OCW-begroting, onderdeel Emancipatie (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2021D48277, datum: 2021-12-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2021-12-06 11:00: OCW-begroting, onderdeel Emancipatie (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Onderdeel Emancipatie van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 6 december 2021 overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022 (35925-VIII);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 november 2021 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (35925-VIII, nr. 19);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 26 november 2021 inzake tweede voortgangsbrief genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector (2021Z21758);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 15 november 2021 inzake rapport "Representatie van vrouwen in Nederlandse non-fictie televisieprogramma's in 2019 en 2021" (30420, nr. 363);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2021 inzake antwoorden op vragen commissie over de voortgang genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector (Kamerstuk 30420, nr. 360) (30420, nr. 362);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 8 juli 2021 inzake voortgang genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector (30420, nr. 360);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 24 september 2021 inzake rapport "AI, Gender en de Arbeidsmarkt - Verkennend onderzoek naar de kansen en risico's van Artificial Intelligence voor vrouwen op de arbeidsmarkt" (26643, nr. 784);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 18 augustus 2021 inzake rapport "Als je werkt, dan kun je echt leven" (28345, nr. 253);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 15 juni 2021 inzake verslag 65e zitting VN Commission on the Status of Women (30420, nr. 359);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 februari 2021 inzake Opbrengstenbrief Emancipatie 2017-2021 (30420, nr. 357);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 februari 2021 inzake rapport "Kennis en opvattingen over intersekse: Een nulmeting in Nederland en Vlaanderen" (30420, nr. 355);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 16 december 2020 inzake Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2020 (31288, nr. 895);
het EU-voorstel d.d. 10 december 2020: EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq'ers 2020-2025, COM (2020) 698 (2020Z24510);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 december 2020 inzake fiche: Lhbtiq-strategie 2020-2025 (22112, nr. 3002).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Tellegen
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Tellegen
Griffier: De Jong-van de Graaf
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Beertema, Bisschop, Gündoğan, De Hoop, Van der Laan, Van der Plas, Simons, Tellegen, Werner, Westerveld en Van der Woude,
en mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 10.58 uur.
De voorzitter:
Een hele goede morgen. Hartelijk welkom aan de minister, aan haar
ambtenaren en natuurlijk aan al mijn collega's, die er na dit weekend
allemaal weer fris en fruitig bij zitten. Het belooft weer een mooie,
drukke en volle week te worden, dus we gaan snel beginnen met dit
wetgevingsoverleg Emancipatie, met als eerste spreker de heer Beertema
van de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We hadden de hoop dat het WGO van vorig jaar het
laatste emancipatiedebat zou zijn, met deze minister die meer activist
is dan dienaar van de Kroon. Ik zeg het er toch maar weer even bij. Maar
helaas is dat niet gelukt.
Wat heeft deze minister voor elkaar gekregen na bijna vijf jaar
ministerschap? Ze heeft zich vooral druk gemaakt over de arbeidspositie
van haar old girls' network in de absolute top van het bedrijfsleven.
Het gaat de minister niet om de onevenredige vertegenwoordiging van
mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt als geheel. Nee, deze minister
heeft uitsluitend oog voor de onevenredige vertegenwoordiging binnen de
meest prestigieuze functies. Ze wil dan ook dat vrouwen deze
topfuncties, louter en alleen omdat ze vrouw zijn, in de schoot geworpen
krijgen. Inmiddels zijn we al zo ver heen dat onze overheid zich actief
bemoeit met het personeelsbestand van het bedrijfsleven. Ik wil daarbij
zeggen dat de VVD daartoe de doorslag heeft gegeven.
Deze minister staat trots toe te kijken hoe een handjevol militante
wokewappies, zo noem ik ze maar even, onze samenleving verdeelt en
kapotmaakt. Ze willen het niet meer opnemen voor vrouwenemancipatie. Na
meer dan 170 jaar feminisme dreigt nu het begrip "vrouw" zelfs uitgewist
te worden, want biologie is ondergeschikt gemaakt aan ideologie en
gevoelens. Er wordt gepraat over "personen die menstrueren", over
"personen met een baarmoeder". De fysieke veiligheid van vrouwen en
meisjes komt in het gedrag door voorgenomen wetgeving die het
gemakkelijker maakt voor mannen om zich als vrouw voor te doen en zich
toegang te verschaffen tot bijvoorbeeld kleedkamers en toiletten.
Wie zich tegen deze gevaarlijke ideeën verzet, wordt gecanceld, van
academici tot zelfs schrijfsters van kinderboeken. Zelfs feministische
vrouwelijke hoogleraren zijn niet veilig voor die wokerevolutionaire
garde. De overeenkomsten met de gruwelen van de grote proletarische
Culturele Revolutie in China worden met de dag zichtbaarder. Neem
Kathleen Stock, hoogleraar filosofie aan de universiteit van Sussex. Zij
waagde het om in haar boek Material Girls tot de conclusie te komen dat
het raadzaam is om transgenders in situaties waarin de veiligheid van
vrouwen in het geding is, zoals in vrouwengevangenissen, niet op basis
van hun gevoelde identiteit als man of vrouw, maar op basis van hun
oorspronkelijk geslacht te beschouwen. Ik vraag de minister haar visie
te delen hoe zij denkt over de frictie tussen de rechten van
transpersonen en vrouwen. Is zij het eens dat de woke-ideologie gevaren
met zich meebrengt voor de vrouwenrechten die in de loop van 170 jaar
bevochten zijn? En heel specifiek: hoe ziet zij de rol van transgenders
in de vrouwensport?
Voorzitter. De PVV heeft de afgelopen jaren vaak een lans gebroken voor
de problemen van mannen, met name jongemannen: de achterstelling van
jongens in het sterk gefeminiseerde onderwijs, de 100.000 jongemannen
die zijn verdwenen op de arbeidsmarkt, oververtegenwoordiging als het
gaat om bijvoorbeeld zelfmoord en alcoholverslaving en de discriminatie
van mannen bij het solliciteren naar zogenaamde "vrouwenberoepen", zoals
recent internationaal onderzoek van onder meer de UvA, de Universiteit
van Amsterdam, uitwijst. Omgekeerd worden vrouwen niet benadeeld voor
functies die voornamelijk door mannen worden bekleed, zoals
softwareontwikkelaar. Is de minister bekend met dit onderzoek? Herkent
zij de conclusie van de onderzoekers dat we de stelling dat vrouwen
altijd de achtergestelde groep zijn op de arbeidsmarkt, moeten
nuanceren? En zo ja, wat betekent dit dan voor toekomstig
emancipatiebeleid?
Deze minister kwam vlak voor de opening van het academisch jaar met een
oekaze, eigenlijk, aan de universiteiten om genderplannen op te stellen
en ze dreigde zelfs met het stopzetten van subsidies. De minister gaf
alvast enkele richtlijnen mee aan de universiteiten: het controleren van
de fysieke omgeving ter voorkoming dat kunstwerken op de campus als
microagressie kunnen overkomen, en het geven van vakken over gender,
intersectionaliteit en ongelijkheden. Daarmee raakt zij aan de
academische vrijheid en aan het wetenschappelijk denken.
Terwijl de minister hier de universiteiten aanzet tot een klopjacht op
zogenaamde microagressie, ontweek zij stelselmatig vragen over de
voortwoekerende islamitische agressie tegen lhbti. Ze kwam zelfs met
symboolwetgeving aan, waarbij het al geldende algemene verbod op
discriminatie in artikel 1 van de Grondwet wordt uitgebreid, specifiek
voor lhbti. De enige groep …
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Beertema?
De heer Beertema (PVV):
Sorry?
De voorzitter:
Het is al vierenhalve minuut. Of heeft u meer tijd? Ik ben even in de
war. Excuses. Ik heb niet goed gekeken. Ik onderbrak u. Gaat u
verder.
De heer Beertema (PVV):
Is de tijd intussen even stilgezet?
De voorzitter:
Ja. Het was een ongevraagd intermezzo.
De heer Beertema (PVV):
Oké. Waar waren we gebleven? O ja, bij het geweld tegen lhbti vanuit
islamitische kring. Wat vindt de minister daarvan, van dat geweld in
eigen land en daarbuiten?
Nee, daar was ik niet …
De voorzitter:
Nee, excuus. Het spijt mij. Ik heb u helemaal in de war gebracht.
De heer Beertema (PVV):
Ik vind het eerlijk gezegd wel heel vervelend, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, excuses. U zat helemaal goed in uw verhaal. Het spijt mij. Gaat u
verder.
De heer Beertema (PVV):
Ik ga dan even terug naar de vorige alinea. Ik had het over artikel 1
van de Grondwet. Dat is een belangrijk iets. Dat wordt uitgebreid,
specifiek voor lhbti. Ik zei dat de ene groep daarmee net iets gelijker
wordt dan andere groepen burgers. Het is symboolwetgeving van de
bovenste plank, die bovendien tot een wedloop uitnodigt van allerlei
specifieke groepen die dan ook een bijzondere vermelding willen.
Wat vindt de minister van de intimidatie en het geweld tegen lhbti
vanuit islamitische kring, in eigen land en daarbuiten? Lhbti-mensen
hebben meer te vrezen van de islam dan van zogenaamde microagressie, die
historisch erfgoed aan de muur van een universiteit met zich mee zou
brengen. Die mensen hebben jarenlange gevangenisstraf, marteling en
zelfs de doodstraf te vrezen. Kijk naar Qatar, waar homo's volgens
topman Nasser al-Khater welkom zijn op het WK, maar wel onder het
dreigement dat ze hun homoseksualiteit niet moeten tonen. Dat is
namelijk strafbaar daar. Ik heb de minister daar nog niet over gehoord,
dus graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Hier zit een zelfbenoemde activiste die aanzet tot een grote
culturele zuivering op de Nederlandse universiteiten, een activiste die
graag met het vingertje wijst naar niet-islamitische landen als
Hongarije, waar overigens niet actief op homo's wordt gejaagd zoals in
Amsterdam. Waarom is dit eigenlijk? Waarom deze hypocrisie? Waar is uw
activisme nu? Graag een antwoord daarop.
Ten slotte, voorzitter. Deze minister roept een tv-persoonlijkheid tot
de orde die een grap maakt op tv. Dat is ongekend. Ze geeft een oekaze
uit aan speelgoedwinkels om geen jongens- en meisjesspeelgoed te
onderscheiden, maar ze heeft in vijf jaar tijd nog niet één
krokodillentraan gelaten bij de jarenlange systematische afbraak van het
onderwijs, waarvan haar eigen D66 overigens een van de grootste
aanjagers is. Mevrouw Van Engelshoven heeft als minister jarenlang de
hoogste prioriteit gegeven aan de problemen die 0,6% van de bevolking
zegt te ervaren, terwijl onder haar bewind inmiddels 25% van de
15-jarigen functioneel analfabeet is. Dat is de erfenis van deze
minister én van tien jaar Rutte. Dat is een erfenis waarvoor elke
rechtgeaarde liberale partij zich diep zou moeten schamen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Beertema en nogmaals mijn excuses voor de onterechte
onderbreking. Mevrouw Van der Woude, VVD.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als VVD geloven wij in een samenleving waarin
iedereen die onze wetten respecteert en de regels van de samenleving
naleeft, een volwaardige plaats heeft in onze maatschappij, ongeacht
afkomst, sekse of geaardheid. Op veel plaatsen gaat dat goed, maar wij
komen in actie tegen mensen die zelf wel van alle vrijheden genieten
maar die anderen niet gunnen. Wij willen een samenleving waarin
emancipatie de ruimte krijgt. Daarom zijn wij met onder andere D66, SP,
PvdA, Partij voor de Dieren en GroenLinks bezig en goed op weg met een
initiatiefwet tegen conversietherapieën. Als deze naar de Kamer komt,
dan reken ik op uw steun, zodat we een einde kunnen maken aan deze
kwaadaardige kwakzalverij.
Daarom zet mijn fractie zich ook in tegen meisjesbesnijdenis,
eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en achterlating. Om met dat
laatste te beginnen: dat veel vrouwen in Nederland uit conservatieve
gemeenschappen niet vrij zijn, is bekend. In een initiatiefnota van mijn
fractiegenoot Becker is hier al op ingezet met specifieke, passende
maatregelen. Maar wat gebeurt er nu specifiek vanuit emancipatie voor
deze vrouwen, die niet vrij zijn? Hoe kunnen we voorkomen dat het zover
komt in plaats van dat we aan de achterkant gaan zitten?
Wij zitten hier in een comfortabele positie. Wij praten hier veel over
vrouwen in topbanen of in media, maar intussen zijn er heel veel meisjes
in een soortgelijke positie als bijvoorbeeld Lale Gül die zich nu
stilhouden uit angst voor reacties uit eigen kring als ze zich
uitspreken. Ik heb veel vrouwen ontmoet die niet vrij zijn. Het zijn er
veel meer dan je denkt. Het gaat hier om een groep die moeilijk te
bereiken is via de Nederlandse taal. Preventie is vaak niet van
toepassing omdat men hier soms pas recent is aangekomen. Of ze zijn hier
al langere tijd maar kunnen of mogen niet meedoen in de Nederlandse
samenleving. Wij weten dat u om deze redenen het programma van
Verandering van binnenuit steunt. Dat lijkt ons in ieder geval een goede
stap. Als het doel sociale veiligheid en vrijheid voor iedereen is, welk
hoger doel heeft de minister zichzelf dan gesteld met deze en andere
programma's wat betreft vrijheid voor vrouwen? Wanneer is deze aanpak
dan en succes? Met andere woorden, welke meetbare doelen zitten erin en
worden die gehaald? Kan de minister als aanbeveling aan haar opvolger
meegeven, als dat iemand anders is, om meer de focus te leggen op de
groep onderdrukte vrouwen in Nederland? Als ik de minister een beetje
heb leren kennen de afgelopen maanden, dan denk ik dat zij dit doel toch
volledig moet kunnen ondersteunen.
Dan ga ik verder. Geweld achter de voordeur is ook voornamelijk een
probleem van vrouwen dat nog erger is geworden in de coronatijd. Het
treft hier een veel bredere groep dan de groep die ik net aanhaalde. Er
is een sterke correlatie met de financiële afhankelijkheid van vrouwen.
Het streven naar meer onafhankelijkheid is duidelijk onderdeel van het
beleid van de minister. Dat is hard nodig, want ze werken massaal
parttime in Nederland.
Ik zou het volgende willen aanvullen. Het College voor de Rechten van de
Mens heeft herhaaldelijk onderstreept dat de onderliggende oorzaak van
geweld tegen vrouwen een stereotiepe opvatting over de rollen van mannen
en vrouwen is. Ik weet dat u wil strijden tegen stereotiepe denkbeelden
in het onderwijs op de basisschool. Sorry, ik bedoel dat de minister dat
wil; ik moet het er nog even in krijgen. Dat lijkt me een goede stap.
Dat lijkt me ook de leeftijd waarop je uiterlijk moet beginnen. Ook voor
deze vorm van geweld geldt dat het vrouwen overkomt omdat het vrouwen
zijn. De VVD is het dus eens, en wil dat hier benadrukken, met partijen
die oproepen om terughoudend te zijn met genderneutraal taalgebruik voor
deze problematiek.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer De Hoop een vraag.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik ben blij dat mevrouw Van der Woude het punt van de veiligheid achter
de voordeur noemt. De minister-president heeft dat ook gedaan bij de
persconferentie. Ik vond het een mooie oproep. U nam onder andere het
aandeel van de financiële afhankelijkheid mee. Dat is belangrijk
daarbij. 47% van de vrouwen in Nederland is namelijk financieel
afhankelijk van hun man. Dat is een knop waar we natuurlijk wel aan
moeten en kunnen draaien. Ik ben benieuwd wat de VVD gaat doen om ervoor
te zorgen dat vrouwen minder financieel afhankelijk zijn van mannen.
Vrouwen verdienen 15% minder dan mannen in het werkende leven. Dat komt
neer op €300.000 in een heel leven. Het is bizar. Wat gaat de VVD doen
om daar stappen in te zetten?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
U heeft vorige week mijn collega Tielen daarover gehoord tijdens de
begrotingsbehandeling van SZW. Als ik even een stapje achteruit doe en
hoog over kijk, dan denk ik dat het heel erg belangrijk is dat vrouwen
zelf andere keuzes gaan maken. Die 15% loonverschil zit namelijk voor
een deel in oneerlijke beloning, maar voor een deel ook in het minder
opbouwen van gewerkte jaren, omdat je er bijvoorbeeld een tijdje
tussenuit gaat. Dat haal je eigenlijk nooit meer in. Je ziet dat veel
vrouwen die keuze al maken voor ze kinderen hebben.
We hebben het tijdens de begrotingsbehandeling van SZW gehad over
kinderopvang en de kosten daarvan. Ik denk zeker dat dat een rem is voor
veel vrouwen om dat in te schakelen. We hebben ons er ook over
uitgesproken dat we daar wat aan willen doen, maar dan zijn we er echt
nog niet. Dit is een heel complex probleem. Ik wil benadrukken dat dit
een Nederlands probleem is. Ik heb in Vietnam, in Singapore en in
Frankrijk gewoond. Ik zie echt alleen maar hier dat vrouwen massaal de
keuze maken om in kleine banen te gaan werken. Kennelijk kan het. Ze
kunnen die keuze maken als ze een partner hebben. Als het huwelijk
strandt, krijg je het lid op de neus. Dat gebeurt heel vaak. In mijn
vorige baan als wethouder in Delft heb ik vaak gezien dat vrouwen
vervolgens in armoede belanden en hun kinderen soms in de jeugdhulp. Het
heeft waanzinnige gevolgen, maar we moeten er wel voor oppassen dat we
alle oorzaken ervan buiten de vrouwen en bij de overheid leggen. We zijn
ervoor om iets te doen aan kinderopvang.
Wij willen ook werkgevers oproepen om over hun unconscious bias naar
vrouwen heen te stappen. Die is er zeker. Hoe vaak tegen vrouwen wordt
gezegd ...
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude, ietsje korter in uw reactie.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik kan nog een uur doorgaan.
De voorzitter:
Die indruk had ik ook! Meneer De Hoop.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik ben vaak kritisch op de VVD, maar ik vind dit heel mooi. Ik vind het
echt een grote stap dat de VVD nu ook wat wil doen aan de kinderopvang.
Als we eindelijk een coalitieakkoord krijgen en puntje bij paaltje komt,
hoop ik dat het niet alleen maar woorden zijn, maar dat we ook daden
gaan zien. Ik ben daar heel benieuwd naar. Complimenten. Ik hoop dat we
daadwerkelijk zien dat daar financiële stappen op worden gezet.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dan hoop ik dat de PvdA ook scherp voor zich houdt dat vrouwen zelf echt
nog meer stappen moeten zetten en de oorzaak niet structureel buiten
zichzelf moeten leggen. Dat hoor ik nog wel vaak terugkomen. Ik zie nog
een interruptie van mevrouw Westerveld.
De voorzitter:
Ja. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Op dit punt. Ik ben net als de heer De Hoop erg blij dat de VVD zich
uitspreekt voor lage kosten voor kinderopvang. Dat kan heel erg werken.
Ik ben ook heel benieuwd hoe het komende coalitieakkoord eruit gaat
zien. Mevrouw Van der Woude zei dat vrouwen massaal de keuze maken om in
kleine banen te gaan werken. Ik zie dat vrouwen veel in kleine banen
werken — dat zien we bijvoorbeeld ook in het onderwijs — maar het is
natuurlijk niet altijd een vrije keuze. Soms worden ook gewoon kleine
contracten aangeboden of tijdelijke contracten. Dat zien we bijvoorbeeld
heel erg in het hoger onderwijs. Ik ben benieuwd of mevrouw Van der
Woude met me eens is dat het heel vaak niet een vrije keuze is, maar
meer een gedwongen keuze, waar dan vrouwen soms meer gebruik van maken
dan mannen. Dat heeft ook weer te maken met de loonkloof
natuurlijk.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dat ben ik met u eens. Uit persoonlijke ervaring weet ik dat vrouwen
vaak een deeltijdbaan wordt aangeboden. Ik heb persoonlijk meegemaakt
dat ik twee keer bij een sollicitatiegesprek moest uitleggen dat ik echt
een fulltimebaan wilde en niet drie dagen. Men geloofde dat eigenlijk
niet, omdat ik drie kinderen heb. Ik kan wel 60 van dit soort
voorbeelden noemen. Dus ik ben het er absoluut mee eens; daar moeten we
echt wat aan doen. Niet ervan uitgaan dat een vrouw deeltijd wil werken,
en misschien zelfs een beetje aanmoedigen om het niet te doen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog. Excuus, mevrouw Gündoğan heeft nog een
vraag.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik heb nog een interruptie hierop. Allereerst, aan alle collega's hier:
ik vind het heel fijn dat we over dit onderwerp in rust en redelijkheid
met elkaar kunnen praten, zonder dat het vliegen afvangen is. Ik denk
dat we allemaal willen dat meer vrouwen financieel-economisch
onafhankelijk worden, omdat anders vaak hun kinderen daar dan later de
dupe van worden. Dat is echt een kwetsbare plek in de samenleving. Maar
ik wil toch ook een vraag aan u stellen, mevrouw Van der Woude. Ik ben
het met u eens: het is niet alleen de overheid, het is ook de vrouw
zelf. Wat mij dan zorgen baart, en daar moeten we ook het gesprek open
over durven aan te gaan, is dat veel jonge vrouwen, meteen na het
afstuderen al, terwijl ze echt goed opgeleid zijn, in een deeltijdbaan
beginnen. Vervolgens zie je in allerlei statistieken terug dat ze later
niet nog meer gaan werken; ze gaan later vaak nog minder werken. Dus als
het eerste kind komt, gaan ze in plaats van vier dagen, waar ze mee zijn
begonnen, drie dagen werken. Dus we moeten ook met elkaar zoeken hoe we
dat tij gekeerd krijgen.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dat is geen vraag per se. Laten we daar met elkaar de denkkracht voor
inzetten, hoe we dat kunnen doen.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik ben het met u eens. Dat specifieke fenomeen om meteen na je studie in
deeltijd te gaan werken, begrijp ik echt niet. Ik begrijp echt niet
waarom men dat doet. Het is niet nodig. Ik heb met jonge vrouwen die dit
doen ook een gesprek gehad. Toen kreeg ik een verhaal van: prettiger,
één dag voor mezelf, vrijheid. Dat snap ik, maar ik denk dat onvoldoende
duidelijk is wat de gevolgen op langere termijn zijn. Die zijn er wel
degelijk. Dat lijkt niet zo als je 24 bent, maar die rekening komt op
een gegeven moment. Dus wij moeten op jongere leeftijd — misschien kan
de minister daar zo ook op reageren — duidelijk maken wat de gevolgen
zijn van die keuze. De keuze is vrij, maar weet wat het gevolg is.
De heer Beertema (PVV):
Dit nodigt wel uit tot een interruptie van mij. Ik verbaas me er zo over
dat zelfs de VVD zo — ooit noemden we dat paternalistisch gedrag, maar
nu is het maternalistisch gedrag — naar jonge vrouwen kijkt, alsof die
onnozel zijn. Nederlandse vrouwen zijn hoogopgeleid, die zijn
buitengewoon zelfbewust. Die maken eigen keuzes. En dan maken ze een
keuze, bijvoorbeeld om niet in de ratrace kapot te gaan met burn-outs en
zo, maar om ook de leuke dingen te willen doen met hun kinderen en bezig
te zijn met andere dingen in het leven en in het gezin die zij van hoge
waarde achten, en dan worden we hier opgeroepen om dat vooral niet
serieus te nemen.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Beertema (PVV):
Maar om vrouwen te zien als willoze slachteroffertjes van ja, weet ik
wat, van maatschappelijke tendensen waar ze zich niet tegen teweer
kunnen stellen …
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Beertema (PVV):
Ik vind het zo vreemd dat het bij de VVD vandaan komt, die ik ook nog
betrap op het gebruik van een neomarxistische term als "unconscious
bias".
De voorzitter:
Meneer Beertema, wat is uw vraag?
De heer Beertema (PVV):
Dat is een terminologie die bij de wokemensen vandaan komt. Mijn vraag
is: kunt u zich mijn verbazing voorstellen?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
U houdt eigenlijk een betoog van vijf minuten en vraagt dan of ik mij uw
verbazing kan voorstellen. Nee, die kan ik mij niet voorstellen. Want
die vrouwen maken inderdaad die keuze, maar hebben kennelijk onvoldoende
door wat de gevolgen op lange termijn zijn. Die gevolgen heb ik als
ex-bestuurder kunnen zien, en die zijn niet best. Dat is massaal vrouwen
in de armoede, massaal de kinderen in de jeugdhulp. Dat is wat ik
terugzie. Dat is slecht voor het land, het is slecht voor beroepen
waarin er tekorten zijn, het is slecht voor de vrouwen zelf, en het is
slecht voor hun kinderen. Dat lijken me genoeg redenen om hier wat aan
te doen. We laten graag iedereen nadenken over wat men wil, maar niet
zonder dat men zelf de gevolgen inschat. Als een vrouw niet of heel
weinig wil werken, moet ze in ieder geval een financiële afspraak maken
met haar partner over wat ze doet als haar partner en zij over vijftien
jaar eventueel uit elkaar gaan. Maar dan nog zal je schade ondervinden,
want je hebt niet geïnvesteerd in jezelf, niet in je carrière en niet in
je cv. Je staat gewoon achterop en je zal een loonachterstand hebben als
je weer begint. Daar willen we wat aan doen.
De voorzitter:
Meneer Beertema, het tweede deel van uw interruptie. Kort graag.
De heer Beertema (PVV):
Ik begrijp een aantal van die punten natuurlijk heel goed, maar ik denk
dat we toch ervoor moeten oppassen — dat wil ik mevrouw Van der Woude
meegeven — om als overheid te diep te willen ingrijpen. Dat vind ik
inderdaad heel maternalistisch, zo van: ach, die domme meisjes begrijpen
niet zo goed hoe ze hun leven willen inrichten. Natuurlijk moeten we de
kinderopvang zo goed mogelijk maken, maar pas ervoor op om te dicht in
de privésfeer van die vrouwen te treden, zeker als liberale
partij.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude, een korte reactie. Daarna heeft mevrouw Simons
nog een vraag aan u, net als de heer Bisschop.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Wij noemen vrouwen niet dom. Dat heeft ú net gedaan. Wij dus niet, even
voor de duidelijkheid.
De heer Beertema (PVV):
…
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Als u wilt spreken, meneer Beertema, we spreken hier alleen in de
microfoon.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude is aan het woord, meneer Beertema.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
U heeft net vrouwen dom genoemd. Dat hebben wij niet gedaan. Wij willen
niet ingrijpen in de privésfeer …
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, …
De voorzitter:
Meneer Beertema …
De heer Beertema (PVV):
… even een persoonlijk feit. Ik vind dit zo flauw en een puberale manier
van debatteren.
De voorzitter:
Meneer Beertema, ik heb u …
De heer Beertema (PVV):
Ik leg een serieus punt neer en er wordt mij in de schoenen geschoven
dat ik vrouwen dom noem. Ik geef dat alleen als illustratie van het
beeld van deze maternalistische opstelling van de VVD …
De voorzitter:
Niet wijzen, meneer Beertema! U zit naast elkaar.
De heer Beertema (PVV):
Ja, maar kom op! Hou een beetje orde dan, voorzitter!
De voorzitter:
Nou, "een beetje orde"? Ik wilde net zeggen dat ik het jammer vind dat
ik de microfoon niet uit kan zetten, want ik had u het woord niet
gegeven.
De heer Beertema (PVV):
…
De voorzitter:
Nou, de sfeer is echt super. We zijn net koud twintig minuten
bezig.
De heer Beertema (PVV):
U begint mij te onderbreken en …
De voorzitter:
Nee, nee, ú …
De heer Beertema (PVV):
…
De voorzitter:
Nee, nee, níét dus. Mag ik nu? Ik heb nu het woord.
De heer Beertema (PVV):
Ja, u mag. Gaat uw gang, gaat uw gang.
De voorzitter:
Ik ben hier de voorzitter. Ik ga hier over de orde.
De heer Beertema (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Ik heb u een lange interruptie toegestaan.
De heer Beertema (PVV):
Ja, prima. Maar ik laat mij niet in de schoenen schuiven dat ik vrouwen
dóm noem.
De voorzitter:
Het debat vindt plaats via de microfoon en niet buiten de microfoon
om.
De heer Beertema (PVV):
…
De voorzitter:
Nou, meneer Beertema, dat is allemaal erg gezellig. Mevrouw Van der
Woude was klaar met haar antwoord aan de heer Beertema. Ik zag nog
mevrouw Simons en de heer Bisschop; in die volgorde.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Het is maandagochtend en de toon is blijkbaar gezet. Het is niet geheel
verrassend hoor, dat het sommige mannen niet lukt om de juiste plek in
te nemen als we over dit onderwerp spreken.
Mijn vraag aan de VVD is de volgende. Als we praten over financiële
onafhankelijkheid van vrouwen en het fenomeen dat zij vaak terechtkomen
in wat wij hier "kleine banen" noemen, is er natuurlijk ook een relatie
met het minimumloon. Het zijn juist die banen die gebaat zouden zijn bij
de stijging van het minimumloon. Als we vrouwen financieel onafhankelijk
willen maken en willen faciliteren in hun emancipatie, ben ik eigenlijk
heel erg benieuwd waarom de VVD zo veel moeite heeft met het verhogen
van het minimumloon. Het is immers juist de groep vrouwen waar de VVD nu
over spreekt, die daarbij gebaat zou zijn, alsmede hun kinderen. Ook
daar hoor ik de VVD haar zorgen over uitspreken.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Het is niet zozeer dat wij het een moeilijk onderwerp vinden. We zijn
demissionair en dit onderwerp ligt op de formatietafel. Zo simpel is
het.
De voorzitter:
Een kort antwoord. Dan de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank voor de gelegenheid. Ik denk dat bij dit punt toch nog
een belangrijk aspect ontbreekt. Spreek eens met vrouwen in het
onderwijs. Waarom werken ze drie, vier dagen? Dat is voor een belangrijk
deel om voor de kinderen te zorgen, maar ook vanwege de enorme werkdruk.
Wil je je verantwoordelijkheden die je voor vier dagen hebt kunnen
waarmaken, dan heb je vijf dagen nodig. Dan is mijn vraag in de richting
van de VVD waarom niet aan dat aspect materieel aandacht wordt besteed,
hetzij door klassenverkleining, hetzij door … Enzovoorts. En ja, dat
kost fors geld. Dat ben ik met de VVD eens. Maar daar ligt een heel
belangrijk punt. Ik zou de VVD willen uitnodigen om daar dan ook serieus
over na te denken. In die zin beweegt mijn verzoek zich ook een beetje
in de richting van mevrouw Simons.
De voorzitter:
Maar zij komt straks pas aan de beurt. Eerst mevrouw Van der
Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik heb twee reacties. Het eerste is dat u van de druk die leraren in het
onderwijs ervaren een vrouwenprobleem maakt. De vrouwelijke docent die
druk ervaart, kan natuurlijk ook met haar man andere afspraken maken.
Laat ik daarmee beginnen. Het andere is dat ik die druk in het onderwijs
echt een onderwijskwestie vind. Die wil ik graag bespreken op een tafel
waar dat aan de orde is. Maar ik ben zelf een tijd docent geweest, en
als het goed is en jouw instelling het goed doet, dan houden ze rekening
met je contacturen — dat is de tijd dat je voor de klas staat — en met
de tijd die nodig is voor voorbereiding en nakijken. Daar zijn normen
voor. Als jij drie dagen voor de klas staat en je vijf à zes dagen
werkt, dan schort daar iets aan. Dat heeft dus niet zo veel te maken met
emancipatie of vrouwen, waar we het vandaag over hebben, maar dat
probleem zit dan daar.
De heer Bisschop (SGP):
Het is natuurlijk eenvoudig om allemaal schotjes tussen allerlei
beleidsterreinen te zetten en te zeggen: emancipatie is wat anders dan
de problematiek in het onderwijs. Maar soms is het ook heel verstandig
om die schotjes er eens tussenuit te halen, of ten minste over die
schotjes heen te kijken. Dan zie, hoor en merk je dat de werkdruk als
gevolg van de financiële beperkingen waarmee scholen te maken hebben, er
de oorzaak van is dat er gekozen wordt voor een kleinere baan. Dan
moeten we niet aan tafel bij een debat over emancipatie roepen: het is
toch zo erg dat die vrouwen minder werken. Die vrouwen maken juist met
hun partner, met hun man, afspraken over een goede werkverdeling en de
zorg voor de kinderen.
De voorzitter:
Dank, meneer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Maar dan zou er materieel iets aan gedaan moeten worden, lijkt
mij.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude, geeft u een korte reactie en dan kunt u verder
met uw betoog.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik heb meer een statement gehoord dan een vraag.
De voorzitter:
Klopt.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dus als u het goed vindt, ga ik weer een keer verder met mijn
betoog.
De heer Bisschop (SGP):
De vraag is: deelt u deze mening? Sorry, maar dit is een beetje flauw
hoor, mevrouw Van der Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Deel ik de mening dat er schotjes weggehaald moeten worden tussen
…?
De voorzitter:
Kunt u er een korte, concrete vraag van maken?
