Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021) (Kamerstuk 35570-XVI-176)
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D02048, datum: 2021-01-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D02048).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Heller, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z24578:
- Indiener: T. van Ark, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-12-16 10:00: Procedurevergadering VWS (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-12-17 15:10: Extra Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-13 14:00: Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021) (TK 35570-XVI-176) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-01-27 10:00: Extra procedurevergadering commissie VWS (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-04-14 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-05-12 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D02048 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 10 december 2020 van de Minister voor Medische Zorg betreffende het Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Kamerstuk 35 570 XVI, nr. 176).
De voorzitter van de commissie,
Lodders
De adjunct-griffier van de commissie,
Heller
Inhoudsopgave | blz. | |
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II. | Reactie van de Minister | 4 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Kan de Minister aangeven of er bij de vaststelling van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021 overleg is geweest met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), gezien de invloed van het besluit op het bewegingsonderwijs en/of lichamelijke opvoeding?
De Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) stelt een aanpassing voor van artikel 1 en artikel 3 uit de algemene bepalingen. De NEN vraagt of de Minister bereid is de omissie in de procedure te herstellen en in artikel 3 van de algemene bepalingen op te nemen dat het besluit niet van toepassing is op sporttoestellen en toestellen voor het bewegingsonderwijs en/of lichamelijke opvoeding, bewegingstherapie, et cetera. Ook vraagt de NEN of de Minister bereid is om samen met het werkveld en in nauw overleg met de Minister van OCW tevens de tekst in artikel 1 hierop aan te passen, waarbij de memorie van toelichting nog extra uitleg kan geven op de uitzonderingen voor alle vormen van onderwijs (en therapieachtige vormen in het regulier en het speciaal onderwijs). Hoe apprecieert de Minister dit voorstel?
Verschillende brancheorganisaties zijn van mening dat de tijdelijke toestellen, zoals opblaasbare speeltoestellen en trampolineaccommodaties, qua beheer, installatie, toezicht en verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid veel meer overeenkomsten hebben met attracties dan met speeltoestellen die een vaste en/of permanente plaatsing hebben. Hierdoor zouden voor de reguliere speeltoestellen extra administratieve lasten ontstaan, zoals het toevoegen van unieke toestelnummers en in het kader van de geldigheidsduur van certificaten. Hoe beoordeelt de Minister deze uitspraak van brancheorganisaties?
Nederland kent verschillende keuringsinstanties die keuringen van speeltoestellen verrichten. Er zijn in Nederland een vijftal aangewezen keuringsinstanties, drie daarvan zijn gevestigd in Nederland, één in België en één in het Verenigd Koninkrijk. Met de invoering van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021 komt de status van «juridisch gelijkwaardige certificaten» te vervallen. Kan de Minister aangeven wat dit betekent voor certificaten die afgegeven zijn door keuringsinstanties die niet aangewezen zijn door Nederland, maar die wel keuringen verrichten? Kan de Minister tevens aangeven of dit besluit een extra handelsbelemmering en/of ongelijk Europees speelveld vormt en administratieve lasten kan opleveren voor de leveranciers en producenten van speeltoestellen?
Baskets, tafeltennistafels en doeltjes op de openbare sportvelden in de gemeentelijke wijken of op recreatieparken zijn onder het huidige Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen geen speeltoestellen. Hetzelfde geldt voor sporttoestellen die reeds een eigen Europese norm hebben (Parcours/Freerunning, Calisthenics, Fitness, multifunctionele sportvelden). Deze hebben al een eigen EN-normering. Met de definitie van sporttoestellen in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021 worden dit «speeltoestellen» en dienen deze sporttoestellen volgens de EN-speelnorm (EN1176) te worden gecertificeerd. Kan de Minister aangeven of sporttoestellen zoals hierboven aangegeven onder een EN1176 speelnorm kunnen worden gecertificeerd? Zo nee, hoe wordt dubbele certificeringslast hier voorkomen?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat per ministeriële regeling nadere regels of bepalingen kunnen worden gesteld aan attractie- en speeltoestellen, bijvoorbeeld omtrent certificering en unieke nummering. Erkent de Minister dat dit bij leveranciers en hun klanten veel onzekerheid kan opleveren? Hoe kan tegemoet gekomen worden aan deze onzekerheden?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2021).
Genoemde leden vinden het een goed plan een aantal speeltoestellen die zonder toezicht worden gebruikt extra te beveiligen. Deze leden horen echter dat sporttoestellen die met toezicht gebruikt moeten worden, zoals in gymzalen of sporthallen, niet uitgezonderd worden van de regeling. Dit zou het werk van bijvoorbeeld gekwalificeerde vakleerkrachten bewegingsonderwijs moeilijker maken. Kan nader toegelicht worden waarom hiervoor is gekozen? Genoemde leden vragen of de Minister bereid is de omissie in de procedure te herstellen en in artikel 3 van de algemene bepalingen op te nemen dat het besluit niet van toepassing is op sporttoestellen en toestellen voor het bewegingsonderwijs/lichamelijke opvoeding en bewegingstherapie. Ook vragen deze leden of de Minister bereid is om samen met het werkveld en in nauw overleg met de Minister van OCW tevens de tekst in artikel 1 hierop aan te passen, waarbij de memorie van toelichting nog extra uitleg kan geven op de uitzonderingen voor alle vormen van onderwijs (en therapieachtige vormen in het regulier en het speciaal onderwijs).
De leden van de SP-fractie hebben verder nog een aantal vragen. Zo hebben genoemde leden gehoord dat op 15 oktober een rondetafelgesprek heeft plaatsgevonden tussen ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de leden van de normcommissie Sport, speeltoestellen en recreatieve voorzieningen van de NEN)1. Tijdens dit gesprek zijn door leden van marktpartijen een aantal zorgen geuit over de herziening van het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS).
De leden van de SP-fractie hebben begrepen dat beloofd is dat de door de genoemde normcommissie geuite zorgen door het Ministerie van VWS zijn meegenomen, alsmede dat beloofd is de normcommissie uit te nodigen voor commentaar in de daartoe opgestelde termijn. Genoemde leden hebben echter gehoord dat ondanks een mondelinge toezegging van ambtenaren van het Ministerie van VWS om de normcommissie te consulteren, het ministerie de normcommissie pas na het verstrijken van de termijn van het voorstel van de herziene WAS om commentaar heeft verzocht. Ook zijn geuite zorgen van de normcommissie niet meegenomen in de WAS. Dit leidt tot een onzorgvuldige procedure. Kan de Minister uitleggen hoe dit is gelopen en toelichten of de procedure alsnog zorgvuldig zal worden afgerond?
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de leden van de genoemde normcommissie zeer ontevreden zijn over de herziening van de WAS. Wat kan de Minister doen om hun zorgen weg te nemen?
II. Reactie van de Minister
Brief aan Ministerie van VWS, t.a.v. Minister van Ark – NEN – 17-12-2020 – Kenmerk 330136022-01↩︎