek
uit 2017 geeft niet aan dat hier sprake is van een belangrijk toekomstig
knelpunt. Er lopen natuurlijk wel verschillende projecten, waaronder de
in het vorige blok besproken verkenning van de aansluiting van de A2
Deil-Vught op de A15 tussen Gorinchem en Valburg. Dat heeft mogelijk ook
impact op de doorstroming en de verkeersveiligheid. Als uit de komende
NMCA in 2021 blijkt dat hierbij belangrijke nieuwe knelpunten ontstaan,
zullen Rijk en regio daar zeker gezamenlijk over in overleg gaan.
De heer Van Aalst vroeg ook nog naar de spitsstrook. Die gaat open als
de drukte op de weg daar aanleiding toe geeft. Bij een permanente
openstelling, dus ook in rustige situaties, treedt er een verhoogd
ongevalsrisico op vanwege het smalle wegprofiel — daar bent u van op de
hoogte — maar bij drukte gaat die zeker meteen open.
De voorzitter:
Er is nog een vervolgvraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Het is eigenlijk geen vraag. Ik wil de minister danken voor de
beantwoording van vragen die ik niet gesteld heb, maar dat is op zich
prima. Het was meer een compliment omdat er nu gewerkt wordt aan de A15
en de minister overweegt om de spitsstroken ook een kans te geven in die
aanpak. Dat was eigenlijk de uitvoering van een motie van de PVV. Meer
heb ik niet gesteld in mijn betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oké, zo zie je hoe wij erop geconditioneerd zijn dat u waarschijnlijk
altijd meer wilt, maar dan incasseer ik deze complimenten nog een keer
extra.
De heer Laçin (SP):
Dat geldt ook voor ons hoor!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het valt allemaal zo reuze mee, hè.
Ik ga maar gauw verder met de vraag van de heer Dijkstra over de Van
Brienenoordbrug. Hij wilde eigenlijk een bevestiging dat die 200 miljoen
specifiek gereserveerd is voor het aanpakken van het NMCA-knelpunt A16
Van Brienenoordcorridor. Dat is onder andere gereserveerd voor de
MIRT-verkenning. In het kader van die MIRT-verkenning worden maatregelen
uitgewerkt voor het traject A16. Een nieuwe oeververbinding kan de A16
Van Brienenoordcorridor ook ontlasten, maar het klopt zoals u het zei.
Zo hebben we het ook in de laatste MIRT-ronde weer bevestigd.
De heer Amhaouch, die net even vertrokken is, maar ongetwijfeld later
wel weer meeluistert, heeft vragen gesteld over de buisleidingen. Dat is
een dossier waar de staatssecretaris en ik gezamenlijk in optrekken,
maar om de haalbaarheid van de buisleidingen tussen het Rotterdamse
havengebied en het chemiecluster Chemelot en vooral ook verder richting
Duitsland te onderzoeken, zijn we samen met het bedrijfsleven een
haalbaarheidsstudie gestart. Dat doen we vooral in het kader van de
goederenvervoercorridor. Die haalbaarheidsstudie loopt nu. Ik verwacht
voor het einde van het jaar de eerste conclusies te ontvangen. Daarna
gaan we ons samen met het betrokken bedrijfsleven, met het Havenbedrijf,
met Chemelot zelf, beraden op vervolgstappen. Daar zullen wij zeker ook
uw Kamer bij betrekken.
Mevrouw Postma heeft vragen gesteld over het ontwerptracébesluit A4
Haaglanden-N14. Zij vroeg specifiek naar de extra geluidsbelasting. Het
antwoord op die vraag is heel kort: ja, dat klopt. Zoals gebruikelijk
wordt elk jaar getoetst of er sprake is van nieuwe inzichten. Dat wordt
gedaan zodra de update van het verkeersmodel, het nieuwe NRM,
beschikbaar is. De met het NRM uit 2018 geprognotiseerde verkeersstromen
wijken nauwelijks af van die van 2020, maar er is verhoudingsgewijs wel
sprake van meer verkeer in de avond- en nachturen. U weet ook — ik zie u
al knikken — dat geluid in de avond- en nachturen in geluidsonderzoeken
zwaarder meeweegt. Daarom zijn er inderdaad extra geluidsmaatregelen
nodig, hoewel de verkeersstromen op zich gelijk blijven. Op dit moment
worden die extra geluidsmaatregelen verder uitgewerkt. Dat zal dan gaan
om hogere geluidsschermen en extra geluidsschermen. Die zullen dan ook
worden verwerkt in het tracébesluit.
Dan blijf ik even bij hetzelfde onderwerp maar kijk ik naar de andere
kant van de tafel, naar de heer Schonis. Hij had een vraag gesteld over
het advies van de commissie voor de milieuveiligheid, de commissie voor
de milieueffectrapportage, zeg ik maar even volledig, voor datzelfde
ontwerptracébesluit. De Commissie voor de m.e.r. stelt dat nader
onderzoek nodig is vanwege de mobiliteitstransitie die wordt
nagestreefd. Dan gaat het over duurzaamheid, gebruik van ov en fiets. Ze
concluderen tegelijkertijd dat de milieueffecten van het project goed in
beeld zijn gebracht. Voor mij staan nut en noodzaak van de extra
rijstroken vast. Het is een en-enverhaal, dus inzetten op
ov-bereikbaarheid én gebruik van fiets en ov in de stad, maar
tegelijkertijd ook inzetten op het verbeteren van de
verkeersdoorstroming op belangrijke wegen zoals die A4. Daarom gaan we
wel door met het project.
Ik heb net al in de richting van mevrouw Postma aangegeven dat nieuwe
ontwikkelingen uiteraard ook in dat ontwerptracébesluit meegenomen
zullen worden. De vraag was of er serieus wordt gekeken naar duurzame
mobiliteit. Ja, dat doen we, maar dat leidt niet tot afstel van dit
project, want nut en noodzaak daarvan staan vast. Het is een belangrijke
corridor voor de bereikbaarheid en de economie van Nederland. De
capaciteit schiet nu al regelmatig tekort en dat zal in de toekomst
verder toenemen. Maar tegelijkertijd zet dus de regio, samen met ons,
ook in op de bereikbaarheid per openbaar vervoer en ook op het fiets- en
ov-gebruik in de steden. Misschien nog één opmerking: in de nabije
toekomst zal natuurlijk het wagenpark steeds verder gaan verschonen door
het elektrificeren. De auto is dus niet langer per definitie niet
duurzaam. Dat hij dat zou zijn, is een beetje achterhaald.
De voorzitter:
Daarover is er een vraag van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Dat laatste ... ja, oké. Auto's worden steeds schoner, maar goed, dat is
natuurlijk geen reden om een verbreding wel of niet te doen. U zegt: ik
zie voorlopig geen reden tot heroverwegen. Twee vragen eigenlijk. De
eerste vraag is de volgende. De Commissie voor de m.e.r. zegt: dit is
essentiële informatie voor het beschrijven van de milieueffecten. Het
antwoord op deze vraag acht de Commissie voor de m.e.r. dus "essentiële
informatie" voor het beschrijven van de milieueffecten. Hoe verhoudt
zich dat dan tot elkaar? Dat is vraag één. En de tweede vraag is de
volgende. Ik ben op zich blij dat de minister zegt zich ook te blijven
inzetten voor ov en fiets. De verbreding zal ervoor zorgen dat er een
aantal fietsroutes verlegd moeten worden. Daar moet maatwerk voor komen.
De regio's hebben daar ook om gevraagd. Gaat de minister dan ruimhartig
om met meekoppelkansen voor bijvoorbeeld het ontsluiten van fietsroutes
die anders wellicht omgelegd zouden moeten worden, waarbij je die dus
met een extra fietstunnel of andere verbindingen in stand houdt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We gaan dit allemaal doen in goed overleg met de omgeving. Ik doe niet
aan kwalificaties als "ruimhartig", want daar verstaat wellicht iedereen
weer iets heel anders onder. Maar we zitten daar in goed overleg en
zoals gezegd: we willen echt de belangen van fiets en openbaar vervoer
ook goed meewegen.
De heer Schonis (D66):
Ik had twee vragen. De eerste betrof de Commissie voor de m.e.r. Van de
aangehaalde passage zegt de Commissie voor de m.e.r. dat dat essentiële
informatie is die mist in het MER. U zegt net zelf dat dat voor u geen
reden is om te heroverwegen, maar de Commissie voor de m.e.r. zegt dat
juist dit punt, die heroverweging, ontbreekt. U zult daar dus in het
definitieve tracébesluit toch iets over moeten zeggen, neem ik
aan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uiteraard zullen we de opmerking van de Commissie voor de m.e.r. in het
vervolgtraject verwerken. Maar belangrijk is wel dat ze ook aangegeven
hebben dat de milieueffecten van het traject goed in beeld zijn
gebracht.
De voorzitter:
Dan gaat de staatssecretaris verder met Zuidwest.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, voorzitter. Daarover waren mij drie vragen gesteld. De eerste was
van de heer Laçin. Welke plannen zijn er met betrekking tot HOV en meer
ov-capaciteit om de woningbouw in Den Haag, Rotterdam en Dordrecht te
faciliteren? Binnen het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma
Mobiliteit en Verstedelijking is onderzocht wat er tot 2040 nodig is om
170.000 woningen te realiseren. Een belangrijk deel van die opgave zal
plaatsvinden langs de oude lijn, in de zone van de oude lijn, die in de
plannen wordt doorontwikkeld tot een hoogfrequente S-baan tussen Leiden
en Dordrecht en dertien daaraan gerelateerde stationsontwikkellocaties.
Maar er is nog geen zicht op 75% financiering voor de start van de
MIRT-verkenning. Tevens wordt in MIRT-verkenningen Oeververbindingen
Rotterdam en CID-Binckhorst ook gekeken welke HOV-maatregelen er nodig
zijn om binnenstedelijke woningbouw te faciliteren. Op CID-Binckhorst
kunnen we wel een eerste stap zetten. Voor de rest is het natuurlijk
wachten op zicht op 75% financiering voordat de MIRT-verkenning kan
worden gestart. U kunt ook allemaal bedenken welke bronnen daarbij
eventueel nog een rol zouden kunnen spelen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Laçin, en straks kom
ik nog even terug bij de heer Moorlag, want die had nog een vraag aan de
minister. Die was ik vergeten. O, ik hoor de heer Moorlag zeggen dat dat
niet meer hoeft. Oké, helemaal goed, dank u wel. Dan is er een vraag van
de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Die 75% zicht op financiering ken ik, maar aan de andere kant staat die
woningbouw natuurlijk wel gepland. Volgens mij zijn de staatssecretaris
en ik het er zeer over eens dat, als die woningen er staan en die mensen
er komen, het bewegen, de mobiliteit al geregeld moet zijn. Hoe gaat dat
dan samen, wil ik de staatssecretaris vragen. Vanuit de MIRT begrijp ik
het, maar die woningbouw komt er ook. Hoe gaat dat samen? Kan zij dat
toelichten?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Jazeker. Kijk, idealiter heb je voor zo'n heel project in een keer geld
waarmee je zowel woningbouw als infrastructuur tegelijkertijd kunt
ontwikkelen. We zagen bijvoorbeeld dat dit bij CID-Binckhorst dreigde
stil te vallen. Toen hebben wij er met een bedrag van 50 miljoen, waar
de provincie en de gemeente cofinanciering bij hebben gelegd, voor
gezorgd dat we in ieder geval de eerste fase kunnen doen, om de
combinatie van én woningbouw, én mobiliteitsontwikkeling, én
milieuruimte die er ook nodig is, tot stand te brengen. Dat moet steeds
in gezamenlijkheid. Waar je grote stappen kunt nemen, neem je grote
stappen in gezamenlijkheid. Waar je een kleine stap kunt nemen, moet je
ervoor zorgen dat je dat in gezamenlijkheid kunt doen.
We zitten dus in een continue dialoog met het ministerie van BZK en met
de gemeenten waar het over gaat, die gekoppeld aan hun woningbouwopgave
ook een mobiliteitsvraagstuk hebben. Dat wordt heel nadrukkelijk in
gezamenlijkheid gezien en erkend. Zo willen we problemen voorkomen, in
plaats van eerst die woningen neer te zetten en dan te zeggen: o, het
schiet omhoog in de NMCA-knelpunten, dus over tien jaar heeft u een
oplossing. Nee, we pakken die verstedelijking heel nadrukkelijk
gezamenlijk op tussen de verschillende ministeries, maar ook tussen de
verschillende modaliteiten binnen de ministeries. En nogmaals, we zetten
graag een grote stap, maar waar dat niet kan, proberen we het in stukjes
te knippen, in modules, die we elk kunnen uitvoeren.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan had mevrouw Postma nog een vraag over de MIRT-verkenning
CID-Binckhorst Leidschendam-Voorburg. Gaan die er niet op achteruit? In
de MIRT-verkenning CID-Binckhorst wordt nagegaan welke …
Mevrouw Postma (CDA):
Het was Leidschenveen-Ypenburg. Dat is een verschil.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Sorry?
Mevrouw Postma (CDA):
Leidschenveen-Ypenburg.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
O, Leidschenveen-Ypenburg. Blijkbaar is Leidschendam-Voorburg
genoteerd.
Mevrouw Postma (CDA):
Dat ligt ernaast, maar mijn vraag betrof Leidschenveen-Ypenburg.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het ligt allemaal bij elkaar in de buurt. Ik kom uit deze regio, ze
waren allebei logisch geweest om er een vraag over te stellen. De
alternatieven. Er wordt dus gekeken welke maatregel het beste bijdraagt
om de nieuwe bewoners — het gaat om ongeveer 25.000 mensen — van het
CID-Binckhorstgebied een goed openbaarvervoeralternatief te bieden. De
alternatieven verbinden Den Haag CS met Station Leidschendam-Voorburg.
Daar zal die koppeling vandaan zijn gekomen. Er is nog geen
voorkeursalternatief gekozen. Er wordt zo goed mogelijk rekening
gehouden met alle belangen van alle betrokken partijen. Deze week vindt
er nog een bestuurlijk overleg plaats met onder andere de gemeente Den
Haag, waar Ypenburg dus bij hoort en Leidschendam-Voorburg, over de
randvoorwaarden waarmee bij de verdere uitwerking van de MIRT-verkenning
rekening moet worden gehouden. Maar we zullen dus ook Ypenburg noteren
als aandachtspunt. Dat zal waarschijnlijk door de gemeente Den Haag zijn
ingebracht, maar we zullen daar alert op zijn. Dank voor de alertering
op dat punt.
Mevrouw Postma (CDA):
Ik wil het toch even scherp hebben, want het zijn inderdaad twee
treinstations en dat is wel wezenlijk. Maar mijn vraag gaat over
treinstation Ypenburg.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat staat genoteerd. Ik gaf alleen aan dat dat een station is dat wel
onder de gemeente Den Haag valt en we hebben natuurlijk met de gemeente
Den Haag ook het gesprek. Het is goed om te weten van de zorgen, maar
daardoor wordt het antwoord niet anders. Wij kijken natuurlijk goed wat
de alternatieven zijn voor de ontsluiting en welke de beste is om tot
een oplossing te kunnen komen. Maar het is goed genoteerd dat de zorgen
betrekking hebben op station Ypenburg. Absoluut.
Dan Rail Ghent Terneuzen. De vraag was wat de stand van zaken is met
betrekking tot de spoorverbinding. Daar hebben we de intentie
afgesproken om in samenhang met het compensatiepakket Zeeland een
adaptieve strategie uit te werken en een intentieverklaring te tekenen
daarvoor met de regio en België. Ik probeer die intentieverklaring nog
dit jaar te tekenen. Nederland stelt 15 miljoen beschikbaar vanuit het
compensatiepakket Zeeland, waarvan nu 2 miljoen wordt gereserveerd voor
een vervolgstudie. Dat bedrag uit het compensatiepakket is gereserveerd
voor de aanleg van de zuidoostboog bij de Sluiskilbrug, als uit die
vervolgstudie blijkt dat dit noodzakelijk is.
Voorzitter. Dat waren de vragen uit deze regio.
De voorzitter:
Dan komen we bij de minister en de volgende regio.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, dank u wel, voorzitter. De volgende regio is Oost. De eerste vraag
die ik daarover had was of de A1 Barneveld-Apeldoorn of de twee keer
drie nog op mijn lijstje staat. Ik onderken zeker het belang van de
A1-corridor. Die heeft ook zeker de aandacht. Daarom heb ik ook het
vaste voornemen om het voorkeursalternatief A1-A30 Barneveld nog in het
eerste kwartaal van 2021 te kunnen vaststellen. In de nieuwe NMCA van
april 2022 wordt onder meer bekeken hoe de verkeersdruk zich ontwikkelt
op de rest van de A1 tussen Voorthuizen en Apeldoorn.
De heer Dijkstra wil graag weten of de A1/A30 en knooppunt Hoevelaken
niet eerder kunnen. Ik gaf net aan dat ik het voorkeursalternatief
A1/A30 het komende kwartaal wil vaststellen. Ook de vaststelling van het
tracébesluit knooppunt Hoevelaken staat gepland voor het eerste kwartaal
van 2021. Ik streef ernaar om de wettelijk afgesproken procedure, de
Tracéwet en Omgevingswet, zo zorgvuldig en snel mogelijk te doorlopen.
De kunst is daarbij om de realisatie van het project A1/A30 goed af te
stemmen op de realisatie van de A1/A28 knooppunt Hoevelaken. Het wordt
een stuk finetuning met de regio en de aannemerij om dat goed voor
elkaar te krijgen.
Even kijken. Ik dacht dat ik nog meer vragen over dit onderwerp had
gezien. Ja, de heer Stoffer heeft hier ook nog naar gevraagd. Hij kwam
vorige keer al met de suggestie voor Het Ei. De heer Stoffer vroeg hoe
het zit met de aanpak in 2024: gaan we vaart maken met het knelpunt? Ik
heb in de richting van de Kamer al eerder aangegeven dat ik me tot het
uiterste inspan om die zeven MIRT-projecten waar we ook de
stikstofruimte voor hebben gereserveerd, zo snel als mogelijk tot
realisatie te brengen. Nogmaals, het streven is om in de eerste helft
van 2021 het tracébesluit te kunnen nemen.
Mevrouw Postma sprak over de N35. Overigens dank voor alle complimenten
in onze richting, maar ik maak ook complimenten aan uw Kamer. Ik denk
dat dit een gezamenlijk resultaat is, ook gezamenlijk met alle mensen
uit de regio die hier ook zo uitdrukkelijk het vuur voor uit de schoenen
hebben gelopen.
De voorzitter:
Op het vorige punt was er nog een vraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Het kan zijn dat de staatssecretaris erop terugkomt, maar ik had
gevraagd om bij de A1-corridorverkenning tussen Amersfoort en Apeldoorn
ook het station Barneveld mee te nemen. O, ik begrijp dat de
staatssecretaris daarop terugkomt. Dan wacht ik dat af.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar komt de staatssecretaris inderdaad op terug.
Dan ben ik toch weer bij de N35. Er is aandacht gevraagd voor Haarle.
Rijk en regio hebben al eerder afspraken gemaakt en hebben er ook 15
miljoen voor uitgetrokken om te kijken of er kortetermijnmaatregelen
genomen kunnen worden om de verkeersveiligheid te verbeteren. Dat pakket
bevat mogelijk ook maatregelen om de verkeersveiligheid bij Haarle te
verbeteren. De afspraken die we deze ronde hebben gemaakt, hoef ik niet
te herhalen, want die zijn denk ik niemand ontgaan. Daarbij is
afgesproken om komend jaar een MIRT-verkenning te starten, waarbij we
ook zullen kijken naar de effecten van de maatregelen op de
verkeersveiligheid van het hele tracé, dus inclusief Haarle. Laten we
kijken wat we in de komende tijd uit het kortetermijnmaatregelenpakket
kunnen halen, maar ik zeg toe dat we in de MIRT-verkenning ook goed
zullen kijken naar het hele traject.
Dan de N1/A35. Er is tijdens het BO MIRT afgesproken om een weefvak aan
te leggen op de A35 tussen de toerit Delden en de afrit Hengelo-Zuid,
waarmee de verkeersveiligheid toeneemt en de doorstroming verbetert.
Daar stellen we 5 miljoen extra voor beschikbaar. Deze maatregel wordt
momenteel verder uitgewerkt door Rijkswaterstaat.
Dan is er nog een vraag gesteld over de verbreding van de A28 en de A50.
Op de A28 Amersfoort-Hoogeveen worden infrastructurele maatregelen
genomen voor 30 miljoen. Ook de regio neemt maatregelen. Voor Zwolle en
omgeving wordt een gebiedsgericht MIRT-onderzoek opgestart.
Over de A1/A30 Barneveld heb ik al iets gezegd. In de nieuwe NMCA van
april 2021 zullen we ook bekijken hoe de verkeersdruk zich ontwikkelt op
het resterende deel van de A1 tussen Voorthuizen en Apeldoorn.
Mevrouw Postma heeft gevraagd of de 5 miljoen voor het traject
Hattem-Ramspol wel voldoende is om ongevallen op de N50 te voorkomen.
Wat kwam er uit de verkeersanalyse? Het traject Kampen-Kampen-Zuid wordt
verbreed naar twee keer twee. Daarvoor is van het Rijk 5 miljoen
beschikbaar. Begin volgend jaar denk ik ook het tracébesluit te kunnen
nemen. Uit de verkeersveiligheidsanalyse voor het deel
Hattemerbroek-Ramspolbrug bleek dat de N50 een specifieke N-weg is die
vraagt om actief handelen en oplettendheid van de weggebruiker, maar dat
dit niet per definitie de weg onveilig gemaakt. We hebben met de
provincie Overijssel tijdens het BO MIRT afgesproken om op het
enkelbaansgedeelte van de N50 tussen Kampen en Ramspolbrug een ander
type markering aan te brengen die je voelt of beter ziet om zo een
onbewuste overschrijding van de middenas tegen te gaan. Op die manier
proberen we daar toch ook een maatregel te treffen.
Mevrouw Postma (CDA):
Dank voor het uitgebreide antwoord, minister. Dat gaat natuurlijk helpen
tegen het ene type ongeval, namelijk het tegemoetrijden en het op de
verkeerde weghelft zitten, maar er komen daar ook veel
kop-staartbotsingen voor. Is er ook een oplossing in meegenomen voor het
achterop de file of op langzaam verkeer rijden?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is niet zo uitdrukkelijk uit die verkeersveiligheidsanalyse gekomen.
Vandaar dat nu eerst deze maatregel wordt genomen. Nogmaals, voor dat
deel is gezegd: het is niet per definitie onveilig, maar het vraagt wel
oplettendheid van de weggebruiker. Daar wordt nu een stap in gezet met
de markering.
Dan blijf ik nog heel even bij het laatste deel van mijn beantwoording
van een vraag van mevrouw Postma, maar volgens mij heb ik dat net al
gezegd. Het voorkeursalternatief A1/A30 Barneveld volgt in het eerste
kwartaal, in goede samenhang met het project Hoevelaken. Zowel de
provincie Gelderland als de gemeente als iedereen is echt erop gefocust
om dat in goede banen te leiden, want als we dat niet goed doen, kunnen
we een hele hoop ellende veroorzaken. Dat wil niemand.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik pleit altijd voor asfalt. De minister bevond zich nu op een weg waar
ik wekelijks langskom: de A35 tussen Hengelo-Zuid en Delden. Mijn vraag
is wat de minister precies gaat oplossen, want daar ben ik wel heel
nieuwsgierig naar. Ik ben voor het aanleggen van asfalt, maar ik herken
dit probleem niet.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, het is ook niet heel spectaculair wat daar gebeurt. Er wordt een
weefvak aangelegd op de A35 tussen de toerit Delden en de afrit
Hengelo-Zuid ten behoeve van de doorstroming. U gaat daar waarschijnlijk
als een mes door de boter zo tussen het verkeer door, maar kennelijk
zijn er mensen die moeite hebben met dat weefvak. Dat gaan we dus
verduidelijken, met 5 miljoen van onze kant. Het gaat straks dus nog
beter daar.
De heer Van Aalst (PVV):
Het bijzondere is — dat wil ik de minister meegeven — dat daar een brug
zit. Ik weet niet hoe je daar ergens een weefvak kunt aanbrengen.
Tegelijkertijd is er een doorgetrokken streep, zodat je niet kúnt
invoegen. Ik ben heel benieuwd naar de verbetering!
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zal kijken of we misschien voor de tweede termijn nog een plaatje
kunnen krijgen of zo.
De voorzitter:
Goed. Dan gaan we naar de staatssecretaris voor haar beantwoording voor
Oost.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Daar komt vast nog een prachtig plaatje uit
tevoorschijn. Het was in ieder geval een beeldende discussie.
Voorzitter. De heren Amhaouch en Schonis hebben vragen gesteld over de
IC Berlijn. We zien op verschillende termijnen mogelijke versnellingen.
Op korte termijn, vanaf 13 december, worden enkele treinen per dag met
tien minuten versneld. Dit kan door een paar aanpassingen in de
Nederlandse dienstregeling. Voor de middellange termijn is een
versnelling van een halfuur mogelijk door een samenspel tussen
dienstregelingaanpassing, nieuw materieel en infrastructurele
maatregelen. Tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT heb ik met de regio
afgesproken een verkenning te starten voor de benodigde infrastructurele
maatregelen. Het gaat dan om het voornemen om te komen tot
snelheidsverhogende maatregelen tussen Hengelo en Oldenzaal-grens, een
extra perron op station Oldenzaal en een extra perron in Deventer voor
het handhaven van de punctualiteit van de binnenlandse dienst en de IC
Berlijn. Die versnelling verbetert dus de grensconnectiviteit aan de ene
kant, maar brengt aan de andere kant de regio Oost-Nederland ook dichter
bij de Randstad. Die versnelling is ook binnenlands dus een no-regret.