De heer Bisschop (SGP):
Ja, en deelt u de mening dat er materieel iets moet gebeuren om de
positie van vrouwen ook op de arbeidsmarkt te verbeteren? Dat is
eigenlijk de vraag. U moet nu stoppen met het omzeilen van het geven van
een helder, duidelijk antwoord.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik vind uw vraag niet duidelijk.
De heer Bisschop (SGP):
Goed, welterusten.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
U probeert eigenlijk het hele emancipatievraagstuk dat wij vandaag
willen bespreken te concentreren op druk in het onderwijs. Het gaat om
nog heel veel meer banen. Het gaat ook om banen in de zorg. Sowieso heb
ik begrepen dat in het onderwijs best wel veel vrouwen meer willen
werken, maar dat zij de kans niet krijgen, en dat vrouwen ook in de zorg
best meer willen werken, maar dat zij last hebben van superonhandige
roostering. Versimpel het dus niet tot: die vrouwen hebben het nu
eenmaal druk en die willen weinig werken. Want zo simpel ligt de kwestie
niet. Dat is mijn antwoord.
De voorzitter:
Meneer Bisschop, heel kort.
De heer Bisschop (SGP):
De vraag is concreet: wat is de VVD bereid daaraan te doen, of het nou
om de zorg of om het onderwijs gaat? Ik heb één voorbeeld genoemd,
namelijk het onderwijs, maar in de zorg speelt dit inderdaad
eveneens.
De voorzitter:
Helder.
De heer Bisschop (SGP):
Wat kan en wil de VVD daaraan doen? Dat is de vraag. Gaat u daar nou
eens op in.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik zal er eentje uit pakken, en dan wil ik verdergaan met mijn betoog.
Wij willen alle werkgevers, ook die in de zorg, ertoe oproepen om in
gesprek te gaan met vrouwen om ervoor te zorgen dat ze de kans krijgen
om grotere banen aan te nemen als zij dat willen. Want daar zien wij het
juist aan schorten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind het wel een mooi begin van een debat over emancipatie als de
heer Bisschop en ik het over een punt eens zijn. Hij heeft natuurlijk
gelijk: heel veel beroepen waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn,
bijvoorbeeld het onderwijs — een heel groot deel, 85%, van de mensen die
in het basisonderwijs voor de klas staan, is vrouw; voor de zorg en de
verpleging geldt hetzelfde — zijn beroepen waarin mensen vaak een paar
dagen werken, omdat ze met drie of vier dagen eigenlijk al een bomvolle
werkweek hebben. Dan is de heldere vraag van de heer Bisschop, die ik
hier graag herhaal, de volgende. Wat kunnen we nou doen om ervoor te
zorgen dat die werkdruk omlaaggaat, zodat deze vrouwen fulltime kunnen
werken en daar ook een fatsoenlijk salaris voor krijgen? Volgens mij is
dat een heldere vraag.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Als de werkdruk in een organisatie niet goed in kaart is gebracht, dus
als je bijvoorbeeld iemand inhuurt voor drie dagen, maar diegene een
werkdruk van vier of vijf dagen ervaart, dan klopt daar toch iets niet?
Wat heeft dat met emancipatie te maken? Dat heeft te maken met goed
omgaan met je werknemers, of die nu vrouw zijn, man of wat dan ook
ertussenin.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
We weten dit. We weten dit van de zorg. We weten dit ook van het
onderwijs. We weten dat de werkdruk daar hoog is. Dat is onderzocht. Het
is gewoon glashelder dat die werkdruk zo enorm hoog is. Dan is
natuurlijk de vraag: wat doen we om ervoor te zorgen dat die werkdruk
omlaaggaat? Als dit bekend is, als we dit weten, is het te makkelijk om
terug te wijzen naar het onderwijs zelf, want wij gaan hier bijvoorbeeld
over het geld. Wij kunnen kiezen voor betere salarissen. Wij kunnen
ervoor kiezen om ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers de
arbeidsvoorwaarden kunnen verbeteren. Daarmee vangen we vaak bot bij de
VVD. Dat is hier natuurlijk het grote punt.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik heb een vraag terug aan mevrouw Westerveld: hoe verklaart zij dat
mannen in zorgberoepen en in onderwijsberoepen vaak wel fulltime werken
en meer werken dan vrouwen? Hoe verklaart zij dat?
De voorzitter:
Die vraag hoeft mevrouw Westerveld nu niet te beantwoorden. Die kan ze
misschien straks in haar bijdrage beantwoorden. Maar dat is uw reactie
op de vraag van mevrouw Westerveld. Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Mijn betoog gaat over heel wat anders, namelijk een andere vorm van
onvrijheid die vrouwen doorlopend ervaren en die de afgelopen jaren
gelukkig steeds meer aandacht krijgt. Dat is de onvrijheid op straat.
Met name vrouwen gaan hieronder gebukt. Uit wat we weten, rijst het
volgende beeld op. Vrouwen zijn voorzichtig op bepaalde tijden, mijden
bepaalde plekken en passen hun kleding aan. Het is opvallend hoe
makkelijk het nieuws over de massale intimidaties op de Scheveningse
boulevard weer is weggezakt. We mogen dit toch niet normaal gaan vinden?
En het probleem is niet beter geworden; het is erger geworden in de
afgelopen decennia. De gangbare reactie hierop vanuit de overheid is een
focus op preventie, bewustwording en het aangaan van het gesprek. Maar
bewustwording dat straatintimidatie niet oké is of over
grensoverschrijdend gedrag zal een beperkt effect hebben bij tieners die
al opgegroeid zijn met het idee dat het oké is om vrouwen lastig te
vallen. De werkelijke oorzaak is ook hier een disrespect voor vrouwen en
de overtuiging dat ze minder zijn en zich maar hebben te schikken — en
zich hebben te bedekken, want hoewel van top tot teen ingepakt zitten
geen garantie geeft dat je niet wordt lastiggevallen, heb je als jonge
vrouw bijna een garantie op problemen als dat niet zo is.
Ik zou daarom graag willen weten welk effect het programma Veilige
Steden van OCW heeft gehad. Ik heb even gekeken hoe het programma dit
zelf ziet. Ik begrijp dat alle gemeenten hun eigen uitkomst meten en ook
zelf bepalen wat die moet zijn. Als suggestie aan gemeenten wordt dan
meer bewustwording of meer weerbaarheid genoemd. Maar dat zijn middelen
tot een doel en geen uitkomsten. De enige uitkomsten die je wil meten,
zijn natuurlijk bijvoorbeeld een daling van het aantal incidenten en een
verhoging van het veiligheidsgevoel. Hoe weten we nu als Kamerleden welk
verschil deze subsidie maakt en of het de moeite waard is om dit
programma voort te zetten nadat het afloopt, of dat er een steviger
aanpak moet komen? Kan de minister dat misschien toelichten?
Dan lhbti+. We zijn het afgelopen jaar geconfronteerd met berichten uit
de grote steden, waar intimidatie van deze groep toeneemt en daders ook
weer veelal uit conservatieve hoek komen. Ik kom nog uit de tijd van de
iT en de RoXY in Amsterdam, een tijd waarin iedereen in mijn herinnering
vrolijk hand in hand liep en de Reguliersdwarsstraat een vrolijke bende
voor homo en hetero gelijk was, waar niet gedreigd werd — niet in mijn
herinnering. Ik vermoed zomaar dat ik de boel een beetje romantiseer,
maar de actuele cijfers schetsen wel degelijk een slecht beeld. Dat moet
ook deze minister zorgen baren. Welke concrete stappen heeft zij de
afgelopen jaren gezet in het kader van die veiligheid? Ik heb het dan
niet over het schilderen van een regenboogzebrapad of -brug, hoewel ik
iedereen een loopje over de mooie regenboogbrug in Delft kan aanbevelen.
Ik heb het over maatregelen die er echt toe doen. Ik denk bijvoorbeeld
aan acties voor de vergroting van de aangiftebereidheid. Ik krijg heel
graag een reactie daarop.
De voorzitter:
Op dit punt heeft de heer Beertema een vraag.
De heer Beertema (PVV):
Ik ben het ermee eens dat het lopen over gaybrapaden en het hijsen van
vlaggen niet erg helpt. Maar ik hoor mevrouw Van der Woude van de VVD
nogal cryptisch erover praten dat het geweld en de intimidatie uit de
conservatieve hoek komt. Ik denk dan: conservatief, dat zijn dan
SGP-jongeren. Dat kunnen ChristenUnie-jongeren zijn. Dat kunnen
misschien nog andere groepen zijn. Maar ik denk dan toch voornamelijk
aan islamitische jongeren. Heb ik dan gelijk? Praat zij over
islamitische jongeren of moet ik dat "conservatief" meer algemeen zien?
En aan welke groepen denkt zij dan?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dat zijn zeker ook islamitische jongeren. Die zitten er vaak bij. Dat
ben ik met u eens. Ik dacht al: waar blijft het? Ik zeg toch
"conservatief", omdat ik weet dat het ook in andere groepen voorkomt.
Maar inderdaad, procentueel gezien is die groep sterk vertegenwoordigd.
Waarom benoem ik het niet? Omdat het mij geen bal uitmaakt of iemand
gelooft in God, de pastagod of in kabouter Plop. Ik kijk gewoon naar wat
iemand doet. Daar reageer ik op. Wat erachter zit, moet iedereen zelf
weten.
De heer Beertema (PVV):
Dat lijkt dan weer zo'n hele mooie liberale oplossing, zo van "het doet
er allemaal niet toe". Het is de VVD die ervoor zorgt dat die grenzen
wagenwijd openstaan en dat er alleen maar meer, tienduizenden, 100.000
mensen uit conservatieve hoek, uit islamitische hoek, bij gekomen zijn.
Ik kan me voorstellen dat ze dat wat achteloos wegwuift. Het zij
zo.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude, gaat u verder.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Het was de VVD die remmen op migratie heeft gezet via de Turkijedeal. Ik
kan nog zes maatregelen noemen. Maar het heeft zo weinig zin. Dit debat
is volgens mij twee weken geleden ook gevoerd. We kunnen ze onderhand
copy-pasten. Ik vind dat zonde van onze tijd.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik wil het nog even hebben over onvrijheid in het onderwijs. Dat is tot
slot, voorzitter. Als we de acceptatie van gelijke rechten voor vrouwen
en homoseksuelen willen vergroten, moeten we daar op tijd mee beginnen.
Om de zoveel tijd staat er weer een bericht in de krant over
homoseksuelen die uit de kast worden geduwd door hun middelbare school,
of over vrouwelijke docenten die met disrespect worden behandeld op hun
mbo-instelling. Harde cijfers hierover zijn schaars. Recent verscheen
een onderzoek van Fontys Hogescholen en de universiteit van Wageningen
met best schokkende resultaten over specifiek het mbo. De aversie tegen
lhbti'ers, maar ook het disrespect tegenover vrouwelijke docenten lijkt
groot. Voor de VVD is dit ontoelaatbaar. De school moet een veilige plek
zijn.
Daarom heeft mijn collega Paul tijdens de begrotingsbehandeling OCW al
een voorstel gedaan om dit soms moeilijke gesprek aan te gaan op
basisscholen en middelbare scholen. Specifiek op het punt van gelijkheid
van lhbti'ers en vrouwen op een mbo-instelling, hebben we nog meer werk
te doen. Daar lijkt het toch echt op. Daarom heb ik daarover een
amendement ingediend, waarbij we het komende jaar docenten helpen om het
gesprek met deze jongeren aan te gaan. Zo noem ik het maar even. Het
gaat mij om het volgende. Eerder in mijn spreektekst sprak ik over een
comfortabele positie waarin wij zitten. Het moet niet zo lijken dat ik
hier vanuit Den Haag even de hardwerkende docenten ga opleggen dat ze
bepaalde thema's toch echt moeten bespreken, zonder hierbij hulp te
bieden. Daarom vind ik het belangrijk om deze docenten daarbij te
ondersteunen. Daarvoor is dit amendement. Ik hoop dat de minister dit
doel deelt en meegaat met mijn voorstel.
Daarnaast zou ik van de minister willen weten: heeft zij inzicht in de
gevolgen van een dergelijke afwijzende houding tegenover vrouwen- of
homorechten door specifiek deze groep studenten zelf? Dat moet toch
negatieve gevolgen hebben voor het verdere functioneren in de
samenleving, bijvoorbeeld bij het vinden van een stage, de slaagkans bij
een dergelijke stage of het zoeken naar werk? Heeft de minister daar
inzicht in? Zo niet, ziet ze mogelijkheden om dit nader te
verkennen?
Voorzitter, tot slot. Ik ga er toch echt van uit dat dit het laatste WGO
Emancipatie is van deze minister in deze demissionaire situatie. Daarom
rest mij niets anders dan de minister hartelijk te bedanken voor haar
inzet in de afgelopen jaren. Het zal niemand verrassen dat we op
bepaalde onderwerpen van mening verschillen, maar ik heb de minister
meegemaakt als een warm pleitbezorger voor gelijke rechten voor onder
andere vrouwen en lhbti's. Ik dank haar daar dan ook hartelijk
voor.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Voordat ik mevrouw Simons het woord geef, zou ik even iets met u
willen bespreken. Er is een viertal leden dat om 12.00 uur weg moet,
namelijk mevrouw Simons, mevrouw Westerveld, mevrouw Gündoğan en mevrouw
Van der Plas. We kunnen twee dingen doen. We kunnen door en dan om 12.00
uur schorsen óf we kunnen eerst mevrouw Simons, mevrouw Westerveld,
mevrouw Gündoğan en mevrouw Van der Plas het woord geven in de hoop dat
we om 12.00 uur klaar zijn. Heeft dat laatste uw voorkeur?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De procedurevergadering begint om 12.15 uur.
De voorzitter:
O, 12.15 uur, maar dan nog. Vinden de andere leden het goed om een
andere volgorde aan te houden? Dat lijkt het geval. Dan geef ik nu als
eerste …
De heer Bisschop (SGP):
Als we maar niet al te controversiële termen bezigen.
De voorzitter:
Ik hoor meneer Beertema zeggen dat als er zo veel mensen weggaan …
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, als er zo veel mensen weggaan … We hebben indertijd juist
afgesproken dat we minstens één keer per jaar het debat Emancipatie
zouden voeren. Kennelijk wordt dat zo onbelangrijk gevonden dat mensen
toch weer allemaal weggaan.
De voorzitter:
Nee, nee, nee.
De heer Beertema (PVV):
Ik zou zeggen: laten we een ander tijdstip kiezen.
De voorzitter:
Nee, meneer Beertema, dat is niet zo. Een aantal leden is nou eenmaal
gewoon onderdeel van een heel veel kleinere fractie. Zij willen een
groot aantal vergaderingen bijwonen. Het zijn er nogal een aantal. Ik
hoor dat er weer buiten de microfoon wordt gepraat, maar dat gaan we
niet doen. Ik wil gewoon normaal met u kunnen omgaan en u een voorstel
kunnen doen. Nogmaals, we kunnen de volgorde van de sprekers wijzigen of
we kunnen om 12.00 uur schorsen. Ik kijk even naar de leden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zou het zelf het fijnst vinden om om 12.15 uur even te schorsen. De
procedurevergadering van VWS duurt maar tot 13.30 uur.
De voorzitter:
Oké. Tot 13.30 uur?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, die duurt een uurtje, zeg maar. Ik vind het wel fijn om dit debat
gewoon volwaardig bij te wonen en ook in debat te gaan, in plaats van
alleen mijn inbreng te droppen en dan te vertrekken. Ik wil nog wel even
iets rechtzetten: het heeft inderdaad niets met prioriteiten te
maken.
De voorzitter:
Dat had ik al voor u gezegd.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De procedurevergadering van VWS is een ingelaste vergadering vanwege
corona.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, dat had ik al voor u gedaan.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voordat ik aan mijn bijdrage begin — met andere woorden: laat het
alstublieft niet van mijn tijd af gaan — wil ik zeggen dat mijn andere
commissievergadering om 12.00 uur begint. Daar zal ik blijven totdat
hier de tweede termijn begint, om dan hier moties in te dienen. Ik heb
niet de behoefte die gang van zaken te verdedigen. Ik probeer gewoon
heel efficiënt met mijn tijd om te gaan.
De voorzitter:
We gaan in deze volgorde door, als ik u goed hoor. We schorsen om 11.45
uur. O, 12.15 uur.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, om 12.15 uur begint de procedurevergadering van VWS.
De voorzitter:
En mevrouw Simons vertrekt nadat zij haar bijdrage heeft geleverd. Goed.
Mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter. Het is bijzonder om te zien dat zelfs tijdens een
emancipatiedebat het proces wordt ondermijnd door xenofobe vooroordelen
en populistisch politiek winstbejag. Dat roept de vraag op: emancipatie,
wat is het eigenlijk? Wat betekent het om vandaag te spreken over de
strijd …
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, ik heb een punt van orde.
De voorzitter:
Mevrouw Simons, ik moet ook tegen u zeggen: u draagt er zelf aan bij dat
het reacties uitlokt. Meneer Beertema heeft een vraag, een opmerking of
een punt van zorg.
De heer Beertema (PVV):
Ik heb er geen zin in dat zo'n serieus debat begint met zo'n stukje
trollen, om het zo maar te zeggen. Als mevrouw Simons dit soort dingen
zegt, wil ik haar vragen wat er nou precies populistisch was aan mijn
inbreng.
De voorzitter:
Ik zou willen voorstellen dat mevrouw Simons gewoon met haar eigen
bijdrage begint.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Wie de schoen past, trekke hem aan; dat is een bekend Nederlands
gezegde. Maar het roept dus de vraag op: wat betekent emancipatie
eigenlijk? Wat betekent het om vandaag te spreken over een strijd voor
een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde
positie? Wat betekent het om te spreken over het moeten bewijzen dat je
mens bent en dat je het als mens verdient om als volwaardig gezien,
gehoord en behandeld te worden? Wat betekent het dat we debatteren over
emancipatie alsof we kunnen afdingen op de volwaardigheid die mensen
verdienen? Wat betekent het dat we op zoek zijn naar manieren om anderen
te faciliteren in hún strijd voor een volwaardige plek in de samenleving
vanuit een achtergestelde positie die wij, als overheid, in stand
houden? We doen eigenlijk niets meer dan het zoeken naar verzachtende
klappen voor keihard neoliberaal beleid, beleid dat eenieder straft die
niet tot de norm mag behoren. We zoeken naar verandering aan de flanken,
terwijl er structureel iets gedaan moet worden aan het daadwerkelijk
elimineren van achtergestelde posities.
Voorzitter. Ik denk dat die insteek beter kan. We spreken namelijk over
achtergestelde posities, maar die vloeien voort uit historie en macht.
Deze posities zitten diep ingebed in onze regels, wetten en manier van
kijken naar de wereld. Daarmee is emancipatie onze verantwoordelijkheid,
onze strijd. De vraag is niet: hoe faciliteren we achtergestelde groepen
in hun emancipatie. De vraag is: wat moeten we doen om die
achtergestelde posities te elimineren? Want ieder mens heeft recht op
een volwaardig bestaan: mijn mensen, uw mensen, ónze mensen, ook de
mensen die afgelopen weekend in Volendam werden aangevallen, bekogeld
met visafval, eieren, vuurwerk, die werden uitgescholden, bedreigd en
geïntimideerd, terwijl de politie toekeek en niet ingreep.
Voorzitter. Als de vraag in dit huis de afgelopen jaren niet had
gedraaid om het faciliteren van emancipatie maar het nemen van
verantwoordelijkheid voor emancipatie, dan hadden we Zwarte Piet
inmiddels al afgeschaft. Dan hadden we niet incidenteel maar structureel
oog gehad voor institutioneel racisme. Dan hadden we jaar op jaar van
racistisch geweld, trauma en strijd kunnen besparen. Ik hoop dat we dat
hier vandaag alsnog gaan doen. Aan alle strijders die elk jaar, weekend
op weekend, hun eigen veiligheid riskeren voor een inclusiever Nederland
zeg ik: dank. Ik zie jullie, ik hoor jullie en ik ben met jullie.
Als dit huis de afgelopen jaren verantwoordelijkheid had genomen voor
emancipatie, dan hadden we institutionele barrières tegen de volwaardige
erkenning van trans- en interseksemensen al lang en breed weggenomen.
Dan hadden we afstand genomen van institutionele heteronormativiteit,
die niet emancipatie maar lhbtiqa+-haat verder in de hand werkt. Dan had
het nieuwe wetsvoorstel er al vanaf het begin voor gezorgd dat iedereen,
zonder tussenkomst van een rechter, een X in plaats van een M of V kan
plaatsen in officiële documenten. Ik moet ineens even denken aan het
feit dat het bijvoorbeeld onmogelijk is om met een X dit gebouw binnen
te komen. Als die X niet officieel geregistreerd staat maar iemand zich
als non-binair identificeert, is toegang tot dit huis niet mogelijk. Ik
vind dat schokkend. We hebben de verplichte psychodiagnostiek in de
genderzorg verboden, maar in plaats daarvan is die nu gericht op
informed consent en het decentraliseren van de genderzorg.
Als dit huis emancipatie tot de eigen verantwoordelijkheid had gerekend,
hadden we toegankelijkheid, met uitbanning van validisme, tot prioriteit
gemaakt. We blijven achter, zegt ook het College voor de Rechten van de
Mens. Dan hadden we overheidsbeleid, taalgebruik en handelen daarop
aangepast, en structureel aandacht gecreëerd voor gehandicapte mensen,
mensen met een beperking.
Voorzitter, tot slot. Ook de emancipatie van vrouwen, alleenstaande
moeders en meisjes verdient in Nederland geen klop op de borst. Ik zag
dit weekend de overheidscampagne "Mamaliefde en Papaliefde is". Daarbij
verwijst mamaliefde steevast naar het oplossen van alle zorgen. Dus
zelfs in de meest heteronormatieve situaties lukt het de overheid niet
om ongelijke behandeling, ongelijke verdeling en gendervooroordelen
tegen te gaan. Het doet me pijn om te constateren dat die daarmee zelfs
worden bevestigd, bekrachtigd. Wat doet de overheid hier allemaal aan?
Wat doet deze regering? Hoever is zij bereid te gaan voor de strijd voor
emancipatie? Iemand, volgens mij mevrouw Westerveld, zei het al: we
hebben hier de ongekende macht en middelen om progressieve veranderingen
wettelijk te verankeren en draagvlak te creëren, of dat nou gaat over
het bestrijden van de loonkloof, meer vrouwen aan de top of een eerlijk
loon voor vrouwen die niet aan de top willen of kunnen werken. Om van
emancipatie niet een strijd van anderen te maken, maar een strijd van
onszelf, met elkaar, dát is onze verantwoordelijkheid. Ik hoop dat
iedereen die met mij wil nemen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De levens van vooral witte mannen zijn de
mensheid als geheel gaan vertegenwoordigen. We zien dit in de
geschiedenisboeken. We zien dit bijvoorbeeld ook in de Bijbel, waar de
rol van toch heel belangrijke vrouwen vaak is weggepoetst. Het gevolg is
dat er, hoewel iets misschien heel objectief lijkt, vaak een mannelijke
bias in zit. Zo wordt bijvoorbeeld bij het ontwerpen van
muziekinstrumenten of van telefoons vaak de mannelijke hand als afmeting
genomen. Vrouwen hebben ook een grotere kans op verwondingen na
bijvoorbeeld een auto-ongeluk, omdat veiligheidsvoorzieningen in auto's
worden ontwikkeld op basis van mannenlichamen. Ook over aandoeningen en
ziektes die vaak bij vrouwen voorkomen, is vaak minder bekend, met ook
heel heftige consequenties. We zien bijvoorbeeld ook dat transgenderzorg
niet goed op orde is. Dat zijn allemaal zaken die een direct effect
hebben op het leven, zonder dat hier nou per se kwade wil achter zit,
maar het is wel iets wat in onze wereld de werkelijkheid is.
Voorzitter. Ik ben begonnen in dit heel interessante boek van een Britse
journaliste die een aantal jaren onderzoek heeft gedaan en beschrijft
... Het boek heet "Onzichtbare vrouwen: licht op dubieuze data in een
voor mannen ontworpen wereld". Ik heb de indruk dat de minister het boek
kent. Ik kan het iedereen hier aanraden.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van der Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Mijn vraag is: u begon uw betoog met "witte mannen" en ging vervolgens
door met het geven van voorbeelden van een masculiene blik bij
bijvoorbeeld ontwerpen en medicijnen. Ik ben het ermee eens dat die er
is en dat we daar ook wat aan moeten doen, maar ik heb er moeite mee als
witte mannen vervolgens elke keer als groep worden aangesproken en we zo
generiek over die groep gaan praten, zonder aanzien des persoons. Ik zie
ook niet wat "wit" daarmee te maken heeft.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik denk niet dat daar een relatie mee is.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Volgens mij zei ik heel duidelijk dat er nergens kwade wil achter zit,
maar dat we gewoon leven in een wereld waarin het mannenlichaam vaak als
uitgangspunt wordt genomen. Daar noemde ik een aantal voorbeelden van
die effect hebben op ons leven, bijvoorbeeld op de gezondheid van
vrouwen. Ik had een tijdje geleden een debat over fibromyalgie. Dat is
een aandoening die vooral bij vrouwen voorkomt. Waarschijnlijk om die
reden is daar zo weinig over bekend. Onbewust leven wij dus in een
wereld waarin heel vaak de man als uitgangspunt wordt genomen, zonder
dat ik daar iemand de schuld van geef. Het is gewoon een feit. Ik vind
dat we daarbij stil moeten staan. Dat is ook de reden waarom ik iedereen
aanraad om dit boek te lezen.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dat kan ik voor een heel groot deel volgen, maar u had het over wítte
mannen. Ik begin een beetje jeuk te krijgen — dat komt ook door bepaalde
berichten die recent in de media zijn verschenen — van hoe deze groep nu
gebasht wordt. In onze strijd om vrouwen en iedereen die niet wit is een
gezonde plek in de samenleving te geven, wil ik niet doorslaan naar de
andere kant, het wegzetten van groepen. Daarom vraag ik mij af waarom u
"wit" zei.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Als ik iets niet doe, is dat het wegzetten van groepen. Ik constateer
een aantal punten en op basis daarvan gaf ik een paar voorbeelden.
Mevrouw van der Woude trekt daar conclusies uit, onder andere op basis
van berichten in de media, maar, met alle respect, dat is niet wat zij
uit mijn woorden kan halen en dat is niet wat ik hier doe.
De voorzitter:
Gaat u verder. Mevrouw Van der Plas, heeft u een vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, zeker. Ik wil mij eigenlijk wel aansluiten bij mevrouw Van der
Woude. We vinden het namelijk onprettig om het te hebben over "zwarte
mensen". Ik constateer dat we de term "witte mannen" of "witte mensen"
helemaal hebben overgenomen. Ik wil eigenlijk vragen: kunnen we niet
gewoon weer "blanke mannen" zeggen? Wat is er mis mee om gewoon "blanke
mannen" te zeggen? We veranderen ook de benaming van zwarte mensen; daar
maken we "mensen van kleur" van. Daar heb ik helemaal geen problemen
mee. Dat vind ik prima. Mijn voorstel is om het hier dan ook gewoon weer
over "blanke mensen" te hebben.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik voel eigenlijk niet heel erg de behoefte om nu een discussie te
voeren over hoe we mensen moeten aanduiden. Volgens mij moet ik het daar
gewoon bij laten. We zitten hier in een debat over emancipatie. Ik
probeer in mijn inleiding een paar feiten te schetsen, zaken die gewoon
zo zijn: dat deze samenleving is ingericht op basis van een stereotiep
beeld. Dat probeer ik hier neer te zetten. Ik geef een aantal heel
concrete voorbeelden waarin dat het geval is. Ik ben nog nauwelijks aan
mijn inleiding begonnen of we vallen over de vraag of ik het woord "wit"
wel of niet zou moeten gebruiken. Dat lijkt mij niet een heel nuttige
invulling van dit debat op dit moment.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas? Nee. Mevrouw Simons? Nee. Gaat u verder.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De coronacrisis doet ons nog eens beseffen dat gelijkwaardigheid niet
vanzelfsprekend is. We zien dat vrouwen financieel afhankelijker zijn
geworden omdat ze nog meer dan voorheen onbetaald werk doen. Vrouwen
werken dus niet minder, maar doen veel meer onbetaald werk. Dat geldt in
het bijzonder voor praktisch opgeleide vrouwen, waarvan maar een derde
economisch zelfstandig is. Ik ben benieuwd of de minister, mede naar
aanleiding van wat er nu gebeurt in de coronacrisis, het met ons eens is
dat we eens moeten kijken naar gerichter, specifiek beleid om te zorgen
dat vrouwen vaker economisch zelfstandig worden. In de voorgaande
interruptiedebatten is daar al het een en ander over gewisseld.
Voorzitter. Bijna elke acht dagen wordt in Nederland een vrouw vermoord
omdat zij vrouw is. Volgens het Verdrag van Istanbul, waar de
handtekening van deze minister onder staat, is een nationale coördinator
geweld tegen vrouwen noodzakelijk. Mijn fractie heeft vorige week
tijdens het debat over de JenV-begroting een motie ingediend waarin
wordt gevraagd om zo'n nationale coördinator. Die motie is toen ontraden
door de minister van JenV. Ik zou graag een reactie van deze minister
willen horen. Ziet zij wel met ons in dat zo'n coördinator van
meerwaarde kan zijn?
Verschillende perspectieven maken teams beter en maken kennis completer.
Daarom zou het wenselijk zijn als we dit ook terugzien in bijvoorbeeld
het onderwijs. In het basisonderwijs is maar liefst 85% vrouw en zouden
veel meer mannen welkom zijn. Maar als we kijken naar de universiteiten,
dan is slechts 26% van de hoogleraren een vrouw. Met het huidige tempo
hebben we hierin pas in 2041 een gelijke verdeling. Is de minister het
met ons eens dat bijvoorbeeld ook meer vaste contracten hierin zouden
kunnen helpen? Kan zij misschien wat meer vertellen over de stand van
zaken bij de Alliantie Divers voor de klas, die juist pleit voor meer
diversiteit voor de klas in het basisonderwijs? Het ministerie is
daarbij betrokken. Kan de minister ons aangeven wat de stand van zaken
is?
Voorzitter. Nog steeds krijgen mensen met een andere seksuele voorkeur
dan de meerderheid, te maken met ongelijkheid. Onderzoek is onmisbaar
voor inzicht in de gevolgen hiervan en natuurlijk ook voor gerichte
inzet daarop. Het is spijtig dat in 2018 de laatste LHBT-Monitor van het
Sociaal en Cultuur Planbureau verscheen. Zijn er nog plannen om dit
periodieke monitoringsonderzoek voort te zetten en is de minister
voornemens om de leefsituatie van groepen zoals transgenders en
non-binaire personen daarin mee te nemen? En over deze groepen
gesproken: ik voer ook het woord over dakloosheid en weet dat veel
jongeren moeite hebben met het vinden van een dak boven hun hoofd, ook
soms vanwege problemen thuis.
Voorzitter. Ik heb nog een laatste vraag. Ik begrijp van het COC dat het
nu onzeker is of de minister het regenboogstedenbeleid de komende jaren
voortzet. Zij heeft eerder aangegeven dat die steun aan gemeenten
behouden moet blijven. Kan de minister toezeggen dat die steun de
komende vier jaar wordt voortgezet?
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dank u wel, voorzitter. We kennen allemaal het nieuws over opnieuw
omstreden anti-lhbti-wetgeving in Hongarije, het voornemen van Polen om
pride in de ban te doen en de dodelijke aanval op een Spaanse
homoseksuele man. Maar gelukkig zien we ook dat het helpt om deze haat
niet onbeantwoord te laten. De EU startte een inbreukprocedure tegen
Hongarije, we zagen hoe Poolse regio's de lhbti-vrije zones afschaften
toen de Europese Commissie dreigde de geldkraan dicht te draaien en we
zagen massale protesten in Spanje na de dood van Samuel Luiz.
Voorzitter. Ook in Nederland willen we vooruit. Nee, moeten we vooruit!
We willen een overheid met ambitie op lhbti-emancipatie, met beleid dat
recht doet aan de veelzijdigheid binnen de community, zoals ook in het
Duitse regeerakkoord terug te lezen valt, en met voorstellen waarvoor
het ook in Nederland de hoogste tijd is.
Het regenboogakkoord kan wat Volt betreft vandaag al zonder nuancering
uitgevoerd worden. Er is een ruime Kamermeerderheid. Ik wil de minister
daarom vragen: wordt er nu al wetgeving in de steigers gezet voor de
punten uit dat akkoord? Dan kan er meteen van start gegaan worden zodra
er een nieuw kabinet op het bordes staat. Ik hoor graag van de minister
welke voorbereidingen getroffen worden op de volgende punten: het
verbieden van niet-medisch noodzakelijke geslachtsoperaties bij
interseksekinderen, de X in het paspoort, een verbod op lhbti-genezing,
meerouderschap en een wettelijk transitieverlof voor
transpersonen.
Waar we eens koploper waren, staan we nu al jaren buiten de Europese top
tien volgens de Rainbow Europe Map and Index. Hoe kijkt de minister in
dat licht naar Malta, koploper lhbti-emancipatie, bijvoorbeeld op het
punt van de deskundigenverklaring op de strafbaarstelling van trans- en
interseksediscriminatie?
