[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Schriftelijke beantwoording op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie op 16 november 2022

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2023

Brief regering

Nummer: 2022D48157, datum: 2022-11-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z22330:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de staatssecretaris de antwoorden op een aantal vragen toekomen die door uw Kamer zijn gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de Defensiebegroting d.d. 16 november 2022. Wij zien ernaar uit de overige vragen later vandaag mondeling te beantwoorden.

DE MINISTER VAN DEFENSIE




drs. K.H. Ollongren

Vraag van het lid Fritsma, S. (PVV)

Vraag:

Hoe kon het zo mislopen op Schiphol tijdens de demonstratie? Honderden actievoerders braken door de beveiliging. De staatssecretaris gaf aan hier ook van zijn te geschrokken. Hoe kon dit zo mislopen? Is hier al meer over te zeggen?

Antwoord:

De beveiliging van Schiphol valt primair onder de verantwoordelijkheid van Schiphol zelf. Indien de openbare orde in het geding is, wordt de KMar ingezet onder gezag van de burgemeester Haarlemmermeer. Tijdens het vragenuur op 8 november jl. heeft de minister van Justitie en Veiligheid een toelichting gegeven op het incident. Daarbij is aangegeven dat de burgemeester een evaluatie gaat uitvoeren en die in de gemeenteraad zal toelichten. Defensie doet dus geen onderzoek naar het incident. Wel zal de KMar, zoals gebruikelijk, het incident intern evalueren. Ook voert de KMar strafrechtelijk onderzoek uit ten aanzien van meerdere demonstranten.

Vraag van het lid Van Dijk, J. (SP)

Vraag:

Kernwapens in Volkel gaan vervangen worden door moderne snelle nieuwe kernwapens. Onacceptabele massa vernietigingswapens. Graag openheid hierover en concrete informatie.

Antwoord:

Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld, meest recentelijk in antwoord op Kamervragen van het lid Karabulut in 2020, worden de in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens gemoderniseerd. De Verenigde Staten hebben hiervoor een levensduurverlengingsprogramma, het zogenaamde Life Extension Program (LEP), met als doel de veiligheid en effectiviteit van onder meer het type B61 blijvend te garanderen.

Vraag van het lid Van Haga, W. (Groep Van Haga)

Vraag:

Hoe wordt afgewogen bij EU-zaken of en hoe dit ten koste gaat van het belang van Nederland?

Antwoord:

Bij alle vormen van Europese en internationale samenwerking weegt Defensie voor– en nadelen af. Daarbij wordt onder andere gekeken naar haalbaarheid, effectiviteit, doelmatigheid en uitvoerbaarheid. Uw Kamer wordt door middel van BNC-fiches en geannoteerde agenda’s van de Raad Buitenlandse zaken van deze afwegingen ten aanzien van EU-zaken op de hoogte gebracht.

Vraag van het lid Hammelburg, A. (D66)

Vraag:

Is er al iets bekend over de gezamenlijke financiering van de snelle interventiemacht?

Antwoord:

Ja. De gemeenschappelijke kosten voor EU-missies en –operaties, waaronder de EU Battle Groups (EUBGs) en de toekomstige snel inzetbare EU-capaciteit (Rapid Deployment Capacity – RDC), worden gefinancierd vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF). In het Strategisch Kompas van de EU is de ambitie opgenomen om een nieuwe beoordeling te maken van de omvang en de definitie van de gemeenschappelijke kosten om de solidariteit te vergroten en de deelname aan militaire missies en operaties te stimuleren. Hierover zal in 2023 in EU-verband gesproken worden.

Vraag van het lid Boswijk, D. (CDA)

Vraag CDA

Er is een focus op materieel, maar belangrijker is de  morele en mentale weerbaarheid. CDA pleitte voor maatschappelijk dienjaar naar Scandinavisch model, maar Zweden had nog een goed idee: een Minister of Civil Defence. Niet alleen de krijgsmacht moet weerbaarder worden gemaakt, maar ook de samenleving. Hoe kijkt de minister hier tegenaan? En zijn er mogelijkheden om binnen het kabinet breder te kijken naar het weerbaarder te maken van de samenleving? 

Antwoord:

Het versterken en weerbaar maken van de samenleving is een kabinetsbrede taak. Als minister van Defensie concentreer ik me op de krijgsmacht. Het invoeren van een dienjaar kan onderdeel zijn van het verhogen van de morele en mentale weerbaarheid van onze samenleving- zowel op individueel niveau voor de deelnemers, als op maatschappelijk niveau heeft de samenleving hier baat bij.

Vraag van het lid Kuzu, T. (DENK)

Vraag:

Heeft de minister inmiddels een visie op burgerparticipatie in oorlogen? Zien wij burgers die participeren in de strijd als legitieme doelwitten, of als burgers die zich verzetten? Ik zou de minister willen vragen of zij bereid is om in internationaal verband te pleiten voor het aanpassen van de Geneefse Conventies op de vierde annex.

Antwoord:

De verdragen van Geneve bestaan uit vier verdragen en drie protocollen. Op grond van artikel 51 van het Eerste Aanvullende Protocol van 1977 bij de Verdragen van Genève genieten burgers bescherming tegen oorlogshandelingen, behalve voor zover en voor zolang zij zelf rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Als burgers rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden verliezen zij dus voor de duur van die deelname hun bescherming als burger. Het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) heeft in 2009 een interpretatieve gids uitgegeven om landen te helpen in het bepalen wanneer sprake is van “rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden”. Het ICRC hanteert daarvoor drie criteria die Nederland onderschrijft.

  1. Het optreden moet schadelijk zijn voor de militaire operaties of militaire slagkracht van een partij bij het conflict, of (alternatief) tot de dood of verwonding van beschermde personen of schade aan beschermde objecten leiden; en

  2. Er moet een direct causaal verband zijn tussen het optreden en die verwachtbare of daadwerkelijk schade; en

  3. Het optreden moet zijn uitgevoerd met het oogmerk om een van de partijen bij het conflict te steunen ten nadele van de benadeelde partij bij het conflict.

Nederland onderschrijft die drie criteria van het ICRC.

Het doorgeven van doelwitten door burgers voldoet aan deze drie criteria. Daarom geen reden om deze regel aan te passen. Het is immers niet realistisch om burgers te laten blijven genieten van hun bescherming, terwijl ze zich door hun gedrag niet langer onderscheiden van militairen die geen bescherming genieten.