Aanpak georganiseerde criminaliteit tijdens berechting en detentie
Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Brief regering
Nummer: 2021D44827, datum: 2021-11-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29911-339).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29911 -339 Bestrijding georganiseerde criminaliteit.
Onderdeel van zaak 2021Z21047:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-11-24 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-12-01 14:30: Procedures en brieven (hybride) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2021-12-02 10:00: Gevangeniswezen en tbs (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-01-27 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-01-27 13:30: Georganiseerde criminaliteit en ondermijning (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2021-2022 |
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 339 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Den Haag, 22 november 2021
Na de aanhouding van een advocaat in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught op 8 oktober jl. heb ik uw Kamer toegezegd een brief te sturen over wat er aanvullend nodig is in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit tijdens berechting en detentie.1 Met deze brief doe ik die toezegging gestand.
De afgelopen periode is zichtbaarder geworden welke ondermijnende impact de georganiseerde criminaliteit heeft op ons land en onze rechtsstaat. De drie moorden rond een kroongetuige, de aanhouding van advocaat Y.T. in de EBI, bedreigingen van togadragers en dodenlijsten met daarop namen van medewerkers van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zijn voorbeelden hiervan. Intimidaties, bedreigingen, geweld en liquidaties zetten continu spanning op het handhaven van de kernwaarden van onze rechtsstaat, zowel in de fase waarin verdachten worden berecht als in de fase waarin daders hun straf uitzitten.
De aanpak van georganiseerde criminaliteit leidt tot een toename van arrestaties van een «buitencategorie» van personen verdacht van zware criminaliteit. Deze personen realiseren zich dat lange gevangenisstraffen in het verschiet liggen. Zij hebben er veel voor over om hun straf te ontlopen of om tijdens detentie door te kunnen gaan met criminele activiteiten. Deze «buitencategorie» gedetineerden en de criminele organisaties waar zij deel van uitmaken is met de macht en middelen waarover ze beschikt meedogenlozer en (vlucht)gevaarlijker dan de gedetineerden waar we voorheen mee te maken hadden. Omkoping, chantage en extreem gewelddadige ontsnappingspogingen zijn scenario’s waarmee rekening wordt gehouden. Het vervoer van deze gedetineerden en het verblijf van deze categorie buiten de penitentiaire inrichting, bijvoorbeeld op de zittingslocatie, zijn kwetsbaar.
De strijd tegen de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit zal de komende jaren alleen nog maar verder worden opgevoerd. Om te voorkomen dat verdachten en veroordeelden tijdens hun rechtsgang en/of detentie hun criminele activiteiten voortzetten, is extra inzet nodig op zowel fysieke maatregelen als op aanscherping van wet- en regelgeving.2 Het precaire evenwicht tussen de waarborgen van onze rechtsstaat en het beschermen van onze rechtsstaat door het effectief aanpakken van voortgezet crimineel handelen wordt daarbij niet uit het oog verloren.
Met een brede delegatie, waaronder vertegenwoordigers vanuit de Rechtspraak, ben ik vorige week naar Italië geweest om met eigen ogen te zien hoe zij de georganiseerde criminaliteit aanpakken. We hebben gezien hoe Italië omgaat met zowel de berechting als de detentie van «zware» criminelen. Dat heeft meerdere inzichten opgeleverd die ondersteunend zijn bij de maatregelen die in deze brief uiteen worden gezet. Een belangrijk voorbeeld daarvan is de indrukwekkende wijze waarop videozittingen worden georganiseerd met gedetineerden, rechters, advocaten en publiek verspreid over het hele land waardoor risicovolle vervoersbewegingen sterk worden beperkt.
Na overleg met de strafrechtketen hebben we een samenhangende aanpak ontwikkeld om voortgezet crimineel handelen van extreem gevaarlijke gedetineerden tijdens hun detentie en berechting tegen te gaan. Het betreft zowel preventieve als repressieve maatregelen. Deze aanpak valt op hoofdlijnen uiteen in fysieke maatregelen en maatregelen die een aanpassing van wet- en regelgeving vereisen.
Fysieke maatregelen
Om netwerkvorming en crimineel handelen tijdens detentie en rechtsgang te voorkomen en risicovolle vervoersbewegingen te beperken moet de buitencategorie gedetineerden op een andere wijze dan reguliere gevangenen worden gedetineerd en berecht. Dit vraagt om fysieke voorzieningen bij zowel de gerechten als de justitiële inrichtingen.
Nederland krijgt in de toekomst daarom in totaal vier justitiële complexen (Lelystad, Schiphol, Vlissingen en Vught).3 Dit zijn voorzieningen waar detentie en berechting samengaan. Door het combineren van een gevangenis en een zittingslocatie in een hoogbeveiligde omgeving kan een deel van de vluchtgevaarlijke gedetineerden in één veilige omgeving worden gedetineerd en berecht. Dat verkleint ook het risico op ontvluchting tijdens het vervoer. Daarnaast komen er naast Vught een tweede EBI en meerdere Afdelingen met Intensief toezicht (AIT). Daarmee ontstaat een dekkend netwerk van hoogbeveiligde voorzieningen van detentie en berechting.
Justitieel Complex Schiphol (JCS)
In dit complex zijn onder andere een detentiecentrum van DJI en een extra beveiligde zittingszaal van de Rechtbank Noord-Holland gehuisvest. In 2022 worden in het complex ook extra beveiligde cellen gerealiseerd, zodat gedetineerden met een hoog vlucht- of maatschappelijk risico hier tijdens meerdaagse aaneengesloten rechtszittingen kunnen overnachten. Dit scheelt risicovolle vervoersbewegingen van en naar de penitentiaire inrichtingen.
Justitieel Complex Vlissingen (JCV)
In Vlissingen komt een nieuw Justitieel Complex. Hierin komt:
1. Een penitentiaire inrichting (PI) waaronder een tweede EBI;
2. Een hoog beveiligde zittingslocatie;
3. Een hoog beveiligde werk- en overnachtingslocatie waar rechters, griffiers, officieren van justitie en advocaten in een beveiligde voorziening kunnen werken en overnachten.
Met een tweede EBI ontstaat een verdubbeling van de capaciteit om de toename van extreem gevaarlijke gedetineerden op te vangen. Daarnaast biedt een tweede EBI de mogelijkheid om gedetineerden van elkaar te scheiden. Deze spreiding helpt voortgezet crimineel handelen in detentie en georganiseerde criminaliteit te voorkomen. Dit zagen we ook in Italië.
De verwachting is dat met de start van de grondwerkzaamheden de eerste contouren van het JCV eind 2022 zichtbaar zullen zijn. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), DJI en de Rechtspraak werken nauw samen met de gemeente Vlissingen, de provincie Zeeland en het Waterschap Scheldestromen om het JCV van de grond te krijgen. Waar mogelijk worden werkzaamheden parallel opgepakt. De huidige planning voor de ingebruikname van het JCV is medio 2028.
Justitieel Complex Lelystad (JCL)
Zoals aangekondigd komt er een landelijke voorziening ten noorden van de grote rivieren ter vervanging van de Bunker in Osdorp.4 De Commissie Hoogbeveiligde zittingslocatie (HBZ) ten noorden van de grote rivieren heeft geadviseerd het RVB opdracht te geven de bouw van een HBZ op de locatie Lelystad nader te onderzoeken. Doorslaggevend is de beheersing van veiligheidsrisico’s in combinatie met de mogelijkheden om in de PI Lelystad, net als in het Justitieel Complex Schiphol, cellen voor tijdelijke overnachting van gedetineerden met een hoog vlucht- of maatschappelijk risico te realiseren. Ook speelt mee dat de betreffende grond voor de bouw van een HBZ reeds in eigendom is van het RVB.
Mijn inzet is erop gericht om het advies van de commissie te volgen. Daartoe heb ik een werkgroep met medewerkers van mijn ministerie, DJI, de Raad voor de rechtspraak en het RVB opdracht gegeven de financiële, organisatorische, beheersmatige en andere relevante aspecten van de bouw van een HBZ naast de PI Lelystad nader te onderzoeken. Ook het OM is hierbij betrokken. De uitkomst wordt eind dit jaar verwacht. Ik zal uw Kamer hierover begin volgend jaar informeren.
Justitieel Complex Vught (JCV)
In de PI Vught is tot op heden de enige EBI gesitueerd. Gedetineerden die hier verblijven kennen een zeer hoog risico op dreiging van buitenaf, bijvoorbeeld door een gewelddadige poging tot bevrijding of liquidatie. Als deze gedetineerden voor hun strafzaak naar de rechtbank moeten worden vervoerd gebeurt dit door het Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT). De meest in het oog springende verplaatsingen van het BOT zijn de colonnes van gepantserde auto’s die met verhoogde snelheden, zwaailichten en sirenes van Vught richting Amsterdam/Badhoevedorp en terugrijden. Het laatste jaar is het aantal BOT-verplaatsingen tussen Vught en de beveiligde rechtbanken in Amsterdam zeer sterk gestegen. Deze verplaatsingen zorgen voor ernstige verkeersoverlast en grote veiligheidsrisico’s voor de inwoners van Vught. Dit wordt versterkt doordat er de komende jaren omvangrijke rijksinfraprojecten in Vught plaatsvinden, waardoor de PI Vught minder goed bereikbaar wordt.
De burgemeester van Vught heeft een klemmend beroep gedaan om voor deze problematiek een oplossing te vinden. Daarbij heeft hij aangegeven dat deze categorie «zware» gedetineerden in het geheel niet meer vervoerd moet worden. Ik deel de zorgen van de burgemeester en de urgentie om in oplossingen voor dit vraagstuk te voorzien. Daarom heeft een werkgroep bestaande uit medewerkers van mijn ministerie, de PI Vught en de Rechtspraak, onderzocht hoe en op welke termijn de meest risicovolle vervoersbewegingen van en naar Vught kunnen worden gereduceerd. Daarbij gaat het om een beperkte groep gedetineerden waarbij dit bijzondere veiligheidsrisico bestaat. Het rapport van de werkgroep is als bijlage bij deze brief gevoegd5. In overleg met de burgemeester en de commissaris van de Koning Noord-Brabant zijn wij tot de volgende maatregelen gekomen:
• Realisatie van een kwalitatief hoogwaardige videovoorziening
Ik heb met veel belangstelling gekeken naar de wijze waarop in Italië met gebruikmaking van hoogwaardige videoverbindingen rechtszittingen met een hoog veiligheidsrisico worden vormgegeven. Ook in Nederland gaan we dit toepassen door in Vught videoverhoor mogelijk te maken door een hoogwaardige videovoorziening met de hoog-beveiligde zittingslocaties te realiseren. Dit moet het vervoer van verdachten van zware misdrijven met veiligheidsrisico´s en de daarmee gepaard gaande – en in mijn ogen niet langer acceptabele – risico’s voor de openbare orde en veiligheid fors verminderen. Dit vergt aanpassing van het Besluit videoconferentie. Ik kom daar later in deze brief op terug.
• Realisatie van een faciliteit voor RC-verhoren
Het komt voor dat gedetineerden van en naar de rechtbank worden gebracht om te verschijnen voor de rechter-commissaris. Het gaat hierbij om de voorgeleiding in verband met de inbewaringstelling of om getuigenverhoren. Wanneer deze RC-verhoren in Vught worden gehouden scheelt ook dat vervoersbewegingen. Om dit mogelijk te maken wordt in Vught een faciliteit gerealiseerd waar deze RC-verhoren kunnen worden gehouden. Vanaf 2023 vinden deze RC-verhoren fysiek in Vught plaats.
• Realisatie van een tweede ontsluitingsweg naar de PI Vught
Er zal een tweede ontsluitingsweg voor de PI Vught worden aangelegd. Hiermee zullen de BOT-verplaatsingen de dorpskernen van Vught en Cromvoirt zo veel mogelijk ontzien. De tweede ontsluitingsweg vermindert de verkeersoverlast en reduceert de gevaarzetting die uitgaat van de huidige ontsluiting. Het Ministerie van Justitie & Veiligheid draagt de kosten voor deze weg. De gemeente draagt zorg voor de benodigde vergunningen. De inzet is om de weg in 2023 gereed te hebben.
Met de burgemeester en de commissaris van de Koning ben ik tot de conclusie gekomen dat bovenstaande maatregelen op de kortst mogelijke termijn tot een substantiële verhoging van de veiligheidssituatie in Vught kunnen leiden. Het benutten van de mogelijkheid de verdachte de zitting via video te laten bijwonen is hiervoor cruciaal. Dit is een inperking van het aanwezigheidsrecht. Ik ga in gesprek met de rechtspraak om tot een afgewogen invulling van deze inperking te komen.
Met de motie van de leden Van Toorenburg en Van Nispen heeft uw Kamer mij verzocht te onderzoeken of (delen) van de rechtszittingen in Vught zouden kunnen worden gehouden.6 Deze mogelijkheden zijn door mij onderzocht. Daaruit is naar voren gekomen dat een zittingslocatie in Vught op zich te realiseren is. De inschatting is dat de bouw tenminste 32 tot 36 maanden zou vergen. Een zittingslocatie is echter geen oplossing voor het terugdringen van de vervoersbewegingen op korte termijn.
Los van het feit dat de bouw en ontwikkeling van een dergelijke voorziening fors meer tijd kosten, leidt het per saldo ook niet tot een vermindering van het aantal BOT-verplaatsingen. Het aantal BOT-verplaatsingen vanuit Vught zal weliswaar afnemen, maar daar komt een toename van BOT-verplaatsingen vanuit elders in het land naar Vught toe voor in de plaats. Bij zittingen op het gebied van georganiseerde criminaliteit staan immers dikwijls verdachten terecht die verspreid zitten over verschillende penitentiaire inrichtingen in het land. Een zittingslocatie leidt verder tot een stapeling van veiligheidsrisico’s in het gebied rond de PI, waar nu juist spanning bestaat met de woonfunctie nabij. Met de burgemeester en de commissaris van de Koning ben ik daarom tot de conclusie gekomen om nu in te zetten op de bovengenoemde maatregelen. Uiteraard blijf ik de ontwikkelingen in Vught volgen en sta hierover in nauw contact met de gemeente Vught en de Provincie Noord-Brabant.
Afdelingen met Intensief Toezicht
Niet alle gedetineerden voldoen aan de criteria voor plaatsing op de EBI. Zij staan echter wel op een zogeheten GVM-lijst. Hierop komen alle gedetineerden met een zogeheten vlucht- of maatschappelijk risico.7 Deze groep bestaat uit enkele tientallen gedetineerden. De directeur van een inrichting kan aan deze gedetineerden extra toezichtsmaatregelen opleggen. Deze kunnen het meest effectief plaatsvinden op zogeheten Afdelingen met Intensief Toezicht (AIT). Deze afdelingen zijn kleinschaliger dan reguliere afdelingen en er is strenger toezicht. Daarnaast hebben gedetineerden op een AIT een eigen dagprogramma waardoor ze geen contact hebben met gedetineerden van andere afdelingen. Er zijn op dit moment twee AIT’s in Leeuwarden en Krimpen aan den IJssel. Medio 2022 komt er een derde AIT in Alphen aan den Rijn. Ik monitor of daarna verdere uitbreiding nodig is.
Maatregelen op gebied van wet- en regelgeving
Met de hierboven genoemde fysieke maatregelen beperken we het vervoer van gevaarlijke gedetineerden en zorgen we ook voor een veiliger berechting voor alle deelnemers aan het strafproces en hun omgeving.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat daarnaast de mogelijkheden om de huidige wet- en regelgeving aan te passen in beeld moeten worden gebracht. Deze biedt onvoldoende ruimte en waarborgen om te voorkomen dat de georganiseerde criminaliteit kan doorgaan tijdens detentie en de rechtsgang. Alleen als we deze groep onder intensief toezicht plaatsen krijgen ze moeilijker toegang tot hun netwerk van boodschappers en loopjongens.
Het gaat om aanpassingen bij het gevangeniswezen, de advocatuur en de rechtsgang. Voorstellen tot aanpassing van de huidige wet- en regelgeving zullen in afstemming met de relevante ketenpartners worden uitgewerkt.8 Ook breng ik de operationele en financiële gevolgen hiervan in kaart. Op basis daarvan zal ik u in het voorjaar 2022 nader informeren over welke precieze maatregelen genomen kunnen worden.
Gevangeniswezen
We zien dat een groep gedetineerden tijdens detentie toch een weg vindt om te communiceren met hun criminele netwerk. Dat kan bijvoorbeeld via binnengesmokkelde telefoons of via loopjongens. Daarom komt er meer, strenger en langer toezicht, worden medewerkers intensiever getraind op weerbaarheid en wordt de informatiedeling verbeterd.
Intensivering toezicht
Gedetineerden worden in de EBI geplaatst bij actuele signalen van vluchtgevaar en/of bij een ernstige verdenking van voortgezet crimineel handelen. Gelet op de huidige dreiging vind ik deze plaatsingsgronden te smal. Ik pas de regelgeving aan zodat plaatsing in de EBI ook mogelijk wordt bij de dreiging die uitgaat van iemands rol en positie in een crimineel netwerk. De huidige capaciteit in Vught en de toekomstige capaciteit in Vlissingen bieden hiervoor voldoende plaats.
Een signaal van vluchtgevaar en de verdenking van voortgezet crimineel handelen zijn over het algemeen niet binnen zes maanden verdwenen. Dat geldt des te meer voor de positie die iemand heeft binnen een crimineel netwerk. Daarom ga ik het halfjaarlijkse toetsingsmoment verlengen naar minimaal één jaar. Ik onderzoek ook of het mogelijk is om gedetineerden gedurende hun hele voorlopige hechtenis, zonder tussentijds toetsingsmoment, in de EBI te kunnen plaatsen.
Er komt een 4-ogen principe voor al het ambtelijk bezoek aan gedetineerden in de EBI. Bezoek van bijvoorbeeld medewerkers van de gemeente of de reclassering zal alleen nog in duo’s plaats kunnen gaan vinden. Hierdoor wordt het moeilijker voor gedetineerden om druk uit te oefenen op één medewerker. Ik verken nog of dit ook kan gelden voor zorgmedewerkers. Dat ligt gevoelig door de vertrouwelijke relatie tussen zorgverlener en patiënt.
In algemene zin is het een gedetineerde toegestaan om vanuit detentie een organisatie op te richten, zolang binnen de wettelijke kaders wordt gehandeld. Ook mogen gedetineerden financiële transacties doen. Ik vind het onwenselijk wanneer deze mogelijkheden gebruikt worden om criminele activiteiten voort te zetten. Ik wil dit aan banden gaan leggen danwel verbieden bij gedetineerden die in de EBI of AIT zitten.
Gedetineerden mogen in Nederland hun eigen kleding dragen. Deze kleding kan in en uit de gevangenis gebracht worden. Het komt voor dat gedetineerden dure merkkleding en/of accessoires de gevangenis invoeren waarna ze het «doorgeven» aan medegedetineerden in ruil voor een handeling. Dit wil ik beperken.
Weerbaarheid en screening van medewerkers
Het aanscherpen van regels en regimes kan ertoe leiden dat de druk op de integriteit van de medewerkers vergroot wordt. Criminelen zien dit en spelen hierop in. Het is dus belangrijk om te investeren in de weerbaarheid en integriteit van medewerkers om te voorkomen dat zij in het web van de criminelen verstrikt raken en daardoor op hun werk of in hun privéomgeving in een benarde positie komen.
DJI gaat het als werkgever laagdrempelig maken om signalen van ondermijning te delen en bespreekbaar te maken, ook als de medewerker zelf onderdeel uitmaakt van dat signaal. Dit kan door de medewerker maximaal te ondersteunen in het bieden van een veilige werkomgeving. We zorgen voor weerbaarheidstrainingen en het beter afschermen van persoonsgegevens van de medewerkers, bijvoorbeeld door het anoniem kunnen schrijven van rapporten. Daarnaast biedt DJI ondersteuning bij het treffen van fysieke maatregelen bij dreiging tegen medewerkers, zoals het plaatsen van camera’s en kogelwerend glas. Bij concrete en acute dreiging wordt samengewerkt met het stelsel Bewaken en Beveiligen onder regie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).
Medewerkers van justitiële inrichtingen zijn de ogen en oren van de gevangenis. Daarom zijn zij vanwege hun kennis, autorisaties en toegang tot (andere) gedetineerden interessant voor criminelen, zowel gedetineerd als niet gedetineerd. De integriteit van medewerkers van DJI moet dan ook buiten kijf staan. Op dit moment hoeven medewerkers alleen bij indiensttreding een VOG te overleggen. Hierbij kan alleen een justitieel verleden (veroordelingen) een weigeringsgrond zijn. Met de recent aangenomen wet VOG politiegegevens kan nog beter worden gescreend op integriteit, omdat naast veroordelingen ook aangiftes en meldingen die bij de politie zijn gedaan worden meegewogen.
Als de medewerker ná indiensttreding in aanraking komt met justitie moet DJI dit weten. De nieuwe CAO Rijk 2021 maakt het mogelijk dat alle medewerkers van DJI om de vier jaar een VOG moeten overleggen. Medewerkers die dit niet kunnen, worden geschorst. In aanvulling hierop wil ik een vorm van screening onderzoeken waarbij er continu wordt gekeken of medewerkers in aanraking komen met politie en justitie, zodat DJI snel kan interveniëren.
Ik ga samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoeken of medewerkers die een risicofunctie op een bijzondere locatie binnen DJI bekleden, zoals medewerkers bij de EBI, een zogeheten veiligheidsonderzoek kunnen krijgen.
Informatiedeling verbeteren
Om voortgezet crimineel handelen tegen te gaan, is goede informatie-uitwisseling in de strafrechtketen cruciaal. Iedere organisatie heeft informatie. Zaak is om die informatie bij elkaar te brengen zodat een goed beeld ontstaat op basis waarvan interventies worden gepleegd. Op dit moment vindt informatie-uitwisseling tussen politie, DJI en het OM plaats via het zogeheten Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP). Het GRIP fungeert als centraal informatieknooppunt en verwerft inzicht in de achtergrond van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico. Maar de mogelijkheden voor snelle en volledige informatiedeling tussen politie en DJI stuiten in de praktijk op de grenzen van de privacywetgeving. Dat betekent dat DJI niet altijd weet wat voor type gedetineerde zij binnen krijgt en welke maatregelen nodig zijn. Een ander voorbeeld is dat de politie bij het uitlezen van de PGP-telefoons bepaalde signalen die betrekking hebben op de situatie binnen een justitiële inrichting niet eenvoudig kan delen met de DJI. Hierop kan DJI dan geen gepaste maatregelen nemen, waardoor het crimineel handelen door kan gaan.
We gaan, uiteraard binnen de kaders van de Algemene verordening persoonsgegevens en de Richtlijn bescherming persoonsgegevens politie en justitie, deze informatiedeling verbeteren. Met politie en OM worden afspraken gemaakt dat bij de plaatsing van bijzondere gedetineerden de directeur altijd actief wordt geïnformeerd, zodat zij het juiste toezicht op deze gedetineerde kunnen organiseren.
Een goed en actueel ondermijningsbeeld van penitentiaire inrichtingen, waarin alle signalen en fenomenen die zich bij de PI’s voordoen zijn samengebracht, kan bijdragen aan het voorkomen en aanpakken van ongewenste situaties. Door het hebben van een goed ondermijningsbeeld, wordt het inzichtelijk waar zwakke plekken en rotte appels zitten. Ik onderzoek de mogelijkheden om te komen tot een dergelijk ondermijningsbeeld. Hiervoor is het nodig om informatie van buiten de PI’s te betrekken. Daarvoor treed ik in overleg met de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC). Het RIEC heeft ervaring met deze ondermijningsbeelden. Zij doen onderzoek naar signalen en fenomenen van criminele activiteiten binnen een bepaald geografisch gebied. Convenantpartners van het RIEC zijn onder gemeenten, provincies, politie, Belastingdienst en de Koninklijke Marechaussee.
Advocatuur
De aanhouding van de advocaat in de EBI is een signaal dat ook advocaten betrokken kunnen raken bij ondermijnende activiteiten. Verreweg de meeste advocaten doen hun werk goed en integer. Ik merk dat deze aanhouding ook zijn weerslag heeft op de beroepsgroep zelf. Als advocaten betrokken raken bij ondermijnende activiteiten moet dat hard worden aangepakt. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat advocaten bewust of onbewust in de verleiding zouden kunnen komen mee te werken met ondermijnende activiteiten. We zien dat het soms zou kunnen knellen. Advocaten worden onder druk gezet om mee te werken, eerst wellicht door iets onschuldigs te doen, maar vervolgens worden ze het criminele circuit ingezogen.
Het is aan de advocaat om alert te zijn op het risico dat de opdracht die hij krijgt niet wordt gebruikt voor de voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten. De advocaat heeft daarbij een onderzoekplicht en moet bij gerede twijfel een onderzoek instellen naar de gevraagde dienstverlening. Daarbij geldt dat de advocaat die dienstverlening ook moet stoppen, indien hij na onderzoek nog steeds onvoldoende inzicht heeft verkregen of in die gevallen waarin na onderzoek nog steeds aanwijzingen bestaan dat de gevraagde dienst strekt tot voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten.
Bij overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) door advocaten is het primair aan de toezichthouder (de lokale deken) om daar tegen op te treden. Bij concrete verdenkingen van betrokkenheid van advocaten bij criminele handelingen is het aan het OM een onderzoek te starten en indien opportuun te vervolgen. In de preventieve sfeer wil ik aanvullende maatregelen nemen om de weerbaarheid van advocaten verder te vergroten en daarmee de integriteit van de beroepsgroep verder te beschermen.
Gelet op de onafhankelijke positie van de advocaat tegenover de staat moet juist daarbij het precaire evenwicht tussen de waarborgen van onze rechtsstaat en de aanpak van ondermijning niet uit het oog worden verloren. Tegelijkertijd is het wel nodig dat ook met betrekking tot de advocatuur maatregelen worden genomen.
Versterking toezicht advocatuur
Het toezicht op de advocatuur wordt versterkt. Op dit moment oefent de lokale deken dit toezicht uit. In de toekomst komt er een landelijke toezichthouder die eindverantwoordelijk wordt voor het toezicht op alle advocaten in Nederland. De aanhouding van de advocaat is voor mij mede reden om na te denken over het meer op afstand van de deken organiseren van het toezicht. Ik denk daarbij aan een dagelijks bestuur binnen de landelijke toezichthouder die de bevoegdheid krijgt om onderzoeken te starten en bestuursrechtelijk en tuchtrechtelijk te handhandhaven. Een andere optie is om andere advocaten dan de deken de rol van landelijke toezichthouder te laten uitvoeren.
De landelijke toezichthouder speelt een belangrijke rol bij de aanpak van ondermijning in relatie tot de advocatuur door kennis en expertise op het gebied te bundelen, voorlichting te geven en actief op te treden als er aanwijzingen zijn dat advocaten mogelijk betrokken zijn bij ondermijning. Belangrijk daarbij is dat de toezichthouder op advocaten en de opsporingsinstanties, met behoud van ieders rol en verantwoordelijk, intensiever met elkaar samenwerken als het gaat om de aanpak van mogelijke betrokkenheid van advocaten bij ondermijning. Daarbij geldt ook dat opsporingsinstanties signalen die zij hebben over mogelijke betrokkenheid van advocaten bij ondermijnende activiteiten, delen zodra het opsporingsbelang dit toelaat.
4-ogen principe bij bezoek aan gedetineerden
Om de druk op individuele advocaten te verminderen overweeg ik, net als bij ambtelijk bezoek aan gedetineerden, het advocatenbezoek aan gedetineerden in de EBI alleen nog in duo’s te laten plaatsvinden. Dit kunnen alleen advocaten zijn die een cliëntrelatie hebben met de gedetineerde, om zo de vertrouwelijkheid van de gesprekken te waarborgen. Door te werken in duo’s wordt het lastiger voor gedetineerden om druk uit te oefenen en advocaten zo te bewegen mee te werken met voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. Bovendien wordt het ook eenvoudiger om eventuele dilemma’s met elkaar te bespreken en zo nodig de deken daarbij te betrekken. Bij het werken in duo’s spelen diverse uitvoeringsvragen, bijvoorbeeld de financiering van de tweede advocaat en de vraag of het de advocaat van eenzelfde kantoor mag zijn. Hierover ben ik in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA).
Screening en kwaliteitseisen
In verband met de hoge mate van integriteit die van een advocaat wordt verwacht geldt nu al dat bij beëdiging een VOG moet worden overlegd. Hierbij geldt een specifiek screeningsprofiel met een terugkijktermijn van 10 jaar. Ik onderzoek de mogelijkheid om die VOG niet alleen bij beëdiging te vragen, maar periodiek, bijvoorbeeld eens in de 5 of 10 jaar. Verder ga ik in gesprek met de NOvA over het stellen van extra kwaliteitseisen voor advocaten die gedetineerden bijstaan die op de zogeheten GVM-lijst staan. Een vorm van screening kan hiervan ook onderdeel zijn. Bij extra kwaliteitseisen denk ik aan eisen met betrekking tot kennis, ervaring en integriteit waar advocaten aan moeten voldoen. Advocaten die dan aan die kwaliteitseisen voldoen kunnen zich dan als zodanig bij de NOvA registreren en alleen die advocaten zouden dan toegang krijgen tot gedetineerden in de EBI.
Kernwaarden
Onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid zijn de vijf kernwaarden van de advocaat. Deze kernwaarden vormen de basis van het bijzondere karakter het beroep van de advocaat. Zo is onafhankelijkheid een noodzakelijke voorwaarde voor een behoorlijke uitoefening van het beroep. De advocaat behoort onafhankelijk te zijn ten opzichte zijn cliënt, de overheid, de rechter en anderen, maar ook tegenover de zaak die hij behandelt. Die zaak moet de advocaat benaderen met voldoende afstand en persoonlijke belangen van de advocaat mogen daarbij geen rol spelen. Ook de schijn dat dat het geval zou kunnen zijn moet, zo mogelijk, vermeden worden. Gelet op deze wettelijke kernwaarde vind ik het dan ook moeilijk verdedigbaar dat advocaten cliënten bijstaan met wie zij een nauwe persoonlijke band of een familieband hebben, omdat dan al snel persoonlijke belangen een rol kunnen gaan spelen. Op grond van de huidige Gedragsregels is het niet verboden om familieleden bij te staan of personen met wie de advocaat een nauwe persoonlijke band heeft. Voorwaarde voor die bijstand is wel dat de onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep niet in gevaar komt. De afweging of bijstand kan worden verleend is in beginsel aan de advocaat, waarbij dit achteraf getoetst kan worden. De aanhouding van de neef van R.T. die tevens zijn advocaat is, laat mijns inziens zien dat die afweging hier niet goed is gegaan. Ik roep de NOvA dan ook op om binnen de beroepsgroep het gesprek aan te gaan over de onafhankelijkheid in relatie tot het bijstaan van familieleden en personen met wie de advocaat een nauwe persoonlijke band heeft en indien nodig eerder in te grijpen.
Vertrouwelijkheid is een andere kernwaarde. De vertrouwelijkheid van de communicatie tussen cliënten en hun advocaat is een grondbeginsel dat we moeten respecteren. Er gelden terecht zware waarborgen als daar inbreuk op wordt gemaakt. Tegelijkertijd zien we ook dat advocaten soms bij communicatie met cliënten gebruik maken van een PGP-telefoon. Hoewel dit in het algemeen niet verboden is, rijst wel de vraag waarom dat gebeurt en vooral ook waarom in een dergelijk geval niet gebruik wordt gemaakt van de eigen geheimhoudertelefoon. Hierover ga ik in gesprek met de NOvA. In zijn algemeenheid vind ik dat vanuit de NOvA daarbij normerender moet worden opgetreden richting de eigen beroepsgroep. Het is namelijk in het belang van de advocatuur zelf dat de kernwaarden boven alle twijfel verheven zijn.
Betalingen aan advocaten
In het kader van een behoorlijke rechtspleging moet iedereen zich kunnen laten bijstaan door een advocaat. Tegelijkertijd moeten we proberen te voorkomen dat advocaten worden betaald met gelden die afkomstig zijn uit criminaliteit, omdat het ontvangen van geld waarvan je weet dat het afkomstig is uit criminaliteit in beginsel een strafbaar feit kan opleveren. Bij het nemen van eventuele maatregelen op dit terrein is het noodzakelijk de juiste balans te bewaken tussen de waarborgen van onze rechtsstaat en de aanpak van ondermijning.
Nu al is het zo dat in veel strafzaken, zeker daar waar het gaat om een ambtshalve toevoeging, de advocaat wordt betaald vanuit het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. De advocaat moet de cliënt altijd wijzen op de mogelijkheid van een toevoeging, maar de cliënt mag er vanaf zien. In dat geval wordt de advocaat betaald door de cliënt.
Het spanningsveld tussen het recht op rechtsbijstand en de strafrechtelijke norm inzake heling en witwassen is van alle tijden. Het algemeen belang van een behoorlijke rechtspleging brengt mee dat een advocaat in beginsel bijstand moet kunnen verlenen zonder vrees voor vervolging wegens heling. Belangrijke voorwaarde bij dat uitgangspunt is dat er geen sprake mag zijn van een overmatige honorering waardoor de advocaat mee zou delen in criminele gelden. Gelet op de recente ontwikkelingen op het terrein van het tegengaan van ondermijning ga ik in gesprek met de NOvA en met het OM over het hiervoor geschetste dilemma en mogelijke aanvullende waarborgen om met dit dilemma om te gaan.
Bij die gesprekken wil ik ook de optie bespreken om het in beginsel niet meer mogelijk te maken een ambtshalve toevoeging te weigeren. Achteraf kan dan nog wel, zoals nu ook al kan, door de Raad voor Rechtsbijstand getoetst worden of de toevoeging gelet op de draagkracht van de veroordeelde terecht is afgegeven of dat de veroordeelde de toevoeging moet terug betalen. Het niet meer kunnen weigeren van een ambtshalve toevoeging betekent een inperking van de vrije advocaatkeuze. Of deze inperking uiteindelijk te rechtvaardigen is in het licht van het te bereiken doel, neem ik mee bij de verdere uitwerking. Een andere optie die ik wil bespreken is dat de advocaat die het vermoeden heeft dat het geld dat hij ontvangt voor zijn dienstverlening een criminele herkomst heeft dit eerst met de deken bespreekt. De deken kan dan op voorhand toetsen dat er geen sprake lijkt te zijn van overmatige honorering, bijvoorbeeld door een veel hoger uurtarief te vragen.
Met betrekking tot contante betalingen geldt nu al dat advocaten dit in beginsel niet mogen aannemen waarop wel uitzonderingen mogelijk zijn. Bovendien geldt dat bij een contante betaling van meer dan € 5.000 in een zaak eerst overleg met de deken moet plaatsvinden. Ik bespreek met de NOvA of de grens kan worden verlaagd of helemaal afgeschaft.
Ook in de advocatuur is er aandacht voor het verrichten en ontvangen van betalingen. De NOvA is recent een taskforce bescherming tegen ondermijning gestart en ik verwacht dat daar ook gekeken gaat worden naar mogelijke kwetsbaarheden bij betalingen aan advocaten. Daarnaast voeren de dekens, in samenwerking met de unit Financieel Toezicht Advocatuur, in 2021 een themaonderzoek uit naar de naleving van wet- en regelgeving inzake Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Verordening op de advocatuur door strafrechtkantoren. Hierbij wordt gekeken naar contante betalingen (inclusief de administratieve verwerking daarvan) en financiële bewegingen op de derdengeldenrekening.9 De resultaten van dit onderzoek verschijnen naar verwachting in de eerste helft van 2022.
Rechtsgang
Het werkbezoek aan Italië heeft inzicht gegeven in de wijze waarop daar wordt omgegaan met opsporing, vervolging, berechting en detentie van personen die verdacht worden van deelname aan «maffia-achtige georganiseerde misdaad». Verdenking van of veroordeling voor een dergelijk delict en de plaatsing in een specifiek detentieregime, kan doorwerken in verschillende onderdelen van het Italiaanse strafrechtsysteem. Onderdeel daarvan is dat er in beginsel geen vervoer meer plaats vindt van gedetineerden waarbij het vervoer als zodanig een bedreiging is van de openbare orde en veiligheid. Voor de langere termijn wil ik onderzoeken welke onderdelen van de Italiaanse aanpak ook in Nederland toepassing kunnen vinden.
Op korte termijn wordt het vervoer van gedetineerden met ernstige veiligheidsrisico’s teruggedrongen door te investeren in extra digitale voorzieningen zoals videoconferentie, zodat de rechter kan bepalen dat niet alle verdachten fysiek in de zittingszaal aanwezig zijn, maar ze wel op een goede manier worden gehoord. Dit moet het vervoer van gedetineerden met ernstige veiligheidsrisico´s en de daarmee gepaard gaande – en in mijn ogen niet langer acceptabele – risico’s voor de openbare orde en veiligheid fors verminderen.
Daarbij zal ervoor worden gezorgd dat noodzakelijke randvoorwaarden in orde zijn, zoals de mogelijkheid van vertrouwelijk overleg met de raadsman en de kwaliteit en ruimtelijke opstelling van de videoverbinding.
Dit vergt in de eerste plaats aanpassing van het Besluit videoconferentie. Daarin zal expliciet tot uitdrukking worden gebracht dat de rechter, ook zonder instemming van de verdachte of diens raadsman, kan beslissen om videoconferentie te gebruiken bij ernstige veiligheidsrisico’s tijdens het vervoer van en naar de zitting.
De Rechtspraak heeft toegezegd met een intern advies te komen hoe om te gaan met gebruik van videoconferentie bij gedetineerden met een buitengewoon veiligheidsrisico.
De wijziging van het Besluit videoconferentie zal op korte termijn ter hand worden genomen en, in afstemming met de Raad voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de NOvA in procedure worden gebracht.
Financiële paragraaf
De in deze brief genoemde maatregelen met betrekking tot de AIT en de genoemde maatregelen met betrekking tot de PI Vught, zoals de videowall, RC-ruimte en de ontsluitingsweg en de daarmee samenhangende uitgaven zijn gedekt binnen de begroting van JenV. Zoals gezegd worden voor de overige maatregelen, waaronder de aanpassingen van wet- en regelgeving, allereerst de operationele en financiële gevolgen in kaart gebracht. Op basis daarvan zal ik u in het voorjaar 2022 nader informeren over welke maatregelen genomen kunnen worden.
Tot slot
Binnen onze rechtsstaat moeten mensen zich veilig en beschermd weten. De buitencategorie criminelen waar we op dit moment mee te maken hebben, maakt daar ernstige inbreuk op. We weten dat vervoer grote risico’s met zich meebrengt en dus verminderen we dat als het even kan door meer gebruik te gaan maken van videozittingen en justitiële inrichtingen te bouwen waar berechting en verblijf samen gaan. Ook maken we het toezicht strenger en zorgen we dat het personeel sterk staat.
Ik besef dat we er dan nog niet zijn. We zullen alert moeten blijven en steeds nieuwe maatregelen moeten nemen om geharde criminelen een stap voor te blijven, ook in de gevangenis. Daarnaast is er een meer ethische discussie nodig over hoe streng we willen zijn en waar in ons humane land de grens ligt. Deze brief en de aankondigde maatregelen zie ik als een wezenlijke stap in de versterking van de gezamenlijke aanpak van de ketenpartners die zijn betrokken bij de berechting en detentie van verdachten van georganiseerde criminaliteit. Ik zal u over de voortgang in het voorjaar van 2022 informeren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Kamerstuk 29 911, nr. 332.↩︎
Te denken valt aan de Regeling Selectie Plaatsing en Overplaatsing Gedetineerden (RSPOG) en de Penitentiaire Beginselenwet (PBW).↩︎
Bij het Justitieel Complex Vught is geen sprake van een volledige zittingszaal.↩︎
Kamerstukken 24 587 en 29 279, nr. 782.↩︎
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.↩︎
Kamerstuk 24 587, nr. 791.↩︎
Het gaat dan om risico’s voor de veiligheid binnen een penitentiaire inrichting of in de samenleving. Hierbij valt te denken aan risico’s op ontvluchting of bevrijding van buitenaf, liquidatie, voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, radicalisering of andere inbreuken op cruciale veiligheidsbelangen, zoals ondermijning van het gezag.↩︎
Politie, openbaar ministerie, de Raad voor de Rechtspraak (Rvdr) en de Dienst Justitiële Inrichtingen.↩︎
Jaarplan dekenberaad 2021, p. 16, zie: https://www.advocatenorde.nl/over-de-nova/samenwerking/dekenberaad.↩︎