Voorzitter. Dan de positie van vrouwen. Deze staat sinds de coronacrisis
nog meer onder druk, met name ook tussen groepen vrouwen. Het is dus
belangrijk om ook met een interseksuele bril naar deze problematiek te
kijken. Zo zien we dat de sociaaleconomische positie van vrouwen
onevenredig hard onder druk is komen te staan door de coronacrisis en
dat dit met name geldt voor de alleenstaande moeders en vrouwen die al
in een kwetsbare positie zaten. Hoe gaat de minister zich richting haar
collega's inzetten voor een evenredige verdeling van de middelen uit het
Europese herstelfonds op het punt van de gendergelijkheid sinds onze
motie daarover afgelopen week is aangenomen? Hoe wil zij de
interseksuele verschillen hierin adresseren?
Voorzitter. Een onderwerp dat ook gerelateerd is aan corona is geweld
tegen vrouwen. Door de juiste cijfers en definities te gebruiken kunnen
we geweld tegen vrouwen gericht aanpakken. Dat onderscheid is belangrijk
om te maken, want huiselijk geweld is niet hetzelfde als geweld op
straat en het doden van een vrouw niet per se hetzelfde als femicide.
Het is hard nodig om hierop in te zetten, want iedere acht dagen sterft
er een vrouw als gevolg van femicide; collega Westerveld zei het net ook
al. Kan de minister, eventueel per brief, aangeven welke verschillende
soorten gendergerelateerd geweld in Nederland voorkomen, welke
definities worden gebruikt om ze aan te duiden, hoe vaak ze voorkomen en
welke maatregelen ertegen worden getroffen? Kan de minister aangeven hoe
opvolging is gegeven aan de GREVIO-aanbevelingen?
Voorzitter. Ook op het gebied van inkomensongelijkheid is er nog veel te
doen. Onderdeel daarvan is meer loontransparantie, waarover de Raad
vandaag stemt in Brussel. Bij de rapportageverplichting in het voorstel
van de Europese Commissie blijft het kabinet vasthouden aan een
drempelwaarde van 250 werknemers. Is deze maatregel wel effectief als
veruit het grootste deel van de bedrijven hier niet onder valt?
Voorzitter, ik rond af. Emancipatie, inclusie; vaak wordt het gebracht
als zijnde een gunst van de grote groep die dominant is aan een
kleinere, gemarginaliseerde groep om mee te doen, om daartoe uitgenodigd
te worden. Maar waarlijke emancipatie en waarlijke inclusie draaien om
onvoorwaardelijk en ten volste op een gelijkwaardige manier onderdeel
uitmaken van het geheel, ongeacht wie je bent. Totdat we daar zijn,
moeten we deze debatten met elkaar voeren. Vier minuten is voor ons als
Volt niet afdoende om recht te doen aan het belang dat wij hechten aan
de emancipatievraagstukken die voor ons liggen. Wat Volt betreft is het
daarom tijd voor een minister voor kansengelijkheid en emancipatie in
een nieuw kabinet, dat minstens uit net zo veel vrouwen als mannen
bestaat en recht doet aan de diversiteit van onze samenleving. Als
laatste kleine opmerking daarover: McKinsey heeft ook al uitgerekend dat
als meer vrouwen zouden werken, ons bnp echt groter zou worden. Het is
dus niet alleen een zacht verhaal, het is ook een keihard economisch
verhaal.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het hier vandaag over emancipatie. We
hebben het onder meer over meer vrouwen in de media, meer vrouwen in de
politiek, meer vrouwen aan de top en over nog heel veel andere zaken, zo
heb ik inmiddels begrepen. Ik houd het voor nu op de
vrouwenemancipatie.
Allereerst wil ik iets vertellen over de vrouwen in mijn familie, mijn
oma en mijn moeder, die in 1961 als 23-jarige uit Ierland naar Nederland
kwam. Toen mijn moeder en mijn vader elkaar leerden kennen, bestond het
woord emancipatie helemaal nog niet. Vrouwen werden toen eigenlijk
gewoon geacht het gezin draaiende te houden en als ze al werkten, werden
ze ontslagen zodra ze gingen trouwen. Mijn moeder was vanaf haar 19de
stewardess bij Aer Lingus, de Ierse vliegtuigmaatschappij. Ze werkte op
Shannon Airport als grondstewardess. In die tijd schreef ze al een paar
jaar met ene Wil van der Plas uit Wassenaar. Via een tijdschrift, waarin
mijn moeder een oproep had gedaan voor een penvriend — penvrienden en
penvriendinnen waren de voorloper van wat nu Tinder heet — heeft ze Wil,
mijn vader, leren kennen. 14, 15 jaar oud waren ze toen ze met elkaar
gingen schrijven. Op 21 oktober 1959, mijn moeder was toen 21 jaar, werd
ze bij toeval ingedeeld op een vlucht; een zeldzaamheid, want ze was
eigenlijk grondstewardess. De vlucht ging naar Amsterdam. Haar vriendin,
ook stewardess, zei tegen haar: "Waarom bel je Wil niet? Die woont hier
dichtbij. Misschien is het leuk als jullie elkaar ontmoeten." Na wat
aarzeling deed mijn moeder dat. Mijn vader vond dat prachtig en hij
beloofde haar op te halen op het Centraal Station in Den Haag.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, wacht heel even. Er klinkt een hard gepiep. We
waren al gewaarschuwd dat dat vandaag zou komen. Twee keer per jaar
krijgen we dat NL-Alert-berichtje heel hard.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O ja, het NL-Alert.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Aha, oké.
De voorzitter:
Ik geloof dat het werkt, als ik het hier zo hoor. Dat is goed. Gaat u
verder.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga verder. Haar vriendin, ook stewardess, zei tegen haar: "Waarom bel
je Wil niet? Die woont hier dichtbij. Misschien is het leuk als jullie
elkaar ontmoeten." Na wat aarzeling deed mijn moeder dat. Mijn vader
vond dat prachtig en hij beloofde haar op te halen op het Centraal
Station in Den Haag, luttele meters van de plek waar we nu zitten.
Misschien ga ik een beetje over mijn tijd heen, maar ik wil dit wel
vertellen; het is wel een leuk verhaal. Nou heeft mijn vader mij altijd
voorgehouden dat hij vanuit Wassenaar op de fiets is gesprongen, haar
heeft opgehaald en met haar achterop de fiets naar Wassenaar is gegaan
om zijn Ierse penvriendin aan zijn familie voor te stellen. Afgelopen
voorjaar kwam ik erachter dat het helemaal niet zo is gegaan. Toevallig
had ik het erover met mijn moeder, inmiddels bijna 83, die zei: "Ach
nee, wat een onzin! Zijn broer Piet heeft mij opgehaald, met de auto. Je
vader was gewoon thuisgebleven." Ik zei: maar papa heeft me dat
jarenlang verteld. "Ach, je vader fantaseerde wel meer" zei ze. Weg
romantiek, maar dat terzijde.
Terugkomend op de emancipatie: toen mijn moeder en vader trouwden op 16
september 1961 heeft zij zich verzet tegen haar automatische ontslag als
stewardess. Ze heeft zich sterk gemaakt, omdat ze het nonsens vond dat
je meteen moest stoppen met werken als je getrouwd was. Na enkele
gesprekken met Aer Lingus besloten zij haar niet te ontslaan, maar haar
een baan te geven op Schiphol als grondstewardess. Mijn moeder vocht
voor haar eigen zaak en dat werd beloond. Beloond omdat ze goed was in
haar werk en beloond omdat haar werkgever misschien ook wel inzag dat
het een oude manier van denken was. Mijn moeder — ik ben ongelofelijk
trots op haar — was de eerste getrouwde stewardess bij Aer Lingus.
Toen mijn moeder naar Nederland kwam, waren er nog geen taalcursussen en
Google Translate al helemaal niet. Engelstalige televisie bestond nog
niet en er was niemand in Nederland die Engels sprak. Mijn moeder heeft
zich het Nederlands helemaal zelf machtig gemaakt, bijvoorbeeld door in
de winkel op schapkaartjes te kijken, te vragen wat er stond en dan de
combinatie te maken met het product. Zij heeft Nederlands geleerd door
de Donald Duck te lezen en aan de hand van de plaatjes en de teksten en
met hulp van mijn vader uit te vogelen wat er stond en hoe je het
uitsprak. Door hard te werken, in zichzelf te geloven en ambitie te
hebben, werd ze uiteindelijk raadslid en zelfs wethouder in Deventer.
Dat Ierse plattelandsmeisje deed het op eigen kracht en was de eerste
wethouder met een migrantenachtergrond in Nederland.
De minister schreef in haar brief van 15 november over meer vrouwen in
non-fictie tv-programma's: you can be what you can see. Ik ben het met
haar eens, maar daar heb je volgens mij niet allemaal dure
diversiteitsprogramma's en commissies voor nodig. Die houden alleen maar
zichzelf in stand. Ik heb als kind alleen maar sterke, zelfstandige
vrouwen in mijn familie gezien. Sterk en zelfstandig waren en werden ze
door zelf te knokken. Geen praatgroepjes, geen dure rapporten, geen
gezeur dat ze geen kansen kregen, geen vrouwenquota. Nee, gewoon door te
werken en te laten zien dat ze goed waren in wat ze deden. Wat mij
betreft gaat Nederland weer dat pad op. Niet het gepamper van meisjes en
vrouwen. Geen voortrekkerij omdat ze vrouw zijn. Weg met dat rare
vrouwenquotum. We hebben een kwaliteitsquotum nodig.
De voorzitter:
Komt u tot een afronding?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Tot slot: we moeten meisjes opvoeden met sterke moeders als rolmodel. We
moeten meisjes opvoeden met keiharde lessen des levens. We moeten ze
leren dat je tegenslag krijgt, dat niet iedereen altijd even eerlijk is,
dat je ook als meisje, net als iedereen, moet vechten voor je bestaan en
dat je met vallen en opstaan je doelen kunt bereiken. Als wij hier in de
Kamer blijven piepen dat meisjes en vrouwen meer kansen moeten krijgen,
voed je ze ook op met het idee dat ze niks kunnen.
Voorzitter, als laatste: laten we vrouwen niet opvoeden en laten
opgroeien als sneeuwvlokjes, maar laten we vrouwen met ballen
creëren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van der Plas. Er is een vraag van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (PvdA):
Het is niet eens zozeer een vraag over het betoog van mevrouw Van der
Plas. Het gaat mij ook een beetje over de discussie die net plaatsvond
en de vraag die mevrouw Van der Plas stelde aan mevrouw Westerveld,
namelijk: waarom gebruiken we de woorden wit en zwart en niet "mensen
van kleur"? Ik wil mevrouw Van der Plas meenemen in waarom ik dat
belangrijk vind als zwarte man. Als ik boos ben, ben ik zwart. Als ik
ziek ben, ben ik zwart. Als ik doodga, ben ik zwart. Als mevrouw Van der
Plas boos wordt, dan wordt ze rood. Als mevrouw Van der Plas ziek wordt,
wordt ze groen. Als van ons beiden één een kleurling zou zijn, dan zou u
dat zijn. De reden waarom we het woord blank liever niet meer gebruiken,
is omdat blank in onze taal eigenlijk iets betekent wat rein en schoon
is. Als je blank en zwart zou gebruiken, zeg je daar indirect mee dat
zwart niet schoon is. Daarom vind ik het als zwarte man fijn als we
gewoon de woorden wit en zwart gebruiken, omdat dat neutraal is. Voor
mij doen woorden ertoe.
De voorzitter:
Oké.
De heer De Hoop (PvdA):
Dus ik wilde dat even duidelijk maken aan mevrouw Van der Plas. Ik hoop
dat zij daar begrip voor heeft en dat zij daarover wil nadenken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dank u wel. Ten eerste, ik zie helemaal geen kleur. Ik zie u zitten.
Ik zie mevrouw Simons zitten.
Mevrouw Simons (BIJ1):
U ziet dus wel kleur. Oké, sorry …
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee. Want ik wilde ook zeggen dat ik mevrouw Van der Woude zie
zitten.
Mevrouw Simons (BIJ1):
U ziet dus wel kleur.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, ik zie helemaal geen kleur. Ik denk niet in kleuren. Ik denk niet:
o, die is bruin, die is wit, die is zwart, en die is …
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter?
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter. Ik wil graag een punt van orde maken.
De heer Beertema (PVV):
O, een punt van orde.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik zie hier dat…
De voorzitter:
Wacht heel eventjes.
Mevrouw Simons (BIJ1):
… een Kamerlid buiten de microfoon om …
De voorzitter:
Mevrouw Simons …
Mevrouw Simons (BIJ1):
… mij probeert te intimideren.
De voorzitter:
Mevrouw …
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik wil daar graag een punt van maken.
De heer Beertema (PVV):
Te intimideren?
De voorzitter:
Er was een statement van …
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, mag ik daar nog even op reageren?
De voorzitter:
Nee. Ik ben nu aan het woord. De heer De Hoop had een statement voor
mevrouw Van der Plas. Mevrouw van der Plas was daar kort op aan het
reageren. Mevrouw van der Plas.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter, zou u …
De voorzitter:
Ik geef u straks het woord, mevrouw Simons, maar ik zou dit eerst even
willen afronden.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Zou u in de tussentijd niet willen ingrijpen?
De voorzitter:
Wat er buiten de microfoon gebeurt, kan ik niet horen.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Nee, maar daarom zeg ik het u, voorzitter.
De voorzitter:
Daar heeft u beiden een handje van. Ik geef u zo het woord.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter, ik vind het heel erg vervelend …
De voorzitter:
U praat gewoon door.
Mevrouw Simons (BIJ1):
… om midden in de vergadering te zitten …
De voorzitter:
U praat gewoon door.
Mevrouw Simons (BIJ1):
… waarbij u niet ingrijpt op het moment dat ik u aangeef dat hier een
Kamerlid…
De voorzitter:
Goeiemorgen zeg.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ja, goeiemorgen inderdaad.
De voorzitter:
Ik denk dat ik misschien maar even moet gaan schorsen. Dan kunnen we
allemaal even een kop koffie nemen, een kop thee gaan drinken of een
wandelingetje maken. Het is toch een kleuterklas hier!
De heer Beertema (PVV):
Ja, klopt.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Zegt u dat tegen mij?
De voorzitter:
Dat zeg ik tegen iedereen inmiddels.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Omdat u mij aankijkt.
De voorzitter:
Omdat u het woord vraagt, zonder dat u het woord krijgt, mevrouw
Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik vraag het woord, omdat …
De voorzitter:
Ik heb u met alle egards behandeld.
Mevrouw Simons (BIJ1):
… ik u vraag in te grijpen …
De voorzitter:
U heeft het woord eerder gekregen in de volgorde, omdat u om 12.00 uur
weg zou gaan. En …
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dat was een inhoudelijke bijdrage, voorzitter. Er zit hier een Kamerlid
buiten de microfoon om mij te intimideren. En ik vraag u als voorzitter
om in te grijpen als dat gebeurt. Ik zou mij heel graag in deze ruimte
net zo veilig willen voelen als ieder ander.
De heer Beertema (PVV):
… niet prettig …
De voorzitter:
Dit is een wetgevingsoverleg emancipatie! Emancipatie! Ik vind het echt
een schande dat wij deze kant van dit parlement aan de toehoorders laten
zien! Ik vind het een schande dat we op deze manier met elkaar een debat
willen voeren! Het opvoeden van mijn vier kinderen thuis is makkelijker
dan het leidinggeven aan deze vergadering!
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dat begrijp ik heel goed …
De voorzitter:
Nee, mevrouw Simons! U heeft niet het woord! Want wij gaan op een andere
manier hier in dit huis met elkaar om! U krijgt het woord! U spreekt via
de voorzitter! Nu kunt u mij zo aankijken …
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ja!
De voorzitter:
… van mens zak erin, maar dat is hoe we het hier doen! Dat is hoe wij
het hier al jaren doen! Jaren! Voor u gelden geen andere regels, dan
voor alle andere leden die hier aan de tafel zitten. U neemt het woord,
continu! Zomaar drukt u op die knop en gaat u praten! Dan kunt u wel zó
doen, maar u heeft niet meer rechten dan alle andere leden hier aan deze
tafel! U kunt met uw hand omhoog blijven zitten, maar ik was bezig om
een interruptie van de heer De Hoop op mevrouw Van der Plas af te
ronden! Tot die tijd moet u even wachten! Ik geef dus nog even het woord
aan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dank u wel. Ik begrijp heel goed, denk ik, wat de heer De Hoop zegt.
Ik denk dat we die discussie misschien ook nog weleens wat vaker moeten
voeren, want wat voor mij heel vanzelfsprekend is, hoeft voor de heer De
Hoop helemaal niet vanzelfsprekend te zijn. Ik vind het ook altijd
prettig als mensen mij daarop aanspreken, van: kan ik daar even over
nadenken? Waarom ik aansloeg op het woord "wit", is omdat ik
bijvoorbeeld bij mijn jongste zoon van 21 ervaar dat hij zich inmiddels
heel erg onprettig voelt bij het feit dat hij dan "wit" genoemd wordt,
omdat er een soort van negatieve lading of sausje overheen is gegoten.
Ik denk dat we daar hier niet uitkomen. Nogmaals, ik snap heel goed wat
de heer De Hoop zegt. Daar zit zeker wat in. We hebben binnenkort ook
nog een debat over discriminatie, misschien dat we er daar …
De voorzitter:
Laten we het daar dan verder oppakken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
... misschien een keer verder over moeten praten.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
En zeker bilateraal buiten de vergadering vind ik het wel leuk om het
daar met de heer De Hoop verder over te hebben.
De voorzitter:
Dank. Nee, meneer De Hoop, ik denk dat dit voor nu voldoende is. En
zoals mevrouw Van der Plas al aangaf, krijgt u binnenkort een andere
mogelijkheid om dit debat verder te voeren. Mevrouw Simons, heel
kort.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter. Ten eerste, voorzitter, vind ik het erg jammer dat u
het nodig vindt om op deze toon tegen mij te spreken op het moment dat
ik een punt van orde wil maken over een Kamerlid dat hier buiten de
microfoon om mij aan het intimideren is. Ik denk dat het onder andere de
taak is van de voorzitter om voor een veilige omgeving te zorgen in de
ruimte. Dat was de opmerking die ik wilde maken. Ik vond uw uitbarsting
daarop ietwat ongepast en ook wel bijzonder, omdat ik dus iets probeer
aan te geven dat precies gaat over de orde van de vergadering. Ik zou
het dientengevolge ook wel heel erg fijn vinden als u het betreffende
lid wilt aanspreken in plaats van tegen mij zo van leer te
trekken.
Daarnaast wilde ik graag reageren op wat mevrouw Van der Plas zei, en
dat is geenszins een aanval. Op het moment dat zij een voorbeeld wil
maken over kleurenblindheid en daarbij de heer De Hoop en mijzelf als
voorbeeld neemt, dan denk ik dat zij precies het punt bewijst dat kleur
wel degelijk bestaat. We stoppen ook allemaal voor een rood stoplicht,
omdat we zien dat die rood is en niet groen. Ik zou graag de heer De
Hoop willen aanvullen en mevrouw Van der Plas, en wellicht ook anderen,
op weg naar het discriminatiedebat meegeven: als wij praten over
gelijkwaardigheid, dan zijn wit en zwart inderdaad gelijkwaardige
kleuren. Ik koppel ze zelf altijd aan het ...
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u voorzitter. ... aan het yin-en-yangteken, waarbij die ...
De voorzitter:
Mevrouw Simons ...
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik werd net aangesproken. Mijn naam werd net genoemd. Ik vind dat ik
daar dan ook op mag reageren.
De voorzitter:
Maar u kunt iets korter zijn in uw reactie.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik heb eerst een punt van orde gemaakt richting u, voorzitter. En nu
maak ik een korte opmerking ...
De voorzitter:
Kort.
Mevrouw Simons (BIJ1):
... richting mevrouw Van der Plas met betrekking tot het prachtige
yin-en-yangteken, dat zo mooi gelijkwaardigheid en balans uitstraalt,
waarbij beide delen even groot, even krachtig, even waardevol zijn en
laten zien dat die twee in volledige harmonie met elkaar kunnen
samengaan.
Dank u voorzitter. Ik ga nu de zaal verlaten op weg naar de volgende
vergadering en ik kom terug voor de tweede termijn.
De voorzitter:
Mag ik dan nog even iets tegen u zeggen, mevrouw Simons?
Mevrouw Simons (BIJ1):
Natuurlijk, voorzitter.
De voorzitter:
Ik vind het heel jammer dat u zo over mijn voorzitterschap spreekt, maar
als u dat zo ervaart, dan zij dat zo. Ik heb geen 30.000 ogen. We zitten
hier met heel veel woordvoerders een debat te voeren over emancipatie.
Als ik mevrouw Van der Plas, die hier aan mijn rechterzijde zit, het
woord wil geven, dan draai ik mij naar haar toe, zodat ik haar kan zien.
Dan kan ik niet hier achter mij horen wat de heer Beertema misschien
buiten de microfoon om tegen u heeft gezegd. Dus mijn oprechte excuses
dat ik dat niet kon zien.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik aanvaard uw excuses en benadruk nog een keer dat dat precies de reden
is waarom ik vroeg om een punt van orde te maken. U heeft geen ogen
overal en daarom heb ik het ...
De voorzitter:
Dan zou ik tot slot tegen ...
Mevrouw Simons (BIJ1):
En daarom heb ik het op mij genomen ...
De voorzitter:
Het is echt ongelofelijk ...
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik maak graag mijn zin af, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, ik ook, mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik was aan het woord, vandaar dat ik graag mijn zin afmaak.
De voorzitter:
Wilt u hier komen zitten om de boel voor te zitten?
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik was mijn zin aan het afmaken, voorzitter. Ik val u niet ...
De voorzitter:
Ongelofelijk.
Mevrouw Simons (BIJ1):
... in de rede. U heeft mij het woord gegeven en ik heb u niet in de
rede gevallen, in tegenstelling tot u, die mij nu in de rede valt om mij
dan vervolgens een verwijt te maken. Omdat u geen ogen overal heeft,
voorzitter, heb ik een punt van orde willen maken. Ik neem u helemaal
niet kwalijk dat u geen ogen in uw achterhoofd heeft.
De voorzitter:
Nou, dat is dan de winst.
Dat was de bijdrage van mevrouw Van der Plas. Mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik wil daar kort iets op zeggen. Ik vind het heel jammer hoe dit zo
gaat.
De voorzitter:
Nee, we gaan dit niet nu even doen. Dit gaan we over de lunch nog een
keer bespreken.
Ik kijk even naar de woordvoerders die zo galant en collegiaal zijn
geweest om de andere collega's voor te laten. Ik vraag even aan u: wilt
u uw bijdrage nu leveren en dan schorsen, of wilt u nu schorsen en
daarna door? Mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik had eigenlijk een interruptie op mevrouw Van der Plas.
De voorzitter:
Kijk! En u neemt pas het woord als u het krijgt. Mevrouw Van der Laan,
dan gaan we naar uw vraag. Mijn excuses dat u in al het geweld bijna ten
onder dreigde te gaan. Aan u het woord. Voor een vraag aan mevrouw Van
der Plas.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, mevrouw Van der Plas, voor uw bijdrage. Ik had wat woorden
opgeschreven, zoals de conclusie "geen gepamper". Daar ben ik ook erg
voor. Ik ben opgegroeid in een setting met een moeder en tantes in de
bollen en de bloemen, een setting van hard werken en eigen kansen
creëren. Maar u zegt ook: geen voortrekkerij, geen quotum. Ik zie dat de
arbeidsparticipatie van vrouwen en meisjes nog niet op dezelfde hoogte
is als die van mannen en jongemannen. Dan is mijn vraag: bent u wel voor
enige stimulering of wilt u daar op de arbeidsmarkt helemaal niks aan
doen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben in die zin voor stimulering dat ik vind dat iedereen in de
maatschappij zijn bijdrage moet leveren. Het is om het even op welke
manier die persoon dat doet. Het kan ook vrijwilligerswerk zijn. Ik heb
er ook geen moeite mee als vrouwen ervoor kiezen om thuis bij de
kinderen te blijven, want daar is helemaal niks mis mee. Als dat de
keuze is van die vrouw en zij dat wil, dan moet ze daar ook niet voor
veroordeeld worden. Ik wil voorkomen dat we in een soort van
krampachtigheid vrouwen maar in die top of in de politiek duwen. Ik heb
laatst in een debat ook al aangegeven wat je bij Volt hebt gezien. Zij
hebben een heel mooi streven dat de helft van het aantal mensen op de
lijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen vrouw moet zijn. Dat lukt op
zich niet.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Jawel.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O, nou goed. Daar hebben we het dan straks even over. Ik wil dus af van
die krampachtigheid. De moeite die ik met zo'n quotum heb, is dat dat
aangeeft dat we per se zoveel procent vrouwen moeten hebben. Ik ga er
gewoon van uit dat iemand die goed is die kans gewoon verdient. Ik denk
dat we richting een maatschappij gaan waarin dat besef steeds beter
doorklinkt. Dat is eigenlijk mijn idee van een quotum, een
kwaliteitsquotum dus.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Laan? Nee? Ik zou de woordvoerders toch willen vragen om
hun bijdrage te leveren. Dan schorsen we daarna tot 13.30 uur. Mevrouw
Van der Laan. O, dan geef ik nu het woord aan de heer De Hoop en daarna
aan mevrouw Van der Laan?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Nee, ik ga. Ik ga.
De voorzitter:
Oké. Het woord is aan mevrouw Van der Laan. Het is even chaos, maar we
herstellen de orde.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Even schakelen dus. Last but not least: vandaag
sluiten we de begrotingsreeks af met dit WGO. Ik ga er ook van uit dat
dit het laatste WGO is van de minister. Ik wil haar danken voor haar
inzet. Daarnaast wil ik haar complimenteren voor de formele excuses die
ze namens de Staat vorige week heeft aangeboden voor de oude
transgenderwet. Dat was oprecht. Dat kwam echt uit het hart. Dank
daarvoor.
Ik denk ook dat het goed is dat we vandaag met de minister terugkijken
en ook vooruitkijken naar wat nodig is qua emancipatie in Nederland,
want dat die onder druk staat in Nederland en in de rest van de wereld
is mij wel duidelijk.
Vrouwen op de arbeidsmarkt. Er is al veel over gezegd, maar ik ga daar
toch nog een steentje aan bijdragen. Wij doen het relatief goed op de
Europese Gender Equality Index met een vijfde plek, maar ten opzichte
van andere landen blijven we achter op de domeinen maatschappelijke
invloed en participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Op een aantal
factoren scoort Nederland zelfs het laagst van West-Europa, namelijk op
het aantal betaalde arbeidsuren, het gemiddeld maandinkomen,
vertegenwoordiging in managementposities en studenten in
bètaopleidingen.
Vooral het parttime werken springt in het oog. Daar hebben we het net al
over gehad. Gemiddeld heeft de Nederlandse vrouwelijke beroepsbevolking
een werkweek van 27 uur; 10 uur minder dan het gemiddelde van mannen en
4 uur minder dan het West-Europese gemiddelde. Dat is niet alleen zonde
van het potentieel, ook de economie als geheel zou profiteren van een
hoger gemiddelde. Uit cijfers blijkt dat we 100 miljard euro mislopen op
dit moment.
Participatie op de arbeidsmarkt vraagt wel dat je in alle fases van het
leven werk maakt van gelijke kansen. Ik heb dat ongeveer ingedeeld in
vier fases. Het onderwijs is daarin heel belangrijk, zowel het primair
onderwijs als het eind van het voortgezet onderwijs, als je je
studiekeuze gaat maken. De instroom op de arbeidsmarkt is een fase. Die
is ook net besproken. Waarom wordt er gekozen voor een bepaald-urige
werkweek? Maar ook zeker het moment waarop partners spreken over het
krijgen van kinderen is een fase. Het verhogen van de
arbeidsparticipatie is niet met één simpele maatregel geregeld. Daar ben
ik ook heel pragmatisch in. We komen er niet met één maatregel. We
hebben naast een publiekscampagne ook andere maatregelen nodig. Het gaat
vooral om een cultuuromslag, niet alleen in de motivatie en inzet van
vrouwen; ik vind dat emancipatie van iedereen is, dus ook van mannen.
Samen moeten we dit doen. Ik denk wel dat de overheid zaken kan
faciliteren, zoals onder andere gratis kinderopvang en bso, waar wij
groot voorstander van zijn, en de uitbreiding van het
partnerverlof.
Wij vinden ook dat we kritisch mogen kijken naar de vertegenwoordiging
van vrouwen in de top van het bedrijfsleven en de overheid. Ik dank de
minister voor het uitwerken van de adviezen in het rapport van de
Adviesgroep Vinkenburg, waar mijn partij eerder een motie over indiende.
Ik zal erop aandringen dat het nieuwe kabinet hier ook spoedig mee aan
de slag gaat.
De heer De Hoop (PvdA):
Op dit punt. We hebben het al gehad over de wet voor meer vrouwen aan de
top. Die gaat over 0,2% van de vrouwen in Nederland. Voor al die andere
vrouwen kan volgens mij nog veel meer gedaan worden. Juist in de
coronacrisis hebben we gezien dat het gros van de huishoudelijke taken
toch door vrouwen wordt gedaan. We hebben het daar ongeveer anderhalf
jaar over, en eigenlijk al de hele periode. Kunt u mij drie voorbeelden
noemen van wat D66 in dit kabinet niet voor topvrouwen heeft gedaan,
maar juist voor de andere vrouwen qua arbeidsparticipatie en
positie?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Wat het kabinet heeft gedaan, moet u aan de minister vragen. Wij vinden
het creëren van gelijke kansen heel belangrijk. Dat zeggen we al heel
lang. Dat begint met name in het onderwijs. We hebben ons onverdeeld
ingezet voor gratis kinderopvang. Het is heel belangrijk wat u zegt: we
moeten ons niet alleen richten op de top. Daar kom ik nu op, als de
voorzitter mij toestaat. Ik vind namelijk dat je de middengroep moet
stimuleren om naar voren te treden. Daar zit een groot potentieel. Naar
aanleiding van de emancipatiewet die het Franse parlement heeft
aangenomen, wil ik een doorkijkje geven en de minister bevragen. Volgens
mij weet u wel dat wij aan dezelfde kant van de medaille staan in het
stimuleren van deze emancipatie. Het gaat dus niet alleen om de top,
maar ook om het middensegment en de werkvloer.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik stel deze vraag natuurlijk niet zomaar, want D66 en de Partij van de
Arbeid zitten op dit punt aan dezelfde kant van de medaille. Ik vind het
wel lastig dat uw partij zich voordoet als de voorvechter van
emancipatie. Daar ben ik blij mee, maar ik mis toch te veel daden, juist
voor al die andere vrouwen. Daarom stelde ik de vraag: wat is er dan
concreet gebeurd? Nu ga ik u de vraag stellen: wat gaan we de komende
periode concreet doen? Want u zit aan de formatietafel. Komt er nu een
meerouderschapswet? Gaan we transitieverlof wettelijk verankeren? Ik wil
zo graag zien dat er concreet nog meer gebeurt, juist voor de vrouwen
die niet in de top zitten.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Wij doen ons niet voor als voorvechter; dat vinden wij echt. Volgens mij
hebben we het partnerverlof ook al uitgebreid. We zetten ons echt in
voor het verhogen van de geldelijke vergoeding van 50% naar 70%. Ik moet
u hetzelfde antwoord geven als aan iedere andere collega die vraagt naar
de stand van zaken rond de formatie: dat komt, maar daar kan ik op dit
moment natuurlijk nog niks over zeggen. Ik kan wel een klein doorkijkje
geven als ik door mag gaan met mijn betoog.
De voorzitter:
U mag zeker door, maar er is nog een vraag van mevrouw Van der
Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik bewaar die even voor straks. Dan ga ik eerst het verhaal over de
middengroep afwachten.
De voorzitter:
Ja. Gaat u verder, mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik vind ook echt, meneer De Hoop, dat we het ons niet kunnen veroorloven
om stil te zitten. Dat staat hier letterlijk. Ik vind dat we als
Nederland een actiever beleid moeten voeren om de emancipatie van
vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen en om onafhankelijke en gelijke
kansen te creëren. In landen om ons heen wordt hier proactiever aan
gewerkt, zoals in Frankrijk — ik noemde het net al — waar een
vooruitstrevende emancipatiewet door hun Eerste Kamer is gegaan. Daarin
staat onder andere dat er met genderquota wordt gewerkt in executive
teams. Naast of na de raden van bestuur wordt daar nu dus in een andere
laag mee gewerkt. Is de minister van mening dat het verhogen van de
arbeidsparticipatie een expliciete doelstelling zou moeten zijn van het
emancipatiebeleid? Wat kunnen wij überhaupt oppikken van landen zoals
Frankrijk?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dan heb ik mijn vraag alsnog. Wij delen hetzelfde doel. Dat is volgens
mij duidelijk. Wij willen echt dat vrouwen meer gaan werken en meer
plaatsnemen op hoge posities. Wij hebben als VVD echt moeite met het
quotum. We hebben destijds tegengestemd, omdat we het een ongelofelijk
zwaar middel vinden, waarvan ons niet duidelijk is dat het werkt. Het
idee erachter is volgens mij dat als je vrouwen aan de top neerzet, ze
dan vrouwen gaan aannemen. Daarom noemde u, denk ik, de genderquota in
antwoord op de vraag van de heer De Hoop hoe we de middengroep aan het
werk krijgen. Nu bestaat het quotum al heel lang in Noorwegen. Ik heb
dat eens onderzocht. Je ziet dan dat het quotum werkt, maar alleen in de
zin dat je meer vrouwen aan de top ziet. Dat is vrij logisch als je een
quotum instelt. Helaas is het zo dat mannen wel vaak mannen aannemen.