Voor de lange termijn bestaan routeopties voor een nog snellere
verbinding. Deze worden binnen het Toekomstbeeld OV in samenhang met het
nationale netwerk onderzocht. Samen met de regio wordt gewerkt aan een
procesaanpak over wanneer en op welke wijze de nadere uitwerking van de
verschillende routeopties zal plaatsvinden. Conform de contourennota
Toekomstbeeld OV streef ik in ieder geval naar een hoogwaardige
verbinding met Duitsland. Daarbij zal ik verschillende corridors en
routevarianten tegen elkaar moeten afwegen. Voor alle termijnen geldt
dat conform de motie-Amhaouch c.s. de routevarianten volwaardig zijn en
worden onderzocht, en dat de optimale combinatie van snelheid en
hoeveelheid stops wordt beoogd. Die uitwerking komt nog.
Dan was er een vraag over Emmen-Rheine. Is er een update van station
Coevorden nodig en gaat dit om cofinanciering? Dit was een vraag van de
heer Amhaouch. De spoorverbinding Emmen-Rheine, waar ook de heer Ziengs
aan refereerde, vind ik een heel mooi voorbeeld van hoe dingen soms snel
kunnen gaan als alle partners aan alle kanten van de grens er echt klaar
voor staan en de plannen goed met elkaar doorgesproken zijn. De
spoorverbinding Emmen-Rheine gaat om een internationale, nationale en
regionale samenwerking. Aan beide zijden van de grens moeten
werkzaamheden worden gedaan. Zowel het Nederlandse Rijk als de regio als
de Duitse partijen zullen bijdragen aan de financiering. In Nederland
wordt station Coevorden aangepakt om ruimte te maken voor deze
internationale trein en moet het spoor worden aangepakt. Daarvoor is
inderdaad 10 miljoen vanuit het Rijk beschikbaar als
cofinanciering.
De heer Amhaouch vroeg naar afspraken — ook een paar anderen hebben
daaraan gerefereerd — over het spoor Arnhem-Winterswijk. De
mogelijkheden voor de RegioExpres — daar gaat het om — zijn meegenomen
in de nadere uitwerking van het Toekomstbeeld OV. Over de resultaten zal
ik u binnenkort berichten, waarschijnlijk begin volgend jaar.
Wat zijn de vervolgstappen op de spoorverdubbeling Utrecht-Arnhem? Ook
daar zijn in het kader van Toekomstbeeld OV diverse ambities en
onderzoek: meer internationaal treinvervoer, meer intercity's, meer
sprinters en nieuwe stations. Er zijn verschillende combinaties
denkbaar. Het maakt erg veel uit of de IC sneller moet rijden, namelijk
160 km/u of 200 km/u. Daarom wordt er de komende periode bekeken wat
voor slimme combinaties mogelijk zijn. Daarom is het nu nog te vroeg om
vervolgstappen in het MIRT te zetten, maar we kijken welke
vervolgstappen aan de orde zijn in 2021. Daarbij zullen we ook meenemen
wat de relatie is met de routekeuze voor de verbinding van Amsterdam
naar Berlijn, omdat een van die routes ook via Utrecht-Arnhem
verloopt.
Dan het IC-station Barneveld. Een aantal van u vroegen daarnaar,
namelijk de heren Amhaouch en Stoffer. De mogelijkheden voor een nieuw
station Barneveld aan de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn naast het al
bestaande station Barneveld aan de Valleilijn zijn in onderzoek in het
kader van het Toekomstbeeld OV 2040. In overleg met de regio zijn
verschillende opties onderzocht, zoals een sprinter- en een IC-station.
Over de resultaten zal ik u binnenkort berichten, wanneer we met het
Toekomstbeeld OV naar de Kamer komen. Er is een heel aantal trajecten
onderzocht. Die kunnen weer effecten op elkaar hebben in zo'n netwerk.
In samenhang is dat in het Toekomstbeeld OV 2040 bekeken. De
uitwerkingsagenda daarvan komt begin volgend jaar naar uw Kamer. Daar
zult u dat in terugvinden.
Dan de hubs in Gelderland, waar mevrouw Postma naar vroeg. Ja, in het
Toekomstbeeld OV werken we inderdaad samen met alle provincies aan
knooppunten en hubs. We hebben ook in het MIRT erover gesproken. De
Stationsagenda is hierbij natuurlijk een hele relevante, maar we hebben
ook hubs zonder trein, en daar moet ook aandacht voor zijn. Ik ga de
komende maanden actief in gesprek met regionale partijen over behoeften
en prioriteiten. Er lopen op dit moment al gesprekken met Gelderland
over concrete onderzoeken naar open en uniforme mobiliteitshubs voor
deelmobiliteiten. Dat staat absoluut op de agenda.
De heer Amhaouch vroeg of het mogelijk is om de Thalys door te laten
rijden naar Zwolle en die daar te laten overnachten. Daar is de gemeente
over in gesprek met de NS en ProRail. We hebben in het Toekomstbeeld OV
ook gekeken naar gewenste ontwikkelingen van de internationale
verbindingen naar verschillende internationale bestemmingen en naar de
wijze waarop verschillende landsdelen snel en comfortabel kunnen worden
verbonden met grotere internationale stations. Ook dit komt terug in de
ontwikkelagenda van het Toekomstbeeld OV, die begin 2021 naar de Kamer
komt. Dan kunnen we u laten weten wat de huidige inzichten zijn.
De voorzitter:
Dan komen we bij de volgende regio. Het woord is aan de minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Dat wordt de regio Noordwest. We gaan een beetje
zigzaggend heen en weer: rechts, links, rechts, links en dan eindigen we
weer rechts. Op de kaart dan!
Het eerste onderwerp is het Zuidasdok. Hoe staat met de onderhandeling
over het Zuidasdok, vraagt de heer Dijkstra. In de Kamerbrief van 26
maart jongstleden bent u geïnformeerd over het financieel tekort op het
project Zuidasdok en over het advies van mevrouw Dekker. Het gesprek
hierover loopt nog. Er wordt gewerkt aan het zorgvuldig uitharden van de
meerkosten. Zodra er meer duidelijk is, wordt u daarover nader
geïnformeerd.
Mevrouw Kröger heeft gevraagd of we de vertraging zouden kunnen inlopen.
Ik verwijs naar dezelfde brief van 26 maart. Het beeld is dat de
vertraging niet meer kan worden ingelopen. Om het project beter
beheersbaar te maken en de complexiteit terug te dringen hebben de
gezamenlijke opdrachtgevers besloten om het project serieel in
werkpakketten uit te voeren in plaats van integraal. We zijn met de
regio, NS, ProRail en de regionale vervoerders aan het bekijken hoe de
reiziger in de regio zo goed mogelijk bediend kunnen blijven worden.
Maar ook daar is de keus gemaakt om in ieder geval te zorgen dat we
onverdroten voortbouwen aan het project, maar voor het grote geheel zijn
we nog met elkaar in gesprek over hoe we daaruit moeten komen. Wellicht
zegt de staatssecretaris er dadelijk ook nog een enkel woord over.
Dan is er nog een vraag gesteld over twee nieuwe oeververbindingen in
Amsterdam. Het advies bevat meerdere toekomstige korte- en
langetermijnmaatregelen, waarvan sommige effect hebben op de vaarweg en
sommige op de stad. Momenteel zijn we met Amsterdam in gesprek om te
kijken op welke manier we invulling kunnen geven aan de verschillende
elementen van het advies. Aan het begin van het komend jaar zal ik u
daar nader over informeren.
Dan kom ik bij een agendapunt waarover bijna iedereen wel iets heeft
gezegd, te weten de A27. Voorzitter, ik heb hier heel wat over te
vertellen. Ik stel daarom voor dat ik eerst even alle antwoorden geef,
want anders wordt het wel erg chaotisch, vrees ik. Er zijn heel veel
vragen over gesteld.
In willekeurige volgorde de vragen. Kan de minister garanderen dat alle
stikstofeffecten worden meegenomen en compensatie plaatsvindt voordat
negatieve effecten optreden? Ja, alle depositie-effecten zijn
meegenomen. Voor één prioritair habitattype op de Veluwe, te weten
heischraal grasland, waar mevrouw Kröger het al over had, kunnen
significante negatieve effecten niet op voorhand worden uitgesloten.
Voor dit habitattype was ruimte beschikbaar in het
stikstofregistratiesysteem. Daarmee worden mogelijke projecteffecten op
dit prioritaire habitat gemitigeerd. Er is derhalve geen juridische
noodzaak voor compensatie voor dit prioritaire habitattype. Derhalve is
er geen noodzaak voor een adviesaanvraag vooraf aan de Europese
Commissie.
Voor de habitattypen waar het stikstofregistratiesysteem onvoldoende
ruimte biedt én significant negatieve effecten niet kunnen worden
uitgesloten, is een ADC-toets uitgevoerd en worden mogelijke
projecteffecten gecompenseerd. Voor de realisatie van de
compensatieopgave is een compensatieplan opgesteld, dat als bijlage is
toegevoegd aan het tracébesluit van dit jaar. Met Staatsbosbeheer zijn
afspraken gemaakt over de aanleg en het toe te passen beheer om de
kwaliteit te borgen. Samen met Staatsbosbeheer is bepaald dat de
inrichtings- en beheersmaatregelen die in het plan zijn opgenomen,
ruimschoots voldoende zijn om mogelijk significant negatieve effecten op
de natuur te compenseren. Voor de openstelling in 2029 zullen de
inrichtingsmaatregelen gerealiseerd zijn. Het compensatieplan beschrijft
uitgebreid dat de stuifzandtypen en oude eikenbossen eerder ontwikkeld
zullen zijn dan het moment dat significant negatieve gevolgen door het
project kunnen optreden.
Dan een stukje over de boscompensatie Amelisweerd. Er komt meer bos
terug, 64,7 hectare, dan wordt gekapt, 59 hectare. De boscompensatie
vindt zo veel mogelijk plaats langs de weg, voor een goede inpassing van
de weg in het landschap. Daarom vindt de herbeplantingcompensatie
grotendeels, voor ruim 45 hectare, plaats binnen de tracébesluitgrens.
Naast de 45 hectare die binnen de tracébesluitgrens ligt, wordt 4
hectare gecompenseerd in de gemeente De Bilt, tussen de Groenekanseweg
en de spoorlijn Utrecht-Amersfoort. In aanvulling daarop is landgoed
Haarzuilens in Utrecht de meest wenselijke compensatielocatie voor ruim
15 hectare compensatie, omdat bestuurlijk is toegezegd de aanvullend
benodigde compensatie zo veel mogelijk in de gemeente Utrecht te laten
plaatsvinden vanwege de recreatieve meerwaarde voor de bewoners van de
stad Utrecht. Indien de resterende boscompensatie binnen de gemeente
Utrecht niet of niet volledig mogelijk is, vormt het IJsselbos, gebied
Hollandse IJssel noordwesthoek, een geschikte alternatieve
compensatielocatie.
Waarom vindt dit tracébesluit nu wel doorgang en andere niet? Op 9 juni
heeft uw Kamer de motie van de heer Van Aalst aangenomen die mij
verzoekt de zeven MIRT-projecten zo snel als mogelijk te realiseren en
te voorkomen dat er nog meer vertraging ontstaat. Aan deze motie geef ik
dus uitvoering. Deze zeven projecten kunnen gebruikmaken van de ruimte
uit het stikstofregistratiesysteem omdat deze projecten al rekening
hielden met de mogelijke snelheidsverlaging als mitigerende maatregel.
Voor de ring Utrecht is de onderbouwing voor de stikstofopgave rond te
krijgen door gebruik te maken van dit systeem in combinatie met een
aanvullende ADC-toets. Ten aanzien van de andere projecten heb ik uw
Kamer reeds geïnformeerd.
Dan verder over de ADC-toets. Daar zijn vragen over gesteld: hoe zit het
met de A en de D? Omdat voor enkele habitattypen geen geschikte
aanvullende mitigerende maatregelen zijn gevonden, is inderdaad
overgegaan tot een ADC-toets, waarbij resterende projecteffecten worden
gecompenseerd met nieuwe natuur. De ADC-toets is uitgebreid beschreven
in het tracébesluit. Daarin kunt u ook teruglezen hoe het zit met de A
en de D. Daarin is ook een overzicht opgenomen van alle eerder afgewogen
alternatieven, dat teruggaat tot en met de verkenningsfase. Nut en
noodzaak van de aanpak van de ring Utrecht voor de bereikbaarheid op
langere termijn zijn op basis van de verkeersanalyses duidelijk. Dit
project is gewoon nodig om de bereikbaarheid van Nederland in de
toekomst in stand te houden. IenW hanteert de welvaarts- en
leefomgevingsscenario's die de planbureaus CPB en PBL hanteren voor de
langere termijn: 2030 en verder. Daarin zijn de bevolkingsprognoses
afgelopen zomer nog naar boven aangepast: Nederland blijft groeien. Het
aantal huishoudens gaat bovendien nog harder groeien doordat de
huishoudensverdunning doorgaat, wat inhoudt dat er minder mensen in één
huis wonen. Aanvullend zijn de aannames rond thuiswerken in de
WLO-scenario's naar boven aangepast door de planbureaus.
Hoe wordt het gerealiseerd binnen de beperkte stikstofruimte, ook in
relatie tot de woningbouw? Daar zijn ook vragen over gesteld. Voor de
A27 wordt de onderbouwing voor stikstof geleverd in de passende
beoordeling en de onderliggende rapporten. Die rapporten liggen evenals
de andere stukken ter onderbouwing van het tracébesluit ter inzage en
zijn aan uw Kamer gestuurd. De depositiebijdrage is eerst ecologisch
beoordeeld. Voor de Veluwe bleken significant negatieve effecten niet op
voorhand uit te sluiten. Voor zover er ruimte was in het
stikstofregistratiesysteem is die ook ingezet om de mogelijke effecten
te mitigeren. Voor de rest is een ADC-toets uitgevoerd. De ruimte uit de
snelheidsverlaging is met voorrang ingezet voor woningbouw, conform de
motie-Moorlag. Er is dus geen sprake van dat de MIRT-projecten die nu
een reservering kennen, ten koste kunnen gaan van ruimte voor reeds in
beeld zijnde woningbouwplannen. Voor de MIRT-projecten die nu nog een
reservering moeten doen, wordt te zijner tijd opnieuw een confrontatie
gedaan met de ruimtebehoefte vanuit de woningbouw, waarbij dus conform
de motie-Moorlag gehandeld zal worden.
Wist de minister van de kostenoverschrijding voor het tekenen van het
tracébesluit? Kan ik een externe partij de risico's in kaart laten
brengen? Het is onze vaste werkwijze dat, als een tegenvaller in een
infraproject onvermijdelijk is, daartegenover een risicoreservering
wordt gemaakt op de begroting. In deze MIRT-ronde heb ik dat gedaan voor
bijvoorbeeld de A2 Deil-Vught, voor de A15 Papendrecht-Gorinchem en voor
de A27 ring Utrecht. Voorafgaand aan het tekenen van het tracébesluit is
binnen de begroting van IenW dus rekening gehouden met een aanvullende
risicoreservering. In de raming van het project zijn de financiële
risico's van het project meegenomen. Dit is een van de redenen waarom
het budget verhoogd moest worden door middel van het toevoegen van deze
risicoreservering. Bij de aanbesteding van contract zuid van de ring
Utrecht wordt ook de tweefasenaanpak toegepast. Die aanpak is juist
gericht, zoals we aan het begin van het debat met elkaar hebben
besproken, op het aanbesteden van complexe contracten met risicovolle
onderdelen, zodat de risico's tijdens verschillende fasen, aanbesteding
versus ontwerp en uitvoering, samen met de marktpartijen beter kunnen
worden beheerst.
Met uw Kamer is bij de behandeling van de Spoedwet aanpak stikstof
afgesproken dat het stikstofregistratiesysteem ruimte gaat bieden aan
75.000 woningen en een zevental MIRT-projecten, waaronder dus de A27.
Snelheidsverlaging is de eerste maatregel die ruimte heeft geleverd. Op
die ruimte doe ik dus ook met dit project een beroep.
Dan is er nog de vraag hoe de minister reageert op de commissie-Hordijk.
Zoals het kabinet eerder aan uw Kamer heeft aangegeven, biedt het advies
van de commissie-Hordijk waardevolle aanbevelingen voor het
doorontwikkelen van de meet- en rekensystematiek voor stikstof en het
bijbehorende instrumentarium. In de kabinetsreactie zijn diverse
onderzoeken aangekondigd en is aangegeven dat uw Kamer voor de zomer van
volgend jaar geïnformeerd zal worden over de resultaten van deze
onderzoeken. De AERIUS Calculator blijft echter de beste basis voor
vergunningverlening. Van de ruimte die met de snelheidsverlaging is
gecreëerd, is alleen ruimte uit het stikstofregistratiesysteem gebruikt
die berekend is met SRM-2, tot 5 kilometer van de wegvakken waar de
maximumsnelheid is verlaagd. De rekenmethode waarmee de
depositiebijdrage van ring Utrecht is bepaald, is daarmee consistent met
de rekenmethode waarmee de depositiereductie dankzij de
snelheidsbeperking is berekend.
Er zijn goede argumenten om voor het wegverkeer te rekenen tot 5
kilometer, want op enkele kilometers van de weg zijn de berekende
depositiebijdragen niet meer betekenisvol te herleiden tot een
individueel project. Dat heb ik u ook al vaker geschreven. Bovendien
zijn de zeer beperkte bijdragen op die afstand zodanig gering dat ze
niet als significant zijn te beschouwen. Door de grote toename van het
oppervlak waarover de emissie zich verspreidt, is de depositiebijdrage
per hectare buiten 5 kilometer nog slechts een fractie van wat er binnen
de 5 kilometer per hectare neerslaat. Het grootste deel van de
deposities door Nederlandse bronnen komt uiteindelijk ook in het
buitenland terecht. Voor de emissies van stikstofoxide is dat
bijvoorbeeld bijna 90%. Tegenover deze diffuse deken van minideposities
van wegverkeer staan generieke bronmaatregelen die in de achterliggende
decennia hebben gezorgd voor een sterke afname van de stikstofemissies
van het wegverkeer. Ook tussen 2018 en 2030 voorziet het PBL een daling
van de totale NOx-emissies door het wegverkeer met ruim
50%.
Deze werkwijze garandeert dat projecteffecten die herleidbaar zijn tot
individuele projecten worden beoordeeld voorafgaand aan de
besluitvorming over deze projecten, terwijl generieke bronmaatregelen
bijdragen aan de daling van de totale depositie. Dit is in lijn met de
Europese natuurbeschermingsregelgeving, waarin onderscheid wordt gemaakt
tussen instandhoudingsmaatregelen en de passende beoordeling van
projecten. Het is eveneens in lijn met het advies van de
commissie-Remkes, die adviseert om piekbelasters voor
NOx-emissies aan te spreken op significante effecten
dichtbij, maar om voor de marginale effecten op grote afstand een
generieke aanpak te hanteren.
Hoe past het bij de huidige klimaatcrisis? Elk jaar worden de
verkeersmodellen geactualiseerd met de nieuwste ontwikkelingen. De
besluitvordering Utrecht is daarmee gebaseerd op de meest actuele
modellen en WLO-scenario's. Het PBL-akkoord van 2020 zal een belangrijk
ingrediënt vormen voor de actualisering van de verkeers- en
vervoersmodellen van IenW in 2021. In het Klimaatakkoord is voor het
thema mobiliteit ook een heel groot aantal maatregelen afgesproken. De
aanpak van het ministerie van IenW volgt de werkwijze van KEV
2020.
Dan nogmaals de vraag: komt de woningbouw nu in het geding? Voordat de
MIRT-projecten een reservering doen in het stikstofregistratiesysteem,
wordt getoetst of er sprake is van een conflicterende ruimtebehoefte met
de woningbouw. Daar waar het aan de orde is, wordt ruimte uit de
snelheidsverlaging met voorrang ingezet voor woningbouw, zoals ik net
zei, conform de motie-Moorlag. Er is dus geen sprake van dat de
MIRT-projecten die nu een reservering kennen, ten koste gaan van in
beeld zijnde woningbouwplannen.
Dan nog de vraag of het technisch allemaal realistisch is. Ik neem aan
dat daarmee gedoeld wordt op de bouwmethode van de verdiepte ligging van
de A27. De technische uitvoerbaarheid van de bouwmethode is uitgebreid
onderzocht en tijdens een uitgebreide marktconsultatie van afgelopen
voorjaar besproken met Nederlandse maar ook internationale aannemers. In
het geactualiseerde milieueffectrapport is een beheersmaatregel
uitgewerkt bij de bouwmethode met tijdelijke verlaging van de
grondwaterdrukbemaling, in de vorm van een waterremmende schermwand. Dit
is de beoogde voorkeursbouwmethode. In het MER wordt ook het hoge
risicoprofiel van andere onderzochte methodes beschreven.
De beheersmaatregel is ter advisering voorgelegd aan de Commissie voor
de m.e.r. De Commissie voor de m.e.r. vindt dat het deelrapport
Bouwmethode bemalen met schermwand goed laat zien waarom gekozen wordt
voor de bouwmethode met een schermwand in de ondergrond en terugpompen
van grondwater in de bodem. Op die manier kan het grondwaterpeil goed
onder controle blijven.
Voorzitter, dat waren een hele serie vragen over de A27.
De voorzitter:
Als eerste zag ik de heer Moorlag met een vraag, maar ik weet niet of
die inmiddels is beantwoord. Dan is de heer Laçin wat mij betreft aan
het woord.
De heer Laçin (SP):
Voorzitter, ik ga niet eens een vraag stellen. Ik maak een punt van
orde. Ik maak echt bezwaar tegen de manier waarop dit gaat. Wij worden
kort gehouden in de vragen die wij moeten stellen. En de minister oreert
hier een kwartier lang over allerlei belangrijke vragen die wij hebben
gesteld, terwijl wij natuurlijk nooit op dat tempo kunnen meeschrijven.
Wij hebben maar twee, drie vragen over. Ik vind het echt bezwaarlijk dat
de minister op deze manier omgaat met alle vragen die zijn gesteld over
dit onderwerp: een kwartier lang gewoon uitrazen en dan moeten wij gaan
meeschrijven en meedenken. Zo werkt het niet. Dit is geen debat! Het
zijn ontzettend belangrijke vragen.
De voorzitter:
Meneer Laçin, dat lag niet aan de minister. De minister deed een
voorstel. Ik heb dat gecheckt bij u. Ik heb gekeken. Ik heb twee keer
gekeken. Er kwam op dat moment geen reactie.
De heer Laçin (SP):
Ik kan toch nooit …
De voorzitter:
Dus heb ik dit op deze manier gedaan. Maar u moet gewoon uw vragen
kunnen stellen. Dus ik vraag u: ga over tot uw vraag.
De heer Laçin (SP):
Maar voorzitter, wij kunnen toch nooit bedenken dat de minister een
kwartier lang op dit tempo alles gaat voorlezen? Wie had dat kunnen
bedenken?
De voorzitter:
Wij allemaal niet.
De heer Laçin (SP):
Dat is mijn punt.
De voorzitter:
Maar als u vragen heeft, zou ik ze nu toch echt stellen. Anders slaat u
gewoon uw beurt over. Dat lijkt mij ook niet de bedoeling.
De heer Laçin (SP):
Ik maak hier gewoon bezwaar tegen de manier van doen bij dit belangrijke
onderwerp. Ik vind het echt bezwaarlijk hoe de minister hiermee omgaat.
Ik vind het gewoon niet kunnen.
De voorzitter:
Maar dit is toch niet echt aan de minister, vind ik. Dus ik grijp even
in als voorzitter. Heeft u een vraag? Want dan kunt u die nu stellen.
Oké, de SP heeft geen vraag. Wie heeft wel een vraag aan de minister op
dit moment? De heer Schonis als eerste.
De heer Schonis (D66):
Ik zou bijna niet weten waar ik moet beginnen, gelet op de stortvloed
aan informatie. Maar ik ga toch een poging wagen. Ik heb twee vragen. De
eerste. Ik hoor de minister een aantal keren zeggen dat er
boscompensatie is binnen en buiten het tracébesluitgebied. Dus binnen en
buiten het plangebied is er compensatie. Dan zegt ze: als het gaat om
het deel erbuiten heb ik afspraken gemaakt met de gemeente Utrecht, want
vanwege de negatieve waarde van dat bos moet het daar. En anders heeft u
langs de Hollandse IJssel — geloof ik dat u zei — ook nog wel een stukje
bos in de aanbieding. Dat klinkt leuk, maar is dan getoetst dat dat
hetzelfde stukje natuur is qua waarde als dat wat verloren gaat vanwege
het tracébesluit? Want je kunt niet zomaar zeggen: het ene stukje bos is
het andere stukje bos. Dat is mijn eerste vraag.
En dan de tweede vraag. Zij zegt: ik heb dit als volgt financieel
geregeld; ik heb in de begroting een risicoreservering opgenomen. Is de
minister het met me eens dat ze dat in ieder geval had moeten melden
vorige maand bij de begrotingsbehandeling? Want dat is toch gewoon een
financiële consequentie? En vervolgens schuift de minister een gat van
een kwart miljard gewoon door naar een volgend kabinet. Als ik het mis
zie, moet de minister het maar zeggen. Volgens mij is dat wat een
risicoreservering inhoudt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Allereerst de eerste vraag van de heer Schonis. Het ene stukje bos is
het andere stukje niet: nee, dat zijn we natuurlijk volmondig met u
eens. Daarom is er ook zeer zorgvuldig onderzoek gedaan, per habitattype
en per soort. Daarom kwam ik ook op het stukje waar wel een grotere
uitdaging mee was, de schrale heigronden. Dus de experts kijken er echt
heel zorgvuldig naar. Het is ook met Staatsbosbeheer onderzocht. Het is
zeker niet zo dat we zomaar denken: ach, dan doen we ergens anders een
willekeurig stukje bos. Het zit echt zorgvuldig in elkaar.
