[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken uitwerking pensioenakkoord (Kamerstuk 32043-559)

Toekomst pensioenstelsel

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2021D21591, datum: 2021-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D21591).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2021Z07639:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2021D21591 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 10 mei 2021 ontvangen brief inzake de Stand van zaken uitwerking pensioenakkoord (Kamerstuk 32 043, nr. 559).

De voorzitter van de commissie,
Peters

De adjunct-griffier van de commissie,
Blom

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 6
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie 8
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie 9
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie 10
Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie-Den Haan 11
II Antwoord/Reactie van de Minister 11

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de stand van zaken uitwerking pensioenakkoord. De genoemde leden vinden het belangrijk en verstandig dat zorgvuldigheid voorop staat bij deze complexe en grote stelselwijziging. Over de inhoud van de brief hebben de leden van de VVD-fractie dan ook nog enkele vragen.

Planning wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat onderdelen van het nieuwe pensioenstelsel, waar mogelijk en uitvoerbaar, eerder dan 1 januari 2023 in werking kunnen treden. De leden van de VVD-fractie steunen dit en vragen de Minister welke onderdelen hiervoor in aanmerking komen gezien de juridische belemmeringen wanneer een wet nog niet in werking is getreden. De leden vragen graag naar hoe dit eruit gaat zien. Daarnaast vragen de genoemde leden of dit ook geldt voor het transitie-financieel toetsingskader (ftk).

Transitieperiode en transitie-ftk

De leden van de VVD-fractie lezen dat de 90% dekkingsgraad-ondergrens voor kortingen nog in 2022 wordt gehanteerd. De leden van de VVD-fractie steunen dit, maar vragen de Minister wel om een toelichting hoe deze verlenging juridisch is onderbouwd. Biedt artikel 142 Pensioenwet hier voldoende grondslag voor? Daarnaast vragen deze leden de Minister om ook inzicht te geven in de generatie-effecten van deze verlengde maatregel.

Nabestaandenpensioen

De leden van de VVD-fractie lezen dat een variant voor de nabestaandenuitkering wordt onderzocht met een hoge uitkering tot maximaal een jaarsalaris gedurende een beperkte periode. Kan de Minister in de verkenning de fiscale gevolgen en verschillen daarvan expliciet meenemen? Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie welke opties er zijn om eventuele negatieve fiscalen gevolgen te ondervangen.

Experimenten pensioensparen zelfstandigen

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister op welke manier bij experimenten met het zelfstandig zonder personeel (zzp)-pensioen wordt omgegaan met de mededingingsrechtelijke eisen. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe wordt voorkomen dat zzp’ers die wel zelf pensioen opbouwen boven hun fiscale maxima uitkomen en daardoor een naheffing krijgen voor de inkomstenbelasting. Wordt bij de uitwerking van dit experiment ook gekeken naar het model van het Verenigd Koninkrijk waarbij iemand een aanbod krijgt binnen bepaalde randvoorwaarden? Ook vragen de leden van de VVD-fractie of de fiscale gelijkstelling van de derde pijler pensioen wel wordt ingevoerd in 2022. Zo nee, waarom niet?

Pensioenakkoord – gezond werkend naar pensioen

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of de hoeveelheid middelen die wordt ingezet voor duurzame inzetbaarheid en voor vervroegde uittreding gemonitord kan worden. Voorts ontvangen deze leden ook graag meer inzicht in waarvoor de middelen gepland zijn om ingezet te worden. De genoemde leden vragen of de Kamer na het sluiten van het eerste aanvraagtijdvak hierover geĂŻnformeerd kan worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief Stand van zaken uitwerking pensioenakkoord en delen de opvatting van de Minister dat het belangrijk is dat de uitwerking van het totale pensioenakkoord een zorgvuldig proces moet zijn. Deze leden hebben daarom begrip voor de onvermijdelijke vertraging, ondanks dat deze leden hadden uitgezien naar indiening van de wet dit jaar.