Vrouwen nemen kennelijk ook vaak mannen aan. Die unconscious bias
tegenover vrouwen, waar ik het net over had en die wel degelijk bestaat,
bestaat ook bij vrouwen.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Mijn vraag is: denkt u dat dat het middel is om die middengroepen aan
het werk te krijgen? Is het niet juist andersom? We moeten de pijplijn
naar de top toe veel meer vullen. Als iedereen parttime werkt, krijg je
geen pijplijn voor executive functies en voor bestuursfuncties. Daar
moet je echt kilometers voor maken.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Mijn antwoord zou beide zijn. Ik vind het een goed middel. Een quotum is
helaas nog nodig, omdat anders "onbekend maakt onbemind". Maar als je je
specifiek richt op de middengroep, dan vind ik dat we daar echt nog meer
aan moeten doen. Daar gaat dit alleen niet bij helpen. Je moet die
arbeidsmarkt instromen. Vrouwen zouden dus meer moeten gaan werken. Ze
moeten in ieder geval die arbeidsmarkt op. Dan moet je doorgroeien. Als
docent voor de klas word je niet ineens benoemd tot rector of tot een
voorzitter van een college van bestuur. Als je dat zou willen, hè? Dus
ik vind dat je meerdere interventies moet doen. Daar hoor ik dan ook
graag de minister over, of zij ideeën daarover heeft om aan ons mee te
geven.
Dan de loontransparantie en de gelijkwaardige betaling. Dat zijn
natuurlijk ook twee belangrijke items. Ik zou graag willen inzoomen op
de gelijke beloning van vrouwen en mannen binnen de sport. Als je voor
je land uitkomt, in het maakt niet uit welke sport, dan kun je daar een
dagvergoeding voor krijgen. Dus als je een toernooi speelt of op
trainingskamp gaat, krijg je daar vaak geld voor van je bond. Dat is,
direct of indirect, geld van de rijksoverheid. Wij maken het over aan
het NOC*NSF. Die maken dan de verdeling. Ik zou graag willen weten of
die verdeling gelijk is tussen mannen, vrouwen, jongens en meisjes,
omdat dit indirect geld van de rijksoverheid is. Bij commerciële
belangen snap ik dat het anders is. Messi verdient nou eenmaal veel meer
dan Martens. Dat is een ander verdienmodel. Daar heb ik het niet over.
Ik heb het over het moment dat je voor je land uitkomt en daar een
vergoeding voor krijgt. Ik zou graag aan de minister willen vragen om
hier als coördinerend minister Emancipatie eens verder op in te gaan en
na te gaan of deze verschillen er nog zijn en hoe we die bespreekbaar
kunnen maken en recht kunnen trekken.
Ik ga door.
De voorzitter:
Nee, u gaat helaas nog even niet door.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Oh.
De voorzitter:
De heer Beertema en de heer De Hoop hebben een vraag. De heer De Hoop
was eerst.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank, meneer Beertema. Ik vind het heel mooi. Ik weet, u bent natuurlijk
ook profvoetballer geweest, mevrouw Van der Laan. Daar heb ik ontzettend
veel respect voor. Ik vind ook dat mannen en vrouwen even veel
vergoeding voor moeten krijgen. Maar even heel eerlijk: de
profvoetballers in onze samenleving zijn natuurlijk niet de mensen die
het grootste probleem hebben. Er zijn vrouwen die 300.000 euro minder
verdienen in hun werkende leven dan mannen. Zouden we niet juist daar
even eerst iets aan moeten doen, en dan deze vrouwen ook helpen? Ik zou
beide willen doen, maar laten we toch vooral de prioriteit houden bij de
vrouwen die elke keer 15% minder per uur verdienen dan mannen. Zouden we
niet eerst die stap moeten zetten, en daarna de mensen die het toch al
iets beter hebben, helpen? Ik erken het belang, maar laten we
alsjeblieft die 47% van de vrouwen helpen die financieel afhankelijk
zijn van hun partner.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Volgens mij is dit wel een verkeerde aanname, want ik heb het niet
alleen over voetbal. Kijk ook naar andere sporten: sporters worden er
niet rijkelijk voor beloond. Ik ken er genoeg die heel hard moeten
werken en deze vergoeding nodig hebben om net boven of op het
minimumloon uit te komen. Als je het hebt over een prioritering, dan
wacht ik uw voorstel graag af. Ik stel deze prioriteit, op dit moment.
Dat wil niet zeggen dat ik niet achter die andere prioriteit sta.
De heer Beertema (PVV):
Juist omdat mevrouw Van der Laan over de sport begon en over het
onderscheid tussen mannen en vrouwen, maar ook omdat ze zelf topsporter
is geweest, ben ik benieuwd hoe zij de ontwikkeling ziet dat
transgenders een plek opeisen en ook krijgen in vrouwenteams. Veel van
de bezwaren die daartegen ingebracht worden, zijn eigenlijk samen te
vatten in één woord: oneerlijk. Ziet u die bezwaren ook en hoe staat u
daar tegenover? Daar ben ik benieuwd naar.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Nou, meneer Beertema, ik hoor die bezwaren, maar ik zie ze niet. Bij het
behalen van topresultaten wordt ingezoomd op de fysieke gesteldheid van
de persoon in kwestie, alsof dat de enige doorslag zou geven om als
eerste te eindigen, om te winnen. Dat is gewoon niet zo. Ik hoor de
bezwaren, maar ik ben het er gewoon niet mee eens. Ik weet dat bonden
ook sec zelf zoeken naar een formulering. Dat gebeurt ook in
internationaal verband. Voor mij is de persoon gewoon degene bij wie hij
of zij zich thuis voelt. Als het een transvrouw is, dan speelt zij met
de vrouwen mee. Als het een transman is, speelt hij met de mannen mee.
Ik weet niet of u zich laat overtuigen, maar ik kan u verzekeren dat bij
het behalen van een topresultaat het niet alleen de fysieke gesteldheid
is die de doorslag geeft.
De heer Beertema (PVV):
Ik vind dat toch wat vaag, want er zijn wel degelijk hele diepgaande
discussies. Die zijn er vooral in de Angelsaksische wereld. Ik denk
bijvoorbeeld aan Nieuw-Zeeland. Ook denk ik aan de sporten waarbij
fysieke kracht wel degelijk een grote rol speelt, zoals bij
gewichtheffen en eigenlijk bij een heel groot deel van de sporten. In de
Angelsaksische wereld is er wel degelijk een groot debat over. Ik kan me
nog het toch wat treurige gezicht herinneren van die hele grote
transgender die daar op het schavot stond op de plek van nummer 1 en die
twee vrouwen als de nummer 2 en 3, die beduidend kleiner en niet zo
sterk waren. Ik ben bang, en velen met mij, dat deze ontwikkeling toch
uiteindelijk kan leiden tot het einde van de vrouwensport. Dat zou toch
heel verdrietig zijn. Is mevrouw Van der Laan dat in ieder geval met mij
eens?
Mevrouw Van der Laan (D66):
De heer Beertema stelt volgens mij twee vragen. Ten eerste. U zegt over
die overwinning dat u daar een transgender ziet staan. Ik zie daar
gewoon drie mensen staan. Dat onderscheid maak ik dus al niet. U stelt
dan de vraag of ik het verdrietig zou vinden als sec een vrouwensport
ophoudt te bestaan. Dat zou ik verdrietig vinden, maar dat heeft
helemaal niks te maken met de toetreding van transpersonen. Dat
onderscheid moeten we echt wel maken. Wij worden het hier gewoon niet
over eens.
De heer Beertema (PVV):
Nee, op deze manier worden we het niet inderdaad niet eens.
De voorzitter:
Oké. Mevrouw Van der Laan, gaat u verder.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Een heel ander onderwerp. Ook zijn vrouwen vaak slachtoffer van seksueel
geweld. Ondanks dat hier de afgelopen jaren meer aandacht voor is,
blijven de cijfers schrikbarend hoog. We vinden dat we onverminderd
scherp moeten blijven op de implementatie van het Verdrag van Istanbul.
Dat is ook al een paar keer benoemd. Het kabinet heeft een halfjaar
geleden gezegd aan de slag te gaan met de aanbevelingen van GREVIO. Ik
vraag dus ook naar een update hierover.
De snelle ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën
opent nieuwe wegen voor geweld tegen vrouwen en meisjes, op een schaal
die we hiervoor nog niet kenden. Een derde van de jonge vrouwen krijgt
te maken met online intimidatie, al dan niet seksueel van aard. Vrouwen
die zich uitspreken of zichtbaar zijn in het publieke domein kunnen
rekenen op een flinke dosis drek. Dat geldt ook voor vrouwelijke
politici, van links tot rechts. Dit is schadelijk voor meisjes en
vrouwen en kan ertoe leiden dat zij zich minder snel durven uit te
spreken, niet kiezen voor een beroep waarbij ze zichtbaar zijn of zich
niet verkiesbaar willen stellen. Wij willen hier paal en perk aan
stellen, ten eerste door het Verdrag van Istanbul ook te implementeren
in het digitale domein. De Europees Commissaris voor Mensenrechten heeft
hier twee jaar geleden een pleidooi voor gehouden. De nieuwe Duitse
regering heeft dit in het regeerakkoord opgenomen. Wij vinden dat we
niet achter kunnen blijven. Herkent de minister het probleem van geweld
tegen vrouwen in het digitale domein en is zij bereid om deze
aanbeveling over te nemen?
Voorzitter. Nederland staat op plek 12 van 49 wat betreft lhbti+-rechten
in de EU. Koploper zijn we dus niet meer. In vergelijking met andere
landen blijven we achter op het bestrijden van hatespeech en juridische
bescherming van gendergelijkheid. Ik heb ook bij deze regering soms wat
terughoudendheid ervaren om de benodigde wetgeving te realiseren. Daarom
ben ik ook blij dat we nu vanuit de Kamer het initiatief tot een verbod
op conversietherapie op ons hebben genomen. Maar om te weten hoe we
ervoor staan qua emancipatie, is het erg belangrijk dat we betrouwbare
data hebben die we over een lange periode kunnen vergelijken. De
monitoring van lhbti+-emancipatie door het Sociaal en Cultureel
Planbureau is gestopt en is nog niet permanent elders belegd. Dat is net
ook benoemd door GroenLinks. Is de minister bereid om deze opdracht
elders te beleggen, waarmee de continuïteit van de monitoring
gewaarborgd blijft? Als het gaat om acceptatie en preventie van seksueel
geweld, is aandacht voor seksuele diversiteit en weerbaarheid in het
onderwijs een belangrijke factor. In opleidingen, bijvoorbeeld tot
eerstegraads docent, wordt hieraan nog geen aandacht besteed. Minister
Slob zou hierover in gesprek gaan, en ik vraag naar de stand van zaken
hierover.
Tot slot, voorzitter. Er ligt een regenboogstembusakkoord en ik ben erg
blij dat we de lijst van partijen die daaraan meedoen, hebben mogen
uitbreiden met het CDA. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat we de
komende jaren gezamenlijk werk kunnen maken van deze agenda, want
emancipatie is nooit af. Er waait een conservatieve wind door Europa en
in sommige landen staan de rechten van vrouwen en de lhbti+-gemeenschap
ernstig onder druk. Ik hoef volgens mij niet verder toe te lichten waar
ik het over heb. Wij vinden het van groot belang dat Nederland zich
hierover blijft uitspreken en dat we de mensen in die landen blijven
steunen, ook in Europees verband. Ik lees dat de Kamer regelmatig zal
worden geïnformeerd over eventuele ontwikkelingen op het gebied van
gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten,
gelijke rechten van lhbti-personen in de Unie, en de Nederlandse inzet
om deze ontwikkelingen te adresseren. Dat is een hele volzin. Hoe vaak
is "regelmatig", vraag ik aan de minister. Bent u bereid om dat
bijvoorbeeld jaarlijks te doen? Er staat "regelmatig" in die brief en
dan denk ik: één keer in de vier jaar zou ook zomaar een uitkomst kunnen
zijn. Dat is eigenlijk wat we niet willen.
Dank, voorzitter. Ik zal me de komende jaren met mijn collega's hard
inzetten op de emancipatieagenda voor iedereen. Het is tijd voor een
gelijk speelveld. Dat is een mooi doel.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Van der Laan. De heer De Hoop van de PvdA.
De heer De Hoop (PvdA):
Dank, voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft altijd geknokt voor
gelijke rechten en kansen voor iedereen, zoals voor het stemrecht voor
vrouwen en voor lhbti-rechten. Het gaat om fundamentele burgerrechten
voor iedereen. Die strijd voor gelijke rechten en kansen is nooit klaar,
want hoe bouw je je bestaan op als je achternaam ervoor zorgt dat je
niet wordt uitgenodigd voor een sollicitatie of een huisbezichtiging?
Hoe bouw je je bestaan op als je niet het gevoel hebt dat je jezelf mag
zijn, of als je, alleen maar omdat je vrouw bent, minder verdient dan je
collega? En hoe vrij voelt je schoolkeuze als je niet welkom bent met
een hoofddoekje of keppeltje, of juist niet zonder? Het is onze opdracht
om structuren die emancipatie belemmeren te doorbreken, want iedereen
heeft recht op gelijke kansen. De minister schrijft aan de Kamer dat we
er in deze kabinetsperiode in geslaagd zijn om voor veel mensen
ongelijkheid en onrecht terug te dringen. Er zijn resultaten geboekt,
maar toch denk ik dat dat misschien een iets te rooskleurig beeld is.
Want waar Nederland vroeger gold als gidsland met het eerste
homohuwelijk, bungelen we nu op de twaalfde plaats op de lijst van
Europese landen waar lhbti-rechten goed geregeld zijn. Nog altijd sterft
in Nederland iedere week een vrouw als gevolg van geweld van haar
partner of ex-partner. Vrouwen worden nog altijd bij abortusklinieken
uitgescholden en geïntimideerd.
In maart van dit jaar tekenden acht lijsttrekkers van politieke partijen
het COC-stembusakkoord. Daar staan waardevolle elementen in, zoals
maatregelen tegen geweld en discriminatie, en maatregelen voor de
bevordering van lhbti-acceptatie op scholen en meerouderschap. Wat de
Partij van de Arbeid betreft, moeten we dit snel omzetten in actie.
Waarom heeft het huidige kabinet hier op dit moment nog geen verdere
stappen in gezet? Gezien de ondertekening zou je verwachten dat deze
punten niet controversieel zijn binnen de te vormen coalitie.
Inmiddels bestaan er 54 regenboogsteden die zich actief inzetten voor
lhbti-emancipatie. Dat is waardevol. Daarmee blijft het niet alleen bij
de landelijke overheid, maar dringt het door tot de haarvaten van onze
maatschappij. Wat kan en wil de minister doen om dit nog verder te
stimuleren? Is ze bereid om vanuit het budget flexibiliteit binnen het
begrotingsartikel emancipatie de regenboogsteden financieel te
steunen?
Kortgeleden schreef het dagblad Trouw erover dat leraren en ander
schoolpersoneel lhbti-leerlingen vaker pesten, namelijk 24%. Dat is echt
veel meer dan bij hun heteroseksuele klasgenoten, waar dat 14% is. Het
doet er niet toe of dit voortkomt uit onhandigheid of regelrechte
kwaadaardigheid. Juist deze mensen moeten voor alle scholieren een
veilig schoolklimaat waarborgen. Onderschrijft de minister dit?
Ook in lerarenopleidingen moet aandacht worden besteed aan
lhbti-acceptatie. We hebben daartoe een tijdje geleden ook een motie
ingediend met GroenLinks. Maar het komt nog onvoldoende uit de verf bij
universitaire opleidingen. Wat heeft de minister gedaan aan de
uitvoering van de motie-Van den Hul/Westerveld, en wat moet haar
ambtsopvolger daartoe nog ondernemen?
Voorzitter. In september heeft de Eerste Kamer ingestemd met het
wetsvoorstel over meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Het is
heel goed dat we dit doen. Het zou ook moeten bij publieke en
semipublieke sectoren, vindt de Partij van de Arbeid. Hoe staat het met
de rijksdienst, waar de doelstelling is om 45% tot 55% van de vrouwen in
de top te behalen binnen vijf jaar? Zijn hierbij ook de adviesraden voor
de rijksoverheid in het vizier?
Waar er stappen gezet zijn voor de vrouwen in de top, vraag ik me af wat
er voor de andere vrouwen in het land gebeurd is. Nog steeds is 47% van
de vrouwen financieel afhankelijk van hun partner. Vrouwen verdienen nog
steeds 15% minder per uur dan mannen. Dat komt neer op maar liefst
€300.000 in een werkend leven. Dat is onacceptabel. Wat gaat de minister
doen om dit te veranderen? Hoe kan het dat er in dit kabinet nog geen
stappen zijn gezet richting een gelijk loon of maatregelen voor
bijvoorbeeld de kinderopvang? Kunnen we dit verwachten?
Voorzitter. Ten slotte ga ik naar het WK van Qatar. Ik ben een groot
voetballiefhebber. Ik heb helaas niet Oranje gehaald, zoals mevrouw Van
der Laan, maar mijn droom is wel dat Oranje het WK snel een keer gaat
winnen. Maar ik moet u wel zeggen dat ik met buikpijn uitkijk naar het
volgende WK. Afgelopen week hoorden we de WK-organisatie nog homofobe
uitspraken doen. Homoseksuele voetbalsupporters kunnen hun geaardheid
beter niet in het openbaar tonen, zei Nasser al-Khater, het hoofd van de
organisatie. Ik vind het middeleeuws. Ik vind het triest. Ik kan er
woedend om worden. Cultuur is geen excuus om lhbti'ers uit te sluiten.
Josh Cavallo, een Australische voetballer die kortgeleden uit de kast
kwam, stelde zelfs niet te durven voetballen in Qatar. Dat is ontzettend
schrijnend. Heeft de minister samen met de minister van VWS al gesproken
met de KNVB over de laatste idiote uitspraken vanuit Qatar? Bent u
bereid u uit te spreken over deze onveilige situatie voor
lhbti-supporters en -voetballers?
De treffende podcast Schaduwspits van Rivkah op het Veld, Jeroen
Gortworst en Winfried Baijens laat maar al te goed zien dat er ook in
ons land nog geen veilig klimaat voor profvoetballers is om uit de kast
te komen. Bent u bereid om samen met de minister in gesprek te gaan om
voor lhbti-profvoetballers een veiliger klimaat te creëren om uit de
kast te komen?
Ten slotte, voorzitter. Ik rond af. Het is niet zo lang geleden dat ik
in de kleuterklas heb gezeten, maar ik constateer toch dat wij vandaag
wel zo'n soort sfeer in het debat hebben gehad. Dat heeft u ook benoemd.
Ik vind het schrijnend. Niet alleen woorden en symbolen doen ertoe; ook
gedrag doet ertoe, het gedrag van ons als parlement. Juist dit debat,
dat volgens mij al veel te weinig aandacht krijgt, verdient niet zo'n
houding van ons allemaal. Ik voel me daar medeverantwoordelijk voor. Ik
denk dat we ons dat allemaal moeten aanrekenen. Ik hoop dat het nog
beter wordt in de tweede termijn.
De voorzitter:
Dank aan de heer De Hoop. Mevrouw Van der Woude, u had een vraag?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ja, ik heb een vraag, want ik heb de heer De Hoop nu al een aantal keer
horen zeggen dat er een verschil is van 15% in de beloning tussen mannen
en vrouwen. Het siert u dat u zich inzet voor een gelijke beloning voor
mannen en vrouwen — dat deel ik ook heel erg — maar dat percentage klopt
gewoon niet. Als je afpelt welke keuzes vrouwen zelf hebben gemaakt, kom
je op een veel lager percentage uit. Het lijkt me goed dat we bij het
oplossen van deze problematiek kijken naar de feitelijke omvang en niet
naar de vermeende. Mevrouw Van der Laan bracht net beloning in de sport
naar voren. Die beloning is echt puur gericht op: jij bent een vrouw,
dus jij krijgt minder. Die 15% in alle gewone beroepen ligt echt wat
ingewikkelder. Dat heeft bijvoorbeeld ook te maken met vrouwen die
gestopt zijn met werken. Bent u zich ervan bewust dat die 15% niet echt
15% discriminatie is?
De heer De Hoop (PvdA):
Het is 15%, maar dat heeft niet alleen te maken met het uurloon. Als u
dat zegt, dan ben ik het met u eens. Het heeft ook te maken met
kinderopvang en met deeltijdwerken. Er zijn allemaal verschillende
knoppen waar we aan moeten en kunnen draaien om iets te veranderen aan
dit verschil, de loonkloof tussen man en vrouw. Daar zijn wij het over
eens. Maar het gaat ook om keuzes die daarin gemaakt worden,
bijvoorbeeld met betrekking tot het minimumloon. Er zijn echt banen waar
vrouwen netto gewoon minder verdienen per uur dan mannen. In totaal
hebben al die keuzes die we wel of niet maken als uitkomst dat een vrouw
in haar werkende leven €300.000 minder verdient dan een man. Er zijn dus
ontzettend veel verschillende knoppen waar we aan moeten draaien, maar
onze partijen zijn het er volgens mij over eens dat vrouwen veel minder
verdienen dan mannen.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude, kort.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ja, daar zijn we het over eens. Wat ons betreft is de vrouw zelf alleen
een heel groot onderdeel van die knop. Daar wil ik het even bij
laten.
De voorzitter:
De heer De Hoop was aan het einde van zijn betoog gekomen. Dan is nu het
woord aan mevrouw Werner, CDA.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Vandaag hebben we het hier over emancipatie. Dat doet
mij ook ongelofelijk veel aan mijzelf denken. Het streven naar een
volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie:
dat is een onderwerp naar mijn hart. Dit raakt namelijk de koers van het
leven. Dit raakt de kern van ons mens-zijn. Het raakt de plaats waar we
staan. We willen allemaal een volwaardige plek. Niemand zal zeggen: die
volwaardige plek wil ik niet. Gelijke rechten, kansen, vrijheden en
verantwoordelijkheden moeten er zijn, voor iedereen. En daar waar ze
niet zijn, springen we in de bres, met elkaar.
Het is goed dat we door de verschillende bewegingen van emancipatie al
veel hebben bereikt. Inclusiviteit en diversiteit zijn belangrijke
thema's, op de werkvloer, in de media, in de zorg en natuurlijk ook in
het onderwijs. In de afgelopen jaren is er vanuit het ministerie gewerkt
aan de positie van vrouwen en lhbtiq+'en. Dit zijn belangrijke
onderwerpen die aandacht verdienen. De positie van vrouwen in Nederland
is nog niet gelijk aan die van mannen. Zo nemen vrouwen minder deel aan
de arbeidsmarkt en is de verdeling van zorgtaken niet in balans.
Voorzitter. In september heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel
aangenomen dat moet leiden tot een evenwichtiger verhouding tussen
mannen en vrouwen in de raden van bestuur en raden van commissarissen.
De CDA-fractie heeft dat voorstel gesteund, omdat het uit de samenleving
zelf komt. Werkgevers en werknemers zijn samen tot de conclusie gekomen
dat goede voornemens niet genoeg zijn. Wettelijke streefcijfers hebben
niet gewerkt om meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven te krijgen.
Maar emancipatie is niet alleen een zaak van de top; het is ook een zaak
van de werkvloer. In de uitvoering van de wet is een belangrijke rol
weggelegd voor de infrastructuur die de SER ontwikkelt, waarin bedrijven
hun voortgang op de streefcijfers rapporteren en zich kunnen spiegelen
aan anderen. Die infrastructuur moet ook ondersteuning bieden bij het
opzetten en uitwerken van plannen. Hoe staat het met deze
infrastructuur? Zullen ook vrouwen op de werkvloer er de vruchten van
kunnen plukken?
Voorzitter. Het aantal meldingen en aangiften bij de politie en
antidiscriminatiebureaus wegens lhbti-discriminatie steeg vorig jaar met
13% tot 2.336. Seksuele gerichtheid is na herkomst het meest vaak de
aanleiding voor meldingen en aangiften bij de politie, namelijk 32%
wegens seksuele gerichtheid en 43% wegens herkomst. Elke gemeente is nu
al wettelijk verplicht om een gemeentelijke antidiscriminatievoorziening
te hebben. Wat de CDA-fractie betreft moet dat meer zijn dan een
meldpunt. Een gemeentelijke antidiscriminatievoorziening zou ook moeten
inzetten op preventie en op het voorkomen van discriminatie en
hatecrimes. Deelt de minister die opvatting? En is zij bereid zich in te
zetten om het emancipatiebeleid en het antidiscriminatiebeleid met
elkaar te kunnen koppelen?
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Beertema een vraag aan u.
De heer Beertema (PVV):
Het is een beetje laat misschien, maar ik moest echt nog even heel erg
kauwen op die opmerking van het CDA dat het vrouwenquotum voor de
bestbetaalde, meest prestigieuze banen in de raden van bestuur een
beweging was die uit de samenleving zelf kwam. Het is deze minister, met
een klein activistisch groepje van haar sisters, zal ik maar zeggen, die
dat afgedwongen heeft, met wetgeving die ingrijpt in het particuliere
bedrijfsleven. Het komt helemaal niet uit de samenleving zelf. Het komt
top-down van een klein groepje heel woke emancipatorische
activisten.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Beertema (PVV):
Dus mijn vraag is: waar ziet u dan dat het uit de samenleving zelf
komt?
Mevrouw Werner (CDA):
Ik denk dat iedere beweging wel degelijk uit de samenleving zelf komt,
dus ook van vrouwen die ambiëren om die topposities in te nemen.
Uiteindelijk komt het vanuit jezelf dat jij daar op die plek wil zitten.
Ik denk overigens dat het altijd goed is om het te stimuleren. Daar ben
ik van overtuigd. Maar het is natuurlijk niet zo dat wij allerlei wetten
en regels kunnen gaan toepassen om ervoor te zorgen dat er allerlei
vrouwen aan de top komen. Dat moet in jezelf zitten. Je moet rolmodellen
zien. Je moet namelijk zien dat die plek ook voor jou haalbaar is. Dat
is wat de CDA-fractie hiermee bedoelt.
De heer Beertema (PVV):
Ik begrijp niets van die redenering. Als ik van mevrouw Werner hoor dat
het uit de samenleving zelf komt, dan probeert zij de suggestie te geven
dat het bottom-up is, een grassrootsbeweging die in de hele bevolking
leeft en daardoor gestalte krijgt. Maar dat is toch iets heel anders dan
een top-downbeweging van een minister met een klein stelletje heel
militante feministen die de beste banen voor zichzelf opeisen? Dan kun
je toch niet spreken van een volksbeweging? Taal doet ertoe. Dat wil ik
nog wel even meegeven. Maar dan moet u zich er wel aan houden en moet u
zich wel zorgvuldig uitdrukken. Dit komt niet uit de samenleving
zelf.
Mevrouw Werner (CDA):
Wij delen deze mening niet, denk ik. Ik denk namelijk echt dat iedere
vorm van emancipatie wel degelijk uit de samenleving zou moeten komen.
We kunnen als overheid niet dicteren hoe een emancipatiebeweging
überhaupt op gang wordt gebracht. Dat is echt iets wat vanuit de
samenleving moet komen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik zou geen knip voor de neus waard zijn als ik hier vandaag geen betoog
zou houden voor mensen met een handicap. Zij zijn op bijna alle fronten
nog achtergesteld. Afgelopen juni kwam het Sociaal en Cultureel
Planbureau met het rapport "Lang niet toegankelijk. Ervaringen van
Nederlanders met een lichamelijke beperking als spiegel van de
samenleving". Het rapport biedt een inkijkje in hoe het staat in de
samenleving met de emancipatie van mensen met een lichamelijke
beperking. Ik zal u zeggen: dat is niet best. Regelmatig worden mensen
met een lichamelijke beperking onplezierig behandeld. Anderen gaan er
bijvoorbeeld van uit dat zij niet goed aanspreekbaar zijn en zien hen
over het hoofd. Op straat, in het openbaar vervoer of bij het uitgaan
kunnen ze te maken krijgen met ongeduld, kwetsbare opmerkingen of te
persoonlijke vragen. Ze worden vaak buitengesloten van vele winkels,
restaurants, festivals, werk en ook scholen. Als zij buitengesloten
worden van de samenleving, hoe kan er dan ooit een emancipatieproces
plaatsvinden? Graag een reactie van de minister.
Mensen kunnen overigens tot meerdere minderheidsgroepen behoren,
bijvoorbeeld wanneer iemand met een lichamelijke beperking ook een
migratieachtergrond heeft. Minderheden binnen minderheden krijgen te
maken met dubbele vooroordelen. Herkent en erkent de minister dit
probleem?
Ik wil dat de samenleving zich bewust wordt van het recht op gelijkheid
van mensen met een beperking. We moeten niet te makkelijk denken over
zaken als apart zitten van het eigen gezelschap in een theater of het
dan maar thuis volgen van een vergadering. Dan gaan we voorbij aan het
grote belang voor de samenleving als geheel. Dit heeft alles met
emancipatie te maken. Het probleem herkennen en erkennen, en het
potentieel van deze groep vervolgens benoemen, is een eerste, heel
belangrijke stap.
Voorzitter. Meer aandacht en bewustwording voor de groep mensen met een
beperking is dus essentieel. Ik begrijp goed dat we een
emancipatiebeweging niet alleen kunnen overlaten aan de overheid. Ik
weet dat je hierin zelf ook nodig bent, evenals de samenleving als
geheel. Ik denk dat wij van de goede voorbeelden van de emancipatie van
vrouwen en de lhbtiq+ veel kunnen leren om de emancipatie van mensen met
beperkingen een duw te geven. Ziet de minister kansen om dit op de
agenda te zetten en vooral ook te houden?
Voorzitter, ik sluit af. Dat we verschillen omarmen en niet kaderen of
indelen, maar juist verbinden: dat is wat ik vurig hoop.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Werner. Tot slot is het woord aan de heer Bisschop van de
SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben mij ervan bewust dat ik mij in de
ongemakkelijke positie bevind dat ik nu de enige barrière tussen deze
vergadering en een eenvoudige, doch voedzame lunch ben.
De voorzitter:
Zeker.
De heer Bisschop (SGP):
Desalniettemin zal ik proberen mijn bijdrage gewoon netjes te leveren en
die niet te lang te laten duren.
Voorzitter. Ik wil even ingaan op de Cleveringalezing, die de Leidse
universiteit jaarlijks organiseert. Het is een hommage aan een moedig
hoogleraar, die daarmee geëerd wordt voor zijn protest tegen de wijze
waarop de Duitse bezetter met zijn Joodse medewerkers omging. Het is
altijd een mooi moment om je op die manier een spiegel voor te houden:
hoe staat het in ons land met de vrijheid van meningsuiting? Natuurlijk,
het is goed om op je woorden te letten, je af te vragen of het waar en
goed is wat je wilt zeggen, maar die deugd is toch wat anders dan dat je
op eieren zou moeten lopen. Dat was nou precies het punt waar oud-rector
Stolker recent zijn zorgen over uitsprak. Nota bene aan universiteiten,
als je net even het verkeerde woord gebruikt, niet divers of inclusief
genoeg, kan je dat in spreekwoordelijke zin de kop kosten. Ziet de
minister dit gevaar ook? Hoe draagt zij met haar beleid bij aan een
goede balans? Ik zou van haar graag een reflectie op haar beleid
hiervoor vernemen, het beleid dat door de Tweede Kamer is weggestemd,
maar via diversity officers, toezichthoudende instanties enzovoorts toch
is ingevoerd.
Voorzitter. Steeds meer overheden geven handleidingen uit voor correcte
taal. Recent kwam ook de Europese Commissie met een nieuwe gids. Naast
allerlei voorbeelden van foute woorden, zoals "politieman", was daarin
bijvoorbeeld ook te lezen dat het echt fout is om iemands burgerlijke
staat te vermelden. Voorzitter, ik vermag echt niet in te zien wat er
verkeerd aan is als anderen weten dat je getrouwd bent. Ik hoop dat de
minister dit kan volgen. En dan zwijgen we nog maar over het
buitengewoon vreemde idee om vooral ook niet meer te spreken over kerst,
bijvoorbeeld. Dat plan is ingetrokken; terecht dat de minister dat zegt.
Maar dit soort tendensen zien we vaker. Mijn vraag aan de minister is:
denkt zij echt dat het helpt als we steeds verder gaan met dit soort
zwarte lijsten? Bevordert het niet een klimaat waarin een deel van de
burgers zegt: dan zeg ik maar niks meer, want voor je het weet, heb je
problemen?