Dan uw tweede vraag, over de extra financiering die benodigd is. Dat is
nu eenmaal zoals we het altijd doen. Hetzelfde geldt voor de voorbeelden
van de A2, bijvoorbeeld Deil - Vught, waar een tekort is, of het stuk
van de A15 bij Papendrecht. Dat doen wij altijd bij de MIRT-brief.
Daarin hebben wij helaas ook al deze tekorten op al deze projecten … De
staatssecretaris en ik hebben al genoeg samen zitten zuchten over hoe al
die tegenvallers ons elke keer weer rauw op het dak vallen. Dat is zoals
we het altijd doen. Dat heb ik bij dit project hetzelfde gedaan als bij
de andere, bij de MIRT-brief.
De heer Schonis (D66):
Dus blijft mijn vraag staan. U schuift het gat van een kwart miljard dus
door. Dat is eigenlijk wat er nu gebeurt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, want je houdt daar gewoon rekening mee in je risicoreservering. Dus
we kunnen daar nu gewoon verder mee.
De voorzitter:
Zijn er nog verdere vragen? Ik kijk naar mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Hoe uitbundig de minister was toen ze haar notities over de A27 mocht
oplezen, zo kort wordt ze in haar antwoorden op relevante vragen. De
vraag is hoe het kan dat de minister een handtekening zet onder een
tracébesluit voor een project waarvan de Commissie voor de m.e.r. heeft
aangegeven dat het technisch heel complex is en dat er grote risico's
zijn, een project dat ook nog eens een kwart miljard duurder is, terwijl
ze niet vooraf aan ons meldt: dit is waar we nu voor gaan staan. Dan
schuift de minister het toch door naar een volgend kabinet, zo vraag ik
nogmaals.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik vind het wel merkwaardig dat u hier dan alleen een punt van maakt ten
aanzien van dit project, terwijl het gewoon gebruikelijk is dat we u
hier bij het MIRT over informeren. Dat doen we bij dit project, dat doen
we bij Deil-Vught, dat doen we bij Papendrecht-Gorinchem. Dat is gewoon
de gebruikelijke weg. Zo hebben we dat al jaren gedaan. Daar is niks
bijzonders aan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil wel reageren. Er is namelijk wel iets bijzonders aan, want er is
net een onherroepelijk tracébesluit getekend. Dát is er bijzonder aan.
Maar goed, dat is niet de vraag die ik wilde stellen, want ik heb er
maar drie op dit onderwerp.
Dan over de ADC-toets. Er gebeuren twee dingen. Ten eerste. Er wordt een
stukje gebruikt uit het stikstofregistratiesysteem. Daarnaast wordt er
gecompenseerd en wordt er een ADC-toets gevolgd. Maar is de Europese
Commissie om advies gevraagd? Is deze genotificeerd bij de Europese
Commissie, zoals behoort te gebeuren bij een ADC-toets?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, want alleen in het specifieke geval dat we het niet op een goede
manier hadden kunnen oplossen met die ene habitat, hadden we het
Europese traject moeten volgen. Dat is in dit geval niet nodig
geweest.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Kröger. U heeft in totaal zes vragen. Het is
aan u waar u ze wilt stellen. U heeft er nu twee gesteld, dus u heeft er
nog vier over.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het ging ook even heel snel over de stikstofwisseltruc. Het moeizame is
dat eigenlijk niemand kan controleren wat er in dat
stikstofregistratiesysteem precies gebeurt. Is de ruimte die nu
uitgekozen is voor de A27 gebaseerd op de berekeningen van de
maximumsnelheid met een afkap van 5 kilometer? Klopt dat? De minister
zegt dat hetzelfde rekensysteem is gebruikt. Is louter het stukje van
SRM-2 van de maximumsnelheid gebruikt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb dat net allemaal heel nadrukkelijk uitgelegd. Het heeft weinig
zin om dat nog een keer te doen, maar ik kan het nog een keer helemaal
precies gaan toelichten. Binnen het afgesproken
stikstofregistratiesysteem is ruimte voor 75.000 woningen en de zeven
MIRT-projecten. Dat wordt allemaal naast elkaar gelegd. Op
hexagoonniveau wordt precies gekeken of het daar ergens mee botst,
bijvoorbeeld met woningbouw. Nou, niet. Er was één heel klein stukje,
één habitat, waar we wat extra's voor moesten doen. Daar is de ADC-toets
voor gedaan. Dat kunt u allemaal terugvinden in de stukken die bij het
tracébesluit zitten, zoals de passende beoordeling. Alle stukken zitten
daarbij. Ik heb een kwartier lang alle vragen zo gedetailleerd mogelijk
geprobeerd te beantwoorden. Meer kan ik niet doen. Als ik nu kort
antwoord, is het ook niet goed.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De vraag was de volgende. Voor het vullen van het
stikstofregistratiesysteem wordt gebruikgemaakt van het verlagen van de
maximumsnelheid. Voor het vergunnen van het tracébesluit wordt
gebruikgemaakt van ruimte, maar daarbij wordt gerekend met een afkap van
5 kilometer. In antwoord op Kamervragen heeft de minister gezegd dat
daarbij hetzelfde rekenmodel wordt gebruikt. Kan de minister garanderen
dat bij het stukje stikstofruimte uit het stikstofregistratiesysteem ook
de afkap van 5 kilometer is gehanteerd, als dat kennelijk hetzelfde is?
Of is het niet hetzelfde?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb net heel uitdrukkelijk aangegeven dat van de ruimte die met de
snelheidsverlaging is gecreëerd, alleen ruimte uit het
stikstofregistratiesysteem gebruikt die berekend is met SRM-2 tot 5
kilometer van de wegvakken waar die maximumsnelheid ook is verlaagd. De
rekenmethode waarbij de depositiebijdrage van de Ring Utrecht is
bepaald, is daarmee dus consistent met de rekenmethode waarmee de
depositiereductie dankzij de snelheidsmaatregel is berekend.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, volgens mij wordt dit uw vierde of vijfde
interruptie.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het is de vijfde.
De voorzitter:
De heer Dijkstra heeft meegeteld.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik weet niet of Remco objectief is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De VVD turft mee. Nou, dat scheelt.
Voorzitter. Alleen al vanwege het feit dat we dit interruptiedebat
moeten voeren, zou ik de minister willen vragen of zij transparant kan
zijn over hoeveel stikstofruimte er uit het SRSS is gebruikt voor het
tracébesluit A27. Dat is op dit moment niet transparant, dat is voor
niemand verifieerbaar. Dus de minister claimt hierbij dat alleen maar
het stukje dat met SRM-2 is berekend, is gebruikt. Kan zij dan
transparant zijn over hoeveel er precies gebruikt is uit het SRSS en
hoeveel er daarnaast dan nodig is met compensatiemaatregelen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik vind het jammer dat de Kamerleden op dit belangrijke onderwerp het
gevoel hebben dat ze het niet helemaal goed kunnen volgen. Ik begrijp
het ook wel. Het is een heel technisch verhaal. Juist ook om uw vragen
zo goed mogelijk te beantwoorden, probeer ik het allemaal zo snel
mogelijk aan u over te brengen. Ik kan me voorstellen dat we het dan nog
een keer schriftelijk voor u op een rijtje zetten. Want ik kan het nu
nog een keer gaan voorlezen, maar ik denk dat het gewoon moeilijk is als
je het niet kunt lezen. Dan komt het kennelijk niet over. Ik kan het
niet anders maken dan het is. Zoals ik het net ook heb uitgelegd, zo zit
het gewoon. Ik weet dus eigenlijk niet waar u nou verder nog naar
vraagt. Het is gewoon consistent. Dat geef ik u net aan. De stukken zijn
allemaal bij het tracébesluit openbaar gemaakt. Er is een passende
beoordeling. Ook het ADC-gedeelte zal natuurlijk getoetst worden. En u
zegt zelf ook: als het niet goed in elkaar zit, gaat het geen
standhouden bij de Raad van State. We zijn ervan overtuigd dat het
allemaal zorgvuldig is voorbereid, zodat het wel standhoudt. Want ik heb
er natuurlijk helemaal niets aan om een tracébesluit te nemen dat
vervolgens zal sneuvelen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wou een antwoord op een hele concrete vraag. Ik ga hier niet mijn
zesde vraag voor gebruiken. Ik hoop dat de voorzitter de minister vraagt
om mijn vraag te beantwoorden met precies dat stukje transparant te
maken.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik doe net het voorstel om al die vragen die net zijn gesteld, zo goed
mogelijk in een schriftelijke reactie voor u op een rijtje te zetten. Ik
heb een duidelijk gevoel dat daaraan behoefte is. Zoals de heer Laçin
ook zegt: ik kan het allemaal zo snel niet volgen, ik wil dat na kunnen
kijken. Nou, daar wil ik u in faciliteren door het dan nog een keer voor
u in een brief te schrijven. Veel duidelijker kan ik het ook niet
maken.
De voorzitter:
Dan hadden we ook nog een vraag van mevrouw Van Esch van de Partij voor
de Dieren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter, ik heb volgens mij nog vijf interrupties en ik heb nu al het
vermoeden dat ik ze alle vijf aan dit onderwerp ga besteden. Ik ga
kijken hoe ik de vragen zo concreet mogelijk kan stellen, want ik heb
het gevoel dat ik perplex ben over de antwoorden. Maar misschien had ik
ook gewoon al kunnen verwachten dat het zo zou gaan. Ik wil nog wel kort
ingaan op die brede schermwand. Daar ging mijn vraag over toen ik sprak
over dat risicovolle project. Ik ben benieuwd of de minister in eerste
instantie kan reageren op het feit dat wij nergens zien dat ook deze
schermwand wel degelijk nog een extra kaalslag zou gaan betekenen in dit
gebied. Ik ben wel benieuwd hoe we dat dan gaan compenseren en hoe we
dat überhaupt voor ons zien.
Ik stel meteen mijn tweede vraag, want die gaat over hetzelfde
onderwerp. Als ik het goed heb begrepen, zegt de minister eigenlijk: het
is het mínst risicovolle project. Daarmee wordt eigenlijk heel duidelijk
aangegeven dat het wel degelijk risicovol is. Het is dus niet helemaal
veilig, het is het minst risicovolle. Dat vind ik nogal wat. Ik wil daar
eigenlijk wel zekerheid over hebben, want ik vind het nogal wat om over
een risicovol project als dit, waarin het gaat over mensen die daar vlak
in de buurt wonen, met een waterproblematiek, en niet zo'n beetje ook,
te zeggen: ach, het is wel wat risicovol. Dus ik ben benieuwd of u nog
wat extra's kunt zeggen over wat het risico dan nog is van deze
variant.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat ik het allemaal zo goed op schrift heb staan, heeft het voordeel dat
ik zelf ook nog weer kan nagaan hoe ik het net geformuleerd heb. Want u
heeft het over de techniek van die waterremmende schermwand. Daarover
heb ik gezegd dat het de beoogde voorkeursbouwmethode is. In het MER
wordt ook het hoge risicoprofiel van andere onderzochte methodes
beschreven. De beheersmaatregel is ter advisering voorgelegd aan de
Commissie voor de m.e.r. en die vindt dat het Deelrapport bouwmethode
bemalen met schermwand goed laat zien waarom er gekozen wordt voor de
bouwmethode met een schermwand in de ondergrond en het terugpompen van
het grondwater in de bodem. Ik zie dat als bevestiging dat ook in het
MER andere methodes worden beschreven. Dit is de beoogde
voorkeursmethode en de Commissie voor de m.e.r. zegt dat het deelrapport
goed laat zien waarom voor deze bouwmethode is gekozen. Veel duidelijker
kan ik het, vrees ik, niet maken.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik vroeg ook nog iets over de compensatie van de schermwand en wat de
risico's dan zijn. Ik vind het prima als de minister nog een keer
hetzelfde stukje opleest, maar ik vroeg eigenlijk twee andere dingen.
Wat is het risico van die schermwand? En wat zijn de gevolgen voor de
natuur in dat gebied? Ik hoop niet dat dit als nog een interruptie wordt
gezien, want het is gewoon een vraag die niet beantwoord is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kan ik alleen maar verwijzen naar het MER en naar dat deelrapport
over de bouwmethode. Ik denk dat het te ver gaat dat ik hier nu … Dat
antwoord moeten we anders ook weer ergens vandaan laten aanrukken. Dan
kan ik dat stuk tekst gaan voorlezen, maar dat is nu juist waarom u alle
informatie zelf ook kunt nagaan. U kunt alle stukken van het
tracébesluit bekijken. U kunt er ook iedere deskundige naar laten kijken
die u wilt. Daarvoor hebben we de zienswijzeprocedure. Ik geef u gewoon
de hoofdconclusies aan van de Commissie voor de m.e.r. Ik ben zelf ook
geen bouwkundige en kan u hier niet precies alle risico's van
verschillende bouwmethodes uitleggen. Ik verlaat mij op onze eigen
experts, gecontroleerd door de Commissie voor de m.e.r. die zegt: dit is
de beste voorkeursbouwmethode.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Nu wordt er weer nog maar één deel van mijn vraag beantwoord. Opvallend
is wel dat er weer naar de stukken wordt verwezen, maar goed, misschien
is het ook wel niet opvallend in deze zaak. Maar ik vraag gewoon naar de
compensatie van die schermwand en hoe we dat dan gaan doen. U kunt
verwijzen naar die MER-rapporten, maar daarover staat daar niks in. Dat
kan ik u vast melden, want daar hebben we wel naar gekeken. Het staat er
niet in, maar ik ben alsnog benieuwd hoe we dat ook gewoon in Lunetten
gaan oplossen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kan ik op dit moment niet anders dan verwijzen naar de rapporten
waarin alle ins en outs van verschillende methodes en de keuze
beschreven staan.
De voorzitter:
Kan daar mogelijk nog een antwoord op komen voor de tweede termijn? Is
dat een optie? Dan heeft mevrouw Van Esch nog meer vragen, volgens
mij.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We gaan proberen of er iets van informatie nog voor de tweede termijn
aan te leveren is. We gaan een poging doen.
De voorzitter:
En zou dat misschien dan ook op het punt van mevrouw Kröger kunnen? Dan
hebben we dat gewoon vandaag uit de wereld en dat zou fijn zijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat kan. Volgens mij heb ik dat al heel duidelijk uitgelegd, maar we
zullen een poging doen om het nog scherper te doen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Mevrouw Van Esch, u heeft nog verdere
vragen.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank. Ik ben benieuwd of de minister kan omschrijven hoe zij die
boscompensatie voor zich ziet, vooral omdat het hier gaat om een
historisch stukje natuur, waarin bomen staan die je niet zomaar even
een-op-een met sprietjes kan vervangen. Daar geldt wel iets anders voor.
Ik ben benieuwd hoe u daartegen aankijkt, want u heeft het over hectaren
en dat er meer hectaren bos terugkomen. Dat vind ik er op papier
allemaal wel leuk uitzien, maar in de praktijk gaat het hier natuurlijk
niet om het een-op-een vervangen van bomen, want dat is in dit geval
gewoon niet vergelijkbaar. Ik ben echt benieuwd naar uw visie daarop,
maar die hoor ik nog niet terug. Wat vindt u er nou zelf van dat zo'n
historisch stukje Utrecht en zo'n historisch stukje natuur daar op deze
manier aan de kant wordt geschoven?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Natuurlijk vind ook ik dat jammer. Ik begrijp ook heel goed dat
emotioneel het een niet heel goed met het ander te compenseren is. Je
doet dat ook niet als je het ook op een andere manier voor elkaar kunt
krijgen. Vandaar ook de A van alternatief en de D van dwingende redenen.
Die zijn hier ook, anders zou je het echt niet doen. Dit is zeker niet
iets wat je zomaar zou willen doen. Ik begrijp heel goed dat dat heel
veel mensen pijn doet en dat het ze aan het hart gaat. Maar nogmaals,
het is onvermijdelijk en we hebben met elkaar ook goede regels
afgesproken over hoe dan de compensatie eruit moet zien. We doen ook nog
wat meer dan noodzakelijk is, maar natuurlijk begrijp ik heel goed het
verdriet dat mensen hebben die gehecht zijn aan een stukje waar ze
regelmatig wandelen of aan een boom waar ze herinneringen aan hebben.
Dat vind ik ook verschrikkelijk. Alleen zie ik geen andere weg dan deze.
Dus helaas is het dan noodzakelijk en is het van het grootste belang dat
je die compensatie zo goed mogelijk doet.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Misschien kan het in tweede termijn wanneer de minister terugkomt op die
stikstofmethode, maar volgens mij hebben we hier allemaal het rapport
van de commissie-Hordijk gelezen. Zijn advies is volgens mij
klip-en-klaar, namelijk dat we niet twee verschillende rekenmethodes toe
moeten passen, dus niet een andere methode voor het wegverkeer dan voor
de stikreductie bij de veehouderij in Nederland. Ik ben wel benieuwd hoe
de minister hiertegen aankijkt. Als er een andere stikstofmethode wordt
toegepast, is dat dan niet oneerlijk voor bijvoorbeeld de veehouderij,
aangezien die op een andere manier wordt beoordeeld? De veehouderij
wordt benadeeld op het moment dat het voor die sector wel geldt, maar
niet voor de wegen. Vindt u het dus niet erg om de veehouderij te
benadelen of gaan we uiteindelijk toch terug naar één rekenmethode? Ik
ben benieuwd hoe u daartegen aankijkt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zie niet hoe de veehouderij hierdoor benadeeld wordt, want de
stikstofruimte komt in grote mate vanuit de snelheidsverlaging. Het is
dus eerder zo dat de automobilist hierdoor benadeeld wordt en niet de
veehouderij, want de automobilisten leveren het overgrote deel van de
ruimte. Ik heb u ook uiteengezet hoe het SRM-2-model werkt. Het grootste
deel van de stikstof slaat dus binnen die 5 kilometer neer en alles wat
daarbuiten neervalt, is al heel snel niet meer significant. Het zit 'm
dus juist in die dekenproblematiek en die dekenproblematiek faciliteer
je nu juist met de generieke bronmaatregelen. Dus volgens mij is het
consistent. Ik kan proberen om het nog een keer voor u op schrift te
zetten, maar we hebben als kabinet al in eerste instantie gereageerd op
de adviezen van de commissie-Remkes en de commissie-Hordijk. Ik heb u
ook aangeven dat er nog onderzoeken lopen. Vooralsnog is het huidige
AERIUS-model het beste dat we hebben. Dat gebruiken we en waar we in de
langere toekomst uitkomen, moeten we nog zien. Maar voor nu is dit het
beste dat we hebben.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Laat maar.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Ik wil een conclusie trekken uit wat de minister juist zei: voor nu is
dit het beste. Daar ben ik het niet mee eens, maar vanuit haar
geredeneerd kan ik dat wel begrijpen. We zitten hier met zo'n groot
probleem en met zoveel vragen dat heel veel partijen hier niet voor niks
vragen over stellen. En dan zegt de minister op verdiepende vragen: ik
verwijs naar een rapport; ik moet hiernaar kijken in de tweede termijn.
Minister, dit probleem los je niet op door over een kwartier iets voor
te lezen wat voor uw neus ligt. Dat gaat gewoon niet. We debatteren
volgens mij nu al voor de zesde keer over de A27 en keer op keer moet
alles schriftelijk duidelijk gemaakt worden. Dat zegt echt heel veel
over dit dossier en over het feit dat de minister hier gewoon niet uit
komt. Ik wil de minister echt vragen om niet te kijken naar wat nu het
beste is. De commissie-Hordijk zegt: je moet niet met twee verschillende
methoden gaan meten. Remkes zegt ook dat niet alles kan en daarom kan ik
de minister nu alvast de garantie geven dat ook dit plan straks gaat
sneuvelen. Begin er niet aan. Zoek het eerst goed uit. Kom met één
model. Bevoordeel het weggebruik niet. En kom daarna met een
beoordeling. Dit gaat gewoon geen standhouden. Is de minister daartoe
bereid?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, want ik ben het met vrijwel alle punten die de heer Laçin noemt
hartgrondig oneens. We hebben het heel duidelijk uiteengezet. Kijk, ik
heb er alle begrip voor dat de antwoorden u niet bevallen, maar ik had
ook niet anders verwacht. Maar de antwoorden worden er niet anders door.
Ik kan ze voorlezen, opschrijven of zingen, maar ik denk niet dat dat
helpt en dat u het er dan opeens wel mee eens bent.
De voorzitter:
Eerst de heer Laçin en daarna mevrouw Kröger.
De heer Laçin (SP):
De politieke afweging van een keuze is aan de partijen. Het gaat er hier
om dat de minister keer op keer onvoldoende informatie deelt met de
Kamer en onjuiste informatie deelt met de Kamer. Ze neemt de adviezen
van Hordijk en Remkes gewoon niet mee in haar afweging. Dat is wat hier
gebeurt. Daarom is de vraag aan de minister: waarom maakt u geen pas op
de plaats? Ga nou niet te snel dingen doen, want dan wordt u straks
alleen maar teruggefloten door de Raad van State. Mevrouw Kröger heeft
terecht al een aantal keer gezegd dat deze minister dan nog verder van
huis is en dat wil volgens mij niemand.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, ik heb sterk de indruk dat u dat best goed uit zou komen, maar dat
terzijde.
Ik ben het gewoon niet eens met de heer Laçin, voorzitter. Ik heb
antwoord gegeven op de vragen. Dat de antwoorden hem niet bevallen, daar
neem ik kennis van. Ik kan het nog een keer proberen door het op een
andere manier op te schrijven. Ik heb de Kamer steeds over alles
geïnformeerd. De heer Laçin zegt dan: de minister maakt geen afweging
met Hordijk. Dat doe ik wél. Ik kom alleen tot een andere conclusie. Ik
maak een afweging en daarin heb ik ook het advies van de
commissie-Remkes zo goed mogelijk verwerkt, alleen blijkbaar op een
manier die de heer Laçin niet aanstaat. Maar dat is die politieke weging
die wij als kabinet hebben gemaakt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan wil ik graag terug naar de eerste vraag die ik in dit debat stelde:
hoe gaan we nou om met de postcoronarealiteit? Toen zei de minister dat
er nog superveel onduidelijk is, dat we de modellen gaan aanpassen, dat
er een nieuwe NMCA komt, dat die wordt aangepast met klimaat en dat de
verkeersveiligheid erbij komt. Er komt van alles! Dan snap ik werkelijk
niet waarom de minister zegt dat ze een serieuze afweging maakt tussen
de alternatieven voor de A27, maar daarbij wel teruggrijpt naar een heel
proces met inzichten van jaren geleden. Het gaat er toch zeker om hoe we
kijken naar de postcoronarealiteit voor het verkeer? Dat zou dan toch
het uitgangspunt moeten zijn: het hier en nu en de toekomst na corona?
Dus dan het is toch om te beginnen al volstrekt logisch om die nieuwe
NMCA met dat nieuwe WLO-scenario als uitgangspunt te nemen en om nu niet
nog even snel dat asfalt daar ten koste van de Amelisweerd neer te
plempen, zeker als dat gebeurt op basis van oude berekeningen en oude
afwegingen? Ik snap wel dat deze minister graag nog snel één
handtekening wil zetten onder een asfaltweg. Het is alleen zo
armoeiig.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat is natuurlijk ook absoluut niet wat er aan de hand is. Het
belangrijkste is gewoon dat al onze cijfers en al onze modellen laten
zien dat het gewoon een heel groot probleem is. Dat was het al bijna en
dat zal het zeker worden. Nogmaals, er zijn dingen die echt niet gaan
veranderen, te weten de bevolkingsgroei en het feit dat we, zodra het
weer beter gaat, in no time zijn we waar we al waren. De verschuiving
naar individueel vervoer zet gewoon door. We moeten serieus werk maken
van thuiswerken en we moeten hopen dat we dat één of twee dagen per week
gaan doen, het liefst niet op de woensdag en de vrijdag. Daar gaan we
ons allemaal hard voor inzetten, maar trends als steeds meer online en
het toenemende aantal pakjes, laten zien dat dit keihard nodig is in de
draaischijf van Nederland. Spreek ook eens met TLN en evofenedex, want
die zien dat ook keihard op zich afkomen. We hebben er dus gewoon geen
twijfels over dat dit een van de weinige projecten is die echt ... Er
wordt wel gedaan of ik ik-weet-niet-wat-allemaal ga asfalteren, maar dat
is helemaal niet wat er aan de hand is. In de meeste gevallen gaat het
net als hier om een verbreding, want er komt helemaal niet zoveel meer
bij.
De voorzitter:
Voordat we naar de staatssecretaris gaan, ga ik eerst naar de heer
Schonis en dan naar mevrouw Van Esch voor haar laatste vraag.
De heer Schonis (D66):
Ik heb meer een procesvoorstel, een voorstel dat de minister net zelf
ook deed. Zij zei namelijk: ik kan wat ik net heb opgelepeld ook zingen.
Dat lijkt me misschien niet het meest voor de hand liggende, maar ik kan
me wel voorstellen dat zij ons nog een brief stuurt over wat zij net
allemaal heeft voorgelezen. Kunnen we die brief voor aanstaande dinsdag
krijgen? Sorry, het is nu maandag. Ik bedoel: voor volgende week
dinsdag. Dan gaan we stemmen over de moties en anders wordt het wel heel
kort dag.
De minister gaf net aan: asfalt geef je een zalfje en dan kan het weer
jaren mee. Ik ben dan wel benieuwd waarom dat hier bij de A27 niet had
gekund. Ik blijf gewoon echt zitten met een gat van een kwart miljard.
Dat is het bedrag voor de risicoreservering dat de minister nu in feite
als een hypotheek op de volgende kabinetten lijkt te leggen. Heb ik dat
mis? Ik kan er toch geen andere conclusie dan die aan verbinden.
De voorzitter:
Voordat ik de minister het woord geef, meld ik dat er net al is
vastgesteld dat wij voor de tweede termijn alles nog eventjes krijgen.
