[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de reactie op de uitvoering van de motie van het lid Marijnissen c.s. over een voorstel hoe binnen overheidsinstellingen vervuilde data worden opgeruimd (Kamerstuk 35510-21)

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D17770, datum: 2021-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D17770).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z05505:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D17770 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 april 2021 (Kamerstuk 26 643, nr. 751) houdende de reactie op de uitvoering van de motie van het lid Marijnissen c.s. (Kamerstuk 35 510, nr. 21) over een voorstel hoe binnen overheidsinstellingen vervuilde data worden opgeruimd.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Martin Bosma

Adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx

VVD

De leden van de VVD-fractie bedanken de Staatssecretaris voor de brief over de uitvoering van de aanvaarde motie Marijnissen c.s. (TK 35 510, nr. 21). Graag willen zij de Staatssecretaris een aantal vragen voorleggen.

Aan het eind van 2021 wordt de Kamer geïnformeerd over de plannen van aanpak van de departementen en hun planningen. De leden van de VVD-fractie vragen of deze plannen van aanpak en de planningen niet eerder gereed kunnen zijn, bijvoorbeeld voor het zomerreces. Aan het einde van het jaar zijn we bijna een jaar na dato. Daarna moeten deze plannen nog worden uitgevoerd. Zij vragen de Staatssecretaris daar op in te gaan.

In de brief wordt aangegeven dat de uitvoering van de motie voor sommige departementen de volledige kabinetsperiode in beslag zal nemen. Om welke departementen gaat het? In hoeverre is het mogelijk om de uitvoering van de plannen van aanpak te bespoedigen en eerder gereed te zijn dan het einde van de komende kabinetsperiode. Kan de Staatssecretaris met een concreter tijdspad komen en kijken of de uitvoering binnen een jaar gerealiseerd kan zijn? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.

Is er binnen de organisaties waarmee gecommuniceerd wordt en de departementen voldoende kennis beschikbaar over het opruimen van vervuilde data? Zo ja, waar blijkt dat uit? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Staatssecretaris.

D66

De leden van de D66 fractie hebben kennisgenomen van de kabinets-reactie op de uitvoering van de motie van het lid Marijnissen c.s. over een voorstel hoe binnen overheidsinstellingen vervuilde data worden opgeruimd en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie vragen waarom het kabinet deze motie interpreteert? Volgt de interpretatie van het kabinet de beraadsla-gingen die aan de motie ten grondslag hebben gelegen?

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet opmerkt dat «het ge-bruik van afkomst gerelateerde indicatoren, zoals nationaliteit, etniciteit of geboorteplaats, alleen is toegestaan als daar een objectieve recht-vaardigingsgrond voor is.» Kunt u bevestigen dat het bij aan afkomst gerelateerde indicatoren ook gaat om onderzoek naar het onterechte en onrechtmatige gebruik van losse indicatoren, zoals bijvoorbeeld het enkel ten onrechte gebruik van de (tweede) nationaliteit? Bedoelt u met uw overige ambtsgenoten op alle andere bewindspersonen in het kabinet? Welke departementen stellen een plan van aanpak op?

Waarom geeft u aan dat er gebruik gemaakt kan worden van de gehanteerde definities en resultaten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer? Waarom is dit geen opdracht?

Hebben alle departementen een duidelijke en overzichtelijke domein-architectuur met een overzicht van de verschillende systemen, processen, administraties en onderlinge koppelingen? Hoe wordt de Kamer tussentijds geïnformeerd?

De aan het woord zijnde leden horen graag waarom bij het voorstel over het objectief meetbaar maken van (on)rechtmatig of (on)eigenlijk gebruik van gegevens de Autoriteit Persoonsgegevens en het College voor de Rechten van de Mens niet eerder betrokken worden? Wanneer kan de Kamer de voorstellen verwachten over de uiterste bewaartermijnen van vervuilde gegevens die afgeschermd bewaard moeten worden? Op welke manier is het kabinet van plan gedupeerden individueel recht tot inzage en verwijdering te garanderen?

De leden van de D66-fractie lezen dat «... de vraag of het (on)recht-matig of (on)eigenlijk gebruik betreft objectief meetbaar moet zijn, zodat de resultaten tussen overheidsorganisaties vergelijkbaar zijn». Kunt u bevestigen dat het gebruik van persoonsgegevens pas rechtmatig en eigenlijk is als deze objectief gerechtvaardigd is. Kunt u borgen dat u een uitputtend overzicht geeft van waar verschillende overheidsorganisaties onrechtmatig en/of oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van persoonsgegevens als de (tweede) nationaliteit, de geboorteplaats en/of etniciteit? Bent u bekend met voorbeelden waar het onrechtmatig en/of oneigenlijk gebruik is aangetroffen, maar dit niet objectief meetbaar is? Wanneer is dit volgens u objectief meetbaar?

Kunt u verzekeren dat vervuilde gegevens of het onrechtmatig en/of oneigenlijk gebruik van gegevens veilig bewaard worden voordat deze worden gewist? Deelt u dat dit belangrijk is om eventuele gedupeerden of benadeelden op de hoogte te kunnen brengen van het onrechtmatige en/of oneigenlijke gebruik van hun persoonsgegevens? Waarom moet dit nog besproken worden en is dit niet het uitgangspunt?

SP

De leden van de fractie van de SP hebben de reactie op de aangeno-men motie Marijnissen gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de SP vragen naar de antwoorden op de vragen van de leden Ceder en Leijten die naar aanleiding van deze reactie zijn ingediend.1 Waarom kunnen deze vragen niet binnen enkele weken beantwoord worden?

De leden van de fractie van de SP maken zich grote zorgen over het gebruik van data om mensen te categoriseren op oneigenlijke gronden. Nog altijd is er veel onduidelijk over welke data de overheid opslaat, hoe deze gebruikt wordt, door wie en waarvoor. Het is noodzakelijk dat dit zo snel mogelijk opgehelderd wordt en oneigenlijk gebruik van data of zogenaamde «zwarte lijsten» wordt gestopt. De gevolgen voor mensen die dit treft en geen inzage hebben in waarom zij door de overheid worden buitengesloten zijn immens. De leden van de fractie van de SP vragen of het rapport van KPMG naar producten van het voormalig Eurohandelsinstituut (EHI) die nu bij Datafundamenten & Analytics (DF&A) in gebruik zijn nu openbaar kan worden in plaats van pas in de zomer. Zij zien geen reden om hier langer mee te wachten. Zo niet, dan vragen genoemde leden naar een uitgebreide motivering hiervan.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van de reactie ten aanzien van de motie-Marijnissen c.s. Deze leden hechten mede gezien de verwoestende effecten van de toesla-genaffaire dat onnodige registratie van gegevens bij de overheid die kunnen leiden tot discriminatie zo snel als mogelijk opgeruimd worden. Zij lezen en begrijpen dat gegevens over afkomst en indicatoren die daarmee verbonden zijn, zoals nationaliteit, wel nodig kunnen zijn voor dienstverlening aan diplomaten, buitenlandse studenten en expats en nodig kunnen zijn in de vreemdelingenketen. Echter vragen de aan het woord zijnde leden aan de hand van welke objectieve criteria het onderscheid wordt gemaakt tussen wanneer het gebruik van afkomstgegevens nodig kan zijn en in wanneer niet? Wanneer is er precies sprake van oneigenlijk gebruik van deze indicatoren in risicomodellen? En waarom zou een indicator zoals etniciteit ooit nodig kunnen zijn?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de u in aanvulling op de al lopende onderzoeken van de Belastingdienst, Toeslagen en van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw overige ambtgenoten verzocht om voor hun beleidsterreinen onderzoeken voor te bereiden naar het onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde indicatoren in risicomodellen. Deze leden begrijpen dat niet alle departementen in dezelfde mal passen. Het is dus logisch dat elk departement een eigen aanpak moet kiezen. Tegelijkertijd kan een andere aanpak per ministerie zorgen voor onzekere uitkomsten. Kunt u daarop reflecteren?

Begrijpen deze leden het goed dat pas tegen het einde van dit jaar plannen van aanpak worden opgesteld en dus tot die tijd vervuilde gegevens blijven bestaan en gebruikt kunnen gaan worden? Betekent dit ook, gezien hetgeen u stelt dat de totale doorlooptijd van inventarisatie, toetsing op oneigenlijk gebruik niet goed voorspelbaar zijn, dat die vervuilde gegevens nog voor een niet te voorspellen en wellicht langere tijd blijven bestaan? Zo ja, deelt u de mening dat dan op een andere manier oneigenlijk gebruik van die gegevens eerder dient te worden voorkomen en hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet? En kunt u toch concrete data noemen wanneer overheidsorganisaties hun gegevens geschoond moeten hebben? Hoe denkt u over het aanwijzen van een of meer ambtenaren of andere personen die ministerie-overstijgend alvast in kaart kunnen brengen waar evident sprake is van oneigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde gegevens die u of uw collega’s dan snel kunnen laten schonen?

GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgeno-men van de brief van 8 april over de uitvoering van de motie Marijnissen c.s. Zij hebben hier nog enige vragen bij.

Deze leden lezen dat het gebruik van afkomst gerelateerde indicato-ren, zoals nationaliteit, etniciteit of geboorteplaats alleen is toegestaan als daar een objectieve rechtvaardigingsgrond voor is. Bij de uitvoering van de moties Marijnissen c.s. (TK 35 510, nr.21) en Klaver c.s. (TK 35 510, nr.16) richt het kabinet zich op het onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van de genoemde indicatoren. Deze leden zien echter dat de interpretatie van onrechtmatig en oneigenlijk hierbij alsnog op gespannen voet kan staan met de mensenrechten. Zo wordt de rechtmatigheid vaak gebaseerd op algemene bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld in de wet politiegegevens en de vreemdelingenwet, die niet ingaan op het specifieke gebruik van risicoprofielen. Deelt het kabinet de observatie dat overheidsinstanties soms gebruikmaken van risicoprofielen met verwijzing naar algemene bepalingen die onvoldoende specifiek zijn voor deze toepassing? Hoe wordt beoordeeld of een wettelijke basis voldoende specifiek is voor risicoprofilering?

Deze leden vragen ook naar het wettelijk kader voor het gebruik van risicoprofielen in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Klopt het dat de verordening niet specifiek toeziet op het gebruik van risicoprofielen, afgezien van besluitvorming die uitsluitend is gebaseerd op geautomatiseerde verwerking, onder artikel 22? Deze leden vragen zich af of gegevens die in overeenstemming met de AVG kunnen worden verzameld en opgeslagen daarmee ook meteen kunnen worden ingezet voor niet-geautomatiseerde profilering en gebruik in risicomodellen? In hoeverre wordt de rechtmatigheid van risicoprofilering dan specifiek getoetst?

De leden van de GroenLinks fractie lezen dat het kabinet verwerkingen zonder objectieve rechtvaardiging kwalificeert als oneigenlijk. Wanneer er een objectieve rechtvaardiging bestaat, valt de verwerking volgens het kabinet niet onder de uitvoering van de moties Marijnissen c.s. en Klaver c.s. Wat zijn volgens het kabinet objectieve rechtvaardiging(en) voor het gebruik van nationaliteit, of een andere variabele, in risicoprofilering? Deelt het kabinet de mening dat een (vermeende) oververtegenwoordiging van een bepaalde groep in fraude of crimina-liteit geen objectieve rechtvaardiging vormt, in overeenstemming met de mensenrechten? En dat ook het combineren van nationaliteit met andere kenmerken nog geen objectieve rechtvaardiging vormt, zoals de Autoriteit Persoonsgegevens ook vaststelde in relatie tot het gebruik van de indicator Nederlanderschap bij de toeslagenaffaire?

De leden van de GroenLinks fractie vragen het kabinet om in meer detail in te gaan op de uitvoering van de motie Klaver c.s., bijvoorbeeld met betrekking tot de variabelen etniciteit en geboorteplaats. In de brief van 9 februari verwees het kabinet naar een op 27 januari jl. verstrekt overzicht van wettelijke grondslagen voor het gebruik van nationaliteit in gegevensverwerking door de Belastingdienst. Dit gaat echter uitsluitend over het gebruik van nationaliteit, een variabele die in sommige gevallen nodig kan zijn om te bepalen of iemand aanspraak maakt op een bepaalde regeling. Voor variabelen als etniciteit of geboorteplaats gaat dit echter niet op, zo denken deze leden. Deelt het kabinet deze analyse? Zo ja, is het kabinet dan bereid om de variabelen geboorteplaats en etniciteit volledig uit te sluiten van gebruik in risico-classificatiemodellen? Zo nee, waarom niet? En in welke gevallen ziet het kabinet dan een objectieve rechtvaardigings-grond voor het opslaan van dergelijke gegevens en voor het gebruik ervan in risico-classificatiemodellen?

Deze leden vragen het kabinet ook hoe het staat met de uitvoering van het verzoek aangaande zelflerende algoritmen in de motie Klaver c.s.? Hoe zorgt het kabinet dat dergelijke zelflerende algoritmen niet discrimineren, direct of indirect?

De leden van de GroenLinks fractie zijn blij om te vernemen dat de verschillende departementen is verzocht om voor hun beleidsterreinen onderzoeken voor te bereiden naar het onrechtmatig of oneigenlijk gebruik van afkomst gerelateerde indicatoren in risicomodellen. Zij vragen zich daarbij wel af of deze onderzoeken niet in bredere zin zouden moeten kijken naar mogelijk discriminerende effecten van dergelijke risicomodellen? Is het kabinet het met deze leden eens dat discriminatie door risicomodellen ook kan optreden via andere mogelijk gecorreleerde variabelen, zoals postcode? Is het kabinet bereid om de opzet van deze onderzoeken te verbreden naar de mogelijk discriminerende werking van risicomodellen in het algemeen?

CU

De leden van de ChristenUnie-fractie danken het kabinet voor de toegezonden brief. Zij verwijzen naar de reeds door de leden Ceder en Leijten gestelde schriftelijke vragen over de kabinetsreactie. 2 Kan de regering aangeven wanneer de Kamer de antwoorden op voornoemde vragen kan verwachten?


  1. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2021Z05748&did=2021D12687↩︎

  2. 2021D12687 / 2021Z05748↩︎