Voorzitter. Diversiteit en inclusie leiden een bloeiend beleidsbestaan.
Soms krijg je de indruk dat dat beleid nogal eens scheefgroeit. Dan gaat
het onder andere over het inmiddels veelgenoemde vrouwenquotum in
topfuncties en over vrouwenvertegenwoordiging in de wetenschap, media en
politiek, waar ook over gerapporteerd wordt. Ik zou er nog één vraag aan
toe willen voegen. Ik zou graag willen weten welke plaats de onbetaalde
arbeid, het maatschappelijke cement — het is niet het economische
cement, maar het maatschappelijke cement — in het emancipatiebeleid
inneemt of in zou moeten nemen volgens de minister.
Voorzitter. De Europese Commissie presenteerde eerder het plan om
haatmisdrijven toe te voegen aan artikel 83 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie. Kan de minister inmiddels iets delen
over de uitwerking van dit plan? Ook hoor ik graag of de regering vindt
dat dit type misdrijf thuishoort op deze plek, en zo ja waarom.
Misschien een juridische vraag, maar niet onbelangrijk. Artikel 83 gaat
over ontwrichtende, grensoverschrijdende misdrijven zoals terrorisme,
mensenhandel en georganiseerde criminaliteit. Hoe zijn op zich laakbare
gedragingen als discriminatie en beledigingen daarin onder te
brengen?
Tot slot, voorzitter. De inzet voor genderneutraal beleid blijkt helaas
ronduit schadelijk te kunnen uitpakken. Nederland is op de vingers
getikt, omdat het verhoogde risico van huiselijk geweld tegen vrouwen
door dit ideologische model buiten beeld raakte. Ik lees dat het kabinet
zich hierover aan het beraden is, dat het daarop broedt. Maar dat klinkt
toch niet echt urgent. Welke positieve rol wil de minister hier
vervullen om beleidsfouten in dezen ongedaan te maken? Wij hebben niet
de luxe om ons op dit punt uitvoerig en rustig te bezinnen. Het is
urgent.
Voorzitter. Ik laat het hier even bij. Dank u zeer.
De voorzitter:
Ik dank de heer Bisschop. Wij zijn aan het einde gekomen van de eerste
termijn van de Kamer. Ik denk dat iedereen best wel behoefte heeft aan
een lunch. Dus ik schors tot 13.45 uur.
De vergadering wordt van 12.58 uur tot 13.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan luisteren naar de minister in eerste termijn bij het
wetgevingsoverleg Emancipatie. Aan u het woord.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Een aantal van u memoreerde het al: ik verwacht
toch echt dat dit in deze kabinetsperiode mijn laatste wetgevingsoverleg
Emancipatie is. Het is goed dat we op z'n minst één keer per jaar zo'n
debat hebben over het brede emancipatieterrein.
Voorzitter. Toch even iets over wat hier vanmorgen gebeurde. Een debat
over emancipatie heeft door de eeuwen heen altijd best wel tot
polarisatie geleid. Kijk maar naar de discussie over het
vrouwenkiesrecht: dat is ook niet echt van een leien dakje gegaan. Dat
is van alle tijden. Maar ik hoop hier toch dat we met elkaar vooral een
debat kunnen voeren over de inhoud, over hoe we er samen voor zorgen dat
we stap voor stap komen tot een samenleving waarin iedereen meer
zichzelf kan zijn en de gelijkwaardige positie van iedereen meer geborgd
wordt. Daar hebben we allemaal belang bij. Daar heeft de hele
samenleving belang bij. Als het bijvoorbeeld gaat over de positie van
vrouwen op de arbeidsmarkt: als we dat beter doen — mevrouw Gündoğan zei
dat terecht — is er inderdaad de mogelijkheid dat ons bnp met 110
miljard groeit. Van 110 miljard kun je heel veel prachtige investeringen
doen in al die dingen die we met elkaar ook zo noodzakelijk vinden.
Laten we dus ook vooral in ogenschouw nemen dat, los van het intrinsieke
feit dat het in elke samenleving van belang is dat iedereen zichzelf kan
zijn en dat we met z'n allen gelijkwaardig zijn, die gelijke positie
voor iedereen ons ook als samenleving heel veel oplevert in materiële en
in immateriële zin. Ik hoop dat iedereen zich dat voor ogen houdt. Ik
hoop ook dat we daarover met elkaar het debat kunnen voeren op een
manier waarbij we ons ook realiseren dat woorden ertoe doen en dat hoe
we ons hier gedragen, er in de samenleving toe doet. Want hoe kunnen wij
verwachten dat mensen op straat elkaar netjes adresseren als het hier
niet lukt?
Voorzitter. Iets meer dan een week geleden stond ik in de Ridderzaal en
bood ik namens de Nederlandse regering mijn excuses aan de
transgendergemeenschap aan. Dat was voor mij een bijzonder moment. Dat
was het niet alleen omdat het niet zo vaak gebeurt dat de Nederlandse
regering excuses aanbiedt voor een wet. Het was ook bijzonder omdat we
het eerste land in de wereld waren. Maar wat mij daar persoonlijk vooral
in raakte, was dat ik het me nog steeds bijna niet kan voorstellen dat
wij in die periode … In 1985 kwam die wet er. 1985 is een jaar waaraan
ik — de heer De Hoop misschien iets minder — hele actieve herinneringen
heb. Ik was toen student. In de periode vanaf toen tot het jaar 2014,
slechts zeven jaar geleden, hebben wij een grote groep mensen gedwongen
om zich onomkeerbaar te steriliseren als zij zichzelf wilden zijn. Ik
vond en ik vind het nog steeds onvoorstelbaar dat je als overheid zoiets
van mensen vraagt. Die excuses waren dan ook zeer op hun plek. Ik hoop
ook dat we ons dit soort dingen zullen herinneren als we het hebben over
de strijd die sommige groepen moeten voeren om het recht op te eisen om
zichzelf te kunnen zijn. Dat heeft voor heel veel groepen heel veel pijn
betekend. Ik hoop dat ik op dat moment iets van recht heb kunnen doen
aan die pijn. Ik denk dat dit voor mij persoonlijk, als ik terugkijk op
vier jaar ministerschap, het meest bijzondere moment was, omdat je op
dat moment mensen die iets is aangedaan in de ogen kunt kijken en daar
welgemeende excuses voor kunt aanbieden.
Voorzitter. Ook breder was dit natuurlijk een bijzondere periode. We
zitten helaas nog steeds midden in de covidpandemie. Een aantal van u
memoreerde dat ook. Ook die pandemie heeft een weerslag op de
emancipatie. Daar moeten we oog voor hebben en dat moeten we ons goed
realiseren, bijvoorbeeld als het gaat over geweld achter de voordeur.
Onze premier heeft daar in zijn toespraak bij de VN heel terecht
aandacht voor gevraagd. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd heeft
dat zijn weerslag gehad op de positie en op de veiligheid van heel veel
vrouwen. Daar moeten we ons van bewust zijn. Ik kom straks breder te
spreken over de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Kijk alleen al
naar wat er in het onderwijs is gebeurd, bijvoorbeeld met vrouwelijke
docenten die thuis les moesten geven, terwijl hun eigen kinderen ook
thuis waren. Ook daar zag je weer dat arbeid en zorg in dit land nog
steeds heel scheef zijn verdeeld en dat die dubbele taak vooral bij
vrouwen terechtkwam.
Inmiddels werkt een interdepartementale werkgroep aan een nieuwe
strategie rondom geweld achter de voordeur. Ik weet niet wie ernaar
vroeg, maar wij zijn er internationaal op aangesproken dat we echt beter
moeten gaan kijken naar die genderfactor bij huiselijk geweld, want die
is er zeker.
Dan ter algemene introductie nog het volgende. Later zal ik in antwoord
op al uw vragen zeker reflecteren op heel veel wat er in Nederland ook
nog beter kan, maar ik maak mij wel oprecht zorgen over wat er in de
wereld gebeurt en over het klimaat dat internationaal ontstaat rondom
emancipatie. Ik denk aan wat er in Europa gebeurt, in Polen en
Hongarije, met het klimaat rondom lhbti-personen. Als het goed is, heeft
u vlak voor het weekend nog een brief ontvangen over de inzet van het
kabinet op dat punt. Europa is echt die gemeenschap van waarden, dus
daar moeten we echt strakke grenzen trekken. Ik denk op dit moment ook
aan de positie van vrouwen in Afghanistan en van meisjes, van wie we
toch hopen dat ze naar school mogen, wat helaas voor een deel van hen
gewoon niet meer kan.
Denk ook aan de discussie in de Verenigde Staten, waar voor het eerst
sinds 1973 het recht op abortus voor veel vrouwen weer ter discussie
staat. Ik maak vaak mee hoe, ook in Europa en in de VN, wat we "agreed
language" rondom lhbti-rechten en vrouwenrechten noemen ter discussie
komt te staan. Ik merkte dat afgelopen maandag weer in een Europese Raad
over onderwijs, jeugd, cultuur en sport, waar helemaal geen hele
spannende dingen aan de orde waren, maar waar toch bij verschillende
punten verklaringen kwamen van landen die zeggen: daar waar in het stuk
"gender" staat, bedoelen wij alleen mannen en vrouwen. Het is echt
zorgelijk dat dit gebeurt en daar moeten we alert op blijven.
Tot slot. Waar ik ook trots op ben, is het wetsvoorstel over het
vrouwenquotum. Dat was wel degelijk een doorbraak. Veel van mijn
voorgangers hebben het geprobeerd, maar zijn niet zover gekomen. Het
gaat om veel meer dan alleen dat quotum voor vrouwen aan de top van het
bedrijfsleven. Het gaat om het feit dat we voor dit wetsvoorstel breed
draagvlak hebben kunnen krijgen en dat sociale partners, werkgevers en
werknemers in dit land erkenden dat het versterken van de positie van
vrouwen op de arbeidsmarkt niet vanzelf gaat. Dan moeten er dingen
worden afgedwongen. Dan is een quotum voor de top één ding, maar het
wetsvoorstel gaat natuurlijk over veel meer. Het gaat ook over
ambitieuze doelstellingen voor de lagen daaronder. Natuurlijk moet je
die pijplijn blijven vullen. Het gaat er ook om wat wij als overheid
gaan doen. Dus daar gaan we ook stappen in zetten. Maar dit was een
doorbraak. In Nederland is heel lang over het quotum gesproken en heel
veel landen zijn ons voorgegaan, maar het is er nu wel gekomen.
Tot slot wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om het COC te
feliciteren. Die bestaan morgen 75 jaar en hebben natuurlijk met onder
andere de regenboogstembusakkoorden veel bereikt. Ze hebben heel veel
voor mensen betekent. Ik denk dat men zich ook daar realiseert dat
emancipatie nooit af is. Dat moeten wij ons ook realiseren. Het is nooit
af. Een verre, verre voorganger van mij heeft ooit gezegd: de
emancipatie is af. Maar ik geloof dat de desbetreffende minister van die
uitspraak toen al spijt heeft gehad. Het is nooit af en ik wens het COC
ook een glorieuze toekomst, en een heel mooi feestje morgen, voor zover
dat onder de huidige omstandigheden kan.
Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes. Ik begin met arbeid, dan gaan we
over op lhbti-rechten. Ik kom te spreken over de veilige steden, over
onderwijs, en dan heb ik nog een blokje overig.
Voorzitter. Allereerst arbeidsparticipatie. Een van de kernpunten van
het emancipatiebeleid was de afgelopen jaren hoe we de economische en
financiële onafhankelijkheid van vrouwen bevorderen. Daarbij is
arbeidsmarktparticipatie een belangrijk doel, maar uiteindelijk gaat het
erom dat gewoon meer vrouwen op eigen benen kunnen staan. In dit land
zijn nog te veel vrouwen, 48%, financieel afhankelijk. Het gaat erom dat
zij, ook als ze er alleen voor komen te staan, voor de kinderen kunnen
zorgen en niet vervallen in armoede. Dat is ook in het grootste belang
van heel veel kinderen. Armoede in Nederland heeft nog altijd het
gezicht van een vrouw. Het is heel pijnlijk om dat in een land als
Nederland te moeten constateren.
Het vergroten van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen is een
belangrijk doel. Als je internationaal kijkt, dan gaat het met de
arbeidsmarktparticipatie van vrouwen — dus hoeveel vrouwen werken —
eigenlijk nog best wel goed. We komen ook internationaal goed mee, maar
het gaat vooral om het aantal uren. Nederlandse vrouwen werken gemiddeld
veel minder dan alle andere Europese vrouwen. In 2019 werkten vrouwen
gemiddeld 28,5 uur, mannen gemiddeld 38,9 uur. Dat is nogal een verschil
en dat verschil moet echt kleiner worden. We zijn er nog lang
niet.
Het is niet zo dat we één knop hebben waar we aan kunnen draaien om het
te fixen. Een deel van het debat ging daarover. Dat vraagt om inzet op
heel veel terreinen. Er stond in november een heel mooi interview met
Liesbeth Staats in Vrij Nederland. Ze zei daarin: als je in Nederland
als vrouw fulltime werkt, dan is dat een daad van verzet. Daarmee wilde
zij aangeven: je moet heel veel overwinnen wil je dat doen. Ik zeg
daarmee niet dat iedereen 40 uur moet werken, maar het is wel van belang
dat je voldoende werkt om een eigen inkomen te verdienen en het is van
belang dat het eerlijker verdeeld is. Maar het gaat ook over cultuur,
over kinderopvang, over de naschoolse opvang en over het zorgverlof. We
moeten daar nog aan heel veel knoppen draaien.
Mevrouw Van der Woude heeft natuurlijk ook gelijk als zij zegt: het is
heel zorgelijk dat heel veel hoogopgeleide vrouwen als zij hun eerste
stappen zetten op de arbeidsmarkt, nog steeds meteen al parttime gaan
werken. Dat is inderdaad vaak al zo voordat er kinderen gaan komen. Waar
heeft dat mee te maken? Dat heeft te maken met die cultuur. Het heeft
ook te maken met het feit — een aantal van u wees daarop — dat in heel
veel sectoren waarin heel veel vrouwen werken, banen bijna standaard als
kleine deeltijdbaan worden aangeboden, terwijl dat helemaal niet nodig
is. Soms vraagt het van werkgevers wat meer in de organisatie om dat op
een goede manier te doen. Met de stichting Het Potentieel Pakken hebben
we bijvoorbeeld in het onderwijs en de zorg gekeken naar hoeveel vrouwen
eigenlijk meer uren zouden willen werken. Dat waren er best veel. Maar
die vrouwen zeiden ook dat dan wel graag in overleg te willen doen om te
kijken hoe de verdeling tussen arbeid en zorg op een goede manier
geregeld kan worden en hoe dat ook nog leidt tot een dagindeling die te
doen is. Maar daar is nog ontzettend veel te winnen. Het gaat dus ook
over de vraag of werkgevers in sectoren waar veel vrouwen werken, er ook
niet te makkelijk van uitgaan dat vrouwen wel in deeltijd zullen willen
werken. Je zou eigenlijk het omgekeerde moeten doen, namelijk dat je
banen voor meer uren aanbiedt en je het wel hoort als iemand echt minder
uren wil. Natuurlijk moet dat ook mogelijk blijven; versta me niet
verkeerd. Dat moet ook mogelijk blijven, maar het is te veel een
automatisme geworden.
Daarnaast speelt stereotypering een rol. Ik zeg het hier toch nog maar
een keer, alhoewel ik er in het gepolariseerde emancipatiedebat af en
toe de meest vreselijke commentaren over heb gehoord: stereotypering
doet ertoe. Het gaat dan over stereotypering in bijvoorbeeld
schoolboeken. Als in schoolboeken de directeur standaard een man is, als
heel veel beroepen standaard door mannen worden ingevuld, als de vrouw
altijd wordt afgebeeld als degene die zorgt, die 's ochtends de koffie
zet en de boterhammen smeert, dan doet dat iets met de manier waarop we
meisjes opvoeden. Ik heb op plekken gekeken waar meisjes, als ze eenmaal
12 zijn, de lagere school afronden en naar de middelbare school gaan, in
hun omgeving nooit fulltime werkende vrouwen hebben gezien. Want vaak
werkt de moeder in deeltijd en werken vrouwen op school in deeltijd. Die
meisjes groeien dus op met het idee dat als je vrouw bent, je in
deeltijd werkt. Dat soort patronen doen ertoe. Dat moeten we durven
benoemen en daar moeten we naar willen kijken. Die verandering dwing je
niet van de ene op de andere dag af, maar het helpt wel om er met elkaar
het gesprek over te voeren, om het te benoemen en om te willen zien dat
het ertoe doet.
Zo hebben we bijvoorbeeld, ook op basis van het onderzoek van Judi
Mesman over wat er gebeurt in schoolboeken, het gesprek gevoerd met
uitgevers. Natuurlijk dwingt het ministerie van Onderwijs niet af wat er
in schoolboeken staat, en dat is maar goed ook, maar we kunnen wel het
gesprek met elkaar hebben over de vraag of we het een gezond beeld
vinden dat we hier creëren. Dat probeer ik ook steeds te doen.
Het gaat natuurlijk ook over hoe we arbeid en zorg inrichten. Dat is in
Nederland een hele belangrijke factor in de vraag waarom vrouwen minder
werken. Eerder heb ik samen met de collega's van Financiën en Sociale
Zaken het ibo Deeltijdwerk naar de Kamer gestuurd, waarin we eigenlijk
zien dat kinderopvang een ongelofelijk belangrijke factor is in
Nederland waar je iets aan moet veranderen wil je dat arbeid en zorg
beter worden verdeeld en dat meer vrouwen kunnen werken. Als ik eerlijk
ben, dan zeg ik: we hadden eh … Hè, er liggen vier scenario's die stap
voor stap in meer of mindere mate toe werken naar stabielere en
goedkopere kinderopvang, naar kinderopvang meer als basisvoorziening.
Daar kun je keuzes in maken. Wellicht hadden we die eerste stap, als dit
kabinet niet vorig jaar januari was gevallen, al kunnen zetten, maar dat
ligt nu op de formatietafel. Ik denk dat een van de grootste stappen die
we het komend jaar kunnen gaan zetten als het gaat om de
arbeidsparticipatie van vrouwen, die verandering in de kinderopvang is.
Daarin wijken wij internationaal echt af. Daar moet echt wat aan
gebeuren. Dat is niet alleen goed voor de arbeidsmarktparticipatie maar
ook voor de ontwikkeling van heel veel kinderen. Daarmee sla je dus twee
vliegen in één klap. Kinderopvang is zo veel meer dan een
arbeidsmarktvoorziening. Kinderopvang is ook iets wat ervoor zorgt dat
je achterstanden bij kinderen kunt voorkomen. Dat is dus hoe dan ook een
slimme keuze.
Natuurlijk kan Nederland daarbij een voorbeeld nemen aan andere Europese
landen. Mevrouw Van der Laan vroeg daarnaar. Natuurlijk kijken wij naar
wat ze in Scandinavië en Frankrijk doen. Dit kabinet heeft substantiële
stappen gezet in het verlof rondom geboorte. Ik merk dat mannen met wie
ik werk in mijn eigen staf meer en meer zes weken op verlof zijn na een
geboorte. Dat is een goede zaak. Dan zet je echt stappen in het beter
verdelen van arbeid en zorg vanaf het begin. Natuurlijk zijn er landen
die dat ruimhartiger doen, maar in vergelijking met de Scandinavische
landen zie je soms dat vrouwen toch nog meer verlof opnemen dan mannen.
Je zult het dus breder moeten aanpakken. We blijven internationaal
vergelijken. We blijven leren wat we kunnen doen om het te verbeteren.
Dit kabinet heeft een aantal stappen gezet. Denk aan het fiscaal
aantrekkelijk maken van meer uren werken. We voeren allemaal het gesprek
aan de keukentafel over hoe onze beslissingen doorwerken in onze
portemonnee. Als je van meer uren werken meer terugziet in je
portemonnee, dan stimuleert dat. Ik noem ook de kinderopvang en de
verlofregeling. Daar hebben we stappen in gezet, maar daar kunnen nog
vervolgstappen in gezet worden. Dat beleid is overigens belangrijk voor
vrouwen van alle opleidingsniveaus. Dat zeg ik ook tegen de heer De
Hoop, die daarnaar vroeg.
Als u mij vraagt wat er gebeurt voor vrouwen die niet in een
managementfunctie zitten, die niet in die pijplijn zitten, maar die wel
een baan hebben waar we als samenleving ongelofelijk veel belang bij
hebben, dan zeg ik dat het helpt als we meer uren werken fiscaal
aantrekkelijker maken. Dan help je die vrouwen enorm met betere
kinderopvang. Dan help je ze ook door het uitbreiden van de
verlofregelingen, waardoor het in dit land gebruikelijker wordt dat
mannen en vrouwen de zorg eerlijk delen. Dat soort generieke maatregelen
— die gelden dus voor iedereen — blijven ongelofelijk belangrijk om voor
alle groepen vrouwen werken aantrekkelijker te maken, om ervoor te
zorgen dat zij financieel gezien op eigen benen kunnen staan en dat zij
dus voor de eigen kinderen kunnen zorgen, ook als zij er alleen voor
staan. Dat blijft van belang.
In een debatje werd even het gesprek gevoerd over het minimumloon.
Natuurlijk doet dat er ook toe, maar dat ligt op de formatietafel.
De voorzitter:
De heer De Hoop heeft een vraag.
De heer De Hoop (PvdA):
De minister noemde een aantal hele belangrijke knoppen waar aan gedraaid
kan worden. Het enige wat ik u nog niet hoorde zeggen over de loonkloof,
is dat er ook verschil zit in het uurloon. Ik noemde dat het in totaal
15% is, maar het uurloon is, uit mijn hoofd, 9%. Daar moet ook wat aan
gedaan worden. Spreekt u daarover met werkgevers? Hoe ziet u de
mogelijkheden om daar nog stappen in te zetten?
Minister Van Engelshoven:
Dat was precies mijn volgende blaadje: de loonkloof. U heeft er
natuurlijk helemaal gelijk in dat de beloningsverschillen tussen mannen
en vrouwen moeten worden teruggedrongen. Mevrouw Van der Woude heeft ook
gelijk als zij zegt dat dat te maken heeft met de eigen keuzes van
vrouwen. Arbeidservaring telt mee in de beloning. Maar als je dat gaat
verdisconteren — dan heeft u weer gelijk — dan blijft er gewoon een
verschil over.
Wat dat betreft is vandaag een mooie dag, want terwijl wij hier bij
elkaar zijn, wordt in de Europese Raad het voorstel voor
loontransparantie besproken. U heeft eerder de Nederlandse inzet
daarvoor gekregen. Nederland steunt de richtlijn met dien verstande —
daarmee wijken we niet zo veel af van andere landen — dat we willen
beginnen met bedrijven boven de 250 werknemers. Waarom? Omdat het goed
is om eerst ervaring op te doen. Voor kleinere bedrijven zijn het toch
vaak administratieve lasten. Een ander punt dat bij kleinere bedrijven
meespeelt, is de privacy. Als je in een heel klein bedrijf transparant
bent, dan weet iedereen vrij snel over wie het gaat. We moeten echt
beter kijken hoe we dat goed inrichten. Dat stond destijds ook in het
advies van de Raad van State over het initiatiefwetsvoorstel. Wat dat
betreft is vandaag dus een mooie dag. Eerlijk gezegd hoop ik dat de
richtlijn wordt aangenomen. Dan is het natuurlijk zaak dat we die hier
implementeren.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil even terugkomen op een iets eerder gemaakt punt van de minister.
Ik begreep dat het ministerie, of de minister zelf, een gesprek heeft
met uitgevers van schoolboeken over hoe we de man en de vrouw
positioneren in de schoolboeken. Ik had eigenlijk altijd begrepen dat
wij ons daar niet mee bemoeien, want diezelfde vraag heb ik weleens
gesteld in de commissie Landbouw over hoe de boer wordt neergezet in
schoolboeken. Dan is het antwoord altijd: daar gaan wij niet over. Maar
dat is dus kennelijk wel zo, is mijn vraag.
Minister Van Engelshoven:
Dat is maar net hoe je "wij gaan erover" definieert. Als u mij vraagt
"heeft u zeggenschap over wat er in een schoolboek staat?", dan heb ik
dat niet. Ik vind het een hele goede zaak dat dit niet zo is. Maar ik
zie vanuit mijn inzet voor emancipatie dat er best iets aan te merken is
op hoe de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in schoolboeken is. Dan
vind ik dat je als minister de verantwoordelijkheid hebt om daar met
uitgevers over in gesprek te gaan. Als er iets is waar we in dit land
ongelofelijk goed in zijn, dan is het met elkaar in gesprek gaan en
kijken of we samen verder kunnen komen. Dat is wat ik doe.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zeker. Ik vind dat ook een hele goeie zaak, anders blijven we altijd
maar in de middeleeuwen hangen en dat willen we ook niet. Ik zei al dat
ik diezelfde vraag weleens heb gesteld aan LNV. Niet van "wij moeten
gaan zeggen wat in die schoolboeken staat", maar wel van "kunnen we niet
eens een keer als minister of ministerie in gesprek gaan dat ook die
beelden vaak achterhaald zijn"? De boer als milieuvervuiler, als
dierenbeul en als … Nou ja, er staan zo veel plaatjes; daar word je
helemaal niet goed van. Ik kan het me heel goed voorstellen hoor, want
soms denk ik ook weleens: die vrouwen mogen ook weleens anders worden
afgebeeld en de mannen ook. Maar ik begrijp dus van deze minister dat ik
terechtkan bij Carola Schouten, of de volgende minister, met de vraag of
zij dit ook wil doen bij de uitgevers van schoolboeken op het gebied van
landbouw. Heb ik dat goed begrepen?
Minister Van Engelshoven:
Uiteindelijk gaat de minister er altijd zelf over met wie hij wel en
niet in gesprek gaat. Het mooie van deze positie is wel dat als je
mensen uitnodigt voor een gesprek, je zelden meemaakt dat mensen niet
willen langskomen. Dan is altijd de vraag wat het vervolg van zo'n
gesprek is, maar in gesprek gaan kan altijd.
Voorzitter. Er waren ook nog een paar opmerkingen over de overheid als
werkgever. Als je als overheid doelstellingen hebt in de samenleving,
hoor je toch ook altijd het goede voorbeeld te geven. Dan gaat het
bijvoorbeeld over de evenredige vertegenwoordiging binnen de overheid
aan de top en over de loonkloof.
Als het gaat over meer vrouwen in positie bij de overheid hebben we
natuurlijk het advies van de Adviesgroep Vinkenburg. Vooruitlopend op de
uitvoering van dat rapport heeft de overheid vanuit haar rol als
werkgever besloten haar ambities aan te passen. Dat betekent dat er
binnen vijf jaar gewerkt wordt naar 45% tot 55% vrouwen in de subtop.
Dat wordt per ministerie gemonitord, omdat de verantwoordelijkheid voor
de reorganisatie ook bij ieder ministerie individueel ligt.
De adviesraden — ik dacht dat de heer De Hoop ernaar vroeg, maar dat
weet ik niet meer zeker — worden ook meegenomen in het programma voor de
semipublieke sector. Zeker in die adviesraden, waar toch vaak
belangwekkende adviezen worden geschreven, is het natuurlijk heel
belangrijk dat de diversiteit in de samenleving terugkomt.
Wat betreft de loonkloof, is het gelukkig zo dat het bij de overheid
beter gesteld is dan in het bedrijfsleven. De totale loonkloof bij de
overheid is afgenomen van 16% naar 8% tussen 2008 en 2018. In het
bedrijfsleven is die loonkloof nog een stuk groter. Specifiek voor de
rijksoverheid zien we ook dat die loonkloof blijft afnemen. Het
onverklaarbaar verschil lag vorig jaar nog op 1,3%. Dus die 1,3% hebben
we nog te gaan, maar we hebben daar echt substantiële stappen in gezet.
In 2023 wordt het onderzoek naar die verschillen nog een keer herhaald.
Ik hoop dat we dan onder die 1,3% uitkomen.
De voorzitter:
Er zijn twee vragen: mevrouw Van der Woude en dan de heer De Hoop.
Mevrouw Van der Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik heb een vraag aan de minister om het precies te snappen. Zij heeft
het advies van Vinkenburg overgenomen. Daarin staat een streven, en dat
is overgenomen. Mag ik het zo interpreteren dat dit streven nu is
overgenomen, maar dat we het hoe, namelijk hoe we daar komen, aan een
volgend kabinet laten?
Minister Van Engelshoven:
Ja, dat is zo. Ik heb al eerder gezegd dat het streven is overgenomen
door de ambtelijke toppen. Daar gaan zij al aan werken. Maar de
implementatie van het hele advies-Vinkenburg is aan een volgend kabinet.
Daar wordt aan gewerkt. We treffen er al wel de voorbereidingen voor,
maar het uiteindelijke besluit is aan een volgend kabinet.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik heb soms de gewoonte om per ongeluk te vroeg vragen te stellen, dus
ik hoop dat dit deze keer niet het geval is. Over de uitvoering van het
advies-Vinkenburg, die 45% tot 55%, stelde ik de vraag hoever we nu
zijn. Daar vroeg ik ook naar om zelf een beeld te krijgen hoe groot het
gat nog is. Zijn we al bijna aan die 45% toegekomen? Heeft de minister
daar een beeld van?
Minister Van Engelshoven:
Ik heb eerlijk gezegd nu niet van de totale overheid het percentage in
mijn hoofd, maar volgens mij zijn we een heel end. Wel zijn er
verschillen tussen ministeries. In de bijlage bij de laatste brief over
het rapport van Vinkenburg hebben we dit aan de Kamer gerapporteerd. Wij
snorren die voor de tweede termijn nog een keer op, zodat ik u dat
antwoord kan geven. Maar excuus, ik heb dit nu niet paraat.
Voorzitter. Nog even terugkomend op het quotum. Mevrouw Van der Plas zei
dat het quotum niet nodig is en dat kwaliteit de doorslag moet geven.
Die opvatting mag zij hebben. Maar we zien op veel fronten juist het
volgende probleem. Dat zien we in de wetenschap, waar mevrouw Westerveld
vragen over stelde, maar ook breder. Was het maar zo dat kwaliteit de
doorslag gaf, want dan zouden we waarschijnlijk al veel meer vrouwen in
topposities hebben gehad. Het probleem is nu juist dat door de bias in
veel selectieprocedures die kwalitatief hele goede vrouwen níét vanzelf
boven komen drijven. Die vooroordelen zijn vaak onbewust. Dat heeft ook
te maken met het feit dat een raad van bestuur die voor de meerderheid
uit mannen bestaat, eerder iemand zal uitzoeken die het meest op hen
lijkt. Dat kun je hun niet heel erg kwalijk nemen, want dit is iets wat
heel diep in ons mensen zit. We hebben juist dat quotum en die
streefcijfers ingesteld om te bevorderen dat kwaliteit komt bovendrijven
en niet juist vanwege de genderbias onder de oppervlakte blijft.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas en daarna mevrouw Van der Woude.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik maak me toch wel een beetje zorgen daarover. In mijn beleving worden
er op de plekken waar je een quotum stelt, ook groepen uitgesloten bij
gelijke geschiktheid. Er is dan geen eerlijke afweging meer, want dan
wordt er gezegd: we moeten aan het quotum voldoen, dus we nemen de
vrouw. Geloof mij, ik heb niks tegen vrouwen; ik ben er zelf een. Maar
ik ben wel bang dat je gaat doorslaan, waardoor een bepaalde groep
mensen niet meer kan solliciteren of steeds maar wordt afgewezen. Dat is
toch ook niet wat we willen? We willen toch ook niet op het punt komen
dat bijvoorbeeld jonge blanke mannen straks zeggen: ik kom er gewoon
helemaal niet doorheen; ik kom helemaal niet aan de bak. Dat willen we
toch ook niet? Discriminatie is toch al strafbaar? Als je je
gediscrimineerd voelt of je merkt dat je gediscrimineerd wordt omdat je
vrouw bent of wat dan ook, dan is dat toch al strafbaar? Dat kan toch
gewoon gehandhaafd worden?
Minister Van Engelshoven:
Op dat laatste punt weten we uit ervaring dat de werking van dat soort
vooroordelen bijna niet aantoonbaar is. Het quotum dat we hebben, gaat
over een derde. Volgens de verdeling die we hebben in de raad van
commissarissen moet die voor een derde uit vrouwen bestaan. Je kunt nog
steeds twee derde mannen hebben. Ik vind het dus wel te ver gaan om te
zeggen: dan komen in dit geval mannen helemaal niet meer aan de bak. Dat
is een beetje gek. Je maakt mij niet wijs dat als je zoekt naar
kwalitatief goede mensen — zo is het in het verleden net iets te vaak
geweest — de beste mensen nou toevallig altijd man zijn. Dat kan ook
niet waar zijn. Dat hebben we ook iets te vaak gehad. Dus het idee dat
door het instellen van een quotum van een derde hele groepen in de
samenleving niet meer de kans zouden hebben om aan de top te komen,
lijkt mij een beetje vreemd, want daar is nog echt alle ruimte
voor.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb het niet alleen over aan de top komen, maar gewoon over banen,
bijvoorbeeld bij de Politieacademie. De politie heeft ook een quotum van
30% voor vrouwen en mensen met een migrantenachtergrond. Dat zijn gewone
banen. Ik vraag me toch af wat we nou straks gaan doen als er een groep
mensen komt die zegt: ik ervaar dat het heel veel moeite kost voor mij
om ergens aan het werk te komen, omdat het bedrijfsleven, of wie dan
ook, een quotum gesteld heeft. Wat gaan we dan met die groep doen?