De leden van de D66-fractie lezen dat betrokken partijen aangeven dat niet uitgesloten is dat in sommige situaties een transitieperiode van drie jaar niet volstaat. Deze leden vragen om de achterliggende redenen waarom langer dan drie jaar nodig zou zijn. Zij vragen tevens welke gevolgen kleven aan het verleggen van de maximale eindtermijn naar 1 januari 2027 voor deelnemers van pensioenfondsen. De leden van de D66-fractie lezen dat wordt bezien of het mogelijk is dat het transitiekader eerder in werking kan treden dan 1 januari 2023. Deze leden vragen of ook wordt overwogen het transitiekader in een aparte wet eerder naar de Kamer te sturen, of dat deze nog steeds begin 2022 verwacht dient te worden.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister te bevestigen dat bij de uitwerking van het nabestaandenpensioen in het nieuwe stelsel centraal zal staan dat deelnemers er qua rechten niet op achteruit zullen gaan.

De leden van de D66-fractie lezen dat bij de verdere uitwerking van de experimenteerwetgeving ook het belang van de zelfstandige om toegang te hebben tot goede en passende pensioenvoorzieningen zal worden afgewogen. Deze leden vragen wat de Minister verstaat onder «goede en passende pensioenvoorzieningen». Kunnen deze leden hierin lezen dat het belang van zelfstandigen ook wordt meegenomen bij de experimenteerwetgeving? De leden van de D66-fractie lezen dat samen met de Stichting van de Arbeid in 2021 wordt begonnen met een inventarisatie van aanvullende mogelijkheden om zelfstandigen meer toegang te geven tot de tweede pijler. Deze leden vragen hoe zelfstandigen in dit proces betrokken worden.

De leden van de D66-fractie vinden het jammer dat als gevolg van de vertraging ook de wachttijd voor uitzendkrachten later zal worden aangepast. Deze leden vragen welke mogelijkheden er bestaan om deze wetswijziging eerder dan per 1 januari 2023 te regelen.

De leden van de D66-fractie vragen of het beoogde budget voor de Tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU), nu het eerste aanvraagtijdvak is afgerond, nog steeds als voldoende wordt ingeschat. Deze leden vragen of het klopt dat het Rijk als werkgever werknemers de mogelijkheden om eerder uit te treden heeft geweigerd. Zij vragen of de Minister van mening is dat de subsidieregeling in principe voor iedereen die een zwaar beroep heeft toegankelijk moet zijn. Deze leden vragen of de Minister van mening is dat het Rijk geen mensen in dienst heeft met een zwaar beroep. Indien de Minister van mening is dat het Rijk wel mensen in dienst heeft met een zwaar beroep vragen deze leden te motiveren waarom voor werknemers van het Rijk het vervroeg uittreden niet toegankelijk is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Nederland heeft naar de mening van de leden van de PVV-fractie het beste pensioenstelsel van de wereld. Dat laten het vermogen van de pensioenfondsen en de behaalde rendementen ook zien. Helaas worden pensioenfondsen gedwongen om zich arm te rekenen met een onrealistische en rigide rekenrente. Daardoor is er al jaren onnodig niet geĂŻndexeerd en dreigen er ieder jaar opnieuw onnodig kortingen voor miljoenen pensioendeelnemers. Dit heeft een politieke oorzaak. Het uitblijven van verbeteringen van het huidige pensioenstelsel zorgt voor discussie en tast het vertrouwen in ons stelsel aan. Dit moet stoppen.

Het pensioenakkoord is geen verbetering van het huidige stelsel en zorgt voor een nog onzekerder pensioen. De leden van de PVV-fractie willen geen nieuw pensioenstelsel, maar het huidige behouden en verbeteren waar nodig is. We moeten daarbij alles doen om pensioenkortingen te voorkomen en indexeren weer sneller mogelijk te maken. Het invoeren van een reële rekenrente is daarbij van groot belang. Is de Minister bereid het pensioenakkoord op te zeggen en het huidige pensioenstelsel te behouden en de door de leden van de PVV-fractie voorgestelde verbetering van het huidige stelsel door het invoeren van een reële rekenrente dat recht doet aan behaalde rendementen en vermogen door te voeren?