Dus ik neem aan dat dat ook gewoon gebeurt en dat dan niet naar volgende
week dinsdag gaat, zoals de heer Schonis nu voorstelt. Het lijkt mij dat
we dan straks ... Misschien moeten we dan wat langer schorsen, maar
...
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, "alles nog even krijgen" vind ik wel een heel brede omschrijving.
We gaan even kijken wat we nog kunnen vinden, maar ik weet niet of dat
met name met de technische verhalen over de schermwanden gaat lukken. Ik
weet niet of we dat zo snel boven tafel kunnen krijgen en ik stel daarom
voor dat ik daartoe een poging ga doen, zonder u te garanderen dat we
dat allemaal kunnen leveren. Ik weet niet of er behalve bij de heer
Schonis behoefte aan is, maar ik heb het voorstel gedaan om wat ik net
in de beantwoording heb aangegeven — voor een aantal leden ging dat te
snel — nog even op een rijtje te zetten. Daar ben ik graag toe bereid en
u kunt dat dan zeker voor aanstaande dinsdag krijgen, want ik heb dat
net ook al in mijn beantwoording gezegd.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, een punt van orde. Ik maak bezwaar tegen het feit dat de
minister doet alsof het probleem is dat haar beantwoording te snel gaat
voor ons als leden. Daar gaat het niet om. Wij stellen gedetailleerde,
heel specifieke vragen op basis van de stukken die we tot ons hebben
genomen. Het enige wat de minister doet, is een aantal voorbereide
antwoorden voorlezen. Wij vragen meer en dat "meer" horen we graag in de
tweede termijn of anders schriftelijk.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat komt omdat de heer Laçin aangaf dat hij het zo snel niet eens kon
meeschrijven. Dat heb ik mij aangetrokken. Ik dacht: ik wil faciliterend
zijn en u helpen door het nog een keer rustig op te schrijven. Het was
goedbedoeld.
De voorzitter:
Goed. Er moet nog een antwoord komen op de tweede vraag van de heer
Schonis. U had het erover wanneer het eventueel schriftelijk naar de
Kamer kon komen, maar het tweede gedeelte ging over het geld.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, daarover kan ik in herhaling vallen. Het is gewoon een gebruikelijke
manier van doen. Dat doen we bijvoorbeeld ook bij Deil-Vught, waar het
om 400 miljoen gaat, en het traject Papendrecht, waar het om 375 miljoen
gaat. Ik zie nog steeds niet waarom hier een andere weg bewandeld had
moeten worden.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter, ik heb nog twee vragen, toch? Klopt dat? Eén, begrijp ik.
Volgens mij stelde ik helemaal in het begin, bij de start van het
MIRT-overleg, een vraag over participatie. Je ziet dat de gemeente al
heel lang tegen is, net als de provincie. Duizenden mensen protesteren
op de fiets en geven aan: kijk alsjeblieft breder. Ik blijf me dan toch
afvragen hoe het zit met de participatie van deze mensen. Hoe kijkt u
aan tegen het feit dat gemeente en provincie aangeven dit absoluut niet
te willen? Ik vind dit wel een overweging die meegenomen moet worden. Ik
ben benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Natuurlijk is het belangrijk om altijd een goed participatietraject te
hebben. In dit geval is het een al heel lang lopend verhaal. Dat wil
niet zeggen — dat heb ik daarnet ook in de richting van de heer Schonis
aangegeven — dat het er altijd toe leidt dat iedereen gelukkig is aan
het einde van zo'n participatietraject. Dat zal in dit geval ook niet zo
zijn, dat begrijp ik zeer goed. Maar we doen ons uiterste best om ook
hier de participatie zo goed mogelijk voort te zetten.
Ik ben even het tweede deel van uw vraag kwijt.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Volgens mij is dit wel het antwoord op mijn vraag.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oké.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik verwacht niet veel meer dan dat, hoor. Dank.
De voorzitter:
Dan gaan wij naar de staatssecretaris.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, want ik was nog niet klaar, voorzitter, met dit blokje. Er is nog
gevraagd naar de A12 Gouda-Utrecht. Wat zijn de mogelijkheden om dat
NMCA-knelpunt aan te pakken? Voor de richting Utrecht-Gouda, dus de
westelijke richting, geldt dat een verbreding van de A12 met een extra
rijstrook het NMCA-knelpunt zal verlichten. Momenteel worden ook de
kosten van die ingreep bepaald. Ook verbeteringen van de aansluiting op
de N11 worden daarbij meegenomen. Zodra de financiële middelen
voorhanden zijn en er overeenstemming is bereikt over de kostenverdeling
tussen Rijk en regio, zal besluitvorming plaats kunnen vinden. Voor een
verbreding in oostelijke richting, van Gouda richting Utrecht, is naast
voldoende budget daarvoor ook besluitvorming noodzakelijk over de
woningbouwopgave voor Utrecht in combinatie met maatregelen rond de
verbetering van de verkeersdoorstroming rond het netwerk. Ik ben met de
regio wel in gesprek over een aanpak op de korte termijn om te kijken
wat we daar kunnen doen en waar je ook wat minder budget voor nodig
hebt. Daarover hebben we tijdens het BO MIRT met elkaar afgesproken dat
we een ei willen leggen in april van het komend jaar.
De heer Dijkstra en mevrouw Postma vroegen naar de Bodegravenboog. Ik
blijf met de regio in gesprek met het oog op een besluit volgend jaar.
De Bodegravenboog heeft de voorkeur van de regionale bestuurders. Maakt
het verbeteren van de verkeersveiligheid ook onderdeel uit van de
gemaakte afspraken? Zeker. Ik heb met de regio afgesproken dat we
streven naar een besluit in het najaar van 2021. We richten ons speciaal
op het vergroten van de verkeersveiligheid. In de eerste helft van het
komend jaar komt er een nader onderzoek naar de kosten en daarna voeren
we het gesprek, zodat we tot een kostenverdeling kunnen komen bij het
volgende BO MIRT. Dan heb ik deze gehad, denk ik.
Dan de heer Stoffer nog met de maritieme servicehaven Urk. Hij zegt dat
er maar 0,02 mol stikstofruimte nodig is en vraagt wanneer die boter bij
de vis komt. We hebben daar vorige week tijdens het AO Maritiem ook over
gesproken. Of misschien was dat bij het AO Water. Dat weet ik al niet
meer; bij een van de twee. Ik heb aangegeven dat die uitdaging van de
stikstofruimte ligt bij de collega van LNV, maar ik wil wel de collega
van LNV benaderen met uw vraag. Ik heb tijdens een van die twee AO's —
Maritiem, hoor ik — aangegeven dat ik bereid ben om met de bestuurders
in Urk en van Flevoland ook om de tafel te gaan zitten om te kijken of
ik nog ergens kan helpen om toch die maritieme servicehaven snel voor
elkaar te krijgen, omdat ik het doel zeer deel.
Dan ben ik er nu wel doorheen, voorzitter.
De voorzitter:
Dan kijk ik nog even of alle vragen daarmee door de minister zijn
beantwoord. We gaan door naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Postma stelde een vraag over de
IJmeerlijn. In het MIRT-onderzoek Amsterdam Bay Area wordt voor het hele
gebied, inclusief Almere, integraal gekeken, zeg ik tegen de heer Laçin,
naar mobiliteit, verstedelijking en ecologie. Hierbij zullen meerdere
varianten van verstedelijking met bijbehorende bereikbaarheidsopgaven
bekeken en vergeleken worden. Een IJmeerlijn is vooral in beeld indien
gekoppeld aan forse woningbouw en werkgelegenheid op Almere-Pampus. Daar
wordt nu onderzoek naar gedaan. Eind volgend jaar zullen Rijk en regio
met een ontwikkelstrategie voor zowel verstedelijking als mobiliteit
voor het gebied komen. Daarna wordt natuurlijk ook gekeken naar
bekostiging van die plannen.
Over het dubbelspoor Den Helder-Schagen-Alkmaar is een vraag gesteld
door onder anderen de heer Amhaouch. De balans van reizigers op dit
traject in de ochtend- en middagspits is nog niet optimaal. 's Ochtends
gaan er vooral mensen richting Alkmaar en Amsterdam, 's middags de
andere kant op. Wij zien op basis van de cijfers zoals ze nu zijn meer
in het eerst beter benutten van de spoorlijn in plaats van het aanleggen
van nieuwe infrastructuur. We zijn ook in gesprek met de provincie
Noord-Holland en NS om de balans te verbeteren, onder andere door ook
naar ruimtelijke ordening te kijken.
Mevrouw Kröger, de heer Ziengs en de heer Schonis vroegen naar Utrecht.
De regio Utrecht heeft inderdaad te maken met een urgente
verstedelijkingsopgave. In het programma U Ned werken Rijk en regio
daarom samen aan de opgaves rondom wonen, werken, bereikbaarheid en
leefbaarheid in de regio Utrecht. Voor de korte termijn zijn er zaken
als een werkgeversaanpak, een scholenaanpak, logistieke maatregelen en
enkele kleinere infrastructurele maatregelen. Deze zomer heb ik de
startbeslissing voor de MIRT-verkenning Ov en Wonen in de regio Utrecht
genomen. Daar werken we inderdaad aan maatregelen waar u ook aan
refereerde om Utrecht CS te ontlasten, om de bereikbaarheid van Utrecht
Science Park te verbeteren — ik kom zo meteen nog op Bilthoven — en ook
om extra woningbouw rondom Utrecht mogelijk te maken. Daar hebben we
toen gezamenlijk een bedrag van 380 miljoen euro voor gereserveerd, wat
een verkenning mogelijk maakt naar een pakket van circa 500 miljoen
euro. Recent is ook het MIRT-onderzoek Utrecht Nabij opgeleverd, waarin
Rijk en regio tot 2040 richting geven aan de verstedelijking in
samenhang met die bereikbaarheid. Mijn collega van BZK heeft Utrecht
Zuidwest aangewezen als een van de NOVI-gebieden. Gezamenlijk met BZK en
voor de economische ontwikkeling ook EZK gaan we door met de
regiopartijen in drie verdiepende gebiedsonderzoeken met het opstellen
van een multimodale mobiliteitsstrategie.
De heer Ziengs vroeg naar Bilthoven. De gemeenten in de regio rondom de
stad Utrecht, waaronder Bilthoven, zijn verenigd in de zogenoemde U10.
Die U10 zijn naast provincie en stad volwaardige partner van het Rijk in
het programma U Ned. Iedereen wordt dus gelijkwaardig betrokken, ook die
U10. In U Ned werken Rijk en regio samen aan wonen, werken, leefbaarheid
en bereikbaarheid.
Naar het station Lunetten-Koningsweg vroegen de heer Stoffer, de heer
Schonis en de heer Laçin. Ook in de startbeslissing waar ik net al aan
refereerde die ik voor de zomer heb genomen voor de MIRT-verkenning OV
en Wonen in Utrecht is een versterkt station Lunetten-Koningsweg een van
de opgaven, want het helpt inderdaad als iedereen niet eerst naar
Utrecht Centraal en dan de hele stad door moet. Bij de uitwerking van de
verkenning zullen verschillende maatregelen worden onderzocht, waaronder
een intercitystation, een sprinterstation of een combinatie daarvan.
Maar goed, ik sprak er bij Heerlen-Aken al over dat de inpasbaarheid van
een extra IC-station niet altijd makkelijk is. Dat geldt ook voor de
situatie bij Utrecht. Rijk en regio gaan in nauwe samenwerking met
ProRail een en ander onderzoeken.
In het OV Saal dienstregelingmodel is de IC Amersfoort geschrapt, de
verbinding tussen Amersfoort en Amsterdam Centraal. Dat wil niet zeggen
dat er geen intercityverbinding meer is met Amsterdam. Het is alleen
niet Amsterdam Centraal maar Amsterdam Zuid geworden. Daar geldt
eigenlijk hetzelfde. Alles bij Amsterdam Centraal legt een heel andere
druk op het systeem dan bij Amsterdam Zuid. Met de Noord/Zuidlijn is
natuurlijk inmiddels een hele goeie verbinding ontstaan. En ook daar was
het een kwestie van maakbaarheid. Wat we daar hadden bedacht, was gewoon
niet maakbaar en dus moest er een andere oplossing komen. Maar ik zal
eerlijk toegeven dat ik ook eigenlijk vind dat Amersfoort daar te laat
bij betrokken is geweest. Dat had eerder nadrukkelijk betrokken moeten
worden. Ik vind dat dat niet helemaal goed is gegaan. Dat had de
maakbaarheid niet anders gemaakt en maakt het ook niet anders dat de
resultaten hiervan zijn dat veel meer mensen erop vooruitgaan dan erop
achteruitgaan, maar het is natuurlijk altijd heel vervelend als jij tot
die groep behoort die erop achteruitgaat. Het was echt een hele lastige.
Het dienstregelingmodel dat er nu ligt, doet het meeste recht aan de
verschillende belangen van reizigers en is het beste model dat mogelijk
is binnen de tijdscope en budget. Maar dan kan het nog steeds zuur zijn
voor bepaalde groep, en dat is zo.
De heren Schonis en Stoffer vroegen naar de westelijke ontsluiting in
Amersfoort. Dat is een regionaal project. Het Rijk heeft al 8,3 miljoen
daaraan bijgedragen, maar ik heb ook gezien wat daar de situatie is. Dus
ik heb over het laatste stukje dat er nog aan ontbreekt, met name ook om
een Europese subsidie binnen te kunnen halen gezegd: we kunnen óf
allemaal nog wat bij elkaar leggen om het op te lossen, óf als ze dat
graag willen doen in de vorm van een garantstelling ben ik ook bereid om
daarover na te denken. Maar we moeten er wel allemaal aan bijdragen. Dat
is wel de voorwaarde die ik daaraan heb gesteld, omdat het echt een
regionaal project is. Dus dat aanbod staat. Als de gemeente en de
provincie ook bereid zijn om bij te dragen — dat mag ook in de vorm van
een garantie — dan ben ik ook bereid om erover te spreken. De
CEF-aanvraag is reeds ingediend door de regio samen met ProRail.
Dan de MRA-fasering. De bereikbaarheidsopgaven rondom Amsterdam zijn
groot. Samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties kijken we ook in deze regio naar de
verstedelijkingsopgave en de mobiliteit. Daarbij is het ook belangrijk
om te zien — een van u refereerde daar ook aan — dat soms investeringen
op plek A heel veel effecten hebben op plek B. Dat geldt ook voor veel
van de zaken rondom Amsterdam. Er is een aantal jaren geleden een
bereikbaarheidsprogramma opgezet waarbij zowel de lokale
verstedelijkingsopgave en mobiliteit, alsook de landelijke belangen bij
elkaar worden gebracht. Er wordt dus gekeken naar benodigde
investeringen, en fasering in het belang van de haven — een specifieke
vraag van de heer Dijkstra — wordt daarin ook meegenomen.
Dat waren mijn vragen.
De voorzitter:
Er was een vraag van de heer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
Ja, ik heb even gewacht tot het blokje voorbij was. Het ging wel erg
snel. Ik kon het ook niet allemaal handmatig bijhouden, maar ik heb toch
een poging gedaan. Ik vond hem wel sterk.
Het punt van het Science Park, locatie Bilthoven. De staatssecretaris
beantwoordde dat wel, overigens in wat algemene zin: de samenwerking was
goed et cetera et cetera. Ik heb hier toch nadrukkelijk naar gevraagd,
maar misschien heb ik het niet goed meegekregen. Nu is het genoemd als
satellietlocatie, terwijl onze fractie van mening is dat het een meer
volwaardige positie naast de locatie van de Uithof zou moeten innemen,
met name als het gaat om de economische balans in dat gebied. Daar was
mijn vraag eigenlijk op gericht. Ik kreeg eigenlijk een wat algemeen
antwoord, zo was mijn indruk.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dan ben ik even zoekend naar waar de heer Ziengs naar op zoek is. Want
ik weet niet of het gaat over het feit dat het RIVM verhuist van
Bilthoven naar het Science Park, dat inmiddels ook de locatie in
Bilthoven alweer verhuurd is aan iemand anders, dat alle
bereikbaarheidsopgaven gewoon op een goeie manier worden bekeken en dat
daarin ook Bilthoven als onderdeel van de U10 een van de partners is die
aan tafel zit. Als het erom gaat hoe we dat Science Park daar verder
economisch gaan ontwikkelen, is dat een wat andere vraag, die wellicht
ook bij andere bewindspersonen hoort, dan of er goed wordt gekeken naar
de verschillende verwachte vervoersstromen in de omgeving van Utrecht en
of alle partners daarbij op gelijke wijze worden betrokken bij de
besluitvorming. Dat gebeurt dus in de context van de U10.
De heer Ziengs (VVD):
Ik verfijn 'm nog even. Ik begon mijn betoog er ook mee dat het heel erg
gericht is op de doelstelling van met name woningbouw. Dan hoort het bij
een andere minister. Als het gaat om economische zaken, zal het
misschien ook bij een ander ministerie horen, maar uiteindelijk gaat het
er natuurlijk om hoe je daar je hele infrastructuur aanlegt. Dan is mijn
vraag dat het met name heel erg gericht is op de woningbouw, met name
aan de ene kant van Utrecht, en dat het aan de andere kant van Utrecht,
in de locaties die ik u net noemde, er over het algemeen niet op gericht
is qua infrastructuur; zo is mijn indruk van het geheel. Vandaar de
oproep: let daar ook goed op. Want dat is ook van het hoogste
belang.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat kan ik alleen maar onderschrijven. Dat is ook het programma U Ned.
We hebben het misschien vaker over de woningbouwopgave, maar dat gaat
echt over de opgaven rondom wonen, werken, bereikbaarheid en
leefbaarheid. Dus daar zit ook dat werken heel nadrukkelijk in. Utrecht
heeft een beetje het beeld van een soort wiel van Utrecht. Daarbij
kijken we, net als bij andere grote opgaven, steeds wat de faseringen
zijn waarin we dingen kunnen opknippen. Maar de bereikbaarheid van
werklocaties is daar een nadrukkelijk onderdeel van. De U10, waar
Bilthoven dus ook bij hoort, zit daar aan tafel, maar het is heel goed
dat de heer Ziengs het nog een keer op tafel legt, om er extra aandacht
voor te vragen.
De voorzitter:
Dan komen we daarmee bij het volgende blok, bij de minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Sprak zij vol verwachting. Ja, de regio Noord, voorzitter, de laatste
regio. Dan hebben we daarna alleen nog het blokje overig.
Diverse leden hebben gesproken over de Afsluitdijk. Daar hebben we het
ook al over gehad tijdens het wetgevingsoverleg Water op 1 december,
maar er waren vandaag natuurlijk leden bij die daar niet bij aanwezig
waren, dus het is prima om het hier ook nog weer te bespreken. Er is
vooral aandacht gevraagd voor de fietsers op de Afsluitdijk, in ieder
geval voor de garantie dat de fietsers gedurende de werkzaamheden
gebruik kunnen blijven maken van de fietsbus die nu ook al rijdt. Ik heb
tijdens het wetgevingsoverleg toegezegd dat ik bereid ben om nog eens
goed te bekijken of er mogelijkheden zijn om vanaf 2022 op een veilige
manier fietsen en wandelen over de hele Afsluitdijk mogelijk te maken.
Ik heb uiteengezet dat het probleem vooral zit in de spuisluizen, de
oude en de nieuwe. Maar het hele wegtraject van de A7 kan wel op tijd
worden opgeleverd, dus wellicht gaat het straks alleen om beperkte
stukken waar je niet kunt fietsen. Ik ben dus bereid om te bekijken wat
daar mogelijk is. Dat zal misschien extra geld kosten. Dat zullen we
moeten afwegen nadat we eerst in kaart hebben gebracht wat de
mogelijkheden zijn. Dus ik ben bereid om daar nog eens nader naar te
kijken en met de Fietsersbond en anderen in overleg te gaan.
De heer Schonis heeft gevraagd naar de Paddepoelsterbrug. Wanneer komt
die terug? En is die toegankelijk voor wandelaars en fietsers? Met de
regionale bestuurders heb ik afgesproken dat de gemeente de
Paddepoelsterbrug terug gaat bouwen. Het wordt een hoge, vaste brug,
waar ik vanuit het Rijk een bijdrage van 8,6 miljoen aan zal doen. De
gemeente gaat aan de slag met de planvorming. Dus over de doorlooptijd
kan ik nu nog niks zeggen, maar zodra we dat weten, zal ik u daar
uiteraard over informeren.
Meerdere leden hebben gezegd dat de burgers in Groningen iets anders
willen dan Rijkswaterstaat, ten aanzien van de bruggen. Hoe gaan we
daarmee om? Ik begrijp heel goed dat de inwoners van Groningen zich
zorgen maken over verkeersveiligheid, toegankelijkheid en inpasbaarheid
van de huidige varianten in de MIRT-planuitwerking, met name van de
Gerrit Krolbrug. Daar hebben we het over. Aan de andere kant — de heer
Schonis schetste dat dilemma wel mooi in zijn inbreng — hebben we
natuurlijk niet voor niets de Richtlijnen Vaarwegen. We hebben de
bewonersvariant van de Gerrit Krolbrug uitgebreid laten onderzoeken door
een adviesbureau. Daaruit komt de conclusie dat de varianten uit de
planuitwerking beter scoren op doorvaarthoogte en inrichting van de weg
dan de bewonersvariant. De bewonersvariant scoort minder goed op de
functionaliteit van de vaarweg, de impact op de omgeving en het effect
op kruisend wegverkeer. Daarbij moet u dan denken aan de nautische
veiligheid en ook aan het ruimtebeslag, omdat de bewoners gewoon een
bredere brug willen.
Daar komt bij dat het opnemen van de bewonersvariant leidt tot
vertraging en extra kosten, aangezien er dan wordt afgeweken van de
uitgangspunten uit het voorkeursalternatief. Dus dat zou eigenlijk
inhouden dat we weer helemaal opnieuw moeten starten bij de
verkenningsfase. Die vertraging lijkt mij onwenselijk, gezien het aantal
storingen dat de Gerrit Krolbrug ook nu al heeft, maar nogmaals, ook
gezien de uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek, waar ik mee
begon. Nog deze maand zal het rapport aan de bewoners worden toegelicht,
bij de nadere uitwerking van de twee varianten die nu in de
planuitwerking zitten. We zullen de wensen van de bewoners daarbij zo
veel mogelijk meenemen. Ik zal u daarover graag schriftelijk informeren,
waarbij ik u ook het genoemde onafhankelijk onderzoek zal doen
toekomen.
De heer Moorlag (PvdA):
Die bewoners vertegenwoordigen nogal wat, hoor. Dat is echt heel breed;
dat is van buurtverenigingen tot aan scholen toe. Die hebben een brief
gestuurd, met echt een lange lijst van ondertekenaars. Het gaat om
15.000 mensen die dagelijks met de fiets die brug passeren. Dit zit de
mensen echt als een graat in de keel. Ze hebben goed gemotiveerd op
welke punten zij twijfels en bedenkingen hebben bij dat onderzoek. Dan
kan de minister wel zeggen dat het een onafhankelijk onderzoek is, maar
mijn vraag aan haar is dan toch: laat het alternatief meelopen in het
onderzoek dat sowieso moet gaan plaatsvinden. Als dat leidt tot een
betere uitkomst, is dat de moeite waard. Als we op deze manier
redeneren, zou er ook geen doorlaatbare Oosterscheldekering gekomen
zijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het gaat natuurlijk uiteindelijk om de belangenafweging. We hebben niet
voor niks met elkaar een richtlijn voor de vaarwegen. Dat is ook een
groot belang. Dat is elders ook ter sprake gekomen. We investeren nu ook
weer 118 miljoen in de vaarweg Lemmer-Delfzijl, ook op meerdere plekken,
dus ik vind dat dat belang echt goed geborgd moet zijn. Dan houd je je
dus aan je eigen regels voor de vaarwegen. Nogmaals, ik ben zeer bereid
om in de uitwerking van de twee varianten waaraan nu verder gewerkt
wordt, te kijken waar we de bewoners nog tegemoet kunnen komen.
De heer Laçin (SP):
Hier stelt de minister eigenlijk het belang van de vaarwegen, die ik
zelf ook belangrijk vind, boven het belang van de fietsers, de
voetgangers en de mindervaliden. Ik vind dat in deze situatie gewoon
niet kunnen, omdat er in 2015 al een toezegging was. De
Paddepoelsterbrug zou gewoon laag en beweegbaar zijn. Er is een ongeluk
gebeurd, maar als vervanging is eenzelfde variant gewoon mogelijk.
Alleen, de minister maakt een andere afweging. Dat geldt ook voor de
Gerrit Krolbrug. Ik wacht even, omdat de minister iets gevraagd wordt.
Dat geldt dus ook voor de Gerrit Krolbrug. De minister zegt dat zij het
de komende maand gaat uitleggen aan de bewoners, maar dan gaat zij een
voldongen feit bespreken met de burgers, en dat vind ik niet kunnen. Ik
vind dat in dezen de wensen van de bewoners meegenomen moeten worden als
volwaardige optie. Ik vind dat daar gewoon naar gekeken moet worden,
zonder dat er vertraging optreedt. Dat is de vraag aan de
minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is niet alleen de opvatting van deze minister, die het belang van de
vaarwegen boven het belang van de fietsers zou stellen. We hebben daar
juist goed onafhankelijk naar laten kijken. Dan komt er iets anders uit.
Het is ook een kwestie van eerlijk zijn. Als je nu al weet dat die
variant er niet uit gaat komen, vind ik het niet zinvol om hem mee te
nemen in het onderzoek, want hij voldoet gewoon niet aan de regels die
we hebben voor onze vaarwegen.
De voorzitter:
De minister gaat verder.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan is er nog gevraagd naar het door de provincie Friesland gewenste
aquaduct ter vervanging van de Skarster Rienbrug. Daarop is het antwoord
dat ik niet van plan ben om een aquaduct aan te leggen, want er is
gewoon geen bereikbaarheidsknelpunt. Daarbij is het ook nog zo dat het
einde van de technische levensduur van die brug pas voorzien is rond op
zijn vroegst 2050. In 2024, 2025 wordt groot onderhoud voorzien. Daarbij
gaat het onder andere om de bedienings- en besturingssystemen en de
slagboominstallaties. Als het goed is, kan de brug dan weer mee tot
2050. De kosten voor de totale vervanging van de brug wegen niet op
tegen de beperkte reductie van oponthoud en de onderhoudskosten van de
huidige brug.