De voorzitter:
Helder. Iets korter.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wordt die groep dan niet gehoord? Of het nou een meerderheid of een
minderheid is, het is niet heel inclusief. Daar worstel ik wel een
beetje mee.
Minister Van Engelshoven:
In de praktijk hebben we gezien dat vrouwen, maar bijvoorbeeld ook
mensen met een niet-westerse achtergrond, dat jarenlang ervaren hebben.
We zien gewoon dat het niet vanzelf goed komt, en dat je daar actief
beleid op moet voeren om de diversiteit in de samenleving iets meer
terug te zien op verschillende plekken in de werkgroep. Dat geldt voor
de politie. Dat geldt voor de top van het bedrijfsleven en dat geldt ook
voor de overheid. Dat betekent inderdaad soms dat er voor groepen die
daar altijd oververtegenwoordigd waren, iets minder plek is. Maar dat is
nog steeds heel evenredig. Dit is precies de discussie die je vaak ziet
rondom emancipatie. Ja, als je iets van jouw positie moet inleveren
omdat andere groepen in de samenleving emanciperen, doet dat soms
inderdaad een beetje pijn. Emancipatie gaat in de samenleving vaak niet
vanzelf. Dat is precies waarom we dit hebben, namelijk omdat we gewoon
iedere keer zien dat het vanzelf niet goed komt.
De voorzitter:
Ik wilde eerste mevrouw Van der Woude het woord geven, mevrouw Van der
Plas, want we doen interrupties in tweeën. Mevrouw Van der Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik voel wel een beetje mee met het betoog van mevrouw Van der Plas. Ik
vind het ook moeilijk uit te leggen aan een individuele man dat hij een
baan niet zou krijgen omdat hij een man is. Ik denk dan altijd: wat gij
niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Maar los daarvan
moet je, als je wel tot die stap overgaat, heel zeker weten dat het
werkt. Ik zei al eerder dat je die verandering in Noorwegen, waar ze dit
sinds 2006 doen, ziet in de top, waar het is afgedwongen, en niet
daaronder. Ik kan dat wel verklaren, want die vooroordelen zitten
volgens mij zowel bij mannen als bij vrouwen. Ik ben het helemaal met u
eens dat ze er zijn. Ik heb als wethouder wel 300 keer meegemaakt dat ik
moest uitleggen dat ík de wethouder was en niet de mannelijke ambtenaar
naast mij, ...
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Van der Woude (VVD):
... maar dat moest ik bijna altijd aan vrouwen uitleggen.
Minister Van Engelshoven:
Twee dingen hierover. We hebben het hier over een tijdelijke inhaalslag.
Waarom hanteren we het quotum voor een aantal jaren? Omdat we nu al
decennia bezig zijn om die positie te verbeteren, we eindeloos
streefcijfers hebben gehad en er in de werkelijkheid gewoon te weinig
gebeurde. Ook in uw partij wordt daar verschillend over gedacht. In de
Eerste Kamer stemde de VVD voor. Maar het is dus een tijdelijke
inhaalslag. Wij waren een van de weinige Europese landen die nog geen
quotum hadden. In het ene land werkt het anders dan in het andere, maar
we zien in de meeste landen om ons heen dat er een geweldige inhaalslag
wordt gemaakt. Ik zie nu zelfs al dat er stappen worden gezet, al
voordat de wet in werking is getreden. Natuurlijk moet je het niet
alleen voor de top doen. Dat is ook waarom we dat niet doen. Daarom
hebben we gezegd dat er ook ambitieuze doelstellingen moeten komen voor
de lagen daaronder, omdat je inderdaad de lijn naar de top moet blijven
vullen. Daar gaan we over rapporteren. Natuurlijk is het zo dat de bias
die er soms is, die vooroordelen en die stereotypes ook bij vrouwen
leven. Dat is in de hele samenleving zo. Maar dat betekent niet dat er
niks aan moet doen.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Woude, en dan de heer Beertema.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik hou het er maar even op dat we hetzelfde doel nastreven, maar dat we
er nog veel over gaan spreken hoe we daar gaan komen.
De heer Beertema (PVV):
Ik begrijp dat de minister dan wel heel enthousiast was over de
Universiteit Eindhoven, want daar is besloten om gedurende een heel
lange periode helemaal geen mannen meer aan te nemen. Was dat de
bedoeling, dit soort omgekeerde discriminatie bij een universiteit die
besluit een aantal jaren een nulgrens te hanteren bij het aannemen van
mannen? Of zijn ze daarop teruggeroepen en waarom?
Minister Van Engelshoven:
De heer Beertema kent volgens mij de casus Eindhoven prima. Als ik er
iets over zou willen zeggen, zou ik het heel precies willen doen. Dan
zou ik de precieze regeling en waar zij precies op zijn teruggefloten,
precies in kaart willen brengen. Wat ik goed vond aan wat daar werd
geprobeerd, was dat de TU Eindhoven zag dat ze al jaren onderaan
bungelde in lijstjes met vrouwelijke hoogleraren. Zij zagen dat dat niet
alleen slecht is voor die vrouwen, maar ze zagen ook: dat is slecht voor
ons als universiteit en daar worden wij geen betere universiteit van.
Zij wilden daar stappen in zetten. Daar hebben ze een instrument voor
gekozen waar ze op zijn bekritiseerd. Dat kan gebeuren. Dan stel je dat
bij. Maar wat er goed aan was, is dat hier werd onderkend: dit is voor
onze positie als universiteit een ongewenste situatie, zowel voor de
kwaliteit van de wetenschap als voor onze maatschappelijke positie. Dan
vind ik het goed dat zij zoeken naar instrumenten om daar wat aan te
doen en daar zo snel mogelijk een inhaalslag te maken. Dan gebeurt het
soms dat je een tik op de vingers krijgt, zo van: het instrument dat u
heeft gekozen, mag u op die specifieke manier niet gebruiken. Dan stel
je het bij. Volgens mij hebben zij dat precies zo gedaan. Soms is het
ook een beetje zoeken: hoe doe je dat nou precies, een goede inhaalslag
maken? Maar het feit dat ze het wilden, vind ik zeer te prijzen.
Voorzitter: Bisschop
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Ik merk dat de minister toch heel enthousiast is over een generieke
maatregel om 100% van de mannen uit te sluiten op basis van hun
geslacht. Ze licht nog toe dat dit goed is voor de wetenschap ook. Dan
zeg ik: dan scheiden onze wegen. Het slaat totaal nergens op om
ideologie op deze manier te laten prevaleren boven een normaal
personeelsbeleid. Het is fanatisme en activisme van de bovenste plank.
Ik heb er geen goed woord voor over.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag, maar misschien wil de minister nog reageren.
Minister Van Engelshoven:
Het is voor mij geen nieuws dat de heer Beertema en ik heel anders
denken over emancipatie. Ik vind het heel belangrijk dat wij in alle
lagen van de samenleving de hele samenleving vertegenwoordigd
zien.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas heeft nog een vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Toch blijft bij mij de vraag: wat gaan we nou doen als straks de jonge,
blanke mannen die zich dan achtergesteld voelen, zich melden? Dan zitten
we misschien al in een samenleving waarin het moeilijk wordt om daar
iets mee te doen. Worden die dan serieus genoeg genomen of wordt tegen
hen gezegd: "Ja joh, je hebt gewoon pech, omdat jullie vaders en opa's
niet vooruitstrevend genoeg waren. Nu moet jij daar maar mee zien te
leven, sorry." Dat zou ik raar vinden. Wat mij betreft moet iedereen
gewoon gelijke kansen krijgen, alle jongens, mannen en vrouwen.
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij is dit helemaal niet aan de orde. We zorgen ervoor dat er
een inhaalslag wordt gemaakt voor vrouwen. Ja, natuurlijk is het zo — ik
zeg het even gechargeerd — dat als alle raden van bestuur eerst voor
100% uit mannen bestaan, dit er in mijn ideale toekomst straks minder
zijn, omdat we daar ook vrouwen hebben. Dan kun je zeggen: dat is heel
spijtig voor de mannen die dan niet meer komen. Maar het is wel heel
goed voor de samenleving. Het is heel goed voor de bedrijven die
daardoor beter bestuurd worden. We hebben daardoor meer diversiteit.
Maar je kunt nu toch moeilijk zeggen dat mannen op dit moment worden
achtergesteld op de arbeidsmarkt. We zijn bezig met een inhaalslag voor
vrouwen. We hebben jarenlang geprobeerd om op vrijwillige basis
afspraken te maken. Daar zijn we niet in geslaagd, waardoor helaas heel
veel vrouwen niet de positie hebben bereikt die zij op basis van hun
kwaliteiten wilden en konden bereiken, vanwege het enkele feit dat zij
vrouw waren. Op dat gebied proberen we maatregelen te nemen.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Van der Plas. Ik denk dat we dit
onderwerp daarna beter kunnen afsluiten, want we vallen in herhaling. We
zijn 50 minuten bezig en hebben nog vier blokjes te gaan. Gaat uw
gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zeker, maar dit onderwerp is denk ik wel belangrijk, want het betreft
voor een deel ook de toekomst van de nieuwe generatie. Ik blijft toch
wel moeite houden met het antwoord. Er wordt maar voetstoots van
uitgegaan dat het een inhaalslag is en dat het zo'n vaart allemaal niet
zal lopen, maar ik krijg signalen van mensen, waaronder jongens, die mij
mailen dat zij dit zo ervaren en inmiddels gewoon bang zijn. Ik geef dit
niet voor niets aan. Ik heb het dan echt met name over jongeren tussen
de 18 en 24, 25 jaar. Zij krijgen door de hele mannendiscussie van de
afgelopen jaren inmiddels een soort unheimisch gevoel en vragen zich af:
doen wij er straks ook wel toe? Ik zeg niet dat die jongens overal in
moeten worden gepusht, maar …
De voorzitter:
Wilt u uw vraag formuleren? Daar is een interruptie immers voor bedoeld,
en niet voor een extra termijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, zeker. Mijn vraag is de volgende. Stel dat er een discussie komt
van een groep jonge mannen die zeggen: maar wij voelen ons nu ook
achtergesteld. Wat gaan we daarmee doen wanneer dat gebeurt?
Minister Van Engelshoven:
Eerlijk gezegd begrijp ik de vraag niet zo goed. We zijn bezig met een
inhaalslag voor vrouwen. Ik neem even een situatie die we allemaal
kennen. Een politieke partij zegt: wij willen voor de helft mannen en
voor de helft vrouwen op onze lijst, omdat we die evenredige
vertegenwoordiging goed vinden. Stel dat die lijst voorheen bestond uit
100% mannen. Er zijn dan inderdaad nu minder mannen die daarvoor in
aanmerking komen, maar dat betekent niet dat we mannen achterstellen.
Dat is iets heel anders. Het betekent dat we in het belang van iedereen,
ook in het belang van mannen, zorgen voor een evenwichtiger verdeling
van posities in deze samenleving tussen mannen en vrouwen. Daar worden
we allemaal beter van.
De voorzitter:
Ik denk dat we het op dit punt niet eens worden. De minister vervolgt de
beantwoording.
Minister Van Engelshoven:
Op dit punt vroeg mevrouw Werner nog: hoe staat het met de
SER-infrastructuur met betrekking tot het wetsvoorstel over vrouwen in
de top? Voor de rapportage en monitoring van genderdiversiteit aan de
top wordt door de SER een adequaat rapportage- en monitoringssysteem
ontwikkeld. Dat noemen we het "diversiteitsportaal". Voor dit portaal
gaan bedrijven hun streefcijfers over de man-vrouwverhouding in de top
en in de subtop doorgeven, evenals hun plan van aanpak. Dat portaal
wordt door de SER ontwikkeld in nauwe samenwerking met VNO-NCW, het
bedrijfsleven en andere belanghebbenden. Via pilots wordt dat portaal
getest. Het doel is om te komen tot een format dat voor iedereen
werkbaar is. Afgelopen zomer zijn hiervoor de eerste pilots uitgevoerd.
De aanmeldprocedure is toen getest, evenals de rapportage over
streefcijfers. Momenteel loopt er een pilot over hoe we daarover gaan
rapporteren. Begin komend jaar zullen alle bedrijven die aan de
rapportageverplichting moeten voldoen, een uitnodiging van de SER
ontvangen om hun cijfers aan te leveren.
Voorzitter. Mevrouw Van der Laan had een vraag over de gelijke beloning
in de sport. Ze zei dat daar waarschijnlijk ook nog wel een loonkloof
is, in ieder geval in de vergoeding. Als beloningsverschillen tussen
mannen en vrouwen moeten worden teruggedrongen, dan geldt dat natuurlijk
ook voor de topsport. De Europese Commissie heeft hiervoor de High-Level
Expert Group on Gender Equality in sport ingesteld, om te onderzoeken
hoe het in den brede staat met die verschillen. Dat onderzoek gaat
verder dan alleen de salarissen voor topsporters. Het gaat bijvoorbeeld
ook over de deelname van vrouwen in besturen van lokale
sportverenigingen of bij de internationale sportfederaties. De
verwachting is dat dit rapport een duidelijk inzicht gaat geven in hoe
het er niet alleen Europees, maar ook per land voor staat. Als daar nog
hiaten in zijn, lijkt mij het goed dat we daar zelf nader onderzoek naar
doen. Gelijke behandeling in de topsport is uiteindelijk een
verantwoordelijkheid van de collega van VWS, maar ik vind het als
minister van Emancipatie belangrijk dat we ook hier de goede stappen
nemen. Ik zal daarom met de collega van VWS kijken wat het Europese
onderzoek ons oplevert. Loontransparantie en transparantie over
vergoedingen kunnen bijdragen. Ook het voorstel voor een Europese
richtlijn waarover vandaag gesproken wordt, kan bijdragen.
Voorzitter. De heer Beertema had een vraag over de positie van mannen. U
zegt: uit onderzoek blijkt dat mannen ook discriminatie of vooroordelen
ondervinden als zij solliciteren als verpleegkundige of secretaresse. U
heeft er natuurlijk helemaal gelijk in dat dit net zo ongewenst is als
andersoortige discriminatie. Als er sprake is van genderbias in de
sollicitatie voor bepaalde beroepen, moet je dat tegengaan. Ik vind het
van groot belang dat er bijvoorbeeld in de zorg of het onderwijs een
meer evenwichtige verdeling komt in de beroepsinvulling tussen mannen en
vrouwen. Het is dus heel goed dat dit soort onderzoeken dat aan het
licht brengt. Vervolgens kunnen we kijken wat we daaraan kunnen
doen.
De heer Beertema (PVV):
Ik stel het op prijs dat de minister daarnaar gaat kijken. Meer in het
algemeen had ik het ook over de achterstelling van jongens in het
onderwijs, dat sterk gefeminiseerd is. De ene onderwijsvernieuwing na de
andere richt zich minder op presteren, maar veel meer op overleg en dat
soort dingen. Jongens sneeuwen daarin onder. In de jaren tachtig of
negentig heeft onderwijssocioloog Paul Jungbluth daar in Nijmegen al
onderzoek naar gedaan. Toen werd dast dus al geconstateerd. Jongens
zakken weg. Meisjes presteren veel beter in het voortgezet onderwijs.
Dat is een heel zorgelijke ontwikkeling. Ik vraag de minister of ze daar
oog voor heeft, of daar aandacht voor is en hoe we daar iets aan kunnen
doen.
Minister Van Engelshoven:
Het voert nu te ver om te vragen: wat gaan we daaraan doen? Maar ja,
daar is aandacht voor, net zoals ik aandacht heb voor de
oververtegenwoordiging van meisjes op de pabo. Ook dat moeten we niet
willen. Het zou veel beter zijn als er veel meer mannen voor de klas
staan. Het zou dan helpen als die banen meer fulltime worden aangeboden.
Dat is echt een wezenlijke factor daar. Maar ook de pabo's kijken heel
goed wat jongens ervan weerhoudt om daarnaartoe te gaan. Daar moet je
naar willen kijken. Met u vind ik het geen goed beeld als er
voornamelijk vrouwen voor de klas staan. Dan zijn er dus toch punten
waar de heer Beertema en ik het over eens zijn, namelijk dat evenredige
vertegenwoordiging een goede zaak is.
De voorzitter:
Het is goed om de verbinding te zoeken. Gaat uw gang.
Minister Van Engelshoven:
Zo is dat!
Dan kom ik bij u, voorzitter. U vroeg naar de plaats van onbetaalde
arbeid. U noemde onbetaalde arbeid "het maatschappelijk cement". Dat is
in deze samenleving inderdaad ongelofelijk belangrijk. Ik heb van de
week nog een filmpje ingesproken voor de Erfgoedvrijwilligersprijs, die
volgens mij vandaag wordt uitgereikt. De erfgoedsector in Nederland
draait op vrijwilligers. Zo zijn er heel veel sectoren. Ook als het gaat
om de zorg thuis of mantelzorg is onbetaalde arbeid heel belangrijk in
onze samenleving. Maar waar zie ik het probleem? Onbetaalde arbeid komt
voor een te groot deel bij vrouwen terecht, zeker als het gaat om
zorgtaken, bijvoorbeeld mantelzorg. Daarom zijn zaken als zorgverlof en
de verlofregeling zo ongelofelijk belangrijk, omdat dan vanaf het begin
in een gezin de kans bestaat dat de zorgtaken evenwichtiger worden
verdeeld. Er wordt weleens gedaan alsof het emancipatiebeleid zich richt
tegen onbetaalde arbeid en het belang daarvan. Dat vind ik een
belangrijk misverstand, want dat is niet zo. Alleen, het gaat om de
vraag wie die onbetaalde arbeid verricht en dat zijn nog te vaak alleen
vrouwen.
Voorzitter. Dan kom ik bij de lhbti-rechten. Terecht hebben velen van u
aandacht gevraagd voor de veiligheid van lhbti-personen in dit land.
Mevrouw Van der Woude vroeg: welke concrete stappen worden er nou gezet
om de veiligheid van lhbti'ers in Nederland te bevorderen? Samen met de
minister van JenV en de griffier hebben we het Actieplan Veiligheid
LHBTI geformuleerd, met hele uiteenlopende maatregelen. Daarbij zit
bijvoorbeeld het vergroten van de bereidheid om aangifte te doen. Het is
ongelofelijk belangrijk dat je, als je slachtoffer wordt van geweld — en
dat gebeurt bij lhbti-personen inderdaad te vaak — dat meldt en daar
aangifte van doet. De politie heeft het Netwerk Divers Vakmanschap in
het leven geroepen om ervoor te zorgen dat dat op een goede manier kan
gebeuren. Politienetwerk Roze in Blauw doet op dat punt natuurlijk ook
belangrijk werk, zeker als het gaat om het verhogen van de
aangiftebereidheid. De politie is dit jaar, volgens mij mede op
aandringen van uw Kamer, gestart met gespecialiseerde
discriminatierechercheurs. Daarvoor is meerjarig incidenteel 7 miljoen
vrijgemaakt. Naar aanleiding van de motie-Hermans is nog eens
incidenteel 2 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van geweld. Op dit
moment werkt JenV aan de uitwerking daarvan.
Naar aanleiding van het amendement-Bergkamp heeft een intensivering
plaatsgevonden van de samenwerking met de Regenboogsteden, specifiek
gericht op het vergroten van de veiligheid van lhbti-personen. Als het
gaat om de samenwerking met de Regenboogsteden: we zullen moeten kijken
of we de programma's van de Regenboogsteden en veiligheid in de steden
niet meer bij elkaar moeten brengen. Daar moet een volgend kabinet naar
kijken. Maar een Regenboogstad is veel meer dan een stad met een
regenboogzebrapad. Zo bedoelde u het niet, en het zebrapad in Delft is
prachtig, maar …
Mevrouw Van der Woude (VVD):
De brug.
Minister Van Engelshoven:
De brug! Sorry, het is daar inderdaad een brug. We werken samen met die
steden en het is heel belangrijk dat iedere stad kijkt: wat gaat bij ons
nou werken? U vroeg wat nou heel concreet de outcome is. Dat is een hele
terechte vraag. Vandaar ook dat het programma op dit moment wordt
geëvalueerd. Die evaluatie komt in 2022. De financiering loopt ook door
tot en met 2022. Dan kan een volgend kabinet op basis van de evaluatie
kijken: wat heeft gewerkt, wat kan beter en hoe zetten wij het programma
door? Maar het feit dat steeds meer steden zich hierbij aansluiten, dat
we er met elkaar over in gesprek gaan en dat er een goede uitwisseling
is van zaken die wel en niet werken, laat wel zien dat hier lokaal
enthousiasme voor is. Maar het is heel belangrijk dat we dit ook
evalueren.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, de vierde interruptie in deze ronde.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, het is een interessant onderwerp.
De voorzitter:
Ik weet niet of was afgesproken hoeveel interrupties we maximaal
toestaan? Nee, hè? Zullen we het maximum op vier zetten dan?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, dat lijkt mij het debat niet ten goede te komen.
De voorzitter:
Ik houd ook een beetje de tijd in de gaten. We hebben tot 16.00 uur en
het is inmiddels al 14.50 uur. We hebben nog een rij te gaan en we
hebben nog een tweede termijn. Die gun ik u ook graag. Ik stel dus voor
dat wij het aantal interrupties tot vier beperken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
We doen dit maar natuurlijk maar één keer per jaar. Dan vind ik vier
interrupties wel een beetje aan de krappe kant, omdat we om 16.00 uur
klaar willen zijn. Dit is een debat dat één keer per jaar plaatsvindt,
met heel veel interessante onderwerpen. Maar goed, daar ging mijn vraag
niet over. Ik heb een tijdje geleden via social media de vraag gesteld:
wat vinden lhbti'ers nou eigenlijk van die regenboogzebrapaden en
regenboogbussen? Wat vinden ze er nou zelf van? We horen altijd wel wat
maatschappelijke organisaties ervan vinden. Ik ben toen — echt waar —
overspoeld met reacties van mensen die daar hun mening over geven. Een
heel groot deel van die reacties kwam ook van lhbti'ers die zeiden: wij
willen al sowieso niet in de letterbak zitten, de lhbtiq en nog wat; dat
vinden we al heel vervelend. Wat die mensen ook schreven, was: het is
allemaal hartstikke leuk en aardig, zo'n regenboogzebrapad en een
regenboogbrug, maar wij willen dat het beleid tegen homogeweld gewoon
gehandhaafd wordt. Dat is wat wij willen. Zo'n bus of zo'n tram zegt ons
helemaal niks. En voor wie mij niet gelooft, ik kan de mails gewoon
laten zien, hoor!
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mijn vraag is: wordt al dit soort initiatieven ook gekoppeld aan
justitie en veiligheid. Zegt men: oké, hartstikke leuk, we hebben een
regenboogzebrapad, maar die handhaving moet ook omhoog, want daar hebben
de mensen echt wat aan?
Minister Van Engelshoven:
Het is vaak en-en. Als er sprake is van strafbare feiten, van geweld,
dan moet er natuurlijk gehandhaafd worden. Maar daarnaast speelt veel
breder de maatschappelijke acceptatie. Gewoon mogen zijn wie je bent en
daar aandacht voor vragen. Beide spelen een rol. Niet voor niets heb ik
gezegd dat we het beleid ook goed gaan evalueren en gaan bekijken wat
nou wel en niet werkt. Wij hebben dit nu een periode gedaan. We hebben
ontzettend goed samengewerkt met heel veel steden. We zien ook in
toenemende mate enthousiasme. Natuurlijk hebben we hierover het gesprek
met de doelgroepen en vinden heel veel mensen daar iets van. U zult daar
ongetwijfeld veel mails over krijgen. Maar ik hecht toch wel gewoon aan
een goede, verantwoorde evaluatie. Daarom zeg ik ook: die gaan we
volgend jaar doen. En dan kijken we gewoon wat wel en niet gewerkt heeft
en wat daadwerkelijk bijdraagt aan meer acceptatie en meer veiligheid.
Op die basis zal een volgend kabinet het beleid moeten herijken. Ik hoop
dat dat op een goede manier, eventueel met aanpassingen, wordt
doorgezet.
De voorzitter:
Is er nog een vervolgvraag van mevrouw Van der Plas? Nee. Dan vervolgt
de minister haar beantwoording.
De heer Beertema (PVV):
Mag ik nog iets zeggen?
De voorzitter:
U heeft nog een halve interruptie staan.
De heer Beertema (PVV):
Ik voel wel met mevrouw Van der Plas mee. Daarom heb ik bij een vorige
gelegenheid de minister gevraagd om eens contact op te nemen met
Stichting De Roze Leeuw. Dat zijn de holebi's. Die spreken heel
nadrukkelijk over de holebi's in plaats van de letterbak. Dat zijn de
doodgewone jongens en meisjes, mannen en vrouwen die vinden dat er
sprake is van een overdreven obsessie met seksuele voorkeur en zo. Die
vinden dat obsessief, die zeggen: mijn seksuele identiteit is een van de
vele aspecten van mijn persoonlijkheid. Terwijl het COC en al die
keiharde actievoerders dat steeds zo benadrukken. Heeft de minister
contact gehad met die Stichting De Roze Leeuw, die nuchtere holebi's die
gewoon hun leven willen leiden, en is zij daar iets mee
opgeschoten?
Minister Van Engelshoven:
Dat gesprek heb ik gevoerd. Even voor mijzelf sprekend: andere
heterovrouwen die ik ken, hebben ook niet allemaal dezelfde opvattingen
over hoe bijvoorbeeld de positie van vrouwen moet worden bevorderd in de
samenleving. Dat merken we hier al. Op diezelfde manier zie je ook
binnen de lhbti-gemeenschap verschillen van opvatting over de beste
manier om te zorgen voor emancipatie. Daarover zijn verschillende
opvattingen. Ik praat met alle plezier met die verschillende
groeperingen, want ik hecht er ook aan om die verschillende opvattingen
te horen. Dat gesprek is dus gevoerd.
De voorzitter:
De minister vervolgt de beantwoording.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. De heer Beertema had ook nog de vraag wie nou eigenlijk de
daders zijn bij geweld en intimidatie jegens lhbti-personen. In de
media, maar ook in de politiek wordt daar heel vaak over gespeculeerd.
Het onderzoek dat we tot nu kennen geeft eigenlijk geen duidelijk beeld
van wie dat zijn. Het enige wat we zeker weten is dat het vaker jonge
mannen zijn. Dat is het enige wat we zeker weten. We weten ook dat in
een aantal orthodox-religieuze kringen de acceptatie minder is. Dat
geldt zowel in orthodox-christelijke kring als bij islamitische
gemeenschappen. We moeten dus wel beter zicht krijgen op wie nou die
daders zijn, zonder dat we daarover blijven speculeren. Als we goed
kijken naar wat bij ons bekend is, weten we het gewoon niet. Daarom
heeft de minister van JenV opnieuw onderzoek op dat punt uitgezet. De
resultaten verwachten we in de loop van komend jaar. Wat ik vanuit de
rol van Emancipatie doe: bij de groepen waarvan we weten dat de
acceptatie er minder is, ondersteunen we het gesprek van binnenuit. Dat
is zowel binnen de orthodox-christelijke kring als bij de islamitische
gemeenschappen, bijvoorbeeld met de alliantie Verandering van binnenuit.
Dus: én onderzoek én gesprek.
De heer Beertema (PVV):
Ik vind dat toch weer een klein beetje versluierend. In Amsterdam wisten
ze het wel degelijk. Daar is een rapport uitgekomen waaruit bleek dat
islamitische jongeren ver in de oververtegenwoordiging zaten als het
ging over dit geweld. Ik vind het dus een beetje flauw van de minister
om nu te zeggen dat er een probleem is in orthodox-religieuze kringen.
Dat wil ik hier stellen. Dat zijn niet de kringen van
orthodox-gereformeerde jongeren. Dan hebben we het gewoon — dat moet de
minister ook eens ruiterlijk toegeven — voor het overgrote deel over
islamitische jongeren. Wees een vent, wou ik zeggen, maar dat kan
natuurlijk niet. Wees een mens en geef dat gewoon toe. Niet zo veel
omhaal van woorden; die zaken zijn allang duidelijk. In Amsterdam hebben
ze dat rapport maandenlang in de bureaula laten liggen omdat ze dachten
dat de uitkomsten te explosief waren. Nou, dat zijn ze niet. We weten
het eigenlijk met z'n allen, maar we benoemen het niet. Het is dus de
hoogste tijd dat de minister dat ook even benoemt.
De voorzitter:
De reactie van de minister.
Minister Van Engelshoven:
Ik heb erover gezegd wat ik u gezegd heb. Als we vragen naar een
totaalbeeld van de daderprofielen en daar met Jen V naar kijken, zeggen
we: we hebben daar geen goed beeld van. We gaan dat voor heel Nederland
gewoon beter in kaart brengen.
De voorzitter:
De minister vervolgt de beantwoording.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Mevrouw Werner had een vraag over gemeentelijke
anti-discriminatievoorzieningen. U vroeg eigenlijk of die een bredere
taakopvatting kunnen krijgen, dus niet alleen melden maar bijvoorbeeld
ook preventie. Natuurlijk zijn er veel organisaties die zich samen met
de politie inspannen om discriminatie in den brede tegen te gaan. Dat
vraagt om inspanning op veel terreinen. BZK is op dit moment met de VNG
en de anti-discriminatievoorzieningen in gesprek over hoe we samen tot
een beter landelijk dekkend stelsel van ADV's kunnen komen die ook beter
georganiseerd zijn en ook beter aansluiting vinden bij het gemeentelijk
antidiscriminatiebeleid. We gaan ook bekijken wie daarbij welke taak
moet hebben. Waar ligt er een taak als het gaat om het melden? Waar ligt
er een taak als het gaat om preventie? We zien hier eigenlijk een heel
divers beeld. In de verschillende gemeenten hebben de
anti-discriminatievoorzieningen ook hele verschillende taken. We zijn op
dit moment aan het kijken hoe het overal georganiseerd is en hoe dat
beter kan. De minister van BZK heeft de coördinerende taak als het gaat
om het beleid van de gemeenten en als het gaat om discriminatie. Vanwege
de rol die die voorzieningen ook hebben op het gebied van discriminatie
tegen lhbti-personen zullen wij onze rol daarin ook oppakken.
Voorzitter. Dan een aantal vragen over trans- en interseksepersonen.
Mevrouw Simons is er nu niet, maar ik ga wel haar vraag beantwoorden.
Zij vroeg hoe het staat met de x. Volgens mij heb ik u schriftelijk al
laten weten dat het beleid er enerzijds op gericht is om zo veel
mogelijk onnodige sekseregistratie in documenten te laten vervallen.
Waar we aanvankelijk vooral tegen aanliepen, is: we vragen heel vaak
naar sekse terwijl het niet relevant is. Op andere punten is
genderspecifiek beleid weer heel belangrijk. Daar vroeg een aantal van u
natuurlijk ook aandacht voor. Ik noem geweld achter de voordeur, maar
bijvoorbeeld ook de zorg. We hebben te vaak gezien dat vrouwen onnodig
het slachtoffer zijn geworden van zorg die niet genderspecifiek genoeg
was. Je moet er op de goede plekken naar vragen, maar vooral niet
onnodig.
Wat betreft de x in officiële documenten wordt op dit moment in kaart
gebracht wat de gevolgen zijn van het laten vervallen van de
man/vrouwregistratie of het toevoegen van de x in officiële documenten,
zoals het paspoort. Dat weet u, want dat heb ik u eerder laten weten.
Recent is daar door mevrouw Van Ginneken een amendement over ingediend
op het wetsvoorstel voor non-binaire geslachtsregistratie. Ik begrijp
heel goed de druk vanuit de Kamer, die zegt: kom nou zo snel mogelijk
tot de mogelijkheid, die de rechter ook op een gegeven moment heeft
toegekend, om een x in je paspoort te hebben. Aan de andere kant willen
we ook heel goed weten waar iemand dan mogelijk tegen aanloopt. Dat is
de zorgvuldigheid die wij als overheid in acht nemen. Kan betrokkene
daar overal mee uit de voeten? Ik ben met een aantal leden hier van
mening dat het goed is als dat zo snel mogelijk geregeld wordt.
Mevrouw Simons had ook een vraag over de transgenderzorg: kan de
verplichte psychologische diagnostiek in de transgenderzorg worden
afgeschaft? Net zoals de overheid terughoudendheid betracht als het gaat
om de inhoud van schoolboeken, heeft de overheid ook terughoudendheid te
betrachten als het gaat over de manier waarop zorgverleners zorg
verlenen. Dat moet vooral hun professionele deskundigheid zijn, voor
zover het gaat om de medisch-inhoudelijke overwegingen. We laten het
meestal aan veldpartijen om daar professionele standaarden en
richtlijnen voor te ontwikkelen en daar invulling aan te geven. Er zijn
door de Kamer meer vragen gesteld over de kwaliteit van de
transgenderzorg. Daarom heeft de minister van VWS ZonMw de opdracht
gegeven om samen met veldpartijen de kwaliteitsstandaard van genderzorg
somatisch te evalueren en daarbij onder meer aandacht te besteden aan de
rol van de psycholoog bij de indicatiestelling voor de somatische zorg.
Dat traject zal in 2023 worden afgerond.
Mevrouw Van der Woude vroeg naar de regelgeving tegen de homoconversie.
Ik heb begrepen dat er een initiatief van de Kamer in de maak is. Ik ben
met u van mening dat homoconversie, of zoals we het ook wel noemen
homogenezingstherapie, uit den boze is. Het kabinet heeft u daarover ook
een brief gestuurd. Wij kijken op dit moment op welke manier dat verbod
vorm kan krijgen. In het eerste kwartaal van 2022 zal daarover aan u
gerapporteerd worden.
Mevrouw Van der Laan en mevrouw Gündoğan vroegen nog naar best practices
in Europa. Ik zei al eerder in antwoord op een andere vraag van mevrouw
Van der Laan over arbeid en zorg dat wij natuurlijk ook kijken naar wat
er in andere Europese landen gebeurt en of we daarvan kunnen leren. De
tijd dat Nederland op het gebied van emancipatie op alle terreinen
vooropliep, hebben we helaas achter ons gelaten. Heel wat landen hebben
ons ingehaald. Dat betekent ook dat we van de ons omringende landen
kunnen leren.
Als het gaat om lhbti-rechten publiceert ILGA Europe, mede met
ondersteuning door mijn ministerie, jaarlijks de ILGA Rainbowindex. Dat
is de ranglijst van 49 Europese landen. Ze kijken hoe het daar staat met
de rechten van lhbti-personen. Nederland staat daarin op de twaalfde
plaats. Ik zou heel eufemistisch kunnen zeggen dat er zeker nog ruimte
is voor verbetering. Nederland kan bijvoorbeeld stappen zetten op het
gebied van de wettelijke gendererkenning op basis van zelfbeschikking en
zonder vereisten zoals een genderidentiteitsstoornisdiagnose of een
leeftijdgrens, inclusief een non-binaire of derde genderoptie. Daar
kunnen we een belangrijke stap zetten.
De transgenderwet is een belangrijk gebied waarop we stappen kunnen
zetten. Als het amendement van het lid Van Ginneken wordt aangenomen,
zetten we volgens mij ook een belangrijke stap op die index. Een heel
belangrijk gebied — en daar wordt op dit moment ook door het kabinet
naar gekeken — zijn medische interventies bij interseksejongeren. Dan
gaat het met name om het verbieden van interventies die geen medische
noodzaak hebben en die kunnen worden uitgesteld tot de persoon zelf
toestemming geeft. Dat is een element dat ook wordt genoemd in het
regenboogstembusakkoord, dat inmiddels door tien partijen ondertekend
is. Ik zou dus zeggen: dat moet goed komen. Als je kijkt naar die index
zijn er belangrijke stappen die we kunnen zetten. Ik denk dat ieder
kabinet er goed aan doet om dat te bekijken. Niet ieder land kan op één
staan, maar van alle landen die boven je staan in die index kun je wel
leren wat je beter kunt doen. Moeten we dat niet ook gaan doen? Dit zijn
een aantal heel concrete stappen waar we ook aan werken.
Er waren nog een aantal vragen over het WK voetbal in Qatar. Ik deel de
zorgen die volgens mij de heer De Hoop uitsprak over hoe het daar gaat
met het waarborgen van de rechten van onze sporters. Ik ga de zorg die
hier wordt uitgesproken ook delen met mijn collega's van VWS en
Buitenlandse Zaken, die er leidend in zijn om te kijken hoe we ervoor
kunnen zorgen dat de rechten van onze spelers daar gewaarborgd worden.
Volgens mij is daar ook in eerdere debatten met de minister van
Buitenlandse Zaken het nodige over gewisseld. Ik snap dat u daar vast
allerlei verdergaande uitspraken over zou willen, maar ik ben er
enigszins terughoudend in om er uitspraken over te doen, want het
betreft én buitenlandbeleid én sport, allebei niet mijn terrein. Maar ik
zal uw zorgen delen met de beide collega's.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik zou eigenlijk nog een verder verzoek willen doen op dit punt. We gaan
naar dat toernooi toe. Ik weet niet eens of we dat überhaupt wel zouden
moeten doen, maar vanwege het feit dat er zulke uitspraken worden gedaan
over lhbti's en vanwege de pijn die daar bij die voetbalsupporters en
voetballers zit, vraagt het volgens mij om een statement. Mijn verzoek
zou zijn: zou de minister van Emancipatie met de minister van VWS en met
de minister van Buitenlandse Zaken in gesprek willen met de KNVB om na
te denken over hoe wij als Nederland met een statement kunnen komen, ook
omdat het gaat over de normen en waarden die wij van belang achten in
onze maatschappij en het een groot, internationaal bekeken toernooi is?
Ik zou het dus heel mooi vinden als de minister die toezegging zou
willen doen.
De voorzitter:
De minister mag de microfoon weer aanzetten.
Minister Van Engelshoven:
Even voor de goede orde: ik deel de zorgen die daar zijn zeker. Maar u
begrijpt ook dat ik hier nu geen toezegging kan doen over een statement.
En ja, ik zal dit met de collega's van VWS en BZ bespreken.
De voorzitter:
Helder. Dan is er nog een vervolgvraag.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik snap dat u die toezegging op dit moment misschien niet kunt doen,
maar kunt u dan wel voldoen aan mijn verzoek om samen met de twee andere
ministers met de KNVB in gesprek te gaan om na te denken over een
statement? Ik weet dat u die toezegging niet kunt doen, maar wilt u dan
alstublieft wel dat gesprek voeren? Want heel veel mensen kijken
hiernaar en denken: wat gebeurt er in godsnaam?
De voorzitter:
In vredesnaam.
De heer De Hoop (PvdA):
Het zou toch mooi zijn als wij daar iets aan kunnen doen en als u
daarover dat gesprek met de KNVB en die verschillende ministers kan
houden.
De voorzitter:
De vraag is duidelijk. De minister.
Minister Van Engelshoven:
Ik heb gezegd wat ik gezegd heb. Ik ga dit met de collega's van VWS en
BZ bespreken. Wat de uitkomst is van dat gesprek, hoort u nog van mij.
Ik ga nu niks zeggen over waar zo'n gesprek toe zou moeten leiden, want
dat wil ik echt eerst goed met de collega's bespreken.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
In aanvulling op de heel terechte vragen van de heer De Hoop heb ik
misschien een toelichting. De vragen zijn ook vorige week in het debat
over sport gesteld aan de collega van deze minister, staatssecretaris
Blokhuis. We hebben in dat debat afgesproken dat we op korte termijn een
brief, een reactie van het kabinet, krijgen over de uitspraken die
recent zijn gedaan. We hebben in dat debat met dezelfde vraag als de
heer De Hoop heeft ook gezegd dat we willen dat, nu Nederland
gekwalificeerd is, het kabinet zich daartoe verhoudt. Daar krijgen we
een update over. Het lijkt me heel goed dat ook deze minister vanuit
haar verantwoordelijkheid daarbij aansluit, want dit vraagstuk omvat
natuurlijk meerdere ministeries.
De voorzitter:
Dat is niet zozeer een vraag, maar meer een toelichting.
Minister Van Engelshoven:
Dank voor deze aanvulling. Het is heel goed dat er al een brief is
toegezegd, maar ik zal zeker met de collega's opnemen dat die zorgen ook
in dit debat zijn geuit.
De voorzitter:
En de minister vervolgt de beantwoording.
Minister Van Engelshoven:
En BZ heeft ook gezegd wat het gaat doen met de eerder aangenomen
Kamermoties op dit punt.
Mevrouw Gündoğan vroeg naar het regenboogstembusakkoord, dat door tien
partijen is ondertekend, en zei: dat moet goed komen in de volgende
periode — ik denk het ook — ga maar vast voorbereiden. Ik vermoed zomaar
dat dat akkoord ook op de formatietafel ligt, maar een aantal dingen die
daarin staan, zijn inderdaad al in voorbereiding. Wij zitten zeker niet
op onze handen en proberen al zo veel mogelijk stappen te zetten. Er
wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het meeroudergezag, de veiligheid, de
genezingstherapieën en de sociale veiligheid in het onderwijs. Ook op
internationaal vlak zetten wij de nodige stappen. Daar heeft u afgelopen
vrijdag nog een brief van ons over gehad.
Voorzitter. Ik heb al het nodige gezegd over de veilige steden en de
regenboogsteden. Ik begrijp de vraag van mevrouw Van der Woude heel goed
dat het van belang is om te kijken wat je hier concreet mee bereikt waar
echte mensen ook echt iets aan hebben, om het maar even huiselijk te
zeggen. Dat is precies wat we in de evaluatie gaan doen. Uiteindelijk
gaat het, als je het hebt over regenboogsteden en veilige steden, wel
heel vaak over maatregelen die de gemeenten moeten nemen. Wij kunnen
natuurlijk nooit op de stoel van gemeenten gaan zitten, maar het is wel
goed om te kijken wat waar het best heeft gewerkt en om dat uit te
wisselen tussen de verschillende steden.
Dan waren er nog verscheidene vragen van onder anderen mevrouw
Westerveld maar ook van mevrouw Van der Laan over de monitor. Het
Sociaal en Cultureel Planbureau heeft inderdaad aangekondigd te gaan
stoppen met de monitor, maar er zijn wel afspraken gemaakt over een
zorgvuldige overdracht. Ik ben het namelijk met u eens dat monitoring
heel belangrijk is. Pas als we weten hoe het zit, kunnen we goed beleid
voeren. We zijn nog in gesprek met het Sociaal en Cultureel Planbureau
over de overdracht.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau is er nog niet mee gestopt. Het zou
de monitor nog uitvoeren in 2021, maar dat heeft vertraging opgelopen.
De monitor komt nu in 2022 in twee delen uit. Het eerste deel gaat over
de houding ten opzichte van lhbti-personen en komt in het voorjaar. Het
tweede deel gaat over de leefsituatie van lhbt-personen — ik moet hier
"lhbt-personen" zeggen, want intersekse personen zitten niet in de
monitor — en komt in de zomer van 2022. Transgender personen worden wel
meegenomen in de monitor. Of non-binaire personen meegenomen kunnen
worden, moeten we voor gaan leggen aan de onderzoekers van de nieuwe
monitor. We hebben u eerder aangegeven dat dat nog een vraagstuk was
vanwege de omvang van de groep, maar daar kijken we naar.
Voorzitter. Dan kom ik op het onderwerp onderwijs.
De voorzitter:
Onderwijs. Ik had ook "veilige steden" nog staan als kopje. Dat komt dan
daarna?
Minister Van Engelshoven:
Dat heb ik net gehad.
De voorzitter:
Dat heeft u net gehad. Oké.
Minister Van Engelshoven:
Veilige steden heb ik net gehad.
De voorzitter:
Prima. Dan schieten we lekker op. Mevrouw Van der Laan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb een vraag over het laatste onderdeel, de monitor van emancipatie
van de lhbti-gemeenschap. Begrijp ik nu goed dat het Sociaal en
Cultureel Planbureau de vrouwenemancipatie monitorde en dat dat mogelijk
ook wordt overgedragen of afgestoten?
Minister Van Engelshoven:
Dat klopt. Dat wordt overgedragen aan het CBS. We blijven wel monitoren.
Ik denk dat dat het belangrijkst is. Net als u wil ik de cijfers en de
feiten blijven kennen.
Voorzitter. Dan kom ik op ...
De voorzitter:
Onderwijs.
Minister Van Engelshoven:
Onderwijs en het veilig schoolklimaat. Volgens mij zijn daar het
afgelopen jaar de nodige debatten over gevoerd met mijn collega Slob. De
heer De Hoop vroeg naar het veilig schoolklimaat. Hij vroeg met name
naar het feit dat lhbti-leerlingen aangeven vaker door hun eigen
docenten gepest te worden. Net als u ben ik zeer geschrokken van dat
bericht. U maakte terecht de nuancering dat we niet in alle gevallen
weten of het nou onhandigheid of opzet is. Maar het is ernstig dat een
groep leerlingen die het vaak toch al moeilijk heeft op school en
waarvoor sociale veiligheid op school niet altijd een gegeven is, ook
nog last heeft van pestgedrag door de eigen docenten. Daarom heb ik met
collega Slob besloten om op dit punt een verdiepend onderzoek te doen.
We willen precies weten wat hier aan de hand is, zodat we het
onderscheid kunnen maken tussen waar sprake is van opzet en waar sprake
is van handelingsverlegenheid of onhandigheid. Dat onderzoek zullen we
in 2022 opleveren. Op basis daarvan moeten we kijken wat de
vervolgstappen zijn die hier gezet kunnen worden.
Mevrouw Van der Woude maakte een opmerking over de positie van docenten,
met name in het mbo, als het gaat over gender- en lhbti-gelijkheid. Als
ik uw vraag mag interpreteren, dan vroeg u eigenlijk of we er niet voor
moeten zorgen dat de docenten goed geëquipeerd worden voor het voeren
van het gesprek daarover in de klas en over hun eigen positie. We vragen
op dit punt heel veel van het onderwijs. Heel veel maatschappelijke
discussies die we hier bespreken, komen ook de klas in. We moeten heel
goed kijken of we docenten voldoende ondersteunen bij hun taak om dat
gesprek te voeren in de klas, maar ook als het hun eigen identiteit
raakt, bijvoorbeeld vanwege hun seksuele geaardheid of omdat ze vrouw
zijn, en ze in een ingewikkelde discussie terechtkomen. Ja, dat ben ik
dus zeer met u eens: het zou goed zijn als we docenten daarbij goed
ondersteunen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Van der Woude. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Even over het protocol. Ik heb er ook een amendement over
ingediend.
Minister Van Engelshoven:
Sorry, dat amendement van u geef ik graag oordeel Kamer. Over
amendementen geven we een oordeel in de eerste termijn. Daar heeft u
gelijk in. Ik ben met u van mening dat we hier meer kunnen doen.
Mevrouw Westerveld had een vraag over de Alliantie Divers voor de Klas.
Slagen we er voldoende in om het vak van leraar aantrekkelijk te maken
voor mannen en ook te zorgen dat als zij instromen in het onderwijs, er
ook blijven? In mei van dit jaar heeft die Alliantie Divers voor de Klas
het conceptresultaat van het onderzoek naar brede diversiteit in het
basisonderwijs en de diversiteitsscan gepresenteerd aan het LOBO. Een
aantal pabo's gaat nu verder aan de slag met het implementeren daarvan,
zodat ook bij de pabo's beter gekeken kan worden hoe zij kunnen
meewerken aan meer diversiteit voor de klas.
De heer Bisschop had nog een vraag over de academische vrijheid.
De voorzitter:
Maar eerst nog een vraag van mevrouw Westerveld. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Op dit punt. Ik heb het onderzoek ook gezien. Er staan een heel aantal
aanbevelingen in. Die gaan van "zorg ervoor dat je actiever communiceert
over de inhoud van het curriculum" en "zorg ervoor dat je actiever
mensen met diverse achtergronden werft" tot "zorg ervoor dat er meer
fulltimebanen in het onderwijs worden aangeboden". Maar mijn punt is:
het is een onderwerp waar we het al heel lang met elkaar over hebben.
Ook voordat ik in de Kamer zat, waren er best al veel initiatieven voor,
omdat iedereen wel zag dat in het basisonderwijs steeds meer vrouwen
gingen werken en minder mannen. Ik zou de minister willen vragen of hier
nou ook concrete doelstellingen aan worden gehangen of zo. Het is goed
om daar voortdurend met elkaar over te praten en met z'n allen te
erkennen dat het niet goed gaat, maar laten we nou eens heel concrete
stappen zetten. Dat zou ik haar willen meegeven. Ziet ze daar
mogelijkheden toe?
Minister Van Engelshoven:
Dat is een interessante vraag. Wat u eigenlijk vraagt, is of we hier ook
niet streefcijfers moeten bepalen. Op de pabo's kunnen we sowieso meer
instroom gebruiken. We zien gelukkig bij de zijinstromers wel meer
diversiteit terug. Maar ik vind het een interessante gedachte die ik
even mee terugneem. We gaan even kijken of dat kan. Ik stel voor dat we
daar even per brief nader op reageren, want ik kan dat ook niet in
tweede termijn. Dit is typisch ook zo'n punt waar we al heel lang met
elkaar naar kijken, en waarover we het ook met elkaar allemaal eens zijn
dat het heel erg nodig is, en toch onvoldoende slaagt. Misschien wil het
hier ook nog weleens helpen om er hele concrete doelen aan te hangen. Ik
vind het een goede suggestie. Ik neem die graag mee. We komen per brief
bij u op terug.
De voorzitter:
De minister vervolgt de beantwoording. Gaat uw gang.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Dan uw eigen punt over de academische vrijheid. Ik zeg hier
niet voor het eerst dat ik die academische vrijheid een groot goed vind.
Ik heb ook bij diverse gelegenheden gezegd dat ik het ongelofelijk
belangrijk vind dat wetenschappers in vrijheid hun onderzoek kunnen
doen, daarover moeten kunnen publiceren en daarover moeten kunnen
spreken in de media. Ja, helaas is het op dit moment zo dat veel
wetenschappers zich daarbij onder druk gezet voelen. We kennen allemaal
de voorbeelden van bijvoorbeeld virologen die naar aanleiding van hun
optreden in hun televisieprogramma of gewoon vanwege het werk dat zij
doen, heftige bedreigingen meemaken. We kennen wetenschappers die, als
zij op zaterdag hun voordeur opentrekken, daar een sticker aantreffen
die hen meldt dat zij in de gaten worden gehouden. Dus op vele fronten
zien we dat wetenschappers onder druk staan. Ik vind dat we er met z'n
allen pal voor moeten staan dat wetenschappers vrij kunnen zijn in het
onderzoek dat ze doen en daar vrij over moeten kunnen praten en
publiceren. Dat is volgens mij een hele belangrijke waarde waar we in
deze samenleving voor moeten staan. Ik heb er overigens wel vertrouwen
in, ook als ik bijvoorbeeld rectoren van verschillende universiteiten
spreek, dat ze met z'n allen heel alert zijn op de veiligheid van hun
eigen wetenschappers.
De voorzitter:
Dat nodigt uit tot interrupties, ook bij mij, maar ik zal mij aan mijn
voorzittersrol houden. De heer Beertema als eerste.
De heer Beertema (PVV):
Ik heb een hele kleine aanmerking. De minister doet het vaker. Als zij
voorbeelden gaat gebruiken van wetenschappers die zich onder druk gezet
voelen, komt zij uitsluitend met deze voorbeelden. Die gaan over
virologie en over stickers van actiegroep Vizier op Links. Maar er zijn
natuurlijk veel meer voorbeelden. Dat blijkt ook uit het
universiteitsblad Mare, dat een onderzoek gedaan heeft. Daarin zeggen
hoogleraren en docenten gewoon "nee, ik wil niet aan dit onderzoek
meewerken, want ik heb een hypotheek te betalen" en "ik voel mij onder
druk gezet door die hele woke-ideologie met die hele semantiek die erbij
hoort, want ik ben bang om gecanceld te worden". Dat zijn veel meer
voorbeelden. Ik zou het sportief vinden als de minister dat ook zou
onderkennen en niet alleen maar over dat stickertje van Vizier op Links
zou praten.
Minister Van Engelshoven:
Ik kan de heer Beertema geruststellen. Toen ik de handreiking van de
VSNU, de Vereniging van Universiteiten, die overigens inmiddels een
nieuwe naam heeft, ontving, heb ik met wetenschappers over de hele
breedte gesproken. Ik denk dat het u zal geruststellen dat ook de heer
Ellian daarbij aanwezig was. Ik vind dat het ook mijn taak is om op te
komen voor de veiligheid van alle wetenschappers en de vrijheid om hun
onderzoek te doen. Het gaat mij over de hele breedte aan het hart, maar
ik geloof wel dat ik mijn eigen voorbeelden mag kiezen.
De voorzitter:
Voldoende voor dit moment?
De heer Beertema (PVV):
Ja. Ik waak dan even over de diversiteit van de voorbeelden.
Minister Van Engelshoven:
Heel goed. Dan hebben we allemaal onze taak.
De voorzitter:
Dan is er een vraag van mevrouw Van der Woude.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Voor de volledigheid wil ik nog even aanvullen dat wij de breedte van de
diversiteit moeten bewaken en onderzoeken, nadat we dat gezamenlijk
allemaal hebben vastgelegd bij de begrotingsbehandeling over hoger
onderwijs en in de motie, die u ook gesteund heeft.
De voorzitter:
Dat vraagt geen nadere reactie meer. De minister vervolgt de
beantwoording.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. U had als woordvoerder nog een vraag over de handleidingen
voor correcte gendertaal. U zei dat er recent weer een voorbeeld was van
de Europese Commissie en vroeg of dat helpt. Ja, zou ik zeggen. Taal
doet er altijd toe. Inclusief taalgebruik helpt als we een inclusieve
samenleving willen zijn. Als we in onze taal ook meer respect hebben
voor diversiteit in de samenleving en voor de gelijkwaardigheid van
eenieder, dan doet taal ertoe. Taal doet er altijd toe, dus ook in deze
discussie.
Ik geloof dat het ook de heer Bisschop was die zei: moet dat nou, al die
diversiteitsmedewerkers en -officieren in de verschillende
universiteiten? Laat ik daar nog dit over zeggen, want ik heb daar
eerder met uw Kamer een debat over gevoerd. Dat was beleid dat niet door
de minister werd opgelegd aan instellingen. Het was beleid dat door de
instellingen en de medewerkers zelf is geformuleerd, waar ik mijn
ondersteuning aan heb gegeven. Ik moet zeggen dat de instellingen en de
wetenschappers vrij teleurgesteld waren over het debat hier in de Kamer.
Dat hebben zij ook aangegeven. Het staat hun natuurlijk vrij om te
blijven werken aan de diversiteit op de universiteiten, die zij ook in
het kader van academische vrijheid zo ongelofelijk van belang vinden.
Dat doen zij vervolgens ook. Dat wilde ik daar nog over kwijt. Overigens
bleek uit een gesprek met de Europees Commissaris die in Nederland op
werkbezoek was dat zij zich nogal verbaasde over de heftigheid die dat
debat in Nederland krijgt. Ze zei: in heel vele andere Europese landen
is het volstrekt normaal en roept het niet zo'n discussie op dat er
binnen de universiteiten gestreefd wordt naar diversiteit en inclusie.
Laat ik zeggen dat wij hier met het feit dat dit beleid kennelijk zulke
heftige reacties oproept eerder een buitenbeentje zijn in Europa dan dat
we daar mainstream in zijn. De Eurocommissaris komt zelf uit Bulgarije.
In haar land is dat volstrekt normaal, maar ook in de meeste andere
Europese landen is het volstrekt normaal dat universiteiten streven naar
diversiteit en inclusie. Niet voor niks is dat ook een van de
uitgangspunten van Horizon Europe.
Voorzitter. Mevrouw Westerveld had nog een vraag over de
eerstegraadslerarenopleidingen en academische lerarenopleidingen en de
lhbti-acceptatie daar in die docentenopleidingen. Anders dan bij de
andere opleidingen bestaat daar geen verplichting. Ik weet dat de Kamer
er ook herhaaldelijk op aangedrongen heeft om dat wel te doen. Ik heb u
ook herhaaldelijk uitgelegd dat de curricula in het academisch onderwijs
niet des ministers zijn, maar we zijn hierover wel in gesprek met deze
lerarenopleidingen. Zij zien natuurlijk ook wel wat de wetgeving op het
gebied van burgerschap vraagt van de docenten die zij opleiden. Daar
gaan zij ook rekening mee houden en zij gaan kijken wat dat nou betekent
voor hun programma's. Zij hebben zeker de bereidheid om daar rekening
mee te houden.
Voorzitter. Dan heb ik nog het laatste blokje: overig. Mevrouw
Westerveld vroeg mij hoe ik aankijk tegen een nationaal coördinator met
betrekking tot geweld tegen vrouwen. Volgens mij is deze vraag ook
eerder aan de collega's gesteld in een ander debat. Laat ik
vooropstellen dat de aanpak van geweld tegen vrouwen ongelofelijk
belangrijk is. Een aantal van u sprak er ook al over dat er iedere acht
dagen een vrouw omkomt en dat er femicide plaatsvindt. Ik ben het met u
eens. We hebben op dit moment ook een goed gecoördineerd programma met
de verschillende ministeries, maar ook daar kan dat wel beter en
krachtiger. Of dat moet leiden tot een nationaal coördinator, zou ik in
deze staat van mijn ministerschap niet meer willen beslissen. Dat is
echt aan een volgend kabinet. Maar dat samenwerking tussen de
departementen, samenwerking tussen het Rijk en gemeenten en samenwerking
met de politie hier ongelofelijk van belang zijn, onderschrijf ik. Daar
moet een goede vorm voor gevonden worden.
Mevrouw Gündoğan vroeg naar de GREVIO-aanbevelingen. De rode draad in
die aanbevelingen is eigenlijk dat de aanpak van geweld tegen vrouwen en
huiselijk geweld of geweld achter de voordeur — ik vind "huiselijk
geweld" eigenlijk een te huiselijke term hiervoor — onvoldoende
gendersensitief is. Dat moeten we inderdaad oppakken. We hebben
Regioplan gevraagd om die aanbeveling te concretiseren: wat betekent dat
nou precies en wat moeten we dan doen? Met de collega's van VWS, Sociale
Zaken en JenV ben ik ook van mening dat we dit beter moeten doen. We
moeten kijken hoe we gender nou voldoende verankeren in dit beleid. Om
die reden hebben we gezamenlijk een aantal richtlijnen en acties
geformuleerd waar we ons voor gaan inzetten. De manier waarop die worden
opgepakt is echt aan een nieuw kabinet, maar we willen dus wel degelijk
met deze aanbeveling van GREVIO aan de slag, want dit was gewoon
terechte kritiek op het Nederlandse beleid. De heer Bisschop had
overigens dezelfde vraag.
Mevrouw Van der Laan had nog een vraag over het online geweld. Zij vroeg
hoe we het Verdrag van Istanbul daarmee kunnen uitbreiden. Het Duitse
regeerakkoord doet dat ook. Het is een terechte constatering dat geweld
tegen vrouwen steeds meer online plaatsvindt. Ik hoef u op dat punt niks
te vertellen. We zien hoe een aantal vrouwelijke politici hier online
worden bejegend. Dat is echt een zeer urgent vraagstuk. Helaas moeten we
ook vaststellen dat dat steeds dieper ingrijpt in het dagelijks leven
van vrouwen. Het kabinet heeft nu 27,5 miljoen uitgetrokken om offline
en online gepleegde seksuele delicten tegen te gaan. Dat geld gebruiken
we onder andere voor het uitvoeren van het wetsvoorstel Seksuele
misdrijven en het subsidiëren van organisaties als EOKM en Helpwanted.
Er is ook nog eens 4 miljoen vrijgemaakt voor extra investeringen in de
politie. Uw Kamer is over de besteding van deze middelen geïnformeerd
door de collega's van JenV in de brief van 13 oktober. Het is aan een
volgend kabinet om hier verdere stappen in te zetten. Het is volgens mij
een heel urgent vraagstuk dat veel politieke aandacht vraagt.
Mevrouw Van der Woude vroeg ook nog naar terughoudend zijn met
genderneutraal taalgebruik. Ik zou daar het volgende over willen zeggen.
Op een aantal terreinen moeten we meer genderspecifiek zijn,
bijvoorbeeld als het gaat om de zorg of huiselijk geweld. Op andere
terreinen moeten we meer genderneutraal zijn. Hierbij moeten we echt
bekijken: wat is nou op welk terrein nodig?
Mevrouw Van der Woude had ook nog een vraag over het beleid ten aanzien
van onvrije vrouwen. Het is heel lastig die vraag in heel algemene zin
te beantwoorden, want ook hier is er niet één knop waaraan we kunnen
draaien, maar zijn het er vele. Ik trek hierin ook samen op met de
minister van SZW. We werken samen in een aantal projecten, bijvoorbeeld
met Femmes for Freedom. We financieren projecten die gericht zijn op de
zelfbeschikking van vrouwen. Hoe zorgen we er nou voor dat we deze
vrouwen op een goede manier ondersteunen? Hoe zorgen we ervoor dat zij
een sociaal netwerk krijgen? U bent wethouder geweest en ik ben ook
wethouder geweest. Wat ik zelf in dit kader altijd een heel effectieve
aanpak vond, is de volgende. Vaak zie je dat deze vrouwen kinderen
hebben die op school komen. Stel dat je ze op school naar binnen kunt
halen en ervoor zorgt dat ze daar taalles krijgen en stappen op weg
kunnen zetten naar meer zelfstandigheid. Dit vraagt om een brede aanpak
op vele terreinen.
De voorzitter:
Hoeveel tijd denkt u nog nodig te hebben voor de beantwoording?
Minister Van Engelshoven:
Ik ben met de laatste drie blaadjes bezig. Mevrouw Gündoğan vroeg naar
gendergelijkheid in het Herstelfonds. Daarover is eerder een motie van u
aangenomen. Er is nu bij Financiën een projectdirectie bezig om onze
aanvraag voor dat RRF rond te krijgen. Daar moet inderdaad die
gendertoets plaatsvinden. Daarmee moet uw motie worden uitgevoerd.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Zou ik dan aan de minister mogen vragen om een toezegging of een brief
over hoe die gendertoets eruit gaat zien bij andere departementen, in
dit geval Financiën en Sociale Zaken? Is dat mogelijk?
Minister Van Engelshoven:
Ja, volgens mij wordt daar nu aan gewerkt. Dit valt onder de directe
verantwoordelijkheid van Financiën, maar ik zal aan hen vragen de Kamer
een brief te sturen om te rapporteren over hoe die toets eruitziet.
Volgens mij is het netjes dat we, als er een motie is, u per brief laten
weten hoe die wordt uitgevoerd.
Voorzitter, tot slot. U had zelf nog een vraag over artikel 83 van het
Verdrag betreffende de werking van de EU. Het concrete voorstel op dat
punt wordt op 8 december verwacht. Als we zo'n voorstel hebben, gaat dat
hier concreet de procedure in. Dan krijgt u daarover een BNC-fiche en
kunnen we het daarover hebben.
Tot slot kom ik op de vraag van mevrouw Simons of de campagne, die
volgens mij "goede start" heet, niet rolbevestigend is. Ik heb even
gekeken naar de posters die bij die campagne horen. Ik moet zeggen dat
ik het wel een beetje eens ben met de indruk van mevrouw Simons. Ik zal
collega Blokhuis vragen of hij nog eens heel goed naar die uitingen wil
kijken. Het zijn inderdaad wel posters waarop de moeder de zorgtaak
heeft en papa een keer mag komen knuffelen en één hapje eten mag geven,
maar dat is het dan ook wel. Ik zal het onder de aandacht brengen.
Voorzitter, ik heb de meeste vragen gehad.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik moet u eerlijk zeggen: ik vind het echt onbegrijpelijk. Ik heb hier
een betoog gehouden voor mensen met een handicap, voor 2,5 miljoen
mensen in dit land die niet kunnen emanciperen omdat hun zoveel de
toegang wordt ontzegd op allerlei gebieden in de samenleving. En dan
zegt de minister: ik ben klaar met mijn hele verhaal. Dit kan niet waar
zijn!
De voorzitter:
Er komt nog een beantwoording op dit punt, en anders komt ze er
misschien in de tweede termijn op terug.
Mevrouw Werner (CDA):
Nee, niet in de tweede termijn. Dit verdient gewoon echt een hele
belangrijke plek in dit land. Hier worden mensen met een handicap gewoon
weer "huppakee!" aan de kant geschoven en vergeten.
De voorzitter:
Ik denk dat er een misverstand in het spel is.
Minister Van Engelshoven:
Excuus. Ik voel ook enige haast in dit debat, maar mevrouw Werner heeft
een terecht punt. Het heeft er ook mee te maken — dat zeg ik u eerlijk —
hoe we in het kabinet de verantwoordelijkheden hebben verdeeld. De
emancipatie van mensen met een beperking is dus primair de
verantwoordelijkheid van VWS. Maar u heeft een terecht punt als u zegt
dat het ook thuishoort in het bredere emancipatiebeleid. Hier geldt
zeker ook dat het mensen zijn die af en toe dubbel geraakt worden in de
achterstelling. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een niet-westerse
achtergrond en een handicap. En ja, dat heeft zeker onze aandacht, ook
breed in het kabinet. Natuurlijk hebben mensen met een beperking
dezelfde rechten als ieder ander in de samenleving; dat is de opgave die
we hebben. Op dit moment zien we dat dat zeker nog niet overal het geval
is. We hebben daar nog een lange weg in te gaan, zowel wat betreft de
toegankelijkheid in de samenleving als wat betreft de inclusiviteit. Hoe
kijken we naar mensen met een beperking? In mijn eigen beleid zie ik dat
we vaak te maken hebben met mensen met een dubbele achterstelling. We
hebben op dit punt natuurlijk ook gewoon een VN-verdrag, waar
verantwoordelijkheden voor ons als samenleving uit voortvloeien. Die
verantwoordelijkheden hebben we neergelegd in het programma "Onbeperkt
meedoen!". Ik weet dat mevrouw Werner niet tevreden gaat zijn over de
mate waarin het hier aandacht krijgt, maar we hebben dit allemaal
neergelegd in het programma "Onbeperkt meedoen!". Dat is echt de
verantwoordelijkheid van VWS. U praat daarover ook afzonderlijk met de
bewindslieden van VWS. Natuurlijk raakt het ook af en toe aan mijn
beleid, bijvoorbeeld waar het gaat over de emancipatie specifiek op het
gebied van vrouwen en lhbti-personen, want daar is sprake van
interseksualiteit. Natuurlijk is dat zo, maar ik moet hier ook wel enige
terughoudendheid hebben in de beantwoording, omdat het niet mijn
primaire verantwoordelijkheid is.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Werner. Gaat uw gang.
Mevrouw Werner (CDA):
Ik wil de minister natuurlijk danken voor het antwoord, maar het is toch
wel een beetje magertjes allemaal, moet ik u eerlijk zeggen. Het
programma "Onbeperkt meedoen!" hoort thuis bij íéder ministerie en
vooral ook bij Emancipatie. Het is een kwetsbare groep die überhaupt
moeite heeft zich te emanciperen. Ik hoor u zeggen dat ik dan maar bij
het programma "Onbeperkt meedoen!" moet zijn. Bij alles spreekt de
minister met andere departementen en andere ministeries. Ik hoor haar
onder andere praten over BZK en JenV. En dan moeten mensen met een
handicap zich maar bij VWS gaan melden om dit onderwerp te bespreken?
Dat kan niet waar zijn. Ik denk echt dat het belangrijk is dat, als wij
hier volgend jaar een debat hebben over emancipatie, mensen met een
handicap vanzelfsprekend worden meegenomen.
De voorzitter:
En uw concrete vraag?
Mevrouw Werner (CDA):
Het gaat hier echt om een achterstelling. Ik wil de minister vragen of
zij daarvoor kan zorgen.
Minister Van Engelshoven:
Dat heeft ook te maken met de portefeuilleverdeling en de
verantwoordelijkheidsverdeling waarvoor een volgend kabinet kiest.
Discriminatie is bijvoorbeeld de primaire verantwoordelijkheid van de
minister van BZK. De emancipatie en integratie van mensen met een
niet-westerse achtergrond hebben we belegd bij Sociale Zaken. U ziet ook
dat we daar primair dat debat voeren. In dit kabinet is afgesproken dat
de minister van Emancipatie primair verantwoordelijk is voor de
emancipatie op het gebied van vrouwen en de lhbti-gemeenschap, en dat
mensen met een beperking onder de verantwoordelijkheid van de minister
van VWS vallen. Daar kunt u het mee oneens zijn. Natuurlijk doorsnijdt
het elkaar allemaal en heeft het overal raakvlakken. Ik praat met u in
het Cultuurdebat ook over de toegankelijkheid en de inclusiviteit van
cultuur. Natuurlijk komt dat overal terug. Maar het is hier ook wel
usance dat we bewindslieden aanspreken in het debat wanneer zij primair
verantwoordelijk zijn. U mag mij overal op aanspreken, maar hierbij heb
ik vanuit mijn eigen verantwoordelijkheid niet de primaire leiding.
Zoals ik de Kamer ken, wordt dat debat primair met de bewindslieden van
VWS gevoerd.
De voorzitter:
Ik ben bang dat u het daar een beetje mee moet doen, mevrouw Werner.
Maar u wil nog even reageren? Even kort, graag.
Mevrouw Werner (CDA):
Zeker. Mijn reactie is dat er nog een hele hoop te doen is voor mensen
met een handicap en dat dit best een heel trieste constatering is, maar
dat ik blij ben dat ik hier ben.
De voorzitter:
Helder.
Minister Van Engelshoven:
Overigens ben ik het met u eens dat daarvoor ook nog een hoop werk te
doen is.
Voorzitter. Ik ben mevrouw Van der Laan nog een antwoord schuldig over
hoe regelmatig "regelmatig" is in de rapportage. Ja, wij zijn bereid om
één keer per jaar te rapporteren.
Ik heb voor de heer De Hoop nog het lijstje met hoe het zit met de
positie van vrouwen in de ABD. Dat is een lijstje per departement. Het
lijkt mij, gelet op de tijd, niet heel dienstig dat ik dat voor u ga
oplezen. Ik heb het hier voor u.
De voorzitter:
Dit kan altijd in een schriftelijke notitie even gedeeld worden.
Ik stel voor dat we hiermee de eerste termijn van de zijde van de
minister afsluiten en dat wij overgaan naar de tweede termijn van de
zijde van de Kamer. Laten wij proberen die heel compact te houden. Mag
ik dan als eerste het woord geven aan de heer Beertema? Gaat uw
gang.
De heer Beertema (PVV):
Nou, voorzitter, iets minder compact, want ik had nog wat staan, dacht
ik.
Ik bedank de minister voor haar beantwoording. Ik wil toch het volgende
nog meegeven. Intolerant activisme wordt vaak herkend door de
semantische oorlogvoering, die door de mainstreammedia kritiekloos wordt
overgenomen. Die vindt dan zo zijn weg naar activistische politici en
ministers, en via hen naar ambtenaren en beleidsmakers, die deze
newspeak als vanzelfsprekend implementeren in beleid. Zelfs een
genuanceerde tegenwerping van critici wordt daarmee buiten de orde
geplaatst, zodanig dat de overgrote meerderheid die deze kritiek deelt
vanuit eigenbelang stil blijft.
Kijk bijvoorbeeld naar het woord "fobie". Islamofobie is geen fobie in
de letterlijke betekenis van het woord. Het is geen pathologie. Het is
een kritiek, die heel gezond is, om onze eigen samenleving en onze
vrijheden te beschermen. Hetzelfde zien we bij transfobie. Ook wij
koesteren geen hysterische angst voor transmensen. We gunnen hun alle
goeds en een waardig, zinvol leven, waarin ze kunnen zijn wie ze willen
zijn. Maar er past wel nuance in die verbeten strijd van dat handjevol
fanatici dat met intimidatie, doodsbedreigingen, dreigen met ontslag en
cancelen hun eigen minderheidsstandpunt mainstream laat worden.
Daartegen durft niemand, uit louter eigenbelang voor de carrière en de
hypotheek, zich meer te verzetten.
Jarenlang hebben we taboes opgeruimd. Nu worden er in razend tempo
nieuwe taboes geïntroduceerd: het taboe om de islam te kritiseren en om
nuances aan te dragen in het debat over de transitie bij jonge kinderen
van het ene geslacht naar het andere, een onomkeerbaar proces dat vaak
zeer schadelijke gevolgen heeft voor het welzijn van die kinderen. Ik
denk aan het impliciete verbod op kritiek op het heersende narratief
over het redden van het klimaat en het taboe op rationele kritiek op
massa-immigratie en de ontwrichtende gevolgen daarvan. Dat zijn zomaar
wat voorbeelden van nieuwe taboes. Het debat daarover, de basis van de
open samenleving, wordt daarmee beschadigd. De enige remedie is het
bewaken van de vrijheid van meningsuiting. Naar mijn gevoel verzaakt de
minister daarin.
Ik dien daarom de volgende motie in, die net één stap verder gaat dan de
motie van mevrouw Van der Woude van de VVD, die vroeg om een onderzoek.
Mijn motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de minister om de VSNU te wijzen op de gevaren van het beperken
en zelfs van de breidel van rationele kritiek die wetenschappers ertoe
brengt om, tegen hun eigen inzichten in, te buigen voor het heersende
narratief, en daartoe de universiteitsbestuurders indringend te
verzoeken de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van
wetenschapsbeoefening, veel meer dan nu het geval is, te
waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema.
Zij krijgt nr. 123 (35925-VIII).
De heer Beertema (PVV):
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Die motie wordt overhandigd. Dan is het woord aan mevrouw
Van der Woude. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dank u wel. Eerst nog even een reactie op de heer Beertema. Mijn motie
is een eerste stap van vele en ik ga kijken of uw motie in dat rijtje
past. Ik kon zo snel niet horen wat er precies in staat, maar ik ga de
motie met aandacht bekijken.
De minister zeg ik dank voor haar beantwoording. Ik heb namelijk een
antwoord op al mijn vragen gehoord, dus dat is erg fijn. Daar heb ik dus
geen opmerkingen over. Dank ook voor de reactie op ons amendement en
dank voor alle inzet.
De voorzitter:
En u dank voor de compacte reactie. Dan is het woord aan mevrouw Van der
Laan. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister. Ik heb ook geen
openstaande vragen, maar wel twee moties, die ik graag wil indienen.
Daar begin ik mee.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een derde van de jonge vrouwen te maken krijgt met
online-intimidatie of -geweld, al dan niet seksueel van aard, met
ernstige gevolgen voor het welzijn en het gevoel van veiligheid van
vrouwen;
overwegende dat GREVIO recent een aanbeveling heeft gedaan om geweld
tegen vrouwen ook online actief te bestrijden;
van mening dat Nederland voorop moet lopen bij het bereiken van
gendergelijkheid en het beschermen van de veiligheid van vrouwen en
meisjes, ook online;
verzoekt de regering in beeld te brengen wat er nodig is om de
GREVIO-aanbeveling omtrent de digitale dimensie van geweld tegen vrouwen
te implementeren en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Van Ginneken,
Gündoğan, Werner en Simons.
Zij krijgt nr. 124 (35925-VIII).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat topsporters van sportbonden, en hiermee indirect vanuit
de rijksoverheid, vergoedingen krijgen voor deelname aan wedstrijden en
prestaties;
van mening dat deze vergoedingen voor mannen en vrouwen gelijk moeten
zijn;
verzoekt de regering in kaart te brengen bij welke sporten de
vergoedingen aan topsporters die indirect via rijkswege worden betaald,
verschillen tussen mannen en vrouwen;
verzoekt de regering, indien er nog verschillen bestaan, er in overleg
met het NOC*NSF zorg voor te dragen dat deze vergoedingen gelijk worden
getrokken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Werner,
Westerveld, Gündoğan en Simons.
Zij krijgt nr. 125 (35925-VIII).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer De Hoop. Gezien de verbruikte
spreektijd hebt u nog één minuut. Ik wijs u er maar even op, omdat het
heel kort is.
De heer De Hoop (PvdA):
Voorzitter, ik ga mijn best doen, maar voordat ik mijn moties snel ga
voorlezen, moet mij iets van het hart. Ik heb me wel een beetje gestoord
aan de frames die hier vandaag naar voren kwamen: het gesprek over woke,
witte mannen, regenboogbruggetjes. Ik vind dat dat ondermijnend is voor
het feit dat in dit land mensen die een andere geaardheid hebben, zich
niet thuis voelen, dat er institutioneel racisme is. Ik vind het
onverschillig en schadelijk dat we daar op deze manier over
praten.
Dan heb ik drie moties.
De Kamer, gehoord de beraadslaging …
De voorzitter:
Een korte reactie, want ik kan me voorstellen dat de heer Beertema zich
aangesproken voelt. En u hebt geen tijd voor drie moties, dus ik zou de
belangrijkste even noemen. Moties moeten in hun geheel worden
voorgelezen, dus u moet echt een keuze maken. Meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Ik vind deze hartenkreet van de PvdA ongepast. Wij hebben een eigen
politiek narratief en als u dat op deze manier afdoet als ondermijnend
voor de strijd voor emancipatie enzovoorts, dan denk ik: waar komt u nou
helemaal vandaan, waar haalt u het lef vandaan om dat hier eventjes te
zeggen? En dan mogen we nog niet eens reageren ook; dan zit u daar als
de grote voorvechter, als de Mozes die naar het Beloofde Land wijst en
er zelf niet in kan komen. Ik vind het zo overdreven! Ik heb er geen
woorden voor, maar ik vind het echt totaal ongepast. Dat wilde ik even
gezegd hebben.
De voorzitter:
Het lijkt mij dat de gevoelens over en weer voldoende gedeeld zijn. Ik
verzoek u uw motie in te dienen.
De heer De Hoop (PvdA):
Dat ga ik doen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland een loonkloof bestaat van circa 15%
tussen mannen en vrouwen, die deels te verklaren is door
salarisverschillen tussen sectoren en deels door ongelijke
beloning;
van mening dat het onacceptabel is dat deze loonkloof pas in 2050
gedicht wordt;
spreekt uit dat het hardnekkige probleem van ongelijke beloning actie
behoeft om te verzekeren dat werkgevers mannen en vrouwen gelijk
betalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Ploumen.
Zij krijgt nr. 126 (35925-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat gezinnen in allerlei variaties mogelijk zijn en het delen
van liefde geen geijkte structuur heeft;
constaterende dat er behoefte is aan de mogelijkheid meer dan twee
ouders te erkennen als wettelijke ouders;
overwegende dat zowel het Regenboogakkoord 2021 maar ook het
Regenboogakkoord 2017 vraagt om een meerouderschapswet, maar dit tot op
heden niet is uitgevoerd;
spreekt uit dat een meerouderschapswet nodig en gewenst is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Gündoğan.
Zij krijgt nr. 127 (35925-VIII).
Dank u wel. Bijna binnen de tijd, dank daarvoor. Het woord is aan
mevrouw Werner. Gaat uw gang.
Mevrouw Werner (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb inderdaad ook een motie, omdat het tussen de
oren moet komen. Het is blijkbaar ontzettend hard nodig. Vandaar de
volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit het rapport Lang niet toegankelijk van het Sociaal
en Cultureel Planbureau blijkt dat de emancipatie van mensen met
beperkingen nog een lange weg te gaan heeft;
constaterende dat de inzet van het programma Onbeperkt meedoen! is dat
mensen met een beperking kunnen leven zoals ze dat zelf willen;
overwegende dat uit het regeringsbeleid gericht op de emancipatie van
vrouwen en mensen uit de lhbtiq+-gemeenschap, lessen zijn te trekken
voor de emancipatie van mensen met beperkingen;
verzoekt de regering de positieve voorbeelden van emancipatie van
vrouwen en mensen uit de lhbtiq+-gemeenschap te gebruiken om de
emancipatie van mensen met beperkingen te bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Werner en Van der Laan.
Zij krijgt nr. 128 (35925-VIII).
Mevrouw Werner (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld. Zij heeft nog twee
minuten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Dan eerst twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Staat recent excuses heeft gemaakt voor de oude Wet
wijziging geslacht, ook wel bekend als de oude Transgenderwet die van
1985 tot 2014 van kracht was;
constaterende dat hierbij is gekozen voor het instellen van een
onverplichte tegemoetkoming zonder voorafgaand onderzoek te doen naar de
schade en het leed van de oude wet;
constaterende dat hiermee de Staat afwijkt van eerder onverplichte
tegemoetkomingen, waarbij onderzoek wel voorafging aan de toekenning van
de tegemoetkoming;
overwegende dat een gedegen tegemoetkoming onderdeel is van
erkenning;
verzoekt de regering om te onderzoeken of de geboden tegemoetkoming
recht doet aan de werkelijk geleden schade,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en De Hoop.
Zij krijgt nr. 129 (35925-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het hoofd van het organisatiecomité van het
wereldkampioenschap in Qatar lhbti'ers heeft opgeroepen hun seksuele
gerichtheid niet openlijk te tonen wanneer zij het land bezoeken;
van mening dat dit onacceptabel is, omdat iedereen veilig zichzelf moet
kunnen zijn en internationale toernooien hierin vanzelfsprekend geen
uitzondering zijn;
verzoekt de regering in overleg te treden met de KNVB over de wijze
waarop een openlijk statement van lhbti-solidariteit kan worden gemaakt
tijdens het toernooi om blijk te geven van de normen en waarden van de
Nederlandse maatschappij en de lhbti-rechten die wij voorstaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en De Hoop.
Zij krijgt nr. 130 (35925-VIII).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Eigenlijk was de ondertekening andersom.
Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor haar heldere woorden. Ik
wil haar bedanken dat ze ook heel duidelijk aangaf dat emancipatie niet
inhoudt dat we andere groepen gaan achterstellen. Nee, een goed
emancipatiebeleid zorgt ervoor dat iedereen in dit land kansen krijgt,
ongeacht waar je vandaan komt, wat je achtergrond is en of je wel of
geen handicap hebt. Daarover zou het emancipatiebeleid moeten gaan. Ik
sluit me aan bij de woorden van de heer De Hoop. Ik vind oprecht dat we
hier het goede debat met elkaar moeten voeren, op de inhoud gericht, en
dat sommige woorden die hier gebruikt worden, daar niet aan bijdragen en
eerder kwetsend zijn voor bepaalde groepen. Dus laten we ons in het
emancipatiedebat alsjeblieft met elkaar richten op de inhoud en niet
overgaan tot juist bijdragen aan de polarisatie waar dit onderwerp
helaas soms ook toe leidt.
De voorzitter:
Dank voor deze tweede ronde. De overige drie sprekers hebben elk nog een
minuut. Ik zeg dit ook maar eventjes om mijzelf stevig in de hand te
houden. Allereerst is het woord aan mevrouw Van der Plas. Gaat uw
gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sprake is van het instellen van vrouwenquota en
andere quota bij overheid en bedrijfsleven;
overwegende dat kwaliteit altijd het uitgangspunt moet zijn bij het
aannemen van mensen;
overwegende dat discriminatie op basis van geslacht, afkomst, religie,
ras, leeftijd, seksuele gerichtheid et cetera al strafbaar is, dus ook
bij het aannemen van personeel, en dat discriminatie gewoon bestraft
moet worden;
overwegende dat bij een quotum er altijd weer een groep is die wordt
uitgesloten;
verzoekt het kabinet om behalve een kwaliteitsquotum geen quota in te
stellen bij het aannemen van personeel in dienst van de overheid of
semioverheid en alle mensen te zien en te behandelen als gelijken, zodat
iedereen gelijke kansen houdt op de arbeidsmarkt en in de maatschappij,
nu en in de toekomst,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 131 (35925-VIII).
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als ik nog een paar seconden over heb …
De voorzitter:
U heeft nog drie seconden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
… wil ik ook nog wel even het volgende zeggen. In mijn beleving is het
debat hier gewoon heel goed op de inhoud gevoerd. Ik zou wel willen
vragen aan de Kamerleden om elk Kamerlid de vrijheid te laten houden om
bepaalde keuzes te maken in woordgebruik. Ik noem bijvoorbeeld "woke".
Dat mag gewoon. Volgens mij is daar helemaal niks ergs of kwetsends aan.
Dus dat is wel mijn verzoek. Anders ga ik toch een beetje het gevoel
krijgen dat er een soort van censuur wordt toegepast …
De voorzitter:
Die discussie gaan we op een ander moment voeren.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou ja, dat wou ik toch wel even zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Gündoğan, gaat uw gang.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een andere mening, maar die laat ik even
voor wat die is.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat evenredige vertegenwoordiging van verschillende
groepen in de samenleving in de politiek de herkenbaarheid in diezelfde
politiek vergroot en daarmee bijdraagt aan de versterking van de
democratie;
constaterende dat onderzoek het belang benadrukt van evenredige
vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek in het doorbreken van
stereotype denkbeelden over leiderschap en daarmee gelijke kansen
bevordert;
overwegende dat Nederland in het begin van 2021 een (demissionair)
kabinet had waarin evenveel vrouwen als mannen zaten;
overwegende dat dit inmiddels niet langer het geval is en momenteel meer
mannen dan vrouwen onderdeel uitmaken van het huidige demissionaire
kabinet;
van mening dat een divers kabinet over meer gaat dan alleen gender, maar
dat evenredige vertegenwoordiging op basis van gender (x/m/v) een
eerstvolgende stap is;
spreekt uit dat in het nieuwe kabinet evenveel vrouwelijke als
mannelijke bewindspersonen plaats dienen te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gündoğan en De Hoop.
Zij krijgt nr. 132 (35925-VIII).
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik zou toch wel willen zeggen: ik zou het fijn vinden als we in de Kamer
wat meer met fatsoen … Dat zullen sommigen truttig vinden, maar ik vind
het echt een verruwing, die ik niet vind passen en geen pas vind geven
naar alle landgenoten die naar ons zitten te kijken, terwijl wij hier
als een stel puberende kinderen met elkaar de discussie aangaan. Dat
vind ik toch echt ongepast.
De voorzitter:
Een hartenkreet. Dat vraagt verder geen reactie. Ik vraag collega
Beertema om het voorzitterschap even over te nemen opdat ik mijn ene
minuut nog kan waarmaken.
De heer Beertema (PVV):
Heel goed, maar ik constateer wel dat mevrouw Simons weer is
binnengekomen, die misschien ook een tweede termijn heeft.
De voorzitter:
Prima. Ja, dan doen we dat eerst. Mevrouw Simons, u hebt ook één minuut,
waarin u de moties ingediend moet hebben en alles, als u die hebt
tenminste. Gaat uw gang.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik heb eerst een punt van orde, want er is iets misgegaan in de
administratie. Ik zou me graag aansluiten bij de moties die zijn
ingediend door mevrouw Van der Laan van D66.
De voorzitter:
Als mevrouw Van der Laan daarin bewilligt, is dat geregeld.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Daar kunt u van uitgaan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Absoluut.
De voorzitter:
Dan gaat uw minuut nu in.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat cisgender personen niet langer mogen pretenderen te
weten wat transgender personen nodig hebben en het de hoogste is tijd
dat we de regie van de transitiezorg in handen leggen van transgender
personen zelf;
overwegende dat psychologische zorg momenteel niet het welzijn van
zorgvragers centraal stelt, maar eerder een beslissende poortwachtersrol
vervult in de toegang naar transitiezorg;
verzoekt de regering om:
de Kamer voor 1 april 2022 in te lichten over wat ervoor nodig is om de verplichte psychologische diagnostiek in de genderzorg af te schaffen;
vooruitlopend op de nieuwe somatische zorgstandaard een opdracht te verstrekken aan de Kwartiermaker Transgenderzorg om met spoed een "advies voor gedepathologiseerde indicatiestelling" op te stellen die trans personen in staat stelt zelf te bepalen of zij diagnostiek, psychologische begeleiding of gedepathologiseerde indicatiestelling wensen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Simons en Westerveld.
Zij krijgt nr. 133 (35925-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Zwarte Piet racistisch is en dit door talloze
organisaties (zoals de Verenigde Naties) is onderschreven;
constaterende dat, dankzij anti-Zwarte Pietdemonstranten, de meerderheid
van de Nederlandse bevolking inmiddels van mening is dat er in de
samenleving geen plek meer is voor Zwarte Piet en steeds meer gemeenten
afstand doen van de racistische karikatuur;
constaterende dat Zwarte Piet desondanks ieder jaar opduikt in gemeenten
die de racistische karikatuur nog niet hebben verbannen;
overwegende dat tradities altijd en door de eeuwen heen onderhevig zijn
(geweest) aan verandering;
verzoekt de regering de racistische karikatuur van Zwarte Piet te
verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Simons en Van Baarle.
Zij krijgt nr. 134 (35925-VIII).
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dan wil ik van mijn laatste seconde gebruikmaken om de minister te
bedanken voor haar uitgebreide en zeer hoopgevende beantwoording.
De voorzitter:
In dank aanvaard. Dan vraag ik collega Beertema om nu het
voorzitterschap waar te nemen.
Voorzitter: Beertema
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop van de SGP voor zijn
laatste minuut.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil allereerst de minister bedanken voor de
beantwoording. De inhoudelijke kant laat ik even voor wat het is. Ik zou
haar één vraag willen stellen. Ik meen in haar woorden ook te
beluisteren dat ze de maatschappelijke waarde ziet van onbetaalde
arbeid. Ik merk elke keer weer, of dat nou bij Sociale Zaken is of bij
emancipatie, dat dit een onderbelicht punt blijft. Ik zou daarom de
minister willen vragen ernaar toe te werken dat er een soort
maatschappelijke kostenbatenanalyse komt, zodat we niet alleen maar
spreken over "als alle vrouwen nou fulltime werken, hebben we 110
miljard meer te besteden", maar daarnaast ook zeggen: wat levert die
onbetaalde arbeid nu feitelijk op? Dan krijgen we een evenwichtiger
verhaal. Daar wil ik het toe beperken, dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap hierbij weer over aan meneer
Bisschop.
Voorzitter: Bisschop
De voorzitter:
Dank u allen voor uw inbreng. Kan de minister meteen beginnen met de
appreciatie van de moties?
Minister Van Engelshoven:
Ik heb nog niet alle moties. Als u mij twee minuten geeft, heb ik zo
alle moties.
De voorzitter:
Ik schors voor twee minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord voor de appreciatie van de moties. Gaat uw
gang.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Volgens mij zijn er een twaalftal moties
ingediend. De eerste, van de heer Beertema, ontraad ik.
De voorzitter:
Excuus. De moties zijn nog even in de maak, zeg ik tegen de leden. Ik
zou ze even nummeren en het op die manier bijhouden. Ze worden nog
uitgereikt. Ga uw gang.
Minister Van Engelshoven:
De eerste motie die ik hier heb, is de motie op stuk nr. 123 van de heer
Beertema, over de academische vrijheid. Deze motie draagt de suggestie
in zich dat instellingen nu de academische vrijheid niet borgen. Dat
betwist ik. De motie zegt dat er meer moet gebeuren dan nu het geval is.
Onze instellingen doen nu echt alles om die academische vrijheid te
borgen, dus ik ontraad deze motie.
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 124 van mevrouw Van der Laan, die
mij vraagt om in kaart te brengen wat er nodig is om de
GREVIO-aanbevelingen omtrent de digitale dimensie te implementeren. Die
krijgt oordeel Kamer. Ik ben met mevrouw Van der Laan van mening dat dit
van belang is.
Ook de motie-Van der Laan c.s. op stuk nr. 125 over gelijke beloning in
de topsport krijgt oordeel Kamer. Als wij gelijke beloning tussen man en
vrouw belangrijk vinden, dan vinden we dat ook in de topsport.
De motie op stuk nr. 126 is makkelijk voor mij, want daarin spreekt de
Kamer iets uit. Die laat ik dus aan de Kamer.
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 127. Ook dat is een
spreekt-uitmotie. Dat is aan de Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 128 van mevrouw Werner en mevrouw Van der Laan.
Ik ben het er zeer mee eens dat, als wij zaken zien die werken in het
emancipatiebeleid rondom vrouwen of mensen uit de lhbtiq+gemeenschap,
wij zeker moeten kijken of dat ook voor andere groepen werkt. Deze motie
krijgt oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 129 van mevrouw Westerveld. Die motie draagt de
veronderstelling in zich dat wij geen zorgvuldig proces hebben doorlopen
als het gaat om de onverschuldigde tegemoetkoming aan transgenders. Dat
betwist ik. Wij hebben daarbij een zeer zorgvuldig proces doorlopen. Er
is een uitkomst; niet iedereen is het met die uitkomst eens, maar dat
betekent niet dat het proces niet zorgvuldig is geweest. Deze motie
ontraad ik dus.
Dan de motie op stuk nr. 130 over het WK Voetbal. Los van het feit dat
ik zo weinig verstand van voetbal heb dat ik altijd moet uitkijken met
uitspraken over voetbal, ontraad ik deze motie niet zozeer om de inhoud,
maar omdat er al een motie ligt met een vergelijkbare strekking. Er is
al een toezegging van het kabinet om daar schriftelijk op te reageren.
Dan denk ik toch: laten we eerst die reactie zien voordat we een nieuwe
motie indienen. Om die reden ontraad ik die motie.
Dan de motie van mevrouw Van der Plas ...
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, mag ik een vraag stellen?
De voorzitter:
Nou, we moeten echt per se om kwart over weg. Dan is er helaas geen tijd
voor vragen. De minister vervolgt.
Minister Van Engelshoven:
En u krijgt ook bij doorvragen geen ander antwoord.
Dan de motie op stuk nr. 131 van mevrouw Van der Plas over quota. Gelet
op het debat zal het u niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Ik vind
het ook altijd een valse tegenstelling dat we zeggen dat quota ten koste
gaan van kwaliteit. Daar moeten we echt een keer van af. Het gaat in dit
geval nu juist om het creëren van gelijke kansen. Ontraden dus.
De motie op stuk nr. 132 spreekt uit, dus die laat ik aan de
Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 133. Ik zou deze ontraden, omdat hier
vooruitgelopen wordt op die nieuwe zorgstandaard. Ik heb in de
beantwoording uitvoerig betoogd hoe we die nieuwe zorgstandaard creëren.
Wacht die nou even af en als u het naar aanleiding daarvan nog steeds
niet goed vindt, dan zou ik zeggen: dien deze motie in. Maar nu ontraad
ik haar echt, omdat ik vind dat we dit nu echt even bij de professionals
moeten laten.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Voorzitter?
De voorzitter:
Nee, we hebben hier echt geen tijd voor. We moeten om 16.15 uur weg. De
minister rondt de appreciatie af.
Minister Van Engelshoven:
Tot slot de motie op stuk nr. 134. Die ontraad ik. Volgens mij kunt u de
reactie van het kabinet hierop al wel voorspellen. Wij vinden dit echt
onderdeel van het maatschappelijk debat. Zoals ik al vaker heb gezegd,
is het sinterklaasfeest in Nederland volgens mij onderdeel van ons
immaterieel erfgoed en immaterieel erfgoed moet met zijn tijd meebewegen
wil het in stand blijven. Bij Zwarte Piet zie ik dat de goede
ontwikkeling volgens mij in gang is gezet. Ik denk dat het een kwestie
van tijd is voordat we daar zijn waar ik in ieder geval zou willen zijn,
namelijk dat we af zijn van de karikatuur die de motie schetst.
Tot slot de vraag van de heer Bisschop over onbetaalde arbeid. In hoe u
de vraag stelde, zat ook al een beetje het probleem verscholen. U zei:
als we het hebben over onbetaalde arbeid, moet het er niet over gaan dat
alle vrouwen fulltime moeten werken. Dat laat al zien dat onbetaalde
arbeid primair een kwestie van vrouwen is. Mijn betoog is juist: dat zou
het niet meer moeten zijn. Kunnen wij de maatschappelijke waarde van
onbetaalde arbeid kwantificeren? Ik zou het u niet kunnen zeggen, maar
ik ga met de collega van SZW opnemen of we dat kunnen doen. Daar kom ik
bij de heer Bisschop op terug, maar dan hoop ik dat hij mij steunt in
het pleidooi dat onbetaalde arbeid evenredig verdeeld moet worden tussen
mannen en vrouwen.
De voorzitter:
Ik zit mij echt in te houden, want ik ben voorzitter en ik houd die pet
op. Ik sluit af …
Mevrouw Simons (BIJ1):
Maar voorzitter, ik wil die motie aanhouden. Dat is de enige mededeling
die ik wil doen. Het zou heel fijn zijn …
De voorzitter:
Oké. Dat soort mooie gebaren …
Mevrouw Simons (BIJ1):
… als niet van tevoren zulke aannames worden gedaan.
De voorzitter:
… waarderen wij zeer. Over welke motie gaat het?
Mevrouw Simons (BIJ1):
De motie met betrekking tot …
De voorzitter:
Zwarte Piet?
Mevrouw Simons (BIJ1):
Nee, zeker niet. De motie met betrekking tot transgenderzorg. De
minister weet wat ik bedoel. Ik vertrouw erop dat …
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Simons stel ik voor haar motie (35925-VIII, nr.
133) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dank.
Ik sluit af met het benoemen van de toezeggingen.
In het eerste kwartaal van 2022 ontvangt de Kamer een stand van zaken betreffende de regelgeving tegen homoconversie.
De Kamer ontvangt een brief over het initiatief meer diversiteit voor de klas en op de pabo's. Daarin wordt ook ingegaan op de mogelijkheid van meer concrete doelen. Misschien kan de minister daar een termijn aan koppelen. Voor de kerst?
Minister Van Engelshoven:
Nee. Voor de zomer 2022.
De voorzitter:
Voor de zomer 2022. Het is goed om dat vast te stellen. Dan de derde
toezegging.
De Kamer ontvangt een brief over de uitvoering van de motie inzake gendergelijkheid in het Herstelfonds en over hoe de gendertoets eruit zal gaan zien. Misschien kan de minister ook hier iets zeggen over de termijn.
Minister Van Engelshoven:
Dat moeten we even opnemen met de minister van Financiën. Daar kan ik op
dit moment geen termijn aan verbinden. Maar we weten ook dat die RRF
niet heel lang meer kan wachten, dus zo snel mogelijk.
De voorzitter:
De uitdaging voor mevrouw Gündoğan is dus vooral om daarbij de vinger
aan de pols te houden.
Beste mensen, het is gelukt. Sorry dat ik u wat opgejaagd heb, maar dat
is soms een beetje de vervelende klus van een voorzitter. Ik heb
geprobeerd u daarmee te dienen en netjes op tijd af te ronden. Ik zeg de
minister dank voor de beantwoording en het debat. De ondersteuning, u
allen en ook ónze ondersteuning van harte bedankt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wanneer stemmen we over de moties?
De voorzitter:
Aanstaande dinsdag … Volgende week dinsdag stemming over de moties.
Volgende week dinsdag, dus niet morgen, maar volgende week. Sorry, ho!
Morgen stemming over de moties van vandaag. Ja. Oké. U allen zeer
bedankt voor uw medewerking.
Sluiting 16.16 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 27 (2021-2022) van 6 december 2021 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |