Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op de motie van de leden Sneller en Van Nispen over de informatieverstrekking over de ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen (Kamerstuk 35869-27)
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2022D37569, datum: 2022-09-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, offici毛le HTML versie (nds-tk-2022D37569).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z13267:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Medeindiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-07-06 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-07-06 15:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-09-22 14:00: Reactie op de motie van de leden Sneller en Van Nispen over de informatieverstrekking over de ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen (Kamerstuk 35869-19) (35869-27) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-01-25 14:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-13 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (馃敆 origineel)
2022D37569 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de reactie op de motie van de leden Sneller en Van Nispen over de informatieverstrekking over de ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen (Kamerstuk 35聽869, nr.聽19)
De voorzitter van de commissie,
Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie,
Meijer
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 4 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie | 5 | |
II | Antwoord / Reactie van de Minister | 6 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27聽juni 2022 over de vertrouwelijkheid van ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen. Zij benadrukken het belang van vertrouwelijkheid van ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen. Voornoemde leden stellen het op prijs dat deze vertrouwelijkheid in beginsel door alle ministeries wordt gewaarborgd en dat wordt vastgelegd dat informatie over ambtelijke bijstand bij amendementen niet via beslisnota鈥檚 naar buiten wordt gebracht. Deze leden steunen deze lijn en stellen graag nog enkele vragen over de brief.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de staatsrechtelijke formele positie van een ambtenaar ten opzichte van zijn of haar bewindspersoon met zich meebrengt dat er een informatieplicht rust op de ambtenaar. Dat roept echter wel de vraag op hoe parlementaire onafhankelijkheid gewaarborgd kan blijven. In welke mate dient de bewindspersoon ge茂nformeerd te worden? En wat is vervolgens de rol van de ambtelijke bijstand, zowel ten opzichte van het Kamerlid als de bewindspersoon? Indien de onafhankelijkheid van het werk van een Kamerlid niet gewaarborgd kan worden, hoe ziet de Minister dan voor zich dat de ambtelijke bijstand wordt vormgegeven? Deze leden vragen een stevigere reflectie hierop van de Minister dan tot nu toe uit zijn brief blijkt. Kan de Minister aangeven in welke gevallen bij initiatiefwetsvoorstellen er wel een functionele scheiding wordt aangebracht en in welke gevallen niet? Is daar een kader voor op basis waarvan bewindslieden besluiten om een dergelijke scheiding aan te brengen, en zo nee, waarom niet?
Tot slot wijzen de leden van de VVD-fractie op een passage in de brief waarin de Minister aangeeft graag te bespreken met de Griffie Plenair/Bureau Wetgeving wat de beste manier is om onder de aandacht te brengen dat het verlenen van ambtelijke bijstand betekent dat de betreffende bewindspersoon hierover inhoudelijk kan worden ge茂nformeerd. Heeft de Minister hierover reeds contact opgenomen met de Griffie Plenair/Bureau Wetgeving om een dergelijk gesprek te organiseren? Zo ja, heeft het gesprek al plaatsgevonden en wat is er uit het gesprek gekomen? Wordt de uitkomst schriftelijk vastgelegd? Kan de Kamer deze afspraken krijgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Het dualisme moet volgens de aan het woord zijnde leden worden gewaarborgd wanneer individuele leden van de Staten-Generaal ambtelijke ondersteuning ontvangen bij het opstellen van amendementen. Zij hebben in dat kader nog enkele vragen.
In eerste instantie willen de leden van de D66-fractie het belang benadrukken van de medewetgevende taak van de Tweede Kamer. Amendementen, maar ook initiatiefwetgeving, spelen hierbij een centrale rol. Deze leden stellen de mogelijkheid van het aanvragen van ambtelijke bijstand daarvoor zeer op prijs. Desalniettemin zijn deze leden van mening dat dit in vertrouwelijkheid zou moeten kunnen gebeuren. Zij lezen in de brief van de Minister dat deze vertrouwelijkheid niet verlangd kan worden van de betreffende ambtenaren omdat dit tot onwerkbare situaties zou leiden. Dit wordt echter niet verder toegelicht. Welke onwerkbare situaties ziet de Minister hier voor zich, zo vragen deze leden. Waarom moet de betreffende ambtenaar de Minister op de hoogte brengen van de inhoud van het op handen zijnde amendement? En zijn deze bezwaren dusdanig dat ze opwegen tegen het belang van vertrouwelijkheid? Verder vragen de aan het woord zijnde leden of op dit moment alle departementen hier hetzelfde mee omgaan. Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat er geen functionele scheiding is aan te brengen tussen advisering aan de bewindspersoon en bijstandverlening aan Kamerleden bij de ambtelijke ondersteuning voor het opstellen van amendementen, anders dan bij de bijstand aan initiatiefvoorstellen. De aan het woord zijnde leden vragen of bij het wetgevingstraject van een regeringsvoorstel slechts een wetgevingsambtenaar betrokken is vanaf het begin van het wetgevingstraject. Indien meerdere wetgevingsambtenaren betrokken zijn bij het opstellen van regeringswetsvoorstellen, is het dan mogelijk om toch een functionele scheiding aan te brengen door een of meerdere wetgevingsambtenaren uitsluitend ter beschikking te stellen aan de ambtelijke bijstand voor de Kamer? Ook vragen deze leden of er geen andere mogelijkheden zijn om een functionele scheiding aan te brengen, bijvoorbeeld via een tijdelijke detachering voor het aantal uren dat de betreffende ambtenaar aan het amendement of de initiatiefwet werkt. Zou dit een mogelijkheid zijn om de staatsrechtelijke bezwaren die de Minister noemt te omzeilen? Welke ingrepen zijn er volgens de Minister anders nodig om deze scheiding wel aan te brengen? Hoe is dit bijvoorbeeld geregeld bij de ambtelijke bijstand die wordt verleend bij het opstellen van initiatiefwetgeving? Kunnen deze leden concluderen dat bij het opstellen van initiatiefwetgeving de ambtenaar niet onder de ministeri毛le verantwoordelijkheid valt?. Zo niet, moeten zij dan concluderen dat de ambtenaar desgevraagd ook informatie over op handen zijnde initiatiefwetgeving zou moeten delen met de Minister?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd welke juridische adviezen de Minister heeft ingewonnen over deze kwestie. Op basis van welke argumenten komt de Minister tot de conclusie dat het staatsrechtelijk niet mogelijk is binnen de politiek-ambtelijke verhoudingen om tot een verbod te komen op het delen van de inhoud van amendementen en initiatiefwetgeving tussen ambtenaar en bewindspersoon, zo vragen deze leden. Kunnen deze adviezen met de Kamer worden gedeeld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben geen nadere vragen of opmerkingen over de reactie op de motie van de leden Sneller en Van Nispen over de informatieverstrekking over de ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken graag gebruik van de mogelijkheid om te reageren op de brief van de Minister waarin deze ingaat op de uitwerking van de aangehouden Kamermotie Sneller/Van Nispen over de informatieverstrekking over de ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen.
De Minister betoogt ten principale dat hij ge茂nformeerd zou moeten worden over de ambtelijke bijstand die geleverd wordt bij het opstellen van een amendement, omdat dit zijn ministeri毛le verantwoordelijkheid zou raken, zo lezen de leden van de SP-fractie. Deze leden hebben met verbazing kennisgenomen van die stellingname van de Minister voor Rechtsbescherming. De reactie van de Minister geeft deze leden erg weinig vertrouwen dat Kamerleden nu en in de toekomst erop kunnen vertrouwen dat zij in vertrouwelijkheid kunnen communiceren met ambtenaren over de mogelijke vormgeving van wetgeving.
De leden van de SP-fractie willen benadrukken dat zolang een amendement van een Kamerlid niet is ingediend, er wat hen betreft simpelweg geen amendement is. Deze leden zien niet in waarom een Minister al voordat een amendement is ingediend en verspreid, en dus ook voordat andere Kamerleden en belanghebbenden kennis hebben kunnen nemen van het amendement, kennis zou moeten hebben over het amendement. Daar waar de Minister spreekt van ministeri毛le verantwoordelijkheid kan volgens deze leden voldaan worden met de simpele mededeling d谩t ambtelijke bijstand is of wordt verleend, maar dat is nog wat anders dan dat de Minister op de hoogte zou moeten zijn van de inhoud van een amendement en/of de discussie die speelt tussen ambtenaren en Kamerleden bij de vormgeving van een amendement. Juist dat laatste willen deze leden nadrukkelijk niet.
Wat de leden van de SP-fractie betreft vindt ambtelijke bijstand plaats op basis van vertrouwelijkheid tussen Kamerlid en ambtenaar, z贸nder dat de Minister daar kennis van neemt. De kennisdeling tussen Kamerlid en ambtenaar staat los van welk staatsbelang dan ook.
De leden van de SP-fractie wijzen in dat licht op een brief van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan de Eerste Kamer1 waarin hij de conclusie trekt dat de motie-Sneller/Van Nispen tot doel heeft om eventueel vertrouwelijk overleg tussen Kamerleden en ambtenaren uit de beslisnota weg te lakken. Deze leden begrijpen niet goed hoe de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening tot deze conclusie komt. Deze leden willen hierbij nogmaals benadrukken dat het doel van de motie een ander doel was, namelijk: dat wanneer Kamerleden ambtelijke bijstand krijgen bij het opstellen van een amendement, de Minister hierover niet wordt ingelicht. De inhoud van een amendement en de eventuele discussie daaromtrent vallen in dat geval ook niet onder het staatsbelang en zouden daarom in zijn geheel geen onderdeel uit moeten maken van welke beslisnota dan ook. Immers, de Minister weet niet eerder van het amendement dan wanneer het ingediend wordt en verspreid is onder de leden. Omdat het amendement en de eventuele discussie tussen Kamerlid en ambtenarij daaromtrent geen onderdeel uitmaakt van de beslisnota, hoeft er dus ook niks weggelakt te worden. Is de Minister bereid dit uitgangspunt kenbaar te maken aan alle leden van het kabinet en ook te delen met de ambtenaren op de ministeries zodat hierover geen misverstanden meer kunnen ontstaan? Zo nee, waarom niet?
Kamerleden moeten er op kunnen vertrouwen dat de wetgevingsondersteuning die zij krijgen vertrouwelijk is, zo stellen de leden van de SP-fractie. Zo lang de ministeries hun werkwijze niet aanpassen, kunnen zij daar niet op vertrouwen.
De leden van de SP-fractie hopen dat het de Minister na het lezen van bovenstaande uiteenzetting duidelijk is hoe de motie-Sneller/Van Nispen uitgevoerd dient te worden. Als dat het geval is, dan horen deze leden graag per wanneer de werkwijze op de ministeries zal zijn aangepast. Zo niet, dan horen zij graag wat er nog niet duidelijk is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief met de reactie op de motie-Sneller/Van Nispen over de informatieverstrekking over de ambtelijke bijstand bij het opstellen van amendementen. De brief is erg verhelderend over de informatieverstrekking van de ambtelijke dienst aan de bewindspersoon. Desalniettemin hebben deze leden behoefte aan het stellen van enige vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het gebruikelijk is dat een bewindspersoon door de betreffende wetgevingsambtenaar niet alleen wordt ge茂nformeerd over het feit dat ambtelijke bijstand is verleend, maar ook over de inhoud daarvan. Deze leden vragen de Minister tot hoever deze informatieplicht reikt. Is de bewindspersoon enkel op de hoogte van de inhoud van het amendement of ook van de ontstaansgeschiedenis en totstandkoming van het amendement en het oorspronkelijke verzoek van het Kamerlid aan Bureau Wetgeving?
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister of de bewindspersoon inzage heeft in de correspondentie tussen de ambtelijke ondersteuning en het Kamerlid.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de bewindspersoon op de hoogte wordt gesteld van de inhoud van het amendement. Deze leden vragen de Minister of dit er, in gevallen waarbij het Kamerlid nog even geen blijk wil geven van het voornemen om te amenderen, niet toe leidt dat het Kamerlid tot het laatste moment wacht met amenderen. Deelt de Minister de mening dat dit het wetgevingsproces niet ten goede komt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het Kamerlid doorgaans gevraagd wordt om toestemming voor het voorleggen van het amendement aan het ministerie. Deze leden vragen de Minister of deze autorisatie standaard gevraagd wordt en is vastgelegd in bepaalde protocollen. Deze leden vragen de Minister of informatie die door het Kamerlid aan de ambtelijke ondersteuning is verstrekt v贸贸r de autorisatie niet gedeeld wordt met het ministerie.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat afstemming tussen Bureau Wetgeving en het ministerie noodzakelijk is om te komen tot een gedegen voorbereiding van het wetsvoorstel. Deze leden vragen de Minister of redelijkerwijs van beide partijen verwacht kan worden dat de informatieplicht van de ambtelijke ondersteuning aan de bewindspersoon niet van kracht is v贸贸rdat het Kamerlid toestemming heeft gegeven tot het voorleggen van het amendement aan het ministerie.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Brief van de Minister voor VRO over de ongelakte versie van de beslisnota bij de brief over de kritische tijdslijn aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5聽juli 2022 (kst-1038913).鈫╋笌