Voor de leden van de PVV-fractie is het onbegrijpelijk dat de Minister heeft aangegeven dat er geen vervroegde uitdiensttreding zal komen na 45 dienstjaren. Elders in Europa laten landen zien dat het wel degelijk kan. Het is dus wederom een politieke keuze om dit niet te doen. De leden van de PVV-fractie doen opnieuw de oproep de huidige Algemene Ouderdomswet (AOW)-leeftijd te verlagen en daarbij ook zware beroepen eerder met pensioen te laten gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de uitvoerige toelichting op de update van de voortgang van de uitwerking van het pensioenakkoord.

Planning

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de reden is dat het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen later bij de Kamer kan worden ingediend en of dat alleen komt door de vele waardevolle reacties op de internetconsultatie. Deze leden vragen de Minister tevens of het klopt dat in de planning voor de wetsbehandeling van het pensioenakkoord in zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer nu Ă©Ă©n jaar is voorzien.

Consultatie en afstemming

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel ruim 800 reacties heeft opgeleverd. Deze leden vragen de Minister aan te geven wat de belangrijkste bevindingen zijn en op welke punten de consultatie heeft geleid tot wijzigingen in het conceptwetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie vragen tevens op welke punten uit de consultatie er nog afgestemd dient te worden met de sociale partners en uitvoerders. Tevens vragen deze leden of deze consultatie is afgerond als volgende maand getoetst gaat worden op uitvoerbaarheid.

Deze leden vragen dit omdat de Minister aangeeft dat de complexe materie en de benodigde afstemming met betrokken partijen als sociale partners, pensioenuitvoerders en toezichthouders meer tijd kost op een aantal onderdelen dan vooraf ingeschat. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hier nader op in te gaan en aan te geven hoe die afstemming plaatsvindt: op welke onderdelen zijn ze dusdanig complex en vraagt dat om meer tijd en gaat dat dan om een bepaalde wet of om fundamentele voorstellen?

De leden van de CDA-fractie ondersteunen het initiatief dat er een gezamenlijk informatieplatform komt. Deze leden vragen de Minister voor welke betrokken decentrale partijen dit platform bedoeld is en wat voor soort informatie daarop gedeeld zal worden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke wijze de Minister deelnemers zal informeren en meenemen in de transitie.

De Minister geeft aan de Kamer te informeren op technisch niveau voorafgaand aan het moment dat de wet naar de Kamer wordt gestuurd. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hier nader op in te gaan hoe dit vorm te geven.

Transitieperiode en transitie-ftk

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister voor welke onderdelen van de wetgeving eerdere inwerkingtreding volgens de Minister gewenst of mogelijk zou zijn.

De leden van de CDA-fractie lezen dat betrokken partijen aangeven dat niet uitgesloten is dat in sommige situaties een transitieperiode van drie jaar niet volstaat. Daar hebben deze leden begrip voor, maar kan de Minister meer inzicht geven in de redenen daarvoor en op welke onderdelen dit met name ziet?

De leden van de CDA-fractie vragen welk parlementair proces er nodig is om het transitie-kader eerder in werking te laten treden dan 1 januari 2023. Deze leden vragen de Minister bovendien aan welke datum er wordt gedacht. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de latere einddatum van de transitie voor de haalbaarheid van de door de Minister gestelde grens in de dekkingsgraad van 95% betekent. Zij vragen de Minister aan te geven hoe hier door de fondsen over wordt gedacht en voor welk deel van de fondsen de verlaagde indexatiegrens voor 1 januari 2023 al in beeld komt.

De Minister schrijft in zijn brief dat er immers tot inwerkingtreding van de nieuwe regels nog niet met de blik van het nieuwe pensioenstelsel naar de huidige situatie gekeken kan worden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit nader toe te lichten en ook aan te geven of dit voor alle onderdelen geldt.

Nabestaandenpensioen

De leden van de CDA-fractie hechten zeer veel waarde aan een goede en zorgvuldige vormgeving van het nabestaandenpensioen. De leden van de CDA-fractie krijgen niet het idee dat de Minister deze vormgeving serieus genoeg neemt. Nabestaandenpensioen is een zeer belangrijk onderdeel van het pensioenstelsel. Niet voor niets is dit een van de fundamenten waaruit ons pensioenstelsel ontstaan is. Dat het nabestaandenpensioen pas laat besproken is in het pensioenakkoord, dat de transitie niet was opgenomen in het geconsulteerde wetsontwerp en dat aan een oplossing hiervoor nu nog moet worden gewerkt, wekt voor de leden van de CDA-fractie de indruk dat het nabestaandenpensioen er voor de Minister maar een beetje bijhangt. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hier uitvoerig op te reageren.

De Minister onderzoekt nu mogelijkheden tot maatwerk bij het nabestaandenpensioen, maar kan hij ook precies schetsen van welke vormgeving van het nabestaandenpensioen nu wordt uitgegaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie aan de Minister. Tevens vragen deze leden de Minister in hoeverre er getoetst is of deze vormgeving afdoende is in een aantal standaardgevallen, zoals wanneer de deelnemer overlijdt op jonge of op oude leeftijd, tijdens zijn werkzame leven of na beëindiging van de dienstbetrekking, al dan niet na een periode van ziekte, al dan niet na een scheiding, et cetera.

Experimenten pensioensparen zelfstandigen

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat wordt bedoeld met experimenteerwetgeving voor de pensioenopbouw van zelfstandigen. De Stichting van de Arbeid gaat op hoofdlijnen in op de knelpunten die pensioensparen door zelfstandigen in de weg staan. Zij constateert dat zelfstandigen beperkt gebruik maken van de mogelijkheden en dat zelfstandigen binnen de huidige wettelijke kaders beperkte toegang hebben tot de tweede pijler. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in te gaan op de mate van flexibiliteit en keuzemogelijkheden voor zelfstandigen aangaande hun pensioenbehoefte in de beoogde experimenteerwetgeving. Tevens vragen deze leden hoe de Minister staat tegenover bredere experimenten voor werkenden om een oudedagsvoorziening aan te leggen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een toelichting te geven op deze constatering en of er een financieel vangnet/paragraaf georganiseerd is in experimenteerwetgeving.

Pensioenakkoord – gezond werkend naar pensioen

Zeventig sectoren hebben subsidie aangevraagd onder de tijdelijke MDIEU. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel er is aangevraagd en welke sectoren eruit sprongen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de coronacrisis de levensverwachting beĂŻnvloedt en, wanneer dat nu nog te vroeg is om te beoordelen, wanneer de Minister dat denkt te kunnen vaststellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken uitwerking pensioenakkoord.

De leden van de SP-fractie verbazen zich over de positieve insteek van de brief van de Minister daar veel van de gemaakte beloften en toezeggingen niet nagekomen worden. Zij vragen de Minister hoe het komt dat hij zo vroeg in het proces al een jaar achterloopt op de planning. Was hij niet in staat een realistische planning te maken, of is hij verrast door het feit dat er veel kritiek is op zijn plannen voor een stelselherziening? Zijn er eerder wetten geweest waar zoveel consultaties op zijn binnengekomen? Daarbij vragen deze leden zich af of een jaar wel voldoende zal zijn voor een goede behandeling van al deze kritiek. Hoe groot is de kans dat de Minister opnieuw moet uitstellen? Wat zouden hiervan de gevolgen zijn? Met betrekking tot de internetconsultaties vragen deze leden om hen een overzicht van de meer dan 800 reacties toe te sturen waarin in categorieën uiteengezet wordt waarop kritiek geuit is, alsmede welke onderwerpen en probleempunten vaak terugkeerden in de reacties.

De leden van de SP-fractie zien naast een overzicht van en reactie op de kritiek van buiten de overheid ook graag een duidelijke reactie op de kritiek die vanuit alle (overheids)instituties wordt aangedragen. Daarbij valt te denken aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) welke bijvoorbeeld toch een gebrek aan concrete doelen en uitgewerkte alternatieven constateert, alsmede kanttekeningen plaatst bij de begrijpelijkheid. Ook de kritiek van bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op de complexiteit van het wetsontwerp baart deze leden zorgen. Zij zien hier graag een reactie op en vragen hoe de Minister verwacht dat gewone mensen dit systeem moeten doorgronden wanneer zelfs gespecialiseerde academici kritiek hebben op de onoverzichtelijkheid en complexiteit. Kan de Minister daarbij zowel ingaan op het praktische aspect, hoe kan een werkende persoon of gepensioneerde snappen waar hij of zij aan toe is, alsmede de betekenis in democratische zin, hoe kan het bestuur van dit land democratisch gecontroleerd en afgerekend of beloond worden door de kiezer wanneer deze wetgeving maakt die dusdanig complex en onoverzichtelijk is?

Het verbaasde de leden van de SP-fractie eveneens te lezen dat, gezien de omvang en complexiteit van de voorgenomen stelselwijziging, de Minister voornemens is om enkele onderdelen eerder parlementair te behandelen en in werking te laten treden. Dit terwijl hij zelf aangeeft dat «vanwege de nauwe onderlinge inhoudelijke samenhang» een integrale en gelijktijdige parlementaire behandeling gewenst is. Hoe rijmt de Minister deze tegenstrijdigheden met elkaar? Waarom drijft hij de Kamer toch in de fuik van onoverzichtelijke deelkeuzes waardoor zij bij de uiteindelijke wetsbehandeling voor een voldongen feit komt te staan? Daarbij merken deze leden ook op dat veel reacties op het wetsvoorstel zich richten op de juridische houdbaarheid van het pakket. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan en welke stappen zet hij om een schending van het recht, langdurige rechtszaken en bijbehorende kosten te voorkomen?

Voorts lezen de leden van de SP-fractie dat met betrekking tot de transitieperiode de uitvoering een belangrijk aandachtspunt is. Daarbij vragen deze leden welke problemen en obstakels hier als waarschijnlijk voorzien worden, alsmede welke problemen mogelijk zijn en in meer of mindere mate rekening mee moeten worden gehouden. Het valt deze leden op dat ook de verlaagde indexatiegrens wordt verlengd om «onnodige kortingen te voorkomen», daarover vragen zij of het al meer dan tien jaar uitblijven van indexatie – ondanks de overvolle pensioenpotten – niet ook gezien kan worden als onnodige korting. Welk effect op het vertrouwen in de overheid en in het pensioenstelsel wordt voorzien als gevolg van het constante uitblijven van indexaties en het schuiven met invoeringsdata?

De leden van de SP-fractie lezen dat er met betrekking tot het zelfstandigenpensioen goed gekeken wordt naar het voorkomen van strijdigheid met (Europese) mededingings- en gelijke behandelingswetgeving. Welke (Europese) wetgeving betreft dit specifiek en welke problematiek ligt precies voor? Voorts zijn zij ook benieuwd wat de Minister van plan is te gaan doen voor de pensioenopbouw van uitzendkrachten nu de onderhandelingen gestrand zijn. Deelt hij de mening dat de huidige situatie van onzekerheid en achterblijvend pensioen voor deze groep onacceptabel is en zorgt voor nog grotere tweedeling in onze samenleving?

De leden van de SP-fractie lezen dat de mogelijkheid voor werkgevers om (tijdelijk) regelingen vervroegd uittreden (RVU’s) te financieren is ingegaan. Zij vragen in welke mate hiervan gebruik wordt gemaakt. Daarbij vragen zij ook om een uitsplitsing van naar welke doelgroepen, sectoren en inkomensniveau, de aan deze regeling gebonden gelden toe vloeien. Hetzelfde overzicht zouden zij ook graag ontvangen voor de andere in deze brief genoemde subsidieregelingen.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie waarom de uitkomsten van het onderzoek naar het koppelen van uittreding aan het aantal dienstjaren niet ook betrokken zijn in deze brief. Het verbaast hen dat over deze toezegging simpelweg wordt gerapporteerd dat dit niet mogelijk is. Zij vinden dit een onacceptabele uitkomst welke hun vertrouwen, alsmede het vertrouwen van gewone werkende mensen, in het komende pensioenstelsel zeer schaadt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief Stand van zaken uitwerking pensioenakkoord en hebben nog enkele vragen.

Planning wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in een zorgvuldige behandeling en uitvoering van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen. Dit wetsvoorstel gaat een grote impact hebben op iedereen die pensioen opbouwt of al pensioen ontvangt. Om als Kamer een goede afweging te kunnen maken, vragen deze leden of de Minister bereid is om ook alle interne adviezen, zoals die van de Landsadvocaat, naar de Kamer te sturen.

Transitieperiode en transitie-ftk

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden om te zien dat de Minister blijft proberen om onnodige kortingen te voorkomen. Wel maken deze leden zich zorgen over het feit dat fondsen, met name groene fondsen, mogelijk geen baat hebben bij het verlengen van het verruimen van het minimaal vereiste vermogen. Is de Minister bereid om, naast de huidige verruiming, ook op zoek te gaan naar manieren om ook deze fondsen te ondersteunen zodat zij geen korting hoeven doorvoeren?

Deze leden maken zich verder zorgen over de effecten van de commissie-Parameters op de dekkingsgraden van verschillende pensioenfondsen. Vanwege de gewijzigde omstandigheden vragen deze leden de Minister of hij bereid is om een nieuw advies te vragen over de parameters vanwege deze gewijzigde omstandigheden. Kan de Minister ook ingaan op het voorstel om pensioenfondsen die de overstap naar het nieuwe pensioencontract (willen) zetten uit te zonderen van de nieuwe, strengere, regels van de commissie-Parameters?

Verkorting wachttijd pensioenopbouw

De leden van de PvdA-fractie constateren dat uitzendwerkgevers Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) een collectieve arbeidsovereenkomst (cao)-akkoord hebben gesloten met een kleine bond, met vrijwel geen leden, waarmee vakbonden, met meer leden, buitenspel zijn gezet. De leden van de PvdA-fractie vinden dit zeer ongewenst en hebben de Minister dan ook al eerder opgeroepen om dit cao-akkoord nietig te verklaren. Daarbovenop constateren deze leden dat, ondanks de gedane toezegging vanuit de uitzendbranche, er afspraken zouden worden gemaakt over het verkorten van de wachttijd pensioenopbouw voor uitzendkrachten. Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat hiermee een afspraak uit het pensioenakkoord niet wordt uitgevoerd? Is de Minister het met deze leden eens dat de ABU en NBBU, door een akkoord te sluiten zonder afspraken over verkorten wachttijd, hiermee bewust dit proces heeft zitten traineren? Voelt de Minister zich, net zoals als deze leden, misleid door de ABU en NBBU door geen afspraken in het cao-akkoord te maken over het verkorten van de wachttijd? Is de Minister het daarom met deze leden eens dat met uitzendwerkgevers ABU en NBBU geen afspraken over verkorten wachttijd pensioenen te maken zijn? En is de Minister daarom bereid om per direct een wetsvoorstel te maken om de uitzondering voor uitzendkrachten met betrekking wachttijd pensioen volledig af te schaffen?

Pensioenakkoord – gezond werkend naar pensioen

De leden van de PvdA-fractie vinden het van groot belang dat werknemers met een zwaar beroep eerder moeten kunnen stoppen met werken. De regeling om eerder uit te treden biedt daarvoor kansen en deze leden zijn tevreden dat het is gelukt om deze regeling eerder open te stellen. Deze leden ontvangen echter signalen, vanuit de schoonmaak, vleesverwerkende industrie en de wasserijen, dat werknemers daar vanwege het gebrek aan pensioen dat naar voren gehaald kan worden het zich financieel niet kunnen veroorloven om eerder te stoppen met werken. Om die reden vragen deze leden, zoals ook al eerder in de aangenomen motie-Asscher (Kamerstuk 320 42, nr. 458) verzocht, de Minister om de subsidieregeling ook open te stellen voor individuele werknemers zodat zij het zich ook financieel kunnen veroorloven om eerder te kunnen stoppen met werken na jarenlang zwaar werk te hebben gedaan. Is de Minister bereid om individuele werknemers, met een klein pensioentje, financieel te ondersteunen vanuit de MDIEU-regeling?

Overig

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister verder of hij ook van mening is dat informatie over pensioenen laagdrempeliger dient te zijn. Is de Minister bereid om te kijken of er een onafhankelijke instantie, die laagdrempelige hulp en informatie kan bieden en tevens als klachtenloket kan fungeren, kan komen?

De leden van de GroenLinks-fractie danken de demissionaire Minister voor zijn brief van 10 mei 2021. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

Heeft de demissionaire Minister al opties in kaart gebracht met oplossingen voor zware beroepen na 2025 (naast het rapport over stoppen na 45 jaar werken)? Zo ja, wat zijn de opties? Zo nee, wanneer verwacht de demissionaire Minister deze opties aan de Kamer te sturen?

De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag zien dat de verkorting van de wachttijd voor pensioenopbouw in de uitzendsector zo snel mogelijk wordt geregeld. In hoeverre is het mogelijk om dit onderdeel al eerder aan de Kamer te sturen?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben de brief van de Stichting van de Arbeid (22 december 2020) met interesse gelezen. Zij constateren dat de probleemanalyse ten tijde van het Pensioenakkoord nogmaals wordt bevestigd. Een heel klein deel van de zelfstandigen (2%-4%) bouwt pensioen op in de tweede pijler. Hoe beoordeelt de demissionaire Minister dit lage percentage? Wat is het doel voor 2026? Wanneer is het beleid om meer zelfstandigen pensioen op te laten bouwen geslaagd? Betreft dit 20%? 50%? 100%?

Indien er geen doelstelling wordt gehanteerd, hoe kan dan worden beoordeeld of het beleid effectief is geweest?

De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat er aanpassing van de bestaande wetgeving nodig is om «automatisch inschrijven» te regelen en dat er nog bekeken moet worden hoe deze auto-enrollment moet worden georganiseerd (via een nationale regeling zoals in het Verenigd Koninkrijk of via de huidige pensioenfondsen). Wanneer gaan hier knopen over worden doorgehakt? Wanneer eindigt de tijd van probleemanalyse en begint het moment van actie?

De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat zelfstandigen zo snel als mogelijk doch uiterlijk bij de realisatie van het nieuwe pensioencontract begin 2026 meer mogelijkheden krijgen binnen de tweede pijler. Deze leden willen graag dubbelchecken bij de demissionaire Minister dat het niet de bedoeling is om nog jaren te wachten voordat meer zelfstandigen pensioen gaan opbouwen. De eerste grote stappen zouden toch op korte termijn gezet kunnen worden?

Wat is technisch gezien het vroegst mogelijke moment om experimentwetgeving voor pensioensparen bij zelfstandigen afgerond te hebben?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen welk percentage van de pensioenfondsen de optie aanbiedt van vrijwillige voortzetting (Artikel 54 Pensioenwet)?

De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de laatste stand van zaken is omtrent de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers. Is er nog nieuwe informatie over eventuele gevolgen voor de uitvoering?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over de stand van zaken van de uitwerking van het pensioenakkoord. Zij hebben nog enkele vragen voor de Minister.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om toe te lichten welke problemen er spelen bij de uitvoering van het advies van de Stichting van de Arbeid over het nabestaandenpensioen, dat weer voortkwam uit de initiatiefnota-Omtzigt/Bruins (Kamerstuk 34 996): welke problemen spelen er bij de transitie van opgebouwd nabestaandenpensioen naar het nieuwe pensioenstelsel en bij de voorgestelde maatregelen voor een adequate dekking bij einde dienstverband? Kan de Minister aangeven welke varianten worden overwogen om bovenstaande problemen op te lossen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om te bevestigen dat alle doelen van de initiatiefnota-Omtzigt/Bruins en het advies van de Stichting van de Arbeid, zoals het oplossen van de gaten in de dekking van het nabestaandenpensioen bij levensgebeurtenissen zoals werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid, nog steeds het uitgangspunt zijn. Kan de Minister bevestigen dat de transitie naar een nieuw pensioenstelsel en een nieuw nabestaandenpensioen niet kan leiden tot lagere nabestaandenuitkeringen in vergelijking tot het huidige pensioenstelsel en huidige vormen van nabestaandenpensioen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat in het onderzoek naar maatwerk in de hoogte van de nabestaandenpensioen de problemen worden meegenomen die spelen bij het wetsvoorstel dat het mogelijk wil maken om 10% van het ouderdomspensioen ineens uit te keren (Kamerstuk 35 555).

Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie-Den Haan

Het lid van de fractie-Den Haan heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief over de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking van het pensioenakkoord.

Het lid van de fractie-Den Haan vindt het van groot belang dat er geen kortingen op de pensioenen plaatsvinden totdat de transitie is voltooid. Het lid van de fractie-Den Haan is het eens met het feit dat het nabestaandenpensioen niet apart behandeld moet worden, maar dat alle onderdelen in Ă©Ă©n keer gewijzigd worden.

Het lid van de fractie-Den Haan is van mening dat, in lijn met commissie-Borstlap (Kamerstuk 29 544, nr. 970), de vorm waarin de arbeid is aangegaan niet bepalend moet zijn voor de bescherming. Om die reden zou het niet moeten uitmaken; noch qua verplichtstelling noch qua uitvoering, noch qua solidariteit. Met andere woorden: er is geen reden voor verschil. Alle werkenden hebben dezelfde rechten én plichten ten aanzien van pensioen. Het lid van de fractie-Den Haan ziet dan ook graag de aanwijzingen in het rapport-Borstlap geïntegreerd.

Wat zijn de ideeën van de Minister om het AOW-gat te financieren als iemand drie jaar eerder met pensioen gaat? Denkt hij aan een spaarregeling?

De zware beroepen-discussie biedt al jaren geen oplossing vanwege de moeite om vast te stellen wat een zwaar beroep is. Hoe ziet de Minister dat?

Voor een duurzame inzetbaarheid en een Leven Lang Leren is 10 miljoen euro beschikbaar voor het verspreiden van kennis en het stimuleren van bewustwording. Het lid van de fractie-Den Haan vraagt de Minister of dit bedrag volstaat voor ca. 8,5 miljoen werkenden, waarvan een groot deel 50 jaar of ouder is.

In de brief wordt uitgegaan van 10 procent opname bij pensioen. Het lid van de fractie-Den Haan vindt dat haaks staan op de verplichtstelling. Waarom bemoeit de overheid zich enerzijds met een goede verplichte oudedagsvoorziening, maar mag iemand anderzijds opeens pensioengeld opnemen? Dit suggereert dat iemand te veel heeft opgebouwd. Kan de Minister hier uitleg over geven?

Met de huidige rente zorgt het aflossen van een hypotheek bij veel mensen nauwelijks voor lastenverlaging. Daarom pleit het lid van de fractie-Den Haan ervoor dat mensen 10 procent van hun pensioen kunnen opnemen voor het bekostigen van om- en bijscholing. Bijvoorbeeld tijdens het tweede deel van hun werkzame leven. Hoe ziet de Minister dat?

Daarnaast vindt het lid van de fractie-Den Haan het cruciaal dat het invaren rechtvaardig gebeurt.

Wat de Stichting van de Arbeid in haar brief stelt is niet nieuw. Het lid van de fractie-Den Haan is benieuwd hoe de Minister hierover denkt. Als hij deze lijn niet steunt hoe wil hij er dan voor zorgen dat zzp’ers zich gaan aansluiten en zorgen voor aanvullend pensioen?

II Antwoord/reactie van de Minister