Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake de reactie over de Regeling openbare jaarverantwoording zorgaanbieders eerstelijnszorg (Kamerstuk 34767-61)
Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2021D35287, datum: 2021-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2021D35287).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Agema, Tweede Kamerlid (Ooit PVV kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2021Z13225:
- Indiener: T. van Ark, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-09-08 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-09-09 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-09-22 14:00: Drie brieven betreffende regels toezicht op nieuwe zorgaanbieders (jaarverantwoording) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-10-13 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-05-25 16:00: Acute zorg / Eerstelijnszorg / Bloedvoorziening / Medisch zorglandschap / Medisch specialistische zorg / Mondzorg / Zwangerschap en geboorte (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2022-06-02 15:10: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2021D35287 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brief «Reactie op de uitvoering van de motie van de leden De Vries en Van den Berg over opnieuw in gesprek gaan met de eerstelijnscoalitie over de uitvoeringsregeling jaarverantwoordingsplicht» (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 14), de brief «Reactie over de Regeling openbare jaarverantwoording zorgaanbieders eerstelijnszorg» (Kamerstuk 34 767, nr. 61) en de brief «Openbare jaarverantwoording voor zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG)» (Kamerstuk 34 767, nr. 62).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
II. | Reactie van het kabinet |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie en de CDA-fractie
De leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan de motie Aukje de Vries en Van den Berg.1 Genoemde leden willen benadrukken dat fraude met zorggeld moet worden aangepakt. Zij vinden echter ook dat regelgeving daarvoor gericht en proportioneel moet zijn en zo nodig sub-sectorspecifiek. Zorgaanbieders moeten namelijk primair bezig kunnen zijn met het leveren van zorg in plaats van met allemaal regels, formulieren en het aanleveren van informatie.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie beseffen dat het amendement Ellemeet c.s. 2 bij de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders unaniem is aangenomen. In de toelichting van dit amendement stond echter:
«Dit amendement heeft vrijwel geen invloed op de regeldruk voor zorgaanbieders. De regeldruk zal beperkt zijn, omdat aanbieders al een financiële verantwoording naar de belastingdienst sturen.»
In hoeverre is er volgens het kabinet invulling gegeven aan deze passage? Welke informatie moeten aanbieders allemaal aanleveren en welke informatie is daar wel en niet al beschikbaar voor de financiële verantwoording aan de Belastingdienst?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie willen graag weten waar de fraude, waar de Wet toetreding zorgaanbieders op toeziet, zich vooral voordoet. Waarom wordt de jaarverantwoordingsplicht daar dan ook niet primair op gericht? In hoeverre klopt het dat de fraude zich bijna niet voordoet bij eerstelijnszorgaanbieders? Deze leden vragen voorts of niet gericht actie kan worden ondernomen richting zorgaanbieders waar relatief gezien meer kans is op fraude.
Welke alternatieve oplossing ziet het kabinet zelf nog om tegemoet te komen aan de bezwaren van de eerstelijnsorganisaties en naar aanleiding van de eerdergenoemde motie? Kan het kabinet eens aangeven waaraan gedacht wordt?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) aangeeft dat nut en noodzaak van de verschillende controle- en verantwoordingseisen onvoldoende zijn aangetoond.3 Kan het kabinet nut en noodzaak van elke controle- en verantwoordingseis afzonderlijk aangeven?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen wat voor het CBS nut, noodzaak en aanleiding zijn om ook nog eens extra informatie uit te vragen, want daar ging het amendement niet over. Verder wordt in de brief van 7 juli 2021 4 aangegeven dat de verwachting is dat het voor het CBS niet noodzakelijk is om bij de eerstelijnszorgaanbieders, waarvan de gegevens al bij het CBS bekend zijn, extra informatie uit te vragen. Het zou natuurlijk sowieso al absurd zijn om nog een keer gegevens uit te vragen door het CBS die al bekend zijn bij het CBS. Kunnen deze leden hieruit echter concluderen dat het CBS nu niet extra informatie gaat uitvragen aan de eerstelijnszorgaanbieders? In hoeverre kan het kabinet dat garanderen?
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie vragen tenslotte welke informatie nu concreet extra door de zorgaanbieders moet worden aangeleverd en wat de reden daarvoor is. Om hoeveel zorgaanbieders gaat het die dit moeten gaan doen? Hoeveel zorguren gaan er daardoor verloren en hoeveel uren die hieraan besteed moeten worden, gaan ten koste van de zorg voor patiënten?
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende brieven over de openbare jaarverantwoording voor zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG). Zij zijn zich bewust van de (wets)geschiedenis bij dit dossier. Zij hebben nog een enkele vraag over de laatste brief van 31 augustus 2021.5
De leden van de D66-fractie vragen naar het vervolg van deze ontstane patstelling tussen de Eerstelijnscoalitie en het kabinet. Kan een tijdlijn worden geschetst van komend jaar, inclusief evaluatiegesprekken en weegmomenten?
De leden van de D66-fractie constateren dat publicatie van de nieuwe regeling uiterlijk 1 oktober 2021 noodzakelijk is en dat het voornemen van het kabinet is om deze regeling uiterlijk op 21 september 2021 te ondertekenen. In hoeverre wordt deze tijdlijn beïnvloed door dit schriftelijk overleg?
De leden van de D66-fractie vragen tot slot nog een reactie van het kabinet op de conclusie van het ATR waarin het volgende wordt gesteld:
«ondanks deze aanpassingen blijft het college van mening dat nut en noodzaak van een stapeling van controle- en verantwoordingsinstrumenten onvoldoende zijn aangetoond».6
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen de dilemma’s rondom de jaarverantwoording voor kleine aanbieders. Regeldruk is altijd onwenselijk, omdat de tijd die hiervoor gebruikt wordt dan niet aan zorg kan worden besteed. Met betrekking tot de onderhavige regeling hebben genoemde leden nog wel een vraag. Zij lezen in de brief van 31 augustus 2021, 7 dat de regeling voor 21 september 2021 ondertekend moet zijn, omdat deze anders niet geïmplementeerd kan worden voor 1 januari 2022. Is deze regeling nu op tijd ondertekend of niet?
De leden van de fractie van GroenLinks lezen ook dat de regeling tot extra administratieve lasten zal leiden. Deze leden vragen hoeveel tijd en geld kleine zorgaanbieders kwijt zullen zijn aan deze nieuwe vorm van verantwoording. Tevens vragen zij hoe die tijd en middelen gecompenseerd worden.
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de toezichthouders met de voorgestelde regelingen het toezicht effectief kunnen uitvoeren en fraude kunnen detecteren. Tegelijkertijd blijven kleine aanbieders wel administratieve lasten houden. Hoe verhouden de kosten en baten van de voorgestelde regeling zich tot elkaar?
II. Reactie van het kabinet
Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 14↩︎
Kamerstuk 34 768, nr. 26↩︎
Bijlage bij Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3860 (Brief Adviescollege toetsing regeldruk, 1 juli 2021, «Aanvullende zienswijze Regeling Jaarverantwoording Wmg»)↩︎
Kamerstuk 35 830-XVI, nr. 14 (Reactie op de uitvoering van de motie van de leden De vries en Van den Berg over opnieuw in gesprek gaan met de eerstelijnscoalitie over de uitvoeringsregeling jaarverantwoordingsplicht)↩︎
Kamerstuk 34 767, nr. 62 (Openbare jaarverantwoording voor zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG)).↩︎
Bijlage bij Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3860 (Brief Adviescollege toetsing regeldruk, 1 juli 2021, «Aanvullende zienswijze Regeling Jaarverantwoording Wmg»)↩︎
Kamerstuk 34 767, nr. 62 (Openbare jaarverantwoording voor zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG))↩︎