Dan voor mij het laatste onderwerp uit het Noorden: de zuidelijke
ringweg Groningen. Daar hebben meerdere leden opmerkingen over gemaakt
en vragen over gesteld. Dat is een situatie waar ik bij aanvang van dit
debat ook al een gesprekje over had met de heer Moorlag. We zijn
inderdaad goed op de hoogte van de situatie daar. We hebben goed contact
met de regionale bestuurders. Ten aanzien van de oorzaken van de
ontstane situatie verwijs ik ook graag naar het rapport van de
commissie-Hertogh dat we in deze periode ook ingesteld hebben. Dat heb
ik u verleden jaar toegestuurd. De analyse en de aanbevelingen daaruit
zijn het startpunt geweest voor gesprekken met de opdrachtnemer. Deze
zomer is bij dit project met de opdrachtnemer op hoofdlijnen een
overeenstemming bereikt over een financiële oplossing voor afronding van
het project. De afgelopen periode is benut voor het uitwerken van een
hoofdlijnenakkoord met daarbij horende voorwaarden, zodat de
oorspronkelijke overeenkomst in lijn met de gemaakte afspraken kan
worden aangepast. Dat proces is helaas nog niet afgerond. Gesprekken
daarover lopen nog en om die reden kan ik daar nu ook geen inhoudelijke
mededeling over doen. Maar u mag van mij aannemen dat wij hier
natuurlijk samen met de Groningse bestuurders bovenop zitten. Ik zal uw
Kamer uiteraard informeren zodra we daar meer duidelijkheid over
hebben.
Dat was het, voorzitter.
De heer Moorlag (PvdA):
We hebben dat rapport inderdaad vorig jaar gehad. Het is wel duidelijk
dat er een grote scheur in de broek aan zit te komen. Dan zijn de
publieke partijen aan zet. Naar verluidt — dat is ook de algemene
perceptie in Groningen — betekent dit dat de rekening eenzijdig naar de
provincie wordt geschoven. Ik heb iets gezegd over de planvoorbereiding,
de validiteit en dergelijke. Het komt mij voor dat hier dan wel
verantwoordelijkheid genomen zou moeten worden en dat er niet alleen
warme woorden gesproken moeten worden, ook financieel gezien, temeer
omdat daardoor een aantal andere belangrijke projecten in Groningen op
de helling komen te staan. Als het op het trekken van de knip aankomt,
kan het toch niet zo zijn dat de minister op de parkeerplaats nog even
vriendelijk wuift, op de claxon duwt en vervolgens wegrijdt?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Vanaf de achterbank claxonneert het wat lastig, maar dat terzijde. Nee,
natuurlijk heeft de heer Moorlag gelijk. Je moet dat gewoon in goed
overleg met de bestuurders doen. Ik ga niet in op wat de heer Moorlag
omschrijft als "naar verluidt". Het lijkt me niet verstandig om daarop
vooruit te lopen. We zijn met elkaar in goed overleg. Vandaar dat dat
onderzoek waar u aan refereerde, vanuit de provincie Groningen in gang
wordt gezet. We kijken gezamenlijk naar de opdracht voor dat onderzoek.
Dat geeft, denk ik, ook al aan dat wij het voor alle partijen van belang
vinden om het gesprek gewoon open met elkaar aan te gaan en te kijken
wie waarvoor aan de lat staat en wie waarvoor verantwoordelijk is. Wat
is de rol van Rijkswaterstaat? Wat is de rol van de opdrachtgever en de
opdrachtnemer? We kijken gewoon open daarnaar. Dat hebben we in het
verleden ook gedaan. Daarom hebben we toen ook professor Hertogh
gevraagd om eens goed naar dit proces te kijken. We gaan dit proces
gewoon open in. Nogmaals, als daar resultaten van te melden zijn, zal ik
die zeker snel met u delen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij naar de staatssecretaris. Excuus, mevrouw
Postma, ik was u helemaal vergeten.
Mevrouw Postma (CDA):
Ik had eigenlijk twee vragen, ook nog eentje over Friesland. Laat ik
daar even mee beginnen. Ik had een vraag gesteld over de Skarster Rien.
De minister geeft aan: dat gaan we niet doen, want dat komt niet uit. Ik
ben heel benieuwd naar het kostenplaatje dat daarachter zit. Zou de
minister die berekeningen eens naar de Kamer kunnen sturen, zodat wij
daar ook even naar kunnen gaan kijken?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Juist omdat het nooit echt ons plan is geweest om dat te doen, worden
dat dan wel een beetje grove "over de duim"-berekeningen. Dat kunnen we
nog weleens doen. Maar nogmaals, het belangrijkste is dat het geen
bereikbaarheidsknelpunt is, dus dat we daar de noodzaak niet voor zien.
Dit staat nog los van wat het zou kosten.
Mevrouw Postma (CDA):
Dan begin ik hier toch wel een ander argument te zien. Het onderhoud is
namelijk ook een kostbaar proces. Je kunt op een gegeven moment toch ook
gaan denken dat je het op een bepaalde manier toch eens moet gaan
vernieuwen. Dan zou een aquaduct een mooie optie kunnen zijn. Ik ben een
beetje aan het zoeken hoever die opties uit elkaar liggen. Ik zou dat
toch graag hebben, ook al is het een schatting; dat kan ik me
voorstellen. We hebben meerdere aquaducten in Nederland, ook in
Friesland en ook in die regio. Er is dus ervaring mee. Ik zou daar dus
toch graag een inschatting van hebben.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We kunnen ongeveer in beeld brengen wat het grote onderhoud kost dat in
2024 en 2025 plaats gaat vinden en waarmee je er weer tot 2050 tegen
kunt, versus een heel nieuw aquaduct. Laten we dat dan grof, over de
duim, aan u doen toekomen.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Postma, ik geef u niet meer het woord, want u bent al over
uw interrupties heen. Nee, helaas. Jullie zijn er al doorheen. De tweede
termijn is dan een hele mooie optie. Ik ga naar mevrouw Van Veldhoven,
de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. Er waren ook nog aantal vragen voor mij over
Noord-Nederland, eerst natuurlijk over de ov-verbinding. De heer Laçin,
de heer Schonis en de heer Amhaouch vroegen daarnaar. Ze vroegen naar de
versnelling. Zij vroegen welke onderzoeken er nog komen en wanneer die
komen. Ik heb met de regio afgesproken dat ProRail en NS een aantal
onderzoeken doen om tot een ontwikkelpad te komen om de ov-verbinding te
verbeteren op de korte en middellange termijn. Dan gaat het bijvoorbeeld
om slimme maatregelen voor versnelling tussen Amsterdam en Zwolle. Ook
gaat het om de verbetering van de robuustheid tussen Zwolle en Meppel.
Dat is conform de aangehouden motie van mevrouw Van der Graaf. Het zal
alleen niet helemaal gereed zijn in februari, zoals die motie vraagt.
Maar wij zullen er uiteraard wel voor zorgen dat de rapporten naar de
Kamer komen zodra ze er zijn, zoals de heer Schonis heeft gevraagd.
Daarnaast hebben we, als vervolg op het potentieonderzoek dat is gedaan,
afgesproken om integraal te kijken hoe wonen, werken, recreëren en
bereikbaarheid elkaar kunnen versterken op de langere termijn. Dat
zullen we zeker naar de Tweede Kamer sturen. Bovendien ontvangt u
binnenkort de ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV.
De voorzitter:
Hier is een vraag over van de heer Laçin, zijn laatste.
De heer Laçin (SP):
Ja, heel kort, voorzitter. Ik hoor de staatssecretaris spreken over de
robuustheid van Zwolle naar Meppel, maar ik breng haar in herinnering
dat twee jaar terug een motie van mijn hand is aangenomen over het
robuuster maken van Zwolle en verder. Ik hoop dat die inmiddels is
uitgevoerd en dat we niet nog een aangehouden motie daarvoor nodig
hebben.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
De heer Laçin heeft inderdaad vaak zijn zorgen geuit over de robuustheid
op dat stuk. Daar wordt aan gewerkt.
Voorzitter. Ben ik bereid om een deltaplan te maken voor het Noorden?
Het potentieonderzoek laat zien dat de forse investeringen gepaard
zullen moeten gaan met een forse ruimtelijke ontwikkeling. Dan is het
belangrijk om samen met de regio te kijken hoe wonen, werken, recreëren
en bereikbaarheid elkaar kunnen versterken om zo de potentie van zo'n
versnelling beter in beeld te krijgen. Dat doe ik overigens niet alleen.
De collega van BZK is daarin natuurlijk ook heel belangrijk, want zij
gaat over wonen. We kijken naar verschillende langetermijnmogelijkheden,
waaronder, maar zeker niet alleen, een Lelylijn. Op dit moment is er
echter nog geen zicht op budget voor dit soort investeringen — dat weet
u ook — tenzij er ergens uit een grote pot met geld in een keer een heel
budget beschikbaar zou komen. Daar komt later duidelijkheid over.
Momenteel ben ik bezig met het afronden van de ontwikkelagenda
Toekomstbeeld OV. Daar krijgt u begin 2021 de informatie over. De
mogelijkheden voor het versnellen van de verbindingen naar
Noord-Nederland maken hier onderdeel van uit. Parallel vindt met de
minister van BZK een gesprek plaats over wonen, werken en recreëren in
de context van de gebiedsagenda's. Daar zit de integrale aanpak zeker
in, want dat is het kenmerk van de gebiedsagenda's.
Dan kom ik op de vraag van de heer Amhaouch over de spoorbrug over het
Van Harinxmakanaal. Op dit moment bevindt deze brug zich nog in de fase
dat we er hier in het MIRT over spreken maar er nog geen afspraken over
maken. De vervanging van de spoorbrug door een aquaduct is door de regio
aangedragen als een mogelijk verbeterpunt, ook in het kader van de
decentralisatie van de Sprinterdienst. Het is natuurlijk steeds
belangrijk dat we de meerwaarde voor de reiziger daarin duidelijk kunnen
maken. Ik heb daarom met de regio afgesproken om in het kader van de
decentralisatie aan te geven welk reizigersproduct de provincie voor
zich ziet en welke vervoerswaarde daarbij hoort. Daarbij komt natuurlijk
ook weer de bredere context van de afspraken met de collega van BZK over
wonen om de hoek kijken.
De heer Amhaouch vroeg ook het staat met het haalbaarheidsonderzoek voor
de Nedersaksenlijn. In het debat met uw Kamer is inderdaad afgesproken
dat de haalbaarheid van de Nedersaksenlijn onderzocht wordt in het
Toekomstbeeld OV in combinatie met de resultaten van het onderzoek dat
de regio reeds heeft uitgevoerd. Het beeld voor de langetermijnkeuzes
voor het openbaar vervoer is nu namelijk nog niet compleet. Maar nadat
ik hierover met de bestuurders heb gesproken, verwacht ik begin 2021 in
de ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV meer duidelijkheid te kunnen
bieden.
De heer Ziengs vroeg nog wanneer de handtekeningen staan onder de
decentralisatie Zwolle-Leeuwarden. Onze gezamenlijke intentie is om dit
voorjaar een decentralisatieconvenant te ondertekenen.
Voorzitter. Dit waren de vragen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Aalst van de PVV heeft een vraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb nog vijf vragen openstaan. Zijn beide bewindspersonen al aan het
einde van hun bijdragen?
De voorzitter:
Er is nog een blokje overig. De minister gaat daar als eerste mee aan de
slag.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voorzitter. De heer Dijkstra heeft vragen gesteld over het concrete doel
van Minder Hinder. Het budget voor Minder Hinder is natuurlijk bedoeld
om tijdens werkzaamheden zoals bij beheer en onderhoud, bij vervanging
en renovatie, maar ook bij projecten voor nieuwe aanleg de
bereikbaarheid zo veel mogelijk op peil te houden. U moet daarbij denken
aan bijvoorbeeld maatregelen rondom de communicatie, het
verkeersmanagement, aan goede reisinformatie, maar ook aan andere
mobiliteitsmaatregelen, bijvoorbeeld de fietsbus op de Afsluitdijk waar
we het net over hadden. Dat zijn allemaal zaken die je dan nodig hebt om
zo min mogelijk hinder te veroorzaken. En ik wil ook kijken of bij
storingen de gebruiker kan beschikken over voldoende alternatieven en of
er aanvullende maatregelen nodig zijn. Er zit dus van alles in dat
pakket Minder Hinder. Daar werken we ook heel goed in samen met de
regio's, die daar zelf ook hun informatie bij aanleveren.
De heer Dijkstra vroeg ook wat de mogelijkheden zijn om de CEF-gelden,
de Connecting Europe Facility, te benutten voor infra-investeringen.
Binnen het onderdeel CEF Transport schrijft de Europese Commissie elk
jaar een oproep voor projecten uit. Daarbij kunnen we dan
subsidieaanvragen indienen. Daarbij gaat het om investeringen in harde
infrastructuur, zoals op het TEN-T-netwerk. Dat kan van alles betreffen,
dus spoorwegen, vaarwegen, havens, terminals. Maar het kan ook om slim,
veilig en duurzaam goederentransport gaan, en ook om reizigersvervoer.
Bij elke oproep worden via de RVO zo'n 550 stakeholders in Nederland
geïnformeerd. Dus als er zich kansen voordoen voor Nederland, dan
proberen we die natuurlijk ook te grijpen. We kunnen hiervoor dus zeker
op heel veel vlakken aanvragen indienen.
Een beetje vergelijkbare vraag van de heer Dijkstra als die van daarnet
over Minder Hinder, gaat over Beter Benutten. Het vervolgprogramma Beter
Benutten is in 2018 afgerond. Met de brief naar aanleiding van de
bestuurlijke overleggen MIRT 2018 heb ik de Kamer ook geïnformeerd over
de resultaten van dat programma. Er zijn ruim 460 maatregelen uitgevoerd
om de infrastructuur beter te benutten. We hebben daar circa 260 miljoen
aan besteed en door de gezamenlijke regio's is daar een vergelijkbaar
bedrag aan cofinanciering aan toegevoegd. Dat heeft als resultaat gehad
een gemiddelde dagelijkse afname van 80.000 voertuigen in de spits.
Jaarlijks wordt er 61.000 ton CO2-uitstoot door bespaard. En
60.000 forensen gaan er vaker door op de fiets naar hun werk. Een groot
voordeel van die maatregelen is dat ze in een aantal gevallen hebben
geleid tot verandering in reisgedrag. Daarbij moet je bijvoorbeeld
denken aan tijd- en plaatsonafhankelijk werken. Er zijn allerlei
smartmobilityoplossingen in het kader van de reisinformatie, maar ook
kleine infrastructurele optimalisaties, bijvoorbeeld missing links in de
fietsinfrastructuur. Dus er zat van alles in dat programma Beter
Benutten.
Mevrouw Kröger vroeg: waar blijft de actieagenda trein en vliegtuig? Ik
denk eigenlijk dat ze die vraag stelde aan de staatssecretaris én aan
mij. De actieagenda is op 20 november met uw Kamer gedeeld, tegelijk met
de Luchtvaartnota. Het was een complex traject om de wereld van spoor en
die van vliegen aan elkaar te koppelen, zeker in het licht van de
COVID-19-omstandigheden waarin dat moest plaatsvinden. Ik denk dat in de
actieagenda desondanks veel maatregelen staan die partijen op korte en
lange termijn willen nemen om de internationale treinreis een goed
alternatief te laten zijn voor reizen met het vliegtuig. De betrokken
partijen zullen de maatregelen in de actieagenda ook gaan uitvoeren, en
wij en zij gaan dat gezamenlijk monitoren. Uw Kamer wordt volgend
voorjaar over de voortgang geïnformeerd.
De heer Dijkstra vroeg: is 2019 niet een beter peiljaar voor
infra-investeringen dan het huidige jaar? Bij mobiliteitsanalyses gaan
we uit van een basisjaar dat we één keer in de vier jaar vaststellen.
Vanuit dat basisjaar kijken we vooruit. Daarvoor gebruiken we op dit
moment onder andere de NMCA 2018 en 2019. Structurele effecten van de
COVID-19-crisis op mobiliteit zijn nog onduidelijk. Daar hebben we het
aan het begin van dit debat ook over gehad. De verwachting is wel dat de
mobiliteit als geheel zal blijven groeien. Het volgende basisjaar voor
een uitgebreide exercitie wordt 2022. Tegen die tijd is dus meer
duidelijk wat de structurele effecten zullen zijn.
Klopt het dat in de studie van het KiM de langetermijneffecten van het
thuiswerken niet in het model zijn meegenomen? Nee, dat klopt niet, want
de kerncijfers mobiliteit van het KiM bevatten mobiliteitsramingen voor
de middellange termijn en in deze ramingen is rekening gehouden met een
toename van thuiswerken door de COVID-19-crisis.
De mobiliteitsbehoefte is veranderd. Zou dat niet moeten leiden tot
mobiliteitsbeleid dat niet in beton is gegoten? De opvolger van de NMCA
brengt de toekomstige bereikbaarheidsopgave in beeld, ook voor de
langere termijn; dat hebben we aan het begin al even gewisseld. En omdat
die onzeker is, maken we in de mobiliteitsanalyses altijd gebruik van
een bandbreedte. Daarnaast werken we ook bij de NMCA
onzekerheidsverkenningen uit. De mogelijke langetermijneffecten van
COVID-19 op de mobiliteit zullen een van die onzekerheidsverkenningen
vormen. Dus het mobiliteitsbeleid is niet in beton gegoten. We houden
zeker ook rekening met de COVID-19-ontwikkelingen. Daarnaast was er nog
de vraag of dat samen met de Mobiliteitsalliantie moet gebeuren. Daar
hebben we zeer regelmatig contact mee en dat zullen we ook blijven doen.
De effecten van thuiswerken nemen we dus mee in de opvolger van de
NMCA.
Dan de laatste vraag die ik nog heb liggen. Wat is bij smart mobility en
bij MaaS nu eigenlijk de gewenste uitkomst? De gewenste uitkomst van die
MaaS-pilots is dat we leren hoe we met de data onze beleidsdoelen nog
beter voor elkaar kunnen krijgen. Dan gaat het over de filebestrijding,
de bereikbaarheid van het landelijk gebied, het grensoverschrijdend
vervoer en de duurzaamheid. Dat zijn allemaal hele verschillende pilots.
Als we daar dus beter grip op krijgen, kun je zeggen dat ze succesvol
zijn. Voor de goede inzichten en businesscases heb je natuurlijk wel
veel gebruikers nodig. Dan moet je denken aan circa 50.000 voor een
levensvatbare businesscase. In een recente Kamerbrief hebben we
aangegeven dat we ook voor andere smartmobilitytoepassingen zo veel
mogelijk weggebruikers willen bereiken. Er zijn pilots vormgegeven met
zeven regio's. TNO verzamelt data van geplande en afgelegde reizen. Ze
zullen ook enquêtes houden. Ook komen er halfjaarlijkse
voortgangsrapportages, inzichtelijk voor alle regio's en uiteraard ook
voor uw Kamer.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kijk nog even of hierover nog vragen zijn aan de minister. Ik zie dat
dat niet het geval is, dus we gaan naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank, voorzitter. Ik had nog een aantal vragen, waaronder een vraag van
de heer Van Aalst over het spoorgoederenvervoer. Komt er ook een
modalshiftregeling voor het spoorgoederenvervoer? Ja. In de MIRT-brief
heb ik een modalshiftregeling van de weg naar het spoor voor het
spoorgoederenvervoer aangekondigd. Aan de spoorgoederentafel heb ik
recent met vervoerders van gedachten gewisseld over een mogelijke
invulling van deze regeling. Ik streef ernaar om deze regeling in de
eerste helft van 2021 in werking te laten treden. Ik kom hierop terug in
de voortgangsbrief spoorgoederen. Hopelijk lukt het me nog om die voor
het kerstreces aan uw Kamer te sturen.
Dan had de heer Van Aalst een aantal vragen over ERTMS. Daar is
natuurlijk een schriftelijk overleg over gestart door de Kamer, maar ik
zal op hoofdlijnen een aantal vragen beantwoorden. Het kabinet heeft
besloten om ATB landelijk te vervangen door ERTMS, want het huidige
treinbeveiligingssysteem is ook echt toe aan vervanging. Het stamt uit
de jaren vijftig, zestig en is nog gebouwd met de Marshallhulp. Ik geef
prioriteit aan instandhouding van het bestaande netwerk door dit te
vervangen door ERTMS. Met ERTMS zetten we in op een systeem dat past bij
de 21ste eeuw. Het biedt de basis om het spoor ook verder te
digitaliseren. Hierdoor kunnen treinen op veilige en betrouwbare wijze
sneller, hoogfrequenter en op termijn ook automatisch rijden. Maar we
zetten die stap niet alleen. Alle lidstaten zullen voor 2030 de
belangrijkste internationale spoorgoederencorridors en voor 2050 het
uitgebreide spoornetwerk van ERTMS voorzien. Zo ontstaat er een
hoogwaardig netwerk in de EU. Een keuze voor vervanging door een ander
systeem dan ERTMS is dan ook volgens de Europese regelgeving niet meer
toegestaan.
De vragen die de heer Van Aalst stelde, hadden met name te maken met de
grensoverschrijdende verbindingen. We hebben zeer veel contact met
Duitsland. Voor ERTMS geldt bovendien dat het teruggaand compatibel is.
Een nieuwe versie moet dus altijd kunnen praten met een oude versie.
Maar belangrijker is nog dat we dezelfde baseline hebben gekozen als
Duitsland. Daarmee is dus wellicht een belangrijke zorg daarover van de
heer Van Aalst weggenomen.
De heer Van Aalst vroeg ook naar een ander onderwerp, namelijk een
landelijk reisverbod. Op dit moment wordt er door de vervoerders in
Oost-Nederland een pilot voorbereid om via een regionaal reisverbod
situaties aan te pakken waarin geweldsmisdrijven worden gepleegd. De
uitkomsten van deze pilot neem ik mee in het onderzoek naar de
mogelijkheden voor een landelijk verbod. De PVV heeft onlangs een
initiatiefnota ingediend waarin dit onderwerp naar voren komt. In het
notaoverleg van 20 januari zullen we hier verder met elkaar over
spreken.
Is er ruimte voor langere 740 metertreinen? Ook dat vroeg de heer Van
Aalst. Ik ben inderdaad met de sectorpartijen bezig om een pragmatische
en gefaseerde aanpak te formuleren om dit stapsgewijs en kosteneffectief
mogelijk te maken. De eerste stappen hebben we daarvoor ook al gezet.
Bij bijvoorbeeld de Rotterdamse haven, Amersfoort en ook binnen het
project PHS Meteren-Boxtel kijk ik naar een toekomstvaste route voor
goederentreinen tussen Rotterdam en Zuidoost-Nederland. Hierover zal ik
u in de voortgangsbrief spoorgoederenvervoer nader informeren. Nogmaals,
die komt dus waarschijnlijk voor de kerst.
Voorzitter. De heer Ziengs vroeg of ik bereid ben om te kijken naar de
mogelijkheden voor een interoperabiliteitsverdrag ERTMS. Die vraag is
inderdaad ook gesteld in het schriftelijk overleg Spoor, spoorveiligheid
en ERTMS. Ik zal daarop dan ook ingaan in de beantwoording, maar ik kan
alvast verklappen dat ik wel bereid ben om te kijken of zo'n verdrag een
waardevol instrument is, want we willen het allemaal zo soepel mogelijk
laten verlopen. Soms kan het helpen om dan een een aantal zaken daarover
op papier te zetten. Dan heeft u dus alvast een voorproefje van wat er
in de beantwoording van het schriftelijk overleg naar uw Kamer
komt.
De heer Ziengs vroeg ook nog naar de nabo's. Hij vroeg eigenlijk of de
extra investering die we daarin doen, bijna 38 miljoen per jaar, nu
voldoende is. Ik volg de risicogestuurde aanpak en heb, samen overigens
met ProRail en decentrale overheden, de ambitie uitgesproken om met
voorrang alle 180 nabo's op het openbare reizigersnet voor 2024 aan te
pakken. In alle bestuurlijke overleggen met alle regio's die de minister
en ik hebben gevoerd, heb ik hun naast geld ook gevraagd om echt
bestuurlijk commitment te tonen en echt aan de slag te gaan met de
gemeenten, om te kijken wat er aan ondersteuning, ook in praktische zin,
nodig is om echt bij de mensen aan tafel te gaan zitten, zoals dat
uiteindelijk in Hooghalen is gebeurd. Daar zijn ze letterlijk bij de
boer om de keukentafel gaan zitten met iedereen die ervoor nodig was,
ook vanuit ProRail, om te kijken hoe dit op een redelijke manier los te
trekken was en hoe de veiligheid zo snel mogelijk verbeterd kon worden.
Alle regio's hebben ook echt gezegd dat ze dat belang zien en
onderschrijven. Ik hoop dat we in combinatie met het geld daardoor ook
inderdaad die slag zullen kunnen maken voor 2024.
De heer Ziengs had ook nog een vraag over de voortgang van de afspraken
met de Duitse buren over de 740 metertreinen. Daar werken we inderdaad
op meerdere gebieden samen. Ik heb zonet een aantal voorbeelden genoemd
van waar we al gewerkt hebben: de Rotterdamse haven, Moerdijk,
Amersfoort. Voor Venlo heb ik ook een integrale aanpak in het BO MIRT
afgesproken, inclusief 740 metersporen op het emplacement en het kijken
naar een spanningssluis. We houden daarbij rekening met de programmering
in Duitsland en betrekken dat bij het regelmatige overleg met Duitsland.
Wij hebben, zoals de minister al aangaf, heel recentelijk nog een
overleg gehad met de heer Ferlemann, die ons dan ook altijd op de hoogte
stelt van de voortgang op de Betuweroute.
De heer Dijkstra vroeg naar kansen om studenten buiten de spits te laten
reizen. Eerdere proeven in onder andere Nijmegen en Groningen laten zien
dat dat heel succesvol is. Het is ook wel regionaal maatwerk, dus per
gebied worden de kansen voor een onderwijsaanpak in kaart gebracht, maar
door corona is het ook echt in een stroomversnelling geraakt. We hebben
samen met het ministerie van OCW eerst met de onderwijssector afspraken
gemaakt om tot de kerst voor die spreiding te zorgen. Inmiddels hebben
we die afspraken verlengd tot de zomer. Het is heel mooi om te zien hoe
de onderwijskoepels in die zin echt hun rol hierin pakken. Dan blijft
het nog steeds maatwerk, want er moet per gebied gekeken worden waar het
dreigt te knellen en waar het veel zou kunnen ontlasten. Het moet ook
mogelijk blijven voor de onderwijsinstellingen om het onderwijs op een
goede manier aan te bieden, maar we zitten nu wel echt met elkaar aan
tafel en we hebben ook echt ervaring opgedaan met hoe het kan werken.
Dat helpt denk ik ook voor het vervolg op dit dossier.
Dan vroeg mevrouw Kröger nog naar de Green Deal. Hoe wordt het
internationaal spoor daarin meegenomen? Binnenkort wordt de publicatie
Smart and Sustainable Mobility Strategy verwacht. We gaan ervan uit dat
ook internationaal personenvervoer daarin aandacht krijgt. In ieder
geval is er ook steun voor infrastructuurontwikkeling bij de Connecting
Europe Facility. Denkbaar is ook dat de financiering van de opstart van
nieuwe diensten aan de orde zal komen in de EU Green Deal, of dat
lidstaten ook het Europees Herstelfonds willen aanwenden voor
internationaal personenvervoer per spoor. Kortom, wij houden dat heel
scherp in de gaten. De verbinding met het oosten ligt als Nederlands
project natuurlijk voor de hand. We kijken heel goed naar de
mogelijkheden. We zullen het zeker niet laten lopen als we denken dat de
mogelijkheid zich voordoet, maar dat vraagt natuurlijk ook binnenlands
het een en ander.
Dan het Nationaal Toekomstbeeld Fiets. De heer Laçin en de heer Schonis
vroegen naar structurele middelen voor de fiets. Die structurele
middelen voor de fiets hebben we doordat we de fiets nu structureel als
mobiliteit meenemen in het Mobiliteitsfonds. Vroeger had je wellicht
inderdaad een apart potje nodig gehad, maar nu komt het gewoon steeds
structureel naar voren als modaliteit bij het zoeken van de beste
oplossing. Ik gaf al eerder in een antwoord aan dat dat voor het centrum
van Amsterdam waarschijnlijk wat anders zal zijn dan voor Neerijnen. In
beide gevallen kijk je wat er nodig is. Zo hebben we dat geborgd.
Dan de vraag van de heer Moorlag of we bereid zijn om regionale
fietsprojecten te inventariseren. Hij noemde vooral Friesland, maar ik
kijk naar het hele land, met het Nationaal Toekomstbeeld Fiets. Wij
hebben bijvoorbeeld gevraagd om de missing links in de snelfietsroutes
te inventariseren. We kijken dus echt met provincies en stadsregio's
naar regionale fietsnetwerkplannen, niet alleen in Friesland maar over
het hele land. Dat brengen we in kaart om ook de potentie van het
fietsen goed in kaart te hebben, zodat het ook goed kan worden afgewogen
in de verschillende gesprekken wanneer het gaat over het aanpakken van
mobiliteitsknelpunten.
Voorzitter, als het goed is waren dit de vragen die ik nog had in dit
blokje.
De voorzitter:
Ja, en daarmee komen we bijna aan het eind van de beantwoording door de
regering in eerste termijn. Er is nog een openstaande vraag van de heer
Van Aalst, en hij heeft daar ook nog gewoon interrupties voor.
De heer Van Aalst (PVV):
Maar die interruptie ga ik niet gebruiken voor die vraag die nog
openstaat. Er staat nog een vraag open over het spoorgoederenvervoer en
de storingen op de Kijfhoek, die nog steeds niet verholpen zijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Bij de Kijfhoek zijn al een hele tijd problemen. Daarom hebben we daar
ook gezamenlijk een apart rapport over laten maken, het
Crisislabrapport. Daar is ook uit gekomen dat deze problemen niet op
heel korte termijn op te lossen zijn. Het zal gewoon nog even duren
voordat de problemen daar structureel zijn aangepakt. Maar binnen de
stuurgroep Infra op Orde vindt over de aanpak en de voortgang echt heel
constructief overleg plaats tussen ProRail, vervoerders, het
Havenbedrijf en het ministerie. We werken daar dus echt hard aan met
elkaar. Ook de bestuurlijke omgeving is daar nauw bij betrokken. Elke
keer als er weer een storing is, is dat ongelofelijk balen, niet in de
laatste plaats voor de vervoerders, maar er wordt echt hard gewerkt aan
het verbeteren van die situatie in structurele zin.
De heer Van Aalst (PVV):
Een korte vraag. Hier was altijd een vergoedingsregeling voor, maar die
wordt zo langzamerhand een beetje afgebouwd. Ik krijg nu een beetje uit
het veld door dat ProRail dit eigenlijk alleen maar ziet als een
inspanningsverplichting. Dat is gewoon te weinig. ProRail moet gewoon
zorgen dat de zaken op orde zijn, dus dat die infrastructuur op orde is.
Het is niet alleen een inspanningsverplichting; het moet gewoon op orde
zijn, zodat we helemaal van die vergoeding af kunnen. Is de
staatssecretaris dat met mij eens en op wat voor termijn gaat dat
gebeuren?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, ik ben het ermee eens dat het op orde moet zijn. Daar is meer voor
nodig dan alleen stukje infrastructuur. Het gaat er ook om hoe je het
vervolgens zo houdt en hoe je het goed organiseert, zodat het snel op
orde komt. Daar wordt naar gekeken. Er wordt ook gekeken naar een
compensatieregeling. In de voortgangsbrief spoorgoederenvervoer die er
binnenkort aankomt, waar ik u al over vertelde, ga ik ook hierop in. Ik
deel de zorgen namelijk.
De voorzitter:
Normaal gesproken, als je dicht bij elkaar zit, kun je als voorzitter
makkelijk even met de griffier overleggen of alle vragen beantwoord
zijn. Dat gaat nu een beetje houtje-touwtje, maar ik doe mijn uiterste
best om te kijken of er nog vragen zijn blijven liggen. Ik weet in ieder
geval dat er één vraag nog niet beantwoord is, over station Hengelo.
Misschien zijn er meer van dat soort vragen. Misschien heeft de heer
Laçin ook nog één zo'n vraag liggen.
De heer Laçin (SP):
Ja, aansluitend op wat de staatssecretaris net zei over het fietsen. Ik
heb ook nog gevraagd of er vanuit het Europees Herstelfonds nog
aanvragen lopen voor fietsinfrastructuur, omdat de Fietsersbond daar ook
nadrukkelijk om vroeg en dat ook mogelijk zou kunnen zijn.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Over station Hengelo heb ik volgens mij iets gezegd in relatie tot de
ontwikkeling van de ideeën over de Berlijntrein.
En wat het Europees Herstelfonds betreft, beraadt het kabinet zich er
natuurlijk op dit moment over hoe het daarmee omgaat. Maar het is zeker
niet uitgesloten. Daar komen dus nog mooie Kamerbrieven over, meneer
Laçin.
De voorzitter:
Dan kom ik aan het einde van de eerste termijn van de regering. Voordat
we overgaan naar de tweede termijn van de Kamer zou ik willen
voorstellen om te schorsen voor de dinerpauze, zodat er nog twee vragen
kunnen worden beantwoord die in deze termijn nog niet zijn beantwoord.
Dat zijn: de vraag van mevrouw Kröger, die ik al even heb doorgegeven
aan de minister, en de vraag over de scheidingswand. Die twee vragen
worden dan voor de tweede termijn van de Kamer beantwoord, zodat u daar
in uw bijdragen rekening mee kan houden en we een goede tweede termijn
kunnen hebben. Zo zou ik het dus willen doen. Ik ga schorsen tot 19.00
uur.
De vergadering wordt van 18.10 uur tot 19.07 uur geschorst.
De voorzitter:
We hebben vandaag een debat over het MIRT. We wachten nog op een brief.
Die is al verstuurd door het ministerie, maar die is nog niet
binnengekomen bij de leden. Als die zo binnenkomt, dan wordt die geprint
en aan de leden overhandigd. We beginnen daarom alvast met onze tweede
termijn. In die tweede termijn kunnen ook moties worden ingediend; dat
is helemaal aan de leden. De leden hebben in deze termijn elk nog twee
vragen over om aan elkaar te stellen, als dat gewenst is. Ik geef als
eerste het woord aan de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter.
Laat de PVV nou eens het goede voorbeeld geven en geen moties indienen
in de tweede termijn. Ik zal u meenemen. Op 29-11-2018 vroegen wij
namens de PVV om rijbaanscheiding. Dat is zojuist ingewilligd door de
minister in haar eerste termijn. Op 25-11-2019 hebben wij een motie
ingediend over VDL Nedcar. Dat is zojuist verwoord door de minister. Op
11-12-2017 hadden we het over verkeerslichten bij Hooipolder. Daar is
zojuist een antwoord op gekomen van de minister. Op 3 december 2019
vroegen wij naar de A15. Dat is zojuist verwoord door de minister. Op 11
december 2017 vroegen wij naar de N35. Dat is zojuist verwoord door de
minister. Er is zojuist ook bekend geworden dat er door de gedeputeerden
15 miljoen is toegezegd voor Haarle. Dat is dus weer een
oplossing!
Voorzitter. Dan nog de motie-Van Aalst over de zeven MIRT-projecten, die
de minister net al even noemde. Wij zijn blij met de hele uitgebreide
onderbouwing die nog per brief naar ons toe komt. Het is altijd een
goede zaak als er een goede onderbouwing bij zit. Dat mag ik graag
horen.
Voorzitter. Verder ben ik heel erg blij met de opmerking van de minister
vorige week in de pers dat er inderdaad extra structureel geld nodig is
om onze infrastructuur op peil te houden. Dus ja, dit voelt een beetje
als pakjesavond, maar dan een dag later. Cadeautjes zijn om uit te
pakken en ik ben er blij mee.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Dijkstra van de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat is toch een geweldig bericht van de heer Van Aalst?
Dank u, voorzitter. Mede namens de heer Ziengs dank voor alle antwoorden
van de staatssecretaris en de minister. Ik heb een aantal moties voor u.
Ik begin bij nummer één.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de A12 tussen knooppunt Gouwe en knooppunt Oudenrijn een
drukke verkeersader is in het midden van de Randstad en deze bovenaan
prijkt in de top van fileknelpunten;
constaterende dat er momenteel onvoldoende geld beschikbaar is in het
MIRT en er nog een onderzoek naar de ondergrond plaatsvindt;
verzoekt de regering de A12 knooppunt Gouwe-Oudenrijn, inclusief de
aansluiting met de N11 en de Bodegravenboog, in kaart te houden en dit
wegdeel verder uit te werken, zodat dit bij een eventueel volgend
MIRT-overleg ter besluitvorming terug kan komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra, Van Aalst,
Postma en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (35570-A).
Mag ik de leden vragen om de moties op de kop neer te leggen? Dat doen
we op verzoek van de griffier en van iedereen die hier hard aan
meewerkt. Dan komen we toe aan de tweede motie.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
U krijgt er in totaal vier van mij.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Utrecht Science Park (USP), locatie Bilthoven, nu
genoemd als satellietlocatie, een veel meer volwaardige positie
inneemt;
overwegende dat deze locatie van het Utrecht Science Park een
belangrijke rol inneemt als het gaat om de regionale
kenniseconomie;
verzoekt de regering zich in te zetten om de bereikbaarheid van deze
locatie te versterken voor zowel auto als hoogwaardig openbaar
vervoer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Ziengs. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er flink geïnvesteerd wordt in de vaarweg
Lemmer-Delfzijl, waardoor de binnenvaart een belangrijkere rol kan
krijgen om in het Noorden goederen over het water te vervoeren in plaats
van over de weg;
overwegende dat enkele bruggen rondom Groningen vervangen gaan worden en
ook fietsers moeten kunnen profiteren en doorrijden in plaats van
wachten op een openstaande brug;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de huidige of nieuwe bruggen een
wat hippere naam kunnen krijgen dan Paddenpoel of Gerrit Krol,
bijvoorbeeld de Bauke- en de Mollemabrug en/of de Bauke Mollemabrug,
zodat ook de Groningse wielrenners en fietsers blij kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (35570-A).
De brief is inmiddels binnen en zal zo worden verspreid.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Rijk en regio al tijden in gesprek zijn over een
oplossing voor de financiële tegenvaller in het project Zuidasdok;
overwegende dat de Kamer in eerdere moties gevraagd heeft naar de
voortgang van het Zuidasdok;
verzoekt de regering afspraken te maken met de stad Amsterdam, waarbij
het uitgangspunt is dat Amsterdam minstens 50% bijdraagt aan de verdere
realisatie van het project Zuidasdok,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (35570-A).
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u wel en bedankt voor een goed notaoverleg over de infrastructuur
in Nederland.
De voorzitter:
U ook bedankt, meneer Dijkstra. Heeft de heer Ziengs nog moties? Nee,
hij slaat even over, zie ik. Dan komen we bij mevrouw Kröger voor haar
tweede termijn. Of wil ze die later doen, zodat ze de brief nog even kan
bekijken? Wat vindt zij prettig?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik begin er gewoon aan en dan lees ik de brief voor de
tweede termijn van de minister.
Ik heb een viertal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor verkeersemissies er twee verschillende
rekenmodellen worden gebruikt, namelijk een combinatie van SRM-2 en OPS
voor de verlaging van de maximumsnelheid en SRM-2 voor projecten waar
verkeersemissies een rol spelen;
overwegende dat SRM-2 een afkap heeft bij 5 kilometer voor het berekenen
van de stikstofdepositie;
overwegende dat voor alle andere sectoren OPS wordt gebruikt, en alleen
voor het wegverkeer SRM-2 wordt gehanteerd;
overwegende dat hierdoor de emissies voor het wegverkeer onderschat
worden, wat onrechtvaardig is naar andere sectoren zoals de landbouw,
maar ook geen goed beeld geeft van de effecten op natuurgebieden of de
effecten van maatregelen op die natuurgebieden;
verzoekt de regering om een eenduidig rekenmodel te hanteren voor alle
emissies die tot stikstofdepositie leiden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister het SRM-2-gedeelte van de snelheidsverlaging
specifiek wil inzetten voor het SRM-2-berekende gedeelte van zeven
MIRT-projecten;
overwegende dat woningbouwprojecten ook deposities kennen die met SRM-2
worden berekend;
overwegende dat 30% van de depositieruimte ten goede moet komen aan de
natuur;
verzoekt de regering om bij alle projecten waarbij deposities worden
berekend met SRM-2 en gebruik wordt gemaakt van het SSRS, specifiek
alleen gebruik te maken van het SRM-2-gedeelte van het SSRS en daarbij
ook rekening te houden met de 30% voor de natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (35570-A).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat waren de twee moties over stikstof. Dan nog een motie over het
thuiswerken en de langetermijneffecten postcorona en hoe we die gaan
meenemen in alle modellen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de KiM-studie "Thuiswerken in coronatijd" stelt dat 55%
tot 70% van de thuiswerkers dit als positief ervaart en 40% tot 60%
aangeeft dit regelmatig te willen blijven doen;
overwegende dat de overheid en werkgevers dit kunnen faciliteren zodat
dit ook mogelijk wordt;
overwegende dat hiermee heel veel spitsverkeer kan worden
vermeden;
overwegende dat hiermee een trendbreuk kan ontstaan waarbij economische
groei niet langer is gekoppeld aan mobiliteitsgroei en we een heel ander
vooruitzicht op de vraag naar nieuwe infrastructuur krijgen;
verzoekt de regering om verder te verkennen hoe meer thuiswerken
structureel ons mobiliteitsgedrag kan veranderen, mits goed
gefaciliteerd, wat dit moet betekenen voor de modellen zoals de NMCA en
wat dit kan betekenen voor de mobiliteitsvraag,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (35570-A).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, tot slot. Hoe zit ik in mijn tijd? Ik begrijp dat ik nog
anderhalve minuut heb.
Dan de motie over de A27. Ik vind het echt ongelofelijk dat we hier het
debat voeren over de verbreding van een snelweg, een nieuw
snelwegproject, ten koste van echt kwetsbare natuur in Amelisweerd. Ik
snap niet dat de minister doorgaat met dit project dat in 2029 pas
afgerond en opgeleverd moet worden. Waarom dan niet meer zorgvuldigheid?
Financieel, stikstof, het hele pakket. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nog grote onzekerheden zijn rond het tracébesluit
voor de A27 Amelisweerd, onder andere met betrekking tot de
financiering, de stikstofruimte en de effecten op prioritaire
habitats;
verzoekt de regering om voorlopig geen uitvoering te geven aan het
voorliggende tracébesluit voor de A27,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Laçin, Moorlag en Van
Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (35570-A).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u ook. We gaan door naar het CDA, naar mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (CDA):
Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen en hun ondersteunende staf voor
de beantwoording. Het CDA vindt het belangrijk om verkeersveiligheid op
alle N-wegen in Nederland te verbeteren, zodat bijvoorbeeld ook de
fietsoversteekplaats tussen Schagen en Wieringerwerf op de N248 kan
worden meegenomen. Daarvoor hebben wij vier moties. Ik ga beginnen met
de motie over verkeersveiligheid.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de N-wegen in Nederland erg onveilig zijn;
overwegende dat vergevingsgezinde infrastructuur ervoor kan zorgen dat
schade bij ongevallen wordt beperkt doordat deze er rekening mee houdt
dat een weggebruiker een fout kan maken of uit koers kan raken;
overwegende dat in Vlaanderen ervaring hiermee wordt opgedaan via onder
andere een handboek met praktische richtlijnen;
verzoekt de regering de mogelijkheid in kaart te brengen op welke wijze
de N-wegen veiliger kunnen worden gemaakt en in hoeverre
vergevingsgezinde infrastructuur hierbij een rol kan spelen, en de Kamer
hierover in het voorjaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma, Remco Dijkstra, Stoffer,
Schonis en Moorlag.
Zij krijgt nr. 22 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er grote vertraging dreigt bij de realisatie van de
zuidelijke ringweg in Groningen;
overwegende dat een structurele impasse lijkt te gaan ontstaan om tot
een oplossing te komen tussen Rijkswaterstaat, aannemerscombinatie
Herepoort, provincie Groningen en gemeente Groningen;
overwegende dat een structurele impasse er tevens voor kan zorgen dat
drie regionale projecten (verdubbeling N33, Wunderline en spoorlijn
Veendam-Stadskanaal) onder druk kunnen komen te staan vanwege oplopende
tekorten;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de betrokken partijen om te
bezien hoe de dreigende impasse kan worden doorbroken en de Kamer te
informeren over de uitkomsten van dit gesprek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma en Laçin. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de A4, A13 en A12 in de agglomeratie Den Haag meer
verkeersdrukte kennen dan oorspronkelijk berekend;
constaterende dat dit door de verschillende uitbreidingsplannen zoals de
ontwikkeling Binckhorst en A4/N14 alleen maar toe zal nemen;
overwegende dat omwonenden van de omliggende nieuwbouwwijken Den Haag,
Delft Noord, Rijswijk en Voorburg zich zorgen maken om de toename van
geluidshinder;
verzoekt de regering de toekomstige geluidsbelasting in kaart te brengen
en aan te geven welke geluidwerende maatregelen genomen kunnen worden om
de geluidshinder zo veel als mogelijk leefbaar te houden voor de
omwonenden en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma en Schonis. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een drempelloze overstap naar andere vervoersmiddelen
middels een mobiliteitshub bijdraagt aan een toekomstbestendig en
gebruiksvriendelijk openbaarvervoergebruik;
overwegende dat de provincie Gelderland in haar meest recente
mobiliteitsvisie sterk inzet op mobiliteitshubs en hiermee wil
experimenteren;
verzoekt de regering het breed beschikbaar maken van mobiliteitshubs te
onderzoeken en hier samen met de provincie Gelderland een pilot naar te
starten in Gelderland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (35570-A).
Dan ga ik, denk ik, naar de heer Amhaouch.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, mag ik …
De voorzitter:
Maar natuurlijk mag mevrouw Kröger een vraag stellen. Ze heeft er
twee.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is eigenlijk een punt van orde. Want mijn tweede termijn is
afgelopen en ik lees nu de brief. Daarin staat in antwoord op mijn vraag
naar specifieke cijfers: het gaat dus om veel cijfers — wat een geniaal
antwoord is als je vraagt naar cijfers. Ik zou de minister toch willen
vragen om serieus antwoord te geven op mijn vraag. Ik begrijp dat dat
niet meer in dit debat lukt.
De voorzitter:
Die vraag kan de minister straks beantwoorden. Dit is de tweede termijn
van de Kamer. U heeft uw vraag nu gesteld.
Dan kom ik bij de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Ook mijnerzijds dank aan de minister en de staatssecretaris
voor de beantwoording van de vragen. Daar gaat heel veel goed en daar
kan ook nog heel veel beter, zullen we met z'n allen maar zeggen.
Ik heb eerst een drietal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering een keuzebesluit te maken voor de verbinding
Heerlen-Aken voor 1 april 2021,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch en Laçin. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een deltaplan voor en van het Noorden bijdraagt aan
het toekomstig groeivermogen van Nederland;
overwegende dat de Lelylijn:
de vier noordelijke provincies (Friesland, Groningen, Drenthe en Flevoland) in staat stelt een schaalsprong te maken voor een goede bereikbaarheid;
de koppeling met de grote woningbouwopgave van 100.000+-woningen positief bijdraagt aan de haalbaarheid en als een economische katalysator werkt;
in de toekomst een belangrijke toegevoegde waarde heeft voor de bereikbaarheid van/naar Lelystad Airport en de grensoverschrijdende aansluiting met Bremen/Hamburg;
verzoekt de regering in samenwerking met de vier noordelijke
provincies een deltaplan van en voor het Noorden op te stellen waarin
een integraal plan met IenW, BZK en EZK wordt opgesteld om de
bereikbaarheid en het wonen en werken in het Noorden te stimuleren,
waarbij de Lelylijn een belangrijk onderdeel is, en de hoofdcontouren
van dit deltaplan met de Kamer te delen voor 1 mei 2021,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Schonis en Terpstra.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op korte en middellange termijn de IC Amsterdam-Berlijn
het meest efficiënt is met een Europees ICE-station via Hengelo;
verzoekt de regering een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar een
ICE-station op Hengelo voor de verbinding Amsterdam-Berlijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch en Ziengs. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (35570-A).
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dan een laatste punt. Er is vandaag heel veel gezegd over de
Maaslijn. Nogmaals, de Maaslijn is geen regionale lijn. Het was ooit een
regionale lijn, maar dat is het nu niet meer. We hebben er alle
vertrouwen in dat de staatssecretaris met de bestuurders, de provincies
Brabant, Limburg en Gelderland aan tafel gaat zitten om hier een
oplossing voor te zoeken. Want het kan inderdaad niet zo zijn dat na
drie keer rekenen de rekening dadelijk weer bij de provincies komt te
liggen.
De voorzitter:
Dan kom ik bij de volgende spreker in dit debat; dat is de heer Laçin
van de SP.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. We zaten met smart te wachten op de brief. Mevrouw
Kröger refereerde er al aan. Ik moet zeggen dat de brief wel recht doet
aan de beantwoording van de minister, want er staat bijna niks in. De
beantwoording van deze minister was heel slecht onderbouwd, werd
voorgelezen en verdiepende vragen kregen geen antwoord. We zouden een
brief krijgen met de cijfers. Daarin staat dat het heel veel cijfers
zijn. Maar zo ver waren we al. Dus wat mij betreft graag alle cijfers
nasturen, zodat we ze zo snel mogelijk alsnog kunnen behandelen. Want
dat het vandaag niet is gelukt, ligt volgens mij niet aan de
Kamer.
Dan heb ik het gehad over de Lelylijn. In het spoorordeningsdebat heb ik
al een motie ingediend waarin ik vroeg om een MIRT-verkenning inclusief
MKBA. Die motie heb ik aangehouden omdat er nog geen zicht was op 75%
financiering. Vandaar dat ik de volgende motie indien om daar wél toe te
komen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het potentieonderzoek voor de Lelylijn is afgerond en
kansen biedt voor versnelling en woningbouw;
overwegende dat financiering belangrijk is voor het realiseren van de
Lelylijn;
verzoekt de regering in kaart te brengen welke mogelijkheden er zowel
nationaal als Europees zijn om de financiering voor de Lelylijn rond te
krijgen en de Kamer hierover voor de verkiezingen te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29 (35570-A).
De heer Laçin (SP):
Ik heb het ook gehad over Heerlen-Aken. De staatssecretaris kent mijn
inzet wat dat betreft. We konden elkaar ook al redelijk vinden, heb ik
zo het idee. Daarom heb ik mede de motie van de heer Amhaouch
ondertekend om er weer wat vaart achter te zetten.
Ik heb ook aandacht gevraagd voor de Maaslijn. De heer Moorlag zal
straks met een motie komen waar mijn naam onder staat.
Ook heb ik een motie van de mevrouw Postma meeondertekend over de Ring
Zuid Groningen, want ik vind echt dat Groningen zo snel mogelijk een
passende oplossing verdient, dat de werkzaamheden daar door moeten gaan
en dat vooral omwonenden niet langer dan nodig in de overlast moeten
zitten.
Ik heb ook aandacht gevraagd voor de bruggen in Groningen. Daar heb ik
wel zelf een motie over.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voornemens is om de Paddepoelsterbrug en
de Gerrit Krolbrug te vervangen met vaste en hogere varianten;
overwegende dat de bruggen daardoor minder toegankelijk zijn voor
fietsers, voetgangers en mensen die minder mobiel zijn;
overwegende dat omwonenden, de Fietsersbond en verschillende
organisaties zich hebben uitgesproken voor lagere en beweegbare
bruggen;
overwegende dat het belang van fietsers en voetgangers evenredig moet
worden meegenomen in besluitvorming;
overwegende dat veilige varianten voor lagere en beweegbare bruggen zijn
uitgewerkt;
verzoekt de regering gehoor te geven aan de oproep van omwonenden en
verschillende organisaties en de varianten voor lagere en beweegbare
bruggen op te nemen als mogelijkheid voor verdere uitwerking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Schonis, Kröger, Van Esch
en Moorlag.
Zij krijgt nr. 30 (35570-A).
Daarmee komt u aan het eind? Of heeft u er nog een paar?
De heer Laçin (SP):
Ik heb toch nog even, voorzitter?
De voorzitter:
U heeft volgens mij in totaal vijf minuten en u zit nu op een kleine
drie minuten.
De heer Laçin (SP):
Tot slot. Ik ga die vijf minuten niet volmaken. Ik heb vooral de
staatssecretaris ook gevraagd om goed te kijken naar woningbouw en het
concept van bewegen en bouwen. Ik zie dat de staatssecretaris volop aan
de slag is met dat concept en ik hoop dat zij ons regelmatig daarover op
de hoogte houdt, omdat de MIRT-verkenning met 75% toch weer losstaat van
de woningbouw; maar we staan voor een hele grote opgave en dat moeten we
gewoon integraal aanpakken.
Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan komen we bij de heer Schonis van D66.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Goed voorbeeld doet goed volgen, meneer Van Aalst,
dus ook ik heb deze keer geen moties. Maar ik heb wel een aantal
opmerkingen. Natuurlijk eerst bedankt voor alle antwoorden. Dat
compliment had ik al eerder gemaakt en zal ik hier dus overeind
houden.
Bij wat we vandaag bijvoorbeeld hebben gezien bij de A27 merk ik dat het
soms toch wel verrekte lastig is om als Kamerlid je werk te doen; dat
kan ik wel zeggen na hier nu ruim twee jaar te hebben vertoefd. Je zit
hier namelijk niet alleen als volksvertegenwoordiger maar ook als
controlerende instantie. Daarom vind ik het toch wel lastig om op een
dag als vandaag te moeten horen: er komt wel een brief aan en ik heb
alles goed uitgezocht qua stikstof. En dan krijg ik inderdaad vrij
summiere antwoorden en een verwijzing naar het tracébesluit. Ik kan al
die stukken downloaden en gaan lezen; daar heb ik het als Kamerlid dan
mee te doen. Vervolgens krijgen we ook nog de mededeling: wat de
financiële kaders betreft klopt het dat ik nog niet bij u ben geweest,
maar er is een brief, er is een risicoreservering opgenomen, en op enig
moment moet er dan worden afgerekend. Dat klopt formeel ongetwijfeld
allemaal, maar het geeft natuurlijk wel een heel raar beeld, ook van hoe
je je werk doet.
Ik wil aan de voorkant goede kaders kunnen stellen. Daarom ben ik blij
dat we nu naar het Mobiliteitsfonds toegaan in plaats van dat we alleen
een Infrafonds hebben. Want daarmee kunnen we hopelijk de volgende keer
duidelijkere kaders meegeven aan de regering in de trant van: kijk niet
alleen naar asfaltprojecten maar ook naar bijvoorbeeld de fiets. Ik ben
heel blij met de antwoorden van de staatssecretaris dat de fiets zo
meteen volwaardig wordt meegenomen en dat ov zo dadelijk volledig wordt
meegenomen. Maar dat kader hebben we nu nog niet, dus moeten we het doen
met wat we hebben. Ik vind dat erg jammer, maar ik kan er op dit moment
heel weinig anders van maken dan mijn teleurstelling erover uit te
spreken.
Ik heb een aantal moties meeondertekend, onder andere de motie van de
heer Laçin over de bruggen in Groningen. Dat is ook zo'n duidelijke
motie, die aansluit bij wat ik vanmiddag al aangaf. Je hebt gewoon een
opgave in een stad en de buurt vraagt: neem onze ideeën serieus, nemen
onze oplossing serieus. En dan zegt de minister hier: ik heb de
richtlijn voor vaarwegen, die vind ik veel belangrijker en daar ga ik
voorlopig dus niet van afwijken. Tuurlijk, formeel heeft u die richtlijn
wel, maar dat ontslaat u niet van de verplichting om te luisteren naar
de buurt. Vandaar een heel eenvoudig verzoek: neem die bewoners serieus
en neem zo'n oplossing nou aan de voorkant mee, zodat u dat later bij uw
uiteindelijke besluit goed kunt afwegen en u kunt laten zien dat u alle
belangen van de omwonenden gehoord heeft. Dat u daar uiteindelijk een
andere keuze in maakt dan wat de omwonenden op dit moment zouden willen,
is nu eenmaal wat besluitvorming en bestuurlijk handelen inhoudt. Maar
dat ontslaat u niet van de verplichting om te luisteren.
Voorzitter. Misschien is dat wel de afsluitende boodschap van mij voor
dit MIRT: stop nooit met luisteren. De minister zegt: wij zijn met de
projectorganisatie heel hard aan het nadenken middels
participatieplannen, en de OV ombudsman heeft meegekeken. Dat is heel
goed om te horen, maar dat is nog steeds niet echt wat ik bedoelde in de
zin van hoe je dat dan verinnerlijkt hebt in de haarvaten van je
organisatie en je omgevingsmanagement. Heb daar aandacht voor, blijf
luisteren. Misschien is dat wel de afsluitende boodschap.
Voorzitter. Daar laat ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Moorlag van de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de beantwoording.
Ik vind het mooi om te zien dat de heer Amhaouch — hij is er op dit
moment niet — met zo veel vuur een project bepleit dat van groot belang
is voor Noord-Nederland. Ik heb vandaag gesproken over een project in
Limburg en daarover wil ik de volgende motie indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het opwaarderen en elektrificeren van de Maaslijn een
verbetering en versterking van het nationale spoornetwerk is;
overwegende dat de betrokken provincies maar liefst 75% van de dekking
van de geraamde kosten voor dit rijksinfraproject hebben
toegezegd;
verzoekt de regering het project binnen de scope en volgens plan in 2024
te doen realiseren en eventuele meerkosten niet op de betrokken
provincies af te wentelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag, Laçin, Amhaouch en
Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 31 (35570-A).
De heer Moorlag (PvdA):
De motie is ook ingegeven doordat ik vind dat zaken die misgaan bij het
onder controle houden van de planning maar ook van de budgettering van
projecten niet op medeoverheden afgewenteld mogen worden, ook al staan
ze daar strikt genomen niet geheel voor aan de lat. Dat zien we ook bij
de ringweg in Groningen. Te goeder trouw is daar aangenomen dat alles
binnen het budget zou kunnen. Ik vind dat de minister en dat de regering
die verantwoordelijkheid moet nemen. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering verantwoordelijkheid te nemen voor het niet binnen
budget en planning realiseren van de Ring Zuid in Groningen, mede om te
voorkomen dat regionale infraprojecten zoals de verdubbeling van de
N33-Midden en de spoorlijn naar Stadskanaal gaan sneuvelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 32 (35570-A).
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben het niet oneens met de motie van mevrouw Postma, maar die roept
op tot het aangaan van overleg. Volgens mij vindt er al overleg plaats.
Waar het hier om gaat, is dat er ook gewoon verantwoordelijkheid wordt
genomen.
Voorzitter. Ten slotte wil ik over twee onderwerpen nog een aantal
opmerkingen maken. Ten eerste over die brug en hoe die moet gaan heten.
Volgens mij ambieert de heer Dijkstra een carrière in het lokale
bestuur. Ik zie hem nog wel terugkomen als gemeenteraadslid. Hij had het
eerder over het parkeerbeleid in Utrecht en zoefde over de naamgeving
van bruggen. Maar de minister heeft zich hier beroepen op de richtlijn
voor vaarwegen. Wij hebben ook een richtlijn voor autosnelwegen en die
passen we ook niet altijd strikt toe. Als ik over de A44 vanaf Schiphol
en langs Leiden rijd, dan stuit ik op enig moment op Wassenaar. Daar zie
je gewoon dat de richtlijn voor autosnelwegen op dat stukje van
Wassenaar naar Den Haag niet wordt toegepast, simpelweg omdat die weg
door bebouwd gebied gaat, omdat daar andere functies zijn en omdat daar
andere belangen zijn. Dan vind ik dat je hier — bij 50 schepen per dag,
maar 15.000 fietsers per dag — niet al te recht in de leer moet zijn.
Mijn oproep is dan ook om die alternatieven van de bewoners serieus te
nemen, ook al vergt dat concessies aan de richtlijn vaarwegen.
Voorzitter. Helemaal tot slot, voor zover ik de tijd niet overschrijd,
het project A27. Dat wekt toch wel een beetje de indruk dat het
tracébesluit tussen de soep en de aardappels door nog even voor het eind
van deze kabinetsperiode erdoor geduwd wordt. 250 miljoen aan meerkosten
waar nog geen dekking voor is. Nou, het hele snellefietspadenplan van de
staatssecretaris zou daarmee gefinancierd kunnen worden! Ik heb vier
projecten genoemd in Friesland. Die beslaan qua budget nog geen 10% van
die 250 miljoen. Ik vind dat zaken fatsoenlijk tegen elkaar afgewogen
moeten worden. Dat er zomaar 250 miljoen wordt uitgetrokken …
Niet alleen gaat het tussen de soep en de aardappels door, het is ook
een project waar naar mijn smaak toch wel heel erg veel gaten tussen de
kaas zitten, of heel erg weinig kaas tussen de gaten. Ik moet nog maar
zien of dat stikstofverhaal de botsproef met de Raad van State
overleeft. Ik maak mij wat zorgen als de minister zegt: woningbouw heeft
voorrang — zie de motie die eerder door mij is ingediend — en dan hoor
ik de formulering "de woningbouwprojecten zijn in beeld". Daarbij gaat
het om woningbouwprojecten in de wijde omgeving, tot in Gelderland aan
toe!
De voorzitter:
En uw slotzin is?
De heer Moorlag (PvdA):
Mijn slotzin is: neem de adviezen van de commissie-Remkes meer ter harte
en ga niet op pad met projecten waarvan je kunt vermoeden dat de
kreukelzone van die projecten bij de Raad van State niet bestand is
tegen de impact van de botsing.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan komen we bij de Partij voor de Dieren, mevrouw Van
Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik zal eerst nog even ingaan op de brief die net
verstuurd is. De eerste vraag is dit. Mijn vraag was of de bouwmethode
met schermwanden veilig is. Dan is het antwoord: de technische
uitvoerbaarheid van een bouwmethode is uitgebreid onderzocht. Ja, maar
mijn vraag is of het veilig is. Ik vraag het nog een keer: kunt u 100%
garanderen dat die schermwand die daar wordt gebouwd, veilig is? Veilig
voor de omwonenden die daar wonen? Dat het technisch uitvoerbaar is, dat
zal wel, maar dat was eigenlijk de vraag niet.
De tweede vraag betreft de natuurcompensatie. Er staat in de brief dat
de schermwand past binnen het ruimtebeslag zoals eerder opgenomen in het
OTB. Dan wil ik dus zeker weten dat die 3 meter brede schermwand die
daar staat, niet tot extra bomenkap gaat leiden. Dan wil ik de
100%-garantie dat er geen extra bomen moeten worden gekapt voor de
aanleg van die 3 meter brede schermwand. Dat lijkt hier het geval, maar
just checking, zo gezegd.
Dan ga ik door naar de moties, want ik heb niet zo heel veel tijd en ik
heb er een heleboel.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat het
tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht getekend en gepubliceerd heeft;
constaterende dat het aannemelijk is dat het tracébesluit Ring Utrecht
wederom niet houdbaar blijkt bij de rechter;
constaterende dat het kappen van eeuwenoude bomen een onomkeerbaar
proces is;
van mening dat het kappen van bomen ten tijde van een klimaatcrisis
uitermate onwenselijk is;
spreekt uit dat er voor de werkzaamheden rondom de A27/A12 geen enkele
boom gekapt mag worden, ook niet voor voorbereidende werkzaamheden, in
ieder geval totdat alle juridische bezwaren volledig zijn
afgehandeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kröger en Laçin. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 33 (35570-A).
U heeft nog ruim een minuut.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik ga heel snel praten dan.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Commissie voor de m.e.r. in haar laatste advies nog
meerdere tekortkomingen constateerde;
constaterende dat de minister aangeeft dat de Commissie voor de m.e.r.
niet opnieuw om advies gevraagd wordt;
constaterende dat de Commissie voor de m.e.r. als onafhankelijke partij
de juistheid en volledigheid van milieueffectrapportages
controleert,
verzoekt de regering het genomen tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht
alsnog voor te leggen aan de Commissie voor de m.e.r.,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kröger en Laçin. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 34 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aannemelijk is dat het tracébesluit A27/A12 Ring
Utrecht wederom niet houdbaar blijkt bij de rechter;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de 1,2 miljard euro die
gereserveerd is voor dit project besteed kan worden aan infrastructuur
die wel in lijn is met de klimaatambities zoals investeringen in lokaal
openbaar vervoer of snelle internationale treinverbindingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kröger en Laçin. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 35 (35570-A).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende de drukte in de natuur;
constaterende de rust op de (snel)weg;
van mening dat er meer natuur nodig is en minder asfalt;
verzoekt de regering in te zetten op het realiseren van meer natuur en
minder asfalt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kröger en Laçin. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 36 (35570-A).
Gewoon helemaal keurig binnen de tijd ook. Wat een supersnelheid.
Respect.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik had minder snel kunnen praten. Maar goed, oké.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de laatste spreker in deze termijn en dat is de heer
Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik had drie moties, maar ik heb er nog maar één over. Ik
begin met het danken van de minister en de staatssecretaris voor het
beantwoorden van al mijn vragen. Ik heb geturfd.
Mooi dat we begin komend jaar de resultaten ten aanzien van het station
bij Barneveld op de lijn Apeldoorn-Amersfoort naar de Kamer krijgen.
Vandaar geen motie.
Ook mooi dat de minister met Gorinchem in de slag gaat om te kijken of
dat bedrijventerrein daar ontsloten kan worden, dus ook die motie komt
niet.
Voor Hoevelaken was er genoeg toezegging, maar aan de andere kant denk
ik dat het met alle commotie rond de A27 best goed is om als Kamer in
elk geval de uitspraak te doen dat we snel willen beginnen bij
Hoevelaken. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rapportage Rijkswegennet aangeeft dat de aanpak van
knooppunt Hoevelaken pas in 2024 van start zal gaan;
overwegende dat het tracébesluit binnenkort genomen kan worden;
verzoekt de regering zo snel als mogelijk te beginnen met de
daadwerkelijke aanpak van knooppunt Hoevelaken en hiertoe de
noodzakelijke stappen te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer, Remco Dijkstra en
Postma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 37 (35570-A).
Er is ook nog een vraag over van mevrouw Kröger, maar misschien is het
een punt van orde. Dat weet ik natuurlijk niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
In het geheel niet. Het is een vraag. Ik heb eigenlijk een vraag over de
A27. De heer Stoffer zegt dat er een heleboel commotie over is. Dat
voelt hij goed aan. Ik heb bij de begrotingsbehandeling aan de heer
Stoffer gevraagd of we niet moeten zorgen voor echt zorgvuldigheid,
waardoor we waarschijnlijk meer snelheid behouden. Dit project wordt op
zijn vroegst in 2029 opgeleverd. Op dit moment rammelt het
stikstofverhaal, dus heb je grote kans dat het teruggefloten wordt.
Waarom dan niet wat meer zorgvuldigheid en een beter besluit, vraag ik
nogmaals aan de heer Stoffer. Kijkt hij er anders naar nu hij het
tracébesluit gezien heeft met een passende beoordeling, met het moeizame
stikstofverhaal?
De heer Stoffer (SGP):
Nee. Ik ben altijd bereid om dingen te heroverwegen, maar ik heb hier
geen ander inzicht in. Er is twaalf jaar op gestudeerd. De noodzaak is
enorm, zowel voor de doorstroming als voor de verkeersveiligheid.
Natuurlijk is het nu even anders in deze periode, maar ik sta daar echt
niet anders in. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit project goed
uitgevoerd gaat worden. Dus ik zou zeggen: liever gisteren de schop …
Nou ja, dat was zondag, dus dat moeten we niet doen. Liever vanochtend
dan de schop de grond dan morgen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Stoffer zegt nu: het is nu even anders. Ik refereer helemaal
niet aan de coronacrisis, aan het verkeerseffect van thuiswerken. Ik
refereer aan het stikstofverhaal. Volgens mij kijkt de SGP ook kritisch
naar hoe we omgaan met de stikstofcrisis om te zorgen dat het niet
disproportioneel bij boeren terechtkomt. Dat is natuurlijk precies wat
we nu doen, op het moment dat we op deze manier stikstofdeposities
compenseren.
De heer Stoffer (SGP):
Wij vinden als SGP dat je wat betreft stikstof bij de landbouw net moet
doen als bij verkeer, dus afkappen op die 5 kilometer rondom waar het
vandaan komt. Dus niet het verkeer à la de landbouw aanpakken, maar de
landbouw à la verkeer. Ik denk dat dat de goede weg is en ik hoop dat de
Kamer deze week die richting inslaat.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan komen we daarmee aan het eind van deze termijn van
de Kamer.
De heer Stoffer (SGP):
Nee, voorzitter. Ik had nog een laatste opmerking.
De voorzitter:
Dat mag natuurlijk.
De heer Stoffer (SGP):
Zeker. Er was een mooie motie van de heer Moorlag met betrekking tot de
Maaslijn. Ik wou de nadruk daarvan onderstrepen. Natuurlijk heeft de
staatssecretaris er van alles over gezegd. Er kan in de regio van alles
gebeurd zijn, maar het is rijksinfrastructuur in de regio. Dus ook
vanuit het oosten wil ik dat project in het zuiden van harte
ondersteunen. Dat wou ik toch maar even gezegd hebben.
De voorzitter:
Gezegd hebben of ook mee indienen? Ik heb begrepen dat de heer Ziengs de
motie van Amhaouch mee gaat indienen.
De heer Stoffer (SGP):
Als dat mag van de heer Moorlag, doe ik dat graag.
De heer Moorlag (PvdA):
Zeker.
De heer Stoffer (SGP):
Dank voor de suggestie, voorzitter.
De voorzitter:
Prima. Dan doen we dat op die manier. Er worden dus twee moties
aangepast. Ik geef het even door aan de griffier. Die noteert dat
allemaal en dan komt dat helemaal goed. Ik schors deze vergadering tot
acht uur, zodat de moties kunnen worden bekeken. Ze worden hier ieder
moment binnengebracht.
De vergadering wordt van 19.43 uur tot 20.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik hervat de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur
en Waterstaat. Ik gebruik mijn hamer eigenlijk nooit, maar het is toch
wel een keer leuk. Hartelijk welkom terug aan de bewindspersonen en ik
geef hen graag het woord voor het behandelen van de laatste vragen die
zijn gesteld in de tweede termijn en het behandelen van de moties. De
minister krijgt als eerste het woord.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Het was inderdaad een ferme klap. Ik moet zeggen
dat hij hier van dichtbij wel binnenkomt.
Ik dank de leden voor hun inbreng in de tweede termijn. Ik denk dat we
een heel goed debat hebben gehad met elkaar. Ik zal inderdaad nog een
paar vragen langslopen en dan de moties.
De term die mevrouw Postma gebruikte, de vergevingsgezinde berm, vind ik
zelf ook wel een heel mooie, waar je echt een beeld bij hebt.
De heer Schonis zegt: blijft luisteren. Dat zal ik zeker doen, meneer
Schonis. Om in de beeldspraak te blijven: dat is niet aan dovemansoren
gericht. Dat zal ik altijd graag doen.
Mevrouw Van Esch had het nog over de schermwanden: is het dan ook
veilig? Uiteraard, anders gaan we dat niet doen. We gaan niet met een
onveilige oplossing aan de gang.
Zijn de aangepaste modelcijfers van het KiM meegenomen, vroeg mevrouw
Kröger nog. Het tracébesluit is gebaseerd op het meest actuele model.
Dat gaat uit van de meest actuele uitgangspunten. Dit NRM kijkt ook naar
2030, met een doorzicht naar 2040. Het KiM maakt een inschatting van de
gevolgen van de pandemie voor de termijn tot 2025. Er is een inschatting
gemaakt van de effecten van thuiswerken, die er dan waarschijnlijk zijn.
Deze gegevens geven geen reden tot andere overwegingen, want de groei in
het verkeer blijft doorgaan, zoals we u straks ook al zeiden.
Dan nog in de richting van de heer Schonis.
De voorzitter:
Voordat u dat doet, nog een paar interrupties. Ik zag mevrouw Van Esch
als eerste en daarna mevrouw Kröger.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik mis nog het antwoord op de vraag over bomenkap, wat betreft die 3
meter brede schermwand. U zei net "hij is veilig", maar ik had ook nog
gevraagd of er geen bomen voor specifiek deze schermwand worden
gekapt.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat klopt. Het antwoord daarop kan ik nu niet zo snel produceren. Ik had
u toch al toegezegd om alles wat ik in eerste termijn van onze kant, van
de kant van het kabinet, had gezegd hierover nog even netjes
overzichtelijk voor u op een rij te zetten. Ik stel voor dat we dit punt
daar dan even bij meenemen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik blijf die verschillende modellen die de minister hanteert toch een
beetje moeilijk vinden. Aan de ene kant is nu dit tracébesluit gebaseerd
op een verkeersmodel tot en met 2040 waar de effecten van thuiswerken
niet inzitten. Dan zegt de minister "dat hebben we in het KiM-ding
onderzocht", maar dat gaat maar tot 2025. Dus de langetermijneffecten
van een à twee dagen thuiswerken — de minister heeft daar zelf van
gezegd: dat gaat er komen, daar zetten we op in, dat is een beleidsdoel
— zitten dus niet in de verkeersmodellen die onder de A27 liggen. Klopt
dat?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daarvan heb ik al aangegeven dat dat in dit geval, omdat we weten dat de
problemen zeker zo groot zijn, echt het verschil niet gaat maken. We
zijn er dus echt van overtuigd dat dit sowieso moet gebeuren.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind het fijn dat de minister overtuigd is, maar ik wil het ook heel
graag zien. En als ik kijk naar die KiM-studie, zie ik dat dat een à
twee dagen thuiswerken niet structureel in dat model zit. Bovendien gaat
het maar tot 2025. De minister heeft gezegd dat dat wel in de nieuwe
NMCA komt. Kan de minister aangeven hoe met de een à twee dagen
thuiswerken het verkeersbeeld voor de A27 eruitziet?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee. Wat ik aan mevrouw Kröger aangeef, is dat de problematiek sowieso
dusdanig ernstig is dat de A27 nodig is. Voor nieuwe projecten, voor
langere doorkijken, gaan we daar uiteraard mee aan de slag, maar dat
gaat hier echt geen verschil maken.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de minister haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kom bij de vraag van de heer Schonis over de risicoreservering voor
de A27. Nog een keer: als er een risico wordt geconstateerd, wordt na
validatie — we moeten natuurlijk altijd eerst kijken of het klopt — een
financiële reservering getroffen binnen de vrije investeringsruimte in
het Infrastructuurfonds. Als het risico onvermijdelijk is, wordt het
projectbudget aangevuld met de hiervoor gereserveerde middelen uit die
vrije investeringsruimte. Hierdoor is dus sprake van dekking van de
tegenvaller en is er dus ook geen tekort voor een volgend kabinet. Dat
is hoe de systematiek precies werkt.
Voorzitter. Nu kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 14 over de
A12, het knooppunt Gouwe-Oudenrijn, kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Het oordeel op de motie op stuk nr. 14 is oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ook de motie op stuk nr. 15 krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 15: oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 16 van de heer Dijkstra gaat over de naamgeving van
bruggen. Ik moet daarbij aangeven dat ik best begrijp dat de heer
Dijkstra hier goede bedoelingen mee heeft, maar dit is een bevoegdheid
die echt bij de provincie maar vooral bij gemeenten ligt. Ik ga er dus
niet over. Laat ik in alle bescheidenheid zeggen dat mijn bemoeienis met
namen, gezien de Zeesluis IJmuiden, ook niet echt groot is.
(Hilariteit)
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Laat ik die hand in eigen boezem steken. Dan komt er waarschijnlijk weer
gewoon een Paddepoelsterbrug uit. Daarmee moet ik de motie dus toch
ontraden, maar dat is dus vooral omdat ik er niet over ga.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dan doe ik de suggestie richting Groningen om daar een prijsvraag van te
maken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 16 krijgt ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 17 over het Zuidasdok. Ik verzoek de
heer Dijkstra om deze motie aan te houden, omdat de staatssecretaris en
ik met de partners in Noord-Holland, de regio en Amsterdam hierover in
overleg zijn.
De voorzitter:
Meneer Dijkstra, wat is daarop uw antwoord?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat wil ik even overwegen. Daar heb ik nog een paar dagen de tijd voor,
maar wanneer krijgen we dan iets te horen? Want ik kan de motie
aanhouden tot sint-juttemis, maar ik heb vorig jaar natuurlijk ook al
een motie ingediend. Ik begrijp dat de onderhandelingen lopen. Ik
begrijp ook dat het ingewikkeld is en dat de belangen groot zijn, maar
horen we dit in april of zoiets, of later of eerder?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan er niet echt een maand aan plakken, maar ik hoop dat het nog in
het voorjaar komt. Ik kijk ook even naar de staatssecretaris. Het hangt
ervan af hoe snel de kosten allemaal precies uitgehard zijn en hoe het
overleg loopt, maar we streven ernaar om het nog in … In ieder geval
voor de zomer.
De voorzitter:
Is de motie op stuk nr. 17 daarmee aangehouden? Wat is anders het
oordeel?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Anders wordt de motie ontraden, omdat ik haar echt prematuur vind.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat begrijp ik, maar ik laat de motie nog even staan. Ik kijk er dus nog
even naar.
De voorzitter:
De motie wordt op dit moment niet aangehouden. Daarmee krijgt de motie
op stuk nr. 17 ontraden. Dan komen we bij de motie op stuk nr. 18.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja. Die motie gaat over het gebruiken van het model. SRM-2 is het model
dat de effecten vanwege projecten het beste kan voorspellen. Die motie
ontraad ik dus, met verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 18 krijgt het oordeel ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ook de motie op stuk nr. 19 wil ik ontraden, want dit is gewoon een
gevolg van het generieke stikstofbeleid van het kabinet. Ik heb u ook
een brief gestuurd over de zeven MIRT-projecten. Dit spreekt over alle
projecten. Ik ga niet over de woningbouwprojecten, om maar even iets te
noemen. Over de commissie-Hordijk heb ik u ook al gezegd dat er nog
onderzoeken lopen en dat er nog een brief naar de Kamer komt. Dat zijn
dus vier redenen om hier ontraden op te geven.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger. Ik geef de leden aan dat zij in deze ronde eigenlijk
drie vragen hebben. In de vorige ronde waren het er twee, maar ik snap
wel dat u een verheldering wil.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké. De commissie-Hordijk komt niet in de motie voor. Die reden om de
motie te ontraden, kan ik dus alvast afstrepen. De motie komt voort uit
het feit dat de minister in dit debat heeft aangegeven dat de
MIRT-projecten alleen met het SRM-2-deel van de SSRS worden gevoed. Nou
is mijn vraag of dat alleen geldt voor de MIRT-projecten of ook voor
alle andere projecten, bijvoorbeeld woningbouwprojecten, waar ook met
SRM-2 wordt gerekend voor het verkeer. Want dan zou toch moeten gelden:
gelijke monniken, gelijke kappen. Als iets SRM-2 gebruikt, dan gebruik
je alleen het SRM-2-deel in SSRS. Klopt dat?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daarom zeg ik in de richting van mevrouw Kröger ook precies dat ik niet
over alle projecten ga maar alleen over de infrastructuurprojecten, dat
het kabinet ook nog met een reactie op het advies van de
commissie-Hordijk komt en dat het past binnen het generieke
stikstofbeleid zoals we dat hebben afgesproken. Daarom blijf ik bij mijn
oordeel om deze motie te ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 19 krijgt het oordeel ontraden. Dan gaan we naar de
motie op stuk nr. 20.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja. Helaas geldt dit ook voor de motie op stuk nr. 20, want die is
overbodig, omdat we dat al doen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 20 krijgt het oordeel ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Met een verwijzing naar het debat zal het mevrouw Kröger niet verbazen
dat ik ook ontraden geef op motie op stuk nr. 21.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 21 krijgt ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 22 van mevrouw Postma over de N-wegen geef ik
oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 22: oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 23 van mevrouw Postma over de problemen bij de
realisatie van de zuidelijke ringweg Groningen vind ik acceptabel. Deze
motie kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 23: oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 24, die ziet op het in kaart
brengen van de geluidsbelasting.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 24 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan maak ik een sprongetje en kom ik bij de motie op stuk nr. 30 van de
heer Laçin, die verzoekt om gehoor te geven aan de oproep van omwonenden
inzake de bewonersvariant van de brug. Daar heb ik genoeg over gezegd.
Die motie ontraad ik.
De voorzitter:
Het oordeel over de motie op stuk nr. 30 is: ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 32 van de heer Moorlag over de Ring
Zuid bij Groningen. De motie van mevrouw Postma vind ik acceptabel, maar
deze motie vraagt eigenlijk echt om in het gat te springen. Dat
omschrijft u als "verantwoordelijkheid nemen". Ik vind dat ik mijn
verantwoordelijkheid neem door goed in gesprek te gaan. Ik kan de motie
van mevrouw Postma dus wel steunen, maar dit vind ik echt te ver
gaan.
De heer Moorlag (PvdA):
Dat is toch wel wat inconsistent, hoor. In de richting van mevrouw
Kröger geeft u aan dat een motie overbodig is omdat u het al doet.
Overleg voeren met de partijen die in de motie van mevrouw Postma staan,
doet u ook al, maar die motie krijgt oordeel Kamer. Het nemen van
verantwoordelijkheid is helemaal niet gekwantificeerd in geld. Ik vind
echt oprecht dat de minister hier een verantwoordelijkheid toekomt.
Helemaal te goeder trouw zijn ramingen, risicobeoordelingen en
dergelijke gemaakt. De provincie en ook de gemeente konden ervan uitgaan
dat het allemaal in control zou zijn. Daar heeft de commissie-Hertogh al
het nodige over gezegd. Het enige wat deze motie vraagt, is om
verantwoordelijkheid te nemen. Dat wordt helemaal niet gekwantificeerd
in getallen of iets dergelijks. Dan is het toch raar en a contrario als
die motie wordt ontraden. Dan zegt de minister namelijk: ik neem geen
verantwoordelijkheid; ik ga wel in overleg, maar ik neem geen
verantwoordelijkheid.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat ligt wat mij betreft toch genuanceerd. De motie van mevrouw Postma
verzoekt de regering speciaal in gesprek te gaan om te bezien hoe we uit
de dreigende impasse kunnen komen. Dat vind ik acceptabel, maar uw motie
verzoekt de regering om de verantwoordelijkheid te nemen voor het niet
binnen budget en planning realiseren van de Ring Zuid. U spreekt daarin
met geen woord over de verantwoordelijkheid van de andere partners. Dit
wekt bij mij dus de suggestie dat wij hiervoor aan de lat staan. Dat is
precies de reden waarom ik denk: ik wil prima de verantwoordelijkheid
nemen voor dat deel waar wij ook over gaan en natuurlijk wil ik ook
gerust open kijken naar de rol van RWS, maar ik vind niet dat de
regering de verantwoordelijkheid van de regio hier moet gaan
overnemen.
De heer Moorlag (PvdA):
Dat ben ik helemaal met de minister eens. Het gaat mij er niet om dat de
minister exclusief verantwoordelijkheid neemt, maar het gaat mij er wel
om dat er medeverantwoordelijkheid wordt genomen. In die zin wil ik de
motie ook wel aanpassen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als u met mevrouw Postma tot een gezamenlijke motie zou kunnen komen
waarin u beiden de intentie kunt formuleren zoals die nu gewisseld
wordt, dan zou ik daar positief over kunnen zijn. Maar nogmaals, ik vind
niet dat wij als Rijk hier de verantwoordelijkheid naar ons toe moeten
trekken. Ik wil gewoon in alle redelijkheid en openheid met de
collega-bestuurders dat gesprek aangaan waar mevrouw Postma om
vraagt.
De heer Moorlag (PvdA):
Het gaat mij er niet per se om dat de motie wordt aangenomen. Als de
minister zegt dat zij medeverantwoordelijk voelt zonder dat te
kwantificeren, dan ben ik zelfs bereid om de motie in te trekken. Het
gaat erom dat er medeverantwoordelijkheid wordt genomen, ook gelet op de
impact verderop in de regio voor de andere projecten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan denk ik dat we eruit zijn, want natuurlijk zitten wij gewoon open
aan tafel met de bestuurders in Groningen om te kijken wie logischerwijs
waarvoor aan de lat zou kunnen staan. Nogmaals, ik las uw motie zo dat
de regering de verantwoordelijkheid naar zich toe ging trekken, en dat
was me echt te kort door de bocht. Maar als dat uw intentie niet is, dan
zaten we toch dichter bij elkaar dan ik dacht.
De voorzitter:
Dan hebben we nu een toezegging genoteerd. Kan de motie dan worden
ingetrokken?
De heer Moorlag (PvdA):
Ja, dan ben ik bereid om die in te trekken. Het gaat mij er niet om dat
wij op een goudweegschaaltje de woorden gaan wegen, maar dat hier wordt
gezegd dat die medeverantwoordelijkheid wordt gevoeld. Als wordt
toegezegd om dat deel ook in het overleg te betrekken, dan trek ik de
motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Moorlag (35570-A, nr. 32) is ingetrokken, maakt zij
geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik dank de heer Moorlag voor zijn constructieve opstelling.
De motie op stuk nr. 33 is een "spreekt uit"-motie, dus die is noch door
de staatssecretaris noch door mij te becommentariëren.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 34 van mevrouw Van Esch. Ik ontraad
de motie, want ik heb de Commissie voor de m.e.r. al meerdere keren om
advies gevraagd.
De motie op stuk nr. 35 ...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, er is mij als voorzitter expliciet gevraagd om
voor de notulen de adviezen op alles even te herhalen. De motie op stuk
nr. 34 heeft als oordeel: ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 35 van mevrouw Van Esch.
De voorzitter:
Het oordeel op de motie op stuk nr. 35: ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 36 wil ik ook ontraden, want het is niet óf meer
natuur óf meer asfalt. Het gaat om de bereikbaarheid van Nederland. Dat
is niet zo zwart-wit, dus ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 36 is ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 37 over een snelle aanpak van knooppunt
Hoevelaken. Die motie kan ik oordeel Kamer geven, dus we sluiten weer
positief af.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 37 krijgt oordeel Kamer. Dan gaan we terug naar de
motie op stuk nr. 25, maar misschien krijgen we eerst nog vragen
beantwoord door de staatssecretaris en gaan we dan door naar de moties.
Ik geef haar het woord.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 25 van mevrouw Postma
verzoekt de regering het breed beschikbaar maken van mobiliteitshubs te
onderzoeken en met de provincie Gelderland naar een pilot te kijken. Als
mevrouw Postma hiermee bedoelt dat de ideeën vanuit de provincie in het
kader van het Toekomstbeeld ov verder worden uitgewerkt, dan kan ik de
motie oordeel Kamer geven. Dan zullen we ook kijken naar de
mogelijkheden voor een pilot. Ik kan niet nu meteen middelen toezeggen,
want die zijn er niet. Maar we gaan wel daarnaar kijken en we zullen ook
naar een pilot kijken. Wellicht is er bij een volgende MIRT-ronde
bijvoorbeeld wel net iets meer ruimte om dat te doen, maar dan moeten we
het in de tussentijd wel met elkaar hebben besproken en uitgewerkt. Als
ik het zo mag lezen, laat ik het oordeel aan de Kamer.
Mevrouw Postma (CDA):
De motie mag zo geïnterpreteerd worden.
De voorzitter:
Dan krijgt de motie op stuk nr. 25 oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
In de motie op stuk nr. 26 vragen de heren Amhaouch en Laçin naar een
keuzebesluit over de verbinding Heerlen-Aken in het voorjaar van 2021.
De studie van ProRail wordt inderdaad dit voorjaar afgerond en we kijken
naar verschillende varianten uit de brief. Ik rond dan ook de
internationale marktverkenning af. Een keuzebesluit in het voorjaar van
2021 lijkt mij haalbaar, dus ik geef de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 26 krijgt oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. Er zijn een aantal moties ingediend over de Lelylijn, over
de snelle verbinding naar Noord-Nederland, die natuurlijk ook in mijn
eigen Toekomstbeeld ov stond. Het lijkt me goed om een paar zaken op een
rij te zetten, zodat u mijn oordeel over de verschillende moties goed
kunt volgen. Laat ik beginnen met dat ik heel breed in de Kamer steun
proef voor het verbeteren van de verbinding tussen de Randstad en het
noorden. Dat deel ik, maar we weten ook allemaal dat dat niet van
vandaag op morgen geregeld is. Het is goed om dat in alle eerlijkheid
met elkaar te zeggen. Maar ik wil graag in de geest van de ingediende
moties handelen. Ik heb in mijn beantwoording uitgelegd dat ik met de
regio heb afgesproken om aan ProRail te vragen om nadere mogelijkheden
voor versnelling en robuustheidsmaatregelen in kaart te brengen. Voor de
verdere verbetering op langere termijn is nu een integraal onderzoek
afgesproken, waarbij inderdaad ook echt gekeken wordt naar de
ruimtelijke economische ontwikkeling. Wonen, werken, recreatie en
ov-bereikbaarheid moeten in verband met elkaar worden bekeken. Dat heb
ik ook heel duidelijk gehoord bij de Kamer, bijvoorbeeld in de motie van
de heer Amhaouch. Er moeten wel een paar praktische kanttekeningen bij
benoemd worden. We lopen, mede overigens op verzoek van de regio, nog
niet vooruit op of het de Lelylijn wordt of een andere verbinding. De
regio heeft mij expliciet verzocht om in die zin niet op één paard te
wedden, maar meerdere opties uit te werken. Dat doen we ook. Zoals in de
eerste termijn aangegeven, zijn de uitkomsten er niet al in februari.
Dat had mevrouw Van der Graaf gevraagd, maar dan zijn ze nog niet
gereed. Maar in mei, zoals de heer Amhaouch vraagt, zouden we die
informatie moeten hebben — op z'n vroegst weliswaar, maar laten we hopen
dat we het dan hebben. Dat is een beetje de rode draad door de
beoordeling van de moties.
Dan kom ik tot de moties. Mevrouw Van der Graaf wilde haar motie alsnog
in stemming brengen. Ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik heb al gezegd
dat februari 2021 me niet haalbaar lijkt. Het was een aangehouden motie
van mevrouw Van der Graaf en de heer Ziengs die was ingediend bij het
notaoverleg Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi. Ik had begrepen dat
zij die opnieuw in stemming wilde brengen. Dan weet u in ieder geval wat
mijn oordeel over die motie is.
De voorzitter:
Zou de staatssecretaris daar een nummer bij willen noemen voor de
Handelingen, zodat wij dat weten?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Dat wil ik graag doen, maar ik heb het hier niet. We zoeken het even
voor u op, zodat de griffier dat kan noteren.
De voorzitter:
Hartelijk dank.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. Dan is er een motie ingediend die eigenlijk vraagt naar een
integraal plan voor het Noorden: kijk nou echt naar woningbouw, werken,
recreëren en bereikbaarheid gezamenlijk. Als ik de motie zo mag lezen
dat "Deltaplan" ook kan worden gezien als dat adaptieve ontwikkelpad
naar dat integrale plan — gebiedsagenda wordt het ook wel genoemd — dan
kan ze oordeel Kamer krijgen. We kijken naar verschillende mogelijkheden
voor de lange termijn. Het is wel eerlijk om te zeggen dat er op dit
moment nog geen zicht is op de financiering. Dat is ook echt richting
een volgend kabinet: eerst aan de verkiezingsprogramma's, dan aan de
kiezer en aan de formatie. Zoals ik net al aangaf, kijken we inderdaad
naar meerdere opties. De hoofdcontouren daarvan schetsen rond 1 mei, dat
gaan we proberen.
De voorzitter:
Kan de heer Amhaouch zich vinden in deze toelichting zoals die wordt
gegeven door de staatssecretaris?
De heer Amhaouch (CDA):
Ja. Het gaat over de hoofdcontouren: dat wij inderdaad inzichtelijk
hebben wat we mee kunnen nemen naar een volgende periode. We gaan dit
niet vandaag oplossen, maar er moet wel perspectief zijn op de toekomst
op de langere termijn.
De voorzitter:
Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 27 oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Het zullen ook hoofdcontouren moeten zijn, want er worden ook nog twee
andere departementen bij betrokken. Dat vraagt altijd wat tijd, maar we
gaan ermee aan de slag.
Dan het haalbaarheidsonderzoek ICE-station Hengelo. Als ik de motie zo
mag interpreteren dat ik een mogelijke ICE-stop meeneem in de uitwerking
van de snellere verbinding naar Berlijn, dan kan ik de motie oordeel
Kamer geven. Het was een motie van de heer Ziengs op stuk nr. 28.
De voorzitter:
Een motie van de heren Amhaouch en Ziengs. Meneer Amhaouch, kan die zo
worden geïnterpreteerd?
De heer Amhaouch (CDA):
Ja.
De voorzitter:
Dan krijgt de motie op stuk nr. 28 oordeel Kamer.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Voorzitter. Dat was allemaal het goede nieuws. Dan kom ik nu bij twee
moties die ik moet ontraden.
Ik begin met de motie op stuk nr. 29 van de heer Laçin, die vraagt om de
financiële mogelijkheden in kaart te brengen en de Kamer hierover voor
de verkiezingen te informeren. Ik heb net gezegd wat op dit moment de
stand van zaken is met betrekking tot de financieringsmogelijkheden. Ik
zie niet echt veel mogelijkheden om iets anders in kaart te brengen.
Bovendien zijn de plannen ook nog niet duidelijk. Als je gedetailleerder
te werk wil gaan, zal je die duidelijkheid moeten hebben. Ik ontraad de
motie, maar zeg tegen de heer Laçin dat als er plannen gemaakt worden,
er natuurlijk ook altijd gekeken moet worden naar hoe je die dan gaat
betalen. Alleen heb ik daar voor de verkiezingen nog niet erg veel over
te zeggen.
De heer Laçin (SP):
Deze motie vraagt om ook Europees te kijken wat er mogelijk is qua
financiering. Ik begrijp dit antwoord niet zo heel goed. Is het moeilijk
om in drie maanden in kaart te brengen wat er Europees mogelijk
is?
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Als de heer Laçin alleen op zoek is naar een overzicht van Europese
financieringsbronnen waar mogelijk infrastructuurprojecten uit
gefinancierd kunnen worden, dan kan ik wel zo'n overzicht maken. Dat
vind ik geen probleem. Maar hier wordt gezegd: de financiering voor de
Lelylijn rond te krijgen. Dat is echt een hele andere oproep. Als de
heer Laçin het iets anders formuleert en een overzicht vraagt van welke
Europese middelen er zijn die mogelijk voor infrastructuur kunnen worden
ingezet, ook in Nederland, dan kan ik daar natuurlijk een overzicht van
maken.
De heer Laçin (SP):
Ik zal mijn best doen, maar het is natuurlijk wel bedoeld voor de
Lelylijn. Op welke Europese fondsen of geldstromen kunnen we een beroep
doen om de Lelylijn voor elkaar te krijgen? Dat is de vraag. Volgens mij
heb ik het ook zo gebracht in het debat.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Ja, maar we moeten oppassen. Ik heb net aangegeven dat we op verzoek van
de regio meerdere varianten onderzoeken. Ik snap dat de heer Laçin niet
op zoek is naar financiële mogelijkheden om, weet ik veel,
spoorgoederenvervoer te financieren. Dat is niet waar hij naar op zoek
is. Hij is op zoek naar personenvervoer en middelen die daarvoor
interessant zouden kunnen zijn. Dan moet de heer Laçin de motie wel even
aanpassen. Zoals de motie nu is, kan ik haar niet omarmen.
De heer Laçin (SP):
Ik schrijf mee.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
U schrijft mee. "Verzoekt de regering een overzicht te geven van de
mogelijkheden die er Europees zijn om personenvervoer te financieren en
de Kamer hierover voor de verkiezingen te informeren". Dat lukt me
wel.
De heer Laçin (SP):
Ik ga de motie wijzigen.
De voorzitter:
Dan wordt de motie op stuk nr. 29 zo gewijzigd zoals net is uitgesproken
door de staatssecretaris, met akkoord van de heer Laçin.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Misschien kan ik bij de heer Moorlag een beroep doen op hetzelfde
begrip, en ook misschien wel met dezelfde bewoordingen als waarmee hij
er net uit is gekomen met de minister als het gaat over Groningen. Het
is echt niet zo dat ik mij niet verantwoordelijk voel voor het
realiseren van de Maaslijn, maar de motie zoals die er nu ligt, is
ongedekt en loopt op een aantal stappen vooruit. Ik ga echt met de regio
goed in gesprek. Ik voel ook de verantwoordelijkheid voor het realiseren
van die lijn. We weten allemaal hoe belangrijk het is. We zullen echt
proberen om binnen de termijn die daarvoor staat, de zaken te
realiseren. Maar deze motie loopt op een aantal punten echt vooruit en
is daarmee ongedekt. Daarom moet ik haar ontraden. Daarmee onttrek ik me
niet aan een gevoel van verantwoordelijk om de lijn op een goede manier
te realiseren en daarover goed met de regio te spreken.
De voorzitter:
Dit gaat over de motie op stuk nr. 31. Niet iedereen had dat
meegekregen. Dat is een motie van de heren Moorlag, Laçin, Amhaouch en
Stoffer. De vraag is of de heer Moorlag met die uitleg nog wat
kan.
De heer Moorlag (PvdA):
Op welke termijn vindt dat overleg plaats? Vindt dat spoedig plaats?
Want de temperatuur is al behoorlijk opgelopen. Het zou mij wel helpen
als er een indicatie kan worden gegeven van wanneer er overleg kan
plaatsvinden of er een uitkomst te melden is.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Er hebben al overleggen plaatsgevonden. We hebben overigens ook in de
aanloop, in het Bestuurlijk Overleg MIRT, wat de basis was voor de brief
aan de Kamer, er nog over gesproken. Daarom is er ook een zinnetje komen
te staan van: Rijk en regio werken samen verder aan deze lijn. Dat
volgen we natuurlijk ook weer op. Ik kan eventjes naar achteren kijken
om te horen wanneer wij de volgende gesprekken hebben gepland. Ik wil
ook die cijfers helder hebben. Hier moet ook een oplossing voor komen.
We zetten dus absoluut energie achter die gesprekken. Volgend voorjaar
kunnen we daar wat over melden? Dat zou moeten lukken. Ik hoop dat dat
de heer Moorlag een beeld geeft.
De heer Moorlag (PvdA):
Wat mij betreft zou dat gewoon eerder moeten zijn. Ik dacht dat 12
februari de laatste dag is dat de Kamer bijeen is. Naar mijn smaak zou
het gewoon sneller moeten. Verder zal ik met de mede-indieners overleg
moeten plegen. Maar de staatssecretaris moet er wel van doordrongen zijn
dat deze motie in principe gewoon brede steun mag genieten. Dat zou er
toch wel toe moeten leiden dat er a urgentie is en b bereidheid om te
bewegen en om snel aan de Kamer terug te koppelen.
Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:
Die urgentie voel ik. Ik zie ook de steun in de Kamer. Maar de motie
zoals die nu is, is én ongedekt én gaat dwars door een bestuursakkoord
heen waar ook de provincies zelf hun handtekening onder hebben gezet. Ik
ben in alle opzichten bereid om echt met elkaar te spreken over hoe we
dit op een nette manier oplossen, met redelijkheid en billijkheid. Dat
zijn de eigen woorden van de heer Moorlag. Daar sluit ik me heel graag
bij aan. Maar deze motie, zoals die er nu ligt, is ongedekt. Dan moet ik
haar ontraden. Maar nogmaals, ik voel mij medeverantwoordelijk voor het
goed realiseren van deze lijn. Ik ben ook best bereid om te kijken of we
begin volgend jaar nog een soort tussenstand kunnen geven van waar we
staan. Maar nogmaals, we moeten ook de hardheid van de cijfers wel
hebben om ook concrete afspraken met elkaar te kunnen maken.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik houd de motie op dit moment nog niet aan. Ik ga in overleg met de
mede-indieners.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 31 is op dit moment ontraden. Mogelijk wordt die
nog aangehouden. Daar komt de heer Moorlag dan op terug, of niet.
Daarmee komen we aan het eind van de waarderingen van de moties. Ik kijk
even naar de griffier. Zij is nog druk de laatste toezeggingen aan het
opschrijven. Voordat we gaan afronden, gaan we nog even door de
toezeggingen heen. Als ik nog even de aandacht mag? Het zijn uw
toezeggingen. Het is aan uw Kamer. Dus het is helemaal aan u.
De spelregels behorend bij het Mobiliteitsfonds worden voor de zomer van 2021 naar de Kamer gestuurd.
De minister komt in het voorjaar van 2021 terug op de uitvoering van de moties over de Westerscheldetunnel in Zeeland. Dit is een toezegging aan het lid Postma.
De staatssecretaris start begin 2021 de ontwikkelagenda die voortkomt uit het Toekomstbeeld OV naar de Kamer.
De minister stuurt begin 2021 een brief naar de Kamer over de oeververbinding over het IJ in Amsterdam.
De minister zal schriftelijk aan de Kamer toelichting geven op de natuurcompensatie voor de schermwand en de hoeveelheid gekapte bomen bij de verbreding van de A27. Dit is een toezegging aan het lid Van Esch.
De minister zal een grove inschatting van de kosten maken van beheer en onderhoud van de Scharsterrijnbrug en deze afzetten tegen de kosten van de aanleg van een aquaduct.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het aquaduct versus beheer en onderhoud even grofweg in kaart
brengen.
Overigens net, bij de toezegging aan mevrouw Van Esch, had ik de Kamer
nog gezegd om mijn inbreng in eerste termijn ten aanzien van A27 nog op
schrift te zetten in dezelfde brief, zodat de Kamerleden dat ook nog
eens rustig kunnen nalezen.
De voorzitter:
Ja, dat is een toezegging aan mevrouw Postma.
Dan zijn we daarmee aan het eind van de toezeggingen. Ik dank de
minister, de staatssecretaris en alle mensen die hen hier in het gebouw
maar ook elders hebben ondersteund. Ik dank de leden voor hun inbreng.
Ik sluit de vergadering. Het is 20.30 uur. Dat is een halfuur eerder dan
gepland. Ik wens iedereen nog een gezegende avond en een veilige reis
naar huis. Dank u wel allemaal.
Sluiting 20.32 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 64 (2020-2021) van 7 december 2020 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |